Heilig Hartenkerk
Bestemmingsplan - gemeente 's-Hertogenbosch
Vastgesteld op 11-09-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Heilig Hartenkerk met identificatienummer NL.IMRO.0796.0002366-1401 van de gemeente 's Hertogenbosch;
1.2 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.3 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;
1.4 ambachtelijk bedrijf
het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen die verband houden met het ambacht;
1.5 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.6 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.7 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.8 aaneengebouwde woning
een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer woningen, niet zijnde gestapelde woningen;
1.9 achtererfgebied
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
1.10 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.11 bebouwingspercentage
een op de kaart of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwvlak, bestemmingsvlak of bouwperceel aangeeft, dat maximaal bebouwd mag worden;
1.12 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;
1.13 bedrijfsvloeroppervlakte
de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.14 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.15 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.16 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Een bijgebouw kan zijn een aangebouwd bijgebouw in de vorm van een aanbouw of een uitbouw, dan wel een vrijstaand bijgebouw;
1.17 bouwen
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten;
1.18 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.19 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;
1.20 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.21 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.22 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.23 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.24 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.25 dakopbouw
een gedeelte van een gebouw, gesitueerd op de bovenste bouwlaag van een gebouw, met een oppervlakte van maximaal 60% van de oppervlakte van de bovenste bouwlaag en een afstand van minimaal 1 meter tot de voorgevel;
1.26 detailhandel
bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.27 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;
1.28 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
1.29 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.30 geluidgevoelige ruimte
geluidsgevoelige ruimte: ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van ten minste 11 m²;
1.31 geschakelde woning
een woning die met een andere woning verbonden is door middel van aan- of bijgebouwen, niet zijnde gestapelde woningen;
1.32 gestapelde woning
een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen;
1.33 hoekperceel
een perceel, gelegen aan een hoek van twee wegen c.q. het openbaar gebied;
1.34 hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.35 huisvesting in verband met mantelzorg
huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning;
1.36 kamerbewoning
het omzetten van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimten (kamers) waarbij voorzieningen worden gedeeld, veelal ten behoeve van kamerverhuur;
1.37 kap
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°;
1.38 lessenaarsdak
een eenzijdige kapconstructie waarbij het hoogste punt over de gehele, of nagenoeg de gehele lengte in één gevel is gelegen;
1.39 mantelzorg
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;
1.40 nok
het snijpunt van twee hellende vlakken.
daknok: hoogste punt van een schuin dak;
dakvoet: laagste punt van een schuin dak;
1.41 openbaar toegankelijk gebied
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
1.42 opgetilde kap
een kap waarbij tussen het hoogste punt van de bovenste bouwlaag en de punten waar de kap op het gebouw rust, nog bebouwing in verticale zin aanwezig is; er is slechts sprake van een opgetilde kap als het aantal bouwlagen zoals aangeduid reeds aanwezig is;
1.43 opslag
(binnen) opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto's, boten, caravans, campers en dergelijke;
1.44 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces;
1.45 prostitutie
het zich tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander;
1.46 twee-aaneenwoning
een woning die onderdeel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit twee woningen, niet zijnde gestapelde woningen;
1.47 seksinrichting
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.48 verkoopvloeroppervlakte
in een detailhandelsvestiging voorkomende hoeveelheid bedrijfsvloeroppervlakte, gemeten in m2 op de vloer van de bedrijfsruimte, ten behoeve van de uitstalling ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen of het verlenen van aanverwante diensten;
1.49 vloeroppervlakte
de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond en de verdieping(en) met inbegrip van beneden peil gelegen bouwdelen;
1.50 voorerfgebied
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;
1.51 voorgevellijn
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;
1.52 voorgevelrooilijn
- a. langs een wegzijde met een regelmatige ligging of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
- b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a. bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg; bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn op 10 meter uit de as van de weg;
1.53 webwinkel
een bedrijf dat zich toelegt op het (doen) leveren van goederen op schriftelijke, telefonische of elektronische order van klanten en dat op de bedrijfslocatie geen directe contactmogelijkheden (balie, showroom, afhaalcentrum) met klanten biedt;
1.54 woning
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;
1.55 woonwagen
voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst;
1.56 zijgevellijn
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de perceelgrenzen;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
- a. vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
- b. de goothoogte van een lessenaarsdak wordt bepaald vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel van de laagste zijde van de kap.
2.4 de hoogte van een dakopbouw:
vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw.
2.5 de hoogte van een kap:
vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap.
2.6 de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.7 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk of ingeval dat geen gevelvlakken of scheidingsmuren aanwezig zijn, de oppervlakte vanaf de buitenzijde van het dak neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.
2.10 peil:
- a. voor een hoofdgebouw met aangebouwde bijgebouwen: de hoogte van de kruin van de aan het bouw perceel grenzende weg;
- b. voor andere gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen en groenvoorzieningen;
- b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- c. fiets- en voetpaden en langzaam verkeer;
- d. speelvoorzieningen;
- e. ondergeschikte voorzieningen zoals sportvoorzieningen, speelvoorzieningen, openbare verblijfsvoorzieningen, verkeersvoorzieningen, abri's, straatmeubilair, nutsvoorzieningen, bijbehorende verhardingen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, standplaatsen, terrassen en dergelijke.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in de vorm van woningen, niet zijnde woonwagens;
- b. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 4.5.2;
- c. huisvesting in verband met mantelzorg;
- d. tuinen, erven en terreinen;
- e. ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeerterrein (p)' een parkeerterrein;
- f. ter plaatse van de bouwaanduiding 'bijgebouwen (bg)' bijgebouwen toegestaan;
- g. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals water en waterhuishoudkundige voorzieningen, groen en groenvoorzieningen, parkeer- en verkeersvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de handhaving van de oorspronkelijke parcellering.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.5.1 voor het gebruik van ruimten binnen de woning en bijgebouwen voor een publieksaantrekkende beroeps- en bedrijfsactiviteit aan huis, onder de voorwaarden als bepaald in 4.5.2 en onder de voorwaarde dat het gebruik niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeers- en parkeersituatie.
- b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.5.2 onder c voor het gebruik van ruimten binnen de woning en bijgebouwen voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit die meldingplichtig is volgens het Activiteitenbesluit milieubeheer, onder voorwaarde dat de beroeps- of bedrijfsactiviteit naar aard, omvang en uitstraling past in de woonomgeving: bij het verlenen van de omgevingsvergunning voor de afwijking moet vaststaan dat een goed woon- en leefklimaat op omliggende woonpercelen gegarandeerd is.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
- a. Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
- a. Bij de toepassing van de bouwregels in dit plan worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer bedraagt dan 1 meter.
- b. Bouwwerken die op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan met een daartoe verleende vergunning binnen het plangebied aanwezig of opgericht zijn of kunnen worden opgericht maar die in strijd zijn met dit bestemmingsplan, worden geacht aan dit bestemmingsplan te voldoen.
- c. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen staat vast dat voldoende parkeergelegenheid voor auto's wordt gerealiseerd, overeenkomstig de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de Nota Parkeernormering 2016;
- d. Als de beleidsregels als bedoeld onder c wijzigen, wordt met die wijziging rekening gehouden
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
- a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met de bestemmingen van dit plan.
- b. Het gebruik van gronden en gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de bestemmingen in dit plan is uitsluitend toegestaan als voldoende parkeergelegenheid voor auto's wordt gerealiseerd en gehandhaafd, overeenkomstig de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de Nota Parkeernormering 2016.
- c. Als de beleidsregels als bedoeld onder b wijzigen, wordt met die wijziging rekening gehouden.
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
- a. Het bevoegd gezag kan, mits het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast, met een omgevingsvergunning afwijken van de regels en de verbeelding:
- 1. voor een vermeerdering of vermindering van maten en normen tot 10% van die maten en normen;
- 2. voor een geringe afwijking van plaats en richting van bestemmingsgrenzen als dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van de verbeelding ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waarin een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
- 3. voor een grotere bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer tot een bouwhoogte van 10 meter;
- 4. voor een grotere bouwhoogte van gebouwen vanwege plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, onder de volgende voorwaarden:
- de maximale oppervlakte van de plaatselijke verhoging is 10% van het dakoppervlak;
- de maximale hoogte van de plaatselijke verhoging is 4 meter.
- b. Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in Artikel 7, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Heilig Hartenkerk.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Inleiding
In de toelichting wordt aandacht besteed aan de ruimtelijke en milieuhygiënische effecten van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling. In de toelichting moet dus blijken hoe het initiatief zich verhoudt – zowel in negatieve als positieve zin – tot de aanwezige functies en waarden op het plangebied en de directe omgeving ervan. In dit kader worden, behalve het ruimtelijk-planologische beleid en de stedenbouwkundige toets, alle ruimtelijke en milieukundige aspecten nader beschouwd.
1.2 Aanleiding
De gemeente heeft een verzoek ontvangen om medewerking te verlenen voor de herontwikkeling van de Heilig Hartenkerk, Rubensstraat 62 te 's-Hertogenbosch. Het voornemen voorziet in 12 grondgebonden woningen in de voormalige kerk en twee nieuwe vrijstaand geschakelde woningen aan de Graafseweg. De kerk is een gemeentelijk monument. Deze herontwikkeling, met respect voor het gemeentelijk monument, past binnen het beleid van de gemeente.
Het voornemen past niet in het geldende bestemmingsplan. De gemeente wil middels dit bestemmingsplan het bouwvoornemen mogelijk maken.
1.3 Leeswijzer
In de volgende hoofdstukken wordt aandacht besteed aan de verschillende aspecten van de toelichting. Hoofdstuk 2 geeft de bestaande situatie en het voorgenomen plan weer. Het geldende beleid wordt uiteengezet in hoofdstuk 3. Voor de ruimtelijke verantwoording van het voornemen wordt verwezen naar hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de juridisch-bestuurlijke aspecten van de regels. In hoofdstukken 6 en 7 wordt de economische - en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan beschreven. Zo zal in paragraaf 7.1 na de voorprocedure ingegaan worden op het resultaat van het vooroverleg en de inspraakprocedure. Uiteindelijk zal in paragraaf 7.2 de resultaten van de ontwerpfase worden verwerkt.
