KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Begrenzing Plangebied
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Beschrijving Locatie En Ligging In De Stad
2.2 Ruimtelijke Structuur
2.3 Functionele Structuur
2.4 Geldend Bestemmingsplan
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Bebouwing
3.2 Gebruik
3.3 Verkeer En Parkeren
3.4 Inrichting Buitenruimte
3.5 Groenstructuur
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Rijksbeleid
4.2 Provinciaal Beleid
4.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 5 Milieu, Duurzaamheid En Waarden
5.1 Inleiding
5.2 Bedrijven En Milieuzonering
5.3 Geluid
5.4 Trillingen
5.5 Verlichting
5.6 Externe Veiligheid
5.7 Lucht
5.8 Bodem
5.9 Geur
5.10 Hoogspanningslijnen
5.11 Water
5.12 Duurzaamheid
5.13 Milieueffectrapportage
5.14 Ecologie
5.15 Archeologie En Cultuurhistorie
Hoofdstuk 6 Juridisch-bestuurlijke Aspecten
6.1 Algemeen
6.2 Planregels
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
7.1 Kostenverhaal
7.2 Gemeentelijke Grondexploitatie
Hoofdstuk 8 Inspraak En Vooroverleg
8.1 Omgevingsdialoog
8.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
8.3 Terinzagelegging Ontwerpbestemmingsplan
8.4 Vaststelling
Bijlage 1 Beschikking Hogere Waarde
Bijlage 1 Verkeer- En Parkeeronderzoek
Bijlage 2 Terreininrichting Graafseweg
Bijlage 3 Boomeffectanalyse
Bijlage 4 Kwantitatieve Groenscore
Bijlage 5 Tekening Kwantitatieve Groenscore
Bijlage 6 Kwalitatieve Biodiversiteitsscore
Bijlage 7 Woonvisie 'S-hertogenbosch
Bijlage 8 Onderzoek Weg- En Railverkeerslawaai
Bijlage 9 Onderzoek Geluidwering Gevels
Bijlage 10 Onderzoek Industrielawaai
Bijlage 11 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 12 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 13 Quickscan Wet Natuurbescherming
Bijlage 14 Watertoets
Bijlage 15 Aanvullend Vleermuizen Onderzoek
Bijlage 16 Onderzoek Stikstofdepositie
Bijlage 17 Archeologisch Bureauonderzoek En Inventariserend Veldonderzoek
Bijlage 18 Selectiebesluit Archeologie
Bijlage 19 Verslag Omgevingsdialoog

Graafseweg 294

Bestemmingsplan - gemeente 's-Hertogenbosch

Vastgesteld op 12-12-2023 - vastgesteld

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

1.2 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.6 bebouwingspercentage

een op de kaart of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwvlak, bestemmingsvlak of bouwperceel aangeeft, dat maximaal bebouwd mag worden;

1.7 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.8 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Een bijgebouw kan zijn een aangebouwd bijgebouw in de vorm van een aanbouw of een uitbouw, dan wel een vrijstaand bijgebouw;

1.12 bouwen

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten;

1.13 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.14 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;

1.15 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.16 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.17 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.18 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.19 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.20 detailhandel

bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.21 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.22 geluidgevoelige ruimte

geluidsgevoelige ruimte: ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van ten minste 11 m2;

1.23 gestapelde woning

een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen;

1.24 hoekperceel

een perceel, gelegen aan een hoek van twee wegen c.q. het openbaar gebied;

1.25 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.26 huishouden

Een persoon, of groep personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voert. Indien het huishouden uit 2 of meer personen bestaat, betreft het een leefvorm of samenlevingsvorm met continuïteit in de samenstelling en een onderlinge verbondenheid.

1.27 huisvesting in verband met mantelzorg

huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning;

1.28 inwoning

Medegebruik door maximaal twee personen door bewoning van (een) kamer(s), die onderdeel uitmaakt/uitmaken van een woning, die door een ander huishouden in gebruik is;

1.29 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.30 kamerverhuur / verkameren

Het al dan niet bedrijfsmatig verhuren of aanbieden van kamers binnen een woning, niet zijnde inwoning, waarbij kamers geen zelfstandige woonruimte vormen door het ontbreken van wezenlijke voorzieningen zoals een eigen kook- en/of wasgelegenheid en/of toilet;

1.31 kap

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°;

1.32 landschappelijke waarden en kenmerken

gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten;

1.33 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.34 opslag

(binnen) opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto's, boten, caravans, campers en dergelijke;

1.35 plan

het bestemmingsplan Graafseweg 294 met identificatienummer NL.IMRO.0796.0002493-1401 van de gemeente 's Hertogenbosch;

1.36 prostitutie

het zich tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander;

1.37 ruimtelijke kwaliteit

kwaliteit van een gebied die bepaald wordt door de mate waarin sprake is van gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde;

1.38 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.39 sociale huurwoning

een huurwoning als bedoeld in artikel 1.1.1., eerste lid, onder d. van het Besluit ruimtelijke ordening;

1.40 splitsen van een woning

Het verbouwen van een woning tot twee of meer woningen, dan wel het zonig inrichten, gebruiken of laten gebruiken van een deel van de woning dat er feitelijk twee of meer woning ontstaan;

1.41 stedelijke ontwikkeling

nieuw ruimtebeslag dan wel uitbreiding of wijziging van bestaand ruimtebeslag ten behoeve van een samenhangende ruimtelijke structuur van stedelijke functies;

1.42 vloeroppervlakte

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond en de verdieping(en) met inbegrip van beneden peil gelegen bouwdelen;

1.43 voorgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;

1.44 voorgevelrooilijn

  1. a. langs een wegzijde met een regelmatige ligging of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  2. b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a. bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg; bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn op 10 meter uit de as van de weg;

1.45 wonen

Het gehuisvest zijn in een woning;

1.46 woning

Een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, al dan niet in combinatie met inwoning door maximaal twee personen. Een woning heeft een eigen toegang en de bewoner(s) kan/kunnen deze bewonen, zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die woning;

1.47 zijgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de perceelgrenzen;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

  1. a. vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  2. b. de goothoogte van een lessenaarsdak wordt bepaald vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel van de laagste zijde van de kap.

2.4 de hoogte van een dakopbouw:

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw.

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk of ingeval dat geen gevelvlakken of scheidingsmuren aanwezig zijn, de oppervlakte vanaf de buitenzijde van het dak neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.

2.8 peil:

  1. a. voor een hoofdgebouw met aangebouwde bijgebouwen: de hoogte van de kruin van de aan het bouw perceel grenzende weg;
  2. b. voor andere gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen en groenvoorzieningen;
  2. b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. c. fiets- en voetpaden en langzaam verkeer;
  4. d. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen zoals sportvoorzieningen, openbare verblijfsvoorzieningen, kunstobjecten, nutsvoorzieningen, verhardingen, terrassen en standplaatsen.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in de vorm van woningen, niet zijnde woonwagens;
  2. b. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 4.4.2;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;
  4. d. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals water en waterhuishoudkundige voorzieningen, verblijfsvoorzieningen, groen en groenvoorzieningen, tuinen, erven, terreinen en parkeer- en verkeersvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen en de plaatsing van de bebouwing voor:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.4.1 onder a. voor het gebruik van ruimten binnen de woning en bijgebouwen voor een publieksaantrekkende beroeps- en bedrijfsactiviteit aan huis, onder de voorwaarden als bedoeld in 4.4.2 en onder de voorwaarde dat het gebruik niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeers- en parkeersituatie.
  2. b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.4.2 onder c voor het gebruik van ruimten binnen de woning en bijgebouwen voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit die meldingsplichtig is volgens het Activiteitenbesluit milieubeheer, onder de voorwaarde dat de beroeps- of bedrijfsactiviteit naar aard, omvang en uitstraling past in de woonomgeving: bij het verlenen van de omgevingsvergunning voor de afwijking moet vaststaan dat een goed woon- en leefklimaat op omliggende woonpercelen gegarandeerd is.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

  1. a. Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

  1. a. Bij de toepassing van de bouwregels in dit plan worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer bedraagt dan 1 meter.
  2. b. Bouwwerken die op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan met een daartoe verleende vergunning binnen het plangebied aanwezig of opgericht zijn of kunnen worden opgericht maar die in strijd zijn met dit bestemmingsplan, worden geacht aan dit bestemmingsplan te voldoen.
  3. c. Bij de beoordeling van een aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen wordt aan de hand van de Nota Parkeernormering 2021 van de gemeente 's-Hertogenbosch bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, aan de hand van die nieuwe beleidsregels wordt bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

  1. a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met de bestemmingen van dit plan.
  2. b. Het gebruik van gronden en gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de bestemmingen in dit plan is uitsluitend toegestaan als voldoende parkeergelegenheid voor auto's wordt gerealiseerd en gehandhaafd, overeenkomstig de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de Nota Parkeernormering 2021.
  3. c. Als de beleidsregels als bedoeld onder b wijzigen, wordt met die wijziging rekening gehouden.

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan, mits het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast, met een omgevingsvergunning afwijken van de regels en de verbeelding:
    1. 1. voor een vermeerdering of vermindering van maten en normen tot 10% van die maten en normen;
    2. 2. voor een geringe afwijking van plaats en richting van bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen als dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van de verbeelding ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waarin een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
    3. 3. voor een grotere bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer tot een bouwhoogte van 10 meter;
    4. 4. voor een grotere bouwhoogte van gebouwen vanwege plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, onder de volgende voorwaarden:
      • de maximale oppervlakte van de plaatselijke verhoging is 10% van het dakoppervlak;
      • de maximale hoogte van de plaatselijke verhoging is 4 meter.
  2. b. Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in artikel 7, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Graafseweg 294.

Hoofdstuk 1 Inleiding

Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Graafseweg 294" van de gemeente 's-Hertogenbosch.

1.1 Aanleiding

Op de locatie aan de Graafseweg 294 – perceel M807 – is thans het huidige kantoor van BrabantWonen gevestigd binnen de bestemming 'Kantoor'. BrabantWonen is voornemens de huidige bebouwing te slopen en ter plaatse 45 sociale huurappartementen te realiseren.

Het initiatief kan niet worden gerealiseerd op basis van het vigerende bestemmingsplan 'Graafsewijk - Aawijk 2017', omdat binnen de vigerende bestemming 'Kantoor' geen reguliere woningbouw is toegestaan. De gemeente 's-Hertogenbosch heeft echter aangegeven medewerking te willen verlenen aan het initiatief door middel van een herziening van het bestemmingsplan.

Voorliggend bestemmingsplan bevat de toelichting en de regels voor het toestaan van 45 appartementen als inbreidingslocatie binnen de gemeente 's-Hertogenbosch.

1.2 Begrenzing Plangebied

Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan ligt in het oostelijke deel van het stedelijk gebied van 's-Hertogenbosch. Het centrum van 's-Hertogenbosch ligt op korte afstand. De ligging van het plangebied is zichtbaar op onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002493-1401_0001.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002493-1401_0002.png"

LIGGING PLANGEBIED BINNEN 'S-HERTOGENBOSCH

Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002493-1401_0003.png"

UITSNEDE KADASTRALE KAART

De gronden zijn kadastraal bekend gemeente 's-Hertogenbosch, sectie M, nummer 807. De oppervlakte van het plangebied bedraagt 3.310 m². De gronden zijn in eigendom van BrabantWonen.

1.3 Leeswijzer

Na deze inleiding volgt een hoofdstuk waarin een omschrijving van de huidige situatie van het plangebied is opgenomen. In het hoofdstuk daarna wordt het plan / initiatief omschreven. In hoofdstuk 4 wordt het initiatief getoetst aan relevant nationaal, provinciaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de milieuhygiënische en planologische aspecten met betrekking tot de ontwikkeling. Hoofdstuk 6 bevat een uiteenzetting van de inhoud van de bestemmingsregeling. Tenslotte worden in hoofdstuk 7 de economische haalbaarheid besproken en in hoofdstuk 8 wordt ingegaan op de inspraak en het vooroverleg.

Hoofdstuk 2 Huidige Situatie

2.1 Beschrijving Locatie En Ligging In De Stad

De locatie aan de Graafseweg 294 is gelegen aan de rand van de wijk Graafsewijk, aan de oostzijde van de stad 's-Hertogenbosch. Het plangebied bevindt zich aan het einde van de Graafseweg op een zichtlocatie vanaf de aangrenzende rotonde. In de huidige situatie is er ter plaatse van het plangebied een kantoorpand aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002493-1401_0004.png"

ZICHT VANUIT DE AANGRENZENDE ROTONDE

2.2 Ruimtelijke Structuur

Ten noorden wordt het plangebied begrenst door de Aartshertogenlaan. Deze weg, bedoeld voor bestemmingsverkeer, is een rustige weg. Aan de weg zijn voornamelijk twee-onder-één-kapwoningen gelegen. Aan de andere zijde van de Aartshertogenlaan ligt een breed fietspad en park. Ten oosten ligt de rotonde welke de Graafseweg verbindt met de Victorialaan en de Hintham. Ten zuiden wordt het plangebied begrenst door de Graafseweg en de parallel gelegen ventweg. De Graafseweg verbindt de woonwijk Hintham met het centrum van 's-Hertogenbosch en betreft hiermee een drukke verbindingsweg. Direct ten zuidwesten van het plangebied zijn hier voornamelijk twee-onder-één-kapwoningen gelegen. Tevens is hier het tuincentrum 'GroenRijk Den Bosch' gevestigd. Verder westelijk ten opzichte van het plangebied ligt de woonwijk Graafsewijk. Aan de overzijde van de Graafseweg zijn ook voornamelijk twee-onder-één-kapwoningen gelegen. Onderstaande afbeelding geeft de directe omgeving van het plangebied weer. Het plangebied is hierin weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002493-1401_0005.png"

HUIDIGE BEGRENZING EN INRICHTING PLANGEBIED

Binnen het plangebied zijn slechts enkele bomen aanwezig, maar In de directe omgeving van het plangebied is veel groen aanwezig in de vorm van bomenrijen langs de hoofdwegen. Daarnaast is aan de noordzijde het thans benoemde park gelegen met een robuuste groenstructuur. Ten noorden hiervan is oppervlaktewater in de vorm van een waterpartij gelegen. In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.

2.3 Functionele Structuur

In de huidige situatie is er sprake van een lichte functiemenging in de directe omgeving van het plangebied. Het plangebied zelf betreft een kantoorgebouw, daarnaast is op steenworp afstand van het plangebied een tuincentrum gesitueerd. Ten noorden van de Aartshertogenlaan zijn de sportvoorzieningen van het 'Sportiom' en het stadion van FC Den Bosch gelegen. Ten zuiden en westen van het plangebied bestaat de omgeving uit woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002493-1401_0006.png"

BEBOUWING PLANGEBIED, KANTOOR BRABANTWONEN

Zoals thans vermeld gaat het bij de Graafseweg en de Aartshertogenlaan in de directe omgeving voornamelijk om twee-onder-één-kapwoningen. Daarnaast zijn in aanvulling hierop tevens enkele rijwoningen en vrijstaande woningen aanwezig aan de Graafseweg. De bebouwing in de directe omgeving komt uit de jaren '30, '40, '50 en '60 van de vorige eeuw. Onderstaande afbeeldingen geven een impressie van de bebouwing in de directe omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002493-1401_0007.png"

BEBOUWING GRAAFSEWEG

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002493-1401_0008.png"

BEBOUWING AARTSHERTOGENLAAN

2.4 Geldend Bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt bestemmingsplan 'Graafsewijk - Aawijk 2017'. Dit bestemmingsplan is op 12 december 2017 vastgesteld en is geheel onherroepelijk in werking. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002493-1401_0009.png"

UITSNEDE BESTEMMINGSPLAN GRAAFSEWIJK - AAWIJK 2017

Binnen het plangebied geldt de bestemming 'Kantoor'. Deze gronden zijn bestemd voor kantoren en ondergeschikte verkeers- en groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven en terreinen. Binnen het plangebied is een bouwvlak opgenomen, waarbinnen verschillende maatvoeringseisen, met betrekking tot de maximale bouwhoogte, gelden.

Tevens bevat het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6'. Deze dubbelbestemming verplicht archeologisch onderzoek bij bodemingrepen dieper dan 50 cm en met een oppervlakte van meer dan 100 m2. Dit staat nader beschreven in paragraaf 5.15.

Conclusie

Het planvoornemen betreft de realisatie van 45 huurappartementen. Binnen de bestemming 'Kantoor' is de realisatie van woningen niet toegestaan. De gemeente 's-Hertogenbosch heeft echter aangegeven medewerking te willen verlenen aan het voorliggend initiatief. Om het initiatief juridisch-planologisch mogelijk te maken dient het vigerende bestemmingsplan te worden herzien.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk is het plan beschreven. Aan de orde komen de bebouwing en het gebruik, verkeer en parkeren, de openbare ruimte en groenstructuur.

3.1 Bebouwing

Ter plaatse van het plangebied wordt een appartementencomplex gerealiseerd met in totaal 45 sociale huurappartementen. Er worden in totaal 17 tweekamer-appartementen gebouwd en 28 driekamer-appartementen. Alle appartementen worden voorzien van een privé balkon. Tevens worden er 45 privé bergingen gerealiseerd binnen het plangebied.

In het kader van de stedenbouwkundige opzet is er rekening gehouden met de omringende bebouwing en bouwhoogte. Aangezien voorliggend plangebied op een zichtlocatie ligt is het van belang dat het ontwerp goed wordt ingepast in de directe omgeving.

