KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Maatschappelijk
Artikel 5 Verkeer
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Inleiding
1.2 Aanleiding
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Ligging Plangebied
2.2 Geldend Bestemmingsplan
2.3 Omschrijving Initiatief
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Ruimtelijke Verantwoording
4.1 Stedenbouw
4.2 Parkeren En Verkeer
4.3 Milieu
4.4 Milieueffectrapportage
4.5 Water
Hoofdstuk 5 Juridisch-bestuurlijke Aspecten
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Inspraak En Vooroverleg
7.2 Resultaat Ontwerpfase
Hoofdstuk 8 Conclusie
Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek Balkbrug-oost Te 'S-hertogenbosch 2017
Bijlage 2 Energieprestatie (Epg) Rapport Gezondheidscentrum

Gezondheidscentrum Empelseweg/Diepteweg

Bestemmingsplan - gemeente 's-Hertogenbosch

Vastgesteld op 02-07-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Gezondheidscentrum Empelseweg/Diepteweg met identificatienummer NL.IMRO.0796.0002378-1301 van de gemeente 's Hertogenbosch;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

1.4 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bebouwingspercentage

een op de kaart of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwvlak, bestemmingsvlak of bouwperceel aangeeft, dat maximaal bebouwd mag worden;

1.9 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Een bijgebouw kan zijn een aangebouwd bijgebouw in de vorm van een aanbouw of een uitbouw, dan wel een vrijstaand bijgebouw;

1.12 bouwen

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten

1.13 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.14 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;

doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;

1.15 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.16 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.17 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.18 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.19 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.20 dakopbouw

een gedeelte van een gebouw, gesitueerd op de bovenste bouwlaag van een gebouw, met een oppervlakte van maximaal 60% van de oppervlakte van de bovenste bouwlaag en een afstand van minimaal 1 meter tot de voorgevel;

1.21 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.22 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.23 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.24 kap

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°;

1.25 lessenaarsdak

een eenzijdige kapconstructie waarbij het hoogste punt over de gehele, of nagenoeg de gehele lengte in één gevel is gelegen;

1.26 nok

het snijpunt van twee hellende vlakken.

daknok: hoogste punt van een schuin dak;

dakvoet: laagste punt van een schuin dak;

1.27 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.28 opgetilde kap

een kap waarbij tussen het hoogste punt van de bovenste bouwlaag en de punten waar de kap op het gebouw rust, nog bebouwing in verticale zin aanwezig is; er is slechts sprake van een opgetilde kap als het aantal bouwlagen zoals aangeduid reeds aanwezig is;

1.29 voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

1.30 voorgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;

1.31 voorgevelrooilijn

  1. a. langs een wegzijde met een regelmatige ligging of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  2. b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a. bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg; bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn op 10 meter uit de as van de weg;

1.32 zijgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de perceelgrenzen;

1.33 horeca

  • horeca van categorie 1: een bedrijf dat is gericht op het bieden van logies en hotels;
  • horeca van categorie 2: het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse (restaurantbedrijf, waaronder ook worden verstaan lunchrooms, eethuizen, bistro's, automaten, broodjeszaken en dergelijke);
  • horeca van categorie 3: een bedrijf dat is gericht op het ter plaatse verstrekken van dranken, waaronder feestzalen;
  • horeca van categorie 4:
    1. 1. elke voor het publiek, al dan niet tegen betaling toegankelijke lokaliteit, die in belangrijke mate is ingericht of wordt gebruikt voor het dansen, zoals discotheken en dancings, waarin al dan niet dranken voor gebruik ter plaatse worden verstrekt;
    2. 2. inrichtingen waarin een speelautomatenhal zoals bedoeld in de wet op de kansspelen wordt uitgeoefend, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

1.34 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.35 leisurevoorziening

veelal grootschalige en publieksaantrekkende stedelijke voorziening ten behoeve van entertainment, cultuur, recreatie of sport;

1.36 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen;

1.37 opslag

(binnen) opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto's, boten, caravans, campers en dergelijke;

1.38 prostitutie

het zich tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander;

1.39 recreatieve voorzieningen

voorziening bedoeld voor recreatief gebruik zoals musea, sportterreinen, speeltuinen, hondenoefenterreinen, dierenparken, openluchttheaters en groepsaccommodaties;

1.40 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.41 supermarkt

een zelfbedieningszaak in goederen met hoofdzakelijk een grote verscheidenheid aan levens- en genotmiddelen;

1.42 vloeroppervlakte

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond en de verdieping(en) met inbegrip van beneden peil gelegen bouwdelen;

1.43 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.44 verkoopvloeroppervlakte

in een detailhandelsvestiging voorkomende hoeveelheid bedrijfsvloeroppervlakte, gemeten in m2 op de vloer van de bedrijfsruimte, ten behoeve van de uitstalling ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen of het verlenen van aanverwante diensten;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

  1. a. vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  2. b. de goothoogte van een lessenaarsdak wordt bepaald vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel van de laagste zijde van de kap.

2.4 de hoogte van een dakopbouw:

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw.

2.5 de hoogte van een kap:

vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap.

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk of ingeval dat geen gevelvlakken of scheidingsmuren aanwezig zijn, de oppervlakte vanaf de buitenzijde van het dak neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.

2.9 peil:

  1. a. voor een hoofdgebouw met aangebouwde bijgebouwen: de hoogte van de kruin van de aan het bouw perceel grenzende weg;
  2. b. voor andere gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen en groenvoorzieningen;
  2. b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. c. fiets- en voetpaden en langzaam verkeer;
  4. d. speelvoorzieningen;
  5. e. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen zoals sportvoorzieningen, openbare verblijfsvoorzieningen, kunstobjecten, nutsvoorzieningen, verhardingen, terrassen en standplaatsen.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 4 Maatschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen zoals sport- en speelvoorzieningen, verkeer- en parkeervoorzieningen, groen en groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven en terreinen.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. f. de handhaving van de oorspronkelijke parcellering.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en wegverkeer;
  2. b. fiets- en voetpaden en langzaam verkeer;
  3. c. verblijfsgebied en verblijf;
  4. d. verkeersvoorzieningen;
  5. e. parkeervoorzieningen;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'water' tevens voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen (i.g.v. een brug);
  7. g. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen zoals speelvoorzieningen, openbare verblijfsvoorzieningen, nutsvoorzieningen, groen en groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, standplaatsen en terrassen.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

  1. a. Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

  1. a. Bij de toepassing van de bouwregels in dit plan worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer bedraagt dan 1 meter.
  2. b. Bouwwerken die op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan met een daartoe verleende vergunning binnen het plangebied aanwezig of opgericht zijn of kunnen worden opgericht maar die in strijd zijn met dit bestemmingsplan, worden geacht aan dit bestemmingsplan te voldoen.
  3. c. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen staat vast dat voldoende parkeergelegenheid voor auto's wordt gerealiseerd, overeenkomstig de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de Nota Parkeernormering 2016;
  4. d. Als de beleidsregels als bedoeld onder c wijzigen, wordt met die wijziging rekening gehouden

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

  1. a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met de bestemmingen van dit plan.
  2. b. Het gebruik van gronden en gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de bestemmingen in dit plan is uitsluitend toegestaan als voldoende parkeergelegenheid voor auto's wordt gerealiseerd en gehandhaafd, overeenkomstig de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de Nota Parkeernormering 2016.
  3. c. Als de beleidsregels als bedoeld onder b wijzigen, wordt met die wijziging rekening gehouden.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan, mits het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast, met een omgevingsvergunning afwijken van de regels en de verbeelding:
    1. 1. voor een vermeerdering of vermindering van maten en normen tot 10% van die maten en normen;
    2. 2. voor een geringe afwijking van plaats en richting van bestemmingsgrenzen als dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van de verbeelding ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waarin een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
    3. 3. voor een grotere bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer tot een bouwhoogte van 10 meter;
    4. 4. voor een grotere bouwhoogte van gebouwen vanwege plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, onder de volgende voorwaarden:
      • de maximale oppervlakte van de plaatselijke verhoging is 10% van het dakoppervlak;
      • de maximale hoogte van de plaatselijke verhoging is 4 meter.
  2. b. Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in artikel 8, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Gezondheidscentrum Empelseweg/Diepteweg.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Inleiding

In de toelichting wordt aandacht besteed aan de ruimtelijke en milieuhygiënische effecten van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling. In de toelichting moet dus blijken hoe het initiatief zich verhoudt – zowel in negatieve als positieve zin – tot de aanwezige functies en waarden op het plangebied en de directe omgeving ervan. In dit kader worden, behalve het ruimtelijk-planologische beleid en de stedenbouwkundige toets, alle ruimtelijke en milieukundige aspecten nader beschouwd.