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Ligging Plangebied
Het plangebied ligt ten oosten van het Centrum in de Graafsewijk. Het gebied wordt aan drie zijden door straten omsloten, de Rubensstraat, Lucas van Leydenstraat en de Graafseweg.
Figuur 1: ligging plangebied (roodomrand)
Het plangebied ligt in een overwegende woonomgeving. Aan de overzijde van de Rubensstraat staan enkele gebouwen met een maatschappelijke functie. Ten zuiden van het plangebied ligt de Graafseweg, één van de belangrijkste invalswegen van de stad.
Figuur 2: ligging plangebied luchtfoto met kadastrale ondergrond
In het plangebied staat een aan de religieuze dienst onttrokken kerk. Het gebouw is een gemeentelijk monument. Het plein voor de kerk fungeerde als parkeerplaats voor de bezoekers van de kerk.
Figuur 3: bestaande situatie plangebied in vogelvlucht richting het noorden
2.2 Ingediend Initiatief
De planopzet betreft 12 grondgebonden woningen in het bestaande kerkgebouw en twee (vrijstaande) woningen aan de zuidwest zijde. De vrijstaande woningen liggen in de bebouwingsrooilijn van de Graafseweg en worden twee lagen hoog met een kap erop. De benodigde parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd. Een groot gedeelte op het plein direct voor de kerk. De nieuwbouwwoningen en één woning in het oostelijke deel van de kerk krijgen parkeerplaatsen in hun tuin.
Figuur 4: impressie voorgenomen nieuwe situatie in vogelvlucht richting het noordoosten, 12 woningen in de kerk en 2 nieuwe vrijstaande woningen aan de Graafseweg
2.3 Geldend Bestemmingsplan
Het perceel ligt in het bestemmingsplan "Graafsewijk - Aawijk 2017" dat op 12 december 2017 is vastgesteld. Het plangebied heeft daarin de bestemmingen "Maatschappelijk" en "Verkeer".
Figuur 5: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Graafsewijk - Aawijk 2017 met legenda
Het voorliggend initiatief past niet binnen het geldende bestemmingsplan. Om het plan toch mogelijk te maken dient de bestemming ter plaatse van het plangebied door middel van een bestemmingsplanprocedure te worden gewijzigd naar een bestemming waarbinnen onderhavig plan juridisch-planologisch wordt verankerd.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. Met de Structuurvisie brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid:
- 1. een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van top sectoren;
- 2. ruimte voor het hoofd netwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energie transitie;
- 3. ruimte voor het hoofd netwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
- 4. efficiënt gebruik van de ondergrond;
- 5. een robuust hoofd netwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterland verbindingen;
- 6. betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarwegen;
- 7. het instandhouden van de hoofd netwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen;
- 8. verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
- 9. ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
- 10. ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
- 11. ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
- 12. ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
- 13. zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.
Het laatstgenoemde nationaal belang houdt in dat bij stedelijke ontwikkelingen de ladder voor duurzame verstedelijking (zoals opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 Bro) dient te worden gemotiveerd.
3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking
Eén van de dertien nationale belangen heeft betrekking op 'zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen'. Het rijk behartigt dit belang met de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. Deze 'ladder voor duurzame verstedelijking' is als proces vereiste vastgelegd in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro):
'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:
- 1. Er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
- 2. Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
- 3. Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.'
Omdat het betrekking heeft op een woning(bouw)locatie, wordt het onderhavige plan gezien als een stedelijke ontwikkeling (artikel 1.1.1 Bro) . Er is sprake van een bestemmingsplan dat de bouw van 14 nieuwe woningen mogelijk maakt.
Deze stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. De regionale woningbouw afspraken zijn vastgelegd in de Regionale Agenda's Wonen, onderdeel van het Regionaal Ruimtelijk Overleg (RRO). 's-Hertogenbosch maakt deel uit van het RRO Noordoost-Brabant. In de Regionale Agenda Wonen voor Noordoost-Brabant d.d. 17 december 2014 is de woningbouw opgave in de gemeente 's-Hertogenbosch begroot op 6.805 woningen in de periode 2014-2024. In de hele regio Noordoost-Brabant gaat het in deze periode om een opgave van 18.900 woningen. Voor de lange termijn - tot 2030 - bedraagt de opgave een kleine 30.000 woningen. Hiertegenover staat een potentiële (netto) woningbouw capaciteit in de gemeente 's-Hertogenbosch van in totaal circa 8.400 woningen. Hiervan zijn circa 4.000 woningen harde plancapaciteit. Het voorgenomen initiatief voorziet, gelet op de harde plancapaciteit in verhouding tot de woningbouw opgave tot 2024 en daarna, in een actuele lokale en regionale behoefte, als bedoeld in artikel 3.1.6 lid 2 Bro (a). De woningen worden gerealiseerd binnen het bestaand stedelijk gebied (b). Het bepaalde onder (c) is vervolgens dan ook niet relevant. Het project voldoet aan de vereisten van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.
3.1.3 Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Dit besluit stelt eisen aan een bestemmingsplan daar waar het gaat om gebieden van nationaal belang:
- rijksvaarwegen;
- project Mainportontwikkeling Rotterdam;
- kustfundament;
- grote rivieren;
- waddenzee en waddengebied;
- defensie;
- hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
- elektriciteitsvoorziening;
- buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
- ecologische hoofdstructuur;
- primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
- IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
- erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.
Het plangebied ligt niet in één van de bovengenoemde gebieden.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening
Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening in werking getreden. Hierin geeft de provincie Noord-Brabant de hoofdlijnen aan van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening haar biedt. De visie ondersteunt daarnaast het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals het economisch, mobiliteits-, sociaal, cultureel, milieu- en natuurbeleid. Met deze structuurvisie geeft de provincie ook (mede) gestalte aan nationale ruimtelijke belangen en doelen.
Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Op basis van trends en ontwikkelingen heeft de provincie haar ruimtelijke belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. De ruimtelijke visie is uitgewerkt in dertien provinciale ruimtelijke belangen, zoals de concentratie van verstedelijking. De wijze waarop de provincie deze ruimtelijke belangen behartigt is uitgewerkt in vier manieren van sturen: regionaal samenwerken; ontwikkelen, zowel gebiedsgericht als thematisch zoals de Ecologische Hoofdstructuur en de herstructurering van bedrijventerreinen; beschermen van provinciale belangen zoals zorgvuldig ruimtegebruik en ruimtelijke kwaliteit, door middel van de Verordening ruimte; stimuleren, door middel van subsidies en door het beschikbaar stellen van kennis en informatie. In deel B staan de ambities, het beleid en de uitvoering voor de vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur.
Op 7 februari 2014 hebben de provinciale staten van Noord Brabant de partiële herziening 2014 van de Structuurvisie RO 2010 vastgesteld. De provincie geeft in de structuurvisie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De partiële herziening 2014 is op 19 maart 2014 in werking getreden.
Figuur 6: Uitsnede "structurenkaart" Structuurvisie ruimtelijke ordening
Op de Structurenkaart is het plangebied aangeduid als 'stedelijk concentratiegebied'. Binnen de stedelijke concentratiegebieden en de daarbij behorende zoekgebieden voor verstedelijking liggen mogelijkheden voor verdere verstedelijking. De voorgenomen ontwikkelingen passen binnen de provinciale Structuurvisie Ruimtelijke Ordening.
De uitwerking van het beleid ten aanzien van onderhavige ontwikkeling is opgenomen in de Verordening ruimte 2014. Deze verordening vormt de basis voor het dagelijks handelen van de Gedeputeerde Staten en dus voor de inzet van de instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
3.2.2 Verordening Ruimte Noord-Brabant
De Verordening Ruimte Noord-Brabant is één van de uitvoeringsinstrumenten voor de provincie om haar doelen te realiseren. De Provinciale Staten van de provincie Noord-Brabant hebben op 14 maart 2014 een partiële herziening Verordening ruimte vastgesteld die op 19 maart 2014 in werking is getreden. Op 10 juli 2015 heeft de Provinciale Staten de Verordening 2014 opnieuw vastgesteld. Deze is op 15 juli in werking getreden.
In deze verordening zijn alle vastgestelde wijzigingen van het afgelopen jaar van regels en kaarten verwerkt, inclusief de wijzigingen vanwege het in procedure gebrachte ontwerp “Wijziging Verordening ruimte 2014, veegronde regels 2”. De wijzigingen zijn beleidsarm en zijn hoofdzakelijk technisch van aard.
De verordening is een uitwerking van de provinciale Structuurvisie ruimtelijke ordening en bestaat uit kaartmateriaal en regels waarmee gemeenten rekening moeten houden bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Belangrijke onderwerpen in de Verordening ruimte zijn:
- Ruimtelijke kwaliteit;
- Stedelijke ontwikkelingen;
- Natuurgebieden en andere gebieden met waarden;
- Agrarische ontwikkelingen;
- Overige ontwikkelingen in het landelijk gebied.
Figuur 7: uitsnede themakaart stedelijke ontwikkeling verordening Ruimte
Het plangebied ligt volgens de verordening binnen de structuur "bestaand stedelijk gebied, stedelijk concentratiegebied'. Het betreft hier stedelijk concentratiegebied waar het beleid van de provincie er al decennia lang op is gericht om hier stedelijke ontwikkeling te bundelen. Het doel daarvan is om voldoende draagvlak voor de steden als economische en culturele motor te creëren en om het dichtslibben van het landelijk gebied tegen te gaan.
Hoofdregel van het beleid is dat stedelijke ontwikkeling binnen het bestaand stedelijk gebied plaatsvindt. Binnen het bestaand stedelijke gebied is de gemeente in het algemeen vrij om te voorzien in stedelijke ontwikkeling, uiteraard binnen de grenzen van wetgeving en de regionale woningbouw afspraken. Wel is in artikel 3.1 een aantal bepalingen opgenomen over zorgvuldig ruimtegebruik en de verantwoording die de provincie daarover vraagt aan gemeenten.
