KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
Artikel 4 Waarde-archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
Artikel 9 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Doel
1.3 Begrenzing Plangebied
Hoofdstuk 2 De Huidige Situatie
2.1 Rijksbeschermd Stadsgezicht De Muntel
2.2 Archeologie
2.3 Geldersedam 29-34
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Functionele Invulling
4.2 Ruimtelijke Invulling
4.3 Groen En Parkeren
Hoofdstuk 5 Milieuaspecten
5.1 Geluid
5.2 Bedrijven En Milieuzonering
5.3 Luchtkwaliteit
5.4 Bodem
5.5 Externe Veiligheid
5.6 Energie En Duurzaamheid
Hoofdstuk 6 Waterparagraaf
6.1 Waterbeleid
6.2 Watertoets
Hoofdstuk 7 Juridisch-bestuurlijke Aspecten
7.1 Opzet En Methodiek
7.2 Inleidende Regels
7.3 Bestemmingsregels
7.4 Algemene Regels
7.5 Overgangs- En Slotregels
Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 9 Inspraak En Vooroverleg
9.1 Vooroverleg
9.2 Inspraak
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging

Geldersedam 29-34

Bestemmingsplan - gemeente 's-Hertogenbosch

Vastgesteld op 28-04-2015 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Geldersedam 29-34 met identificatienummer NL.IMRO.0796.0002235-1401 van de gemeente 's-Hertogenbosch.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.4 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 achtererfgebied:

een erf aan de achterkant en de niet naar een openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw.

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.10 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.11 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Een bijgebouw kan zijn een aangebouwd bijgebouw in de vorm van een aanbouw of een uitbouw, dan wel een vrijstaand bijgebouw.

1.12 bijzondere woonvoorzieningen:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient om te voorzien in een aangepaste woonbehoefte bijvoorbeeld ten behoeve van personen voor wie de normale woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn, zoals gehandicapten, of anderszins verzorgingsbehoevenden.

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.14 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.15 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.16 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.17 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.18 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.19 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.20 dakterras:

buitenruimte gelegen boven de goothoogte of boeibordhoogte van een (deel van een) gebouw;

1.21 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.22 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.23 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.24 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.25 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht.

1.26 kap:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°.

1.27 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen en diensten in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze en administratieve sfeer en andere vormen van dienstverlening.

1.28 nok:

het snijpunt van twee hellende vlakken.

1.29 publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan.

1.30 vloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond en de verdieping(en) met inbegrip van beneden peil gelegen bouwdelen.

1.31 voorgevellijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.32 voorgevelrooilijn

  1. a. langs een wegzijde met een regelmatige ligging of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  2. b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a. bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg; bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn op 10 meter uit de as van de weg.

1.33 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

1.34 zijgevellijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de perceelgrenzen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

  1. a. vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  2. b. de goothoogte van een lessenaarsdak wordt bepaald vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel van de laagste zijde van de kap.

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk of ingeval dat geen gevelvlakken of scheidingsmuren aanwezig zijn, de oppervlakte vanaf de buitenzijde van het dak neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.

2.6 peil:

  1. a. voor een hoofdgebouw met aangebouwde bijgebouwen: de hoogte van de kruin van de aan het bouw perceel grenzende weg;
  2. b. voor andere gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in de vorm van woningen en bijzondere woonvoorzieningen al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  2. b. maatschappelijke voorzieningen;
  3. c. wonen in gemeenschap (kloosters);
  4. d. bedrijven in categorie A van de bij deze regels als bijlage behorende staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging;
  5. e. tuinen, erven en terreinen;
  6. f. behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden;
  7. g. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, verkeersvoorzieningen, groen en groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmeting en de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. f. de handhaving van de oorspronkelijke parcellering;
  7. g. de situering van het laden en lossen op het perceel.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van gronden en gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. a. gebruik van ruimten binnen de woning en in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en met inachtneming van de volgende regels:
    1. 1. maximaal 35% van de oppervlakte van de vloeroppervlakte van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
    2. 2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert moet tevens bewoner van de woning zijn;
    3. 3. inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer, die vergunningplichtig zijn volgens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zijn niet toegestaan;
    4. 4. er mag geen detailhandel plaatsvinden;
  2. b. onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van ruimten binnen de woning en bijgebouwen voor publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
  3. c. bedrijven als bedoeld onder in lid 3.1 onder d zijn uitsluitend toegestaan indien:
    1. 1. het gaat om een kleinschalig, meest ambachtelijk bedrijf, voor zover in de staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging niet reeds een maximale grootte is aangegeven;
    2. 2. productie en/of laad- en loswerkzaamheden alleen in de dagperiode plaatsvinden;
    3. 3. de activiteiten hoofdzakelijk inpandig plaatsvinden, voor zover dit niet reeds in de Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging is aangegeven;
  4. d. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte van bedrijven als bedoeld in lid 3.1 onder d mag niet meer bedragen dan 100 m2;
  5. e. parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gehandhaafd.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5 onder a en b ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en bijgebouwen voor een publieksaantrekkende beroeps- en bedrijfsactiviteit aan huis voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en met inachtneming van de volgende regels:
    1. 1. maximaal 35% van de oppervlakte van de vloeroppervlakte van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
    2. 2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, moet tevens bewoner van de woning zijn;
    3. 3. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
    4. 4. de activiteit moet qua aard, omvang en uitstraling passen in een woonomgeving;
    5. 5. inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer, die vergunningplichtig zijn volgens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zijn niet toegestaan;
    6. 6. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.
  2. b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder d en lid 3.5 onder c ten behoeve van bedrijven die naar hun aard en hun invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in categorie A van de bij deze regels behorende staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging, mits het geen geluidszoneringplichtige inrichtingen betreft of bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Artikel 4 Waarde-archeologie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde-archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en te verwachten archeologische waarden van de gronden.

4.2 Bouwregels

Binnen deze dubbelbestemming zijn geen bouwwerkzaamheden toegestaan, die een grondoppervlakte betreffen groter dan 50 m2 en meer dan 3 m beneden maaiveld.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2, en toestaan dat onder maaiveld gebouwd, mits:

  1. a. een door deskundigen opgesteld rapport overlegd wordt, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de bouwwerkzaamheden betrekking hebben, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgelegd;
  2. b. indien uit het onder a. genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarde van de gronden door de bouwwerkzaamheden zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning een of meer van de volgende voorwaarden verbinden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een erkend archeoloog.
  3. c. het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b. bepaalde met betrekking tot de mogelijkheid van opleggen van voorwaarden is van overeenkomstige toepassing.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden of het slopen van een bouwwerk

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

Bij de toepassing van de bouwregels in dit plan worden ondergeschikte bouwdelen zoals als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer bedraagt dan 1 m.

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, de cultuurhistorische waarden, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de milieusituatie, met een omgevingsvergunning afwijken van de regels en/of verbeelding van het plan, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. een afwijking is toegestaan voor vermeerdering dan wel vermindering van de voorgeschreven maten en normen met niet meer dan 10%;
  2. b. een afwijking is toegestaan voor een geringe afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van het bestemmingsplan ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waarin een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  3. c. een afwijking is toegestaan voor vergroting van de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, met inachtneming van de volgende regels:
    1. 1. de oppervlakte van de plaatselijke verhoging mag niet meer bedragen dan 10% van de oppervlakte van het gebouw;
    2. 2. de hoogte van de plaatselijke verhogingen mag niet meer bedragen dan 4 m.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Geldersedam 29-34.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Gemeente 's-Hertogenbosch wil het voormalig schoolgebouw aan de Geldersedam 29-34 bijzonder invullen, het liefst met een bijzondere vorm van wonen: een woonvorm die mensen samenbrengt, die van meerwaarde is voor de stad maar ook een woonvorm die past in de directe omgeving. De gemeente streeft naar 'het nieuwe wonen': woonvormen waarbij zelfbouw en eindgebruikers centraal staan.

Op 22 december 2013 startte de openbare inschrijving voor de aankoop van Geldersedam 29-34. In de verkoopbrochure daagde de gemeente geïnteresseerden uit om in hun plan bij de ambities van de gemeente aan te sluiten, onder meer op het gebied van collectief particulier opdrachtgeverschap. Ook moesten inschrijvers rekening houden met de ligging in het rijksbeschermd stadsgezicht De Muntel en met de gedeeltelijk monumentale status van het gebouw.

Op 25 april 2014 is de inschrijving gesloten. Op 3 juni 2014 heeft het college besloten om de koop van het pand Geldersedam 29-34 te gunnen aan de CPO-groep 'School voor Gevorderden. Inmiddels is met deze groep een koopovereenkomst gesloten. Het project behelst een collectief particulier opdrachtgeverschap voor de realisatie van tien appartementen in het voormalig schoolgebouw en een gemeenschappelijke tuin op de plek van de voormalige speelplaats.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002235-1401_0001.jpg"

afbeelding 1: Geldersedam 29-34

1.2 Doel

Het geldende bestemmingsplan 'De Muntel - De Vliert' bestemt Geldersedam 29-34 voor 'Maatschappelijk', dat wil zeggen voor:

  1. 1. maatschappelijke voorzieningen;
  2. 2. wonen in gemeenschap, zoals kloosters;
  3. 3. de bescherming van de op deze gronden voorkomende cultuurhistorische waarden, zoals bedoeld in artikel 36 van de Monumentenwet 1988, ter plaatse van de aanduiding 'beschermd stadsgezicht';
  4. 4. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeers- en groenvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.

