KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Inleiding
1.2 Aanleiding
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Ligging Plangebied
2.2 Geldend Bestemmingsplan
2.3 Ingediend Initiatief
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Ruimtelijke Verantwoording
4.1 Stedenbouw
4.2 Wonen
4.3 Parkeren En Verkeer
4.4 Milieu
4.5 Milieueffectrapportage
4.6 Waterparagraaf
4.7 Duurzaamheid
4.8 Bomen
4.9 Ecologie
4.10 Archeologie
Hoofdstuk 5 Juridisch-bestuurlijke Aspecten
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Inspraak En Vooroverleg
7.2 Resultaat Ontwerpfase
Hoofdstuk 8 Slotconclusie
Bijlage 1 Onderzoek Milieuzonering Sint Teunislaan - Eekbrouwersweg 'S-hertogenbosch
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Sint Teunislaan - Eekbrouwersweg 'S-hertogenbosch
Bijlage 3 Bodemonderzoek Hoek Sint Teunislaan - Eekbrouwersweg Te 'S-hertogenbosch
Bijlage 4 Quickscan Externe Veiligheid Sint Teunislaan - Eekbrouwersweg 'S-hertogenbosch
Bijlage 5 Infiltratie Advies Appartementen Complex Sint Teunislaan Te Den Bosch
Bijlage 6 Bomen Effecten Analyse (Bea) Sint Teunislaan - Eekbrouwersweg 'S-hertogenbosch
Bijlage 7 Bijlage 1 Bea Reslutaten Nulmeting Ontwikkeling Sint Teunislaan - Eekbrouwersweg 'S-hertogenbosch
Bijlage 8 Ecologische Quickscan Minitopia (Hoek Sint Teunislaan - Eekbrouwersweg)
Bijlage 9 Archeologisch Bureau- En Verkennend Veldonderzoek, Sint Teunislaan Te 'S-hertogenbosch
Bijlage 10 Energievisie St Teunislaan

Hoek Sint Teunislaan-Eekbrouwersweg

Bestemmingsplan - gemeente 's-Hertogenbosch

Vastgesteld op 07-05-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Hoek Sint Teunislaan-Eekbrouwersweg met identificatienummer NL.IMRO.0796.0002400-1401 van de gemeente 's Hertogenbosch;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

1.4 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aaneengebouwde woning

een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer woningen, niet zijnde gestapelde woningen;

1.8 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 bebouwingspercentage

een op de kaart of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwvlak, bestemmingsvlak of bouwperceel aangeeft, dat maximaal bebouwd mag worden;

1.11 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Een bijgebouw kan zijn een aangebouwd bijgebouw in de vorm van een aanbouw of een uitbouw, dan wel een vrijstaand bijgebouw;

1.14 bouwen

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten

1.15 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;

doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;

1.17 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.19 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.20 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.21 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.22 dakopbouw

een gedeelte van een gebouw, gesitueerd op de bovenste bouwlaag van een gebouw, met een oppervlakte van maximaal 60% van de oppervlakte van de bovenste bouwlaag en een afstand van minimaal 1 meter tot de voorgevel;

1.23 dove gevel

een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte;

1.24 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.25 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.26 geluidgevoelige ruimte

geluidsgevoelige ruimte: ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van ten minste 11 m2;

1.27 geschakelde woning

een woning die met een andere woning verbonden is door middel van aan- of bijgebouwen, niet zijnde gestapelde woningen;

1.28 gestapelde woning

een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen;

1.29 hoekperceel

een perceel, gelegen aan een hoek van twee wegen c.q. het openbaar gebied;

1.30 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.31 huisvesting in verband met mantelzorg

huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning;

1.32 kap

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°;

1.33 lessenaarsdak

een eenzijdige kapconstructie waarbij het hoogste punt over de gehele, of nagenoeg de gehele lengte in één gevel is gelegen;

1.34 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.35 nok

het snijpunt van twee hellende vlakken.

daknok: hoogste punt van een schuin dak;

dakvoet: laagste punt van een schuin dak;

1.36 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.37 opgetilde kap

een kap waarbij tussen het hoogste punt van de bovenste bouwlaag en de punten waar de kap op het gebouw rust, nog bebouwing in verticale zin aanwezig is; er is slechts sprake van een opgetilde kap als het aantal bouwlagen zoals aangeduid reeds aanwezig is;

1.38 opslag

(binnen) opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto's, boten, caravans, campers en dergelijke;

1.39 prostitutie

het zich tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander;

1.40 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.41 twee-aaneenwoning

een woning die onderdeel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit twee woningen, niet zijnde gestapelde woningen;

1.42 voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

1.43 voorgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;

1.44 voorgevelrooilijn

  1. a. langs een wegzijde met een regelmatige ligging of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  2. b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a. bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg; bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn op 10 meter uit de as van de weg;

1.45 woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.46 woonwagen

voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst;

1.47 zijgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de perceelgrenzen;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

  1. a. vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  2. b. de goothoogte van een lessenaarsdak wordt bepaald vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel van de laagste zijde van de kap.

2.4 de hoogte van een dakopbouw:

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw.

2.5 de hoogte van een kap:

vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap.

2.6 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk of ingeval dat geen gevelvlakken of scheidingsmuren aanwezig zijn, de oppervlakte vanaf de buitenzijde van het dak neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.

2.10 peil:

  1. a. voor een hoofdgebouw met aangebouwde bijgebouwen: de hoogte van de kruin van de aan het bouw perceel grenzende weg;
  2. b. voor andere gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen en groenvoorzieningen;
  2. b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. c. fiets- en voetpaden en langzaam verkeer;
  4. d. speelvoorzieningen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - balkon', balkons ten dienste van de aangrenzende bestemming 'Wonen'.
  6. f. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen zoals sportvoorzieningen, openbare verblijfsvoorzieningen, kunstobjecten, nutsvoorzieningen, verhardingen, terrassen en standplaatsen.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. wonen in de vorm van woningen, niet zijnde woonwagens;
  2. b. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 4.5.2;
  3. c. huisvesting in verband met mantelzorg;
  4. d. tuinen, erven en terreinen;
  5. e. ter plaatsen van de functie aanduiding 'parkeerterrein (p)' een parkeerterrein;
  6. f. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals water en waterhuishoudkundige voorzieningen, groen en groenvoorzieningen, parkeer- en verkeersvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. f. de handhaving van de oorspronkelijke parcellering.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.5.1 voor het gebruik van ruimten binnen de woning en bijgebouwen voor een publieksaantrekkende beroeps- en bedrijfsactiviteit aan huis, onder de voorwaarden als bepaald in 4.5.2 en onder de voorwaarde dat het gebruik niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeers- en parkeersituatie.
  2. b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.5.2 onder c voor het gebruik van ruimten binnen de woning en bijgebouwen voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit die meldingplichtig is volgens het Activiteitenbesluit milieubeheer, onder de voorwaarde dat de beroeps- of bedrijfsactiviteit naar aard, omvang en uitstraling past in de woonomgeving: bij het verlenen van de omgevingsvergunning voor de afwijking moet vaststaan dat een goed woon- en leefklimaat op omliggende woonpercelen gegarandeerd is.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

  1. a. Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

  1. a. Bij de toepassing van de bouwregels in dit plan worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer bedraagt dan 1 meter.
  2. b. Bouwwerken die op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan met een daartoe verleende vergunning binnen het plangebied aanwezig of opgericht zijn of kunnen worden opgericht maar die in strijd zijn met dit bestemmingsplan, worden geacht aan dit bestemmingsplan te voldoen.
  3. c. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen staat vast dat voldoende parkeergelegenheid voor auto's wordt gerealiseerd, overeenkomstig de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de Nota Parkeernormering 2016;
  4. d. Als de beleidsregels als bedoeld onder b wijzigen, wordt met die wijziging rekening gehouden.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

  1. a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met de bestemmingen van dit plan.
  2. b. Het gebruik van gronden en gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de bestemmingen in dit plan is uitsluitend toegestaan als voldoende parkeergelegenheid voor auto's wordt gerealiseerd en gehandhaafd, overeenkomstig de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de Nota Parkeernormering 2016.
  3. c. Als de beleidsregels als bedoeld onder b wijzigen, wordt met die wijziging rekening gehouden.

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan, mits het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast, met een omgevingsvergunning afwijken van de regels en de verbeelding:
    1. 1. voor een vermeerdering of vermindering van maten en normen tot 10% van die maten en normen;
    2. 2. voor een geringe afwijking van plaats en richting van bestemmingsgrenzen als dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van de verbeelding ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waarin een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
    3. 3. voor een grotere bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer tot een bouwhoogte van 10 meter;
    4. 4. voor een grotere bouwhoogte van gebouwen vanwege plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, onder de volgende voorwaarden:
      • de maximale oppervlakte van de plaatselijke verhoging is 10% van het dakoppervlak;
      • de maximale hoogte van de plaatselijke verhoging is 4 meter.
  2. b. Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in artikel 7, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Hoek Sint Teunislaan-Eekbrouwersweg.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Inleiding

In de toelichting wordt aandacht besteed aan de ruimtelijke en milieuhygiënische effecten van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling. In de toelichting moet dus blijken hoe het initiatief zich verhoudt – zowel in negatieve als positieve zin – tot de aanwezige functies en waarden op het plangebied en de directe omgeving ervan. In dit kader worden, behalve het ruimtelijk-planologische beleid en de stedenbouwkundige toets, alle ruimtelijke en milieukundige aspecten nader beschouwd.

1.2 Aanleiding

De gemeente heeft een verzoek ontvangen om medewerking te verlenen voor de herontwikkeling van het terrein op de hoek Sint Teunislaan-Eekbrouwersweg te 's-Hertogenbosch. Op dit terrein stond voorheen het kantoor van de GGD. Het voornemen voorziet in de bouw van een complex met 70 appartementen.

Het initiatief past niet in het geldende bestemmingsplan. De gemeente wil middels dit bestemmingsplan het bouwvoornemen mogelijk maken.

1.3 Leeswijzer

In de volgende hoofdstukken wordt aandacht besteed aan de verschillende aspecten van de toelichting. Hoofdstuk 2 geeft de bestaande situatie en het voorgenomen plan weer. Het geldende beleid wordt uiteengezet in hoofdstuk 3. Voor de ruimtelijke verantwoording van het voornemen wordt verwezen naar hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de juridisch-bestuurlijke aspecten van de regels. In hoofdstukken 6 en 7 wordt de economische - en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan beschreven. Zo zal in paragraaf 7.1, na de voorprocedure, ingegaan worden op het resultaat van het vooroverleg en de inspraakprocedure. Uiteindelijk zal in paragraaf 7.2 de resultaten van de ontwerpfase worden verwerkt.

Hoofdstuk 2 Huidige Situatie

2.1 Ligging Plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002400-1401_0001.png"

Figuur 1: Ligging perceel binnen de stad.

Het perceel ligt ten noorden van het centrum van 's-Hertogenbosch op de hoek Sint Teunislaan - Eekbrouwersweg. Tegenover aan de Sint Teunislaan ligt het winkelcentrum De Rompert. Tegenover de Eekbrouwersweg ligt een woongebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002400-1401_0002.png"

Figuur 2: ligging perceel in zijn omgeving

Het perceel ligt in een gebied met (voormalige) kantoren, maatschappelijke functies en een middelbare school. Door een daling van de vraag naar kantoren op dit soort locaties vinden er in dit gebied transformaties plaats, zoals van kantoor naar wonen. Op termijn zal ook de middelbare school naar een andere locatie binnen de gemeente verhuizen. Daarmee komt een groot deel van dit gebied voor herontwikkeling in aanmerking.

