Het Run
Bestemmingsplan - Gemeente Heusden
Vastgesteld op 22-04-2015 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het Bestemmingsplan Het Run van de gemeente Heusden;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0797.Hetrun-VG02 met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aanbouw
een, aan een hoofdgebouw toegevoegde, afzonderlijke ruimte die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer voor wat betreft goothoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aardkundige waarden
landschapswaarden die samenhangen met (abiotische) milieukenmerken, zoals geologie, geomorfologie, reliëf, (grond)waterhuishouding (kwelgebieden), bodemopbouw/bodemsamenstelling, afzonderlijk of in onderlinge samenhang;
1.7 abiotische waarden
het geheel van waarden in verband met het abiotisch milieu (= niet levende natuur), in de vorm van aardkundige en/of hydrologische kenmerken, zowel op zichzelf als in relatie tot de aanwezigheid of nabijheid van (ontwikkelingsmogelijkheden voor) een waardevol biotisch milieu (= levende natuur, gevormd door organismen en leefgemeenschappen);
1.8 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
1.9 agrarisch bedrijf, kwekerij
een agrarisch bedrijf, anders dan een intensieve veehouderij of een glastuinbouwbedrijf, waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde gronden in de directe omgeving van het bedrijf;
agrarisch bedrijf, glastuinbouwbedrijf:
een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend gericht is op het telen van gewassen in kassen en/of hoge tunnels, welke ter plaatse (overwegend) permanent aanwezig zijn;
1.10 agrarisch-technisch hulpbedrijf
bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten waarbij gemechaniseerd loonwerk ten behoeve van land-, tuin-, bos-, of natuurbouw wordt verricht of waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, tuin-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking;
1.11 agrarisch verwant bedrijf
bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking;
1.12 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens de gemeente, door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);
1.13 archeologische verwachtingswaarden
gronden met verwachtingswaarden, die kunnen bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang kunnen zijn en het cultuurhistorisch erfgoed kunnen vertegenwoordigen;
1.14 archeologische waarden
waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen;
1.15 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.16 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlak
het totale vloeroppervlak van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein dat wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.17 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.18 bedrijfswoning/dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
1.19 bestaand
het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
het onder 1 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende Beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de Beheersverordening, of een andere planologische toestemming;
1.20 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.21 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.22 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.23 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.24 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.25 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.26 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.27 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond;
1.28 centrale recreatieve voorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het recreatieterrein als geheel, zoals een kampeerwinkel, een kantine of een ontvangstkantoor;
1.29 centrale bedrijfsmatige exploitatie
het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een gezamenlijk beheer en exploitatie van recreatief nachtverblijf, gericht op het bieden van recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden;
1.30 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur;
1.31 dagrecreatie
recreatieve activiteit die plaats vindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang;
1.32 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.33 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg
een door het college van Burgemeester en wethouders aan te wijzen persoon of organisatie die beschikt over de in de beroepsgroep geldende kwalificaties;
1.34 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.35 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en prostitutie;
1.36 eenheden
een verblijfsruimte binnen een complex of gebouw bedoeld voor recreatief nachtverblijf;
1.37 erkende partij
een dienst, bedrijf of instelling erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de specificaties van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;
1.38 extensief recreatief medegebruik
een vorm van recreatief medegebruik die in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving en die nauwelijks of geen invloed heeft op de in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen gegeven doeleinden;
1.39 functie
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;
1.40 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.41 groepsaccommodatie
een zelfstandige verblijfsaccommodatie die naar afmetingen en inrichting specifiek bedoeld is voor een grotere groep van personen, tot uitdrukking komend in o.a. gezamenlijke faciliteiten voor logies, dagverblijf en maaltijdbereiding.
1.42 grondgebonden agrarisch bedrijf
agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt;
1.43 hoge (teelt)ondersteunende voorzieningen
teeltondersteunende voorzieningen, anders dan teeltondersteunende kassen, die in de regel hoger zijn dan 1,5 m. Hieronder worden in ieder geval verstaan: teeltbakken in stellingen of teelttafels, eventueel met regenkappen; plastic-/foliekassen, -tunnels en -regenkappen;
1.44 hoofdfunctie
een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt
1.45 hoofdgebouw
een gebouw, dat door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.46 hoofdverblijf
een gebouw of een deel van een gebouw dat fungeert als de vaste woonplaats van de betrokkene, hetgeen kan blijken uit de gemeentelijke basisadministratie of andere bewijsmiddelen
1.47 horeca
een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor consumptie ter plaatse worden verstrekt en/of waar bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
1.48 horeca categorie 1
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren ten behoeve van consumptie ter plaatse, alsmede het daaraan ondergeschikt verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, al dan niet in combinatie met het verstrekken van nachtverblijf en/of van zaalverhuur, zoals een (hotel-) restaurant, pannenkoekenhuis, eetcafé en pizzeria, uitgezonderd een maaltijdafhaalcentrum;
1.49 horeca categorie 2
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse bereide snacks, ijs en kleine maaltijden voor consumptie zowel ter plaatse als elders, met daaraan ondergeschikt het verstrekken van dranken, zoals een snackbar, cafetaria, lunchroom en ijssalon;
1.50 horeca categorie 3
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, al dan niet in combinatie met kleine etenswaren, zoals een café;
1.51 horeca categorie 4
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot dansen, al dan niet in combinatie met het verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, zoals een partycentrum, een café met dansvloer van enige omvang of een discotheek;
1.52 hotel
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van nachtverblijf met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse;
1.53 houtteelt
de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;
1.54 hydrologische waarde
gronden met een betekenis binnen het watersysteem van het plangebied als infiltratiegebied, intermediair gebied en/of kwelgebied;
1.55 kampeermiddel
tenten, vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.56 kantine
een gebouw of ruimte in een gebouw ten dienste van de op het perceel gelegen bestemming voor het nuttigen van maaltijden en overige consumpties door de gebruikers van de bestemming;
1.57 kas
agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 m;
1.58 kleinschalig evenement
elke voor publiek buiten de daartoe ingerichte inrichtingen toegankelijke kleinschalige festiviteit, kleinschalige sportwedstrijd, en alle overige kleinschalige tot vermaak en recreatie bedoelde activiteiten, met uitzondering van:
- bioscoopvoorstellingen als bedoeld in de Wet op de filmvertoningen;
- markten als bedoeld in de Gemeentewet,
- kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen en betogingen,
- samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties, voor zover de activiteiten een aaneengesloten periode van ten hoogste 3 dagen omvatten;
- muziekevenementen.
1.59 lage (teelt)ondersteunende voorzieningen
(teelt)ondersteunende voorzieningen voor plantaardige teelten, die op of nabij de grond worden aangebracht, met een maximale hoogte van 1,5 m Hieronder wordt in ieder geval verstaan: containervelden (een geheel verharde ondergrond veelal van niet-opneembare/gesloten verhardingen, zoals beton of anti-worteldoek met daartussen opneembare of open verhardingen, zoals betonplaten, tegel- of klinkerbestratingen) lage tunnels (halfronde bogen waarover plastic of gaasdoek wordt gespannen), insectengaas, afdekfolies, acryldoek, vlakveldfolies en vraatnetten;
1.60 landschapselementen
ecologische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha;
1.61 landschapswaarden
de aan een gebied toegekende waarde wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van bodem, water, terreinvormen, niet-levende en levende natuur en het menselijk grondgebruik in onderlinge samenhang en wisselwerking;
1.62 landschapsontwikkelingsgebied
een gebied dat aangeduid is voor een of andere vorm van landschapsontwikkeling. Voorbeelden zijn een RNLE, een zone beek-herstel, een landschapsecologische zone en een (robuuste) ecologische verbindingszone;
1.63 muziekevenement
elke voor publiek buiten de daartoe ingerichte inrichtingen toegankelijk popconcert, houseparty, dance event of voor wat betreft het geluidsniveau daarmee vergelijkbaar evenement.
1.64 natuurwaarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de aanwezige flora en/of fauna in relatie met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden (bodem, water, terreinvormen);
1.65 nevenactiviteit
activiteiten die in ruimtelijke opzicht ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie op een bouwperceel;
1.66 ondergeschikte detailhandel, dienstverlening, horeca
- a. beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen, die functioneel rechtstreeks verband houden met de bedrijfsactiviteiten;
- b. beperkte op de eindgebruiker gerichte dienstverlening, die functioneel rechtstreeks verband houden met de bedrijfsactiviteiten;
- c. bij ondergeschikte horeca zijn horeca-activiteiten toegestaan welke zowel ruimtelijk, qua omzet als qua bezoekersaantallen ondergeschikt zijn aan de hoofdactiviteit. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in twee groepen: gebruikers van enkel de horeca-activiteit en gebruikers van de hoofdactiviteit (mogelijk in combinatie met horeca).
1.67 opgraving
de ontsluiting van een archeologische vindplaats met als doel de informatie te verzamelen en vast te leggen die nodig is voor het beantwoorden van de in het Programma van Eisen verwoorde onderzoeksvra(a)g(en) en het behalen van de onderzoeksdoelstellingen. Opgravingen worden verricht door een erkende partij, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificatie in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);
1.68 opslag (statisch)
(binnen)opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto's, boten, caravans, campers en dergelijke;
1.69 perceelsgrens
de grens van een perceel;
1.70 permanente bewoning
het recreatief verblijf gebruiken als hoofdverblijf waarbij het gebruik van een gebouw door eenzelfde persoon of eenzelfde huishouden op een wijze die ingevolge het bepaalde in de artikelen 24 tot en met 31 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens noopt tot inschrijving in de basisadministratie van de gemeente Heusden;
1.71 recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.72 recreatieve voorziening
voorzieningen bedoeld voor recreatief gebruik zoals musea, sportterreinen, speeltuinen, hondenoefenterreinen, dierenparken, openluchttheaters en groepsaccommodaties;
1.73 recreatiewoning
een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt;
1.74 ruimtelijke kwaliteit
de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte;
1.75 stacaravans
onderkomens, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dienen of kunnen dienen tot dag- of nachtverblijf van een of meer personen, en die door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over een korte afstand naar een vaste standplaats kunnen worden verreden, doch niet bestemd zijn om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze onderkomens wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt zijn om te worden verreden, worden zij aangemerkt als stacaravan;
1.76 standplaats
een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten;
1.77 stedenbouwkundig beeld
het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n);
1.78 (teelt)ondersteunende voorzieningen
(teelt)ondersteunende voorzieningen, die onderdeel zijn van de totale agrarische bedrijfsvoering van een (grondgebonden) open- of vollegronds tuinbouwbedrijf(stak), boom- of vaste plantenteeltbedrijf(stak) en die gebruikt worden om de bedrijfsvoering te optimaliseren; hierdoor vindt (een deel van) de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden plaats, waardoor gezorgd kan worden voor een verbetering van de productiekwaliteit en/of arbeidsomstandigheden, teeltvervroeging of -verlating en het terugdringen van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffengebruik;
1.79 (teelt)ondersteunende kas
een teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Hieronder vallen ook schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (>1,5 m);
1.80 tijdelijke (teeltondersteunende) voorzieningen
teeltondersteunende voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, met een maximum van 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik. Hieronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten, regenkappen, palen, vraatnetten en boomteelthekken;
1.81 verbrede landbouw
activiteiten bij een agrarisch bedrijf die voortvloeien uit de agrarische bedrijfsvoering en die ten dienste staan van het agrarische bedrijf zoals agro-toerisme, waaronder agrarisch natuurbeheer, bewerking en waardevermeerdering van ter plaatse geproduceerde producten en zorgboerderijen;
1.82 volwaardig agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of -omvang heeft van ten minste één volledige arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen, en waarvan het behoud ook op langere termijn in voldoende mate en op duurzame wijze is verzekerd, dat wil zeggen in zowel bedrijfseconomisch opzicht als op milieuhygiënisch verantwoorde wijze;
1.83 uitbouw
de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.84 verblijfsrecreatie
het kortdurend verblijf van één of meerdere personen met overnachting die elders hun hoofdverblijf hebben, waarbij in ieder geval geen sprake is van permanente bewoning;
1.85 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop;
1.86 werk
een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.
1.87 winkel
een gebouw dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk is bedoeld om te worden gebruikt voor de uitoefening van detailhandel;
1.88 woning
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;
1.89 zaalverhuur
een inrichting ten behoeve van het al dan niet bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, waarbij het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren en/of het verstrekken van drank voor consumptie ter plaatse mogelijk is;
1.90 zoekgebied voor ecologische verbindingszone
gebied waarbinnen een ecologische verbindingszone is of wordt gerealiseerd.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
- a. afstand tot de zijdelingse perceelsgrens: de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;
- b. bebouwd oppervlak van een bouwperceel: de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;
- c. bebouwingspercentage: het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming;
- d. bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil verticaal tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
- e. breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren;
- f. dakhelling: langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak;
- g. goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
- h. inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
- i. oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
- j. peil: voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang, in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
Bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. grondgebonden agrarische bedrijven;
- b. productiegebonden detailhandel, waarbij de totale gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte per agrarisch bedrijf niet meer mag bedragen dan 100 m²;
- c. hobbymatig houden van dieren en/ of het telen van gewassen;
met de daarbij behorende:
- d. paden en wegen en parkeervoorzieningen;
- e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder bergbezinkbassins;
- f. groenvoorzieningen, natuur en landschapselementen;
- g. tuinen, erven en verhardingen;
alsmede voor:
- h. Onder de b genoemde activiteiten zijn tevens educatieve activiteiten begrepen.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Natuur
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuur/landschapselementen/bos en de bijbehorende groeiplaats;
- b. extensief agrarisch gebruik;
- c. verharde en onverharde paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder bergbezinkbassins;
- e. extensief recreatief medegebruik;
- f. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschaps- en natuurwaarden;
- g. herstel van het hydrologisch systeem.
4.2 Bouwregels
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Recreatie
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dagrecreatieve voorzieningen, bestaande uit:
- 1. een zwembad;
- 2. wintervissen;
- 3. kleinschalige evenementen;
- 4. en daarmee vergelijkbare activiteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie';
- b. tevens horeca categorie 1 ter plaatse van de aanduiding 'horeca ten hoogste categorie 1';
- c. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van een kampeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
- d. uitsluitend een parkeerterrein en standplaats voor campers, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
- e. centrale recreatieve voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen';
- f. een zendmast, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';
- g. nutsvoorzieningen;
- h. voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder begrepen ontsluitingswegen, langzaamverkeerroutes, parkeervoorzieningen en speelvoorzieningen;
- i. groenvoorzieningen, natuur en landschapselementen;
- j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing indien dit noodzakelijk is:
- a. voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld;
- b. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. ter bevordering van de verkeers- en brandveiligheid en sociale veiligheid.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. het aantal standplaatsen ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal standplaatsen' is weergegeven;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' is kamperen toegestaan in de periode van 1 april tot en met 31 oktober;
- c. het aanbieden van faciliteiten voor verblijfsrecreatie anders dan door middel van een centrale bedrijfsmatige exploitatie is niet toegestaan;
- d. permanente bewoning is niet toegestaan;
- e. bouwwerken voor recreatief nachtverblijf en/of recreatiewoningen zijn niet toegestaan;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'horeca ten hoogste categorie 1' is recreatief nachtverblijf alsmede zaalverhuur niet toegestaan;
- g. de bedrijfsvloeroppervlakte van 'horeca ten hoogste categorie 1' binnen een gebouw mag niet meer bedragen dan 200 m², met dien verstande dat opening uitsluitend is toegestaan:
- 1. in de dag- en avondperiode tussen 08.00 uur en 01.00 uur in de periode van 1 april tot en met 31 oktober;
- 2. in de dag- en avondperiode tussen 08.00 uur en 23.00 uur in de periode van 1 november tot en met 31 maart;
- h. de bedrijfsvloeroppervlakte 'horeca ten hoogste categorie 1' buiten een gebouw ten behoeve van een buitenterras mag niet meer bedragen dan 200 m², met dien verstande dat opening uitsluitend is toegestaan:
- 1. in de dag- en avondperiode tussen 08.00 uur en 00.00 uur in de periode van 1 juli tot en met 31 augustus;
- 2. in de dag- en avondperiode tussen 08.00 uur en 23.00 uur op doordeweekse dagen in de periode 1 september tot en met 30 juni;
- 3. in de dag- en avondperioden tussen 08.00 uur en 00.00 uur in de weekenden in de periode 1 september tot en met 30 juni;
- i. onder bedrijfsvloeroppervlakte van horeca wordt mede verstaan de keuken.
- j. de bedrijfsvloeroppervlakte van ondergeschikte dienstverlening mag niet meer bedragen dan 35 m²;
- k. de bedrijfsvloeroppervlakte van ondergeschikte detailhandel mag niet meer bedragen dan 20 m²;
- l. het gebruik van gronden ten behoeve van kleinschalige evenementen, indien die activiteiten een aaneengesloten periode van meer dan 3 dagen omvatten, is niet toegestaan;
- m.
het gebruik van gronden ten behoeve van meer dan 18 kleinschalige evenementen per jaar is niettoegestaan, waarbij het opbouwen en afbreken van een evenement niet tot een evenementendagwordt gerekend
het gebruik van gronden ten behoeve van meer dan 18 evenementendagen per jaar is niet toegestaan, waarbij het opbouwen en afbreken van een evenement niet tot een evenementendag wordt gerekend; - n. het gebruik van gronden ten behoeve van kleinschalige evenementen is toegestaan voor zover:
- 1. die activiteiten een bezoekersaantal van niet meer dan 1.500 bezoekers per dag omvatten in de periode januari tot en met juni en september tot en met december;
- 2. die activiteiten een bezoekersaantal van niet meer dan 1.000 bezoekers per dag omvatten in de periode juli tot en met augustus, met dien verstande dat een bezoekersaantal van niet meer dan 1.500 bezoekers is toegestaan indien blijkt dat de parkeerdruk en verkeersafwikkeling in de omgeving van het plangebied voldoende is gewaarborgd en niet onevenredig wordt aangetast;
- 3. het totaal aantal gelijktijdige bezoekers ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie' niet meer dan 1.500 bezoekers bedraagt;
- o. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' mag het totaal aantal parkeerplaatsen niet minder bedragen dan 115 met dien verstande dat:
- 1. ten behoeve van het kampeerterrein het aantal parkeerplaatsen niet minder mag bedragen dan 104 en het aantal parkeerplaatsen voor de horecavoorziening niet minder mag bedragen dan 11;
- 2. parkeerplaatsen in gebruik als standplaats voor campers tellen niet mee in het minimaal benodigd aantal parkeerplaatsen.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.5 onder d voor het bewonen van een bedrijfswoning uitsluitend op de locatie Zwembad Het Run, Sportlaan 14 te Drunen, waarbij de volgende bepalingen gelden:
- a. er is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan;
- b. de noodzaak vanwege de aard van de bedrijfsvoering aanwezig is;
- c. de noodzaak van deze nieuwbouw niet het gevolg is van een eerder aanwezig, doch afgestoten bedrijfswoning.
Artikel 6 Sport
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportvelden;
- b. gebouwen ten behoeve van sportdoeleinden met bijbehorende voorzieningen zoals clubgebouw, kantine en kleedkamers;
- c. erven en verhardingen;
- d. voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder begrepen ontsluitingswegen, langzaamverkeerroutes, parkeervoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van bevoorrading;
- e. groenvoorzieningen, natuur en landschapselementen;
- f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
Artikel 7 Water
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen, waterpartijen, oever- en bodembeschermingen;
- b. groenvoorzieningen, natuur en landschapselementen;
- c. voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder bruggen, duikers en gelijksoortige voorzieningen.
- d. Waterretentie en natuurvriendelijke oevers zijn toegestaan voor zover de gronden zijn gelegen binnen 10 m van de bestemming 'Water'. De gronden zijn tevens bestemd voor het onderhouden van de waterloop.
7.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte en de oppervlakte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 3 m en 10 m2.
Artikel 8 Leiding - Water
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn naast de overige daaraan gegeven bestemmingen primair bestemd voor de volgende doeleinden:
- a. de aanleg, instandhouding en/of bescherming van ondergrondse watertransportleidingen;
- b. groenvoorzieningen, natuur en landschapselementen.
8.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze planregels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd:
- a. bouwwerken voor de aanleg en instandhouding van de ondergrondse afvalwatertransportleidingen tot een maximale bouwhoogte van 3 m.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 30.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, met dien verstande dat:
- a. het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de afvalwatervoorziening dient te zijn gewaarborgd;
- b. het bevoegd gezag schriftelijk advies dient te hebben ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 9 Waarde - Archeologie 4
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de gebieden met te verwachten archeologische waarden.
9.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken geldt, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, dat op of in deze gronden uitsluitend bouwwerken mogen worden gebouwd indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn of deze waarden weliswaar aanwezig zijn, maar deze niet worden geschaad, met dien verstande dat een geen archeologisch onderzoek is vereist in het geval dat:
- a. een bouwplan voor gebouwen en/of bouwwerken geen grotere oppervlakte heeft dan 5.000 m2 dan wel waarbinnen de bodem tot ten hoogste 50 centimeter onder maaiveld wordt geroerd;
- b. een gebouw of ander bouwwerk wordt gebouwd op een bestaande fundering en er buiten 1 m uit deze fundering geen bodemverstoring plaats vindt.
9.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de bouwregels en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits is aangetoond dat dit niet zal leiden tot een verstoring van archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin.
- b. Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor de omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin, mag slechts worden afgeweken met een omgevingsvergunning indien aan de vergunning een, of een combinatie, van de volgende voorschriften worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988;
- 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een erkende partij die voldoet aan de door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties en onder toezicht van de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
- c. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in lid 9.3 winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming Waarde - archeologie 4 wordt verwijderd, mits na voldoende onderzoek van de vindplaats en het inwinnen van deskundigenadvies blijkt dat voor de archeologisch waardevolle gebieden de waardebepalende elementen niet zijn te handhaven in relatie tot de functie van de gronden en de gebouwen, en de aanwezige bodemvondsten naar elders zijn overgebracht.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene Bouwregels
11.1 Bestaande afmetingen en afstanden
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand tot enige grens van bouwwerken, die rechtens, in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
11.2 Ondergronds bouwen
Binnen het plangebied mag, tenzij anders is aangegeven in de regels, onder gebouwen ondergronds worden gebouwd, onder de volgende voorwaarden:
ondergrondse gebouwen gelegen buiten de buitenzijde van de gevels van de bovengrondse gebouwen niet zijn toegestaan;
de diepte van de ondergrondse bebouwing mag niet meer bedragen dan 3,5 m onder peil.
11.3 Bouwen langs wegen
- a. Op de gronden buiten de bebouwde kom, mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen bebouwing worden gebouwd binnen de volgende afstanden:
- 1. provinciale wegen tot 50 m uit de as van elke rijbaan;
- 2. overige ontsluitingswegen tot 15 m uit de as van elke rijbaan;
- b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van een bebouwing, mits;
- 1. door de bouw van deze bebouwing de verkeersbelangen niet onevenredig worden geschaad. Daartoe dient vooraf de betrokken wegbeheerder te worden gehoord;
- 2. uit akoestisch onderzoek is gebleken dat kan worden voldaan aan het gestelde bij of krachtens de Wet geluidhinder.
Artikel 12 Algemene Gebruiksregels
12.1 Strijdig gebruik
Onder gebruik in strijd met het plan wordt in ieder geval verstaan:
- a. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting;
- b. het innemen van een standplaats ten behoeve van het plaatsen van een stacaravan.
Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels
13.1 Ecologische Hoofdstructuur
13.2 Zoekgebied voor ecologische verbindingszones
13.3 Cultuurhistorisch vlak
Ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch vlak' zijn de gronden mede aangewezen voor het behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden.
Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:
- a. van deze regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- b. van deze regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:
- 1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
- 2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
- c. van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
- 1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 40 m;
- 2. ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot niet meer dan 50 m;
- 3. ten behoeve van windturbines tot niet meer dan 20 m;
- 4. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10 m;
- d. van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:
- 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
- 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,26 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Het Run'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
Aanleiding
Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op twee onderwerpen:
- De revitalisering van het recreatieterrein Het Run door middel van de aanleg en in gebruikname van een camping op een deel van het recreatieterrein.
- De wijzigingsbevoegdheid 4 op de gronden in het bestemmingsplan Buitengebied, waarbij de onderlinge bestemmingen verder niet worden veranderd.
Revitalisering en realisering camping Het Run
Zwembad Het Run nabij Drunen is jarenlang in beheer geweest bij de gemeente Heusden. De gemeente heeft in 2012 besloten het zwembad te privatiseren. De gemeente heeft ondernemers die de potentie herkennen van het zwembad en haar omgeving uitgenodigd een bedrijfsplan in te dienen.
Het Run bv heeft een bedrijfsplan ingediend bij de gemeente Heusden om op een gedeelte van het zwembadterrein een camping te realiseren, zodat in de toekomst de functie van het zwembad is gewaarborgd en daarnaast de camping een meerwaarde geeft aan de recreatiesector in dit gebied. De gemeente wenst medewerking te verlenen aan dit initiatief.
In het geldende bestemmingsplan Buitengebied Heusden is de ontwikkeling niet rechtstreeks toegestaan. De onderliggende bestemming laat het realiseren van de camping niet toe. Het bestemmingsplan beschikt over een wijzigingsbevoegdheid om onder voorwaarden verblijfsrecreatie mogelijk te maken. De juridische vertaling van het initiatief kan door een discrepantie in de wijzigingsregels (zie ook 1.3) niet voldoende gewaarborgd worden. Om deze reden is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk.
Wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan Buitengebied Heusden
In het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Heusden is bij vaststelling van het bestemmingsplan de wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van het realiseren van recreatieve voorzieningen uitgebreid met de gronden ter plaatse van het recreatieterrein Het Run. Tegen het bestemmingsplan zijn twee beroepen ingesteld bij de Raad van State vanwege de wijzigingsbevoegdheid.
Beroepschrift 1
Beroep richt zich tegen de wijzigingsbevoegdheid van artikel 44.2. waardoor het gebied gebruikt kan gaan worden voor (vormen van) dag- en/of verblijfsrecreatie. De openheid van het gebied en de functie moeten volgens appellant "agrarisch" blijven.
Beroepschrift 2
Beroep richt zich tegen de algemene wijzigingsbevoegdheid van artikel 44.2 waardoor burgemeester en wethouder bevoegd zijn om dit gebied qua bestemming te wijzigen van dagrecreatie (zwembad) naar een verblijfsrecreatieterrein (b.v. camping).
In het verweerschrift heeft de gemeente de beroepen inhoudelijk weerlegd. Inmiddels is zij echter tot het inzicht gekomen dat:
- 1. het deel van de gronden binnen de wijzigingsbevoegdheid waarop een agrarische bestemming rust, niet meer voor uitbreiding van de dagrecreatieve bestemming in aanmerking behoort te komen;
- 2. de gedeeltelijke omzetting van de bestemming Recreatie - Dagrecreatie naar Recreatie (met de aanduiding kampeerterrein) op het perceel van Het Run in stand moet blijven, maar dat de wijzigingsbevoegdheid van artikel 44.2 rechtens niet houdbaar is.
Het voornemen is daarom om voor de gronden die tot de wijzigingsbevoegdheid van artikel 44.2 behoren een bestemmingsplanherziening op te starten, zodanig dat het perceelsdeel met een agrarische bestemming die bestemming houdt, zonder de mogelijkheid van dag- of verblijfsrecreatie. Het perceelsdeel met de bestemming Recreatie - Dagrecreatie daarentegen zal worden bestemd tot Recreatie, waarbij voorzien wordt in een op de ontwikkeling toegesneden juridisch-planologische regeling. Daarvoor wordt verwezen wordt naar hoofdstuk 6.
1.2 Het Plangebied
Het plangebied
Het plangebied valt in twee delen te karakteriseren.
- Het dagrecreatieterrein Het Run.
- De gronden grenzend aan Het Run, waarop in het bestemmingsplan Buitengebied de wijzigingsbevoegdheid 4 is opgenomen.
De globale begrenzing is weergegeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1. Globale ligging plangebied (weergegeven in rood).
Het Run is gelegen aan de Sportlaan in Drunen. Het terrein ligt even ten zuiden van de kern in het buitengebied van de gemeente Heusden.
- Aan de zuidzijde grenst het, onderbroken door de Hoge Schijf, aan bosgebied. Aan de zuidzijde ligt op het terrein ook een wal die behoort tot de Ecologische Hoofd Structuur.
- Aan de oostzijde grenst het terrein aan de Sportlaan.
- Aan de noordzijde aan het sportcomplex RKDVC.
- Aan de westzijde gescheiden door een watergang aan agrarisch gebied.
- In de omgeving liggen enkele woningen en (agrarische) bedrijven.
Figuur 1.2. Luchtfoto plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplan
Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan Heusden Buitengebied dat is vastgesteld op 18 december 2012. Het plangebied valt geheel samen met de wro-zone-wijzigingsgebied 4.
Figuur 1.3. Uitsnede geldende bestemmingsplan
De gronden zijn in dit bestemmingsplan aangewezen voor de volgende bestemmingen.
Ter plaatse van het recreatieterrein Het Run
- Recreatie-Dagrecreatie. De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- 1. dagrecreatieve voorzieningen, waaronder begrepen kinderopvang en sportbeoefening;
- 2. zwembaden;
- 3. aan recreatieve voorzieningen ondergeschikte detailhandel;
- 4. aan recreatieve voorzieningen ondergeschikte horeca;
- 5. aan recreatieve voorzieningen ondergeschikte dienstverlening;
- 6. zaalverhuur en horeca, uitsluitend op Fort Hedikhuizen;
- 7. midgetgolfbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - midgetgolfbaan'(hier niet opgenomen);
- 8. nutsvoorzieningen;
- 9. voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder begrepen ontsluitingswegen, langzaamverkeerroutes, parkeervoorzieningen en speelvoorzieningen;
- 10. groenvoorzieningen, natuur en landschapselementen;
- 11. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- 12. een zendmast, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' (hier niet aan de orde).
- Waarde- Archeologie - 4. De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de gebieden met te verwachten archeologische waarden.
Daarnaast zijn enkele aanduidingen opgenomen.
- Ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch vlak' zijn de gronden mede aangewezen voor het behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden.
- Ter plaatse van de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur' zijn de gronden mede aangewezen voor het behoud en ontwikkeling van ecologische waarden en kenmerken.
- Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 4' de bestemming te wijzigen ten behoeve van vergroting en omschakeling van een bestaand dagrecreatief bedrijf in een dagrecreatief en/of verblijfsrecreatief bedrijf, indien wordt voldaan aan de voorwaarden.
Op het bestemmingsplan is door de provincie Noord-Brabant een reactieve aanwijzing gedaan (d.d. 22-01-2013) ten aanzien van de regels voor het vergroten en omschakelen naar een grootschalig recreatief bedrijf. Hierin is gesteld dat het aantal bezoekers en overnachtingen zoals genoemd onder punt 6 in de wijzigingsbevoegdheid niet meer mag bedragen dan 100.000 per jaar.
Het beoogd initiatief is niet passend binnen de regels van het geldende bestemmingsplan.
Overige delen van het plangebied
Ter plaatse van de overige delen van het plangebied zijn de volgende bestemmingen opgenomen:
- Agrarisch;
- Natuur;
- Sport;
- Water:
- dubbelbestemming Leiding - Waterleiding
- Waarde - Archeologie 4
Ook zijn enkele aanduidingen opgenomen.
- Ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch vlak' zijn de gronden mede aangewezen voor het behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden.
- Ter plaatse van de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur' zijn de gronden mede aangewezen voor het behoud en ontwikkeling van ecologische waarden en kenmerken.
- Ter plaatse van de aanduiding 'zoekgebied voor ecologische verbindingszones' tevens als zoekgebied voor het behoud en ontwikkeling van ecologische waarden en kenmerken.
Er zijn geen bouwvlakken aanwezig.
Ten aanzien van dit gebruik worden geen wijzigingen voorgestaan. Het nieuwe bestemmingsplan is hier consoliderend van aard, met dien verstande dat de wro-zone - wijzigingsbevoegd 4 komt te vervallen.
1.4 Leeswijzer
De voorliggende toelichting is als volgt opgebouwd:
- In hoofdstuk 2 wordt de ingegaan op het beleidskader dat relevant is voor de ontwikkeling.
- In hoofdstuk 3 wordt de gewenste ontwikkeling nader beschreven.
- In hoofdstuk 4 worden vervolgens de realiserings- en uitvoeringsaspecten beschreven.
- In hoofdstuk 5 wordt de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling behandeld.
- Ten slotte gaat hoofdstuk 6 gaat in op de juridische regeling.
Hoofdstuk 2 Beleidskaders
2.1 Rijksbeleid
AMvB Ruimte
Beleidskader
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening is recent vastgesteld (AMvB Ruimte). In dit besluit stelt het Rijk een aantal regels voor met betrekking tot de inhoud van bestemmingsplannen.
De onderwerpen betreffen:
- project mainportontwikkeling Rotterdam;
- kustfundamenten;
- grote rivieren;
- Waddenzee en waddengebied;
- defensie (met uitzondering van radar).
Toetsing
Voor de in de AMvB genoemde onderwerpen moeten op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) alle bestemmingsplannen aan de bepalingen uit de AMvB voldoen. Geen van de in de AMvB genoemde onderwerpen hebben echter betrekking op het plangebied van dit bestemmingsplan.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
Beleidskader
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten zij de komende jaren wil investeren. En op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeenten krijgen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota’s zoals:
- de Nota Ruimte;
- de Structuurvisie Randstad 2040;
- de Nota Mobiliteit;
- de Mobiliteits Aanpak;
- de structuurvisie voor de Snelwegomgeving;
- de agenda Landschap;
- de agenda Vitaal Platteland;
- Pieken in de Delta.
Het kabinet heeft de ambities voor 2040 uitgewerkt en geconcretiseerd in 3 doelen voor de middellange termijn tot 2028:
- de concurrentiekracht van Nederland vergroten;
- de bereikbaarheid verbeteren en ruimte vrij maken voor uitbreiding van wegen, spoorwegen en vaarwegen;
- zorgen voor een leefbare omgeving waarin ruimte is voor natuur en cultuur en veilig kunnen wonen (bijvoorbeeld omdat er maatregelen worden genomen tegen wateroverlast).
Provincies en gemeenten hebben met de SVIR meer bewegingsvrijheid gekregen op het gebied van ruimtelijke ordening. Dit geldt ook voor het beleidsdoel uit de nota Ruimte om te komen tot aanpassing van de toeristisch-recreatieve voorzieningen in het landschap aan de veranderende behoefte en vergroting toeristisch-recreatieve mogelijkheden in het landschap. Het beleidsdoel uit de nota Ruimte heeft dan ook geen vertaling gekregen in de SVIR en het is aan de provincies en gemeenten zelf hoe zij hieraan invulling geven.
Toetsing
Ontwikkeling Het Run
De ontwikkeling veroorzaakt geen belemmeringen voor de drie doelen die in de SVIR zijn geformuleerd. De ontwikkeling geeft invulling aan het derde doel: het creëren van een leefomgeving waarin het goed toeven is. Een gedeelte van en grenzend aan het terrein (zuidzijde) behoort tot de ecologische hoofdstructuur (EHS). In paragraaf 4.3 wordt hier nader op ingegaan. Hierin is aangetoond dat het EHS beleid de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
De beoogde ontwikkeling staat derhalve de uitvoering van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte niet in de weg.
Consolidatie
De consolidatie van het bestemmingsplan zonder wijzigingsbevoegdheid vormt geen belemmering voor doelen van de SVIR.
2.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant 2011
Beleidskader
Ruimtelijke kwaliteit staat onder druk. De grote uitdaging voor Noord-Brabant is om het (hoog)stedelijk gebied verder te ontwikkelen tot een krachtig netwerk en tegelijkertijd de groene en blauwe waarden van Noord-Brabant te versterken. De belangrijkste opgave voor Noord-Brabant is om stad en land, het mozaïek van Brabant, op een duurzame wijze te ontwikkelen.
Voor het landelijk gebied geldt de opgave om de ontwikkelingen zodanig te vorm te geven dat er sprake is van een duurzaam en vitaal platteland. Een multifunctioneel landelijk gebied, waar de functies landbouw, recreatie en natuur in relatie tot elkaar ruimte krijgen. Daarbij is het van belang dat recreatieve voorzieningen goed bereikbaar zijn.
Toetsing
Ontwikkeling Het Run
Het project geeft uitvoering aan het provinciaal beleid, waarbij de verschillende functies in het landelijk gebied in relatie tot elkaar de ruimte krijgen. De relatie tot de provinciaal ecologische hoofdstructuur is daarbij in paragraaf 4.3 nader beschreven.
Consolidatie
Het provinciaal beleid is doorgevoerd voor zover relevant in het te consolideren deel van het bestemmingsplan en vormt geen belemmering.
Verordening ruimte (2012)
Beleidskader
Per 1 juni 2012 geldt de Verordening ruimte. Dit is het belangrijkste provinciale instrument om de ruimtelijke ontwikkeling van de steden, dorpen en buitengebied te sturen. In de verordening zijn instructieregels voor bestemmingsplannen en projectbesluiten opgenomen. De verordening bestaat uit tekst en kaartmateriaal. De volgende beleidsuitgangspunten van belang voor het plangebied (hieraan zijn dus instructieregels gekoppeld).
Bevorderen van de ruimtelijke kwaliteit - stedelijke ontwikkeling
Gemeenten moeten zorgen voor behoud en bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van de naaste omgeving en het betrokken gebied bij de voorbereiding en vaststelling van een bestemmingsplan waarbij ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt, hierbij moet het principe zorgvuldig ruimtegebruik toegepast worden. Uitgangspunt hierbij is om het verlies aan omgevingskwaliteit te beperken en bij voorkeur te versterken. In de navolgende paragrafen wordt hierop ingegaan.
Ecologische hoofdstructuur (EHS)
Het doel van de EHS is het veiligstellen van ecosystemen en het realiseren van leefgebieden met goede condities voor de biodiversiteit. De wal aan de zuidzijde van het terrein is aangewezen als EHS. Daarnaast zijn de watergang aan de westzijde van het terrein en de aangrenzende gronden aangewezen als zoekgebied voor EHS. In paragraaf 4.5 wordt voor het plangebied hier nader op ingegaan.
Water
Er moet worden zorg gedragen dat de waterberging en reserveringsgebieden voor waterberging worden ingezet om wateroverlast uit regionale watersystemen tegen te gaan. Daarnaast is het van belang om ruimte te houden voor behoud en herstel van watersystemen. In paragraaf 4.9 wordt voor het plangebied hier nader op ingegaan.
Cultuurhistorie
De cultuurhistorische vlakken die binnen de provincie aanwezig zijn, verdienen specifieke aandacht vanwege de onvervangbare waarden. Het terrein maakt deel uit van de cultuurhistorische vlakken. In paragraaf 4.6 wordt voor het plangebied hier nader op ingegaan.
Niet-agrarische activiteiten buiten bestaand stedelijk gebied
In het provinciaal ruimtelijk beleid worden toerisme en recreatie gezien als nevengeschikte activiteiten in het buitengebied, die een belangrijke bijdrage leveren aan de leefbaarheid van het platteland. De ontwikkeling van nieuwe solitaire recreatiewoningen is niet toegestaan, behoudens op locaties waar ook een reguliere woonfunctie is toegelaten.
In gemengd agrarische gebieden is een nieuwe ontwikkeling van verblijfs- en dagrecreatie onder voorwaarden mogelijk. In de navolgende paragrafen wordt hierop ingegaan.
Figuur 2.1. Provinciaal beleid natuur en landschap
Toetsing ontwikkeling Het Run
De verordening vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Verwezen wordt naar de paragrafen, zoals aangehaald in de vorenstaande tekst.
Artikel 2.1. Zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit
1. Een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied draagt bij aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving, in het bijzonder aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. De toelichting bij dat plan bevat daaromtrent een verantwoording.
De ecologische hoofdstructuur blijft behouden. Deze ecologische hoofdstructuur is gesitueerd op gronden van het recreatieterrein en draagt bij aan de landschappelijke inpassing ervan. De landschappelijke inpassing en uitstraling naar de omgeving is daardoor ook reeds zeer goed. De initiatiefnemer zal zorgdragen voor beheer en onderhoud van deze reeds bestaande landschappelijke inpassing c.q. de ecologische hoofdstructuur. De huidige ecologische hoofdstructuur wordt, om dit te onderstrepen, ook voorzien van een bestemming 'Natuur'. Hierdoor zijn aanvullende regels met betrekking tot instandhouding of de aanleg van een (verdere) landschappelijke inpassing niet nodig.
2. Het principe van zorgvuldig ruimtegebruik bedoeld in het eerste lid houdt in ieder geval in dat:
a. ingeval van vestiging van een ruimtelijke ontwikkeling is verzekerd dat gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing, tenzij in deze verordening uitdrukkelijk anders is bepaald;
Het project voorziet in hergebruik van een bestaand dagrecreatief terrein.
b. uitbreiding van het op grond van het per 1 maart 2011 geldende bestemmingsplan toegestane ruimtebeslag slechts is toegestaan mits de financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de beoogde ruimtelijke ontwikkeling binnen dat toegestane ruimtebeslag te doen plaatsvinden.
Binnen het huidige bestemmingsplan is verblijfsrecreatie niet toegestaan op de beoogde gronden. Het ruimtebeslag van de ontwikkeling heeft niet tot gevolg dat ruimte op andere percelen wordt ingenomen: er wordt gebruik gemaakt van de ligweide die bij het zwembad is gesitueerd. Er worden beperkt nieuwe bouwmogelijkheden geboden: geringe uitbreiding van het gebouw op het zwembadgedeelte en geringe bouwmogelijkheden op het kampeerterrein ten behoeve van sanitaire voorzieningen.
3. Ten behoeve van het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit bevat de toelichting bij een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid een verantwoording waaruit blijkt dat:
a. in het bestemmingsplan rekening is gehouden met de gevolgen van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling voor de in het plan begrepen gronden en de naaste omgeving, in het bijzonder wat betreft de bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden en de landschappelijke waarden alsmede de op grond van deze verordening toegelaten ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden;
Verwezen wordt naar hoofdstuk 4, waarin uitvoerig is ingegaan op deze aspecten.
b. de omvang van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling, in het bijzonder wat betreft de omvang van de beoogde bebouwing, past in de omgeving;
Er is nagenoeg geen bebouwing voorzien; de camping is bovendien nagenoeg volledig omgeven door groene opgaande beplanting en daardoor goed ruimtelijk ingepast in de omgeving. Er wordt gebruik gemaakt van de natuurlijke open ruimten (de voormalige ligweide) waarop de standplaatsen zijn geprojecteerd.
c. een op de beoogde ruimtelijke ontwikkeling afgestemde afwikkeling van het personen- en goederenvervoer, waaronder een goede aansluiting op de aanwezige infrastructuur van weg, water of spoor, waaronder openbaar vervoer, is verzekerd, een en ander onder onverminderd hetgeen in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening, hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en elders in
deze verordening is bepaald.
Er wordt gebruik gemaakt van de reeds aanwezige infrastructuur ter ontsluiting van het project. In paragraaf 4.6 is uiteengezet dat sprake is van een goede ontsluiting.
Artikel 2.2 Kwaliteitsverbetering van het landschap
1. Een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied, bevat een verantwoording van de wijze waarop financieel, juridisch en feitelijk is verzekerd dat de realisering van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied waarop de ontwikkeling haar werking heeft.
De beoogde ontwikkeling zal een impuls geven aan de omgeving. Het draagt bij aan het vergroten van de verblijfsrecreatie en beleving van de regio. Daarnaast ligt de locatie centraal tussen de natuurgebieden in en de omgeving kan uitstekend verkend worden per fiets.
Bij de inrichting van het terrein wordt gebruik gemaakt van het bestaande groen. Uitgangspunt is het bestaand groen, tevens in belangrijke mate ecologische hoofdstructuur, te behouden. In het bestemmingsplan wordt voor de ecologische hoofdstructuur een bestemming Natuur opgenomen.
Initiatiefnemer draagt zorg voor het beheer en onderhoud van deze bestaande groenstructuur, inclusief de ecologische hoofdstructuur. De ecologische hoofdstructuur is vastgelegd op de verbeelding met de bestemming Natuur. Daarmee wordt voldaan aan het gestelde in het artikel.
2. De in het eerste lid bedoelde verbetering past binnen de hoofdlijnen van de door de gemeente voorgenomen ontwikkeling van het gebied waarop de ontwikkeling haar werking heeft en is onderwerp van regionale afstemming in het regionaal ruimtelijk overleg bedoeld in artikel 12.4, waaronder mede begrepen de planologische voorbereiding van landschapsontwikkeling.
De ontwikkeling past binnen de visie die voor het buitengebied is opgesteld (zie ook paragraaf 3.2).
3. De in het eerste lid bedoelde verbetering kan mede betreffen:
a. de landschappelijke inpassing van bebouwing ten behoeve van intensieve veehouderij,
voor zover vereist op grond van deze verordening;
N.v.t.
b. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
De bestaande landschapselementen worden behouden. Borging vindt plaats doordat aan deze elementen een bestemming Natuur is toegekend. Tevens is op het grondgebied een algemene aanduiding 'cultuurhistorisch vlak' toegekend, waarmee de potentiële cultuurhistorische waarden zijn vastgelegd.
c. activiteiten, gericht op behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
N.v.t.
d. het wegnemen van verharding;
N.v.t.
e. het slopen van bebouwing;
N.v.t.
f. een fysieke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszones.
N.v.t.
4. Indien een kwaliteitsverbetering als bedoeld in het eerste lid niet is verzekerd, wordt het bestemmingsplan slechts vastgesteld indien een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd en wordt over de werking van dat fonds regelmatig verslag gedaan in het regionaal ruimtelijk overleg.
N.v.t.
5. Het eerste tot en met vierde lid is niet van toepassing op een uitwerking van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder b, van de wet.
N.v.t.
Artikel 11.6 Regels voor niet-agrarische ruimtelijke ontwikkelingen
1. Een bestemmingsplan dat is gelegen in de groenblauwe mantel of agrarisch gebied, niet zijnde van een landbouwontwikkelingsgebied of een vestigingsgebied glastuinbouw, kan voorzien in een VAB-vestiging of een uitbreiding van een niet-agrarische ruimtelijke ontwikkeling, anders dan bepaald in de artikelen 11.1 tot en met 11.5, mits:
a. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot een bestemmingsvlak met een omvang van meer dan 5.000 m2;
Het bestemmingsplan voorziet in een omschakeling van dagrecreatie naar verblijfsrecreatie.
b. is verzekerd dat overtollige bebouwing wordt gesloopt;
Ter plaatse is geen relevante bebouwing aanwezig, noch wordt bebouwing gesloopt. Er is een klein bouwvlak opgenomen ten behoeve van een sanitairgebouw.
c. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot een bedrijf, behorend tot de milieucategorie 3 of hoger;
Het bestaande onoverdekt zwembad is ingeschaald in milieucategorie 4.1. Het beoogde kampeerterrein is ingeschaald in milieucategorie 3.1. Ondanks dat sprake is van het mogelijk maken van een verblijfsrecreatieve voorziening dat is aangemerkt als een milieucategorie 3.1 bedrijf, is in deze situatie feitelijk sprake van een lagere milieucategorie.
- Het omgevingstype is aangemerkt als 'gemengd' (zie ook paragraaf 4.8);
- Er is feitelijk sprake van een afname van de milieueffecten, nu een belangrijk deel van het dagrecreatieterrein niet langer ingevuld gaat worden als onoverdekt zwembad, maar als camping.
d. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
Er is sprake van één exploitant die het zwembad en de camping exploiteert.
e. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening
met een baliefunctie;
Kantoren zijn niet beoogd, anders dan ondergeschikt ten behoeve van de camping.
f. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening
met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 200 m2.
Hiervan is geen sprake. Er is uitsluitend ondergeschikte verkoop ten behoeve van het recreatieterrein voorzien. De oppervlakte van deze verkoop zal niet meer dan 200 m² bedragen.
2. De toelichting bij een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid bevat een verantwoording waaruit blijkt dat:
a. ingeval de beoogde ontwikkeling plaatsvindt in de groenblauwe mantel, deze ontwikkeling onder toepassing van artikel 6.3, eerste lid, onder a en b, gepaard gaat met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
N.v.t.
b. in geval de beoogde ontwikkeling in een agrarisch gebied plaatsvindt, deze ontwikkeling bijdraagt aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie bedoeld in artikel 8.2;
In het geldende bestemmingsplan is reeds voorzien dat omschakeling van het bestaand dagrecreatief terrein naar verblijfsrecreatie onder voorwaarden tot de mogelijkheden behoorde. Het voorliggend bestemmingsplan voorziet in deze ontwikkeling en draagt daarmee bij aan het beleid dat door de gemeente voor het buitengebied Heusden wordt voorgestaan.
c. de inrichting van het bestemmingsvlak een gunstige verhouding tussen bruto en
netto ruimtebeslag bevordert;
Verwezen wordt naar paragraaf 3.2.
d. er sprake is van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
Het gebied blijft grotendeels onbebouwd; er is slechts een gering bouwvlak voorzien, met daarop een sanitairgebouw. De gebruikelijke bouwregels uit het bestemmingsplan Buitengebied Heusden zijn hiervoor overgenomen. Door de groene inpassing van het gebied en de geringe bouwhoogte / bebouwingsoppervlakte wordt gesteld dat het geheel passend is en aansluit op de omgeving.
e. de beoogde activiteit niet leidt tot een grootschalige ontwikkeling.
Beoogd is omschakeling van dagrecreatie naar verblijfsrecreatie in de vorm van een kampeerterrein. Ter plaatse zijn 80 standplaatsen beoogd. Er zijn geen permanente plaatsen gedacht. Daarmee is sprake van een kleinschalige ontwikkeling.
3. In afwijking van het eerste lid, onder a en onder c, kan een bestemmingsplan dat is gelegen in de groenblauwe mantel of agrarisch gebied, met inbegrip van een landbouwontwikkelingsgebied of een vestigingsgebied glastuinbouw, voorzien in een redelijke uitbreiding van een bestaand niet-agrarisch bedrijf in de milieucategorie 1 of 2, gelegen op een bestemmingsvlak met een omvang van meer dan 5000 m2 of van een bestaand niet-agrarisch bedrijf in de milieucategorie 3 of hoger, mits de toelichting daaromtrent een verantwoording bevat waarbij blijkt dat:
N.v.t.
4. In afwijking van artikel 11.6, tweede lid, onder e, kan een bestemmingsplan dat is gelegen in agrarisch gebied, niet zijnde een landbouwontwikkelingsgebied, een vestigingsgebied glastuinbouw of de Nieuwe Hollandse Waterlinie, voorzien in een VAB-vestiging of een uitbreiding van een verblijfsrecreatief terrein of van een dagrecreatief terrein, waarbij de beoogde ontwikkeling blijkens een economisch effectenonderzoek leidt tot een te verwachten aantal bezoekers en overnachtingen samen genomen meer dan 100.000 per jaar tot ten hoogste 250.000 per jaar bedraagt, mits de toelichting van het bestemmingsplan bevat:
N.v.t. Het aantal bezoeker en overnachtingen bedraagt niet meer dan 100.000 bezoekers. Verwezen wordt naar paragraaf 3.2.
De eis van een maximum bezoekersaantal is komen te vervallen met de inwerkingtreding van de Verordening Ruimte 2014 (provincie Noord- Brabant). In artikel 7.13 van deze verordening zijn de uitbreidingsmogelijkheden voor recreatiebedrijven (gemengd landelijk gebied) begrensd. De grens voor recreatiebedrijven in gemengd landelijk gebied ligt in de te verwachten aantallen bezoekers. Achterliggende reden is om te voorkomen dat een functie zo grootschalig wordt dat deze gelet op die omvang en uitstraling niet meer in het landelijk gebied thuishoort. Een andere reden is dat de infrastructuur in het landelijk gebied niet is ingericht op het verwerken van grote stromen bezoekers. De grens is gesteld op 300.000 bezoekers c.q. overnachtingen. Er wordt daarom onderzoek gevraagd naar het te verwachten aantal bezoekers c.q. overnachtingen indien de uitbreiding wordt gerealiseerd.
Dit onderzoek en de onderbouwing zijn opgenomen in het bestemmingsplan (zie onder andere paragraaf 3.3 en paragraaf 4.6. Hierin wordt nadrukkelijk weergegeven op welke wijze de diverse getallen tot stand zijn gekomen. Geconcludeerd is dat bezoekersaantallen geen belemmering voor het project vormen.
Artikel 11.9 Afwijkende regels voor verblijfs- en dagrecreatie
- 1. In afwijking van het artikel 11.6 eerste lid onder a kan een bestemmingsplan dat is gelegen in de groenblauwe mantel of agrarisch gebied, niet zijnde een landbouwontwikkelingslocatie of een vestigingsgebied glastuinbouw, voorzien in een VAB-vestiging of een uitbreiding van een verblijfsrecreatief terrein of van een dagrecreatief terrein mits: de beoogde ontwikkeling binnen de groenblauwe mantel niet leidt tot de bouw van gebouwen met een totale omvang van meer den 1,5 hectare.
N.v.t. de bebouwing blijft onder de 5.000 m².
Verordening 2014
Toetsing
In aanvulling op de voorgaande Verordening Ruimte 2012, zijn op onderdelen wijzigingen doorgevoerd. Hierna wordt ingegaan op de nieuw ingevoegde regels. Voor het overige blijft het vorengaande van toepassing. Wel zijn de artikelen vernummerd.
Artikel 3 Bevordering ruimtelijke kwaliteit
lid 2c. ingeval van stedelijke ontwikkeling toepassing is gegeven aan artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (ladder voor duurzame verstedelijking).
Op basis van het gemeentelijk beleid (toelichting en visie Buitengebied) blijkt dat er behoefte is aan verblijfsrecreatie. Tegelijkertijd is door de maatschappelijke ontwikkelingen de behoefte aan de huidige vorm van de dagrecreatieve voorziening Het Run afgenomen. De exploitant wenst deze gronden nu aan te wenden voor een verbreding van het recreatief gebruik. Met deze verbreding wordt duurzaam gebruik gemaakt van beschikbare gronden. Er is geen uitbreiding ten koste van natuur of agrarische functies, maar sprake van herontwikkeling/verbreding binnen een reeds bestaande (dag)recreatieve bestemming.
De locatie is goed ontsloten en maakt deel uit van een recreatief routenetwerk.
Lid 3 b is gewijzigd: de omvang van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling, de omvang van de bebouwing en de beoogde functie, past in de omgeving gelet op de bestaande en toekomstige functies in de omgeving en de effecten die de ontwikkeling op die functies heeft.
Verwezen wordt naar hoofdstuk 3 en 4. Daarin wordt geconcludeerd dat er sprake is van een aanvaardbare ruimtelijke ontwikkeling, die geen onaanvaardbare negatieve effecten op de omgeving heeft.
Lid 4 is ingevoegd.
In afwijking van het tweede lid onder a kan een bestemmingsplan nieuwvestiging van individuele ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maken, mits:
- a. de nieuwvestiging noodzakelijk is vanwege een groot openbaar belang;
- b. is verzekerd dat er elders daadwerkelijk een gelijkwaardige ruimtelijke ontwikkeling planologisch, juridisch en feitelijk wordt opgeheven;
- c. de vestiging van de ruimtelijke ontwikkeling zich verhoudt tot de doelstelling van het gebied waarbinnen de ontwikkeling plaatsvindt, mede gelet op de bepalingen die zijn gesteld in hoofdstuk 3 Structuren en hoofdstuk 4 Aanduidingen;
- d. er vanwege de vestiging geen onevenredige aantasting van waarden plaatsvindt;
- e. is aangetoond dat ruimtelijk-economische belangen voor de langere termijn aanwezig zijn;
- f. de juridische of feitelijke mogelijkheden voor een VAB-vestiging binnen de gemeente en in de omliggende gemeenten ontbreken
Er is sprake van een gedeeltelijke alternatieve invulling van het dagrecreatieve terrein, door middel van een verblijfsrecreatieve functie. De onderliggende dagrecreatieve functie komt gedeeltelijk te vervallen. De oppervlakte en de aantallen standplaatsen staan in verhouding tot het gebied. Zie ook paragraaf 3.2, waaruit blijkt dat de gezamenlijke bezoekersaantallen niet significant zullen toenemen. Er is daarnaast gewaarborgd dat de ecologische hoofdstructuur blijft bestaan, door het opnemen van een bestemming Natuur voor deze gronden. Aangetoond is dat, nu de herontwikkeling plaats vindt binnen het bestaande dagrecreatieve terrein er bovendien geen aantasting van waarden plaats vindt. Voorts heeft de ondernemer aangetoond bij de gemeente dat het project financieel uitvoerbaar is. Nu sprake is van gedeeltelijke herontwikkeling / verbreding is niet noodzakelijk om te zien naar alternatieve locaties.
Artikel 6.11 Niet-agrarische ruimtelijke ontwikkelingen
Geen relevante wijziging.
Artikel 6.12 Afwijkende regels voor recreatiebedrijven
Geen relevante wijziging.
Conclusie
De Verordening Ruimte 2014 vormt geen belemmering voor het project, noch de consolidatie.
2.3 Gemeentelijk Beleid
Ontwikkelingsvisie Buitengebied (2010)
Beleidskader
De gemeente Heusden speelt op het gebied van toerisme een bovenregionale rol. De aanwezigheid van de Loonse en Drunense duinen is daarbij één van de belangrijkste publiekstrekkers. De gemeente kent geen grote verblijfsrecreatieve voorzieningen
Recreatieve activiteiten in het buitengebied worden gestimuleerd als deze geen beperking opleveren voor de omliggende agrarische bedrijven.
Toetsing
De ontwikkelingsvisie buitengebied vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. De ontwikkeling van de camping past binnen de ontwerpuitgangspunten die in de ontwikkelingsvisie zijn geformuleerd.
Gemeente Heusden Visiedocument Structuurvisie (2009)
Beleidskader
Deze structuurvisie geeft de ruimtelijke ambities van de gemeente Heusden voor een periode van 20 jaar, met een accent op de periode 2010-2020. De gemeente Heusden heeft ambities op het gebied van landschap, natuur, woningbouw, infrastructuur, bedrijvigheid, recreatie en glastuinbouw. En dat niet alleen, de gemeente wil dat ontwikkelingen in onderlinge samenhang plaats hebben.
Concentreren en versterken staan daarbij centraal. Vanuit regionaal perspectief wordt gepleit voor behoud en versterking van de kernkwaliteiten van de landschappen. Natuurlijke of ecologische verbindingszones worden gerespecteerd en de cultuurhistorische betekenis van de dijk wordt versterkt. Met betrekking tot natuur en landschap wordt invulling gegeven aan verschillende landschapszones, wenst men natuurparels en landgoederenzones te ontwikkelen.
De zone rondom de Loonse en Drunense Duinen is een belangrijke groene geleding in een verstedelijkt gebied. Daardoor heeft deze zone veel potentie in de ontwikkeling van recreatie en toerisme. Hoogwaterberging en diverse natte ecologische verbindingszones zullen worden gerealiseerd en het Oude Maasje zal worden hersteld.
Toetsing
Binnen de Structuurvisie is het gebied aangewezen voor potentiële ontwikkeling van recreatie en toerisme. Het voorliggende planinitiatief geeft hieraan invulling.
Buitengebied Heusden
De gronden zijn (zie paragraaf 1.3) aangewezen voor dagrecreatie. In het gemengde landelijk gebied is naast ruimte voor de land- en tuinbouw op basis van het beleidskader in de toelichting ook ruimte voor de ontwikkeling van niet-agrarische functies, zoals toerisme en recreatie. Dit kan door verbreding van agrarische activiteiten maar ook als zelfstandige functie, met name op vrijkomende locaties.
Het Bestemmingsplan Heusden Buitengebied maakt met behulp van wijzigingsregels onder voorwaarden een aantal ontwikkelingen mogelijk van de agrarische gronden, overeenkomstig de vastgestelde ontwikkelingsvisie buitengebied en in overeenstemming met de provinciale verordening.
De wijzigingsbevoegdheid betreft onder andere de functieverandering naar recreatie.
Ter plaatse geldt reeds dat een dagrecreatief gebruik is toegestaan. Om een doorstart van het dagrecreatief gebruik mogelijk te maken, wenst de ondernemer het gebruik te verbreden met een verblijfsrecreatieve functie in de vorm van een kampeerterrein met maximaal 80 standplaatsen.
Zoals uit paragraaf 1.3 valt te concluderen, is het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid niet mogelijk. Op basis van het beleidskader zoals onder andere opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied Heusden, is een afzonderlijke procedure wel toepasbaar. Het initiatief past immers onder andere binnen de uitgangspunten van het bestemmingsplan Buitengebied Heusden en de ontwerprichtlijnen Ontwikkelingsvisie Buitengebied. Echter, omdat de wijzigingsbevoegdheid niet kan worden toegepast, is zodoende voor een afzonderlijk bestemmingsplan gekozen.
In dit bestemmingsplan is tevens naar aanleiding van de beroepszaak met betrekking tot het bestemmingsplan Buitengebied de wro-zone wijzigingsbevoegdheid 4 komen te vervallen en zijn deze gronden consoliderend bestemd.
Ontwerprichtlijnen Ontwikkelingsvisie buitengebied
Het Run ligt in het deelgebied Overlaat/kwelzone. De beoogde ontwikkeling vindt plaats binnen de strakke blokvormige beplantingen van het zwembad. Openheid en zichtlijnen worden dus niet aangetast.
Door het efficiënte ruimte gebruik binnen een bestaand landschappelijk kader is het, mede vanwege de functionaliteit, niet wenselijk dat aanwezige of potentiële kwaliteiten verder worden ontwikkeld.
Aan alle zijden is beplanting aanwezig. Het huidige beeld is in overeenstemming met de ontwerprichtlijnen zoals dat voor deze zone is geformuleerd in de Ontwikkelingsvisie Buitengebied (zie figuur 2.2). Door de exploitant van camping en zwembad zal het huidige beplantingspatroon in stand worden gehouden.
Geconcludeerd wordt dat aan de ontwerprichtlijnen van de Ontwikkelingsvisie buitengebied wordt voldaan.
Figuur 2.2. Mogelijke ontwikkelingen met streefbeeld landschap
(Ontwikkelingsvisie Buitengebied, 20 juni 2010)
Hoofdstuk 3 Ontwikkeling
3.1 Huidige Situatie
Het Run
De huidige situatie laat zich als volgt beschrijven.
- Het Run is een openluchtzwembad met 3 verwarmde zwembaden met elk een eigen karakter. Er is een glijbaan en waterspeeltuin, een ligweide een omkleed/toiletgebouw, klein horecapunt en parkeervoorziening.
- Het terrein heeft een oppervlakte van circa 4,2 hectare.
- Het gebied is ontsloten vanaf de Sportlaan. Langs de Sportlaan bevinden zich de parkeerplaatsen.
De ligweide ligt op het zuidelijk deel van het terrein en wordt omsloten door een wal en groen die deel uit maken van de Ecologische Hoofdstructuur.
De gemeente heeft de grond in erfpacht gegeven aan de ondernemer, die het complex sinds april 2013 exploiteert.
Figuur 3.1. Zwembad Het Run
Figuur 3.2. Luchtfoto van de huidige situatie.
Duidelijk herkenbaar op de luchtfoto zijn:
- de drie zwembaden;
- het parkeerterrein (aan de oostzijde)
- de gebouwen;
- de ligweiden;
- de groenwallen langs de westzijde, zuidzijde en oostzijde.
Overige delen van het plangebied
De resterende delen van het plangebied zijn in gebruik als agrarisch gebied (grasland/weiland). Tussen Het Run en de agrarische gronden is een brede watergang gesitueerd, die tevens is aangeduid als zoekgebied voor ecologische verbindingszones. Ten noorden van Het Run ligt een sportcomplex. Ten aanzien van deze gronden wordt de komende planperiode van 10 jaar geen verandering voorzien.
3.2 Initiatief
Camping
Het voornemen is om een gezinscamping te realiseren, die is geopend van 1 april tot en met 31 oktober. Het initiatief bestaat uit het realiseren van maximaal 80 standplaatsen voor verblijfsrecreatie, ter plaatse van een gedeelte van de huidige ligweide. Een deel van de standplaatsen bestaat uit standplaatsen specifiek voor campers.
Op de standplaatsen zijn geen stacaravans of gebouwen ten behoeve van recreatief nachtverblijf beoogd. De standplaatsen variëren in grootte van 100 m² tot 150 m². De doelgroep van de camping is in het hoofdseizoen families, terwijl in het voor- en naseizoen de nadruk meer op passanten ligt.
Tussen het zwembad en de camping zal een hek worden geplaatst zodat zwembadgasten niet op de camping kunnen komen. Een deel van de standplaatsen zal bestaan uit camperplaatsen. Deze camperplaatsen zijn voorzien in het noordelijk deel van het plangebied.
De ontwikkeling betreft zodoende een specificatie van het al toegestane recreatieve gebruik van de gronden. Naast dagrecreatie ten behoeve van het al bestaande en nog te handhaven zwembad zal nu aan delen van het van het recreatiecomplex een verblijfsrecreatieve functie worden toegekend. Er zijn ten behoeve daarvan volgende ontwikkelingen voorzien:
- aanleg en realisering interne ontsluitingsstructuur;
- aanleg en realisering verlichting, watertappunten en elektriciteitsvoorzieningen;
- beperkte aanleg verharding ten behoeve van camperplaatsen;
- beperkte realisering van kleinschalige centraal gebouwde voorzieningen ten behoeve van sanitair en koken.
Zwembad
Het noordelijk deel van het recreatieterrein blijft in de toekomst in gebruik als openbaar toegankelijk openluchtzwembad. Het Zwembad is geopend in de periode april tot en met oktober.
Wintervissen
In de winterperiode (sluitingsperiode zwembad) wordt een zwembassin ingezet als forellenvijver. In de periode kunnen bezoekers 'zwembadvissen'.
Horeca
Ondernemer heeft de wens en het voornemen dat de horecafaciliteiten ook door wandelaars en fietsers uit de omgeving benut kunnen worden. Daarnaast wenst de ondernemer de faciliteit ten behoeve van de camping ook tot maximaal 1.00 uur te kunnen openen. Van belang is daarom dat de koppeling met het zwembad komt te vervallen. In het bestemmingsplan worden de horeca activiteiten (inclusief terras) op basis van onderzoeken nader begrensd.
- Er is een eetcafé voorzien van 200 m2 (inclusief een keuken in de voormalige personeelsruimte). Openingstijden zijn als volgt:
- 1. sluiting 01.00 uur in de periode van 1 april tot en met 31 oktober;
- 2. sluiting 23.00 uur in de periode van 1 november tot 31 maart.
Er is een terras beoogd van maximaal 200 m2. Hiervoor gelden de volgende openingstijden:
- 1. in de dag en avondperiode tussen 08.00 uur en 00.00 uur in de periode van 1 juli tot en met 31 augustus;
- 2. in de dag en avondperiode tussen 08.00 uur en 23.00 uur op doordeweekse dagen in de periode 1 september tot en met 30 juni;
- 3. in de dag en avondperioden tussen 08.00 en 00.00 uur in de weekenden in de periode 1 september tot en met 30 juni;
- Het eetcafé is voor bezoekers van:
- 1. het zwembad;
- 2. de camping;
- 3. het wintervissen;
- 4. externe bezoekers (circa 5.000 bezoekers per jaar, zie ook paragraaf 3.3.3).
Door de aard van de activiteiten, omvang, locatie en openingstijden te beperken is het karakter en kleinschaligheid van de horecavoorzieningen voldoende ruimtelijk begrensd.
Als er ten behoeve van een terras permanente voorzieningen worden aangebracht, zoals terrasschermen, vlonders, overkappingen, verwarming en bloembakken, dan moet het terras worden beschouwd als bouwwerk, waarvoor in de meeste gevallen een omgevingsvergunning is vereist. Het
bouwen moet in overeenstemming zijn met de planregels. In het bestemmingsplan is maximaal 100 m² toegestaan voor dergelijke overige bouwwerken geen gebouwen zijnde.
Kleinschalige evenementen
Initiatiefnemer wenst per jaar maximaal 12 keer aanvullende activiteiten te organiseren. Drie keer per jaar duren deze aanvullende activiteiten maximaal 3 dagen. Het aantal dagen met aanvullende activiteiten bedraagt zodoende 18.
Het gaat daarbij om:
- markten, braderieën en daarmee vergelijkbare kleinschalige evenementen;
- zwemactiviteiten en met zwemmen en dagrecreatie verbonden kleinschalige sportevenementen;
- Korendag, Hollandsedag en daarmee vergelijkbare kleinschalige evenementen.
De georganiseerde evenementen zijn volgens het beleid van de gemeente tot op heden aangemerkt als:
- april 2013 en 2014 opening zwembad enkel een kennisgeving incidentele festiviteit voor het geluid. 4x per jaar hoeft niet aan de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit voldaan te worden. Activiteit viel onder de toegestane activiteiten uit het bestemmingsplan.
- 1 september 2013 melding van een korenfestival. Ook is hier alleen het geluid geregeld met een kennisgeving. Activiteit viel onder de toegestane activiteiten uit het bestemmingsplan.
- 8 september 2013 een evenementenvergunning voor een vlooienmarkt met 750 bezoekers. Hier voorwaarden aan verbonden voor brandveiligheid, bereikbaarheid e.d.
De op Het Run georganiseerde activiteiten zijn de voorbije periode steeds voorgelegd aan de gemeente in het kader van de kleinschalige evenementenregeling zoals deze is geregeld in de APV. De gemeente heeft hieraan tot op heden altijd medewerking verleend. Voor het toetsingskader en afstemmen van het begrip aanvullende activiteiten wordt zodoende aansluiting gezocht bij wat in de APV Heusden is opgenomen over „evenementen". Tot dusver zijn de aanvullende activiteiten op Het Run door de gemeente aangemerkt als „kleinschalige evenementen. of als evenementen waarvoor een kennisgeving is verleend (bijvoorbeeld de Korendag).
In Heusden is specifiek beleid vastgesteld voor evenementen. (Evenementenbeleid Heusden, bekend gemaakt 21 december 2011 en in werking getreden 22 december 2011). Verwezen wordt ook naar dit beleid.
Op basis van de aard, omvang en duur van de door de initiatiefnemer beoogde evenementen is het wenselijk in het bestemmingsplan te voorzien in een op de beoogde aanvullende activiteiten afgestemde regeling. In het akoestisch onderzoek (zie ook paragraaf 4.8 en bijlage 4) en het onderzoek naar bezoekersaantallen, verkeersafwikkeling en parkeren is rekening gehouden met deze maximale mogelijkheden.
Centrale voorzieningen
Vanuit duurzaam ruimtegebruik wordt voorzien in een centraal voorzieningengebouw met faciliteiten ten behoeve van de beoogde camping en het al bestaande openluchtzwembad. Dit centrale voorzieningengebouw wordt gevestigd in het al bestaande gebouw. Er is een beperkte uitbreiding van dit gebouw voorzien, circa 100 m2, in verband met het mogelijk maken van een receptie annex eetcafé.
Ondergeschikte ruimte voor administratieve werkzaamheden
De centrale voorzieningen voorzien in een beperkte oppervlakte waar de administratieve werkzaamheden behorend bij het complex worden verricht. Hieronder wordt mede verstaan de receptie van de camping. De oppervlakte bedraagt niet meer dan 35 m2. De oppervlakte is dusdanig gering en de functie heeft een zodanig verband met het zwembad en de camping dat sprake is van een ondergeschikte functie.
Ondergeschikte detailhandel
Ondernemers wensen ter plaatse uitsluitend bij het zwembad en de camping behorende artikelen te verkopen. Het gaat dan om de "vergeten boodschap" , broodjesservice in de ochtend en dergelijke. De oppervlakte in de plannen omvat niet meer dan 20 m² en zijn zodoende kleinschalig en ondergeschikt.
In bijlage 1 is het toekomstige centrale voorzieningengebouw schetsmatig aangegeven. Bij het toiletgebouw is plaats voor ondergrondse afvalcontainers.
Landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering
Het recreatieterrein Het Run is in de huidige situatie reeds zeer goed landschappelijk ingepast. Deze landschappelijke inpassing maakt deel uit van de ecologische hoofdstructuur. Uitgangspunt is deze landschappelijke inpassing te behouden. Door hieraan een bestemming Natuur toe te kennen is behoud ook voor de langere termijn zeker gesteld.
Vanuit de camping zal onderhoud worden gepleegd aan deze bestaande landschappelijke inpassing. De kosten die hiermee zijn gemoeid vormen de benodigde bijdrage voor de kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals benoemd in de provinciale verordening.
Parkeren
De benodigde extra parkeerplaatsen ten behoeve van de camping worden in het noordwestelijk deel van het plangebied gerealiseerd. De toegang tot het verblijfsrecreatiedeel vindt plaats via een nieuwe aansluiting op de Sportlaan welke is beveiligd met een slagboomsysteem. Het parkeerterrein heeft een capaciteit van ten minste 115 parkeerplaatsen. Een deel van het parkeerterrein is geschikt voor campers.
Gunstige verhouding netto/bruto
De inrichting van de camping heeft naast standplaatsen en ontsluiting ook een oppervlakte voor sport en spel. Deze is relatief gering omdat de ligweide en andere voorzieningen van het zwembad, tijdens het hoogseizoen, ook door de camping gasten gebruikt worden. Hierdoor is er sprake van zuinig ruimte gebruik en dus van een gunstige verhouding tussen netto oppervlakte standplaatsen en het bruto ruimtebeslag van de gehele camping.
Maatvoering bebouwing
De extra bebouwing is gering en sluit aan op een bestaand gebouw. Hierdoor is er sprake van een concentratie van bebouwing en is de maatvoering in overeenstemming met het huidige bebouwingspatroon. Geconcludeerd wordt dat de maatvoering en concentratie van bebouwing passen in de aard van de omgeving.
3.3 Bezoekers
Navolgend wordt per beoogde functie / activiteit een onderbouwing gegeven voor de verwachte bezoekersaantallen bij Het Run. Waar mogelijk is gebruik gemaakt van landelijke kencijfers van het CROW. Daarbij wordt eerst ingegaan op bezoekers per functie / activiteit (3.3.1) en daarna op het eventueel dubbelgebruik.
3.3.1 Individuele functies / activiteiten
Camping
Het aantal bezoekers van de camping is, per openingsmaand, berekend op basis bezetting en het aantal bezoekers per standplaats. Op grond van het rapport Toerisme in Nederland 2012, CBS blijkt dat de slaapplaatsbezettingsgraad voor toeristische kampeerterreinen in Brabant 12,7% is. De camping is dan 46 dagen vol bezet. Uitgegaan is in dit rapport van een bezetting van 5 personen per standplaats. Echter, op basis van deskundigen (bureau Van Nuland & Partners) blijkt dat de gemiddelde bezetting voor toeristische bedrijven met een omvang van 80 standplaatsen niet meer is dan 40 dagen en dat het gemiddeld aantal personen per standplaats niet meer is dan 4. Zodoende geldt de volgende verdeling.
Tabel 3.1 Bezoekersaantallen Camping
Zwembad en dagrecreatie
Ten aanzien van het zwembad met de dagrecreatieve functie heeft de gemeente, samen met de initiatiefnemer het volgende historisch verloop van het aantal bezoekers per jaar aangeleverd:
- 75.425 in 2002;
- 110.953 in 2003;
- 107.136 in 2004;
- 125.563 in 2005;
- 98.591 in 2006
- 59.484 in 2007;
- 61.560 in 2008;
- 78.000 in 2009;
- 76.371 in 2010;
- 40.574 in 2011;
- 53.000 in 2012;
- 27.429 in 2013.
Het aantal bezoekers op een piekdag bedraagt circa 2.000, waarvan er gelijktijdig maximaal 1.500 aanwezig zijn. De initiatiefnemer heeft als verklaring voor het dalend aantal bezoekers het niet meer verkopen van abonnementen. Het aantal in – en uitlopen wordt daardoor beperkt, omdat men geen twee keer entree wenst te betalen. Het herinvoeren van abonnementen is niet aan de orde: dit is commercieel niet interessant. Het dagrecreatieve gebruik bestaat overigens tot op heden voornamelijk uit zwemmen en zwemgerelateerde activiteiten.
Het aantal bezoekers laat zich ook berekenen aan de hand van landelijke kencijfers van de CROW. Hiervoor geldt het volgende. Op basis van landelijke kencijfers van het CROW bedraagt de verkeersgeneratie van het zwembad (gebaseerd op het totaal oppervlak aan zwembadbassin) 138 mvt/etmaal op jaarbasis en op een piekdag 332 mvt/etmaal. Om te komen tot een bezoekersaantal, geldt de volgende berekening:
- één voertuig genereert twee verkeersbewegingen (heen en terug). Het aantal voertuigen bedraagt dus 69 jaargemiddeld en 166 op een gemiddelde drukke zomerdag;
- de autobezetting bedraagt gemiddeld drie personen. Het totaal aantal bezoekers per etmaal bedraagt zodoende 207 personen jaargemiddeld en 498 op een gemiddelde drukke zomerdag;
- het zwembad is 6 maanden geopend, ofwel 182,5 dagen. Het aantal bezoekers dat per jaar met de auto komt bedraagt zodoende 37.777 jaargemiddeld. Dit betreft 55% van het totaal aantal bezoekers. Het totaal aantal bezoekers per jaar bedraagt dan circa 68.700 personen en 900 op een gemiddelde drukke zomerdag.
De berekening toont aan dat op basis van de kencijfers het aantal bezoekers over een jaar uitkomt tussen de historische gegevens uit 2010 en 2011, zijnde 58.500. Het gemiddeld aantal bezoekers op een drukke zomerdag op basis van de kencijfers ligt lager dan het door de initiatiefnemer aangegeven aantal tijdens een piekdag. Logischerwijs kan dit verschil verklaard worden door het feit dat het kencijfer uitgaat van een gemiddelde drukke dag in het zomerseizoen, waarin drukke en minder drukke dagen zijn gemiddeld.
Kleinschalige evenementen
De gemeente heeft in het verleden reeds evenementenvergunningen verleend voor (kleinschalige) evenementen op Het Run. Gemeente hanteert ten aanzien van evenementen de volgende kentallen:
- kleinschalig / vergunningvrij evenement in de openlucht 150 bezoekers die gelijktijdig aanwezig zijn;
- 1. geen versterkte muziek waarbij het volume harder is dan het achtergrondniveau;
- 2. geen alcohol buiten de horeca inrichting.
- een grootschalig evenement:
- 1. heeft een bezoekersaantal van meer dan 500 bezoekers geconcentreerd op één locatie op één dag,
- 2. muziek is aanwezig;
- 3. alcohol wordt verstrekt;
- 4. er mogen tent(en) met meer dan 200 personen aanwezig zijn.
Initiatiefnemer geeft aan aanvullende activiteiten op Het Run te willen organiseren die tot 1.500 bezoekers per dag zullen aantrekken. Dit betekent dat de aanvullende activiteiten op jaarbasis in theorie 27.000 aanvullende bezoekers kunnen aantrekken. Ervaringscijfers over 2012 en 2013 tonen aan dat voor de rommelmarkt op 8 september 2013 een evenementenvergunning is verleend voor 750 bezoekers (tot dusver een activiteit met het hoogste aantal bezoekers).
De gemeentelijke evenementen regeling is niet toereikend voor de beoogde ontwikkeling. Om zorg te dragen voor een goed woon- en leefmilieu en de potentiele overlast naar de omgeving te reguleren is in de regels van het bestemmingsplan voor de aanvullende activiteiten een maximaal aantal bezoekers van 1.500 per dag vastgelegd.
Horeca
Initiatiefnemer heeft aangegeven dat ten aanzien van de horeca op jaarbasis circa 5.000 externe bezoekers worden verwacht die specifiek voor de horeca naar Het Run komen. Campinggasten, bezoekers van het zwembad, kleinschalige activiteiten en het wintervissen zijn niet in dit externe bezoekersaantal meegenomen, omdat anders sprake is van een dubbeltelling.
Het aantal bezoekers is geverifieerd aan de hand van kentallen uit de CROW. Hieruit blijkt het volgende. In totaal bedraagt de verkeersgeneratie op basis van kencijfers 44 mvt/etmaal. Dit is inclusief bevoorrading. Om een bezoekersaantal te kunnen bepalen dient het bevoorradend verkeer niet meegewogen te worden. Het gaat om maximaal 2 bevoorradingen op één dag. Zodoende bedraagt de verkeersgeneratie door bezoekers van de horeca 42 mvt/etmaal. De verdere berekening gaat als volgt:
- één voertuig genereert twee verkeersbewegingen (heen en terug). Het aantal voertuigen bedraagt dus 21;
- de autobezetting bedraagt gemiddeld twee personen. Het aantal bezoekers dat met de auto een bezoek brengt aan de horecagelegenheid bedraagt dus 42;
- 50% van de bezoekers komt met de auto. Het totaal aantal bezoekers per etmaal bedraagt zodoende 84;
- een bezoek vindt voornamelijk plaats op weekenddagen (2 dagen per week). Per week bedraagt het bezoekersaantal dus 168 personen. Per maand zijn dit er circa 756;
- de horecagelegenheid is jaarrond geopend. Echter, het hoofdbezoek door externe gasten vindt voornamelijk plaats van april tot en met oktober (7 maanden, lente zomer en herfst, samenvallend met de periode waarin extensieve dagrecreatie in de omgeving plaatsvindt. Het totaal aantal bezoekers bedraagt dan 5.300 personen per jaar.
De voorstaande berekening toont aan dat het berekend aantal bezoekers per jaar op basis van kencijfers (5.300) overeenkomt met het aantal bezoekers dat door de initiatiefnemer wordt verwacht.
Wintervissen
De opdrachtgever heeft op basis van ervaringscijfers over 2013 een bezoekersaantal van in totaal 1.000 aangegeven (maximaal 50 per dag). In de toekomst wordt een groei naar 2.000 bezoekers per jaar verwacht (maximaal 100 per dag). Het wintervissen vindt plaats in de winterperiode. Op dat moment is het zwembad niet in gebruik als zwembad. Tevens is de camping gesloten. Dit leidt zodoende niet tot een pieksituatie.
3.3.2 Dubbel gebruik zwembad versus aanvullende activiteiten.
Beschikbare ruimte
Capaciteit zwembad
Het dagrecreatieve terrein van Het Run is niet oneindig groot. Het aantrekkelijke van een openlucht zwembad zoals Het Run is de gelegenheid om naast het zwemmen gebruik te maken van de ligweiden. De bezoekers verdelen zich momenteel over een oppervlakte van 17.000 m2 ligweide (11,3 m2 per persoon op piekdag). In de toekomst (na realisering van de camping) bedraagt de oppervlakte van de ligweide 9.000 m2 (6 m2 per persoon). Een (1) persoon op een handdoek neemt circa 3 m2 in beslag. Op piekdagen resteert zodoende voldoende ruimte voor manoeuvreren en beperkte spelactiviteiten door de bezoekers (balgooien, frisbee etc.). De capaciteit van het zwemwater is 500 personen tegelijkertijd in het water (bron: akoestisch onderzoek).
Capaciteit bij kleinschalige evenementen
Echter, ook de ruimte die beschikbaar is voor aanvullende activiteiten zoals braderie en korenfestival is zodoende beperkt tot 9.000 m2. Indien en voorzover sprake is van aanvullende activiteiten (tot 1.500 bezoekers) heeft het terrein niet de ruimte en de capaciteit dan tegelijkertijd een topdag zwemmen (2.000 bezoekers per dag) te herbergen:
- Een marktkraam met manoeuvreerruimte neemt bijvoorbeeld gemiddeld 9 m2 in beslag kraam 1 bij 3 meter, ruimte van 1 bij 3 m voor verkoper en 1 bij 3 voor bezoekers.
- Een podium voor een koor met ruimte voor toehoren neemt per podium snel minimaal 100 m2 in beslag; er zullen verschillende podia zijn en ondersteunende horeca / tenten.
Capaciteit terrein
Gesteld wordt zodoende dat een het aantal bezoekers op de aanvullende activiteiten – gelet op de feitelijk beschikbare ruimte op het terrein – niet leidt tot 2.000 + 1.500 bezoekers = 3.500 bezoekers op een dag, maar tijdens evenementen maximaal 1.500 bezoekers zal bedragen. Het zwembad met ligweide is op deze dagen minder aantrekkelijk dan tijdens een topdag in het zomerseizoen.
Maximum
Bezoekersaantallen: trend dalende aantallen
Uitgangspunt is dat van de bezoekers circa 380 bezoekers mogelijk ook zwemmen (gemiddelde drukke zwemdag op basis van de CROW-kencijfers). De aanvullende activiteiten worden overigens voornamelijk gehouden in het voor- en naseizoen; Piekdagen in zwembadgebruik (2.000 bezoekers) komen dan niet voor: de hoofdvakantieperiode omvat doorgaans alleen juli en augustus.
Ten aanzien van het zwembad geldt regulier een gemiddeld aantal van 6 piekdagen per jaar. Deze 6 reguliere piekdagen zijn reeds inbegrepen in het berekende bezoekersaantal van het zwembad op basis van de kentallen van CROW 68.700 per jaar.
Ten aanzien van dit bezoekersaantal geldt voorts het volgende: de trend is dat het aantal bezoekers afneemt. Redenen hiervoor zijn de volgende.
- Ontbreken abonnementen (zie ook zwembad in paragraaf 3.3.1);
- Verdere verkleining ligweide in verband met de camping.
Het feitelijk aantal bezoekers per jaar van Het Run bedraagt zodoende 58.500.
Op peil houden bezoekersaantallen
Met de aanvullende activiteiten probeert de initiatiefnemer het zwembad aantrekkelijk te houden. De aanvullende activiteiten kunnen (worstcase) (1.500 bezoekers activiteit – 380 bezoekers (bezoekers die regulier al komen op een gemiddeld drukke zomerdag) = 1.120 * 18 (evenementendagen = 20.160 bezoekers op jaar basis trekken.
Ten opzichte van het berekend aantal bezoekers op basis van CROW-normeringen in relatie tot werkelijke bezoekersaantallen zijn dit circa 10.000 bezoekers extra. Dit wordt als volgt toegelicht.
- 68.700 bezoekers berekend conform CROW – 58.500 werkelijk aantal bezoekers = 10.200 bezoekers minder dan op basis van CROW mag worden verwacht.
- 20.160 bezoekers aanvullende activiteiten – 10.200 lager aantal bezoekers dan verwacht = 9.960 afgerond (10.000) bezoekers op jaar basis extra.
Voor de exploitatie van het zwembad zijn de aanvullende activiteiten zodoende noodzakelijk om het aantal betalende bezoekers op peil te houden.
3.3.3 Overzicht aantal bezoekers
In de navolgende tabel is een overzicht van het aantal bezoekers opgenomen.
Tabel 3.2 Samenvattend overzicht te hanteren bezoekersaantallen en verkeersgeneratie
Activiteit | Camping | Horeca | Zwembad | Evenement | Wintervissen |
Oppervlakte | 80 standplaatsen | 200 m2 bvo(keuken50 m2) | 2.160 m2 bassin | 9.000 m2. | n.v.t. |
Bezoekers | 12.710 / jaar | 5.000 / jaar | 68.700 jaar (CROW / Worst case) 58.500 (werkelijk) | 20.160 jaar | 2.000 jaar |
Hoofdstuk 4 Realiserings- En Uitvoeringsaspecten
4.1 Vormvrije Mer-beoordeling
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
- de kenmerken van de projecten;
- de plaats van de projecten;
- de kenmerken van de potentiële effecten.
Onderzoek
De drempelwaarden voor het aanleggen van permanenten kampeer en caravanterreinen (D10,d) worden niet overschreden. De drempel voor een formele mer-beoordelingsplicht ligt bij 25 ha of 10 ha in beschermd gebied. In dit geval worden beide drempels niet overschreden, omdat het beoogde kampeerterrein wordt geïntegreerd in het 4,2 ha terrein van het bestaande openlucht zwembad en het niet wordt gerealiseerd in een beschermd gebied. Gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen.
Conclusie
Voor het bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
4.2 Water
Beleid
De watertoets is een belangrijk instrument om te verzekeren dat de waterhuishouding vanaf het begin van de planvorming integraal onderdeel uitmaakt van de ontwikkeling. Met name het vasthouden, bergen en afvoeren van regenwater is daarbij een belangrijk aandachtspunt. Het plangebied ligt in het beheersgebied van het waterschap Aa en Maas. Met het waterschap is overleg gevoerd over de waterparagraaf, de reactie van het waterschap is vervolgens verwerkt in de waterparagraaf.
Onderzoek
In het kader van duurzaam waterbeheer is het van belang dat bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening wordt gehouden met de waterhuishoudkundige consequenties.
Voor de ontwikkeling geldt dat er een beperkte toename is van bebouwing. Namelijk circa 50 m2 en de verharding van de wegen. Voor de wegen is gekozen voor het toepassen van een open verharding en worden er geen straatkolken geplaatst. De bodem is erg zandig, hierdoor zal het overtollige water snel in de bodem infiltreren.
Voor dit plan is enkel de compensatie van de toename aan verharding van belang. De toename van verharding kan invloed hebben op de afvoersnelheid van hemelwater vanuit een gebied. Het uitgangspunt is het vasthouden (bergen) van dit water binnen het plangebied.
De benodigde ruimte voor compenserende waterberging wordt berekend op basis van maatgevende regenbuien, de toename aan verhard oppervlak, de maximaal toelaatbare peilstijging en het infiltratievermogen van de bodem. Door het waterschap Aa en de Maas is hiervoor de HNO-tool beschikbaar gesteld.
Conform de HNO-tool blijkt voor de verharding van 50 m² verharding, er 2 m³ water gerealiseerd dient te worden. Ee uitdraai van de HBO-tool is opgenomen in bijlage 2.
Op het terrein is voldoende ruimte om deze waterberging te faciliteren in de vorm van detailafwatering van de kampeervelden (droge greppels). Hemelwater kan hier uitstekend infiltreren. Indien in de toekomstige situatie alsnog aanleg van extra waterberging gewenst of noodzakelijk blijkt te zijn dan wordt dit overeenkomstig de waterschapseisen gecompenseerd door het volledig op eigen terrein realiseren van waterberging (bijvoorbeeld in de vorm van een vijver en/of sloot). Op het eigen terrein is hiervoor ruimschoots ruimte beschikbaar.
Binnen het plangebied wordt minimaal verharding gerealiseerd (wegen, receptie en faciliteiten). De verharding wordt gerealiseerd buiten de ecologische verbindingszone zoals deze gesteld zijn in het provinciale beleid en opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied.
De bebouwing en/of verharding wordt eveneens niet gerealiseerd binnen vijf meter van de A-watergang, welke grenst aan het plangebied.
Conclusie
Water vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
4.3 Ecologie
Beleid
In het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met het beleid en de wetgeving ten aanzien van de natuurbescherming. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Soortenbescherming
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
- er sprake is van een wettelijk geregeld belang;
- er geen alternatief is;
- geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.
Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken de volgende interpretatie van artikel 11:
De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:
Nesten die het hele jaar door zijn beschermd
Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.
- Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
- Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
- Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
- Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd
In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.
- Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Gebiedsbescherming
Natura 2000
Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:
- door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
- door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten;
- door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EZ). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.
Ecologische Hoofdstructuur
Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van de EHS is in Noord-Brabant in de provinciale Structuurvisie nader uitgewerkt.
Onderzoek
Soortenbescherming / Flora- en faunawet
De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van een eenmalig veldbezoek, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere www.ravon.nl en www.waarneming.nl).
Vaatplanten
De groenstroken binnen het plangebied bieden groeiplaatsen aan de beschermde brede wespenorchis.
Vogels
In de groenstroken komen tuin- en struweelvogels voor. Hier zijn soorten als koolmees, roodborst, winterkoning en merel aanwezig. De bomen bieden mogelijk nestgelegenheid aan de buizerd, kraai en grote bonte specht. In de te rooien bomen zijn geen nesten of holtes waargenomen. De bebouwing, met plat dak en zonder overstekken, is ongeschikt voor vaste verblijfplaatsen van broedvogels, zoals huismus en gierzwaluw.
Zoogdieren
Het plangebied biedt geschikt leefgebied aan algemeen voorkomende, licht beschermde soorten als mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, hermelijn, wezel en konijn. In de groenstrook zijn geen sporen van de eekhoorn waargenomen. In de groenstrook is wel een burcht van een vos aanwezig. Het gazon is onderdeel van het foerageergebied van de vos.
De bomen kunnen plaats bieden aan vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. In de te rooien bomen zijn echter geen holtes waargenomen. De groenstroken kunnen daarnaast fungeren als foerageergebied of onderdeel zijn van een vliegroute van vleermuizen. De bebouwing biedt geen vaste verblijfplaatsen aan vleermuizen.
Amfibieën
Algemene amfibieën als bruine kikker, middelste groene kikker, kleine watersalamander en gewone pad zullen zeker gebruik zullen maken van het plangebied als schuilplaats in struiken en onder stenen. Gezien de aanwezige biotopen komen hier geen zwaarder beschermde soorten voor.
Overige soorten
Er zijn, gezien de aanwezige biotopen, geen beschermde vissen, reptielen en/of bijzondere insecten of overige soorten te verwachten op de planlocatie. Deze soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.
In tabel 4.1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) aanwezig zijn en onder welk beschermingsregime deze vallen.
Tabel 4.1. Naar verwachting aanwezige beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime (niet limitatief)
Nader onderzoek nodig | ||||
Vrijstellingsregeling Ffw | tabel 1 | brede wespenorchis mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis, hermelijn, wezel, vos en konijn bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander en de middelste groene kikker | nee | |
Ontheffingsregeling Ffw | tabel 2 | geen | nee | |
tabel 3 | bijlage 1 AMvB | geen | nee | |
bijlage IV HR | alle vleermuizen ( foeragerend/vliegroute) | nee | ||
vogels | cat. 1 t/m 4 | geen | nee |
Het bestemmingsplan voorziet in de uitbreiding van de bebouwing en realisering van een kampeerterrein. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.
- Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Ffw (waaronder de vos) omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
- Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron: website vogelbescherming).
- In de te rooien bomen zijn geen vaste nesten van vleermuizen en broedvogels aanwezig. De kap van de bomen leidt ook niet tot een aantasting van het potentiële foerageergebied of mogelijke vliegroute, aangezien er voldoende groen behouden blijft.
Conclusie
De Ffw vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Toetsing gebiedsbescherming (voortoets)
Natuurbeschermingswet 1998: Natura 2000
Inleiding
Het plangebied ligt circa 200 m ten noorden van het Natura 2000-gebied Loonse en Drunense duinen & Leemkuilen. De Loonse en Drunense Duinen is een groot stuifzandgebied. In dit gebied zijn dikke pakketten dekzand afgezet. Deze dekzanden zijn in de loop der tijd begroeid geraakt met bos, maar door houtkap en overbeweiding kon het zand weer gaan stuiven en ontstonden de huidige Loonse en Drunense duinen. Het stuifzandgebied wordt omringd door uitgestrekte naald- en eikenbossen die aan de zuidkant aansluiten op de Brand, een beekdal met alluviale bossen, moeras en vennen. Enkele kilometers ten zuiden van het gebied liggen - geïsoleerd - de Leemkuilen. Dit gebied bevat vele gegraven plassen, omgeven door moerasbos.
Circa 2,8 km ten noordoosten van het plangebied ligt ook het Natura 2000-gebied Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek. Het Vlijmens Ven, de Moerputten en het Bossche Broek vormen samen één gebied ten zuidwesten van 's-Hertogenbosch. Hier gaat het beekdal van de Dommel over in het laagveengebied van de "Naad van Brabant". Door de ligging in deze overgangszone zijn in het gebied basenminnende water- moeras- en graslandvegetaties aanwezig. Het Vlijmens Ven is een kwelgebied waar kranswiervegetaties wordt aangetroffen in sloten. De Moerputten is een natuurreservaat met een groot areaal aan blauwgrasland en elzenbroekbos. Het Bossche Broek is een moerassig gebied in de benedenloop van de Dommel, waar blauwgraslanden aanwezig zijn.
Het Natura 2000-gebied Langstraat ligt circa 6,6 km ten noordwesten van het plangebied. De Langstraat bestaat uit een aantal natuurterreinen (het Labbegat, de Dullaert, de Dulver en de Hoven) op de grens van de zandgronden, het rivierengebied en zeekleigronden. Er zijn gradiënten aanwezig van zand naar veen, van basenarme lokale kwel naar basenrijke regionale kwel. Het gebied is een ontgonnen laagveenvlakte en een restant van een oud slagen landschap met zeer lange en smalle graslanden begrensd door elzenhagen. Het gebied bestaat uit sloten, trilvenen, schrale, soortenrijke graslanden, zeggenmoerassen en plaatselijk vochtige heide. In petgaten komen uiteenlopende verlandingsstadia voor. Daarnaast traden in het verleden inundaties op, waardoor nu nog wielen aanwezig zijn in het gebied. In Dulver ligt een eendenkooi.
De ontwikkeling vindt plaats buiten de Natura 2000-gebieden. Directe effecten als areaalverlies en versnippering worden dan ook uitgesloten. De zeer beperkte toename van verhard oppervlak leidt ook niet tot een verandering van de waterhuishouding in de Natura 2000-gebieden. In de Natura 2000-gebieden komen geen verstoringsgevoelige soorten voor. Effecten als gevolg van vermesting/verzuring door een toename van het autoverkeer zouden wel op kunnen treden. Gezien de zeer geringe toename van het verkeer (zie paragraaf 4.6) kunnen effecten op het Natura 2000-gebied Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek en Langstraat op voorhand uitgesloten worden. In het vervolg van deze paragraaf wordt dan ook alleen nader ingegaan op het gebied Loonse en Drunense duinen & Leemkuilen.
Huidige situatie
Figuur 4.1 Ligging plangebied (rode cirkel) t.o.v. Natura 2000-gebied Loonse en Drunense duinen & Leemkuilen
Instandhoudingsdoelen
Het gebied Loonse en Drunense duinen & Leemkuilen is aangewezen als Natura 2000-gebied op basis van het voorkomen van de volgende habitattypen en soorten (prioritaire soorten aangeduid met een *):
Tabel 4.2. Instandhoudingsdoelen Natura 2000-gebied Loonse en Drunense duinen & Leemkuilen
habitattype | SVI landelijk | doelstelling oppervlakte | doelstelling kwaliteit |
H2310 - Stuifzandheiden met struikhei | -- | > | > |
H2330 - Zandverstuivingen | -- | > | > |
H3130 - Zwakgebufferde vennen | - | = | = |
H6410 - Blauwgraslanden | -- | > | > |
H9190 - Oude eikenbossen | - | = | = |
H91E0C - *Vochtige alluviale bossen (beekbegeleidende bossen) | - | > | > |
habitatsoort | SVI landelijk | doelstelling oppervlakte | doelstelling kwaliteit | doelstelling populatie |
H1166 - Kamsalamander | - | > | > | > |
H1831 - Drijvende waterweegbree | - | = | = | = |
Legenda
Landelijke staat van instandhouding (SVI) | |
- | matig gunstig |
-- | zeer ongunstig |
Doelstelling voor oppervlakte en/of kwaliteit | |
= | behoud |
> | uitbreiding |
Habitattypen
De ligging van de stikstofgevoelige habitattypen is weergegeven in figuur 4.2. Nabij het plangebied is het habitattype “Stuifzandheiden met struikheide” gelegen.
Figuur 4.2. Ligging habitattypen (bron: Conceptbeheerplan provincie Noord-Brabant, 2010)
Gevoeligheid voor stikstofdepositie
In tabel 4.3 zijn per habitattype en -soort de staat van instandhouding en instandhoudingsdoelen weergegeven. Tevens is voor elk habitat de kritische depositie weergegeven in mol N/ha/jr (bron: Alterra-rapport 2397). De achtergronddepositie in de betreffende kilometerhokken bedraagt circa 1430 tot 2760 mol N/ha/jr in 2012 (bron: PBL, 2013). Ook in de kilometerhokken nabij het plangebied is de achtergronddepositie hoog, > 1880 mol N/ha/jr.
Tabel 4.3. Kritische depositiewaarde habitattypen Loonse en Drunense duinen & Leemkuilen
SVI landelijk | doelstelling oppervlakte. | doelst.ellingkwaliteit | kritische N-depositie | ||
habitattypen | |||||
H2310 | Stuifzandheiden met struikhei | -- | > | > | 1071 |
H2330 | Zandverstuivingen | -- | > | > | 714 |
H3130 | Zwakgebufferde vennen | - | = | = | 571 |
H6410 | Blauwgraslanden | -- | > | > | 1071 |
H9190 | Oude eikenbossen | - | = | = | 1071 |
H91E0C | *Vochtige alluviale bossen (beekbegeleidende bossen) | - | > | > | 1857 |
* Prioritair habitat
Legenda
Landelijke staat van instandhouding (SVI) | |
- | matig gunstig |
-- | zeer ongunstig |
Doelstelling voor oppervlakte en/of kwaliteit | |
= | behoud |
> | uitbreiding |
Kritische stikstofdepositie in mol N/ha/jr
Kritische depositie wordt in dit Natura 2000-gebied nergens overschreden | |
Kritische depositie wordt in dit Natura 2000-gebied op veel plaatsen overschreden | |
Kritische depositie wordt in dit Natura 2000-gebied overal overschreden |
Zoals uit tabel 4.3 kan worden opgemaakt komen binnen het Natura 2000-gebied Loonse en Drunense duinen & Leemkuilen verschillende te beschermen habitattypen voor die (zeer) gevoelig zijn voor stikstofdepositie.
Vergelijking van de achtergronddepositie met de kritische deposities van de kwalificerende habitattypen laat zien dat zelfs de laagste achtergronddepositie hoger is dan de kritische depositie van vrijwel alle habitattypen. Zelfs bij een mogelijk iets lagere achtergronddepositie in de toekomst blijft dit beeld hetzelfde. Concreet betekent dit dat bij een toename van de depositie als gevolg van nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied, significant negatieve effecten in dit Natura 2000-gebied kunnen optreden. Dit geldt zeker voor de habitattypen met een verbeterdoelstelling voor wat betreft areaal en kwaliteit.
Alleen voor het habitattype H91E0C *Vochtige alluviale bossen (beekbegeleidende bossen) geldt dat de kritische depositiewaarde niet overal wordt overschreden binnen dit Natura 2000-gebied.
Soorten
De stikstofgevoeligheid van kamsalamander en drijvende waterweegbree is niet nauwkeurig bekend. Met name de laatste is waarschijnlijk (zeer) gevoelig aangezien de soort alleen wordt aangetroffen in voedselarme wateren. Waarschijnlijk is de kamsalamander indirect gevoelig doordat de voortplantingspoelen versneld dichtgroeien door extra stikstofdepositie. Voor beide soorten kan worden aangenomen dat de huidige achtergronddepositie te hoog is voor een duurzame instandhouding van de populaties. De instandhoudingsdoelen voor beide soorten komen in gevaar bij een verdere vermesting van het oppervlaktewater als gevolg van extra depositie van stikstof. De kamsalamander komt ook buiten het Natura 2000-gebied voor, in de Lange Wiel ten westen van het plangebied.
Conclusie
De toetsing aan de Natuurbeschermingswet 1998 richt zich (zoals hiervoor in de inleiding is aangegeven) op het aspect vermesting/verzuring door stikstofdepositie. De ontwikkeling van het kampeerterrein met aanvullende activiteiten en horeca leidt tot een toename van de verkeersintensiteiten.
Worst case gaat het om de volgende aantallen.
* het werkelijk aantal is lager, omdat er ook dubbelgebruik met het zwembad zal plaatsvinden (18 mvt jaargemiddeld / etmaal)
** Het zwembad met de activiteiten daar (huidige situatie) is referentiesituatie. De verkeersgeneratie is reeds verwerkt in de achtergrondconcentratie. Ten aanzien van dit gebruik zijn geen veranderingen voorzien. Trend is daarbij overigens dat het aantal bezoekers sterk is afgenomen. Verwezen wordt naar de paragraaf Verkeer en parkeren, paragraaf 4.6.
Het verkeer verspreid zich in verschillende richtingen, maar wikkelt zich in hoofdzaak af via de Duinweg en Kanaalweg richting het noorden naar de A59. In de notitie verkeer en parkeren is deze verdeling zichtbaar. De afstand van de wegen tot de dichtstbijzijnde stikstofgevoelige habitattypen in het Natura 2000-gebied bedraagt circa 700 m. Op deze afstand is de stikstofdepositie van de beperkte toename van de verkeersintensiteiten (88 mvt/etmaal) als gevolg van de tussenliggende hoog opgaande beplanting nauwelijks waarneembaar. Dit blijkt ook uit de berekeningen (zie bijlage 3). Er is op geen van de rekenpunten sprake van een toename van de depositie. Significant negatieve effecten worden geheel uitgesloten.
De Natuurbeschermingswet 1998 vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
Ecologische Hoofdstructuur (EHS)
Toetsing
De groenstroken aan de west- en zuidkant van het plangebied maken deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur. Voor deze groenstroken zijn natuurbeheertypen aangewezen. Respectievelijk gaat het om de natuurdoeltypen “vochtig bos met productie” en “droog bos met productie” (zie figuur 4.3).
Vochtig bos met productie bestaat uit loofbossen die gedomineerd worden door diverse boomsoorten zoals populier, es, esdoorn, beuk, haagbeuk, eik, iep en els. Het is een grotendeels gesloten bos met een weelderige ondergroei. Dit bostype is de productievariant van delen van het haagbeuken- en essenbos en beek- en rivierbegeleidend bos. Droog bos met productie bestaat uit verschillende, veelal van oorsprong aangeplante, bosopstanden van den, (winter)eik, beuk, Douglas, lariks of fijnspar. De voedselarmere delen worden grotendeels gedomineerd door den, eik en beuk, op de wat rijkere bodems is er een hogere groei van beuk, Douglas, lariks en spar, met betere mengingsmogelijkheden. Dit bostype is de productievariant van het bostype dennen-, eiken- en beukenbos.
Figuur 4.3. Ligging en natuurbeheertypen EHS (bron: Natuurbeheerplan 2012-2013, provincie Noord-Brabant)
Begrenzing EHS
De begrenzing van de EHS is vrij grofmazig. Een gedeelte van de ligweide valt binnen de EHS. De EHS is zeer ruim begrensd en is niet beperkt tot de wal met beplanting. Gezien de bepaalde natuurdoeltypen heeft de aanwijzing van de EHS alleen betrekking op de bosstroken en niet op de ligweide. De aanleg van het kampeerterrein vindt plaats op de ligweide. Er worden geen bomen gekapt in de EHS-stroken. Feitelijke aantasting van de EHS vindt dan ook niet plaats.
In voorliggend bestemmingsplan is de aanwijzing van de EHS afgestemd op het natuurdoeltype en de daadwerkelijke situatie. Er is aan de EHS een bestemming Natuur toegekend.
Conclusie
Het provinciale EHS-beleid staat de uitvoering van het plan niet in de weg. Binnen de EHS zijn geen veranderingen voorzien. De gronden zijn binnen het voorliggende bestemmingsplan voorzien van een bestemming Natuur.
Conclusie
Soortbescherming
De Flora- en faunawet vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Gebiedsbescherming
De Natuurbeschermingswet 1998 en het EHS-beleid staan de uitvoering van het plan niet in de weg.
Juridisch-planologisch
- Een gedeelte van de randen van de ligweide is abusievelijk aangewezen tot EHS. Dit wordt in dit bestemmingsplan juridisch-planologisch hersteld.
- Het provinciale EHS-beleid staat de uitvoering van het plan niet in de weg. Voor de gronden die liggen binnen de EHS-aanduiding geldt overeenkomstig het geldende bestemmingsplan een omgevingsvergunningenstelsel voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden.
4.4 Cultuurhistorie En Archeologie
Beleid
Cultuurhistorie
De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van bestemmingsplannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.
Archeologie
Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is in 2007 de Wet op de archeologische monumentenzorg als onderdeel van de Monumentenwet in werking treden. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. De wet verplicht gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen en projecten rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden.
Onderzoek
Cultuurhistorie
De gemeente onderschrijft het belang van het borgen van cultuurhistorische waarden in bestemmingsplannen. De bestaande structuren worden vastgelegd in de daarop toegespitste bestemmingen. Daar waar mogelijk moeten de karakteristieke elementen beschermd worden. Het terrein maakt onderdeel uit van de cultuurhistorische vlakken.
Voor de gronden gelegen in het cultuurhistorische vlak is in het bestemmingsplan Buitengebied Heusden een dubbelbestemming opgenomen 'cultuurhistorisch vlak'. Dit vlak wordt in het voorliggend plan ook opgenomen. Voor deze gronden geldt een omgevingsvergunningenstelsel voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden die van invloed zijn op het reliëf. Indien noodzakelijk zal deze omgevingsvergunning aangevraagd worden.
Archeologie
Ter plaatse geldt volgens het bestemmingsplan Buitengebied Heusden gedeeltelijk een archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4". Deze bestemming is in het voorliggende bestemmingsplan opnieuw gelegd. Er zijn echter beperkt gebouwen en grondwerkzaamheden voorzien. Daarmee wordt de 50 cm diepte en 5.000 m² oppervlaktegrens uit het artikel niet overschreden. Archeologisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.
Conclusie
Cultuurhistorie en archeologie
Cultuurhistorie en archeologie vormen geen belemmering voor de ontwikkeling.
Juridisch-planologisch
De geldende regelingen worden gecontinueerd.
4.5 Bodemkwaliteit
Beleid
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd. Op grond van het Besluit bodemkwaliteit mag de functie geen bedreiging vormen voor bodemkwaliteit.
Onderzoek
De gronden waarop de camping wordt gerealiseerd zijn in gebruik als dagrecreatief terrein. Het in gebruik nemen als verblijfsrecreatieterrein ten behoeve van kamperen kan qua gebruik gelijk gesteld worden met een ligweide van een zwembad.
Conclusie
Het aspect bodem vormt voor de planologische procedure geen belemmering.
4.6 Verkeer En Parkeren
Beleid
Het beleidskader wordt gevormd door de noodzaak van een goede ruimtelijke ordening. Voor verkeer en parkeren wordt aangesloten bij de circulaires en rapporten van het CROW en de algemene gemeentelijke beleidskaders.
4.6.1 Verkeersontsluiting
Ontsluiting gemotoriseerd verkeer
Het plangebied is gelegen binnen de gemeente Heusden, aan de zuidkant van de kern Drunen. Het perceel wordt ontsloten op de Sportlaan. Deze Sportlaan, nog gelegen binnen de komgrenzen van Drunen, sluit aan de noordzijde aan op Duinweg en aan de zuidzijde op de Hoge Schijf. De Hoge Schijf, gelegen buiten de bebouwde kom, sluit aan de oostzijde aan op de Duinweg. Verder loopt de Hoge Schijf in noordwestelijk richting om de kern van Drunen, naar de Overlaatweg (lokale verbindingsweg tussen Drunen en Waalwijk).
- De Sportlaan heeft binnen de kern Drunen geen ontsluitende functie en dient voornamelijk de bereikbaarheid van de langs deze weg liggende functies, zoals de oostelijk gelegen volkstuintjes en de westelijk gelegen voetbalvelden van voetbalclub R.K.D.V.C.. De weg heeft een 1x1 rijbaanindeling en er geldt een maximum snelheid van 30 km/uur.
- De Hoge Schijf ligt zoals aangegeven buiten de bebouwde kom. De weg heeft geen ontsluitende functie en kent een maximum snelheid van 60 km/uur. Deze weg bestaat verder uit twee rijstroken.
- De Duinweg heeft binnen de kern Drunen een ontsluitende functie. Hier geldt een maximum snelheid van 50 km/uur en zijn aan beide zijde van de weg vrijliggende fietspaden aanwezig. Ten zuiden van de kern Drunen loopt de Duinweg de bebouwde kom uit en geldt een maximum snelheid van 60 km/uur. Hier is aan één zijde een vrijliggend (brom)fietspad in twee richtingen aanwezig.
- In noordelijke richting gaat deze weg over in de Lipsstraat en wordt verder ontsloten richting de op- en afritten van de A59.
- De afstand tussen het plangebied en de op- en afritten van deze Rijksweg bedraagt circa 3 kilometer. De ontsluiting van het plangebied voor het gemotoriseerde verkeer is goed.
Ontsluiting langzaam verkeer
Ook voor langzaam verkeer vindt de primaire ontsluiting van het plangebied plaats via de Sportlaan. De weg beschikt niet over afzonderlijke voorzieningen voor langzaam verkeer. Zowel voetgangers als fietsers dienen gebruik te maken van de rijbaan voor gemotoriseerd verkeer.
De ontsluiting voor het langzaam verkeer richting de kern Drunen vindt verder plaats in noordelijke richting via de Duinweg, waarlangs zowel vrijliggende fietsvoorzieningen als een trottoir aanwezig is, en via het solitaire fietspad de Heidijk. Deze laatstgenoemde loopt vanaf de Sportlaan langs de zuid- en westzijde van de kern Drunen naar de Eindstraat. Voor fietsers geldt dat de Duinweg onderdeel uitmaakt van het regionaal fietsnetwerk. Dit fietsnetwerk verloopt in Drunen verder via de Grotestraat, Bosscheweg, Stationsstraat en Spoorlaan/Spoordijk. Voor met name fietsers kan zodoende vlot ontsloten worden richting omliggende kernen. De ontsluiting voor het langzaam verkeer is goed.
Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling
Generatie
Om de verkeersgeneratie van de verschillende functies te bepalen is gebruik gemaakt van de kencijfers van de CROW en de te verwachten aantal bezoekers. verwezen wordt ook naar paragraaf 3.3.
Camping
De verkeersgeneratie op basis van de kencijfers voor een camping met 80 standplaatsen bedraagt 32 mvt/etmaal en 192 mvt / etmaal op een piekdag.
Horeca
In totaal bedraagt de verkeersgeneratie op basis van kencijfers 44 mvt/etmaal. Dit is inclusief bevoorrading (2 mvt/etmaal).
Zwembad
Op basis van landelijke kencijfers van het CROW bedraagt de verkeersgeneratie van het zwembad (gebaseerd op het totaal oppervlak aan zwembadbassin) 138 mvt/etmaal op jaarbasis en op een piekdag 332 mvt/etmaal.
Evenementen
Op basis van het aantal bezoekers en de modaliteit geldt een verkeersgeneratie van 6.720 / 365 = 18 mvt/etmaal. Voor een activiteitendag geldt een verkeersgeneratie van 374 mvt/etmaal.
Wintervissen
Voor een jaargemiddelde weekdag geldt een verkeersgeneratie van 5,5 mvt/etmaal.
Overzicht
Samenvattend resulteert dit in het volgende overzicht voor de verkeersgeneratie. Een uitgebreide toelichting is opgenomen in bijlage 5.
Activiteit | Camping | Horeca | Zwembad | Evenement | Wintervissen |
Oppervlakte | 80 standplaatsen | 200 m2 bvo(keuken 50 m2) | 2.160 m2 bassin | 9.000 m2. | n.v.t. |
Bezoekers | 12.710 / jaar | 5.000 / jaar | 68.700 jaar (CROW / Worst case) 58.500 (werkelijk) | 20.160 jaar | 2.000 jaar |
Jaargemiddelde mvt/etmaal | 32 | 25 | 138 | 18 | 5,5 |
Piekdag mvt/etmaal | 192 | 44 | 332* 550** | 374 |
* Gebaseerd op een gemiddelde drukke zomerdag.
** Piekdag.
Verkeersafwikkeling
Van belang is de worstcase verkeersaantrekkende werking van het totale complex. Deze worstcase situatie bestaat uit:
- Een volledig bezette camping;
- Een piekdag zwembad;
- Aanvullende activiteiten;
- Gebruik van de horeca door externen.
Ter motivering geldt het volgende:
- Zoals is gemotiveerd onder 'bezoekers' kan een piekdag zwembad niet gelijktijdig voorkomen met aanvullende activiteiten vanwege het ruimtegebrek op Het Run zelf in die situatie: het terrein laat een dergelijk dubbelgebruik namelijk niet toe. Des al niet te min zijn in de tabel twee situaties doorgerekend: een situatie waarbij de aanvullende activiteiten in de verkeersafwikkeling niet zijn meegenomen (scenario 1) en een situatie waarbij deze wel zijn meegenomen (scenario 2).
- Wintervissen kan nooit gelijktijdig plaatsvinden met zwemmen: beide activiteiten zijn seizoensafhankelijk en worden niet gelijktijdig aangeboden.
Onderdeel | Mvt/etmaal |
Camping * | 192 |
Horeca * | 44 |
Zwembad ** | 550 |
Aanvullende activiteiten * | 374 |
Totaal maximum verkeersgeneratie | 1.160 |
* beoogde ontwikkeling;
** bestaand
Voor de beoordeling van de verkeersafwikkeling zijn ook de bestaande intensiteiten op de Sportlaan en Hoge Schijf van belang. Deze zijn aangeleverd door de gemeente Heusden. De gemeente heeft aangegeven dat de huidige intensiteiten op de Sportlaan circa 1.000 mvt/etmaal bedraagt en op de Hoge Schijf 1.400 mvt/etmaal. Op basis van een autonome groei van 1% per jaar zijn deze intensiteiten vervolgens doorgerekend naar het planjaar 2024.
Vervolgens is de maximale verkeersgeneratie van de ontwikkeling hierbij opgeteld. Daarbij zijn twee scenario's doorgerekend. Omdat het zwembad reeds aanwezig is, betreft de verkeersgeneratie hiervan in beide scenario's geen nieuw verkeer. De intensiteiten worden zodoende alleen opgehoogd met de verkeersgeneratie van de camping en horeca (236 mvt / etmaal) in scenario 1 en met de generatie van camping, horeca en aanvullende activiteiten in scenario 2 (610 mvt/etmaal).
Dit verkeer (236 mvt/etmaal) verdeelt zich over het wegennet. Hiervoor is de volgende aanname gedaan:
- 2/3 nadert het plangebied vanuit het zuiden over de Sportlaan;
- 1/3 nadert het plangebied vanuit het noorden over de Sportlaan;
- al het verkeer verlaat het plangebied in zuidelijke richting over de Sportlaan;
- het verkeer dat het plangebied nadert vanuit noordelijke richting rijdt bij het verlaten van het plangebied op de Hoge Schijf in oostelijke richting;
- het verkeer dat het plangebied nadert vanuit zuidelijke richting, komt vanaf de Hoge Schijf voor 50% uit westelijke richting en voor 50% uit oostelijke richting. Dit geldt ook bij het verlaten van het plangebied.
Bovenstaande uitgangspunten leiden, in een worstcase situatie, tot de toekomstige verkeersintensiteiten zoals weergegeven in onderstaande tabel.
Wegvak | Intensiteit basisjaar | Intensiteit 2024 autonoom | Intensiteit 2024 scenario 1 | Intensiteit 2024 scenario 2 |
Sportlaan noord | 1.000 | 1.100 | 1.140 | 1.240 |
Sportlaan zuid | 1.000 | 1.100 | 1.300 | 1.600 |
Hoge Schijf west | 1.400 | 1.550 | 1.630 | 1.650 |
Hoge Schijf oost | 1.400 | 1.550 | 1.670 | 1.750 |
* Afgerond om 10-tallen
Voor het type wegen als de Sportlaan en de Hoge Schijf geldt een maximaal gewenste intensiteit van 4.000 mvt/etmaal. In de toekomstige situatie worden deze richtlijnen, zowel bij scenario 1 als 2 niet overschreden. De inrichting van de weg biedt voldoende capaciteit.
Opstelstroken
De camping draagt zorg voor het op eigen terrein realiseren van opstelstroken en kortparkeren, vooraleer men het kampeerterrein kan betreden. Hiervoor is de volgende (indicatieve) inrichting voorzien.
Ontsluiting Camping
De opstelstroken bieden ruimte aan ten minste 3 auto's met caravans en enkele kort parkeerplekken. Er vervallen ten behoeve van de entree maximaal 6 parkeerplaatsen. De opstelstroken dragen ertoe bij dat de verkeersafwikkeling niet wordt belemmerd. Voor een dergelijk kampeerterrein (omvang, locatie) bieden de opstelstroken meer dan voldoende ruimte.
4.6.2 Parkeren
Analyse
De parkeerbehoefte voor een piekmoment in de zomerperiode is voor de camping, de horecagelegenheid en het zwembad bepaald op basis van kencijfers van het CROW.
In de periode dat het zwembad geopend is, kunnen tevens aanvullende activiteiten plaatsvinden. Hiervoor zijn geen parkeerkencijfers op basis van de CROW beschikbaar. Gezien de locatie en de capaciteit van Het Run, het door de initiatiefnemer gewenst aantal bezoekers in vergelijking met het historisch bezoek tijdens aanvullende activiteiten geldt het volgende uitgangspunt.
Een dubbel gebruik (piekdag zwembad en aanvullende activiteiten): de oppervlakte van het terrein laat een piekdag zwembad niet toe tegelijk met een dag met aanvullende activiteiten. Ten aanzien van de aanvullende activiteiten geldt dat op basis van de te verwachten bezoekersaantallen een zelfde parkeervraag mag worden verwacht als bij het zwembad. In onderstaande tabel is de berekening van de parkeerbehoefte opgenomen.
Parkeerbehoefte camping | Parkeerbehoefte horeca | Parkeerbehoefte zwembad (=bestaand) | Parkeerbehoefte manifestatie |
Op basis van CROW kencijfers | Op basis van bezoekers | ||
80 standplaatsen; 1,3 parkeerplaatsen /standplaats. Parkeerbehoefte: 80 * 1,3 = 104 parkeerplaatsen | 150 m2 bvo; (keuken telt niet mee voor de parkeer behoefte) 7,0 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo; Parkeerbehoefte: 150 / 100 * 7 = 11 parkeerplaatsen | oppervlakte bassins bedraagt 2.160 m2; 13,9 parkeerplaatsen /100 m2 bassin. Parkeerbehoefte: 2.160 / 100 * 13,9 = 301 parkeerplaatsen Op piekdagen zijn maximaal 1500 mensen gelijktijdig aanwezig; dit resulteert op piekdagen in een parkeer vraag van 0,55*1500/ 3 = 275 parkeerplaatsen (lager dan o.b.v CROW kencijfer, daarom uitgegaan van kencijfers) | maximaal 1.500 bezoekers per manifestatie; 380 bezoekers komen tevens zwemmen; deze bezoeker tellen zodoende niet als bezoekers van de aanvullende activiteiten, zodoende resteren 1120 bezoekers 50% van de bezoekers (560) komt met de auto; 3 personen per auto, dus maximaal 187 auto's; niet alle bezoekers zijn gelijktijdig aanwezig, uitgangspunt is een turnover van 3. Parkeerbehoefte: 187 / 3 = 63 parkeerplaatsen |
Deze parkeervraag wordt volledig op eigenterrein opgevangen; hiertoe wordt op de verbeelding voorzien in een aanduiding 'parkeerterrein' en in de regels met een bestemmingsomschrijvingIn de gebruiksregels wordt het aantal parkeerplaatsen vastgelegd. | Deze parkeervraag wordt volledig op eigen terrein opgevangen; hiertoe wordt op de verbeelding voorzien in een aanduiding 'parkeerterrein' en in de regels met een bestemmingsom- schrijving. In de gebruiksregels wordt het aantal parkeerplaatsen vastgelegd. | Deze parkeerbehoefte verandert niet; in de huidige situatie bevinden zich de volgende parkeeraccommodaties nabij het plangebied: circa 300 parkeer plaatsen aan de Sportlaan; circa 25 parkeerplaatsen aan de Hoge Schijf; circa 25 parkeerplaatsen nabij de roeivijver. Er zijn zodoende op piekdagen voldoende parkeerplaatsen (aanbod 350, vraag 301). Het aantal parkeerplaatsen dat langs de Sportlaan komt te vervallen in verband met de entree (6) zorgt zodoende niet voor een parkeerfrictie. | Deze aanvullende parkeerbehoefte vindt nooit plaats gelijktijdig met een piekdag zwembad, omdat de oppervlakte van het zwembad (inclusief ligweide) dit bezoekersaantal niet toelaat. Overigens zijn in de omgeving van het plangebied in die situatie nog 43 parkeerplaatsen beschikbaar. Er is zodoende een tekort van 20 parkeerplaatsen. Initiatiefnemers hebben het voornemen ingeval van aanvullende activiteiten in geval zich scenario 2 toch zou voordoen aanvullende parkeerruimte extern te huren. Op termijn kan ook de roeivijver een grotere parkeercapaciteit krijgen. In een gebruiksregel is een en ander nader te borgen. |
Conclusie
Camping en Horeca
Het parkeren ten aanzien van de camping en horeca vindt plaats op een nieuw aan te leggen parkeerterrein binnen het plangebied. Dit parkeerterrein is alleen toegankelijk voor camping- en horeca gasten. De capaciteit van dit parkeerterrein wordt aangepast op basis van de berekende parkeerbehoefte. Omdat deze parkeerbehoefte binnen het plangebied wordt opgevangen, hoeft geen beroep te worden gedaan op de openbare parkeerplaatsen rondom het plangebied. In de regels is de parkeerbehoefte nader bepaald en vastgelegd op tenminste 115 parkeerplaatsen, waarvoor 11 voor horeca en 104 voor de camping. Omdat een deel van het parkeerterrein ook gebruikt kan worden als kampeerterrein voor campers, is verder bepaald dat standplaatsen voor campers niet meetellen bij de minimale parkeerbehoefte.
Zwembad
Rondom het plangebied zijn ten behoeve van zwemmen en aanvullende activiteiten 300 parkeerplaatsen aanwezig langs de Sportlaan, 25 aan de hoge schijf en 25 bij de roeivijver op circa 300 meter van het plangebied. Uit de berekening van de parkeerbehoefte blijkt een maximale parkeervraag van 301 van het zwembad gedurende piekdagen en 63 van aanvullende activiteiten. Omdat de grote aanvullende activiteiten niet gedurende de vakantieperiode met grootste kans op piekdagen zwembad zullen samenvallen (capaciteit terrein niet toereikend) is voldoende parkeerruimte gewaarborgd. Zodoende kan geconcludeerd worden dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is.
Parkeren zwembad in relatie tot overige activiteiten
Omdat er een directe relatie is tussen het aantal bezoekers en het aantal benodigde parkeerplaatsen wordt een regeling opgenomen, waarbij een maximum aantal bezoekers voor de "kleinschalige evenementen" wordt opgenomen, om verkeers- en parkeeroverlast te voorkomen. Dit betekent dat bij recht activiteiten zijn toegestaan tot het maximale bezoekersaantal waarin voorzien kan worden in de benodigde parkeervoorzieningen zonder gebruikmaking van omliggende parkeervoorzieningen.
Voor dagen waarbij deze parkeervoorzieningen op voorhand niet toereikend zijn wordt een voorwaardelijke verplichting opgenomen, waar door de initiatiefnemer aannemelijk moet worden gemaakt dat de parkeerdruk en verkeersafwikkeling in de omgeving van het plangebied voldoende is geborgd en niet onevenredig wordt aangetast. Dit kan bijvoorbeeld door het aanbieden van busvervoer, parkeerplaatsen elders. Deze dagen zijn in aantallen begrensd.
Conclusie
Ontsluiting
Ten aanzien van de ontsluiting geldt dat sprake is van een goede verkeersontsluiting voor de verschillende onderzochte modaliteiten.
Verkeersgeneratie
De ontwikkeling leidt niet tot knelpunten ten aanzien van de verkeersafwikkeling.
Parkeren
Op eigen terrein kan ruim in de parkeerbehoefte worden voorzien. In de regels is voorzien in een waarborging daarvan.
4.7 Wegverkeerslawaai
Beleidskader
Camping geen geluidgevoelige functie
Binnen het plangebied wordt de ontwikkeling van een kampeerterrein van maximaal 80 standplaatsen mogelijk gemaakt. Verblijfsrecreatie is volgens de Wet geluidhinder (Wgh) geen geluidgevoelige functie. Akoestisch onderzoek zou daarom achterwege kunnen blijven. Uit jurisprudentie blijkt echter dat het aspect geluidhinder rondom ontwikkeling van verblijfsrecreatie in het kader van een goede ruimtelijke ordening wel degelijk in ogenschouw genomen dient te worden. Uit dit oogpunt is daarom wel akoestisch onderzoek uitgevoerd.
Normstelling
Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wgh geluidszones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg moet worden getoetst. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd.
De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.
Nieuwe situaties
Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de uiterste grenswaarde niet te boven gaan. Voor de beoogde binnenstedelijke ontwikkeling geldt een uiterste grenswaarde van 63 dB. De geluidswaarde binnen de geluidsgevoelige bestemming (binnenwaarde) dient in alle gevallen te voldoen aan de in het Bouwbesluit neergelegde norm van 33 dB.
Aftrek ex artikel 110g Wgh
Krachtens artikel 110g van de Wet geluidhinder mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Voor wegen met een maximum snelheid tot 70 km/h geldt een aftrek van 5 dB. Voor wegen met een hogere maximum snelheid geldt een aftrek van 2 dB. Op de Duinweg en Hoge Schijf geldt een maximum snelheid van 60 km/uur. Op de Sportlaan geldt een maximum snelheid van 30 km/uur. Zodoende vindt voor alle wegen een aftrek plaats van 5 dB.
Verkeersgegevens t.b.v. onderzoek wegverkeerslawaai
De intensiteitgegevens die ten grondslag liggen aan het onderzoek met betrekking tot wegverkeerslawaai zijn aangeleverd door de gemeente Heusden. In de huidige situatie gelden op de Sportlaan, Hoge Schijf en Duinweg verkeersintensiteiten van respectievelijk 1.000 mvt/etmaal, 1.400 mvt/etmaal en 3.400 mvt/etmaal. Op basis van een autonome groei van 1% per jaar zijn deze intensiteiten vervolgens doorgerekend naar het planjaar 2024. Uiteindelijk is hier de jaargemiddelde verkeersgeneratie ten gevolge van de ontwikkeling bij opgeteld (zie paragraaf 4.6). Omdat geen verdeling van deze verkeersgeneratie over het wegennet bekend is, is de verkeersgeneratie bij de intensiteiten op alle wegvakken opgenomen.
Voor de voertuigverdeling op de verschillende wegen is aangesloten bij standaard verdelingen voor buurtverzamelwegen (Sportlaan), plattelandswegen (Hoge Schijf) en landelijke ontsluitingswegen (Duinweg).
Tabel 4.4. Verkeersintensiteiten (mvt/etmaal)
weg | intensiteiten basisjaar | intensiteiten 2024 autonoom | intensiteiten 2024 incl. ontwikkeling* |
Sportlaan | 1.000 | 1.100 | 1.140 |
Hoge Schijf | 1.400 | 1.550 | 1.580 |
Duinweg | 3.400 | 3.760 | 3.790 |
*Rekening houdend met de jaargemiddelde verkeersgeneratie. Deze bedraagt circa 35 mvt/etmaal.
Tabel 4.5. Voertuig- en etmaalverdeling
weg | voertuigverdeling (%) (Licht/Middelzwaar/Zwaar) | dag-, avond-, nachtpercentages |
Sportlaan | Dagperiode: 94,59/4,76/0,65 Avondperiode: 94,59/4,76/0,65 Nachtperiode: 94,59/4,76/0,65 | 6,54/3,76/0,81 |
Hoge Schijf | Dagperiode: 91,44/6,74/1,82 Avondperiode: 91,44/6,74/1,82 Nachtperiode: 91,44/6,74/1,82 | 7,00/2,60/0,70 |
Duinweg | Dagperiode: 91,08/6,42/2,50 Avondperiode: 91,08/6,42/2,50 Nachtperiode: 91,08/6,42/2,50 | 6,70/2,70/1,10 |
Onderzoek
Het plangebied is gelegen binnen de geluidszone van de Hoge Schijf en de Duinweg. Deze wegen hebben beiden een geluidszone van 250 meter. De Sportlaan is niet gezoneerd maar ligt direct tegen het plangebied aan en wordt zodoende beoordeeld in het kader van een goede ruimtelijke ordening.
Rekenmethodiek en invoergegevens
Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd volgens Standaard Rekenmethode I (SRM I) conform het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2012. De resultaten van de berekeningen zijn opgenomen in bijlage 6. Voor de verkeersgegevens wordt aangesloten bij tabellen 4.4 en 4.5. Alle wegen zijn uitgevoerd in dicht asfaltbeton (referentiewegdek). Voor alle drie de wegen is op basis van de invoergegevens de 48 dB contour bepaald. Op basis daarvan is beoordeeld of binnen de grenzen van het plangebied wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Hierbij is gerekend op een waarneemhoogte van 1,5 meter. Ten aanzien van de Hoge Schijf is, door middel van een zichthoekcorrectie, rekening gehouden met de aanwezigheid van een aarden wal tussen de weg en het plangebied.
Conclusie
Per weg is de 48 dB contour bepaald. Vervolgens is beoordeeld of de ontwikkeling binnen deze contouren ligt. In onderstaande tabel 4.6 is per weg de berekende afstand van de 48 dB contour opgenomen en de minimale afstand tussen de as van de desbetreffende weg en de ontwikkeling.
De ontwikkeling valt buiten de 48 dB contour. Het aspect wegverkeerslawaai staat de ontwikkeling niet in de weg.
Tabel 4.6. Berekende 48 dB contouren en minimale afstand ontwikkeling-wegas
weg | afstand 48 dB contour | afstand ontwikkeling-wegas |
Sportlaan | 8,2 meter | 9 meter |
Hoge Schijf | 13,0 meter | 13 meter |
Duinweg | 36,8 meter | 238 meter |
4.8 Milieuzonering
Beleid
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de realisatie van woningen nabij bedrijven of visa versa:
- een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd ter plaatse van de woningen;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de eventueel in de omgeving aanwezige bedrijven/inrichtingen.
Om in dit bestemmingsplan de belangenafweging tussen een goed woon- en leefklimaat en de bedrijfsvoering goed mee te nemen wordt voor dit plan gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze uitgave is een lijst opgenomen met allerhande activiteiten en bijbehorende richtafstanden die gehanteerd worden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Naarmate de milieubelasting van de activiteiten groter is, wordt uitgegaan van een grotere richtafstand. In geval van een omgevingstype 'gemengd gebied' mag de richtafstand met één afstandsstap verkleind worden. De richtafstanden vormen een eerste indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende activiteiten worden gesitueerd. Bouwen binnen de richtafstanden is eveneens aanvaardbaar, indien uit onderzoek blijkt dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening waarbij milieuhinder voorkomen wordt.
Onderzoek
Omgevingstype
Het is mogelijk de richtafstand met één stapje te verlagen wanneer sprake is van een "gemengd" gebied. in plaats van het omgevingstype "rustige"woonwijk. Gezien het feit dat langs de Hoge Schijf (ter hoogte van het plangebied) sprake is van hoofdzakelijk woonbebouwing, de verkeersintensiteiten laag zijn (gemiddeld buitengebied) en er niet tot nauwelijks sprake is van functiemenging, is het motiveren van gebiedstype "gemengd" gebied niet vanzelfsprekend. Uitgangspunt bij de beoordeling van de milieueffecten is dan ook een omgevingstype "rustige" woonwijk.
Overigens geldt ten aanzien van de brochure van de VNG het volgende. De VNG-uitgave en de daaruit voortkomende richtafstanden zijn geen harde wettelijke regels. De raad heeft altijd de mogelijkheid om hier van af te wijken, mits deze afwijking zorgvuldig onderbouwd is. Een dergelijke onderbouwing kan
bestaan uit een akoestisch onderzoek. Om deze reden en om volledige duidelijkheid te geven richting belanghebbenden zijn de activiteiten die het bestemmingsplan toelaat akoestisch doorgerekend (bijlage akoestisch onderzoek, zie bijlage 4). De voorliggende paragraaf is mede op dit akoestisch onderzoek gebaseerd.
Bedrijven
Kampeerterrein
Een kampeerterrein wordt op basis van de VNG-publicatie ingeschaald als een milieucategorie 3.1 - bedrijf. Hiervoor geldt een richtafstand van 50 meter.
Uitsnede bedrijven en milieuzonering
De dichtstbijzijnde (bedrijfs)woningen staan op minimaal 34 meter vanaf de kampeerplaatsen. Aan de richtafstand wordt daarmee niet voldaan, voor wat betreft geluid. Geluid is met 50 meter het maatgevend aspect. Om na te gaan of sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen is akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 4). Uit dit onderzoek is gebleken dat ter plaatse van de (bedrijfs)woningen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Zodoende kan gemotiveerd worden afgeweken van de richtafstand.
Zwembad
Het huidige openluchtzwembad wordt ingeschaald als een milieucategorie 4.1 bedrijvigheid. Hiervoor geldt een richtsafstand van 100 meter. Binnen het omgevingstype "rustige woonwijk" geldt een richtafstand van 100 meter. De afstand van het zwembad tot dichtsbijgelegen (achtertuinen) van woningen bedraagt circa 110 meter. Er wordt zodoende voldaan aan de gestelde afstandmaat.
Bovendien geldt het volgende. Aan het zwembad worden geen veranderingen doorgevoerd en is sprake van een consoliderend plan. Ten aanzien van deze functie gelden vanuit de omgeving zodoende geen belemmeringen.
Er is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de milieueffecten. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 4. Hieruit blijken - ook in combinatie met de overige activiteiten - geen belemmeringen.
Horeca
Ten behoeve van het dagrecreatieterrein vinden momenteel reeds ondergeschikte horeca-activiteiten uit categorie 1 plaats. Beoogd is de activiteiten te verbreden en nu ook een ondergeschikte restaurantfaciliteit mogelijk te maken, alsmede een terras. Deze activiteiten zijn ook te vatten onder horeca-categorie 1. De ondersteunende horecavoorzieningen zijn geprojecteerd ter plaatse van het (reeds aanwezige) centraal voorzieningen gebouw dat beperkt wordt uitgebreid.
De nieuwe horecafaciliteit omvat het volgende.
- Er is een eetcafé voorzien van 200 m2 (inclusief een keuken in de voormalige personeelsruimte). Openingstijden zijn als volgt:
- 1. sluiting 01.00 uur in de periode van 1 april tot en met 31 oktober;
- 2. sluiting 23.00 uur in de periode van 1 november tot 31 maart.
- Er is een terras beoogd van maximaal 200 m2. Hiervoor gelden de volgende openingstijden:
- 1. in de dag en avondperiode tussen 08.00 uur en 00.00 uur in de periode van 1 juli tot en met 31 augustus;
- 2. in de dag en avondperiode tussen 08.00 uur en 23.00 uur op doordeweekse dagen in de periode 1 september tot en met 30 juni;
- 3. in de dag en avondperioden tussen 08.00 en 00.00 uur in de weekenden in de periode 1 september tot en met 30 juni;
Tussen het centrale voorzieningengebouw en omliggende (woon)percelen geldt een richtafstand van 30 meter. De werkelijke afstand bedraagt ten minste 110 meter. Zodoende wordt ruim aan de richtafstand voldaan. In het akoestisch onderzoek is uitvoerig ingegaan op de milieu-effecten van de uitgebreidere horecafaciliteiten. het onderzoek is integraal opgenomen in bijlage 4. De uitgangspunten ten aanzien van de openingstijden van terras en horecafaciliteit zijn overeenkomstig de uitgangspunten in het onderzoek vastgelegd in de regels van het bestemmingsplan.
Evenementen
Voor de evenementen kan gesteld worden dat deze in de dagperiode plaatsvinden, en niet meer geluidhinder produceren dan dat dit het geval is bij een zeer drukke zomerdag voor het zwembad zoals in het akoestisch onderzoek vanuit is gegaan. In het bestemmingsplan is dit geborgd door het opnemen van het begrip 'dagrecreatie'. Verwezen wordt ook naar paragraaf 3.3, waar uitvoerig is ingegaan op de bezoekers aantallen en het dubbelgebruik.
Akoestisch onderzoek
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat wordt voldaan de richt- en grenswaarden uit de VNG-publicatie "bedrijven en milieuzonering" van de VNG. Voldaan wordt ook aan de voorkeursgrenswaarden voor indirecte hinder.
- Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr, LT) overschrijdt de richtwaarde van 45 dB(A) etmaalwaarde niet.
- Het maximale geluidniveau (LAmax) overschrijdt de grenswaarden van 65/60/55 dB9A) in de dag/avond/nachtperiode niet.
- De geluidbelasting vanwege de indirecte hinder overschrijdt de voorkeursgrenswaarde niet.
Op basis van de onderzoeksresultaten wordt geconcludeerd dat de ruimtelijke ontwikkeling met de nieuwe camping, de horecavestiging en het zwembad een goed woon- en leefklimaat bij de omliggende woningen (in de rustige woonomgeving) niet belemmerd.
Aangezien de geluidgrenswaarden uit het Activititeitenbesluit 5 dB ruimer zijn en stemgeluid niet wordt meegerekend, zal de inrichting ook aan de van toepassing zijnde geluidgrenswarden uit het Activiteitenbesluit voldoen.
Belangrijk daarbij is ook dat het zwembad (milieucategorie 4.1) reeds is toegestaan ter plaatse van het beoogde kampeerterrein (milieucategorie 3.1).
Bedrijfspercelen Hoge Schijf
Aan de zuidzijde van de ontwikkeling van het kampeerterrein zijn tevens twee bedrijfspercelen gelegen. Deze inrichtingen kunnen mogelijk hinder veroorzaken ten opzichte van de kampeerplaatsen. De afstand tussen de ontwikkeling en het bestemmingsvlak deze bedrijfspercelen betreft 27 meter. Het gaat daarbij om de bedrijven Hoge Schijf 21 en 21A. Deze bedrijven hebben een bestemming Bedrijf en zijn bestemd voor agrarisch-technische hulpbedrijven en agrarisch verwante bedrijven, waaronder loonbedrijven.
Dergelijke bedrijvigheid wordt ingeschaald in milieucategorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten van de VNG-publicatie bedrijven en milieuzonering. In het voorliggende omgevingstype geldt voor deze milieucategorie een richtafstand van 50 meter, waarbij geluid maatgevend is. Hieraan wordt in de huidige en toekomstige situatie net niet voldaan: de afstand bedraagt 27 meter. Er geldt echter ook het volgende.
- Tussen de bestemming Verblijfsrecreatie en Bedrijf is een doorgaande weg gesitueerd (toegestane snelheid 60 km/uur).
- Langs de zuidzijde van het verblijfsrecreatieterrein is een brede ecologische zone aanwezig. Deze ecologische zone bestaat uit opgaande beplanting en een aardenwal. Deze aarden wal draagt ter plaatse van het kampeerterrein bij aan een sterke reductie van het (omgevings)geluid, het maatgevende aspect voor de richtafstand. Door de aardenwal zal ter plaatse van de camping sprake zijn van een afname van geluid als gevolg van de bedrijfsactiviteiten van de ten zuiden gesitueerde agrarisch-technische hulpbedrijven. Een kortere richtafstand dan 50 meter ten aanzien van geluid is zodoende aanvaardbaar.
- Het bouwvlak van de betreffende agrarisch-technische hulpbedrijven is op grotere afstand gesitueerd.
Voor gebruikers van de kampeerplaatsen geldt op basis van het vorenstaande dat geen noemenswaardige hinder zal worden waargenomen. Omgekeerd geldt dat de geprojecteerde camping geen belemmering vormt voor de bestaande agrarisch-technische hulpbedrijven.
Conclusie
Op basis van vorenstaande wordt geconcludeerd dat ter plaatse van de bestaande (bedrijfs)woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat als gevolg van de ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt in het voorliggende bestemmingsplan het Run. Ook geldt dat eveneens geen belemmeringen ontstaan ten gevolge van het geprojecteerde kampeerterrein voor de bestaande bedrijvigheid, noch vormt de bestaande bedrijvigheid een belemmering voor de realisering van het kampeerterrein.
Geconcludeerd wordt dat het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering vormt voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
4.9 Luchtkwaliteit
Beleid
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.4 weergegeven.
Tabel 4.7. Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | geldig |
stikstofdioxide (NO2) 1) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg/m³ | 2010 tot en met 2014 |
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 2015 | |
fijn stof (PM10) 2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
De toetsing van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO2 is niet relevant aangezien er pas meer overschrijdingsuren dan het toegestane aantal van 18 per jaar zullen optreden als de jaargemiddelde concentratie NO2 de waarde van 82 µg/m³ overschrijdt. Dit is nergens in Nederland het geval.
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden, die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan), uitoefenen indien:
- de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
- de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
- bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
- de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
- het voorgenomen besluit is genoemd in of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).
NIBM
In het Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- een project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
- een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg.
Toetsing
Wet milieubeheer
In paragraaf 4.6 is de extra verkeersgeneratie voor een jaargemiddelde dag berekend. Ten gevolge van de ontwikkeling worden er dan 35 extra motorvoertuigen gegenereerd. Hierbij is uitgegaan van een vrachtverkeerpercentage van 2 %. Met behulp van de NIBM-tool is onderzoek gedaan of de verkeersgeneratie mogelijk een in betekende mate bijdrage levert aan de luchtkwaliteit. Uit dit onderzoek blijkt dat het extra verkeer niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Derhalve is nader onderzoek niet noodzakelijk. In figuur 4.4 is de NIBM-tool weergegeven.
Figuur 4.4. NIBM-tool
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat zowel in 2011 als in 2020 voldaan wordt aan de voor dit jaar geldende normen uit de Wet Milieubeheer zoals weergegeven in tabel 4.6. Met behulp van deze monitoringstool kunnen de rekenpunten per weg worden geselecteerd voor de exacte rekenresultaten.
Het maximale gehalte stikstofdioxide in het jaar 2011 bedraagt 26,2 µg/m³, voor fijnstof bedraagt dit maximaal 27,1µg/m³. Het maximaal aantal overschrijdingsdagen van het 24-uurs gemiddelde voor fijnstof bedraagt 13 dagen. In afbeelding 4.5 zijn de rekenpunten voor het plangebied weergegeven.
Figuur 4.5. Luchtkwaliteit o.b.v. NSL-monitoringstool.
Conclusie
Direct langs de benoemde wegen wordt aan de grenswaarden voldaan, dit zal ook ter plaatse van het beoogde kampeerterrein het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt.
4.10 Externe Veiligheid
Beleid
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
- bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.
In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicorelevante inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire RVGS per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden uit het Basisnet Weg en het Basisnet Water opgenomen in de circulaire. In het BTEV worden tevens plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Vooruitlopend op de vaststelling van het BTEV wordt, aan de hand van de Basisnetten, al geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.
Buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Onderzoek
In de nabije omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig en rondom het plangebied vindt tevens geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, het spoor het water of door buisleidingen.
Op de inrichting zelf is echter wel een chloorbleekloogtank aanwezig met een inhoud van 5000 liter. Deze chloorbleekloogtank is aanwezig in verband met het openluchtzwembad. De te realiseren kampeerplaatsen en het zwembad (inclusief chloorbleekloogtank) behoren tot dezelfde inrichting. Formeel gezien is toetsing derhalve niet noodzakelijk.
Het maatgevende scenario betreft een gifwolk met chloorgas. Het is dan ook wenselijk om ter plaatse van de camping te beschikken over een goed systeem om een eventueel gevaar te communiceren met de campinggasten. De camping is in meerdere richtingen goed te ontvluchten. Derhalve is er sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
4.11 Geurhinder
Beleid
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) bevat het beoordelingskader voor geurhinder van veehouderijen die vergunningplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer (Wm). Het beoordelingskader is als volgt:
- voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld (in de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv)) geldt een maximale geurbelasting op een geurgevoelig object;
- voor andere diercategorieën geldt een minimale afstand van de dierenverblijven ten opzichte van geurgevoelige objecten.
Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen concentratiegebieden (conform Reconstructiewet) en niet-concentratiegebieden en tussen situaties binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom. De wet beschrijft in artikel 3 de maximale norm voor geurbelasting van een veehouderij ten opzichte van een gevoelig object in vier situaties, deze zijn weergegeven in de onderstaande tabel 4.7.
Tabel 4.7. Overzicht geurnormen Wgv
concentratiegebied | niet-concentratiegebied | ||
binnen bebouwde kom | diercategorieën Rgv | max. 3 ouE/m³ | max. 2 ouE/m³ |
andere diercategorieën | min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object | min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object | |
buiten bebouwde kom | diercategorieën Rgv | max. 14 ouE/m³ | max. 8 ouE/m³ |
andere diercategorieën | min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object | min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object |
Voor geurgevoelige objecten die onderdeel uitmaken van een andere veehouderij gelden niet de maximale geurbelastingen, maar de minimale afstanden van 100 m binnen de bebouwde kom en 50 m buiten de bebouwde kom.
De Wgv biedt gemeenten de mogelijkheid om afwijkende geurnormen vast te stellen voor (delen van) het grondgebied. De gemeente Heusden heeft een gemeentelijke geurverordening vastgesteld.
Activiteitenbesluit
Per 1 januari 2013 zijn agrarische activiteiten onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit gebracht. In het Activiteitenbesluit zijn voor alle agrarische activiteiten, waaronder akkerbouwbedrijven en veehouderijen, eisen opgenomen. Voor de veehouderijen is aangesloten bij de systematiek uit de Wgv, dat wil zeggen dat in bepaalde gevallen een maximaal toegestane geurbelastingen geldt (diercategorieën waarvoor een geuremissiefactor is vastgesteld, bijvoorbeeld varkens en pluimvee) en in andere gevallen vaste afstandseisen gelden (diercategorieën waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld, waaronder melkrundvee).
Onderzoek
De te realiseren kampeerplaatsen zijn geen geurgevoelig objecten. Uit de Wet geurhinder en veehouderij en jurisprudentie volgt dat alleen gebouwen (onder bepaalde voorwaarden) geurgevoelig zijn. De realisatie van de kampeerplaatsen heeft dan ook geen gevolgen voor de bedrijfsvoering van omliggende veehouderijen. Aangezien op het terrein mensen verblijven, kan de geurbelasting ter plaatse wel relevant zijn voor de afweging in hoeverre sprake van een goede ruimtelijke ordening. Uit de concentratiekaarten die een bijlage vormen bij de gemeentelijke geurverordening, blijkt dat de geurbelasting ter plaatse aanvaardbaar is.
Conclusie
Geur vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient inzicht te worden gegeven in de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Het gaat daarbij zowel om de financieel-economische onderbouwing van het plan als om de overige aspecten die met de uitvoering ervan te maken hebben.
5.1 Handhaving
Algemeen
Bij het opstellen van een bestemmingsplan speelt handhaving een belangrijke rol. Een goed bestemmingsplan kenmerkt zich niet alleen door middel van een goede beheerslaag en ontwikkelingsmogelijkheden maar ook door middel van heldere regels en concreet gemeentelijk handhavingsbeleid.
Handhaving van bestaande regels is ook van steeds groter belang. Hierbij wordt de praktijk van gedogen steeds vaker omgezet naar minder regels met een betere handhaving. Om deze reden is het noodzakelijk de bestaande situatie in het plangebied goed te inventariseren. Deze gegevens zijn, naast de geldende rechten op grond van vigerende bestemmingsplannen een belangrijke onderlegger geweest voor het bestemmingsplan.
Het strikt handhaven van vergunningen, regels en procedures geeft duidelijkheid en maakt de samenleving veiliger. Het gedogen moet worden tegengegaan. Overbodige regels en onduidelijke regelgeving zijn daarom getracht zoveel mogelijk achterwege te laten.
Het gemeentebestuur is bevoegd om administratiefrechtelijk op te treden op grond van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ten aanzien van activiteiten, die in strijd zijn met het bestemmingsplan. Het spreekt echter vanzelf dat het weinig zin heeft bestemmingsplannen op te stellen die slecht worden nageleefd.
Om een aanvaardbaar handhavingsbeleid tot stand te brengen, dient in de eerste plaats het draagvlak te worden vergroot. In verband hiermee dient het bestemmingsplan voor zoveel mogelijk betrokkenen een duidelijke, toegankelijke en op de hedendaagse behoeften en eisen afgestemde bestemmingsregeling te bevatten.
Verder kan door informatie te verstrekken omtrent de inhoud van het bestemmingsplan een groter begrip worden gekweekt bij de burger. Het geven van voorlichting vormt daarom de eerste schakel in de handhavingsactiviteiten. Van gemeentewege zullen hiertoe de nodige activiteiten worden ondernomen.
Daarnaast dient bestuurlijke bereidheid te ontstaan om regels in de praktijk toe te passen en te handhaven. Ten aanzien van overtredingen zal een actief handhavingsbeleid worden gevoerd. Getracht wordt de controlewerkzaamheden ten aanzien van geconstateerde overtredingen op een intensieve manier uit te voeren.
Om de benodigde inzet van extra middelen zo beperkt mogelijk te houden, maar ook om tot een samenhangend handhavingsbeleid te komen, zullen handhavingsactiviteiten zoveel mogelijk worden afgestemd. Controle in het kader van het bestemmingsplan wordt gekoppeld aan controle in het kader van milieuwetgeving en omgekeerd.
Wanneer eenmaal sancties moeten worden getroffen, zal dit op consistente wijze en met inachtneming van de juridische spelregels, worden gedaan. Indien de activiteiten niet kunnen worden gelegaliseerd, zullen de instrumenten van aanschrijving, stillegging bouw, bestuursdwang en dwangsom worden toegepast. De uitvoering van de strafrechtelijke vervolging ligt in handen van het Openbaar Ministerie.
Vergunning/ melding Het Run
Op grond van het bestemmingsplan zal de ondernemer voor de camping een melding moeten doen in het kader van het Activiteitenbesluit. De geluidsnormen in het Activiteitenbesluit liggen, zoals ook in het akoestisch onderzoek is gesteld, hoger dan uit de berekeningen blijkt. Hieruit blijkt dat ruimschoots voldaan kan worden aan de eisen die gesteld zijn in het Activiteitenbesluit. Het Activiteitenbesluit biedt daarin ook de mogelijkheid om verdere maatwerkvoorschriften op te nemen indien dit noodzakelijk is. Op basis van deze vergunning of melding en bijbehorende geluidsnormen kan handhavend worden opgetreden bij overtreding van deze normen.
Voor evenementen die afwijken van de regulier toegestane activiteiten is een melding van een kleinschalig evenement of een evenementenvergunning op grond van de APV nodig.
Bij reguliere activiteiten en bij evenementen mag de ondernemer met een melding op grond van de APV vier keer per jaar afwijken van de geluidsnormen (de festiviteitenregeling). De geluidsnormen gelden dan niet. Indien nodig kan het college nadere regels stellen om geluidshinder te voorkomen.
Handhaving
Reguliere activiteiten
Ten aanzien van de reguliere activiteiten geldt dat Het Run een basistaakbedrijf is en de handhaving en controles worden uitgevoerd door de Omgevingsdienst Midden en West Brabant (OMWB). Gemeente Heusden blijft wel bevoegd gezag.
Voordat handhavend kan worden opgetreden moet eerst geconstateerd worden dat er sprake is van een overtreding. Klachten worden afgehandeld door de Omgevingsdienst Midden en West Brabant. Men kan dan bellen naar de klachtenlijn van de OMWB, 013-2060500. De OMWB zal passende maatregelen nemen, afhankelijk van de aard van de klachten. Bijvoorbeeld bij geluidsoverlast zou het bedrijf direct bezocht kunnen worden naar het oordeel van de OMWB.
Evenementen
Bij evenementen is de inzet vooral gericht op preventie. Als er overlast te verwachten is, of er eerdere klachten bekend zijn, zal voorafgaand aan het evenement met de organisator worden gesproken. Daarbij wordt hij gewezen op de geluidsnormen en zijn verantwoordelijkheid om overlast te voorkomen. Vooraf kan in overleg de muziekinstallatie zo worden ingeregeld om te kunnen voldoen aan de geluidsnormen. Als gebruik wordt gemaakt van de festiviteitenregeling gelden de geluidsnormen niet. Ook dan kan de in overleg de muziekinstallatie worden ingesteld op een acceptabel geluidniveau.
Bij overtreding van de geluidsnormen, of excessieve geluidshinder (festiviteitenregeling), wordt eerst verzocht om het geluid zachter te zetten. Als hier geen gehoor aan wordt gegeven, kan procesverbaal worden opgemaakt. Ook zal bij volgende evenementen extra aandacht worden besteed om overtredingen te voorkomen. In de praktijk wordt met preventief optreden veel voorkomen. Aan notoire overtreders kan een preventieve last onder dwangsom worden opgelegd om naleving van de regels af te dwingen, of in het uiterste geval kan een evenementenvergunning, als deze nodig is, worden geweigerd.
5.2 Economische Uitvoerbaarheid
Dit bestemmingsplan heeft betrekking op een particulier initiatief waarmee de gemeente geen directe financiële bemoeienis heeft.
- De uitvoeringskosten worden gedragen door de initiatiefnemer.
- De kosten met betrekking tot het opstellen van het bestemmingsplan en daaraan verwante kosten worden verhaald via de leges van de gemeente.
- Eventuele planschade komt voor rekening van de initiatiefnemer. Hiervoor wordt een planschadeovereenkomst gesloten met de initiatiefnemer.
Hiermee is de economische haalbaarheid voldoende gewaarborgd en wordt het bestemmingsplan uitvoerbaar geacht.
5.3 Grondexploitatie
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) zijn regels opgenomen over de grondexploitatie. Deze regels verplichten tot kostenverhaal door de gemeente. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Kostenverhaal is aan de orde en dient te worden verzekerd indien op grond van een bestemmingsplan rechtstreeks nieuwe bouwplannen (als genoemd in artikel 6.2.1 Bro) mogelijk worden gemaakt (artikel 6.2.3 t/m 6.2.5 Bro).
In de Wro is tevens opgenomen, dat kan worden afgeweken van de verplichting tot het opstellen van een exploitatieplan indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is. In deze procedure is de exploitatie gewaarborgd door een privaatrechtelijke overeenkomst over de verdeling van de kosten bij de grondexploitatie.
Bij de vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan neemt de gemeenteraad een expliciet besluit dat het niet noodzakelijk is om een exploitatieplan vast te stellen.
5.4 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
5.4.1 Resultaten zienswijzenprocedure
Resultaten
Het ontwerp van bestemmingsplan “Het Run” heeft vanaf 20 februari 2014 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn in totaal vijf zienswijzen ingediend.
Beoordeling
Alle zienswijzen zijn ontvankelijk. De zienswijzen zijn door de gemeente samengevat en voorzien van een reactie en verwerkt in de Nota zienswijzen en wijzigingen, die als bijlage 7 en 8 bij het bestemmingsplan zijn gevoegd. In de beantwoordingmatrix in deze Nota zienswijzen en wijzigingen aangegeven in hoeverre de zienswijzen aanleiding hebben gegeven voor wijzigingen van het bestemmingsplan. De wijzigingen zijn vervolgens op de verbeelding en in de planregels en toelichting verwerkt.
5.4.2 Resultaten overlegprocedure
Het ontwerpbestemmingsplan Het Run is in het kader van het voorgeschreven overleg ex artikel 3.1.1, lid 1, van het Besluit ruimtelijke ordening aan de overleginstanties toegezonden. De conclusies uit de beantwoording van de overlegreacties en de eventuele aanpassingen is eveneens weergegeven in de Nota zienswijzen en wijzigingen. .
Hoofdstuk 6 Beschrijving Juridische Regeling
6.1 Wijze Van Bestemmen
In deze paragraaf wordt ingegaan op de juridische planopzet en de opmaak van de verbeelding van de kaart.
Bij het toekennen van bestemmingen aan functies in het plangebied is uitgegaan van de volgende uitgangspunten en overwegingen:
- regels mogen slechts worden voorgeschreven in verband met de bestemming en als dat uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig is;
- regels dienen niet meer te regelen dan, in verband met de bestemming, strikt noodzakelijk is;
- gebodsregels zijn niet geoorloofd; dit heeft te maken met de toelatingsplanologie die het Nederlandse stelsel kenmerkt;
- de bestemmingen dienen zodanig te worden geprojecteerd dat duidelijk is waar kan worden gebouwd en welk gebruik hierbij is toegestaan;
- verbeelding van de kaart, verklaring en regels vormen in juridisch opzicht een eenheid en dienen als zodanig te worden gehanteerd;
- het bestemmingsplan dient vergezeld te gaan van een toelichting, die een onderbouwing geeft aan het bestemmingsplan in zijn geheel; hierin dienen zowel de intenties van het plan als de uitleg van de regels te zijn opgenomen;
- het bestemmingsplan is overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012) opgesteld.
Het plan is vervat in:
- a. Een verbeelding van de kaart, met bijbehorende verklaring, waarop de bestemming van de in het plan begrepen gronden is aangewezen.
- b. Een omschrijving van de bestemming, waarbij het toe te kennen doel of de bestemmingsomschrijving is/zijn aangegeven.
- c. Regels omtrent het gebruik van de in het plan begrepen grond en van de zich daarop bevindende opstallen.
De verbeelding van de kaart
Op de verbeelding van de kaart zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangewezen. Deze bestemmingen betreffen in algemene termen vervatte aanduidingen van de omschrijvingen waarvoor de gronden mogen worden gebruikt. Op de verbeelding van de kaart zijn tevens aanduidingen opgenomen met het oog op het aanwijzen van gebieden waarop een specifieke regeling in de regels van toepassing is. Deze aanduidingen krijgen in de regels een juridische betekenis.
Consolidatie zwembad en dagrecreatieve voorzieningen, zendmast.
Ten aanzien van de consolidatie van het zwembad en de dagrecreatieve voorzieningen is voorzien in een bestemming 'Recreatie' en een aanduiding 'dagrecreatie'. Het ten behoeve van deze functies aanwezige en beperkt uit te breiden voorzieningengebouw wordt voorzien van een aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen'.
De specifieke horecafunctie van het centrale voorzieningen gebouw, inclusief terras, is bevestigd met de aanduiding 'horeca ten hoogste categorie 1'.
Op het terrein is ook een zendmast gesitueerd. Deze is met een aanduiding 'zendmast' op de verbeelding vastgelegd.
Beoogd kampeerterrein
Ten behoeve van het beoogd kampeerterrein is eveneens voorzien in een bestemming Recreatie. Voor het kampeerterrein is daarbij voorzien in een aanduiding 'kampeerterrein'. Ten behoeve van het waarborgen van het parkeren voor het kampeerterrein (en de horeca ten hoogste categorie 1 functie bij het zwembad) is voorzien in een aanduiding 'parkeerterrein'.
Consolidatie omgeving
- De bestaande ecologische hoofdstructuur is voorzien van een bestemming 'Natuur'.
- De watergang ten westen van het recreatieterrein is voorzien van een bestemming 'Water'.
- De agrarische gronden is consoliderend bestemd tot 'Agrarisch'.
- Overigens zijn ook aanduidingen en (dubbel)bestemmingen gerespecteerd en overgenomen vanuit het geldende bestemmingsplan.
Bestaande situatie en ontwikkelingsmogelijkheden
Bij het opstellen van het bestemmingsplan is als uitgangspunt gehanteerd dat (legale) bestaande functies in beginsel worden gerespecteerd en een positieve bestemming krijgen.
Daarnaast is op basis van de milieu en beleidstoetsing de beoogde ontwikkeling voorzien van een passende bestemming. Op de verbeelding van de kaart is de beoogde situatie vastgelegd.
6.2 Inleidende Regels
Begrippen (artikel 1)
In dit artikel zijn de begrippen verklaard die gebruikt worden in de regels. Een en ander voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen.
Specifiek voor het voorliggende bestemmingsplan zijn in het kader van de beoogde ontwikkelingen rondom het kampeerterrein en het zwembad de volgende begrippen relevant.
1.28 centrale recreatieve voorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het recreatieterrein als geheel, zoals een kampeerwinkel, een kantine of een ontvangstkantoor;
1.29 centrale bedrijfsmatige exploitatie
het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een gezamenlijk beheer en exploitatie van recreatief nachtverblijf, gericht op het bieden van recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden;
1.31 dagrecreatie
recreatieve activiteit die plaats vindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang;
1.41 groepsaccommodatie
een zelfstandige verblijfsaccommodatie die naar afmetingen en inrichting specifiek bedoeld is voor een grotere groep van personen, tot uitdrukking komend in o.a. gezamenlijke faciliteiten voor logies, dagverblijf en maaltijdbereiding.
1.48 horeca categorie 1
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren ten behoeve van consumptie ter plaatse, alsmede het daaraan ondergeschikt verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, al dan niet in combinatie met het verstrekken van nachtverblijf en/of van zaalverhuur, zoals een (hotel-) restaurant, pannenkoekenhuis, eetcafé en pizzeria, uitgezonderd een maaltijdafhaalcentrum;
1.55 kampeermiddel
tenten, vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.58 kleinschalig evenement
elke voor publiek buiten de daartoe ingerichte inrichtingen toegankelijke kleinschalige festiviteit, kleinschalige sportwedstrijd, en alle overige kleinschalige tot vermaak en recreatie bedoelde activiteiten, met uitzondering van:
- bioscoopvoorstellingen als bedoeld in de Wet op de filmvertoningen;
- markten als bedoeld in de Gemeentewet,
- kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen en betogingen,
- samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties, voor zover de activiteiten een aaneengesloten periode van ten hoogste 3 dagen omvatten;
- muziekevenementen.
1.63 muziekevenement
elke voor publiek buiten de daartoe ingerichte inrichtingen toegankelijk popconcert, houseparty, dance event of voor wat betreft het geluidsniveau daarmee vergelijkbaar evenement.
1.70 permanente bewoning
het recreatief verblijf gebruiken als hoofdverblijf waarbij het gebruik van een gebouw door eenzelfde persoon of eenzelfde huishouden op een wijze die ingevolge het bepaalde in de artikelen 24 tot en met 31 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens noopt tot inschrijving in de basisadministratie van de gemeente Heusden;
1.71 recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.72 recreatieve voorziening
voorzieningen bedoeld voor recreatief gebruik zoals musea, sportterreinen, speeltuinen, hondenoefenterreinen, dierenparken, openluchttheaters en groepsaccommodaties;
1.73 recreatiewoning
een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt;
1.75 stacaravans
onderkomens, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dienen of kunnen dienen tot dag- of nachtverblijf van een of meer personen, en die door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over een korte afstand naar een vaste standplaats kunnen worden verreden, doch niet bestemd zijn om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze onderkomens wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt zijn om te worden verreden, worden zij aangemerkt als stacaravan;
1.76 standplaats
een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten;
1.89 zaalverhuur
een inrichting ten behoeve van het al dan niet bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, waarbij het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren en/of het verstrekken van drank voor consumptie ter plaatse mogelijk is;
Wijze van meten (artikel 2)
Daarnaast is het artikel "wijze van meten" opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.
Ten aanzien van deze artikelen geldt dat is aangesloten bij de regels zoals deze zijn opgesteld ten behoeve van het bestemmingsplan Buitengebied Heusden. Zo nodig zijn de begrippen aangepast op de actualiteit.
6.3 Bestemmingsregels
Agrarisch (Artikel 3)
Er is voorzien in een beknopt agrarisch artikel in verband met de aan gronden ten westen van het recreatieterrein. Voor deze gronden is een consoliderende regeling opgenomen. Er is geen bouwvlak. Zodoende zijn regelingen ten aanzien van bouwen en gebruik vrij beknopt. Overigens is aangesloten bij de systematiek van het bestemmingsplan Buitengebied.
Natuur (Artikel 4)
De ecologische hoofdstructuur rondom het recreatieterrein is voorzien van een bestemming 'Natuur'. De gebiedsaanduiding is komen te vervallen en nu vervangen door deze bestemming. Het behoud van de ecologische hoofdstructuur is hiermee bestendigd.
Ook aan de noordzijde van het te consoliderende deel van het plangebied is een smalle strook met een bestemming "Natuur" aanwezig. Deze is uniform overgenomen.
Recreatie (Artikel 5)
Bestemming
In het geldende bestemmingsplan Buitengebied is aan de gronden een bestemming Recreatie-Dagrecreatie toegekend. Het beoogd gemengd recreatief gebruik rechtvaardigt deze toegesneden bestemming niet langer. Ter plaatse is een gemengd recreatief gebruik gedacht:
- de huidige dagrecreatieve voorziening in de vorm van een openluchtzwembad;
- het beoogd kampeerterrein;
- de centrale voorzieningen ten behoeve van zowel de dagrecreatieve voorziening als het beoogd kampeerterrein.
Zodoende is gekozen voor de bestemming "Recreatie", waarbij met aanduidingen een onderscheid is
gemaakt waar de beoogde functies, zoals hiervoor benoemd, zijn toegestaan.
- dagrecreatieve voorzieningen bestaande uit een zwembad, wintervissen, kleinschalige evenementen en daarmee vergelijkbare activiteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie';
- verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van een kampeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
- een parkeerterrein ten behoeve van het kampeerterrein en de horecavoorziening ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
- centrale voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen';
- horeca ten hoogste categorie 1, ter plaatse van de aanduiding 'horeca ten hoogste categorie 1.
Daarnaast zijn ondergeschikte functies toegestaan: detailhandel, dienstverlening, nutsvoorzieningen en voorzieningen voor verkeer en verblijf, groenvoorzieningen (inclusief natuur en landschapselementen) en water/waterhuishoudkundige voorzieningen.
Op het terrein is de bestaande zendmast ook juridisch-planologisch bevestigd met een aanduiding.
Bouwregels
Er is voorzien in een beperkt aantal bouwvlakken :
- ter plaatse van het centraal voorzieningen gebouw;
- ter plaatse van de sanitaire voorzieningen op het kampeerterrein
- ten noorden van de centrale voorzieningen.
In de bouwregels zijn regels opgenomen voor gebouwen (alleen toegestaan ter plaatse van de bouwvlakken) en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. De bestaande zendmast is specifiek geregeld.
Onder "afwijken van de bouwregels" is vastgelegd dat onder voorwaarden de realisering van een bedrijfswoning mogelijk is.
Gebruiksregels
In de 'Specifieke gebruiksregels' is het gebruik van de bestemming nader gespecificeerd. Hiermee is het gebruik van de gronden nog verder verduidelijkt. Het gaat daarbij om specifieke gebruiksregels voor:
- het kampeerterrein;
- de horecavoorziening bij het zwembad;
- het parkeren;
- de ondergeschikte functies;
- de kleinschalige evenementen.
Kampeerterrein
Ten aanzien van het kampeerterrein is specifiek vastgelegd dat er niet meer dan 80 standplaatsen zijn toegestaan. Dit aantal is inclusief standplaatsen voor campers, die ook op het parkeerterrein mogen verblijven.
Ten aanzien van de omgeving is tevens het seizoen en daarmee de openstelling van het kampeerterrein nader begrensd. Ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' is kamperen toegestaan in de periode van 1 april tot en met 31 oktober.
Uitponding van het terrein is niet gewenst. Zodoende is ook opgenomen dat het terrein alleen mag worden geëxploiteerd door middel van een centrale bedrijfsmatige exploitatie.
Op het terrein is permanente bewoning niet toegestaan. Dit is uitdrukkelijk uitgesloten door een regel, waarin dat zo is benoemd. Verder is ook nog eens voorzien in een regel waarin is bepaald dat bouwwerken voor recreatief nachtverblijf niet zijn toegestaan. Daarmee is ook voorkomen dat recreatiewoningen op het kampeerterrein worden gebouwd. Het risico voor permanente bewoning is daarmee reeds beperkt. Indien een bedrijfswoning is gewenst, kan daarvoor worden afgeweken van deze regel door middel van een afwijkingsbevoegdheid.
Horecavoorziening
Voor de bedrijfscontinuïteit en de rechtszekerheid voor omwonenden is het wenselijk een eenduidige en heldere regeling ten aanzien van de horecafaciliteiten Het Run te hebben. De volgende specifieke gebruiksregels zijn daarom opgenomen ten behoeve van het waarborgen van een goed woon- en leefklimaat.
Opgenomen in de bestemmingsomschrijving is dat alleen horeca van ten hoogste categorie 1 is toegestaan. Binnen de gemeentelijke bestemmingsplannen kunnen daaronder ook grotere horecavestigingen vallen. Zodoende is in de specifieke gebruiksregels uitgesloten dat recreatief nachtverblijf en zaalverhuur is toegestaan.
De bedrijfsvloeroppervlakte van de horeca is verder in de specifieke gebruiksregels begrensd tot 200 m² binnen een gebouw. Onder bedrijfsvloeroppervlakte van horeca wordt mede verstaan de keuken. Een buitenterras is eveneens begrens tot 200 m².
Ten aanzien van het waarborgen van het woon- en leefklimaat in de omgeving is aangesloten bij het gemeentelijk beleid ten aanzien van de openingstijden. Deze zijn als volgt geborgd in de specifieke gebruiksregels:
horeca in een gebouw mag geopend zijn:
- in de dag- en avondperiode tussen 08.00 uur en 01.00 uur in de periode van 1 april tot en met 31 oktober;
- in de dag- en avondperiode tussen 08.00 uur en 23.00 uur in de periode van 1 november tot en met 31 maart;
De openingstijden van het terras zijn als volgt begrensd:
- in de dag- en avondperiode tussen 08.00 uur en 00.00 uur in de periode van 1 juli tot en met 31 augustus;
- in de dag- en avondperiode tussen 08.00 uur en 23.00 uur op doordeweekse dagen in de periode 1 september tot en met 30 juni;
- in de dag- en avondperioden tussen 08.00 uur en 00.00 uur in de weekenden in de periode 1 september tot en met 30 juni.
Parkeren
Ter waarborging van voldoende parkeren en het voorkomen van parkeeroverlast is het aantal parkeerplaatsen voor de nieuwe functies specifiek vastgelegd. Ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' mag het totaal aantal parkeerplaatsen niet minder bedragen dan 115 met dien verstande dat ten behoeve van het kampeerterrein het aantal parkeerplaatsen niet minder mag bedragen dan 104 en het aantal parkeerplaatsen voor de horecavoorziening niet minder mag bedragen dan 11. Parkeerplaatsen in gebruik als standplaats voor campers tellen niet mee in het minimaal benodigd aantal parkeerplaatsen.
Ondergeschikte functies
De centrale voorzieningen voorzien in een beperkte oppervlakte waar de administratieve werkzaamheden behorend bij het complex worden verricht. Hieronder wordt mede verstaan de receptie van de camping. De oppervlakte bedraagt niet meer dan 35 m2. De oppervlakte is dusdanig gering en de functie heeft een zodanig verband met het zwembad en de camping dat hier wel van een ondergeschikte functie gesproken kan worden.
Ondernemers wensen ter plaatse uitsluitend bij het zwembad en de camping behorende artikelen te verkopen. Het gaat daarbij om de "vergeten boodschap", broodjesservice in de ochtend en dergelijke. De oppervlakte in de plannen omvat niet meer dan 20 m². Deze activiteiten zijn zodoende kleinschalig en ondergeschikt.
Beide oppervlaktematen zijn geborgd in de regels.
Kleinschalige evenementen
Zwembad Het Run organiseert momenteel circa 12 maal per jaar in en rond het zwembad aanvullende activiteiten op het dagrecreatieve terrein Het Run. Deze aanvullende activiteiten lopen uiteen van kofferbakverkoop tot een korenfestival. De activiteiten duren doorgaans maximaal 1 dag, echter
tot 3 maal per jaar duren deze activiteiten maximaal 3 dagen. Er zijn zodoende 18 activiteitendagen per jaar (zie ook hoofdstuk 3 in de toelichting).
Ter waarborging van het woon- en leefklimaat zijn op basis van het voorgaande de volgende regels gesteld:
- het gebruik van gronden ten behoeve van kleinschalige evenementen, indien die activiteiten een aaneengesloten periode van meer dan 3 dagen omvatten, is niet toegestaan;
- het gebruik van gronden ten behoeve van meer dan 12 kleinschalige evenementen per jaar is niet toegestaan;
- het gebruik van gronden ten behoeve van kleinschalige evenementen is toegestaan voor zover:
- 1. die activiteiten een bezoekersaantal van niet meer dan 1.500 bezoekers per dag omvatten in de periode januari tot en met juni en september tot en met december;
- 2. die activiteiten een bezoekersaantal van niet meer dan 1.000 bezoekers per dag omvatten in de periode juli tot en met augustus, met dien verstande dat een bezoekersaantal van niet meer dan 1.500 bezoekers is toegestaan indien blijkt dat de parkeerdruk en verkeersafwikkeling in de omgeving van het plangebied voldoende is gewaarborgd en niet onevenredig wordt aangetast;
- 3. het totaal aantal gelijktijdige bezoekers ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie' niet meer dan 1.500 bezoekers bedraagt.
Met name door het aantal bezoekers nader te begrenzen wordt voorkomen dat een (te) grote verkeers- en parkeerdruk op de omgeving ontstaat. Verwezen wordt ook naar hoofdstuk 4, waar meer in detail op verkeers- en parkeeraspecten is ingegaan.
Sport (Artikel 6)
In de randen van het te consolideren deel van het plangebied zijn stroken grond met de bestemming "Sport" aanwezig. Hiervoor is naar analogie van het bestemmingsplan Buitengebied de regeling overgenomen.
Water (Artikel 7)
De bestaande watergang is voorzien van deze bestemming. De regeling is uniform overgenomen uit het geldende bestemmingsplan Buitengebied.
Leiding - Water (Artikel 8)
In het consoliderend deel van het plangebied ligt een planologisch relevante waterleiding. Deze is overeenkomstig het geldende bestemmingsplan overgenomen en bestemd.
Waarde - Archeologie 4 (artikel 9)
Voor archeologisch waardevolle gebieden is in het bestemmingsplan Buitengebied een dubbel-bestemming Waarde - Archeologie 4 (artikel 9) opgenomen. In de bestemming is aangegeven in welk geval er archeologisch onderzoek moet plaatsvinden voorafgaand aan een ontwikkeling. Overeenkomstig die regeling is in het voorliggende plan ook een regeling opgenomen. De potentiele waarden zijn zodoende veiliggesteld.
6.4 Algemene Regels
Het Bestemmingsplan Het Run bevat een aantal algemene regels, zoals een anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels en algemene afwijkingsregels. Enkele algemene regels zijn hierna kort ter verduidelijking en verklaring besproken.
Antidubbeltelregel (artikel 10)
Het artikel 'Antidubbeltelregel' bevat regels om te voorkomen dat met het bestemmingsplan strijdige situaties ontstaan of worden vergroot. De bepaling met deze formulering is verplicht gesteld in het Bro (Besluit ruimtelijke ordening).
Algemene bouwregels (artikel 11)
In dit artikel is de regeling aangaande de bestaande maten opgenomen.
Algemene gebruiksregels (artikel 12)
Strijdig gebruik
Onder gebruik in strijd met het plan wordt in ieder geval verstaan:
- a. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting. Seksinrichtingen zijn namelijk binnen het beleid van de gemeente ter plaatse niet wenselijk;
- b. het innemen van een standplaats ten behoeve van het plaatsen van een stacaravan. beoogd is een camping waar geen vaste standplaatsen worden voorzien. Stacaravans zijn derhalve niet toegestaan.
Algemene aanduidingsregels (artikel 13)
Ecologische hoofdstructuur
De begrenzing van de ecologische hoofdstructuur is afgestemd op de werkelijke begrenzing van de ecologische hoofdstructuur in de bestaande situatie. Dit heeft voor die delen direct op het recreatieterrein geresulteerd in een bestemming Natuur.
Verder is de regeling van het bestemmingsplan Buitengebied Heusden aangehouden. Dit betekent dat ook is voorzien in een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden.
Zoekgebied voor ecologische verbindingszones
In het bestemmingsplan Buitengebied is over de watergang ook een gebiedsaanduiding zoekgebied voor ecologische verbindingszones opgenomen. Omdat ter plaatse van de gronden in dit deel van het plangebied een consoliderende regeling is voorgestaan, is deze regeling uniform overgenomen.
Cultuurhistorisch vlak
Het plangebied is in de huidige situatie aangewezen als 'cultuurhistorisch vlak' op het terrein zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig. Des al niet te min is vanwege de uniformiteit de huidige regeling uit het bestemmingsplan Buitengebied Heusden gecontinueerd.
Algemene afwijkingsregels (artikel 14)
Onder de algemene afwijkingsregels zijn de gebruikelijke algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Het gaat dan veelal om afwijkingen ten aanzien van maatvoering. Hiermee is in het plan ruimte voor (beperkte) flexibiliteit om af te stemmen op actuele ontwikkelingen.
6.5 Overgangs- En Slotregels
Overgangsrecht (artikel 15)
Het plan kent tot slot een hoofdstuk met enkele overgangs- en slotregels. De regels regelen het overgangsrecht (artikel 15) voor de bebouwing en het gebruik van de bebouwing in het plangebied. Uit oogpunt van behoorlijk bestuur dienen bestaande bebouwing en bestaand gebruik, welke afwijken van de in het bestemmingsplan opgenomen regels, te kunnen worden voortgezet (overgangsregels).
Slotregel (artikel 16)
De slotbepaling geeft aan onder welke benaming de regels kunnen worden aangehaald. Overigens wordt voor beide regelingen verwezen naar de betreffende regels.
Bijlage 1 Tekening Uitbreiding Bebouwing
Bijlage 2 Hno-tool
Bijlage 3 Onderzoek Stikstof
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 4 Akoestisch onderzoek
Bijlage 5 Verkeer En Parkeren
Bijlage 6 Rekenresultaten Verkeer
Bijlage 6 Rekenresultaten verkeer