Het geldende bestemmingsplan staat wonen, zoals de gemeente 's-Hertogenbosch hier beoogt, niet toe. Om deze functie juridisch-planologisch mogelijk te maken is dit bestemmingsplan voorbereid. De geldende bestemming wordt uitgebreid met de functie wonen. Omdat de standaardregeling voor een aan huis verbonden beroep en bedrijf mogelijk onvoldoende ruimte biedt voor een atelier en dergelijke wordt ook lichte bedrijvigheid toegestaan die direct aanpandig aan woningen mogelijk en passend in de woonomgeving is.

De bouwregels en specifieke gebruiksregels worden geactualiseerd. Met name de erfbebouwingsregeling, voor tuinhuisjes, balkons et cetera, wordt aangepast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002235-1401_0002.jpg"

afbeelding 2: uitsnede bestemmingsplan 'De Muntel - De Vliert'

1.3 Begrenzing Plangebied

Het plangebied betreft alleen het perceel Geldersedam 29-34 met het kadastraal nummer HTG00C 03479G0000, ter grootte van 1.590 m2. Het wordt begrensd door de Geldersedam, de Nemiusstraat, de kloostertuin en het klooster aan de Nemiusstraat en het perceel Geldersedam 35.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002235-1401_0003.jpg"

afbeelding 3: ligging plangebied

Hoofdstuk 2 De Huidige Situatie

2.1 Rijksbeschermd Stadsgezicht De Muntel

2.1.1 Aanwijzing en begrenzing

Het plangebied ligt in de wijk De Muntel. Op 15 februari 2008 is De Muntel als rijksbeschermd stadsgezicht aangewezen op grond van de Monumentenwet 1988. De begrenzing van het rijksbeschermd stadsgezicht is in de onderstaande afbeelding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002235-1401_0004.jpg"

afbeelding 4: begrenzing rijksbeschermd stadsgezicht De Muntel

2.1.2 Stedenbouwkundige karakteristiek

De Muntel is een relatief grote woonwijk met een opzet die herinnert aan de tuinstadgedachte en die een gesloten karakter combineert met een relatief grote mate van zelfstandigheid. De Muntel heeft een stedenbouwkundige structuur van rechtlijnige, tamelijk brede straten met gesloten bouwblokken. De straten vormen een gesloten stadsbeeld, omdat ze aan de einden geknikte rooilijnen hebben en de straataansluitingen telkens verspringen. Twee hoofdassen verdelen de wijk in vier kwadranten van verschillende grootte: de Van Noremborghstraat en de Geert van Woustraat in de langsrichting, de Jan de la Barlaan en de Jan Schöfferlaan in de dwarsrichting. Op het punt waar de hoofdstraten samenkomen ligt het Kapelaan Koopmansplein dat een centrumfunctie vervult.

De grenzen van de wijk zijn scherp omdat ze aan alle zijden wordt omsloten door water of straten voor doorgaand verkeer. Een onregelmatig patroon van tertiaire straten verdeelt de verschillende delen van de wijk in bouwblokken van verschillende vorm en grootte. Enkele bouwblokken hebben een binnenhof dat soms vanaf de openbare weg toegankelijk is door één of meer poorten. Vaak bieden deze poorten een doorkijkje en vormen ze zo zichtlijnen. Langs de hoofdstraten en de buitenstraten is een bebouwing van maximaal vier woonlagen gerealiseerd. In de tertiaire straten is twee bouwlagen het maximum. Een verklaring hiervoor ligt in het streven om zoveel mogelijk licht en lucht in de straten toe te laten. Bovendien versterkt deze opzet de eenheid en zelfstandigheid van de wijk. Het uiterlijk van de bouwblokken is in de hoofdstraten veel gevarieerder dan in de tertiaire straten. Oorzaak hiervan is de veel latere bebouwing van deze gronden door voornamelijk particulieren.

Een aantal straten heeft een knik in de loop, hetgeen het besloten karakter versterkt. Vanuit verkeerskundig en esthetisch oogpunt is besloten om zo min mogelijk zijstraten op de hoofdstraten te laten uitkomen. Grootschalige groenelementen en water zijn alleen aan de randen aanwezig: de Aa aan de zuidoost- en westzijde, de Van Lanschotlaan en het Prins Hendrikpark met De IJzeren Vrouw aan de noordoostzijde. Het oorspronkelijk geprojecteerde zijkanaal van de Zuid-Willemsvaart werd uiteindelijk een brede binnenberm tussen de Willem van Nassaulaan en de Antoon der Kinderenlaan. Deze middenberm gaat ter hoogte van de Geldersedam op in het Prins Hendrikpark op de zuidwestelijke oever van De IJzeren Vrouw. Ook de vrij smalle binnenterreinen van de gesloten blokken bevatten enig groen. Het Taxandriaplein heeft een belangrijke groenfunctie. De vele andere pleintjes zijn meer steenachtig. De aanwezigheid van voortuintjes in sommige straten kan het overwegend steenachtige karakter van de wijk niet verbloemen. De huizen zijn uit baksteen opgetrokken en hebben zowel platte als hellende daken. De brede overstekken geven een horizontaal straatbeeld. De relatief lage bebouwing versterkt dit beeld. Hoekpanden en poortgebouwen zijn op veel plaatsen aantrekkelijke aandachtspunten. Het verschil in karakter van de bouwblokken is kenmerkend voor de evenzovele opdrachtgevers: de woningbouwverenigingen.

Het huidige stedenbouwkundige en architectonische karakter stemt in veel opzichten overeen met het oorspronkelijke karakter van De Muntel in 1936. De structuur, de opzet, het uiterlijk van de bebouwing en de hoofdvormen zijn niet of nauwelijks gewijzigd in vergelijking met het oorspronkelijke plan uit 1919 en het uiteindelijke resultaat bij de voltooiing van De Muntel in 1936. Hoofdstraten, tertiaire straten en pleinen zijn aangelegd overeenkomstig de plannen uit 1919. De rooilijnen van de verschillende bouwblokken zijn gehandhaafd en dat geldt ook voor het (bak)stenen karakter van de wijk. De oorspronkelijke hoogtelijnen zijn slechts bij enkele woningen doorbroken. De opzet van het gesloten bouwblok is eveneens gerespecteerd.

2.1.3 Bescherming in bestemmingsplan De Muntel-De Vliert

Ingevolge artikel 36 van de Monumentenwet 1988 moet de gemeenteraad een bestemmingsplan vaststellen ter bescherming van een beschermd stadsgezicht. Met de vaststelling van bestemmingsplan 'De Muntel-De Vliert' op 7 oktober 2008 heeft de gemeenteraad de karakteristieke, historisch waardevolle structuur en de ruimtelijke kwaliteit van het gebied onderkend als zwaarwegend belang bij toekomstige ontwikkelingen in het gebied.

In bestemmingsplan 'De Muntel-De Vliert' is een aantal bouwvoorschriften opgenomen, op de plankaart en in de voorschriften, ter bescherming van het beschermd stadsgezicht, onder meer ten aanzien van het woningtype (gesloten bouwblok of open verkaveling), de goothoogte, de nokhoogte, de rooilijnen, kapvormen en nokrichtingen en de erfbebouwingsregeling. Ook de stedenbouwkundig structuur, zoals de bebouwingsaccenten op strategische plekken, morfologie en kenmerken van de openbare ruimte, de aanwezigheid van voortuinen, onderdoorgangen, hoekaccenten, zichtaccenten et cetera zijn in het bestemmingsplan vastgelegd.

2.1.4 Cultuurhistorische ordenkaart

Gemeente 's-Hertogenbosch heeft als hulpmiddel bij de bepaling van de cultuurhistorische waarde een cultuurhistorische ordenkaart opgesteld van De Muntel. De kracht van deze kaart ligt in de samenhang tussen architectuur enerzijds en stedenbouw anderzijds. De ordenkaarten hebben een signalerende functie. Op het moment dat het voornemen bestaat om ingrepen in de bebouwde omgeving van de wijk te doen plaatsvinden, is er inzicht in de aanwezigheid van panden met een bijzondere of monumentale architectuur.