Voorheen was op het perceel het kantoor van de GGD gevestigd. Het gebouw is gesloopt. Het afgelopen jaar was het perceel een standplaats van Minitopia. Minitopia is verhuisd naar een locatie op de Poeldonk. Wooncorporatie Zayaz wil het perceel herontwikkelen voor woningbouw.

2.2 Geldend Bestemmingsplan

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002400-1401_0003.png"

Figuur 3: uitsnede geldend bestemmingsplan 'Noord'

Het perceel ligt in het bestemmingsplan 'Noord' en heeft de bestemming 'Kantoor'. Dit bestemmingsplan is onherroepelijk sinds 22 mei 2013. Volgens dit bestemmingsplan mag binnen het bouwvlak ter plaatse een kantorengebouw met een maximale hoogte van 14 meter worden gebouwd. Het bebouwingsvlak mag voor 55% worden bebouwd.

Op een gedeelte van het perceel ligt een dubbelbestemming 'Waarde-archeologie 3'. Binnen deze bestemming is het zonder omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders niet toegestaan grondwerkzaamheden uit te voeren groter dan 100 m² en dieper dan 0,50 meter onder maaiveld.

Het ingediend initiatief past niet binnen het geldende bestemmingsplan. Het bestemmingsplan moet daarvoor worden herzien.

2.3 Ingediend Initiatief

Het voornemen voorziet in de bouw van een appartementencomplex met 70 wooneenheden in de sociale huursector. De maximale hoogte van het voorgenomen appartementencomplex bedraagt 12 meter Om te kunnen voldoen aan de parkeerbehoefte die het voorgenomen wooncomplex genereert, worden 84 parkeerplaatsen op eigen terrein aangelegd. Het appartementencomplex zal in het groen worden neergezet. Het initiatief past niet in het geldende bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002400-1401_0004.png"

Figuur 4: impressie plattegrond nieuwe invulling van het perceel.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. Met de Structuurvisie brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid:

  1. 1. een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  2. 2. ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
  3. 3. ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  4. 4. efficiënt gebruik van de ondergrond;
  5. 5. een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  6. 6. betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarwegen;
  7. 7. het instandhouden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen;
  8. 8. verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  9. 9. ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  10. 10. ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  11. 11. ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  12. 12. ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  13. 13. zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

Het laatstgenoemde nationaal belang houdt in dat bij stedelijke ontwikkelingen de ladder van duurzame verstedelijking (zoals opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 Bro) dient te worden gemotiveerd.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Eén van de dertien nationale belangen heeft betrekking op 'zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen'. Het rijk behartigt dit belang met de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. Deze 'ladder voor duurzame verstedelijking' is als proces vereiste vastgelegd in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro):

'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:

  1. 1. Er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  2. 2. Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  3. 3. Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.'

Omdat het betrekking heeft op een woning(bouw)locatie, wordt het onderhavige plan gezien als een stedelijke ontwikkeling (artikel 1.1.1 Bro) . Er is sprake van een stedelijke ontwikkeling dat de bouw van 70 nieuwe woningen mogelijk maakt.

Deze stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. De regionale woningbouw afspraken zijn vastgelegd in de Regionale Agenda's Wonen, onderdeel van het Regionaal Ruimtelijk Overleg (RRO). 's-Hertogenbosch maakt deel uit van het RRO Noordoost-Brabant. In de Regionale Agenda Wonen voor Noordoost-Brabant d.d. 17 december 2014 is de woningbouw opgave in de gemeente 's-Hertogenbosch begroot op 6.805 woningen in de periode 2014-2024. In de hele regio Noordoost-Brabant gaat het in deze periode om een opgave van 18.900 woningen. Voor de lange termijn - tot 2030 - bedraagt de opgave een kleine 30.000 woningen. Hiertegenover staat een potentiële (netto) woningbouw capaciteit in de gemeente 's-Hertogenbosch van in totaal circa 8.400 woningen. Hiervan zijn circa 4.000 woningen harde plancapaciteit. Het voorgenomen initiatief voorziet, gelet op de harde plancapaciteit in verhouding tot de woningbouw opgave tot 2024 en daarna, in een actuele lokale en regionale behoefte, als bedoeld in artikel 3.1.6 lid 2 Bro (a). De woningen worden gerealiseerd binnen het bestaand stedelijk gebied (b). Het bepaalde onder (c) is vervolgens dan ook niet relevant. Het project voldoet aan de vereisten van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.

3.1.3 Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Dit besluit stelt eisen aan een bestemmingsplan daar waar het gaat om gebieden van nationaal belang:

  • rijksvaarwegen;
  • project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • kustfundament;
  • grote rivieren;
  • waddenzee en waddengebied;
  • defensie;
  • hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
  • elektriciteitsvoorziening;
  • buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • ecologische hoofdstructuur;
  • primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  • IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
  • erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Het plangebied ligt niet in (de nabijheid van) één van de bovengenoemde gebieden.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening

Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening in werking getreden. Hierin geeft de provincie Noord-Brabant de hoofdlijnen aan van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening haar biedt. De visie ondersteunt daarnaast het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals het economisch, mobiliteits-, sociaal, cultureel, milieu- en natuurbeleid. Met deze structuurvisie geeft de provincie ook (mede) gestalte aan nationale ruimtelijke belangen en doelen.

Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Op basis van trends en ontwikkelingen heeft de provincie haar ruimtelijke belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. De ruimtelijke visie is uitgewerkt in dertien provinciale ruimtelijke belangen, zoals de concentratie van verstedelijking. De wijze waarop de provincie deze ruimtelijke belangen behartigt is uitgewerkt in vier manieren van sturen: regionaal samenwerken; ontwikkelen, zowel gebiedsgericht als thematisch zoals de Ecologische Hoofdstructuur en de herstructurering van bedrijventerreinen; beschermen van provinciale belangen zoals zorgvuldig ruimtegebruik en ruimtelijke kwaliteit, door middel van de Verordening ruimte; stimuleren, door middel van subsidies en door het beschikbaar stellen van kennis en informatie. In deel B staan de ambities, het beleid en de uitvoering voor de vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur.

Op 7 februari 2014 hebben de provinciale staten van Noord Brabant de partiële herziening 2014 van de Structuurvisie RO 2010 vastgesteld. De provincie geeft in de structuurvisie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De partiële herziening 2014 is op 19 maart 2014 in werking getreden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002400-1401_0005.png"

Figuur 5: Uitsnede "structurenkaart" Structuurvisie ruimtelijke ordening

Op de Structurenkaart is het plangebied aangeduid als 'stedelijk concentratiegebied'. Binnen de stedelijke concentratiegebieden en de daarbij behorende zoekgebieden voor verstedelijking liggen mogelijkheden voor verdere verstedelijking. De voorgenomen ontwikkelingen passen binnen de provinciale Structuurvisie Ruimtelijke Ordening.

De uitwerking van het beleid ten aanzien van onderhavige ontwikkeling is opgenomen in de Verordening ruimte 2014. Deze verordening vormt de basis voor het dagelijks handelen van de Gedeputeerde Staten en dus voor de inzet van de instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

3.2.2 Verordening Ruimte Noord-Brabant

De Verordening Ruimte Noord-Brabant is één van de uitvoeringsinstrumenten voor de provincie om haar doelen te realiseren. De Provinciale Staten van de provincie Noord-Brabant hebben op 14 maart 2014 een partiële herziening Verordening ruimte vastgesteld die op 19 maart 2014 in werking is getreden. Op 10 juli 2015 heeft de Provinciale Staten de Verordening 2014 opnieuw vastgesteld. Deze is op 15 juli in werking getreden.

In deze verordening zijn alle vastgestelde wijzigingen van het afgelopen jaar van regels en kaarten verwerkt, inclusief de wijzigingen vanwege het in procedure gebrachte ontwerp “Wijziging Verordening ruimte 2014, veegronde regels 2”. De wijzigingen zijn beleidsarm en zijn hoofdzakelijk technisch van aard.

De verordening is een uitwerking van de provinciale Structuurvisie ruimtelijke ordening en bestaat uit kaartmateriaal en regels waarmee gemeenten rekening moeten houden bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Belangrijke onderwerpen in de Verordening ruimte zijn:

  • Ruimtelijke kwaliteit;
  • Stedelijke ontwikkelingen;
  • Natuurgebieden en andere gebieden met waarden;
  • Agrarische ontwikkelingen;
  • Overige ontwikkelingen in het landelijk gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002400-1401_0006.png"

Figuur 6: uitsnede themakaart stedelijke ontwikkeling verordening Ruimte

Het plangebied ligt volgens de verordening binnen de structuur "bestaand stedelijk gebied, stedelijk concentratiegebied'. Het betreft hier stedelijk concentratiegebied waar het beleid van de provincie er al decennia lang op is gericht om hier stedelijke ontwikkeling te bundelen. Het doel daarvan is om voldoende draagvlak voor de steden als economische en culturele motor te creëren en om het dichtslibben van het landelijk gebied tegen te gaan.

Hoofdregel van het beleid is dat stedelijke ontwikkeling binnen het bestaand stedelijk gebied plaatsvindt. Binnen het bestaand stedelijke gebied is de gemeente in het algemeen vrij om te voorzien in stedelijke ontwikkeling, uiteraard binnen de grenzen van wetgeving en de regionale woningbouw afspraken. Wel is in artikel 3.1 een aantal bepalingen opgenomen over zorgvuldig ruimtegebruik en de verantwoording die de provincie daarover vraagt aan gemeenten.

In de Verordening ruimte 2014 zijn regels gesteld ten aanzien van wonen binnen het bestaand stedelijk gebied. De volgende regels zijn van toepassing:

  • Artikel 3.1 Zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit;
  • Artikel 4.2 Stedelijke ontwikkeling;
  • Artikel 4.3 Nieuwbouw van woningen;

Per artikel wordt in cursief aangegeven of het initiatief voldoet aan de voorwaarden zoals gesteld.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Ruimtelijke StructuurVisie 's-Hertogenbosch

In juni 2003 heeft de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch de Ruimtelijke StructuurVisie vastgesteld, met de ondertitel 'Stad tussen stromen'. De Ruimtelijke StructuurVisie geeft richting aan de ruimtelijke ambities van de stad. Op 28 januari 2014 heeft de gemeenteraad de actualisatie van de structuurvisie uit 2003 vastgesteld. In deze geactualiseerde structuurvisie integreert gemeente het provinciaal beleid. De geactualiseerde structuurvisie bevat een integrale visievorming voor lange termijn, 10 jaar met een doorkijk naar 15 à 20 jaar. De structuurvisie bestaat uit het Ruimtelijk Casco, een visie geformuleerd op het plangebied. Een ruimtelijke analyse van de stad en het gemeentelijk beleid vormen de input voor deze visie. De visie formuleert de ontwikkelingskoers, beschrijft een wensbeeld van de stad voor de lange termijn en biedt het casco voor concrete projecten en plannen. Het is een toetsingskader, en tegelijkertijd ook een inspiratiekader voor ruimtelijke ontwikkeling. Zo wordt bepaald waar strakke contouren ter bescherming van kwetsbare waarden liggen en kansen voor ontwikkeling. En worden locaties aangeduid waar deze ontwikkeling tegen randvoorwaarden mogelijk zijn en afweegbare gebieden voor uitbreidingen en intensiveringen aangewezen. Het ‘ruimtelijk motto’ van compacte, complete en contrastrijke stad als het uitgangspunt voor de ruimtelijke ontwikkeling voor de stad blijft gehanteerd, in de overtuiging dat dit de juiste basis biedt voor een duurzame ruimtelijk hoofdstructuur.