In de Verordening ruimte 2014 zijn regels gesteld ten aanzien van wonen binnen het bestaand stedelijk gebied. De volgende regels zijn van toepassing:
- Artikel 3.1 Zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit;
- Artikel 4.2 Stedelijke ontwikkeling;
- Artikel 4.3 Nieuwbouw van woningen;
Per artikel wordt in cursief aangegeven of het initiatief voldoet aan de voorwaarden zoals gesteld.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Ruimtelijke StructuurVisie 's-Hertogenbosch
In juni 2003 heeft de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch de Ruimtelijke StructuurVisie vastgesteld, met de ondertitel 'Stad tussen stromen'. De Ruimtelijke StructuurVisie geeft richting aan de ruimtelijke ambities van de stad. Op 28 januari 2014 heeft de gemeenteraad de actualisatie van de structuurvisie uit 2003 vastgesteld. In deze geactualiseerde structuurvisie integreert gemeente het provinciaal beleid. De geactualiseerde structuurvisie bevat een integrale visievorming voor lange termijn, 10 jaar met een doorkijk naar 15 à 20 jaar. De structuurvisie bestaat uit het Ruimtelijk Casco, een visie geformuleerd op het plangebied. Een ruimtelijke analyse van de stad en het gemeentelijk beleid vormen de input voor deze visie. De visie formuleert de ontwikkelingskoers, beschrijft een wensbeeld van de stad voor de lange termijn en biedt het casco voor concrete projecten en plannen. Het is een toetsingskader, en tegelijkertijd ook een inspiratiekader voor ruimtelijke ontwikkeling. Zo wordt bepaald waar strakke contouren ter bescherming van kwetsbare waarden liggen en kansen voor ontwikkeling. En worden locaties aangeduid waar deze ontwikkeling tegen randvoorwaarden mogelijk zijn en afweegbare gebieden voor uitbreidingen en intensiveringen aangewezen. Het ‘ruimtelijk motto’ van compacte, complete en contrastrijke stad als het uitgangspunt voor de ruimtelijke ontwikkeling voor de stad blijft gehanteerd, in de overtuiging dat dit de juiste basis biedt voor een duurzame ruimtelijk hoofdstructuur.
3.3.2 Nota Wonen
Het woonbeleid van de gemeente 's-Hertogenbosch is vastgelegd in de Nota Wonen 2012 die is vastgesteld door de gemeenteraad op 11 september 2012. De ambitie voor het woonbeleid van 's-Hertogenbosch is het creëren van een evenwichtige woningmarkt met een gedifferentieerd en aantrekkelijk aanbod van woningen en woonmilieus zodat mensen naar tevredenheid in onze stad kunnen wonen en leven. Er wordt gestreefd naar een stad waar voldoende, betaalbare en passende woningen zijn en voldoende keuzemogelijkheden in gevarieerde en sterke buurten waarin mensen zich thuis kunnen voelen.
Deze ambitie is in de nota Wonen 2012 uitgewerkt in vier speerpunten van beleid: voldoende woningen, betaalbaar wonen, passend wonen, in sterke en vitale buurten.
De beleidsinzet van de gemeente voor woningbouw is dan als volgt:
- voorzien in de toekomstige woningbehoefte door te streven naar de realisatie van gemiddeld 700 (met een bandbreedte van 500 tot 800) nieuwe woningen per jaar in de periode tot 2030;
- voorzien in de behoefte aan voldoende betaalbaar wonen voor specifieke doelgroepen door minimaal 25% van de nieuwbouw in het sociale segment (huur en koop) te realiseren. Dit percentage kan per woningbouwlocatie verschillen, van maatwerk kan sprake zijn;
- het vergroten van de woningdifferentiatie en -variatie in buurten en wijken, waardoor enerzijds het soms eenzijdige woningaanbod in buurten wordt doorbroken en anderzijds de keuzemogelijkheden voor woonconsumenten worden vergroot.
- het innemen van een positieve en proactieve houding t.o.v. (kansrijke) initiatieven, door (binnen wettelijke kaders) meer ruimte te bieden, meer flexibiliteit en maatwerk te leveren bij bouwplanontwikkeling;
- woonconsumenten meer mogelijkheden geven om hun woonwensen te realiseren door middel van o.a. (collectief) particulier opdrachtgeverschap.
Het aspect Wonen wordt ten aanzien van de voorliggende ruimtelijke ontwikkelingen in paragraaf 4.2 behandeld.
3.3.3 Nota Parkeren
Voor ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening heeft de gemeente 's-Hertogenbosch een eigen parkeernormenbeleid vastgesteld. Dit beleid is vastgelegd in de "Nota Parkeernormering 2016" dat op 21 september 2016 is vastgesteld. De nota geeft aan hoeveel parkeerplaatsen per functie en per stadsdeel gerealiseerd dienen te worden bij nieuwbouw. Het plangebied ligt volgens de "Nota Parkeernormering 2016" in zone 3: overige bebouwde kom (plaats) 's-Hertogenbosch.
In paragraaf 4.3 wordt ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkeling op het aspect parkeren ingegaan.
3.3.4 Welstandsnota
Op 17 mei 2011 heeft de gemeenteraad de 'Actualisering Welstandsnota 2011' vastgesteld. In de Welstandsnota zijn per bebouwingstype architectonische en bouwtechnische welstandscriteria opgenomen.
Het plangebied behoort tot het welstandsgebied de Muntel, de Graafsewijk, de Vliert en Hintham.
Daarnaast gelden de algemene welstandscriteria als beoordelingskader. Op het plangebied is een algemeen welstandsniveau van toepassing. Het beleid hierbij is gericht op handhaving van de basiskwaliteiten van de wijk. Op 17 januari 2018 heeft de welstandscommissie geoordeeld dat het voorgenomen bouwplan onder voorwaarden voldoet aan de redelijk eisen van welstand. Het bouwplan is aangepast en voldoet aan de door de welstandscommissie gestelde voorwaarden.
3.3.5 Waterplan
Onlangs is het Waterplan "Waterstad 2016 - Beleidsplan voor een klimaatbestendig, robuust en mooi watersysteem" (31 januari 2017) vastgesteld door de gemeenteraad. Het doel van het waterplan is een klimaatbestendig, robuust en mooi watersysteem te bewerkstelligen in de gemeente 's-Hertogenbosch. Het Waterplan betreft een koepelplan voor alle waterzaken. Het gaat daarbij om de gewenste inrichting en het beheer van oppervlaktewater en grondwater, als ook om de afvoer van hemelwater en afvalwater. Het Waterplan omvat het gemeenschappelijk beleid van gemeente en de waterschappen. De acties die door gemeente en waterschappen worden uitgevoerd, zijn opgenomen in het uitvoeringsprogramma dat loopt van 2016 tot 2020. Er wordt ingezet op het treffen van specifieke maatregelen om het watersysteem robuuster en aantrekkelijker te maken, en op het nog meer versterken van de integratie met andere beleidsvelden. In paragraaf 4.5 wordt ingegaan op het aspect water.
3.3.6 Duurzaamheidsbeleid
Op respectievelijk 31 januari 2017 en 3 april 2017 heeft de gemeenteraad het energietransitie-programma 's-Hertogenbosch 2016-2020 en de Woonagenda 2017-2018 vastgesteld. Hier zijn ambities gesteld ten aanzien van duurzaamheid.
De gemeente heeft de ambitie om in 2050 klimaatneutraal te zijn. Daarom verzoekt de gemeente bij elke ruimtelijke ontwikkeling een energievisie als bijlage bij de ruimtelijke motivering. In de toelicht wordt hierop. Duurzaamheidsmaatregelingen zijn bijvoorbeeld gebruik van duurzame bronnen van energie, optimale isolatie en een lagere EPC dan de wettelijke, etc.
De energievisie verschaft inzicht in de maatregelen die exploitant voornemens is te realiseren en in het effect die deze maatregelen sorteren. De visie wordt getoetst door de gemeente. Uitvoering van de door de gemeente goedgekeurde energievisie zal in de anterieure overeenkomst als randvoorwaarde worden uitgewerkt.
Als uit de energievisie blijkt dat exploitant geen of onvoldoende maatregelen neemt zal dit in de de energievisie gemotiveerd moeten worden. Mocht het initiatief leiden tot een verslechtering van de situatie ten opzichte van de bestaande, dan behoudt de gemeente zich het recht voor om af te zien van verdere medewerking aan het initiatief. In hoofdstuk 4.6 wordt ingegaan op de de duurzaamheidsaspecten bij deze ruimtelijke ontwikkeling.
3.3.7 Bomenbeleidsplan
Op 20 september 2017 heeft de gemeenteraad het Bomenbeleidsplan 2017 vastgesteld. Bomen zijn belangrijk voor 's-Hertogenbosch. Een evenwichtige omgang met groen en bomen door de gemeente past bij dit belang. In het bomenbeleidsplan staat op welke manier de gemeente omgaat met bomen en waarom. In het bomenbeleidsplan worden de bomen in de gemeente ingedeeld in categorieën. Zo ontstaat een beeld over welke bomen het behouden waard zijn en op welke manier. het bomenbeleidsplan gaat uit van vier categoriën:
- I. monumentale bomen,
- II. waardevolle houtopstanden,
- III. structuren,
- IV. sfeervlakken en sfeerbomen.
Het bomenbeleid van de gemeente 's-Hertogenbosch is juridisch uitgewerkt in de Bomenverordening 2017. Als een vergunning voor het vellen van houtopstanden (in de volksmond bekend als kapvergunning) binnenkomt, wordt de reguliere vergunningsprocedure doorlopen. Bij het toetsen worden afwegingen onderbouwd door consequent dezelfde onderwerpen te beoordelen. Daarbij wordt een waardering voor boombehoud en de verwijderingsgronden tegenover elkaar gezet. Het is belangrijk de bomenverordening te handhaven. Naast handhavers zijn ook burgers de 'oren en ogen' van de gemeente. Als een melding van illegale velling binnenkomt, vindt een controle plaats en indien nodig wordt een handhavingstraject gestart.
In paragraaf 4.7 wordt ingegaan op het aspect bomen.
