Kapelstraat 34, Elshout
Bestemmingsplan - Gemeente Heusden
Vastgesteld op 14-05-2024 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 Plan
Het bestemmingsplan Kapelstraat 34, Elshout met identificatienummer NL.IMRO.0797.BPKapels34Elshout-VG01van de gemeente Heusden.
1.2 Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 Aanbouw
Een aanbouw is een toevoeging van een afzonderlijke ruimte aan het hoofdgebouw. Een aanbouw is toegankelijk vanuit het hoofdgebouw. Een aanbouw is bouwkundig ondergeschikt aan het hoofdgebouw.
1.4 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 Aan huis verbonden beroep of bedrijf
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hieronder wordt niet verstaan het geven van cursussen door een professionele organisatie met meerdere docenten, een auto- of scooter reparatiebedrijf, een afhaalgelegenheid voor eten of bedrijfsmatige kinderopvang.
1.7 Achtergevel
Een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel
1.8 Achtergevelrooilijn
De achterste grens van een bouwvlak, alsmede het verlengde daarvan, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd. Indien er geen sprake is van een achterste grens van een bouwvlak dan wel geen bouwvlak is aangegeven: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw - zonder aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen - alsmede het verlengde daarvan.
1.9 Agrarisch bedrijf
Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.
1.10 Agrarisch-technisch hulpbedrijf
Bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten waarbij gemechaniseerd loonwerk ten behoeve van land-, tuin-, bos-, of natuurbouw wordt verricht of waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, tuin-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking.
1.11 Agrarisch verwant bedrijf
Bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking.
1.12 Archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens de gemeente, door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).
1.13 Archeologische verwachtingswaarden
gronden met verwachtingswaarden, die kunnen bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang kunnen zijn en het cultuurhistorisch erfgoed kunnen vertegenwoordigen.
1.14 Archeologische waarde
waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.
1.15 Bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.16 Bebouwingspercentage
Een op de plankaart of in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd. Dit geldt voor zowel hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen, als bijgebouwen.
1.17 Bed and breakfast
Een aan de woonfunctie ondergeschikte recreatieve verblijfsvoorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt. Onder een Bed and Breakfast voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur.
1.18 Bedrijf
Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
1.19 Bedrijfswoning
Eén woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming.
1.20 Bedrijfsgebouw
Een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.21 Bedrijfsverzamelgebouw
Een gebouw dat dient om verschillende bedrijven in te huisvesten, eventueel met gebruikmaking van gezamenlijke faciliteiten.
1.22 Begane grond
De onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder.
1.23 Beperkingen veehouderij
Gebied waar de ontwikkelingsmogelijkheden van veehouderijen zijn beperkt.
1.24 Beperkt kwetsbaar object
Een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.
1.25 Bestaande situatie
- a. ten aanzien van bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
- b. ten aanzien van gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
- c. het bepaalde onder a en b geldt niet voor zover sprake is van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan, of een andere procedure.
1.26 Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.27 Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.28 Bevi
Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.29 Bijgebouw
Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.30 Bijzondere woonruimte
Woonruimte waarin, al dan niet zelfstandige, woningen zijn opgenomen met gemeenschappelijke voorzieningen, zoals een bejaardenhuis, woonzorgcomplex of daarmee gelijk te stellen voorziening.
1.31 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.32 Bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.33 Bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd; zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder (ruimte onder peil) en zolder (ruimten onder de kap) voor zover deze zonder ingrijpende voorzieningen geschikt kan worden gemaakt voor woonfuncties en daarmee gelijke gebruiksmogelijkheden biedt als de daaronder gelegen bouwlagen.
1.34 Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.35 Bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel.
1.36 Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.37 Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.38 Dak
Iedere boven beëindiging van een gebouw.
1.39 Deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg
Een door het college van Burgemeester en wethouders aan te wijzen persoon of organisatie die beschikt over de in de beroepsgroep geldende kwalificaties.
1.40 Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die, die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.41 Duurzaam beëindigd
Een functie wordt niet meer uitgevoerd en er zal geen doorstart plaatsvinden.
1.42 Eerste bouwlaag
De bouwlaag op de begane grond.
1.43 Functie
Doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
1.44 Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.45 Geurgevoelig object
Gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.
1.46 Groenblauwe mantel
Gebieden met een belangrijke nevenfunctie voor natuur en water die overwegend grenzen aan de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszone en die deze verbinden.
1.47 Grondgebonden agrarisch bedrijf
Een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt en geen veehouderij betreft;
1.48 Hobbymatig houden van dieren
Het niet bedrijfsmatig houden van dieren. Hobbydieren worden niet voor de productie en dus ook niet voor economisch gewin gehouden, maar voor educatieve of recreatieve doeleinden of uit pure liefhebberij. Het houden van hobbydieren is voor de houder een nevenactiviteit, die niet kan worden uitgeoefend naast het bedrijfsmatig houden van genoemde diersoorten.
1.49 Hoofdfunctie
Een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.
1.50 Hoofdgebouw
een gebouw, dat door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt.
1.51 Horeca
Een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor consumptie ter plaatse worden verstrekt en/of waar bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.
1.52 Huishouden
Eén of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in samenstelling ervan. Kamerverhuur wordt hieronder niet begrepen.
1.53 Inrichting
Elke door de mens bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht.
1.54 Intensieve veehouderij
Veehouderij met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen.
1.55 Kampeermiddel
- a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
- b. één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.56 Kantoor
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie.
1.57 Kas
Een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van onder andere vruchten, bloemen, groente of planten.
1.58 Kelder
Een geheel ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorende bovengronds bouwwerk.
1.59 Kunstwerken
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke.
1.60 Kwetsbaar object
Een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.
1.61 Maaiveld
De bovenkant van het aansluitende afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein dat gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden.
1.62 Mantelzorg
Het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
1.63 Mestbewerking
De toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygiënisatie of indamping van mest.
1.64 Milieucategorie
Een aan een bedrijfsactiviteit toegekende categorie volgens de in de bijlagen bij deze regels opgenomen Lijst van bedrijfsactiviteiten.
1.65 Niet-intensieve veehouderij
Een veehouderij, niet zijnde een intensieve veehouderij, zoals de grondgebonden melkrundveehouderij.
1.66 Nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen wijkverwarming, transformatorhuisjes, pompstations, schakelhuisjes, gemalen, telefooncellen, abri's en zendmasten.
1.67 Onderbouw
Een gedeelte van een gebouw, dat gedeeltelijk onder peil is gelegen.
1.68 Ondergeschikte bouwdelen
Ondergeschikte delen aan een gebouw zoals trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, overstekende daken, goten, luifels, balkons, balkonhekken, schoorstenen, antennes, liftopbouwen en andere ondergeschikte (dak)opbouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
1.69 Ondergeschikte functie
Functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.
1.70 Onderkomen
Een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.
1.71 Overkapping
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde met één dakvlak en maximaal één gesloten wand, eventueel gedeeltelijk omsloten door wanden die niet tot de constructie behoren.
1.72 Overtollige bebouwing
Bebouwing die niet nodig is ten behoeve van de hoofdfunctie en/of de nevenactiviteit; dit houdt in dat het bebouwing betreft die niet functioneel verbonden is aan de bedrijfsvoering en/of de woonfunctie.
1.73 Perceelsgrens
De grens van een perceel.
1.74 Peil
- a. Voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
- b. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.75 Plattelandswoning
Een woning die wordt beschouwd als onderdeel van de veehouderij, maar door derden, die niet functioneel zijn verbonden met het bedrijf, mag worden bewoond. Deze woning krijgt geen bescherming voor de milieugevolgen van de veehouderij c.q. inrichting; De woning wordt voor de omliggende bedrijven beoordeeld conform de Wet geurhinder en veehouderij.