3.3.2 Nota Wonen

Het woonbeleid van de gemeente 's-Hertogenbosch is vastgelegd in de Nota Wonen 2012 die is vastgesteld door de gemeenteraad op 11 september 2012. De ambitie voor het woonbeleid van 's-Hertogenbosch is het creëren van een evenwichtige woningmarkt met een gedifferentieerd en aantrekkelijk aanbod van woningen en woonmilieus zodat mensen naar tevredenheid in onze stad kunnen wonen en leven. Er wordt gestreefd naar een stad waar voldoende, betaalbare en passende woningen zijn en voldoende keuzemogelijkheden in gevarieerde en sterke buurten waarin mensen zich thuis kunnen voelen.

Deze ambitie is in de nota Wonen 2012 uitgewerkt in vier speerpunten van beleid: voldoende woningen, betaalbaar wonen, passend wonen, in sterke en vitale buurten.

De beleidsinzet van de gemeente voor woningbouw is dan als volgt:

  • voorzien in de toekomstige woningbehoefte door te streven naar de realisatie van gemiddeld 700 (met een bandbreedte van 500 tot 800) nieuwe woningen per jaar in de periode tot 2030;
  • voorzien in de behoefte aan voldoende betaalbaar wonen voor specifieke doelgroepen door minimaal 25% van de nieuwbouw in het sociale segment (huur en koop) te realiseren. Dit percentage kan per woningbouwlocatie verschillen, van maatwerk kan sprake zijn;
  • het vergroten van de woningdifferentiatie en -variatie in buurten en wijken, waardoor enerzijds het soms eenzijdige woningaanbod in buurten wordt doorbroken en anderzijds de keuzemogelijkheden voor woonconsumenten worden vergroot.
  • het innemen van een positieve en proactieve houding t.o.v. (kansrijke) initiatieven, door (binnen wettelijke kaders) meer ruimte te bieden, meer flexibiliteit en maatwerk te leveren bij bouwplanontwikkeling;
  • woonconsumenten meer mogelijkheden geven om hun woonwensen te realiseren door middel van o.a. (collectief) particulier opdrachtgeverschap.

Het aspect Wonen wordt voor de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in paragraaf 4.2 behandeld.

3.3.3 Nota Parkeren

Voor ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening heeft de gemeente 's-Hertogenbosch een eigen parkeernormenbeleid vastgesteld. Dit beleid is vastgelegd in de "Nota Parkeernormering 2016" dat op 21 september 2016 is vastgesteld. De nota geeft aan hoeveel parkeerplaatsen per functie en per stadsdeel gerealiseerd dienen te worden bij nieuwbouw. Het plangebied ligt volgens de "Nota Parkeernormering 2016" in zone 3: overige bebouwde kom (plaats) 's-Hertogenbosch.

In paragraaf 4.3 wordt op het aspect parkeren ingegaan.

3.3.4 Nota kantoren- en bedrijventerreinenbeleid 2010-2020

Op 25 januari 2011 heeft de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch de Nota kantoren- en bedrijventerreinenbeleid 2010-2020 vastgesteld. Het aanbod en de leegstand van kantoor- en bedrijfsruimte is in de gemeente 's-Hertogenbosch relatief laag. In de Nota kantoren- en bedrijventerreinenbeleid wil de gemeente 's-Hertogenbosch niettemin het probleem van de leegstand van kantoor- en bedrijfspanden actief aanpakken, onder meer door terughoudendheid bij het ontwikkelen van nieuwe kantoorlocaties en bedrijventerreinen en bij het bouwen van nieuwe panden, meer aandacht voor de herontwikkeling van verouderd vastgoed, ruimhartig en creatief meedenken over mogelijkheden tot tijdelijke verhuur en gebruik van leegstaande panden en stimuleren van de onttrekking van incourant vastgoed door functiewijziging.

De behoefteprognoses voor nieuwe kantoren en bedrijventerreinen gaan uit van een lagere groei van de beroepsbevolking en minder ruimtebehoefte. Het 'schaarste'-beleid wordt daarom in de komende jaren voortgezet. De gemeente zet de komende jaren zwaar in op herstructurering en transformatie. Zij zoekt in goed overleg met de ondernemers naar oplossingen voor de wijziging van de bestemming van terreinen en/of ander tijdelijk gebruik van leegstaande bedrijfs- en kantoorpanden. Door het continu monitoren van de ontwikkelingen in de markt wordt voorkomen dat overaanbod en leegstand ontstaat.

De belangrijkste elementen in de Nota kantoren- en bedrijventerreinenbeleid 2010-2020 zijn de volgende:

  • Voor de korte en middellange termijn wordt rekening gehouden met een lagere ruimtebehoefte voor nieuwe kantoren en bedrijventerreinen. De gemiddelde uitgifte van bedrijventerrein lag de afgelopen vijf jaar op 2,5 hectare per jaar, de prognoses wijzen op een lagere behoefte. Ook de kantorenmarkt zal in de komende jaren minder een groeimarkt zijn en meer een verplaatsingsmarkt.
  • De Nota kantoren- en bedrijventerreinenbeleid 2010-2020 gaat uit van bepaald programma (gepland aanbod kantoorruimte in m², gepland aanbod bedrijventerrein in aantal bruto hectare) dat tweejaarlijks wordt herzien.
  • Naast de vraag naar grootschalige kantoorruimte bestaat een substantiële vraag naar kleinschalige kantoorruimte. Een groeiend aantal ondernemers, ZZP-ers en starters, zoekt kantoorruimte van 50 à 500 m². De gemeente wil voor de kleine kantoorgebruikers een gedifferentieerd aanbod bieden, zodat iedere ondernemer de ruimte kan kiezen die past bij de ontwikkelingsfase van zijn bedrijf. Deze kantoorgebruikers kunnen onder meer terecht in de plinten van woningbouwcomplexen en in kantoorverzamelgebouwen.
  • Er wordt actief ingezet op de uitvoering van het herstructureringsprogramma. Er zijn herstructureringsplannen voor circa 90 hectare bestaand bedrijventerrein. Dit komt overeen met ruim 16% van de voorraad. Bij ruim tweederde van de plannen gaat het om herprofilering, bij ruim een kwart om transformatie. Door herstructurering gaat bedrijventerrein verloren maar komt ook bestaand bedrijventerrein voor heruitgifte beschikbaar. Het saldo (de ruimtewinst) wordt voorlopig geschat op circa 20 hectare (40,5 tot 20,1 hectare). De belangrijkste ruimtewinst wordt geboekt op De Rietvelden en De Meerendonk.
  • Het beleid om de vestiging van zelfstandige kantoren op bedrijventerreinen te weren wordt voortgezet. Ook de vestiging van detailhandel, medische, sport- en vrijetijdsvoorzieningen op bedrijventerreinen wordt zoveel mogelijk tegengegaan. Slechts op een beperkt aantal bedrijventerreinen in de stad wordt een geleidelijke verkantorisering toegestaan, met dien verstande dat er geen kantoorontwikkeling voor de vrije markt is toegestaan.
  • Het sluitstuk van het kantoren- en bedrijventerreinenbeleid is de monitoring en handhaving. Jaarlijks wordt een schouw op de bedrijventerreinen uitgevoerd om oneigenlijk gebruik en strijdige situaties op te sporen en aan te pakken.
  • Voor milieuhinderlijke bedrijven wordt naar maatwerkoplossingen gezocht op De Rietvelden en in de toekomst mogelijk op De Brand II. Voor grote extensieve ruimtevragers is geen plaats op de bestaande en nieuwe bedrijvenlocaties in 's-Hertogenbosch. Gezamenlijk met de gemeenten Oss, Bernheze en Maasdonk zal het nieuwe regionale bedrijventerrein De Heesch-West in ontwikkeling worden genomen als modern gemengd terrein voor grootschalige ruimtevragers en milieuhinderlijke bedrijven.
  • Duurzaamheid is een belangrijk uitgangspunt bij de (her)ontwikkeling van de werkterreinen.
  • Gekozen wordt voor een regionale samenwerking van onderaf, gedragen door gemeenten en bedrijfsleven.

Op 20 september 2018 heeft de gemeenteraad besloten vanwege het aantrekken van de markt het kantoren te actualiseren. Daarin is besloten het geldende kantorenbeleid te continueren volgens drie sporen:

  • transformatie van kantoorpanden op incourante kantoorlocaties;
  • verduurzaming van de bestaande kantoorvoorraad die op goed in de marktgelegen locaties is gesitueerd;
  • een beheersbare en verantwoorde verruiming van het kantooraanbod om adequaat te kunnen anticiperen op de geschetste ontwikkelingen in de kantorenmarkt.

Gelet op de ligging van het perceel leent de locatie zich slecht voor de ontwikkeling van een kantoorgebouw. Herprofilering van deze incourante kantoorlocatie ligt dan ook voor de hand. Door het voorliggend initiatief wordt oppervlakte voor de vestiging van kantoren binnen de gemeente kleiner. Het initiatief voldoet daarmee aan het gemeentelijk beleid voor kantoren en bedrijven.

3.3.5 Welstandsnota

Op 17 mei 2011 heeft de gemeenteraad de 'Actualisering Welstandsnota 2011' vastgesteld. In de Welstandsnota zijn per bebouwingstype architectonische en bouwtechnische welstandscriteria opgenomen.

Het plangebied behoort tot het welstandsgebied 'Noord' en valt onder het regime 'kantoorbebouwing'. Door de functiewijziging is de welstandsnota op dit punt moeten gewijzigd naar 'gestapelde woonbebouwing'. Deze wijziging heeft onderdeel uitgemaakt van de inspraakprocedure. Hierop zijn geen inspraakreacties ontvangen. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan heeft de gemeenteraad met de aanpassing van de welstandsnota op het plangebied ingestemd.

Daarnaast gelden de algemene welstandscriteria als beoordelingskader. Op het plangebied is een algemeen welstandsniveau van toepassing. Het beleid hierbij is gericht op handhaving van de basiskwaliteiten van de wijk.

In paragraaf 4.1.4 wordt ingegaan op de welstand van de voorgenomen bebouwing.

3.3.6 Waterplan

Onlangs is het Waterplan "Waterstad 2016 - Beleidsplan voor een klimaatbestendig, robuust en mooi watersysteem" (31 januari 2017) vastgesteld door de gemeenteraad. Het doel van het waterplan is een klimaatbestendig, robuust en mooi watersysteem te bewerkstelligen in de gemeente 's-Hertogenbosch. Het Waterplan betreft een koepelplan voor alle waterzaken. Het gaat daarbij om de gewenste inrichting en het beheer van oppervlaktewater en grondwater, als ook om de afvoer van hemelwater en afvalwater. Het Waterplan omvat het gemeenschappelijk beleid van gemeente en de waterschappen. De acties die door gemeente en waterschappen worden uitgevoerd, zijn opgenomen in het uitvoeringsprogramma dat loopt van 2016 tot 2020. Er wordt ingezet op het treffen van specifieke maatregelen om het watersysteem robuuster en aantrekkelijker te maken, en op het nog meer versterken van de integratie met andere beleidsvelden.

In paragraaf 4.6 wordt ingegaan op het aspect water.

3.3.7 Duurzaamheidsbeleid

Op respectievelijk 31 januari 2017 en 3 april 2017 heeft de gemeenteraad het energietransitie-programma 's-Hertogenbosch 2016-2020 en de Woonagenda 2017-2018 vastgesteld. Hier zijn ambities gesteld ten aanzien van duurzaamheid.

De gemeente heeft de ambitie om in 2050 klimaatneutraal te zijn. Daarom verzoekt de gemeente bij elke ruimtelijke ontwikkeling een energievisie als bijlage bij de ruimtelijke motivering. In de toelicht wordt hierop. Duurzaamheidsmaatregelingen zijn bijvoorbeeld gebruik van duurzame bronnen van energie, optimale isolatie en een lagere EPC dan de wettelijke, etc.