De welstandscommissie heeft in december 2021 positief geadviseerd over het plan, waarbij verdere uitwerking van het plan inclusief groen en terreininrichting werd gevraagd. In het voorjaar van 2022 heeft deze uitwerking samen met de gemeente plaatsgevonden en geleid tot voorliggend plan.

Het nieuwe pand bestaat uit 4 bouwlagen (begane grond t/m 3e verdieping). De begane grond en de eerste verdieping beslaan het hele bouwvlak. De tweede en derde verdieping zijn iets teruggezet aan de westzijde van het perceel. Door de bebouwing op deze manier trapsgewijs op te laten lopen sluit het beter aan bij de naastgelegen bebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002493-1401_0010.png"

SITUATIETEKENING BOUWPLAN

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002493-1401_0011.png"

IMPRESSIE ZICHT VANAF GRAAFSEWEG RICHTING HOOFDENTREE

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002493-1401_0012.png"

IMPRESSIE ZICHT VANAF AARTSHERTOGENLAAN

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002493-1401_0013.png"

IMPRESSIE ZICHT VANAF AARTSHERTOGENLAAN OP PARKEERHOF

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002493-1401_0014.png"

IMPRESSIE ZCHT VANAF GRAAFSEWEG RICHTING ROTONDE

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002493-1401_0015.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002493-1401_0016.png"
BEGANE GROND 1E VERDIEPING
afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002493-1401_0017.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002493-1401_0018.png"
TWEEDE VERDIEPING 3E VERDIEPING
afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002493-1401_0019.png"
DAKPLAN MET SEDUM EN PV PANELEN

3.2 Gebruik

Binnen het plangebied zijn 45 wooneenheden voorzien, 45 privé bergingen, 38 parkeerplaatsen en een binnentuin. Het gebied zal als woonerf in gebruik worden genomen.

3.3 Verkeer En Parkeren

3.3.1 Ontsluiting

Het plangebied zal worden ontsloten via zowel de Aartshertogenlaan als via de parallel gelegen ventweg langs de Graafseweg. Verkeerskundig levert deze ontsluiting geen problemen op.

3.3.2 Verkeer

De realisatie van 45 appartementen heeft invloed op de verkeersgeneratie. De digitale publicatie "ASVV 2012'' (CROW) bevat kencijfers voor de verkeersgeneratie van diverse functies. De gemeente 's-Hertogenbosch wordt aangeduid als sterk stedelijk gebied, waarin de locatie van het plangebied binnen de gemeente tot de rest van de bebouwde kom behoort.

In het als bijlage 1 opgenomen Verkeer en parkeeronderzoek (Goudappel, 009730.20210705.N1.05 oktober2023) is de verkeersgeneratie van de bestaande en nieuwe situatie bepaald. Hierna zijn de resultaten opgenomen.

Oorspronkelijke situatie

Binnen het plangebied bestaat in de oorspronkelijke planologische situatie het aantal verkeersbewegingen uit het voormalige kantoor van BrabantWonen (kantoor met baliefunctie). De verkeersbewegingen voor dit kantoor zullen door de voorgenomen ontwikkeling ophouden te bestaan. In de onderstaande tabel is de berekening van de verkeersaantrekkende werking (conform de bovengenoemde CROW-publicatie) uiteengezet voor de ligging in de schil van het centrum in matig stedelijk gebied.

Onderdeel Verkeersgeneratie Grootte Totaal
Kantoor (met baliefunctie) 10,6 per 100 m² bvo 2.775 m² bvo 294,2
Totaal 294,2

Op basis van bovenstaande berekening kan worden gesteld dat de oorspronkelijke situatie gemiddeld zorgde voor 294 verkeersbewegingen per etmaal. Per werkdag is het gemiddelde 294 x 1,33 = 391 verkeersbewegingen.

Nieuwe situatie

Binnen het plangebied bestaat in de nieuwe situatie het aantal verkeersbewegingen uit één onderdeel: de sociale huurappartementen (huur, appartementen, midden/goedkoop). In de onderstaande tabel is de berekening van de verkeersaantrekkende werking uiteengezet.

Onderdeel Verkeersgeneratie Aantal Totaal
Huur, appartementen, midden/goedkoop 3,6 per woning 45 woningen 162,0
Totaal 162,0

Op basis van bovenstaande berekening kan worden gesteld dat de nieuwe situatie gemiddeld zorgt voor 162 verkeersbewegingen per etmaal. Per werkdag is het gemiddelde 162 x 1,11 = 180 verkeersbewegingen.

Het planeffect bedraagt hiermee een afname van 391 - 180 = 211 motorvoertuigbewegingen gedurende een werkdagetmaal. Ook in de beide spitsperioden neemt de verkeersgeneratie af. Wel vindt door de functiewijziging een verschuiving plaats tussen aankomende en vertrekkende verkeersbewegingen in de spitsperioden.

Conclusie

Onderhavig planvoornemen genereert gemiddeld 211 verkeersbewegingen minder per werkdagetmaal dan de voormalige functie. Het aantal verkeersbewegingen door de realisatie van het planvoornemen zal daarom niet leiden tot problemen op de omliggende wegen, omdat deze wegen de huidige hogere verkeersintensiteiten ook kunnen verwerken.

3.3.3 Parkeren

Bij het toelaten van initiatieven moet inzichtelijk zijn dat in de parkeerbehoefte van auto's en fietsen voorzien kan worden. Dat moet in principe op eigen terrein. Wanneer dat niet mogelijk is en er binnen loopafstand geen parkeerruimte is kan dat leiden tot ruimtebeslag voor (meer) parkeren in de openbare ruimte. Dit ruimtebeslag mag de verkeersveiligheid en een goed woon- en leefklimaat niet aantasten.

Op 12 oktober 2021 is de nota 'Parkeernormering 2021 auto en fiets' in de raad vastgesteld. Conform gemeentelijk beleid is de ontwikkellocatie gesitueerd in zone 3 (bebouwde kom binnen de ring).

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002493-1401_0020.png"

UITSNEDE PARKEERZONES

Om het aspect 'parkeren' inzichtelijk te maken heeft Goudappel Coffeng een onderzoek naar parkeren en verkeer uitgevoerd, rapport: ''Parkeren en verkeer Graafseweg 294; parkeerkundige onderbouwing'' (oktober 2023 009730.20210705.N1.05). Dit rapport is als bijlage 1 bijgevoegd. Hierna zijn de resultaten samengevat.

Autoparkeren

De gemeente 's-Hertogenbosch beschikt over specifieke parkeernormen voor sociale huurappartementen in zone 3:

  • 0,7 parkeerplaatsen per woning voor het bewonersdeel;
  • 0,2 parkeerplaatsen per woning voor het bezoekersdeel.

De parkeerplaatsen op eigen terrein zijn te gebruiken voor zowel de bewoners als de bezoekers van de te realiseren woningen. Hierdoor kan dubbelgebruik van de parkeerplaatsen worden toegepast.

Aan de hand van het functieprogramma en de gemeentelijke parkeernormen is de parkeerbalans berekend. De ongewogen parkeervraag van de ontwikkeling (zonder dubbelgebruik) bedraagt afgerond 41 parkeerplaatsen. Bij toepassing van dubbelgebruik is het parkeerkundig maatgevend moment de werkdagavond. Met een parkeervraag van afgerond 36 parkeerplaatsen op de werkdagavond en een parkeercapaciteit van 30 parkeerplaatsen is binnen de ontwikkeling sprake van een tekort van 6 parkeerplaatsen om in de toekomstige situatie te voldoen aan de volledige eigen parkeerbehoefte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002493-1401_0021.png"

IMPRESSIE ZICHT VANAF GRAAFSEWEG OP PARKEERHOF

Op eigen terrein is geen ruimte om de parkeercapaciteit uit te breiden. Het gemeentelijk beleid maakt het mogelijk om het tekort van zes parkeerplaatsen op te vangen in de openbare ruimte. Om aan te tonen in hoeverre dit een passende parkeeroplossing biedt, is een parkeerdrukmeting uitgevoerd in de omgeving.

Op de gemeten momenten ligt de parkeerdruk in het onderzoeksgebied ruim onder de gemeentelijke maximale parkeerdruk van 85%. Tijdens de werkdagavond (19.00 uur) is de hoogste parkeerdruk gemeten met een bezetting van 53%. Gedurende dit moment is in de directe omgeving van het plangebied een restcapaciteit van 29 parkeerplaatsen beschikbaar. Voldoende om een tekort van 6 parkeerplaatsen op te kunnen vangen.

Uit de resultaten blijkt in de secties binnen een loopafstand van 100 meter namelijk voldoende restcapaciteit beschikbaar om het parkeertekort op te vangen. De hoogst gemeten parkeerbezetting in deze secties is namelijk 35% op de zaterdagmiddag. Het parkeren kan hiermee worden voorzien in de parkeersecties direct langs de ontwikkellocatie.

Fietsparkeren

Het gemeentelijk parkeerbeleid van 's-Hertogenbosch heeft eveneens fietsparkeernormen voor aan te leggen stallingsplaatsen voor de fiets. Binnen de ontwikkeling wordt conform opgave opdrachtgever voorzien in niet-gemeenschappelijke afsluitbare bergruimtes conform bouwbesluit voor het faciliteren van de fietsparkeerbehoefte van de toekomstige bewoners.

Het bepalen van de benodigde stallingscapaciteit van deze voorziening wordt bepaald aan de hand van het gemeentelijk beleid.

Stallingsbehoefte bewoners

Binnen de ontwikkeling worden de volgende woningtypen gerealiseerd met bijbehorende fietsparkeernorm:

  • 5 appartementen >80 m2: 4 fietsparkeerplaatsen per appartement;
  • 40 appartementen 40 - 80 m2: 3 fietsparkeerplaatsen per appartement;

Binnen de ontwikkeling wordt voorzien in de realisatie van afzonderlijke bergingen waarbij ieder appartement de beschikking krijgt over een eigen berging conform bouwbesluit. Het gemeentelijk beleid hanteert als uitgangspunt dat iedere berging hierbij een rekenkundige capaciteit heeft van twee stallingsplekken. De resterende stallingsbehoefte van de bewoners wordt opgevangen in de openbare ruimte rond het gebouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002493-1401_0022.png"

Uit bovenstaande tabel blijkt dat de totale resterende stallingsbehoefte van de bewoners in totaal 50 stallingsplaatsen omvat.

Naast de individuele bergingen is op eigen terrein capaciteit en ruimte voor 52 fiets-stallingsplaatsen voorzien (zie onderstaande afbeelding).

Deze bergingen zijn voldoende groot voor de stalling van speciale fietsen (bakfietsen) en scootmobielen. Daarnaast zullen In de bergingen de vereiste elektrapunten voor scootmobiel, elektrische fietsen worden aangelegd.

Stallingsbehoefte bezoekers

Voor de stallingsbehoefte van bezoekers wordt conform gemeentelijk beleid aangesloten bij de richtlijn van het CROW, dat voorschrijft om in de openbare ruimte te voorzien in minimaal 0,5 fietsparkeerplaatsen per woning. Binnen de ontwikkeling worden 45 woningen gerealiseerd. De totale bezoekersvraag hiermee bedraagt afgerond 45 x 0,5 = 23 stallingsplaatsen voor bezoek.

Binnen de ontwikkeling is hiervoor capaciteit en ruimte voorzien op de kop van het kavel (zie onderstaande afbeelding).

In onderstaande tekeningen en bijlage 2 is de ligging van de fietsparkeerplaatsen zichtbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002493-1401_0023.png"

INRICHTING OPENBAAR GEBIED MET IN ROOD FIETSPARKEERPLAATSEN AANGEDUID

Conclusie

Onderhavig planvoornemen leidt tot een parkeervraag van 36 autoparkeerplaatsen en 73 fietsparkeerplaatsen in de openbare ruimte. Deze parkeervraag kan binnen het plangebied en directe omgeving worden opgelost.

3.4 Inrichting Buitenruimte

Voor de beoogde bebouwing aan de Graafseweg 294 is een inrichtingsplan gemaakt (zie bijlage 2) op basis van onderstaand concept, waarin het ontmoeten bij de entrees en in de gezamenlijke binnentuin belangrijke uitgangspunten zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002493-1401_0024.png"

De groene inrichting bestaat uit een aaneengesloten groene rand rondom het gebouw en een gezamenlijke binnentuin. Dit groen zorgt voor een goede overgang en inpassing van gebouw naar de omgeving. Daarnaast kan hiermee een natuurinclusieve inrichting van zowel terrein als gebouw worden gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002493-1401_0025.png"

INRICHTING OPENBAAR GEBIED

Parkeerhof

Aan de westzijde liggen de parkeerplaatsen. De parkeerplaats is opgedeeld in twee delen. In het midden komt een 'groen eiland' en tussen de parkeerplaatsen komen nieuwe bomen (2 bestaande bomen blijven gehandhaafd). De parkeerplaatsen krijgen grasbetonstenen, zo kan het regenwater de grond intrekken en ontstaan er een groen beeld met minder verharding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002493-1401_0026.png"

Buitenzijden

De overige zijden van het gebouw krijgen tussen trottoir en gebouw een groenstrook, deze strook werkt als een soort 'voortuin van het gebouw'. De invulling van deze groenstrook bestaat uit een mix van bloeiende vaste planten en struiken en solitaire meerstammige struiken. Daarnaast komt er op verschillende plekken gevelgroen. Hierdoor krijgt het gebouw een extra groene uitstraling, goed voor de biodiversiteit, klimaatadaptatie en levert een fraai beeld op.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002493-1401_0027.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002493-1401_0028.png"

Binnentuin

De binnentuin krijgt diverse zitplekken om het ontmoeten te bevorderen. De vaste zitbanken maken onderdeel uit van de plantvakken waarmee centraal in de ruimte de zitplekken op vlonders ontstaan en richting de voordeuren van de appartementen een groene afschermende zone ontstaat.

Naast enkele grotere bomen, die ook groen naar de hogere verdiepingen brengen, wordt de binnentuin ingericht met heesters en siergrassen

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002493-1401_0029.png"

Dakplan

Naast de groene inrichting van de buitenruimte wordt ook het lage deel van het plat dak (zie onderstaande tekening) voorzien van sedum en krijgt daarmee een groene uitstraling. Het hoge dakdeel wordt benut voor zonne-energie door middel van plaatsing PV-panelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002493-1401_0030.png"

DAKPLAN MET SEDUM EN PV PANELEN

3.5 Groenstructuur

De groenstructuur binnen en rondom het plangebied bestaat voornamelijk uit bestaande bomen. Om te beoordelen of de bestaande bomen gehandhaafd konden blijven is er een boomeffectanalyse uitgevoerd. Na dit onderzoek zijn de uitkomsten gebruikt voor het ontwerp van de bebouwing en het ontwerp van de buitenruimte.

Boomeffectanalyse

Door Econsultancy uit Boxmeer is een boomeffectanalyse uitgevoerd ter plaatse van het plangebied, rapport: ''Boomeffectanalyse Graafseweg 294 te 's-Hertogenbosch'' (14 mei 2021, 15572.007). De rapportage is opgenomen in bijlage 3. Op onderstaande afbeelding zijn de verschillende bomen in en rondom het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002493-1401_0031.png"

POSITIE BOMEN

Econsultancy concludeert het volgende:

  • Boom 3 tot en met 16 zijn in relatie tot de voorgenomen werkzaamheden te behouden. Deze bomen staan buiten de onderzoekslocatie en er worden daarom als gevolg van de werkzaamheden geen negatieve effecten verwacht. Tijdens de uitvoering van de sloop- en bouwwerkzaamheden kan echter wel directe- en indirecte schade ontstaan. Daarom wordt geadviseerd de bomen en groeiplaatsen voorafgaand aan de werkzaamheden te beschermen.
  • Boom 1 en 2 zijn in relatie tot de voorgenomen werkzaamheden zonder maatregelen niet duurzaam te behouden. Boom 1 staat op circa 3,0 meter van de bestaande bebouwing. Bij de sloop van het bestaande gebouw zal naar verwachting ernstige schade ontstaan aan de boom en groeiplaats. Daarnaast is boom 1 gesitueerd binnen de contouren van de parkeerplaats. Deze boom is op de huidige standplaats op voorhand niet te behouden. Boom 2 is gesitueerd op circa 2,5 meter ten noorden van de parkeerplaats. Bij de aanleg van de parkeerplaats zal naar verwachting 20 tot 30% van het totale wortelvolume verloren gaan. Daarnaast worden minimaal 2 forse wortels (Ø 5 en 8 centimeter) verwijderd. Als gevolg van het wortelverlies zal de conditie en de toekomstverwachting van de boom afnemen.
  • De bomen verkeren beide in goede conditie en zijn vrij van gebreken. De bomen zijn mogelijk middels het instellen van een verboden zone op de huidige standplaats te behouden. Daarnaast is het naar verwachting mogelijk de bomen middels verplanting op een andere standplaats te behouden.

Conclusie

De bestaande bomen en groenstructuren binnen het plangebied worden zoveel mogelijk behouden.

Ontwerpbuitenruimte

In voorgaande paragraaf is de inrichting van de buitenruimte beschreven. Daarin zijn meerdere groenstructuren opgenomen. Omdat vanuit het beleid gewenst is een minimale hoeveelheid en kwaliteit gewenst van deze groenstructuren zijn in onderstaande paragrafen de kwantitatieve groenscore en kwalitatieve biodiversiteitscore beschreven.