1.76 Productiegebonden detailhandel
Beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een bedrijf dat die goederen vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.77 Prostitutie
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.
1.78 Recreatief medegebruik
Een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
1.79 Rijbak
Een onoverdekte voorziening bedoeld voor het berijden, africhten en laten bewegen van paarden.
1.80 Risicovolle inrichting
Een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
1.81 Ruimtelijke kwaliteit
De kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte.
1.82 Seksinrichting
De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.83 Standplaats
Het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.
1.84 Stedenbouwkundig beeld
Het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n).
1.85 Uitbouw
De vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.86 Veehouderij
Een agrarisch bedrijf dat gericht is op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en/of pelsdieren.
1.87 Voorgevel
De naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel.
1.88 Voorgevellijn
De lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.
1.89 Voorgevelrooilijn
De grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.
1.90 Waterhuishoudkundige voorzieningen
Voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop.
1.91 Weg
Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, waaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
1.92 Werk
Een constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde.
1.93 Wonen (woondoeleinden)
Het gehuisvest zijn in een woning conform het begrip 'woning'.
1.94 Woning
Een (gedeelte van een) gebouw dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
2.2 bebouwd oppervlak van een bouwperceel
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.
2.3 bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
2.4 bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.
2.6 dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.7 goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.8 inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.9 oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.10 peil:
- a. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing indien dit noodzakelijk is:
- a. voor een verantwoorde en evenwichtige landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en het landschappelijk en stedenbouwkundig beeld;
- b. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. ter bevordering van de verkeers- en brandveiligheid en sociale veiligheid.
3.4 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 ten behoeve van het vergroten van het bebouwingspercentage aan bedrijfsgebouwen, onder de volgende voorwaarden:
- 1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken mogen niet onevenredig worden aangetast;
- 2. er is sprake van een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem en/of water en/of natuur en/of landschap en/of cultuurhistorie van het gebied, waarbij wordt getoetst aan de ontwerprichtlijnen uit hoofdstuk 4 van de Ontwikkelingsvisie buitengebied, zoals vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 20 juli 2010 en aanvrager zich jegens de gemeente heeft verplicht om deze kwaliteitsverbetering uit te voeren en in stand te houden;
- 3. de in verband met de te verwachten parkeerbehoefte benodigde parkeerplaatsen dienen gerealiseerd te worden op eigen terrein;
- b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.4 onder b ten behoeve van het vergroten van de oppervlakte van bijgebouwen, onder de volgende voorwaarden:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 150 m²;
- 2. er is sprake van een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem en/of water en/of natuur en/of landschap en/of cultuurhistorie van het gebied, waarbij wordt getoetst aan de ontwerprichtlijnen uit hoofdstuk 4 van de Ontwikkelingsvisie buitengebied, zoals vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 20 juli 2010 en aanvrager zich jegens de gemeente heeft verplicht om deze kwaliteitsverbetering uit te voeren en in stand te houden.
Indien de kwaliteitsverbetering zoals voorgeschreven in de artikel 3.4 sub a onder 2 en 3.4 sub b onder 2 niet of niet geheel uitvoerbaar blijkt te zijn voor initiatiefnemer, dan kan met het verzoek om afwijking van het plan slechts worden ingestemd indien een passende financiële bijdrage in het gemeentelijke landschapsfonds is verzekerd.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Waarde - Archeologie 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de gebieden met te verwachten archeologische waarden.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken geldt, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, dat op of in deze gronden uitsluitend bouwwerken mogen worden gebouwd indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn of deze waarden weliswaar aanwezig zijn, maar deze niet worden geschaad, met dien verstande dat een geen archeologisch onderzoek is vereist in het geval dat:
- a. een bouwplan voor gebouwen en/of bouwwerken geen grotere oppervlakte heeft dan 100 m² èn waarbinnen de bodem tot ten hoogste 50 centimeter onder maaiveld wordt geroerd;
- b. een gebouw of ander bouwwerk wordt gebouwd op een bestaande fundering en er buiten 1 m uit deze fundering geen bodemverstoring plaats vindt.
4.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de bouwregels en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits is aangetoond dat dit niet zal leiden tot een verstoring van archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin.
- b. Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor de omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin, mag slechts worden afgeweken met een omgevingsvergunning indien aan de vergunning een, of een combinatie, van de volgende voorschriften worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988;
- 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een erkende partij die voldoet aan de door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties en onder toezicht van de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
- c. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in lid 4.3, winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming Waarde -Archeologie 2 wordt verwijderd, mits na voldoende onderzoek van de vindplaats en het inwinnen van deskundigenadvies blijkt dat voor de archeologisch waardevolle gebieden de waardebepalende elementen niet zijn te handhaven in relatie tot de functie van de gronden en de gebouwen, en de aanwezige bodemvondsten naar elders zijn overgebracht.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 4
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de gebieden met te verwachten archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken geldt, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, dat op of in deze gronden uitsluitend bouwwerken mogen worden gebouwd indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn of deze waarden weliswaar aanwezig zijn, maar deze niet worden geschaad, met dien verstande dat een geen archeologisch onderzoek is vereist in het geval dat:
- een bouwplan voor gebouwen en/of bouwwerken geen grotere oppervlakte heeft dan 5.000 m² èn waarbinnen de bodem tot ten hoogste 50 centimeter onder maaiveld wordt geroerd;
- een gebouw of ander bouwwerk wordt gebouwd op een bestaande fundering en er buiten 1 m uit deze fundering geen bodemverstoring plaats vindt.
5.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de bouwregels en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits is aangetoond dat dit niet zal leiden tot een verstoring van archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin.
- b. Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor de omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin, mag slechts worden afgeweken met een omgevingsvergunning indien aan de vergunning een, of een combinatie, van de volgende voorschriften worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988;
- 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een erkende partij die voldoet aan de door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties en onder toezicht van de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
- c. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in lid 5.3, winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - archeologie 4' wordt verwijderd, mits na voldoende onderzoek van de vindplaats en het inwinnen van deskundigenadvies blijkt dat voor de archeologisch waardevolle gebieden de waardebepalende elementen niet zijn te handhaven in relatie tot de functie van de gronden en de gebouwen, en de aanwezige bodemvondsten naar elders zijn overgebracht.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Bestaande afmetingen en afstanden
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand tot enige grens van bouwwerken, die rechtens, in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
7.2 Ondergronds bouwen
Binnen het plangebied mag, tenzij anders is aangegeven in de regels, onder gebouwen ondergronds worden gebouwd, onder de volgende voorwaarden:
- a. ondergrondse gebouwen gelegen buiten de buitenzijde van de gevels van de bovengrondse gebouwen niet zijn toegestaan;
- b. de diepte van de ondergrondse bebouwing mag niet meer bedragen dan 3,5 m onder peil.
7.3 Bouwen langs wegen
- a. Op de gronden buiten de bebouwde kom, gelegen binnen de volgende afstanden:
- 1. provinciale wegen tot 50 m uit de as van elke rijbaan;
- 2. overige ontsluitingswegen tot 15 m uit de as van elke rijbaan;
mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen bebouwing worden gebouwd;
- b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van een bebouwing , mits;
- 1. door de bouw van deze bebouwing de verkeersbelangen niet onevenredig worden geschaad. Daartoe dient vooraf de betrokken wegbeheerder te worden gehoord;
- 2. uit akoestisch onderzoek is gebleken dat kan worden voldaan aan het gestelde bij of krachtens de Wet geluidhinder.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Strijdig gebruik
Onder gebruik in strijd met het plan wordt in ieder geval verstaan:
- a. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting;
- b. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte;
- c. het gebruik van een woning voor de huisvesting anders dan van een huishouden.