3.3.8 Erfgoed
De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor het archeologiebeleid van de gemeente. Dit beleid is op 15 juni 2010 vastgesteld. Ten behoeve van het beleid zijn voor archeologische waarden en archeologische verwachtingsgebieden binnen de gemeentegrenzen specifieke eisen of voorwaarden opgesteld en verwerkt tot een archeologische beleidskaart. De zones met een hoge en middelhoge archeologische verwachting zijn op de beleidskaart vertaald in zones waar verspreide nederzettingen en grafvelden uit de prehistorie, Romeinse tijd en Middeleeuwen aanwezig zijn (al dan niet afgedekt door een recent ophogingspakket). Voor de zones met een lage verwachting zijn op de beleidskaart geen nadere eisen opgenomen. Een uitwerking van het archeologiebeleid voor het bestemmingsplan is opgenomen in paragraaf 4.8.2.
3.3.9 Nota Grondbeleid
In de Nota Grondbeleid 2005 (februari 2005) stelt de Raad primair de kaders vast voor het door het college te voeren grondbeleid. Grondbeleid wordt door de gemeente 's-Hertogenbosch gezien als het beleid dat, ten behoeve van de gemeentelijke doelstellingen op het gebied van ruimtelijke ordening, streeft naar het creëren van ruimte voor wonen, werken, winkelen en recreëren in zowel uitleggebieden als bestaand stedelijk gebied, door het oppakken of ondersteunen van concrete ontwikkelinitiatieven.
In de Nota Grondbeleid zijn vastgelegd: de kaders voor actief en passief grondbeleid, het prijsbeleid, de financiële grondslagen, het risicomanagement en de mate waarin voorzieningen worden opgenomen in de grondexploitatie. In het hoofdstuk 6 wordt aandacht besteed aan de economische uitvoerbaarheid van het plan.
Hoofdstuk 4 Ruimtelijke Verantwoording
4.1 Stedenbouw
Figuur 8: situatietekening voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen
De beoogde ontwikkeling bestaat uit twee delen:
- kerk transformeren voor woningbouw (woning 1-12)
- twee nieuwbouwwoningen aan de Graafseweg.
4.1.1 Kerk transformeren voor woningbouw
Figuur 9: plattegrond begane grond kerk in voorgenomen situatie
De Heilige Hartenkerk is niet meer in gebruik als kerk en heeft een gemeentelijke monumentale status. In de kerk is een nieuwe functie beoogd: wonen. In de kerk zijn in totaal 12 grondgebonden woningen met verschillende groottes variërend van 150-250 m2 voorzien. Uitgangspunt van deze herbestemming is respect voor de karakteristiek van het bestaande gemeentelijk monumentale gebouw. Om de functie wonen mogelijk te maken zijn er echter wel ingrepen noodzakelijk. Zo worden er bijvoorbeeld extra gevelopeningen voorgesteld op de begane grond om zo directe toegang tot de tuin te hebben vanuit de woning maar ook om voldoende daglicht in de woning te krijgen. De gevelopeningen sluiten wat betreft maat, schaal en ritme aan bij de al aanwezige ramen van de kerk.
Figuur 10: bestaande noord- en voorgevel
Figuur 11: schetsplan noord gevel nieuwe situatie
De huidige hoofd entree van de kerk wordt voor het merendeel van de woningen de centrale toegangsdeur. Vanaf de huidige entree stap je straks een middengang in. (zie figuur 9 plattegrond begane grond). Tien woningen krijgen een voordeur vanaf deze interne middengang. De twee andere woningen van de kerk, gesitueerd aan de oostelijke kant van de kerk (woning 11 en 12) worden direct vanaf de aangrenzende straat ontsloten via de tuin.
Figuur 12: bestaande situatie voorgevel
Figuur 13: voorgevel voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling
Negen van de twaalf kerkwoningen krijgen een tuin. Aan de zuidzijde grenzen enkele woningen (6,8 en 10) direct aan een aangrenzend perceel waardoor het niet mogelijk is hier tuinen te realiseren. Deze woningen krijgen een dakterras gelegen tussen het dakvlak van het middenschip en van de zijbeuken in als buitenruimte. Ze worden zo aangebracht dat zij geen uitkijk hebben op aanliggende percelen.
Figuur 14: Zuidgevel kerkgebouw met dakterrassen in de kap.
Figuur 15 inrichtingstekening plangebied
De tuinen van de woningen in de kerk worden van de Lucas van Leydenstraat afgeschermd door een haag. Achter de haag ligt een pad die de tuinen van de woningen ontsluit waardoor er minder openingen in de haag aan de Lucas van Leydenstraat gemaakt hoeven te worden en de parcellering ten gevolge van de nieuwe functie in de kerk minder prominent zichtbaar is vanaf de openbare ruimte. In de tuin krijgt iedere woning een berging waar onder andere fietsen in gestald kunnen worden. De woningen in het kerkgebouw zonder tuin krijgen een berging aansluitend achter de garages van de vrijstaande woningen. Onder paragraaf 4.3 is te lezen hoe de parkeerbehoefte in dit plan is ingepast.
4.1.2 Twee woningen aan de Graafseweg
Het tweede onderdeel van deze herontwikkeling is de bouw van twee grondgebonden woningen aan de Graafseweg (woning A en B). De vrijstaande woningen zijn in de rooilijn van de aangrenzende woningen gesitueerd. De voorzijde is gericht op de Graafseweg en de woningen worden aan elkaar geschakeld door middel van twee garages. Beide woningen bestaan uit twee lagen een kap, de richting van beide kappen is verschillend. Het perceel van woning A ligt niet direct tegen de stoep van de Rubenstraat. In deze tussenruimte wordt de bestrating onder de bestaande bomen weggehaald waardoor dit deel van het plangebied vergroend wordt.
Figuur 16: Impressie van woningen A en B in vogelvlucht als onderdeel van bebouwingsreeks aan de Graafseweg en met verschillende kaprichting
De vrijstaande woningen zijn in de rooilijn van de aangrenzende woningen gesitueerd. De voorzijde is gericht op de Graafseweg en de woningen worden aan elkaar geschakeld door middel van twee garages. Beide woningen bestaan uit twee lagen een kap, de richting van beide kappen is echter wel verschillend. De woningen zijn zo ingepast dat de bomen tussen de Rubensstraat en het perceel van woning A blijven behouden. Ook de boom in de pastorietuin en de magnolia worden gespaard. In de tussenruimte langs de Rubenstraat wordt de bestrating onder de bestaande bomen weggehaald. Door de ruimte tussen woning A en de Rubensstraat en het platte dak van de garages blijft er het kerkgebouw vanaf de Graafseweg zichtbaar.
Figuur 17: plattegrond woningen aan de Graafseweg
Figuur 18: voorgevel twee vrijstaande woningen aan de Graafseweg
De achtertuin van woning B grenst aan de achtertuinen van de woningen in de kerk. De achtertuin van woning A grenst aan het voorterrein van de kerk. Achter de geprojecteerde garages van de woningen worden 4 bergingen gerealiseerd voor 4 woningen in het kerkgebouw. Om deze nieuwe woningen mogelijk te maken verdwijnen er 4 bomen van het carré. De groene waarde die hierdoor verdwijnt wordt elders in het plan gecompenseerd (hoofdstuk 4.6). Het inrichtingsplan verbindt de nieuwbouw met de kerk.
4.2 Wonen
Het gemeentelijk beleid gaat in op het realiseren van nieuwe/extra woningen voor de huisvesting van de bevolking. Het onderhavige plan voorziet in 12 grondgebonden woningen in het monumentale kerkgebouw en twee vrijstaande woningen aan de Graafseweg en dus in een toename van het aantal woningen met 14 woningen. Er worden in het onderhavige plan te weinig woningen gerealiseerd om te kunnen voldoen aan de voorwaarden om minimaal 25% in de sociale sector te bouwen.
Met het oog op de Nota Wonen wordt geconcludeerd dat er geen belemmering bestaat onderhavig plan vast te stellen.
4.3 Parkeren
Het plangebied ligt in zone 3 van de Nota Parkeernormering 2016 (hierna de Nota). Voor woningen met een grootte van meer dan 150 m2 zoals hier voorzien zijn, geldt een parkeernorm van 1,8 per woning. Deze norm bestaat uit een bewonersdeel en een bezoekersdeel van 0,3 pp per woning. Er worden in totaal 14 woningen gerealiseerd; twee nieuwbouwwoningen aan de Graafseweg en twaalf woningen in de Heilige Hartenkerk. Volgens de Nota genereren de nieuwe woningen een parkeerbehoefte van 25,2 parkeerplaatsen.
De twee woningen aan de Graafseweg krijgen een eigen oprit met een lengte die voldoende is voor twee parkeerplaatsen en een garage. Voor opritten met garages zijn specifieke rekenwaarden opgenomen in de nota Parkeren 2016. Deze mogen worden meegerekend als 1,5 parkeerplaats (3 in totaal). Dat is gelijk aan het bewonersdeel van de voor deze woningen geldende parkeernorm. Woning K11 in de kerk krijgt twee volwaardige parkeerplaatsen op eigenterrein.
De overige 11 woningen maken gebruik van parkeerplekken die centraal op het kerkplein komen te liggen. Hier worden ook het bezoekersdeel van de overige drie woningen gerealiseerd. De totale behoefte is volgens de normen 19,6 parkeerplaatsen. Op het centrale deel van het plein voor de kerk worden binnen de functieaanduiding 'parkeerterrein (p)' 20 parkeerplaatsen aangelegd. In totaal zullen er voor de voorgenomen woningen 25 parkeerplaatsen op eigen terrein worden aangelegd. Daarmee wordt voldaan aan de Nota Parkeernormering 2016.
4.4 Milieu
4.4.1 Inleiding
Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien de beleidsvelden naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling, dient onderzocht te worden welke milieuaspecten daarbij een rol kunnen spelen. Het is daarnaast van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende of hinderlijke situaties moeten voorkomen worden.