Op de ordenkaart van De Muntel (zie afbeelding 5) is het pand Geldersedam 29-34 van de eerste orde. Het noordelijk deel is als gemeentelijk monument aangewezen, het zuidelijk deel heeft echter ook een monumentale architectuur / een architectonische verbijzondering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002235-1401_0005.jpg"

afbeelding 5: ordenkaart De Muntel

2.2 Archeologie

De Muntel ligt aan de noordzijde van de middeleeuwse stadskern van 's-Hertogenbosch. Het hele terrein betreft een dekzandvlakte die is geërodeerd door de Aa. Op basis van de ondergrond, met name de lage ligging, zijn er geen bewoningssporen te verwachten uit de prehistorie. Ook zijn in het gebied geen aanwijzingen voor bewoning in de vroege en late Middeleeuwen. Voor de laatste periode zou alleen bewoning mogelijk zijn geweest op terpen. Op de oudste kadastrale minuut zijn hier geen aanwijzingen voor. Wel lag ter plaatse van De Muntel een deel van de Stelling van 1629. De verwachting is dat dit stelsel nog aanwezig is onder de ophogingspakketten voor de aanleg van De Muntel en De Vliert. Bij de aanleg van De Muntel en De Vliert is het grootste deel van het terrein namelijk met circa 3 meter zand opgehoogd om het bewoonbaar te maken: het gebied overstroomde vrijwel jaarlijks omdat het binnen het overstromingsgebied van de Beerse Overlaat lag. Dit betekent dat eventuele archeologische sporen hier over het algemeen zeer goed beschermd zijn tegen verstoringen ten gevolge van nieuwbouw.

In 2008 is een archeologische verwachtingskaart opgesteld voor het deel van de gemeente buiten de middeleeuwse stadskern van 's-Hertogenbosch. De archeologische verwachtingskaart bevat niet alleen de reeds bekende archeologische vindplaatsen maar geeft ook een overzicht van de gebieden waar archeologische vindplaatsen kunnen worden verwacht: verwachtingsgebieden. Gebieden waar de kans op het aantreffen van archeologie hoog is, worden aangeduid als gebieden met een hoge archeologische verwachting. Verder wordt nog een onderscheid gemaakt in gebieden met een middelhoge en gebieden met een lage archeologische verwachting. Of er ook daadwerkelijk archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, moet archeologisch onderzoek uitwijzen maar de verwachtingsgebieden geven al wel aan in welke mate men met mogelijke archeologische resten rekening moet houden. Voor deze kaart is gebruik gemaakt van meest gedetailleerde en beschikbare bodemkundige en geo(morfo)logische gegevens zodat de archeologische verwachtingszones zo gedetailleerd mogelijk zijn begrensd. Op de archeologische verwachtingskaart van de gemeente 's-Hertogenbosch is de Stelling van 1629 opgenomen

De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor het archeologiebeleid van de gemeente 's-Hertogenbosch. Ten behoeve van dit beleid zijn voor archeologische waarden en archeologische verwachtingsgebieden binnen de gemeentegrenzen specifieke eisen of voorwaarden opgesteld en verwerkt in een archeologische beleidskaart. Deze kaart werd op 15 juni 2010 door de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch vastgesteld. De zones met een hoge en middelhoge archeologische verwachting zijn op de beleidskaart vertaald in zones waar verspreide nederzettingen en grafvelden uit de prehistorie, Romeinse tijd en Middeleeuwen aanwezig zijn, al dan niet afgedekt door een recent ophogingspakket. Voor de zones met een lage verwachting zijn op de beleidskaart geen nadere eisen opgenomen. Wel wordt voor zulke gebieden nader onderzoek verlangd bij m.e.r.-plichtige projecten en projecten die onder de Tracéwet vallen. In de nota bij de archeologische beleidskaart is aangegeven dat bij het opstellen van elk bestemmingsplan zal worden bekeken in hoeverre de zones met een hoge en middelhoge verwachting nader kunnen worden uitgewerkt door het uitvoeren van aanvullend archeologisch onderzoek.

Het grootste deel van het plangebied ligt in een zone van categorie 4F. Het gaat hier om 'plaatsen buiten de stads- of dorpskern met een hoge verwachting op het aantreffen van resten van vestingwerken uit de 16e tot de 19e eeuw'. Voor dit gebied geldt dat ingrepen groter dan 50 m² en, vanwege het ophogingspakket, dieper dan 3 meter beneden maaiveld vergunningplichtig zijn (zie paragraaf 7.3).

2.3 Geldersedam 29-34

2.3.1 Voormalige R.K. Meisjesschool

Het voormalige schoolgebouw Geldersedam 29-34 bestaat ruwweg uit twee bouwdelen. Het zuidelijk deel werd omstreeks 1924 gebouwd en is in 1929 met het noordelijk deel uitgebreid. Dit noordelijk deel is als gemeentelijk monument aangewezen. Het schoolgebouw op de hoek van de Nemiusstraat en de Geldersedam was van oorsprong een katholieke jongensschool maar werd na de uitbreiding in 1929 een meisjesschool. Later huisvestte het gebouw, tot de zomer van 2013, de basisschool De Kameleon. Het noordelijk deel is gebouwd naar een ontwerp van architectenbureau Van Aalst, het zuidelijk deel werd ontworpen door de architect H.W. Valk. Beide delen kennen een sobere vormentaal die aan de Amsterdamse School verwant is. Beide bouwdelen vormen één geheel met doorlopende inwendige structuren, in de vorm van gangen met aanliggende klaslokalen.

2.3.2 Noordelijk deel

Het noordelijk deel telde oorspronkelijk twee bouwlagen. In 1960 is een verdieping toegevoegd. Aan de rechterzijde is een brede risaliet, een uitspringing van tenminste een venster breed die over de hele hoogte doorloopt. In deze risaliet is een poortje met daarachter een smalle steeg. De voorgevel is in Vlaams verband gemetseld. De oorspronkelijk gevelindeling is behouden, met uitzondering van de entree waaruit de oorspronkelijke vleugeldeuren zijn verwijderd. In de gevel bevinden zich de oorspronkelijke houten vensters: ladderramen en serlianaramen met glas in lood. Tegen de gevel is in fraai smeedwerk de tekst 'R.K. Meisjesschool' aangebracht.

De achtergevel is een bakstenen gevel in halfsteensverband met grote vensters die de klaslokalen van daglicht voorzien. Hier zijn in het laatste kwart van de twintigste eeuw, met uitzondering van de vensters bij het trappenhuis, alle oorspronkelijke houten ladderramen verwijderd en vervangen door detonerende kozijnen.

De structuur van het oorspronkelijke interieur, met achter de voorgevel een doorlopende brede gang met geheel rechts het trappenhuis en de kelder en met aan de achterzijde de klaslokalen, is bewaard gebleven. De oorspronkelijke interieurafwerking is voor een deel nog aanwezig, zoals de vloer- en wandbetegeling in de gangen, de terrazzovloeren en -trap en een deel van de paneeldeuren.

Volgens de redengevende omschrijving bij de aanwijzing als gemeentelijk monument heeft het noordelijk deel monumentale waarde vanwege de gevels, de bouwmassa, de situering en als ensemble. Tevens heeft het gebouw sociaal-historische waarde en is het representatief voor schoolgebouwen in de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002235-1401_0006.png"

afbeelding 6: monumentaal, noordelijk deel Geldersedam 29-34

2.3.3 Zuidelijk deel

De voorgevel van het zuidelijk deel is geheel symmetrisch met middenin de entree en uiterst rechts en links een brede risaliet. De voorgevel is in kruisverband gemetseld met een donkere plint. De voorgevel kent nog zijn oorspronkelijke gevelindeling met houten ladderramen gevat tussen betonnen dorpels en lateien. Ook in dit deel zijn de oorspronkelijk vleugeldeuren uit de entree verwijderd en vervangen door een enkele deur.

Ook de zijgevel aan de Nemiusstraat heeft ladderramen, op de plek waar oorspronkelijk een deur was is nu een venster met paneel. Achter het hoofdgebouw staat een overkapping met een poort, onder een zadeldak met een verticale onderrand en knikpannen (tuile du nord). Oorspronkelijk had dit gebouwtje ook ladderramen maar die zijn verwijderd en opgevuld met baksteen.

De achtergevel is een bakstenen gevel gemetseld in kruisverband. De grote vensters voorzagen de klaslokalen van daglicht. Ook hier zijn alle oorspronkelijke houten vensters verwijderd en vervangen door kozijnen die in materiaal en vorm detoneren.

De structuur van het oorspronkelijke interieur - met achter de voorgevel een doorlopende brede gang en met een trappenhuis en klaslokalen aan de achtergevel - is bewaard gebleven. De oorspronkelijke afwerking bestaande uit het tegelwerk in de gangen, de terrazzotrap en een deel van de paneeldeuren is nog aanwezig. Het grote schilddak wordt gedragen door een traditionele beschoten houten kapconstructie bestaande uit Hollandse kapspanten met spantbenen, trekplaten, makelaars en kreupele stijlen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Op 13 maart 2012 heeft de minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Met deze structuurvisie brengt het rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op dertien nationale belangen. Buiten deze dertien belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Eén van de dertien nationale belangen heeft betrekking op 'zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen'. Het rijk behartigt dit belang met de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. Deze ladder is als motiveringseis in artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening opgenomen:

'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:

  1. a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  2. b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  3. c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.'

