Onderwijsboulevard 256
Bestemmingsplan - Gemeente 's-Hertogenbosch
Vastgesteld op 04-10-2022 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Onderwijsboulevard 256 met identificatienummer NL.IMRO.0796.0002500-1401 van de gemeente 's Hertogenbosch;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
1.3 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.7 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.8 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.9 bouwen
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten;
1.10 bouwgrens
de grens van een bouwvlak
1.11 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;
1.12 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.13 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.14 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.15 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.16 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.17 dakopbouw
een gedeelte van een gebouw, gesitueerd op de bovenste bouwlaag van een gebouw, met een oppervlakte van maximaal 60% van de oppervlakte van de bovenste bouwlaag en een afstand van minimaal 1 meter tot de voorgevel;
1.18 detailhandel
bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.19 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
1.20 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.21 gestapelde woning
een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen;
1.22 huishouden
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van een op duurzaamheid gerichte onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan;
1.23 kap
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°;
1.24 horeca
Categorie | Type | Begripsbepaling |
1 | hotel | Een horecabedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is. |
2 | restaurant | Een horecabedrijf, primair gericht op het, overdag en 's avonds, verstrekken en bereiden van maaltijden voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van dranken (daaraan) ondergeschikt is. |
3 | daghoreca | Een horecabedrijf, waarbij de bedrijfsactiviteit gericht is op het - overdag - al dan niet ter plaatse verstrekken en bereiden van etenswaren en dranken en waarvan de openingstijden (in belangrijke mate) binnen de openingstijden van winkels vallen. |
4 | cafetaria | Een horecabedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken en bereiden van (al dan niet voor consumptie ter plaatse) bereide kleine etenswaren en waar het verstrekken van dranken (daaraan) ondergeschikt is. |
5 | café / bar | Een horecabedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het in de avond en nacht verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en het gelegenheid bieden voor dansen, als dan niet als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden. |
6 | nachtzaak, discotheek, partycentrum | Een horecabedrijf dat gericht is op het in de avond en nacht verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij overwegend mechanische muziek wordt beluisterd en het verschaffen van dansgelegenheid een wezenlijk onderdeel vormt. Een nachtzaak is veelal tot later geopend dan een café en bar. |
7 | speelautomatenhal | Een horecabedrijf, waarin een speelautomatenhal (conform de Wet op de Kansspelen) wordt geëxploiteerd en waar het verstrekken van dranken (daaraan) ondergeschikt is. |
8 | shishalounge | Een horecabedrijf waar rechtmatig het roken van shisha wordt aangeboden. |
1.25 nok
het snijpunt van twee hellende vlakken;
1.26 openbaar toegankelijk gebied
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
1.27 prostitutie
het zich tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander;
1.28 seksinrichting
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.29 sociale huurwoning
huurwoning als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, onder d van het Besluit ruimtelijke ordening;
1.30 student
persoon die een studie volgt aan het MBO, HBO of WO, voltijds en duaal, met uitzondering van deeltijdonderwijs, open universiteiten en particulier contractonderwijs;
1.31 studentenwoning
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één of meer studenten, die niet noodzakelijk één huishouden vormen;
1.32 verhard oppervlak
bebouwing en/of verharding, leidend tot een versnelde afvoer van hemelwater;
1.33 voorgevellijn
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;
1.34 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en/of waterkwaliteit;
1.35 woning
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;
1.36 woonwagen
voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
- a. vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
- b. de goothoogte van een lessenaarsdak wordt bepaald vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel van de laagste zijde van de kap.
2.4 de hoogte van een dakopbouw:
vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw.
2.5 de hoogte van een kap:
vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap.
2.6 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk of ingeval dat geen gevelvlakken of scheidingsmuren aanwezig zijn, de oppervlakte vanaf de buitenzijde van het dak neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.
2.9 peil:
- a. voor gebouwen: de hoogte van de kruin van de Statenlaan ter hoogte van de aanduiding 'ontsluiting';
- b. voor bouwwerken geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. onderwijsvoorzieningen, tot een maximum bruto vloeroppervlak van 24.500 m²;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen', tevens voor wonen in de vorm van gestapelde woningen en/of studentenwoningen, niet zijnde woonwagens, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca', alsmede buiten het bouwvlak, tevens voor horeca in categorieën 2 en 3, zoals omschreven in artikel 1.24, uitsluitend op de begane grond en tot een maximum bruto vloeroppervlak van 300 m²;
- d. tuinen, erven en terreinen;
- e. verblijfsgebied en verblijf;
- f. boven- en ondergrondse parkeervoorzieningen, inclusief in- en uitritten, met dien verstande dat de ontsluiting van parkeervoorzieningen voor gemotoriseerd verkeer op het omliggende weggennet uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' is toegestaan;
- g. voorzieningen voor het stallen van fietsen;
- h. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals groen en groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, paden en nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de situering van het laden en lossen op het perceel.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Verkeer
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen en wegverkeer;
- b. fiets- en voetpaden en langzaam verkeer;
- c. verblijfsgebied en verblijf;
- d. verkeersvoorzieningen;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen zoals speelvoorzieningen, openbare verblijfsvoorzieningen, nutsvoorzieningen, groen en groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, standplaatsen en terrassen.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
- a. Bij de toepassing van de bouwregels in dit plan worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer bedraagt dan 1,5 meter.
- b. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen staat vast dat voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen wordt gerealiseerd, overeenkomstig de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de Nota Parkeernormering 2021;
- c. Als de beleidsregels als bedoeld onder c wijzigen, wordt met die wijziging rekening gehouden
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, mits het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast, met een omgevingsvergunning afwijken van de regels en de verbeelding:
- a. voor een vermeerdering of vermindering van maten en normen tot 10% van die maten en normen;
- b. voor een geringe afwijking van plaats en richting van bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen als dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van de verbeelding ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waarin een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
- c. voor een grotere bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer tot een bouwhoogte van 10 meter;
- d. voor een grotere bouwhoogte van gebouwen vanwege plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, onder de volgende voorwaarden:
- 1. de maximale oppervlakte van de plaatselijke verhoging is 10% van het dakoppervlak;
- 2. de maximale hoogte van de plaatselijke verhoging is 4 meter.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
8.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 9 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Onderwijsboulevard 256.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Door het vertrek van de kunstacademie AKV I St. Joost is de locatie Onderwijsboulevard 256 al enige jaren niet meer in gebruik. Avans Hogeschool (eigenaar van de grond) heeft de bebouwing van de kunstacademie inmiddels gesloopt. Doel is om het Avans-onderwijs dat nu deels verspreid in de stad is gehuisvest, te concentreren op de Onderwijsboulevard 256. Avans Hogeschool is een samenwerking aangegaan met BrabantWonen om op de locatie tevens studentenwoningen te realiseren. Daarnaast wordt er kleinschalige zelfstandige horeca ingepast en wordt rekening gehouden met voldoende uitbreidingsruimte en flexibiliteit om toekomstige wijzigingen in het onderwijs- en/of woonprogramma mogelijk te maken.
Het initiatief is gedeeltelijk in strijd met de bouw- en gebruiksregels van het huidige bestemmingsplan. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan 'Paleiskwartier-Willemspoort-Station' (2014). De locatie heeft geheel de bestemming 'Maatschappelijk'. Het oprichten van een onderwijsgebouw is binnen deze bestemming mogelijk. De realisatie van nieuwe (studenten)woningen, alsmede de horecavoorziening, past daarentegen niet binnen deze bestemming. De beoogde nieuwbouw kent daarnaast een overschrijding de maximaal toegelaten bouwhoogten (deze bedragen grotendeels 7 meter, plaatselijk 10 meter). Met het nieuwe plan worden bouwhoogten van maximaal 20 tot 25 meter voorgesteld. Het bouwplan is daarom niet mogelijk binnen de bouw- en gebruiksregels van de huidige bestemming. Met het voorliggend bestemmingsplan wordt een nieuw bouw- en gebruikskader voor het perceel geboden. Voor het concrete bouwplan wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen verleend op basis van dit bestemmingsplan. Hierbij wordt een gecoördineerde procedure toegepast. Dit betekent dat de omgevingsvergunning voor het bouwen parallel loopt met de herziening van het bestemmingsplan.
1.2 Begrenzing Plangebied
Het plangebied is gesitueerd binnen het stedelijk gebied van 's-Hertogenbosch in de wijk 'Paleiskwartier'. Deze wijk bevindt zich ten westen van de binnenstad, aangrenzend aan het station en de spoorverbinding tussen 's-Hertogenbosch en Eindhoven/Tilburg. Aan de westkant van deze wijk bevindt zich de Onderwijsboulevard, waaraan de planlocatie is gelegen. Deze straat bestaat voor een belangrijk deel uit bebouwing ten behoeve van onderwijs, met name aan de westkant, terwijl ook diverse blokken met gestapelde woningbouw aan de weg gesitueerd zijn.
Het plangebied betreft uitsluitend het perceel Onderwijsboulevard 256 en wordt ten noorden begrensd door de Hugo de Grootlaan, ten oosten door de Statenlaan, ten zuiden door de Markiezenstraat en ten westen door de Onderwijsboulevard.
In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied ten opzichte van het centrum van 's-Hertogenbosch weergegeven en in figuur 1.2 is de globale begrenzing van het plangebied weergegeven ten opzichte van de voorheen aanwezig bebouwing. De exacte begrenzing volgt uit de verbeelding.
![]() |
Figuur 1.1 Ligging plangebied (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl) |
![]() |
Figuur 1.2 Begrenzing plangebied (globaal) (bron: Bureau B+B i.s.m. DP6) |
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 van dit plan gaat in op de beschrijving van de huidige situatie, waaronder de ruimtelijke en functionele structuur. Hoofdstuk 3 beschrijft de globale stedenbouwkundige opzet terwijl het daaropvolgende hoofdstuk ingaat op het sturende beleidskader. Hoofdstuk 5 beschrijft vervolgens de milieuaspecten en hoofdstuk 6 gaat in op de beschrijving van de planregels. Hoofdstuk 7 kent een korte motivering voor de economische uitvoerbaarheid; en tot slot beschrijft hoofdstuk 8 de participatie -en vooroverlegfase.
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Beschrijving Locatie En Ligging In De Stad
Het plangebied is gelegen in het Paleiskwartier, een woon- en werkgebied dat sinds de jaren '90 in ontwikkeling is. In figuur 2.1 is de ligging binnen deze wijk weergegeven. Voorheen was in het gebied het bedrijventerrein 'De Wolfsdonken' gesitueerd. Het Paleiskwartier bevindt zich ten westen van het centraal station 's-Hertogenbosch en de spoorlijn 's-Hertogenbosch-Eindhoven/Tilburg. Ten zuiden van de wijk ligt het natuurgebied De Gement. De ligging op korte afstand van zowel het buitengebied, het stadscentrum, uitvalswegen als het centraal station, maakt dat de wijk een aantrekkelijk woon- en leefgebied is. Centraal gelegen in het Paleiskwartier, en op circa 10 minuten lopen vanaf het centraal station, ligt de Onderwijsboulevard. Aan deze straat bevindt zich hoofdzakelijk bebouwing ten behoeve van onderwijs, alsmede woningen. Door de korte afstand tot het centraal station, is de Onderwijsboulevard een aantrekkelijke locatie voor zowel woningen als onderwijsvoorzieningen. In de rest van de wijk zijn er ook (gestapelde) woningen, kantoren en tal van voorzieningen aanwezig. De wijk nadert momenteel zijn voltooiing: aan de zuidkant zijn enkele kavels momenteel in ontwikkeling. Zuidelijk van het plangebied is aan de Onderwijsboulevard nog een lege, te ontwikkelen kavel gelegen. Daarnaast is het plangebied zelf momenteel braakliggend en dus beschikbaar voor een nieuwe ontwikkeling.
![]() |
Figuur 2.1: ligging plangebied binnen de wijk Paleiskwartier (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl) |
Het plangebied ligt tevens binnen de zogeheten 'Spoorzone' (zie figuur 2.2). Het betreft hier het stadsdeel (grotendeels) gelegen ten westen van de spoorlijn, dat niet alleen het Paleiskwartier, maar een langgerekt gebied tussen de Dieze en de zuidelijke rand van de bebouwde kom omvat. Ten behoeve van de ontwikkeling van deze zone is een ontwikkelingskader opgesteld. Deze wordt nader toegelicht in paragraaf 4.3.2 'Programma Spoorzone'.
![]() |
Figuur 2.2 Ligging plangebied binnen de Spoorzone (plangebied is oranje ingekleurd en Paleiskwartier omkaderd) |
Het plangebied is, zoals reeds aangegeven, gelegen aan de Onderwijsboulevard, centraalwestelijk in het Paleiskwartier. Het plangebied is na de sloop van de voormalige bebouwing momenteel braakliggend en wordt omheind met een hek. De gesloopte bebouwing, waarin voorheen het Remmington-bedrijf was gevestigd, was één van de laatste overblijfselen van het voormalige bedrijventerrein 'De Wolfsdonken'. De bebouwing, waarin voorheen het Remington-bedrijf was gevestigd, bestond uit één bouwlaag met kenmerkende platte puntdaken (zie figuur 2.3). De bebouwing was echter verouderd en niet meer geschikt voor een moderne onderwijsvoorziening. In figuur 2.4 is de ligging van de voormalige bebouwing ten opzichte van de omgeving weergegeven.
Aan de Hugo de Grootlaan (noordzijde) en de Statenlaan (oostzijde) zijn bomen gesitueerd in het openbaar gebied grenzend aan het plangebied. Ook wordt het plangebied omgeven door voetpaden en straten. De wandelpaden rondom het plangebied maken onderdeel uit van de looproute tussen het centraal station en de onderwijsvoorzieningen aan de Onderwijsboulevard.
![]() |
Figuur 2.3: voormalige bebouwing in het plangebied, gezien vanaf hoek Hugo de Grootlaan - Onderwijsboulevard (bron: Google Streetview) |
2.2 Ruimtelijke En Functionele Structuur
Op 19 januari 1995 stelde de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch bestemmingsplan 'Westzijde station La Gare e.o.' vast. De gemeenteraad bood hiermee het bestuurlijk en juridisch kader voor de ontwikkeling van een nieuwe hoogwaardige kantoor- en woningbouwlocatie.
Het Paleiskwartier is ontworpen en gebouwd als een woon- en werkgebied met veel groen. Het uitgangspunt voor deze wijk was dat het als een nieuw onderdeel van het centrum van de stad moest gaan functioneren. De wijk dankt zijn naam aan het Paleis van Justitie. Daarin zijn de rechtbank, het Openbaar Ministerie en het Gerechtshof gevestigd. Het Paleiskwartier ligt pal naast het station van 's-Hertogenbosch; vlakbij heb je aansluiting op de snelwegen A59 en A2.
Langs de Magistratenlaan is een vijftal gebouwen gerealiseerd met aan de zijde van de Bordeslaan woningen en aan de zijde van de Magistratenlaan kantoren die de woningen van het spoorweglawaai afschermen: van noord naar zuid De Magistraat, Huis den Bosch, Het Binnenhof, Het Kabinet en De Croon. Later zijn De Offices/De Livin' gebouwd en de bioscoop Kinepolis met kantoren. Aan de overzijde van de Bordeslaan zijn de Armada's gebouwd: tien bijzondere appartementengebouwen aan de vijver. Onder deze vijver ligt de openbare parkeergarage, voor bezoekers van onder andere het Paleiskwartier en de binnenstad. Naast deze grote parkeergarage liggen onder de kantoor- en woongebouwen eigen parkeergarages voor de werkers en bewoners. Aan de andere kant van de vijver was in eerste instantie een bedrijfsgebouw van het voormalige bedrijventerrein 'De Wolfsdonken' behouden. Hierin was meest recent de kunstacademie AKVISt.Joost van Hogeschool Avans ondergebracht. Dit gebouw is in het voorjaar van 2021 geamoveerd en dit perceel betreft de locatie voor onderhavige ontwikkeling. Ten zuiden van de voormalige kunstacademie zijn enkele appartementengebouwen gerealiseerd: de Markiezenhof, de Prinsenhof en Het Hof.
Het Paleiskwartier is nog in ontwikkeling tot circa 2024. In 2018 is gestart met de bouw van de terraswoningen Belvédère en van het appartementencomplex Upstairs. Deze woningen zijn in respectievelijk 2019 en 2020 opgeleverd. Momenteel wordt het appartementencomplex 'Terrazzo' gebouwd en is de realisatie van een hotel en een tweede kantoorgebouw aan de zijde van het spoor in een afrondende fase. De laatste ontwikkeling zal een nieuwe invulling van Palazzo (deelplan F) aan het Residentieplein, zuidelijk van het plangebied betreffen. Verder zal de Onderwijsboulevard de komende tijd heringericht worden. Zie daarover nader paragraaf 3.5.
Als het Paleiskwartier klaar is, zullen er in totaal 2.200 woningen zijn gerealiseerd. De woningen die in het Paleiskwartier staan zijn uitsluitend appartementencomplexen. Dit geldt ook voor de woningen die op de locatie Onderwijsboulevard 256 worden toegevoegd. Daarmee is dan de bebouwingsdichtheid (aantal woningen per hectare) in het Paleiskwartier aanzienlijk groter dan in de oude binnenstad.
Daarnaast zijn er ook tal van (centrum)voorzieningen aanwezig in het Paleiskwartier. Zo zijn er verscheidene (afhaal)restaurants, cafés (waaronder een stadsbrouwerij) en overige eet- en drinkgelegenheden, maar ook een bioscoop en verscheidene vormen van dienstverlening gevestigd. Aan de oostzijde van de Onderwijsboulevard, waar het plangebied ook gesitueerd is, zijn een aantal dergelijke voorzieningen gevestigd.
2.3 Geldend Bestemmingsplan
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Paleiskwartier-Willemspoort-Station'. Dit bestemmingsplan is op 24 juni 2014 door de raad vastgesteld.
Ter plaatse geldt de bestemming 'Maatschappelijk' en deels de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie – 3'. Binnen het plangebied is één bouwvlak opgenomen, dat het grootste gedeelte van het perceel beslaat. Dit mag voor 100% bebouwd mag worden tot een maximum bouwhoogte van 7 meter in het noordelijk deel. In het zuidelijk deel geldt dat gebouwd mag worden tot een maximum bouwhoogte van 10 meter. Een uitsnede van het vigerend bestemmingsplan (met het plangebied rood omkaderd) is weergegeven in figuur 2.4.
![]() |
Figuur 2.4 Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Paleiskwartier-Willemspoort-Station' |
Maatschappelijk (Artikel 10)
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor onder andere onderwijs, gezondheidszorg, openbare dienstverlening, volkstuinen, bibliotheken en kinderdagopvang. Binnen deze bestemming mogen enkel gebouwen ten dienste van de maatschappelijke bestemming worden gerealiseerd, met inachtneming van de ter plaatse aangeduide maatvoering.
De ontwikkeling van het onderwijsgebouw is binnen deze bestemming reeds mogelijk. Echter wordt binnen deze bestemming wonen en horeca niet toegestaan. Tevens zal de beoogde bebouwing niet binnen de aangeduide maatvoering passen. Momenteel gelden de maximale bouwhoogten 7 en 10 meter. Voor onderhavig initiatief wordt een maximale bouwhoogte van 20 tot 25 meter beoogd.
Waarde-Archeologie-3 (Artikel 24)
De voor 'Waarde-Archeologie-3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en te verwachten archeologische waarden van de gronden. Binnen deze dubbelbestemming zijn geen bouwwerkzaamheden toegestaan, die een oppervlakte betreffen groter dan 100 m² en meer dan 2 meter beneden maaiveld. Deze oppervlakten zullen met onderhavige ontwikkeling worden overschreden. In paragraaf 5.14 'Archeologie' staat beschreven hoe binnen het plangebied met deze bestemming wordt omgegaan.
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Aanleiding
Avans Hogeschool heeft op dit moment diverse vestigingen, verspreid in de stad. De hoofdvestiging is gelegen aan de Onderwijsboulevard 215, tegenover het plangebied. Avans wil haar onderwijsvoorzieningen meer centraliseren om de kwaliteit van het onderwijs te kunnen verbeteren, alsmede vanuit efficiency-oogpunt. De locatie Onderwijsboulevard 215 biedt daar niet voldoende ruimte voor. Daarom bestaat het voornemen om op de voormalige locatie van de kunstacademie, direct tegenover de huidige hoofdvestiging, nieuwbouw te ontwikkelen. De beoogde locatie in het plangebied is hiervoor uitermate geschikt door de ligging bij het bestaande onderwijsgebouw en door de ligging dichtbij het centraal station. Daarnaast past deze functie op deze plek, omdat aan de Onderwijsboulevard diverse onderwijsvoorzieningen geclusterd zijn.
Tevens bestaat er een grote behoefte aan studentenwoningen en appartementen in 's-Hertogenbosch. Om de planlocatie optimaal te benutten, is er naast onderwijsvoorzieningen nog voldoende ruimte om gestapelde woningen te realiseren. Deze worden door BrabantWonen ontwikkeld en zijn bedoeld voor studenten. In de toekomst worden mogelijk sociale huurwoningen gerealiseerd. Ook de woonfunctie sluit aan op de omgeving van het Paleiskwartier: ten zuiden en ten oosten van het plangebied zijn eveneens woningen gelegen.
De voorheen aanwezige bebouwing was gedateerd en bood onvoldoende ruimte om moderne, hoogwaardige onderwijsvoorzieningen te kunnen faciliteren. Deze bebouwing is daarom gesloopt. Het ontwikkelen van nieuwbouw biedt tevens de kans om de voetgangersverbinding tussen het centraal station en de onderwijsvoorzieningen aan de Onderwijsboulevard te optimaliseren. Het plangebied ligt aan het einde van deze route. Het plan voorziet daarom in de ontwikkeling van een openbaar toegankelijk binnenterrein, dat aan weerszijden middels onderdoorgangen bereikbaar is voor voetgangers. Aan deze route kan een kleinschalige horecagelegenheid worden gerealiseerd in de noordoostelijke hoek van de bebouwing, op de hoek Statenlaan - Hugo de Grootlaan. Een dergelijke functie sluit logisch aan op deze route en bij de beoogde hoofdfuncties in het plangebied.
Zodoende hebben Avans en BrabantWonen gezamenlijk een nieuw bouwplan ontwikkeld.
3.2 Bebouwing
Het plan bestaat uit nieuwbouw ten behoeve van onderwijs (Avans Hogeschool), (studenten)huisvesting (BrabantWonen), zelfstandige horeca en bijbehorende voorzieningen (zoals parkeermogelijkheden, groeninrichting en wandelroutes). Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen een concreet uitgewerkt bouwplan, waarvoor met toepassing van de coördinatieprocedure een omgevingsvergunning wordt aangevraagd, en een reservering voor een mogelijke uitbreiding/uitwisseling van het programma. Op de locatie wordt tevens een buitenruimte ingericht voor ontmoeting en verblijf en een looproute tussen Hugo de Grootlaan en Onderwijsboulevard.
Concreet bouwplan
De onderwijsbebouwing wordt gerealiseerd aan de Onderwijsboulevard, langs de gehele lengte van de planlocatie, waarbij er een doorgang voor voetgangers wordt gecreëerd. De hoofdingang van de onderwijsvoorziening komt aan de Onderwijsboulevard. De beoogde bebouwing bestaat uit vijf bouwlagen met plat dak en zal een hoogte hebben van maximaal 25 meter aan de noord- en noordwestzijden en 20 meter voor het overige (ten opzichte van het peilniveau Statenlaan). Het totale oppervlak aan onderwijsbebouwing ten behoeve van de Avans Hogeschool zal volgens het concrete bouwplan circa 20.700 m2 BVO beslaan. In de figuren 3.1 en 3.2 zijn impressies van de toekomstige bebouwing weergegeven (afgaande op het concrete bouwplan). In de overzichtsimpressie (figuur 3.1) is de onderwijsbebouwing westelijk gelegen en de woonbebouwing oostelijk. In het bouwontwerp is rekening gehouden met de cultuurhistorische waarde van de locatie. Dit wordt in paragraaf 5.14 nader toegelicht.
![]() |
Figuur 3.1: Impressie toekomstige bebouwing (concreet bouwplan) |
![]() |
Figuur 3.2: Impressie toekomstige onderwijsbebouwing (zijde Onderwijsboulevard) |
De geplande woningen worden aan de oostelijke kant van het plangebied voorzien, aan de Statenlaan. Daarnaast is er ruimte voor woningen aan de zuidkant (Markiezenstraat). De bebouwing in de zuidwestelijke hoek zal zo worden gerealiseerd, dat deze in de toekomst mogelijk voor bewoning kan worden gebruikt in plaats van onderwijsvoorzieningen. Het concrete bouwplan voorziet in 125 sociale huurwoningen (voor in totaal 227 studenten). Het zal hier gaan om kleinschalige één- en tweepersoons studentenwoningen. Gedacht wordt aan een verdeling waarbij er 102 onzelfstandige wooneenheden worden gerealiseerd (voor 102 maal 2 studenten) en 23 zelfstandige wooneenheden (voor 1 student). De gebouwen van BrabantWonen vormen een onderdeel van de Avans campus maar hebben een duidelijke demarcatie, aangezien de bebouwingsblokken voor wonen en onderwijs van elkaar gescheiden worden door groenzones in het binnenhof. In de noordoostelijke hoek komt een doorgang voor voetgangers.
Tussen de twee woongebouwen ligt een logistieke zone, die bestaat uit een inrit naar de parkeergarage, een entree naar de fietsenstalling van één woongebouw (noordelijke blok) en de entrees naar de studio's op de kopgevels van de woongebouwen. De Markiezenstraat wordt deels vergroend met een beplantingsstrook.