1.2 Aanleiding

Huisartsenpraktijk Empel is sinds jaar en dag gevestigd aan de Burg. De Bekkerstraat. Het pand is goed bereikbaar op de hoek met de Brink, maar tegelijkertijd is het pand verouderd, ontbreekt het op veel plekken aan daglicht toetreding en zijn er geen mogelijkheden om het pand verder uit te breiden, wat nodig wordt geacht om de gegroeide bevolking van Empel goed te kunnen blijven bedienen. Samen met de apotheek heeft zij haar oog laten vallen op een locatie aan de Balkweg-Oost (hoek Empelseweg-Diepteweg.

1.3 Leeswijzer

In de volgende hoofdstukken wordt aandacht besteed aan de verschillende aspecten van de toelichting. Hoofdstuk 2 geeft de bestaande situatie en het voorgenomen plan weer. Het geldende beleid wordt uiteengezet in hoofdstuk 3. Voor de ruimtelijke verantwoording van het voornemen wordt verwezen naar hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de juridisch-bestuurlijke aspecten van de regels. In hoofdstukken 6 en 7 wordt de economische - en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan beschreven. Zo zal in paragraaf 7.1 na de voorprocedure ingegaan worden op het resultaat van het vooroverleg en de inspraakprocedure. Uiteindelijk zal in paragraaf 7.2 de resultaten van de ontwerpfase worden verwerkt.

Hoofdstuk 2 Huidige Situatie

2.1 Ligging Plangebied

Het plangebied ligt aan de zuidzijde van de kern Empel op de hoek Empelseweg / Diepteweg. Ten zuiden van het plangebied wordt een appartementencomplex gebouwd. ten zuidwesten ligt het bedrijventerrein Empel-Zuid. Nu vindt daar tijdelijke huisvesting plaats. Tegenover de Diepteweg is een kinderdagverblijf aanwezig. Aan de overzijde van de Empelseweg staat een basisschool. Dit is voor Empel een goed bereikbare locatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002378-1401_0001.png"

Figuur 1: ligging locatie ten opzichte van de kern Empel

Het gezondheidscentrum zal op de westelijke punt van het perceel worden ontwikkeld in 2 verdiepingen met de apotheek en de huisartsenpraktijk als voornaamste partijen. Daarnaast zijn ook andere ruimten voor ondersteunende diensten zoals een fysiotherapeut.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002378-1401_0002.png"

Figuur 2: Ligging locatie op het perceel

2.2 Geldend Bestemmingsplan

Het plangebied ligt in het bestemmingsplan "Empel". Het heeft daarin gedeeltelijk de enkelbestemming 'Wonen' met een maximum bouwhoogte van 9 meter en 'Groen' met een 'functieaanduiding ontsluiting'. Binnen de bestemming 'Wonen' is er ligt op de locatie een "specifieke bouwaanduiding - bijzonder bebouwingsregeling 6". Volgens de regels is hier De locatie van het voorgenomen gezondheidscentrum niet in een bouwvlak. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijzondere bebouwingsregeling 6' gelden de volgende regels:

  • de afstand van de hoofdgebouwen tot de aan de openbare ruimte grenzende perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 meter en niet meer dan 6 meter;
  • de diepte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  • de hoogste bouwlaag fungeert als kaplaag door het toepassen van schuine of gebogen dakvlakken of door het bouwvolume geheel of gedeeltelijk terug te leggen;

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002378-1401_0003.png"

Figuur 3: uitsnede verbeelding geldend bestemmingsplan

Binnen de bestemming 'Groen' laat het bestemmingsplan ter plaatse slechts gebouwen ten dienste van de bestemming met een maximum oppervlakte van 30 m² en maximum bouwhoogte van 3 m toe. Ter plaatse van de functieaanduiding 'ontsluiting' zijn ontsluitingswegen voor onder andere de aangrenzende woningen toegestaan. Het voorgenomen initiatief past vanwege de functie en de situering in het groen niet in het geldend bestemmingsplan.

Om het voorgenomen initiatief mogelijk te maken wordt voor dit deel van het kavel de bestemming gewijzigd en het bouwvlak verplaatst. De nieuwbouw zal een kleiner bouwvolume (750 m2) kennen dan in het vigerende bestemmingsplan tot nu voor dit deel van het perceel mogelijk is en een lagere bouwhoogte kennen (7,8 m in plaats van 9 en 12 m).

2.3 Omschrijving Initiatief

Het initiatief voorziet in de bouw van een Gezondheidscentrum van circa 750 m² waarin een apotheek, een aantal huisartsen en enkele maatschappelijk medische voorzieningen in worden gevestigd. De maximale hoogte van het gezondheidscentrum is circa 7,8 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002378-1401_0004.png"

Figuur 4: Plattegronden begane grond en eerste verdieping

Omdat het programma op verdieping iets kleiner is op de begane grond is hier achter de deels open gevel een plat dak / dakterras opgenomen (aangeduid als plat dak).

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. Met de Structuurvisie brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid:

  1. 1. een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  2. 2. ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
  3. 3. ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  4. 4. efficiënt gebruik van de ondergrond;
  5. 5. een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  6. 6. betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarwegen;
  7. 7. het instandhouden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen;
  8. 8. verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  9. 9. ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  10. 10. ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  11. 11. ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  12. 12. ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  13. 13. zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

Het laatstgenoemde nationaal belang houdt in dat bij stedelijke ontwikkelingen de ladder van duurzame verstedelijking (zoals opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 Bro) dient te worden gemotiveerd.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Eén van de dertien nationale belangen heeft betrekking op 'zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen'. Het rijk behartigt dit belang met de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. Deze 'ladder voor duurzame verstedelijking' is als proces vereiste vastgelegd in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro):

'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'

Omdat het initiatief betrekking heeft op het ontwikkelen van gezondheidscentrum, wordt het onderhavige plan gezien als een stedelijke ontwikkeling (artikel 1.1.1 Bro).

Door de groei van Empel is er in het kader van de eerste lijnszorg in de kern behoefte ontstaan aan een volwaardig gezondheidscentrum. Daarin gaan onder meer de bestaande huisartsen en apotheek van Empel zich vestigen. De huidige huisartsenpraktijk is namelijk te klein geworden. De actuele locale behoefte als bedoeld in artikel 3.1.6 lid 2 Bro van de voorgenomen stedelijke ontwikkelingen is daarmee aangetoond. De stedelijke ontwikkeling vindt plaats binnen het stedelijk gebied. Het bepaalde onder c is vervolgens dan ook niet relevant. Het project voldoet daarmee aan de vereisten van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.

3.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Dit besluit stelt eisen aan een bestemmingsplan daar waar het gaat om gebieden van nationaal belang:

  • rijksvaarwegen;
  • project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • kustfundament;
  • grote rivieren;
  • waddenzee en waddengebied;
  • defensie;
  • hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
  • elektriciteitsvoorziening;
  • buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • ecologische hoofdstructuur;
  • primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  • IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
  • erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Het plangebied ligt of grenst niet aan één van deze gebieden.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Provinciale omgevingsvisie

Op 14 december 2018 hebben de Provinciale Staten de omgevingsvisie Noord Brabant vastgesteld. Deze omgevingsvisie vervangt de voorheen geldende structuurvisie. Met de omgevingsvisie formuleert de provincie haar ambitie over hoe zij de Brabantse leefomgeving er in 2050 uit wil zien. Daarbij stelt zij tussendoelen voor 2030, maar legt nu nog niet vast hoe zij die doelen wil bereiken. De provincie wilt daarmee ruimte bieden voor inbreng vanuit partijen en disciplines. Om hiermee aan de slag te gaan is volgens de provincie een verdere uitwerking van de ambities nodig in de vorm van programma's.

Met de visie geeft de provincie aan wat zij belangrijk vindt voor de verbetering en duurzame ontwikkeling van Brabant. Daarbij legt zij de focus op vier hoofdopgaven voor de middellange en lange termijn: werken aan energietransitie, een klimaat proof Brabant, de slimme netwerkstad en een concurerende duurzame economie. Deze vier hoofdopgave staan ten dienste van de basis opgaven: werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit.

Om te komen tot de slimme netwerkstad richt de provincie zich op duurzame verstedelijking. Zij wil daarin richting geven door middel van het bevorderen van regionale afspraken, het sturen op zorgvuldig ruimtegebruik en het periodiek opstellen van prognoses. Verder wil zij een actieve rol spelen om beweging te stimuleren (o.a. door samen te werken bij gebiedsopgaven en bij het opstellen van uitvoeringsprograma's) en gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken.

De betreffende stedelijke ontwikkeling vindt plaats binnen het bestaand stedelijk gebied en voldoet daarmee aan de provinciale omgevingsvisie van zorgvuldig ruimte gebruik.

3.2.2 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening

Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening in werking getreden. In hun vergadering van 7 februari 2014 de Provinciale Staten van Noord-Brabant de partiële herziening van de Structuurvisie RO 2010 vastgesteld.

De provincie Noord-Brabant geeft hierin de hoofdlijnen aan van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening haar biedt. De visie ondersteunt daarnaast het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals het economisch, mobiliteits-, sociaal, cultureel, milieu- en natuurbeleid. Met deze structuurvisie geeft de provincie ook (mede) gestalte aan nationale ruimtelijke belangen en doelen.

Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Op basis van trends en ontwikkelingen heeft de provincie haar ruimtelijke belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. De ruimtelijke visie is uitgewerkt in dertien provinciale ruimtelijke belangen, zoals de concentratie van verstedelijking. De wijze waarop de provincie deze ruimtelijke belangen behartigt is uitgewerkt in vier manieren van sturen: regionaal samenwerken; ontwikkelen, zowel gebiedsgericht als thematisch zoals de Ecologische Hoofdstructuur en de herstructurering van bedrijventerreinen; beschermen van provinciale belangen zoals zorgvuldig ruimtegebruik en ruimtelijke kwaliteit, door middel van de Verordening ruimte; stimuleren, door middel van subsidies en door het beschikbaar stellen van kennis en informatie. In deel B staan de ambities, het beleid en de uitvoering voor de vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002378-1401_0005.png"

Figuur 6: Structurenkaart: het plangebied is aangeduid als 'stedelijk concentratiegebied'.

Op de Structurenkaart is het plangebied aangeduid als 'stedelijk concentratiegebied'. Binnen de stedelijke concentratiegebieden en de daarbij behorende zoekgebieden voor verstedelijking liggen mogelijkheden voor verdere verstedelijking. De voorgenomen ontwikkelingen passen binnen de provinciale Structuurvisie Ruimtelijke Ordening.

De uitwerking van het beleid ten aanzien van onderhavige ontwikkeling is opgenomen in de Verordening ruimte 2014. Deze verordening vormt de basis voor het dagelijks handelen van de Gedeputeerde Staten en dus voor de inzet van de instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

3.2.3 Verordening Ruimte Noord-Brabant

De Verordening Ruimte Noord-Brabant is één van de uitvoeringsinstrumenten voor de provincie om haar doelen te realiseren. Provinciale Staten van de provincie Noord-Brabant hebben op 11 mei 2012 de Verordening ruimte Noord-Brabant 2012 vastgesteld.

Belangrijke onderwerpen in de Verordening ruimte zijn:

  • ruimtelijke kwaliteit;
  • stedelijke ontwikkelingen;
  • natuurgebieden en andere gebieden met waarden;
  • agrarische ontwikkelingen, waaronder de intensieve veehouderij;
  • overige ontwikkelingen in het landelijk gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002378-1401_0006.png"

Figuur 7: Kaart 'Stedelijke ontwikkeling' van de Verordening Ruimte Noord-Brabant het plangebied is als 'stedelijk concentratiegebied' aangewezen.

Het plangebied ligt volgens de verordening binnen de structuur "bestaand stedelijk gebied, stedelijk concentratiegebied'. Het betreft hier stedelijk concentratiegebied waar het beleid van de provincie er al decennia lang op is gericht om hier stedelijke ontwikkeling te bundelen. Het doel daarvan is om voldoende draagvlak voor de steden als economische en culturele motor te creëren en om het dichtslibben van het landelijk gebied tegen te gaan.

Hoofdregel van het beleid is dat stedelijke ontwikkeling binnen het bestaand stedelijk gebied plaatsvindt. Binnen het bestaand stedelijke gebied is de gemeente in het algemeen vrij om te voorzien in stedelijke ontwikkeling, uiteraard binnen de grenzen van wetgeving en de regionale woningbouw afspraken. Wel is in artikel 3.1 een aantal bepalingen opgenomen over zorgvuldig ruimtegebruik en de verantwoording die de provincie daarover vraagt aan gemeenten.

In de Verordening ruimte 2014 zijn regels gesteld ten aanzien van ontwikkelingen binnen het bestaand stedelijk gebied. De volgende regels zijn van toepassing:

Artikel 3.1 Zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit;

Artikel 4.2 Stedelijke ontwikkeling;

Per artikel wordt in cursief aangegeven of het initiatief voldoet aan de voorwaarden zoals gesteld.

3.2.2.1 Zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit;

In artikel 3.1 van de Verordening ruimte 2014 worden regels verbonden aan de ruimtelijke kwaliteit van de provincie. De regels hebben betrekking op bescherming van onder andere natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en zien toe op het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Het plan dient bij te dragen aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving, waaronder in ieder geval een goede landschappelijke inpasbaarheid en dat toepassing is gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik.

Ingeval van stedelijke ontwikkeling dient toepassing te worden gegeven aan artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (ladder voor duurzame verstedelijking).

Er dient verder inzichtelijk gemaakt te worden wat de gevolgen zijn van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling voor de in het plan begrepen gronden en de naaste omgeving, in het bijzonder wat betreft de bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden en de landschappelijke waarden.

De omvang van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling, de omvang van de bebouwing en de beoogde functie, past in de omgeving gelet op de bestaande en toekomstige functies in de omgeving en de effecten die de ontwikkeling op die functies heeft. Een goede aansluiting op de aanwezige infrastructuur van weg dient ten slotte te worden verzekerd.

Onderhavig plan is een stedelijke ontwikkeling (artikel 1.1.1 Bro) omdat het betrekking heeft op et realiseren van een gezondheidscentrum (stedelijke voorziening). Zoals in paragraaf 3.1.2 is beschreven voldoen de beoogde ontwikkelingen aan de ladder voor duurzame verstedelijking. In de toelichting wordt inzichtelijk gemaakt welke gevolgen de ontwikkeling heeft op de overige genoemde aspecten.

3.2.2.2 Stedelijke ontwikkeling;

In artikel 4.2 van de Verordening ruimte 2014 is opgenomen dat een bestemmingsplan dat voorziet in een stedelijke ontwikkeling uitsluitend gelegen is in bestaand stedelijk gebied.

De bouw van het gezondheidscentrum vindt plaats binnen bestaand stedelijk gebied.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Ruimtelijke StructuurVisie 's-Hertogenbosch

In juni 2003 heeft de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch de Ruimtelijke StructuurVisie vastgesteld, met de ondertitel 'Stad tussen stromen'. De Ruimtelijke StructuurVisie geeft richting aan de ruimtelijke ambities van de stad. Op 28 januari 2014 heeft de gemeenteraad de actualisatie van de structuurvisie uit 2003 vastgesteld. In deze geactualiseerde structuurvisie integreert gemeente het provinciaal beleid. De geactualiseerde structuurvisie bevat een integrale visievorming voor lange termijn, 10 jaar met een doorkijk naar 15 à 20 jaar. De structuurvisie bestaat uit het Ruimtelijk Casco, een visie geformuleerd op het plangebied. Een ruimtelijke analyse van de stad en het gemeentelijk beleid vormen de input voor deze visie. De visie formuleert de ontwikkelingskoers, beschrijft een wensbeeld van de stad voor de lange termijn en biedt het casco voor concrete projecten en plannen. Het is een toetsingskader, en tegelijkertijd ook een inspiratiekader voor ruimtelijke ontwikkeling. Zo wordt bepaald waar strakke contouren ter bescherming van kwetsbare waarden liggen en kansen voor ontwikkeling. En worden locaties aangeduid waar deze ontwikkeling tegen randvoorwaarden mogelijk zijn en afweegbare gebieden voor uitbreidingen en intensiveringen aangewezen. Het ‘ruimtelijk motto’ van compacte, complete en contrastrijke stad als het uitgangspunt voor de ruimtelijke ontwikkeling voor de stad blijft gehanteerd, in de overtuiging dat dit de juiste basis biedt voor een duurzame ruimtelijk hoofdstructuur.

3.3.2 Nota detailhandel

Op 11 oktober 2011 heeft de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch de Nota detailhandel 's-Hertogenbosch 2011 vastgesteld. In deze nota blijven de uitgangspunten van het detailhandelsbeleid dat door de gemeenteraad op 14 februari 2006 werd vastgesteld, dezelfde. Dit beleid is restrictief ten aanzien van perifere, grootschalige detailhandelsvestigingen om overaanbod te voorkomen en om het goed functioneren van de binnenstad te waarborgen maar het is ook restrictief in het verlenen van medewerking aan (grootschalige) uitbreiding van winkelcentra ter bescherming van de fijnmazige winkelstructuur.

De uitgangspunten van het detailhandelsbeleid zijn de volgende:

  1. a. binnenstad: het primaat voor vestiging van grootschalige non-foodwinkelformules met niet-volumineuze artikelen (megastores) ligt bij de binnenstad.
  2. b. periferie: streven naar clustering in winkelgebieden. Solitaire winkelvestiging en verspreide bewinkeling doen daaraan afbreuk.
  3. c. winkelcentra in wijken: de fijnmazige, hiërarchische winkelstructuur voor de dagelijkse boodschappen moet in stand blijven; megasupermarkten verstoren die structuur. Deze indeling volgt de lijnen van het drieslagmodel, gebaseerd op koopgedrag en koopmotief van de consument: recreatief winkelen (binnenstad), doelgericht winkelen (periferie), boodschappen doen (woonwijken).

