KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Natuur
Artikel 4 Wonen
Artikel 5 Waarde - Groenblauwe Mantel
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Bij Het Plan Behorende Stukken
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Nationaal Beleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Planologische En Milieuhygiënische Aspecten
4.1 Landschappelijke Inpassing
4.2 Bodem
4.3 Geluid
4.4 Luchtkwaliteit
4.5 Externe Veiligheid
4.6 Hinderlijke Bedrijvigheid
4.7 Kabels En Leidingen
4.8 Water
4.9 Duurzaamheid
4.10 Flora En Fauna
4.11 Cultuurhistorie En Archeologie
4.12 Kwaliteitsverbetering Van Het Landschap
Hoofdstuk 5 Juridisch Bestuurlijke Aspecten
5.1 Planmethode
5.2 Verbeelding
5.3 Regels
Hoofdstuk 6 Haalbaarheid
6.1 Financiële Haalbaarheid
6.2 Maatschappelijke Haalbaarheid
Hoofdstuk 7 Slotconclusie
Bijlage 1 Inrichtingsplan Als Bedoeld In Artikel 5.5.3
Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 2 Nader Asbestonderzoek
Bijlage 3 Asbestonderzoek Woning
Bijlage 4 Asbestonderzoek Veldschuur En Buitenruimte
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 6 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 7 Nader Onderzoek Vleermuizen
Bijlage 8 Verkennend Archeologisch Onderzoek

Empelseweg 32 Rosmalen

Bestemmingsplan - gemeente 's-Hertogenbosch

Vastgesteld op 09-10-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Empelseweg 32 Rosmalen met identificatienummer NL.IMRO.0796.0002334-1401 van de gemeente 's Hertogenbosch.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.4 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 achtererfgebied:

een erf aan de achterkant en de niet naar een openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw.

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bebouwingspercentage:

een op de kaart of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwvlak, bestemmingsvlak of bouwperceel aangeeft, dat maximaal bebouwd mag worden.

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Een bijgebouw kan zijn een aangebouwd bijgebouw in de vorm van een aanbouw of een uitbouw, dan wel een vrijstaand bijgebouw.

1.13 bijzondere woonvoorzieningen:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient om te voorzien in een aangepaste woonbehoefte bijvoorbeeld ten behoeve van personen voor wie de normale woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn, zoals gehandicapten, of anderszins verzorgingsbehoevenden.

1.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.15 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.16 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.

1.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.18 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.20 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.21 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.22 dakopbouw:

een gedeelte van een gebouw, gesitueerd op de bovenste bouwlaag van een gebouw, met een oppervlakte van maximaal 60% van de oppervlakte van de bovenste bouwlaag en een afstand van minimaal 1 meter tot de voorgevel.

1.23 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.24 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.25 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.26 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht.

1.27 huisvesting in verband met mantelzorg

huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning;

1.28 kap:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°.

1.29 landschappelijke waarden en kenmerken

gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten.

1.30 nevenactiviteit

activiteiten die in ruimtelijk opzicht ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie op een bouwperceel.

1.31 nok:

het snijpunt van twee hellende vlakken.

daknok: hoogste punt van een schuin dak;

dakvoet: laagste punt van een schuin dak.

1.32 ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 35% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt.

1.33 opgetilde kap:

een kap waarbij tussen het hoogste punt van de bovenste bouwlaag en de punten waar de kap op het gebouw rust, nog bebouwing in verticale zin aanwezig is; er is slechts sprake van een opgetilde kap als het aantal bouwlagen zoals aangeduid reeds aanwezig is.

1.34 prostitutie:

het zich tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander.

1.35 publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan.

1.36 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.37 twee-aaneenwoning

een woning die onderdeel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit twee woningen, niet zijnde gestapelde woningen.

1.38 vloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond en de verdieping(en) met inbegrip van beneden peil gelegen bouwdelen.

1.39 voorerfgebied:

erf dat geen onderdeel uitmaakt van het achtererfgebied.

1.40 voorgevellijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.41 voorgevelrooilijn

  1. a. langs een wegzijde met een regelmatige ligging of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  2. b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a. bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg; bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn op 10 meter uit de as van de weg.

1.42 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

1.43 zijgevellijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de perceelgrenzen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

  1. a. vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  2. b. de goothoogte van een lessenaarsdak wordt bepaald vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel van de laagste zijde van de kap.

2.4 de hoogte van een dakopbouw:

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw.

2.5 de hoogte van een kap:

vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap.

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk of ingeval dat geen gevelvlakken of scheidingsmuren aanwezig zijn, de oppervlakte vanaf de buitenzijde van het dak neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.

2.9 peil:

  1. a. voor een hoofdgebouw met aangebouwde bijgebouwen: de hoogte van de kruin van de aan het bouw perceel grenzende weg;
  2. b. voor andere gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Natuur

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ecologische verbindingszone met waterlopen;
  2. b. natuurgebied;
  3. c. infiltratievoorzieningen;
  4. d. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen zoals sportvoorzieningen, speelvoorzieningen, openbare verblijfsvoorzieningen, verkeersvoorzieningen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen bijbehorende verhardingen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en dergelijke.

3.2 Bouwregels

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in de vorm van woningen, niet zijnde woonwagens;
  2. b. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 4.5.2;
  3. c. huisvesting in verband met mantelzorg;
  4. d. infiltratievoorzieningen;
  5. e. tuinen, erven en terreinen;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - erfbebouwing' uitsluitend bijgebouwen als bedoeld in lid 4.2.3;
  7. g. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals verkeers- en groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven en terreinen.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen en de plaatsing van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden en bezonning van de aangrenzende gronden;
  6. f. de handhaving van de oorspronkelijke parcellering.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.5.1 voor het gebruik van ruimten binnen de woning en bijgebouwen voor een publieksaantrekkende beroeps- en bedrijfsactiviteit aan huis, onder de voorwaarden als bepaald in 4.5.2 en onder de voorwaarde dat het gebruik niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeers- en parkeersituatie.
  2. b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.5.2 onder c voor het gebruik van ruimten binnen de woning en bijgebouwen voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit die meldingplichtig is volgens het Activiteitenbesluit milieubeheer, onder de voorwaarde dat de beroeps- of bedrijfsactiviteit naar aard, omvang en uitstraling past in de woonomgeving: bij het verlenen van de omgevingsvergunning voor de afwijking moet vaststaan dat een goed woon- en leefklimaat op omliggende woonpercelen gegarandeerd is.

Artikel 5 Waarde - Groenblauwe Mantel

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Groenblauwe mantel aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de gronden.

5.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden of het slopen van een bouwwerk

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

  1. a. Bij de toepassing van de bouwregels in dit plan worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer bedraagt dan 1 meter.
  2. b. Bouwwerken die op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan met een daartoe verleende vergunning binnen het plangebied aanwezig of opgericht zijn of kunnen worden opgericht maar die in strijd zijn met dit bestemmingsplan, worden geacht aan dit bestemmingsplan te voldoen.
  3. c. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen staat vast dat voldoende parkeergelegenheid voor auto's wordt gerealiseerd, overeenkomstig de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de Nota Parkeernormering 2016;
  4. d. Als de beleidsregels als bedoeld onder b wijzigen, wordt met die wijziging rekening gehouden.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

  1. a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met de bestemmingen van dit plan.
  2. b. Het gebruik van gronden en gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de bestemmingen in dit plan is uitsluitend toegestaan als voldoende parkeergelegenheid voor auto's wordt gerealiseerd en gehandhaafd, overeenkomstig de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de Nota Parkeernormering 2016.
  3. c. Als de beleidsregels als bedoeld onder b wijzigen, wordt met die wijziging rekening gehouden.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan, mits het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast, met een omgevingsvergunning afwijken van de regels en de verbeelding:
    1. 1. voor een vermeerdering of vermindering van maten en normen tot 10% van die maten en normen;
    2. 2. voor een geringe afwijking van plaats en richting van bestemmingsgrenzen als dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van de verbeelding ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waarin een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
    3. 3. voor een grotere bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer tot een bouwhoogte van 10 meter;
    4. 4. voor een grotere bouwhoogte van gebouwen vanwege plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, onder de volgende voorwaarden:
      • de maximale oppervlakte van de plaatselijke verhoging is 10% van het dakoppervlak;
      • de maximale hoogte van de plaatselijke verhoging is 4 meter.
  2. b. Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in artikel 8, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Het overgangsrecht mag in één artikel worden opgenomen, maar ook worden gesplitst in een artikel 'Overgangsrecht bouwwerken' en een artikel 'Overgangsrecht gebruik'.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Empelseweg 32 Rosmalen.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het nieuwe Maximakanaal ligt aan de oostzijde van de stad tussen 's-Hertogenbosch en Rosmalen. Behalve het nieuwe kanaal is ook de infrastructuur over het kanaal en de ecologische verbindingszone Rosmalense Aa aangelegd. Het kanaal met bijbehorende infrastructuur is vastgelegd in het Tracébesluit Omlegging Zuid-Willemsvaart.

Op 23 april 2013 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan Kanaalpark vastgesteld. Het doel van het plan is om de omlegging van de Zuid-Willemsvaart zoals die wordt mogelijk gemaakt met het Tracébesluit ook vast te leggen in een bestemmingsplan. Verder worden in het bestemmingsplan de aanleg van een ecologische verbindingszone met de Rosmalense Aa en de bouw van enkele nieuwe woningen, onder andere aan de Empelseweg 18 en 30, mogelijk gemaakt.

Eigenaren in het plangebied Kanaalpark zijn in de gelegenheid gesteld om in aanmerking te komen voor het principe 'rood voor groen'. Dit betekent (afhankelijk van de hoeveelheid in te brengen grond of te slopen stallen) dat elke eigenaar één of meer nieuwe woningen mag realiseren in ruil voor te slopen stallen, het toevoegen van gronden aan het Kanaalpark of het inbrengen van geld in een fonds ter versterking van landschappelijke, ecologische en/of recreatieve waarden.

Voorliggende bestemmingsplan betreft een dergelijk particulier initiatief aan de Empelseweg 32. Deze locatie ligt binnen het Kanaalpark. De eigenaren hebben grond afgestaan ten behoeve van het Kanaalpark en de huidige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt. Verder wordt geïnvesteerd in een groene inrichting van de percelen en worden agrarische gronden elders in het Kanaalpark bestemd tot natuur. In ruil hiervoor is een rode ontwikkeling mogelijk die bestaat uit herbouw van een woning op de plek van de bestaande woning en vijf nieuwe woningen.

De realisering van een nieuwe woning ter hoogte van de locatie van de huidige bestaande woning en de realisatie van de vijf nieuwe woningen past niet binnen het ter plaatse geldende bestemmingsplan Kanaalpark.

Voorliggend document betreft de toelichting die hoort bij het nieuwe bestemmingsplan.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het plangebied ligt in de gemeente 's Hertogenbosch en is gesitueerd aan de westzijde van de kern Rosmalen.

Het plangebied ligt tussen het Máximakanaal en het bebouwde gebied van Rosmalen. De noordelijke grens wordt gevormd door de Bruistensingen het Kanaalpark en de zuidelijke grens door het perceel Empelseweg 30.

De ligging en begrenzing van het plangebied is weergegeven op onderstaande afbeeldingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002334-1401_0001.jpg"

Ligging in Rosmalen

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002334-1401_0002.jpg"

Begrenzing plangebied

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan 'Kanaalpark'. Dit bestemmingsplan is op 23 april 2013 vastgesteld door de gemeenteraad van 's Hertogenbosch.

Het plangebied heeft hierin de enkelbestemming 'Wonen-2'. Tevens zijn ter waarborging van de archeologische waarden en de groenblauwe mantel in het plangebied de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie - 2' en 'Waarde - Groenblauwe mantel' opgenomen.

De herontwikkeling van het perceel Empelseweg 32 past niet binnen de vigerende bestemming, aangezien op de locatie slechts één woning is toegestaan. Een bestemmingsplanprocedure is derhalve noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002334-1401_0003.png"

Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Kanaalpark' met aangegeven het plangebied 'Empelseweg 32'

1.4 Bij Het Plan Behorende Stukken

Voorliggend document betreft de toelichting, behorende bij het nieuwe bestemmingsplan voor het perceel gelegen aan de Empelseweg 32 te Rosmalen waarin de ontwikkeling van 5 woningen en nieuwbouw van het bestaande hoofdgebouw mogelijk wordt gemaakt.

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt de huidige en de toekomstige situatie van het plangebied beschreven. Het beleidskader dat van toepassing is op de locatie en het initiatief is opgenomen in hoofdstuk 3. Aan de hand van de omschrijving van de planologische en milieuhygiënische aspecten ter plaatse en in de directe omgeving van het plangebied wordt in hoofdstuk 4 de toelaatbaarheid van het initiatief geschetst. De juridisch bestuurlijke aspecten zijn terug te vinden in hoofdstuk 5 en de financiële haalbaarheid en de te doorlopen procedure van het initiatief komen in de hoofdstukken 6 en 7 aan de orde.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige Situatie

Het projectgebied ligt op een dekzandrug, op de overgang van de zandgronden naar de kleigronden. Landschappelijk is er sprake van een relatief open gebied in een stedelijke omgeving. Ten oosten ligt de bebouwingsrand van Rosmalen, ten noorden de Bruistensingel en ten westen de A2 als begrenzing van het bebouwde stedelijke gebied. In de open enclave ligt verspreide bebouwing. De bebouwing bestaat overwegend uit vrijstaande woningen in een landelijke stijl met wisselende nokrichtingen, gebouwd in één bouwlaag en afgedekt met een kap. Het is veelal oudere bebouwing, deel uitmakend van een (voormalig) agrarisch bedrijfscomplex. De groenstructuur in de omgeving kenmerkt zich door kleine elementen. Vaak betreft dit erfbeplanting van (voormalige) agrarische bedrijven. Grotere eenheden bos zijn niet aanwezig. Ruimtelijk en functioneel gezien heeft het gebied een gemengd karakter. De oorspronkelijke agrarische functie is op veel plaatsen verloren gegaan en overgenomen door de woonfunctie of andersoortige bedrijvigheid.

In het projectgebied staat een voormalige agrarische woning met de daarbij behorende stallen en loodsen. De locatie wordt ontsloten vanaf de Empelseweg.

2.2 Toekomstige Situatie

De visie Kanaalpark toont de ambitie om het gebied langs de Empelseweg te ontwikkelen als een landgoederenzone. Om dit te realiseren wordt hier gewerkt met het 'rood voor groen' principe. Daarbij is het uitgangspunt dat er aaneengesloten groene gebieden worden gerealiseerd. Dit betekent dat de nieuwe bebouwing altijd dicht bij de huidige woning neergezet moet worden, zodat er een compact erf ontstaat, waarbij het groen als het ware het erf 'omarmt': 'erven in het landschap'. De bebouwing kan vervolgens als een ensemble op het erf worden vormgegeven.

In de nieuwe situatie wordt de voormalige bedrijfswoning gesloopt. Er zal een nieuw hoofdhuis op ongeveer dezelfde locatie voor worden teruggebouwd. Daarnaast wordt alle voormalige agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt. Daarvoor in de plaats worden vijf nieuwe woningen op het erf gerealiseerd. In totaal gaat het dus om een ontwikkeling van zes woningen. Stedenbouwkundig uitgangspunt is om een erf te creëren waarbij de woningen gegroepeerd bij elkaar staan. Daarnaast wordt het erf landschappelijk ingepast in de omgeving. Dit gebeurt door rondom het erf beplanting aan te brengen en landschappelijke aansluiting te maken met het reeds ingerichte kanaalpark. Behalve de sloop van de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing en de landschappelijke inrichting zal met deze ontwikkeling ook een gebied tot natuur bestemd worden aansluitend op het kanaalpark.

De ontsluiting van de locatie verloopt via de Empelseweg. Bij nieuwe woningen dient op eigen terrein in de benodigde parkeerbehoefte te worden voorzien.

Voor dit type woningen wordt een parkeernorm gehanteerd van 2 parkeerplaatsen per woning die op eigen terrein gerealiseerd wordt. Door de inrichting als erf kan voorzien worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002334-1401_0004.png"

Nieuw erf met het omliggende landschap

Hoofdstuk 3 Beleidskader

De voorgenomen ontwikkeling van het plangebied moet passen binnen het vigerend beleid. Voor de ontwikkeling en het projectgebied zijn verschillende beleidsstukken relevant. Hierna zijn de belangrijkste bevindingen uit het beleid beschreven en wordt aangegeven hoe de ontwikkeling van het projectgebied hierop inspeelt.

3.1 Nationaal Beleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), die op 13 maart 2012 door de minister is vastgesteld, vormt de nieuwe, overkoepelende rijksstructuurvisie voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028, met een doorkijk naar 2040. In de SVIR 'Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig' is de inhoud van een groot aantal beleidsstukken, waaronder de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit en diverse planologische kernbeslissingen, opgenomen.

Het rijksbeleid richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie, natuur, waterveiligheid, milieukwaliteit en bescherming van het werelderfgoed. Het beleid met betrekking tot verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het rijk, onder het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet', over aan provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen daarbij de ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Alleen in de stedelijke regio's rond de mainports Amsterdam en Rotterdam maakt het rijk afspraken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking. Overige sturing op verstedelijking, zoals afspraken over binnenstedelijk bouwen, rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering, laat het rijk los. Er is enkel nog sprake van een 'ladder' voor duurzame verstedelijking (gebaseerd op de 'SER-ladder'), die zal worden vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. In het mobiliteitsbeleid komt de gebruiker centraal te staan en wordt de samenhang tussen de verschillende modaliteiten en tussen ruimtelijke ontwikkeling en mobiliteit versterkt.

Het rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland, door middel van een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Om dit doel te bereiken, werkt het rijk samen met andere overheden. In de SVIR zijn ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028 geformuleerd.

In totaal zijn 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd, die bijdragen aan het realiseren van de drie hoofddoelen.

Het betreft onder meer het borgen van ruimte voor de hoofdnetwerken (weg, spoor, vaarwegen, energievoorziening, buisleidingen), het verbeteren van de milieukwaliteit, ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke ontwikkeling, ruimte voor behoud van unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten, ruimte voor een nationaal netwerk voor natuur en ruimte voor militaire terreinen en activiteiten.

De SVIR bevat een kaart waarop de nationale ruimtelijke hoofdstructuur is weergegeven. De kaart bevat een samenvatting van de nationale belangen, waarvoor het rijk verantwoordelijk is. Op de kaart is op hoofdlijnen aangegeven welke gebieden en structuren van nationaal belang zijn bij de geformuleerde rijksdoelen rond concurrentiekracht, bereikbaarheid en leefbaarheid en veiligheid.

Voor het plangebied van voorliggend bestemmingsplan geldt dat er geen nationale belangen uit de SVIR in het geding zijn.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

In de realisatieparagraaf van de SVIR zijn per nationaal belang de instrumenten uitgewerkt die hiervoor worden ingezet. Eén van de belangrijkste instrumenten is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), waarvan een gedeelte gelijktijdig met de SVIR in werking is getreden. In het Barro zijn regels opgenomen ter bescherming van de nationale belangen. De regels van het Barro moeten in acht worden genomen bij het opstellen van provinciale ruimtelijke verordeningen, bestemmingsplannen en ruimtelijke onderbouwingen.

In het voorliggende bestemmingsplan is geen sprake van invloed op de opgenomen nationale belangen. Aanvullende maatregelen hoeven derhalve niet getroffen te worden.

3.1.2 Rijksbeleid voor natuur

Het beleid ter bescherming van natuur is voornamelijk geregeld in de Natuurbescherminsgwet en daarbij behorende Flora- en faunawet. Het beleid richt zich op de bescherming van waardevolle gebieden en soorten. Voor de gebieden kan de Natuurbeschermingswet van toepassing zijn. In het plangebied zijn in dat kader geen gebieden aangewezen. Binnen het gebied zijn wel beschermde soorten aanwezig vanuit de Flora- en faunawet. Voor wat betreft het onderzoek dat hieromtrent is uitgevoerd wordt verwezen naar paragraaf 4.8 Flora en Fauna.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

Om het zorgvuldig duurzaam ruimtegebruik te stimuleren heeft het Rijk de 'ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening. De zoekgebieden voor verstedelijking zijn vastgelegd in de Verordening ruimte Noord-Brabant. De 'ladder voor duurzame verstedelijking' (verder: de Ladder) is juridisch verankerd in artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Ingevolge de Ladder moet een nieuwe 'stedelijke ontwikkeling' in de toelichting gemotiveerd worden met behulp van drie opeenvolgende stappen. De stappen betreffen:

  • er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel 1, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel 2, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Allereerst dient er sprake te zijn van een 'stedelijke ontwikkeling'. Op basis van jurisprudentie kan worden geconcludeerd dat het ontwikkelen van de 5 nieuwe woningen niet geldt als 'stedelijke ontwikkeling' volgens de ladder voor duurzame verstedelijking. Voor voorliggend initiatief wordt dus geen belemmering verwacht in het kader van de ladder.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Structuurvisie 2014

De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening Noord-Brabant (SVRO) bevat de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040).

Sinds de vaststelling van de SVRO op 1 oktober 2010 zijn door Provinciale Staten diverse besluiten genomen die tot een verandering hebben geleid in de provinciale rol en sturing en het provinciaal beleid. Vanuit de provincie Noord-Brabant is derhalve besloten om de SVRO te actualiseren. Er is hierbij een bewuste keuze gemaakt om niet een geheel nieuwe visie op te stellen. Dit omdat de bestaande structuurvisie recent is vastgesteld en de visie en sturingsfilosofie voor het overgrote deel nog actueel zijn. Er vindt slechts op onderdelen bijsturing plaats. Dit is doorvertaald in de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening - partiële herziening 2014, welke op 7 februari 2014 door Provinciale Staten is vastgesteld.

De structuurvisie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie Noord-Brabant en vormt de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De SVRO gaat in op de ruimtelijke kwaliteiten van de provincie Noord-Brabant. Mens, markt en milieu zijn binnen de provincie in evenwicht. Daarom kiest de provincie in haar ruimtelijke beleid tot 2025 voor de verdere ontwikkeling van gevarieerde en aantrekkelijke woon-, werk- en leefmilieus en voor een kennisinnovatieve economie met als basis een klimaatbestendig en duurzaam Brabant. Het principe van behoud en ontwikkeling van het landschap is in de structuurvisie de 'rode' draad die de ruimtelijke ontwikkelingen stuurt. De provincie wil het contrastrijke Brabantse landschap herkenbaar houden en verder versterken. Daarom wordt ingezet op de ontwikkeling van robuuste landschappen, een beleefbaar landschap vanaf het hoofdwegennet en behoud en versterking van aanwezige landschapskwaliteiten.

De ruimtelijke belangen en keuzes zijn in vier ruimtelijke structuren geordend: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Binnen deze structuren worden de belangrijkste maatschappelijke ontwikkelingen opgevangen. Samen vormen deze structuren de provinciale ruimtelijke structuur. De structuren geven een hoofdkoers aan: een ruimtelijk ontwikkelingsperspectief voor een combinatie van functies. Maar de structuren geven ook aan waar functies worden uitgesloten of welke randvoorwaarden de provincie aan functies stelt. Binnen de structuren is ruimte voor regionaal maatwerk.

Hieronder is de structurenkaart voor het projectgebied weergegeven. Op de 'structurenkaart' van de SVRO zijn de hoofdlijnen van het Máximakanaal, de Avenue 2 en de ecologische verbindingszone verwerkt.

Het projectgebied is op de 'structurenkaart' van de SVRO aangeduid als 'groenblauwe mantel', 'zoekgebied verstedelijking' en voor het grootste deel als 'hoog-stedelijke zone'. Het beleid voor deze gebieden is als volgt:

  • groenblauwe mantel: dit gebied bestaat overwegend uit gemengd landelijk gebied met belangrijke nevenfuncties voor natuur en water. Binnen de groenblauwe mantel is de agrarische sector een grote en belangrijke grondgebruiker. Het is nodig deze positie te behouden en/of een ontwikkeling in grondgebonden agrarisch gebruik te bevorderen.

Het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, water (-beheer) en landschap is een belangrijke opgave. Nieuwe ontwikkelingen binnen de groenblauwe mantel zijn mogelijk, als deze bestaande natuur-, bodem- en waterfuncties respecteren of bijdragen aan een kwaliteitsverbetering van deze functies of het (cultuurhistorisch waardevolle) landschap.

  • zoekgebied verstedelijking: in het stedelijk concentratiegebied, inclusief de bijbehorende zoekgebieden voor verstedelijking, wordt de bovenlokale verstedelijkingsbehoefte opgevangen.
  • hoogstedelijke zone: de provincie stimuleert de herontwikkeling van een aantal gebieden langs spoor- en snelwegen en kanaalzones in de hoogstedelijke zones. De inzet richt zich met name op het versnellen van de verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002334-1401_0005.png"

Conclusie

Het voorliggend initiatief sluit aan op de doelstellingen uit de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening. Het betreft een herontwikkeling langs de kanaalzone en het initiatief draagt bij aan een kwaliteitsverbetering van het landschap.

3.2.2 Verordening Ruimte

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is vastgelegd hoe de bevoegdheden op het gebied van ruimtelijke ordening zijn verdeeld tussen rijk, provincies en gemeenten. De provincie kan door middel van een planologische verordening regels formuleren waarmee gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen rekening moeten houden. De provincie Noord-Brabant heeft hiertoe de Verordening Ruimte opgesteld. De Verordening Ruimte is op 17 december 2010 vastgesteld en op 1 maart 2011 in werking getreden. Hierbij heeft naar aanleiding van de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening - partiële herziening 2014 eveneens een herziening van de Verordening Ruimte plaatsgevonden. In de Verordening Ruimte 2014 zijn regels opgenomen waarvan de provincie het belangrijk vindt dat die door iedere gemeente worden toegepast bij ruimtelijke besluiten. Hierbij is geprobeerd om (verdere) vereenvoudigingen door te voeren. Daarnaast zijn er ook inhoudelijke wijzigingen doorgevoerd. Deze zijn direct terug te voeren op de partiële herziening 2014 van de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002334-1401_0006.png"

Het plangebied is op de kaarten behorende bij de Verordening Ruimte aangeduid als 'Integratie stad-land'. Ter plaatse van de aanduiding 'integratie stad-land' kan voorzien worden in een stedelijke ontwikkeling, mits deze in samenhang en in evenredigheid geschiedt met een groene en blauwe landschapsontwikkeling.

Tevens is in de verordening een belangrijk gedeelte van het projectgebied aangeduid als groenblauwe mantel. Met deze aanduiding wordt beoogd de ecologische en landschappelijke kwaliteiten te behouden en te versterken.

De realisatie van de ecologische verbindingszone Rosmalense Aa en het Kanaalpark draagt bij aan de doelstelling van de groenblauwe mantel. Verder is in de verordening de ecologische verbindingszone aangegeven. Het kanaaltracé doorsnijdt ook op onderdelen de ecologische hoofdstructuur. In het compensatieplan, dat hoort bij het Tracébesluit, is beschreven hoe de natuurwaarden die verloren gaan, gecompenseerd worden.

In de verordening is het plangebied aangeduid als 'cultuurhistorisch vlak'. Dat heeft te maken met het voormalige Beerse overlaat van de Maas en de bijbehorende openheid. Vanwege de stedelijke ontwikkelingen van de uitbreiding Empel, De Groote Wielen en de omlegging van de Zuid-Willemsvaart is de oorspronkelijke openheid niet meer herkenbaar.

In principe is woningbouw in het landelijk gebied niet zonder meer mogelijk. Alleen op bepaalde plekken kan een afweging worden gemaakt om woningbouw plaats te laten vinden onder voorwaarden. In dit geval ligt het plangebied in een zone die is aangeduid als 'integratie stad-land' en 'groenblauwe mantel'. In de groenblauwe mantel is de ruimte in principe gereserveerd voor natuur en landschap. Woningbouw of stedelijke ontwikkelingen zijn mogelijk mits deze bijdragen aan de provinciale doelstellingen. In paragraaf 4.1 zal nader worden ingegaan op welke manier zal worden voldaan aan de provinciale doelstellingen.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Ruimtelijke structuurvisie 2003

In samenhang met het provinciale beleid heeft de gemeente 's-Hertogenbosch haar planologische beleid voor de nabije toekomst vastgelegd in de Ruimtelijke Structuurvisie 2003 'Stad tussen Stromen'. Deze structuurvisie is tussentijds geactualiseerd, eerst in 2011 en het meest recent in januari 2014. De ruimtelijke structuurvisie omvat de uitgangspunten en ambities van de gemeente voor het - door haar te voeren - ruimtelijk beleid in de komende 10 jaar, met een doorkijk naar 15 á 20 jaar. Het is het toetsingskader dat een onderlegger vormt voor de actualisering van bestemmingsplannen en projectprocedures, alsook een inspiratie- en ontwikkelingsopgave voor integrale gebiedsaanpak en projecten.

Een onderdeel van de gemeentelijke structuurvisie is de Structuurvisie A2 / Kanaalzone. Daarnaast voorziet het gemeentelijk planologisch beleid in de toekomst in een ontwikkeling van het gebied tussen de verbrede A2 en de kanaalomlegging: Avenue 2.

Het projectgebied is in het ruimtelijk casco van de Structuurvisie aangeduid als 'groen transformatiegebied' en 'robuuste ecologische verbinding'. In groengebieden met een accent op 'transformatie' is het beleid gericht op het realiseren van nieuwe natuur- en landschapswaarden van formaat. Binnen de categorie 'robuuste ecologische verbindingen' worden gebieden onderling aan elkaar geschakeld, waarbij 'alle' te verwachten doelsoorten er gebruik van kunnen maken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002334-1401_0007.png"

Uitsnede Ruimtelijk Casco met aanduiding projectgebied (Bron: Ruimtelijke Structuurvisie Stad tussen Stromen)

De gemeente 's-Hertogenbosch wil het gebied tussen de rand van de bebouwde kom van Rosmalen en de het Máximakanaal inzetten voor natuurontwikkeling met als belangrijke ecologische drager de nieuw aan te leggen Rosmalense Aa. Dit project wordt 'Kanaalpark' genoemd. Het 'Kanaalpark' vormt onderdeel van De Groene Delta.

De Groene Delta

De Rosmalense Aa is onderdeel van De Groene Delta. Het doel van De Groene Delta is te komen tot een samenhangend geheel van waardevolle water- en groengebieden in en rond de stad. Tegelijkertijd ontstaat daarmee een aantrekkelijk gebied voor de inwoners uit 's-Hertogenbosch en omgeving.

De stad 's-Hertogenbosch is in ecologisch opzicht een barrière voor vrije of goede migratie van fauna. De Dommel en de Aa liggen ingeklemd in het stedelijke gebied. De beschikbare ruimte voor natuur in de stad is gering. Gemeente en waterschap werken echter wel aan de ecologische verbetering van deze 'stadsbeken of -rivieren'. De ecologische ambities zijn geringer; passend binnen de beschikbare ruimte. Daarnaast vervult deze zone een belangrijke functie vanuit het perspectief van een aantrekkelijke, groene stad. De verbindingszones door de stad zijn echter niet voldoende om de ecologische relatie tussen Aa, Dommel en Maas op een goede manier te herstellen. Vooral voor de meer kritische soorten en/of soorten die ruimte en rust nodig hebben is er meer nodig.

In De Groene Delta worden alternatieve migratieroutes aangeboden in de vorm van 'het rondje west' en het 'rondje 'oost'. Het rondje oost valt samen met de omleiding Zuid-Willemsvaart met zijn natuurvriendelijke oevers, de ecologische verbindingszone Rosmalense Aa en op termijn het gehele groengebied rondom het kanaal aangeduid met de naam Kanaalpark Zuid-Willemsvaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002334-1401_0008.png"

Project Kanaalpark / landgoed Heinis

Het bestemmingsplan 'Kanaalpark' is op 23 april 2013 vastgesteld door de gemeenteraad.

Het Kanaalpark wordt een samenhangend geheel van bos, struweel en grazige vegetaties. Het landschapspark wordt over de hele lengte voorzien van een doorgaand netwerk van bossages, houtwallen en lanen bosstrip. Daarmee wordt het typische boskarakter van het Landgoed De Wamberg via de dekzandgronden tot in het rivierengebied doorgezet. Tussen het kanaal en de bossages en houtwallen ligt een parkachtig landschap met daarin de Rosmalense Aa. In het beekdal van de Aa en in de rivierpolders is er ruimte voor natuurontwikkeling. Hier kunnen op grotere schaal moeras, open water en wilgenbos- en struweel ontstaan. Op de zandgronden bij Rosmalen overheerst het bosrijke karakter. Hier moet het landschap voldoende massa hebben om in de toekomst op te kunnen botsen tegen het stedelijke landschap van Avenue2 aan de andere kant van het nieuwe kanaal. Het Kanaalpark en het Máximakanaal versterken samen het doorgaande karakter van dit nieuwe groengebied in noordzuid richting. Dat is ook gewenst gezien de grote impact van de kruisende infrastructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002334-1401_0009.png"

Ligging Kanaalpark (Bron: bestemmingsplan 'Kanaalpark')

Het kanaalpark is in te delen in drie delen met elk een eigen karakter en sfeer. De samenhang wordt gewaarborgd door het kanaal en de Rosmalense Aa. De volgende delen worden onderscheiden:

  • Het dynamische beekdal van de Aa.
  • De landgoederen Heinis en Heer&Beek.
  • De Rosmalense Delta.

De gronden van het projectgebied liggen in het gebied dat in het bestemmingsplan 'Kanaalpark' is aangegeven als 'landgoederenzone Heinis en Heer&Beek'.

Tussen het kanaal en Rosmalen wordt het aanwezige kleinschalige cultuurlandschap opgeschaald naar twee landgoederen; landgoed Heinis en landgoed Heer&Beek. Het projectgebied ligt binnen landgoed Heinis. Dit landgoed is vernoemd naar de oude Heinisdijk. Het ligt tussen het spoor en de Bruistensingel. Met landgoederen worden gebieden met meerdere eigenaren bedoeld, die samen werken aan een aaneengesloten en toegankelijk landschap van bos, lanen, boerderijen, weilanden en enkele akkers. Het is een kleinschalig en afwisselend parklandschap.

Historische wegen zoals de Burgemeester Jonkheer von Heijdenlaan en de Heinisdijk worden opgenomen in het recreatieve routenetwerk van het Kanaalpark. De landgoederen zullen voldoende tegenwicht moeten bieden aan alle stedelijke invloeden (A2, woningen, intensiever gebruik) en in het bijzonder aan Avenue 2. Alleen door meer bossen en lanen aan te planten blijft de beleving van een kleinschalig parklandschap overeind. De Rosmalense Aa krijgt in dit deel het karakter van een bosbeek. De beek snijdt dieper in in het landschap, krijgt smallere oevers en andere beeknatuur. De ligging van de beek wordt ook ingezet om de grens tussen openbaar terrein en de particuliere erven aan te merken.

Ten zuiden van de Bruistensingel zijn verspreid woningen en (voormalige) bedrijfsgebouwen aanwezig. In de aanloop naar een landgoederenlandschap, worden eigenaren in de gelegenheid gesteld om in aanmerking te komen voor het toepassen van 'rood voor groen'. Eigenaren mogen bijvoorbeeld één of meerdere extra woningen bouwen indien ze bereid zijn om grond af te staan voor het Kanaalpark. Deze gronden worden dan toegevoegd aan het openbaar groengebied. In andere gevallen gaat het om één of meerdere extra woningen in ruil voor het slopen van 'ongewenste' gebouwen. Hiervoor is maatwerk van geval tot geval nodig. Naast een kwaliteitsverbetering van bebouwing leidt dit ook tot een toename van de beleving van het groen. In het landgoederenlandschap Heinis liggen de woningen als boerenerven in het landschap. Het initiatief op het perceel Empelsedijk 32 draagt bij aan deze doelstelling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002334-1401_0010.png"

Impressie landgoed Heinis met aanduiding ligging plangebied (Bron: bestemmingsplan 'Kanaalpark')

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002334-1401_0011.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002334-1401_0012.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002334-1401_0013.png"

Huidige situatie plangebied

3.3.2 Nota Wonen 2012

In juni 2012 heeft de gemeente 's-Hertogenbosch de 'Nota wonen 2012' vastgesteld, waarin beter kon worden ingespeeld op de nieuwe realiteit in de woningmarkt. Het streven van de gemeente 's-Hertogenbosch is een evenwichtige woningmarkt te creëren met voldoende, goede, betaalbare en passende woningen voor nu en in de toekomst. Deze ambitie is uitgewerkt in 4 speerpunten:

  • Voldoende woningen
  • Betaalbaar wonen
  • Passend wonen
  • In sterke en vitale buurten

Bij het waarmaken van deze ambitie zinspeelt de gemeente op een nauwe samenwerking tussen verschillende betrokken partijen. De gemeente bedenkt en bepaalt niet meer alleen, er vindt een beweging plaats van gemeente naar stad. Het uitgangspunt voor het woonbeleid is daarom ook: 'ruimte bieden aan initiatiefnemers en burgers waar het kan, actief sturen en kaders stellen waar het moet'. De gemeente schetst in deze Nota Wonen daarom ook vooral kaders en uitgangspunten, in het uitwerkingsprogramma is dit nader geconcretiseerd in de volgende punten:

  • een woningproductie van gemiddeld 700 woningen per jaar voor de periode tot 2030, met een bandbreedte van 500 tot 800 woningen per jaar;
  • minimaal 25% woningen in de sociale sector (huur en koop);
  • stimulering van het (collectief) particulier opdrachtgeverschap (C)PO;
  • herintroductie van de starterslening voor bestaande koopwoningen;
  • nieuwbouw, omzetting van bestaande verzorgingsplaatsen en ambulante zorgverlening ten behoeve van de groeiende behoefte aan woonzorgarrangementen voor ouderen en mensen met een beperking;
  • verbetering van de woningkwaliteit in buurten door onder meer renovatie, groot onderhoud en energiebesparende maatregelen.

3.3.3 Welstandsnota 2011

In juni 2004 heeft de gemeente 's-Hertogenbosch de welstandsnota opgesteld met als doel het vertalen, waarborgen en versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de gebouwde omgeving. In 2011 is deze nota geactualiseerd.

Een bouwplan wordt door de welstandscommissie getoetst aan de criteria zoals deze zijn gesteld in de welstandsnota. Ingevolge artikel 12 van de Woningwet kan de gemeenteraad zogenaamde welstandsvrije gebieden aanwijzen, deze zijn aangegeven in overzichtskaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002334-1401_0014.png"

Het plangebied is gelegen in een gebied dat is aangeduid als welstandsplichtig. Het gebied valt onder het bebouwingstype G3: 'Agrarisch buitengebied met boerenerven'.

Wanneer de omgevingsvergunning omtrent bouwen aangevraagd wordt zal welstand automatisch bij het ontwerp betrokken worden en zal getoetst wordt aan het bebouwingstype G3.

3.3.4 Nota Parkeernormen 2016

In september 2016 heeft de raad van 's-Hertogenbosch de nota 'Parkeernormering 2016', inclusief een methode voor het berekenen van het aantal parkeerplaatsen met behulp van de parkeerbalans vastgesteld. Het doel van deze rapportage was het formuleren van eenduidige parkeernormen die in de hele gemeente kunnen worden toegepast, waarbij evenwicht wordt gezocht tussen de vraag naar parkeerplaatsen en de kwaliteit van de openbare ruimte.

In het plan wordt voorzien in twee parkeerplaatsen per woning op eigen terrein. Hiermee wordt voldaan aan de Nota Parkeernomering 2016.

3.3.5 Nota Uitvoering wet op de archeologische monumentenzorg 2010

Op 18 mei heeft de afdeling Bouwhistorie, Archeologie en Monumenten van de gemeente 's-Hertogenbosch de 'Nota Uitvoering wet op archeologische monumentenzorg 2010' vastgesteld als gemeentelijk toetsingsinstrument van de landelijk Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz). Bij ruimtelijke planvorming is de gemeente verplicht rekening te houden met de cultuurhistorische (waaronder archeologische) waarden binnen het eigen grondgebied. Met de formulering van dit archeologiebeleid komt de gemeente tegemoet aan haar verplichting om haar beleidskeuzes te motiveren. Als bevoegd gezag creëert de gemeente daarmee duidelijkheid over de omgang met archeologische waarden in gemeentelijk grondgebied en de eventuele financiële en organisatorische consequenties daarvan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002334-1401_0015.png"

In de archeologische beleidskaart is de archeologische waarde van het gehele grondgebied bepaald. Het plangebied is gelegen in een gebied met de typering 'Terreinen met verspreide nederzettingen en grafvelden uit de prehistorie, Romeinse Tijd en Middeleeuwen'. Dit betekent dat afhankelijk van het vigerende bestemmingsplan ter plaatse een nadere specificatie van de onderzoeksplicht voor initiatiefnemers is geformuleerd. Het aspect archeologie zal nader worden behandeld in paragraaf 4.10.

Hoofdstuk 4 Planologische En Milieuhygiënische Aspecten

Op grond van het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het bij het opstellen van een ruimtelijk plan verplicht om inzicht te bieden in de relevante planologische en milieuhygiënische aspecten. Hierbij dient aangetoond te worden dat het voorliggend bestemmingsplan haalbaar is in relatie tot deze aspecten. Het gaat hierbij onder andere om de volgende aspecten: landschappelijke inpassing, bodem, geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid, bedrijven en milieuzonering, kabels en leidingen, water, flora en fauna, cultuurhistorie en archeologie.

4.1 Landschappelijke Inpassing

In de Verordening ruimte heeft de provincie vastgelegd dat bij ruimtelijke stedenlijke ontwikkelingen binnen de 'integratie stad-land' een bijdrage wordt verleend aan kwaliteitsverbetering van het landschap. Verder geldt hier ook het principe 'bevordering ruimtelijke kwaliteit'. Om hier aan te voldoen is de notitie kwaliteitsverbetering landschap & landschappelijke inpassing opgesteld (Bijlage 1 behorende bij de regels)

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002334-1401_0016.png"

Inrichtingsplan Empelseweg 32

Het projectgebied waar de stedelijke ontwikkeling op is voorzien zal aan de zuid en westzijde worden afgebakend door een bosplantsen van 860 m². De zone waar het bosplantsoen aangeplant wordt heeft een breedte van 5 meter en is gelegen langs de gehele zuid- en westzijde van het plangebied. In het bestemmingsplan krijgt deze strook de bestemming ‘Natuur' . Ten noorden van het projectgebied ligt een strook dat in beheer is bij de gemeente en de bestemming natuur krijgt. De gemeente heeft deze strook al voor natuur ingericht. Het voorgenomen inrichtingsplan past binnen de doelstelling van het Kanaalpark. Door de investeringen binnen het projectgebied draagt bij aan provinciale doelstellingen van kwaliteitsverbetering van het landschap en bevordert het plan de ruimtelijke kwaliteit in het gebied. Naast de investeringen binnen het projectgebied voorziet het bestemmingsplan ook in kwaliteitsverbetering elders in het kanaal park.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002334-1401_0017.png"

Locatie kwaliteitsverbetering buiten het projectgebied.

Rood voor Groen

De in verband met onderhavige ontwikkeling te realiseren wezenlijke en uitvoerbare verbetering van de bestaande of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van die omgeving, wordt door initiatiefnemers op de navolgende wijze financieel, juridisch en feitelijk verzekerd:

  • de bestaande bedrijfsgebouwen (980 m²) worden afgebroken en het erf wordt gesaneerd. Daarnaast zullen de initiatiefnemers zorg dragen voor een verdere landschappelijke inrichting van de resterende gronden bij Empelseweg 32. Zie hiervoor Bijlage 1 behorende bij de regels. Dit is tevens vastgelegd in de regels middels een voorwaardelijke verplichting voor het realiseren van deze landschappelijke inpassing.
  • In verband met deze ontwikkeling zal tevens een extra oppervlakte van 5,13 hectare van de percelen kadastraal bekend als 's-Hertogenbosch, sectie U, nummers 136 (gedeeltelijk), 142 en 1338 (gedeeltelijk) bestemd worden tot Natuur. Deze percelen zijn eigendom van de gemeente 's-Hertogenbosch. Partijen constateren dat deze gronden thans een waarde hebben van €513.000,00. Als gevolg van de planologische maatregel daalt de waarde van deze gronden tot €51.300,00. Piels, Pol en Ondersteijn verklaren de waardedaling van deze gronden aan de gemeente 's-Hertogenbosch als eigenaar van deze gronden te vergoeden voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.2 Bodem

Voor elke functiewijziging, al dan niet naar een gevoelige functie, dient een onderzoek te worden verricht naar de bodem- en grondwaterkwaliteit. De bodem moet geschikt zijn voor het voorgenomen gebruik. Door Antea Group is hiertoe een verkennend bodemonderzoek verricht. De rapportage (4 juli 2014) van het onderzoek is als bijlage bij de toelichting opgenomen. Hierna volgt de conclusie.

Uit het verkennend onderzoek is gebleken dat in de zintuigelijk schone grond licht verhoogde waarden van vervuilende stoffen zijn aangetroffen. Daarnaast zijn er verschillende asbesthoudende materialen aangetroffen. De aanbevelingen van het verkennend bodemonderzoek waren als volgt:

  • Het laten verwijderen van aanwezige asbest volgens het Asbestverwijderingsbesluit;
  • Het uitvoeren van een asbestbodemonderzoek om de verontreinigingsgraad in de bodem/puin te bepalen;
  • Het inventariseren van de aanwezige asbesthoudende materialen.

Deze aanbevelingen zijn overgenomen en de resultaten van de aanvullende onderzoeken worden achtereenvolgens besproken.

Nader Asbestonderzoek

Antea Group heeft een nader asbestonderzoek uitgevoerd (d.d. 24 december 2015) waarin is nagegaan of er sprake is van sterke verontreiniging met asbest er plaatse van 2 deellocaties op het terrein. Het betrof hier specifiek het achterterrein (aangeduid als RE1) en de puinhoudende grond vanaf de oprit tot de achterzijde van het hoofdgebouw (RE2). De hele rapportage is toegevoegd aan de bijlage, de conclusie wordt hierna beschreven.

Uit het onderzoek is gebleken dat de interventiewaarde wordt overschreden en dat er sprake is van ernstige bodemverontreiniging (volgens de Wet bodembescherming). Gezien het feit dat er in de toekomstige situatie werkzaamheden op of in de bodem uitgevoerd gaan worden, dient er een melding gemaakt te worden bij het bevoegd gezag. De grondwerkzaamheden dienen onder milieukundige begeleiding en door een gecertificeerde aannemer te worden uitgevoerd.

Asbestonderzoek Type A

In verband met de voorgenomen sloopwerkzaamheden en de mogelijke aanwezigheid van asbesthoudende materialen aan de Empelseweg 32 te Rosmalen, is door Asbest Advies Brabant onderzoek gedaan naar de asbesthoudende materialen betreffende de woning aan de Empelseweg 32 en de stal, veldschuur en buiten terrein ter plaatste van de Empelseweg 32a.

De doelstellingen van dit onderzoek zijn:

  • identificeren en vastleggen door middel van visuele inspecties en bemonsteringen, gevolgd door laboratoriumanalyses, van de eventuele aanwezige asbesthoudende materialen;
  • kwantificeren van de aanwezige asbesthoudende materialen in m¹ /m² /m³ /stuks;
  • per locatie bepalen van de aard, samenstellingen en de bevestigingswijzen;

De rapportages (d.d. 28 januari 2016) zijn in de bijlage opgenomen, de conclusies worden hieronder beschreven.

Wat betreft de woning zijn geen asbesthoudende materialen aangetroffen tijdens het onderzoek. Het slopen van de woning dient weliswaar bedachtzaam te worden uitgevoerd, het aspect asbest vormt desalniettemin geen belemmering voor het aanvangen van de werkzaamheden. In de stal, veldschuur en het buitenterrein zijn diverse asbesthoudende materialen aangetroffen. Deze locaties dienen te worden gesaneerd voordat met de werkzaamheden kan worden gestart.

Na sanering van asbesthoudende materialen worden voor voorliggend initiatief geen belemmeringen meer verwacht vanuit het aspect asbest, dan wel bodem. De gemeente schat de kosten voor het saneren van de bodem op ongeveer €41.000 euro. Initiatiefnemer is bekend met de ernstige verontreiniging en heeft inzichtelijk wat dit voor financiele gevolgen met zich meebrengt.

De nodige bodemonderzoeken – ook na sanering – dienen ten behoeve van de aanvraag om omgevingsvergunning inzichtelijk te maken dat de bodem geschikt is voor de beoogde woningbouw.

4.3 Geluid

Conform de Wet geluidhinder (Wgh) dient een akoestisch onderzoek te worden verricht indien er sprake is van het projecteren van nieuwe geluidsgevoelige bebouwing binnen een geluidzone wegverkeerslawaai en/of spoorweglawaai. Uitzondering hierop vormen wegen in een 30 km-zone en wegen die deel uitmaken van een woonerf. In voorliggend bestemmingsplan wordt geluidsgevoelige bebouwing mogelijk gemaakt. Conform de Wet geluidhinder dient een akoestisch onderzoek te worden verricht.

Door CroonenBuro5 is een akoestisch onderzoek verricht. De rapportage (20 juli 2016) van het onderzoek is als bijlage bij de toelichting opgenomen. Hierna volgt de conclusie.

Uit de resultaten van de berekeningen blijkt dat vanwege de A2 gevel(delen) van 4 woningen niet voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, maar de maximale ontheffingswaarde van 53 dB niet wordt overschreden.

Vanwege de nabije omliggende gemeentelijke wegen Bruistensingel en Empelseweg wordt de voorkeurswaarde van 48 dB op 4 woningen overschreden, maar niet de maximaal te ontheffende waarde van 63 dB.

Omdat op gevels van woningen de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden zijn geluidbeperkende maatregelen onderzocht. Daarbij gaat het om maatregelen aan de bron, maatregelen in het overdrachtsgebied en maatregelen voor en/of aan de gevel.

Vanwege stedenbouwkundige, landschappelijke en financiële redenen zijn maatregelen niet haalbaar en/of doelmatig. Daarom kan de gemeente onder bepaalde voorwaarden een hogere waarde vaststellen. Voorwaarden die worden gesteld aan een te verlenen hogere waarde zijn ten gunste van de geluidsituatie bij de woningen en dus het woon- en leefklimaat. Hiervoor heeft gemeente 's-Hertogenbosch een 'hogere waarde beleid' vastgesteld. De voorwaarden waaronder een eventuele hogere waarde wordt verleend zijn afhankelijk van de hoogte van de geluidsbelasting en het type gebied waarin het plan zich bevindt. Per gebiedstype geldt een ambitie voor wat betreft de geluidsbelastingen. Zo wordt bijvoorbeeld in een (normaliter rustig) buitengebied een lager geluidsniveau nagestreefd dan in een druk gebied langs een snelwegen met reeds verhoogde geluidsbelastingen. Een hogere waarde mag in deze situatie vanwege de Rijksweg A2 de maximale geluidsbelasting van 53 dB niet overschrijden en voor de gemeentelijke wegen Bruistensingel en Empelseweg dient de geluidsbelasting beneden de maximale ontheffingswaarde van 63 dB te blijven. Voorwaarden voor een vast te stellen hogere waarde zijn bijvoorbeeld een aanwezige geluidsluwe (rustige) zijde en een geluidsniveau in de buitenruimte (zoals achtertuin) dat voldoet aan de ambitie voor het betreffende gebied. Bij een geluidsbelasting boven 53 dB zullen gelvoelige ruimten zoals slaap- en woonkamer zich aan de luwe zijde moeten bevinden.

Uit de resultaten van de berekeningen blijkt dat vanwege de A2 gevel(delen) van 4 woningen (woning 6, 4, 5 en 1) niet voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De hoogste belasting treedt op bij de woningen 6 en 4, namelijk maximaal 51 dB.

Vanwege de Bruistensingel voldoen 2 woningen niet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De maximale geluidbelasting is bij de woningen (6 en 2) 49 dB en daarmee wordt de maximaal ontheffen waarde van 63 dB niet overschreden. Ook vanwege de Empelseweg voldoen 2 woningen niet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De maximale geluidbelasting is bij woning 3 en 1 is respectievelijk 54 dB en 56 dB. Deze waarden liggen beneden de maximaal te ontheffen geluidswaarde van 63 dB voor nieuwe woningen en beneden 68 dB voor vervangende nieuwbouw.

Vanwege de Blauwe Sluisweg en de Laaghemaal voldoen alle woningen aan de voorkeursgrenswaarde.

Daar waar de gevel is belast met meer dan 48 dB dient een hogere waarde te worden verleend. Aan het verlenen van een hogere waarde worden voorwaarden verbonden. Deze voorwaarden zijn afhankelijk van de hoogte van de gevelbelasting alsook de ambitie die we in dit gebied nastreven. Onderhavig plangebied is te typeren als 'stromingszone'. Daar streven we een geluidsklasse na van 'onrustig' (als gevolg wegverkeer: 48 – 53 dB). De bovengrens is geluidsklasse 'lawaaiig' (58 – 63 dB).

Zoals gezegd worden aan de te verlenen hogere waarden eisen gesteld ten gunste van het woon- en verblijfsklimaat. Zo dient gestreefd te worden naar een geluidluwe gevel voor elke woning en een geluidbelasting in de buitenruimte (tuin) die voldoet aan de ambitiewaarde van het gebied. In het plangebied bezitten alle 6 woningen een geluidsluwe gevel over de volledige zijde, dus in alle bouwlagen.

Voor wat betreft de buitenruimtes is in het akoestisch onderzoek de geluidsbelasting op maaiveldniveau (1,5 meter) in beeld gebracht. Bij alle 6 woningen wordt op maaiveld aan ten minste één van de gevels voldaan aan de gestelde ambitiewaarde.

De woningen 3 en 1 zijn belast met een gevelbelasting boven 53 dB. Voor beide woningen ligt deze belasting aan de zijde van de Empelseweg (oostzijde). Deze woningen dienen minimaal 3 verblijfsruimten aan de geluidsluwe zijde te hebben of tenminste de woon- en hoofdslaapkamer aan de geluidluwe zijde. Dit is zonder meer uitvoerbaar.

Concluderend kan worden gesteld dat het woon- en leefklimaat na het treffen van de beschreven voorzieningen goed is te noemen en sluiten aan bij de gemeentelijke ambities en voorwaarden voor de nodige hogere waarden. Geluid vormt hiermee geen belemmering voor onderhavig plan.

Naast het toetsingskader en wettelijke eisen ingevolge de Wgh dienen er altijd zodanige gevelmaatregelen te worden genomen dat wordt voldaan aan de maximale binnenwaarde van 33 dB op grond van het Bouwbesluit. De gecumuleerde gevelbelasting (exclusief aftrek artikel 110) is in het geluidsonderzoek inzichtelijk gemaakt. De nodige isolatiewaarde van een gevel betreft de gecumuleerde gevelbelasting op die gevel minus 33 dB. Met de aanvraag om omgevingsvergunning zal moeten worden aangetoond dat deze gevels deze isolatiewaarde bezitten en derhalve aan de binnenwaarde van 33 dB wordt voldaan.

4.4 Luchtkwaliteit

Hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit') bevat de regelgeving op het gebied van luchtkwaliteit. In de Wet milieubeheer zijn luchtkwaliteitseisen opgenomen voor diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). In artikel 5.16 van de Wet milieubeheer is vastgelegd in welke gevallen de luchtkwaliteitseisen geen belemmering vormen voor een nieuwe ontwikkeling. Dit is het geval wanneer:

  • een ontwikkeling niet leidt tot overschrijding van de grenswaarden voor luchtkwaliteit;
  • ten gevolge van een ontwikkeling de concentraties van de betreffende stoffen verbeteren of ten minste gelijk blijven;
  • een ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentraties van de betreffende stoffen in de buitenlucht;
  • een ontwikkeling past binnen een vastgesteld programma (zoals het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit).

Een nadere uitwerking van de regelgeving met betrekking tot het begrip 'niet in betekenende mate' is vastgelegd in het 'Besluit niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)'. In de Regeling zijn categorieën van gevallen benoemd die in ieder geval als 'niet in betekenende mate' worden aangemerkt en waarvoor toetsing aan de grenswaarden dus zonder meer achterwege kan blijven. Er is blijkens deze regeling geen onderzoek nodig voor 'woningbouwlocaties, indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1.500 nieuwe woningen omvat, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 3.000 woningen omvat'.

Het beoogde aantal nieuwe woningen ligt ver onder de genoemde drempel. Een specifiek luchtkwaliteitonderzoek is derhalve niet noodzakelijk.

De luchtkwaliteit dient ook beschouwd te worden in het kader van de goede ruimtelijke ordening, ter toets van een goed woon- en leefklimaat. Er wordt immers een nieuwe gevoelige functie mogelijk gemaakt. Uit de gegevens van de gemeente 's-Hertogenbosch blijkt dat de relevante stoffen (PM10 en NO2) respectievelijk beneden 35 en 25 microgram/m3 gemiddeld per jaar liggen. Dit betekent dat de luchtkwaliteit zowel in de huidige als de toekomstige situatie acceptabel en levert dus geen belemmeringen op voor de geplande ontwikkeling.

Vanwege het aspect luchtkwaliteit bestaan geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.

4.5 Externe Veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op het beheersen van risico's die samenhangen met activiteiten en handelingen met gevaarlijke stoffen. Het kan hierbij gaan om inrichtingen waarin gevaarlijke stoffen worden gebruikt of opgeslagen, maar ook om het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het water, het spoor of via ondergrondse leidingen. Het externe veiligheidbeleid voor inrichtingen is vastgelegd in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI). In de circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (en de wijziging van 15 december 2009) is het beleid beschreven over de afweging van veiligheidsbelangen die een rol spelen bij vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarnaast is sinds 24 juli 2010 het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen van kracht. Dit besluit regelt de milieukwaliteitseisen voor vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Naast de directe wet- en regelgeving heeft de gemeente 's-Hertogenbosch een beleidsvisie externe veiligheid vast gesteld (Uitvoeringskader externe veiligheid gemeente 's-Hertogenbosch, deel A t/m C). Hierin zijn aanvullende kaders gegeven voor de integrale aanpak van externe veiligheid en het verantwoord ontwikkelen in de buurt van risicobronnen. De beoogde ontwikkeling is getoetst aan de inhoud en vestigingsbeleid van het vast gestelde beleid op dit gebied.

Gezien de wet is de normering van risico's tweeledig. Het plaatsgebonden risico (PR) is een maat voor het risico op een locatie in de omgeving van een risicobron. Door de punten met een gelijke mate van risico met elkaar te verbinden ontstaat een contour op de kaart. In het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is vastgelegd welke mate van risico acceptabel is: deze contour is de zogenaamde 'PR-contour', waarbinnen geen (beperkt) kwetsbare bestemmingen toegelaten zijn. Op deze wijze wordt voorzien in een basisbeschermingsniveau.

De tweede vorm van risiconormering wordt uitgedrukt in het groepsrisico (GR). Het GR is het resultaat van een statistische berekening, waarin de mate van maatschappelijke ontwrichting inzichtelijk wordt gemaakt voor de situatie dat zich een ongeval met gevaarlijke stoffen voltrekt.

Voor het plangebied en de omgeving is beoordeeld of er relevante bronnen van risico aanwezig zijn.

Bedrijven

In de directe nabijheid van het projectgebied bevinden zich geen bedrijven die vallen onder BEVI of BRZO (Besluit Risico Zware Ongevallen). Ook andere relevante bedrijven van een lichtere categorie met opslag of activiteiten met gevaarlijke stoffen bevinden zich niet in de nabijheid van onderhavige initiatieflocatie.

Vervoer over wegen

Circa 500 meter ten westen van het projectgebied bevindt zich de autosnelweg A2 met daarover transport van gevaarlijke stoffen. Deze weg is onderdeel van het Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Uit het Basisnet blijkt dat dit deel van de A2 (knooppunt Hintham) geen plasbrandaandachtsgebied heeft. Ook is het groepsrisico hier minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Weliswaar bevinden de kwetsbare objecten zich nog binnen het invloedsgebied van toxische stoffen, echter geldt dat op een dergelijke afstand een ontwikkeling geen invloed meer heeft op de omvang van het aanwezige groepsrisico. Het bestrijdbaarheidvraagstuk speelt hier niet of nauwelijks, omdat de bestrijding bij de bron plaatsvindt op ruime afstand van het plangebied. In overleg met de regionale brandweer is besloten dat voor ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied buiten 325 meter van de weg geen aanvullende eisen vanuit externe veiligheid meer worden gesteld en dat het in het kader van de verantwoording van het groepsrisico voor deze risicobron niet meer nodig is om voor dergelijke ontwikkelingen advies in te winnen bij de regionale brandweer.

Het plaatsgebonden risico (PR) van de A2 wordt niet overschreden. Hiermee wordt ter plaatse van het projectgebied voldaan aan de wettelijk vereiste grenswaarde voor het PR. Het groepsrisico (GR) is tevens laag en de beoogde nieuwe ontwikkeling is zo beperkt van omvang dat er geen significante toename van het groepsrisico zal optreden.

Vervoer over spoor

Op circa 1.000 meter ten zuiden van het projectgebied bevindt zich het spoor. Dit spoor is onderdeel van het Basisnet spoor voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Uit het Basisnet blijkt dat dit spoordeel geen PR contour buiten het spoor heeft en ook geen plasbrandaandachtsgebied. Verder blijkt uit het Basisnet dat het groepsrisico zich hier beneden 0,3 maal de oriënterende waarde bevindt. Vanuit het plaatsgebonden risico is er derhalve geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan. De beoogde nieuwe ontwikkeling is daarbij zo beperkt van omvang dat er geen significante toename van het groepsrisico zal optreden.

Vervoer over water

De Zuid Willemsvaart (of het Maximakanaal) maakt onderdeel uit van het zogenaamde Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) aan de gemeenten duidelijkheid te bieden over de maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Deze vaarroute is volgens Basisnet water een 'groene vaarweg'. Dit betekent dat hierover geen of nauwelijks transport plaatsvindt van gevaarlijke stoffen en er zich geen PR-contour bevindt (ook niet op het water zelf). Voor ontwikkelingen langs groene vaarwegen hoeft het groepsrisico niet verantwoord te worden.

Buisleidingen

De in 's-Hertogenbosch gelegen hogedruk aardgasleidingen hebben een werkdruk van 40 bar en een diameter van 12 inch. De leidingen hebben een plaatsgebonden risicocontour welke op de leidingen ligt (0 meter). Het invloedsgebied van deze leidingen waarbinnen het groepsrisico dient te worden beschouwd bedraagt 140 meter. De dichtstbijzijnde gasleiding ligt op circa 1.000 meter ten zuiden van de initiatieflocatie en is daarom niet relevant.

De beoogde ontwikkeling vindt plaats in een gebied waar de risico's op het gebied van de externe veiligheid niet relevant te noemen zijn. In het vast gestelde externe veiligheidsbeleid is dit gebied met de kleur 'groen' aangegeven. Kwetsbare objecten zijn hierin toegestaan.

Geconcludeerd kan worden dat het aspect externe veiligheid geen belemmeringen vormt voor onderhavig plan.

4.6 Hinderlijke Bedrijvigheid

Er dient een noodzakelijke ruimtelijke scheiding te worden aangebracht tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming en/of vergroting van de leefkwaliteit. De milieuhinder van bedrijven dient te worden geanalyseerd op hun invloed op mogelijke ontwikkelingen. Indien milieubelastende functies in het projectgebied mogelijk worden gemaakt, dient de invloed op de omgeving inzichtelijk te worden gemaakt.

De toelaatbaarheid van bedrijvigheid kan globaal worden beoordeeld met behulp van de methodiek van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (uitgave 2009). In deze brochure is een bedrijvenlijst opgenomen die informatie geeft over de milieukenmerken van typen bedrijven.

Vervolgens wordt in de lijst op basis van een aantal factoren (waaronder geluid, gevaar en verkeer) een indicatie gegeven van de afstanden tussen bedrijfstypen en een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype (zoals rustig buitengebied), waarmee gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening kunnen houden. Deze afstand is gebaseerd op de grootste indicatieve afstand. De lijst is algemeen geaccepteerd als uitgangspunt bij het opstellen van ruimtelijke plannen.

Naast het omgevingstype 'rustige woonwijk' wordt het omgevingstype 'gemengd gebied' onderscheiden. Een gemengd gebied is een gebied met een matig tot sterke functiemenging. Gebieden die direct langs de hoofdontsluiting liggen behoren eveneens tot het omgevingstype 'gemengd gebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002334-1401_0018.png"

De voorgenomen ontwikkeling in het projectgebied betreft de realisatie van woningen, zodat een milieugevoelige functie wordt toegevoegd. De milieuhinder van de bedrijven in de omgeving van het projectgebied dient te worden geanalyseerd. De vraag is of de omliggende bedrijven invloed hebben op de voorgenomen ontwikkeling. Gezien de ligging van het projectgebied en het karakter van de directe omgeving dient voor het nieuwe woongebiedje uitgegaan te worden van het omgevingstype 'gemengd gebied'.

Op ca. 130 meter ten zuiden van het projectgebied bevindt zich een detailhandelsbedrijf in planten. De bijbehorende richtafstand bedraagt 10 meter. Gezien het feit dat er sprake is van gemengd gebied kan deze richtafstand met één stap worden verlaagd tot 0 meter. Deze afstand kan worden gerespecteerd.

Op circa 50 meter tegenover de ontwikkellocatie bevinden zich een aantal kantoren. De richtafstand hier bedraagt 10 meter en vanwege het gemengde gebied kan deze afstand met één stap worden verlaagd tot 0 meter. Deze afstand kan worden gerespecteerd.

Vanwege het aspect bedrijven en milieuzonering bestaan geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling. Een hinderlijke situatie wordt niet verwacht en ook de aanwezige of bestemde bedrijvigheid zal met de komst van deze woningen niet in hun belangen worden geschaad.

4.7 Kabels En Leidingen

In en in de directe omgeving van het projectgebied zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig die een belemmering vormen voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.8 Water

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling is het opstellen van een waterparagraaf verplicht gesteld, mede in relatie tot de watertoets. In deze paragraaf wordt verwoord hoe er in het plan met de aspecten water en ruimte rekening wordt gehouden, in relatie tot enerzijds het waterbeleid en anderzijds de waterhuishouding.

Het plangebied valt onder het beheersgebied van Waterschap Aa en Maas. Het waterbeleid van de Gemeente 's-Hertogenbosch is vastgelegd in het Waterplan. Per 1 maart 2015 is tevens de nieuwe Keur van het waterschap van kracht. Deze regelt hemelwaterberging alleen voor nieuw verhard oppervlak groter dan 2.000 m2. Aangezien het nieuw verhard oppervlak kleiner is dan 2.000 m2 is niet de Keur maar is het waterplan van de gemeente 's-Hertogenbosch met het daarin opgenomen hemelwaterbeleid leidend.

4.8.1 Beleid en regelgeving

Waterschap Aa en Maas

Het plangebied valt onder het beheer van Waterschap Aa en Maas. De doelen van het waterschap voor de periode van 2016 tot 2021 staan beschreven in het waterbeheerplan “Werken met water voor nu en later”. Het Waterschap is verantwoordelijk voor het waterkeringenbeheer, het waterbeheer en het transporteren en zuiveren van afvalwater. Bij ruimtelijke ontwikkelingen, waaronder ver- en nieuwbouwplannen, hanteert het waterschap een aantal uitgangspunten ten aanzien van het duurzaam omgaan met water, die van belang zijn als vertrekpunt van het overleg tussen initiatiefnemer en waterbeheerder. De aandachtspunten bij het toetsen van ruimtelijke plannen zijn:

  • waterkeringen en waterlopen, inclusief de bijbehorende beschermings- en onderhoudsstroken;
  • (toekomstige) waterberging in pieksituaties van hemelwaterafvoer;
  • de ontwikkeling van watergebonden natuurlijke functies (beekherstel, EVZ's, natuurvriendelijke oevers e.d.);
  • de ontwikkeling van waterbehoeftige economische functies als landbouw, scheepvaart en bepaalde industriële sectoren;
  • de uitvoering van onze zuiveringstaak: de rioolpersleidingen, rioolwaterzuiveringen en effluentafvoer.

Gemeente 's-Hertogenbosch

Het "Waterplan 2016" is op 31 januari 2017 vastgesteld door de gemeenteraad. Het doel van het waterplan is een klimaatbestendig, robuust en mooi watersysteem te bewerkstelligen in de gemeente 's-Hertogenbosch. Het Waterplan betreft een koepelplan voor alle waterzaken. Het gaat daarbij om de gewenste inrichting en het beheer van oppervlaktewater en grondwater, als ook om de afvoer van hemelwater en afvalwater. Dit is vastgelegd in het hemelwaterbeleid in bijlage 1 van het Waterplan. Er wordt ingezet op het treffen van specifieke maatregelen om het watersysteem robuuster en aantrekkelijker te maken, en op het nog meer versterken van de integratie met andere beleidsvelden.

4.8.2 Beschrijving bestaande situatie

Het planvoornemen maakt onderdeel uit van het gebied 'Kanaalpark'. Het plangebied ligt ingeklemd tussen de bestaande bebouwing van de dorpsrand van Rosmalen en het nieuwe Maximakanaal.

De planlocatie zelf ligt op een maaiveldniveau van circa 3.1 m + NAP (AHN2), waarbij de gemiddelde hoogste grondwaterstand zich bevindt op een diepte van 80 tot 120 cm onder maaiveld. De bodemsamenstelling van het terrein bestaat globaal uit de grondsoort zandgrond (type pZn21 zwak lemig zand) De locatie is gesitueerd in een intermediair gebied (een gebied zonder uitgesproken kwel of infiltratie). Op basis van de infiltratiekansenkaart van de Wateratlas Noord-Brabant en gezien de gemiddeld hoogste grondwaterstand (ca. 80 cm –mv) is het plangebied te kenmerken als een gebied dat geschikt is voor infiltratie, waardoor geconcludeerd kan worden dat er voldoende drooglegging is.

In de directe omgeving bevinden zich geen waterwingebieden of grondwaterbeschermingsgebieden.

4.8.3 Beschrijving toekomstige situatie

In de huidige situatie is een woning alsmede bedrijfsbebouwing en een bijgebouw aanwezig op het perceel. Het planvoornemen voorziet in een herbestemming van het perceel ten behoeve van een passende juridische en planologische regeling.

Hierbij wordt alle bestaande bebouwing gesloopt en 6 nieuwe woningen gebouwd.

Om een indicatie te geven van de benodigde berging is het toekomstig verhard oppervlak in de navolgende tabel weergegeven.

Hierbij is uitgegaan van de bebouwingsmogelijkheden die in het stedenbouwkundig inrichtingsplan, d.d. september 2012, worden geboden. Het te projecteren watersysteem dient de neerslag adequaat op te kunnen vangen in een situatie, die statistisch gezien éénmaal per 10 jaar voorkomt (T=10+10%) %). Hierbij wordt het gemeentelijk hemelwaterbeleid gevolgd, met een bergingseis van 60 mm per m² verharding. Eveneens dient bij een neerslagsituatie van éénmaal per 100 jaar (T=100+10%) geen wateroverlast te ontstaan op eigen terrein of bij derden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002334-1401_0019.png"

4.8.4 Uitwerking integraal waterbeheer

Hemelwaterbeleid gemeente 's-Hertogenbosch
Om voorbereidt te zijn op klimaatontwikkelingen en om het watersysteem robuuster te maken, wordt ook bij bestaand verhard oppervlak de realisatie van waterberging vereist. Hier geldt een minimale waterbergingsopgave van 60 mm, oftewel 600 m3/ha verhard gebied.

In de toekomstige situatie is 2.270 m² van het plangebied verhard / bebouwd. Op basis hiervan dient een waterbergingsvoorziening met een inhoud van circa 136 m³ (2.270 m² x 0,060 m) gerealiseerd te worden.

Realisatie waterbergingsopgave
De totale waterbergingsopgave bedraagt 136 m³ en wordt gerealiseerd door de aanleg van een wadi in de natuurstrook aan de noordzijde van het plangebied. De wadi heeft een breedte van 5,5 meter, een lengte van 80 meter en een diepte van 0.50 meter. In verband met onderhoud worden de wadi's gerealiseerd met een talud 1:4. Onderhoudswerkzaamheden, zoals het maaien van het gras vormen zo geen probleem. De totale bergingscapaciteit bedraagt 149 m³. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de berekende bergingsopgave.

De hemelwaterafvoeren van de woningen worden afgekoppeld. Al het hemelwater zal infiltreren op het eigen terrein. Het maaiveld van de woningen is gelegen op 4,5 m + NAP, de wadi is gelegen op 3,5 m + NAP. Hierdoor kan het hemelwater onder vrij verval afstromen richting de wadi. Het hemelwater zal in eerste instantie infiltreren in de tuinen zelf. Bij zwaardere buien zal het water van de woningen natuurlijk aflopen naar de wadi.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002334-1401_0020.png"Rioleringssysteem
Het perceel is aangesloten op de drukriolering. Dit houdt in dat al het hemelwater geïnfiltreerd moet worden op eigen terrein en alleen het afvalwater wordt afgevoerd via de drukriolering.

Waterkwaliteit
Ten behoeve van de waterkwaliteit wordt bij de realisatie van de voorgestelde ontwikkeling bij de aanleg gebruik maken van milieuvriendelijke bouwmaterialen en worden uitloogbare materialen, zoals lood, koper, zink niet gebruikt, waardoor de uitspoeling van vervuilende stoffen via de bodem naar het oppervlaktewater voorkomen wordt. Deze stoffen kunnen zich namelijk ophopen in het water (bodem)systeem en hebben hierdoor een zeer nadelige invloed op de water(bodem)kwaliteit en ecologie.

Conclusie

Door het treffen van de boven omschreven voorzieningen wordt een duurzaam waterbeheer gerealiseerd.

4.9 Duurzaamheid

Naast een duurzaam waterbeheer is onderzocht hoe ook in de toekomstige bouw van de woningen duurzaamheid kan worden nagestreefd. Er ligt aan dit bestemmingsplan geen bouwplan ten grondslag. Om alsnog een zekere duurzaamheid in de toekomstige bouw te kunnen garanderen is in de anterieure overeenkomst een inspanningsverplichting opgenomen dat de woningen zo worden gebouwd dat ze aan de norm 'Bijna Enegrie Neutraal Gebouwd' (BENG) kunnen voldoen.

4.10 Flora En Fauna

Ruimtelijke plannen dienen te worden beoordeeld op de uitvoerbaarheid in relatie tot actuele natuurwetgeving, met name de Flora- en faunawet, Ecologische hoofdstructuur (EHS) en Natuurbeschermingswet 1998. Er mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden die op onoverkomelijke bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden en/of flora en fauna. In dit kader is door Croonen Adviseurs een quickscan naar flora en fauna uitgevoerd. De rapportage (d.d. 26 juni 2014.) is als bijlage bij de toelichting opgenomen. Hierna volgen de conclusies en aanbevelingen.

Natuurgebieden

Voor wat betreft de EHS is er alleen bij directe aantasting sprake van vervolgstappen in de vorm van compensatie. In het plangebied op de locatie aan de Empelseweg 32 te Rosmalen is geen EHS-gebied aanwezig. Er komt wel EHS voor in de omgeving van het plangebied, echter buiten de invloedsfeer van de ontwikkeling. Er is van directe aantasting van de EHS dan ook geen sprake. Er is daarom geen noodzaak voor een compensatieplan (EHS).

Het plangebied is in de Groenblauwe mantel van Noord-Brabant gelegen. In het kader van 'rood voor groen' zal als compensatie voor de nieuw te bouwen woningen gronden afgestaan worden die worden benut voor de realisering van het Kanaalpark en de ecologische verbindingszone langs het kanaal (Rosmalense Aa). De realisatie van de EVZ Rosmalense Aa en op termijn het Kanaalpark draagt bij aan de doelstelling van de Groenblauwe mantel.

Er is geen natuurgebied in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (Natura 2000-gebied) in de directe omgeving van het plangebied aanwezig. Vanwege de ligging van het plangebied in het stedelijke gebied en de omvang van de ontwikkeling kunnen effecten op Natura 2000-gebieden worden uitgesloten.

Beschermde soorten

In het plangebied zijn een aantal zwaarder beschermde soorten aangetroffen of verwacht die de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling wezenlijk kunnen beïnvloeden. Het betreft de kerkuil, vleermuizen en de tongvaren.

Voor de tongvaren dient gewerkt te worden met een door het Ministerie van EZ goedgekeurde gedragscode. Voor vleermuizen en de kerkuil wordt aanbevolen een nader onderzoek uit te voeren om het effect van de ruimtelijke ontwikkeling te kunnen bepalen. Dit nader onderzoek is reeds uitgevoerd door CroonenBuro5 en is toegevoegd aan de bijlage, de conclusies worden hierna besproken.

Nader onderzoek

In het plangebied Empelseweg 32 te Rosmalen is tijdens het uitvoeren van het nader onderzoek vleermuizen (rapportage 29 oktober 2015) één middelgrote kraamkolonie van de gewone dwergvleermuis in de voormalige bedrijfswoning aanwezig die door de voorgenomen werkzaamheden in het plangebied verwijderd, aangetast en verstoord wordt. Er zijn geen verblijfplaatsen van de kerkuil aangetroffen. Het plangebied vervult geen functie voor de soort.

Voor verstoring als gevolg van de werkzaamheden moeten volgens de Flora- en faunawet tijdig en strikte soortspecifieke maatregelen uitgevoerd worden (zoals het aanbieden van zowel uitwendige als inwendige verblijfplaatsen) en dient een ontheffing bij RVO aangevraagd te worden. De aan te bieden alternatieve verblijfplaatsen moeten tevens in de maanden mei, juni en juli aanwezig zijn terwijl de oorspronkelijke verblijfplaats ook nog intact is (deze mag pas daarna verwijderd worden).

Wanneer de ontheffing in het bezit is van de initiatiefnemer en voldaan is aan de opgelegde voorwaarden kunnen de werkzaamheden binnen de invloedsfeer van de verblijfplaatsen hun doorgang vinden.

4.11 Cultuurhistorie En Archeologie

4.11.1 Cultuurhistorie

In het plangebied is geen sprake van specifieke cultuurhistorische waarden. Vanuit het oogpunt van cultuurhistorie bestaan geen belemmeringen voor de voorgenomen functiewijziging in het projectgebied.

4.11.2 Archeologie

Op grond van de Wet op de archeologische monumentenzorg is de gemeente verplicht om bij het vaststellen van nieuwe bestemmingsplannen of aanpassing(en) van oude plannen, rekening te houden met archeologie. In het vigerende bestemmingsplan Kanaalpark is het perceel verbeeld als onderdeel vaneen zone met een archeologische verwachting ligt waardoor archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij bodemingrepen. Op de gemeentelijke beleidskaart van 's-Hertogenbosch ligt het plangebied in een zone met een hoge verwachting (zone 5A) op verspreide nederzettingen en grafvelden uit de prehistorie, Romeinse tijd en middeleeuwen verwacht kunnen worden. Hiervoor geldt dat voor alle bodemingrepen groter dan 100 m² en dieper dan 0,50 m onder het huidige maaiveld een omgevingsvergunning vereist is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002334-1401_0021.png"

Uitsnede Archeologische verwachtingskaart (gemeente 's-Hertogenbosch, 2010)

Derhalve heeft Antea Group een archeologisch onderzoek uitgevoerd, bestaande uit een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek. De rapportage (d.d. 28 juli 2016.) is als bijlage bij de toelichting opgenomen. Hierna volgen de conclusies en aanbevelingen.

Op basis van het archeologisch bureauonderzoek blijkt dat het plangebied op de overgang ligt van de rivierkleigronden naar de hoger gelegen dekzanden. Binnen het plangebied bewoningsresten kunnen voorkomen vanaf met name de bronstijd. Indien een dekzandkopje aanwezig is kunnen ook resten van jagers-verzamelaars worden verwacht. Lange tijd heeft het plangebied onderdeel uitgemaakt van de Beerse Overlaat en is mogelijk (verschillende malen) overstroomd geweest waardoor mogelijke vindplaatsen zijn aangetast.

Op basis van de resultaten van het booronderzoek blijkt dat onder het opgebrachte pakket nog (deels)intacte bodems aanwezig zijn. Er zijn echter geen aanwijzingen aangetroffen die de aanwezigheid van een dekzandkop(je) doen vermoeden waardoor resten van jagers-verzamelaars vindplaatsen al laag kunnen worden ingeschat. Het aangetroffen bodemdek kan geïnterpreteerd worden als een gooreerdgronden of vlakvaaggronden. Dit waren laaggelegen gronden die niet het meest geschikt waren voor bewoning en een bijstelling naar een lage archeologische verwachtingswaarde rechtvaardigt. Aanvullend wordt opgemerkt dat ter hoogte van de bodem zeer waarschijnlijk tot zeker 0,2 m in de C-Horizont geroerd.

De conclusie van de rapportage is dat het plangebied kan worden vrijgegeven voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.12 Kwaliteitsverbetering Van Het Landschap

De provincie Noord-Brabant heeft in haar beleid aangegeven veel belang te hechten aan een goede landschappelijke inpassing bij nieuwe ontwikkelingen. Om de inrichtings- en ontwerpkwaliteit te verbeteren, dient hieraan in de planvoorbereiding nadrukkelijk aandacht te worden besteed. Een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied dient ingevolge de provinciale Verordening Ruimte bij te dragen aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van de projectlocatie en de naaste omgeving.

De eis dat de ontwikkeling bij dient te dragen aan het behoud of de versterking van de ruimtelijke kwaliteit is vertaald in artikel 3.2 'Kwaliteitsverbetering van het landschap'. Uit dit artikel volgt dat de toelichting van het bestemmingsplan een verantwoording bevat van de wijze waarop financieel, juridisch en feitelijk is verzekerd dat de realisatie van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied waarop de ontwikkeling betrekking heeft of van het gebied waarvan de gemeente de voorgenomen ontwikkeling in hoofdlijnen heeft beschreven.

Ten behoeve van het voorliggend initiatief vindt een bestemmingswijziging plaats. Conform het vigerende bestemmingsplan is op de locatie immers slechts één woning is toegestaan. De woning op deze locatie wordt herbouwd. Daarnaast hebben de eigenaren grond afgestaan ten behoeve van het Kanaalpark en wordt de huidige erfbebouwing gesloopt. Op de locatie is een rode ontwikkeling mogelijk die bestaat uit vijf nieuwe woningen.

De kwaliteitsverbetering waarmee de bestemmingswijziging gepaard gaat is uitgewerkt in een inrichtingsplan voor het Kanaalpark. De locatie waarop de kwaliteitsverbetering plaats vindt, ligt buiten het projectgebied. De initiatiefnemer heeft hieromtrent afspraken met de gemeente 's-Hertogenbosch gemaakt, die worden vastgelegd in een anterieure een overeenkomst.

De in verband met onderhavige ontwikkeling te realiseren wezenlijke en uitvoerbare verbetering van de bestaande of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van die omgeving, wordt door initiatiefnemers op de navolgende wijze financieel, juridisch en feitelijk verzekerd:

  • de bestaande bedrijfsgebouwen (980 m²) worden afgebroken en het erf wordt gesaneerd. Daarnaast zullen de initiatiefnemers zorg dragen voor een verdere landschappelijke inrichting van de resterende gronden bij Empelseweg 32. Zie hiervoor Bijlage 1 behorende bij de regels. Dit is tevens vastgelegd in de regels middels een voorwaardelijke verplichting voor het realiseren van deze landschappelijke inpassing.
  • In verband met deze ontwikkeling zal tevens een extra oppervlakte van 5.13.00 hectare van de percelen kadastraal bekend als 's-Hertogenbosch, sectie U, nummers 136 (gedeeltelijk), 142 en 1338 (gedeeltelijk) bestemd worden tot Natuur. Deze percelen zijn eigendom van de gemeente 's-Hertogenbosch. De waarde van de gronden zal als gevolg van de bestemmingswijziging dalen. Initiatiefnemers hebben verklaard, voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan, mee te betalen aan de vergoeding van de waardedaling aan de gemeente 's-Hertogenbosch als eigenaar van deze gronden.

Hoofdstuk 5 Juridisch Bestuurlijke Aspecten

5.1 Planmethode

Het bestemmingsplan 'Empelseweg 32 Rosmalen' heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor het bouwen en het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde binnen het plangebied. Bij het opstellen van voorliggend bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de Wet ruimtelijke ordening, het Besluit ruimtelijke ordening (RO standaarden 2012), het Handboek digitale bestemmingsplannen van de gemeente 's-Hertogenbosch, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (inclusief het Besluit omgevingsrecht) en het bestemmingsplan 'Kanaalpark' (vastgesteld op 23 april 2013).

Hierbij is gestreefd naar uniformering en standaardisering van de bestemmingen en bestemmingsregels.

5.2 Verbeelding

Op de verbeelding zijn de bestemmingen en de aanduidingen met kleuren, cijfer- en lettercombinaties en vlakken aangegeven. De kleuren, cijfer- en lettercombinaties en vlakken dienen in samenhang met de bestemmingsplanregels te worden gelezen.

5.3 Regels

De bestemmingsplanregels zijn gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012) en het bestemmingsplan 'Kanaalpark'. De bestemmingsplanregels zijn verdeeld over vier hoofdstukken, te weten:

  • hoofdstuk 1: inleidende regels;
  • hoofdstuk 2: bestemmingsregels;
  • hoofdstuk 3: algemene regels;
  • hoofdstuk 4: overgangs- en slotregels.

5.3.1 Inleidende regels

De artikelen in hoofdstuk 1 van de bestemmingsplanregels hebben betrekking op de toepassing van de bestemmingsplanregels. In artikel 1 wordt een omschrijving van de in de regels gehanteerde begrippen gegeven. Artikel 2 geeft de meet- en rekenwijze aan. Deze bepalingen gelden voor alle bestemmingen.

5.3.2 Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk omvat een toelichting op de in het plangebied voorkomende bestemmingen. In het plangebied komen alleen de bestemmingen 'Natuur', 'Wonen' en de dubbelbestemming 'Waarde - Groenblauwe Mantel' voor.

Artikel 3 Natuur:

Deze bestemming betreft een strook grond aan de noorzijde van het plangebied en is eigendom van de gemeente. Voorheen lag hier nog een bestemming 'Wonen'. De strook grond is bedoeld om onder andere te voorzien in de waterhuishoudkundige oplossing voor het perceel aan de Empelseweg 32. Gezien de functies zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in zeer beperkte mate en onder voorwaarden toegestaan. In Bijlage 1 behorende bij de regels is het inrichtingsplan meegenomen dat de inrichting van deze bestemming verder inkleurt.

Artikel 4 Wonen:

De bestemming 'Wonen' is gegeven aan de woonpercelen. De bouwvlakken mogen voor 100% worden bebouwd. Daarnaast is op de verbeelding gewerkt met twee verschillende woningtypologiën, namelijk die van 'vrijstaand' en 'twee-aaneen'.

De maximum goot- en bouwhoogte zijn op de verbeelding weergegeven. Daarnaast is het maximum aantal woningen per bouwvlak in de verbeelding weergegeven.

Binnen het bestemmingsvlak zijn zes bouwvlakken opgenomen. De situering van de bouwvlakken is onder andere afgestemd op het wegverkeerslwaai van de wegen in de omgeving (o.a. A2 en Bruistensingel).

Op de verbeelding is daarnaast één bouwvlak meegenomen met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bijgebouwen'. In dit bouwvlak is het enkel toegestaan een bijgebouw op te richten.

Binnen de bestemming 'Wonen' is de voorwaardelijke verplichting opgenomen dat het in gebruik hebben of laten van de woningen enkel is toegestaan wanneer binnen 1 jaar nadat de omgevingsvergunning onheroeppelijk is geworden de erfbeplanting en infiltratievoorzieningen zijn aangeplant en aangelegd, onderhouden en in stand wordt gehouden conform het inrichtingsplan zoals opgenomen in Bijlage 1 behorende bij de regels.

Artikel 5 Waarde - Groenblauwe Mantel:

Gronden met de waarde groenblauwe mantel zijn bestemd voor het behoud, herstel en de duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de gronden. In de bestemming is een vergunningplicht opgenomen voor het uitvoeren van onder andere grondwerkzaamheden zoals afgraven. Uitzondering op de vergunningplicht betreft het normale beheer en onderhoud.

5.3.3 Algemene regels

In de algemene regels zijn de anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene afwijkingsregels en algemene procedureregels opgenomen. Deze algemene regels gelden voor het gehele bestemmingsplan.

5.3.4 Overgangs- en slotregels

Dit vierde en laatste hoofdstuk bevat het overgangsrecht en de slotregel.

Hoofdstuk 6 Haalbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de haalbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond. Het bestemmingsplan moet zowel in financieel als in maatschappelijk opzicht haalbaar zijn. Er wordt daarom een korte financiële toelichting gegeven en daarnaast wordt het resultaat van de doorlopen procedure weergegeven.

6.1 Financiële Haalbaarheid

Uit de Wet ruimtelijke ordening volgt dat de gemeente de onderzoeksverplichting heeft om de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan te toetsen. De grondexploitatiewet, die is opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening, regelt voor een bestemmingsplan als de onderhavige verplicht kostenverhaal door de gemeente. Van een exploitatieplan kan worden afgeweken door in het kostenverhaal anderszins te voorzien (anterieure overeenkomst met de intitiatiefnemer(s) of volledig grondeigendom).

Aangezien in voorliggend geval het kostenverhaal zal worden vastgelegd door middel van een anterieure overeenkomst tussen gemeente en initiatiefnemer, kan de vaststelling van een exploitatieplan achterwege blijven. De kosten die gemaakt worden bij de uitvoering van de ontwikkeling zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De ontwikkeling heeft voor de gemeente geen negatieve financiële gevolgen.

6.2 Maatschappelijke Haalbaarheid

6.2.1 Inleiding

De gemeente 's-Hertogenbosch is voornemens het initiatief middels dit bestemmingsplan juridisch vast te leggen. De gemeente draagt daarom zorg voor het doorlopen van de procedure van artikel 3.8 en verder van de Wet ruimtelijke ordening. In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro en de gemeentelijke Inspraakverordening wordt eerst een voorontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd. Door eenieder kunnen inspraakreacties tegen de beoogde ontwikkeling naar voren worden gebracht. tegelijkertijd met het ter inzage leggen van het voorontwerp bestemmingsplan wordt het plan in vooroverleg gebracht.

Na de termijn van terinzagelegging worden de eventuele inspraakreacties en reacties uit het vooroverleg besproken en verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Daarna volgt de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan op grond van artikel 3.8 lid 1 Wro. Idereen kan dan op het ontwerp bestemmingsplan zienswijzen indienen bij de raad. Na eventuele beantwoording van deze zienswijzen kan het bestemmingsplan ter vaststelling voorgelegd worden aan de gemeenteraad. Na vaststelling bestaat de mogelijkheid om tegen het bestemmingsplan beroep in te stellen bij de Raad van State.

6.2.2 Eindverslag inspraak en vooroverleg

Tijdens de termijn dat het voorontwerp bestemmingsplan kon worden ingezien zijn geen inspraakreacties ingekomen. In het kader van het vooroverleg is het voorontwerp bestemmingsplan voor een reactie voorgelegd aan de Provincie Noord Brabant en het Waterschap Aa en Maas.

De Provincie gaf op 20 maart 2017 in het kader van het vooroverleg aan dat de ontwikkeling van 5 woningen past binnen de gemaakte afspraken omtrent de visie Kanaalpark. De plantoelichting ging echter onvoldoende in op de voorwaarden die aan deze ontwikkeling zijn gesteld vanuit de Verordening (art. 9.1).

In de visie Kanaalpark is een rood/groene ontwikkeling voorzien voor dit gebied. Om het plan zelfstandig leesbaar te maken dienen de overwegingen uit deze visie te worden uiteengezet, voor zover relevant voor dit plan, en waarbij aangegeven moet worden welke ontwikkelingsruimte eventueel nog beschikbaar is.

De landschappelijke inpassing van deze ontwikkeling wordt vastgelegd in een plan. Dit plan ontbreekt nog. We adviseren het aan ons voor te leggen zodra het is opgesteld. De uitvoering en instandhouding van het plan dient te worden geborgd met een voorwaardelijke gebruiksbepaling. De provincie verzoekt in het ontwerp bestemmingsplan met haar opmerkingen rekening te houden.

De toelichting is naar aanleiding van de opmerkingen van de provincie aangepast en aangevuld. In de bijlage behorende bij de regels van het ontwerp bestemmingsplan is het rapport 'kwaliteitsverbetering landschap en landschappelijke inpassing Empelseweg 32 Rosmalen' gevoegd.

De aanpassingen van de toelichting, de voorgenomen kwaliteitsslag en het landschapsinrichtingsschets is op 6 december 2017 voor een reactie voorgelegd aan de provincie. De provincie kwam tot de conclusie dat uit de toegezonden stukken nu wel blijkt dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling op het perceel Empelseweg 32A in samenhang en in evenredigheid geschiedt met een groene en blauwe landschapsontwikkeling binnen de aanduiding 'Integratie stad-land' of de naaste omgeving. Daarmee staat vast het plan nu wel aan artikel 9.1 voldoet en kan deze nu door. Wel moet de groene en blauwe landschapsontwikkelingen en de voorgestelde landschapsinrichting in de anterieure overeenkomst en het ontwerp bestemmingsplan juridisch en planologisch worden vastgelegd. De voorgenomen landschapsontwikkelingen worden zowel in de anterieure overeenkomst (jurisdisch) als in een voorwaardelijk verplichting (planologisch) vastgelegd.

Het Waterschap gaf aan dat de wateraspecten goed in het plan zijn verwerkt. Zij heeft dan ook geen op- of aanmerkingen op het plan.

Het het resultaat van de inspraakprocedure en vooroverleg leveren geen beletsels meer op voor een verdere procedure. Het ontwerp bestemmingsplan kan in procedure worden gebracht.

6.2.3 Resultaat ontwerpfase

Het ontwerp bestemmingsplan heeft vanaf 11 juni 2018 zes weken tervisie gelegen. Iedereen is binnen deze termijn in de gelegenheid gesteld schriftelijk of mondeling zienswijzen op het ontwerp bestemmingsplan aan de gemeenteraad kenbaar te maken. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen bij de gemeenteraad ingediend. Daarmee is de ontwerpfase afgerond en voldoet de voorbereiding van dit plan aan de artikel 3.8 Wro.

Hoofdstuk 7 Slotconclusie

In dit bestemmingsplan is nadrukkelijk aandacht besteed aan de ruimtelijke, stedenbouwkundige en milieukundige effecten van de plannen. Gemotiveerd is dat het plan zich verhoudt tot de aanwezige functies en waarden in het plangebied en de directe omgeving ervan. Naast het ruimtelijk-planologische beleid en de stedenbouwkundige toets zijn alle ruimtelijke en milieukundige deelaspecten onderzocht. Gebleken is dat de voorgenomen ontwikkeling voldoet aan een goede ruimtelijke ordening.

Mede door middel van deze bestemmingsplantoelichting zijn de voorgenomen plannen planologisch verantwoord.

Bijlage 1 Inrichtingsplan Als Bedoeld In Artikel 5.5.3

Bijlage 1 Inrichtingsplan als bedoeld in artikel 5.5.3

Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 1 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 2 Nader Asbestonderzoek

Bijlage 2 Nader asbestonderzoek

Bijlage 3 Asbestonderzoek Woning

Bijlage 3 Asbestonderzoek woning

Bijlage 4 Asbestonderzoek Veldschuur En Buitenruimte

Bijlage 4 Asbestonderzoek veldschuur en buitenruimte

Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 5 Akoestisch onderzoek

Bijlage 6 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 6 Quickscan Flora en Fauna

Bijlage 7 Nader Onderzoek Vleermuizen

Bijlage 7 Nader onderzoek vleermuizen

Bijlage 8 Verkennend Archeologisch Onderzoek

Bijlage 8 Verkennend archeologisch onderzoek