8.2 Niet strijdig gebruik
Onder gebruik in strijd met het plan wordt niet begrepen:
- a. het gebruik van woningen voor recreatieve verblijfsvoorzieningen in de vorm van 'bed & breakfast', mits voldaan wordt aan de volgende bepalingen:
- 1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de hoofdbebouwing en de daaraan gebouwde of vrijstaande bijgebouwen tot een maximum van 50 m²;
- 2. het aantal personen ten behoeve van wie de recreatieve verblijfsvoorzieningen wordt uitgeoefend mag niet meer bedragen dan 10;
- 3. er dient minimaal 1 parkeerplaats per 12 m2 van de onder a genoemde gezamenlijke vloeroppervlakte te worden gerealiseerd op eigen terrein;
8.3 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
9.1 Beperkingen veehouderij
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' zijn de gronden tevens bestemd voor de bescherming van natuur en woonconcentraties, door het stellen van regels met betrekking tot de ontwikkelingsmogelijkheden van de niet-intensieve veehouderij en de intensieve veehouderij.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:
- a. van deze regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- b. van deze regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:
- 1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
- 2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
- c. van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
- 1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 40 m;
- 2. ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot niet meer dan 50 m;
- 3. ten behoeve van windturbines tot niet meer dan 20 m;
- 4. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10 m;
- d. van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:
- 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
- 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,26 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw.
Artikel 11 Algemene Procedureregels
11.1 Interim Omgevingsverordening
Indien dat in Hoofdstuk 2 (Bestemmingsregels) is aangegeven neemt het bevoegd gezag bij het toepassen van de betreffende afwijkings- en wijzigingsregels de volgende bepalingen in acht:
- a. medewerking wordt slechts verleend indien voldaan wordt aan de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en Nadere regels zoals op basis van de Interim Omgevingsverordening zijn vastgesteld, zoals deze gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag;
- b. medewerking wordt slechts verleend indien is aangetoond dat de kans op geurhinder, waarbij uitsluitend de achtergrondbelasting wordt beschouwd, op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
- c. medewerking wordt slechts verleend indien is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m³;
- d. medewerking wordt slechts verleend indien een zorgvuldige dialoog is gevoerd met de omwonenden, voorafgaand aan de definitieve planvorming en gericht op het betrekken van belangen van omwonenden bij de planontwikkeling, en waarvan een schriftelijk verslag beschikbaar is;
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking lid 12.1 onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 12.1 onder a met maximaal 10%;
- c. Het in lid 12.1 onder a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Ter inzagelegging
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 12.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 12.2 onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het in lid 12.2 onder a bepaalde is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Kapelstraat 34, Elshout'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Kapelstraat 34, Elshout" van de gemeente Heusden.
1.1 Aanleiding En Doel
Voorliggend initiatief betreft de bestemmingswijziging van het perceel aan de Kapelstraat 34 te Elshout. Sinds 2009 wordt er ter plaatse een autoreparatiebedrijf en een caravanstalling geëxploiteerd op het perceel. Deze bedrijfsactiviteiten zijn echter niet vergund en in strijd met het vigerende bestemmingsplan. Daarnaast zal het bestaande agrarische loonwerkbedrijf gevestigd op het perceel komen te vervallen.
De voorgenomen activiteiten passen niet binnen het vigerende bestemmingsplan ''Heusden Buitengebied, 4de herziening'', omdat deze activiteiten niet mogelijk zijn binnen de bestemming 'Agrarisch'. De gemeente Heusden heeft echter aangegeven medewerking te willen verlenen aan het legaliseren door middel van een herziening van het bestemmingsplan. Hierbij moet voldaan worden aan artikel 5.6 van het vigerende bestemmingsplan.
Voorliggende toelichting bevat de ruimtelijke onderbouwing voor het plan.
1.2 Ligging En Kadastrale Begrenzing
Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.
TOPOGRAFISCHE SITUATIE
Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.
KADASTRALE SITUATIE
De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Drunen, sectie K, nummer 498 en 3346. De oppervlakte van het plangebied bedraagt 6.615 m². De gronden zijn in particulier eigendom.
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Ter plaatse van het plangebied gelden de bestemmingsplannen:
- "Heusden Buitengebied, 4de herziening", vastgesteld door de gemeenteraad op 18 december 2018;
- "Parapluplan Parkeren Heusden", vastgesteld door de gemeenteraad op 18 september 2018;
- ''Parapluplan Wonen'', vastgesteld door de gemeenteraad op 13 juli 2021.
1.3.1 Bestemmingsplan ''Heusden Buitengebied, 4de herziening''
Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Heusden Buitengebied, 4de herziening", vastgesteld door de gemeenteraad op 18 december 2018. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.
UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN
Binnen het plangebied geldt de bestemming 'Agrarisch', waarbinnen onder meer agrarische bedrijfsuitoefening is toegestaan. Ter plaatse van het plangebied ligt tevens een bouwvlak. Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden opgericht. Binnen deze bestemming geldt op een deel van het perceel de bouwaanduiding 'karakteristiek'. De gronden binnen deze aanduiding zijn mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de aangegeven gebouwen.
Tevens gelden gedeeltelijk de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 4'. Deze dubbelbestemmingen zorgen voor de bescherming van archeologische waarden in het gebied, door middel van het leggen van een onderzoeksplicht voorafgaand aan het uitvoeren van bepaalde ingrepen in de bodem. In paragraaf 5.2.1 is het aspect archeologie nader beschreven.
Tevens gelden de gebiedsaanduidingen 'overige zone - openheid' en 'overige zone - beperkingen veehouderij'. Binnen de aanduiding 'overige zone - openheid' zijn de gronden mede bestemd voor het behoud en het herstel van de visuele openheid met landschappelijke waarden. Binnen de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' zijn de gronden tevens bestemd voor de bescherming van natuur en woonconcentraties, door het stellen van regels met betrekking tot de ontwikkelingsmogelijkheden van de niet-intensieve veehouderij en de intensieve veehouderij.
Afwijkingsmogelijkheid
Volgens de systematiek van het bestemmingsplan 'Heusden Buitengebied, 4de herziening' zijn de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden bestemd voor agrarisch-technische hulpbedrijven en agrarisch verwante bedrijven. Tenzij het bestaande bedrijven betreft, zoals opgenomen in de tabel in artikel 5.1. Het beoogde autoreparatiebedrijf en de caravanstalling betreffen geen agrarisch-technisch hulpbedrijf of agrarisch verwant bedrijf. De bedrijfsactiviteiten zijn wel al aanwezig op het perceel, maar ze zijn niet vergund. Er is daarom geen sprake van een bestaand bedrijf.