Een huisartsenpraktijk en apotheek zijn in beginsel voorzieningen die thuishoren in een winkel- dan wel voorzieningen gebied. In Empel ligt dit gebied aan De Brink. Bij een locatie onderzoek voor nieuwvestiging van huisartsen en een apotheek bleek dat er aan De Brink geen geschikte vestigingsruimte voor deze voorziening was. De gekozen locatie op de hoek de Empelseweg/Diepteweg ligt echter niet ver van het winkel- dan wel voorzieningengebied van Empel. Vanuit de kern is deze locatie makkelijk en snel te bereiken. Bovendien wordt in de nabijheid 30 sociale huurwoningen gebouwd, die met name voor ouderen zijn bestemd. Ook hieruit wordt een zorgvraag verwacht.

3.3.3 Nota parkeren

Voor ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening heeft de gemeente 's-Hertogenbosch een eigen parkeernormenbeleid vastgesteld. Dit beleid is vastgelegd in de "Nota Parkeernormering 2016" dat op 21 september 2016 is vastgesteld. De nota geeft aan hoeveel parkeerplaatsen per functie en per stadsdeel gerealiseerd dienen te worden bij nieuwbouw. Het plangebied ligt volgens de "Nota Parkeernormering 2016" in zone 3: overige bebouwde kom (plaats) 's-Hertogenbosch.

In paragraaf 4.2 wordt voor de ruimtelijke ontwikkeling op het aspect parkeren ingegaan.

3.3.4 Welstandsnota

Op 17 mei 2011 heeft de gemeenteraad de 'Actualisering Welstandsnota 2011' vastgesteld. In de Welstandsnota zijn per bebouwingstype architectonische en bouwtechnische welstandscriteria opgenomen. Het plangebied behoort tot het welstandsgebied 'Empel'. Uiteindelijk zal het bouwplan getoetst worden aan de welstandscriteria die in dit gebied gelden.

Daarnaast gelden de algemene welstandscriteria als beoordelingskader. Op het plangebied is een algemeen welstandsniveau van toepassing. Het beleid hierbij is gericht op handhaving van de basiskwaliteiten van de wijk.

Op 7 februari 2018 heeft de Welstandscommissie in haar vergadering aangegeven onder voorwaarden in beginsel positief te willen adviseren op het aan dit bestemmingsplan ten grondslag liggende bouwplan. Inmiddels is het bouwplan aan de door de Welstandscomissie aangegeven voorwaarden aangepast.

3.3.5 Duurzaamheid

Op respectievelijk 31 januari 2017 en 3 april 2017 heeft de gemeenteraad het energietransitie-programma 's-Hertogenbosch 2016-2020 en de Woonagenda 2017-2018 vastgesteld. Hier zijn ambities gesteld ten aanzien van duurzaamheid.

De gemeente heeft de ambitie om in 2050 klimaatneutraal te zijn. Daarom verzoekt de gemeente bij elke ruimtelijke ontwikkeling een energievisie als bijlage bij de ruimtelijke motivering. In de toelicht wordt hierop. Duurzaamheidsmaatregelingen zijn bijvoorbeeld gebruik van duurzame bronnen van energie, optimale isolatie en een lagere EPC dan de wettelijke, etc.

De energievisie verschaft inzicht in de maatregelen die exploitant voornemens is te realiseren en in het effect die deze maatregelen sorteren. De visie wordt getoetst door de gemeente. Uitvoering van de door de gemeente goedgekeurde energievisie zal in de anterieure overeenkomst als randvoorwaarde worden uitgewerkt.

Als uit de energievisie blijkt dat exploitant geen of onvoldoende maatregelen neemt zal dit in de energievisie gemotiveerd moeten worden. Mocht het initiatief leiden tot een verslechtering van de situatie ten opzichte van de bestaande, dan behoudt de gemeente zich het recht voor om af te zien van verdere medewerking aan het initiatief.

In paragraaf 4.3.6 wordt ingegaan op de duurzaamheidsaspecten bij deze ruimtelijke ontwikkeling.

3.3.6 Bomenbeleidsplan

Op 20 september 2017 heeft de gemeenteraad het Bomenbeleidsplan 2017 vastgesteld. Bomen zijn belangrijk voor 's-Hertogenbosch. Een evenwichtige omgang met groen en bomen door de gemeente past bij dit belang. In het Bomenbeleidsplan staat op welke manier de gemeente omgaat met bomen en waarom. In het Bomenbeleidsplan worden de bomen in de gemeente ingedeeld in categorieën. Zo ontstaat een beeld over welke bomen het behouden waard zijn en op welke manier. het Bomenbeleidsplan gaat uit van vier categorieën:

  • I. monumentale bomen,
  • II. waardevolle houtopstanden,
  • III. structuren,
  • IV. sfeervlakken en sfeerbomen.

Het bomenbeleid van de gemeente 's-Hertogenbosch is juridisch uitgewerkt in de Bomenverordening 2017. Als een vergunning voor het vellen van houtopstanden (in de volksmond bekend als kapvergunning) binnenkomt, wordt de reguliere vergunningsprocedure doorlopen. Bij het toetsen worden afwegingen onderbouwd door consequent dezelfde onderwerpen te beoordelen. Daarbij wordt een waardering voor boombehoud en de verwijderingsgronden tegenover elkaar gezet. Het is belangrijk de bomenverordening te handhaven. Naast handhavers zijn ook burgers de 'oren en ogen' van de gemeente. Als een melding van illegale velling binnenkomt, vindt een controle plaats en indien nodig wordt een handhavingstraject gestart.

Op het perceel zijn geen bomen aanwezig.

3.3.7 Waterplan

Onlangs is het Waterplan "Waterstad 2016 - Beleidsplan voor een klimaatbestendig, robuust en mooi watersysteem" (31 januari 2017) vastgesteld door de gemeenteraad. Het doel van het waterplan is een klimaatbestendig, robuust en mooi watersysteem te bewerkstelligen in de gemeente 's-Hertogenbosch. Het Waterplan betreft een koepelplan voor alle waterzaken. Het gaat daarbij om de gewenste inrichting en het beheer van oppervlaktewater en grondwater, als ook om de afvoer van hemelwater en afvalwater. Het Waterplan omvat het gemeenschappelijk beleid van gemeente en de waterschappen. De acties die door gemeente en waterschappen worden uitgevoerd, zijn opgenomen in het uitvoeringsprogramma dat loopt van 2016 tot 2020. Er wordt ingezet op het treffen van specifieke maatregelen om het watersysteem robuuster en aantrekkelijker te maken, en op het nog meer versterken van de integratie met andere beleidsvelden.

In paragraaf 4.4 wordt ingegaan op het aspect water.

3.3.8 Archeologiebeleid

De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor het archeologiebeleid van de gemeente. Dit beleid is op 15 juni 2010 vastgesteld. Ten behoeve van het beleid zijn voor archeologische waarden en archeologische verwachtingsgebieden binnen de gemeentegrenzen specifieke eisen of voorwaarden opgesteld en verwerkt tot een archeologische beleidskaart. De zones met een hoge en middelhoge archeologische verwachting zijn op de beleidskaart vertaald in zones waar verspreide nederzettingen en grafvelden uit de prehistorie, Romeinse tijd en Middeleeuwen aanwezig zijn (al dan niet afgedekt door een recent ophogingspakket). Voor de zones met een lage verwachting zijn op de beleidskaart geen nadere eisen opgenomen.

Het plangebied ligt in een zone met een lage verwachtingswaarden. Voor het bestemmingsplan dient dan ook geen archeologische onderzoek plaats te vinden. In zijn algemeenheid is men wel gebonden aan de wettelijk meldingsplicht. Indien men bij de graafwerkzaamheden archeologische vondsten aantreft, is men wettelijk verplicht deze te melden. Men kan hiervoor contact opnemen met de gemeentelijk archeoloog.

3.3.9 Nota Grondbeleid

In de Nota Grondbeleid 2005 (februari 2005) stelt de Raad primair de kaders vast voor het door het college te voeren grondbeleid. Grondbeleid wordt door de gemeente 's-Hertogenbosch gezien als het beleid dat, ten behoeve van de gemeentelijke doelstellingen op het gebied van ruimtelijke ordening, streeft naar het creëren van ruimte voor wonen, werken, winkelen en recreëren in zowel uitleggebieden als bestaand stedelijk gebied, door het oppakken of ondersteunen van concrete ontwikkelinitiatieven.

In de Nota Grondbeleid zijn vastgelegd: de kaders voor actief en passief grondbeleid, het prijsbeleid, de financiële grondslagen, het risicomanagement en de mate waarin voorzieningen worden opgenomen in de grondexploitatie.