Met de ontwikkeling van woningen in het voormalig schoolgebouw Geldersedam 29-34 wordt voorzien in een actuele regionale behoefte (zie paragraaf 3.3.2). Met de transformatie van dit voormalig schoolgebouw worden reeds beschikbare gronden benut en wordt geheel tegemoet gekomen aan de doelstelling van 'duurzame verstedelijking'.

3.2 Provinciaal Beleid

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. De structuurvisie behelst de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025, met een doorkijk naar 2040. De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening haar biedt. De Verordening Ruimte is één van de uitvoeringsinstrumenten van de provincie Noord-Brabant om haar doelen te realiseren. Op 7 februari en 14 maart 2014 hebben provinciale staten de Verordening Ruimte 2014 vastgesteld.

Het plangebied is op de structurenkaart van de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening aangeduid als 'stedelijk concentratiegebied'. In de Verordening Ruimte 2014 is het aangeduid als onderdeel van het bestaand stedelijk gebied c.q. stedelijk concentratiegebied. De verordening bepaalt dat bestemmingsplannen die voorzien in een stedelijke ontwikkeling in beginsel uitsluitend zijn gelegen bestaand stedelijk gebied.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Ruimtelijke StructuurVisie

Op 28 januari 2003 stelde de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch de Ruimtelijke Structuurvisie vast (RSV). De RSV bestreek de periode tot 2010 maar gaf een doorkijk naar 2020. Op 28 januari 2014 stelde de gemeenteraad de actualisatie van de RSV vast. Met betrekking tot woonwijken beoogt de RSV een doorbreking van de eenzijdige samenstelling van de woningvoorraad in de wijken door herstructurering, vernieuwing en actief beheer. Volksbuurten ondergaan een geleidelijke upgrade naar een meer gemengd milieu met huur- en koopwoningen. Nieuwe woningen hebben meer flexibele plattegronden gekregen waardoor deze gemakkelijker aanpasbaar zijn aan veranderende behoeften. Bijzondere woonvormen bevinden zich in de nabijheid van buurt- en wijkcentra, dorpskernen en rond het stadscentrum. Verder beoogt de RSV een meer gemengd karakter van woonbuurten, gelegen in de uitstraling van het stadscentrum. Het betreft met name de schaarse vooroorlogse buurten zoals De Muntel en buurten uit de wederopbouwperiode. De stedenbouwkundige karakteristiek van deze buurten moeten worden gerespecteerd en versterkt.

De nieuwe invulling van Geldersedam 29-34 met een bijzondere woonvorm (zie paragraaf 3.3.2) draagt bij aan het gemengd karakter van de woonbuurt De Muntel, met inachtneming van de stedenbouwkundige karakteristiek van de buurt.

3.3.2 Nota Wonen

Op 11 september 2012 stelde de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch de Nota Wonen 2012 vast. Conform deze nota streeft de gemeente naar een evenwichtige woningmarkt met voldoende, goede, betaalbare en passende woningen, nu en in de toekomst, en naar sterke en leefbare buurten waar mensen zich thuis voelen. In het licht van de economische omstandigheden ten tijde van de vaststelling en de verwachte groei van het inwonertal is de ambitie geformuleerd om de positie van 's-Hertogenbosch als een van de aantrekkelijkste woonsteden te behouden. Tot 2030 moeten nog zo'n 9.800 woningen worden toegevoegd.

De problemen op de woningmarkt ten tijde van de vaststelling van de nota kunnen alleen gezamenlijk worden aangepakt, samen met bouwbedrijven, woningcorporaties, maatschappelijke organisaties en met inwoners en bedrijven uit de stad. Dit is het belangrijkste uitgangspunt van de Nota Wonen 2012. In de nota zijn vier speerpunten geformuleerd: voldoende woningen bouwen, inzetten op betaalbaar wonen, inzetten op passend wonen en het maken van sterke en leefbare buurten. De vier speerpunten zijn vertaald in een aantal concrete doelen, waaronder:

  • een woningproductie van gemiddeld 700 woningen per jaar voor de periode tot 2030, met een bandbreedte van 500 tot 800 woningen per jaar;
  • minimaal 25% woningen in de sociale sector (huur en koop);
  • stimulering van het (collectief) particulier opdrachtgeverschap (C)PO;
  • herintroductie van de starterslening voor bestaande koopwoningen;
  • nieuwbouw, omzetting van bestaande verzorgingsplaatsen en ambulante zorgverlening ten behoeve van de groeiende behoefte aan woonzorgarrangementen voor ouderen en mensen met een beperking;
  • verbetering van de woningkwaliteit in buurten door onder meer renovatie, groot onderhoud en energiebesparende maatregelen.

Bij de openbare inschrijving ging de gemeente 's-Hertogenbosch uit van een herbestemming van Geldersedam 29-34 voor woondoeleinden en gaf ze voorrang aan collectief particulier opdrachtgeverschap (CPO) waarbij de ontwikkeling en realisering van het project geschiedt door een groep 'eindbewoners'. Uitgangspunt was dat minimaal 5 huishoudens moeten deelnemen om van een CPO te kunnen spreken. Verder gaf de gemeente aan dat ze daarenboven voorkeur heeft voor een nieuw woonconcept dat een verrijking van het woonaanbod in de stad is. Met het project 'School voor Gevorderden' is een project geselecteerd waarin een collectief particulier opdrachtgever tien appartementen voor 50-plussers wil ontwikkelen en realiseren.

3.3.3 Welstandsnota

Op 17 mei 2011 stelde de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch de Actualisering Welstandsnota 2011 vast. In de Welstandsnota zijn per bebouwingstype architectonische en bouwtechnische welstandscriteria opgenomen. In de Actualisering Welstandsnota 2011 valt het pand Geldersedam 29-34 samen met het Nemiusklooster binnen het type 'op zichzelf staande bebouwing'. Gebouwen binnen dit type zijn centraal gelegen binnen een wijk of kern en hebben een individueel karakter. Zij onttrekken zich vaak aan de stedenbouwkundige context van de omliggende wijk. Voorbeelden zijn kerken, scholen, wijkgebouwen, dokterspraktijken et cetera. Door de centrale ligging en het individuele karakter zijn de gebouwen goed herkenbaar en belangrijk voor de oriëntatie. De bebouwing en de openbare ruimte in de directe omgeving zijn als één geheel ontworpen. De bebouwing is op de openbare ruimte georiënteerd. De bebouwing en de openbare ruimte in de directe omgeving worden als één geheel gezien en worden ook zodanig ingericht. Voor op zichzelf staande bebouwing gelden de algemene welstandscriteria. Daarnaast stelt ook de monumentale status van (een deel van) het pand bijzondere eisen op het gebied van welstand.

3.3.4 Bomenbeleidsplan

Op 26 januari 2010 stelde de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch het Bomenbeleidsplan vast. Met het Bomenbeleidsplan wil de gemeente haar eigen bomenbestand en dat van derden duurzaam ontwikkelen. In het Bomenbeleidsplan is een belangrijke rol weggelegd voor structurerend groen: waardevol groen dat op stadsniveau functioneert. Gemeente 's-Hertogenbosch wil deze structuren behouden, ontwikkelen en nieuw aanleggen. Het functioneel groen is het groen van de wijken, kantorenparken en bedrijventerreinen. Dit groen is in elke wijk weer anders van opzet. Gemeente 's-Hertogenbosch ziet die differentiatie als een pluspunt en speelt per plek in op de aanwezige kwaliteiten. Ze streeft naar een evenwichtige leeftijdsopbouw in haar bomenbestand waarbij kwaliteit belangrijker is dan kwantiteit.

Ze onderscheidt bomen in drie categorieën:

  • Monumentale bomen. Monumentale bomen zijn de meest bijzondere bomen van de stad die daarom zo lang mogelijk moeten worden behouden. Voor monumentale bomen geldt een strikt kapverbod, tenzij aantoonbaar sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid of een zwaarwegend maatschappelijk belang.
  • Boomstructuren. De verzameling van groene elementen, die een bovenlokale bijdrage leveren aan de identiteit én de groene kwaliteit van de stad of een wijk, vormt de bomenstructuur. Er is een kapvergunning nodig voor alle bomen in een boomstructuur.
  • Sfeerbomen. Alle bomen die niet monumentaal zijn of behoren tot boomstructuren zijn sfeerbomen. Gemeentelijke en particuliere sfeerbomen zijn kapvergunningplichtig vanaf een omtrek van meer dan 100 cm.

Op de oude speelplaats van Geldersedam 29-34 staan enkele niet-monumentale sfeerbomen. Bij de beoordeling in het kader van de openbare inschrijving is de manier waarop inschrijvers omgaan met de invulling van de buitenruimte meegewogen. Uitgangspunt van het project 'School voor Gevorderden is een gemeenschappelijk tuin met veel ruimte voor groen.