In haar principebesluit heeft de gemeente aangegeven dat, ondanks dit een bestemmingsplanherziening betreft, aangesloten dient te worden bij de voorwaarden behorende bij het artikel 5.6 van het vigerende bestemmingsplan. Hieronder is dit artikel overgenomen en wordt hieraan getoetst:
''5.6 Afwijken van de gebruiksregels”
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1, sub a ten behoeve van de vestiging van categorie 1 en 2 bedrijven zoals vermeld in de bij deze regels behorende Staat van bedrijven, onder de volgende voorwaarden:
- 1. de oppervlakte van het bestemmingsvlak maximaal 5000 m² bedraagt;
- 2. het bedrijf niet behoort tot een milieucategorie 3 of hoger;
- 3. er is sprake van een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem en/of water en/of natuur en/of landschap en/of cultuurhistorie van het gebied, waarbij wordt getoetst aan de ontwerprichtlijnen uit hoofdstuk 4 van de Ontwikkelingsvisie buitengebied, zoals vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 20 juli 2010 en aanvrager zich jegens de gemeente heeft verplicht om deze kwaliteitsverbetering uit te voeren en in stand te houden;
- 4. het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid mag niet leiden tot twee of meer zelfstandige bedrijven, zelfstandige kantoorvoorziening en een zelfstandige detailhandelvoorziening van meer dan 200 m².''
ad a. | Het beoogde bedrijfsperceel heeft een oppervlakte van circa 6.500 m². Om gebruik te kunnen maken van de afwijkingsbevoegdheid moet het bedrijfsperceel dus worden verkleind tot maximaal 5.000 m². Aan deze voorwaarde wordt voldaan zie paragraaf 3.1. |
ad b. | Het bedrijf betreft een autoreparatiebedrijf en een caravanstalling. Deze functies behoren tot milieucategorie 2. Aan deze voorwaarde wordt voldaan. |
ad c. | Middels onderhavig planvoornemen is er een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten en wordt aangesloten bij de "Ontwikkelingsvisie Buitengebied''. Er wordt middels dit plan voorzien in een landschappelijke inpassing, bestaande uit de aanleg van een bosplantsoen, nieuwe erfhagen en de aanplant van diverse solitaire bomen. Met een voorwaardelijk verplichting zal deze landschappelijke inpassing worden geborgd. Aan deze voorwaarde wordt voldaan. |
ad d. | Beide bedrijfsactiviteiten (reparatiebedrijf en caravanstalling) zijn gericht op voertuigen in de brede zin van het woord. Beide activiteiten behoren tot hetzelfde bedrijf. Er is daarom geen sprake van twee zelfstandige bedrijven. Er is geen sprake van een detailhandelvoorziening van meer dan 200 m2. Aan deze voorwaarde wordt voldaan. |
1.3.2 Bestemmingsplan "Parapluplan Parkeren Heusden"
Het bestemmingsplan "Parapluplan Parkeren Heusden" geldt voor de gehele gemeente. In het bestemmingsplan is het gemeentelijke parkeerbeleid vastgelegd. Toepassing van het parkeerbeleid op onderhavig plan is opgenomen in paragraaf 3.2.
1.3.3 Bestemmingsplan ''Parapluplan Wonen''
Het bestemmingsplan ''Parapluplan Wonen'' geldt voor de gehele gemeente. Dit bestemmingsplan komt voort uit de vaststelling van het beleid 'Huisvesting arbeidsmigranten 2020'. Ter bevordering van de leefbaarheid in de wijk en ter voorkoming van mogelijke toekomstige overlastsituaties is als algemeen uitgangspunt in dit beleid opgenomen 'de aanwezigheid van arbeidsmigranten te spreiden'. Voorliggend initiatief betreft geen huisvesting van arbeidsmigranten en levert dus geen beperkingen op.
1.3.4 Conclusie
De caravanstalling en het autoparatiebedrijf zijn in strijd met de geldende bestemming 'Agrarisch'. Een herziening van het bestemmingsplan is daarom noodzakelijk.
Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse
Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied.
2.1 Directe Omgeving En Plangebied
Onderstaande afbeelding en de foto's geven de bestaande toestand van de directe omgeving en het plangebied weer.
DIRECTE OMGEVING
2.1.1 Bebouwing en functies
Het plangebied is, conform de wegenverkeersweg, gelegen in de bebouwde kom van Elshout aan de Kapelstraat. De kern Elshout ligt ten noorden van Drunen, ten oosten van Waalwijk en ten westen van Haarsteeg. De bebouwing in deze straat wordt, zoals overigens ook geldt voor een groot deel van de oorspronkelijke kern Elshout, gekenmerkt als lintbebouwing met een lange en smalle verkaveling, het traditionele slagenlandschap.
Het plangebied is van oudsher ingericht als agrarisch bedrijf. Naast de bedrijfswoning, direct gesitueerd aan de Kapelstraat, kent het plangebied een aanpandige schuur. Daarnaast is door de tijd heen de bebouwing uitgebreid met een vrijstaande schuur (oostelijk deel van het plangebied, ingericht voor het autoreparatiebedrijf) en een grote loods (ten behoeve van de caravanstalling). Het noordelijke deel van het perceel betreft een 'agrarisch' weiland. Ten westen van de aanpandige schuur is een paardenbak gesitueerd.
De Kapelstraat grenst direct aan het zuidelijk deel van het plangebied. In het westen wordt het plangebied gedeeltelijk omrand door een woonbestemming en een agrarische bestemming. In het oosten wordt het plangebied gedeeltelijk omrand door een gemengde bestemming en een agrarische bestemming. De noordkant wordt volledig omrand door een agrarische bestemming. Onderstaande afbeelding geeft een overzicht van de bebouwing binnen het plangebied.
BEBOUWING BINNEN PLANGEBIED
2.1.2 Ontsluiting
De Kapelstraat betreft een van de ontsluitingswegen van Elshout. Hierdoor kan worden aangenomen dat de verkeersintensiteiten relatief hoog zijn. Onderhavig plangebied grenst direct, middels één ontsluiting, op de Kapelstraat. Het karakter van deze straat, ter hoogte van het plangebied, is zeer informeel. Er wordt een minimum aan verkeerskundige elementen toegepast. De hoofdrijbaan van de Kapelstraat bestaat uit een casseienverharding met aan weerszijden stroken van klinkerverharding.
2.1.3 Groen en water
Onderhavig plangebied kent geen noemenswaardige groenstructuren. Op de zuidelijke en oostelijke erfgrens zijn enkel gedeeltelijke hagen aanwezig. Het plangebied is richting het noorden grotendeels ingericht als agrarisch weiland, ook zonder noemenswaardige groenstructuren. Onderhavig plangebied wordt omgeven door een drietal watergangen:
- 1182270 (noordelijke perceelsgrens, primair);
- 04136 (oostelijke perceelsgrens, secundair);
- 00722 (westelijke perceelsgrens, secundair).
Hoofdstuk 3 Plan
In dit hoofdstuk is de beschrijving van het plan opgenomen.
3.1 Bebouwing En Functies
Voorliggend initiatief betreft de functiewijziging van het perceel aan de Kapelstraat 34 te Elshout. Binnen onderhavig planvoornemen zal de bestaande bebouwing en inrichting behouden blijven en worden de thans 'illegale' bedrijfsactiviteiten juridisch-planologisch gelegaliseerd.
Binnen het plangebied zijn de volgende gebouwen aanwezig, te weten (zie onderstaande afbeelding voor een visueel overzicht):
- I. Woonboerderij (circa 295 m2)
- II. Berging (circa 390 m2)
- III. Autoreparatiebedrijf (circa 375 m2)
- IV. Caravanstalling (circa 800 m2)
- V. Paardenstal (circa 55 m2)
INRICHTINGSSCHETS TERREIN
Zoals vermeldt zullen deze gebouwen behouden blijven en dienen voor hun huidige functies. Met de gemeente is overeengekomen dat de zichtlijn die loopt tussen de gebouwen I/II en III behouden dient te blijven. Middels het behouden van de bestaande gebouwen wordt deze zichtlijn niet onderbroken. Het voorerf is in het huidige gebruik als siertuin ingericht, met lage hagen op de perceelsgrenzen en ter begeleiding van de inritten. Overwogen kan worden om op het grasveld aan de oostzijde enkele hoogstamfruitbomen te plaatsen. Hierdoor wordt het directe zicht op de bedrijfsgebouwen weggenomen.