Voorlangs de gebouwen aan de Statenlaan loopt de zogenoemde 'Engelse hof'. Deze zone markeert een 2,40 meter brede tussenzone tussen de blokken en bevat de trappartij en hellingbaan om naar de entree-patio te geraken alsmede de trap die naar de verdiepte fietsenstalling onder de woonbebouwing (zuidelijke blok) leidt. Hiermee onderscheidt zich deze zone van de straat, net als alle andere 'Engelse Hoven' aan de Statenlaan.
Onder de bebouwing en het binnenterrein wordt een kelder gerealiseerd, waarin bergingen voor de woningen en auto- en fietsparkeerplaatsen komen.
Daarnaast worden er ook voorzieningen behorende bij de op te richten bebouwing gerealiseerd. Het gaat hier onder andere om een (onzelfstandige) kantine/eetgelegenheid, bergingen, installatieruimtes en een stallingsruimte voor auto's, fietsen, scooters en bromfietsen, e.d. Ook komt er een centraal gelegen buitenruimte voor ontmoetingen en verblijf. Deze buitenruimte is ten behoeve van de studenten en onderwijsmedewerkers, maar mogelijk ook voor directe omwonenden. Middels (onder)doorgangen aan de Onderwijsboulevard en de Statenlaan wordt een (openbaar toegankelijke) looproute gecreëerd om de voetgangersverbinding tussen het centraal station en de Onderwijsboulevard te optimaliseren, zie figuur 3.3, waarop deze route schetsmatig is verbeeld. Figuur 3.4 geeft een impressie van deze route en het binnenterrein van het plangebied.
![]() |
Figuur 3.3: Voetgangersverbinding tussen centraal station en de Onderwijsboulevard |
![]() |
Figuur 3.4: Impressie toekomstige bebouwing en binnenterrein (campusroute) |
Flexibel bouwplan
In het plan wordt tevens rekening gehouden met de nodige flexibiliteit om eventuele uitbreidingen en inpandige functiewijzigingen mogelijk te maken. Het flexibele deel van het programma bestaat uit meerdere componenten. Onder andere bestaat de mogelijkheid een bouwblok aan de zijde van de Markiezenstraat met een oppervlakte van ruim 3.300 m² BVO te realiseren (zie figuur 3.5). Dit bouwblok kan zowel bestemd worden voor onderwijsfuncties als voor circa 33 (onzelfstandige) studentenwoningen in de sociale huur of, mocht aan studentenwoningen uiteindelijk geen behoefte aan blijken, voor reguliere sociale huurwoningen. Bij invulling met studentenwoningen kan worden gedacht aan vierpersoons woningen, waarmee een differentiatie in type studentenwoningen kan worden bereikt.
Tevens kan het zuidelijke bouwblok langs de Onderwijsboulevard omgezet worden in circa 50 sociale huurwoningen. Dit zou enkel het geval zijn wanneer er een structurele daling plaatsvindt van het aantal Avans-studenten, wat vooralsnog niet in de lijn der verwachtingen ligt.
Indien er structureel geen behoefte meer is aan studentenwoningen kunnen de studentenwoningen gedeeltelijk of geheel worden omgezet, getransformeerd in (reguliere) sociale huurwoningen.
Binnen het plangebied kunnen op basis van deze mogelijke wijzigingen in totaal maximaal circa 208 (sociale huur)woningen worden gerealiseerd (afgerond naar boven 210). In dat geval zal de onderwijsfunctie kleiner worden (circa 14.300 m² BVO).
![]() |
Figuur 3.5: Impressie toekomstige bebouwing met mogelijke uitbreidingsruimte aan de zijde van de Markiezenstraat |
3.3 Gebruik
Algemeen
De herontwikkeling van de locatie Onderwijsboulevard 256 heeft als doel om de onderwijsvoorzieningen van Avans Hogeschool in 's-Hertogenbosch, die nu deels verspreid in de stad is gehuisvest, te concentreren aan de Onderwijsboulevard. Door in het plangebied een nieuwe onderwijsvoorziening te realiseren direct tegenover het bestaande gebouw (Onderwijsboulevard 215) ontstaat er één campus, waar alle voorzieningen geconcentreerd zijn. De locatie, die aan de rand van het woon- en werkgebied Paleiskwartier ligt, biedt hiernaast de ruimte om woningen te realiseren. Door de realisatie van studentenwoningen wordt het concept van een studentencampus versterkt en wordt bovendien voorzien in de grote behoefte aan studentenwoningen in 's-Hertogenbosch. Avans Hogeschool is hiervoor een samenwerking aangegaan met BrabantWonen. Eventueel is het mogelijk om (een deel van) de woningen in de toekomst om te zetten naar sociale huurwoningen, indien de behoefte aan studentenwoningen en/of onderwijsvoorzieningen in de toekomst sterk daalt. De campus bestaat hierdoor uit een onderwijs- en een woongedeelte. Deze worden met elkaar verbonden door een binnenterrein, dat aan ten minste twee kanten is verbonden met het omliggende openbare gebied. Hierdoor ontstaat een verblijfs- en ontmoetingsruimte op het binnenterrein voor bewoners en studenten. Tevens ontstaat hiermee een doorgaande (voetgangers)verbinding door het plangebied. Vanwege de functie als verblijfsgebied en door de ligging aan deze doorgaande verbinding, leent de locatie zich bij uitstek voor een kleinschalige horecavoorziening, die op de doelgroep studenten is gericht. Deze functie heeft een meerwaarde voor de campus en versterkt de levendigheid en de functie als ontmoetingsplek.
De verschillende functies binnen het planconcept worden hierna nader beschreven.
Onderwijsvoorzieningen
Met onderhavige ontwikkeling wordt beoogd bebouwing te realiseren ten behoeve van onderwijs, specifiek voor Avans Hogeschool. Het gaat hier om een verscheidenheid aan gebruiksfuncties, waaronder collegezalen, stilte-/studieruimtes, instructie- of groepslokalen, maar ook restauratieve voorzieningen en ruimtes voor activiteiten en (kleinschalige) bijeenkomsten. Concreet bestaat hier een programma voor van circa 20.700 m2 BVO. voorzieningen en ruimtes voor evenementen. Dit kan worden uitgebreid met het bouwblok van circa 3.300 m² BVO langs de Markiezenstraat. Totaal kan er ruim 24.000 m² BVO onderwijs worden gerealiseerd, afgerond naar boven maximaal 24.500 m2 BVO.
Woningen
Concreet bestaat er een basisprogramma van 125 sociale huurwoningen aan de zijde van de Statenlaan. De woningen worden voor studentenhuisvesting ingezet in de vorm van één- en tweepersoonswoningen met een huurprijs onder de kwaliteitskortinggrens of een betaalbare kamerprijs. Zoals in het huisvestingsbeleid wordt vermeld (paragraaf 4.3.3 'Woonvisie 's-Hertogenbosch 2020') is hier veel behoefte aan. Indien in de toekomst de behoefte aan studentenhuisvesting beduidend lager mocht zijn (bijvoorbeeld omdat er veel minder studenten een keuze maken voor een studie in 's-Hertogenbosch) dan worden de woningen (tijdelijk en gedeeltelijk) als reguliere sociale huurwoning verhuurd, bij voorkeur aan starters en/of jonge doelgroepen. Ook aan sociale huurwoningen is in de stad een grote behoefte.
Naast het concrete bouwplan is het mogelijk om de toekomstige uitbreiding aan de Markiezenstraat voor woningen te benutten in plaats van onderwijsvoorzieningen. Dit bouwblok leent zich voor de realisatie van studentenwoningen in bijvoorbeeld vierpersoonswoningen. Daarnaast wordt de nieuwbouw van de onderwijsbebouwing aan de Onderwijsboulevard zodanig ontworpen, dat het zuidwestelijk deel daarvan in de toekomst eventueel ook omgezet kan worden naar woningen. Voor beide delen van de bebouwing zijn reguliere studentenwoningen de meest waarschijnlijke invulling, maar is ook een (al dan niet gedeeltelijke) invulling met sociale huurwoningen in de toekomst mogelijk.
In totaal worden met dit bestemmingsplan maximaal 210 sociale huurwoningen mogelijk gemaakt. Daarvan worden er in het concrete bouwplan dus 125 gerealiseerd.
Parkeergarage
Onder de nieuwbouw wordt een ondergrondse garage gerealiseerd. Deze garage is bedoeld als parkeervoorziening, stallingsruimte voor fietsen/bromfietsen en bergingen. Voor het aantal benodigde parkeerplaatsen / stallingsruimte en een nadere toelichting wordt verwezen naar paragraaf 3.4 'Verkeer en parkeren'.
Horeca en openbaar gebied
Tevens wordt met de toekomstige inrichting een betere verbinding van het openbaar gebied beoogd met een doorgaande voetgangersverbinding. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar paragraaf 3.5 'Openbare ruimte' en naar de aanhef van de onderhavige paragraaf. In de noordoostelijke hoek, op de hoek Statenlaan en Hugo de Grootlaan, is op de begane grond ruimte voor een kleinschalige zelfstandige horecavoorziening (max. 300 m² BVO) in categorie 2 of 3 van het gemeentelijk horecabeleid, zoals een grand café. Hierbij is ook een terras beoogd en is een afhaalmogelijkheid een optie. De openingstijden zullen (maximaal) tussen 07.00 uur en 22.00 uur zijn. Dit sluit aan bij de tijden waarop de onderwijsvoorziening eveneens geopend is.
Het binnenterrein biedt een ontmoetingsplek voor studenten, waarbij af en toe gebruik zal worden gemaakt van een foodtruck om de horeca in het binnenterrein te faciliteren.
De vaste horecafunctie in het gebouw, die voornamelijk gericht zal zijn op studenten, versterkt de beoogde functie als doorgaande voetgangersverbinding en is passend op deze hoek.
In paragraaf 4.3.8 wordt dit onderdeel nader toegelicht, mede in relatie tot het gemeentelijk horecabeleid.
3.4 Verkeer En Parkeren
Door de herontwikkeling van de onderwijsbebouwing en het toevoegen van woningen in het plangebied dient inzichtelijk gemaakt te worden wat de verkeersgeneratie van het plangebied wordt, alsmede de parkeereis.
3.4.1 Verkeer
Om inzicht te krijgen in het verkeer dat gegenereerd zal worden door de ontwikkeling, is een berekening opgesteld. Deze berekening is uitgevoerd op basis van de kencijfers uit de CROW-publicatie 381. Tevens is op basis van de omgevingsadressendichtheid de stedelijkheidsgraad (sterk stedelijk) bepaald. Tot slot ligt het plangebied in de zone 'centrum'. Hierna worden achtereenvolgens de verkeersgeneratie vanwege het concrete bouwplan, het flexibele bouwplan met uitbreiding aan de Markiezenstraat en de worst case situatie met mogelijke functiewijziging(en) beschouwd.
Verkeersgeneratie concreet bouwplan
Op basis van het concrete bouwplan, zoals beschreven in paragraaf 3.2, genereert het plan de volgende verkeersgeneratie. De getallen zijn afgerond op tientallen, naar boven.
Programma | Aantal | Kencijfer | Verkeersgeneratie (mvt/etmaal) |
Hoger beroepsonderwijs 20.700 m² bvo | 5.200 studenten | 4,0/100 studenten* | 208 |
Horeca (categorie 2 of 3) | 300 m² bvo | 0,0/100 m² bvo** | 0 |
Studentenwoning tweepersoons | 102 woningen | 2,0/woning*** | 210 |
Studentenwoning eenpersoons | 23 woningen | 1,5/woning | 40 |
Totaal | 458 |
*68% zijn bezoekers (studenten), die niet/nauwelijks met de auto komen. Opgenomen kencijfer betreft 32% van 12,4 mvt/100 studenten (incl. bezoekers).
**De horeca wordt bezocht door personen, die reeds in het gebied aanwezig zijn en geen extra verkeersbewegingen genereren (studenten, medewerkers en bewoners). De verkeersgeneratie door personeel is verwaarloosbaar.
***Factor 2 t.o.v. eenpersoonsstudio voor studenten.
Verkeersgeneratie flexibel bouwplan
Op basis van het flexibel bouwplan met maximale planologische invulling, zoals beschreven in paragraaf 3.2, genereert het plan de volgende verkeersgeneratie. De getallen zijn afgerond op tientallen, naar boven.
Programma | Aantal | Kencijfer | Verkeersgeneratie (mvt/etmaal) |
Hoger beroepsonderwijs basis 20.700 m² bvo | 5.200 studenten | 4,0/100 studenten | 208 |
Hoger beroepsonderwijs uitbreiding 3.300 m² bvo Of: Sociale huurwoningen | 830 studenten 33 woningen | 4,0/100 studenten 2,2/woning | 40 (niet maatgevend) 73 (worst case) |
Horeca (categorie 2 of 3) | 300 m² bvo | 0,0/100 m² bvo | 0 |
Studentenwoning tweepersoons | 102 woningen | 2,0/woning | 210 |
Studentenwoning eenpersoons | 23 woningen | 1,5/woning | 40 |
Totaal | 531 |
Verkeersgeneratie mogelijke functiewijziging (worst case)
In dit (weinig waarschijnlijke) scenario is er sprake van omzetting van (een deel van) de studentenwoningen in sociale huurwoningen en het omzetten van een deel van de onderwijsbebouwing in sociale huurwoningen. Dit is enkel aan de orde wanneer de leerlingenaantallen van Avans in de toekomst (zeer) sterk dalen. In het uiterste geval is er sprake van maximaal 210 sociale huurwoningen. De onderwijsfunctie is dan kleiner geworden. De worst case situatie wat betreft het aantal verkeersbewegingen ontstaat in dit scenario.
Programma | Aantal | Kencijfer | Verkeersgeneratie (mvt/etmaal) |
Hoger beroepsonderwijs 14.300 m² bvo (zuidelijk bouwdeel aan Onderwijs- boulevard omgezet naar wonen) | 3.600 studenten | 4,0/100 studenten | 150 |
Horeca (categorie 2 of 3) | 300 m² bvo | 0,0/100 m² bvo | 0 |
Sociale huurwoningen | 210 woningen (max. aantal incl. omzetting zuidelijk bouwdeel Onderwijsboulevard) | 2,2/woning | 462 |
Totaal | 612 |
Verkeersafwikkeling
Het initiatief genereert maximaal 612 verkeersbewegingen per etmaal. Het gemotoriseerd verkeer wordt geheel afgewikkeld middels een in-/uitrit aan de oostzijde, via de Statenlaan. Van daaruit zal het verkeer deels in zuidelijke richting (Statenlaan, Onderwijsboulevard richting kruising met Vlijmenseweg, circa 30%) en deels in noordelijke richting (Statenlaan, Hugo de Grootlaan in westelijke of oostelijke richting, circa 70%) rijden. De in-/uitrit biedt toegang tot de parkeergarage onder de nieuwbouw. Het verkeer kan middels deze ontsluiting adequaat worden afgewikkeld op het omliggende wegennet.
3.4.2 Autoparkeren
Voor ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening heeft de gemeente 's-Hertogenbosch een eigen parkeerbeleid vastgesteld. Op 12 oktober 2021 is de nieuwe Nota Parkeernormering 2021 vastgesteld. De nota geeft normen en richtlijnen voor functies, gebaseerd op kentallen van het CROW, voor de zes verschillende zones binnen de gemeente. Het plangebied behoort conform de nota uit 2021 tot zone 1b (centrum/Spoorzone). De nota geeft alleen voor de meest voorkomende functies, te weten wonen, werken en winkels, parkeernormen. Voor de ontwikkeling van andere functies gelden richtlijnen hoe met parkeren omgegaan moet worden.
Bij het toelaten van initiatieven moet inzichtelijk zijn dat in de parkeerbehoefte van auto's en fietsen voorzien kan worden. Dat moet in principe op eigen terrein. Wanneer dat niet mogelijk is en er binnen loopafstand geen parkeerruimte is kan dat leiden tot ruimtebeslag voor (meer) parkeren in de openbare ruimte. Dit ruimtebeslag mag de verkeersveiligheid en een goed woon- en leefklimaat niet aantasten.
Navolgend wordt de parkeerbehoefte bepaald aan de hand van het concrete bouwplan, het flexibele bouwplan en de worst case situatie. Hierbij is uitgegaan van de gemiddelde parkeernormen, eventueel naar boven afgerond.
Toetsing Nota parkeernormering 2021
Binnen het plangebied wordt een parkeergarage gerealiseerd met een capaciteit van ca. 160 parkeerplaatsen. Deze parkeergarage is uitsluitend toegankelijk voor personeel van Avans en de horecavoorziening en bewoners van de woningen. Bezoekers van de verschillende functies moeten, zoals ook voor de overige functies en bebouwing in het Paleiskwartier geldt, gebruik maken van de beschikbare openbare parkeergelegenheden op maaiveld en in de gemeenschappelijke parkeergarage op korte afstand van het plangebied. Dit geldt ook voor studenten.
Het plan wordt getoetst aan de op 12 oktober 2021 vastgestelde Nota parkeernormering 2021. Het plangebied ligt binnen 200-400 meter van het centraal station. De parkeernormen mogen hierdoor met 25% worden gereduceerd.
Uit de navolgende toetsing blijkt dat bij zowel het concrete bouwplan, het flexibele bouwplan als de maximale planologische invulling wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen in de parkeergarage. Dit betekent dat in geval de flexibele ontwikkelingsmogelijkheden in de toekomst worden benut, er wordt voldaan aan het op dat moment geldende parkeerbeleid. Hierbij is zorgvuldigheidshalve nog een beperkte marge beschikbaar.
Parkeerbehoefte concreet bouwplan
Programma | Aantal | Kencijfer | Parkeerbehoefte |
Hoger beroepsonderwijs 20.700 m² bvo | 3.120 studenten* | 3,2/100 studenten | 100 |
Horeca (categorie 2 of 3) | 300 m² bvo | 2,0/100 m² bvo** | 6 |
Studentenwoning | 125 woningen | 0,0/kamer*** | 0 |
Totaal | 106 |
*Uitgegaan is van het maximum gelijktijdig aanwezige studenten op de locatie; in totaal is uitgegaan van 5.200 studenten. Worst case is uitgegaan van de norm voor een ROC (excl. 7% bezoekersparkeren vanwege mobiliteitsbeleid Avans). De parkeernorm voor een hogeschool is weliswaar hoger (6,3 p.p./100 leerlingen). Het bezoekersaandeel is hier echter 72%, waardoor na reductie bezoekersparkeren een lager kencijfer resteert.
**Deze functie is niet opgenomen in het gemeentelijk parkeerbeleid, maar wel in de CROW-pulicatie 381. Uitgegaan is van deze kencijfers. De horeca wordt bezocht door personen, die reeds in het gebied aanwezig zijn (studenten, medewerkers en bewoners). Bezoekers mogen niet in de parkeergarage in het plangebied parkeren. De gehanteerde parkeernorm betreft derhalve uitsluitend het parkeren van het personeel. Het bezoekersaandeel is 80-90% bij een parkeerbehoefte van 9,0-10,0 (restaurant). Hierdoor resteert een maximale parkeerbehoefte van 2,0 p.p./100 m² bvo.
***Parkeernorm voor kamerverhuur toegepast. Deze betreft 0,0 voor bewoners en 0,1 per kamer voor het bezoekersparkeren.
Parkeerbehoefte flexibel bouwplan
Programma | Aantal | Kencijfer | Parkeerbehoefte |
Hoger beroepsonderwijs basis 20.700 m² bvo | 3.120 studenten | 3,2/100 studenten | 100 |
Hoger beroepsonderwijs uitbreiding 3.300 m² bvo Of: Sociale huurwoning | 500 studenten 33 woningen | 3,2/100 studenten 0,3/woning* | 16 (worst case) 10 (niet maatgevend) |
Horeca (categorie 2 of 3) | 300 m² bvo | 2,0/100 m² bvo | 6 |
Studentenwoning | 125 woningen | 0,0/kamer | 0 |
Totaal | 122 |
*Uitsluitend bewonersparkeren. De norm voor bezoekers is 0,1 parkeerplaats per woning. Bezoekersparkeren vindt zoals aangegeven in openbaar gebied plaats.
Parkeerbehoefte worst case
Programma | Aantal | Kencijfer | Parkeerbehoefte |
Hoger beroepsonderwijs 14.300 m² bvo | 2.160 studenten | 3,2/100 studenten | 70 |
Horeca (categorie 2 of 3) | 300 m² bvo | 2,0/100 m² bvo | 6 |
Sociale huurwoningen | 210 woningen | 0,3/woning | 63 |
Totaal | 139 |
3.4.3 Fietsparkeren
De Nota Parkeernormering 2021 gaat ook in op het fietsparkeren en geeft hiervoor normen aan bij verschillende functies. Hierna wordt per functie ingegaan op de fietsparkeerbehoefte en de parkeeroplossing.
Woningen
In de Nota Parkeernormering 2021 zijn parkeernormen voor het fietsparkeren bij woningen opgenomen, welke aanvullend op het Bouwbesluit gelden. Artikel 4.31 van het Bouwbesluit bevat vereisten voor een niet-gemeenschappelijke bergingsruimte. Dit artikel is alleen van toepassing op eventuele reguliere woningen. In de kelder is voorzien in bergingen.
Bij niet-grondgebonden woningen gelden de volgende normen:
- Woning <40 m² BVO: 2 fietsparkeerplaatsen;
- Woning 40-80 m² BVO: 3 fietsparkeerplaatsen;
- Woning >80 m² BVO: 4 fietsparkeerplaatsen.
Een berging conform artikel 4.31 van het Bouwbesluit telt hierbij voor 2 fietsparkeerplaatsen.
Navolgend zijn achtereenvolgens het concrete/aangevraagde initiatief, het flexibele bouwplan met uitbreiding aan de Markiezenstraat en de maximale planologische invulling getoetst aan de Nota.
Parkeerbehoefte concreet bouwplan
Navolgende tabel geeft de parkeerbehoefte voor bewoners aan.
Type woning | Norm | Aantal | P.p. benodigd |
Woning <40 m² BVO | 2 p.p./woning | 23 | 46 |
Woning 40-80 m² BVO | 3 p.p./woning | 102 | 306 |
Woning>80 m² BVO | 4 p.p./woning | 0 | 0 |
Totaal | 125 | 352 |
Daarnaast wordt in de Nota verplicht om ten minste 0,5 fietsparkeerplaats per woning te realiseren voor bezoekers. Dit betekent afgerond 63 fietsparkeerplaatsen.
In totaal zijn er derhalve 405 fietsparkeerplaatsen voor de (studenten)woningen benodigd.
Voor de woningen en studentenwoningen zijn fietsparkeerplaatsen in bergingen beschikbaar (totaal ca. 250 parkeerplaatsen). Daarnaast zijn er 216 fietsparkeerplekken in gezamenlijke stallingen in de kelder beschikbaar. Deze zijn in eerste instantie bedoeld voor bezoekers van de woningen, maar kunnen ook worden ingezet voor bewoners. In totaal zijn er dus 466 fietsparkeerplaatsen beschikbaar, waarmee ruimschoots in voldoende mate in de fietsparkeerbehoefte wordt voorzien.
Ten behoeve van het aangevraagde concrete bouwplan kan derhalve worden voorzien in voldoende fietsparkeergelegenheid voor de woningen.
Parkeerbehoefte flexibel bouwplan (invulling uitbreiding Markiezenstraat met sociale huurwoningen)
Navolgende tabel geeft de parkeerbehoefte voor bewoners aan, wanneer in de nieuwbouw aan de Markiezenstraat woningen (sociale huurwoningen) worden gerealiseerd. Deze woningen zijn >80 m².
Type woning | Norm | Aantal | P.p. benodigd |
Woning <40 m² BVO | 2 p.p./woning | 23 | 46 |
Woning 40-80 m² BVO | 3 p.p./woning | 102 | 306 |
Woning>80 m² BVO | 4 p.p./woning | 33 | 132 |
Totaal | 158 | 484 |
Wat betreft het fietsparkeren voor de studentenwoningen aan de Statenlaan, is het voorgaande onverkort van toepassing. Voor de woningen in het uitbreidingsdeel zullen in totaal 132 fietsparkeerplekken voor bewoners en 17 bezoekersplekken (0,5 per woning) moeten worden gerealiseerd. Hieraan zal te zijner tijd in het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen worden getoetst. Met de in het concrete bouwplan te realiseren fietsparkeerplaatsen wordt al vrijwel geheel in de parkeerbehoefte conform het flexibele bouwplan voldaan. Denkbare oplossingen voor de resterende behoefte zijn bergingen in de kelder en/of op maaiveldniveau, alsmede fietsenrekken aan de Markiezenstraat.
Ten behoeve van het flexibele bouwplan kan derhalve worden voorzien in voldoende fietsparkeergelegenheid voor de woningen.
Parkeerbehoefte worst case situatie (omzetting deel onderwijsbebouwing Onderwijsboulevard naar woningen)
Navolgende tabel geeft de parkeerbehoefte voor bewoners aan, wanneer in de nieuwbouw aan de Markiezenstraat is ingevuld met sociale huurwoningen én een deel van de bebouwing aan de Onderwijsboulevard wordt omgezet van een onderwijs- naar een woonfunctie. Deze woningen zijn 40-80 m² groot.
Type woning | Norm | Aantal | P.p. benodigd |
Woning <40 m² BVO | 2 p.p./woning | 23 | 46 |
Woning 40-80 m² BVO | 3 p.p./woning | 154 | 462 |
Woning>80 m² BVO | 4 p.p./woning | 33 | 132 |
Totaal | 210 | 640 |
Wat betreft het fietsparkeren voor de studentenwoningen aan de Statenlaan en de sociale huurwoningen aan de Markiezenlaan, is het voorgaande onverkort van toepassing. Voor de woningen in het om te zetten deel aan de Onderwijsboulevard (maximaal 52 extra woningen) zullen in totaal (maximaal) 156 fietsparkeerplekken voor bewoners en 26 bezoekersplekken moeten worden gerealiseerd. Hieraan zal te zijner tijd in het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen worden getoetst. Denkbare oplossingen zijn bergingen in de kelder (een deel van de fietsparkeerplaatsen voor de onderwijsvoorziening zou kunnen worden ingezet) en/of op maaiveldniveau, alsmede fietsenrekken aan de Markiezenstraat en/of Onderwijsboulevard.