4.4.2 Bedrijven en milieuzonering
Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie ten opzichte van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde wijze (door afstand of bouwkundige maatregelen) gesitueerd worden. Enerzijds dient milieuzonering om hinder als gevolg van bedrijven te voorkomen en anderzijds dient het om bedrijven hun activiteiten te kunnen laten uitvoeren binnen de gangbare (hinder)normen. Om dit zorgvuldig af te wegen en te verantwoorden is in beginsel de VNG-Handreiking “Bedrijven en milieuzonering” gehanteerd. Met onderhavig plan wordt de bestemming “maatschappelijk doeleinden” die op de kerk rust, gewijzigd in de bestemming wonen. Aangrenzend aan de nieuwe woonbestemmingen bevindt zich de pastoriewoning onder de bestemming 'gemengde doeleinden'. Deze bestemming is zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving dat ze prima past in de nabijheid van een woonomgeving. Op een afstand van circa 30 meter ten westen van het plangebied bevindt zich een basisschool met kinderopvang onder de bestemming “maatschappelijke doeleinden”. Deze schoolvoorziening past prima in de woonomgeving en voldaan kan worden aan de indicatieve VNG-afstand tot nieuwe woningen. Hinder bij het geplande nieuwe woonfuncties woongebied als gevolg van de aanwezige (maatschappelijke) functies wordt niet verwacht. De geplande woonfuncties zijn passend in dit gebied.
4.4.3 Geluid
4.4.4 Luchtkwaliteit
Bij lucht gaat het enerzijds om de productie van luchtverontreiniging als gevolg van nieuwe plannen – waarop de luchtkwaliteitseisen van de Wet Milieubeheer van toepassing zijn – als om de zorg van kwetsbare functies in luchtbelaste zones uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening.
Kleine projecten en ruimtelijke plannen, waarvan duidelijk is dat deze door vrijwel geen of een beperkte toename aan verkeer niet betekenisvol bijdragen aan de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Dit is geregeld in het “Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM)”. De grens NIBM voor de stoffen PM10 (fijnstof) en NO2 ligt vanaf 1 augustus 2009 op 1,2 ìg/m3. Voor dergelijke kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die mogelijk weinig effect zouden kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft VROM in samenwerking met InfoMil een specifieke rekentool ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt (NIBM) aan luchtverontreiniging. De rekentool voldoet aan de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007. Het omslagpunt waarbij een project een bijdrage zou kunnen leveren aan de luchtkwaliteit ligt bij circa 1500 motorvoertuigen per etmaal. Deze aantallen voertuigbewegingen worden als gevolg van dit plan – 14 nieuwe woonobjecten - nimmer gehaald. Het plan draagt door de weinig optredende verkeersbewegingen niet in betekenende mate bij (NIBM) aan de luchtverontreiniging. Het plan is daarom niet afzonderlijk getoetst aan de Wet luchtkwaliteit, een apart luchtonderzoek is niet nodig.
Los van de formele toets, is wel de plaatselijke luchtkwaliteit beschouwd. Uit de landelijke luchtkwaliteitskaart (NSL Monitoringstool) blijken de huidige jaargemiddelde concentraties voor NO2 en PM10 (fijn stof) ter plaatse van de Graafsebaan en Rubensstraat voor beide stoffen beneden 30 microgram/m3 te liggen. (De grenswaarde van deze stoffen is jaargemiddeld 40 microgram/m3). De jaargemiddelde concentratie ultrafijn stof (PM2,5) bevindt zich hier beneden 15 microgram/m3 (grenswaarde is 25 microgram/m3). Alle optredende concentraties bevinden zich ruim beneden de daarvoor geldende grenswaarden. Ten aanzien van luchtkwaliteit zijn er voor dit plan geen belemmeringen.
4.4.5 Bodemkwaliteit
Aangezien er sprake is van een bestemmingswijziging, is de bodemkwaliteit beschreven door middel van diverse bodemonderzoeken die zijn uitgevoerd. Gemotiveerd wordt of het plangebied vanuit bodem hygiënisch oogpunt al dan niet geschikt is voor de geplande woonbestemmingen. Indien de bodem niet geschikt is, dient de aard van verontreinigingen inzichtelijk te worden gemaakt om de grond alsnog (via sanering) geschikt te laten zijn. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit dan geen onaanvaardbaar risico (meer) oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bovendien mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet (bijvoorbeeld graafwerkzaamheden). Dit is het zogenaamde stand still-beginsel.
De huidige bodemkwaliteit is beschreven in de volgende 2 rapporten:
- AA & C Nederland BV, Verkennend bodemonderzoek, d.d. 14 oktober 2016, nummer 16-8661.B1 (Bijlage2)
- AA & C Nederland BV, Aanvullend bodemonderzoek, d.d. 18 december 2017, nummer 17-9123.B1 (Bijlage3)
Met de 2 uitgevoerde bodemonderzoeken is de milieuhygiënische bodemkwaliteit van de locatie voldoende vastgelegd en geschikt bevonden voor het toekomstig gebruik voor de functie 'wonen'. Het aspect bodem vormt geen belemmeringen voor onderhavig plan.
Eventueel vrijkomende grond valt onder het Besluit bodemkwaliteit.
4.4.6 Externe Veiligheid
Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's die mensen lopen als gevolg van mogelijke ongelukken met gevaarlijke stoffen bij bedrijven, transportroutes (wegen, spoorwegen en waterwegen) en buisleidingen. Omdat de gevolgen van een ongeluk met gevaarlijke stoffen groot kunnen zijn, zijn de aanvaardbare risico's vastgelegd in diverse besluiten. De belangrijkste zijn:
- Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
- Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb);
- Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt).
Binnen de beleidskaders voor deze drie typen risicobronnen staan altijd twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.
Plaatsgebonden risico (PR)
Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6 contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen kwetsbare objecten (zoals woningen, ziekenhuizen, scholen) geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten (zoals kleine kantoren, winkels en bedrijfsgebouwen) geldt de 10-6 contour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde.
Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang (10 personen of meer). Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Dit houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag.
Tot slot wordt in het kader van een 'goede ruimtelijke ordening' (art. 3.1 Wro) getoetst aan eventueel van toepassing zijnde veiligheidsafstanden uit het Activiteitenbesluit.
4.5 Water
4.5.1 Watertoets algemeen
Ruimte maken voor water: dat is de kern van het waterbeleid voor de 21e eeuw. Met de ondertekening van de Startovereenkomst Waterbeheer op 14 februari 2001 door Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen, werd de watertoets van toepassing verklaard op ruimtelijke plannen. Vanaf 1 november 2003 is deze juridisch verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).
De watertoets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Het doel van de watertoets is het evenwichtig meewegen van de waterbelangen in het planvormingsproces. Hierbij wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. Zowel waterkwantiteits- als waterkwaliteitsaspecten zijn daarbij belangrijk. Kansen worden benut en functies zoveel mogelijk gecombineerd.
De beleidsdoelen voor integraal waterbeheer zijn door de gemeente vastgesteld in het Waterplan 2016. Hierin staat het voornemen in 's-Hertogenbosch een mooi, robuust en klimaatbestendig watersysteem te ontwikkelen voor nu en in de toekomst. In het Waterplan 2016 is het 'Hemelwater uitvoeringsbeleid' vastgelegd. De afspraken uit de watertoets worden in een waterparagraaf vastgelegd.
4.5.2 Uitgangspunten voor integraal waterbeheer
- De uitgangspunten bij het toetsen van ruimtelijke plannen zijn:
- Gescheiden houden van vuil (afval)water en schoon hemelwater;
- Voorkomen van vervuiling van water;
- Voor schoon hemelwater gelden de afwegingsstappen: hergebruik-infiltratie-buffering-afvoer;
- Hydrologisch neutraal ontwikkelen (HNO). Zodat een ontwikkeling niet leidt tot een hydrologische achteruitgang zowel in als buiten het plangebied. Ook mogen er geen hydrologische knelpunten ontstaan voor huidige en vastgelegde toekomstige landgebruiksfuncties. Concreet betekent dit dat:
- De afvoer uit het gebied niet groter wordt dan in de referentiesituatie;
- De grondwateraanvulling in het plangebied gelijk blijft of toeneemt;
- Grond- en oppervlaktewaterstanden in de omgeving gelijk blijven, of verbeteren voor de huidige en toekomstige landgebruiksfuncties;
- (grond)waterstanden in het plangebied aansluiten op de (nieuwe) functie(s) van het plangebied;
- Het plangebied zo wordt ingericht dat de hydrologische gevolgen van vastgestelde toekomstige ontwikkelingen in de omgeving niet leiden tot knelpunten in het plangebied.
Daarnaast kan water als kans worden gezien voor meervoudig ruimtegebruik en vergroting van de beleving van water. Deze uitgangspunten dragen bij aan een mooi, robuust en klimaatbestendig watersysteem.
4.5.3 Waterparagraaf
Voor onderhavig plan is een waterparagraaf opgesteld (Bijlage 4: Tritium Advies, 14 november 2017, kenmerk 1707/103/LM-01.v3). Aan de hand van deze waterparagraaf wordt toegelicht hoe het waterbeleid is vertaald naar waterhuishoudkundige inrichting in dit ruimtelijk plan. Vanuit het plan is – op basis van 1981 m2 nieuw dan wel vervangend verhard oppervlak – bedraagt de totale waterbergingsopgave 119 m3 (0,06 keer 1981 m2). Deze berging dient bij voorkeur te worden opgevangen op eigen terrein. Voor de verwerking van hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde gehanteerd: vasthouden – bergen – afvoeren.
Aangezien de verwachting is dat de bodem redelijk tot goed doorlatend is en de gemeten grondwaterstand op circa 3,5 m-mv behoort het bergen van hemelwater in het aanwezige groen op de locatie tot de mogelijkheden. Via een infiltratieonderzoek dient de exacte infiltratiecapaciteit nog te worden bepaald. Tevens bestaat de mogelijkheid om onder de parkeerplaatsen een bergings/-infiltratievoorziening aan te brengen. De bestrating kan worden voorzien van een grove korrel waardoor het water in de voorziening kan lopen waar het wordt opgevangen. Vervolgens zal het water vertraagd in de bodem lopen. Dit is tevens een voedingsbron voor de aan te planten en bestaande bomen waardoor verdroging zoveel mogelijk wordt voorkomen. Bij de uitwerking van de bouwplannen wordt de bergingsoplossing nader uitgewerkt. Daarbij wordt opgemerkt dat voor het oppervlak aan groene daken de bergingsopgave voor die groene oppervlakken vervalt.
Binnen het plangebied wordt het afvalwater gescheiden van het hemelwater aangeboden op de perceelsgrens zodat het (later) aangesloten kan worden op het gescheiden rioolstelsel.