Het achtererf is voor een groot deel verhard, zodat het gebruikt kan worden voor parkeren en rangeren. Er zal geen sprake zijn van buitenopslag. Ook zullen er geen auto's gestald worden aan de voorzijde van de bedrijfsgebouwen.
Landschappelijke analyse (inclusief landschappelijke inpassing)
Het plangebied is gelegen in het westelijke gedeelte van het lintdorp Elshout (zie rode cirkel op onderstaande afbeelding). Het landschapstype betreft het rivierkomgebied. Dit kenmerkt zich een grootschalig en open landbouwlandschap dat tussen dekzandrug en oeverwal ligt. Van oorsprong bestond het rivierkomgebied uit uitgestrekte moerasbossen door de zeer natte bodem. Hier zijn in de huidige situatie nog maar enkele boscomplexen, bosschages en bosstroken van over. Verder ligt er een strokenverkaveling die noord-zuid gericht is, waar ook het plangebied onderdeel van is. Op deze kenmerkende verkavelingsvorm vindt voornamelijk agrarische bedrijvigheid plaats.
LIGGING PLANGEBIED BINNEN LANDSCHAPSTYPE
Enkele kernkwaliteiten van het rivierkomgebied zijn de openheid, lintstructuren, oude dijkring, zichtlijnen, regelmatige strokenverkaveling, bosgebieden en slotenstructuur. Voor de landschappelijke inpassing houdt dit in dat er aandacht besteed zal moeten worden aan:
- Het behoud en versterking van de bestaande strokenverkaveling;
- Behoud van de bebouwde lintstructuren;
- Plaatsing van bedrijfsgebouwen in de lengterichting van de kavel;
- Inpassing van grootschalige bedrijfsbebouwing of -erven middels brede bosstroken en boscomplexen;
- Landschappelijke inpassing door de perceelsgrenzen te voorzien van hagen/heggen of houtwallen en/of bospercelen;
- Respecteren van open corridors en zichtlijnen;
- Toe te passen boomsoorten: elzen, eiken, populieren, essen en wilgen.
Met onderstaande landschappelijke inpassing, tevens bijgevoegd als bijlage 1, wordt voldaan aan bovenstaande ontwerprichtlijnen zoals opgenomen in de 'Ontwikkelingsvisie Buitengebied Heusden'.
LANDSCHAPPELIJK INPASSINGSPLAN
Het perceel is langgerekt met gebouwen in de lengterichting van het perceel. Door beplanting langs de oost- en westelijke kavelgrenzen te plaatsen wordt de zichtlijn richting het noorden gerespecteerd. Er is gebruik gemaakt van gebiedseigen soorten zoals omschreven in de visie: Eik, Es, Populier, Els en Wilg. Het bosplantsoen bestaat uit wat gevarieerdere soorten, en zorgt voor een goede afwisseling en biodiverse toepassing op het perceel.
3.2 Verkeer En Parkeren
3.2.1 Verkeer
De legalisatie van een autoreparatiebedrijf en een caravanstalling zal planologisch invloed hebben op de verkeersgeneratie. De digitale publicatie "ASVV 2012'' (CROW) bevat kencijfers voor de verkeersgeneratie van diverse functies. De gemeente Heusden wordt aangeduid als weinig stedelijk gebied, waarin de locatie van het plangebied binnen de gemeente Heusden tot de rest bebouwde kom behoort.
Voor een agrarisch bedrijf (huidige planologische situatie) zijn deze kengetallen echter niet bekend. De verkeersaantrekkende werking van het initiatief wordt daarom globaal berekend op basis van de nieuwe situatie.
Nieuwe situatie
Voor het berekenen van het aantal motorvoertuigbewegingen in de nieuwe situatie wordt uitgegaan van een autoreparatiebedrijf (375 m² bvo), een caravanstalling ten behoeve van 25 caravans en één bedrijfswoning.
Autoreparatiebedrijf
Een autoreparatiebedrijf betreft doorgaans een 'bedrijf arbeidsintensief/bezoekers extensief' bedrijf. Echter betreft onderhavig bedrijf een éénmansbedrijf. Hierdoor kan dit bedrijf, voor het aspect verkeersgeneratie, het beste worden onderverdeeld onder 'bedrijf arbeidsextensief/bezoekers extensief'. De verkeersgeneratie voor het autoreparatiebedrijf betreft 4,8 motorvoertuigbewegingen per 100 m² bvo. Voor deze locatie leidt dit tot 18 (375 m² bvo) motorvoertuigbewegingen per etmaal.
Caravanstalling
Binnen het bestaande gebouw is ruimte voor maximaal 25 caravans. Uitgangspunt is dat er 3x per jaar wordt gestald (3x ophalen en 3x terugbrengen, per keer 2 motorvoertuigbewegingen). Dat betekent 25 * 6 * 2 mvt = 300 mvt per jaar. Het halen en brengen van de caravans zal zich voornamelijk concentreren rond de vakanties. Verspreid over 3 pieken in halen (3x gedurende 1 week voor een vakantie) en 3 pieken in brengen (3x gedurende 1 week na een vakantieperiode) betekent dat de totale verkeersaantrekkende werking binnen 42 (2*3*7) dagen geschiedt. Dit resulteert in gemiddeld 7 motorvoertuigbewegingen per etmaal tijdens de piekperiode.
Bedrijfswoning
De bedrijfswoning kent, conform de digitale publicatie "ASVV 2012'' (CROW), een verkeersgeneratie van maximaal 9 motorvoertuigbewegingen per etmaal (koop, huis, vrijstaand).
Conclusie
Gezamenlijk leidt onderhavig planvoornemen tot 34 motorvoertuigbewegingen per etmaal. De omliggende wegen hebben voldoende capaciteit om deze (theoretisch nieuwe) verkeersaantrekkende werking op te vangen.
3.2.2 Ontsluiting
De initiatiefnemer wenst afzonderlijke inritten aan te leggen ter ontsluiting van woning en bedrijf. Ten westen van de woonboerderij wordt een nieuwe inrit aangelegd met een breedte van circa 3,5 meter. De inrit biedt ruimte aan het parkeren van twee auto's. De bestaande inrit ten oosten van de woning biedt toegang tot het bedrijfsgedeelte. Deze inrit heeft een breedte van circa 6 meter. De inrichting van de Kapelstraat als woonlint kent vele inritten op korte afstand van elkaar. Het toevoegen van een inrit levert verkeerstechnisch geen problemen op.
3.2.3 Parkeren
Het voorzien in voldoende parkeerplaatsen is noodzakelijk voor goed functioneren van het plangebied en voorkomt overlast voor de omgeving. De gemeente Heusden heeft hiertoe het bestemmingsplan ''Parapluplan Parkeren Heusden'' vastgesteld. Van toepassing zijn de normen uit de ''Nota Parkeernormen Heusden 2016'', waarin het plangebied wordt aangeduid als 'Rest bebouwde kom en Buitengebied'.
Voor het berekenen van het aantal parkeerplaatsen in de nieuwe situatie wordt uitgegaan van een autoreparatiebedrijf (375 m² bvo), een caravanstalling ten behoeve van 25 caravans en één bedrijfswoning.