Ten behoeve van de maximale invulling met woningen kan derhalve worden voorzien in voldoende fietsparkeergelegenheid voor de woningen.
Kwalitatieve toets fietsparkeervoorzieningen
De fietsparkeervoorzieningen voor de bewoners en een deel van de bezoekers worden volgens het concrete bouwplan ondergronds gerealiseerd. De fietsparkeervoorzieningen in de bergingen zijn via twee routes toegankelijk (één per gebouwdeel): één langs de toegang voor auto's tot de parkeergarage en één aan de zuidoostkant van het plangebied, vanaf de hoek Statenlaan/Markiezenstraat. Via deze routes zijn ook de 216 additionele fietsparkeerplaatsen bereikbaar. De voorzieningen dienen voldoende bereikbaar te zijn. In de Nota zijn hiertoe criteria opgenomen. Hieronder worden de voorzieningen getoetst aan de bereikbaarheidscriteria:
Route A en additionele parkeerplaatsen (noordelijk gebouwdeel)
Bereikbaarheidsaspect | Negatief of positief |
Bereikbaar via één deur | + |
Elektrische sloten o.i.d. | + |
Gelegen onder maaiveld | - |
Hoogteverschil overbrugd door trap met goot | - |
Route B (zuidelijk gebouwdeel)
Bereikbaarheidsaspect | Negatief of positief |
Bereikbaar via één deur | + |
Elektrische sloten o.i.d. | + |
Gelegen onder maaiveld | - |
Hoogteverschil overbrugd door hellingbaan | + |
Uit de toetsing blijkt dat route B positief scoort op de bereikbaarheid en route A neutraal. De nota vereist dat er geen negatieve score wordt bereikt. De kwalitatieve toets wordt dan ook doorstaan. De inpandige fietsparkeervoorzieningen zijn voldoende bereikbaar.
Onderwijsvoorzieningen
Voor de onderwijsfunctie bevat de Nota Parkeernormering 2021 richtlijnen voor de functie ROC. Deze functie komt het meest in de buurt van de beoogde onderwijsvoorziening van Avans, maar is hiermee niet één op één vergelijkbaar. De fietsparkeernorm betreft 8 fietsparkeerplaatsen per 100 m² BVO voor leerlingen en 0,9 parkeerplaatsen voor medewerkers per 100 m² BVO. Bij toepassing van deze richtlijnen zouden voor de onderwijsvoorzieningen in totaal 1843 fietsparkeerplekken bij invulling volgens het concrete bouwplan (ca. 20.700 m² BVO) en 1960 fietsparkeervoorzieningen bij maximale planinvulling (24.500 m² BVO) benodigd zijn.
Zoals aangegeven is de functie ROC echter niet één op één te vergelijken met de hogeschool van Avans. Bij een hogeschool komen relatief veel leerlingen van verder weg en deze zullen vaker met het OV komen. Dit blijkt ook uit de huidige praktijk van Avans. Een aanzienlijke reductie is voor deze specifieke functie dan ook reëel. Door de zeer korte afstand tot het centraal station (200-400 meter loopafstand) komt een zeer groot deel van de leerlingen met het OV.
Dat de bovengenoemde norm in de praktijk te hoog is, blijkt ook uit ervaringscijfers van Avans bij de huidige locatie aan de Onderwijsboulevard 215. Op deze locatie zijn 744 fietsparkeerplaatsen voor 6.140 gelijktijdig aanwezige studenten beschikbaar. Dit komt neer op 13,76 studenten per parkeerplaats. Dit is aanzienlijk minder dan de bovengenoemde richtlijn. Deze richtlijn is daarom niet reëel voor de onderhavige situatie. Een reële fietsparkeernorm, die aansluit bij de daadwerkelijke fietsparkeerbehoefte voor specifiek deze onderwijsinstelling op deze plek, bedraagt minder dan de helft van de genoemde richtlijn.
Er wordt voorzien in circa 900 fietsparkeervoorzieningen voor studenten in de kelder. Dit aantal is groter dan het beschikbare aantal op de locatie Onderwijsboulevard 215, terwijl het aantal studenten veel lager is. Het toekomstige aantal zal daarmee ruimschoots voordoende zijn voor de daadwerkelijk te verwachten behoefte aan fietsparkeerplaatsen. De fietsparkeerkelder is bovendien eenvoudig te bereiken.
De fietsparkeervoorziening in de kelder is goed bereikbaar. Weliswaar is deze onder het maaiveld gelegen, maar deze is rechtstreeks toegankelijk zonder dat men een deur door moet. In de late avond tot vroege ochtend wordt deze met een hek afgesloten. De kelder is via twee routes bereikbaar, waarvan er één een hellingbaan heeft en één een trap met goot. De bereikbaarheid via beide routes is per saldo conform de richtlijnen van de nota neutraal tot positief.
Geconcludeerd wordt dan ook dat er wordt voorzien in voldoende fietsparkeergelegenheid voor de onderwijsvoorzieningen.
Horeca
Voor de functie restaurant (eenvoudig) geldt een fietsparkeernorm van 18 parkeerplaatsen per 100 m² BVO conform de Nota Parkeernormering 2021. Dit betekent dat er 54 fietsparkeerplaatsen benodigd zouden zijn. De zelfstandige horeca wordt echter overwegend bezocht door personen, die reeds in het gebied aanwezig zijn (studenten, medewerkers en bewoners). De daadwerkelijk te verwachten additionele parkeerbehoefte zal aanzienlijk lager zijn. In het openbaar gebied zullen enkele fietsparkeerplaatsen benodigd zijn voor de horecafunctie. Hiervoor is voldoende ruimte beschikbaar. Hierbij is het niet gewenst om op het binnenterrein fietsparkeervoorzieningen te realiseren en zal de oplossing dus elders in de openbare ruimte plaatsvinden.
3.5 Openbare Ruimte
Tot begin 2021 was in het plangebied een pand gevestigd van de kunstacademie. In deze functie was het plangebied vrijwel geheel verhard en werd het zicht naar de omliggende openbare ruimten volledig geblokkeerd door lange bouwblokken die zich over de gehele lengte van het plangebied bevonden.
Met het nieuwe plan wordt juist een geleidelijke overgang van de openbare ruimte naar woon- en onderwijsbebouwing beoogd. In het nieuwe plan komen dan ook korte(re) bouwblokken. Hierdoor ontstaat er extra ruimte en doorzicht tussen de nieuwbouw. Tevens worden er looplijnen aangelegd waardoor het gebied als onderdeel van de openbare ruimte zal fungeren (zie figuur 3.3, eerder in dit hoofdstuk). Dit vormt een centraal, belangrijk onderdeel van het plan. De nieuwbouw biedt kansen om de doorgaande voetgangersverbinding tussen de Onderwijsboulevard en het centraal station af te ronden en te optimaliseren. Het ontwerp is gebaseerd op logische routes van gebruikers, bezoekers en voorbijgangers. Dit zorgt voor het verkorten van looplijnen, logisch gebruik van ruimten en levendigheid in het gebied. De route vanaf het station en de verbinding met de Onderwijsboulevard 256 zijn belangrijke aanknopingspunten voor de situering van de entrees van het onderwijsgebouw, van de fiets- en autoparkeren en van de entrees van de woningen.
De beoogde bebouwing zal worden gerealiseerd rond een centraal 'hofje', waar groenstructuren worden ingepast. Hiermee wordt het middenhofje van de bebouwing (tussen de onderwijsbebouwing en de woongebouwen) een verblijfsruimte met terrassen. Het binnenterrein van de campus vormt hiermee een ‘luwte’ en een ontmoetingsplek voor studenten in een levendig geheel. Groene, luwe gedeelten en actieve plekken wisselen elkaar hier af. Hierbij is een hofjesstructuur toegepast, met groene eilanden met zitranden. Het terrein is (overdag) ook toegankelijk voor omwonenden. Een schets van de beoogde inrichting van de openbare ruimte is in figuur 3.6 opgenomen. Onderdeel van het plan is ook het gedeeltelijk vergroenen van de Markiezenstraat en het behoud van de recent aangelegde plantvakken in de Statenlaan.
Bij de inrichting van de onbebouwde ruimte wordt rekening gehouden met het gemeentelijk beleid 's-Hertogenbosch Groen en Klimaatneutraal 2021 (zie paragraaf 5.11 'Duurzaamheid').
![]() |
Het nieuwe plan sluit tevens aan op de voorgenomen herinrichting van de Onderwijsboulevard, die op korte termijn zal plaatsvinden. In figuur 3.7 is een afbeelding weergegeven van de herinrichting van de gehele Onderwijsboulevard, plus de inrichting van het openbaar gebied in onderhavig plan. De herinrichting van de Onderwijsboulevard is oorspronkelijk ingestoken vanuit de gedachte de Onderwijsboulevard verkeersveiliger te maken. Het uiteindelijke ontwerp gaat hier nog verder in en geeft voetgangers en fietsers meer de ruimte, terwijl het andere verkeer te gast is. Ook komen er aangename plekken waar inwoners en studenten elkaar kunnen ontmoeten. Samen met het toevoegen van veel meer groen dragen al deze aanpassingen bij aan een gezonde, groene en klimaatbestendige leefomgeving. Deze ontwikkelingen maken dat de Onderwijsboulevard meer een verblijfsgebied wordt. De herinrichting van de Onderwijsboulevard en het ontwikkelen van het perceel Onderwijsboulevard 256 hebben dus een gedeelde ambitie om meer verblijfswaarde te genereren en onderhavig plan past dan ook goed in deze bredere gebiedsopgave. De inrichting van het binnenterrein en de te creëren looproute sluiten naadloos aan op de toekomstige inrichting en functie van de Onderwijsboulevard.
![]() |
Figuur 3.7: ontwerp herinrichting Onderwijsboulevard |
3.6 Bomen
's-Hertogenbosch is een groene gemeente. Groen is nodig, groen is gezond en mooi. Toch staat deze kwaliteit steeds meer onder druk. De verandering van het klimaat, de toenemende verstedelijking en het intensievere ruimtegebruik hebben negatieve gevolgen voor de natuur en de waterkwaliteit in en rond de stad en dorpen. In het visiedocument 's-Hertogenbosch Groen en Klimaatbestendig wordt daarom het belang van een klimaatbestendige, groene en biodiverse gemeente onderstreept.
Concreet zijn hiervoor kaders uitgewerkt in de verordening Bomen, water en groen. Op basis van een puntensysteem krijgen nieuwe ontwikkelingen een score op basis van de natuurkenmerken en waterberging binnen het plangebied. In deze puntensystemen wordt onder andere rekening gehouden met de aanwezige bomen in een plangebied.
In de huidige situatie zijn rondom en in het plangebied bomen aanwezig, grotendeels van een forse omvang. De bomen aan de Hugo de Grootlaan staan relatief dichtbij het plangebied en de beoogde nieuwbouw. Aan de Onderwijsboulevard staan bomen op grotere afstand van het plangebied. Aan de Statenlaan staan bomen op eigen terrein. Om inzicht te krijgen in het bomenbestand op de planlocatie en de eventuele effecten die het plan hierop heeft, is door Pius Floris Boomverzorging een Bomen Effect Analyse (BEA) uitgevoerd. Voor het gehele rapport wordt naar Bijlage 1 verwezen. Hieronder worden de belangrijkste conclusies toegelicht.
In de BEA zijn de bomen in en rondom het plangebied geïnventariseerd, is de boomkwaliteit van deze bomen onderzocht en op basis daarvan een toekomstverwachting gesteld. Van een drietal bomen is de conditie matig tot slecht. Er zijn geen waardevolle of monumentale bomen in en rondom het plangebied aanwezig. Tevens is de bodemopbouw en het grondwaterprofiel onderzocht.
Op basis van de voorgaande zaken is de verwachte projectinvloed in relatie tot de duurzame instandhouding van de bomen. De (concrete) planontwikkeling legt ruimtelijk beslag op in totaal 13 bomen aan de Statenlaan (zie figuur 3.8). Deze kunnen op voorhand niet worden behouden. De bomen aan de Hugo de Grootlaan kunnen worden behouden. Hiervoor zijn in de bouwfase nadere voorwaarden van toepassing. Voor de bomen aan de Onderwijsboulevard en de overige bomen aan de Statenlaan geldt dat deze kunnen worden behouden. Hierbij gelden algemene randvoorwaarden, die in de BEA zijn beschreven. Van belang is dat de buitenste bomenrij aan de Statenlaan kan worden behouden, met uitzondering van één boom ter plaatse van de beoogde in-/uitrit naar de parkeergarage. De huidige groene begeleiding langs de Statenlaan wordt daarmee grotendeels gehandhaafd.
![]() |
Figuur 3.8: resultaten bomeneffectanalyse, in rood aangegeven de niet te behouden bomen (bron: Pius Floris) |
In het ontwerp van de buitenruimte is de aanplant van een divers arsenaal aan nieuwe bomen en struiken voorzien. Binnen het projectgebied worden in totaal 42 nieuwe bomen aangeplant. Figuur 3.9 geeft hiervan een weergave. Met de beoogde inrichting van het binnengebied wordt een belangrijke groene schakel binnen het Paleiskwartier toegevoegd. Met uitzondering van circa 13 bomen langs de Statenlaan wordt de bestaande groenstructuur rondom het plangebied behouden en wordt met het toevoegen van groen in een deel van de Markiezenstraat versterkt.
![]() |
Figuur 3.9: bestaande en nieuw aan te planten bomen (bron: B+B) |
In het plan is nadrukkelijk rekening gehouden met de waterberging, natuurinclusief bouwen, energie en duurzaamheid. Deze onderdelen worden in de paragrafen 5.10 en 5.11 nader beschouwd.
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Rijksbeleid
4.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
In het kader van de invoering van de Omgevingswet, die nu gepland staat voor 1 oktober 2022, heeft het Rijk de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) opgesteld. Deze is vastgesteld op 9 september 2020. De NOVI is vastgesteld op grond van de huidige regelgeving (dus als structuurvisie) en zal bij inwerkingtreding van de Omgevingswet gelden als Nationale omgevingsvisie in de zin van de Omgevingswet. De NOVI vervangt de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), die met uitzondering van paragraaf 4.9 Caribisch Nederland en Caribische Exclusieve Economische Zone is komen te vervallen. Daarnaast vervangt de NOVI delen van het Nationaal Waterplan, de Natuurvisie en het Nationaal Milieubeleidsplan.
Inhoudelijk gezien bevat de NOVI een langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De intentie van het Rijk is om met de NOVI een perspectief te bieden om grote maatschappelijke opgaven aan te pakken. Bij die opgaven kan worden gedacht grote en complexe opgaven met betrekking tot klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw.
Een centraal aspect van de NOVI is de focus op een nieuwe aanpak van vraagstukken in de fysieke leefomgeving. Werken op basis van integraliteit met betrekking tot verschillende vraagstukken in plaats van sectorale aanpakken voor individuele vraagstukken vormt de kern van deze nieuwe aanpak.
Het streven naar integraliteit dat onderdeel is van de NOVI valt samen in vier verschillende prioriteiten waartussen een onderscheid wordt gemaakt in de NOVI, te weten:
- ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
- duurzaam economisch groeipotentieel;
- sterke en gezonde steden en regio's;
- toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Binnen de NOVI worden drie afwegingsprincipes gehanteerd om te komen tot weloverwogen beleidskeuzes. Die zouden moeten helpen bij het afwegen en prioriteren van verschillende belangen en opgaven:
- 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
- 2. kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
- 3. afwentelen wordt voorkomen.
Doorwerking plangebied
Gelet op de aard van het project en de ligging van het plangebied, zijn er in beginsel geen rijksbelangen aan de orde. Het betreft een herontwikkeling van een bouwperceel met een stedelijke functie binnen bestaand stedelijk gebied. Het plan is in lijn met de afwegingsprincipes uit de NOVI, omdat het bouwperceel optimaal wordt benut door een slimme combinatie van in de omgeving passende functies.
4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Structuurvisies hebben geen bindende werking voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld. De nationale belangen die juridische borging vragen, zijn geborgd in het Barro. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf.
Het Barro voorziet in de juridische borging van het nationaal ruimtelijk beleid. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken.
Doorwerking plangebied
Het Barro heeft geen doorwerking naar het bestemmingsplan, omdat er geen sprake is van nationale belangen.
4.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking
Kern van de Ladder is dat de stedelijke ontwikkeling op een locatie pas doorgang kan vinden als is aangetoond dat er daadwerkelijk een actuele behoefte aan is en dat de beschikbare ruimte in het stedelijk gebied optimaal wordt benut. Van belang daarbij is of elders in de regio een soortgelijke ontwikkeling is gepland die reeds in de behoefte kan voorzien. In juli 2017 is het Bro gewijzigd, waarbij de afzonderlijke treden zijn losgelaten. Artikel 3.1.6, tweede lid Bro luidt nu als volgt: “De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.”
De Ladderonderbouwing zorgt ervoor dat de wens om een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk te maken, nadrukkelijk wordt gemotiveerd en afgewogen met oog voor de ontwikkelingsbehoefte van een gebied, maar ook met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte én voor de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt. Hieronder volgt een toetsing van het planvoornemen aan de nieuwe Ladder.
Nieuwe stedelijke ontwikkeling
De Ladder-onderbouwing is verplicht voor 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen'. Voordat getoetst wordt of een voorziene ontwikkeling 'nieuw' is, dient te worden getoetst of deze ontwikkeling kan worden aangemerkt als een 'stedelijke' ontwikkeling. De definitie van 'stedelijke ontwikkeling' is: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen (artikel 1.1.1 lid 1 sub i van het Bro).
Uit jurisprudentie ten aanzien van het begrip stedelijke ontwikkeling blijkt dat de omvang van de ontwikkeling in relatie tot zijn omgeving een rol speelt bij de beoordeling of sprake is van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Bro. Is er sprake van een kleinschalige ontwikkeling, dan kan weliswaar sprake zijn van een stedelijke ontwikkeling, maar kan dergelijke ontwikkeling als te kleinschalig worden aangemerkt om te worden aangemerkt als stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1 Bro.
Doorwerking plangebied
In dit geval is er sprake van een bestaand bouwperceel, dat is bestemd voor een stedelijke functie (maatschappelijke voorzieningen). In de toekomstige situatie is er eveneens sprake van stedelijke functies. Het ruimtebeslag wordt hierbij, met name in de hoogte, uitgebreid. Gelet op de omvang van de nieuwbouw, is er sprake van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. De Ladder voor duurzame verstedelijking is dan ook van toepassing.
Behoefte onderwijsvoorzieningen
Avans is momenteel op diverse locaties in 's-Hertogenbosch gevestigd. Deze situatie is in verschillende opzichten niet ideaal, zowel voor studenten als medewerkers. Daarom wil Avans haar onderwijsvoorzieningen meer gaan clusteren en centraliseren. Op kortere termijn realiseert Avans circa 20.700 m² BVO onderwijs in het plangebied, dat tegenover de bestaande vestiging aan de Onderwijsboulevard 215 is gelegen. Dit kan in de toekomst mogelijk worden uitgebreid tot maximaal 24.500 m². Omdat de locatie direct tegenover het huidige hoofdgebouw van Avans gelegen is, is juist de beoogde locatie in het plangebied hiervoor ideaal.
Behoefte woningen
BrabantWonen realiseert op korte termijn circa 125 sociale studentenwoningen: 23 éénpersoonsstudio's en 102 woningen voor elk 2 studenten. Dit kan in de toekomst mogelijk worden uitgebreid tot maximaal 210 (studenten)woningen in het plangebied. Er wordt hiermee kwalitatief goede studentenhuisvesting verzorgd op een aantrekkelijke plek: zowel in de buurt van de onderwijsvoorzieningen, de binnenstad als de openbaar vervoersvoorzieningen. De plek is daarom uitstekend geschikt voor studentenwoningen. Uit de benoemde paragraaf 4.3.3 blijkt dat ook specifiek aan studentenwoningen een aanzienlijke behoefte bestaat. Indien in de toekomst de behoefte aan studentenhuisvesting beduidend lager mocht zijn (bijvoorbeeld omdat er veel minder studenten een keuze maken voor een studie in 's-Hertogenbosch) zullen de woningen (tijdelijk en gedeeltelijk) als sociale huurwoning verhuurd gaan worden.
De gemeente 's-Hertogenbosch kent een grote woningbouwopgave voor de komende jaren. In par. 4.3.3 is dit nader beschreven. De kwantitatieve behoefte aan nieuwe (studenten- en/of sociale huur)woningen in de gemeente is evident en het beoogde programma past binnen de resterende opgave.
Horeca
Onderdeel van het plan betreft een zelfstandige horecavoorziening van maximaal 300 m² BVO. Gezien de beperkte omvang van deze voorziening, betreft dit geen stedelijke ontwikkeling. Vestiging van horeca op deze plek past overigens in het gemeentelijk horecabeleid. Zie hierover nader par. 4.3.8. Daarnaast past de horecavoorziening, die met name gericht is op studenten, bij de overige functies in het plan. De toevoeging van deze (relatief kleinschalige) voorziening versterkt het concept als geheel.
Locatiekeuze en conclusie
Het plangebied is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied en op een bestaand bouwperceel. De behoefte wordt dus opgevangen binnen bestaand stedelijk gebied. Daarnaast is eerder al beschreven dat de planlocatie zich juist bij uitstek leent voor de beoogde functies.
Geconcludeerd wordt dat het planvoornemen in overeenstemming met de Ladder voor duurzame verstedelijking is.
4.2 Provinciaal Beleid
4.2.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2014 (geactualiseerd 2018)
Op 19 maart 2014 is de structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2014 (SVRO) in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. Belangrijke beleidswijzigingen hebben betrekking op de realisatie van natuur en de transitie naar zorgvuldige veehouderij in Brabant.
De SVRO bevat de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025, met een doorkijk naar 2040. Mens, markt en milieu zijn binnen de provincie in evenwicht. Daarom kiest de provincie in haar ruimtelijk beleid tot 2025 voor de verdere ontwikkeling van gevarieerde en aantrekkelijke woon-, werk- en leefmilieus en voor een kennisinnovatieve economie met als basis een klimaatbestendig en duurzaam Brabant.
Bij de opvang van de verstedelijkingsbehoefte is het accent in de SVRO verlegd van nieuwe uitleg naar het bestaand stedelijk gebied, door in te zetten op inbreiding, herstructurering en transformatie. Beheer en (her)ontwikkeling van de bestaande voorraad vragen specifieke aandacht. Er wordt ingezet op zorgvuldig ruimtegebruik door de ruimte binnen het bestaand bebouwd gebied zo goed mogelijk te benutten.
De provincie vraagt gemeenten om in regionaal verband afspraken te maken over de verdeling van het programma voor wonen en werken. Regionale afstemming vindt plaats in de regionale agenda´s voor wonen. Over de ruimtelijke kwaliteit is de provincie van mening dat de gemeenten in hun ruimtelijke plannen aandacht moeten bieden aan de wijze waarop stedelijke ontwikkelingen het eigen karakter van de kernen en de relatie met het landschap kunnen versterken.
Doorwerking plangebied
Op de Structurenkaart is het plangebied aangeduid als concentratiegebied voor verstedelijking (zie figuur 4.1). Binnen de stedelijke concentratiegebieden en de daarbij behorende zoekgebieden voor verstedelijking liggen mogelijkheden voor verdere verstedelijking. Het bouwplan voorziet in onderwijsbebouwing in combinatie met woningbouw. Deze mogelijkheid past binnen het principe van bundeling van verstedelijking.
Het beoogde woningbouwplan past binnen de afspraken in de regionale agenda's voor wonen, waarin vraaggericht wonen en flexibiliteit van het planaanbod centrale thema's zijn.
![]() |
Figuur 4.1 Uitsnede structurenkaart SVRO met plangebied aangeduid met rode pin |
4.2.2 Omgevingsvisie Noord-Brabant
Op 14 december 2018 hebben de Provinciale Staten de omgevingsvisie Noord Brabant vastgesteld. Deze omgevingsvisie vervangt na het inwerking treden van de Omgevingswet de provinciale structuurvisie. Met de omgevingsvisie formuleert de provincie haar ambitie over hoe zij de Brabantse leefomgeving er in 2050 uit wil zien. Daarbij stelt zij tussendoelen voor 2030, maar legt nu nog niet vast hoe zij die doelen wil bereiken. De provincie wilt daarmee ruimte bieden voor inbreng vanuit partijen en disciplines. Om hiermee aan de slag te gaan is volgens de provincie een verdere uitwerking van de ambities nodig in de vorm van programma's.
Met de visie geeft de provincie aan wat zij belangrijk vindt voor de verbetering en duurzame ontwikkeling van Brabant. Daarbij legt zij de focus op vier hoofdopgaven voor de middellange en lange termijn: werken aan energietransitie, een klimaat proof Brabant, de slimme netwerkstad en een concurrerende duurzame economie. Deze vier hoofdopgave staan ten dienste van de basis opgaven: werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit.
Om te komen tot de slimme netwerkstad richt de provincie zich op duurzame verstedelijking. Zij wil daarin richting geven door middel van het bevorderen van regionale afspraken, het sturen op zorgvuldig ruimtegebruik en het periodiek opstellen van prognoses. Verder wil zij een actieve rol spelen om beweging te stimuleren (o.a. door samen te werken bij gebiedsopgaven en bij het opstellen van uitvoeringsprogramma's) en gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken.
De toenemende verschillen binnen Noord-Brabant maken het des te belangrijker om op het niveau van het daily urban system goed samen te werken en keuzes te maken. Het daily urban system is het gebied waarin een inwoner zich dagelijks verplaatst vanwege werk, voorzieningen en sociale contacten.