De energievisie verschaft inzicht in de maatregelen die exploitant voornemens is te realiseren en in het effect die deze maatregelen sorteren. De visie wordt getoetst door de gemeente. Uitvoering van de door de gemeente goedgekeurde energievisie zal in de anterieure overeenkomst als randvoorwaarde worden uitgewerkt.

Als uit de energievisie blijkt dat exploitant geen of onvoldoende maatregelen neemt zal dit in de energievisie gemotiveerd moeten worden. Mocht het initiatief leiden tot een verslechtering van de situatie ten opzichte van de bestaande, dan behoudt de gemeente zich het recht voor om af te zien van verdere medewerking aan het initiatief.

In paragraaf 4.7 wordt ingegaan op de duurzaamheidsaspecten bij deze ruimtelijke ontwikkeling.

3.3.8 Bomenbeleidsplan

Op 20 september 2017 heeft de gemeenteraad het Bomenbeleidsplan 2017 vastgesteld. Bomen zijn belangrijk voor 's-Hertogenbosch. Een evenwichtige omgang met groen en bomen door de gemeente past bij dit belang. In het bomenbeleidsplan staat op welke manier de gemeente omgaat met bomen en waarom. In het bomenbeleidsplan worden de bomen in de gemeente ingedeeld in categorieën. Zo ontstaat een beeld over welke bomen het behouden waard zijn en op welke manier. Het bomenbeleidsplan gaat uit van vier categorieën:

  • I. monumentale bomen,
  • II. waardevolle houtopstanden,
  • III. structuren,
  • IV. sfeervlakken en sfeerbomen.

Het bomenbeleid van de gemeente 's-Hertogenbosch is juridisch uitgewerkt in de Bomenverordening 2017. Als een vergunning voor het vellen van houtopstanden (in de volksmond bekend als kapvergunning) binnenkomt, wordt de reguliere vergunningsprocedure doorlopen. Bij het toetsen worden afwegingen onderbouwd door consequent dezelfde onderwerpen te beoordelen. Daarbij wordt een waardering voor boombehoud en de verwijderingsgronden tegenover elkaar gezet. Het is belangrijk de bomenverordening te handhaven. Naast handhavers zijn ook burgers de 'oren en ogen' van de gemeente. Als een melding van illegale velling binnenkomt, vindt een controle plaats en indien nodig wordt een handhavingstraject gestart.

In paragraaf 4.8 wordt ingegaan op het aspect bomen.

3.3.9 Archeologie

De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor het archeologiebeleid van de gemeente. Dit beleid is op 15 juni 2010 vastgesteld. Ten behoeve van het beleid zijn voor archeologische waarden en archeologische verwachtingsgebieden binnen de gemeentegrenzen specifieke eisen of voorwaarden opgesteld en verwerkt tot een archeologische beleidskaart. De zones met een hoge en middelhoge archeologische verwachting zijn op de beleidskaart vertaald in zones waar verspreide nederzettingen en grafvelden uit de prehistorie, Romeinse tijd en Middeleeuwen aanwezig zijn (al dan niet afgedekt door een recent ophogingspakket). Voor de zones met een lage verwachting zijn op de beleidskaart geen nadere eisen opgenomen.

Op het aspect archeologie wordt ingegaan in paragraaf 4.10.

3.3.10 Nota Grondbeleid

In de Nota Grondbeleid 2005 (februari 2005) stelt de Raad primair de kaders vast voor het door het college te voeren grondbeleid. Grondbeleid wordt door de gemeente 's-Hertogenbosch gezien als het beleid dat, ten behoeve van de gemeentelijke doelstellingen op het gebied van ruimtelijke ordening, streeft naar het creëren van ruimte voor wonen, werken, winkelen en recreëren in zowel uitleggebieden als bestaand stedelijk gebied, door het oppakken of ondersteunen van concrete ontwikkelinitiatieven.

In de Nota Grondbeleid zijn vastgelegd: de kaders voor actief en passief grondbeleid, het prijsbeleid, de financiële grondslagen, het risicomanagement en de mate waarin voorzieningen worden opgenomen in de grondexploitatie.

In Hoofdstuk 6 'Economische uitvoerbaarheid' wordt aandacht besteed aan de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 4 Ruimtelijke Verantwoording

4.1 Stedenbouw

4.1.1 Planopzet

De locatie waar eens de GGD stond, is in bezit van woningbouwcorporatie Zayaz. Op dit terrein is enkele jaren Minitopia gevestigd als tijdelijke invulling. Nu voor dit initiatief een nieuwe locatie is gevonden. Is deze beschikbaar gekomen voor een invulling met sociale woningbouw.

Op het kavel zal een appartementengebouw met 70 woningen worden gerealiseerd 4 lagen in een U-vorm rondom de binnentuin. De gehele parkeerbehoefte voor bewoners en bezoekers wordt opgelost op eigen terrein.

De bebouwing markeert de hoek van de Sint Teunislaan en de Eekbrouwersweg. De maat en schaal van het gebouw zoeken aansluiting bij de bebouwing aan deze straten.

4.1.2 Opzet en positionering

De GGD-locatie ligt ten zuiden van het Centrum gebied de Rompert. De locatie is onderdeel van het multifunctioneel gebied, tussen Rompertsebaan, Eekbrouwersweg, Sint Teunislaan en Zevenhondseweg. In dit kwadrant zijn vooral onderwijs- en kantoorfuncties bestemd, maar vindt ook transformatie naar woningbouw plaats. Langs de Eekbrouwersweg en Zevenhondseweg bestaat de bebouwing vooral uit compacte meerlaagse kantoorbebouwing in een eenduidige rooijlijn. Langs de Rompertsebaan en de Teunislaan onderscheidt het gebied zich meer door de grotere gebouwen met een groot footprint op grote groene percelen.

De voorgenomen nieuwbouw sluit aan op beide structuren. Aan de Eekbrouwersweg wordt de bebouwing strak in de rooilijn van de bestaande bebouwing gepositioneerd. Aan de Sint Teunislaan is een fictieve rooilijn aangehouden, die meer dan 20 meter vrij houdt tussen de bebouwing en het openbaar gebied, zodat met een groene, open inrichting aansluiting kan gevonden worden bij de lommerrijke inrichting van het wegprofiel en de naastgelegen percelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002400-1401_0007.png"

Figuur 7: positionering bebouwing, rood is het plangebied, geel gestippeld zijn de bestaande rooilijnen en blauw is de nieuwe aangehouden rooilijn langs de Sint Teunislaan

4.1.3 Ontsluiting en oriëntatie

De ontsluiting van het gebouw en het perceel vindt plaats vanaf de Eekbrouwers weg. Hier bevinden zich de hoofdentrees van de bebouwing en bevinden zich de balkons van de appartementen. Dit is de representatieve kant van het gebouw. Bij beide andere gebouwvleugels zijn de balkons van de appartementen op het zuiden (de zonzijde) gericht. Dit betekend dat de appartementen in de kleine zuidelijke vleugel met de balkons en ramen gericht zijn op de terreinontsluiting en de groene rand aan de zuidzijde van het terrein. En dat in de gebouwvleugel aan de Sint Teunislaan de balkons en buitenruimte op de begane grond richting parkeerterrein en binnentuin zijn gericht, wat bijdraagt aan de leefkwaliteit van de appartementen en de interactie op het binnenterrein. Daardoor bevinden zich aan de andere zijde, aan de belangrijke naar de Sint Teunislaan gerichte kant van het gebouw, de galerijen van het complex. Deze zijn vormgegeven als abstracte gevel, die aansluiting zoekt bij de grootschaliger bebouwing verderop.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002400-1401_0008.png"

Figuur 8: impressie opzet bebouwing in vogelvlucht vanaf de hoek Eekbrouwerseweg - Sint Teunislaan

4.1.4 Welstand

Het bouwprogramma bestaat uit 4 lagen en is van een behoorlijke omvang. Om de menselijke maat en schaal niet uit het oog te verliezen, zijn de gevels geleed. Zij kennen een traditionele onderverdeling in een Kroon, een middenstuk en een basement of plint. Bovendien zijn de galerijgevels onderverdeeld in kleinere ritmische eenheden, die het gebouw enerzijds terugbrengt tot overzichtelijke proporties en anderzijds zorgen voor een bijzondere abstracte gevelopzet aan de zijde van de grootschalige auto infrastructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002400-1401_0009.png"Figuur 9: impressie gevelprincipe voor- en galerijzijde

Op de hoek Eekbrouwersweg, Sint Teunislaan is een bijzonder architectonisch accent opgenomen. Dit accent kenmerkt zich niet door een zekere hoogte, maar springt hier op één plek uit de rooilijn, hierdoor wordt de plek gemarkeerd en is een bijzondere overgang gemaakt tussen de eerder beschreven voorkant aan de Eekbrouwersweg en de overhoeks gelegen galerijgevel aan de Sint Teunislaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002400-1401_0010.png"

Figuur 10: impressie architectonische verbijzondering op de hoek Eekbrouwersweg - Sint Teunislaan.

Op 5 juli 2018 heeft de Welstandscommissie in haar vergadering in beginsel positief op het aan dit bestemmingsplan ten grondslag liggende bouwplan geadviseerd.

De wijziging van het weldstandsregime van 'kantoorbebouwing' naar 'gestapelde woonbebouwing' heeft onderdeel uitgemaakt van de inspraak procedure.

4.1.5 Inrichting terrein

Het perceel zelf wordt omgeven door groene randen en grenst aan de west- en zuidzijde aan aangrenzende percelen met een kantoorinvulling en parkeren. Aan de noordzijde van het perceel ligt de drukke Teunislaan voorzien van een bushalte en een grote oversteek naar het winkelcentrum; aan de oostzijde ligt de Eekbrouwersweg met een eenrichtingsprofiel met gestoken parkeren en aan de overzijde lage woonbebouwing in het groen (van de Tweede Slagen).

De inrichting sluit aan op het groene karakter van de naast gelegen percelen en de randen. In de open groene zone aan de Teunislaan wordt een groene zone aangelegd, waar neerslag bij piekmomenten opgevangen wordt. Waar mogelijk zijn bestaande bomen gehandhaafd en de oude Beukenhaag wordt in tact gelaten en waar nodig op sommige plaatsen hersteld. Het voorterrein aan de Eekbrouwersweg wordt representatief ingericht, met heldere voorruimtes bij de entrees en een ingang voor het fietsparkeren aan de zijdzijde. Hier zijn ook enkele terrassen bij de appartementen op de benedenverdieping gedacht. De rest van het groengebied wordt ingericht met gras en bomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002400-1401_0011.png"

Figuur 11: inrichting terrein, groene voorruimten, binnenterrein ingericht als tuin met 84 parkeerplaatsen

Langs de zuidzijde van het perceel is de kavelontsluiting gemaakt voor het autoverkeer. Deze route leidt naar een parkeerterrein in de zuidoosthoek van het kavel. Het parkeren voor het complex blijft zo vanuit de omgeving goeddeels uit het zicht. De rest van het kavel wordt ingericht als gemeenschappelijke binnentuin.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002400-1401_0012.png"

Figuur 12: impressie inrichting binnen terrein vanaf het buurperceel

4.2 Wonen

Het gemeentelijk beleid gaat in op het realiseren van nieuwe/extra woningen voor de huisvesting van de bevolking. Het voornemen voorziet in de ontwikkeling van 70 sociale huurwoningen voor wooncorporatie Zayaz. De ontwikkeling geeft invulling aan de behoefte naar sociale huurappartementen voor 1 a 2 persoons huishoudens. Daarmee draagt het initiatief bij aan het voldoen de woningbehoefte binnen de gemeente 's-Hertogenbosch en voldoet het aan de Nota Wonen.