Een autoreparatiebedrijf, valt zoals reeds is toegelicht, onder een 'bedrijf arbeidsextensief/bezoekers extensief'. Het parkeervraagstuk voor het autoreparatiebedrijf betreft 1,0 parkeerplaatsen per 100 m² bvo. Voor deze locatie leidt dit afgerond tot 4 parkeerplaatsen.
Ten behoeve van de caravanstalling zijn alleen tijdelijke parkeerplaatsen vereist tijdens het laden en lossen. Het terrein biedt hiervoor voldoende ruimte, zie inrichtingsschets.
De bedrijfswoning (vrijstaand) dient te voorzien in de minimale norm van 2,3 parkeerplaatsen. Op basis van deze informatie kan gesteld worden dat de het initiatief afgerond moet voorzien in 7 parkeerplaatsen, omdat straatparkeren niet is toegestaan. De 7 parkeerplaatsen kunnen op eigen terrein worden gerealiseerd, zie inrichtingsschets.
3.3 Groen En Water
Binnen het initiatief wordt voorzien in de noodzakelijke landschappelijke inpassing, zoals beschreven in paragraaf 3.1 en bijgevoegd als bijlage 1. Het plan omvat geen aanleg van oppervlaktewater.
Hoofdstuk 4 Beleid
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:
- nationaal niveau;
- provinciaal niveau;
- gemeentelijk niveau.
4.1 Nationaal Niveau
4.1.1 Nationale omgevingsvisie
Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft het Rijk de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld als opvolger van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. In dit strategisch beleidsdocument schetst de overheid een duurzaam perspectief voor de leefomgeving. Nederland staat de komende jaren voor grote opgaven: de bouw van één miljoen nieuwe woningen, duurzame energie opwekken, klimaatverandering en de overgang naar een circulaire economie vragen meer ruimte dan er beschikbaar is. Daarom moeten er keuzes worden gemaakt om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig, gezond en welvarend te houden. In dit licht zijn de NOVI de nationale belangen opnieuw gedefinieerd:
- a. Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving.
- b. Realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit.
- c. Waarborgen en versterken van grensoverschrijdende en internationale relaties.
- d. Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
- e. Zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften.
- f. Waarborgen en realiseren van een veilig robuust en duurzaam mobiliteitssysteem.
- g. In stand houden en ontwikkelen van de hoofdinfrastructuur voor mobiliteit.
- h. Waarborgen van een goede toegankelijkheid van de leefomgeving.
- i. Zorg dragen voor nationale veiligheid en ruimte bieden voor militaire activiteiten.
- j. Beperken van klimaatverandering.
- k. Realiseren van een betrouwbare, betaalbare en veilige energievoorziening die in 2050 CO2-arm is en de daarbij benodigde infrastructuur.
- l. Waarborgen van de hoofdinfrastructuur voor transport van stoffen via (buis)leidingen.
- m. Realiseren van een toekomstbestendige circulaire economie.
- n. Waarborgen van de waterveiligheid en de klimaatbestendigheid (inclusief vitale infrastructuur voor water en mobiliteit).
- o. Waarborgen van een goede waterkwaliteit, duurzame drinkwatervoorziening en voldoende beschikbaarheid van zoetwater.
- p. Waarborgen en versterken van een aantrekkelijk ruimtelijk-economisch vestigingsklimaat.
- q. Realiseren en behouden van een kwalitatief hoogwaardige digitale connectiviteit.
- r. Ontwikkelen van een duurzame voedsel- en agroproductie.
- s. Behouden en versterken van cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van (inter)nationaal belang.
- t. Verbeteren en beschermen van natuur en biodiversiteit.
- u. Ontwikkelen van een duurzame visserij.
Analyse
De meeste nationale belangen hebben direct of indirect invloed op de voorliggende ontwikkelingen en daarmee op de inhoud van voorliggend bestemmingsplan. De vaak algemeen geformuleerde belangen zijn gespecificeerd in de verordeningen en beleidsregels van de verschillende overheden. Door te voldoen aan die verordeningen en beleidsregels, geeft het plan invulling aan de nationale belangen. Een en ander komt in deze toelichting aan de orde.
Conclusie
Het plan voldoet aan de Nationale Omgevingsvisie.
4.1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.
De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.
De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en het Natuurnetwerk Nederland. Voor het project zijn geen van de nationale belangen aan de orde. Er hoeft derhalve ook geen toetsing aan het Barro plaats te vinden.
4.1.3 Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor Duurzame Verstedelijking
Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Het plan omvat een functiewijziging van een bestaande agrarische bestemming naar een bedrijfsbestemming binnen het bestaand stedelijk gebied, zonder uitbreiding van het terrein en bebouwing. Het plan wordt daardoor niet als stedelijke ontwikkeling gezien. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet nodig.
Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening voor wat betreft het aspect Ladder voor Duurzame Verstedelijking.
4.2 Provinciaal Niveau
Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:
- Omgevingsvisie Noord-Brabant;
- Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant.
Het plan wordt aan deze nota's getoetst.
4.2.1 Omgevingsvisie Noord-Brabant
In voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft de provincie de Omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld (14 december 2018). Deze omgevingsvisie bevat de visie van het provinciale bestuur op de Brabantse leefomgeving van de toekomst (2050). Naar de uitgangspunten van de Omgevingswet zijn daarbij geen routes naar de gestelde doelen vastgelegd, omdat daarmee een beter samenspel en draagvlak kunnen ontstaan. De Omgevingsvisie zal onder meer de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening gaan vervangen.
De Omgevingsvisie kent één basisopgave: "werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit". Elke ruimtelijke ontwikkeling moet - ongeacht de omvang - hieraan bijdragen. In vier hoofdopgaven worden nadere accenten gelegd:
- 1. werken aan de Brabantse energietransitie;
- 2. werken aan een klimaatproof Brabant;
- 3. werken aan een slimme netwerkstad;
- 4. werken aan een concurrerende, duurzame economie.
Analyse
Onderhavig planvoornemen betreft de functiewijziging van het perceel aan de Kapelstraat 34 te Elshout. Binnen onderhavig planvoornemen zal de bestaande bebouwing behouden blijven en worden de thans 'illegale' bedrijfsactiviteiten juridisch-planologisch gelegaliseerd. Deze relatief kleinschalige ontwikkeling draagt op de volgende wijze bij aan de 'grote' hoofdopgaven.
ad 1. | De energietransitie houdt enerzijds in het verminderen van het energieverbruik en anderzijds de verduurzaming van de energie. Voorliggend initiatief maakt geen nieuwbouw mogelijk. Dit aspect is hierdoor niet van toepassing. |
ad 2. | Eén van de onderdelen van een klimaatproof Brabant is het zorgen voor een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. Onderhavig plan wordt gerealiseerd op een plek die hoog en droog genoeg is. Door infiltratie van het hemelwater ter plaatse wordt voorkomen dat er een versnelde afvoer plaatsvindt. |
ad 3. | Een duurzame verstedelijking draagt bij aan het komen tot een slimme netwerkstad. Uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied is alleen wenselijk vanuit kwalitatieve overwegingen en bij een concrete marktvraag. Voorliggend initiatief maakt geen nieuwvestiging mogelijk maar zorgt enkel voor een juridisch-planologische verankering van de huidige situatie. |
ad 4. | Onderdeel van een concurrerende en duurzame economie is het voorzien in een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Door het opheffen van het oude agrarische loonwerkbedrijf en het juridisch-planologisch mogelijk maken van het reeds aanwezige autoreparatiebedrijf wordt een bijdrage geleverd aan de leefomgeving en daarmee aan het vestigingsklimaat. |
Conclusie
Het plan geeft invulling aan bij de opgaven van de Omgevingsvisie Noord-Brabant.