Uitbreiding van het bestaande stedelijk gebied in steden en dorpen is alleen wenselijk vanuit kwalitatieve overwegingen en bij een concrete marktvraag. Herbestemmen is het nieuwe bouwen: als gevolg van economische, technologische en maatschappelijke ontwikkelingen staan de steden en dorpen van Brabant steeds vaker voor (omvangrijke) herbestemmings- en transformatieopgaven in hun bebouwde gebied. Hier liggen interessante kansen voor het toekomstbestendig maken van het stedelijk gebied en ook voor het creëren van ruimte voor nieuwe economische ontwikkelingen en voor woningbouw. De komende 10 jaar ligt er een forse woningbouwopgave in de provincie (ca. 120.000 woningen), daarna loopt de woningbouwopgave in omvang terug. Dat betekent dat er de komende 10 jaar een kans ligt om de kwaliteit van het stedelijk gebied op orde te brengen en de leegstand aan te pakken. De provincie wil met haar partners de transformatiepotenties in beeld brengen en onderzoeken hoe deze onderwerpen kunnen worden aangepakt.
Doorwerking plangebied
De hoofdopgave 'werken aan de slimme netwerkstad' vraagt om versterking van de netwerkkracht. Hiervoor is van belang dat wordt ingezet op de synergie tussen de verschillende onderdelen van dat netwerk: de kenniseconomie, de agribusiness, de logistiek en de (proces-)industrie. Door de netwerkkracht te versterken, leren steden, dorpen en regio's van elkaar, vullen ze elkaar aan en profiteren ze van elkaars nabijheid
Met dit bestemmingsplan wordt bebouwing ten behoeve van onderwijs alsmede (studenten)woningen gerealiseerd. Hiermee wordt een impuls gegeven aan de kenniseconomie en wordt de netwerkkracht van 's-Hertogenbosch versterkt.
Tevens wordt met dit bestemmingsplan kwalitatief en kwantitatief tegemoet gekomen aan de doelstelling van een duurzame verstedelijking binnen bestaand stedelijk gebied. Er is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik, en de nieuwe bebouwing wordt duurzaam ingepast in de ruimte, met voldoende groen en met een meerwaarde voor het openbaar gebied.
4.2.3 Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant
De Interim Omgevingsverordening Ruimte Noord-Brabant is één van de uitvoeringsinstrumenten voor de provincie om haar doelen te realiseren. Provinciale Staten van Noord-Brabant hebben op 25 oktober 2019 de (laatst geconsolideerde versie van de) Interim Omgevingsverordening vastgesteld, waarmee de tot dan toe geldende Verordening Ruimte werd vervangen. Op 23 maart 2021 is door Gedeputeerde Staten een ontwerp van de Omgevingsverordening Noord-Brabant vastgesteld. Het ontwerp van de Omgevingsverordening is vanaf 9 april 2021 voor de duur van 6 weken ter inzage gelegd. Naar verwachting wordt door Provinciale Staten de nieuwe Omgevingsverordening vastgesteld in oktober 2021.
De Verordening bevat concrete regels die de provinciale belangen veilig stellen. Deze planologische verordening stelt eisen aan door de gemeenten in Noord-Brabant op te stellen bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheers verordeningen. In de Verordening ruimte zijn veelal bestaande provinciale regels opgenomen voor o.a.:
- Ruimtelijke kwaliteit
- Stedelijke ontwikkelingen
- Regionaal perspectief voor wonen en werken;
- Bescherming tegen wateroverlast en overstromingen;
- Grond- en oppervlaktewatersysteem;
In de Omgevingsverordening is het uitgangspunt van de provinciale Structuurvisie en Omgevingsvisie om verstedelijking te bundelen in stedelijke concentratiegebieden, juridisch vastgelegd.
Doorwerking plangebied
Uit de bijbehorende kaarten (figuur 4.2) blijkt dat het plangebied binnen de zone 'stedelijk gebied' en 'concentratiegebied' ligt. Met dit plan wordt tegemoet gekomen aan het principe van bundeling van verstedelijking in stedelijke concentratiegebieden. Het provinciaal beleid vormt dan ook geen belemmering voor de realisatie van het plan.
![]() |
Figuur 4.2 Uitsnede Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant |
4.3 Gemeentelijk Beleid
4.3.1 Structuurvisie
In juni 2003 heeft de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch de Ruimtelijke StructuurVisie vastgesteld, met de ondertitel 'Stad tussen stromen'. De Ruimtelijke StructuurVisie geeft richting aan de ruimtelijke ambities van de stad. Op 28 januari 2014 heeft de gemeenteraad de actualisatie van de structuurvisie uit 2003 vastgesteld. In deze geactualiseerde structuurvisie integreert gemeente het provinciaal beleid. De geactualiseerde structuurvisie bevat een integrale visievorming voor lange termijn, 10 jaar met een doorkijk naar 15 à 20 jaar. De structuurvisie bestaat uit het Ruimtelijk Casco, een visie geformuleerd op het plangebied. Een ruimtelijke analyse van de stad en het gemeentelijk beleid vormen de input voor deze visie. De visie formuleert de ontwikkelingskoers, beschrijft een wensbeeld van de stad voor de lange termijn en biedt het casco voor concrete projecten en plannen. Het is een toetsingskader, en tegelijkertijd ook een inspiratiekader voor ruimtelijke ontwikkeling. Zo wordt bepaald waar strakke contouren ter bescherming van kwetsbare waarden liggen en kansen voor ontwikkeling. En worden locaties aangeduid waar deze ontwikkeling tegen randvoorwaarden mogelijk zijn en afweegbare gebieden voor uitbreidingen en intensiveringen aangewezen. Het 'ruimtelijk motto' van compacte, complete en contrastrijke stad als het uitgangspunt voor de ruimtelijke ontwikkeling voor de stad blijft gehanteerd, in de overtuiging dat dit de juiste basis biedt voor een duurzame ruimtelijk hoofdstructuur.
De volgende ambitie wordt geuit, betreffende het thema onderwijs:
De positie van het middelbaar- en hoger beroepsonderwijs in 's-Hertogenbosch is met de ontwikkeling van een cluster rond de Onderwijsboulevard aanzienlijk versterkt. Deze ontwikkeling wordt voortgezet waarbij tevens wordt ingezet op de verdere uitbouw van de Onderwijsboulevard als 'kenniscampus' (met name voor toepassing van kennis).
Buurt- en wijkbinding wordt versterkt door voort te gaan in de bouw van brede scholen waarin diverse wijkvoorzieningen –zoals een bibliotheek- kunnen worden ondergebracht. Voor de oudere jeugd worden omsloten trapveldjes en hangplekken ingericht. Kindcentra verspreid door de stad kunnen het kinderdagverblijf zo mogelijk combineren met een peuterspeelzaal, basisschool en/of naschoolse opvang.
Doorwerking plangebied
Middels de Ruimtelijke Structuurvisie wordt onder andere ingezet op een compacte en complete stad. Dit wordt mede bewerkstelligd door uitbreiding van het compacte stadscentrum met een eigentijds centrummilieu in het Paleiskwartier en door een compleet voorzieningenpakket te realiseren.
Met onderhavig planvoornemen wordt ingezet op nieuwe bebouwing in het Paleiskwartier ten behoeve van het hoger onderwijs en wonen (voor studenten). Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan het invullen van het centrummilieu in het Paleiskwartier en wordt het voorzieningenpakket aangevuld met functies die aansluiten op de reeds in de wijk gevestigde functies en voorzieningen. Daarmee past het planvoornemen binnen de uitgangspunten van de ruimtelijke structuurvisie 's-Hertogenbosch.
4.3.2 Programma Spoorzone
De gemeenteraad heeft op 6 maart 2018 de ontwikkelrichtingen en de aanpak voor het programma Spoorzone 's-Hertogenbosch vastgesteld. De ontwikkelrichtingen gaan uit van de volgende doelstellingen:
- Stedelijk programma en een mix van functies met de nadruk op woon- en werkgebied voor (jongere) kenniswerkers, studenten, kleine huishoudens met geringe auto-afhankelijkheid en intensief grondgebruik
- Hoogwaardige kwaliteit van de openbare ruimte, gericht op verblijf, ontmoeting en vergroening
- Optimale bereikbaarheid met openbaar vervoer en langzaam verkeer en toereikende bereikbaarheid voor gemotoriseerd verkeer
- Herbestemmen en restauratie van industrieel erfgoed
- Ruimte bieden voor innovatie en experiment
- Duurzame gebiedsontwikkeling
In de (informatieve) 'Spoorzone ontwikkelt met (veer)kracht door' van juni 2020 zijn de ontwikkelrichtingen nader uitgewerkt in kernboodschappen.
Doorwerking plangebied
De planlocatie is gelegen in de zuidelijke Spoorzone, in het Paleiskwartier. Voor dit gebied is vooral van belang dat de gebiedsontwikkelingen Willemspoort en (de rest van) het Paleiskwartier worden gerealiseerd. Binnen het Paleiskwartier ligt de focus op het ontwikkelen van appartementen en het toevoegen van publieke functies en commerciële ruimtes.
Met de realisatie van een onderwijsgebouw en (studenten)woningen wordt er verder uitwerking gegeven aan de ambitie het Paleiskwartier te ontwikkelen en wordt één van de laatste resterende plots ingevuld met passende functies. De nieuwbouw past qua omvang en uitstraling binnen de opzet van de wijk. Verder wordt met het plan, door middel van het creëren van verblijfsgebied en een doorlopende voetgangersverbinding, de ruimtelijke structuur versterkt. Dergelijke verbindingen zijn voor een sterk verdicht gebied als de Spoorzone van belang. Dit onderdeel van de ontwikkeling draagt dan ook bij aan de ontwikkeling van toekomstbestendige bereikbaarheid van het gebied. Ook klimaatadaptatie is een belangrijk speerpunt uit het nieuwe beleidskader. Hierop speelt de ontwikkeling eveneens in. Zie daarover nader par. 5.11.
4.3.3 Woonvisie 's-Hertogenbosch
Het woonbeleid van de gemeente 's-Hertogenbosch is vastgelegd in de Woonvisie 's-Hertogenbosch. Deze is door de gemeenteraad op 9 juni 2020 vastgesteld. Ontspannen wonen in een sterke stad met leefbare buurten en dorpen. Waar inwoners trots zijn op hun woonplaats en een woning hebben die aansluit bij hun woonwensen en mogelijkheden. Dat is het doel. Om dit te bereiken zijn er vier opgaven geformuleerd:
- Passend en betaalbaar wonen voor iedereen
- Leefbare en inclusieve buurten
- Toekomstbestendige en duurzame woningvoorraad
- Strategisch innovatief woonprogramma.
Passend en betaalbaar wonen
Binnen deze opgave gaat extra aandacht uit naar starters en (lage) middeninkomens, het realiseren van divers en passend woningaanbod, met nadruk op de toenemende groep 1 en 2 persoonshuishoudens, het realiseren van een flexibele schil en het huisvesten van specifieke doelgroepen, waaronder ouderen, mensen met een handicap of psychische kwetsbaarheid, maar ook jongeren, starters en studenten.
Leefbare en inclusieve buurten
De Woonvisie streeft naar eenheid in verscheidenheid. Interventies in nieuwbouw en de bestaande woningvoorraad versterken de buurt en, zorgen voor een divers aanbod. Daarbij is bijzondere aandacht voor de huisvesting van kwetsbare doelgroepen en het stimuleren van nieuwe woonconcepten en bewonersinitiatieven die bijdragen aan ontmoeting, leefbaarheid en veiligheid.
Toekomstbestendige en duurzame woningvoorraad
De woonvisie heeft een gezonde, duurzame én flexibele woningvoorraad als doel. De opgave ligt hierbij zowel in de nieuwbouw als in de bestaande woningvoorraad.
Strategisch innovatief woonprogramma
De gemeenteraad heeft als ambitie uitgesproken om 10.500 woningen te realiseren in de periode 2020 – 2030, met als differentiatie:
- minimaal 30% sociale huur
- minimaal 20% middenhuur en goedkope koop
- maximaal 50% dure huur en (middel)dure koop
De nieuwbouw draagt bij aan de aantrekkelijkheid en diversiteit van woonmilieus, waaronder ook (hoog)stedelijke woonmilieus met hoogbouw, compacte woonvormen en (collectieve) voorzieningen.
Doorwerking plangebied
Middels onderhavige ontwikkeling wordt invulling gegeven aan bovenstaande punten. Zo wordt invulling gegeven aan de opgave om tot 2030 10.500 woningen te realiseren. Tevens wordt ingezet op (betaalbare en passende woningen) voor studenten. Deze doelgroep wordt specifiek genoemd in de Woonvisie. Hierbij wordt vermeld dat dit een groep betreft die het lastig heeft op de woningmarkt en de markt zou voor deze doelgroep meer ontspannen moeten worden. Middels onderhavig plan wordt ingezet op een realisatie van in eerste instantie 125, tot maximaal 210 studentenwoningen met een huurprijs onder de kwaliteitskortinggrens of een betaalbare kamerprijs.
De woningen bestaan hoofdzakelijk uit appartementen met een oppervlakte van 25 m2 BVO (voor één student per woning) en 50 m² BVO (voor 2 studenten). In het flexibele deel van het bouwplan ontstaat ook de mogelijkheid om vierpersoons studentenwoningen te realiseren. Er kan hiermee worden voorzien in een divers aanbod aan verschillende soorten passende en betaalbare studentenwoningen. De woningen worden opgeleverd als studentenwoningen en aangeboden via Student Rooms Brabant (onderdeel van Woonservice Regionaal). Het plan draagt bij aan de grote behoefte voor studentenwoningen. De locatie nabij Centraal Station en de onderwijsinstellingen langs de Onderwijsboulevard is aantrekkelijk voor deze doelgroep.
De nieuwe woningen zijn flexibel en geschikt voor andere doelgroepen dan uitsluitend studenten. Indien in de toekomst de behoefte aan studentenhuisvesting beduidend lager mocht zijn (bijvoorbeeld omdat er veel minder studenten een keuze maken voor een studie in 's-Hertogenbosch) dan worden de woningen (tijdelijk en gedeeltelijk) verhuurd als reguliere sociale huurwoning, bij voorkeur voor starters en/of jonge doelgroepen. Ook aan sociale huurwoningen voor één- en tweepersoonshuishoudens is in de stad een grote behoefte. Studentenwoningen en sociale huurwoningen voegen een belangrijk woonsegment toe aan de bestaande woningvoorraad in het Paleiskwartier.
4.3.4 Welstand
Op 17 mei 2011 heeft de gemeenteraad de 'Actualisering Welstandsnota 2011' vastgesteld. In de Welstandsnota zijn per bebouwingstype architectonische en bouwtechnische welstandscriteria opgenomen. Daarnaast gelden de algemene welstandscriteria als beoordelingskader.
Voor het plangebied geldt daarnaast specifiek het beeldkwaliteitsplan 'Paleiskwartier Zuid'. Voor het Paleiskwartier gelden drie uitgangspunten of 'architectonische sferen':
- 1. De stedelijke bouwblokken: Het gebied wordt omsloten door gesloten bouwblokken die de aangrenzende straten duidelijk afbakenen. De blokken hebben een solide, stedelijke uitstraling. De binnenterreinen van de bouwblokken zijn een verborgen wereld. Ze kunnen bijvoorbeeld onbebouwd zijn en als binnentuinen worden ingericht of gedeeltelijk bebouwd worden door bijvoorbeeld een gebouwde parkeervoorziening. In dit geval kan het dak van de eventuele parkeervoorziening voor recreatief gebruik worden ingericht. De bouwblokken begrenzen enerzijds de straten die om het plangebied heen lopen en anderzijds bakenen zij het vijvergebied af. De uitstraling van deze twee zijden van de blokken wordt afgestemd op het aangrenzende gebied. De façades die aan de buitenzijde zijn gesitueerd zijn opgetrokken in donkere, robuuste, bruin- en rood getinte stenen of donkere natuursteen. Daarentegen zijn de façades die het vijvergebied begrenzen licht van kleur. Ze zijn bijvoorbeeld gestuct en geschilderd in zachte, lichte en neutrale kleuren (wit, crème, licht geel), of opgetrokken uit andere materialen in lichte kleuren zoals travertin of beton. Ze vormen als het ware de achtergrond voor het vijvergebied.
- 2. Het binnengebied: in het binnengebied zijn enkele losstaande gebouwen geplaatst. De gebouwen zijn het tegenovergestelde van de randbouwblokken. Ze zijn licht, frivool en heel fijn gedetailleerd. De gevels zijn opgetrokken uit moderne, natuurlijke materialen zoals staal, glas, hout en metaalplaten. De bestaande bebouwing, die behouden zal blijven, zal een andere uitstraling krijgen dan ze nu heeft. Het gebouw is van een donkere kleur baksteen en geeft een dichte en gesloten indruk. Vanwege de toekomstige restaurantfunctie, is een meer uitnodigende uitstraling wenselijk. Door bijvoorbeeld de gevel af en toe te doorbreken en meer glas toe te voegen zal het gebouw een meer open en lichte uitstraling krijgen.
- 3. De accenten: de accenten zijn de blikvangers. Het zijn hoogteaccenten die op prominente plaatsen in het plangebied staan. De torens hebben een eigentijdse en herkenbare uitstraling en zijn meer experimenteel van uiterlijk. In het binnengebied van het Paleiskwartier staat de voetganger centraal. Dit heeft invloed op het uiterlijk van de bebouwing die hier omheen staat. Zo moet er goed gelet worden op het niveau van detaillering van de gebouwen waarlangs de voetgangers lopen, de levendigheid van de gevels en de verscheidenheid aan functies op de begane grond, die alle invloed hebben op het verblijfsklimaat voor de voetganger. Verder moet er op gelet worden dat waar voetgangers komen geen blinde gevels van bergingen en geen los- en laadruimtes komen. De ontsluitingen van de woningen vanaf de straatzijde dragen bij tot sociaal veilige voetgangersgebieden.
Doorwerking plangebied
In de uitwerking van het bouwplan is rekening gehouden met de eisen zoals gesteld in het beeldkwaliteitsplan 'Paleiskwartier Zuid'. Het schetsplan en het voorlopig ontwerp zijn een aantal keren besproken in de welstandscommissie. Het plan is op hoofdlijnen akkoord bevonden. Eén van de hierbij bepalende aspecten is de wijze waarop de cultuurhistorische waarden in het ontwerp zijn teruggebracht. Paragraaf 5.14 gaat hier nader op in.
4.3.5 Groen en klimaatbestendig
Op 9 maart 2021 is de visie 's-Hertogenbosch Groen en Klimaatbestendig vastgesteld als bouwsteen voor de Omgevingsvisie, evenals de Verordening Bomen, water en groen 's-Hertogenbosch 2021. Doel is uitvoering te geven aan een klimaatbestendiger, groener en meer biodiverse gemeente met daarin de volgende drie duurzame ambities:
- de stad in staat stellen om nog meer dan nu zelf wateroverlast en hitte op te vangen,
- meer soortenrijke stadsnatuur en groen dichterbij onze inwoners realiseren,
- en de relatie van de stad met het buitengebied versterken en meer natuurwaarden realiseren binnen en buiten de vestingmuren dan nu.
Klimaatbestendig
Bij het realiseren van nieuwe verharding of het vernieuwen van bestaande verharding met een oppervlakte van 500 m² of meer, dient een hemelwatervoorziening te worden gerealiseerd die minimaal 60 mm per m² toename/vernieuwd verhard oppervlak kan verwerken. Als er minder dan 500 m² nieuw verhard oppervlak wordt toegevoegd geldt een waterberging van minimaal 10 mm per m². Nieuwe groene daken met een waterbergende capaciteit van meer dan 25 mm per m² worden niet meegeteld als verharding.
Groen
In de nieuwe verordening is een groennorm opgenomen voor plannen waarbij meer dan 500 m² nieuwe/ vernieuwde verharding wordt gerealiseerd. Het plangebied is op de bijbehorende Groenkaart aangeduid als 'brede binnenstad'. Hiervoor geldt een groennorm van minimaal 15%.
Het plan voorziet in een groen binnenterrein, waar diverse bomen, struiken en andere groenvoorzieningen worden gerealiseerd. Verder wordt een gedeelte van het dak van de nieuwbouw uitgevoerd als groen dak met waterretentie. Mogelijk wordt één geveldeel aan het binnenterrein groen ingericht. Het plan voorziet in een toevoeging van groen. In figuur 4.4 is schetsmatig aangegeven waar groen en waterretentie zijn voorzien.
De groennorm wordt getoetst aan de hand van de kwantitatieve groenscore, zoals opgenomen in bijlage 4a van de Verordening. In figuur 4.3 is de kwantitatieve groenscore voor het project weergegeven. Hieruit blijkt dat ruimschoots wordt voldaan aan de gestelde groennorm. Hierin is nog geen rekening gehouden met eventuele groene gevels.
![]() |
Figuur 4.3: kwantitatieve groenscore |
![]() |
Figuur 4.4: groen en waterretentie in het plan (bron: B+B) |
Ecologie
Doelstelling ten aanzien van ecologie is het vergroten van de biodiversiteit. Hiervoor geldt een minimale kwalitatieve biodiversiteitscore. Deze score wordt bepaald aan de hand van bijlage 4b van de Verordening. Het plan dient te voldoen aan een minimum score van 8 (van de maximaal 13) punten. Natuurinclusief bouwen is als randvoorwaarde voor de uitwerking van het bouwplan gesteld. Er zullen nestkasten voor vleermuizen en huismussen in de nieuwbouw (onderwijsbebouwing) worden ingepast.
In 4.5 is deze score ingevuld. Het plan scoort meer dan de minimaal benodigde 8 punten. Hierbij wordt aangetekend dat onderdeel C2 (groene gevels) in dit geval niet reëel c.q. niet wenselijk is vanuit architectonische en cultuurhistorische overwegingen. Eén geveldeel wordt wel groen uitgevoerd met klimplanten. Daarnaast leent het plangebied, gelegen in zeer sterk stedelijk en versteend gebied, zich beperkt voor het creëren van leefgebied voor gebiedseigen soorten (onderdeel B2). Wel wordt op het binnenterrein groen met diverse plantensoorten gerealiseerd, waarmee naar rato van de mogelijkheden die er op deze plek zijn, redelijkerwijs wordt voorzien in kwalitatief voldoende groen. Bovendien wordt een deel van het dak groen uitgevoerd en wordt zoals aangegeven natuurinclusief gebouwd voor twee verschillende soortgroepen.
![]() |
Figuur 4.5: kwalitatieve biodiversiteitsscore |
Verder wordt opgemerkt dat in het kader van dit plan onderzoek is verricht naar de (potentiële) effecten op beschermde soorten. Dit onderdeel is in paragraaf 5.13 verantwoord.
Bomen
De verordening geeft aan welke regels de gemeente hanteert voor het vellen van houtopstanden (bomen), het verwerken van hemelwater en grondwater en het aanleggen en beheren van groen. De regels voor bomen en water zijn gebaseerd op de gemeentelijke regels die voorheen golden.
Bomen dragen bij aan een betere wateropvang, leveren schaduw, een hogere luchtvochtigheid en dragen daarmee bij aan verkoeling. Ook dragen bomen bij aan een aantrekkelijke en gezonde leefomgeving en zijn bepaalde houtopstanden waardevol voor onze leefomgeving. Daarom zijn in deze verordening regels opgenomen om bepaalde categorieën houtopstanden te beschermen. Deze categorieën zijn aangeduid op de bijbehorende Bomenkaart. Het gaat om:
- monumentale houtopstanden
- waardevolle houtopstanden
- beschermde houtopstanden gelegen binnen Structuren
- beschermde houtopstanden gelegen binnen Sfeervlakken.
Voor houtopstanden binnen deze categorieën geldt (met uitzondering van een aantal duidelijk omschreven situaties) een vergunningsplicht en een zorgvuldige afweging.
Doorwerking plangebied
In en rondom het plangebied zijn diverse bomenrijen aanwezig. Er is een bomeneffectanalyse (BEA) uitgevoerd naar de effecten van het plan op deze bomen en de mogelijkheden om deze bomen te behouden. In paragraaf 3.6 is reeds ingegaan op de resultaten van de BEA en de wijze waarop in het plan is omgegaan met bomen. Hieruit blijkt dat vrijwel alle bomen buiten het plangebied kunnen worden behouden. Dit geldt ook voor de bomen aan de Onderwijsboulevard, die deel uitmaken van een in de Bomenkaart aangeduide structuurlijn. Een vergunningplicht is op basis van de verordening niet aan de orde.
4.3.6 Nota Grondbeleid
In de Nota Grondbeleid 2018 (vastgesteld 30 januari 2018) stelt de Raad primair de kaders vast voor het door het college te voeren grondbeleid. Grondbeleid wordt door de gemeente 's-Hertogenbosch gezien als het beleid dat, ten behoeve van de gemeentelijke doelstellingen op het gebied van ruimtelijke ordening, streeft naar het creëren van ruimte voor wonen, werken, winkelen en recreëren in zowel uitleggebieden als bestaand stedelijk gebied, door het oppakken of ondersteunen van concrete ontwikkelinitiatieven. Het grondbeleid wordt tevens ingezet voor het stimuleren van duurzaamheid en andere gemeentelijke beleidsdoelen.
In de Nota Grondbeleid zijn de kaders vastgelegd voor actief en passief grondbeleid, het prijsbeleid, de financiële grondslagen, het risicomanagement en de mate waarin voorzieningen worden opgenomen in het kostenverhaal.
Doorwerking plangebied
In Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid wordt aandacht besteed aan de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan.
4.3.7 Hoogbouwbeleid
De Nota Hoogbouw is een kadernota en vormt een brug tussen de Ruimtelijke Structuur en concrete initiatieven die het geëigende planologische traject zullen doorlopen. In de Nota Hoogbouw is een methodiek ontwikkeld om te bepalen of, waar en onder welke voorwaarden hoogbouwinitiatieven een vervolg kunnen krijgen. Een belangrijk onderdeel van de benadering is het ruimtelijk onderzoek waarin tien punten zijn genoemd waarover de initiatiefnemer dient te rapporteren. Als gevolg van de definitiebepaling heeft de nota Hoogbouw betrekking op gebouwen hoger dan 25 meter.