Kwantitatieve groenscore

Het project/plan is tevens getoetst aan de groennorm uit de Visie Groen en Klimaatbestendig 's-Hertogenbosch en de Verordening Bomen, Water en Groen 's-Hertogenbosch 2021. Ten gevolge van het projectplan komt er minder verharding. De groennorm is van toepassing bij een toename aan verharding van meer dan 500 m2. De groennorm is dan ook geen voorwaarde voor het realiseren van dit plan. Het voldoen aan deze normen is wel in lijn met de ambities voor een groen en klimaatbestendig 's-Hertogenbosch en wordt daarom wel getoetst.

De groennorm kent twee onderdelen: de kwantitatieve groenscore en de kwalitatieve (biodiversiteit) score.

In onderstaande afbeeldingen is deze kwantitatieve groenscore berekend (zie ook bijlage 4 en 5). Uit deze berekening kan geconcludeerd worden dat de groenscore (inclusief groen dak, groene gevel en kroonprojectie van de bomen) op 111% uitkomt. Hiermee is voldoende groen in het plan opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002493-1401_0032.png"

KWANTITATIEVE GROENSCORE

Kwalitatieve biodiversiteitscore

De Kwalitatieve biodiversiteitscore is in onderstaande afbeelding (en bijlage 6) zichtbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002493-1401_0033.png"KWALITATIEVE BIODIVERSITEITSCORE

Ad. A De groenscore is totaal 111%. Deze is tot stand gekomen aan de hand van het scoresysteem kwantitatieve groenscore. Hiervoor is het volgende meegenomen in de berekening:
- Beplanting op maaiveldniveau
- 50% van de oppervlakte van de grasbetonstenen (parkeerplaats)
- 75% van de oppervlakte van het groene dak
- Een vermenigvuldiging van 4x van de oppervlakte van de groene gevels
- Een vermenigvuldiging van 4x van de oppervlakte van de kroonprojectie bomen
Zie ook bijlage 5
Ad. B1 Er blijven twee bestaande bomen gehandhaafd op de parkeerplaats.
Ad. B2 Het terrein bestond eerst met name uit verharding en groepen sierheesters als plantsoen waardoor er weinig diversiteit was. In het nieuwe plan wordt bij het maken van het beplantingsplan rekening gehouden met diverse beplantingslagen. Op het terrein wordt gebruik gemaakt van inheems bloemrijk grasland, inheemse heesters als solitair en clusters (schuil- en voedselbosje), inheemse bomen, gemende hagen, sier- en vlinderlokkende vaste planten, siergrassen en bodembedekkers. Daarnaast is gekozen voor biologische vaste planten en planetproof heesters.
Zie ook bijlage 2
Ad. C1 Bij de soortkeuze van de bomen, heesters en hagen wordt rekening gehouden met inheems plantenmateriaal welke van origine in de omgeving voorkomen. Voor de onderbeplantingen van vaste planten wordt zoveel mogelijk gekozen de combinatie van inheemse beplanting, soorten welke toekomstbestendig zijn en soorten welke dienen als drachtplanten voor bijen en vlinder.
Ad. C2 Alle beplantingen bestaande uit bomen, heesters en vaste planten worden gekozen op nectar- en pollenwaarden.
Ad. D In het plan worden nestkasten en insectenhotels toegepast.

De Kwalitatieve biodiversiteitscore komt uit op 9 punten, waarmee voldaan wordt aan de minimale eisen ten aanzien van biodiversiteit.

Zoals te zien in bovenstaande afbeeldingen en bijlagen voldoet het plan aan de Visie Groen en Klimaatbestendig 's-Hertogenbosch en de Verordening Bomen, Water en Groen 's-Hertogenbosch 2021.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is één integrale visie, waarin het duurzaam toekomstperspectief voor de leefomgeving in Nederland tot 2050 staat omschreven. Het uitgangspunt van deze visie is dat ruimtelijke ingrepen niet afzonderlijk van elkaar kunnen plaatsvinden, maar dat ze van elkaar afhankelijk zijn.

Naar verwachting zal de NOVI op 1 januari 2022 in werking treden. Op 20 juni 2019 is het Ontwerp van de NOVI verschenen. In de NOVI benoemt het Rijk benoemt 21 nationale belangen voor het omgevingsbeleid, inclusief de maatschappelijke opgaven en de rol van het Rijk in het uitvoeren van deze opgaven. De maatschappelijke opgaven zijn in vier prioriteiten samengevat:

  1. 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  2. 2. Duurzaam economisch groeipotentieel;
  3. 3. Sterke en gezonde steden en regio's;
  4. 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Bovendien is de druk op de fysieke leefomgeving in Nederland groot, waardoor verschillende belangen betreft ruimtelijke ontwikkelingen nu en dan botsen. Hoewel wordt gestreefd het implementeren van de diverse belangen, is dit niet altijd mogelijk. Soms dienen scherpe keuzes gemaakt worden en moeten belangen afgewogen worden. Om dit te bewerkstelligen omvat de NOVI drie afwegingsprincipes:

  1. 1. Combinatie van functies gaan vóór enkelvoudige functies;
  2. 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
  3. 3. Afwentelen wordt voorkomen.

Conclusie

Voorliggend plan voorziet in een nieuwe ruimtelijke kwaliteit op een terrein waarop in de huidige situatie een kantoorpand staat van BrabantWonen. Het initiatief draagt bij aan een goede woon- en leefomgeving in de gemeente 's-Hertogenbosch. De in de NOVI genoemde nationale belangen worden door de voorgenomen ontwikkeling niet geschaad.

4.1.2 Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor duurzame verstedelijking

Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Projecten die meer dan twaalf woningen bevatten worden op basis van jurisprudentie als stedelijke ontwikkeling gezien. Het initiatief omvat de realisatie van 45 woningen. De Ladder van duurzame verstedelijking is op het initiatief van toepassing. De ontwikkeling dient nader te worden gemotiveerd.

Kwalitatieve verantwoording

Met het planvoornemen worden binnen bestaand stedelijk gebied 45 woningen gerealiseerd. De bouw van deze 45 (sociale huurwoningen sluit in kwalitatieve zin aan bij het van toepassing zijnde beleid en de woningbehoefte in de gemeente. Op basis van de Woonvisie 's-Hertogenbosch en het Bestuursakkoord 2022-2026, zie ook paragraaf 4.3.2, is bouwen binnen bestaand stedelijk gebied (inbreiding, herstructurering en transformatie) één van de uitgangspunten. Dit onder de voorwaarden dat het stedenbouwkundig en planologisch passend en milieutechnisch mogelijk is. Dit is in hoofdstuk 2 en 5 van deze toelichting aangetoond. Daarnaast dient het planvoornemen aan te sluiten bij de doelstellingen van de Woonvisie. Met het realiseren van 45 sociale huurwoningen die geschikt zijn voor 1- en 2-persoonshuishoudens wordt bijgedragen aan de doelstelling van (minimaal) 30% sociale huur binnen het stedelijk bouwprogramma en aan de prestatieafspraak om in de periode 2022 t/m 2030 (tenminste) 3150 sociale huurwoningen te realiseren. Ook levert de nieuwbouw een bijdrage aan de doorstroming op de woningmarkt. .

Kwantitatieve verantwoording

De gemeente 's-Hertogenbosch beschikt over een gemeentelijk uitvoeringsprogramma dat aansluit bij de kaders van de gemeentelijke Woonvisie en past binnen de Regionale woonafspraken (zie ook Interim Omgevingsverordening provincie Noord-Brabant). Uitgangspunt voor de Regionale woonafspraken is de provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose, deze is per gemeente richtinggevend.

De meest recente bevolkings- en woningbehoefteprognose van de provincie Noord Brabant (september 2020) onderstreept de noodzaak voor een stevig woningbouwprogramma. Volgens deze prognose moet de woningvoorraad van 's-Hertogenbosch groeien met 8.175 van 72.990 woningen in 2020 naar 81.165 woningen in 2030. Ook daarna wordt nog een stevige groei in de woningbehoefte voorzien, die pas na 2035 iets gaat afvlakken. De woningbouwplannen in vastgestelde en vigerende bestemmingsplannen (harde plancapaciteit) en de voorgenomen woningbouwontwikkelingen (zachte plancapaciteit) worden jaarlijks via een door de gemeente in te vullen matrix gemonitord door de provincie Noord-Brabant.

De potentiële woningbouwcapaciteit voor de periode 2022 tot en met 2026 bedraagt 6.500 woningen, waarvan 5.200 woningen zijn opgenomen in harde plannen. Om in de woningbehoefte te kunnen voorzien moet de harde plancapaciteit op orde blijven en dus moeten er jaarlijks gemiddeld voor zo'n 1000 woningen (bestemmings)plannen worden vastgesteld. Het plan maakt overigens al jaren onderdeel uit van de potentiële (zachte) plancapaciteit en kan, na het doorlopen van de benodigde RO-procedures, bijdragen aan het realiseren van de gemeentelijke woningbouwopgave.

Conclusie

Het planvoornemen past zowel in kwantitatieve als kwalitatieve zin binnen de woningbehoefte in 's-Hertogenbosch en daarmee passend binnen de Ladder voor duurzame verstedelijking.

4.2 Provinciaal Beleid

4.2.1 Omgevingsvisie Noord-Brabant

Op 14 december 2018 hebben de Provinciale Staten de omgevingsvisie Noord Brabant vastgesteld. Deze omgevingsvisie vervangt na het inwerking treden van de Omgevingswet de provinciale structuurvisie. Met de omgevingsvisie formuleert de provincie haar ambitie over hoe zij de Brabantse leefomgeving er in 2050 uit wil zien. Daarbij stelt zij tussendoelen voor 2030, maar legt nu nog niet vast hoe zij die doelen wil bereiken. De provincie wilt daarmee ruimte bieden voor inbreng vanuit partijen en disciplines. Om hiermee aan de slag te gaan is volgens de provincie een verdere uitwerking van de ambities nodig in de vorm van programma's

Met de visie geeft de provincie aan wat zij belangrijk vindt voor de verbetering en duurzame ontwikkeling van Brabant. Daarbij legt zij de focus op vier hoofdopgaven voor de middellange en lange termijn:

  1. 1. werken aan de Brabantse energietransitie;
  2. 2. werken aan een klimaatproof Brabant;
  3. 3. werken aan een slimme netwerkstad;
  4. 4. werken aan een concurrerende, duurzame economie.

Deze vier hoofdopgaven staan ten dienste van de basis opgaven: werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit.

Om te komen tot de slimme netwerkstad richt de provincie zich op duurzame verstedelijking. Zij wil daarin richting geven door middel van het bevorderen van regionale afspraken, het sturen op zorgvuldig ruimtegebruik en het periodiek opstellen van prognoses. Verder wil zij een actieve rol spelen om beweging te stimuleren (o.a. door samen te werken bij gebiedsopgaven en bij het opstellen van uitvoeringsprogramma's) en gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken.

Analyse
Onderhavig plan betreft de bouw van 45 sociale/middeldure huurwoningen. Deze ontwikkeling draagt op de volgende wijze bij aan de 'grote' hoofdopgaven.

ad 1. De energietransitie houdt enerzijds in het verminderen van het energieverbruik en anderzijds de verduurzaming van de energie. De nieuwe woningen binnen het plangebied zullen minstens aan de in het Bouwbesluit en het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid opgenomen energieprestatie-eisen moeten voldoen. Nadere uitwerking hiervan zal plaatsvinden in het kader van het bouwplan voor het appartementengebouw. Daar komt dan ook de verduurzaming van de energie aan bod, bijvoorbeeld door het aanleggen van een eigen energievoorziening.
ad 2. Eén van de onderdelen van een klimaatproof Brabant is het zorgen voor een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. Onderhavig plan wordt gerealiseerd op een plek die hoog en droog genoeg is. Door infiltratie van het hemelwater ter plaatse wordt voorkomen dat er een versnelde afvoer plaatsvindt. Het ontwerp van de woningen en de definitieve inrichting van de percelen kunnen voorts een bijdrage leveren aan de klimaatadaptatie. Dit wordt in het bouwplan nader uitgewerkt.
ad 3. Een duurzame verstedelijking draagt bij aan het komen tot een slimme netwerkstad. Uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied is alleen wenselijk vanuit kwalitatieve overwegingen en bij een concrete marktvraag. De 45 woningen worden gerealiseerd binnen het bestaand stedelijke gebied van 's-Hertogenbosch.
ad 4. Onderdeel van een concurrerende en duurzame economie is het voorzien in een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Door een zorgvuldige inpassing van de woningen wordt een bijdrage geleverd aan de leefomgeving en daarmee aan het vestigingsklimaat.

Conclusie
Het plan geeft invulling aan bij de opgaven van de Omgevingsvisie Noord-Brabant.

4.2.2 Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant

De Interim Omgevingsverordening bevat de provinciale regels en randvoorwaarden met een bindende werking over de fysieke leefomgeving. Deze vloeien voort uit de in de Omgevingsvisie genoemde doelen. De Interim Omgevingsverordening is opgesteld naar de gedachtegang van de nieuwe Omgevingswet die naar verwachting op 1 januari 2021 in werking zal treden.

De Interim omgevingsverordening (IOV) heeft een opbouw naar de verschillende doelgroepen. Voor onderhavig plan zijn in beginsel uitsluitend de in hoofdstuk 3 opgenomen "Instructieregels aan gemeenten" aan de orde. De afdelingen in dat hoofdstuk zijn als volgt te onderscheiden (waarbij de volgorde is omgekeerd ten behoeve van vergroting van de toepasbaarheid):

  • afdelingen 3.5 tot en met 3.7: de toedeling van functies;
  • afdelingen 3.2 tot en met 3.4: de bescherming van gebiedskenmerken;
  • afdeling 3.1: de basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies.

Het plangebied is onderdeel van het stedelijke gebied. In beginsel zijn daar conform artikel 3.42 IOV woningen toegestaan, mits voldaan wordt aan de genoemde voorwaarden. Hieronder is dit artikel overgenomen en wordt aan de voorwaarden getoetst.

4.3 Gemeentelijk Beleid

4.3.1 Structuurvisie

In juni 2003 heeft de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch de Ruimtelijke StructuurVisie vastgesteld, met de ondertitel 'Stad tussen stromen'. De Ruimtelijke StructuurVisie geeft richting aan de ruimtelijke ambities van de stad. Op 28 januari 2014 heeft de gemeenteraad de actualisatie van de structuurvisie uit 2003 vastgesteld. In deze geactualiseerde structuurvisie integreert gemeente het provinciaal beleid. De geactualiseerde structuurvisie bevat een integrale visievorming voor lange termijn, 10 jaar met een doorkijk naar 15 à 20 jaar.

De structuurvisie bestaat uit het Ruimtelijk Casco, een visie geformuleerd op het plangebied. Een ruimtelijke analyse van de stad en het gemeentelijk beleid vormen de input voor deze visie. De visie formuleert de ontwikkelingskoers, beschrijft een wensbeeld van de stad voor de lange termijn en biedt het casco voor concrete projecten en plannen. Het is een toetsingskader, en tegelijkertijd ook een inspiratiekader voor ruimtelijke ontwikkeling. Zo wordt bepaald waar strakke contouren ter bescherming van kwetsbare waarden liggen en kansen voor ontwikkeling. En worden locaties aangeduid waar deze ontwikkeling tegen randvoorwaarden mogelijk zijn en afweegbare gebieden voor uitbreidingen en intensiveringen aangewezen. Het 'ruimtelijk motto' van compacte, complete en contrastrijke stad als het uitgangspunt voor de ruimtelijke ontwikkeling voor de stad blijft gehanteerd, in de overtuiging dat dit de juiste basis biedt voor een duurzame ruimtelijk hoofdstructuur.

Analyse

Een van de doelstellingen van het woonbeleid in ’s-Hertogenbosch is de woningdifferentiatie in de woonwijken vergroten. In samenwerking met woningcorporaties en marktpartijen wordt gewerkt aan enerzijds het doorbreken van de eenzijdigheid van het woningaanbod in buurten. Anderzijds het bieden van voldoende keuzemogelijkheden aan de inwoners van de stad, in de vorm van een gedifferentieerd en gevarieerd woningaanbod met een eigen identiteit en karakter. Deze ontwikkeling zorgt binnen de woonwijk met voornamelijk grondgebonden (koop)woningen voor een ander woningaanbod met huurappartementen.

Een andere doelstelling van het woonbeleid in 's-Hertogenbosch is de "compacte en complete stad". Voorliggend initiatief voorziet in de realisatie van woningen ter plaatse van een inbreidingslocatie in de wijk Graafsewijk.

Conclusie

Voorliggend initiatief betreft de realisatie van 45 sociale huurappartementen en is daarmee passend binnen het vigerende beleid.

4.3.2 Woonvisie 's-Hertogenbosch

Het woonbeleid van de gemeente 's-Hertogenbosch is vastgelegd in de Woonvisie 's-Hertogenbosch. Deze is door de gemeenteraad op 9 juni 2020 vastgesteld. Ontspannen en soms ook spannend wonen, in een sterke stad met leefbare buurten en dorpen. Waar inwoners trots zijn op hun woonplaats en iedereen zoveel als mogelijk kan wonen in een woning die aansluit bij hun woonwensen en mogelijkheden. Dat is het doel. Om dit te bereiken zijn er vier opgaven geformuleerd:

  • Passend en betaalbaar wonen voor iedereen;
  • leefbare en inclusieve buurten;
  • Toekomstbestendige en duurzame woonvoorraad;
  • strategisch en innovatief woonprogramma.