4.2.2 Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant
De Interim Omgevingsverordening (geconsolideerde versie 1 augustus 2023) bevat de provinciale regels en randvoorwaarden met een bindende werking over de fysieke leefomgeving. Deze vloeien voort uit de in de Omgevingsvisie genoemde doelen. De Interim Omgevingsverordening is opgesteld naar de gedachtegang van de nieuwe Omgevingswet die naar verwachting op 1 januari 2024 in werking zal treden.
De Interim omgevingsverordening (IOV) heeft een opbouw naar de verschillende doelgroepen. Voor onderhavig plan zijn in beginsel uitsluitend de in hoofdstuk 3 opgenomen "Instructieregels aan gemeenten" aan de orde. De afdelingen in dat hoofdstuk zijn als volgt te onderscheiden (waarbij de volgorde is omgekeerd ten behoeve van vergroting van de toepasbaarheid):
- afdelingen 3.5 tot en met 3.7: de toedeling van functies;
- afdelingen 3.2 tot en met 3.4: de bescherming van gebiedskenmerken;
- afdeling 3.1: de basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies.
4.2.3 Kwaliteitsverbetering van het landschap
Bij ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied eist de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant in bepaalde gevallen een bijdrage aan de kwaliteitsverbetering van het landschap. Op grond van deze verordening (zie paragraaf 4.2.2) is kwaliteitsverbetering van het landschap ook voor dit project van toepassing.
Voor het bepalen van de benodigde investering is de categorie-indeling van ruimtelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied van toepassing:
- categorie 1: geen ruimtelijke impact; geen tegenprestatie nodig;
- categorie 2: beperkte impact; landschappelijke inpassing volstaat;
- categorie 3: grote impact; landschappelijke inpassing én berekende kwaliteitsverbetering van het landschap, tezamen tenminste 20% van de waardevermeerdering van de grond bedragende.
Voorliggend initiatief betreft, voor zover gelegen binnen het Landelijke gebied, een zogenaamde categorie 3-ontwikkeling (niet-planmatige ontwikkeling in het buitengebied). Uitgangspunt is een methodiek voor een landschappelijke tegenprestatie die uitgaat van een forfaitair bedrag op basis van grondwaardevermeerdering (bestemmingswinst).
4.3 Gemeentelijk Niveau
4.3.1 Omgevingsvisie Heusden
Op 28 maart 2023 heeft de gemeente Heusden de 'Omgevingsvisie Heusden' vastgesteld. De Omgevingsvisie Heusden beschrijft de toekomstige ontwikkeling van de gemeente Heusden op het gebied van wonen, werken, recreatie en milieu. De visie stelt dat de gemeente Heusden een aantrekkelijke en duurzame leefomgeving moet bieden voor haar inwoners, bedrijven en bezoekers.
Om deze doelstelling te bereiken, richt de visie zich op een aantal belangrijke thema's, zoals het behoud van het historische karakter van de gemeente, het verbeteren van de bereikbaarheid en het stimuleren van duurzame energieopwekking. Verder wordt er aandacht besteed aan het versterken van de lokale economie en het behoud van het groene karakter van de gemeente.
De visie benadrukt het belang van samenwerking tussen de gemeente, inwoners, bedrijven en andere belanghebbenden bij het realiseren van de gestelde doelen. Ook wordt er gepleit voor een integrale aanpak van de verschillende opgaven, waarbij er rekening wordt gehouden met de onderlinge samenhang en afhankelijkheden.
Al met al streeft de Omgevingsvisie Heusden naar een leefomgeving die duurzaam, toekomstbestendig en aantrekkelijk is voor alle betrokken partijen.
Analyse
Voor onderhavige locatie bevat de 'Omgevingsvisie Heusden' geen directe aanknopingspunten. De functie wijzigt van een bedrijfsfunctie met milieucategorie 3.1 (agrarisch bedrijf) naar een bedrijfsfunctie met milieucategorie 2 binnen een gemengd bebouwingslint. Op basis hiervan kan worden aangenomen dat deze bedrijfsfunctie beter passend is in het lint aan de Kapelstraat.
Conclusie
Het plan past binnen de 'Omgevingsvisie Heusden'.
4.3.2 Beleidsnota Vestigingsmogelijkheden
De gemeente Heusden heeft beleid ontwikkeld voor het toelaten van bedrijven binnen haar grondgebied. Dat betreft de nota “Vestigingsmogelijkheden, Ruimte voor bedrijvigheid in Heusden” van september 2012. In die nota is vastgelegd welke ontwikkelingsmogelijkheden het gemeentebestuur ziet voor bedrijven binnen de verschillende kernen van de gemeente, onderscheiden naar gebiedstypen. De uitgangspunten voor de vestigingsmogelijkheden van bedrijven volgens die nota zijn:
- er wordt gestreefd naar zuinig en effectief ruimtegebruik;
- binnen bepaalde ruimtelijke randvoorwaarden, biedt de gemeente Heusden een 'waaier' aan vestigingsmogelijkheden ter bevordering van het ondernemingsklimaat en de leefbaarheid.
De uitwerking van deze twee uitgangspunten betekent in de praktijk dat bedrijvigheid hoofdzakelijk geconcentreerd wordt rondom de A59 en op bedrijventerreinen en dat gestreefd wordt naar flexibele inpassing van lichte bedrijvigheid in gemengde gebieden en centrumgebieden. Bij deze beleidsnotitie zijn enkele kaarten gevoegd waarin de kernen zijn ingedeeld in bepaalde gebiedstypen.
Analyse
Het plangebied is gelegen in de gemengde zone. Van belang bij deze toetsing is dat het gaat om een functiewijziging van het perceel aan de Kapelstraat 34 te Elshout. Binnen onderhavig planvoornemen zal de bestaande bebouwing behouden blijven en worden de thans 'illegale' bedrijfsactiviteiten juridisch-planologisch gelegaliseerd. Het plan omvat geen bouwplan. Het betreft een kleinschalig initiatief en past dus in gemengd gebied. Blijkens het vestigingsbeleid valt de bedrijvigheid in milieucategorie B. Bedrijvigheid van die categorie is passend in gemengd gebied.
Conclusie
Het voorliggende initiatief past binnen de beleidskaders van de gemeente inzake de
vestigingsmogelijkheden van bedrijven.
4.3.3 Ontwikkelingsvisie Buitengebied
Het doel van de ontwikkelingsvisie is om als toetsingskader te fungeren voor initiatieven, die zich aandienen in het buitengebied en die niet passen in het bestemmingsplan. De gemeente wil voor functieverandering van voormalige agrarische bedrijven ruime mogelijkheden opnemen uit een oogpunt van behoud van een sterke plattelandseconomie, waarbij rekening moet worden gehouden met de kwaliteiten per deelgebied. De mogelijkheden voor functieveranderingen verschillen daarom per deelgebied.
Analyse
In de 'Ontwikkelingsvisie Buitengebied' is het plangebied aangewezen als 'Rivierkom'. Op basis hiervan zijn de ontwerprichtlijnen voor het plangebied:
- behoud en versterken van de bestaande strokenverkaveling (ontwikkelingen moeten binnen de huidige korrelgrootte passen);
- behoud van de bebouwde lintstructuren;
- bij voorkeur plaatsing van bedrijfsbebouwing in de lengterichting van de kavel. De woning mag haaks of evenwijdig aan de weg;
- inpassing van grootschalige bedrijfsbebouwing of -erven met brede bosstroken en boscomplexen;
- bij voorkeur toepassen van een moes- en boerentuin aan de voorkant of een fruitboomgaard.