In het hoofdstuk '6' wordt aandacht besteed aan de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 4 Ruimtelijke Verantwoording

4.1 Stedenbouw

4.1.1 Opzet en positionering

De locatie voor het Gezondheidscentrum betreft de westelijke punt van het kavel tussen de Empelseweg, Diepteweg, Balkbrug-Oost en de waterpartij in de zuidoosthoek. Op het oostelijke deel, wordt binnen de contouren van het vigerende bestemmingsplan een appartementengebouw ontwikkeld. De beide panden zijn gelegen om een sterk groen ingericht parkeerterrein en vormen zo enigszins een besloten ruimte. Bezoekers en gebruikers van zowel de appartementen als die van het gezondheidscentrum maken (conform de normering uit de parkeernota) gebruik van dit terrein.

Deze ruimte heeft de open zijde aan de zuidelijk gelegen Balkbrug-Oost, die zowel voor de fietser en de automobilist de hoofdontsluiting vormt van de locatie. Voetgangers kunnen zowel vanaf de Balkbrug-Oost als van de rotonde het pand benaderen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002378-1401_0007.png"

Figuur 7: Inrichtingsplan met Gezondheidscentrum en woningbouw rondom de groen ingerichte en centraal gelegen parkeerplaats.

4.1.2 Verschijningsvorm

Het programma bestaat strikt genomen uit 2 lagen van 375m2. Het programma op de eerste verdieping is echter iets kleiner (300m2). 75m2 is hier uitgevoerd als plat dak / terras. Omwille van het beeld is de gevel echter doorgetrokken, waardoor deze verspringing aan het oog onttrokken wordt, en oogt het gebouw als een heldere massa. Door te spelen met een lichte knik midden in het dakvlak heeft het gezondheidscentrum een markante uitstraling gekregen. Een aparte luifel boven de hoofdentree, maakt deze zichtbaar voor bezoekers vanaf het parkeerterrein en zorgt ervoor dat patiënten vanuit het gezondheidscentrum droog overgebracht kunnen worden naar een gereedstaande ambulance, mocht dat in geval van een noodsituatie nodig zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002378-1401_0008.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002378-1401_0009.jpg"

Figuur 8: verschijningsvorm volume Gezondheidscentrum vanuit het zuiden (l) en het noorden (r) gezien.

De donkere materialisering van de gevel geven het gebouw iets zwaars en maakt dat het gebouw, net als de tegenovergelegen school duidelijk en goed gefundeerd zijn positie als markant gebouw inneemt in de meer open groene ruimte rondom de rotonde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002378-1401_0010.png"

Figuur 9: tegenover gelegen schoolgebouw, als robuust gebouw in het groene landschap

Door de knik in het dakvlak boven de lange gevels van het rechthoekige gebouw te leggen profileren de kortere, maar hogere gevels zich respectievelijk in de richting van de rotonde en de entreezijde aan de Balkbrug-Oost. Voor de gevels van het gezondheidscentrum is wel voor baksteen, maar voor een sterk afwijkende kleurstelling van het naastgelegen woongebouw gekozen, waardoor het gezondheidscentrum duidelijk haar eigen plaats inneemt, gezien zowel vanaf de rotonde aan de Empelseweg-Diepteweg als vanaf de entreezijde aan de Balkbrug-Oost.

4.1.3 Inrichting terrein

Het grondperceel behorende bij het Gezondheidscentrum is beperkt van omvang en steekt op de meeste plekken niet meer dan 3 meter uit vanaf de gevel (geschikt voor onderhoud en de dakoverstek). Hierdoor blijft de (inrichting) van de directe ruimte erom heen openbaar van karakter en komt het ontwerp van het centrum als robuust gebouw/object in de groene ruimte goed tot zijn recht.

Aan de binnenzijde naast de parkeerplaats wordt een 4m breed trottoir aangelegd dat aansluit op de andere trottoirs rondom het parkeerterrein en dat de belangrijkste loopverbinding vormt (hier kan in geval van nood ook een ambulance gebruik van maken). Aan de andere zijden van het pand bepaalt het open groene karakter, met gras en bomen, het beeld. De groene hagen rondom het parkeerterrein worden aan de zijde van de Balkweg-Oost doorgetrokken rondom het fietsparkeren aan deze zijde van het gezondheidscentrum.

4.2 Parkeren En Verkeer

Het parkeren voor het gezondheidscentrum vindt plaats op het gemeenschappelijk binnenterrein in combinatie met de 30 sociale huurwoningen van Mooiland in het wooncomplex dat nu wordt gebouwd.

Voor de appartementen is de (oude) norm van 1,5 parkeerplaatsen per appartement (inclusief bezoekers parkeren). Dit betekent een parkeerbehoefte van (30 x 1,5 =) 45 parkeerplaatsen.

Voor het gezondheidscentrum geldt nieuwe de parkeernormering 2016. Het centrum voorziet in 11 behandelkamers en 1 apotheek. Volgens de parkeernormering 2016 genereert het gezondheidscentrum (11 x 2,15+ 3,15) = 26,80 parkeerplaatsen. De parkeerplaatsen voor de woningen kunnen overdag gedeeltelijk (1/3 van de parkeerplaatsen) ook voor het Gezondheidscentrum worden gebruikt (dubbelgebruik). Hierdoor zijn er overdag 15 parkeerplaatsen voor de appartementen beschikbaar voor het Gezondheidscentrum. De toevoeging van het Gezondheidscentrum betekent dan ook een toename van de parkeerbehoefte met 12 plaatsen. Met de parkeerbehoefte die het appartementencomplex genereert zouden er 57 parkeerplaatsen voor beide functies noodzakelijk zijn.

Het programma bestaat strikt genomen uit 2 lagen van 375m2. Het programma op de eerste verdieping is echter iets kleiner (300m2). 75m2 is hier uitgevoerd als plat dak / terras. Omwille van het beeld is de gevel echter doorgetrokken, waardoor deze verspringing aan het oog onttrokken wordt, en oogt het gebouw als een heldere massa. Door te spelen met een lichte knik midden in het dakvlak heeft het gezondheidscentrum een markante uitstraling gekregen. Een aparte luifel boven de hoofd entree, maakt deze zichtbaar voor bezoekers vanaf het parkeerterrein en zorgt ervoor dat patiënten vanuit het gezondheidscentrum droog overgebracht kunnen worden naar een gereedstaande ambulance, mocht dat in geval van een noodsituatie nodig zijn.

Op verzoek van de huisartsen worden nog 3 parkeerplaatsen voor de huisartsen en een parkeerplaats voor gehandicapten toegevoegd. Totaal worden er 60 parkeerplaatsen aangelegd. Daarmee wordt ruim voldaan aan de parkeernormering 2016.

Voor het fietsparkeren zijn voor het gezondheidscentrum 17 stallingsplaatsen nodig. Deze worden aan de westzijde van het centrum (richting Balkbrug-Oost) geplaatst.

De verkeersontsluiting voor de auto's en fietsers vindt plaats aan de zijde van Balkbrug-Oost. Daar is al een bestaande op- en afrit aan de Diepteweg ten behoeve van de 30 sociale huurwoningen van Mooiland. Deze ontsluiting is op voldoende afstand van de rotonde. Daarmee worden onoverzichtelijke situaties voorkomen.

Bij noodgevallen kan de ambulance over het voetpad vanaf Balkbrug-Oost het gezondheidscentrum bereiken.

4.3 Milieu

4.3.1 Inleiding

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien de beleidsvelden naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling, dient onderzocht te worden welke milieuaspecten daarbij een rol kunnen spelen. Het is daarnaast van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende of hinderlijke situaties moeten voorkomen worden.

4.3.2 Bedrijven en milieuzonering

Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie ten opzichte van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde wijze (door afstand of bouwkundige maatregelen) gesitueerd worden ten opzichte van bedrijven. Enerzijds dient milieuzonering om hinder als gevolg van bedrijven te voorkomen en anderzijds dient het om bedrijven hun activiteiten te kunnen laten uitvoeren binnen de gangbare (hinder)normen. Om dit zorgvuldig af te wegen en te verantwoorden is de VNG-Handreiking “Bedrijven en milieuzonering” (Editie 2009) gehanteerd. De indicatieve hinderafstand van een gezondheidscentrum (een huisartsenpraktijk of kliniek, in combinatie met een apotheek) betreft 10 meter.

De meest nabije woonobjecten betreffen woonappartementen in aanbouw ten oosten van het gezondheidscentrum. De kortste afstand van het gezondheidscentrum tot dit wooncomplex is circa 15 meter. Hiermee wordt de hinderafstand van 10 meter gerespecteerd zodat hinder vanuit het gezondheidscentrum bij de woonappartementen niet wordt verwacht. De geplande functie van het gezondheidscentrum wordt passend geacht in onderhavig gebied.

4.3.3 Geluid

Bij een (ruimtelijk) plan dient rekening te worden gehouden met geluidsbronnen en de mogelijke hinder daarvan voor mensen. De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag in vooral de Wet geluidhinder en Wet milieubeheer. Daarnaast vindt de beoordeling zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) op grond van een goed woon- en leefklimaat. Het aspect geluid kent voor een aantal gevoelige bestemmingen (zoals woningen) in combinatie met een aantal typen geluidsbronnen een wettelijk kader die van belang zijn bij het opstellen van ruimtelijke plannen.