Doorwerking plangebied
Met onderhavige ontwikkeling is geen sprake van gebouwen hoger dan 25 meter. Het hoogbouwbeleid heeft geen doorwerking op het initiatief. De beoogde bouwhoogte is passend bij de omgeving en de wijkopzet van het Paleiskwartier.
4.3.8 Horecavisie 's-Hertogenbosch
Het horecabeleid van de gemeente 's-Hertogenbosch is vastgelegd in de Horecavisie 's-Hertogenbosch, samen werken aan gastvrij ontmoeten!' (vastgesteld d.d. 31 maart 2021).
's-Hertogenbosch en horeca zijn van oudsher sterk met elkaar verbonden. Horeca is bij uitstek de functie om het gastvrije en bourgondische karakter uit te dragen. De afgelopen jaren is de behoefte aan horeca toegenomen. Er is behoefte aan diversiteit in het aanbod en kwaliteit.
Opgemerkt wordt dan ook dat de horeca zich in de afgelopen jaren ruimtelijk op een herkenbare manier heeft gegroepeerd. De horecavisie beoogt deze functionele en conceptuele verscheidenheid verder te onderstrepen.
Kernkwaliteiten voor de horeca in de gemeente zijn:
- Gastvrij en bourgondisch;
- Gemoedelijk en kleinschalig;
- Meest karaktervolle binnenstad van het zuiden;
- Unieke stad- en landverbindingen (groen en water).
Naast bovenstaande globale perspectief op de horeca worden ook ontwikkelvisies voor verschillende deelgebieden beschreven. Het Paleiskwartier valt onder het deelgebied 'Brede Binnenstad'. Binnen dit deelgebied wordt weer specifiek ingezoomd op het Paleiskwartier.
Toegelicht wordt dat de ruimte waar horeca is toegestaan nog niet volledig benut word. In het bestemmingsplan 'Paleiskwartier-Willemspoort-Station' zijn namelijk diverse gebouwen, voornamelijk rondom de Hofvijver, aan de Bordeslaan en de Onderwijsboulevard, aangewezen waar horeca is toegestaan. Deze ruimte is in de huidige situatie nog niet volledig benut en hier zou uitbreiding plaats kunnen vinden. Uitbreiding van horeca buiten deze aangewezen locaties is niet wenselijk. Er liggen kansen voor grotere horecazaken die in de binnenstad geen plek kunnen vinden. De aantrekkingskracht voor studenten wordt daarmee verbeterd. De verbinding met de historische binnenstad is ook een aandachtspunt. Dit geldt in ruimtelijke zin (bijvoorbeeld doorontwikkeling station) als ook programmatisch (goede programmering in de horeca in (delen van) de historische binnenstad). Rondom de Hofvijver en Bordeslaan zijn mogelijkheden voor het uitbreiden van terrassen.
Doorwerking plangebied
Met het initiatief wordt maximaal 300 m² BVO aan zelfstandige horeca gerealiseerd. Het betreft hiermee een ondergeschikte functie aan de hoofdfuncties onderwijs en wonen. In het vigerende bestemmingsplan 'Paleiskwartier-Willemspoort-Station' is momenteel geen horeca binnen het plangebied toegestaan. Echter is een belangrijke functie van horecazaken in het Paleiskwartier de aantrekkingskracht op studenten. Met de inpassing van een horecagelegenheid temidden van (studenten)woningen en onderwijsbebouwing, als onderdeel van het totaal concept, wordt invulling gegeven aan deze doelstelling.
De te realiseren zelfstandige horeca zal vallen binnen categorie 2 'restaurant' dan wel categorie 3 'daghoreca', zoals beschreven in de horecavisie. Het betreft hierbij een horecabedrijf waarbij de bedrijfsactiviteit gericht is op het – overdag en eventueel 's avonds – al dan niet ter plaatse verstrekken en bereiden van etenswaren en dranken. Van een dergelijk bedrijf is weinig hinder te verwachten. De openingstijden van de horecavoorziening zullen aansluiten bij de tijden waarop de onderwijsvoorziening geopend is. Dat betekent dat deze dagelijks maximaal tussen 07.00 en 22.00 uur geopend zal zijn. Dit sluit ook aan bij de horecavisie, waarin is geregeld dat daghoreca aansluit bij de winkeltijden tot uiterlijk 22:00 uur. In de gemeentelijke horecaverordening, die in principe leidend is, zijn ruimere openingstijden opgenomen (tot maximaal 02.00 uur). Dit is in de onderhavige situatie niet beoogd en ook niet wenselijk. Daarom is in de planregels een gebruiksregel opgenomen, waarin is geregeld dat de horeca dagelijks van 07:00 uur tot 22:00 uur open mag zijn, met uitzondering van schoonmaakwerkzaamheden, afsluiten, e.d. Deze planregel gaat voor op de horecaverordening en waarborgt een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de omgeving.
De beoogde horecavoorziening wordt in de noordoostelijke hoek van het plangebied voorzien, aan de doorgaande looproute. Het faciliteren van een dergelijke horecagelegenheid heeft een aantal doelen, die het totale planconcept versterken:
- Uitnodigen tot het betreden van het binnenterrein.
- Activeren van het binnenterrein en de looproute.
- Meerwaarde bieden aan de looproute over het perceel.
- Stimuleren van ontmoeting tussen de omgeving en de studenten. Dit is een aspect dat ook is besproken en onderschreven door belanghebbenden in het kader van de omgevingsdialoog,
- Stimuleren van ontmoeting tussen studenten, van de verschillende scholen, die het binnenterrein doorkruisen en/of wonen in het complex.
- Gelegenheid voor informele bijeenkomsten, zoals jubilea en afscheid van medewerkers.
- Hosten van kleinschalige evenementen op het binnenterrein.
De horecavoorziening zal zowel voor medewerkers/studenten van Avans beschikbaar zijn als voor derden.
De zelfstandige horeca past, gezien het voorgaande, goed binnen het plan en biedt een meerwaarde. De horeca biedt studenten en medewerkers van Avans Hogeschool een plek om elkaar te treffen of te ontmoeten en kan tevens als alternatieve leerplek dienen. Hiermee wordt een hybride leeromgeving aan de studenten geboden. Met de invulling van het plangebied wordt niet enkel voorzien in (studenten)woningen en onderwijsbebouwing, maar wordt ook voorzien in openbaar toegankelijke ruimte. De horeca biedt dus ook een ontmoetingsplek aan passanten of omwonenden van het plangebied.
4.3.9 Economisch Perspectief Brede Binnenstad
Met het document 'Economisch perspectief Brede Binnenstad' beoogt de gemeente met de partners in de binnenstad, als bondgenoten en vanuit een wenkend perspectief te werken aan een dynamische binnenstad. Een binnenstad waar mensen graag komen, verrast worden, plezierig werken, prettig wonen en goed kunnen ondernemen.
Het begrip ‘Brede Binnenstad’ is geïntroduceerd in het Bestuursakkoord 2018-2022 en omvat de historische binnenstad, ‘t Zand en de Spoorzone. Dit vanuit het besef dat de binnenstad van ’s-Hertogenbosch veel meer is dan de historische binnenstad. Ook aan de randen en plekken rondom de historische binnenstad is veel dynamiek. De Brede Binnenstad is het economisch hart van de stad. Een plek waar mensen komen om te winkelen, te eten en drinken, te dansen, cultuur te ervaren en te genieten van al het moois dat de stad te bieden heeft. Het is een plek om te zien, te ontmoeten en te ervaren. Het is ook een plek waar mensen komen om te werken of te studeren. En tenslotte is het een plek waar veel mensen wonen. Het is ook een gebied waar de afzonderlijke delen nog niet altijd goed verbonden zijn en elkaar niet optimaal versterken. De argeloze bezoeker van de historische binnenstad komt niet vanzelfsprekend in de Bossche Stadsdelta, hoewel het hemelsbreed een klein stukje is. Ook functioneel zijn samenhang en samenwerking meer dan ooit nodig.
De Spoorzone heeft een totaal andere identiteit dan de historische binnenstad en valt uiteen in verschillende delen qua profiel, gebouw en historie. Ook in de Spoorzone liggen een aantal belangrijke brandpunten met een eigen sfeer en identiteit. Tot dusver is de attractiewaarde van deze brandpunten, zowel qua functies als toeloop, nog ondergeschikt aan de grote kwartieren in de historische binnenstad, maar dat kan snel veranderen. Dit is de plek waar veel bezoekers de stad binnenkomen en daarvandaan richting Spoorzone of richting de historische binnenstad gaan. In de toekomst moet dit gebied veel meer gaan functioneren als een scharnier tussen beide gebieden. Als prachtige stadsentree kan de Stationsknoop zowel functioneel als qua inrichting van de openbare ruimte een impuls gebruiken. De voorziene herinrichting van de Koningsweg is hierbij een belangrijk concreet punt. Dit vraagt om een passende inrichting en gebruik van het Stationsplein en het behoud en versterking van de Stationsweg en Visstraat als attractieve entree naar de binnenstad. Ook aan de westzijde moet het station een echte entree krijgen. Grote stromen studenten lopen hier dagelijks naar de Onderwijsboulevard en in de toekomst zal de drukte aan deze zijde van het spoor toenemen door de stroom werkenden en bezoekers richting het Innovatiedistrict en omgeving.
Doorwerking plangebied
In het Economisch perspectief Brede Binnenstad is beschreven dat de ambitie bestaat de historische binnenstad beter te verbinden met de Spoorzone. Beide gebieden moeten voldoende autonome aantrekkingskracht hebben, maar moeten ook scharnierpunten ontwikkelen. Met de ontwikkeling van de Onderwijsboulevard 256 wordt een looproute gecreëerd die het station verbindt met de Spoorzone en wordt ingezet op een hogere verblijfswaarde van het gebied door de openbare ruimte aantrekkelijk in te richten. Hiermee is het plan in lijn met het Economisch perspectief Brede Binnenstad.
Hoofdstuk 5 Milieu, Duurzaamheid En Waarden
5.1 Inleiding
Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan. Tussen milieuaspecten en ruimtelijke ordening bestaat een duidelijke relatie. De milieukwaliteit vormt namelijk een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling, dient onderzocht te worden welke milieuaspecten daarbij een rol kunnen spelen. Het is daarnaast van belang om milieubelastende functies (zoals bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden van milieugevoelige functies (zoals woningen). Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende of hinderlijke situaties moeten voorkomen worden.
5.2 Bedrijven En Milieuzonering
Milieuzonering zorgt voor voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies zoals woningen. Bij de planontwikkeling dient rekening te worden gehouden met milieuzonering om de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te garanderen naast de zorg dat er voor bedrijven voldoende ruimte voorhanden is om de bedrijfsactiviteiten duurzaam en binnen aanvaardbare voorwaarden (normen) uit te kunnen voeren.
Richtlijn
Bij het beoordelen van (binnen het plangebied of elders gelegen) de bedrijven welke invloed hebben op het plangebied, is gebruik gemaakt de VNG-brochure “Bedrijven en Milieuzonering”. De VNG brochure is een richtlijn, vormt geen wettelijk kader maar heeft als gevolg van jurisprudentie de status van pseudo-wetgeving gekregen. Deze richtlijn biedt kaders om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan minimale richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een 'gemiddeld' modern bedrijf. Deze richtafstanden gelden vanaf de perceelgrens van het bedrijf waar de bedrijfsactiviteiten plaats kunnen vinden (of de opslagvoorziening of installatie) tot aan de gevel van woningen in een 'rustige woonwijk'. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen, afschermingen et cetera is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden. De grootste van de vier VNG-richtafstanden (voor geur, stof, geluid of gevaar) is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieu-categorie. De milieucategorie van een bedrijf kan variëren van 1 (een licht bedrijf, met een hinderafstand van 10 meter) tot 6 (een zeer zwaar bedrijf, met een hinderafstand van 1500 meter).
Omgevingstype
De richtafstanden zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype (zoals een rustig buitengebied, een stiltegebied of een natuurgebied). Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven en kantoren) voor. Binnen gemengde gebieden heeft men te maken met milieubelastende en milieugevoelige functies die op korte afstand van elkaar zijn gesitueerd. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Voorbeelden van gebieden met functiemenging zijn horecaconcentratiegebieden, stadscentra, winkelcentra en winkelgebieden van dorpskernen, woon-werkgebieden met kleinschalige ambachtelijke bedrijvigheid, gebieden langs stadstoegangswegen met meerdere functies en lintbebouwing in het buitengebied met veel agrarische en andere bedrijvigheid.
Doorwerking plangebied
Het plangebied kan gekenmerkt worden als 'gemengd gebied'. Het plangebied ligt in een hoogstedelijk gebied waarbinnen functiemenging (van onder andere kantoren, woningen, centrumfuncties en maatschappelijke functies) plaatsvindt.
Invloed initiatief op omgeving
Het initiatief voorziet enerzijds in nieuwe milieubelastende functies, namelijk hoger onderwijs en horeca (daghoreca, categorie 3 conform de gemeentelijke horecavisie). Op basis van de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' geldt een maximale richtafstand (in gemengd gebied) van 10 meter ten aanzien van zowel de onderwijs- als de horecafunctie. Buiten het plangebied bevinden de dichtstbijzijnde woningen zich op ten minste 15 meter afstand. Aan deze richtafstand wordt dan ook voldaan. Ter extra borging van het woon- en leefklimaat is in de planregels opgenomen dat de openingstijden van de horecavoorziening tussen 07.00 en 22.00 uur moeten liggen.
Binnen het plangebied worden ook woningen gerealiseerd. De onderwijsbebouwing, horeca en de woningen worden bouwkundig gescheiden van elkaar gerealiseerd. Dergelijke functies kunnen in dat geval zonder belemmeringen naast elkaar functioneren in een gemengd gebied en onderlinge hinder wordt redelijkerwijs niet verwacht.
Invloed omgeving op initiatief
Het plan maakt tevens een nieuwe gevoelige functie (wonen) mogelijk. Op basis van het vigerend bestemmingsplan 'Paleiskwartier-Willemspoort-Station' zijn de volgende functies toegestaan in de nabijheid van het plangebied:
Functie | Adres | maximale richtafstand gemengd gebied | feitelijke afstand (kortste afstand) |
Onderwijs (hogeschool) | Onderwijsboulevard 215 | 10 m | 30 m |
Kantoor | Complex Hugo de Grootlaan 21-41 (oneven) | 0 m | 15 m |
Horeca tot en met categorie 3* | Complex Onderwijs- boulevard 340-399 | 0 m | 15 m |
Detailhandel | Complex Onderwijs- boulevard 340-399 | 0 m | 15 m |
Dienstverlening | Complex Onderwijs- boulevard 340-399 | 10 m | 15 m |
* Horeca tot en met categorie 3 zoals vermeld in de bij de regels (van het vigerend bestemmingsplan 'Paleiskwartier-Willemspoort-Station) als bijlage behorende Staat van Horeca-activiteiten. Het gaat hier om de volgende typen horeca:
- Horeca van categorie 1 - een bedrijf dat is gericht op het bieden van logies en hotels
- Horeca van categorie 2 - het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse (restaurantbedrijf, waaronder ook worden verstaan lunchrooms, eethuizen, bistro's, automaten, broodjeszaken en dergelijke)
- Horeca van categorie 3 - Een bedrijf dat is gericht op het ter plaatse verstrekken van dranken, waaronder feestzalen.
Aan bovenstaande richtafstanden wordt voldaan. Het toevoegen van woningen in het plangebied leidt niet tot belemmeringen voor omliggende functies. Daarnaast is er geen sprake van onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat als gevolg van functies in de omgeving.
5.3 Geluid
Bij een ruimtelijk plan dient rekening te worden gehouden met geluidsbronnen en de mogelijke hinder of overlast daarvan voor mensen. De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag in vooral de Wet geluidhinder en Wet milieubeheer. Daarnaast vindt de beoordeling zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), op grond van een “goed woon- en leefklimaat”. Het aspect geluid kent voor geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) afhankelijk van typen geluidsbronnen een wettelijk kader die van belang zijn bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Zo zijn in de Wet geluidhinder voor geluidsgevoelige bestemmingen (als woningen) grenswaarden opgenomen voor industrielawaai, wegverkeerlawaai en spoorweglawaai. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.
5.3.1 Wegverkeerslawaai
Wettelijk kader
Langs alle wegen bevinden zich conform de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones, met uitzondering van wegen op woonerven en 30 km/uur-wegen. Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) aan wettelijke normen te voldoen. De breedte van een geluids-onderzoekszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg (binnen- of buitenstedelijk).
Voor de geluidsbelasting op de gevels van nieuwe geluidsgevoelige functies binnen de wettelijke geluidszone van deze weg geldt een ten hoogst toelaatbare geluidbelasting van 48 dB. Onder voorwaarden is een hogere waarde mogelijk tot 63 dB. Indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat de ten hoogst toelaatbare geluidbelasting van 48 dB wordt overschreden, zijn maatregelen noodzakelijk gericht op het verminderen van de geluidsbelasting aan de gevel. Voor zulke maatregelen wordt onderstaande volgorde aangehouden:
- Bronmaatregelen (bijvoorbeeld aanpassing intensiteiten of soort wegdekverharding).
- Overdrachtsmaatregelen (bijvoorbeeld geluidsafscherming).
- Maatregelen bij de ontvanger (bijvoorbeeld aanbrengen extra geluidsisolatie aan de gevel of woningindeling).
Zijn deze maatregelen niet mogelijk, niet gewenst of niet doeltreffend, dan kan de gemeente onder bepaalde voorwaarden voor nieuwe geluidsgevoelige objecten een hogere (geluid)waarde verlenen. Voorwaarden die worden gesteld aan een te verlenen hogere waarde zijn ten gunste van de geluidsituatie en dus het woon- en leefklimaat bij de gevoelige objecten. Hiervoor heeft gemeente 's-Hertogenbosch een 'hogere waarde beleid' vastgesteld. De voorwaarden waaronder een eventuele hogere waarde wordt verleend zijn afhankelijk van de hoogte van de geluidsbelasting en het type gebied waarin het plan zich bevindt. Per gebiedstype geldt een ambitie voor wat betreft de geluidsbelastingen. Zo wordt bijvoorbeeld in een (normaliter rustig) buitengebied een lager geluidsniveau nagestreefd dan in een rumoerig gebied langs een drukke snelweg met verhoogde geluidsbelastingen. Een hogere waarde mag – zoals gezegd - de maximale geluidsbelasting van 63 dB niet overschrijden. Voorwaarden voor een vast te stellen hogere waarde zijn bijvoorbeeld de aanwezigheid van een geluidsluwe (rustige) zijde en een geluidsniveau in de buitenruimte (zoals achtertuin/balkon) dat voldoet aan de ambitie voor het betreffende gebied. Voor geluidsbelastingen op gevels meer dan 63 dB kan formeel geen ontheffing worden verleend.
Naast het toetsingskader en wettelijke eisen van de Wgh dienen er altijd zodanige gevelmaatregelen te worden genomen dat wordt voldaan aan de maximale geluidsbinnenwaarde op grond van het Bouwbesluit. Deze maximale geluidsbinnenwaarde is ten gunste van het woon-, leef- en verblijfsklimaat in betreffend object. Met de aanvraag om omgevingsvergunning zal moeten worden aangetoond dat deze binnenwaarde wordt voldaan.
Plan
Binnen het plangebied worden geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Het betreft de realisatie van, in eerste instantie, 125 tot maximaal 210 woningen en bebouwing ten behoeve van het hoger onderwijs. De wegen in de directe omgeving van het plangebied betreffen voornamelijk 30 km/uurwegen zonder geluidzone. Het plangebied ligt buiten de wettelijke geluidzones van wegen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening, wordt een akoestisch onderzoek ten aanzien van de Onderwijsboulevard, Hugo de Grootlaan en Statenlaan niettemin wenselijk geacht vanwege de verkeersintensiteiten op deze wegen.
Voor de benoemde geluidgevoelige bestemmingen is daarom een akoestisch onderzoek uitgevoerd en heeft een toetsing plaatsgevonden aan de normen uit de Wet geluidhinder (Bijlage 2). De geluidbelasting ten gevolge van de Magistratenlaan en de 30 km/uur wegen Statenlaan, Hugo de Grootlaan en Onderwijsboulevard op de gevels van het beoogde onderwijsgebouw en de beoogde woongebouwen is in het onderzoek berekend.
Ten gevolge van de Magistratenlaan wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschreden en wordt ook ruimschoots aan het ambitieniveau van het gemeentelijk geluidbeleid voldaan (43-48 dB). De geluidbelasting ten gevolge van de 30 km/uurwegen bedraagt maximaal 60 dB en overschrijdt daarmee de voorkeursgrenswaarde. Aangezien de Wet geluidhinder niet van toepassing is op 30 km/uur wegen, is een procedure hogere waarde niet aan de orde. Derhalve wordt tevens voldaan aan de eisen uit de Wet geluidhinder.
Het plan is in het kader van een goed woon- en leefklimaat tevens getoetst aan het gemeentelijk geluidbeleid, dat is vastgelegd in de 'Nota hogere grenswaarden geluid voor gemeente 's-Hertogenbosch' d.d. 16 juni 2009. Deze nota is ook van toepassing in geval van 30 km/uurwegen met een relevante geluid bijdrage, zoals hier aan de orde is. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidbelasting op de gevel van 10 appartementen op de hoek Statenlaan - Hugo de Grootlaan in de klasse 'zeer onrustig' (58-63 dB) valt. De nota vereist dat elk appartement in deze geluidklasse over een geluidluwe gevel beschikt, met een verblijfsruimte met een te openen raam aan deze geluidluwe zijde. Het bouwplan is hierop aangepast. Alle betreffende appartementen zijn zo ontworpen en ingedeeld dat hieraan wordt voldaan. Voor de appartementen, die in de geluidklasse 'onrustig' vallen (48-53 dB) geldt de eis dat deze over een geluidluwe gevel dienen te beschikken. Alle betreffende appartementen voldoen aan deze eis. In het bouwkundig onderzoek, dat is opgenomen in Bijlage 3 en dat (tevens) onderdeel is van de aanvraag omgevingsvergunning welke gecoördineerd wordt met de bestemmingsplanherziening, is dit naderbeschreven. Dit onderzoek gaat in op de bouwfysica, akoestisch en brandveiligheid. In hoofdstuk 5 van het betreffende onderzoek is beschreven hoe voor de betreffende appartementen op de kop van de Hugo de Grootlaan een geluidluwe gevel met spuivoorziening is voorzien.
Verder is onderzocht of voorzieningen ten behoeve van de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructies benodigd zijn om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de woningen te kunnen garanderen. Als toetsingskader kunnen de eisen met betrekking tot bescherming tegen geluid van buiten conform het bouwbesluit gebruikt worden, waarbij in plaats van de hogere waarde wordt uitgegaan van de cumulatieve geluidbelasting. De cumulatieve geluidbelasting bedraagt maximaal 65 en 66 dB (exclusief aftrek art. 110g Wgh) op de gevels gelegen aan de Hugo de Grootlaan van respectievelijk het woongebouw en het onderwijsgebouw. De karakteristieke geluidwering van de gevel die een scheiding vormt tussen een verblijfsgebied van een woonfunctie en de buitenlucht, moet ten minste gelijk zijn aan het verschil tussen de waarde van het op die gevel heersende geluidniveau en 33 dB. In het kader van de omgevingsvergunningaanvraag voor het bouwen is een nader onderzoek naar de benodigde geluidwering uitgevoerd op basis van deze uitgangspunten, waarmee een aanvaardbaar binnenklimaat in alle appartementen kan worden geborgd. Dit onderzoek is eveneens onderdeel van het bouwkundig onderzoek, dat is opgenomen in Bijlage 3. In hoofdstuk 6 van het betreffende onderzoek is nader ingegaan op de eisen die aan de uitwendige scheidingsconstructie worden gesteld en de wijze waarop deze wordt uitgevoerd. Hieruit blijkt dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Aan de eisen uit het Bouwbesluit wordt voldaan.
Het plan voldoet aan de eisen vanuit de Wet geluidhinder en voldoet tevens aan het gemeentelijk geluidbeleid. Binnen de bebouwing kan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voldoende worden gegarandeerd.
5.3.2 Railverkeerslawaai
Langs alle spoorwegen bevinden zich conform de Wgh geluidszones. De breedte van de zone is afhankelijk van de hoogte van het geluidproductieplafond. De beoogde ontwikkeling ligt niet in de zone. Als de ontwikkeling in de zone ligt, is de ten hoogst toelaatbare geluidbelasting op de gevel (of bouwvlak als dat groter is) van de woning 55 dB. Er is (onder voorwaarden) een hogere geluidbelasting mogelijk tot 68 dB.
Indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat de ten hoogst toelaatbare geluidbelasting van 55 dB wordt overschreden, zijn maatregelen noodzakelijk gericht op het verminderen van de geluidsbelasting aan de gevel. Voor zulke maatregelen wordt onderstaande volgorde aangehouden:
- Bronmaatregelen (bijvoorbeeld aanpassing intensiteiten of soort wegdekverharding);
- Overdrachtsmaatregelen (bijvoorbeeld geluidsafscherming);
- Maatregelen bij de ontvanger (bijvoorbeeld aanbrengen extra geluidsisolatie aan de gevel of woningindeling).
Zijn deze maatregelen niet mogelijk, niet gewenst of niet doeltreffend, dan kan de gemeente onder bepaalde voorwaarden voor geluidsgevoelige objecten een hogere waarde verlenen. Voorwaarden die worden gesteld aan een te verlenen hogere waarde zijn ten gunste van de geluidsituatie en dus het woon- en leefklimaat bij zulke gevoelige objecten. Hiervoor heeft de gemeente 's-Hertogenbosch een 'hogere waarde beleid' vastgesteld. De voorwaarden waaronder een eventuele hogere waarde wordt verleend zijn afhankelijk van de hoogte van de geluidsbelasting.
