KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Van Toepassing Verklaring
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3 Overgangs- En Slotregels
Artikel 4 Slotregel

Moergestelseweg 17

Wijzigingsplan - Gemeente Hilvarenbeek

Vastgesteld op 23-11-2021 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het wijzigingsplan "Moergestelseweg 17" met identificatienummer NL.IMRO.0798.WPMrgstlswg17-VG01 van de gemeente Hilvarenbeek;
1.2 verbeelding
de verbeelding met daarop aangegeven het plangebied en de bestemmingen, met het nummer NL.IMRO.0798.WPMrgstlswg17-VG01 van het wijzigingsplan "Moergestelseweg 17" van de gemeente Hilvarenbeek.

Artikel 2 Van Toepassing Verklaring

  1. Het bestemmingsplan "Buitengebied" van gemeente Hilvarenbeek met identificatienummer NL.IMRO.0798.BPBGHilvarenbeek-VG04, het bestemmingsplan ‘Buitengebied Hilvarenbeek 2014, reparatieplan’ NL.IMRO.0798.BPBGReparatie-VG01, het bestemmingsplan ‘Buitengebied Hilvarenbeek 2014, reparatieplan’ NL.IMRO.0798.BPBGReparatie-VG03 en het bestemmingsplan ‘Parapluplan Parkeren Hilvarenbeek 2018’ NL.IMRO.0798.BPParkeren2018-VG01 blijven onverkort van toepassing. 2
  2. In afwijking van het eerste lid wordt het bovenstaande bestemmingsplan voor het perceel Moergestelseweg 17 te Haghorst als volgt gewijzigd:
    • Het toegekende agrarische bouwvlak met bedrijfswoning en functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - voormalig agrarisch bedrijf’ wordt gedeeltelijk gewijzigd naar de bestemming ‘Bedrijf’. Een en ander is aangegeven op de bij dit plan behorende verbeelding met nummer NL.IMRO.0798.WPMrgstlswg17-VG01.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. niet-agrarische bedrijven, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduidingen, welke zijn opgenomen in de navolgende tabel, uitsluitend de genoemde bedrijven zijn toegestaan:
Afkorting Aanduiding Type bedrijf Adres Vloeroppervlakte bedrijfs- gebouwen (m2) Goot- hoogte (m) Bouw-hoogte (m)
n.v.t.
Specifieke vorm van bedrijf
– statische opslag
Statische opslag
Moergestelseweg 17
630
6
10
  1. een aan huis verbonden beroep;
  2. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
één en ander met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen, zoals ontsluitingswegen en parkeer- en groenvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bebouwing
Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.
3.2.2 Bouwvlak
Indien en voor zover binnen een bestemmingsvlak een aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen, dan zijn gebouwen binnen dat bestemmingsvlak uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.
3.2.3 Gebouwen algemeen
Voor gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt niet minder dan 2 m;
  2. de afstand van gebouwen bedraagt minimaal 15 m tot de as van de weg
3.2.4 Bebouwde oppervlakte
De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 630 m², deze bebouwde oppervlakte is exclusief de bebouwde oppervlakte ten behoeve van een bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen.
3.2.5 Bedrijfsgebouwen
Voor bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. de goothoogte bedraagt niet meer dan 6 meter;
  2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 meter;
  3. de dakhelling bedraagt minimaal 12° en maximaal 45°.
3.2.6 Bedrijfswoning
Voor bedrijfswoningen geldt het volgende:
  1. per bestemmingsvlak is maximaal één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen toegestaan met dien verstande dat:
    1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
    2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal bedrijfswoningen is;
  2. de goothoogte bedraagt niet meer dan 6 m;
  3. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m;
  4. de inhoud van de bedrijfswoning, inclusief aangebouwde bijgebouwen, bedraagt niet meer dan 750 m
    3, tenzij:
    1. het een bestaande (woon)boerderij betreft, waarbij de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa daarvan als maximum geldt.
  5. de dakhelling bedraagt niet minder dan 30° en niet meer dan 55°;
  6. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt niet minder dan 5 m;
  7. de afstand van een bedrijfswoning tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m.
3.2.7 Vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoning
Voor vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:
  1. de gezamenlijke bebouwde oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen bedraagt niet meer dan 100 m2;
  2. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m;
  3. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 6 m;
  4. de dakhelling bedraagt niet minder dan 30°;
  5. de bijgebouwen moeten uitsluitend achter de voorgevel of het verlengde van de voorgevel van de bedrijfswoning worden gesitueerd.
3.2.8 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van een erfafscheiding bedraagt niet meer dan: 1. 1 m vóór de voorgevelrooilijn;
  2. 2 m achter de voorgevelrooilijn;
  3. de bouwhoogte van een carports en overkappingen bij de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 3 m;
  4. de bebouwde oppervlakte van carports en overkappingen bij de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 25 m2;
  5. de bouwhoogte van een overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 6 m.
3.2.9 Herbouw bedrijfswoning
Aanvullend gelden voor herbouw van bestaande bedrijfswoningen en bedrijfsgebouwen die niet binnen een bouwvlak zijn gelegen de volgende voorwaarden:
  1. de herbouw vindt voor 3/4 deel plaats op de plaats van de (voor zover aanwezige) bestaande fundamenten;
  2. de voorgevel van de te herbouwen gebouwen wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn;