Met onderhavig plan - een gezondheidscentrum – worden geen geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. Bescherming van het gezondheidscentrum tegen (te veel aan) wegverkeerslawaai of andere geluidsbronnen is derhalve niet aan de orde. Wel is een gezondheidscentrum een 'inrichting' volgens de Wet milieubeheer waarbij activiteiten kunnen plaatsvinden die geluid (hinder) zouden kunnen veroorzaken in de omgeving, c.q. bij nabije geluidsgevoelige objecten als woningen. Om het milieu te beschermen en hinder in de omgeving te voorkomen, gelden op het gezondheidscentrum (van rechtswege) de algemene hinderregels van het 'Activiteitenbesluit'. Om hinder in het algemeen te voorkomen is het gezondheidscentrum verplicht zich te houden aan de hindervoorschriften (zoals geluidsvoorschriften) uit dit Activiteitenbesluit. De normen van de geluidsvoorschriften gelden op de gevels van de nabije woningen. Aangezien de woningen zich buiten de VNG-hinderafstand (van 10 meter) bevinden, is hinder vanuit het gezondheidscentrum niet aannemelijk. Tevens wordt verwacht dat het gezondheidscentrum – gezien de afstand tot aan de woningen - kan voldoen aan de gangbare hinderregels uit het Activiteitenbesluit. Het aspect geluid vormt geen belemmering voor onderhavig plan.

4.3.4 Luchtkwaliteit

Bij lucht gaat het enerzijds om de productie van luchtverontreiniging als gevolg van nieuwe plannen – waarop de luchtkwaliteitseisen van de Wet Milieubeheer van toepassing zijn – als om de zorg van kwetsbare functies in luchtbelaste zones uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening.

Kleine projecten en ruimtelijke plannen, waarvan duidelijk is dat deze door vrijwel geen of een beperkte toename aan verkeer niet betekenisvol bijdragen aan de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Dit is geregeld in het “Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM)”. De grens NIBM voor de stoffen PM10 (fijnstof) en NO2 (stikstofdioxide) ligt vanaf 1 augustus 2009 op 1,2 microgram/m3. Voor dergelijke kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die mogelijk weinig effect zouden kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft (het toenmalige) VROM in samenwerking met InfoMil een speciale rekentool ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt (NIBM) aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. De rekentool voldoet aan de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007. Het omslagpunt waarbij een project een bijdrage zou kunnen leveren aan de luchtkwaliteit ligt bij circa 1500 motorvoertuigen per etmaal. Deze aantallen voertuigbewegingen worden als gevolg van dit plan – een gezondheidscentrum met huisartsen en een apotheek - nimmer gehaald. Het plan draagt door de weinig optredende verkeersbewegingen (veel minder dan 1500 per etmaal) niet in betekenende mate bij (NIBM) aan de luchtverontreiniging. Het plan is daarom niet afzonderlijk getoetst aan de Wet luchtkwaliteit, een apart luchtonderzoek is niet nodig.

Met dit plan – een gezondheidscentrum - wordt overigens geen luchtgevoelige bestemming gerealiseerd. Echter is - los van de formele toets - in het kader van een goede ruimtelijke ordening de plaatselijke luchtkwaliteit beschouwd. Uit de landelijke luchtkwaliteitskaart (NSL Monitoringstool) blijken de huidige jaargemiddelde concentraties voor NO2 en PM10 (fijn stof) ter plaatse van deze locatie nabij de Empelseweg en Diepteweg respectievelijk onder 25 en onder 20 microgram/m3 te liggen. Hiermee wordt ruim voldaan aan de geldende grenswaarde (van jaargemiddeld 40 microgram/m3) van deze stoffen. De jaargemiddelde concentratie van de fractie fijner stof (PM2,5) bevindt zich hier beneden 13 microgram/m3 (grenswaarde is 25 microgram/m3).

De optredende concentraties voor de relevante stoffen NO2, PM10 en PM2,5 voldoen hier ruim aan de daarvoor geldende grenswaarden. Ten aanzien van luchtkwaliteit zijn er voor dit plan belemmeringen.

4.3.5 Bodemkwaliteit

Bij het opstellen van bestemmingsplannen of het wijzigen daarvan is altijd de hoofdvraag of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en hoe deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit als gevolg van aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bovendien mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet (bijvoorbeeld graafwerkzaamheden). Derhalve dient de bodemkwaliteit binnen het plangebied bekend te zijn. Hiermee kan worden beoordeeld of de aanwezige bodemkwaliteit wel of niet geschikt is voor de toekomstige bestemming.

In 2017 is de bodem ter plaatse van het plangebied onderzocht (Verkennend bodemonderzoek Balkbrug - Oost te 's-Hertogenbosch, 2 oktober 2017, Bijlage 1). Uit dit onderzoek is geen ernstig geval van bodemverontreiniging gebleken. Een aanvullend bodemonderzoek is niet nodig. Uit de totale beoordeling blijkt dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de voorgenomen functie.

4.3.6 Externe Veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's die mensen lopen als gevolg van mogelijke ongelukken met gevaarlijke stoffen bij bedrijven, transportroutes (wegen, spoorwegen en waterwegen) en buisleidingen. Omdat de gevolgen van een ongeluk met gevaarlijke stoffen groot kunnen zijn, zijn de aanvaardbare risico's vastgelegd in diverse besluiten. De belangrijkste zijn:

  • Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb);
  • Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt).

Binnen de beleidskaders voor deze drie typen risicobronnen staan altijd twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.

Plaatsgebonden risico (PR)

Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6 contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen kwetsbare objecten (zoals woningen, ziekenhuizen, scholen) geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten (zoals kleine kantoren, winkels en bedrijfsgebouwen) geldt de 10-6 contour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde.

Groepsrisico (GR)

Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een

bepaalde omvang (10 personen of meer). Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Dit houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag.

Tot slot wordt in het kader van een 'goede ruimtelijke ordening ' (art. 3.1 Wro) getoetst aan eventueel van toepassing zijnde veiligheidsafstanden uit het Activiteitenbesluit.

Beleidsvisie externe veiligheid gemeente 's-Hertogenbosch

De gemeente 's-Hertogenbosch beschikt over een (in 2010) vast gestelde beleidsvisie externe veiligheid (Uitvoeringskader externe veiligheid gemeente 's-Hertogenbosch, deel A t/m C). Hierin zijn aanvullende kaders gegeven voor de integrale aanpak van externe veiligheid. Zo worden in de beleidsvisie gebieden aangeduid met kleuren groen, oranje en rood waarin bepaalde objecten niet (rood), mogelijk via maatwerk (oranje) of zonder meer wel (groen) worden toegelaten.

De beoogde ontwikkeling van een gezondheidscentrum (als beperkt kwetsbare object) vindt plaats in een groen gebied (buiten de 325 meter van het spoor en de wegen). Zowel beperkt kwetsbare als kwetsbare objecten zijn hierin volgens het EV-uitvoeringskader toegelaten.

Beschouwing risicobronnen

Bedrijven

Op ruime afstand – zo'n 1300 meter ten oosten van het plan - bevindt zich een risicobedrijf, namelijk een tankstation met LPG (Westeind 2). De planlocatie bevindt zich ruim buiten het invloedsgebied (van 150 meter) van het LPG-tankstation. De risico's van het tankstation zijn voor het plan daarom niet relevant te noemen. Verder zijn geen andere relevante risicovolle inrichtingen (bedrijven) aanwezig die van invloed zijn op het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002378-1401_0011.png"

Figuur X: uitsnede Risicokaart, juni 2018

Transportroutes

Rijkwegen, het spoor en een ondergrondse buisleidingen zijn relevante transportroutes voor gevaarlijke stoffen. De Rijksweg A59 bevindt zich op circa 425 meter ten oosten van het plan. Twee spoortrajecten (richting Utrecht en Nijmegen) bevinden zich beiden op circa 2 km ten zuiden en oosten van het plan, evenals een ondergrondse aardgasleiding (onder hoge druk) op 2 km ten zuiden van het plan. Ter plaatse van het plangebied wordt voor deze 3 transportroutes (buisleiding, spoor en A59) voldaan aan het belangrijke PR. Voor wat betreft het GR als gevolg van spoorvervoer bevindt het plan zich buiten het invloedsgebied van de beide spoortrajecten. Ten aanzien van de A59 bevindt het GR zich onder 10% van de geldende oriëntatiewaarde van 1. Ten aanzien van de buisleiding bevindt het plan zich ver buiten het invloedsgebied van 140 meter waarin het GR relevant is. Kortom: het GR van genoemde risicobronnen is gezien de afstanden en hoogten GR niet relevant te noemen voor dit plan. Verder geldt voor ontwikkelingen buiten 325 meter van het spoor en Rijkswegen dat op een dergelijke afstand een ontwikkeling geen invloed meer heeft op de hoogte van het (al dan niet relevante) GR. Het bestrijdbaarheidsvraagstuk speelt buiten 325 meter niet of nauwelijks, omdat de bestrijding bij de bron plaatsvindt op ruime afstand van het plangebied. In overleg met de regionale brandweer is besloten dat voor ruimtelijke ontwikkelingen in een gebied buiten 325 meter van transportassen geen aanvullende eisen vanuit externe veiligheid meer worden gesteld. Tevens is afgesproken dat voor een eventuele verantwoording van het GR het vragen van een advies aan de Veiligheidsregio niet meer nodig is. Dit is tevens gemotiveerd in het vast gestelde 'Uitvoeringskader externe veiligheid gemeente 's-Hertogenbosch' (2010). Een advies aan de Veiligheidsregio is derhalve niet gevraagd en aan de orde.