Doorwerking plangebied
Binnen het plangebied worden geen geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt binnen de zone van het spoortraject 's-Hertogenbosch-Utrecht / 's-Hertogenbosch-Nijmegen / 's-Hertogenbosch-Tilburg / Eindhoven. De afstand tot de spoorlijn bedraagt circa 220 meter. De normen uit hoofdstuk VII ("zones langs spoorwegen") van de Wet geluidhinder zijn hierdoor niet relevant. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.
5.3.3 Industrielawaai
Geluidszonering
Zonering van industrielawaai in het kader van de Wet geluidhinder is het ruimtelijk scheiden van industrieterreinen waarop (grote) lawaaimakers zijn gevestigd enerzijds en woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen anderzijds. De zonering van industrielawaai is vastgelegd in hoofdstuk V van de Wet geluidhinder 'Zones rond industrieterreinen' en hoofdstuk 2 van het Besluit geluidhinder.
Het doel van zo'n geluidszone is tweeledig: Enerzijds worden geluidgevoelige functies (zoals woningen) beschermd tegen een te hoge geluidsbelasting vanwege industrielawaai. De zone vormt als het ware een buffer (ruimtelijke scheiding) tussen industriële activiteiten en woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen. De keuze van de ligging van de zone is gebaseerd op een afweging tussen de ruimte voor de bedrijven (industrie) en de ruimte voor geluidsgevoelige objecten. De geluidzone zelf vormt hierbij een aandachtsgebied voor geluid, waarin niet zonder meer nieuwe woningen (en andere geluidgevoelige objecten) mogen worden gebouwd. De geluidzone voorkomt hiermee dat woonbebouwing oprukt in de richting van bedrijven. Het andere doel van de geluidzone is het bieden van akoestische ruimte waarover bedrijven op het industrieterrein maximaal kunnen beschikken. Door het vastleggen van een geluidzone wordt wettelijk akoestische ruimte gecreëerd waarover de bedrijven op het gezoneerde industrieterrein gezamenlijk maximaal kunnen beschikken zodat dat zij hun activiteiten binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen. Een ruimtelijke scheiding tussen bedrijven en milieugevoelige bestemmingen vastleggen in het bestemmingsplan biedt daarmee zowel de omgeving (omwonenden) als bedrijven rechtszekerheid over de kwaliteit van het gebruik van hun kavel.
De grootte van de zone is afhankelijk van de benodigde of gewenste geluidruimte van het gezoneerde industrieterrein. In het bestemmingsplan moet de zone, die niet kleiner mag zijn dan de 50 dB(A) contour, worden vastgelegd. De geluidzone is daarmee het gebied tussen de grens van het industrieterrein en de zonegrens (de 50 dB(A) contour). De zone is dus het gebied, behalve het industrieterrein zelf, waarbinnen vanwege dat industrieterrein een geluidsbelasting mag heersen van 50 dB(A) etmaalwaarde of meer. Deze eis is vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh) en gekoppeld aan de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Gevolg hiervan is, dat bij ontwikkelingen op en rond het industrieterrein, rekening wordt gehouden met de geluidzone die om het industrieterrein is gelegen. Dit geldt zowel bij ruimtelijke plannen, als bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bij meldingen in het kader van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Op woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen in de zone geldt een hoogst toelaatbare geluidsbelasting van 55 dB(A). De geluidbelasting op woningen op een gezoneerd industrieterrein wordt formeel niet getoetst. Dit geldt ook voor andere mogelijk geluidsgevoelige objecten.
Doorwerking plangebied
In het plangebied is vestiging uitgesloten van bedrijven die vallen onder Onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht. Daarnaast ligt het plangebied niet binnen de geluidzone van een geluidgezoneerd industrieterrein. Hoofdstuk V "Zones rond industrieterreinen" van de Wet geluidhinder is hierdoor niet van toepassing. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.
5.4 Trillingen
Bij trillingen in het ruimtelijk spoor gaat het vrijwel altijd om bescherming tegen trillingshinder bij personen. In sommige gevallen kan er ook sprake zijn van verstoring van activiteiten door trillingen (bijvoorbeeld laboratoria of computercentra welke gevoelig zijn voor trillingen). Trillingen is een mee te nemen aspect in het kader van een 'goede ruimtelijke ordening'.
Weg- of railverkeer en bepaalde industriële activiteiten kunnen trillingen in de bodem veroorzaken. De trilling verspreidt zich verder via de bodem naar gevoelige objecten. Hoewel de sterkte afneemt naarmate de afstand tot de bron groter wordt, kan de trilling ergens anders hinder opleveren. Wegverkeer over een oneffen wegdek veroorzaakt trillingen. De aard en heftigheid van deze trilling is afhankelijk van het type voertuig, de belading, snelheid en de oneffenheden waar het verkeer overheen rijdt. Ook treinverkeer kan zorgen voor trillingen. De snelheid en gewicht van treinen is hierbij een belangrijke factor bij het ontstaan van trillingen. Daarnaast zijn de eigenschappen van de trein (onder andere belading) en de interactie van de trein met de ondergrond van belang bij het ontstaan en doorgeven van trillingen naar de omgeving (de bodem).
Doorwerking plangebied
Het onderzoeksgebied van trillingen bij (spoor)wegen ligt vrijwel altijd binnen een afstand van ongeveer 100 meter vanaf de bron. De bebouwing in het plangebied ligt op een afstand van circa 220 meter tot het spoor. Gezien deze afstand en de tussenliggende boven- en ondergrondse bebouwing, wordt een nader onderzoek niet noodzakelijk geacht. Onevenredige hinder als gevolg van trillingen kan redelijkerwijs worden uitgesloten.
5.5 Verlichting
Kunstmatige verlichting kan hinder geven. Er zijn veel functies met kunstmatige verlichting, zoals (autosnel)wegen, woonkernen, industrie- en bedrijventerreinen, glastuinbouwbedrijven en sportterreinen. Hinder door licht hangt af van de aard, intensiteit, duur en plaats van de verlichting. Maar ook door de kans op blootstelling.
Doorwerking plangebied
Bij onderhavig plan is lichthinder niet relevant te noemen, omdat er geen lichtbronnen worden gerealiseerd buiten de gebruikelijke lichtbronnen, zoals die bij de functies horen, die reeds in de omgeving van het plangebied aanwezig zijn.
5.6 Externe Veiligheid
Externe veiligheid beschrijft de risico's die kunnen ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit heeft betrekking op inrichtingen (bedrijven), transportroutes en buisleidingen. Omdat de gevolgen bij een calamiteit groot kunnen zijn, is in wetgeving bepaald wanneer risico's – met het voldoen aan normen – aanvaardbaar zijn en wanneer ze verantwoord moeten worden. Deze zogenoemde verantwoordingsplicht betekent dat in ruimtelijke procedure de keuzes moeten worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan in te stemmen met de risico's en de betreffende situatie aanvaardbaar te vinden.
De aanvaardbare risico's zijn vast gelegd in diverse besluiten. De belangrijkste in de ruimtelijke ordening zijn:
- Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
- Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt)
- Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)
Binnen de beleidskaders voor deze drie typen risicobronnen staan altijd twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen.
Plaatsgebonden risico (PR)
Het plaatsgebonden risico wordt gedefinieerd als "de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen bij een risicovolle activiteit". In Nederland heeft de overheid bepaald dat in principe nergens in Nederland iemand een groter plaatsgebonden risico mag lopen dan 1 op de 1 miljoen per jaar (10-6/jaar). Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6 contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen kwetsbare objecten (zoals woningen, ziekenhuizen, scholen) geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten (zoals kleine kantoren, winkels en bedrijfsgebouwen) geldt de 10-6 contour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde.
Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang (10 personen of meer). Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Dit houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag.
Verantwoordingsplicht groepsrisico
Met het invullen van de verantwoordingsplicht wordt antwoord gegeven op de vraag in hoeverre externe veiligheidsrisico's in het plangebied worden geaccepteerd en welke maatregelen getroffen zijn om het risico zoveel mogelijk te beperken. Het invullen van de verantwoordingsplicht is een taak van het bevoegd gezag (veelal de gemeente). Door de verantwoordingsplicht worden gemeenten gedwongen het externe veiligheidsaspect mee te laten wegen bij het maken van ruimtelijke keuzes. Deze verantwoording is kwalitatief en bevat verschillende onderdelen die aan bod kunnen of moeten komen. Ook bestaat er een adviesplicht voor de regionale brandweer. In de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico zijn de onderdelen van de verantwoording nader uitgewerkt en toegelicht. Door het uitwerken van de verantwoordingsplicht neemt het bevoegd gezag de verantwoordelijkheid voor het 'restrisico' dat overblijft nadat benodigde de veiligheidsverhogende maatregelen genomen zijn.
Activiteitenbesluit (eventueel vuurwerkbesluit)
Tot slot wordt in het kader van een 'goede ruimtelijke ordening ' (art. 3.1 Wro) getoetst aan eventueel van toepassing zijnde veiligheidsafstanden uit het Activiteitenbesluit (of vuurwerkbesluit).
Beleidsvisie externe veiligheid gemeente 's-Hertogenbosch
De gemeente 's-Hertogenbosch beschikt over een beleidsvisie externe veiligheid (Uitvoeringskader externe veiligheid gemeente 's-Hertogenbosch, deel A t/m C, 2010). Hierin zijn aanvullende kaders gegeven voor de integrale aanpak van externe veiligheid. Voor ontwikkelingen bevat deze beleidsvisie ook een kleurenkaart van het gemeentelijk gebied, waarin met een kleur (groen, oranje of rood) is aangegeven welke objecten (kwetsbaar, beperkt kwetsbaar of extra kwetsbaar) juist wel (groen), niet (rood) of onder voorwaarden (oranje) toelaatbaar zijn op een bepaalde locatie.
Doorwerking plangebied en toetsing beleidsvisie
De beoogde ontwikkeling voorziet in bebouwing ten behoeve van maximaal 25.000 m2 BVO onderwijs en in eerste instantie 125, tot maximaal 180, woningen. De bewoners, medewerkers en studenten worden als normaal zelfredzaam beschouwd. Deze objecten worden beschouwd als kwetsbaar object (naar analogie van het Bevi). Hiervoor zijn in het Uitvoeringskader EV, deel C de eisen geformuleerd. Deze eisen zijn vertaald in kleurenkaarten. De beoogde ontwikkeling vindt plaats in een groen/oranje gebied (zie figuur 5.1). Beperkt kwetsbare objecten zijn hier wel toegestaan en kwetsbare objecten zijn hierin onder voorwaarden toegestaan. Er dient gekeken te worden of er ter plaatse sprake is van een hoog of laag groepsrisico en een goede of slechte beheersbaarheid.
Uit raadpleging van de risicokaart (zie figuur 5.2) blijkt dat in de omgeving van het plangebied geen relevante risicobronnen gelegen zijn, met uitzondering van de spoorlijn 's-Hertogenbosch - Eindhoven/Tilburg.
Inrichtingen
Op 792 meter van het plangebied bevindt zich een gasdrukregel- en meetstation. De veiligheidsafstand voor deze inrichting bedraagt 25 meter. Overige risicovolle inrichtingen bevinden zich op nog grotere afstand van het plangebied en zijn in het kader van onderhavig plan niet relevant.
Buisleidingen
Op een afstand van circa 590 meter van het plangebied ligt de aardgasleiding Z-517-10. Voor deze leiding geldt een 100%-letaliteitsafstand van 70 meter en een 1%-letaliteitsafstand van 140 meter. Het plangebied valt hier ruimschoots buiten.
Transportroutes (weg, spoor en water)
Het plangebied is gelegen op een afstand van 240 meter tot de spoorlijn die langs 's-Hertogenbosch gaat. Over deze spoorlijn worden verscheidene gevaarlijke stoffen getransporteerd, waaronder toxische gassen en zeer toxische vloeistoffen. Door deze laatstgenoemde categorie geldt er een invloedsgebied van 4.000 meter voor de spoorlijn. Het plangebied ligt hierbinnen. Aangezien het plangebied nog wel op een geruime afstand gelegen is (van meer dan 200 meter) dient er enkel een beperkte verantwoording van het groepsrisico te worden opgesteld.
Er zijn geen (water)wegen gelegen in de nabijheid van het plangebied waarvan de risicocontouren of invloedsgebieden tot het plangebied reiken.
![]() |
Figuur 5.1 Uitsnede kaart 'Vestiging kwetsbare objecten', plangebied omcirkeld |
![]() |
Figuur 5.2: Uitsnede Risicokaart met plangebied omcirkeld, raadpleging 15 juli 2021 |
Verantwoording groepsrisico
De onderhavige ontwikkeling leidt tot een relatief beperkte toename van het aantal mensen ten opzichte van de huidige bestemming en in relatie tot de hoogstedelijke omgeving waarin het plangebied zich bevindt. Hierdoor kan worden gesteld dat het GR niet significant toeneemt. De bestemming wordt gedeeltelijk gewijzigd naar wonen. Om met deze ontwikkeling een hogere waarde van het GR te verantwoorden wordt een advies gevraagd aan de Veiligheidsregio Brabant-Noord.
De stedenbouwkundige structuur moet garanderen dat voldoende vluchtwegen van het spoor af kunnen worden genomen. Naar alle omliggende wegen kan gevlucht worden. Aangezien de doelgroep van de woningen in eerste instantie studenten betreft en de bezoekers van de hogeschool ook grotendeels studenten zijn, mag aangenomen worden dat de bewoners meer dan gemiddeld zelfredzaam zullen zijn en bereid zijn om zelf de juiste maatregelen te nemen om de gevolgen van een incident te beperken. Dit geldt ook voor het personeel. De totale zelfredzaamheid wordt als goed beoordeeld.
Met onderliggend wegennet wordt de bereikbaarheid van de hulpdiensten binnen het Paleiskwartier voldoende gegarandeerd. Het plangebied is van meerdere kanten goed toegankelijk voor hulpdiensten. In geval van een calamiteit zal de brandweer zich in eerste instantie inzetten bij de bron. Het plan heeft geen invloed op de mogelijkheden tot bestrijding aan de bron.
De woningen zullen aan de eisen uit het Bouwbesluit moeten voldoen en zullen wellicht in het kader van duurzaam omgaan met energie voldoende geïsoleerd zijn. Verwacht wordt dat er op natuurlijke wijze geventileerd gaat worden. Gaat men mechanisch ventileren dan moet deze wel af schakelbaar/afsluitbaar zijn.
Verder dienen de initiatiefnemers geïnformeerd te worden over het risico en handelingsperspectief.
Conclusies en restrisico
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van een spoorweg. Voor het overige zijn er geen relevante risicobronnen in de omgeving gelegen. Personen in het plangebied worden aan externe veiligheidsrisico's blootgesteld, ook na maatregelen. Vanwege de ligging van het bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van deze risicobron is het groepsrisico verantwoord. In dit geval kan conform vigerende wetgeving en het gemeentelijk externe veiligheidsbeleid worden volstaan met een beperkte verantwoording. Het plan heeft geen significante invloed op de hoogte van het groepsrisico. De zelfredzaamheid en vluchtmogelijkheden worden als meer dan voldoende beoordeeld. Daarnaast is het plan niet van invloed op de bestrijdbaarheid in geval van een calamiteit.
Het bevoegd gezag accepteert de externe veiligheidsrisico's op basis van de voorgaande overwegingen en neemt de verantwoording voor het groepsrisico.
5.7 Lucht
Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; PM2,5 fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en daar waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden. De grenswaarden voor luchtkwaliteit kunnen beperkend zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen en plannen. Uitgangspunt is dat een ruimtelijke plan (een project) niet leidt tot overschrijding van luchtkwaliteitsnormen. Als er wel sprake is van een overschrijding, dan mag een project de luchtkwaliteit niet in betekenende mate verslechteren.
Kleine projecten en ruimtelijke plannen, waarvan duidelijk is dat deze niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Dit is geregeld in het “Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM)”. De grens NIBM voor de stoffen PM10 (fijnstof) en NO2 ligt vanaf 1 augustus 2009 op 1,2 ìg/m³. Om de bijdrage aan de luchtkwaliteit bij een kleiner ruimtelijk plan of verkeersplan vast te kunnen stellen, is door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu een speciale rekentool ontwikkeld, genaamd de NIBM-tool. Met het invoeren van het extra aantal voertuigbewegingen en aandeel vrachtverkeer, bepaalt de NIBM-tool – uitgaande van worst-case omstandigheden – de bijdrage aan luchtkwaliteit en daarmee of een plan wel of niet NIBM is.
De verkeersgeneratie ten gevolge van het plan bedraagt maximaal 612 voertuigbewegingen per etmaal, zie paragraaf 3.4.1. De NIBM-tool (figuur 5.3) toont aan dat dit verkeer niet in betekenende mate bijdraagt bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. In de berekening is incidenteel vrachtverkeer meegenomen en is worst case het jaar 2022 als start van het project gehanteerd. Onderhavig plan hoeft formeel niet te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. Vanuit de wetgeving bestaat dan ook geen bezwaar tegen onderhavig plan.
![]() |
Figuur 5.3: resultaat NIBM Tool op basis van worst case verkeerssituatie |
Zoals gezegd is een formele toets aan de kwaliteitsnormen hier niet aan de orde, echter is in het kader van 'goede ruimtelijke ordening' de luchtkwaliteit wel beschouwd. Uit de landelijke Monitoringstool blijkt dat de jaargemiddelde concentraties van de relevante stoffen NO2 (stikstofdioxide) en PM10 (fijn stof) (gemeten bij meetpunten nabij het plangebied) onder respectievelijk 25 en 21 µg/m3 liggen. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de wettelijke maximale grenswaarden (van 40 µg/m3). Verder is de heersende jaargemiddelde concentratie PM2,5 (de fijnere fractie van fijn stof) hier beneden 13 microgram/m3. Hiermee wordt ruim voldaan aan de jaargemiddelde grenswaarde van 25 microgram/m3. Naar verwachting nemen deze concentraties in de toekomst verder af door nationale en lokale maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit.
De luchtkwaliteit vormt geen knelpunt vormt voor de realisatie van het bestemmingsplan.
5.8 Bodem
Algemeen
Bij plannen en ontwikkelingen, het daarvoor opstellen van bestemmingsplannen of het wijzigen daarvan is altijd de hoofdvraag of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en hoe deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit als gevolg van aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bovendien mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet (bijvoorbeeld graafwerkzaamheden). Derhalve dient de bodemkwaliteit binnen het plangebied bekend te zijn. Hiermee kan worden beoordeeld of de aanwezige bodemkwaliteit wel of niet geschikt is voor de toekomstige bestemming.
Doorwerking plangebied
Gezien de aard van de ontwikkeling, waarbij er sprake is van nieuwbouw waarin permanent mensen verblijven, dient de bodemkwaliteit te worden onderzocht.
Bodemonderzoek
In 2017 is de locatie onderzocht door Lankelma Geotechniek Zuid. Het gehele onderzoek (verkennend bodemonderzoek) is opgenomen in Bijlage 4. Hieronder worden de belangrijkste conclusies toegelicht.
De bodem op de locatie bestaat tot de verkende diepte van 6,0 m-mv overwegend uit matig fijn, matig siltig zand. Het oorspronkelijke maaiveld is aanwezig tussen de 3,0 en 4,0 m-mv en bestaat uit een matig tot sterk zandige klei- of veenlaag. Met name de bovengrond is lokaal humushoudend.
In geen van de onderzochte grond(meng)monsters is een overschrijding ten opzichte van de interventiewaarden aangetoond. De grond is lokaal licht verontreinigd met PCB, cadmium, kwik, lood en/of 1,1-dichloorpropaan, 1,2-dichloorpropaan en 1,3-dichloorpropaan. In enkel de ondergrond van één boring wordt ook een lichte overschrijding aangetoond met tetrachlooretheen.
In het grondwater uit vrijwel alle peilbuizen worden licht verhoogde gehalten aan barium, vluchtige aromaten en/of vluchtige chloorkoolwaterstoffen aangetoond. In één peilbuis wordt aanvullend een matige verhoging aan koper en een licht verhoogd gehalte aan zink aangetoond.
In twee peilbuizen worden matig tot sterk verhoogde gehalten aan vinylchloride aangetoond. De in voorgaand bodemonderzoek (Oranjewoud, 2009) aangetoonde matige tot sterke grondwaterverontreinigingen met tetrachlooretheen (PER), cis-1,2-dichlooretheen (CIS) en vinylchloride (VC) zijn niet in vergelijkbare mate aangetoond. Opvallend is dat bovengenoemde vluchtige gechloreerde koolwaterstoffen in maximaal licht verhoogde gehalten worden aangetoond.
Enkel vinylchloride, een afbraakproduct van tetrachlooretheen, blijkt nog zeer lokaal in matige tot sterke verhoogde concentraties aanwezig. Een mogelijke verklaring van de aangetoonde afname is een natuurlijke afbraak, verdunning of verplaatsing van de grondwaterverontreiniging.
Formeel gezien is de bodem op de locatie niet geheel vrij van bodemverontreiniging en is een nader bodemonderzoek noodzakelijk naar het voorkomen van met name koper en vinylchloride in het grondwater. Dit wordt echter niet zinvol geacht en wel om de navolgende redenen:
- In de vaste bodem wordt geen verhoging van de onderzochte stoffen aangetoond. Er zal derhalve geen sprake zijn van een bron op de locatie die in verband kan worden gebracht met de aangetoonde verontreiniging;
- In de omliggende peilbuizen zijn geen vergelijkbare concentraties aan koper of vinylchloride aangetoond. Derhalve is er reeds sprake van een globale horizontale inkadering;
- De grondwaterverontreiniging met VOCL maakt onderdeel van een groter geheel aan grondwaterverontreiniging binnen het Paleiskwartier. Deze grootschalige grondwaterverontreiniging wordt door de gemeente gesaneerd via een meerjarige, gefaseerde saneringsaanpak.
Samenvattend kan worden gesteld dat de bodemkwaliteit ter plaatse voldoende is onderzocht en deze geen belemmering voor het toekomstige gebruik oplevert.
In het kader van dit onderzoek is geen specifiek onderzoek verricht naar het voorkomen van asbest in de grond, puin en op het maaiveld. Wel heeft een indicatieve inspectie van het terrein plaatsgevonden. In de vrijkomende grond, het puin en op het maaiveld zijn geen asbestverdachte (plaat)materialen aangetroffen. Het voorliggende onderzoek doet echter geen bindende uitspraak over de aan- of afwezigheid van asbest in de bodem binnen de onderzoekslocatie.
Conclusie bodemonderzoek
Middels het uitgevoerde bodemonderzoek is de milieuhygiënische kwaliteit van de grond en het grondwater vastgelegd. In het kader van de Wet bodembescherming zijn formeel aanvullende procedures noodzakelijk. Op basis van de bevindingen uit het bodemonderzoek zijn er vanuit milieuhygiënisch oogpunt mogelijk belemmeringen c.q. beperkingen voor de geplande ontwikkeling van deze locatie.
Wanneer men (graaf)werkzaamheden en/of wijzigingen uit gaat voeren, dient men rekening te houden met de volgende zaken:
- wanneer men grond van de locatie wil afvoeren dient men rekening te houden met afzetkosten. Een acceptant van de grond kan een aanvullend onderzoek eisen (lees partijkeuring). Op basis van dit onderzoek is de grond indicatief als zijnde klasse AW2000 en wonen bestempeld. De ondergrond is deels indicatief beoordeeld als klasse industrie;
- lokaal zijn in de ondergrond bijmengingen met puin of baksteen waargenomen. Derhalve wordt aanbevolen om na amovatie van de huidige bebouwing aanvullend een asbest in grondonderzoek conform NEN5707 te verrichten;
- de oprit gelegen aan de Onderwijsboulevard bestaat naar verwachting over zijn gehele oppervlak en tot 1,0 m-mv volledig uit puin. Aanbevolen wordt om een asbest in puinonderzoek te verrichten conform de NEN5897.
- het verlenen van een omgevingsvergunning is ter competentie aan het bevoegd gezag;
- het matig tot sterk verontreinigde grondwater is op moment van grondwatermonstername gelegen op ca. 3,4 à 3,5 m-mv. Eventuele veiligheidsvoorzieningen of maatregelen ten gevolge van werkzaamheden waarbij verplaatsing van het grondwater plaatsvindt of waar direct contact met het grondwater mogelijk is, dienen met het bevoegd gezag overlegd te worden. Aanbevolen wordt in de planfase het bevoegd gezag reeds te betrekken
Asbestinventarisatierapport
In vervolg op het voorgaande verkennend onderzoek is een asbestinventarisatierapport opgesteld in het kader van de inmiddels reeds uitgevoerde totaalsloop van de voorheen aanwezige bebouwing. Na uitvoering van de sloop vormt de aanwezigheid van asbest geen belemmering meer voor het planvoornemen.
5.9 Hoogspanningslijnen
Bij het opstellen van ruimtelijke plannen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van bovengrondse hoogspanningslijnen. Uit wetenschappelijk onderzoek blijken namelijk aanwijzingen dat langdurig verblijf in de buurt van hoogspanningslijnen mogelijk invloed heeft op de gezondheid van kinderen, namelijk een verhoogde kans op het krijgen van leukemie. Gedacht wordt dat de magneetvelden van de bovengrondse hoogspanningslijnen hiervan de oorzaak zouden kunnen zijn. Het is overigens niet aangetoond dat de magneetvelden van hoogspanningslijnen hiervan écht de oorzaak zijn. Wél is er een advies van het Rijk uit 2005 over bovengrondse hoogspanningslijnen. Hierin staat dat het niet wenselijk is dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven binnen de magneetveldzones van hoogspanningslijnen. Via dit voorzorgsbeleid dient zo veel als mogelijk te worden vermeden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven binnen de magneetveldzones van bovengrondse hoogspanningslijnen. Dit voorzorgbeleid heeft betrekking op nieuwe objecten waarin kinderen langdurig verblijven, zoals nieuwe woningen, scholen, kinderdagverblijven en crèches. De magneetveldzone is het gebied waar het (jaargemiddeld) magneetveld hoger is dan 0,4 microTesla.