  3. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen bedrijfswoning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en).
3.2.10 Bestaande maatvoering
In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, het volgende: indien en voorzover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en 5
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de genoemde maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Vergroten bebouwde oppervlakte
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.4 teneinde een grotere bebouwde oppervlakte toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de bebouwde oppervlakte mag in totaal met niet meer dan 15% van de in 3.2.4 maximaal toegestane bebouwde oppervlakte worden vergroot;
  2. de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologische';
  3. de bebouwing dient naar aard en omvang te passen in de omgeving;
  4. door deze uitbreiding mag een bedrijf dat nu behoort tot milieucategorie 2 van de in Bijlage 1 opgenomen bedrijvenlijst, niet veranderen in een bedrijf dat behoort tot milieucategorie 3 of meer, alsmede naar aard en omvang vergelijkbare activiteiten;
  5. de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling is aangetoond;
  6. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    1. Landschappelijke inpassing: er is aangetoond dat binnen een jaar na realisatie van de bebouwing sprake zal zijn van een goede landschappelijke inpassing alsmede de instandhouding daarvan, welke tenminste 10% van de omvang van het bouwvlak omvat en welke is gelegen binnen het bouwvlak dan wel dat er sprake is van een door het college van burgemeester en wethouders goedgekeurd landschapsontwikkelingsplan;
    2. Zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag.
    3. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' gaat de ontwikkeling gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.
    4. Parkeren dient binnen het bestemmingsvlak plaats te vinden.
  7. de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  8. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  9. bij toename van verharding van meer dan 500 m2 dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan via de trits: vasthouden, bergen en afvoeren; er zal in alle gevallen minimaal waterneutraal gebouwd dienen te worden;
  10. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  11. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige waarden.
3.3.2 Grotere goothoogte bedrijfsgebouwen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 3.2.5 onder a teneinde een grotere goothoogte toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling is aangetoond;
  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m;
  3. er is aangetoond dat binnen een jaar na realisatie van de bebouwing sprake zal zijn van een goede landschappelijke inpassing alsmede de instandhouding daarvan, welke tenminste 10% van de omvang van het bestemmingsvlak omvat en welke is gelegen binnen het bestemmingsvlak dan wel dat er sprake is van een door het college van burgemeester en wethouders goedgekeurd landschapsontwikkelingsplan.
3.3.3 Grotere bouwhoogte bedrijfsgebouwen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 3.2.5 onder b teneinde een grotere bouwhoogte van bedrijfsgebouwen toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 13 m;
  2. de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling is aangetoond;
  3. er is aangetoond dat binnen een jaar na realisatie van de bebouwing sprake zal zijn van een goede landschappelijke inpassing alsmede de instandhouding daarvan, welke tenminste 10% van de omvang van het bestemmingsvlak omvat en welke is gelegen binnen het bestemmingsvlak dan wel dat er sprake is van een door het college van burgemeester en wethouders goedgekeurd landschapsontwikkelingsplan.
3.3.4 Herbouw van de bedrijfswoning
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.9 onder a en b , mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de bedrijfswoning wordt gesitueerd tussen de bedrijfsgebouwen en de openbare weg waarop het perceel wordt ontsloten;
  2. de nieuwe situering van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, verkeerskundig, landschappelijk en milieukundig aanvaardbaar, waaronder dat moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder;
  3. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  4. overtollige bebouwing wordt gesloopt binnen één jaar na gebruikname van de nieuwe bedrijfswoning, waaronder sloop van de oude bedrijfswoning.
3.3.5 Verkleinen afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 teneinde een kleinere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens toe te staan voor het bouwen van gebouwen, mits voldaan wordt aan de volgende bepalingen:
  1. het is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling;
  2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  3. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
  4. de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden aangetast.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen:
  1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens:
    1. voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en op een afstand van minimaal 15 m vanuit de as van de weg;
    2. het bepaalde in lid 3.1 onder a;
met dien verstande dat buitenopslag, niet is toegestaan, tenzij dit expliciet is toegestaan in lid 3.1;
  1. voor (ondersteunende) horeca, behoudens het bepaalde in lid 5.1;
  2. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  3. woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
  4. het bewonen van bedrijfsruimte;