Conclusie

Het plan voldoet aan de belangrijke grenswaarde voor het PR van risicobronnen en aan de aanvullende kaders die zijn vastgelegd in het 'Uitvoeringskader externe veiligheid van de gemeente 's-Hertogenbosch'. Gezien de ruime afstand tot risicobronnen zal de vestiging van een gezondheidscentrum geen significante invloed hebben op het huidige GR van de (op afstand gelegen) risicobronnen, welke hier voor alle bronnen al beneden de oriënterende waarde van 1 ligt. Verder is over het algemeen binnen de bebouwde kernen van de gemeente 's-Hertogenbosch de WAS-dekking (voor alarmering bij calamiteiten) op orde. Daarnaast kan in geval van een calamiteit “NL-alert” in worden gezet. Aanvullende veiligheidseisen zijn conform de afspraken met de Veiligheidsregio niet nodig en niet gesteld gezien de grote afstanden tot het spoor, de Rijksweg, buisleiding en het LPG-tankstation.

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmeringen voor onderhavig plan.

4.3.7 Energie en Duurzaamheid

Binnen de gemeente 's-Hertogenbosch is klimaat- en energiebeheer een belangrijk speerpunt. De ambitie is om als stad in 2050 klimaatneutraal te zijn. In 2035 dient de bebouwde omgeving klimaatneutraal te zijn. Hierdoor wordt het milieu en het klimaat in het algemeen minder belast. Energiebesparing draagt bij aan de vermindering van de uitstoot van CO2 in Nederland. Een ander voordeel van duurzaam bouwen is de energiebesparing, en daarmee ook de kosten voor het energieverbruik. De gemeentelijke ambitie van een klimaat neutrale bebouwde omgeving is een flinke ambitie waarbij 'alles uit de kast' moet worden gehaald. Deze doelstelling betekent dat niet alleen de gemeente veel moet doen, maar ook de bedrijven, inwoners, ontwikkelaars, maatschappelijke groepen, woningcorporaties zullen hierin moeten investeren, samenwerken, creatief zijn en vooruitdenken. De gemeentelijke energie-ambitie en -doelstellingen zijn vastgelegd in het Energie-transitieprogramma 's-Hertogenbosch 2016-2020, vastgesteld door de gemeenteraad op 31 januari 2017.

Voor energie (besparing en duurzame opwekking), als speerpunt van het gemeentelijk milieubeleid, wordt voor nieuwbouw gestimuleerd voor te sorteren op ten minste de aangescherpte energie-eisen zoals deze in 2020 voor nieuwbouw zullen zijn, waarbij de ambitie natuurlijk volledig energieneutraal (EPC = 0) blijft. Initiatiefnemers hebben aangegeven het gezondheidscentrum zonder aardgas-aansluiting te ontwikkelen en het dakoppervlak te benutten voor het (duurzaam) opwekken van zonne-energie middels tenminste 40 stuks PV-panelen. Op bouwplan-niveau worden verder maatregelen getroffen om te komen tot een 'Bijna-Energie-Neutraal Gebouw', resulterend in een EPC-waarde van minder dan 0,2 (de wettelijke EPC-norm voor gezondheidsgebouwen is momenteel 0,8). Vanzelfsprekend is aandacht besteed aan een optimale isolatieschil van het gebouw (dak, gevel en vloer). Tevens wordt voor de nodige verlichting LED toegepast. Hiermee voldoet het pand aan de toekomstige BENG-eisen (Bijna Energie Neutraal Gebouw). Het te realiseren pand is hiermee zeer energiezuinig te noemen.

4.4 Milieueffectrapportage

Nagegaan is of voor dit bestemmingsplan een Milieueffectenrapport of een M.e.r. beoordeling opgesteld moet worden. Voor ruimtelijke plannen dient een M.e.r.(beoordeling) te worden opgesteld indien:

  1. a. er sprake is van een M.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteit op grond van de bijlagen bij het Besluit m.e.r.;
  2. b. voor het plan een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet (Nbw) is vereist.

ad a.: In de bijlage bij het Besluit mer is opgenomen welke activiteiten mer-plichtig zijn (de C-lijst) en welke activiteiten mer-beoordelingsplichtig zijn (de D-lijst). De activiteiten die dit bestemmingsplan mogelijk maakt zijn op grond van de bijlagen bij het Besluit niet m.e.r. (beoordelings) plichtig. Dit project kan aangeduid worden als een stedelijk ontwikkelingsproject (bijlage D 11.2).

Een stedelijk ontwikkelingsproject is M.e.r. beoordelingsplichtig, als het een ontwikkeling betreft met een oppervlakte van meer dan 100 hectare, of van meer dan 2000 woningen of dat meer dan 200.000 bruto vloeroppervlakte bevat. Aan al deze criteria voldoet het plangebied niet, dus op grond hiervan is geen M.e.r. verplicht.

ad b.: Het plangebied ligt in stedelijk gebied. De gewenste ontwikkelingen in het plangebied zullen geen significant negatief effect hebben op het Natura 2000-gebieden in de omgeving (Rijntakken, Vlijmens Ven, Moerputten &Bossche Broek, Loonse en Drunense Duinen& Leemkuilen). De tussenliggende afstand is hiervoor te groot en de externe factoren door de ontwikkelingen zijn dusdanig van aard zijn dat geen negatieve effecten op dit Natura2000-gebied zijn te verwachten. Een rechtstreekse m.e.r.-(beoordelings-)plicht is derhalve niet aan de orde.

Er heeft een vormvrije m.e.r. beoordeling plaatsgevonden.

Gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, zijn geen belangrijke nadelige milieugevolgen aan de orde, die een milieueffectrapportage rechtvaardigen. Dit blijkt ook uit de milieuparagraaf (paragraaf 4.3 Milieu) van dit bestemmingsplan.

De conclusie van de vormvrije m.e.r.-beoordeling is dat het plan geen belangrijke negatieve gevolgen zal hebben voor de kenmerken van het gebied zelf en voor het woon- en leefmilieu in de omgeving. Vanwege de ligging van het plangebied en opzichte van gevoelige gebieden, worden er ook geen negatieve effecten verwacht in de nabijgelegen Natura 2000 gebieden. Geconcludeerd wordt dat geen belangrijke nadelige milieugevolgen worden verwacht en dat het opstellen van een M.e.r. niet noodzakelijk wordt geacht.

Het bevoegd gezag heeft dan ook besloten dat voor de voorgenomen activiteit geen milieueffectrapportage hoeft te worden opgesteld.

4.5 Water

Watertoets algemeen

Ruimte maken voor water: dat is de kern van het waterbeleid voor de 21e eeuw. Met de ondertekening van de Startovereenkomst Waterbeheer op 14 februari 2001 door Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen, werd de watertoets van toepassing verklaard op ruimtelijke plannen. Vanaf 1 november 2003 is deze juridisch verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).

In ruimtelijke plannen wordt de waterhuishouding beschreven in de zogenaamde 'waterparagraaf'. Belangrijk in de waterparagraaf is de omgang van het hemelwater en het vuilwater.

Hemelwaterbeleid

De gemeente 's-Hertogenbosch wil een klimaatbestendige gemeente worden en blijven. Dat betekent dat hemelwater duurzaam wordt benut en niet tot onnodige schade mag leiden, nu en in de toekomst. Bebouwing en verharding zorgen ervoor dat hemelwater niet meer de natuurlijke route kan volgen en in de bodem wegzakken. Dit hemelwater zal in plaats daarvan te snel en ongebruikt wegstromen of blijven staan op lage delen. Het benutten, vasthouden en vertragen van hemelwater heeft meerdere voordelen die we graag willen benutten. Zo wordt het grondwater aangevuld met hemelwater (het tegengaan van zogeheten 'verdroging') en krijgen bomen, gewassen en andere planten weer water beschikbaar. Verder verbetert het de efficiëntie van de rioolwaterzuivering. Deze werkt namelijk beter als het vuile afvalwater niet verdunt is met schoon hemelwater. Ook wordt overbelasting van de riolering en de rioolwaterzuivering vermeden. Bij overbelasting wordt het teveel aan water afgevoerd via nooduitlaten, waardoor verdund, maar ongezuiverd rioolwater vrijkomt.

Het benutten, vasthouden en vertragen van hemelwater van bebouwing en verhardingen is daarom noodzakelijk. Dat doen we binnen de wettelijke kaders, waarbij de gemeente een zorgplicht heeft én er een taak ligt bij de perceeleigenaar. De aanpak om hemelwateroverlast te beperken en hemelwater ter plaatse duurzaam te verwerken, is verankerd in de Verordening Hemelwater en Grondwater (2017) en het Waterplan 2016. Daarmee vragen we eenieder die nieuw verhard oppervlak aanlegt of bestaand verhard oppervlak aanpast om een voorziening te realiseren voor het hemelwater.

Waterbergingsopgave

Conform de gemeentelijke hemelwaterverordening geldt bij iedere nieuwe verharding of bestaande verharding die wordt vervangen een bergingsopgaaf van 60 mm hemelwater per vierkante meter verhard oppervlak. Deze eis geldt overigens niet voor iedere m2 die aan groendak wordt aangelegd. Hiermee stimuleert de gemeente de aanleg van groene daken. In de aanvraag om omgevingsvergunning moet de bergingsopgaaf en de wijze waarop het hemelwater wordt geborgen inzichtelijk zijn. Aanvullend op de norm, wordt ook gekeken naar zeer hevige neerslag (T= 100 jaar en extremer). In het uiteindelijke ontwerp dient duidelijk te zijn waar het hemelwater bij die extreme afvoeren heen stroomt zodanig dat dit niet tot schade of overlast kan leiden. Zo nodig worden in het plan maatregelen getroffen om dit te voorkomen.

Waterparagraaf

Binnen het projectgebied wordt circa 750 m2 nieuw verhard oppervlak aangelegd (oppervlak pand). De (16) gereserveerde parkeerplaatsen alsook nodige verharding ten behoeven van looppaden zijn al – voor wat betreft de nodige waterberging – meegenomen in een nabije ontwikkeling van woonobjecten. Het gehele pand wordt uitgevoerd met een groendak.

Het hemelwater wat bij zeer hevige neerslag van het groendak afstroomt, wordt door de gemeente verwerkt. Dit water wordt bovengronds en apart aangeleverd op de erfgrens. Het hemelwater wat op de paden valt, kan in het omliggende groen infiltreren. Het vuilwater wordt gescheiden aangeleverd op de erfgrens. De locaties van beide aansluitingen worden in overleg bepaald.

Conclusies

De hoeveelheid verhard oppervlakte neemt met het plan significant toe. Het is derhalve verplicht aanvullende en bergende maatregelen te nemen ter compensatie van de verharding. De compensatie vindt plaats in de vorm van een groendak. De zonne-panelen kunnen op een groendak worden bevestigd.

Hoofdstuk 5 Juridisch-bestuurlijke Aspecten

In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op alle afzonderlijke bestemmingen.

In het bestemmingsplan zijn de bestemmingen 'Groen', 'Maatschappelijk' en 'Verkeer' opgenomen.

De regels voor de bestemming 'Groen' zijn zo opgesteld, dat zij het gewenste groene karakter van de omgeving voldoende vastlegt. Binnen deze bestemming is grootschalige bebouwing welke niet ten dienste staat van de bestemming uitgesloten. Verhardingen voor fiets-, voetpaden en langzaamverkeer zijn ter ontsluiting van het perceel toegestaan. De bestemming Groen staat ook voorzieningen ten behoeve van waterberging toe. Speeltoestellen en recreatievoorzieningen zijn eveneens toegestaan.

Op de verbeelding ligt de bestemming 'Maatschappelijk' op het bouwvlak voor het gezondheidscentrum. Binnen deze bestemming zijn volgens artikel 1.36 maatschappelijke voorzieningen de begripsbepaling educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen toegestaan Het gebouw komt in het groen te staan. Daarom sluit de bestemming 'Groen' direct op het bouwvlak aan. Er zijn geen erfafscheidingen of bijgebouwen buiten het bouwvlak wenselijk. Voor onderhoud van het gebouw kan in de bestemming groen verharding onder de luifel worden aangebracht.

De ontsluiting van het terrein voor het snelverkeer en het (fiets)parkeren voor de voorziening hebben de bestemming 'Verkeer' gekregen. Het parkeerterrein lag in het oude bestemmingsplan binnen de bestemming 'Wonen'. Strikt gezien zou binnen deze bestemming alleen parkeren plaats mogen vinden ten dienste van het wonen. Nu op het parkeerterrein ook geparkeerd gaat worden voor de maatschappelijke voorziening, is een wijziging van de bestemming van 'Wonen' naar 'Verkeer' gewenst.

Binnen de bestemming 'Verkeer' is een 'specifieke bouwaanduiding overkapping (sba-ok)' opgenomen. Deze aanduiding maakt het plaatsen van een luifel voor de entree van het Gezondheidscentrum mogelijk. Deze luifels is gewenst om bij eventuele noodsituaties de patiënt droog naar de ambulance over te kunnen brengen.

Het gebouw heeft een luifel dat 1 meter uitsteekt over de bestemming 'Verkeer' en 'Groen'. Volgens Artikel 7 lid a van de regels worden deze bouwdelen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer bedraagt dan 1 meter. De luifels steken 1 meter uit van het gebouw.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

Het onderhavige plan maakt onderdeel uit van Empel Zuid (3e fase). Het betreft een gemeentelijke grondexploitatie, waarbij kavels worden verkocht aan particulieren, instellingen, bedrijven, ontwikkelaars of corporaties. De gronden worden onder marktconforme condities verkocht. De grondexploitatie is sluitend. Derhalve kan worden gesteld dat het voorliggende plan in financieel-economisch opzicht haalbaar c.q. uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.1 Inspraak En Vooroverleg

7.1.1 Inleiding

Het college van burgemeester en wethouders heeft op 30 oktober 2018 besloten het voorontwerp bestemmingsplan Gezondheidscentrum Empelseweg/Diepteweg in de inspraakprocedure te brengen. Na dit besluit heeft ook het overleg ex artikel 3.1.1. Bro met diensten van de Provincie en Het Waterschap Aa en Maas plaatsgevonden.

7.1.2 Resultaat vooroverleg

De provincie heeft in het kader van het vooroverleg op 8 november 2018 aangegeven op basis van de ingediende gegevens geen aanleiding te hebben tot het maken van opmerkingen over het voorontwerp bestemmingsplan. Het Waterschap Aa en Maas heeft op 28 november 2018 gereageerd. Het Waterschap geeft daarin aan geen reden te hebben voor het geven van opmerkingen. Alle waterbelangen zijn goed geborgen en er is voor het waterschap geen sprake van hydrologisch neutraal ontwikkelen. Daarmee is het vooroverleg positief afgesloten.

7.1.3 Resultaat Inspraakprocedure

Het voorontwerp bestemmingsplan heeft vanaf 12 november 2018, overeenkomstig de gemeentelijke Inspraak verordening, tot 24 december 2018 zes weken ter inzage. Op 26 november 2018 heeft er een inloopavond in het oude Raadhuis van Empel plaatsgevonden. Tijdens de termijn dat het voorontwerp bestemmingsplan kon worden ingezien, kreeg iedereen de mogelijkheid om schriftelijk of mondeling een inspraakreactie in te dienen. Tijdens deze termijn zijn geen inspraakreacties ingediend. Daarmee is de inspraakprocedure afgerond.

7.1.4 Conclusie vooroverleg en inspraakprocedure

Het resultaat van het vooroverleg en de inspraakprocedure is positief. Het bestemmingsplan kon verder in procedure worden gebracht.

7.2 Resultaat Ontwerpfase

Het ontwerp bestemmingsplan heeft vanaf 11 februari 2019 zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is iedereen in de gelegenheid gesteld schriftelijk of mondeling zienswijzen op het ontwerp bestemmingsplan bij de gemeenteraad naar voren te brengen. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen bij de gemeenteraad ingediend. Daarmee is de ontwerpfase afgerond en voldoet de voorbereiding van dit plan aan de artikel 3.8 Wro.

Hoofdstuk 8 Conclusie

In dit bestemmingsplan is nadrukkelijk aandacht besteed aan de ruimtelijke, stedenbouwkundige en milieukundige effecten van de plannen. Gemotiveerd is dat het plan zich verhoudt tot de aanwezige functies en waarden in het plangebied en de directe omgeving ervan. Naast het ruimtelijk-planologische beleid en de stedenbouwkundige toets zijn alle ruimtelijke en milieukundige deelaspecten onderzocht. Gebleken is dat de voorgenomen ontwikkeling geen belemmering oplevert voor een goede ruimtelijke ordening. Mede door middel van deze bestemmingsplantoelichting is nu een planologische en juridische basis gelegd om de plannen te kunnen realiseren.

Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek Balkbrug-oost Te 'S-hertogenbosch 2017

Bijlage 1 Verkennend bodemonderzoek Balkbrug-Oost te 's-Hertogenbosch 2017

Bijlage 2 Energieprestatie (Epg) Rapport Gezondheidscentrum

Bijlage 2 Energieprestatie (EPG) rapport Gezondheidscentrum