4.6 Duurzaamheid
Binnen de gemeente 's-Hertogenbosch is het klimaat- en energiebeheer een belangrijk speerpunt. De ambitie is om als stad in 2050 klimaatneutraal te zijn. In 2035 dient de bebouwde omgeving klimaatneutraal te zijn. Hierdoor wordt het milieu en het klimaat in het algemeen minder belast. Energiebesparing draagt bij aan de vermindering van de uitstoot van CO2 in Nederland. Een ander voordeel van duurzaam bouwen is de energiebesparing, en daarmee ook de kosten voor het energieverbruik. De gemeentelijke ambitie van een klimaat neutrale bebouwde omgeving is een flinke ambitie waarbij 'alles uit de kast' moet worden gehaald. Deze doelstelling betekent dat niet alleen de gemeente veel moet doen maar ook de bedrijven, inwoners, ontwikkelaars, maatschappelijke groepen, woningcorporaties zullen hierin moeten investeren, samenwerken, creatief zijn en vooruitdenken. De gemeentelijke energie-ambitie en -doelstellingen zijn vastgelegd in het Energie-transitieprogramma 's-Hertogenbosch 2016-2020, vastgesteld door de gemeenteraad op 31 januari 2017.
Voor energie, als speerpunt van het gemeentelijk milieubeleid, wordt voor nieuwbouw van woningen gestimuleerd voor te sorteren op ten minste de energie-eisen zoals deze al in 2020 voor nieuw te bouwen woningen zullen zijn, namelijk BENG (Bijna Energie Neutraal Gebouw). De ambitie blijft natuurlijk volledig energieneutraal (EPC = 0). Ook alle bestaande gebouwen dienen een zo groot mogelijke stap richting klimaatneutraal te maken, maar minimaal energielabel B. Deze - en meer - afspraken staan beschreven in het Energie-transitieprogramma 2016-2020 waarvan delen in de Woonagenda 2017. Momenteel wordt op bouwplanniveau bekeken in hoeverre wordt aangesloten bij de vastgestelde doelstellingen van energiezuinig bouwen en verbouwen. De ontwikkelaar is gestimuleerd en is bekend met de gemeentelijke doelstellingen voor nieuw te bouwen en te verbouwen woningen. De duurzaamheidsambitie van de ontwikkelaar staat in de de 'Energievisie ontwikkeling Heilig Hartenkerk' (Bijlage 5). Ter waarborging dat de duurzaamheidsambities in de bouw worden uitgevoerd zullen deze in de anterieure overeenkomst worden vastgelegd.
4.7 Bomen
4.7.1 Inleiding
Voor de behandeling van de bomen in en om het plangebied zijn de afspraken uit het Bomenbeleidsplan 2017 van toepassing. In het bomenbeleidsplan wordt in beschermingsgraad onderscheid gemaakt in monumentale bomen, waardevolle houtopstanden, structuren en sfeervlakken en sfeerbomen. De bomen in het plangebied zijn zogenaamde sfeerbomen.Bij de start van het proces zijn daarom de bomen in en om het plangebied in een bomeneffectanalyse (Bijlage 6) in beeld gebracht. Het toekomstig beplantingsplan wordt omschreven in Bijlage 7 en is in Bijlage 8 nader uitgewerkt.
4.7.2 Kwaliteit en toekomstverwachting
In het plangebied staan 20 volwassen bomen. Het gaat om 8 gewone esdoorns, 10 volwassen Hollandse lindes, een libanonceder en een beverboom. Er zijn achttien bomen met een normale conditie, één boom met een verminderde toekomstverwachting (boomnr.19) en één boom met een sterk verminderde conditie (boomnr.3). De toekomstverwachting van achttien bomen is meer dan vijftien jaar, van één boom tien tot vijftien jaar en van één boom minder dan vijf jaar. De meeste bomen staan in verharding.
Figuur 19: kaart kwaliteit en toekomstverwachting bomen
4.7.3 Bomen in de nieuwe situatie
Om een plan met de benodigde volumes te realiseren is, in combinatie met een maximale hoeveelheid open groeiplaatsen, met de bouwvlakken voor de nieuwe vrijstaande woningen geschoven tot er een minimaal aantal bomen verwijderd hoeft te worden. Dit ontwerp is in een bomeneffectanalyse getoetst. Uit deze bomeneffectanalyse blijkt het volgende.
Vijftien bomen kunnen zonder aanpassingen in het ontwerp worden behouden, mits de bomen en hun groeiplaatsen goed worden beschermd en bij de uitvoering zorgvuldig met de bomen wordt omgegaan. Voor 5 bomen is duurzaam behoud in het licht van de voorgenomen plannen niet mogelijk. De compensatie voor het verdwijnen van deze 5 bomen voorziet vooral in de verbetering van de ondergrond voor de te hadhaven bomen. De ondergrond wordt zo bewerkt dat de toevoer van hemelwater en voedsel naar de wortels van de bomen verbetert. Hierdoor krijgen de bomen in het gebied een langere levensverwachting.
Figuur 20: inrichtingsplan met de te handhaven bomen (A: esdoorns, B: lindenbomen, C: Ceder, D: magnolia)
Bij de inventarisatie bleek dat de esdoorns op de hoek Rubenstraat - Lucas van Leydenstraat hun wortels vlak onder oppervlakte hebben liggen. Daardoor zal een groeiplaatsverbetering (lees het weghalen van de grondverharding) voor deze bomen een grote negatieve invloed hebben op hun levensverwachting. Door de bestaande oppervlakteverharding onder deze esdoorns, is de levensverwachting van deze bomen al niet optimaal te noemen. Het verwijderen van de oppervlakte verharding op deze plek is wenselijk om een groenere inrichting rondom het kerkgebouw te krijgen en de nodige compensatie te genereren voor de vijf bomen die voor de ontwikkelingen moeten wijken.
Figuur 21: inrichtingsplan met de nieuwe te plaatse bomen (A: esdoorns, B: lindenbomen, C: valse Christusdoorn)
De compensatie voorziet naast de groeiplaatsverbetering in aanplant van vier nieuwe lindenbomen met een handelsmaat van 40 cm op de hoek Rubensstraat – Lucas van Leydenstraat (B, figuur 21). Deze vervangen de vier esdoorns die door de gewenste groeiplaatsverbetering niet gehandhaafd kunnen blijven.
Aan de Lucas van Leydenstraat wordt één esdoorn met een lage levensverwachting vervangen en in de lijn van de bestaande esdoorns in deze straat een nieuwe geplant (A, figuur 21). De handelsmaat van deze esdoorns bedraagt 25 cm)
Ter accentuering van de ingang van het plein van de kerk worden aan de Rubensstraat twee valse Christendoorns geplant met een handelsmaat van 60 cm (C, figuur 21). Deze bomen hebben een zodanige groeivorm dat de zicht op de kerk van de Rubensstraat door het groene gebladerte zichtbaar blijft.
De omschreven compensatie is vastgelegd in de anterieure overeenkomst.
Verder is in het ontwerp de ligging van de bebouwing aangepast. Er worden geen bouwwerken meer binnen de kroonprojectie (wortelzone) van de te handhaven bomen gebouwd.
4.8 Flora En Fauna
4.8.1 Inleiding
Op 27 juli 2017 heeft in het kader van de Wet natuurbescherming binnen het plangebied een Quickscan Natuur plaatsgevonden (Bijlage 9). Deze Quickscan is een toets van de ecologische potenties binnen het plangebied. Uit dit onderzoek moet kunnen worden bepaald of er beschermde soorten of vaste rust- en verblijfplaatsen in het plangebied (gebouwen en omgeving) aanwezig zijn. Uit de resultaten kan worden opgenmaakt of er ontheffingen voor de voorgenomen ontwikkelingen nodig zijn.
Uit het onderzoek kwam naar voren dat vanwege de beschadigde dakpannen op de bestaande bebouwing onder het dak mogelijk nestplaatsen voor de huismussen aanwezig zijn. De bomen en struiken in het gebied kunnen in het broedseizoen nesten van algemeen voorkomende vogels worden verwacht. Uit een nader onderzoek kan blijken of er daadwerkelijk nesten aanwezig zijn.
Daarnaast zijn er door, holle ruimten, kieren en kapotte dakpannen mogelijke zomer- en winterverblijfsplaatsen voor vleermuizen in de bestaande bebouwing aanwezig. In een nader onderzoek kan worden geïnventariseerd waar deze verblijfsplaatsen zich bevinden. De foerargeergebied van deze vleermuizen zal waarschijnlijk in de omgeving van de kerk zijn. De voorgenomen werkzaamheden zijn niet dusdanig dat deze de functionaliteit van het foerargeergebied zal aantasten. Het bestaand groen blijft grotendeels gehandhaafd. Door de aanleg van nieuw groen in de omgeving zal deze functionaliteit zelfs verbeteren.
4.8.2 Nestinventarisatie
Op 6 november 2017 heeft er een nestinventarisatie plaatsgevonden (Bijlage 10). Tijdens deze inventarisatie zijn er geen nesten aangetroffen die jaarrond beschermd zijn. Potentiële nestplaatsen zijn ontoegankelijk gemaakt. Daarmee is het uitgesloten dat ook in de nabije toekomst geen jaarrond beschermende nesten in de bestaande bebouwing zullen worden aangetroffen.
4.8.3 Vleermuisonderzoek
Tijdens het onderzoek op 9 september, 21 september en 2 oktober 2017 zijn in de bestaande bebouwing binnen het plangebied de dwergvleermuizen waargenomen. Eén verblijfplaats van deze vleermuizen is aangetroffen onder de dakrand aan de westgevel van de kerk. Vermoedelijk is er nog een tweede verblijfplaats onder de overkapping bij de sacristie. de bevindingen zijn opgenomen in Bijlage 11.
Voor de voorgenomen ontwikkelingen is er geen ontheffing nodig als het werk zo kan worden uitgevoerd dat er geen verbodsbepaling worden overtreden. In het rapport worden de werkwijzen omschreven hoe tijdens het werk met de aangetroffen vleermuis verblijfsplaatsen wordt omgegaan.
