De Gorsen, 1e herziening
Bestemmingsplan - gemeente Heusden
Vastgesteld op 27-06-2023 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan De Gorsen, 1e herziening met identificatienummer NL.IMRO.0797.Degorsenph1-VG01 van de gemeente Heusden;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Van Toepassing Zijnde Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan De Gorsen Elshout van de gemeente Heusden, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 december 2017, blijft van toepassing, met dien verstande dat:
- Artikel 7.2.2. onder b van het bestemmingsplan De Gorsen Elshout wordt vervangen door het onderhavige artikel:
het aantal woningen bedraagt ten hoogste 115.
Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels
Artikel 3 Overgangsrecht
3.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 procent.
- c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
3.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 4 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan De Gorsen, 1e herziening.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Op 19 december 2017 is het bestemmingsplan 'De Gorsen Elshout' vastgesteld. In het bestemmingsplan zijn regels opgenomen om de bouw van 100 woningen mogelijk te maken. Door gewijzigde inzichten en marktomstandigheden blijkt dit aantal te gering. Om die reden heeft een heroriëntatie plaatsgevonden op het maximale woningaantal van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan beoogt de verhoging van het maximale woningaantal van 100 naar 115 wooneenheden. De verdichting van het plangebied betekent een verschuiving van vrijstaande en twee onder één kap woningen naar kleinere (betaalbare) woningen. Op die manier kan voldoende worden ingespeeld op de veranderende markt.
Deze toelichting gaat in op de aanleiding voor de herziening van het bestemmingsplan en de gevolgen hiervan op de milieuaspecten en regels. Verder blijft onverkort van toepassing de uitgebreide toelichting, behorende bij het op 19 december 2017 vastgestelde bestemmingsplan 'De Gorsen Elshout'.
1.2 Het Plangebied
Het plangebied ligt aan de zuidzijde van de kern Elshout, binnen de gemeente Heusden. Het plangebied is als volgt globaal begrensd: aan de westzijde door het perceel Elshoutseweg 25, aan de zuidzijde grenzen de woningen aan de Mayweg, de woningen aan de Kerkstraat (13 tot en met 31) vormen de noordgrens. De oostelijke rand wordt begrensd door de begraafplaats (en parkeersplaatsen) en de agrarische percelen in het verlengde ervan. Het plangebied heeft een omvang van circa 5 ha.
Ligging plangebied ten opzichte van de kern Elshout.
Ligging plangebied.
1.3 Geldende Planologische Regeling
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'De Gorsen Elshout' (vastgesteld op 19 december 2017). Op de navolgende afbeelding zijn de geldende bestemmingen en de plangrens weergegeven. De rode contour vormt de plangrens van het geldende bestemmingsplan en het voorliggende bestemmingsplan.
Het geldende bestemmingsplan is flexibel opgesteld. Ter plaats van de bestemming Woongebied mogen maximaal 100 woningen gebouwd worden.
Sinds de vaststelling van het plan zijn meerdere (bouw)vergunningen aangevraagd en zijn 53 woningen reeds gerealiseerd.
Geldende situatie plangebied met ligging plangebied (rode contour).
1.4 Leeswijzer
In Hoofdstuk 2 wordt het plan en de beoogde wijzigingen besproken. In Hoofdstuk 3 is het actuele beleid voor het plangebied opgenomen. De herziene milieuaspecten komen terug in hoofdstuk Hoofdstuk 4. Tenslotte komt in Hoofdstuk 5 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid ten aanzien van het bestemmingsplan aan bod.
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie En Beoogde Ontwikkeling
2.1 Bestaande Situatie
Het in 2017 vastgestelde bestemmingsplan 'De Gorsen Elshout' heeft sinds de vaststelling de bouw van 53 woningen in Elshout mogelijk gemaakt. Op dit moment staat het bestemmingsplan de bouw toe van nog maximaal 47 woningen.
Ligging plangebied.
2.2 Beoogde Situatie
De stedenbouwkundige uitgangspunten die in de toelichting en verbeelding van het moederplan zijn opgenomen, vormen de basis voor dit bestemmingsplan. Navolgend wordt het ruimtelijk concept op toegelicht, zoals beoogd in 2017.
Ruimtelijk concept (2017)
Het lintdorp Elshout is gelegen op de hoge grens van zand- naar kleigronden. Karakteristiek aan deze situatie is het slagenlandschap met een noord-zuid oriëntatie en structuur van watergangen en groenstructuren, haaks op het lintdorp. De nieuwe structuur sluit aan op dit orthogonale patroon en versterkt de relatie met lange doorzichten en noord-zuid gerichte groen- en waterstructuren. De overgang tussen de historische lintstructuur en het ontwikkelingsgebied wordt vormgegeven als een groene tussenzone met diverse bouwvolumes zoals schuren en weides. Oude historische lijnen en verbindingen worden opgepakt om de wijk te verweven met de oude lintstructuur.
Het dorpse karakter van Elshout is vertaald in diverse woonsferen. Diverse woningtypes wisselen elkaar af. De straten kennen een ruim profiel met genoeg ruimte voor groen en bomen. Centraal in de wijk is een grote groenplek geprojecteerd die aanleiding geeft voor spelen en ontspanning. De bebouwing in de noordrand zorgt voor een geleidelijke overgang met het historische lint.
De grote groenblauwe structuur aan de westzijde, noodzakelijk voor de waterberging van de wijk, vormt naast een groene afronding van de wijk ook een recreatief gebied voor de wijk en het dorp.
Het ruimtelijk concept met landschappelijke hoofdstructuur is vastgelegd en is uitgangspunt voor een nadere invulling van het plangebied. Een mogelijke uitwerking van deze hoofdstructuur is weergegeven aan de hand van een stedenbouwkundig plan (2017), hierna afgebeeld. Hierin is een voorbeeld gegeven van de verkaveling en nadere inrichting van De Gorsen.
Stedenbouwkundig plan De Gorsen (mogelijke verkaveling 2017).
Herijking 2023
Dit bestemmingsplan beoogt de verhoging van het maximale woningaantal van 100 naar 115 wooneenheden. Op die manier kan voldoende worden ingespeeld op de veranderende markt. De aanpassingen ten opzichte van het stedenbouwkundig plan, zoals indicatief opgenomen in het geldend bestemmingsplan hebben betrekking op een verdichting van het plangebied. Dit betekent een verschuiving van vrijstaande en twee onder één kap woningen naar kleinere (betaalbare) woningen. Dit in de vorm van rijenwoningen en zogenaamde rug-aan-rug woningen. Het realiseren van deze woningtypologieën is een ontwikkeling die past binnen de uitgangspunten van de gemeentelijke woonvisie en de gemeentelijke woningbouwplanning.
Met de voorgenomen verdichting wordt er verder geen onevenredige afbreuk gedaan aan het ruimtelijk concept zoals beoogd en vastgelegd in het geldend bestemmingsplan.
Stedenbouwkundig plan De Gorsen (mogelijke verkaveling 2023).
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) van kracht geworden. De NOVI is een instrument van de nieuwe Omgevingswet en loopt vooruit op de inwerkingtreding van die wet. Vanwege het uitstel van de inwerkingtreding van de Omgevingswet komt de NOVI als structuurvisie uit onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze structuurvisie gelden als de Nationale Omgevingsvisie, zoals in de nieuwe wet bedoeld.
De NOVI bevat de hoofdzaken van het beleid voor de fysieke leefomgeving. Uit de Omgevingswet volgt dat al het strategische beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, én het nieuwe strategische beleid op het beleidsterrein van de fysieke leefomgeving worden opgenomen in de NOVI. Het gaat om het strategisch beleid, omdat de NOVI een visie is en de hoofdzaken bevat van het beleid voor de fysieke leefomgeving (artikel 3.2 Omgevingswet).
De NOVI geldt verder als wijziging van enkele onderdelen van het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP) op grond van de Waterwet.
In zijn totaliteit kent de NOVI 21 nationale belangen en opgaven die het verder uitwerkt. Die opgaven zijn niet op zichzelf staand op te lossen, maar grijpen in elkaar. Met de NOVI zoekt het Rijk een perspectief om de grote opgaven aan te pakken, om Nederland mooier en sterker te maken en daarbij voort te bouwen op het bestaande landschap en de (historische) steden. Om die reden worden binnen de NOVI prioriteiten gesteld. De NOVI stelt daarbij een integrale aanpak voor: integraal, samen met andere overheden en maatschappelijke organisaties, en met meer regie vanuit het Rijk. Met steeds een zorgvuldige afweging van belangen werkt het Rijk aan de vier prioriteiten:
- 1. ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
- 2. duurzaam economisch groeipotentieel;
- 3. sterke en gezonde steden en regio's;
- 4. toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Centraal bij de afweging van belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving, zowel van de boven- als van de ondergrond. Het gaat daarbij om 'omgevings-inclusief' beleid. De NOVI onderscheidt daarbij drie afwegingsprincipes:
- 1. combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
- 2. kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
- 3. afwentelen wordt voorkomen.
Het Rijk zal bij de uitvoering van de NOVI zichtbaar maken hoe de omgeving-inclusieve benadering vorm krijgt en de afwegingsprincipes benut worden.
Conclusie
Het plangebied ligt niet in een gebied waarvoor de NOVI gerichte belangen of opgaven kent. Om die reden kan verdere toetsing aan de NOVI achterwege blijven.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro of AMvB Ruimte) is het inhoudelijke beleidskader van het Rijk waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dat betekent dat het Barro regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich primair richt tot de gemeente.
De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen of vrijwaren van (ruimtelijke) functies, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden.
De volgende onderwerpen zijn in het Barro opgenomen: rijksvaarwegen, het project Mainportontwikkeling Rotterdam, het kustfundament, de grote rivieren, de Waddenzee en het waddengebied, defensie, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, hoofdwegen en landelijke spoorwegen, de elektriciteitsvoorziening, buisleidingen van nationaal belang ten behoeve van het vervoer van gevaarlijke stoffen, de Ecologische Hoofdstructuur, primaire waterkeringen buiten het kustfundament en het IJsselmeergebied.
Geen van de in de AMvB genoemde onderwerpen heeft betrekking op het onderliggende plangebied. Het Barro staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
3.1.3 Regeling algemene regels ruimtelijke ordening
De Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) is gebaseerd op het bovengenoemde Barro. In titel 2.6 van het Barro is bepaald dat bij ministeriële regeling verschillende militaire terreinen, gebieden, objecten en zones worden aangewezen, waar gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening mee moeten houden. De onderhavige ontwikkelingslocatie maakt geen deel uit van dergelijke aangewezen terreinen, gebieden, objecten of zones. Het Rarro staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
3.1.4 Ladder voor duurzame verstedelijking
Dit bestemmingsplan betreft een wijziging van het bestemmingsplan met het oog op het maximale woningaantal. In het huidige bestemmingsplan wordt de bouw van maximaal 100 woningen toegestaan. Gelet op de huidige ontwikkelingen in de woningmarkt, de groeiende vraag naar doorstroomwoningen en het regionale verzorgingsgebied voor de gemeente Heusden is een bestemmingsplan gewenst met een hoger maximaal aantal woningen.
In artikel 3.1.6 lid 2 van het besluit ruimtelijke ordening (Bro) staat dat bij stedelijke ontwikkelingen ook moet worden gekeken naar de behoefte van een project. In het kader van dit artikel is een Laddertoets uitgevoerd. De Ladder voor duurzame verstedelijking is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik. De Laddertoets kijkt naar de aard en functie van een bepaalde ontwikkeling, en toetst of de ontwikkeling ruimtelijk gezien nodig is, of er behoefte naar is, en of er geen betere locatie is voor de beoogde ontwikkeling. De Laddertoets is uitgevoerd en is te vinden in Bijlage 3.
De ontwikkeling van De Gorsen is hard nodig om te voorzien in de woningbehoefte van de gemeente Heusden in de periode tot 2030. Daarmee is aangetoond dat er een kwantitatieve behoefte is aan de ontwikkeling. Voor wat betreft de kwalitatieve woningbehoefte wordt opgemerkt dat het bestemmingsplan globaal is opgezet, waardoor er ruimte is voor diverse woningtypes. De aanpassingen in dit bestemmingsplan hebben betrekking op een verdichting van het plangebied. Dit betekent een verschuiving van vrijstaande en twee onder één kap woningen naar kleinere (betaalbare) woningen. Het realiseren van deze woningtypologieën is een ontwikkeling die past binnen de uitgangspunten van de gemeentelijke woonvisie en de gemeentelijke woningbouwplanning.
Na toetsing van het project aan de Ladder voor duurzame verstedelijking kan worden geconstateerd dat de Laddertoets geen belemmering oplevert voor onderhavige ontwikkeling. Het plan kan wat betreft dit aspect als uitvoerbaar worden geacht.
3.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie 'Kwaliteit van Brabant'
Op 14 december 2018 hebben Provinciale Staten van Noord-Brabant de Brabantse Omgevingsvisie 'De kwaliteit van Brabant – Visie op de Brabantse leefomgeving' vastgesteld. Met deze omgevingsvisie geeft de provincie, vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet, richting aan wat zij voor Brabant wil bereiken en biedt daarmee handvatten voor haar handelen in de praktijk. De provincie streeft ernaar dat deze visie, hoewel formeel alleen zelfbindend, Brabant samenbindt. Met de omgevingsvisie formuleert de provincie haar ambitie: hoe moet de Brabantse leefomgeving er in 2050 uitzien? En daarbij stelt zij mobiliserende tussendoelen: wat willen we in 2030 voor elkaar hebben om die ambitie te verwezenlijken?
Eén basisopgave en vier hoofdopgaven
De Omgevingswet heeft als doel een balans te vinden tussen beschermen (veilig, gezond met waarborg voor omgevingskwaliteit inclusief natuur) en benutten (optimaal gebruik en ontwikkelen van de leefomgeving om maatschappelijke behoeften te vervullen). Met de Omgevingsvisie geeft de provincie aan wat zij belangrijk vindt voor de verbetering en duurzame ontwikkeling van de leefomgeving van de inwoners van Brabant. De focus ligt daarbij op de vier hoofdopgaven voor de middellange en lange termijn:
- Werken aan de Brabantse energietransitie.
- Werken aan een klimaatproof Brabant.
- Werken aan de slimme netwerkstad.
- Werken aan een concurrerende, duurzame economie.
Het gaat om grote maatschappelijke opgaven die niet los van elkaar te zien zijn, maar die met elkaar zijn verbonden. Het zijn urgente opgaven die raken aan de essentie van de omgevingsvisie: de visie als inspirerend eindbeeld en mobiliserende strategie. De visie geeft daarbij richting aan deze opgaven vanwege de ingrijpende veranderingen waarmee zij gepaard gaan. Extra focus op deze hoofdopgaven is nodig om een goede basis met een goede omgevingskwaliteit te behouden. De provincie heeft daarom de volgende basisopgave in de Omgevingsvisie benoemd: werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit. Voor de feitelijke realisering spelen gemeenten en initiatiefnemers de hoofdrol. De omgevingsvisie is samen met de Interim omgevingsverordening van Noord-Brabant (zie paragraaf 3.2.2) een middel om de provinciale ruimtelijke visie op Brabant te realiseren en een toetsingskader voor nieuwe ruimtelijke initiatieven.
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de mogelijkheid van de bouw van een maximaal woningaantal van 115 woningen op een gebied waar juridisch gezien reeds 100 woningen gebouwd mogen worden. Het plan draagt daarmee bij aan de doelstellingen van de provincie om de komende tien jaar 120.000 woningen te bouwen.
Conclusie
Het provinciale beleid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
3.2.2 Interim omgevingsverordening Noord-Brabant
Op 25 oktober 2019 hebben provinciale staten van Noord-Brabant de 'Interim omgevingsverordening Noord-Brabant' vastgesteld. Deze omgevingsverordening trad op 5 november 2019 in werking. De omgevingsverordening betreft een samenvoeging van verschillende regelingen op provinciaal niveau met betrekking tot de fysieke leefomgeving. Dit betekent dat de regels betrekking hebben op milieu, natuur, ruimtelijke ordening, water, bodem en wegen. De Interim omgevingsverordening is daarbij een eerste stap op weg naar een definitieve omgevingsverordening, die op grond van de Omgevingswet wordt vastgesteld en die verplicht is voor provincies.
De interim omgevingsverordening is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat er geen nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd ten opzichte van eerdere versies van de verordening, behalve als deze voortvloeien uit vastgesteld beleid zoals de omgevingsvisie. In principe zijn de huidige regels gehandhaafd met het huidige beschermingsniveau.
Belangrijke uitgangspunten vanuit de Omgevinsvisie Kwaliteit van Brabant (zie paragraaf 3.2.1) zijn verwerkt. De nieuwe manier van werken met diep, rond en breed kijken is opgenomen en er wordt vaker een koppeling gelegd met omgevingskwaliteit door bijvoorbeeld sanering van leegstaand vastgoed elders. De nadruk op omgevingskwaliteit komt ook tot uitdrukking bij de kwalitatieve benadering voor hergebruik van leegstaand vastgoed in het landelijk gebied en duurzame verstedelijking.
De onderstaande tekst bespreekt de voor de planlocatie relevante aspecten en regels.
Duurzame stedelijke ontwikkeling
Met name de regels uit artikel 3.42 voor de ontwikkeling van een locatie voor wonen zijn van toepassing:
- 1. in hoeverre de ontwikkeling past binnen de regionale afspraken; alsmede,
- 2. dat het een duurzame stedelijke ontwikkeling is.
Ten aanzien van het eerste punt geldt dat bij het onderhavige geval sprake is van een planvoornemen dat past in de regionale afspraken. De Gorsen past binnen de regionale woningbouwafspraken, zoals zijn vastgesteld binnen de afstemmingsregio Noordoost-Brabant. Het aantal woningen binnen de wijk De Gorsen behoren hiertoe. Naast de formele afstemming binnen de regio Noordoost Brabant vindt er informele afstemming van de woningbouwplannen plaats binnen het Samenwerkingsverband Regio Hart van Brabant. Hierdoor is ook een goede aansluiting op omliggende gemeenten als Waalwijk en Loon op Zand geborgd. Ten tweede moet dus sprake zijn van een duurzame stedelijke ontwikkeling. Het tweede lid van artikel 3.42 geeft aan dat een duurzame stedelijke ontwikkeling:
- 1. bevordert een goede omgevingskwaliteit met een veilige en gezonde leefomgeving;
- 2. bevordert zorgvuldig ruimtegebruik, waaronder de transformatie van verouderde stedelijke gebieden;
- 3. geeft optimaal invulling aan de mogelijkheden voor productie en gebruik van duurzame energie;
- 4. houdt rekening met klimaatverandering, waaronder het tegengaan van hittestress en voldoende ruimte voor de opvang van water;
- 5. geeft optimaal invulling aan de mogelijkheden voor duurzame mobiliteit;
- 6. draagt bij aan een duurzame, concurrerende economie.
Ten aanzien van deze zes criteria wordt hier verwezen naar paragraaf 3.1.2 alsmede Hoofdstuk 4 dat in deelonderwerpen aangeeft dat het planvoornemen aan de bovenstaande criteria voldoet. Op basis van de conclusies die in de genoemde paragrafen naar voren komen, kan gesteld worden dat wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 3.42 van de interim omgevingsverordening,
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Ontwerp omgevingsvisie Heusden
De ontwerp omgevingsvisie heeft van 29 september tot en met 9 november 2022 ter visie gelegen en zal in 2023 worden vastgesteld. Doel van deze visie is het schetsen van waar de gemeente tot 2040 heen wil.
In de omgevingsvisie zijn de volgende ambities beschreven:
- 1. Gezond en levendig wonen.
- 2. Perspectief voor goed ondernemerschap.
- 3. Waardevolle natuur en boerenlandschap.
- 4. Klimaatdoelstellingen regionaal verankerd, lokaal geborgd.
De gemeente constateert een ontwikkeling waarbij Drunen, Vlijmen, Elshout, Nieuwkuijk en Haarsteeg naar elkaar toegroeien tot een levendige en groene verstedelijkte strook. De uitdaging die de gemeente hierbij ziet is om steeds te werken aan het het behoud van eigen identiteit en de open ruimte. Bij de (her)ontwikkeling van woningen, bedrijfsgebouwen alsmede herinrichting van de publieke ruimte zijn de realisatie van kwalitatief goed groen alsmede opvang en berging van water een randvoorwaarde. De gemeente werkt steeds vanuit de gedachte van een gebiedsontwikkeling, waarbij het uitgangspunt is dat de totale wateropgave niet groter mag worden (hydrologisch neutraal).
Conclusie
Zodra de ontwikkeling voldoet aan het streven naar een hydrologisch neutrale oplossing, gaat het bestemmingsplan niet in tegen het gemeentelijk beleid.
3.3.2 Woonvisie 2020-2025
Met het vaststellen van de Woonvisie 2020 - 2025 'tHuis in Heusden' wordt een visie gegeven op volkshuisvestelijke ontwikkelingen in de periode 2020 - 2025. De Woonvisie is op 4 augustus 2020 vastgesteld. De woonvisie richt zich primair op de woonwensen, de woningen en de woonomgeving in Heusden. Daarbij is de organisatiekracht van woningcorporatie, partners en inwoners onmisbaar tot concrete acties te komen.
De gemeente vindt het belangrijk dat de inwoners naar tevredenheid wonen en dat ze in Heusden een wooncarrière kunnen doorlopen. De meeste inwoners van Heusden zijn prima in staat om verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen woonsituatie. Echter mensen met beperkte kansen op de woningmarkt vanwege inkomen, gezondheid of anderszins, hebben ook recht op woonruimte in Heusden en verdienen aandacht. Met oog voor de gewenste kwaliteiten, geeft de gemeente samen met de expertise van haar partners in wonen, invulling aan de optimalisatie van plannen. Vanuit haar merkbelofte 'Dromen. Doen. Heusden' vindt de gemeente het logisch dat de inwoners zo veel mogelijk zelf kunnen bepalen hoe ze willen wonen, zowel in bestaande wijken als in een nieuwbouwomgeving. De gemeente stelt zich daarbij faciliterend op. Een gevarieerd woningaanbod zorgt ervoor dat mensen in Heusden een wooncarrière kunnen doorlopen. De gemeente vindt het immers belangrijk dat inwoners een gewenste of passende woning kunnen vinden. Het woningbouwprogramma (planaanbod) moet daarom voorzien in het versterken van de woonidentiteiten en bijdragen aan een evenwichtige groei. Hiermee wordt gelijktijdig voldaan aan de regionale opgaven en afstemming. Het flexibel meebewegen met marktontwikkelingen en het kunnen oppakken van particuliere initiatieven vraagt om een integrale en duurzame aanpak om de diversiteit aan woonmilieus en woonvormen te vergroten. Senioren wonen bij voorkeur in de nabijheid van voorzieningen, dus op inbreidingslocaties, zodat zij langer zelfredzaam zijn en minder vereenzamen. Het gemeentelijke streven is dan ook om nieuwbouwwoningen voor deze doelgroep in beginsel op inbreidingslocaties te realiseren, nabij de centra en voorzieningen waaronder woonservicezones.
De gemeente draagt bij nieuwbouw partijen uit om zoveel mogelijk in te zetten op consumentgericht, levensloop bestendig, circulair en duurzaam bouwen, overeenkomstig 'Heel Heusden Duurzaam', maar wil ook in blijven spelen op de behoefte aan consumentgericht maatwerk, waaronder bouwkavels voor particulieren.
Conclusie
De aanpassingen in dit bestemmingsplan hebben betrekking op een verdichting van het plangebied. Dit betekent een verschuiving van vrijstaande en twee onder één kap woningen naar kleinere (betaalbare) woningen. Dit initiatief draagt daarom bij aan het realiseren van de gemeentelijke ambities zoals zijn opgenomen in de Woonvisie 2020 - 2025 'tHuis in Heusden'. Het gemeentelijke beleid levert geen belemmeringen op voor de uitvoer van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 Milieuaspecten
4.1 Gevolgen Van De Herziening
In het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan 'De Gorsen Elshout' zijn onderzoeken uitgevoerd waarin de uitvoerbaarheid van het plan is onderzocht. Met de beoogde vergroting van het woningaantal kunnen de resultaten van de genoemde onderzoeken grotendeels van toepassing blijven. Echter, de gegevens voor de waterhuishouding, verkeer en parkeren en de luchtkwaliteit zijn gewijzigd en/ of actualisatie is noodzakelijk. Daarom worden deze aspecten nader in deze toelichting belicht.
4.2 Waterparagraaf
Waterbeheerplan
Op 19 november 2021 is het nieuwe waterbeheerplan (WBP) van waterschap Aa en Maas vastgesteld. In dit plan is beschreven welke doelstellingen het waterschap nastreeft in de periode 2022-2027 en hoe zij die doelstellingen wil gaan halen. Het plan geldt van 22 december 2021 tot en met 21 december 2027. Het waterbeheerplan is uitgewerkt in de volgende drie programma's:
- 1. Waterveiligheid; Het programma 'Waterveiligheid' draait om de bescherming tegen overstromingen vanuit de Maas en het regionale watersysteem.
- 2. Klimaatbestendig en gezond watersysteem; Het programma 'Klimaatbestendig en gezond watersysteem' draait om een goed functionerend watersysteem in normale én in extreem droge en natte situaties: klimaatbestendig, robuust, veerkrachtig en stuurbaar. Daarbij let het waterschap op de hoeveelheid (goede waterpeilen, het vasthouden van water en het omgaan met wateroverlast en droogte); en op de kwaliteit van het water (chemisch en ecologisch).
- 3. Schoon Water; In het programma 'Schoon Water' speelt het zuiveren van afvalwater een centrale rol.
Voor bebouwde gebieden heeft het waterschap specifieke doelen geformuleerd. In bebouwd gebied werkt het waterschap toe naar een klimaatrobuust watersysteem waarin:
- schoon water niet naar de zuivering gaat, maar het grondwater voedt;
- de waterkwaliteit geen risico's geeft voor de volksgezondheid en geschikt is voor een goede ontwikkeling van flora en fauna, maar ook voor recreatie en evenementen;
- de kans op wateroverlast en problemen door droogte en hittestress acceptabel is;
- de betrokkenheid en het waterbewustzijn van inwoners, bedrijven en andere stedelijke partners is toegenomen.
Deze programma's zijn verder uitgewerkt in het WBP naar concrete doelstellingen. Deze doelstellingen vinden onder andere een doorwerking in de beschikbare instrumenten van het waterschap; Keur, legger, communicatie en stimuleringsmiddelen. Het plan geldt tot eind 2027.
Keur
De Keur is een waterschapsverordening en omvat samen met de Waterwet alle gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen of activiteiten die consequenties hebben voor de waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterveiligheid. De Keur is verder uitgewerkt in beleids- en algemene regels.
Legger
De Keur verwijst in de gebods- en verbodsbepalingen volop naar de legger. De legger legt de status en afmetingen behorende bij de regels van de Keur vast in een overzichtskaart van het waterbeheersgebied. Op deze kaart zijn onder andere dijken, waterlopen en bijbehorende beschermingszones aangegeven. Vanuit de Legger worden geen nadere randvoorwaarden voor het plangebied gesteld.
Watercompensatie en waterberging
De verhoging van het maximaal aantal te bouwen woningen brengt mee dat er meer verharding komt, en dat er meer watercompensatie moet plaatsvinden dan in het geldend bestemmingsplan is gemotiveerd.
Op grond van de beoogde inrichting is de toename van het verhard oppervlak en de benodigde waterberging berekend. In totaal bedraagt het afwaterend oppervlak circa 25.649 m2. Dit bedraagt ongeveer 1.073 m2 meer dan het verharde oppervlak uit de berekening, opgesteld in het kader van het bestemmingsplan De Gorsen Elshout. De vergroting van het verharde oppervlak is het gevolg van de extra woningen die binnen de grenzen van het plangebied worden gerealiseerd. Het uitgangspunt is dat al het water van het verharde oppervlak binnen het plangebied wordt afgevoerd naar de bergingsvijver in openbaar terrein. Daarnaast worden enkele watergangen (gedeeltelijk) gedempt. Dit dient volledig gecompenseerd te worden.
Aan de westzijde van het plangebied is ruimte aanwezig om een bergingsvijver aan te brengen ten behoeve van de toename van verharding en gedeeltelijke demping van watergangen. De bergingsvijver wordt aangelegd op een bodemhoogte van NAP -0,70 m, waardoor de waterdiepte circa 1,50 m bedraagt. Het dwarsprofiel, de berekening en de precieze afmetingen zijn te vinden in Bijlage 1.
Het watersysteem is toereikend om de beoogde ontwikkeling, het realiseren van 115 woningen, mogelijk te maken.
In het kader van het wettelijk overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het bestemmingsplan voorgelegd aan het Waterschap Aa en Maas. Gorsen. Daaruit komt naar voren dat actualisatie van de in 2018 verleende watervergunning nodig is, zodat de watervergunning in lijn is met wat er in de praktijk is/wordt gerealiseerd.
Conclusie
De beoogde ontwikkeling ervaart geen belemmering ten gevolge van het aspect water.
4.3 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).
Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft, op voorstel van de minister van VROM, ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.
Projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.
In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3 procent verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.
Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit, heeft VROM in samenwerking met InfoMil de nibm-tool ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool is voor de totale toename van verkeer als gevolg van voorliggende ontwikkeling de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald.
Toepassing
Vanwege de toename van het maximaal aantal woningen nemen ook de extra voertuigbewegingen per dag toe. Het aantal woningen stijgt met 15 procent (van 100 naar 115). De extra voertuigbewegingen waren in het moederplan aangeduid als 500. Wanneer dit aantal met 15 procent toeneemt, ontstaat er een aantal extra voertuigbewegingen van 575. Dit getal is als uitgangspunt genomen bij de berekening met de nibm-tool.
Door onderhavige ontwikkeling neemt het aantal verkeersbewegingen met circa 575 autoritten per weekdag toe. Uit de berekeningen met de nibm-tool blijkt dat het plan de grens van 3 procent (een toename van 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) niet overschrijdt. Het project wordt dan ook beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven.
Conclusie
De luchtkwaliteit ervaart geen negatieve effecten ten gevolge van dit bestemmingsplan. Het vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
4.4 Verkeer En Parkeren
Verkeer
De verkeersproductie van de woningbouwontwikkeling De Gorsen bedraagt circa 575 verkeersbewegingen per etmaal. De extra verkeersbewegingen zorgen niet voor nieuwe knelpunten op het gebied van doorstroming op wegvakniveau. De huidige inrichting van de Mayweg voldoet qua verkeersintensiteiten aan de functie van de weg. De Mayweg wordt ten behoeve van de verkeersontsluiting voor een woonwijk met 115 woningen aangepast en ingericht als 30 km/h zone. De kruispunten Elshoutseweg - Mayweg en Mayweg - De Gorsen kunnen het verkeer in de ochtend- en avondspits vlot verwerken in de plansituatie 2030 (rekening houdend met de vastgestelde en nog minder zekere ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen in de regio).
In het moederplan is de verkeersgeneratie afgewogen tegen de bestaande verkeerssituatie. De huidige infrastructuur kan de bouw van 100 woningen aan en levert geen knelpunten op. De 15 extra woningen zullen hier redelijkerwijs geen onevenredige verandering in aan brengen. De huidige verkeerssituatie voldoet aan de opvang van de extra verkeersgeneratie van 15 woningen.
Parkeren
Bij de komst van meer woningen zal ook de parkeerdruk in het plangebied toenemen. Bijlage 4 laat zien dat de beoogde hoeveelheid parkeerplaatsen ingepast kunnen worden in het plangebied. Hierbij is bewust gekozen om langsparkeren te vermijden vanwege de kwaliteit van de openbare ruimte. De benodigde parkeerplaatsen zijn ingepast.
Conclusie
De verhoging van het maximaal aantal woningen in het bestemmingsplan heeft geen nadelige effecten op het verkeer of de parkeerdruk.
4.5 Ecologie
De Wet natuurbescherming (Wnb) richt zich op soortenbescherming en gebiedsbescherming. Onderdeel van de gebiedsbescherming is de bescherming van belangrijke natuurgebieden zoals Natuur Netwerk Nederland (NNN) en Natura 2000. Om deze speciale gebieden te bescherming tegen stikstofdepositie wordt een AERIUS-berekening uitgevoerd die inzicht geeft in de stikstofdepositie op beschermde natuurgebieden.
Een nieuw AERIUS rapport is opgesteld om inzichtelijk te maken wat de eventuele effecten van de voorgenomen ontwikkeling zijn op de stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden. Hieruit komt naar voren dat de toename van stikstofdepositie 0,00 mol/ha betreft zodat negatieve effecten door de toename van stikstofdepositie niet aan de orde zijn. Voor de aanlegfase geldt dat voor het jaar 2024 gerekend is met de realisatie van maximaal 25 woningen, inclusief bijbehorende infrastructuur. Dit is als worst-case te beschouwen qua maximale productie op jaarbasis en daarmee voldoen navolgende jaren ook.
Voor de overige factoren geldt dat als gevolg van het plan geen significant negatieve effecten optreden op in het kader van de Wnb beschermde Natura 2000-gebieden.
Conclusie
De stikstofdepositie vormt geen bedreiging voor de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied. Vanuit het aspect Ecologie zijn geen belemmeringen geconstateerd ten behoeve van dit bestemmingsplan.
4.6 Vormvrije Aanmeldnotitie M.e.r.-beoordeling
De procedure van een milieueffectrapportage (m.e.r.) is volgens de Wet milieubeheer verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid over initiatieven en activiteiten van publieke en private partijen die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Welke activiteiten dat betreft is aangegeven in het Besluit m.e.r. en de daarbij behorende bijlage. In de bijlage is onderscheid gemaakt tussen een:
- C-lijst met m.e.r.-plichtige activiteiten en daarbij behorende drempelwaarden;
- D-lijst met m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten en de daarbij behorende drempelwaarden.
Het doel van de m.e.r. is het milieubelang volwaardig mee te laten wegen bij de vaststelling van deze plannen en besluiten. Met betrekking tot de inhoud ('wat moet er in de vormvrije m.e.r.-beoordeling worden onderzocht?') moet aandacht worden besteed aan alle criteria die zijn opgenomen in Bijlage III bij de Europese richtlijn 'betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten'. Dit betreft de volgende criteria:
- 1. de kenmerken van het project;
- 2. de plaats van het project;
- 3. de kenmerken van de potentiële effecten.
Plangebied
De voorgenomen ontwikkeling in Elshout valt onder de D-lijst van het Besluit m.e.r. De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject is opgenomen in onderdeel D, onder 11.2. Voor dergelijke ontwikkelingen gelden de volgende drempelwaarden:
- een oppervlakte van honderd hectare of meer;
- een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat; of
- een bedrijfsvloeroppervklakte van 200.000 vierkante meter of meer.
Met voorliggend bestemmingsplan worden 115 woningen gerealiseerd. Hiermee ligt de beoogde ontwikkeling ver onder de drempelwaarden. Omdat de ontwikkeling in onderdeel D van het Besluit m.e.r. voorkomt, moet derhalve een vormvrije m.e.r.-beoordeling worden opgesteld. De centrale vraag is: heeft het bestemmingsplan belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, die de uitvoering van een m.e.r. noodzakelijk maken.
Opzet vormvrije m.e.r.-beoordeling
Met betrekking tot de inhoud ('wat moet er in de vormvrije m.e.r.-beoordeling worden onderzocht?') moet aandacht worden besteed aan alle criteria die zijn opgenomen in Bijlage III bij de Europese richtlijn 'betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten'. Dit betreft de volgende criteria:
1. de kenmerken van het project;
2. de plaats van het project;
3. de kenmerken van de potentiële effecten.
- 1. de kenmerken van het project
Bij de kenmerken van het project moet in het bijzonder in overweging worden genomen: de omvang van het project, de cumulatie met andere projecten, het gebruik van natuurlijke hulpbronnen, de productie van afvalstoffen, verontreininging en hinder en het risico van ongevallen, met name gelet op gebruikte stoffen en technologiën. Wat betreft de 1e herziening van het bestemmingsplan De Gorsen worden de kenmerken van het project beschreven in Hoofdstuk 2.
- 2. de plaats van het project
Bij de plaats van het project gaat het met name om de mate van kwetsbaarheid van het gebied waarin het project plaatsvindt. Hierbij wordt conform de EU-richtlijn in overweging genomen wat het bestaande grondgebruik is en hoe het is gesteld met het regeneratievermogen van de natuurlijke hulpbronnen van het gebied en het opnameverhogen van het natuurlijke milieu. Het plangebied ligt aan de rand van Elshout.
In de huidige situatie is er sprake van een vastgesteld bestemmingsplan voor 100 woningen. Het plangebied is reeds deels in ontwikkeling waarbij een deel van deze 100 woningen zijn gerealiseerd. In de omgeving van het plangebied liggen geen kwetsbare gebieden. Het dichtstbijzijnde gelegen Natura 2000-gebied betreft het Vlijmens Ven dat op zo'n vijf km afstand ligt (hemelsbreed). Het dichtstbijzijnde NNN gebied ligt op twee km afstand.
- 3. de kenmerken van de potentiële effecten
Alle mogelijke milieugevolgen van de activiteiten die voorliggend bestemmingsplan mogelijk maakt zijn onderzocht. De verantwoording hiervan is per milieuthema behandeld in Hoofdstuk 4 en het bestemmingsplan De Gorsen Elshout. Uit de conclusies wordt afgeleid dat op geen enkele van de milieuaspecten sprake is van belangrijk nadelige gevolgen voor het milieu.
In het onderhavige bestemmingsplan, in combinatie met de gegevens en onderzoeken uit het moederplan, wordt uitvoerig aandacht geschonken aan de drie bovengenoemde criteria. Het plan leidt niet tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu of bijzondere omstandigheden die het opstellen van een MER of m.e.r.-beoordeling noodzakelijk maken.
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet ingevolge de Wro aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, et cetera.) maar ook de economische uitvoerbaarheid van het plan. Daarvan wordt in deze paragraaf verslag gedaan.
Kostenverhaal
Het bestemmingsplan, leidt tot de planologische mogelijkheid om nieuwe woningen te bouwen. Op grond van het bepaalde in artikel 6.12, lid 1 Wet ruimtelijke ordening is de gemeenteraad verplicht een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen.
In afwijking van het bepaalde in artikel 6.12, lid 1 Wet ruimtelijke ordening bepaalt lid 2 van dit artikel dat de gemeenteraad kan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
- het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd (bijvoorbeeld via gronduitgifte, een anterieure overeenkomst over grondexploitatie);
- het niet noodzakelijk is een tijdvak voor de exploitatie, dan wel een fasering in de uitvoering van werken, werkzaamheden, maatregelen en bouwplannen vast te stellen;
- het stellen van eisen voor de werken en werkzaamheden voor het bouwrijpmaken van het exploitatiegebied, de aanleg van nutsvoorzieningen en het inrichten van de openbare ruimte in het exploitatiegebied, dan wel het stellen van regels omtrent het uitvoeren van die werkzaamheden, dan wel een uitwerking van de regels met betrekking tot de uitvoerbaarheid niet nodig is.
Met de projectontwikkelaar is een anterieure overeenkomst gesloten. Het verhaal van kosten van de grondexploitatie is hierdoor anderszins verzekerd. Het opstellen van een exploitatieplan is daarmee niet nodig.
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het ontwerp van het bestemmingsplan lag ter inzage van 16 maart 2023 tot en met 26 april 2023. Ook is het plan toegezonden aan de relevante overheidsinstanties. Er zijn geen zienswijzen ontvangen.
Bijlage 1 Waterberging
Bijlage 2 Aerius-berekening Stikstofdepositie
Bijlage 2 AERIUS-berekening stikstofdepositie
Bijlage 3 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking
Bijlage 3 Ladder voor duurzame verstedelijking