3.3.5 Nota Parkeernormen

Op 9 december 2003 stelde de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch de 'Nota Parkeernormen, inclusief een methode voor het berekenen van het aantal parkeerplaatsen met behulp van de parkeerbalans' vast. Het doel van deze rapportage is het ontwikkelen van eenduidige parkeernormen die in de gehele gemeente toegepast kunnen worden, waarbij evenwicht wordt gezocht tussen enerzijds de vraag naar parkeerplaatsen en anderzijds de kwaliteit van de openbare ruimte. Dit evenwicht kan berekend worden met behulp van de parkeerbalans.

In paragraaf 4.3 is uiteengezet hoe de parkeerbalans voor dit bestemmingplan is opgemaakt.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Functionele Invulling

Omdat de gemeente 's-Hertogenbosch het pand Geldersedam 29-34 wil invullen met woningen, wil ze de huidige bestemming verruimen met een woonfunctie. Met deze verruiming kan leegstand van het monument worden voorkomen. Het pand is zo groot dat minimaal zeven woningen mogelijk zijn met een minimale grootte van 50 m2, grofweg de oppervlakte van één leslokaal. Bij de openbare inschrijving waren van belang: woningdifferentiatie; de verscheidenheid in woningen (in grootte en in aantal kamers); de bewonersdifferentiatie (de verscheidenheid in grootte van de huishoudens); het aantal starters op de koopwoningenmarkt; het aantal woningen. Met het project 'School voor Gevorderden' worden tien appartementen gecreëerd voor 50-plussers.

In de eerste plaats maakt dit bestemmingsplan de functie wonen en in het bijzonder het project 'School voor Gevorderden' mogelijk. Verder blijven de functies mogelijk die al in bestemmingsplan De Muntel - De Vliert waren toegestaan: maatschappelijke voorzieningen en wonen in gemeenschap. Omdat de standaardregeling voor een aan huis verbonden beroep en bedrijf mogelijk onvoldoende ruimte biedt voor een atelier en dergelijke wordt ook lichte bedrijvigheid toegestaan die direct aanpandig aan woningen mogelijk is, tot maximaal 100 m². Alle gekozen functies (wonen, maatschappelijke voorzieningen, wonen in gemeenschap, bedrijven in categorie A) zijn passend in de bestaande woonomgeving.

4.2 Ruimtelijke Invulling

Bij de openbare inschrijving hechtte de gemeente 's-Hertogenbosch aan aandacht voor de monumentale en cultuurhistorische waarden van zowel het interieur als het exterieur. De gemeente woog de wijze mee waarop de inschrijvers de gevels, de inwendige structuur, de beeldbepalende / historische elementen behouden, terugbrengen en/of inpassen. Het ging om de wijze van omgang met het karakteristiek van het pand, zoals de interne structuur van het gebouw; de wijze waarop toevoegingen aan het gebouw worden gedaan, zoals balkons en liften; de mate van gemeenschappelijkheid, bij de invulling van het gebouw en op het perceel; het materiaalgebruik, zoals bijvoorbeeld keramische dakpannen. Tenslotte had de gemeente 's-Hertogenbosch ook een voorkeur voor een plan dat het niet-monumentale deel van het pand beschouwt als ware het een monument en kende ze daaraan punten toe.

Dit bestemmingsplan leidt ten aanzien van de hoofdbebouwing niet tot een andere stedenbouwkundige invulling. De bouwvlakken blijven hetzelfde. Wel zijn op de verbeelding in de bouwvlakken de juiste goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw en het poortgebouwtje aangegeven, omdat deze in bestemmingsplan 'De Muntel-De Vliert' niet conform de bestaande situatie waren bepaald. Paragraaf 4.3 gaat nader in op de invulling van het binnenterrein, de oude speelplaats.

4.3 Groen En Parkeren

Naast de functionele en ruimtelijke invulling van het pand was bij de beoordeling in het kader van de openbare inschrijving de functie, inrichting, het beheer en gebruik van het binnenterrein belangrijk, zowel voor parkeren als voor groen.

De speelplaats is in de huidige situatie onbebouwd, met uitzondering van het poortgebouw aan de Nemiusstraat. Op grond van bestemmingsplan 'De Muntel - De Vliert' was op de speelplaats een gebouw van maximaal 50 m² toegestaan tot 3 meter. In dit bestemmingsplan is voor de erfbebouwing aangesloten bij de standaardregeling die in de gemeente 's-Hertogenbosch wordt gehanteerd voor erfbebouwing bij woningen. In de eerste plaats is het deel van het poortgebouw dat aan de Nemiusstraat grenst evenals in bestemmingsplan 'De Muntel - De Vliert' in een bouwvlak opgenomen. De rest van het achtererf van het toekomstige wooncomplex is circa 900 m² groot. Hiervan mag in totaal 200 m² worden bebouwd, inclusief (de neerwaartse projectie van) de balkons (circa 55 m²) en het deel van het bestaande poortgebouw dat aan het perceel van het Nemiusklooster grenst (circa 70 m²). Er rest nog circa 75 m² voor een aanbouw of bijgebouw op het achtererf. Conform de standaardregeling voor erfbebouwing bij woningen is de maximale goothoogte 3 meter en de maximale nokhoogte 4,5 meter. Met deze erfbebouwingsregeling is voldoende openheid gewaarborgd en is daarmee de cultuurhistorische waarde van de open speelplaats bij het voormalig schoolgebouw afdoende beschermd.

Uitgangspunt bij de openbare inschrijving en in dit bestemmingsplan was dat in voldoende mate op eigen terrein in de parkeerbehoefte moet worden voorzien. Dit geldt voor zowel auto’s als fietsen. Voor de berekening van de vereiste parkeercapaciteit gelden de parkeernormen die gelden op het moment van indienen van de aanvraag om omgevingsvergunning. Vooralsnog zijn de parkeernormen uitgangspunt op grond van de 'Nota parkeernormen' die op 9 december 2003 door de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch is vastgesteld (zie paragraaf 3.3.5). Voor de beoordeling van de plannen in de selectieprocedure gelden de volgende parkeernormen:

  • woningen, sociale sector (vanaf 80 m2): 1,4 parkeerplaats per woning
  • woningen, middeldure sector (vanaf 80 m2): 1,6 parkeerplaats per woning
  • woningen, dure sector (vanaf 80 m2): 1,7 parkeerplaats per woning
  • (eenpersoons)woningen tot 80 m2: 1 parkeerplaats per woning.

De parkeernormen zijn inclusief parkeerruimte voor bezoekers. Het bezoekersdeel van de parkeernorm is 0,3 parkeerplaats per woning. Het bewonersdeel van de parkeernorm moet op eigen terrein worden gesitueerd, op de oude speelplaats die via het poortgebouwtje aan de Nemiusstraat kan worden bereikt. Het project 'School voor Gevorderden' reserveert ruimte voor 15 parkeerplaatsen op eigen terrein, gedeeltelijk onder het poortgebouw, en voldoet daarmee - rekening houdend met het bezoekersparkeren - aan de gemeentelijke parkeernormen.

Hoofdstuk 5 Milieuaspecten

5.1 Geluid

Volgens artikel 74 lid 1 van de Wet geluidhinder (Wgh) heeft elke weg een geluidzone, tenzij de weg gelegen is binnen een woonerf of voor die weg een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. Een geluidzone is het gebied aan weerszijden van een weg waarbinnen - bij de vaststelling van een bestemmingsplan of een afwijking van een bestemmingsplan en bij de aanleg of reconstructie van wegen - moet worden nagegaan of de geluidsituatie bij woningen of andere geluidgevoelige functies in overeenstemming is met de geluidvoorschriften uit de Wgh. De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging van de weg, al dan niet binnen de bebouwde kom. Gemeente 's-Hertogenbosch hanteert voor de invulling van de bevoegdheid om van voorkeursgrenswaarden af te wijken de Nota Hogere Grenswaarden Geluid. Deze nota beschrijft onder welke voorwaarden afgeweken kan worden van de ambitiewaarde voor een bepaald gebied.

Het plangebied ligt in de geluidzone van de Mgr. Diepenstraat / Jan Schöfferlaan, met een maximumsnelheid van 50 km/h. Ook het (relatief weinige) verkeer op de Geldersedam is relevant. Omdat de maximumsnelheid op de Geldersedam 30 km/h bedraagt is deze weg, zowel links als rechts van de Mgr. Diepenstraat, alleen meegenomen in de cumulatieve geluidbelasting. Uit gemeentelijk geluidonderzoek volgt dat vanwege de Mgr. Diepenstraat / Jan Schöfferlaan geen overschrijding plaatsvindt van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, in zowel 2014 als 2024. De hoogste geluidbelasting op het pand Geldersedam 29-34 bedraagt in 2014 41 dB en in 2024 42 dB, beide na aftrek van 5 dB vanwege artikel 110g Wgh. De cumulatieve gevelbelasting in 2024 komt niet hoger dan 47 dB, zonder aftrek van 5 dB vanwege artikel 110g Wgh. Bij een gevelwering van 15 dB of hoger kan worden voldaan aan een binnenniveau van 33 dB. Geconcludeerd kan worden dat wegverkeerslawaai geen belemmering vormt voor onderhavig plan.