  5. een aan huis verbonden bedrijf;
  6. een seksinrichting.
  7. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  8. risicovolle inrichtingen;
  9. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben die het bestemmingsvlak overschrijdt;
  10. mestbe- en -verwerking en vergisting;
3.4.2 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
Het uitvoeren van een bedrijf met statische opslag binnen de bestemming "Bedrijf" is uitsluitend
toegestaan indien de landschappelijke inpassing is gerealiseerd en in stand wordt gehouden, binnen 2 jaar na het in werking treden van het wijzigingsplan, zoals opgenomen in het Landschappelijk inpassingsplan in bijlage 3 van deze regels.
3.4.3 Voorwaardelijke verplichting sloop
Het uitvoeren van een bedrijf met statische opslag binnen de bestemming "Bedrijf" is uitsluitend
toegestaan indien de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, binnen 2 jaar na het in werking treden van het wijzigingsplan is gesloopt.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Aan huis verbonden bedrijf
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 3.4.1 onder f teneinde een aan huis verbonden bedrijf toe te staan, mits: 8
  1. het ten behoeve van het aan huis verbonden bedrijf in gebruik te nemen bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 25% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning en de bijbehorende bijgebouwen, met dien verstande dat de woonfunctie van de bedrijfswoning primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
  2. het aan huis verbonden bedrijf voorkomt in de milieucategorie 1 of 2 van de in Bijlage 2 opgenomen bedrijfsactiviteiten of kan, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld worden aan een bedrijf behorende tot één van die milieucategorieën;
  3. het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
  4. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis verbonden bedrijf;
  5. de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden tot een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijziging naar andere vorm van niet-agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen de gronden met deze bestemming wijzigen teneinde een andere vorm van niet-agrarische bedrijvigheid toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de functie dient naar aard en omvang te passen in de omgeving;
  2. de bedrijfsactiviteit behoort tot milieucategorie 1 of 2 van de in Bijlage 1 opgenomen bedrijvenlijst, alsmede naar aard en omvang vergelijkbare activiteiten;
  3. de omvang van het bestemmingsvlak is passend bij de beoogde functie, met dien verstande dat de omvang niet meer bedraagt dan het voormalige bestemmingsvlak tot een maximum van 5000 m2;
  4. er dient een, door de gemeente goed te keuren, bedrijfsplan te worden overlegd;
  5. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    1. Zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag.
    2. Ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt, met dien verstande dat de oppervlakte aan bebouwing die wordt gesloopt niet minder mag bedragen dan de oppervlakte aan bebouwing die nieuw wordt gebouwd.
    3. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' gaat de ontwikkeling gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke aarden en kenmerken;
    4. Parkeren dient op eigen erf plaats te vinden;
    5. er mag geen opsalg van niet-agrarische producten plaatsvinden en materialen plaatsvinden buiten de gebouwen;
  6. de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  7. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  8. bij toename van verharding van meer dan 500 m2 dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan via de trits:vasthouden, bergen en afvoeren; er zal in alle gevallen minimaal waterneutraal gebouwd dienen te worden;
  9. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  10. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige waarden.
3.6.2 Wijziging t.b.v. agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden wijzigen in Artikel 5, teneinde een agrarisch verwant bedrijf dan wel een agrarisch technisch hulpbedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de functie dient naar aard en omvang te passen in de omgeving;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' behoort de bedrijfsactiviteit tot milieucategorie 1 of 2 van de in Bijlage 1 Bedrijvenlijst opgenomen bedrijvenlijst, alsmede naar aard en omvang vergelijkbare activiteiten;
  3. de omvang van het bestemmingsvlak is passend bij de beoogde functie, met dien verstande dat de omvang niet meer bedraagt dan het voormalige bestemmingsvlak tot een maximum van 5000 m2;
  4. er dient een, door de gemeente goed te keuren, bedrijfsplan te worden overlegd;
  5. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    1. Zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag.
    2. Ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt,met dien verstande dat de oppervlakte aan bebouwing die wordt gesloopt niet minder mag bedragen dan de oppervlakte aan bebouwing die nieuw wordt gebouwd.
    3. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' gaat de ontwikkeling gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.
    4. Parkeren dient op eigen erf plaats te vinden.
    5. Er mag geen buitenopslag plaatsvinden;
  6. de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  7. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  8. bij toename van verharding van meer dan 500 m2 dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan via de trits:vasthouden, bergen en afvoeren; er zal in alle gevallen minimaal waterneutraal gebouwd dienen te worden;
  9. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  10. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige waarden.
  11. de regels van Artikel 5 Bedrijf - Agrarisch verwant worden van overeenkomstige toepassing verklaard;
  12. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 6 m en 10 m.
3.6.3 Wijziging naar Wonen
Burgemeester en wethouders kunnen de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen teneinde deze aanduiding te laten vervallen en de bestemming (deels) te wijzigen in de bestemming Wonen, waarbij na bedrijfsbeëindiging de herbouw van een voormalige bedrijfswoning of voormalig (woon)boerderijpand voor woondoeleinden kan worden toegestaan; tevens kan daarbij, mits het betreft (woon)boerderijpanden met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie', woningsplitsing worden toegestaan. Een en ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Algemene voorwaarden:
  1. de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  3. er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  4. de omvang van het bestemmingsvlak Wonen bedraagt niet meer dan 1500 m2;
  5. ten aanzien van kwaliteitsverbetering geldt het volgende:
    1. indien het nieuwe bestemmingsvlak 'Wonen' maximaal 30% bedraagt van het voormalige bestemmingsvlak 'Bedrijf - Agrarisch verwant', dan is geen specifieke kwaliteitsverbetering vereist;
    2. indien het nieuwe bestemmingsvlak 'Wonen' maximaal 40% bedraagt van het voormalige bestemmingsvlak 'Bedrijf - Agrarisch verwant'. De herinrichting van het erf landschappelijk wordt ingepast in welk kader een landschapsinpassingsplan dient te worden opgesteld;
    3. in de overige gevallen vindt er kwaliteitsverbetering plaats;
  6. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in de directe omgeving aanwezige waarden;
  7. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  8. voldaan wordt aan de bepalingen bij of krachtens de Wet geluidhinder;
Specifieke voorwaarden voor wijziging in woondoeleinden:
  1. de bebouwde oppervlakte en inhoud van de voormalige bedrijfswoning (inclusief de inpandige stal / het inpandig deel) mag niet worden vergroot, met dien verstande dat:
    1. vergroting is toegestaan indien er per 50 m3 vergroting van de woning telkens minimaal 500 m2 aan legaal opgerichte bebouwing wordt gesloopt;
    2. de uiteindelijke inhoud niet meer bedraagt dan 1000 m3;
    3. de bebouwde oppervlakte van de bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 100 m2 per woning; de overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) dient te worden gesloopt;
    4. in afwijking van het bepaalde onder 3. mag de bebouwde oppervlakte aan bijgebouwen maximaal 200 m2 bedragen, indien het surplus (alle aanwezige bebouwing aan bijgebouwen boven de standaard maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen van 100 m2) in één keer wordt gesloopt en deze sloop als voorwaarde aan de wijziging omgevingsvergunning wordt verbonden;
    5. voor het overige dienen bijgebouwen, voor zover zij niet cultuurhistorisch waardevol zijn, te worden gesloopt;
  2. de bestaande situering van de bedrijfswoning mag niet worden gewijzigd;
  3. de sloopbonusregeling als bedoeld onder i is niet van toepassing indien:
    1. op deze locatie sloop van de bebouwing al heeft plaatsgevonden,
    2. sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling,
    3. sloopsubsidie is verkregen op basis van de Regeling beëindiging veehouderijtakken,
    4. of de sloop al op andere wijze is verzekerd;
  4. de gesloopte oppervlakte mag slechts éénmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen;
3.6.4 Wijziging vormverandering bestemmingsvlak Bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde het bestemmingsvlak Bedrijf van vorm te veranderen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de oppervlakte van het bestemmingsvlak blijft gelijk;
  2. de wijzigingsbevoegdheid niet mag worden toegepast ter plaatse van de aanduiding 'overige zone'
  3. indien er tevens sprake is van uitbreiding van de bebouwde oppervlakte als opgenomen in 3.2.4, dan gelden de voorwaarden als opgenomen in 3.3.1 als voorwaarden voor deze wijzigingsbevoegdheid;
  4. eventuele uitbreiding van de aanduiding 'bouwvlak' is toegestaan;
  5. de vergroting dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling;
  6. de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere functies worden niet onevenredig aangetast;
  7. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van waarden die het plan beoogt te beschermen;
  8. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    1. Landschappelijke inpassing: er is aangetoond dat binnen een jaar na realisatie van de bebouwing sprake zal zijn van een goede landschappelijke inpassing alsmede de instandhouding daarvan, welke tenminste 10% van de omvang van het bouwvlak omvat en welke is gelegen binnen het bouwvlak dan wel dat er sprake is van een door het college van burgemeester en wethouders goedgekeurd landschapsontwikkelingsplan;
    2. Zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag.
    3. Ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt, met dien verstande dat de oppervlakte aan bebouwing die wordt gesloopt niet minder mag bedragen dan de oppervlakte aan bebouwing die nieuw wordt gebouwd;
    4. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' gaat de ontwikkeling gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.
    5. Parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden.

3 Overgangs- En Slotregels

Artikel 4 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het wijzigingsplan "Moergestelseweg 17".