Passend en betaalbaar wonen

Binnen deze opgave gaat extra aandacht uit naar starters en (lage) middeninkomens. We zetten in op het realiseren van divers en passend woningaanbod, met nadruk op de toenemende groep 1 en 2 persoonshuishoudens. Om de voorraad passend te blijven houden, wordt er een flexibele schil gerealiseerd, voor o.a. spoedzoekers. Daarnaast is er aandacht voor het huisvesten van specifieke doelgroepen, waaronder ouderen, mensen met een handicap of psychische kwetsbaarheid, maar ook jongeren, starters en studenten.

Leefbare en inclusieve buurten

De Woonvisie streeft naar eenheid in verscheidenheid. Interventies in nieuwbouw en de bestaande woningvoorraad versterken de buurt en, zorgen voor een divers aanbod. Daarbij is bijzondere aandacht voor de huisvesting van kwetsbare doelgroepen en het stimuleren van nieuwe woonconcepten en bewonersinitiatieven die bijdragen aan ontmoeting, leefbaarheid en veiligheid.

Toekomstbestendige en duurzame woningvoorraad

De woonvisie heeft een gezonde, duurzame én flexibel inzetbare woningvoorraad als doel. Een woningvoorraad die ook de toekomstige uitdagingen en veranderende woonwensen aan kan. De opgave ligt hierbij zowel in de nieuwbouw als in de bestaande woningvoorraad.

Strategisch innovatief woonprogramma

De gemeenteraad heeft als ambitie uitgesproken om 10.500 woningen te realiseren in de periode 2020 – 2030. Daarbij is de ambitie een stedelijke differentiatie over de volgende categorieën:

  • minimaal 30% sociale huur
  • minimaal 20% middenhuur en goedkope koop
  • maximaal 50% dure huur en (middel)dure koop.

In het bestuursakkoord 2022-2026 is aanvullend daarop uitgesproken dat voor zachte plannen wordt ingezet op 70% betaalbaar (30% sociale huur, 30% middenhuur en 10% betaalbare koop).

Op projectniveau wordt gestreefd wordt naar differentiatie binnen de categorieën. Daarbij is maatwerk in de percentages mogelijk, indien dat bijdraagt aan een leefbare en inclusieve buurt.

Analyse

In de woonvisie komt sterk naar voren dat er veel vraag is naar betaalbare woningen en dat wordt ingezet op differentiatie in de buurten. Voorliggend initiatief betreft de realisatie van 45 sociale huurappartementen aan de rand van het centrum van 's-Hertogenbosch en past daarmee goed binnen de woonvisie.

Conclusie

Voorliggend initiatief betreft de realisatie van 45 sociale huurappartementen en is daarmee passend binnen de woonvisie.

4.3.3 Welstand

Op 17 mei 2011 heeft de gemeenteraad de 'Actualisering Welstandsnota 2011' vastgesteld. In de Welstandsnota zijn per bebouwingstype architectonische en bouwtechnische welstandscriteria opgenomen. Daarnaast gelden de algemene welstandscriteria als beoordelingskader.

Voorliggend plangebied ligt in de wijk Graafsewijk. De Graafsewijk ontstond in de jaren '30. Het betreft een uitbreiding rondom de uitvalswegen vanuit de binnenstad, namelijk de Graafseweg en de Aartshertogenlaan. De Graafsewijk was een typisch voorbeeld van een arbeiderswijk en eenvoudige middenstandswijk. Voor Brabantse begrippen is De Graafsewijk zeer compact en steenachtig. De stedenbouwkundige structuur van de wijk is voornamelijk traditioneel van opbouw met gesloten bouwblokken en een ruimtelijk hiërarchisch vormgegeven stratenpatroon Het grootste deel van De Graafsewijk werd pas na de Tweede Wereldoorlog ontwikkeld. Ook De Graafsewijk had een omvang van enkele duizenden woningen en was sterk georiënteerd op de binnenstad. De bebouwing die na de oorlog ontstond, is zeer sober vormgegeven. De Graafsewijk kreeg een groen karakter door toepassing van halfopen bouwblokken, groenzones, lanen en ruime wijk- en buurtparken. Het stratenpatroon werd ruimtelijk hiërarchisch opgebouwd.

De bebouwing bestond voornamelijk uit eenvoudige rijtjeswoningen met voortuinen en rijtjes haaks op elkaar aan rechthoekige woonhoven. De grootschalige bebouwing werd geprojecteerd op strategische punten.

Analyse

Voorliggend plangebied betreft een zichtlocatie aan de kop van de Graafseweg, een strategisch punt. Herontwikkeling van het kantoorgebouw als herkenbaar appartementen complex met een alzijdige oriëntatie past hiermee binnen de grootschaliger thematische bebouwing op strategische punten. In hoofdstuk 3 is ingegaan op het inrichtingsplan van het kavel en de aansluiting op de omringende bebouwing.

Conclusie

Het voorliggende initiatief past als alzijdig gebouw op dit kruispunt van wegen, sluit aan bij de omringende bebouwing en past daarmee binnen de criteria uit de Welstandsnota van de gemeente. Het plan is daarnaast akkoord bevonden door de Welstandscommissie.

4.3.4 Bomen

Het Bomenbeleidsplan 's-Hertogenbosch is door de gemeenteraad vastgesteld op 29 september 2017. Bij de ruimtelijke procedure vindt een afweging plaats ten aanzien van verschillende functies waaronder groen. De gemeente stelt daarbij voorwaarden ten aanzien van groen. Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij beleidsuitgangspunten uit het Bomenbeleidsplan, zoals het zoveel mogelijk behouden van bomen, het verplanten van bomen en herplant en compensatie van groen. Afspraken over velling, herplant en compensatie wordt bij het plan vastgelegd zodat hierbij aangesloten kan worden bij de uiteindelijke vergunningprocedure. Het kan zowel om behoud als om ontwikkeling van nieuw groen gaan.

Bij de ontwikkeling moeten bomen direct in beeld zijn. Hiervoor wordt een bomeninventarisatie uitgevoerd. Hierbij worden alle bomen in beeld gebracht en op waarde beoordeeld. De inventarisatie wordt gebruikt bij het ontwerpproces. De gemeente toetst hierbij de wijze waarop rekening wordt gehouden met de bomen.

De inventarisatie bestaat minimaal uit:

  • digitaal ingemeten tekening;
  • boomsoorten;
  • stamomvang op 1,30 meter boven maaiveld;
  • kroonomvang;
  • vitaliteit en levensverwachting van de boom.

Hieruit blijkt welke bomen waardevol en te behouden zijn. Deze bomeninventarisatie komt terug in het ontwerp waardoor te zien is welk effect het plan op het bestaande groen heeft. De bomendeskundige gebruikt de bomeninventarisatie vervolgens als basis om eisen te stellen aan inpassing en bescherming. Op deze manier kan worden geborgd dat er voldoende bomen behouden blijven.

Analyse

In het kader van voorliggend plan is een boomeffectenanalyse uitgevoerd (zie paragraaf 3.5 en bijlage 3).

Conclusie

Met het uitvoeren van de boomeffectanalyse is het bomenbeleid van de gemeente 's-Hertogenbosch ten uitvoer gebracht.

Hoofdstuk 5 Milieu, Duurzaamheid En Waarden

5.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan. Tussen milieuaspecten en ruimtelijke ordening bestaat een duidelijke relatie. De milieukwaliteit vormt namelijk een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling, dient onderzocht te worden welke milieuaspecten daarbij een rol kunnen spelen. Het is daarnaast van belang om milieubelastende functies (zoals bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden van milieugevoelige functies (zoals woningen). Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende of hinderlijke situaties moeten voorkomen worden.

5.2 Bedrijven En Milieuzonering

Milieuzonering zorgt voor voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies zoals woningen. Bij de planontwikkeling dient rekening te worden gehouden met milieuzonering om de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te garanderen naast de zorg dat er voor bedrijven voldoende ruimte voorhanden is om de bedrijfsactiviteiten duurzaam en binnen aanvaardbare voorwaarden (normen) uit te kunnen voeren.

Richtlijn

Bij het beoordelen van de bedrijven (binnen het plangebied of elders gelegen) welke invloed hebben op het plangebied, is gebruik gemaakt de VNG-brochure “Bedrijven en Milieuzonering”. De VNG brochure is een richtlijn, vormt geen wettelijk kader maar heeft als gevolg van jurisprudentie de status van pseudo-wetgeving gekregen. Deze richtlijn biedt kaders om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan minimale richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf. Deze richtafstanden gelden vanaf de perceelgrens van het bedrijf waar de bedrijfsactiviteiten plaats kunnen vinden (of de opslagvoorziening of installatie) tot aan de gevel van woningen in een 'rustige woonwijk'. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen, afschermingen et cetera is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden. De grootste van de vier VNG-richtafstanden (voor geur, stof, geluid of gevaar) is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieu-categorie. De milieucategorie van een bedrijf kan variëren van 1 (een licht bedrijf, met een hinderafstand van 10 meter) tot 6 (een zeer zwaar bedrijf, met een hinderafstand van 1500 meter).

Analyse

Omgevingstype

Het omgevingstype van voorliggend plangebied is een rustige woonwijk. In de omgeving is sprake van matige functiemenging wegens de aanwezigheid van het tuincentrum.

Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft woningbouw. Er is daarom geen sprake van milieutechnische uitstraling op de omgeving.

Invloed omliggende inrichtingen op plan


afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002493-1401_0034.png"

Westelijk van het plangebied is een bestemming ‘Bedrijf’ met functieaanduiding ‘tuincentrum’ gelegen (1). Ten noorden van de Aartshertogenlaan is de bestemming ‘Sport’ aanwezig, met plaatselijk de aanduidingen ‘sportcentrum’ (2) en ‘stadion’ (3). Het sportcentrum omvat onder andere sporthallen en een buitenbad. Ten noorden is tevens een stadion gelegen (3).

Hieronder staat een overzicht van de bedrijven in de directe omgeving, de SBI-code, de milieucategorie en de bijbehorende richtafstand, alsmede de werkelijke afstand tussen de perceelsgrens het bedrijf / voorziening tot de rand van het plangebied.

bedrijf SBI-code categorie richtafstand werkelijke afstand vanaf rand plangebied
Graafseweg 244: Tuincentrum 4752 2 10 m 14 m
Victorialaan 21: Stadion de Vliert 931 4.2 200 m 160 m
Victorialaan 10: Zwem- en
sportcentrum Sportiom
931 3.1 30 m 70 m

Hieruit volgt dat plan alleen is gelegen binnen de richtafstand tot het stadion, op basis waarvan nader onderzoek noodzakelijk is. Recente jurisprudentie stelt echter dat het voldoen aan de richtafstand niet garandeert dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Daarom zijn alledrie de inrichtingen in het onderzoek industrielawaai betrokken (zie bijlage 10 voor de rapportage). In paragraaf 5.3.3 wordt nader ingegaan op het aspect industrielawaai.

Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling indien wordt voldaan aan de voorwaarden die voortkomen uit het onderzoek industrielawaai (zie paragraaf 5.3.3).

5.3 Geluid

Bij een ruimtelijk plan dient rekening te worden gehouden met geluidsbronnen en de mogelijke hinder of overlast daarvan voor mensen. De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag in vooral de Wet geluidhinder en Wet milieubeheer. Daarnaast vindt de beoordeling zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), op grond van een “goed woon- en leefklimaat”. Het aspect geluid kent voor geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) afhankelijk van typen geluidsbronnen een wettelijk kader die van belang zijn bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Zo zijn in de Wet geluidhinder voor geluidsgevoelige bestemmingen (als woningen) grenswaarden opgenomen voor industrielawaai, wegverkeerlawaai en spoorweglawaai. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.

5.3.1 Wegverkeerslawaai

Wettelijk kader

Langs alle wegen bevinden zich conform de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones, met uitzondering van wegen op woonerven en 30 km/uur-wegen. Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) aan wettelijke normen te voldoen. De breedte van een geluids-onderzoeks-zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg (binnen- of buitenstedelijk). De beoogde ontwikkeling ligt binnen de zone van 20 meter van de Graafseweg. Voor de geluidsbelasting op de gevels van nieuwe geluidsgevoelige functies binnen de wettelijke geluidszone van deze weg geldt een ten hoogst toelaatbare geluidbelasting van 48 dB. Onder voorwaarden is een hogere waarde mogelijk tot 53 dB. Indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat de ten hoogst toelaatbare geluidbelasting van 48 dB wordt overschreden, zijn maatregelen noodzakelijk gericht op het verminderen van de geluidsbelasting aan de gevel. Voor zulke maatregelen wordt onderstaande volgorde aangehouden:

  • Bronmaatregelen (bijvoorbeeld aanpassing intensiteiten of soort wegdekverharding)
  • Overdrachtsmaatregelen (bijvoorbeeld geluidsafscherming)
  • Maatregelen bij de ontvanger (bijvoorbeeld aanbrengen extra geluidsisolatie aan de gevel of woningindeling)

Zijn deze maatregelen niet mogelijk, niet gewenst of niet doeltreffend, dan kan de gemeente onder bepaalde voorwaarden voor nieuwe geluidsgevoelige objecten een hogere (geluid)waarde verlenen. Voorwaarden die worden gesteld aan een te verlenen hogere waarde zijn ten gunste van de geluidsituatie en dus het woon- en leefklimaat bij de gevoelige objecten. Hiervoor heeft gemeente 's-Hertogenbosch een 'hogere waarde beleid' vastgesteld. De voorwaarden waaronder een eventuele hogere waarde wordt verleend zijn afhankelijk van de hoogte van de geluidsbelasting en het type gebied waarin het plan zich bevindt. Per gebiedstype geldt een ambitie voor wat betreft de geluidsbelastingen. Zo wordt bijvoorbeeld in een (normaliter rustig) buitengebied een lager geluidsniveau nagestreefd dan in een rumoerig gebied langs een drukke snelweg met verhoogde geluidsbelastingen. Een hogere waarde mag – zoals gezegd - de maximale geluidsbelasting van 53 dB niet overschrijden. Voorwaarden voor een vast te stellen hogere waarde zijn bijvoorbeeld de aanwezigheid van een geluidsluwe (rustige) zijde en een geluidsniveau in de buitenruimte (zoals achtertuin/balkon) dat voldoet aan de ambitie voor het betreffende gebied. Voor geluidsbelastingen op gevels meer dan 53 dB kan formeel geen ontheffing worden verleend.

Naast het toetsingskader en wettelijke eisen van de Wgh dienen er altijd zodanige gevelmaatregelen te worden genomen dat wordt voldaan aan de maximale geluidsbinnenwaarde op grond van het Bouwbesluit. Deze maximale geluidsbinnenwaarde is ten gunste van het woon-, leef- en verblijfsklimaat in betreffend object. Met de aanvraag om omgevingsvergunning zal moeten worden aangetoond dat deze binnenwaarde wordt voldaan.

Plan

Weg- en railverkeerslawaai onderzoek

Onderzoeksbureau Econsultancy heeft een weg- en railverkeerslawaai onderzoek uitgevoerd (15572.009 D3, 14 juli 2022) (zie bijlage 8). Binnen het plangebied worden geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt binnen de zones van wegen, zoals bedoeld in hoofdstuk VI van de wet ("zones langs wegen"). Het voorliggend initiatief betreft 45 woningen. Voor deze geluidgevoelige bestemmingen is een akoestisch onderzoek uitgevoerd en heeft een toetsing plaatsgevonden aan de normen uit de Wet geluidhinder.

Analyse

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat als gevolg van de Graafseweg wordt de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van 48 dB overschreden. Conform de Wet geluidhinder en het gemeentelijk geluidbeleid dient een maatregelenonderzoek plaats te vinden. Hierbij dienen achtereenvolgens bron-, overdrachts- en gevelmaatregelen te worden overwogen.

Uit het onderzoek is gebleken dat het treffen van bron- en overdrachtsmaatregelen voor het plan niet doelmatig is. Alleen vanwege het gezoneerd deel van de Graafseweg kunnen hogere waarden worden vastgesteld. Voor de appartementen, aangegeven in onderstaande afbeelding, zijn aanvullende voorzieningen nodig om aan de eisen te voldoen uit het gemeentelijk geluidbeleid. In het onderzoek gevelwering gevels (bijlage 9) is aangegeven welke maatregelen dienen te worden getroffen. In de regels is opgenomen dat er pas gebouwd mag worden als aangetoond is dat voldaan wordt aan de voorwaarden in de beschikking hogere waarde zoals opgenomen in bijlage 1. bij de regels.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002493-1401_0035.png"GELUIDSBELASTING T.B.V. GRAAFSEWEG

Alle appartementen aangegeven met donkeroranje in de bovenstaande figuur bevinden zich in de geluidklasse ‘zeer onrustig’. De criteria die voor deze appartementen gelden zijn hieronder opgesomd:

  1. 1. de buitenruimte van een appartement moet voldoen aan de ambitiewaarde van 53 dB;
  2. 2. het appartement moet tenminste over één geluidluwe gevel beschikken;
  3. 3. in het kader van de omgevingsvergunning moet een nader onderzoek naar de karakteristieke geluidwering van de gevels plaatsvinden;
  4. 4. bij appartementen moet minimaal één verblijfsruimte aan de geluidluwe zijde (gevel met een geluidsbelasting kleiner of gelijk aan de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting Wgh) te worden gesitueerd.