De gemeente 's-Hertogenbosch hanteert het Rijksadvies uit 2005, en houdt daarmee rekening met het genoemde voorzorgbeginsel bij nieuwe ontwikkelingen in de buurt van hoogspanningslijnen. Voor onderhavig plan houdt is van belang dat het niet in de buurt ligt van hoogspanningslijnen.
5.10 Water
We verwachten meer hevige én langdurige neerslag in de toekomst. Daarom bestaat de kern van het waterbeleid van de 21e eeuw uit beleid waarmee ruimte wordt gemaakt voor water. In de Visie Groen en Klimaatbestendig is vastgelegd dat de ambitie bestaat om in 's-Hertogenbosch een natuurlijk en klimaatbestendig watersysteem te creëren. Dit beleid is verankerd in de gemeentelijke Verordening Bomen, Water en Groen. Zowel de visie als de Verordening zijn in maart 2021 door de gemeenteraad vastgesteld.
De doelen en ambities van het waterschap Aa en Maas zijn beschreven in het waterbeheerplan 2016-2021. In de Keur (2018) staan de regels (met name geboden en verboden) die een waterschap hanteert bij de bescherming van onder andere waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken. Deze regels voorkomen dat dijken en oevers beschadigen. Ook zijn er regels voor het onderhoud van sloten, beken, rivieren en andere waterlopen om de waterafvoer in dit oppervlaktewater te waarborgen. Daarnaast is met de komst van de Waterwet het waterschap bevoegd gezag geworden voor de regulering van grondwateronttrekkingen en infiltraties (op een aantal onder de provinciaal bevoegdheid vallende categorieën na; zie art. 6.4 Waterwet).
De afspraken uit de watertoets worden in een waterparagraaf vastgelegd. In deze waterparagraaf is toegelicht hoe het waterbeleid is vertaald naar waterhuishoudkundige inrichting in dit bestemmingsplan. Eventueel benodigde vergunningen worden niet met deze waterparagraaf geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures verkregen moeten worden.
Uitgangspunten voor integraal waterbeheer
De uitgangspunten bij het toetsen van ruimtelijke plannen zijn:
- Voorkom vervuiling van (regen)water;
- Houdt vuil water en schoon hemelwater gescheiden;
- Verwerk schoon hemelwater volgens de voorkeursvolgorde:
1. Hergebruik 2. Infiltratie/bergen 3. Vertraagde afvoer;
- Ontwikkel hydrologisch neutraal, zodat een ontwikkeling niet leidt tot een hydrologische achteruitgang zowel in als buiten het plangebied (denk aan grondwaterstand, waterpeil en afvoer). Ook mogen er geen hydrologische knelpunten ontstaan voor huidige en vastgelegde toekomstige landgebruiksfuncties;
- Houdt rekening met waterschapsbelangen.
- Ontwikkel wateroverlast vrij: schade door extreme neerslag moet worden voorkomen;
- Meervoudig ruimtegebruik: combineer waar mogelijk gebruiksfuncties. Bijv. een infiltratiezone kan bovengronds worden ingericht als groenzone of speelterrein;
- Water biedt een kans om meerwaarde te geven aan een plan door gebruik te maken van de belevingswaarde van het water.
Deze uitgangspunten dragen bij aan een mooi, robuust en klimaatbestendig watersysteem.
Aan de hand van deze waterparagraaf wordt toegelicht hoe het waterbeleid is vertaald naar waterhuishoudkundige inrichting in dit plan.
Afvalwater en hemelwater
In de huidige situatie is het plangebied onbebouwd en geheel onverhard. Voorheen was de locatie vrijwel geheel bebouwd. In de toekomstige situatie bedraagt het bebouwd en verhard oppervlakte respectievelijk ca. 6.922 m² ca. 928 m², totaal ca. 7.850 m². Ten opzichte van de huidige situatie betekent dit een forse toename, maar ten opzichte van de voorgaande situatie een afname. De hemelwateropgave op basis van de Keur en de gemeentelijke Verordening Bomen, water en groen bedraagt voor dit plan op basis van het bebouwd oppervlakte 757 m3. Een deel van het dak van Avans wordt ingericht als natuurdak met waterretentie (met 25 mm waterberging); hiervoor geldt een vrijstelling van de hemelwateropgave in verband met de toegevoegde waarde voor natuur en waterberging. De definitieve wateropgave voor dit plan bedraagt daarmee 654 m3.
Figuur 5.4 geeft deze opgave gedetailleerd weer. Onder de figuur wordt de berekening nader toegelicht. In figuur 5.5 is aangegeven welke zones uit verharding, groen en groen dak bestaan.
Locatie | oppervlak totaal in m2 | % beschikbaar oppervlak | waterbuffer in m/m2 | waterbuffer totaal in m3 |
Dak Avans geen waterretentie | 2.746 | 0 | 0 | 0,00 |
Dak Avans (atrium) geen waterretentie | 491 | 0 | 0 | 0,00 |
Dak Avans met natuurdak en waterretentie 25mm | 1.917 | 0 | 0 | 0,00 |
Campus terrein met waterretentie | 4.770 | 95 | 0,14 | 634,41 |
Terrein met verharding (engelshof en entree garage) | 928 | 0 | 0 | 0,00 |
Dak BrabantWonen geen waterretentie | 1.348 | 0 | 0 | 0,00 |
Patio's begane grond Brabant Wonen met waterretentie | 315 | 95 | 0,14 | 41,90 |
Patio 1e verdieping Brabant Wonen geen waterretentie | 105 | 0 | 0 | 0,00 |
Totaal plangebied | 12.620 | |||
Totaal waterbuffer in m3 | 676,31 | |||
Eis waterbuffer op bais van m2 plangebied | 12.620 | 0,06 | 757,20 | |
Reductie i.v.m. biodivers dak Avans 90% van 1.917 m2 | 1.725 | 0,06 | 103,52 | |
Totaal eis waterbuffer | 653,68 |
Figuur 5.4: berekening wateropgave
De gemeente hanteert de eis om een bui van 60mm/m² te bufferen. Voor de waterbuffering op het natuurdak van Avans is gerekend met een capaciteit van minimaal 25 mm/m². Er is een verwacht beschikbaar oppervlak van 1725 m².
Voor de waterbuffering van het campusterrein is een grotere capaciteit voorzien. Hier is uitgegaan van 140 mm/m². Dit wordt gerealiseerd in waterretentiekratten van 150 mm. In het definitief ontwerp is dit gedetailleerd uitgewerkt. Voor het campusterrein wordt uitgegaan van een beschikbaar oppervlak van 95% van het totaal oppervlak van het campusterrein. In het definitief ontwerp is de dekbelasting voor het betondek onder de campus berekend, zodat de gekozen oplossing bouwkundig uitvoerbaar is.
Voor de patio's van Brabant Wonen worden de 3 patio's op de begane grond voorzien van een buffer van 140 mm/m² en de patio op de eerste verdieping heeft geen waterbuffer.
![]() |
Figuur 5.5: Weergave verharding, groen en waterafvoer (bron: B+B) |
Hemelwater en afvalwater worden in de toekomstige situatie gescheiden. Het afvalwater zal op het gemeentelijk stelsel worden afgevoerd. Hemelwater wordt op het binnenterrein geïnfiltreerd. De afvoer van overtollig regenwater (nood overstort) verloopt middels een huisaansluiting (riool) via de Markiezenstraat, waar een ondergronds gelegen buis komt op de door Avans in te richten groenzone op gemeentelijk grondgebied, uiteindelijk naar het bestaande regenwaterriool aan de Onderwijsboulevard (zie figuur 5.4). Ten opzichte van het voormalige gebruik is een toename van het afvalwater te verwachten. Het gemeentelijk rioolstelsel is echter berekend op het hoogstedelijk gebied waarin het plangebied zich bevindt. Derhalve worden er geen belemmeringen verwacht.
Voor de verwerking van het hemelwater wordt geconcludeerd dat bufferen conform de eis van 60 mm/m² goed mogelijk is. Het regenwater wordt zo lang mogelijk vastgehouden in de waterbuffers, zodat de beplanting hiervan zo goed mogelijk kan profiteren. Door een slim systeem van stuwingsregelaars op de afvoerpunten van de waterbuffers kan het gewenste regenwater zo lang mogelijk beschikbaar blijven voor de beplanting en kan het gecontroleerd overlopen op het regenwaterriool als er veel regen voorspeld wordt en de buffer hiervoor ruimte moet maken.
Het overtollige water wordt vertraagd afgevoerd naar het regenwaterriool ter plaatse van de Onderwijsboulevard. In overleg met de gemeente wordt onderzocht waar dit het beste aangesloten kan worden.
Grondwater en bodem
De bodem- en grondwatersituatie zijn in het kader van het bodemonderzoek (Bijlage 4) onderzocht. Het plangebied ligt niet in een grondwaterbeschermingsgebied. In dit opzicht zijn er geen nadere voorwaarden aan het plan verbonden.
Oppervlaktewater
Zowel in de huidige als in de toekomstige situatie is in het plangebied en de directe omgeving daarvan geen oppervlaktewater aanwezig.
Waterkeringen
Het plangebied ligt niet binnen (beschermingszones van) een waterkering.
Conclusie
In deze watertoets is de wijze waarop in het plan wordt omgegaan met het wateraspect beschreven. Het plan heeft geen negatieve effecten op de waterhuishouding, oppervlaktewateren en/of waterkeringen. De ontwikkeling wordt hydrologisch neutraal uitgevoerd en is in overeenstemming met de relevante waterhuishoudkundige beleidskaders.
5.11 Duurzaamheid
We staan in Nederland voor ingewikkelde opgaven. Niet alleen moeten we steeds meer mensen huisvesten, ook hebben we rekening te houden met klimaatverandering en een toenemende schaarste aan energie en grondstoffen. Ook ontwrichten hoosbuien steeds vaker de openbare ruimte.
Op dit moment werken we intensief aan het verduurzamen van onze gemeente 's-Hertogenbosch. Hierbij is 'energie' een belangrijk speerpunt binnen onze gemeente. Enerzijds door het realiseren van duurzame energievormen (zoals windturbines, zonnepanelen, warmtepompen) en anderzijds door het energiezuinig (neutraal) laten bouwen. Ook oplossingen voor waterbeheer dragen bij aan de ontwikkeling van een duurzame (toekomstbestendige) gemeente.
Energie
Zoals gezegd is energiebeheer een belangrijk speerpunt binnen duurzaamheidsambities van de gemeente 's-Hertogenbosch. De gemeente heeft doelen gesteld waaraan wordt gewerkt om te komen tot een klimaat neutrale gemeentelijke organisatie in 2020, een klimaatneutrale gebouwde omgeving in 2035 en 's-Hertogenbosch volledig klimaatneutraal in 2050. Deze ambities zijn fors te noemen, waarbij 'alles uit de kast' moet worden gehaald. Deze doelstelling betekent dat niet alleen de gemeente veel doet, maar ook de Bossche bedrijven, inwoners, ontwikkelaars, maatschappelijke groepen, woningcorporaties zullen hierin moeten investeren, samenwerken, creatief zijn en vooruitdenken. De gemeentelijke energie-ambitie en -doelstellingen zijn vastgelegd in het “Energie-transitieprogramma 's-Hertogenbosch 2016-2020”, vastgesteld door de gemeenteraad op 31 januari 2017. Ook het recente bestuursakkoord (2018-2022) stelt dat we als gemeente een serieuze bijdrage leveren om de klimaatverandering tegen te gaan, bijvoorbeeld via het opwekken van duurzame energie en het energiezuinig laten bouwen in onze gemeente.
BrabantWonen en de gemeente hebben prestatieafspraken vastgelegd, waarin hogere eisen en ambities ten aanzien van energie en duurzaamheid zijn afgesproken. Deze afspraken zijn vastgelegd in het Duurzaamheidsakkoord 2021-2025, de Meerjarige prestatieafspraken 2021-2025 en de Uitvoeringsagenda 2021. Bij de ontwikkeling van de nieuwbouw wordt aan deze afspraken voldaan. Nieuwe technieken worden waar mogelijk toegepast om een beter energieniveau te behalen.
Het nieuwe gebouw kent, zoals vrijwel alle gebouwen in het Paleiskwartier, een WKO-oplossing voor haar warmte- en koelbehoefte (zowel deel van Avans als de woningen). Er worden voor dit doel geen fossiele brandstoffen gebruikt. De nieuwbouw van Avans heeft verder uitsluitend luchtbehandelingsinstallaties met warmte terugwinning en alle ventilatie in het gebouw is vraaggestuurd.
Elektriciteit wordt opgewekt met PV-panelen. Hiermee wordt deels de energiebehoefte van het gebruik gedekt.
Woningen
Vanaf 1 juli 2018 mogen nieuwe woningen en andere nieuwe kleinverbruikers niet meer op aardgas worden aangesloten. Vanaf 1 januari 2020 moet nieuwbouw aan zogenaamde 'BENG-eisen' voldoen. BENG staat voor “Bijna Energie Neutraal Gebouw”. De nieuwbouw wordt vanzelfsprekend BENG opgeleverd.
Bedrijven
Bedrijven dienen te voldoen aan de energie-eisen conform het Activiteitenbesluit. Dit komt neer op het treffen van alle energiebesparende maatregelen die binnen een periode van 5 jaren zijn terugverdiend. Verder dient nieuwbouw van de bedrijfspanden vanaf 1 januari 2020 te voldoen aan BENG. De nieuwbouw wordt vanzelfsprekend BENG opgeleverd. Waar mogelijk wordt verder gemaximaliseerd op duurzaamheid, waaronder energie, binnen de financiële mogelijkheden.
Klimaatverandering
Het klimaat verandert. In Nederland krijgen we volgens de meest recente KNMI-modellen in de toekomst te maken met meer extreme weersomstandigheden zoals langere droge periodes, heftigere buien (met mogelijk meer onweer, neerslag, hagel en wind) en gemiddeld zal de temperatuur stijgen. Door hierop tijdig te anticiperen en aanpassingen door te voeren aan de fysieke leefomgeving van de stad en adaptief gedrag van haar inwoners te ondersteunen, blijft de stad van de toekomst veilig en leefbaar.
Om hittestress te voorkomen als gevolg van veel verstening en asfalt liggen bij (her)ontwikkeling in de bestaande stad kansen voor een klimaatadaptieve inrichting. Vooral het aanleggen van groen en aanplanten van bomen zorgt voor verkoeling. Voor bomen is het belangrijk dat ze voldoende ondergrondse groeiruimte krijgen en altijd van voldoende water zijn voorzien. Voor een klimaatadaptieve inrichting van het plan worden onderstaande maatregelen uitgevoerd:
- Realisatie van een deel van het gebouw (het bouwblok op de hoek Onderwijsboulevard / Markiezenstraat) met een groen dak met waterretentie;
- Realisatie van een groen binnenterrein, dat grotendeels als waterretentie kan worden ingezet;
- Hemelwater wordt aldus op eigen terrein opgevangen en voorkomen wordt dat hemelwater op het riool moet worden geloosd;
- Gedeeltelijk realisatie van een groene gevel;
- Aanplant nieuwe bomen op binnenterrein en naastgelegen gemeentelijke strook in de Markiezenstraat;
- Realiseren van zonwering op oost-, west- en zuidgevels ter voorkoming van hitte in het pand zelf. Daarnaast is in het gevelontwerp van de nieuwbouw gestuurd op maximale schaduwval op het glas.
Hiermee wordt binnen de reële mogelijkheden op de onderhavige locatie bijgedragen aan een klimaatadaptieve leefomgeving.
Duurzame mobiliteit
Tot slot is het mobiliteitsbeleid van Avans ook sterk gericht op duurzaamheid. Dit komt onder meer tot uitdrukking doordat:
- Alleen docenten mogen parkeren in de parkeergarage onder de nieuwbouw. Studenten niet; zij worden gestimuleerd om van andere vervoersmiddelen gebruik te maken;
- Gebruik van het openbaar vervoer wordt gestimuleerd doordat de nieuwbouwlocatie (evenals het huidige gebouw) is gekozen op een locatie op korte afstand van het centraal station en door een goede looproute te creëren naar zowel de bestaande als de nieuwe bebouwing;
- Fietsgebruik wordt gestimuleerd door voldoende en goed bruikbare/bereikbare fietsparkeervoorzieningen.
Zie nader over dit onderwerp ook paragraaf 3.4.
Overige duurzaamheidsaspecten
Duurzaamheid houdt niet alleen in, dat rekening wordt gehouden met klimaatverandering en energie, maar komt tevens tot uitdrukking in slim multifunctioneel en efficiënt ruimtegebruik en het zoveel mogelijk beperken van het gebruik van schaarse grondstoffen. Het ontwerp van de nieuwbouw draagt aan deze duurzaamheidsaspecten in bredere zin op verschillende manieren bij:
- Flexibiliteit in het bouwontwerp: door de modulaire opzet van het ontwerp (bouwkundig en installatietechnisch) kan goed worden ingespeeld op veranderende eisen van gebruikers, zoals een groei van het aantal opleidingen en/of studenten, andere onderwijsvormen, transitie van onderwijsruimten naar kantoorruimten, etc. Hierdoor is duurzaam en efficiënt ruimtegebruik ook op middellange en lange termijn mogelijk.
- Het gebouw is voorbereid op uitbreiding van haar volume en is zo flexibel dat delen ervan zelfs eenvoudig zijn om te bouwen tot woningen. Dat maakt dat het gehele te ontwikkelen gebied maximaal kan inspelen op de vragen van de toekomst, zonder dat daartoe grootschalige verbouwingen en/of nieuwbouw nodig zijn.
- Er wordt bewust gebruik gemaakt van materialen. Op plaatsen waar in de toekomst wijzigingen te verwachten zijn (binnenruimten) wordt materiaal gekozen dat makkelijk vervangbaar is en herbruikbaar is (bijvoorbeeld binnenwandsystemen en plafonds). Daar waar materiaal ingezet wordt dat de gehele levensduur van het gebouw zal functioneren, is gekozen voor materiaal dat deze functie ook kent en minimaal onderhoud zal vragen (bijvoorbeeld de bouwkundige schil van het gebouw).
- Bij de sloop van de voormalige bebouwing in het plangebied is duurzaamheid als eis in de aanbesteding gesteld. Liefst 95% van het materiaal dat hierbij gesloopt is, wordt hergebruikt. Dit is o.a. vastgelegd in certificaten.
- Bij de realisatie van het gebouw wordt ook het toepassen van hergebruikte materialen toegestaan.
- Bij de bouw van de woningen zijn de principes van ”the natural step“ van toepassing.
Initiatiefnemers Avans en BrabantWonen hebben duurzaamheid in brede zin als speerpunten in hun beleid opgenomen. Een duurzame ontwikkeling van de onderhavige nieuwbouw en het binnenterrein vormt dan ook een integraal onderdeel van het plan.
5.12 Milieueffectrapportage
Nagegaan is of voor dit bestemmingsplan een Milieueffectenrapport of een M.e.r.-beoordeling opgesteld moet worden. Voor ruimtelijke plannen dient een m.e.r.(beoordeling) te worden opgesteld indien:
- a. er sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteit op grond van de bijlagen bij het Besluit m.e.r.;
- b. voor het plan een passende beoordeling op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) is vereist.
ad a.
In de bijlage bij het Besluit m.e.r. is opgenomen welke activiteiten m.e.r.-plichtig zijn (de C-lijst) en welke activiteiten m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn (de D-lijst). De activiteiten die dit bestemmingsplan mogelijk maakt zijn op grond van de bijlagen bij het Besluit niet m.e.r. (beoordelings)plichtig. Dit project kan aangeduid worden als een stedelijk ontwikkelingsproject (bijlage D 11.2).
Een stedelijk ontwikkelingsproject is m.e.r. beoordelingsplichtig indien het betreft een gebied met een oppervlakte van meer dan 100 hectare, of meer dan 2.000 woningen of meer dan 200.000 bruto vloeroppervlakte bevat. Aan al deze criteria voldoet het plangebied niet, dus op grond hiervan is geen m.e.r. nodig. Het plangebied heeft een omvang van ca. 12.500 m² en voorziet in een programma met maximaal 24.500 m bvo aan onderwijsvoorzieningen, maximaal 210 woningen en maximaal 300 m² horeca. De omvang van het project ligt hiermee aanzienlijk onder de genoemde drempelwaarden.
Verder blijkt uit de in dit hoofdstuk beschreven onderzoeken dat er geen (mogelijke) belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu te verwachten zijn als gevolg van het project. De locatie ligt in sterk verstedelijkt gebied, derhalve buiten gebieden die als 'gevoelig gebied' worden aangemerkt. Gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, zijn geen belangrijke nadelige milieugevolgen aan de orde, die een milieueffectrapportage rechtvaardigen. Het opstellen van een m.e.r. wordt dan ook niet noodzakelijk geacht. Hierover neemt het bevoegd gezag voorafgaande aan de publicatie van het ontwerpbestemmingsplan een separaat besluit.
ad b.
Het plangebied ligt in stedelijk gebied en op circa 0,7 km van Natura 2000-gebied Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek. Overige Natura 2000-gebieden liggen op aanzienlijk grotere afstand.
De gewenste ontwikkeling in het plangebied zal geen significant negatief effect hebben op het Natura 2000-gebied. In paragraaf 5.13 is dit nader onderbouwd. Een rechtstreekse m.e.r.-(beoordelings-)plicht is derhalve niet aan de orde.
5.13 Ecologie
Toetsingskader
De bescherming van de natuur is vastgelegd in de Wet natuurbescherming (Wnb). De Wet natuurbescherming (Wnb) geeft het wettelijke kader voor de bescherming van natuurgebieden en voor soortenbescherming. Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wnb ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en gebieden de uitvoering van het plan niet in de weg staan. De provincie is bevoegd gezag voor de toetsing van handelingen met mogelijke gevolgen voor beschermde dier- en plantensoorten (de soortenbeschermingsbepalingen) én voor Natura 2000-gebieden (de gebiedenbeschermingsbepalingen). Alleen bij ruimtelijke ingrepen waarmee grote nationale belangen zijn gemoeid, blijft het Rijk bevoegd gezag.
Daarnaast vindt beleidsmatige gebiedsbescherming plaats door middel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN), de voormalige Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Ook in dit kader zijn de provincies het bevoegd gezag.
Gebiedsbescherming vanuit de Wet natuurbescherming
De Wet natuurbescherming, heeft voor wat betreft gebiedsbescherming, betrekking op de Europees beschermde Natura 2000-gebieden. Als er naar aanleiding van projecten, plannen en activiteiten, afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten, mogelijkerwijs significante effecten optreden, dienen deze bij de voorbereiding van een bestemmingsplan in kaart te worden gebracht en beoordeeld.
Natura 2000-gebieden hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden en verstoring kunnen veroorzaken, moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Een ruimtelijk plan dat significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied kan alleen worden vastgesteld indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
- alternatieve oplossingen zijn niet voorhanden;
- het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard; en
- de noodzakelijke compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.
Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de beschermde natuur in een Natura 2000-gebied zijn vergunningsplichtig.
Gebiedsbescherming vanuit provinciaal beleid
Het Natuurnetwerk Nederland (voorheen: Ecologische Hoofdstructuur (EHS)) is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones met als doel natuurgebieden beter met elkaar en met het omringende agrarisch gebied te verbinden.
Conform artikel 1.12 van de Wet natuurbescherming dragen gedeputeerde staten in hun provincie zorg voor de totstandkoming en instandhouding van een samenhangend landelijk ecologisch netwerk, genaamd 'Natuurnetwerk Nederland'. Zij wijzen daartoe in hun provincie gebieden aan die tot dit netwerk behoren. De planologische begrenzing en beschermingsregimes van het Natuurnetwerk Nederland loopt via het traject van de provinciale ruimtelijke structuurvisies en verordeningen.
Voor deze gebieden geldt een planologisch beschermingsregime. Activiteiten in deze gebieden zijn alleen toegestaan als ze geen negatieve effecten hebben op de wezenlijke kenmerken of waarden of als deze kunnen worden tegengegaan met mitigerende maatregelen.
Soortenbescherming
De Wet natuurbescherming onderscheidt beschermingsregimes voor soorten op grond van internationale verdragen, aangevuld met soorten die vanuit een nationaal oogpunt beschermd worden. Hierdoor zijn er in de Wet natuurbescherming drie verschillende verbodsartikelen per categorie soorten;
- soorten van de Vogelrichtlijn (artikel 3.1);
- soorten van de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn (artikel 3.5);
- andere soorten (artikel 3.10).
Per beschermingsregime is aangegeven welke verboden er gelden en onder welke voorwaarden ontheffing of vrijstelling kan worden verleend door het bevoegd gezag. Volgens artikel 3.31 zijn de verboden, bedoeld in de artikelen 3.1, 3.5 en 3.10 niet van toepassing op handelingen die zijn beschreven in en aantoonbaar worden uitgevoerd overeenkomstig een door het Ministerie van Economische Zaken goedgekeurde gedragscode en die plaatsvinden in het kader van bestendig beheer, bestendig gebruik, of ruimtelijke ontwikkeling of inrichting.
Onderzoek
Soortenbescherming
In 2020 is door Staring Advies een ecologische quickscan uitgevoerd. Deze rapportage is opgenomen als Bijlage 5. Uit de rapportage is gebleken dat nader onderzoek naar vleermuizen noodzakelijk was, voorafgaand aan de sloop van de voormalige bebouwing. Daarnaast diende rekening te worden gehouden met algemene broedvogelsoorten. Ten aanzien van het toekomstige gebruik zijn er geen belemmeringen.