- landschappelijke inpassing door de perceelgrenzen te voorzien van hagen/heggen of houtwallen en/of bospercelen;
- respecteren van de open corridors en zichtlijnen;
- waar mogelijk langs sloten een bijdrage leveren aan realisering van natuurvriendelijke oevers en met name langs de Koningsvliet;
- toe te passen boomsoorten: elzen, eiken, populieren, essen en wilgen.
De ontwerprichtlijnen zijn overgenomen met betrekking tot de landschappelijke inpassing. Onderdeel hiervan is het aanleggen van een bosplantsoen, nieuwe erfhagen en de aanplant van diverse solitaire bomen . Met een voorwaardelijk verplichting zal deze landschappelijke inpassing worden geborgd.
Conclusie
Het plan past binnen de Ontwikkelingsvisie Buitengebied.
Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten
In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:
- 1. milieu;
- 2. waarden;
- 3. waterhuishouding.
5.1 Milieu
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.
5.1.1 Bodemkwaliteit
5.1.2 Bedrijven en milieuzonering
5.1.3 Externe veiligheid
5.1.4 Geurhinder veehouderijen
5.1.5 Geluid
5.1.6 Luchtkwaliteit
5.1.7 Volksgezondheid
5.1.8 Milieueffectrapportage
5.2 Waarden
5.2.1 Archeologie
5.2.2 Cultuurhistorie
5.2.3 Natuurwaarden
5.3 Waterparagraaf
5.3.1 Inleiding
Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Aa en Maas. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets. De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).
5.3.2 Beleid
In deze paragraaf is het relevante vigerende beleid opgenomen.
5.3.3 Watersysteem
5.3.4 Hemelwater
Voorliggend initiatief kent geen bouwplan en er wordt enkel één inrit toegevoegd (maximaal 100 m²). Deze marginale toename van het verhard oppervlak (ruim onder de 500 m²) zorgt niet voor een verandering van de waterhuishoudkundige situatie, waardoor wordt voldaan aan het gemeentelijke beleid.
Desondanks kent de Kapelstraat een waterprobleem. Hieromtrent heeft de gemeente de eis gesteld dat een tweede inrit enkel voorstelbaar is bij de realisatie van een hemelwatervoorziening, waarbij een bergingseis geldt van 60 mm per m² verhard oppervlak. In deze situatie leidt dit tot een bergingsvraagstuk van maximaal (100 * 0,06 =) 6 m³. Het plangebied is groot genoeg om hierin te voorzien.
In de regels behorende bij dit bestemmingsplan is deze waterbergingseis juridisch verankerd.
5.3.5 Afvalwater
Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden.
Het vuile afvalwater zal op de bestaande riolering in de Kapelstraat geloosd worden.
5.3.6 Waterkwaliteit
Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden geen uitlogende materialen toegepast.
Hoofdstuk 6 Haalbaarheid
In dit hoofdstuk wordt de haalbaarheid van dit bestemmingsplan aangetoond. Een bestemmingsplan moet zowel in financieel als in maatschappelijk opzicht haalbaar zijn. Er wordt daarom een korte financiële toelichting gegeven en daarnaast worden de doorlopen procedures weergegeven.
6.1 Kostenverhaal
Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).
In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren niet tot de in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Het vaststellen van een exploitatieplan is derhalve niet verplicht.
Om het landschappelijk inpassingsplan en mogelijke planschade te regelen zal een anterieure overeenkomst met de initiatiefnemers worden afgesloten.
6.2 Gemeentelijke Grondexploitatie
De gemeente heeft geen gronden in het plangebied in eigendom. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.
6.3 Maatschappelijk
6.3.1 Omgevingsdialoog
De initiatiefnemer heeft contact gezocht met de direct omwonenden en heeft hen geïnformeerd over voorliggend initiatief. Omwonenden hebben geen bezwaren geuit tegen het voornemen. Een verslag van het gevoerde omgevingsdialoog is bijgevoegd als bijlage 6 van de toelichting.
6.3.2 Ter visie legging
Het ontwerpbestemmingsplan ‘Kapelstraat 34, Elshout’ is conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in vooroverleg gezonden naar de betreffende personen en instanties. Daarnaast heeft het plan de procedure doorlopen van artikel 3.8 en verder van de Wet ruimtelijke ordening.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 21 december 2023 ter inzage gelegen. Naar aanleiding van een zienswijze van de provincie is het bestemmingsplan gewijzigd. Daarnaast is een ambtshalve wijziging doorgevoerd. Zie hiervoor de Nota van zienswijzen (bijlage 7) en Nota van wijzigingen (bijlage 8).
Hoofdstuk 7 Juridische Aspecten
7.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.
Het bestemmingsplan bestaat uit:
- de toelichting;
- de planregels;
- de verbeelding.
De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.
De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
7.2 Planregels
De indeling van de planregels is als volgt.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Hoofdstuk 4 Overgangsregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Begrippen (artikel 1) In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Wijze van meten (artikel 2) In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Bedrijf (artikel 3)
Binnen deze bestemming zijn de niet-woonfuncties opgenomen die passend worden geacht in het plangebied. Gekozen is voor één bestemming ten behoeve van de uniformiteit en flexibiliteit.
Waarde - Archeologie 2 (artikel 4)
Een gedeelte van het plangebied heeft een hoge archeologische verwachtingswaarde. Derhalve is binnen dit gedeelte van het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' van toepassing, die de verplichting tot het uitvoeren van archeologisch onderzoek legt op ontwikkelingen waarbij de bodemingreep meer dan 100 m² bedraagt.
Waarde - Archeologie 4 (artikel 5)
Een gedeelte van het plangebied heeft een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Derhalve is binnen dit gedeelte van het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' van toepassing, die de verplichting tot het uitvoeren van archeologisch onderzoek legt op ontwikkelingen waarbij de bodemingreep meer dan 5.000 m² bedraagt.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel (artikel 6) In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.
Algemene bouwregels (artikel 7) Dit artikel bevat regels ten aanzien van afwijkende bestaande bebouwing en ondergeschikte bouwdelen. Dit artikel bevat tevens de verplichting tot het voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij een verwijzing is opgenomen naar het relevante beleidsdocument.
Algemene gebruiksregels (artikel 8) In dit artikel is nader omschreven welke vormen van gebruik in ieder geval als strijdig met het bestemmingsplan worden aangemerkt, waaronder het gebruik van bouwwerken en terreinen zonder voldoende parkeergelegenheid.
Algemene aanduidingsregels (artikel 9)
In dit artikel is nader omschreven welke aanduiding binnen het plangebied aanwezig is en hoe hiermee omgegaan dient te worden.
Algemene afwijkingsregels (artikel 10) In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze afwijkingen betreffen onder meer het overschrijden van de maximaal toegestane maten, afmetingen en percentages.
Algemene procedureregels (artikel 11)
In dit artikel zijn de regels opgenomen betreffende afwijkings- en wijzigingsregels waaraan het bevoegd gezag zich dient te houden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht (artikel 12) Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.
Slotregel (artikel 13) Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Bijlage 1 Beplantingsplan
Bijlage 1 Beplantingsplan
Bijlage 2 Beplantingslijst
Bijlage 3 Vooronderzoek Bodem
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Industrielawaai
Bijlage 4 Akoestisch onderzoek industrielawaai
Bijlage 5 Geuronderzoek
Bijlage 6 Omgevingsdialoog
Bijlage 7 Nota Van Zienswijzen
Bijlage 7 Nota van zienswijzen