De appartementen aangegeven met licht oranje bevinden zich in de geluidklasse ‘onrustig’. Ook het appartement op de vierde bouwlaag met toetspunt 27 valt in deze geluidklasse. De criteria die voor deze appartementen gelden zijn hieronder opgesomd:

  1. 1. de buitenruimte van een appartement moet voldoen aan de ambitiewaarde van 53 dB;
  2. 2. het appartement moet tenminste over één geluidluwe gevel beschikken;
  3. 3. in het kader van de omgevingsvergunning moet een nader onderzoek naar de karakteristieke geluidwering van de gevels plaatsvinden.

De overige appartementen voldoen aan de ambitiewaarden. Voor deze appartementen zijn geen aanvullen voorwaarden van toepassing.

Maatregelen

Ter plaatse van een buitenruimte, waar de geluidsbelasting hoger is dan 53 dB (zie figuur 4.3), is het toepassen van een balkonbeglazing noodzakelijk om aan de ambitiewaarde te voldoen. Tevens moet de onderzijde van het bovengelegen balkon dan wel het plafond van de loggia voorzien worden van geluidabsorptie met ƒ¿w . 0,6 (ter voorkoming van reflecties). Omdat de geluidsbelastingen lager zijn dan de maximaal te ontheffen waarde is het toepassen van een dove gevel niet noodzakelijk. De gevelelementen moeten (in gesloten toestand) voldoende geluidwerend zijn om te voldoen aan een geluidsbelasting van ten hoogste 53 dB.

Voor een buitenruimte geldt dat er sprake moet zijn van een sterk geventileerde buitenruimte die qua luchtkwaliteit gelijkwaardig moet zijn aan de buitenlucht. In het kader van de omgevingsvergunning moet dit nader onderzocht worden. Verder is een nader onderzoek naar de karakteristieke geluidwering van de gevels noodzakelijk om aan het binnenniveau conform het Bouwbesluit 2012 te voldoen.

Ter plaatse van acht hoekwoningen zijn maatregelen noodzakelijk om een geluidluwe gevel te creeren. Het toepassen van akoestisch glas is noodzakelijk zodat de geluidsbelasting op de achterliggende gevels wordt teruggebracht tot de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting (geluidluw). In figuur 5.1 is dit met rood aangegeven. Aandachtspunt bij een gesloten buitenruimte is de wettelijk voorgeschreven ventilatie, waaraan voldaan moet worden bij de situatie waarin de gevel tussen de gesloten buitenruimte geluidluw is.

Met de te nemen maatregelen beschikken alle appartementen over een geluidluwe gevel. Voor de appartementen dient het akoestisch klimaat in het appartement (het zogenaamde binnenniveau) van maximaal 35 dB voor een verblijfsruimte en 33 dB voor een verblijfsgebied te worden gegarandeerd.

Onderzoek geluidwering gevels

Gezien de vast te stellen hogere waarden voor het plan kan niet worden volstaan met de standaard te realiseren karakteristieke geluidwering van minimaal 20 dB uit het Bouwbesluit voor nieuwbouwwoningen en dient een nader onderzoek naar de geluidwering van de gevels plaats te vinden.

Onderzoeksbureau Econsultancy heeft een Onderzoek geluidwering gevels uitgevoerd (15572.011 D1, 15 juli 2022) (zie bijlage 9).

De berekende karakteristieke geluidweringen voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit. Voor het verlenen van de omgevingsvergunning ten behoeve van de bouw van de appartementen gelden, uitgaand van de realisatie van de voorgeschreven (of akoestisch gelijkwaardige) voorzieningen, geen akoestische belemmeringen.

Conclusie

Vanuit het aspect wegverkeerslawaai dienen voor een deel van de appartementen Hogere waarden te worden vastgesteld. Om dat te kunnen doen dienen aanvullende maatregelen te worden getroffen om een goed woon- en leefklimaat te kunnen realiseren. De berekende karakteristieke geluidweringen voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit. Voor het verlenen van de omgevingsvergunning ten behoeve van de bouw van de appartementen gelden, uitgaand van de realisatie van de voorgeschreven (of akoestisch gelijkwaardige) voorzieningen, geen akoestische belemmeringen.

In het onderzoek gevelwering gevels (bijlage 9) is aangegeven welke maatregelen dienen te worden getroffen. In de regels is opgenomen dat er pas gebouwd mag worden als aangetoond is dat voldaan wordt aan de voorwaarden in de beschikking hogere waarde zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels.

5.3.2 Railverkeerslawaai

Langs alle spoorwegen bevinden zich conform de Wgh geluidszones. De breedte van de zone is afhankelijk van de hoogte van het geluidproductieplafond. De beoogde ontwikkeling ligt wel/niet in de zone. Als de ontwikkeling in de zone ligt, is de ten hoogst toelaatbare geluidbelasting op de gevel (of bouwvlak als dat groter is) van de woning 55 dB. Er is (onder voorwaarden) een hogere geluidbelasting mogelijk tot 68 dB.

Indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat de ten hoogst toelaatbare geluidbelasting van 55 dB wordt overschreden, zijn maatregelen noodzakelijk gericht op het verminderen van de geluidsbelasting aan de gevel. Voor zulke maatregelen wordt onderstaande volgorde aangehouden:

  • Bronmaatregelen (bijvoorbeeld aanpassing intensiteiten of soort wegdekverharding)
  • Overdrachtsmaatregelen (bijvoorbeeld geluidsafscherming)
  • Maatregelen bij de ontvanger (bijvoorbeeld aanbrengen extra geluidsisolatie aan de gevel of woningindeling)

Zijn deze maatregelen niet mogelijk, niet gewenst of niet doeltreffend, dan kan de gemeente onder bepaalde voorwaarden voor geluidsgevoelige objecten een hogere waarde verlenen. Voorwaarden die worden gesteld aan een te verlenen hogere waarde zijn ten gunste van de geluidsituatie en dus het woon- en leefklimaat bij zulke gevoelige objecten. Hiervoor heeft gemeente 's-Hertogenbosch een 'hogere waarde beleid' vastgesteld. De voorwaarden waaronder een eventuele hogere waarde wordt verleend zijn afhankelijk van de hoogte van de geluidsbelasting

Analyse
Binnen het plangebied worden geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt binnen de zone van het spoortraject 's-Hertogenbosch-Nijmegen. Het voorliggend initiatief betreft de realisatie van 45 woningen. Voor deze geluidgevoelige bestemmingen is een akoestisch onderzoek uitgevoerd en heeft een toetsing plaatsgevonden aan de normen uit hoofdstuk VII ("zones langs spoorwegen") van de Wet geluidhinder.

Uit het akoestisch onderzoek (bijlage 8) blijkt dat de geluidbelasting als gevolg van de spoorweg voldoet aan de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van 55 dB.

Conclusie

Vanuit het aspect railverkeerslawaai is er geen belemmering voor voorliggend plan.

5.3.3 Industrielawaai

Geluidszonering

Zonering van industrielawaai in het kader van de Wet geluidhinder is het ruimtelijk scheiden van industrieterreinen waarop (grote) lawaaimakers zijn gevestigd enerzijds en woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen anderzijds. De zonering van industrielawaai is vastgelegd in hoofdstuk V van de Wet geluidhinder 'Zones rond industrieterreinen' en hoofdstuk 2 van het Besluit geluidhinder.

Het doel van zo'n geluidszone is tweeledig: Enerzijds worden geluidgevoelige functies (zoals woningen) beschermd tegen een te hoge geluidsbelasting vanwege industrielawaai. De zone vormt als het ware een buffer (ruimtelijke scheiding) tussen industriële activiteiten en woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen. De keuze van de ligging van de zone is gebaseerd op een afweging tussen de ruimte voor de bedrijven (industrie) en de ruimte voor geluidsgevoelige objecten. De geluidzone zelf vormt hierbij een aandachtsgebied voor geluid, waarin niet zonder meer nieuwe woningen (en andere geluidgevoelige objecten) mogen worden gebouwd. De geluidzone voorkomt hiermee dat woonbebouwing oprukt in de richting van bedrijven. Het andere doel van de geluidzone is het bieden van akoestische ruimte waarover bedrijven op het industrieterrein maximaal kunnen beschikken. Door het vastleggen van een geluidzone wordt wettelijk akoestische ruimte gecreëerd waarover de bedrijven op het gezoneerde industrieterrein gezamenlijk maximaal kunnen beschikken zodat dat zij hun activiteiten binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen. Een ruimtelijke scheiding tussen bedrijven en milieugevoelige bestemmingen vastleggen in het bestemmingsplan biedt daarmee zowel de omgeving (omwonenden) als bedrijven rechtszekerheid over de kwaliteit van het gebruik van hun kavel.

De grootte van de zone is afhankelijk van de benodigde of gewenste geluidruimte van het gezoneerde industrieterrein. In het bestemmingsplan moet de zone, die niet kleiner mag zijn dan de 50 dB(A) contour, worden vastgelegd. De geluidzone is daarmee het gebied tussen de grens van het industrieterrein en de zonegrens (de 50 dB(A) contour). De zone is dus het gebied, behalve het industrieterrein zelf, waarbinnen vanwege dat industrieterrein een geluidsbelasting mag heersen van 50 dB(A) etmaalwaarde of meer. Deze eis is vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh) en gekoppeld aan de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Gevolg hiervan is, dat bij ontwikkelingen op en rond het industrieterrein, rekening wordt gehouden met de geluidzone die om het industrieterrein is gelegen. Dit geldt zowel bij ruimtelijke plannen, als bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bij meldingen in het kader van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Op woningen of andere in de zone geldt een hoogst toelaatbare geluidsbelasting van 55 dB(A). De geluidbelasting op woningen op een gezoneerd industrieterrein wordt formeel niet getoetst. Dit geldt ook voor andere mogelijk geluidsgevoelige objecten.

In het plangebied is vestiging uitgesloten van bedrijven die vallen onder Onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht. Hoofdstuk V "Zones rond industrieterreinen" van de Wet geluidhinder is hierdoor niet van toepassing.

Analyse geluid omliggende bedrijven

In de nabijheid van het plangebied zijn geluidproducerende activiteiten gevestigd: tuincentrum GroenRijk Den Bosch, sportcentrum Sportiom en stadion De Vliert .

Door onderzoeksbureau Econsultancy uit Boxmeer is op 14 juli 2022 hiervoor een akoestisch onderzoek industrielawaai uitgevoerd (rapport nummer: 15572.008 D3). Het rapport is opgenomen in bijlage 10.

Uit het onderzoek volgt dat enkel als gevolg van de activiteiten van stadion De Vliert in de avondperiode de richtwaarde uit stap 2 van de VNG-publicatie wordt overschreden. De overschrijding treedt op bij woningen aan de zijde van de Aartshertogenlaan. Wel wordt voldaan aan de richtwaarde uit stap 3. Op grond van de gecumuleerde geluidsbelasting, waarin ook de belasting als gevolg van weg- en railverkeer is meegenomen, wordt beargumenteerd dat het toepassen van de richtwaarde uit stap 3 voor het geluid als gevolg van het stadion niet leidt tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de nieuw te realiseren appartementen.

Conclusie

Omdat voor de betreffende woningen in het kader van verkeerslawaai een hogere waarde moet worden vastgesteld, stelt het Bouwbesluit nadere eisen aan de geluidwering van de gevel. Ook bij toepassing van de minimaal vereiste geluidwering volgens het Bouwbesluit wordt in de woningen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gerealiseerd. Het gemeentelijk geluidbeleid voor het vaststellen van een hogere waarde (als gevolg van verkeerslawaai) stelt bovendien eisen aan de geluidwering die verder gaan dan het Bouwbesluit.

Conclusie

Het aspect geluid vormt een geen belemmering voor voorliggend initiatief indien wordt voldaan aan de hiervoor genoemde voorwaarden.

5.4 Trillingen

Bij trillingen in het ruimtelijk spoor gaat het vrijwel altijd om bescherming tegen trillingshinder bij personen. In sommige gevallen kan er ook sprake zijn van verstoring van activiteiten door trillingen (bijvoorbeeld laboratoria of computercentra welke gevoelig zijn voor trillingen). Trillingen is een mee te nemen aspect in het kader van een 'goede ruimtelijke ordening'.

Weg- of railverkeer en bepaalde industriële activiteiten kunnen trillingen in de bodem veroorzaken. De trilling verspreidt zich verder via de bodem naar gevoelige objecten. Hoewel de sterkte afneemt naarmate de afstand tot de bron groter wordt, kan de trilling ergens anders hinder opleveren. Wegverkeer over een oneffen wegdek veroorzaakt trillingen. De aard en heftigheid van deze trilling is afhankelijk van het type voertuig, de belading, snelheid en de oneffenheden waar het verkeer overheen rijdt. Ook treinverkeer kan zorgen voor trillingen. De snelheid en gewicht van treinen is hierbij een belangrijke factor bij het ontstaan van trillingen. Daarnaast zijn de eigenschappen van de trein (onder andere belading) en de interactie van de trein met de ondergrond van belang bij het ontstaan en doorgeven van trillingen naar de omgeving (de bodem).

Conclusie

Voorliggend initiatief wordt op een afstand van meer dan 400 meter van het spoor gerealiseerd. Dit is voldoende afstand om te kunnen concluderen dat het aspect trillingen geen belemmering vorm voor voorliggend initiatief.

5.5 Verlichting

Kunstmatige verlichting kan hinder geven. Er zijn veel functies met kunstmatige verlichting, zoals (autosnel)wegen, woonkernen, industrie- en bedrijventerreinen, glastuinbouwbedrijven en sportterreinen. Hinder door licht hangt af van de aard, intensiteit, duur en plaats van de verlichting. Maar ook door de kans op blootstelling.

Effect plan op omgeving

Bij onderhavig plan is lichthinder niet relevant te noemen, omdat de woningen niet zorgen voor lichthinder naar de omgeving. Bij de plaatsing van de verlichting op het parkeerterrein wordt rekening gehouden met omliggende woningen door de verlichting niet op de omgeving maar naar binnen het plangebied te richten. Er zal ten opzichte van de huidige situatie daarom geen exponentiële toename zijn in de mate van hinder door licht op de directe omgeving.

Effect omgeving op plan

Het stadion ligt op voldoende afstand om geen lichthinder te veroorzaken bij de te realiseren appartementen aan de Aartshertogenlaan. Ter plaatse van het parkeerterrein van het tuincentrum zijn geen lichtmasten aanwezig welke lichthinder zouden kunnen veroorzaken. Daarnaast zijn tussen het plangebied en het tuincentrum reeds woningen gelegen, waarvoor ook geen lichthinder aanwezig mag zijn.

Conclusie

Het aspect verlichting vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

5.6 Externe Veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico's die kunnen ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit heeft betrekking op inrichtingen (bedrijven), transportroutes en buisleidingen. Omdat de gevolgen bij een calamiteit groot kunnen zijn, is in wetgeving bepaald wanneer risico's – met het voldoen aan normen – aanvaardbaar zijn en wanneer ze verantwoord moeten worden. Deze zogenoemde verantwoordingsplicht betekent dat in ruimtelijke procedure de keuzes moeten worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan in te stemmen met de risico's en de betreffende situatie aanvaardbaar te vinden.

De aanvaardbare risico's zijn vast gelegd in diverse besluiten. De belangrijkste in de ruimtelijke ordening zijn:

  • Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
  • Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt)
  • Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)

Binnen de beleidskaders voor deze drie typen risicobronnen staan altijd twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen.

Plaatsgebonden risico (PR)

Het plaatsgebonden risico wordt gedefinieerd als "de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen bij een risicovolle activiteit". In Nederland heeft de overheid bepaald dat in principe nergens in Nederland iemand een groter plaatsgebonden risico mag lopen dan 1 op de 1 miljoen per jaar (10-6/jaar). Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6 contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen kwetsbare objecten (zoals woningen, ziekenhuizen, scholen) geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten (zoals kleine kantoren, winkels en bedrijfsgebouwen) geldt de 10-6 contour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde.

Groepsrisico (GR)

Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang (10 personen of meer). Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Dit houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag.

Verantwoordingsplicht groepsrisico

Met het invullen van de verantwoordingsplicht wordt antwoord gegeven op de vraag in hoeverre externe veiligheidsrisico's in het plangebied worden geaccepteerd en welke maatregelen getroffen zijn om het risico zoveel mogelijk te beperken. Het invullen van de verantwoordingsplicht is een taak van het bevoegd gezag (veelal de gemeente). Door de verantwoordingsplicht worden gemeenten gedwongen het externe veiligheidsaspect mee te laten wegen bij het maken van ruimtelijke keuzes. Deze verantwoording is kwalitatief en bevat verschillende onderdelen die aan bod kunnen of moeten komen. Ook bestaat er een adviesplicht voor de regionale brandweer. In de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico zijn de onderdelen van de verantwoording nader uitgewerkt en toegelicht. Door het uitwerken van de verantwoordingsplicht neemt het bevoegd gezag de verantwoordelijkheid voor het 'restrisico' dat overblijft nadat benodigde de veiligheidsverhogende maatregelen genomen zijn.

Activiteitenbesluit

Tot slot wordt in het kader van een 'goede ruimtelijke ordening ' (art. 3.1 Wro) getoetst aan eventueel van toepassing zijnde veiligheidsafstanden uit het Activiteitenbesluit.

Beleidsvisie externe veiligheid gemeente 's-Hertogenbosch

De gemeente 's-Hertogenbosch beschikt over een beleidsvisie externe veiligheid (Uitvoeringskader externe veiligheid gemeente 's-Hertogenbosch, deel A t/m C, 2010). Hierin zijn aanvullende kaders gegeven voor de integrale aanpak van externe veiligheid. Voor ontwikkelingen bevat deze beleidsvisie ook een kleurenkaart van het gemeentelijk gebied, waarin met een kleur (groen, oranje of rood) is aangegeven welke objecten (kwetsbaar, beperkt kwetsbaar of extra kwetsbaar) juist wel (groen), niet (rood) of onder voorwaarden (oranje) toelaatbaar zijn op een bepaalde locatie.