4.3 Parkeren En Verkeer

Het voorgenomen appartementencomplex telt 70 wooneenheden met een oppervlake van 40-80m². De wooneenheden zullen worden gebouwd voor de sociale huursector. Volgens de nota parkeernormering 2016 kan dan gerekend worden met de norm 1,2 parkeerplaatsen per wooneenheid. Dit komt neer op een maximale parkeerbehoefte van 84 parkeerplaatsen. Dit aantal komt overeen met het aantal parkeerplaatsen dat volgens de ingediende plannen op eigen terrein wordt aangelegd. Daarmee voldoet het voornemen aan de gemeentelijke nota parkeernormering 2016.

4.4 Milieu

4.4.1 Inleiding

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien de beleidsvelden naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling, dient onderzocht te worden welke milieuaspecten daarbij een rol kunnen spelen. Het is daarnaast van belang om nieuwe milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten in voorkomen worden.

4.4.2 Bedrijven en milieuzonering

In de nabijheid van het plangebied zijn diverse bedrijfsmatige activiteiten bestemd (Bijlage 1: Onderzoek Milieuzonering, De Roever omgevingsadvies, 20171053/C01/RK, d.d. 19 december 2017). Het gaat hier om diverse lichte bedrijvigheid, als ook enige detailhandel en maatschappelijke functies. Het plangebied ligt buiten de richtafstanden van alle milieubelastende functies in de omgeving. De milieubelastende functies vormen daarom geen knelpunt voor het planvoornemen. De aard van de bestaande en toelaatbare bedrijvigheid wordt daarom ook passend geacht in deze gemengde omgeving. Daarbij gelden voor bedrijfsactiviteiten diverse regels en normen (volgens het “Besluit Algemene Regels voor inrichtingen milieubeheer”) om hinder en milieugevaar te voorkomen.

4.4.3 Geluid

De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag in de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer. Daarnaast vindt de beoordeling zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) op grond van een 'goed woon- en leefklimaat'. Het aspect geluid kent voor een aantal bestemmingen (zoals wonen) in combinatie met een aantal typen geluidsbronnen een wettelijk kader die van belang zijn bij het nieuwe ontwikkelingen in ruimtelijke plannen.

Geluid afkomstig van wegverkeer

Conform de Wet geluidhinder heeft iedere weg een zone. Het plan is gelegen binnen de geluidzone van de Sint Teunislaan. Om de bebouwingsmogelijkheden te bepalen is een onderzoek (Bijlage 2: K+ adviesgroep, 25 april 2015, QR/QR/M15 402.401) ingesteld naar de ligging van de akoestisch relevante geluidcontouren als de 48 dB voorkeursgrenswaarde en 63 dB maximale ontheffingswaarde geluidcontour.

Daarnaast is het aansluitende wegvak van de Eekbrouwersweg meegenomen. Deze weg ligt in een 30 km/h geluidzone, hetgeen betekent dat in het kader van de Wet geluidhinder er geen eisen worden gesteld aan de optredende gevelbelastingen. In het kader van een goede ruimtelijke afweging is deze weg toch meegenomen in het onderhavige onderzoek. Als beoordelingscriterium worden daarbij de waarden uit de Wet geluidhinder gehanteerd.

Uit het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai blijkt dat vanwege wegverkeerslawaai van de Sint Teunislaan de 48 dB geluidcontour over een groot deel van het plan gebied is gelegen. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt nergens overschreden. Bij het opstellen van het stedenbouwkundig ontwerp dient rekening te worden gehouden met het geluid- en hogere waarde beleid van de gemeente 's-Hertogenbosch. Een en ander betekent dat onder andere er rekening moet worden gehouden dat alle woningen beschikken over een geluidluwe gevel en afhankelijk van de optredende gevelbelasting er aanvullende eisen worden gesteld aan de woningindeling.

4.4.4 Luchtkwaliteit

Bij lucht gaat het enerzijds om de productie van luchtverontreiniging als gevolg van nieuwe plannen – waarop de luchtkwaliteitseisen van de Wet Milieubeheer van toepassing zijn – als om de zorg van kwetsbare functies in luchtbelaste zones uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening.

Kleine projecten en ruimtelijke plannen, waarvan duidelijk is dat deze door vrijwel geen of een beperkte toename aan verkeer niet betekenisvol bijdragen aan de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Dit is geregeld in het “Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM)”. De grens NIBM voor de stoffen PM10 (fijnstof) en NO2 ligt op 1,2 ìg/m3.

Plannen hebben pas een negatief effect op de luchtkwaliteit, zodra de verkeersgeneratie in ruime mate toeneemt. Ter vergelijking; een effect op de luchtkwaliteit hoeft pas aangetoond te worden als de bouw van 1.500 woningen en de daarmee gepaard gaande verkeersgeneratie plaatsvindt. Onderhavig plan heeft uiteraard een veel lagere verkeersaantrekkende functie dan 1.500 nieuwe woningen. Hierdoor valt het plan ruim onder de 3% grens voor PM10 of NO2. Het plan draagt dan ook 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging.

Gesteld kan worden dat de luchtkwaliteit zal voldoen aan de grenswaarden en dat de luchtkwaliteit verder geen belemmeringen vormt voor de te volgen procedure. Het plan voldoet aan de uitvoeringsregels uit het Besluit NIBM en de Regeling NIBM. Aanvullende berekeningen zijn in het kader van het aspect luchtkwaliteit niet aan de orde. Het aspect luchtkwaliteit levert derhalve geen beperking en/of belemmeringen op aan de planontwikkeling.

Los van de formele toets, is wel de plaatselijke luchtkwaliteit beschouwd. Uit de landelijke luchtkwaliteitskaart (NSL Monitoringstool) blijken de huidige jaargemiddelde concentraties voor NO2 en PM10 (fijn stof) ter plaatse van deze locatie aan de Sint Teunislaan beide op 21 microgram/m3 te liggen. Hiermee wordt ruim voldaan aan de geldende grenswaarde (van jaargemiddeld 40 microgram/m3) van deze stoffen. De optredende concentraties voldoen hier ruim aan de daarvoor geldende grenswaarden. Ten aanzien van luchtkwaliteit zijn er voor dit plan belemmeringen.

4.4.5 Bodemkwaliteit

Op de locatie is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Bijlage 3: Verhoeven Milieutechniek, B17.6954, d.d. 6 februari 2018). Zintuiglijk en analytisch zijn geen ernstige verontreinigingen aangetroffen die duiden op de aanwezigheid van een potentieel ernstig verontreinigde locatie. Ter plaatse van de gedempte sloot zijn tevens zintuiglijk en analytisch geen ernstige verontreinigingen aangetroffen. De aangetoonde verontreinigingen betreffen overschrijdingen van de achtergrond- en/of streefwaarden. Aangezien de (gestandaardiseerde) meetwaarden niet worden overschreden, zijn geen vervolgstappen in het kader van de Wet bodembescherming noodzakelijk.

Uit de resultaten van het verkennend bodemonderzoek blijkt dat tevens in de bodem geen bodemvreemd materiaal (o.a. bakstenen, puin) en geen asbestverdachte materialen aanwezig zijn. Op basis hiervan is een verkennend onderzoek naar asbest niet noodzakelijk. Vanuit milieuhygiënische oogpunt bestaan geen bezwaren tegen de voorgenomen bestemmingsplanwijziging en nieuwbouw op de locatie op de hoek van de lint Theunislaan en de Eekbrouwersweg te 's-Hertogenbosch. Vrijkomende grond kan binnen de grenzen van de onderzoekslocatie worden hergebruikt. Hierbij

dienen de regels van Besluit bodemkwaliteit te worden gevolgd. Indien grond van de locatie wordt afgevoerd en elders tijdelijk wordt opgeslagen en/of wordt toegepast, kan in overleg met het bevoegd gezag worden bepaald of voorliggend onderzoek afdoende is voor de acceptatie van de grond. Indien het rapport niet afdoende is, dient alsnog een keuring conform het Besluit bodemkwaliteit worden uitgevoerd, alvorens een verwerkingslocatie kan worden geselecteerd.

4.4.6 Externe Veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op het beheersen van risico's die samenhangen met activiteiten en handelingen met gevaarlijke stoffen. Het kan hierbij gaan om inrichtingen (bedrijven) waarin gevaarlijke stoffen worden gebruikt of opgeslagen, maar ook door het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, water, spoor of ondergrondse buisleidingen. Hiervoor is een quickscan uitgevoerd (Bijlage 4: De Roever omgevingsadvies, 20171054/C01/RK, d.d. 19 december 2017).

Toetsingskader

De normering van risico's is tweeledig, namelijk een grenswaarde (strikte wettelijke norm) voor het Plaatsgebonden risico (PR) en de oriëntatiewaarde van het Groepsrisico (GR). Zowel het PR als GR zijn een maat voor de veiligheidsrisico's op de leefomgeving, waarbij het PR is te vertalen naar een veiligheidsafstand waarbij wordt voldaan aan de wettelijke grenswaarde van 1 kans op de 1 miljoen jaar dan men komt te overlijden als gevolg van een calamiteit of ramp met gevaarlijke stoffen. Het GR is daarentegen de kans dat grotere groepen slachtoffers vallen en is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Voor het GR geldt een oriënterende waarde van 1. Een toename of overschrijding van de zogenaamde oriëntatiewaarde van het GR dient verantwoord te worden.

Bedrijven

Nabij het plangebied zijn geen bedrijven (meer) aanwezig die risicovol of relevant zijn met betrekking tot handelingen met gevaarlijke stoffen. Het bestemmingsplan laat de opslag en verkoop van LPG niet toe binnen het tankstation aan de Sint Teunislaan 84. Het onderhavige tankstation valt daarmee niet meer onder het Bevi (Besluit risicovolle inrichtingen milieubeheer) en is voor wat betreft de externe veiligheid ook niet meer relevant te noemen. De aanwezige ondergrondse tanks voor benzine/diesel binnen dit tankstation bezitten geen PR-contour. Verder zijn geen andere inrichtingen aanwezig waar wordt gewerkt met gevaarlijke stoffen die effect zouden kunnen hebben op het plangebied.

Transport

Wegen

Op een afstand van 960 meter van het plangebied ligt de Rijksweg A59. De maatgevende stofcategorie die vervoerd wordt over dit wegvak is LT2 met een invloed gebied van 880 meter. De Rijksweg A2 ligt op ongeveer 1,5 km van het plangebied. De maatgevende stofcategorie die vervoerd wordt over dit wegvak is ook LT2 met een invloed gebied van 880 meter. Er is geen sprake van een knelpunt wat betreft het plaatsgebonden risico of het groepsrisico door het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen.

Spoorwegen

In de omgeving van het plangebied liggen geen spoorwegen die relevant zijn ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Waterwegen

In de omgeving van het plangebied liggen geen waterwegen die relevant zijn ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Buisleidingen

In de omgeving van het plangebied ligt een hogedruk aardgasbuisleiding. Met behulp van de database van de Risicokaart (www.risicokaart.nl) zijn de gegevens van de buisleiding opgezocht.

Leiding Diameter (inch) Druk (bar) Afstand PR (meter) Afstand GR* (meter) Gemeten afstand plan (meter)
Hogedruk aardgasleiding
Z-523-01

13,00

40,00

< 150

150

260

*invloed gebied voor de berekening van het groepsrisico

Er is geen sprake van een knelpunt wat betreft het plaatsgebonden risico of het groepsrisico door buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen.

De externe veiligheid vormt geen belemmering voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling.

4.5 Milieueffectrapportage

Nagegaan is of voor dit bestemmingsplan een Milieueffectenrapport of een M.e.r. beoordeling opgesteld moet worden. Voor ruimtelijke plannen dient een M.e.r.(beoordeling) te worden opgesteld indien:

  1. a. er sprake is van een M.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteit op grond van de bijlagen bij het Besluit m.e.r.;
  2. b. voor het plan een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet (Nbw) is vereist.

ad a.

In de bijlage bij het Besluit mer is opgenomen welke activiteiten mer-plichtig zijn (de C-lijst) en welke activiteiten mer-beoordelingsplichtig zijn (de D-lijst). De activiteiten die dit bestemmingsplan mogelijk maakt zijn op grond van de bijlagen bij het Besluit niet m.e.r. (beoordelings) plichtig. Dit project kan aangeduid worden als een stedelijk ontwikkelingsproject (bijlage D 11.2).

Een stedelijk ontwikkelingsproject is M.e.r. beoordelingsplichtig, als het een ontwikkeling betreft met een oppervlakte van meer dan 100 hectare, of van meer dan 2000 woningen of dat meer dan 200.000 bruto vloeroppervlakte bevat. Aan al deze criteria voldoet het plangebied niet, dus op grond hiervan is geen M.e.r. verplicht.

ad b.

Het plangebied ligt in stedelijk gebied. De gewenste ontwikkelingen in het plangebied zullen geen significant negatief effect hebben op het Natura 2000-gebieden in de omgeving (Rijntakken, Vlijmens Ven, Moerputten &Bossche Broek, Loonse en Drunense Duinen& Leemkuilen). De tussenliggende afstand is hiervoor te groot en de externe factoren door de ontwikkelingen zijn dusdanig van aard zijn dat geen negatieve effecten op dit Natura2000-gebied zijn te verwachten. Een rechtstreekse m.e.r.-(beoordelings-)plicht is derhalve niet aan de orde.

Er heeft een vormvrije m.e.r. beoordeling plaatsgevonden.

Gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, zijn geen belangrijke nadelige milieugevolgen aan de orde, die een milieueffectrapportage rechtvaardigen. Dit blijkt ook uit de milieuparagraaf (paragraaf 4.4) van dit bestemmingsplan.

De conclusie van de vormvrije m.e.r.-beoordeling is dat het plan geen belangrijke negatieve gevolgen zal hebben voor de kenmerken van het gebied zelf en voor het woon- en leefmilieu in de omgeving. Vanwege de ligging van het plangebied en opzichte van gevoelige gebieden, worden er ook geen negatieve effecten verwacht in de nabijgelegen Natura 2000 gebieden. Geconcludeerd wordt dat geen belangrijke nadelige milieugevolgen worden verwacht en dat het opstellen van een M.e.r. niet noodzakelijk wordt geacht.

Het bevoegd gezag heeft dan ook besloten dat voor de voorgenomen activiteit geen milieueffectrapportage hoeft te worden opgesteld.

4.6 Waterparagraaf

Ruimte maken voor water: dat is de kern van het nationaal waterbeleid voor de 21e eeuw. Met de ondertekening van de Startovereenkomst Waterbeheer op 14 februari 2001 door Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen, werd 'de watertoets' van toepassing verklaard op alle ruimtelijke plannen. Vanaf 1 november 2003 is deze juridisch verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening.

Bij concrete ontwikkelingen vindt altijd een watertoets plaats. Een watertoets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Het doel van de watertoets is het evenwichtig meewegen van de waterbelangen in het planvormingsproces. Hierbij wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. Zowel waterkwantiteits- als waterkwaliteitsaspecten zijn daarbij belangrijk. Kansen worden benut en functies zoveel mogelijk gecombineerd. De primaire waterbelangen gaan met name het waterschap Aan en Maas aan. Hiervoor hanteert het waterschap de “Keur”. De keur is een verordening met de regels die het waterschap hanteert bij ruimtelijke plannen voor de bescherming van waterzaken zoals waterkeringen, watergangen (sloten, beken en rivieren) en bijbehorende kunstwerken (gemalen, stuwen).

Verder dient bij ontwikkelingen het vigerend gemeentelijk hemelwaterbeleid en –verordening te worden gehanteerd. Het doel hiervan is om daarmee bij te dragen aan een klimaatbestendige gemeente via doelmatige inzameling en verwerking van het hemelwater. De ambitie daarbij is om schoon hemelwater niet via het riool af te voeren, maar ter plaatse te benutten of te bergen.

Naast de primaire waterbelangen, is het gescheiden houden van vuil (afval)water en schoon hemelwater een wettelijke verplichting ten gunste van een integraal en goed waterbeheer. Bij eventuele ontwikkelingen zullen de stromen hemelwater en vuilwater gescheiden worden aangeboden tot aan de perceelgrens. Hierbij wordt geanticipeerd van een gescheiden rioolstelsel in de toekomst. Voor het gescheiden hemelwater is volgens het vigerend hemelwaterbeleid het algemeen uitgangspunt dat een deel van het hemelwater wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct wordt afgevoerd naar de riolering of het oppervlaktewater. Na berging is infiltratie in de bodem vaak gewenst. Met het vasthouden en infiltreren van hemelwater wordt in het algemeen bereikt dat de waterzuiveringsinstallaties beter functioneren, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater wordt voorkomen.

Maatregelen in het plan

Als ontwerpen van bergings- en infiltratiemedia zijn ondergrondse en oppervlakkige varianten mogelijk (Bijlage5: Infiltratie advies appartementen complex 70 woningen Sint Teunislaan, Koops & Romeijn Grondmechanica, 180021, d.d. 9 februari 2018). Op basis van de beperkte ontwateringsdiepte gedurende de wintersituatie van ca. 1,0 m –maaiveld en vanwege het beschikbare onverharde areaal op de planlocatie, is in afstemming met de ontwikkelaar uitgegaan van de berging en infiltratie van hemelwater door middel van een wadi.

De benodigde dimensionering van de bergings- en infiltratievoorzieningen is afgeleid van de gemeentelijke bergingseis van 60 mm en een ledigingstijd van 24 uur. Het af te koppelen dakoppervlak van het appartementencomplex en de verhardingen is aangehouden op 4.490 m2.

Bij een maatgevende bui van 60 mm zal voor het dakoppervlak een bergings- en infiltratiecapaciteit moeten worden gerealiseerd van 0,06 x 4.490 = 270 m3. Hieronder is de voorgestelde situering van de wadi weergegeven. Hierbij is gekozen voor een wadi aan de noordzijde van het appartementen complex vanwege de vrije ligging ten opzicht van de kruipruimte en het systeem niet versnipperd wordt over diverse locaties waardoor kwetsbaarder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002400-1401_0013.png"

Figuur 13 inventarisatie verharding en aanleg waterinfiltratievoorzieningen

Op basis van de boorgegevens kunnen tussen 0,5 en 1,4 m – maaiveld storende kleilagen voorkomen. Ter voorkoming van verzadiging van de bovenliggende topzandlaag en eventuele vernatting van kruipruimtes onder het appartementencomplex dienen storende kleilagen te worden uitgewisseld met omliggende zandlagen. De bodem van de wadi dient bij voorkeur te worden samengesteld uit een grove aggregatie van klei en zand in een verhouding van 40:60%. Aanvullend wordt de toepassing van een zogenaamde slokop-systeem geadviseerd om infiltratie tijdens en na neerslagsituaties te versnellen. Hierdoor wordt mede de onderhoudbaarheid van de wadi verbeterd.

Bij de voorgestelde situering bezit de wadi afmetingen van ca. 65 x 12 m. Bij een diepte van de wadi van 0,4 m wordt een berging van 275 m3 verkregen. Uitgaande van een k-waarde van de zandlagen onder de wadi op 3 m/dag en afmetingen beschreven zoals hierboven wordt de infiltratiecapaciteit afgeleid op 1.100 m3/etm. Hiermee voldoet de wadi aan de eisen van de gemeente Den Bosch en het waterschap Aa en Maas voor het bergen van hemelwater op eigen terrein van 60 mm en een ledigingstijd van 24 uur.

De berging en infiltratie van afgekoppeld hemelwater kan op de planlocatie worden gerealiseerd door de aanwezigheid van goed waterdoorlatende zandlagen dieper dan circa 0,8 à 1,2 m –maaiveld in combinatie met een voldoende lage freatische grondwaterstand. Ter voorkoming van wateroverlast zal ter plaatse van bergings- en infiltratiemedia wel een grondverbetering moeten worden uitgevoerd.

Door het ontbreken van een (tuin)ontwerp van de onverharde arealen op de planlocatie dient het huidige ontwerp van de wadi hierop nog te worden getoetst. Indien de wadi niet in de voorgestelde vorm kan worden geïntegreerd in het ontwerp, dan kan ook worden gekozen voor het (gedeeltelijk) ondergronds bergen en infiltreren in de bodem ter plaatse van de geprojecteerde parkeerplaatsen. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van een horizontale IT-stelsel op circa 0,5 m – maaiveld in combinatie met een grondverbetering tot op de goed waterdoorlatende zandlagen. Bij deze variant kan bijvoorbeeld een waterdoorlatende afwerking van parkeerzones worden toegepast.

Geadviseerd wordt om, bij het ontwerp van de (onverharde) buitenruimten, het bergen en infiltreren van afgekoppeld hemelwater mede te integreren en te toetsen aan de gestelde kaders.

4.7 Duurzaamheid

Het Rijk heeft ambitieuze klimaatdoelen gesteld die via diverse convenanten en akkoorden (zowel met het bevoegd gezag, bedrijfsleven en marktpartijen) zijn geborgd. Deze doelen zijn vast gelegd in het 'nationaal energiebeleid' en komen voort uit de afspraken die internationaal zijn vastgelegd in onder meer het Kyotoprotocol.

Ook binnen het gemeentelijk milieubeleid is ons klimaat- en energiebeheer een belangrijk speerpunt. De ambitie is om als stad tussen 2040 en 2050 klimaatneutraal te zijn. Dit is een enorme ambitie waarbij 'alles uit de kast' moet worden gehaald. Deze doelstellingen betekenen dat we niet alleen als gemeente veel moeten doen, maar ook alle bedrijven, inwoners, maatschappelijke groepen, woningcorporaties zullen hierin moeten investeren, samenwerken, creatief zijn en vooruitdenken. Onze gemeentelijke energie-ambitie en doelstellingen zijn vast gelegd in het “Energietransitieprogramma 2016-2020 's-Hertogenbosch”.

Ruimtelijke plannen kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het bewust en zorgvuldig omgaan met energie. Daarbij zijn de principes van de Trias Energetica zeer goed bruikbaar. Dit houdt in dat eerst gekeken wordt naar de mogelijkheden voor het beperken van de energievraag (besparing). Vervolgens wordt gekeken in hoeverre de energie die toch nodig is op duurzame wijze kan worden opgewekt. De derde stap in de Trias Energetica is het streven naar een zo efficiënt mogelijke opwekking van energie uit de resterende fossiele brandstoffen. De ruimtelijke relevantie van het energiethema spitst zich toe op energiebesparing en de opwekking van duurzame energie. Opwekking van duurzame energie kan goed met andere functies gecombineerd worden.

4.7.1 Planniveau

Bewust beter kiezen

Op het gebied van duurzaamheid zijn meerdere ontwikkelingen en trends gaande. De komende periode wordt verdiept in nieuwe ontwikkelingen en de haalbaarheid daarvan. Indien er zich mogelijkheden voor doen om extra duurzaamheid toe te voegen, zonder de haalbaarheid in het geding te brengen, dan zal dit worden gedaan.

Natuurlijk groen nabij

In de afgelopen jaren was het terrein een beschikbaar gesteld aan Rezone (Minitopia). Hierdoor zijn tijdelijk bijzondere woonvormen in het groen mogelijk gemaakt. Ook de nieuwbouw willen we laten omringen door groen. Voor de terreininrichting worden bestaande waardevolle bomen zoveel mogelijk behouden, wordt er nieuw groen met voldoende diversiteit aangeplant en zal een gedeelte van het parkeren worden ingericht met verhard groen. De waterberging zal op basis van de resultaten vanuit het geohydrologisch onderzoek worden ingepast en hiermee onderdeel van het groen gaan vormen. Vanwege de betaalbaarheid wordt er geen groen dak aangelegd.

De cirkel sluiten

De cirkel sluiten gaat over circulair werken. Voor de Bij de bouw van appartementen is materiaalkeuze hierbij een belangrijk onderdeel. Omdat er wordt gewerkt met een bouwconcept staan de meeste materialen vast. Om de belasting op de bossen te minimaliseren wordt er gewerkt met FSC gekeurd hout. Daarnaast wordt tijdens de werkvoorbereidingsfase onderzocht of er alternatieve materialen (bijvoorbeeld isolatiematerialen) zijn die de circulariteit verbeteren zonder grote financiële gevolgen.

Schoon en energiebewust

Voor de nieuwbouw is een onderzoek gedaan naar de optimalisatie van de duurzaamheid. Hier is uitgekomen dat we extra investeren in een gebouw met een lage energiebehoefte. Hiervoor wordt het gebouw voorzien van een goed geïsoleerde schil en zonnepanelen op het dak. Voor het complex wordt gestreefd naar een EPC 0 gelet op het maximaal haalbare in relatie tot de betaalbaarheid van de appartementen. In het kader van de wet Voortgang energie transitie (Vet) zal het complex gasloos worden uitgevoerd.

4.7.2 Energievisie

Het project dient bij te dragen aan de gemeentelijke ambitie om in 2050 klimaatneutraal te zijn, met al in 2035 een klimaatneutrale bebouwde omgeving. Het streven is erop gericht dat het wooncomplex kan worden aangemerkt als 'nul-op-de-meter' bouwwerk. Niet per definitie bij oplevering, maar zeker wel in de toekomst. De strategie is gebaseerd op de Trias Energetica.

Trias Energetica

Het ontwikkelen van een nul-op-de-meter woning vraagt om meer kennis dan voor het ontwikkelen van een 'bouwbesluit' woning. Hoe minder energie benodigd is, des te minder er opgewekt hoeft te worden. De Trias Energetica is een drie-stappenstrategie om een energiezuinig ontwerp te maken. Door toevoeging van een vierde stap is bouwen naar nul-op-de-meter bouwen mogelijk. De vier stappen van het energieconcept zijn:

  1. 1. Beperk de energiebehoefte
  2. 2. Gebruik energie uit reststromen
  3. 3. Maximaal gebruik maken van duurzame bronnen
  4. 4. Efficiënt gebruik maken van fossiele brandstoffen

De bovengenoemde punten van de Trias Energetica zijn verder in de energievisie verder uitgewerkt. Hierbij wordt verwezen naar de energievisie van het project (Bijlage 10 van dit bestemmingsplan).

4.8 Bomen

4.8.1 Inleiding

Voor de ontwikkelingen is een Bomen Effecten Analyse (BEA) uitgevoerd (Bijlage 6: Duifhuizen Boomadviesbureau BEA 13 Bomen Eekbrouwersweg 's-Hertogenbosch, d.d. 26 maart 2018). Onderdeel van deze BEA was een nulmeting van de aanwezige bomen. De resultaten van deze nulmeting is opgenomen in bijlage 1 van de BEA (Bijlage 7).

4.8.2 Geïnventariseerde bomen:

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002400-1401_0014.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002400-1401_0015.png"

Figuur 14 luchtfoto plangebied met boomnummers en kroonprojecties op ware grootte

4.8.3 Beschrijving van het terrein:

Het terrein met een oppervlak van ruim 8000 m2 is vrijwel onbebouwd. De bebouwing die erop stond zijn min of meer tijdelijke onderkomens en niet of nauwelijks gefundeerd in de ondergrond. Aan de randen van het terrein staan een aantal volwassen bomen. Deze staan allen binnen circa 5 meter van de perceelsgrens. Aan de noord, oost- en zuidzijde staat een oude doorgeschoten beukenhaag. Vrijwel al het overige groen op het terrein bestaat uit spontaan opgekomen opslag van voornamelijk berk en wilg. Aan de noordzijde buiten het terrein aan de Sint Teunislaan, op korte afstand van de erfgrens staan 4 Hollandse linden. Deze bomen zijn onderdeel van de hoofdgroenstructuur (beschermde status).

4.8.4 Werkzaamheden behorend bij de ontwikkeling:

  • Bouwrijp maken van het terrein;
  • Nieuwbouw van de appartementen;
  • Aanleg van circa 85 parkeerplaatsen + ontsluiting;
  • Inrichting overige buitenruimte.

4.8.5 Mogelijke negatieve effecten op de bomen vanuit de ontwikkeling:

  • Schade aan kroon, stam en stamvoet van bomen door werkzaamheden binnen de kroonprojectie van bomen;
  • Schade aan boomwortels (opname en stabiliteit) als gevolg van ontgraving en/of grondbewerking binnen de kroonprojectie van bomen;
  • Schade aan boomwortels als gevolg van bodemverdichting binnen de kroonprojectie door (tijdeljke) opslag en stalling van materiaal en materieel;
  • Schade aan de waardevolle beukenhaag bij het bouwrijp maken van het terrein en het realiseren van toegang en ontsluiting van het perceel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002400-1401_0016.png"

Figuur 15: impressie inrichting met maten en locatie bestaande bomen.

4.8.6 Conclusie wel/niet te behouden bomen:

  • Bomen 1 en 12 (Hollandse linden) zijn te behouden. Als vervolg op de BEA is de locatie met de daarop aanwezige bomen ingemeten als onderdeel van de handhaafbaarheid van de bomen langs de Eekbrouwersweg. De hart op hart afstand tussen boom 1 en boom 12 (beiden lindes) is bijna 12 meter (11,81 meter). Met een kroonprojectie van 4,5 tot 5 meter zit er nog circa 7 meter tussen. Precies in deze strook is de ontsluiting van het parkeerterrein gepositioneerd. Ook met de graafwerkzaamheden voor deze ontsluiting wordt buiten de kwetsbare boomzone gebleven. Conclusie: de bomen 1 en 12 worden gehandhaafd. De kroon kan worden ingenomen zodat deze smaller wordt. Lindes verdragen snoei goed. Bij het aanleggen van de inrit is wel toezicht noodzakelijk. Ook het snoeien moet vooraf worden gedaan door een erkende boomspecialist.
  • Bomen 11 en 13 (twee esdoorns) zijn vanuit het ontwerp op de huidige locatie niet te handhaven. Op de plek van deze bomen zullen parkeerplaatsen worden aangelegd; bovendiens staan de bomen te dicht op de erfgrens (op circa 1,5 respectievelijk en 1 meter afstand, gemeten vanuit het hart); de bomen scoren op behoudenswaardigheid (op grond van toekomstverwachting en beeldbepalendheid) 'laag' respectievelijk 'gemiddeld'; het verplaatsen van deze bomen zal de levensverwachting van de bomen danig verkorten; deze bomen zullen op het binnen terrein door één boom van de eerste grootte met een omtrek van 0,25- 0,30 meter, twee bomen uit de tweede grootte met een omtrek van 0,20 - 0,25 meter en twee bomen van de derde grootte met een omtrek van 0,18 - 0,20 meter worden gecompenseerd.
  • De overige bomen kunnen met in achtneming van boombeschermende maatregelen en geadviseerde graafafstand behouden blijven.

4.8.7 Toe te passen boombeschermende maatregelen: (boombeschermingsplan)

  • Instellen beschermd boomgebied d.m.v. bouwhekken, bestaande uit het afzetten van minimaal de kroonprojectie. Boombescherming geldt ook voor de waardevolle beukenhaag en de gemeentelijke bomen aan de Sint Teunislaan;
  • De minimaal te hanteren graafafstand bij bomen, waarbij binnen de kroonprojectie gegraven moet worden, bedraagt 1.50 meter vanuit het hart van de stam;
  • Inzet van een bomenwacht bij minimaal de graafwerkzaamheden binnen de kroonprojectie van de boomnummers 2, 3 en 4. Hier wordt volgens het ontwerp, deels binnen de kroonprojectie van deze bomen, een voetpad aangelegd.

4.8.8 Nadere onderzoeken

  • De projectontwikkelaar dient op grond van ondertekende anterieure overeenkomst voor dat de werkzaamheden worden opgestart een boombeschermingsplan opstellen.

4.9 Ecologie

Uit de ecologische quickscan van 19 januari 2018 (Bijlage 8) blijkt dat er geen beschermde diersoort op de locatie aanwezig zijn. Neemt niet weg dat de voorgenomen werkzaamheden wel een negatieve invloed kunnen hebben op de in het plangebied aanwezige natuur. Zo is er bij het verwijderen van bomen en struiken kans op overtreding van artikel 3.1 lid 1,2 en 4 van de Wet natuurbescherming (Wnb) voor vogels met een niet-jaarrond beschermd nest. Als er nesten van vogels aanwezig zijn binnen het projectgebied ten tijde van de werkzaamheden worden deze mogelijk beschadigd of vernietigd. Dit is niet toegestaan. Effecten kunnen voorkomen worden door buiten het broedseizoen te werken.

Bij het plaatsen van de nieuwe verlichting worden er mogelijk foeragerende en langsvliegende vleermuizen verstoord. Dit is een overtreding van artikel 3.5 lid 2 van de Wnb voor Habitatrichtlijnsoorten. Voorkom verstoring door de te plaatsen verlichting zo af te stellen dat houtige gewassen, gebouwen en open water niet wordt beschenen.

4.10 Archeologie

Het plangebied bevindt zich op de grenszone van de hoger gelegen zandgronden naar de riviervlakten. Het pleistocene oppervlak dat tijdens het laat-paleolithicum en mesolithicum in het plangebied aan het oppervlak lag, ligt rondom het plangebied op een diepte vanaf gemiddeld 6-7 meter beneden maaiveld. Vanwege deze relatief grote diepteligging is het niet bekend hoe het landschap er in deze periode uitzag. Om die reden geldt voor het plangebied een onbekende verwachting voor resten van jager-verzamelaars uit het laat-paleolithicum tot en met het mesolithicum.

Volgens de gemeentelijke Landschappelijke Eenhedenkaart ligt het plangebied binnen een grenszone, waarbij het noordelijke en oostelijke deel van het plangebied binnen een zone van komafzettingen op een dekzandwelving ligt en het overige deel ligt binnen een dekzandvlakte. Op het AHN is deze overgang ter hoogte van het plangebied niet als zodanig te herkennen. Wel is een verschil in reliëf te zien tussen de zuidelijk gelegen (dek)zandgronden en de noordelijke riviervlakte. Het plangebied en directe omgeving ligt relatief laag in het landschap. Deze lagere gronden bevonden zich in de invloedssfeer van de meanderende Maas en ter plaatse van het plangebied werd komklei afgezet. Direct ten zuiden bevindt zich een hoger gelegen dekzandrug (ter plaatse van het voormalige dorp Orthen). Met name de hogere zandruggen zullen aantrekkelijkere bewoningslocaties zijn geweest dan de lagere riviergronden. Toch kan niet worden uitgesloten dat in het plangebied ook bewoning heeft plaatsgevonden, mede gezien de nabijheid van de Dieze. Mogelijk lag het plangebied ook lange(re) perioden buiten de invloed van de rivieren. Om die reden geldt voor het plangebied een middelhoge verwachting voor zowel nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de bronstijd als voor de periode ijzertijd tot en met de Romeinse tijd.

Op de dekzandrug direct ten zuiden van het plangebied ontstond in de vroege middeleeuwen (omstreeks 800) de nederzetting Orthen. Het dorp lag gunstig op deze hogere zandgronden, bij de overgang naar de komgronden langs de Dieze. Het plangebied maakte onderdeel uit van de lagere weidegronden die rondom de bewoningskern van Orthen lagen. Dit wordt bevestigd uit het bestudeerde historische kaartmateriaal, waarbij het plangebied in het onbebouwde veld van de Polder Van der Eijgen ligt. De ligging in het overstromingsbied van de Beerse Maas en de mogelijke aanwezigheid van overslaggronden duidt erop dat dit gebied regelmatig overstroomde. Ten gevolge hiervan was het tot aan de sluiting van de Beerse Overlaat in 1942 onaantrekkelijk voor bewoning. Op basis van deze gegevens geldt voor het plangebied een lage verwachting voor archeologische resten uit de periode late middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd. Eventueel aanwezige resten worden vanaf het maaiveld verwacht.

Op basis van het uitgevoerde verkennend onderzoek (Bijlage 9) kan worden gesteld dat in het centrale deel van het plangebied de bovenste 1,5 meter –mv is afgegraven. Voor de rest van het terrein geldt dat, op basis van de aanwezigheid van brokken klei en zand en sporen van plastic en glas ten minste de bovenste 90 centimeter van het bodemprofiel is verstoord. Met deze reden zullen resten vanaf het neolithicum - de nieuwe tijd niet langer in situ aanwezig zijn. Tijdens het huidige onderzoek is de bodem echter tot een diepte van 160 centimeter –mv onderzocht. Aangezien resten uit de periode laat-paleolithicum – mesolithicum hier pas voorkomen op een diepte van 6-7 meter –mv, kan hier middels dit onderzoek geen uitspraak over worden gedaan.

Op basis van het bovenstaande is, als de bodemingrepen niet dieper zullen rijken dan 5,5 meter –mv, geen vervolgonderzoek noodzakelijk wordt geacht. Mocht dit wel het geval zijn, dan dient alsnog vervolgonderzoek plaats te vinden. Bij voorkeur gebeurt dit, gezien de diepte waarop de archeologische resten worden verwacht, middels een archeologische begeleiding van de delen van het terrein waar de bodem dieper dan 5,5 meter –mv geroerd zal worden.

Op basis van de resultaten van het archeologisch onderzoek wordt geen archeologisch vervolgonderzoek geadviseerd. In zijn algemeenheid is men wel gebonden aan de wettelijk meldingsplicht. Indien men bij de graafwerkzaamheden archeologische vondsten aantreft, is men wettelijk verplicht deze te melden. Men kan hiervoor contact opnemen met de gemeentelijk archeoloog.

Hoofdstuk 5 Juridisch-bestuurlijke Aspecten

In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op alle afzonderlijke bestemmingen.

Juridische toelichting met betrekking tot de woningtypologieën van de bestemming Wonen:

Een bestemmingsplan kan in de bestemming 'Wonen' onderscheid maken tussen verschillende woningtypologieën. Hiermee kan sturing worden gegeven aan de ruimtelijke impact van verschillende woningtypologieën op de omgeving. Deze ruimtelijke impact komt tot uiting in de bouwmassa (hoogte en situering), maar ook in het aantal woningen. De woningdichtheid is van invloed op de parkeerbehoefte en daarmee op de parkeerdruk en de leefbaarheid in de omgeving. Het maximaal aantal toegestane woningen binnen een bouwvlak staat op de verbeelding aangegeven.

Om te voorkomen dat de woningdichtheid in een wijk te groot wordt, maakt het bestemmingsplan onderscheid tussen grondgebonden en gestapelde woningen. In dit bestemmingsplan worden alleen gestapelde woningen toegestaan. Gestapelde woningen zijn geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning gelegen.

Juridische toelichting met betrekking tot 'specifieke bouwaanduiding - balkon':

Binnen de bestemmingen 'Groen' en 'Wonen' is de specifieke bouwaanduiding - balkon opgenomen. Binnen deze aanduiding zijn balkons behorende bij het naastgelegen hoofdgebouw toegestaan die meer uit het het bestemmings- of bebouwingsgrens uitsteken dan 1 meter. De breedte van de aanduiding is 2 meter gemeten vanaf de bebouwingsgrens.

Juridische toelichting met betrekking tot aanleg en behoud parkeerplaatsen:

In de regels is ook een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor het aanbrengen en behouden van het aantal benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein. Zo wordt voorkomen dat door de realisatie van het complex nu en in de toekomst in de omgeving een parkeeroverlast ontstaat.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

Het bouwvoornemen wordt volgens artikel 6.2.1 lid a Bro beschouwd als een bouwplan in het kader van artikel 6.12 lid 1 Wro. Ingevolge dit artikel dient de gemeenteraad voor het voornemen een exploitatieplan vast te stellen. De gemeenteraad kan op grond van artikel 6.12 lid 2 sub a Bro hiervan afwijken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins is verzekerd. De gemeente is in overleg met initiatiefnemer om tot een anterieure overeenkomst te komen. Daarin wordt de toerekening van de kosten, verbonden aan het bouwvoornemen, anderszins geregeld. Het verhaal van kosten van de grondexploitatie is daarmee anderszins geregeld waardoor er geen grondexploitatieplan nodig is.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.1 Inspraak En Vooroverleg

7.1.1 Inleiding

De initiatiefnemer Wooncorporatie ZayaZ heeft op 25 juni 2018 zelf een inloopavond voor de omwonenden georganiseerd. De gemeente was tijdens deze avond ook aanwezig. Circa 30 personen hebben deze avond bezocht. De reacties op het plan waren over het algemeen positief. De opmerkingen die door omwonenden werden geuit gingen vooral over de invulling van het gebouw en de huidige parkeeroverlast die men nu in de buurt ondervindt. Het plan waarop het voorontwerp bestemmingsplan is gebaseerd is niet gewijzigd ten opzichte van wat tijdens de inloopavond werd geprestenteerd.

Gelet op het goede verloop van de inloopavond op 25 juni 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders op 25 september 2018 besloten het voorontwerp bestemmingsplan 'Hoek Sint Teunislaan - Eekbrouwersweg' twee in plaats van zes weken ter inzage te leggen. Het voorontwerp bestemmingsplan heeft vanaf 1 oktober 2018, overeenkomstig de gemeentelijke Inspraak verordening en besluit van het college, twee weken ter inzage gelegen. Tijdens de termijn dat het voorontwerp bestemmingsplan kon worden ingezien is iedereen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk of mondeling een inspraakreactie.

Ook heeft in deze periode het overleg ex artikel 3.1.1. Bro met diensten van de Provincie en Het Waterschap Aa en Maas plaatsgevonden. Uit inventarisatie is gebleken dat buiten de provincie en het waterschap er geen andere (overheids of maatschappelijke) diensten belang hebben bij het initiatief.

In deze paragraaf worden resultaten van zowel het vooroverleg als de inspraak verwerkt. Op basis van het resultaat van het vooroverleg en de inspraakprocedure zal worden overwogen over het in procedure brengen van een ontwerpbestemmingsplan.

7.1.2 Eindverslag Vooroverleg

De Provincie heeft op 28 september 2018 aangegeven dat het voorontwerp geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. Daarmee is het vooroverleg met de provincie afgerond.

Het Waterschap Aa en Maas heeft op 9 oktober 2018 op het voorontwerp gereageerd. Het Waterschap geeft daarin aan geen aan het wateraspect gerelateerde op- of aanmerkingen op het plan te hebben.

Gelet op de reacties van de Provincie en het Waterschap is het vooroverleg positief afgerond.

7.1.3 Eindverslag Inspraak

Tijdens de inspraaktermijn zijn bij het college 2 reacties op het voorontwerp bestemmingsplan ingediend.

7.1.4 Conclusie Inspraak.

De ingediende inspraakreacties bieden geen reden om het bestemmingsplan in de ontwerpfase te wijzigen.

7.2 Resultaat Ontwerpfase

Het ontwerp bestemingsplan heeft vanaf 24 december 2018 volgens artikel 3.8 lid 1 Wro, in samenhang met Afdeling 3.4 Awb, zes weken ter visie gelegen. Iedereen is tijdens deze termijn in de gelegenheid gesteld mondeling of schriftelijk zienswijzen aan de gemeenteraad kenbaar maken. Tijdens deze termijn is één zienswijze op het ontwerp bestemmingsplan ingediend.

Deze zienswijze is samengevat en beantwoord in het bij dit bestemmingsplan behorende 'Nota zienswijzen bestemmingsplan Hoek Sint Teunislaan - Eekbrouwersweg'. De zienswijzen biedt geen reden om het bestemmingsplan niet, dan wel gewijzigd vast te stellen.

Hoofdstuk 8 Slotconclusie

In dit bestemmingsplan is nadrukkelijk aandacht besteed aan de ruimtelijke, stedenbouwkundige en milieukundige effecten van het initiatief. Er is gemotiveerd aangetoond dat het initiatief zich verhoudt tot de aanwezige functies en waarden in het plangebied en de directe omgeving ervan. Naast het ruimtelijk planologische beleid en de stedenbouwkundige toets zijn alle ruimtelijke en milieukundige deelaspecten onderzocht. Gebleken is dat de voorgenomen ontwikkeling geen belemmering oplevert voor een goede ruimtelijke ordening. Mede door middel van deze bestemmingsplantoelichting is nu een planologische en juridische basis gelegd om het initiatief te kunnen realiseren.

Bijlage 1 Onderzoek Milieuzonering Sint Teunislaan - Eekbrouwersweg 'S-hertogenbosch

Bijlage 1 Onderzoek Milieuzonering Sint Teunislaan - Eekbrouwersweg 's-Hertogenbosch

Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Sint Teunislaan - Eekbrouwersweg 'S-hertogenbosch

Bijlage 2 Akoestisch onderzoek Sint Teunislaan - Eekbrouwersweg 's-Hertogenbosch

Bijlage 3 Bodemonderzoek Hoek Sint Teunislaan - Eekbrouwersweg Te 'S-hertogenbosch

Bijlage 3 Bodemonderzoek Hoek Sint Teunislaan - Eekbrouwersweg te 's-Hertogenbosch

Bijlage 4 Quickscan Externe Veiligheid Sint Teunislaan - Eekbrouwersweg 'S-hertogenbosch

Bijlage 4 Quickscan Externe Veiligheid Sint Teunislaan - Eekbrouwersweg 's-Hertogenbosch

Bijlage 5 Infiltratie Advies Appartementen Complex Sint Teunislaan Te Den Bosch

Bijlage 5 Infiltratie advies appartementen complex Sint Teunislaan te Den Bosch

Bijlage 6 Bomen Effecten Analyse (Bea) Sint Teunislaan - Eekbrouwersweg 'S-hertogenbosch

Bijlage 6 Bomen effecten analyse (BEA) Sint Teunislaan - Eekbrouwersweg 's-Hertogenbosch

Bijlage 7 Bijlage 1 Bea Reslutaten Nulmeting Ontwikkeling Sint Teunislaan - Eekbrouwersweg 'S-hertogenbosch

Bijlage 7 Bijlage 1 BEA reslutaten nulmeting ontwikkeling Sint Teunislaan - Eekbrouwersweg 's-Hertogenbosch

Bijlage 8 Ecologische Quickscan Minitopia (Hoek Sint Teunislaan - Eekbrouwersweg)

Bijlage 8 Ecologische quickscan Minitopia (hoek Sint Teunislaan - Eekbrouwersweg)

Bijlage 9 Archeologisch Bureau- En Verkennend Veldonderzoek, Sint Teunislaan Te 'S-hertogenbosch

Bijlage 9 Archeologisch bureau- en verkennend veldonderzoek, Sint Teunislaan te 's-Hertogenbosch

Bijlage 10 Energievisie St Teunislaan

Bijlage 10 Energievisie St Teunislaan