5.2 Bedrijven En Milieuzonering

Bij de bestemming van bedrijfsactiviteiten moet rekening worden gehouden met de milieuzonering van bestaande en toekomstige bedrijven. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) die per bedrijfssoort aangeeft van welke milieu-invloed (in de vorm van geur, stof, geluid en gevaar) kan worden uitgegaan en met welke indicatieve (richt)afstand tussen een bedrijf en een rustige woonwijk rekening moet worden gehouden. In haar algemene richtafstandenlijst vermeldt de brochure de richtafstanden die bij voorkeur worden aangehouden tussen bedrijven en de omgevingstypen 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied': de staat van bedrijfsactiviteiten.

Bij het omgevingstype 'gemengd gebied' kunnen de afstanden uit de richtafstandenlijst met een afstandstrap worden verminderd. De brochure reikt een staat van bedrijfsactiviteiten aan waarin is vermeld welke bedrijfsactiviteiten uit het oogpunt van hinder en gevaar goed inpasbaar zijn in gebieden met functiemenging (stadscentra, winkelcentra, woonwerkgebieden met kleinschalige vooral ambachtelijke bedrijvigheid, gebieden langs stadstoegangswegen met meerdere functies), mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

De omgeving van Geldersedam 29-34 is een gemengd gebied. In de directe nabijheid van het plangebied bevindt zich een aantal bestaande bedrijven en instellingen: cultureel centrum De Slinger ten westen van het plangebied en een klooster ten zuiden van het plangebied waarin zich een kloosterhotel zal vestigen. Volgens de brochure moet voor beide bedrijven / instellingen, in dit gemengd gebied, een afstand van 10 meter worden aangehouden.

Ook in het plangebied zelf is sprake van functiemenging: naast wonen is ook lichte bedrijvigheid toegestaan, alleen in categorie A van de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging die bij de brochure is opgenomen. Zulke bedrijfsactiviteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen die het Bouwbesluit stelt aan scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarvoor toereikend. Bovendien moeten bedrijven steeds voldoen aan de algemene milieuregels uit het 'Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer' om milieuhinder te voorkomen. Geconcludeerd kan worden dat de bestaande en toekomstige bedrijven noch de toegestane bedrijven in het pand zelf de nieuwe woningen in het pand en de bestaande woningen in de omgeving belemmeren.

5.3 Luchtkwaliteit

Aan de ene kant moet als gevolg van een ruimtelijk plan de toename van luchtverontreiniging worden beschouwd in het kader van de luchtkwaliteitseisen in titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Aan de andere kant moet de realisatie van gevoelige functies in een gebied met reeds hoge concentraties luchtverontreinigende stoffen worden verantwoord in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Kleine projecten en ruimtelijke plannen waarvan duidelijk is dat ze niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit, hoeven op grond van het 'Besluit niet in betekenende mate (NIBM)' niet te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Voor de stoffen PM10 (fijnstof) en NO2 (stikstofdioxide) geldt sinds 1 augustus 2009 de waarde 1,2 µg/m³ als 'niet in betekenende mate'. Een ruimtelijke ontwikkeling geldt als 'in betekenende mate' als ze leidt tot een verkeerstoename van niet meer dan 1.400 autobewegingen per etmaal.

De verkeerstoename vanwege het plan blijft ruim beneden dit aantal. Het plan zal daarom niet in betekenende mate bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit en hoeft op grond van titel 5.2 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) niet te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. Uit gegevens van PROMIL - een softwareprogramma dat inzicht geeft in geluidbelasting en luchtverontreiniging vanwege wegverkeer - blijkt dat de concentraties in 2012 van de stoffen PM10 (fijn stof) en NO2 in dit plangebied lager zijn dan 30 µg/m3 en dus lager dan de wettelijke grenswaarden van 40 µg/m3. Naar verwachting nemen deze concentraties in de toekomst verder af door nationale en lokale maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit. Geconcludeerd kan worden dat de luchtkwaliteitseisen de realisatie van het plan niet belemmeren.

5.4 Bodem

De milieuhygiënische bodemkwaliteit in het plangebied is onderzocht in een verkennend bodemonderzoek (BK Bodem, Verkennend bodemonderzoek Geldersedam 31 te 's-Hertogenbosch, projectnummer 131266, d.d. 22 augustus 2013). Op basis van dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat de bodemkwaliteit de realisatie van het plan niet belemmert. Wel bevindt zich buiten het bouwvlak onder meer een spot met een matige verontreiniging met PAK. Het advies is om deze spot onder milieukundige begeleiding af te laten voeren en een putbemonstering uit te laten voeren op de bodem van het afgegraven deel: het verhoogd aangetroffen gehalte chryseen (PAK-component) kan een risico opleveren. Bij normaal gebruik echter zijn er geen risico's en is het uitvoeren van een nader bodemonderzoek niet nodig: bodemkwaliteitseisen zijn dan ook geen belemmering voor dit plan.

5.5 Externe Veiligheid

Beleid inzake externe veiligheid is gericht op beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege het gebruik, de opslag, de productie of het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de richtlijnen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen met betrekking tot (beperkt) kwetsbare objecten in te gaan op de risico's van handelingen met gevaarlijke stoffen. (Beperkt) kwetsbare objecten zijn onder andere woningen, scholen, ziekenhuizen, hotels en restaurants.

Op grond van het Bevi moet voldoende afstand worden gehouden tussen kwetsbare objecten en een risicovolle inrichting. Het plaatsgebonden risico (PR) is 'het risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is'. De norm voor het PR is een kans van 1 op 1.000.000 per jaar (10-6). Deze norm is een grenswaarde en moet daarom in acht worden genomen. Het PR wordt vertaald naar aan te houden afstanden tot kwetsbare objecten: de PR-contour.

Ook buiten de PR-contour kunnen groepen mensen slachtoffer worden van een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Daarom moet op grond van het Bevi in de directe omgeving van (het invloedsgebied van) een risicovolle activiteit het aantal aanwezige personen worden beperkt: de oriënterende waarde voor het groepsrisico (GR). Het GR betreft de 'cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is'. Het GR is gekoppeld aan een personendichtheid binnen het invloedsgebied van een calamiteit met gevaarlijke stoffen. In tegenstelling tot het PR is het GR geen grenswaarde maar een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag moet het GR verantwoorden en mag er gemotiveerd van afwijken.

In de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich geen bedrijven die vallen onder Bevi of BRZO (Besluit Risico Zware Ongevallen). Het dichtstbij gelegen en enige relevante bedrijf met opslag van gevaarlijke stoffen is het tankstation (zonder LPG) aan de Van Grobbendoncklaan 2, op een afstand van circa 500 meter. Hier vinden handelingen met en opslag van vloeibare brandstoffen plaats. De PR-contour van dit bedrijf is 20 meter, zodat het plan ruimschoots voldoet aan de wettelijk vereiste grenswaarde. Het plangebied bevindt zich ook ver buiten het invloedsgebied en daarmee is een beoordeling van het GR niet relevant.

Het plangebied ligt ruim buiten de plaatsgebonden-risicocontour van de rijksweg A2 (op circa 2,5 kilometer), de spoorlijn 's-Hertogenbosch-Nijmegen (op circa 700 meter) en hogedrukaardgasleidingen. Het plan heeft evenmin invloed op het groepsrisico van deze bronnen. Externe-veiligheidseisen zijn geen belemmering voor dit plan.

5.6 Energie En Duurzaamheid

Het waarborgen van de kwaliteit van de leefomgeving is een belangrijke opgave van de gemeente. Van ontwerp, aanleg, inrichting tot beheer wordt de stedelijke ontwikkeling steeds duurzamer vormgegeven. De gemeente 's-Hertogenbosch wil een voortrekkersrol blijven spelen op het gebied van duurzame stedelijke ontwikkeling. Onder duurzame stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: het rekening houden met milieuaspecten gedurende planontwikkeling, bouw, inrichting en beheer van de nieuwe wijk. Belangrijke onderwerpen zijn: energie, water, afval, verkeer, materiaalgebruik, bodem, geluid en natuur.

De speerpunten van het gemeentelijk beleid zijn energie, integraal waterbeheer en duurzaam hout. Op basis van dit beleid is het wenselijk dat zowel voor woningbouw als voor commerciële ruimten 25% minder CO2-uitstoot ten opzichte van het wettelijk vereiste wordt gerealiseerd in combinatie met de toepassing van duurzame energiebronnen. Het integraal waterbeheer vereist dat in de bouw geen uitlogende materialen worden gebruikt. Tenslotte zet de gemeente in op uitsluitend toepassen van hout met het FSC-keurmerk of met het PEFC-keurmerk (SFI, CSA en ATFS), niet zijnde MTCS.