Bij de start van de sloop van de voormalige bebouwing was abusievelijk geen vervolgonderzoek naar vleermuizen uitgevoerd. Na stillegging van de sloop is alsnog een nader onderzoek uitgevoerd (Bijlage7). Hierbij is de situatie ter plekke in kaart gebracht en is een preventief migratieplan opgesteld met voorwaarden waaronder de sloop kon worden hervat. Met inachtneming van het preventief migratieplan is de sloop vervolgens uitgevoerd. In oktober 2020 is door de Omgevingsdienst Brabant-Noord geconstateerd dat er geen sprake (meer) was van overtreding van de Wet natuurbescherming (Bijlage8).
Ten aanzien van de toekomstige werkzaamheden zijn er geen belemmeringen meer vanuit het aspect soortenbescherming. In de huidige situatie bevat het plangebied geen geschikt habitat voor beschermde soorten. Aanbevolen wordt evenwel om te voorkomen dat beschermde soorten zich ter plaatse kunnen vestigen voor aanvang van de werkzaamheden.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet in het NNN. Dergelijke gebieden liggen op circa 500 meter afstand. Negatieve effecten op de kenmerken van deze gebieden zijn, gelet op de afstand en het tussenliggende stedelijke gebied, uitgesloten.
Circa 700 meter ten zuiden van het plangebied ligt het Natura 2000-gebieden 'Vlijmens Ven, Moerputten en Bossche Broek'. Overige Natura 2000-gebieden bevinden zich op meer dan 6 kilometer afstand. Uit de ecologische quickscan (Bijlage 5) blijkt dat er geen sprake zal zijn van significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden als gevolg van directe verstoringsfactoren, zoals verontreiniging, verstoring, verdroging en oppervlakteverlies. Negatieve effecten kunnen enkel aan de orde zijn in de vorm van stikstofdepositie. Omdat dergelijke effecten op voorhand niet uitgesloten zijn, is een stikstofdepositieberekening uitgevoerd. Deze rapportage is opgenomen in Bijlage 6.
De stikstofdepositieberekening is conform de Wet stikstofreductie en natuurverbetering uitgevoerd voor de gebruiksfase van het plan. Hierbij is de worst case situatie wat betreft het aantal verkeersbewegingen als uitgangspunt genomen (zie hierover nader paragraaf 3.4.1). Op basis van de toekomstige situatie treedt een depositie van maximaal 0,01 mol/ha/j op stikstofgevoelige habitats van het Natura 2000-gebied 'Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek' op.
Omdat de depositie >0,00 mol/ha/j bedraagt, is onderzocht op het project een afname van stikstofdepositie ten opzichte van de referentiesituatie oplevert. De referentiesituatie betreft volgens de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het feitelijk bestaande, planologisch toegestane gebruik ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan. In het geval het feitelijk bestaande, planologisch toegestane gebruik vóór vaststelling onomstotelijk is beëindigd ten behoeve van de ontwikkeling die met het betreffende bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, dan mag deze beëindigde situatie echter onderdeel uitmaken van de referentiesituatie (zie de uitspraak ABRS 1 september 2021, kenmerk ECLI:NL:RVS:2021:1960). Ook is vereist dat in de tussenliggende periode geen stikstofveroorzakende activiteiten zijn uitgevoerd. Deze situatie doet zich hier voor: het voorgaande gebruik als onderwijsinstelling, meest recent door de kunstacademie AKV I St. Joost, is beëindigd en niet meer hervat om de onderhavige planontwikkeling mogelijk te maken. Met dat doel is de bebouwing ook gesloopt. Nadien heeft het terrein braak gelegen.
Er is derhalve een verschilberekening uitgevoerd tussen de referentiesituatie met invulling van het voormalige pand voor onderwijsdoeleinden en de worst case situatie, die met het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt. Uit deze verschilberekening volgt dat er geen toename van stikstofdeposities op gevoelige habitats van Natura 2000-gebieden optreden. Er zijn geen verschillen >0,00 mol/ha/j berekend. Door middel van interne saldering kunnen significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden dan ook worden uitgesloten.
Conclusie
De aspecten soortenbescherming en gebiedsbescherming vormen geen belemmering voor het plan. Het plan kan worden uitgevoerd zonder overtreding van de Wnb. Significant negatieve effecten op beschermde Natura 2000-gebieden zijn uitgesloten.
5.14 Archeologie En Cultuurhistorie
5.14.1 Archeologie
Toetsingskader
De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor het archeologiebeleid van de gemeente. Dit beleid is op 15 juni 2010 vastgesteld. Ten behoeve van het beleid zijn voor archeologische waarden en archeologische verwachtingsgebieden binnen de gemeentegrenzen specifieke eisen of voorwaarden opgesteld en verwerkt tot een archeologische beleidskaart. De zones met een hoge en middelhoge archeologische verwachting zijn op de beleidskaart vertaald in zones waar verspreide nederzettingen en grafvelden uit de prehistorie, Romeinse tijd en Middeleeuwen aanwezig zijn (al dan niet afgedekt door een recent ophogingspakket). Voor de zones met een lage verwachting zijn op de beleidskaart geen nadere eisen opgenomen. Wel zal bij m.e.r. plichtige projecten en projecten die onder de Tracéwet vallen nader onderzoek worden verlangd.
Onderzoek
Op basis van het vigerende bestemmingsplan 'Paleiskwartier-Willemspoort-Station' heeft het noordelijke deel van het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3'. Op basis hiervan heeft het plangebied een middelhoge archeologische verwachting. De gemeente 's-Hertogenbosch is inmiddels echter tot andere inzichten gekomen en op de nog vast te stellen archeologische beleidskaart heeft het plangebied een lage archeologische verwachting (zie afbeelding 5.3). Op basis van deze verwachtingswaarde is een archeologisch onderzoek ook niet noodzakelijk. Onderstaande onderbouwing gaat hier verder op in.
Archeologische waarden en verwachtingen
Het plangebied ligt op de locatie van de voormalige kunstacademie van Avans, waar voorheen het bedrijf Remington Rand, een schrijfmachinefabriek, was gesitueerd. Volgens de archeologische waarden- en verwachtingenkaart van de gemeente 's-Hertogenbosch geldt voor het terrein deels een lage en deels een middelhoge archeologische verwachting.
De middelhoge archeologische verwachtingswaarde is gebaseerd op het feit dat het plangebied 'Paleiskwartier-Willemspoort-Station' grotendeels in een dekzandvlakte is gelegen. Het dekzandlandschap is ontstaan tijdens de laatste ijstijd en bestaat uit zand dat lokaal is opgestoven omdat het niet langer werd vastgehouden door vegetatie. De dekzandruggen en koppen vormen een onderdeel van een zeer grote (onderbroken) dekzandrug die ook onder de historische binnenstad van 's-Hertogenbosch wordt aangetroffen en verder doorloopt via Rosmalen naar Oss. De hoger gelegen dekzandruggen zijn reeds vanaf de prehistorie een geliefde plaats voor bewoning geweest.
Tijdens het beleg van 's-Hertogenbosch in 1629 heeft ter hoogte van de huidige Vlijmenseweg, de Oude Vlijmenseweg, de Simon Stevinweg en de Christiaan Huygensweg een linie van dijken en schansen gelegen. Voor de aanleg van de linie werd vaak gebruik gemaakt van reeds bestaande hoogtes (dijken, wegen en dekzandruggen). Vermoedelijk is een groot deel van linie kort na het beleg al weer afgebroken en zijn wallen en schansen geslecht maar het is ook aannemelijk dat reeds bestaande wegen en dijken intact bleven. De locatie van de linie van 1629 is gebaseerd op een historische kaart die is overgezet naar de huidige topografie. Omdat de oorspronkelijke positie van de verdedigingswerken niet goed is te bepalen, is er een bredere band aangegeven waar sporen van de verdedigingswerken kunnen worden verwacht.
Niet enkel voor de linie 1629 was een brede band ingetekend op de huidige archeologische beleidskaart. Voor de rest van de verwachtingsgebieden werd ook een ruime marge aangehouden, zo ook voor de vindplaatsen bij dekzandruggen, op basis waarvan de middelhoge archeologische verwachtingswaarde aan het plangebied is toegedeeld. Dit is destijds zo gedaan omdat weinig archeologisch onderzoek was verricht.
Inmiddels is meer archeologisch onderzoek uitgevoerd in de nabijheid van het plangebied. Op basis van de nieuw verkregen informatie is de archeologische verwachtingswaarde bijgesteld. In figuur 5.6 is een uitsnede weergegeven van de (nog vast te stellen) archeologische waarden- en verwachtingenkaart die is opgesteld op basis van deze nieuwe inzichten. Op basis hiervan wordt nader onderzoek voor het plangebied niet noodzakelijk geacht en wordt in het plan geen archeologische dubbelbestemming opgenomen.
![]() |
Figuur 5.6 Nieuwe inzichten archeologische verwachtingen (plangebied rood omlijnd) |
Conclusie
Op basis van de nieuwe archeologische verwachtingswaarde (laag) hoeft geen archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
5.14.2 Cultuurhistorie
In het plangebied en de directe omgeving zijn momenteel geen cultuurhistorische waarden aanwezig. Het betreft een gebied in ontwikkeling. Op de plek waar momenteel het Paleiskwartier is en wordt ontwikkeld, was voorheen het bedrijventerrein De Wolfsdonken aanwezig. Dit bedrijventerrein is in de eerste helft van de 20e eeuw ontwikkeld en betekende de eerste stap 'over het spoor' vanuit de historische binnenstad. Figuur 5.8 geeft een beeld van de architectuur en opzet van het voormalige bedrijventerrein. Het bedrijventerrein heeft tot het eind van de 20e eeuw gefunctioneerd, maar raakte steeds verder in verval. In de jaren '90 ontstond de mogelijkheid om aan de westzijde van het NS-station een hoogwaardige kantoor- en woningbouwlocatie te ontwikkelen. Op 19 januari 1995 stelde de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch bestemmingsplan 'Westzijde station La Gare e.o.' vast. De gemeenteraad bood hiermee het bestuurlijk en juridisch kader voor de ontwikkeling van een nieuwe hoogwaardige kantoor- en woningbouwlocatie. Dit vormde de start van de ontwikkeling van het noordelijk deel van het Paleiskwartier. Het zuidelijk deel is in de afgelopen 20 jaar getransformeerd en nadert haar voltooiing.
![]() |
Figuur 5.7: luchtfoto bedrijventerrein De Wolfsdonken, plangebied omkaderd |
![]() |
Figuur 5.8: bebouwing voormalig bedrijventerrein De Wolfsdonken |
De gesloopte bebouwing in het plangebied was één van de laatste overblijfselen van De Wolfsdonken. Uit die periode staat alleen het zogenaamde sheddakencomplex in Paleiskwartier, dit pand is beschermd als gemeentelijk monument. De bebouwing, waarin voorheen het Remington-bedrijf was gevestigd, bestond uit één bouwlaag met kenmerkende platte puntdaken. Aan de Onderwijsboulevard was een hoger gedeelte met grote raampartijen gesitueerd. Deze bebouwing was wat betreft architectuur en materiaalgebruik representatief voor De Wolfsdonken.
Voor de voormalige bebouwing, waar Remington Randfabriek in was gevestigd, heeft stichting 's-Hertogenbossche Monumentenzorg in juni 2016 het college van B&W verzocht het pand te beschermen als gemeentelijk monument. Het college van B&W heeft geconstateerd dat het pand wel cultuurhistorisch van belang was, maar niet zodanig om over te gaan tot plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst. Behoud van het gebouw was in dat opzicht wel wenselijk, maar kon niet als noodzakelijk worden betiteld. Wel is op basis van het advies van de Monumenten- en Welstandscommissie door het college van B&W uitdrukkelijk gevraagd om de “cultuurhistorie (zowel met betrekking tot het voormalige fabrieksgebouw als het gebied – het eerste ontwikkelde industrieterrein De Wolfsdonken in 's-Hertogenbosch) te betrekken in de planvorming voor herontwikkeling van de locatie. De commissie onderschrijft het door de stichting beargumenteerde cultuurhistorische belang van het gebouw/de locatie voor het gebied".
In de nieuwbouw worden kenmerken uit de (cultuur)historie van De Wolfsdonken meegenomen in de uitstraling. De gebouwen zijn ritmisch en modulair opgebouwd, zoals de oude industriële panden van De Wolfsdonken dat ook waren (zie figuur 5.8). Materialen als beton en metselwerk, staal en glas verwijzen naar de historie van het gebied, evenals de gelamineerde houten liggers en stalen spanten vanuit het Remingtongebouw, die worden hergebruikt in het atrium c.q. op het campusterrein. Op deze wijze is in het ontwerp van de nieuwbouw voldoende rekening gehouden met de cultuurhistorische waarde van de planlocatie.
Hoofdstuk 6 Juridisch-bestuurlijke Aspecten
6.1 Algemeen
Dit bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding. De regels en de verbeelding tezamen bieden het juridische (bindende) kader. Voor de regels en de verbeelding is naast aansluiting bij de SVBP2012 ook aansluiting gezocht bij de gemeentelijke standaard. Dit betekent onder meer dat de opbouw van de regels (zoveel mogelijk) standaard is.
6.2 Toelichting Op De Verbeelding
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de gronden in het plangebied aangegeven. In dit bestemmingsplan zijn de bestemmingen 'Gemengd' en 'Verkeer' opgenomen. Daarnaast zijn er een bouwvlak en enkele nadere aanduidingen op de verbeelding opgenomen. De juridische betekenis van de aanduidingen is in de regels van het bestemmingsplan terug te vinden. De bestemmingen worden in de volgende paragraaf nader toegelicht.
6.3 Toelichting Op De Planregels
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- Inleidende regels: hierin worden de begrippen toegelicht en de wijze van meten omschreven. Deze aspecten zijn belangrijk voor het toepassen en interpreteren van de regels in de overige hoofdstukken.
- Bestemmingsregels: hierin zijn de regels verbonden aan de bestemming en aanduiding opgenomen. Deze regels geven per bestemming een doeleindenomschrijving, bouwregels, mogelijke afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden aan. Ook geven de regels onder bestemmingen bevoegdheden aan tot het stellen van nadere eisen en/of de plicht voor een werk, geen bouwwerk zijnde, een omgevingsvergunning aan te vragen.
- Algemene regels: in dit hoofdstuk staan de anti-dubbeltelregel en de algemene aanduidings- bouw-, gebruiks- en afwijkingsregels;
- Overgangs- en slotregels: in dit hoofdstuk zijn de gebruikelijke regels voor elk bestemmingsplan te vinden, namelijk de overgangsregels voor bouwwerken en gebruik en de citeertitel.
Inleidende regels
De artikelen in deze paragraaf hebben betrekking op de toepassing van de bestemmingsplanregels. In artikel 1 wordt een omschrijving van de in de regels gehanteerde begrippen gegeven. De bepalingen, welke verplicht gesteld zijn en opgenomen in de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012), zijn overgenomen in de regels. Daarnaast zijn in artikel 1 de begrippen overgenomen die ook worden gehanteerd in de Wet algemeen bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (Bor). In artikel 2 is vastgelegd hoe er bij toepassing van de regels wordt gemeten.
Bestemmingsregels
De regels behorende bij de bestemmingen hebben een uniforme opbouw. Voor zover aanwezig zijn de regels als volgt opgebouwd:
- bestemmingsomschrijving
- bouwregels
- nadere eisen
- afwijken van de bouwregels
- specifieke gebruiksregels
- afwijken van de gebruiksregels
- wijzigingsbevoegdheid.
In de bestemmingsomschrijving wordt beschreven waar de als zodanig aangewezen gronden voor zijn bestemd. De bouwregels en de specifieke en algemene gebruiksregels zijn gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving.
Het bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:
Gemengd
Vrijwel het gehele plangebied krijgt de bestemming 'Gemengd'. Deze bestemming wordt het meest passend geacht, omdat er sprake is van enkele verschillende functies (wonen, onderwijs, verblijfsgebied, horeca en bijbehorende voorzieningen). Binnen de bestemming zijn onderwijsvoorzieningen, woningen (gestapelde sociale huurwoningen en/of studentenwoningen), horeca in nader aangegeven categorieën en conform de in de gebruiksregels opgenomen openingstijden, parkeervoorzieningen, verblijfsgebied, groen, water, e.d. toegestaan. Door middel van functieaanduidingen is deze bestemming nader gedetailleerd. Zo is aangegeven dat wonen uitsluitend is toegestaan in de zone aan de Statenlaan en Markiezenlaan en horeca uitsluitend op de begane grond in de noordoostelijke hoek. Tevens zijn de maximale omvang van de onderwijsvoorzieningen, horeca en het maximum aantal woningen beschreven.
In de bouwregels zijn de bebouwingsmogelijkheden beschreven. Er is één bouwvlak opgenomen op basis van het beoogde bouwplan. Gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd. de bouwgrenzen mogen door ondergeschikte bouwdelen, zoals balkons, worden overschreden. De maximale bouwhoogten zijn op de verbeelding aangegeven. In de bouwregels zijn tevens regels voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde opgenomen. In de noordoostelijke en zuidwestelijke hoeken dient een onderdoorgang te worden gerealiseerd ten behoeve van de doorgaande voetgangersverbinding.
Verkeer
Aan de Onderwijsboulevard is een strook grond bestemd als 'Verkeer'. Deze gronden zullen worden toegevoegd aan het openbaar gebied en zijn bestemd voor verblijfsgebied, wegen, straten, paden en pleinen, fiets- en/of voetpaden, parkeervoorzieningen en bijbehorende voorzieningen.
Binnen de bestemming mag uitsluitend ten dienste van de bestemming. De bebouwingsmogelijkheden zijn in de bouwregels beschreven. Er zijn in principe uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.
Algemene regels
In de algemene regels komen de anti-dubbeltelregel, de algemene bouwregels, de algemene gebruiksregels en de algemene afwijkingsregels aan de orde. Deze bepalingen gelden voor het gehele plangebied. In dit hoofdstuk is onder meer een regeling ten aanzien van het parkeren opgenomen.
Overgangs- en slotregels
In dit hoofdstuk zijn tot slot de voor elk bestemmingsplan op te nemen overgangs- en slotregels opgenomen.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Op grond van afdeling 6.4 van de Wro geldt voor de gemeente de verplichting tot kostenverhaal in de gevallen die zijn aangewezen in het Bro. Het Bro stelt kostenverhaal verplicht in geval er sprake is van een van de volgende bouwplannen:
- de bouw van één of meer woningen en andere hoofdgebouwen;
- de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1.000 m² bruto-vloeroppervlakte of met één of meer woningen;
- de verbouwing van één of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits tenminste 10 woningen worden gerealiseerd;
- de verbouwing van één of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1.500 m² bruto-vloeroppervlakte bedraagt;
- de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m² bruto-vloeroppervlakte.
Dit bestemmingsplan voorziet in een bouwplan, omdat er een nieuwe hoofdgebouw wordt opgericht. Met de ontwikkelende eigenaar van de gronden is een anterieure overeenkomst afgesloten, waarin het kostenverhaal is geregeld. Het kostenverhaal is daarmee anderszins verzekerd. Daarnaast zijn er in de anterieure overeenkomst afspraken gemaakt over de mogelijke planschade en/of nadeelcompensatie ten gevolge van de ontwikkeling. Deze mogelijke kosten komen niet ten laste van de gemeente.
De economische uitvoerbaarheid is hiermee in voldoende mate aangetoond.
Hoofdstuk 8 Inspraak, Vooroverleg En Vaststellingsprocedure
Inspraak en omgevingsdialoog
Voorafgaand aan en gedurende de planvoorbereiding heeft een uitgebreid participatietraject plaatsgevonden, waarin verschillende groepen belanghebbenden bij de planvorming zijn betrokken. Deze omgevingsdialoog heeft zorgvuldig plaatsgevonden. Vanwege deze zorgvuldigheid en de gewenste voortgang van het plan is besloten om geen gelegenheid te bieden tot inspraak, maar direct over te gaan naar het ontwerpbestemmingsplan.
Hieronder een nadere toelichting op de omgevingsdialoog.
Avans en BrabantWonen hebben omwonenden, studenten, bedrijven in de omgeving en overige stakeholders (waaronder de Avans Academie Associate degrees en de Academie voor Marketing en International Business (AMIB)) vanaf 2020 voortdurend op de hoogte gehouden. Via nieuwsberichten in verschillende media, middels een eigen website en via een centraal mailadres zijn deze betrokkenen en anderen op de hoogte gehouden en is er voortdurend gelegenheid geweest tot het stellen van vragen, die persoonlijk zijn beantwoord. Ook zijn er enkele nieuwsberichten direct aan omwonenden verstuurd, onder meer aangaande de sloop van de voorheen aanwezig bebouwing. Daarnaast is een aantal informatiebijeenkomsten gehouden. Hierna volgt een beknopt overzicht van deze bijeenkomsten in het kader van de omgevingsdialoog.
- 17 december 2020: online informatieavond voor omwonenden, waarin het plan is toegelicht, vragen zijn beantwoord en opmerkingen zijn verzameld. Omwonenden zijn vooraf uitgenodigd voor deze bijeenkomst;
- april-juni 2021: diverse informatiesessies, waarin een presentatie van de stand van zaken door de initiatiefnemers is gegeven aan verschillende stakeholders;
- 30 juni 2021: online informatieavond voor omwonenden en betrokkenen van Avans (studenten en medewerkers). Hierin is het (op onderdelen aangepaste en verder uitgewerkte) plan is toegelicht, met als doel om duidelijkheid over en enthousiasme voor het nieuwbouwplan te creëren. Verder zijn vragen beantwoord en opmerkingen c.q. aandachtspunten verzameld. Tot slot was de bedoeling om de betrokkenen mee te laten kijken en te betrekken bij de gekozen ontwerprichting voor de nieuwbouw. De bijeenkomst is goed ontvangen en heeft concrete feedback opgeleverd, waarvan een gedeelte ook in het definitief ontwerp van het gebouw en terrein is verwerkt.
- 20 juli 2021: bespreking met enkele belanghebbenden over specifieke zaken, zoals afvalcontainers en bezonning.
Van de informatiebijeenkomsten d.d. 17 december 2020 en 30 juni 2021 zijn verslagen gemaakt. Veel gestelde vragen en de antwoorden daarop zijn raadpleegbaar gemaakt via de website van Avans (https://gebouwen.avans.nl/introductie/s-hertogenbosch/onderwijsboulevard-256).
Op basis van de beide informatiebijeenkomsten zijn zowel het bouwplan als het inrichtingsplan nader uitgewerkt en op onderdelen aangepast. Belangrijke aanpassingen in dit kader zijn onder meer het vergroenen van een deel van de Markiezenstraat, het toegankelijk maken van het binnenterrein via de Markiezenstraat, het beperken van de bouwhoogte aan de zuidkant van het plan (Onderwijsboulevard/Markiezenstraat) en het iets terug leggen van de bebouwing aan de Markiezenstraat. Waar mogelijk is hierbij rekening gehouden met aandachtspunten of opmerkingen, die vanuit de omgevingsdialoog naar voren kwamen.
Gedurende de verdere voorbereiding van het bestemmingsplan en de bijbehorende vergunningen blijven de initiatiefnemers de betrokkenen op de hoogte houden en blijft er gelegenheid tot het stellen van vragen.
Met andere stakeholders is rondom het planvormingsproces contact geweest. Voorafgaand aan de publicatie van het ontwerpbestemmingsplan is overleg gevoerd met de Stichting 's-Hertogenbossche Monumentenzorg over de wijze waarop cultuurhistorie in het bouwontwerp is verwerkt (zie daarover ook paragraaf 5.14.2). Tevens is meermaals overleg gevoerd met Wijkbelangen Paleiskwartier.
Vooroverleg
Bij de voorbereiding van het (ontwerp)bestemmingsplan heeft ook het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) met diensten van het Rijk en de Provincie en met betrokken maatschappelijke organisaties plaatsgevonden.
De provincie heeft aangegeven dat er geen provinciale belangen in het geding zijn en heeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen gezien.
Ontwerpbestemmingsplan
De wettelijke procedure van de herziening van het bestemmingsplan start met de ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan. Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 28 maart 2022 gedurende zes weken analoog ter inzage gelegen in het informatiecentrum van de gemeente ’s-Hertogenbosch. De stukken waren ook digitaal te raadplegen. Vanaf 28 maart tot en met 9 mei 2022 (zes weken) heeft ingevolge artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening eenieder schriftelijk of mondeling een zienswijze omtrent het ontwerp kenbaar kunnen maken bij de gemeenteraad respectievelijk het college van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Hertogenbosch.
De terinzagelegging is bekendgemaakt in het Gemeenteblad van ‘s-Hertogenbosch d.d. 25 maart 2022 en via de gemeentelijke website vanaf 25 maart 2022.
Er zijn in totaal 12 zienswijzen ingediend. De zienswijzen zijn (geanonimiseerd) samengevat en van een reactie voorzien in de 'Nota zienswijzen bestemmingsplan "Onderwijsboulevard 256"'. De zienswijzen hebben aanleiding gegeven tot één aanpassing in het bestemmingsplan. Dit betreft een nadere specificering van de openingstijden van de horecavoorziening in de planregels.
Vaststelling bestemmingsplan
Het bestemmingsplan is vervolgens met inachtneming van de genoemde wijziging op 4 oktober 2022 vastgesteld door de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch. Na vaststelling wordt het bestemmingsplan wederom gedurende zes weken ter inzage gelegd. In deze periode kan beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State worden ingediend.
Bijlage 1 Bomeneffectanalyse
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Wegverkeer
Bijlage 2 Akoestisch onderzoek wegverkeer
Bijlage 3 Bouwkundig Onderzoek
Bijlage 3 Bouwkundig onderzoek
Bijlage 4 Bodemonderzoek
Bijlage 5 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 5 Quickscan flora en fauna
Bijlage 6 Stikstofdepositie-onderzoek
Bijlage 6 Stikstofdepositie-onderzoek
Bijlage 7 Preventief Migratieplan
Bijlage 7 Preventief migratieplan