Toetsing beleidsvisie

De beoogde ontwikkeling voorziet in woningbouw. De bewoners worden als normaal object gekenmerkd. Hiervoor zijn in het Uitvoeringskader EV, deel C de eisen geformuleerd. Deze eisen zijn vertaald in kleurenkaarten. De beoogde ontwikkeling vindt plaats in een groen gebied. Beperkt/extra/kwetsbare objecten zijn hierin wel/niet/onder voorwaarden toegestaan.

Beschouwing risicobronnen

Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van de risicokaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002493-1401_0036.png"

UITSNEDE RESICOKAART, D.D. 21-06-2021

De onderstaande risicobronnen zijn aanwezig in de nabijheid van de ontwikkeling:

Inrichtingen

Op circa 180 meter van het voorgenomen initiatief ligt een inrichting (sportcentrum Sportiom) waar ammoniak wordt uitgestoten. De contour van deze inrichting valt buiten het voorliggende plangebied.

Buisleidingen

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen buisleidingen aanwezig.

Transportroutes (weg/spoor)

Op circa 405 meter ten noorden van het plangebied ligt de spoor transportroute van 's-Hertogenbosch - Nijmegen, die opgenomen is in de Regeling basisnet en daarmee onder het Besluit externe veiligheid transportroutes valt. Conform de Regeling bedraagt de PR-contour (10-6/jr) maximaal 0 meter. Het invloedsgebied voor het groepsrisico bedraagt 4000 meter. De werkelijke afstand van het plangebied tot de transportroute bedraagt circa 405 meter. Het plangebied ligt daarmee binnen het GR-invloedsgebied, buiten de meest relevante zone (200 meter) en buiten de PR-contour.

Verantwoordingsplicht

Op grond van artikel 7 van het Bevt moet worden ingegaan op de mogelijkheden voor:

  • de bestrijdbaarheid van een zwaar ongeval op deze transportroute(s) en
  • de zelfredzaamheid met betrekking tot nog niet aanwezige (beperkt) kwetsbare objecten binnen het projectgebied.

Het project omvat geen "bijzonder kwetsbare objecten", bestemd voor verminderd zelfredzame personen, binnen het invloedsgebied van de transportroute(s). Het projectgebied ligt voorts geheel buiten de invloedsgebieden (1%-letaliteitsgebieden) vanwege een calamiteit met brandbare gassen, gemeten 260 meter vanaf de spoorlijn. Er is daarmee sprake van een 'standaard situatie', waarvoor een eenvoudige verantwoording volstaat:

  1. a. Bestrijdbaarheid van de omvang van een ramp of zwaar ongeval
    Bij een calamiteit, waarbij toxische vloeistoffen of gassen (kunnen) vrijkomen, zal de brandweer inzetten op het beperken of voorkomen van effecten. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden bij de bron. De brandweer richt zich dan niet op het bestrijden van effecten in of nabij het projectgebied. De mogelijkheden voor bestrijdbaarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen.
  2. b. Mogelijkheden tot zelfredzaamheid
    Bij een calamiteit, waarbij toxische vloeistoffen of gassen (kunnen) vrijkomen, is het belangrijk dat de aanwezigen in het projectgebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij een incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS-palen) en/of NL-alert. Bij het genoemde incidentscenario is het advies om te schuilen in een gebouw, waarvan ramen, deuren en ventilatie gesloten kunnen worden. De nieuwe woningen voldoen aan deze voorwaarden.

Advies Veiligheidsregio:

In overleg met de regionale brandweer is besloten dat voor ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied buiten 325 meter van relevante transportroutes (wegen of spoorwegen) geen aanvullende eisen vanuit externe veiligheid meer worden gesteld. Tevens is in het kader van de verantwoording van het GR niet meer nodig is om voor dergelijke ontwikkelingen advies in te winnen bij de regionale brandweer (Veiligheidsregio). Deze afspraak is tevens opgenomen in de gemeentelijk externe veiligheidsbeleid. Een advies van de Veiligheidsregio is derhalve niet gevraagd en betrokken.

Conclusies en restrisico

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van spoorlijn 's-Hertogenbosch - Nijmegen. Personen in het plangebied worden aan externe veiligheidsrisico's blootgesteld, ook na maatregelen. Vanwege de ligging van het bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van deze risicobronnen is de verantwoordingsplicht ingevuld.

Het plangebied ligt buiten de 325 meter zone. Het bevoegd gezag accepteert de externe veiligheidsrisico's en neemt de verantwoording voor het groepsrisico.

5.7 Lucht

Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; PM2,5 fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en daar waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden. De grenswaarden voor luchtkwaliteit kunnen beperkend zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen en plannen. Uitgangspunt is dat een ruimtelijke plan (een project) niet leidt tot overschrijding van luchtkwaliteitsnormen. Als er wel sprake is van een overschrijding, dan mag een project de luchtkwaliteit niet in betekenende mate verslechteren.

In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen. Onderhavig planvoornemen omvat 45 zelfstandige wooneenheden (woningen) en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig. Kleine projecten en ruimtelijke plannen, waarvan duidelijk is dat deze niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.

Zoals gezegd is een formele toets aan de kwaliteitsnormen hier niet aan de orde, echter is in het kader van 'goede ruimtelijke ordening' de luchtkwaliteit wel beschouwd. Uit de landelijke Monitoringstool blijkt dat de jaargemiddelde concentraties van de relevante stoffen NO2 (stikstofdioxide) en PM10 (fijn stof) in dit gebied (rekenpunt 15524178 , Graafseweg) onder respectievelijk 21.4 en 19.4 µg/m3 liggen. Hiermee wordt voldaan aan de wettelijke maximale grenswaarden (van 40 µg/m3). Verder is de heersende jaargemiddelde concentratie PM2,5 (de fijnere fractie van fijn stof) hier beneden 12.1 microgram/m3. Hiermee wordt ruim voldaan aan de jaargemiddelde grenswaarde van 25 microgram/m3. Naar verwachting nemen deze concentraties in de toekomst verder af door nationale en lokale maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteit vormt geen knelpunt vormt voor de realisatie van het bestemmingsplan.

Conclusie

Het aspect lucht vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

5.8 Bodem

Bij plannen en ontwikkelingen, het daarvoor opstellen van bestemmingsplannen of het wijzigen daarvan is altijd de hoofdvraag of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en hoe deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit als gevolg van aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bovendien mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet (bijvoorbeeld graafwerkzaamheden). Derhalve dient de bodemkwaliteit binnen het plangebied bekend te zijn. Hiermee kan worden beoordeeld of de aanwezige bodemkwaliteit wel of niet geschikt is voor de toekomstige bestemming.

Analyse

In mei 2021 is de locatie onderzocht door onderzoeksbureau Econsultancy (Rapportage verkennend bodemonderzoek, rap. nr. 15572.001). Op basis van het milieuhygiënisch vooronderzoek bodem is geconcludeerd dat de onderzoekslocatie onderzocht dient te worden volgens de strategie "onverdacht, niet lijnvormig" (ONV). De bodem bestaat voornamelijk uit matig siltig, zeer fijn tot matig fijn zand. De bovengrond is bovendien plaatselijk zwak humeus. De ondergrond bestaat uit zeer fijn matig siltig zand.

Hierna zijn de resultaten van het onderzoek opgenomen. De gehele rapportage is als bijlage 11 opgenomen.

In het opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk geen verontreinigingen waargenomen. In de bovengrond is een lichte verontreiniging met kwik aangetoond. In de ondergrond en in het grondwater zijn geen verontreinigingen aangetoond.

De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als "onverdacht, niet lijnvormig" kan worden beschouwd wordt, op basis van de lichte verontreiniging met kwik in de bovengrond, verworpen. Echter, gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat er géén reden voor een nader onderzoek en bestaan er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem géén belemmeringen voor de bestemmingsplanwijziging van de onderzoekslocatie.

Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

5.9 Geur

Industriële geur

Het beleid voor industriële geurhinder (geur van bedrijven die niet tot de agrarische sector behoren) is samengevat in een brief van het ministerie van VROM van 30 juni 1995. Kort samengevat komt het erop neer dat afgestapt is van stringente geurnormen; de toetsing of een ontwikkeling toelaatbaar is zonder voor overmatige geurhinder te zorgen, is grotendeels overgelaten aan lokale overheden. Er wordt in de brief een aantal algemene beleidsuitgangspunten gegeven, waarbij 'het voorkómen van nieuwe geurhinder' (nieuwe geurgehinderden) voor de ruimtelijke ordening het belangrijkst is.

In de directe omgeving van het plangebied is geen sprake van industriële geurhinder. Verdere toetsing aan dit aspect is daarom niet van toepassing.

Agrarische geur

De gemeente 's-Hertogenbosch heeft in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij op 21 mei 2008 de 'Verordening geurhinder en veehouderij gemeente 's-Hertogenbosch 2008' vastgesteld. Daarin is opgenomen dat de voorgrondbelasting binnen het plangebied niet meer mag bedragen dan 3,0 Ou/m³. Daarnaast geldt dat de achtergrondbelasting maximaal 14,0 Ou/m³ mag zijn.

De afstand tussen een veehouderij waar dieren worden gehouden van een diercategorie waarvoor niet bij ministeriële regeling een geuremisssiefactor is vastgesteld dient minimaal 50 meter te bedragen. Er bevinden zich echter geen veehouderijen in de buurt van onderhavig plangebied.

Conclusie

Het aspect geur vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

5.10 Hoogspanningslijnen

Bij het opstellen van ruimtelijke plannen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van bovengrondse hoogspanningslijnen. Uit wetenschappelijk onderzoek blijken namelijk aanwijzingen dat langdurig verblijf in de buurt van hoogspanningslijnen mogelijk invloed heeft op de gezondheid van kinderen, namelijk een verhoogde kans op het krijgen van leukemie. Gedacht wordt dat de magneetvelden van de bovengrondse hoogspanningslijnen hiervan de oorzaak zouden kunnen zijn. Het is overigens niet aangetoond dat de magneetvelden van hoogspanningslijnen hiervan écht de oorzaak zijn. Wél is er een advies van het Rijk uit 2005 over bovengrondse hoogspanningslijnen. Hierin staat dat het niet wenselijk is dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven binnen de magneetveldzones van hoogspanningslijnen. Via dit voorzorgsbeleid dient zo veel als mogelijk te worden vermeden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven binnen de magneetveldzones van bovengrondse hoogspanningslijnen. Dit voorzorgbeleid heeft betrekking op nieuwe objecten waarin kinderen langdurig verblijven, zoals nieuwe woningen, scholen, kinderdagverblijven en crèches. De magneetveldzone is het gebied waar het (jaargemiddeld) magneetveld hoger is dan 0,4 microTesla.

De gemeente 's-Hertogenbosch hanteert het Rijksadvies uit 2005, en houdt daarmee rekening met het genoemde voorzorgbeginsel bij nieuwe ontwikkelingen in de buurt van hoogspanningslijnen.

Het plan leidt tot het toevoegen van 45 zelfstandige wooneenheden waar personen gedurende langere tijd verblijven. Echter wordt opgemerkt dat er sprake is van een zeer grote afstand tot hoogspanningsverbindingen, namelijk ruim 1.100 meter, en dat het schadelijke magneetveld zich tot maximaal enkele honderden meters van de hoogspanningsverbinding uitstrekt. Er is geen nader onderzoek nodig.

5.11 Water

Ruimte maken voor water: dat is de kern van het waterbeleid voor de 21e eeuw. Met de ondertekening van de 'Startovereenkomst Waterbeheer' door verschillende overheden, is de watertoets van toepassing op ruimtelijke plannen. Vanaf 1 november 2003 is deze juridisch vastgelegd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).

De watertoets moet ingevuld worden als een procedure. Het omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Het doel van de watertoets is het evenwichtig meewegen van de waterbelangen in het planvormingsproces. Hierbij wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. Zowel waterkwantiteits- als waterkwaliteitsaspecten zijn daarbij belangrijk. Kansen worden benut en functies zoveel mogelijk gecombineerd.

De beleidsdoelen voor integraal waterbeheer zijn door de gemeente vastgesteld in het Waterplan (2017). Hierin staat dat we in 's-Hertogenbosch een mooi, robuust en klimaatbestendig watersysteem willen creëren ook is hierin het hemelwaterbeleid vastgelegd. Dit is gebiedsspecifiek gedaan, kijkend naar de watersystemen en de uitgangspunten per wijk. Het hemelwaterbeleid is verankerd in de gemeentelijke Verordening Hemelwater en Grondwater 2017. De doelen van het waterschap Aa en Maas zijn vastgelegd in de Keur (2015).

In de Visie Groen en Klimaatbestendig staat dat we in ’s-Hertogenbosch een natuurlijk en klimaatbestendig watersysteem willen creëren. Dit beleid is verankerd in de gemeentelijke Verordening Bomen, Water en Groen. Zowel de visie als de Verordening zijn in maart 2021 door de gemeenteraad vastgesteld. Het uitgangspunt hierbij t.a.v. hemelwater is het verwerken van hemelwater op eigen terrein.

De afspraken uit de watertoets worden in een waterparagraaf vastgelegd. In deze waterparagraaf is toegelicht hoe het waterbeleid is vertaald naar waterhuishoudkundige inrichting in dit bestemmingsplan. Eventueel benodigde vergunningen worden niet met deze waterparagraaf geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures verkregen moeten worden.


Uitgangspunten voor integraal waterbeheer
De uitgangspunten bij het toetsen van ruimtelijke plannen zijn:

  • Gescheiden houden van vuil (afval)water en schoon hemelwater;
    Voorkomen van vervuiling van water;
  • Schoon hemelwater kan volgens de voorkeursvolgorde worden verwerkt:
    1. 1. Hergebruik
    2. 2. infiltratie/bergen
    3. 3. afvoer;
    4. 4. bovengrondse voorzieningen hebben de voorkeur
  • Hydrologisch neutraal ontwikkelen, zodat een ontwikkeling niet leidt tot een hydrologische achteruitgang zowel in als buiten het plangebied. Ook mogen er geen hydrologische knelpunten ontstaan voor huidige en vastgelegde toekomstige landgebruiksfuncties. Dit betekent dat:
    1. 1. De afvoer uit het gebied niet groter wordt dan in de referentiesituatie;
    2. 2. De grondwateraanvulling in het plangebied gelijk blijft of toeneemt;
    3. 3. Grond- en oppervlaktewaterstanden in de omgeving gelijk blijven, of verbeteren voor de huidige en toekomstige landgebruiksfuncties;
    4. 4. (grond)waterstanden in het plangebied aansluiten op de (nieuwe) functie(s) van het plangebied;
    5. 5. Het plangebied zo wordt ingericht dat de hydrologische gevolgen van vastgestelde toekomstige ontwikkelingen in de omgeving niet leiden tot knelpunten in het plangebied.

Daarnaast zien we water als kans voor meervoudig ruimtegebruik en vergroting van de beleving van water.

Deze uitgangspunten dragen bij aan een mooi, robuust en klimaatbestendig watersysteem.

Aan de hand van deze waterparagraaf wordt toegelicht hoe het waterbeleid is vertaald naar waterhuishoudkundige inrichting in dit plan.

Onderzoek

Het onderzoeksbureau Econsultancy uit Boxmeer heeft een Watertoets uitgevoerd (01-12-2021, rap. nr. 15572.004). Het volledige rapport is opgenomen in bijlage 14.

Afvalwater en hemelwater

Huidige situatie

  • Het verhardoppervlak is in de huidige situatie circa 2.920 m2.
  • In de huidige situatie wordt het hemelwater afgevoerd via het rioleringsysteem.
  • Het afvalwater wordt afgevoerd via het aanwezige rioleringssysteem.
  • Er is geen oppervlaktewater aanwezig binnen het plangebied.
  • De gemeten hoogste grondwaterstand (GHG) binnen het plangebied lag tijdens het onderzoek op 320 cm-mv. De grondwaterstand is voldoende laag om een waterberging binnen het plangebied te realiseren.

Toekomstige situatie

  • Het verhardoppervlak zal in de toekomstige situatie afnemen met circa 565 m2. tot een oppervlak van circa 2.355 m2.
  • Het afvalwater zal conform de huidige situatie worden afgevoerd via de bestaande rioleringsaansluiting.
  • Het hemelwater wordt losgekoppeld van het rioleringssysteem en opgevangen en geïnfiltreerd in de bodem via infiltratiekratten. Dit betekent dat bij de verdere planuitwerking water expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing wordt genomen en dat hemelwater op een duurzame wijze wordt verwerkt. De ontwikkeling zal daarmee hydrologisch neutraal zijn.

Grondwater en bodem

Het plangebied ligt niet binnen een grondwaterbesschermingsgebied. Er heeft geen specifiek onderzoek plaatsgevonden naar de infiltratiecapaciteit van de bodem. Uit de uitgevoerde watertoets (zie bijlage 14) blijkt dat de bodem bestaat uit matig ziltig, zeer fijn zand. De waterdoorlatendheid van de bodem is goed waarbij een gevoeligheidsfactor van 1,0 mag worden gehanteerd.

Ontwerp nieuw watersysteem
Overschotten aan hemelwater worden zo min mogelijk afgewenteld op benedenstrooms gelegen gebieden. Dit betekent dat schoon afstromend hemelwater zoveel mogelijk binnen het plangebied wordt vastgehouden.

Voorliggend initiatief betreft de sloop van een kantoorpand en de realisatie van een nieuw appartementencomplex ter plaatse. Op basis van de toekomstig verhard oppervlak en de bergingseis bedraagt de waterbergingsopgave voor de planlocatie in totaal circa 141 m3 (2.355 m2 x 0,06 m).

Groen dak

De initiatiefnemer is voornemens om op een deel van het toekomstig dakoppervlak (± 500 m2) een groen mos,- sedumdak aan te leggen. Bij het toepassen van groendaken kan de benodigde bergingscapaciteit worden teruggebracht. Onderzoek heeft aangetoond dat een groendak ongeveer 50% van het regenwater kan opnemen en terug afgeven in de atmosfeer. In de zomer kan dit tot wel 70-90% zijn. Groendaken slaan regenwater op in de planten en het substraat en laten het terugkeren in de atmosfeer door verdamping. De hoeveelheid water die in een groendak opgeslagen kan worden is afhankelijk van de dikte en type van het substraat, type drainage en de gebruikte vegetatie. Wanneer wordt uitgegaan van een extensief groendak kan circa 15 l/m2 water worden geborgen. In totaal kan op het groendak ca. 7,5 m3 water geborgen worden.

Ondergronds

Binnen de planlocatie is weinig ruimte beschikbaar om hemelwater bovengronds te bergen. Hierdoor zal voor het restant van de wateropgave van 134 m3 (141 m3 – 7,5 m3) gezocht moeten worden naar een ondergrondse voorziening. Afhankelijk van het type voorziening en de belastbaarheid hebben ondergrondse systemen een bepaalde gronddekking nodig. De GHG en de benodigde gronddekking zijn bepalend of een ondergrondse bergingsvoorziening zonder verlies van berging kan worden aangelegd.

Infiltratiekratten

Om inzicht te krijgen in het ruimtebeslag die bij een (potentiële) voorziening hoort, is een alternatief uitgewerkt waarbij het hemelwater wordt geborgen middels infiltratiekratten. Bij de berekening is uitgegaan van de inhoud van de Q-Bic+ Infiltratie unit van Wavin (430 liter). Er is gekozen voor de toepassing van de Q-Bic+ infiltratiekrat omdat deze inspecteerbaar en reinigbaar is. Het gebruik van andere systemen is uiteraard ook mogelijk.

Om de wateropgave van 134 m3 met kratten te kunnen bergen zijn in totaal 327 kratten benodigd. Wanneer de kratten niet worden gestapeld, is een minimaal oppervlak benodigd van circa 235 m2 (1,2 m x 0,6 m x 327 st). Deze ruimte is beschikbaar onder de toekomstige parkeerplaatsen Op onderstaande afbeelding is weergegeven waar de waterberging wordt voorzien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002493-1401_0037.png"

Infiltratiekratten onder een parkeerterrein kunnen goed gecombineerd worden met bovengrondse berging, waarbij de oppervlakte van het parkeerterrein gebruikt wordt om kleine buitjes op te vangen en waarbij de grotere buien worden afgevoerd naar ondergrondse infiltratiekratten.

De infiltratiekratten liggen onder de parkeerplaatsen op eigen terrein. Het beheer en onderhoud van de kratten is dan ook in handen van de eigenaar.

Calamiteit

Het beschreven systeem is dusdanig robuust dat een situatie waarbij in een korte tijd 60 mm neerslag valt geborgen kan worden. In een situatie waarbij in een korte tijd meer regen valt dan 60 mm kan overtollig water overstorten richting de openbare ruimte. Om een water-op-straat situatie te voorkomen is het mogelijk om de groenstroken langs de Aartshertogenlaan en de Graafseweg verlaagd aan te leggen zodat overtollig hemelwater hierop kan overstorten. In lokale laagten kan dan tijdelijk extra water worden geborgen en infiltreren in de bodem. Afstroming van hemelwater richting gebouwen en/of aangrenzende particuliere percelen dient te worden voorkomen.

Kwaliteit

Algemeen

Uitgangspunt bij elke ruimtelijke ontwikkeling is, dat de kwaliteit van oppervlaktewater en grondwater niet mag verslechteren ten opzichte van de huidige situatie. Waar mogelijk wordt een verbetering nagestreefd. De waterkwaliteit wordt beïnvloed door het (veranderende) ruimtegebruik en het gebruik van bouwmaterialen.

Bouwmaterialen

De gemeente streeft naar het terugdringen van het gebruik van uitlogende bouwmaterialen (koper, zink, lood) om de water- en bodemkwaliteit niet negatief te beïnvloeden. Dit aspect is als aanbeveling opgenomen in het Nationale Pakketten Duurzaam Bouwen: Woningbouw nieuwbouw, Woningbouw beheer en Utiliteitsbouw is een tweetal maatregelen (S/U237 en S/U444) en is ook van toepassing op onderhavige planlocatie. De emissies vanuit bouwmaterialen richting het oppervlaktewater dienen in verband met de waterkwaliteit zoveel mogelijk te worden beperkt door bij voorkeur gebruik te maken van producten die voorzien zijn van een keurmerk.

Onkruidwerende middelen

Voor het gebruik van onkruidwerende middelen in groen en op verharding dient het landelijke beleid

gevolgd te worden. Onkruidwerende middelen worden niet meer gebruikt in het openbaar groen. Voor bestrijding op verhardingen vindt gebruik, voor zover toegestaan, plaats via de DOB-systematiek en dient gezocht te worden naar alternatieven zoals branden, heet water en/of borstelen.

Riolering

Bij nieuwbouw dient hemelwater en afvalwater gescheiden aangeleverd te worden. Als gevolg van de ontwikkeling zal het aanbod van vuilwater mogelijkerwijs wijzigen.

Voor de berekening van het toekomstige aanbod en eventuele toename hierin, is voor de berekening uitgegaan van een gemiddeld verbruik van 120 liter per dag geproduceerd per IE. Per woning wordt uitgegaan van een gemiddelde woningbezetting van 2,5 bewoners. Dit betekent dat er dus 2,5 x 120 liter = 300 liter per dag per woning wordt geloosd. Conform het planontwerp zullen er in totaal 45 woningen worden gerealiseerd. Dit komt overeen met een aanbod c.q. toename van circa 13,5 m³/dag. De berekening is gebaseerd op basis van aannames en betreft derhalve een indicatie van hoeveelheden.

Het vuilwater (zogenaamde droogweerafvoer; DWA) zal in de toekomstige situatie worden aangesloten op het bestaande rioleringsstelsel in de omgeving. De mogelijkheden en wijze van aansluiting zal in overleg met de gemeente besproken moeten worden. Tevens zal voor de aansluiting een vergunning aangevraagd moeten worden.

5.12 Duurzaamheid

We staan in Nederland voor ingewikkelde opgaven. Niet alleen moeten we steeds meer mensen huisvesten, ook hebben we rekening te houden met klimaatverandering en een toenemende schaarste aan energie en grondstoffen. Een van de gevolgen van de klimaatverandering is dat hoosbuien steeds vaker voorkomen met een ontwrichtend effect op de openbare ruimte.

Gemeente 's-Hertogenbosch werkt intensief aan een energiebewuste, gezonde, groene en klimaatbestendige gemeente. Hierbij zorgen we er onder meer voor dat onze gemeente door onze inwoners als prettig en gezond wordt ervaren, met behoud van grondstoffen en het milieu in het algemeen. De duurzame uitgangspunten zijn vastgelegd in de 'visie duurzaam 's-Hertogenbosch' (mei 2019).

Met de vastgestelde visie zet gemeente 's-Hertogenbosch verduurzaming in op de onderstaande vier thema's:

  1. 1. Gezonde, groene en klimaatbestendige omgeving;
  2. 2. CO2-neutrale omgeving (energie);
  3. 3. Waardebehoud van grondstoffen (circulariteit);
  4. 4. Duurzame mobiliteit.

Conform de visie houdt gemeente 's-Hertogenbosch rekening met veranderingen in het klimaat met meer extreme buien en hete zomers. We zorgen voor een veilig watersysteem en werken aan behoud en toename van vergroening en biodiversiteit van onze omgeving. Op het gebied van energie (om een CO2-neutrale gemeente te worden) werken we enerzijds aan het verminderen van de energievraag en anderzijds het opwekken van duurzame energie. Ook maken we stappen om de gemeente op termijn aardgasloos te laten zijn. Ten aanzien van grondstoffen zijn we ons er van bewust dat deze dreigen schaars te worden door een groeiende bevolking en toenemende welvaart in de wereld. Beschikbare grondstoffen dienen derhalve zo efficiënt mogelijk te worden gebruikt (en hergebruikt) en we gaan er bewust mee om. Ten aanzien van het vervoer werken we aan schonere, slimmere en duurzame mobiliteit. Op deze wijze bouwen we samen aan een duurzaam 's-Hertogenbosch.

Ook woningcorporaties hebben ambities ten aanzien van duurzaamheid en energie. Hierover zijn afspraken vastgelegd in het Duurzaamheidsakkoord 2021-2025, de Meerjarige Prestatieafspraken 2021-2025 en de Uitvoeringsagenda 2021.

Ten aanzien van dit plan is per thema beschreven op welke wijze hier invulling wordt gegeven:

1. Gezond, groen en klimaatbestendig

Het plangebied wordt naast de beoogde woningbouwcontouren en de te realiseren parkeerplaatsen ingericht voornamelijk als groen en als waterbergingsgebied. Met de bomen wordt tevens schaduw gecreëerd wat hittestress kan voorkomen en/of kan verminderen. Dit alles draagt bij aan een omgeving dat de gezondheidsbeleving van de omwonenden bevordert en het klimaat ten goede komt. Het behoud van bomen en het planten van nieuwe bomen en struiken draagt samen met het bergen van hemelwater bij aan de groene beleving van het gebied en zal tevens zorgdragen voor het bevorderen en/of in stand houden van de biodiversiteit. In de anterieure overeenkomst wordt vastgelegd op welke wijze de gebouwen worden voorzien van nest- en vleermuiskasten (natuurinclusief bouwen). Kortom een plan dat bijdraagt aan de gemeentelijke doelstellingen.

Om hittestress te voorkomen als gevolg van veel verstening en asfalt liggen bij (her)ontwikkeling in de bestaande stad kansen voor een klimaatadaptieve inrichting. Vooral het aanleggen van groen en behouden en/of aanplanten van bomen zorgt voor verkoeling. Voor bomen is het belangrijk dat ze voldoende ondergrondse groeiruimte krijgen en altijd van voldoende water zijn voorzien. Voor een klimaatadaptieve inrichting van het plan worden onderstaande maatregelen uitgevoerd:

  • Behoud van vrijwel alle bestaande bomen en toevoegen van nieuwe bomen en beplanting;
  • Groene inrichting van de binnentuin;
  • Aanbrengen van groene daken op de lage daken die zichtbaar zijn voor de directe omgeving;
  • Afkoppeling van hemelwater en inpassen van infiltratievelden.

De mens staat centraal bij de uitvoering van dit plan. Door het uitvoeren van deze maatregelen zal het plangebied bijdragen aan het welbevinden van de omwonenden. Zowel de bebouwing als de inrichting van het openbaar gebied dragen hier aan bij.

2. CO2-neutrale omgeving

Energiebeheer een belangrijk speerpunt binnen duurzaamheidsambities van de gemeente 's-Hertogenbosch. De gemeente heeft – naast de visie – ook doelen gesteld waaraan wordt gewerkt om te komen tot een klimaatneutrale gemeentelijke organisatie in 2020, een klimaatneutrale gebouwde omgeving in 2035 en 's-Hertogenbosch volledig klimaatneutraal in 2045. Deze ambities zijn fors te noemen, waarbij 'alles uit de kast' moet worden gehaald. Deze doelstelling betekent dat niet alleen de gemeente veel doet, maar ook de Bossche bedrijven, inwoners, ontwikkelaars, maatschappelijke groepen, woningcorporaties zullen hierin moeten investeren, samenwerken, creatief zijn en vooruitdenken. De gemeentelijke energie-ambitie en -doelstellingen zijn vastgelegd in het “Energie-transitieprogramma 's-Hertogenbosch 2016-2020”, vastgesteld door de gemeenteraad op 31 januari 2017. Ook het recente bestuursakkoord (2022-2026) stelt dat we als gemeente een serieuze bijdrage leveren om de klimaatverandering tegen te gaan, bijvoorbeeld via het opwekken van duurzame energie en het energiezuinig laten bouwen in onze gemeente.

Woningen

Vanaf 1 juli 2018 mogen nieuwe woningen en andere nieuwe kleinverbruikers niet meer op aardgas worden aangesloten. Vanaf 1 januari 2021 moet nieuwbouw voldoen aan zogenaamde 'BENG-eisen' voldoen. BENG staat voor “Bijna Energie Neutraal Gebouw”. Het bestuursakkoord 2022-2026 zet bij ontwikkelingen in om vooruit te lopen op de landelijke norm (zoals deze zich nu laat aanzien). Dit houdt in dat ontwikkelingen (nieuwbouw) op dit moment meer moeten omvatten dan alleen het voldoen aan de BENG-norm. De ambitie is en blijft een energieneutrale bebouwde omgeving in 2035 en een CO2 neutrale woningvoorraad in 2045.

De nieuwbouw aan de Graafseweg gaat uit van minimaal BENG. Bij de nieuwbouw worden ambitieuze energiemaatregelen nagestreefd die verder gaan dan de wettelijke regelgeving die van toepassing is op het moment van de aanvraag omgevingsvergunning. Uitgangspunt blijft het Duurzaamheidsakkoord en de Prestatieafspraken tussen de woningcorporaties en de gemeente. Nieuwe technieken worden waar mogelijk toegepast om een beter energieniveau te behalen.

Verschillende ingrepen dragen bij aan de duurzaamheid van het plan:

  • De schil van de nieuwbouw (vloer/gevel/dak) wordt goed geïsoleerd;
  • De daken van het complex worden benut voor het aanbrengen van groen (lage daken) en het opwekken van zonne-energie (hoge daken);
  • Er worden warmtepompen toegepast;
  • Om oververhitting te beperken wordt zonwering of zonwerend glas toegepast;
  • In de algemene ruimtes wordt LED-verlichting toegepast;
  • Grondstoffen worden zoveel mogelijk hergebruikt (zie hieronder).

Daarnaast is het streven om te voldoen aan een MilieuPrestatie Gebouwen (MPG) van 0,4, afhankelijk van de gekozen bouwmethodiek.

3. Waardebehoud van grondstoffen

Uitgangspunt is het hergebruik van grondstoffen. Bij de sloop van het bestaande gebouw wordt opdracht verstrekt aan partners onder de voorwaarden dat 75% van het uitkomend materiaal gerecycled in de bouwkolom terugkomt. Er wordt dus niet zomaar gesloopt maar inzet is gericht op demontage en hergebruik, zo mogelijk op dezelfde locatie, in de nieuwbouw. Dit draagt bij aan het waardebehoud van grondstoffen.

4. Duurzame mobiliteit

Op de parkeerplaats worden voorzieningen getroffen voor de aanleg van laadpunten voor elektrische auto's. Het fietsparkeren/scootmobielparkeren voor de bewoners wordt inpandig opgelost. Bewoners kunnen hun fiets/scootmobiel stallen in de individuele bergingen binnen het gebouw met electrapunten voor het opladen van fiets of scootmobiel. Nabij de entree van het appartementengebouw en tussen de parkeerplaatsen komen fietsstallingsplekken voor bezoekers.

Natuurinclusief bouwen

Het planvoornemen voorziet in een gezonde, groene en klimaatbestendige leefomgeving.

De gezonde, groene leefomgeving wordt vormgegeven door de realisatie van een groene inrichting rondom de bebouwing en een gemeenschappelijke, groen ingerichte binnentuin. Voor het vergroten van de biodiversiteit wordt zoveel mogelijk gekozen voor inheemse plantensoorten.

De klimaatbestendige leefomgeving wordt vormgegeven door hemelwater te laten infiltreren in de bodem en niet af te voeren richting de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Hierdoor wordt verdroging en overbelasting van de rioolwaterzuiveringsinstallatie (met vervuiling tot gevolg) tegengegaan.

Andere specifieke duurzame maatregelen die worden genomen zijn het toepassen van sedumdaken en groene gevels (positief voor waterberging, biodiversiteit, massa) en wordt verder invulling gegeven aan natuur-inclusief bouwen door het realiseren van nestkasten voor broedvogels en vleermuizen en insectenhotels.

De beoogde ontwikkeling is getoetst aan de groennorm zoals opgenomen in de Verordening Bomen, Groen en Water 2021 van de gemeente 's-Hertogenbosch. De groennorm bestaat uit een kwantitatieve en kwalitatieve beoordeling. Kwantitatief is de verhouding oppervlakte groen t.o.v. het totale plan/projectgebied. De kwalitatieve beoordeling is gericht op de biodiversiteit en natuur-inclusief bouwen. Alle maatregelen en voorzieningen resulteren in een ontwikkeling die voldoet aan de gestelde eisen en voorwaarden en past binnen de 'goede ruimtelijke ordening' en wordt voldaan aan de Verordening Bomen, Water en Groen 2021.

In het inrichtingsplan wordt bij het maken van het beplantingsplan rekening gehouden met diverse beplantingslagen. Op het terrein wordt gebruik gemaakt van inheems bloemrijk grasland, inheemse heesters als solitair en clusters (schuil- en voedselbosje), inheemse bomen, gemende hagen, sier- en vlinderlokkende vaste planten, siergrassen en bodembedekkers. Daarnaast is gekozen voor biologische vaste planten en planetproof heesters.
Bij de soortkeuze van de bomen, heesters en hagen wordt tevens rekening gehouden met inheems plantenmateriaal welke van origine in de omgeving voorkomen. Voor de onderbeplantingen van vaste planten wordt zoveel mogelijk gekozen de combinatie van inheemse beplanting, soorten welke toekomstbestendig zijn en soorten welke dienen als drachtplanten voor bijen en vlinder. Daarnaast worden alle beplantingen bestaande uit bomen, heesters en vaste planten gekozen op nectar- en pollenwaarden.

Conclusie

Samengevat wordt met het planvoornemen op verschillende manieren rekening gehouden met duurzame toepassingen en past hiermee binnen de gestelde ambities van de gemeente 's-Hertogenbosch om in 2035 de gebouwde omgeving klimaatneutraal te laten zijn. In de uitwerking van het bouwplan voor de omgevingsvergunning voor het bouwen zal verder worden ingegaan op de verschillende duurzaamheidsaspecten.

5.13 Milieueffectrapportage

Nagegaan is of voor dit bestemmingsplan een Milieueffectenrapport of een M.e.r. beoordeling opgesteld moet worden. Voor ruimtelijke plannen dient een m.e.r.(beoordeling) te worden opgesteld indien:

  1. a. er sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteit op grond van de bijlagen bij het Besluit m.e.r.;
  2. b. voor het plan een passende beoordeling op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) is vereist , zie paragraaf 5.14.

ad a.

In de bijlage bij het Besluit mer is opgenomen welke activiteiten mer-plichtig zijn (de C-lijst) en welke activiteiten mer-beoordelingsplichtig zijn (de D-lijst). De activiteiten die dit bestemmingsplan mogelijk maakt zijn op grond van de bijlagen bij het Besluit niet m.e.r. (beoordelings) plichtig. Dit project kan aangeduid worden als een stedelijk ontwikkelingsproject (bijlage D 11.2).

Een stedelijk ontwikkelingsproject is m.e.r. beoordelingsplichtig indien het betreft een gebied met een oppervlakte van meer dan 100 hectare, of meer dan 2000 woningen of meer dan 200.000 bruto vloeroppervlakte bevat. Aan deze criteria voldoet het plangebied niet (er komen 45 woningen) dus op grond hiervan is geen m.e.r. nodig. Verder blijkt uit de in het vervolg van de in dit hoofdstuk genoemde onderzoeken dat er geen (mogelijke) belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, eventueel na het treffen van maatregelen, aanwezig zijn.

Er heeft een vormvrije m.e.r-beoordeling plaatsgevonden (bijlage 12). Gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, zijn geen belangrijke nadelige milieugevolgen aan de orde, die een milieueffectrapportage rechtvaardigen. Het opstellen van een m.e.r. wordt dan ook niet noodzakelijk geacht.

5.14 Ecologie

Toetsingskader

De bescherming van de natuur is vastgelegd in de Wet natuurbescherming (Wnb). De Wet natuurbescherming (Wnb) geeft het wettelijke kader voor de bescherming van natuurgebieden en voor soortenbescherming. Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wnb ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en gebieden de uitvoering van het plan niet in de weg staan. De provincie is bevoegd gezag voor de toetsing van handelingen met mogelijke gevolgen voor beschermde dier- en plantensoorten (de soortenbeschermingsbepalingen) én voor Natura 2000-gebieden (de gebiedenbeschermingsbepalingen). Alleen bij ruimtelijke ingrepen waarmee grote nationale belangen zijn gemoeid, blijft het Rijk bevoegd gezag.

Daarnaast vindt beleidsmatige gebiedsbescherming plaats door middel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN), de voormalige Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Ook in dit kader zijn de provincies het bevoegd gezag. Door onderzoeksbureau Econsultancy is in april 2021 een Quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd (rap. nr. 15572.005, d.d. 29 april 2021). het volledige onderzoeksrapport is opgenomen in bijlage 13.

Gebiedsbescherming vanuit de Wet natuurbescherming

De Wet natuurbescherming, heeft voor wat betreft gebiedsbescherming, betrekking op de Europees beschermde Natura 2000-gebieden. Als er naar aanleiding van projecten, plannen en activiteiten, afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten, mogelijkerwijs significante effecten optreden, dienen deze bij de voorbereiding van een bestemmingsplan in kaart te worden gebracht en beoordeeld.

Natura 2000-gebieden hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden en verstoring kunnen veroorzaken, moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Een ruimtelijk plan dat significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied kan alleen worden vastgesteld indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  1. 1. alternatieve oplossingen zijn niet voorhanden;
  2. 2. het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard; en
  3. 3. de noodzakelijke compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de beschermde natuur in een Natura 2000-gebied zijn vergunningsplichtig.

De projectlocatie is niet gelegen binnen de grenzen, of in de directe nabijheid van een gebied dat aangewezen is als Natura 2000. Het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied, Vlijmens Ven, Moer-putten & Bossche Broek, bevindt zich op circa 2 kilometerafstand ten zuidoosten van de onderzoekslocatie Voor dit plan is alleen het effect van stikstofuitstoot op N2000 gebieden tengevolge van dit plan van belang, daarvoor is door Econsultancy in oktober 2023 een stikstofberekening uitgevoerd (zie bijlage 16). Het projecteffect op de Natura 2000-gebieden ten gevolge van zowel de aanleg- als de gebruiksfase is kleiner dan of gelijk aan 0,00 mol/ha/jaar. Bij een dergelijke projecteffect zal het beoogde plan niet voor een significante toename in stikstofdepositie zorgen en kunnen negatieve effecten worden uitgesloten.

Naast de N2000 gebieden moet ook het effect op het Natuurnetwerk Nederland beoordeeld worden. Het Natuurnetwerk Nederland (voorheen: Ecologische Hoofdstructuur (EHS)) is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones met als doel natuurgebieden beter met elkaar en met het omringende agrarisch gebied te verbinden.

Voor deze gebieden geldt een planologisch beschermingsregime. Activiteiten in deze gebieden zijn alleen toegestaan als ze geen negatieve effecten hebben op de wezenlijke kenmerken of waarden of als deze kunnen worden tegengegaan met mitigerende maatregelen. Gezien de afstand van de onderzoekslocatie tot het dichtstbijzijnde deel van het Natuurnetwerk (620 meter) en gezien de aard van de voorgenomen ingreep zullen de wezenlijke waarden en kenmerken ten opzichte van de oorspronkelijke situatie niet veranderen. Ook aangaande houtopstanden is er geen sprake van mogelijke overtreding van de Wet natuurbescherming.

Soortenbescherming

De Wet natuurbescherming onderscheidt beschermingsregimes voor soorten op grond van internationale verdragen, aangevuld met soorten die vanuit een nationaal oogpunt beschermd worden. Hierdoor zijn er in de Wet natuurbescherming drie verschillende verbodsartikelen per categorie soorten;

  • soorten van de Vogelrichtlijn (artikel 3.1);
  • soorten van de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn (artikel 3.5);
  • andere soorten (artikel 3.10).


Per beschermingsregime is aangegeven welke verboden er gelden en onder welke voorwaarden ontheffing of vrijstelling kan worden verleend door het bevoegd gezag.

Met betrekking tot het planvoornemen dient voor de aanvang van de sloopwerkzaamheden dient duidelijkheid te worden verkregen over de eventuele aanwezigheid van mogelijke vaste rust- en/of voortplantingsplaatsen van gebouwbewonende vleermuizen (gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger). Aangaande vliegroutes van vleermuizen wordt geadviseerd geen additionele (bouw)verlichting toe te passen richting de bomenrij ten zuidoosten van de onderzoekslocatie tijdens de bouwfase en de gebruiksfase.

Ten aanzien van algemene broedvogels kunnen overtredingen worden voorkomen door rekening te houden met het broedseizoen of voor start van de werkzaamheden een broedvogelinspectie uit te voeren. Globaal kan voor het broedseizoen de periode maart tot half augustus worden aangehouden.

Voor beschermde soorten behorend tot de overige soortgroepen zijn overtredingen ten aanzien van de Wet natuurbescherming wegens het ontbreken van geschikt habitat, het ontbreken van sporen en/of vanwege een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling niet aan de orde. Wel dient altijd rekening te worden gehouden met de algemene zorgplicht ten aanzien van algemene grondgebonden zoogdieren en amfibieën.

Aanvullend ecologisch onderzoek

Naar aanleiding van de resultaten uit de Quickscan bleek een aanvullend onderzoek naar vleermuizen benodigd. Door Econsultancy is een aanvullend cologisch onderzoek uitgevoerd en beschreven in de rapprtage "Aanvullend ecologisch onderzoek Graafseweg 294 te 's-Hertogenbosch", (rap. nr. 15572.010, d.d. 29 augustus 2022). De rapportage is opgenomen als bijalge 15 bij dit bestemmingsplan.

Econsultancy concludeert:
In de bebouwing op de onderzoekslocatie is geen rust- en/of voortplantingsplaats van vleermuizen vastgesteld. Daarnaast is geen essentieel foerageergebied en/of een vaste vliegroute voor vleermui-zen op de onderzoekslocatie aanwezig. Bij de voorgenomen werkzaamheden worden dan ook geen rust- en/of voorplantingsplaatsen van vleermuizen verstoord. Overtreding van de Wet natuurbe-scherming ten aanzien van vleermuizen is bij de voorgenomen sloop en nieuwbouw ter plaatse niet aan de orde.

Conclusie

Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor voorliggend initiatief.

5.15 Archeologie En Cultuurhistorie

Toetsingskader

De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor het archeologiebeleid van de gemeente. Dit beleid is op 15 juni 2010 vastgesteld. Ten behoeve van het beleid zijn voor archeologische waarden en archeologische verwachtingsgebieden binnen de gemeentegrenzen specifieke eisen of voorwaarden opgesteld en verwerkt tot een archeologische beleidskaart. De zones met een hoge en middelhoge archeologische verwachting zijn op de beleidskaart vertaald in zones waar verspreide nederzettingen en grafvelden uit de prehistorie, Romeinse tijd en Middeleeuwen aanwezig zijn (al dan niet afgedekt door een recent ophogingspakket). Voor de zones met een lage verwachting zijn op de beleidskaart geen nadere eisen opgenomen. Wel zal bij m.e.r. plichtige projecten en projecten die onder de Tracéwet vallen nader onderzoek worden verlangd.

Onderzoek

Ter plaatse van het plangebied is momenteel geen sprake van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing.

Ter plaatse van het plangebied geldt wel volgens de archeologische beleidskaart 'Categorie 5: Middeleeuwse hoofdstructuur'. Door onderzoeksbureau Econsultancy is in mei 2021 een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd (volledig rapport is opgenomen in bijlage 17).

Het bureauonderzoek heeft aangetoond dat er zich mogelijk archeologische waarden in het plangebied zouden kunnen bevinden. Aansluitend is een Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek uitgevoerd.

De gespecificeerde archeologische verwachting, zoals die is weergegeven tijdens het bureauonderzoek, is door het controlerende verkennende booronderzoek ontkracht. De archeologische verwachting dient voor alle periodes bijgesteld te worden naar laag. Op basis van de waargenomen bodemverstoringen in het plangebied kan worden geconcludeerd dat archeologische waarden niet meer in-situ worden verwacht.

Op grond van de verstoorde bodemopbouw en het ontbreken van aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische waarden adviseert Econsultancy om ten aanzien van de geplande bodemingrepen, in het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ), geen vervolgonderzoek te laten plaatsvinden. Op grond van de resultaten adviseert Econsultancy om het plangebied vrij te geven voor ontwikkeling.

Selectiebesluit

Het archeologisch rapport is beoordeeld door de archeologen van de gemeente 's-Hertogenbosch en het advies om geen verder onderzoek te laten plaatsvinden is overgenomen en vastgelegd in een selectiebesluit. Dit selectiebesluit is opgenomen als bijlage 18.

Conclusie

het aspect archeologie en cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de voorgenomen werkzaamheden.

Hoofdstuk 6 Juridisch-bestuurlijke Aspecten

6.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • de toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding.

De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake afwijkingen. De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.

6.2 Planregels

De indeling van de planregels is als volgt.

  • Hoofdstuk 1 Inleidende regels
  • Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
  • Hoofdstuk 3 Algemene regels
  • Hoofdstuk 4 Overgangsregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1) In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Wijze van meten (artikel 2) In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Wonen

Gebruik

Binnen deze bestemming is wonen de hoofdfunctie. Binnen de woonbestemming is wel de uitoefening van een aan huis verbonden beroepsactiviteit toegestaan, mits deze ondergeschikt blijft aan de woonfunctie. Dit betekent onder meer dat maximaal 35% van de oppervlakte van de begane grond van de opstallen, tot ten hoogste 50 m², mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroepsactiviteit. Daarnaast zijn aan het wonen gerelateerde ondergeschikte functies als parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen e.d. ook toegestaan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

In de algemene bepalingen komen de anti-dubbeltelbepaling, de algemene aanduidingsregels en de algemene afwijkingsregels alsmede de algemene procedureregels aan de orde. Deze bepalingen gelden voor het gehele bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 9) Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.

Slotregel (artikel 10)

Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke ontwikkeling betreft twee aspecten. Ten eerste moet het realiteitsgehalte van de plannen worden aangetoond: is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling. Ten tweede moet de financiële uitvoerbaarheid worden onderbouwd: zijn alle kosten die de gemeente moet maken ten behoeve van het initiatief gedekt.

7.1 Kostenverhaal

Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).

In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en grondeigenaren een (anterieure) overeenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is niet vereist.

7.2 Gemeentelijke Grondexploitatie

De gemeente heeft geen gronden in het plangebied in eigendom. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.

Hoofdstuk 8 Inspraak En Vooroverleg

Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure op grond van artikel 3.9a Wro. De voorziene procedurestappen zijn:

  1. 1. Omgevingsdialoog
  2. 2. Vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro
  3. 3. Zienswijzen - terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan
  4. 4. Vaststelling door gemeenteraad
  5. 5. Terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan

8.1 Omgevingsdialoog

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is ook de omgeving betrokken. In het kader van het bestemmingsplan 'Graafseweg 294' is overleg gevoerd met de omgeving. In bijgevoegd document in bijlage 19 zijn de diverse documenten met betrekking tot de diverse activiteiten rond de omgevingsdialoog verzameld.

8.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het concept-ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de betrokken instanties.

8.3 Terinzagelegging Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan 'Graafseweg 294' heeft met ingang van 27 maart 2023 gedurende zes weken analoog ter inzage gelegen in het informatiecentrum van de gemeente 's-Hertogenbosch. De stukken waren ook digitaal te raadplegen. Vanaf 27 maart tot en met 8 mei 2023 (zes weken) heeft ingevolge artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening eenieder schriftelijk of mondeling een zienswijze omtrent het ontwerp kenbaar kunnen maken bij de gemeenteraad respectievelijk het college van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Hertogenbosch.

In totaal zijn tien zienswijzen ingediend. Eén zienswijze heeft geleid tot een beperkte aanpassing van het bestemmingsplan. Daarnaast zijn enkele ambtshalve aanpassingen doorgevoerd.

8.4 Vaststelling

Het ontwerpbestemmingsplan is gewijzigd vastgesteld op 12 december 2023.

Bijlage 1 Beschikking Hogere Waarde

Bijlage 1 Beschikking Hogere waarde

Bijlage 1 Verkeer- En Parkeeronderzoek

Bijlage 1 Verkeer- en parkeeronderzoek

Bijlage 2 Terreininrichting Graafseweg

Bijlage 2 Terreininrichting Graafseweg

Bijlage 3 Boomeffectanalyse

Bijlage 3 Boomeffectanalyse

Bijlage 4 Kwantitatieve Groenscore

Bijlage 4 Kwantitatieve groenscore

Bijlage 5 Tekening Kwantitatieve Groenscore

Bijlage 5 Tekening kwantitatieve groenscore

Bijlage 6 Kwalitatieve Biodiversiteitsscore

Bijlage 6 Kwalitatieve biodiversiteitsscore

Bijlage 7 Woonvisie 'S-hertogenbosch

Bijlage 7 Woonvisie 's-Hertogenbosch

Bijlage 8 Onderzoek Weg- En Railverkeerslawaai

Bijlage 8 Onderzoek weg- en railverkeerslawaai

Bijlage 9 Onderzoek Geluidwering Gevels

Bijlage 9 Onderzoek geluidwering gevels

Bijlage 10 Onderzoek Industrielawaai

Bijlage 10 Onderzoek industrielawaai

Bijlage 11 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 11 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 12 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Bijlage 12 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Bijlage 13 Quickscan Wet Natuurbescherming

Bijlage 13 Quickscan Wet natuurbescherming

Bijlage 14 Watertoets

Bijlage 14 Watertoets

Bijlage 15 Aanvullend Vleermuizen Onderzoek

Bijlage 15 Aanvullend vleermuizen onderzoek

Bijlage 16 Onderzoek Stikstofdepositie

Bijlage 16 Onderzoek stikstofdepositie

Bijlage 17 Archeologisch Bureauonderzoek En Inventariserend Veldonderzoek

Bijlage 17 Archeologisch bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek

Bijlage 18 Selectiebesluit Archeologie

Bijlage 18 Selectiebesluit archeologie

Bijlage 19 Verslag Omgevingsdialoog

Bijlage 19 Verslag omgevingsdialoog