Hoofdstuk 6 Waterparagraaf

6.1 Waterbeleid

Integraal waterbeheer beoogt een duurzaam en veerkrachtig watersysteem waarbij kansen worden benut en functies zoveel mogelijk worden gecombineerd. Op 14 juli 2009 stelde de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch het waterplan 'Waterstad 's-Hertogenbosch' vast. Het doel van dit waterplan is een mooi, robuust en klimaatbestendig watersysteem voor nu en in de toekomst. Het waterplan is een koepelplan voor alle waterzaken. Het gaat daarbij om de gewenste inrichting en het beheer van oppervlaktewater en grondwater alsook om de afvoer van hemelwater en afvalwater. Op 2 oktober 2012 stelde het college van 's-Hertogenbosch het Waterstructuurplan vast, inclusief het uitvoeringsprogramma. Dit plan is een uitwerking van het waterplan. In het Waterstructuurplan is het hemelwaterbeleid vastgelegd en zijn het watersysteem en de uitgangspunten per wijk beschreven.

Het plangebied is gelegen in het beheergebied van het Waterschap Aa en Maas. Het Waterbeheerplan van het waterschap beschrijft de hoofdlijnen voor het te voeren beleid voor de periode 2010-2015, met een doorkijk naar 2027. Voor ruimtelijke ontwikkelingen hanteert het waterschap acht uitgangspunten:

  1. 1. wateroverlastvrij bestemmen;
  2. 2. gescheiden houden van vuil water en schoon hemelwater;
  3. 3. doorlopen van de afwegingsstappen (hergebruik - infiltratie - buffering - afvoer);
  4. 4. hydrologisch neutraal ontwikkelen;
  5. 5. water als kans;
  6. 6. meervoudig ruimtegebruik;
  7. 7. voorkomen van vervuiling;
  8. 8. waterschapsbelangen.

6.2 Watertoets

Deze waterparagraaf is tot stand gekomen via het digitale watertoetspakket van waterschap Aa en Maas, aangevuld met het hemelwaterbeleid in het Waterstructuurplan.

Dit plan is in waterhuishoudkundig opzicht klein en eenvoudig van opzet. De oppervlakte van het plangebied is circa 2000 m2 en is in de bestaande situatie geheel verhard: het bestaande pand en de daarbij behorende verharde buitenruimte aan de achterkant (de oude speelplaats) beslaat het hele perceel. De nieuwe inrichting van de buitenruimte leidt tot minder verharding. In het kader van hydrologisch neutraal ontwikkelen (HNO) wordt uitgegaan van 15 mm waterberging per m² verharding: het informatief bouwplan van de CPO-groep 'School voor gevorderden' voorziet in een onverharde tuin in plaats van een deel van de verharde speelplaats.

De bestaande riolering binnen en nabij het plangebied is een gemengd riool. Bij de aanvraag om omgevingsvergunning wordt bezien of scheiding van vuil en schoon water op eigen terrein kan worden gerealiseerd, waarna in de toekomst op een gescheiden riool kan worden aangesloten.

Hoofdstuk 7 Juridisch-bestuurlijke Aspecten

7.1 Opzet En Methodiek

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en is voorzien van een toelichting. De eerste twee onderdelen zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de verbeelding en de regels. De regels zijn als volgt ingedeeld:

  1. 1. inleidende regels. De inleidende regels (artikel 1 en 2) lichten de begrippen toe die in de regels voorkomen en ook de wijze van meten (hoogte, diepte et cetera) die moet worden gehanteerd;
  2. 2. bestemmingsregels. De bestemmingsregels (artikel 3 en 4) bevatten voor de bestemmingen in dit bestemmingsplan een omschrijving van de doeleinden, bouwregels en nadere gebruiksregels;
  3. 3. algemene regels. De algemene regels (artikel 5 tot en met 7) hebben betrekking op de anti-dubbeltelregel en de algemene bouwregels en afwijkingsregels;
  4. 4. overgangs- en slotregels. De laatste twee artikelen (artikel 8 en 9) betreffen achtereenvolgens het overgangsrecht en de slotregel.

7.2 Inleidende Regels

Het definiëren van begrippen en de aanwijzingen voor het meten vergroten de duidelijkheid en de rechtszekerheid. In artikel 1 worden belangrijke begrippen die in het plan veel voorkomen nader gedefinieerd. In artikel 2 is aangegeven hoe afstanden en maten die in de regels worden voorgeschreven moeten worden gemeten.

7.3 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

De bestemming Maatschappelijk in bestemmingsplan De Muntel-De Vliert stond maatschappelijke voorzieningen en wonen in gemeenschap (kloosters) toe. Deze bestemming is verruimd met wonen in de vorm van woningen en bijzondere woonvoorzieningen al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit en met bedrijven in categorie A van de bij deze regels als bijlage behorende staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging. Omdat wonen en/of maatschappelijke voorzieningen de hoofdfuncties zijn, is bepaald dat de gezamenlijke oppervlakte van de lichte bedrijvigheid niet meer mag bedragen dan 100 m2.Verder is expliciet bepaald dat de gronden ook zijn bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden, dat wil zeggen de waarden die zijn benoemd in de toelichting op de aanwijzing van De Muntel tot rijksbeschermd stadsgezicht.

De bouwregels zijn overeenkomstig bestemmingsplan De Muntel-De Vliert, met uitzondering van de bebouwingsregeling van het binnenterrein, de oude speelplaats. Voorheen waren bouwwerken van ondergeschikte aard toegestaan tot in totaal 50 m2. In de bestemming Gemengd in dit bestemmingsplan mag 200 m2 van het bestemmingsvlak buiten de bouwvlakken worden bebouwd. Dit is inclusief de bijbehorende bouwwerken die vergunningsvrij zijn toegestaan op grond van artikel 2 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht. De maximale bouwhoogte is 3 meter. Wel is een kap toegestaan van maximaal 4,5 meter hoog.

In bestemmingsplan De Muntel-De Vliert zijn de goot- en bouwhoogte niet conform de bestaande situatie. Op de verbeelding van onderhavig bestemmingsplan zijn nu in de bouwvlakken de juiste goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw en het poortgebouwtje aangegeven.

Ten behoeve van balkons aan de woningen is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. De balkons - die als bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ver uitsteken en niet alleen aan de betreffende verdieping hangen maar mogelijk ook of in plaats daarvan steunen op de grond - zijn onder voorwaarden toegestaan binnen de maximale totale bebouwde oppervlakte van 200 m2 van het bestemmingsvlak buiten de bouwvlakken. De gemeentelijke Monumenten- en welstandscommissie moet over deze balkons adviseren.

In de regels is bepaald dat in voldoende mate op eigen terrein parkeervoorzieningen moeten worden gerealiseerd en gehandhaafd. Het aantal te realiseren en te handhaven parkeerplaatsen volgt uit de toepassing van de Nota parkeernormen (zie paragraaf 3.3.5 en 4.3).

Artikel 4 Waarde-archeologie

Ten behoeve van de bescherming en veiligstelling van (te verwachten) archeologische waarden is aan een deel van het plangebied de dubbelbestemming Waarde-Archeologie toegekend. In deze dubbelbestemming is een verbod opgenomen om - over meer dan 50 m2 en dieper dan 3 meter - zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden te verrichten. Het gaat om alle bodemverstorende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden die de (te verwachten) archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein.

De aanvrager van de omgevingsvergunning moet een rapport overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Zo'n rapport is niet noodzakelijk als naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie al afdoende is vastgesteld. Vervolgens verleent het bevoegd gezag alleen een omgevingsvergunning als geen onevenredige aantasting van de (te verwachten) archeologische waarden plaatsvindt. Als blijkt dat de archeologische waarden zullen worden verstoord, kan zij voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning: het treffen van technische maatregelen ter behoud van de archeologische waarden, het doen van afgravingen of het laten begeleiden van de werken en/of werkzaamheden door een erkend archeoloog.

7.4 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

Naast de bouwregels in de bestemmingen geldt als algemene bouwregel dat ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing worden gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer bedraagt dan 1 meter. Voorbeelden van ondergeschikte bouwdelen zijn plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

Voor alle bouwregels geldt dat burgemeester en wethouders er conform de algemene afwijkingsregels van af kunnen wijken. Deze regels betreffen onder meer vermeerdering dan wel vermindering van de voorgeschreven maten en normen met niet meer dan 10% en vergroting van de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen. Steeds geldt dat hiervoor alleen toestemming kan worden verleend als de afwijking niet onevenredig afbreuk doet aan de cultuurhistorische waarden, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

7.5 Overgangs- En Slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

In dit artikel is het overgangsrecht opgenomen. De tekst ervan is wettelijk voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikel 9 Slotregel

In dit artikel is de slotregel opgenomen. Hierin is formeel bepaald dat in andere bestemmingsplannen en/of in andere juridisch-planologische besluiten (de regels van) het bestemmingsplan 'Regels van het bestemmingsplan Geldersedam 29-34' worden genoemd.

Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid

Wanneer voor gronden een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan (zoals gedefinieerd in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening) is voorgenomen, dient conform artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening een exploitatieplan te worden opgesteld. Deze eis geldt niet indien het kostenverhaal anderszins is verzekerd.