4.8.4 Ecologische Visie
Voor het initiatief is een ecologische visie geschreven. Hierin wordt beschreven hoe op het terrein omgegaan wordt met de flora en fauna op het terrein (Bijlage 12). De voorgestelde inrichting en voorzieningen die in deze visie staan vermeld dragen bij aan verhoging van de bioversiteit binnen het plangebied en in de omgeving. Zo zullen in de verbouwing van het kerkgebouw voorzieningen voor nestgelegenheden worden aangebracht en rust en overwinteringsplaatsen voor vleermuizen worden aangebracht. Ook de aan te brengen groene daken draagt bij aan een natuurlijkere invulling van het plangebied. De ecologische visie is verwerkt in en als bijlage bij de anterieure overeenkomst gevoegd.
4.8.5 Conclusie flora en fauna
De voorgenomen ontwikkelingen veroorzaken geen onevenredige afbreuk aan de ecologische situatie in het plangebied. Er zijn geen jaarrond beschermde nesten aangetroffen en de potentiële nestlocaties zijn ontoegankelijk gemaakt. Wel zijn er verblijfplaatsen van dwergvleermuizen aangetroffen. Het werk zal zo worden uitgevoerd, dat hiervoor geen ontheffing Wet natuurbescherming nodig is.
Naast de wettelijke verplichtingen wordt het terrein volgens de opgestelde ecologische visie zo ingericht dat dit ten goede komt aan de bioversiteit binnen het plangebied en in de omgeving.
4.9 Erfgoed
4.9.1 Bouwhistorie
De H.H. Hartenkerk met pastorie is gelegen in de Graafsewijk, een gebied wat op het kadastrale minuut uit 1832 nog onbebouwd was en bekend stond als "De Bosfche Hoyen"
Tezamen met een wijk als de Muntel of de Bossche Pad behoort de Hinthamerpoort en de Oranjebuurt (Graafsewijk) tot de noordoostelijke stadsuitbreidingen uit het interbellum. De betreffende plannen werden al voor de Eerste Wereldoorlog opgesteld en resulteerden in de nieuwe arbeiderswijken ten noorden van het riviertje de Aa en rondom de Graafseweg (Hinthamersteenweg), de oude uitvalsweg van Den Bosch naar Grave. Zoals gebruikelijk bij de Bossche stadsuitbreidingen zijn de terreinen er opgehoogd en nog altijd is hier de Ijzeren Vrouw te vinden, een zandwinningsplas die is genoemd naar de eertijds gebruikte baggermachine. Alhoewel in de Graafsewijk vooral arbeiderswoningen zijn gebouwd, kwamen langs de Graafseweg zelf ook middenstandswoningen.
De H.H. Hartenkerk is gelegen in het deel van de wijk – aan de noordwestzijde van de Graafseweg, tussen de Van Grobbendoncklaan in het westen en de Rogier van der Weydenstraat in het oosten – en dateert deels van na de oorlog. Op de al in 1934 door ir. J.A.M. Perey gemaakte tekeningen voor het betreffende uitbreidingsplan "De Vliert" is te zien dat hier aanvankelijk een ander stratenstelsel was beoogd. De haaks op de Graafseweg aansluitende Rubensstraat waaraan de H.H. Hartenkerk is gesitueerd, was er niet op ingetekend. Na de oorlog kwam het, rondom de Rubensstraat gelegen buurtje, tot stand met woningen voor de lagere middenklasse. De H.H. Hartenkerk werd hier als een nieuwe parochiekerk gebouwd, in opdracht van het kerkbestuur van de H.H. Antonius en Barbara (Bartjeskerk).
De H. Hartenkerk, voormalige parochiekerk (gesloten in 2015) werd in de periode 1949-1952 gebouwd naar een ontwerp van de bekende architect A.J. Kropholler in de voor hem gebruikelijke traditionele robuuste (baksteen-) architectuur. De oorspronkelijke ontwerpschetsen laten een kerk zien met aan de noordwest zijde een klokkentoren die nooit is gerealiseerd en ook niet meer op de vergunningstekeningen is opgenomen. Op deze uiterste noordwest hoek van het perceel is wel een bouwvlak ingetekend met de aanduiding "eventuele aanbouw".
Dit ontwerp was erop gericht dat het vanaf de Graafseweg zichtbare kerkplein omzoomd zijn geraakt door hiërarchisch opklimmende architectuur. Een dergelijk kerkelijk centrum als middelpunt van het betreffende buurtje toont sterke verwantschap met andere kerkelijke, door Kropholler ontworpen, ensembles.
De kerk bevindt zich aan de oostzijde van de Rubensstraat. Hier maakt het object deel uit van een bouwblok dat behalve door deze straat wordt omsloten door de Lucas van Leydenstraat (noordzijde), de Rogier van der Weydenstraat (oostzijde) en de Graafseweg (zuidkant). Direct ten zuiden van de koorpartij bevindt zich de bijbehorende pastorie met tuin. Ook rondom de kerk is een tuin gelegen. Aan de kant van de Rubensstraat wordt het gebouw voorafgegaan door een ruim plein dat tot aan de Graafseweg reikt. In de onmiddellijke omgeving bevindt zich woonbebouwing en verder is er ten westen van de Rubensstraat een ensemble van scholen.
De kerk is naast de vormentaal qua materiaalgebruik historiserend van karakter door o.a. de basilicale en traditionele indeling (hoog middenschip, lage zijbeuken), driezijdig gesloten oostelijk georiënteerd koor met steunberen, spitsbogige portalen, scheibogen en vensters, roosvenster. De zolderingen van het schip en zijbeuken zijn opgebouwd met moer- en kinderbalken, in het schip zijn de moerbalken voorzien van korbelen. Het koor is in steen overwelfd. Het robuuste in baksteen uitgevoerde interieur van de kerk dateert grotendeels uit de bouwtijd met bakstenen pijlers met scheibogen die als gedrukte spitsbogen zijn uitgevoerd.
Het oorspronkelijk interieur is sinds de jaren 80 gewijzigd door een herindeling waarbij het altaar vanuit de koorsluiting voorwaarts, meer naar het midden van het schip werd verplaatst. Achter het altaar werden banken in tribune- opstelling geplaatst voor het koor. Ook de opstelling van de kerkbanken werd hierbij aangepast aan de nieuwe situatie.
De kerk en pastorie staan geregistreerd als gemeentelijke monumenten en hebben vanzelfsprekend een hoge monumentwaarde vanwege de bijzondere stedenbouwkundige situering, de architectonische opzet, structuur en materiaalgebruik.
Handelingen (wijzigen, veranderen, slopen, restaureren en herbestemmen) die gevolgen hebben voor het object, dienen middels een omgevingsvergunning te worden geformaliseerd. Uitgangspunt is hierbij dat de monumentale waarden gehandhaafd blijven en indien mogelijk versterkt worden. Alle wijzigingen zullen beoordeeld worden door de gemeentelijke monumenten- en welstandscommissie.
4.9.2 Archeologie en cultuurhistorie
Bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen dient ook altijd rekening te worden gehouden met archeologische en cultuurhistorische waarden. Ten behoeve van het plan voor de H.H. Hartenkerk is daarom gekeken naar de archeologische en cultuurhistorische kaarten van de gemeente 's-Hertogenbosch.
Hoofdstuk 5 Juridisch-bestuurlijke Aspecten
In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op alle afzonderlijke bestemmingen.
5.1 Plansystematiek
Dit bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen het (her)gebruik van het bestaand kerkgebouw binnen het plangebied en het bouwen van twee woningen. Bij het opstellen van voorliggend bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten.
De Wet ruimtelijke ordening biedt mogelijkheden voor het opstellen van verschillende bestemmingsplanvormen, van zeer gedetailleerd tot zeer globaal. Omdat het hier gaat om hergebruik van een gemeentelijk monument en inbreiding binnen een bestaand stedelijk gebied is een op maat gemaakt plan noodzakelijk. Daarom is hier gekozen voor een gedetaileerd plan. Eén en ander blijkt ook uit de verbeelding en komt ook tot uitdrukking in de regels.
Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding (plankaart). De verbeelding en de regels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. Beide onderdelen moeten altijd in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.
5.2 Verbeelding
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de gronden in het plangebied aangegeven. Binnen deze bestemmingen liggen ook een nadere aanduidingen. De juridische betekenis van deze aanduidingen zijn in de regels van het bestemmingsplan terug te vinden.
5.3 Regels
5.3.1 Algemeen
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- 1. Inleidende regels: hierin worden de begrippen toegelicht en de wijze van meten omschreven. Deze aspecten zijn belangrijk voor het toepassen en interpreteren van de regels in de overige hoofdstukken.
- 2. Bestemmingsregels: hierin zijn de regels verbonden aan de bestemming en aanduidingen opgenomen. Deze regels geven per bestemming een doeleindeomschrijving, bouwregels, mogelijke afwijkingsbevoegdheden aan.
- 3. Algemene regels: in dit hoofdstuk staan de anti-dubbeltelregel en de algemene aanduidings- bouw-, gebruiks- en afwijkingsregels.
- 4. Overgangs en slotregels: in dit hoofdstuk zijn de gebruikelijke regels te vinden zoals de overgangsregels voor bouwwerken en gebruik en de citeertitel.
5.3.2 Inleidende regels
De artikelen in deze paragraaf hebben betrekking op de toepassing van de bestemmingsplanregels. In artikel 1 wordt een omschrijving van de in de regels gehanteerde begrippen gegeven. De bepalingen, welke verplicht gesteld zijn en opgenomen in de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP 2008), zijn overgenomen in de regels. Daarnaast zijn in artikel 1 de begrippen overgenomen die ook worden gehanteerd in de Wet algemeen bepalingen omgevingsrecht (Wabo), het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de Verordening ruimte van de provincie. In artikel 2 is vastgelegd hoe bij toepassing van de regels er wordt gemeten.
5.3.3 Regels bij bestemmingen
De regels behorende bij de bestemmingen hebben een uniforme opbouw. Voor zover aanwezig zijn de regels alsvolgt opgebouwd:
- bestemmingsomschrijving
- bouwregels
- functieaanduidingen (eventueel)
- nadere eisen (eventueel)
- afwijken van de bouwregels
- specifieke gebruiksregels
- afwijken van de gebruiksregels
- wijzigingsbevoegdheid (eventueel)
In de bestemmingsomschrijving wordt beschreven waar de als zodanig aangewezen gronden voor zijn bestemd. De bouwregels en de specifieke en algemene gebruiksregels zijn gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving. Binnen het plangebied zijn twee bestemmingen opgenomen: 'Groen' en 'Wonen'.
Bestemming Groen
Een gedeelte van het plangebied dat nu nog de bestemming 'Verkeer' heeft, wordt groener. Om hier dit recht aan te doen komt op deze gedeelten de bestemming 'Groen' te liggen. Binnen deze bestemming ligt het accent op de groene uitstraling. Eventuele bebouwing binnen deze bestemming is slechts in geringe mate en alleen voor de bestemming 'Groen' slechts toegestaan.
Bestemming 'Wonen'
Juridische toelichting met betrekking tot de in het bestemmingsplan opgenomen woningbouw typologieën
Het bestemmingsplan maakt in de bestemming 'Wonen' onderscheid tussen verschillende woningtypologieën. Hiermee kan sturing worden gegeven aan de ruimtelijke impact van verschillende woningtypologieën op de omgeving. Deze ruimtelijke impact komt tot uiting in de bouwmassa (hoogte en situering), maar ook in het aantal woningen. De woningdichtheid is van invloed op de parkeerbehoefte en daarmee op de parkeerdruk en de leefbaarheid in de omgeving.
Om te voorkomen dat de woningdichtheid voor de omgeving te groot wordt, maakt het bestemmingsplan onderscheid tussen grondgebonden en gestapelde woningen. Grondgebonden woningen zijn rechtstreeks toegankelijk op straatniveau en één van de bouwlagen sluit aan op het maaiveld. Deze zijn onderverdeeld in verschillende typen: vrijstaand, twee-aaneen, geschakeld of aaneengebouwd.
Gestapelde woningen zijn geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning gelegen. Gestapelde woningen zijn uitsluitend toegestaan, als dit middels een aanduiding op de verbeelding is aangegeven. Hiermee wordt voorkomen dat grondgebonden woningen kunnen worden verbouwd tot gestapelde woningen.
Juridische toelichting met betrekking tot erfbebouwingsregeling van de bestemming 'Wonen'
Voor het realiseren van erfbebouwing op voor- en zijerven van woningen is een aparte afwijkingsmogelijkheid in het bestemmingsplan opgenomen. Dit is onder meer gedaan omdat hoekpercelen met de daarop aanwezige hoofdbebouwing zeer (beeld)bepalend kunnen zijn voor de bebouwingskarakteristiek van de aanwezige stedenbouwkundige opzet. Dit wordt mede veroorzaakt door het feit dat de percelen overhoekst (van twee zijden) waarneembaar zijn en de bebouwing bijzonder van aard kan zijn. Verder geldt dat vanwege de verkeersveiligheid erfbebouwing op hoekpercelen soms niet wenselijk is.
Ook is een afwijkingsmogelijkheid in het bestemmingsplan opgenomen om onder voorwaarden voor de voorgevellijn te kunnen bouwen (bijvoorbeeld een erker).
Binnen de bestemming 'Wonen' is een bouwaanduiding 'bijgebouwen (bg)' ingevoegd. Binnen deze aanduiding mogen bijgebouwen voor enkele woningen in het hoofgebouw (de voormalige kerk) voor de voorgevel worden opgericht. Het gebied met deze aanduiding mag geheel worden bebouwd De hoogte maten van de toegestane bebouwing sluiten aan op de maten die in de erfbebouwingsregeling zijn opgenomen.
Aan huis gebonden beroepen en bedrijven
De bestemming 'Wonen' laat niet publieksaantrekkende aan huis gebonden beroepen en bedrijven die niet meldingsplichtig in het kader van het activiteitenbesluit Wet milieubeheer dan wel vergunningsplichtig zijn volgens artikel 2.1 lid 1 sub e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) direct toe. Voorop staat dat de woonfunctie de overheersende functie binnen de bestemming 'Wonen' dient te blijven.
Voor andere aan huis gebonden beroepen en bedrijven is voor de toelaatbaarheid een (milieuhygiënische) afweging noodzakelijk. Daarom is in het bestemmingsplan voor de vestiging van meldingsplichtige aan huis gebonden beroepen en bedrijven een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Uitgangspunt is dat de activiteit het goede woon- en leefklimaat op aanliggende woonpercelen niet aantast.
Ook voor publieksaantrekkende aan huisgebonden beroepen is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Uitgangspunt bij het toelaten van dergelijke activititeiten is dat het de parkeer- en verkeerssituatie ter plaatse niet onevenredig aantast.
Functieaanduiding 'parkeerterrein (p)'
Verder ligt binnen de bestemming 'Wonen' ook de functieaanduiding 'parkeerterrein (p)'. Hier zullen de parkeervoorzieningen voor de woningen in het voormalig kerkgebouw worden aangelegd. Voorheen waren hier ook de parkeerplaatsen voor de bezoekers van de kerk. Binnen deze aanduiding is geen erfbebouwing toegestaan.
Hoofdstuk 6 Economische Haalbaarheid
Het bouwvoornemen wordt volgens artikel 6.2.1 lid a Bro beschouwd als een bouwplan in het kader van artikel 6.12 lid 1 Wro. Ingevolge dit artikel dient de gemeenteraad voor het voornemen een exploitatieplan vast te stellen. De gemeenteraad kan op grond van artikel 6.12 lid 2 sub a Bro hiervan afwijken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins is verzekerd. De gemeente heeft op 15 mei 2018 met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst gesloten. Daarin zijn afspraken gemaakt over alle kosten die aan het bouwvoornemen zijn verbonden. Het verhaal van kosten van de grondexploitatie is daarmee anderszins geregeld waardoor er geen grondexploitatieplan nodig is.
In de anterieure overeenkomst is ook de compensatie voor de te verwijderen bomen, het aanbrengen van de voorzieningen in het kader van de waterparagraaf, flora en fauna en duurzaamheid privaatrechtelijk vastgelegd. Mogelijke tegemoetkomingen in de planschade die uit de herziening van het bestemmingsplan voortvloeien, komen volgens de anterieure overeenkomst voor rekening van de initiatiefnemer.
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Haalbaarheid
7.1 Inspraak En Vooroverleg
7.1.1 Inleiding
Het college van burgemeester en wethouders heeft op 12 juli 2017 besloten het voorontwerp bestemmingsplan Heilig Hartenkerk ter inzage te leggen. Het voorontwerp bestemmingsplan heeft vanaf 28 augustus 2017, overeenkomstig de gemeentelijke Inspraak verordening, zes weken ter inzage gelegen. Tijdens de termijn dat het voorontwerp bestemmingsplan kon worden ingezien is iedereen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk of mondeling een inspraakreactie. Direct aanwonenden zijn vooraf van het besluit om het voorontwerp bestemmingsplan ter inzage te leggen op de hoogte gesteld. Ook waren zij uitgenodigd voor de inloopavond op 7 september 2017.
Ook heeft in deze periode het overleg ex artikel 3.1.1. Bro met diensten van de Provincie en Het Waterschap Aa en Maas plaatsgevonden. Uit inventarisatie is gebleken dat buiten de provincie en het waterschap er geen andere (overheids of maatschappelijke) diensten belang hebben bij het initiatief.
In deze paragraaf worden resultaten van zowel het vooroverleg als de inspraak verwerkt. Op basis van het resultaat van het vooroverleg en de inspraakprocedure zal worden overwogen over het in procedure brengen van een ontwerpbestemmingsplan.
7.1.2 Eindverslag vooroverleg
De Provincie heeft op 31 augustus 2017 aangegeven dat het voorontwerp geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. Daarmee is het vooroverleg met de provincie afgerond.
Het Waterschap Aa en Maas heeft op 4 september 2017 op het voorontwerp gereageerd. Zij geeft daarin aan geen aan het wateraspect gerelateerde op- of aanmerkingen op het plan te hebben.
Gelet op de reacties van de Provincie en het Waterschap is het vooroverleg positief afgerond.
7.1.3 Eindverslag inspraak
Tijdens de inspraaktermijn zijn bij het college 6 reacties op het voorontwerp bestemmingsplan ingediend.
7.2 Resultaat Ontwerpfase
Het ontwerp bestemmingsplan heeft vanaf 9 april 2018 zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is iedereen in de gelegenheid gesteld schriftelijk of mondeling zienswijzen op het ontwerp bestemmingsplan bij de gemeenteraad naar voren te brengen. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen bij de gemeenteraad ingediend. Daarmee is de ontwerpfase afgerond en voldoet de voorbereiding van dit plan aan de artikel 3.8 Wro.
Hoofdstuk 8 Slotconclusie
In dit bestemmingsplan is nadrukkelijk aandacht besteed aan de ruimtelijke, stedenbouwkundige en milieukundige effecten van de plannen. Gemotiveerd is dat het plan zich verhoudt tot de aanwezige functies en waarden in het plangebied en de directe omgeving ervan. Naast het ruimtelijk-planologische beleid en de stedenbouwkundige toets zijn alle ruimtelijke en milieukundige deelaspecten onderzocht. Gebleken is dat de voorgenomen ontwikkeling geen belemmering oplevert voor een goede ruimtelijke ordening.
Mede door middel van deze bestemmingsplantoelichting is nu een planologische en juridische basis gelegd om de plannen te kunnen realiseren.
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 1 Akoestisch onderzoek
Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek (14-10-2016)
Bijlage 2 verkennend bodemonderzoek (14-10-2016)
Bijlage 3 Aanvullend Bodemonderzoek (18-12-2017)
Bijlage 3 Aanvullend bodemonderzoek (18-12-2017)
Bijlage 4 Waterparagraaf
Bijlage 5 Energievisie Ontwikkeling Heilig Hartenkerk
Bijlage 5 Energievisie ontwikkeling Heilig Hartenkerk
Bijlage 6 Bomeneffectanalyse
Bijlage 7 Omschrijving Beplantingsplan Terrein Heilig Hartenkerk
Bijlage 7 Omschrijving beplantingsplan terrein Heilig Hartenkerk
Bijlage 8 Beplantingsplan Terrein Heilig Hartenkerk
Bijlage 8 Beplantingsplan terrein Heilig Hartenkerk