Het pand Geldersedam 29-34 is in eigendom van de gemeente. Het bestaande bouwwerk wordt in de huidige staat geleverd door de gemeente, nadat het onderhavig bestemmingsplan geldend is geworden. Na een inschrijving heeft het college op 3 juni 2014 besloten om de koop van het pand Geldersedam 29-34 te gunnen aan de CPO-groep 'School voor Gevorderden'. Inmiddels is met deze groep een koopovereenkomst gesloten. Eén van de kostenposten die op het te verkopen pand drukken betreft - naast de resterende boekwaarde en een deel van de kosten voor de nieuwbouw van basisschool De Kameleon - de verkoopkosten en de kosten van de herziening van het bestemmingsplan. De kosten van de procedure worden dan ook gedekt uit de verkoopopbrengst. Kostenverhaal, zoals bedoeld in de Wro, is daarmee anderszins verzekerd.

Concluderend kan worden gesteld dat de herziening van het bestemmingsplan financieel-economisch uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 9 Inspraak En Vooroverleg

9.1 Vooroverleg

In het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan 'Geldersedam 29-34' toegezonden aan:

  1. 1. Provincie Noord-Brabant;
  2. 2. Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed;
  3. 3. Waterschap Aa en Maas;
  1. 1. Provincie Noord-Brabant

Het voorontwerpbestemmingsplan geeft de provincie Noord-Brabant geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

Voor kennisgeving aangenomen

  1. 2. Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed

Van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed is geen vooroverlegreactie ontvangen.

  1. 3. Waterschap Aa en Maas

Waterschap Aa en Maas gaat er vanuit dat er in het plan sprake is van een interne verbouwing, ondanks dat dit niet expliciet uit de toelichting blijkt. Als sprake is van herstructurering en hemelwater in het plangebied wordt verwerkt, dan verzoekt het waterschap om kwantitatieve gegevens omtrent de verhardingsafname en hemelwaterberging in de waterparagraaf van de toelichting.

Bestemmingsplan 'Geldersedam 29-34' behelst een herbestemming van een bestaand gebouw waarvoor een interne verbouwing noodzakelijk is. Buiten het gebouw is erfbebouwing mogelijk. Deze erfbebouwing wordt gerealiseerd op het voormalige schoolplein dat in de huidige situatie volledig is verhard. Een deel van de verharding zal naar verwachting plaatsmaken voor een tuin.

9.2 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan 'Geldersedam 29-34' lag voor iedereen ter inzage van 16 juni tot en met 28 juli 2014. Op 1 juli 2014 vond een inloopavond plaats in wijkgebouw 'De Slinger', Jan Schöfferlaan 3.

Gedurende de inspraaktermijn kon iedereen schriftelijk of mondeling een inspraakreactie bij het college van burgemeester en wethouders naar voren brengen. Hieronder worden de ingekomen inspraakreacties samengevat weergegeven. Dit betekent niet dat die onderdelen van de reactie die niet expliciet worden genoemd niet bij de beoordeling zouden zijn betrokken: elke inspraakreactie wordt in zijn geheel beoordeeld. De inspraakreacties worden cursief voorzien van gemeentelijk commentaar.

Er zijn twee inspraakreacties ingediend:

  1. d. De heer M.G.M. Raaphorst en mevrouw W.M.A. Hendriks, Geldersedam 35;
  2. e. De heer M.G.P. Wolbert en mevrouw P.J.M. Versantvoort, Jan Schöfferlaan 9, en de heer V.A.J. van Geloven en mevrouw A.C.S. van Geloven-Pnevmatikos, Jan Schöfferlaan 7.

Insprekers 1

  1. a. De balkons aan de achterzijde van het gebouw leiden tot minder privacy in de tuin van insprekers. Er staat nu een boom die het zicht enigszins belemmert maar die boom kan in de loop van de tijd worden gekapt. Insprekers verzoeken om op te nemen dat geen balkons mogen worden geplaatst op het hoge gedeelte van het schoolgebouw of om een andere maatregel ter bescherming van hun privacy.

Gemeente 's-Hertogenbosch wil het voormalig schoolgebouw herbestemmen en woningen mogelijk maken. Bij woningen is een buitenruimte vereist die direct vanuit de woning bereikbaar is. Woningen op de begane grond hebben een buitenruimte op het huidige speelterrein. Voor de woningen op de eerste en de tweede verdieping is een balkon op het niveau van de woning de enige mogelijkheid voor een eigen buitenruimte. Dit balkon moet zich aan de achterzijde bevinden. Balkons aan de voorzijde zijn stedenbouwkundig en uit het belang van het monument niet gewenst. Bovendien zouden balkons aan de voorzijde niet direct vanuit de woningen kunnen worden bereikt, omdat hier de voormalige schoolgangen zijn gesitueerd die grotendeels intact blijven.

Balkons zijn aan binnenterreinen in een stedelijk omgeving gebruikelijk en leiden in dit geval niet tot een onevenredige aantasting van de privacy. In het bouwplan dat op 5 november 2014 door de welstandscommissie in principe akkoord is bevonden, zijn de balkons bovendien - mede naar aanleiding van de reactie van omwonenden - verder van het perceel van insprekers gesitueerd, op circa 10 meter van de perceelsgrens. Ook kunnen initiatiefnemer en omwonenden tot afspraken komen over de materialisering van de balkons en over de beplanting.

  1. b. Insprekers hebben geen probleem met de toegestane oppervlakte van 400 m2 aan bebouwing op het erf maar wel met de toegestane bouwhoogte van 3,5 meter en de toegestane kaphoogte van 4,5 meter. Dit kan leiden tot meer schaduw in de tuin van insprekers. Insprekers verzoeken daarom om op te nemen dat toekomstige bebouwing niet tot meer schaduw in hun tuin mag leiden.

Hoewel insprekers geen probleem hebben met de toegestane oppervlakte van 400 m2 aan erfbebouwing, is er ambtshalve voor gekozen deze toegestane oppervlakte te beperken tot 200 m2, inclusief (de neerwaartse projectie van) de balkons en exclusief het deel van het poortgebouw dat in een bouwvlak is opgenomen. De toegestane bouwhoogte is beperkt tot 3 meter, de toegestane kaphoogte blijft 4,5 meter. Deze toegestane hoogte van bijgebouwen is conform de erfbebouwingsregeling die de gemeente 's-Hertogenbosch standaard in haar bestemmingsplannen hanteert, is ook hier stedenbouwkundig aanvaardbaar en leidt niet tot een onevenredige aantasting van zowel de privacy als de bezonning.

Insprekers 2

  1. a. Insprekers zijn tegen bedrijvigheid die leidt tot extra verkeersbewegingen op het binnenterrein. Deze kunnen onder andere geluidoverlast veroorzaken. Insprekers zijn gesteld op de 'groene long' in de stad achter hun woning waarin het naar hun idee niet past dat op alle tijdstippen van de dag (en nacht) auto's af- en aanrijden.

In het voorontwerpbestemmingsplan was de toegestane lichte bedrijvigheid niet in oppervlakte beperkt. Omdat deze lichte bedrijvigheid echter niet de overhand mag hebben en gebouw en terrein met name voor wonen of maatschappelijke voorzieningen moeten worden gebruikt, is ervoor gekozen om de toegestane lichte bedrijvigheid te beperken tot maximaal 100 m2, ongeveer de ruimte van twee klaslokalen.

Zowel het nu geldende als het nieuwe bestemmingsplan bepalen dat op eigen terrein in voldoende mate in parkeervoorzieningen moet worden voorzien. (Hoewel de feitelijke invulling als speelplaats ertoe leidde dat verkeer- en parkeerbewegingen vanwege de school alleen in de openbare ruimte plaatsvonden, staat de huidige bestemming er ook nu niet aan in de weg dat op het binnenterrein wordt geparkeerd.) Elke nieuwe invulling van het gebouw leidt tot verkeersbewegingen en behoefte aan parkeerplaatsen. Lichte bedrijvigheid vereist 1,6 parkeerplaats per 100 m², vergelijkbaar met één woning. De eventuele lichte bedrijvigheid tot maximaal 100 m² leidt dan ook niet tot meer verkeers- en parkeerbewegingen dan een andere invulling op grond van de bestemming, zoals wonen of maatschappelijke voorzieningen. Omdat het binnenterrein aan de kant van de Nemiusstraat is ontsloten, zullen naar verwachting de parkeerplaatsen aan die kant worden gesitueerd en dus zo ver mogelijk van de percelen van insprekers.

  1. b. Insprekers zijn tegen alle bouwmogelijkheden die het zicht naar, in en vanuit hun tuinen belemmeren en de privacy ernstig aantasten.

Zie reactie op inspraakreactie van insprekers 1. Erfbebouwing op grond van dit bestemmingsplan leidt vanwege de maximale goot- en nokhoogte van 3 respectievelijk 4,5 meter niet tot een onevenredige beperking van het zicht vanuit de tuinen van insprekers en evenmin tot een onevenredige aantasting van de privacy.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging