KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Detailhandel
Artikel 4 Verkeer
Artikel 5 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 9 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotbepaling
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing Initiatieflocatie
1.3 Vigerende Beheersverordening
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Projectbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieuhygienische En Planologische Aspecten
4.1 Inleiding
4.2 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
4.3 Geluid (Wegverkeer)
4.4 Geluid (Industrielawaai)
4.5 Luchtkwaliteit
4.6 Externe Veiligheid
4.7 Bodem
4.8 Water
4.9 Natuurbescherming
4.10 Archeologische En Cultuurhistorische Waarden
4.11 Verkeer En Parkeren
4.12 Bedrijven En Milieuzonering
4.13 Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten
5.1 Inleiding
5.2 Uitgangspunten
5.3 Toelichting Op De Planregels
5.4 Toelichting Op De Bestemmingen
5.5 Algemene Regels
5.6 Overgangs- En Slotregels
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Procedure
7.1 De Te Volgen Procedure
7.2 Vooroverleg
7.3 Vaststelling
Bijlage 1 Kavelpaspoort
Bijlage 2 Advies Commissie Ruimtelijke Kwaliteit D.d. 10 Mei 2016
Bijlage 3 Advies Commissie Ruimtelijke Kwaliteit D.d. 18 Juli 2017
Bijlage 4 Ruimtelijk-functionele Effectenanalyse
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek Industrielawaai
Bijlage 6 Standaard Advies Brandweer
Bijlage 7 Verkennend Bodemonderzoek Gasthuisstraat 20-22
Bijlage 8 Verkennend Bodemonderzoek Gasthuisstraat 18
Bijlage 9 Verkennend Bodemonderzoek Gasthuisstraat 24
Bijlage 10 Verkennend Bodemonderzoek Gasthuisstraat 16d
Bijlage 11 Aerius Berekening

Lidl Kaatsheuvel

Bestemmingsplan - gemeente Loon op Zand

Vastgesteld op 08-03-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

Het bestemmingsplan 'Lidl Kaatsheuvel' met identificatienummer NL.IMRO.0809.BPLidlKaatsheuvel-VG01 van de gemeente Loon op Zand.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aaneengebouwd bijgebouw

een aan een hoofdgebouw ontwikkeld/gerealiseerd bijgebouw, dat een functionele eenheid vormt met het hoofdgebouw, maar dat in bouwkundig opzicht (afmetingen) ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.7 bebouwingspercentage:

het oppervlak dat maximaal mag worden bebouwd met bouwwerken, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

1.8 begane grond:

de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder.

1.9 bestaand:

aanwezig op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.10 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.14 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.15 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van een kelder en de ruimte(n) in de kap.

1.16 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.17 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.18 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.19 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.20 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel moet ook verstaan worden publiekgerichte dienstverlening zoals kapperszaken, schoenmakers en vergelijkbare bedrijven.

1.21 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder tevens belwinkel en internetcafé.

1.22 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.23 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn ligging, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.24 kelder:

een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,5 m boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen.

1.25 overkapping

een dakconstructie in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.26 peil:

  1. 1. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:

de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang.

  1. 2. in andere gevallen:

de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.27 seksinrichting:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw waarin bedrijfsmatig handelingen plaatsvinden van erotische en/of pornografische aard. Hieronder worden tevens begrepen:

  • een seksbioscoop: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin filmvoorstellingen van erotische en/of pornografische aard worden gegeven;
  • een seksautomatenhal: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en liveshows van erotische en/of pornografische aard worden gegeven;
  • een sekswinkel: een ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van seksartikelen.

1.28 voorgevel

de gevel van een gebouw, die is gekeerd naar de weg waarop het bouwperceel overwegend georiënteerd is;

1.29 voorgevellijn:

een denkbeeldige lijn ter plaatse van de voorgevel en het verlengde daarvan.

1.30 vrijstaand bijgebouw

een van de woning (en haar aangebouwde bijgebouwen) vrijstaand bijgebouw, dat niet direct ten dienste staat van de woonfunctie, zoals een garage, berging, hobbyruimte en dat zowel wat betreft afmetingen als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.31 weg:

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.

1.32 wonen

het gehuisvest zijn in een woning.

1.33 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de (achter/zijdelingse) perceelgrens:

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (achter/zijdelingse) perceelgrens.

2.2 de breedte van een bouwwerk:

tussen de buitenzijde van beide zijgevels en/of harten van scheidingsmuren gezien vanaf de voorgevel of het verlengde daarvan.

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 de diepte van een overstek of overkapping:

de horizontale lijn gemeten vanaf de buitenzijde van de gevel tot het verste punt van het overstek of de overkapping.

2.5 de (horizontale) diepte van een gebouw:

de buitenwaartse lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de voorgevel, waarbij gemeten wordt met de buitenwerkse gevelvlakken.

2.6 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, niet zijnde een dakkapel.

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Detailhandel

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel;
  2. b. dienstverlening;
  3. c. tuinen, erven en verhardingen;
  4. d. parkeervoorzieningen ten dienste van de bestemming;
  5. e. een supermarkt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt',

en de daarbij behorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het (laten) gebruiken van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  1. a. de verkoop van vuurwerk;
  2. b. wonen.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, voet- en fietspaden;
  2. b. verblijfsvoorzieningen;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. fietsenstalling;
  5. e. stalling winkelwagens
  6. f. groen- en speelvoorzieningen;
  7. g. water- en retentievoorzieningen;
  8. h. afwateringsdoeleinden;
  9. i. nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Waarde - Archeologie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.

5.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en met een diepte van 0,5 onder maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. Indien uit het in lid 6.2 onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
    2. 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
    3. 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2 onder a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

7.1 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit plan te gebruiken en/of te laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).

7.2 Verboden gebruik

Onder gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het (laten) gebruiken van de gronden en/of bouwwerken:

  1. a. voor de opslag van (aan het oorspronkelijke verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  2. b. voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  3. c. voor het opslaan of storten van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, buiten erven van gebouwen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  4. d. ten behoeve van een seksinrichting;
  5. e. als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

8.1 Algemene afwijkingen

Het bevoegd gezag kan, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, een omgevingsvergunning verlenen voor:

  1. a. het afwijken van de in het plan voorgeschreven maatvoering ten aanzien van dakhellingen, goothoogten, bouwhoogten en bebouwde oppervlakten met ten hoogste 10% wanneer door het toepassen van de ontheffing een betere bouwkundige en/of stedenbouwkundige aansluiting ontstaat met bestaande direct aansluitende bouwwerken;
  2. b. het afwijken van het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. het bestemmingsvlak en toestaan dat de grenzen van het bouw- c.q. het bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    1. 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    2. 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, mits de bouwgrens met niet meer dan 0,50 m wordt overschreden;
    3. 3. balkons, mits:
      • de bouwgrens met niet meer dan 1,00 m wordt overschreden;
      • de breedte niet meer dan tweederde van de voorgevelbreedte bedraagt.

8.2 Voorwaarden omgevingsvergunning

De in artikel 8.1 genoemde omgevingsvergunningen mogen slechts worden verleend indien:

  1. a. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. sprake is van een algemeen belang of wanneer sprake is van een verbetering van het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. hiermee geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.

Artikel 9 Overige Regels

9.1 Wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luidden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

9.2 Parkeren

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan dan wel de daarvoor geldende planologische regelingen uit de bouwverordening voor zover van toepassing.

10.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan dan wel de daarvoor geldende planologische regelingen uit de bouwverordening voor zover van toepassing.

Artikel 11 Slotbepaling

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Lidl Kaatsheuvel'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Lidl is voornemens om de bestaande Lidl-vestiging aan de Gasthuistraat 20 - 22 te Kaatsheuvel uit te breiden door een aantal naastgelegen panden en percelen te benutten. De huidige Lidl (met een winkelvloeroppervlak van 800 m2 en brutovloeroppervlak van 1.053 m2) voldoet niet meer aan de eisen van de tijd en de visie van het concern. Bestaande bebouwing zal gesloopt worden en vervolgens wordt een nieuw gebouw gerealiseerd van circa 2.191 m2 bvo (waarvan 124 m2 voor laden en lossen). Het winkelvloeroppervlak zal circa 1.534 m2 bedragen.

De vigerende beheersverordening ‘Woongebieden Kaatsheuvel’ staat ter plaatse van het grootste deel van de beoogde uitbreiding een gebruik als detailhandel en bijbehorende parkeervoorzieningen niet toe. Het westelijk gelegen perceel, Gasthuisstraat 18, is bestemd met ‘besluitvlak wonen’. Ter plaatse mag alleen gebouwd worden voor de woonfunctie (vrijstaande woning). Ten oosten van de bestaande supermarkt, tussen nummer 22 en 24 is een ‘besluitvlak bedrijf’ van toepassing. Aan de Gasthuisstraat 24 was een Chinees restaurant gevestigd met een horecabestemming (besluitvlak horeca). Gasthuisstraat 16d wordt gebruikt voor het uitbreiden van de parkeervoorziening.

Het nieuwe supermarktgebouw wordt ongeveer 6 meter hoog. Het gebouw wordt uitgevoerd met een plat dak. Het initiatief voldoet qua gebruik en situering ten opzichte van de aangeduide bouwvlakken niet aan het huidige bestemmingsplan. De voorgestane ontwikkeling dient derhalve mogelijk gemaakt te worden door middel van een nieuw bestemmingsplan.

De gemeente Loon op Zand heeft Stegenga Werkplaats voor Stedenbouw 22 januari 2015 een kavelpaspoort laten opstellen voor de herontwikkeling van de Gasthuisstraat 18 t/m 24. Dit kavelpaspoort schetst de kwalitatieve en kwantitatieve kaders voor de herontwikkeling van de supermarkt. De gepresenteerde kaders gelden voor de situatie waarbij de herontwikkeling van de supermarkt plaatsvindt op de huidige locatie. Het kavelpaspoort is toegevoegd als bijlage 1.

1.2 Ligging En Begrenzing Initiatieflocatie

De initiatieflocatie ligt aan de Gasthuisstraat in Kaatsheuvel. De straat begint vanaf het ‘Bruisend Dorpshart’ van Kaatsheuvel. Kenmerkend voor de straat is het gemengde karakter: woningen worden afgewisseld met detailhandel, horeca en enkele maatschappelijke functies. De initiatieflocatie heeft een oppervlakte van ongeveer 6.600 m2.

Op figuur 1.1 is de globale ligging van de locatie weergegeven. Op figuur 1.2 is een gedetailleerde luchtfoto weergegeven waarop de ligging van de locatie in zijn nabije omgeving te zien is. De exacte begrenzing van de initiatieflocatie is ingetekend als plangrens.

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.BPLidlKaatsheuvel-VG01_0001.png"

Figuur 1.1: luchtfoto omgeving locatie (initiatieflocatie globaal aangegeven), bron: ruimtelijkeplannen.nl

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.BPLidlKaatsheuvel-VG01_0002.png"

Figuur 1.2: Luchtfoto initiatieflocatie, bron: ruimtelijkeplannen.nl

1.3 Vigerende Beheersverordening

Op dit moment is beheersverordening ‘Woongebieden Kaatsheuvel’ van de gemeente Loon op Zand het vigerende planologisch kader voor onderhavige locatie. De beheersverordening is vastgesteld door de gemeenteraad op 20 september 2012.

Voor de initiatieflocatie gelden in de beheersverordening diverse besluitvlakken, per locatie of perceelsgedeelte wordt aangegeven om welk besluitvlak het gaat:

  • Gasthuisstraat 16d, besluitvlak bedrijf;
  • Gasthuisstraat 18, besluitvlak wonen;
  • Gasthuisstraat 20 en 22, besluitvlak detailhandel;
  • Gasthuisstraat tussen 22 en 24, besluitvlak bedrijf;
  • Gasthuisstraat 24, besluitvlak horeca.

Een supermarkt is uitsluitend toegestaan binnen de gronden waarop het ‘besluitvlak detailhandel’ van toepassing is. Tevens wordt met het voorgenomen plan buiten geldende bouwvlakken gebouwd. Bebouwing is uitsluitend toegestaan binnen de bouwvlakken. Voor alle bouwvlakken aan de Gasthuisstraat binnen het plangebied geldt een ‘besluitsubvlak bouwvlak’ met een bestaande goot- en bouwhoogte van 6 respectievelijk 11 meter. Het nieuwe winkelpand past binnen de bouwhoogten, echter niet binnen de bestaande bouwvlakken.

Met onderhavige bestemmingsplan wordt detailhandel in de vorm van een supermarkt voor het totale plangebied mogelijk gemaakt, alsmede een hersituering van bestaande bouwvlakken.

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk volgt hoofdstuk 2 ‘Projectbeschrijving’. Dit hoofdstuk gaat in op de beschrijving van de huidige situatie van het projectgebied en directe omgeving. Daarnaast worden de ontwikkelingen die het project mogelijk maakt op een rij gezet. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het relevante beleid op Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. Daarbij wordt bekeken of de voorgestane ontwikkeling in lijn is met dit beleid. In hoofdstuk 4 wordt de uitvoerbaarheid van het initiatief aangetoond. Vanuit de verschillende van invloed zijnde haalbaarheidsaspecten zoals externe veiligheid, luchtkwaliteit en water wordt in dit hoofdstuk beschreven waarom de ontwikkeling uitgevoerd kan worden. In hoofdstuk 5 staat een beschrijving van de juridische aspecten, waarna in hoofdstuk 6 de economische uitvoerbaarheid wordt aangetoond. Tot slot wordt in hoofdstuk 7 de procedure beschreven.

Hoofdstuk 2 Projectbeschrijving

2.1 Huidige Situatie

Het projectgebied is gelegen nabij het ‘Bruisend Dorpshart’ van Kaatsheuvel. Direct ten zuiden van het projectgebied is een nieuwbouwlocatie ‘De Els II’ planologisch gerealiseerd. De buurt bezit een grote ruimtelijke en functionele diversiteit. Deze panden aan de Gasthuisstraat worden gekenmerkt met een relatief langgerekt achtererf, ontstaan vanuit de historische vestiging van woningen aan deze straat. Het gebied heeft een gemengd karakter: naast woningen komen functies als detailhandel, bedrijvigheid, horeca en maatschappelijk voor. De initiatieflocatie betreft de percelen (van west naar oost) aan de Gasthuisstraat nr. 16d tot en met nr. 24. De percelen zijn kadastraal bekend bij de gemeente Loon op Zand als sectie L, nummers 443, 3011, 3013, 3014, 3761, 4225 en 4226. De initiatieflocatie heeft een oppervlakte van ongeveer 6.600 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.BPLidlKaatsheuvel-VG01_0003.png"

Figuur 2.1: huidige eigendomssituatie en plangebied

De huidige Lidl is in de panden van de Gasthuisstraat 20-22 gevestigd, inclusief uitbouw aan de achterzijde. Parkeren ten behoeve van de supermarkt kan op het achtererfgebied van de supermarkt, dit parkeerterrein is via een doorgang tussen nummer 22 en 24 te bereiken. Het pand Gasthuisstraat 18 is in gebruik geweest voor woondoeleinden. Hier werd niet meer gewoond en stond leeg. Het pand Gasthuisstraat 24 werd voorheen geëxploiteerd als Chinees Indisch restaurant. Deze panden zijn inmiddels gesloopt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.BPLidlKaatsheuvel-VG01_0004.png"

Figuur 2.2: oorspronkelijke situatie, v.l.n.r.: het Chinees Indisch restaurant, doorgang naar parkeerterrein, Lidl supermarkt

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.BPLidlKaatsheuvel-VG01_0005.png"

Figuur 2.3: huidige situatie na sloopwerkzaamheden, v.l.n.r.: sloopterrein, doorgang naar parkeerterrein, Lidl supermarkt

2.2 Toekomstige Situatie

De Lidl supermarkt is aan de kleine kant naar de huidige maatstaven voor moderne supermarkten. De supermarkt kan niet dé trekkersfunctie vervullen die gewenst is in een centrum van dergelijke omvang. Dat heeft ook gevolgen voor het functioneren van de overige winkels.

De gewenste ontwikkeling betreft het vestigen van een supermarkt op de plaats van het huidige pand. Het betreft een Lidl supermarkt van het type C (wvo 1.150 m2 t/m 2.000 m2). De supermarkt is ingericht met een winkel en diverse nevenruimten. De winkel heeft een bruto vloeroppervlak van ongeveer 2.191 m2 (waarvan 124 m2 voor laden en lossen) en een winkelvloeroppervlak van ongeveer 1.534 m2. In figuur 2.3 is een impressie van de nieuwe winkel opgenomen.

Met de uitbreiding van ca. 734 m² wvo sluit de supermarkt beter aan bij de hedendaagse maatstaven. Gezien de belangrijke verzorgingsfunctie bestaat draagvlak om de bestaande supermarkt uit te breiden. Een uitbreiding van de supermarkt is tevens van belang om de positie van het centrum van Kaatsheuvel naar de toekomst te verstevigen.

De uitbreiding ziet toe op een kwaliteitsslag – niet op een kwantiteitsslag. Schaalvergroting speelt bovendien in op de behoefte van de consument aan keuzemogelijkheden, comfort en beleving. De extra winkelruimte, die gecreëerd wordt, zal worden benut voor meer comfort voor de consument door een overzichtelijkere en ruimere opzet van de supermarkt, bredere gangpaden en een betere en attractievere productpresentatie. Tevens worden parkeerplaatsen en wegen op het parkeerterrein breder uitgevoerd dan wettelijk voorgeschreven. Voor een rendabel functioneren is ook een steeds groter verkoopvloeroppervlak nodig. Met de nieuwe supermarkt wordt geen breder assortiment aangeboden, met name de klantvriendelijkheid en betere bevoorrading staat centraal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.BPLidlKaatsheuvel-VG01_0006.png"

Figuur 2.4: impressie gevels: boven: achterzijde met links de ingang vanaf het parkeerterrein, onder: zijde aan de Gasthuisstraat met rechts de toegangsweg tot het parkeerterrein

Het dak van de nieuwe winkel wordt met een plad dak aangelegd en zal circa 6 meter hoog zijn. De achtergevel wordt met glazen platen uitgevoerd. De lange zijden worden in een grijstint gerealiseerd.

Ter behoud van een rustig straatbeeld met een kwalitatief hoge uitstraling, wordt de gevel aan de Gasthuisstraat grotendeels met rood metselwerk in kruisverband uitgevoerd, afgewisseld met raampartijen. Daarbij wordt de vorm van de oorspronkelijke voorgevel van het huidige Chinees Indisch restaurant geïntegreerd in de totale gevel. De basis van het bouwblok bestaat uit rood metselwerk. De toegangspoort tot het parkeerterrein wordt als begeleidend element toegevoegd.

De gevels van het nieuwe gebouw zijn in overleg met de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit ontwikkeld en deze heeft de plannen goedgekeurd.

Het bouwplan voldoet aan het zogenaamde "kavelpaspoort", zoals deze in 2015 is opgesteld en als bijlage 1 is toegevoegd. De Commissie Ruimtelijke Kwaliteit heeft met deze randvoorwaarden ingestemd. Gelet op de voorgeschiedenis van de planontwikkeling is het van belang dat er bij de behandeling en beoordeling van de aanvraag omgevingsvergunning, bouwen, aandacht geschonken is aan het gevelbeeld aan de Gasthuisstraat. Dit is in mei 2016 nog eens bevestigd door de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit waar in een gespreksnotitie c.q. advies nog eens zaken als richtinggevend zijn benoemd. Deze gespreksnotitie is als bijlage 2 toegevoegd. In bijlage 3 is het verslag (d.d. 18 juli 2017) van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit toegevoegd, waarin wordt aangegeven dat het plan voldoet aan de ter plaatse gestelde criteria voor ruimtelijke kwaliteit.

In figuur 2.5 is de toekomstige situatie van de initiatieflocatie aangegeven. Het gebouw van de nieuwe Lidl-filiaal is een gebouw met het energielabel A++++. Met de realisatie van het pand bekrachtigt Lidl de ambitie voor duurzame bouw.

De winkel bestaat uit een kassazone, winkelzone en werkruimten voor het personeel. De nevenruimten zijn een Bake-off, telruimte en diverse magazijnen (waaronder vries- en koelcellen) en een opleidingscentrum. In de zuidwesthoek van het pand worden kleedruimten, pantry, kantoren, een technische ruimte, een vergaderruimte en sanitaire voorzieningen ten behoeve van het personeel gerealiseerd. Voor de opvang van de te verwachten parkeerbehoefte, worden op het terrein 119 klantvriendelijke (brede) parkeerplaatsen gerealiseerd. Nabij de entree worden fietsparkeerplaatsen geplaatst. Het laden en lossen gebeurt inpandig aan de zijde van de Gasthuisstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.BPLidlKaatsheuvel-VG01_0007.png"

Figuur 2.5: Toekomstige situatie initiatieflocatie

In figuur 2.6 zijn twee 3d impressies opgenomen van de uitstraling van de nieuwe supermarkt, één vanaf de Gasthuisstraat en één vanaf het binnenterrein. Er is overleg geweest met de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit over de uitwerking van het bouwplan. Uit dit overleg is voortgekomen dat de twee kolommen bij de inrit van het parkeerterrein deels transparant worden, zoals in de volgende afbeelding is weergegeven. Deze reclameborden zullen aan horizontale pendels in de muuropening worden gehangen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.BPLidlKaatsheuvel-VG01_0008.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.BPLidlKaatsheuvel-VG01_0009.png"

Figuur 2.6; 3d impressies Lidl

Het parkeerterrein wordt vanaf de Gasthuisstraat via een inrit ontsloten. De inritconstructie hiervoor zal geïntegreerd worden in c.q afgestemd worden op de bestaande inrichting van de Gasthuisstraat.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, vastgesteld op 13 maart 2012, staan de plannen van de Rijksoverheid voor ruimte en mobiliteit. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Om dit te kunnen bewerkstelligen laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan de decentrale overheden (provincie en gemeenten) en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Tevens werkt het Rijk aan een eenvoudigere regelgeving. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk.

Doorwerking initiatieflocatie

Het toestaan van de winkel en de parkeervoorziening op een locatie binnen de kern heeft geen nationaal belang en het rijksbeleid vormt dan ook geen belemmering voor de voorgestane ontwikkeling.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) (2011)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen en projectafwijkingsbesluiten voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. Deze vorm van normstelling sluit aan op de vroegere pkb's met concrete beleidsbeslissingen en beslissingen van wezenlijk belang die ook van betekenis waren voor de lagere overheden. Het besluit (eerste tranche) is vastgesteld op 22 augustus 2011 en is op 30 december 2011 in werking getreden. Op 1 oktober 2012 zijn enkele wijzigingen in werking getreden.

In de SVIR is vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet door de Rijksoverheid. Het gaat onder meer om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote Rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische Hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied. In het SVIR wordt bepaald welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Barro bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.

De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels worden gerespecteerd. Het merendeel van de regels legt beperkingen op, daarin is een gradatie te onderkennen. Deze zijn geformuleerd als een 'ja-mits', een 'ja, voor zover', een 'nee, tenzij', een 'nee-als' of een stringente 'nee' bepaling.

Doorwerking initiatieflocatie

Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt met het project die in strijd zijn met één van de nationale belangen. Onderhavig bestemmingsplan is dus in overeenstemming met het Barro.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. Deze Ladder is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen, zodat de ruimte in stedelijke gebieden optimaal wordt benut. De Ladder is per 1 oktober 2012 verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, tweede lid Bro). Kern van de Ladder is dat de stedelijke ontwikkeling op een locatie pas doorgang kan vinden als op regionaal niveau is aangetoond dat er daadwerkelijk een actuele behoefte aan is en dat de beschikbare ruimte in het stedelijk gebied optimaal wordt benut. Van belang daarbij is of elders in de regio een soortgelijke ontwikkeling is gepland die reeds in de behoefte kan voorzien. In juli 2017 is het Bro gewijzigd, waarbij de afzonderlijke treden zijn losgelaten. Artikel 3.1.6, tweede lid Bro luidt nu als volgt:

“De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.”

De eerste en de tweede trede zijn samengevoegd en de derde trede is vervallen. De uitgebreide motivering is beperkt tot 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' buiten het bestaand stedelijk gebied. Tevens is het begrip 'actuele regionale behoefte' vervangen door het begrip 'behoefte' en wordt een nieuw onderdeel toegevoegd waarmee het mogelijk wordt een dubbele Laddertoets bij flexibele planvorming te voorkomen. Uiteindelijk zal de gewijzigde Ladder via het invoeringsbesluit van de Omgevingswet worden ingevoegd in het Besluit kwaliteit leefomgeving. De strekking van de Ladder blijft daarbij gelijk. De Ladder-onderbouwing zorgt ervoor dat de wens om een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk te maken, nadrukkelijk wordt gemotiveerd en afgewogen met oog voor de ontwikkelingsbehoefte van een gebied, maar ook met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte, én voor de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt.

Doorwerking initiatieflocatie

Uitbreiden van een supermarkt wordt opgevat als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De beoogde ontwikkeling voorziet in ruimere bebouwingsmogelijkheden ten opzichte van de huidige planologische situatie.

Toets

BRO heeft een Ruimtelijk-functionele effectenanalyse (rapportnummer 211X08601_1, 24 maart 2017) gemaakt naar de uitbreiding van de Lidl-supermarkt in Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand. Dit rapport is de bron (tenzij anders vermeld) voor de toets van de ontwikkeling aan de ladder voor duurzame verstedelijking in deze paragraaf. Het rapport is opgenomen als bijlage 4 bij het bestemmingsplan. De belangrijkste conclusies uit de ruimtelijk-functionele effectenanalyse zijn samengevat in hoofdstuk twee van die rapportage.

Stap 1: Actuele regionale behoefte

Er is zowel op kwantitatieve als kwalitatieve gronden sprake van een actuele regionale behoefte. Uit de opgestelde marktbenadering blijkt dat er in kwantitatieve zin een aan-zienlijke uitbreidingsruimte wordt verwacht voor de dagelijkse sector. Het beoogde initia-tief van Lidl kan in combinatie met de maximale mogelijkheden van de plannen van Albert Heijn bijna volledig in de verwachte marktruimte worden ingevuld. Zodoende zullen de effecten op het gevestigd aanbod beperkt zijn en ook zullen de effecten op de detailhan-delsstructuur en consumentenverzorging aanvaardbaar zijn.

In kwalitatieve zin speelt het beoogde initiatief in op actuele consumententrends en ont-wikkelingen. De consument kiest immers voor de ruimer opgezette supermarkten. Verder is specifiek de Lidl-formule de afgelopen jaren erg populair onder consumenten en deze formule wint dan ook snel aan marktaandeel. Daarnaast draagt de modernisering van de kleinschalige Lidl bij aan de versterking van de positie van Kaatsheuvel als bovenlokaal verzorgend boodschappencentrum.

Stap 2: Aandacht voor leegstand en transformatie

De ontwikkeling vindt plaats binnen bestaand stedelijk gebied. Het beoogd initiatief be-helst de transformatie van een nu leegstaande woning en een leegstaand bedrijfspand tot moderne supermarkt, met aandacht voor behoud van de omgevingskwaliteit. Het beoog-de initiatief heeft geen onaanvaardbaar negatief effect op de leegstand omdat het niet in de lijn der verwachting ligt dat er aanbod zal verdwijnen. Verder is er geen bestaand leegstaand winkelvastgoed dat het beoogd initiatief kan ondervangen. Daarbij zou het, bezien vanuit de detailhandelsstructuur, niet wenselijk zijn om Lidl te verplaatsen. Een verplaatsing van Lidl zal mogelijk het evenwicht tussen de verschillende trekkers aan de randen van het hoofdwinkelgebied kunnen verstoren.

Stap 3. Passende ontsluiting

Omdat in het beoogd initiatief binnen het bestaand stedelijk gebied ligt, hoeft stap 3 van de ladder niet te worden doorlopen.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Structuurvisie 2010 – partiële herziening 2014

De provincie geeft in de structuurvisie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De visie geeft een ruimtelijke vertaling van de opgaven en doelen uit de Agenda van Brabant. Daarnaast ondersteunt de structuurvisie het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals het economisch-, mobiliteits-, sociaal-, cultureel-, milieu- en natuurbeleid.

De sturing op de kernen in het landelijk gebied sluit aan op de sturing voor stedelijke concentratiegebieden. De provincie streeft naar een robuuste, dat wil zeggen economisch levensvatbare, voorzieningenstructuur in de kernen in het landelijk gebied. Vanwege de verwachte geringe groei van de bevolking is er een beperkte ruimte voor de uitbreiding van detailhandelsvoorzieningen. Daarom is het belangrijk zorgvuldig om te gaan met de bestaande winkelcentra. Dit is een primaire verantwoordelijkheid van de gemeenten. Regionale afstemming rondom ontwikkelingen vindt plaats via de regionale ruimtelijke overleggen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.BPLidlKaatsheuvel-VG01_0010.png"

Figuur 3.1; ligging plangebied op structurenkaart van de Structuurvisie 2010 van Noord-Brabant

Doorwerking initiatieflocatie

Het plangebied ligt in een kern in het landelijk gebied conform de structurenkaart van de Structuurvisie 2010 (figuur 3.1). Het provinciale beleid wil een economisch levensvatbare voorzieningenstructuur in de kernen in het landelijk gebied en wil daarom nieuwvestiging beperken vanwege een afnemende bevolkingsgroei. Leegstaand vastgoed in Kaatsheuvel is daarop een aanvullend argument. Met de uitbreiding van de Lidl wordt geen nieuwe detailhandelsvestiging gecreëerd, het betreft een uitbreiding van een bestaande budgetsupermarkt, waarnaar tevens voldoende vraag is, zoals blijkt uit de ruimtelijk-functionele effectenanalyse (zie bijlage). De uitbreiding is niet in strijd met de provinciale Structuurvisie.

3.2.2 Verordening Ruimte 2014

Op 10 juli 2015 is de Verordening Ruimte 2014 opnieuw vastgesteld. Hierin is een aantal opmerkingen en spelregels opgenomen ten aanzien van detailhandel:

  • Streef naar concentratie van detailhandel en voorkom verspreide bewinkeling;
  • Scherp de toepassing van de ‘Ladder voor duurzame verstedelijking’ aan door detailhandelsontwikkelingen in of aansluitend aan bestaande winkelgebieden te accommoderen;
  • Wees terughoudend met perifere detailhandelsontwikkelingen (zowel wat uitbreiding als branchering betreft).

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.BPLidlKaatsheuvel-VG01_0011.png"

Figuur 3.2; ligging plangebied op structurenkaart van de Verordening ruimte van Noord-Brabant

Doorwerking initiatieflocatie

Het plangebied ligt in een stedelijk concentratiegebied conform de structurenkaart van de Verordening ruimte Noord-Brabant. Ten aanzien van detailhandelslocaties in bestaand stedelijk gebied gelden regels:

4.9 Detailhandelslocaties

  1. 1. Een bestemmingsplan gelegen in bestaand stedelijk gebied kan voorzien in een ontwikkeling of een uitbreiding van een detailhandelslocatie tenzij deze ontwikkeling of uitbreiding leidt tot een bovenregionale detailhandelslocatie.

De Lidl supermarkt wordt hoofdzakelijk bezocht door inwoners van binnen de gemeente Loon op Zand. Aan deze voorwaarde wordt voldaan.

  1. 2. Onder een bovenregionale detailhandelslocatie als bedoeld in het eerste lid, wordt begrepen een detailhandelslocatie waarbij:
    1. a. uit onderzoek blijkt dat ten minste 20% van de bezoekers afkomstig is buiten een straal van 35 kilometer vanaf de beoogde detailhandelslocatie; of
    2. b. het te verwachten aantal bezoekers ten minste 2.500.000 per jaar bedraagt.
  2. 3. De toelichting bij een bestemmingsplan dat voorziet in een ontwikkeling of een uitbreiding van een detailhandelslocatie bevat een verantwoording over de wijze waarop de afspraken die daarover zijn gemaakt in het regionaal ruimtelijk overleg bedoeld in artikel 39.4, onder b, worden nagekomen.

Noord-Brabant heeft een Afsprakenkader Detailhandelsontwikkelingen vastgesteld in oktober 2013. De provincie wil regionale afspraken over detailhandel vastleggen in de RRO. Ten behoeve hiervan heeft de regio Hart van Brabant in 2013 een regionale detailhandelsfoto laten opstellen. Op basis hiervan is het regionale Afsprakenkader Detailhandelsontwikkelingen opgesteld. De belangrijkste afspraak inzake onderhavig initiatief is:

  • Voor locaties/plannen met een vrijwel geheel lokaal verzorgingsgebied (1 gemeente) geldt dat alle gemeenten zelf hun afwegingen maken ten aanzien van locaties en plannen. Wel wordt dus melding gemaakt van deze locaties/plannen in het PoHo EZ&RT.

Met het initiatief is sprake van een goede herinvulling van de locatie. Aan deze voorwaarde wordt voldaan.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Structuurvisie Loon op Zand 2030 (maart 2015)

De structuurvisie legt de missie vast voor de (middel)lange termijn met een planhorizon van 10 tot 15 jaar. De visie fungeert als afwegingskader voor de initiatieven en voor de verdere ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente. In het afwegingskader is nadrukkelijk aandacht voor het benoemen van hoofdstructuren, zoals (bebouwings)linten, groen en verkeer en worden er (woningbouw)projecten verbeeld waarin Loon op Zand de komende jaren energie gaan steken.

Kernopgaven voor de kern Kaatsheuvel (winkelgebied) zijn het versterken van de bestaande ruimtelijke en functionele structuur en het verbeteren van de ruimtelijke uitstraling door met behulp van nieuwe ontwikkelingen kwaliteitsaanbod toe te voegen. In het kader van het project ‘Bruisend Dorpshart’ is een nieuw marktplein gerealiseerd. Onder de noemer ‘Winkelhart’ worden de fysieke en functionele relaties versterkt met het kernwinkelgebied en wordt het Winkelhart aantrekkelijk gemaakt door een ontwikkeling langs de volgende lijnen:

  • Run-shopping: behoud van de huidige concentratie van supermarkten ten noorden van de Hoofdstraat;
  • Thema-shopping: aan de hand van ‘keuken, koken, proeven’ gethematiseerd winkelgebied achter de Hoofdstraat met eventueel uitlopers in het totale winkelgebied;
  • Fun-shopping: bestaande winkelgebied van de Hoofdstraat en Peperstraat.

Zo wordt ook aangegeven dat grootschalige functies, waaronder supermarkten en parkeerconcentraties aan de noordkant van het centrum gesitueerd kunnen worden, aan de Schotsestraat.

Het doel is om Kaatsheuvel als voorzieningencentrum te versterken en de aantrekkelijkheid te vergroten, zowel voor inwoners als bezoekers. De uitbreiding en verfraaiing van de Lidl aan de Gasthuisstraat, nabij het ‘Bruisend Dorpshart’ is in lijn met de kernopgaven voor Kaatsheuvel. De huidige locatie van de Lidl wijkt wel af van de supermarktlocaties als aangegeven in de structuurvisie. Echter is de huidige locatie van de Lidl een bestaande locatie en kan gezien worden als een gunstige locatie voor een trekker van dergelijke omvang in relatie tot zijn omgeving, waarmee wordt bijgedragen aan de aantrekkingskracht van het naastgelegen Bruisend Dorpshart. De uitstraling van de supermarkt aan de Gasthuisstraat is in overleg met de gemeente en de welstandscommissie ontwikkeld.

3.3.2 Startnotitie economisch programma 2016-2020 (december 2015)

Loon op Zand profileert zich als leisure-gemeente en heeft de potentie om te groeien naar een ‘Quality Destination’. Daarmee komt het hoofdaccent van het economisch programma te liggen op leisure-activiteiten. De doelstellingen zijn als volgt:

  • versterken van het vestigingsklimaat;
  • binden verbinden van partijen;
  • behoud en versterking van de werkgelegenheid.

3.3.3 Conclusie beleidskader

Resumerend past het beoogd initiatief gedeeltelijk binnen de relevante beleidskaders. Het betreft een beperkte uitbreiding van een bestaande supermarkt binnen de bestaande hoofdwinkelstructuur. De huidige locatie wijkt weliswaar af van de structuurvisie maar wordt toch als positief ervaren voor een trekker als de Lidl in relatie tot zijn omgeving. Daarbij heeft het initiatief een positief effect op de bovenlokaal verzorgende functie van Kaatsheuvel als bovenlokaal verzorgend winkelgebied.

Hoofdstuk 4 Milieuhygienische En Planologische Aspecten

4.1 Inleiding

Het al dan niet voldoen aan verschillende randvoorwaarden en uitgangspunten is bepalend voor de vraag of een nieuw project ook daadwerkelijk uitvoerbaar is. Hierbij dient te worden onderzocht welke milieuhygiënische aspecten daarbij een rol spelen. In dit hoofdstuk worden de verschillende voor dit project relevante milieuaspecten behandeld.

4.2 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r. wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009. Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen m.e.r.(-beoordeling) uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst D zit, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een gevoelig natuurgebied ligt. Gemeenten en provincies moeten daarom vanaf 1 april 2011 ook bij kleine bouwprojecten beoordelen of een m.e.r.-beoordeling nodig is.

Om te bepalen of een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is, dient bepaald te worden (1) of de ontwikkeling de drempelwaarden uit lijst D van het Besluit m.e.r. overschrijdt, (2) of de ontwikkeling in een gevoelig gebied ligt en (3) of er belangrijke milieugevolgen zijn.

  1. 1. In het besluitgebied wordt een supermarkt met parkeervoorziening gerealiseerd. Er is daarmee geen sprake van een overschrijding van de drempelwaarden uit lijst D van het Besluit m.e.r.
  2. 2. In onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r is bepaald wat verstaan wordt onder een gevoelig gebied. Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd worden op basis van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en waterwingebieden. Uit paragraaf 4.7 (Flora en fauna) van onderhavig bestemmingsplan volgt dat de initiatieflocatie niet ligt in een gebied dat beschermd wordt op basis van de natuurwaarden. Daarnaast is er geen sprake van externe werking op de Ecologische Hoofdstructuur, een Vogel- of Habitatrichtlijngebied of overig beschermd natuurgebied. Het besluitgebied behoort niet tot een waterwinlocatie, waterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied. Ook behoort het besluitgebied niet tot een gebied waarbinnen een Rijksmonument ligt of een Belvédèregebied. Daarnaast is er geen sprake van een landschappelijk waardevol gebied.
  3. 3. In onderstaande paragrafen worden de verschillende milieueffecten beschouwd, zoals geluid en luchtkwaliteit. Hieruit blijkt dat er met onderhavig project geen sprake zal zijn van nadelige milieugevolgen.

Conclusie

Zoals in bovenstaande opsomming blijkt, is het niet noodzakelijk een m.e.r.-beoordeling uit te voeren.

4.3 Geluid (Wegverkeer)

In de Wet geluidhinder (Wgh) is vastgesteld dat, indien in het besluitgebied geluidgevoelige functies (zoals woningen) zijn voorzien binnen de invloedssfeer van (weg)verkeerslawaai, akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden bij een ruimtelijk project. Dit geldt voor alle straten en wegen, met uitzondering van:

- wegen die in een als ‘woonerf’ aangeduid gebied liggen;

- wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.

Een supermarkt, met bijbehorend parkeerterrein is geen geluidsgevoelige functie, waardoor akoestisch onderzoek conform de Wgh niet noodzakelijk is.

Conclusie

Een supermarkt is geen geluidgevoelige functie. Het initiatief is aanvaardbaar voor het aspect geluid (wegverkeer).

4.4 Geluid (Industrielawaai)

Voor de inpassing van het planvoornemen en de belangenafweging tussen de bestaande bedrijvigheid en de nieuw te realiseren geluidsgevoelige bestemmingen is een akoestisch onderzoek industrielawaai (Econsultancy, rapportnummer 3162.001, 9 december 2016) uitgevoerd. Doel van het onderzoek is het bepalen van de geluidbelasting op de gevels van de omliggende geluidsgevoelige objecten ten gevolge van de activiteiten binnen en buiten (indirecte hinder) het plan. De inpasbaarheid van het plan wordt getoetst aan de hand van het gemeentelijk geluidbeleid. Het toetsingskader voor een type B inrichting wordt gevormd door het Activiteitenbesluit.

De gemeente Loon op Zand heeft in 2005 een Nota Industrielawaai vastgesteld, het plan valt volledig binnen de aangegeven ‘gemengde woonwijk met bedrijfsactiviteiten en verkeer’ op de kaart met gebiedsindelingen. Daarnaast gelden de geluidsnormen zoals opgenomen in het Activiteitenbesluit voor type A en B inrichtingen en de Circulaire 'Geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting' (verder Circulaire, VROM, d.d. 29 februari 1996). Samengevat gelden voor het plan de volgende grenswaarden:

  • 50 dB(A) langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (etmaalwaarde);
  • 70 dB(A) maximale geluidsniveau (etmaalwaarde).

Ontheffingen op bovenstaande geluidsbelastingen zijn na bestuurlijke afweging mogelijk.

Het verkeer afkomstig van de Lidl zal direct worden opgenomen in het heersende verkeersbeeld van de Gasthuisstraat. Het plan genereert in totaal circa 2.976 verkeersbewegingen. Per rijrichting op de Gasthuisstraat zal bij een evenredige verdeling van het verkeer sprake zijn van 1.488 extra verkeersbewegingen. De extra verkeersbewegingen zullen met een bijdrage van 0,8 dB akoestisch en voor het gehoor niet herkenbaar zijn ten opzichte van de circa 7.550 overige voertuigen of het verkeer naar de AH op 400 meter afstand van de Lidl. De indirecte hinder ten gevolge van de supermarkt is derhalve niet in onderhavig rapport onderzocht.

De berekeningen zijn verricht aan de hand van de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai (HMRI 1999) en met behulp van het programma Geomilieu versie 4.10. In het kader van een goede ruimtelijke onderbouwingonderbouwing zijn van alle relevante activiteiten (inclusief het in het Activiteitenbesluit uitgezonderde laden en lossen) de geluidsbelastingen inzichtelijk gemaakt. Conform de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening is voor de dag- en avond-/nachtperiode voor de woningen een beoordelingshoogte van respectievelijk 1,5 en 5,0 meter gehanteerd. Voor de appartementen zijn afwijkende beoordelingshoogten gehanteerd.

Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau

Ten gevolge van de activiteiten binnen de inrichting vinden, met uitzondering van de zijgevel van Gasthuisstraat 16, geen overschrijdingen van de grenswaarden plaats. De overschrijding op de zijgevel van de Gasthuisstraat 16 is beperkt tot de dag- en avondperiode en bedraagt 3 dB. Maatgevend voor de overschrijding zijn de verkeersbewegingen van de bezoekers. Het parkeerterrein wordt geasfalteerd, waardoor verdere bronmaatregelen niet mogelijk zijn. Alleen door middel van overdrachtsmaatregelen kan een reductie van de geluidsbelasting worden gerealiseerd. Voor een effectieve afscherming van de verkeersbewegingen is een geluidsscherm van minimaal 6 meter hoogte noodzakelijk. Een dergelijke overdrachtsmaatregel zal op overwegende stedenbouwkundige en financiële bezwaren stuiten.

Maximale geluidniveaus

Ter plaatse van de Gasthuisstraat 16 en de Marktstraat 19C treden in de dag- en avondperiode overschrijdingen van de grenswaarden op. Ter plaatse van de overige geluidsgevoelige bestemmingen treden geen maximale geluidniveaus van 70 dB(A) etmaalwaarde op. De overschrijdingen worden uitsluitend veroorzaakt door dichtslaande autoportieren van bezoekers.

Gezien de huidige inrichting van het parkeerterrein zal ter hoogte van Marktstraat 19C geen sprake zijn van een verslechtering van het woon- en leefklimaat. De bestaande parkeervakken liggen op vergelijkbare afstand van de woning als de toekomstige parkeervakken. Ter plaatse van de Gasthuisstraat 16 zal een overdrachtsmaatregel van vergelijkbare hoogte als ten behoeve van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau noodzakelijk zijn voor een effectieve afscherming van de maximale geluidniveaus bij de parkeervakken. Een dergelijke overdrachtsmaatregel zal op overwegende stedenbouwkundige en financiële bezwaren stuiten. Naar verwachting zal het merendeel van de bezoekers in de avondperiode overigens dichtbij de ingang parkeren en geen overschrijdingen veroorzaken. Echter kan niet volledig worden uitgesloten dat incidenteel een nabijgelegen parkeervak wordt gebruikt.

Bestuurlijke afweging

Gezien de beperkte openingstijden tot 21.00 uur (maximaal 2 dagen in de week, overige dagen tot maximaal 20.00 uur) wordt geadviseerd om de gerapporteerde geluidsbelastingen acceptabel te achten. De initiatiefnemer heeft conform het BBT-principe reeds in de planfase geluidsreducerende maatregelen getroffen aan bijvoorbeeld de situering van de dakinstallaties, de verharding van het parkeerterrein en het inpandig laden en lossen voor de bevoorrading. Gezien bovenstaande afwegingenwordt in het kader van de toetsing aan het Activiteitenbesluit geadviseerd een bestuurlijke afweging te maken om middels maatwerkvoorschriften ontheffing te verlenen voor de gerapporteerde maximale geluidniveaus.

Bij ontheffing van de gerapporteerde langtijdgemiddeld beoordelingsniveaus dient een binnenniveau van 35 dB(A) te worden gewaarborgd. Bij een langtijdgemiddeld beoordelingsniveau in de avondperiode van 48 dB(A) is een karakteristieke geluidwering van minimaal 18 dB benodigd. Van een relatief nieuwe woning (bouwjaar 2001) die in goede staat van onderhoud verkeert, mag een minimale gevelwering van 20 dB worden aangenomen en is een nader onderzoek naar de geluidwering van de gevels niet noodzakelijk.

Het akoestisch onderzoek omgevingslawaai is als bijlage 5 bijgevoegd.

4.5 Luchtkwaliteit

De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Bij de start van nieuwe bouwprojecten moet onderzocht worden of het effect van een nieuw initiatief relevant is voor de luchtkwaliteit. Een nieuw initiatief is niet relevant als aannemelijk kan worden gemaakt dat de luchtkwaliteit “niet in betekenende mate” aangetast wordt. Daartoe is een algemene maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate’ (Besluit NIBM) en een ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels vastgelegd zijn die betrekking hebben op het begrip NIBM. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.BPLidlKaatsheuvel-VG01_0012.png"

Figuur 4.1; Worst-case berekening voor de bijdrage van het extra verkeer voor de luchtkwaliteit

De in dit bestemmingsplan opgenomen ontwikkeling valt niet onder de in de regeling NIBM opgenomen lijst met categorieën van gevallen. Als gevolg van de invulling met detailhandel in plaats van bedrijven zal de verkeersaantrekkende werking toenemen met 1.115 mvt/weekdag (zie paragraaf 4.10 Verkeer en parkeren).

Voor kleinere ruimtelijke projecten en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft het ministerie van Infrastructuur en Milieu in samenwerking met Kenniscentrum InfoMil een specifieke rekentool ontwikkeld. Uit deze rekentool blijkt dat 1.148 extra voertuigen per dag (aandeel vrachtverkeer < 0,5%) niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit en onderzoek niet nodig is.

Conclusie

De luchtkwaliteit wordt niet in betekenende mate aangetast met de voorgestane ontwikkeling en er zijn met betrekking tot luchtkwaliteit geen belemmeringen voor de initiatieflocatie.

4.6 Externe Veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico’s voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico’s ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico’s dienen te worden beoordeeld op twee maatstaven, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn etc.).

Groepsrisico

Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).

Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van het groepsrisico moeten andere kwalitatieve aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de veiligheidsregio.

Risico inventarisatie

Er moet getoetst worden aan het Bevi, het Bevb en het Bevt wanneer bij een ontwikkeling (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan. (Beperkt) kwetsbare objecten zijn o.a. woningen, scholen, ziekenhuizen, hotels, restaurants. Aangezien er met het project een supermarkt van ongeveer 2.324 m2 bvo wordt gerealiseerd, is toetsing dus noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.BPLidlKaatsheuvel-VG01_0013.png"

Figuur 4.2; uitsnede risicokaart provincie Noord-Brabant

Volgens de risicokaart van de provincie Noord-Brabant zijn in het besluitgebied en de directe omgeving daarvan geen bedrijven gevestigd die gevaarlijke stoffen transporteren of opslaan. De dichtstbijzijnde gevaarlijke inrichting ligt op een afstand van meer dan 200 meter (het LPG-tankstation aan de Berndijksestraat). De Efteling is ook aangemerkt als risicovolle inrichting. Reden is de opslag van propaan in een bovengrondse tank met opstelplaats voor een tankwagen. Het invloedsgebied reikt niet verder dan de terreingrens. Gezien de afstand van ongeveer 700 meter tot de Efteling is deze inrichting niet van invloed op de ontwikkeling.

Het besluitgebied bevindt zich niet in de PR 10-6 contour of invloedsgebied van de inrichting. Er bevinden zich eveneens geen transportroutes van gevaarlijke stoffen en buisleidingen in de directe omgeving van het besluitgebied.

Op basis van de risicokaart valt het noordelijk gedeelte van het plangebied voor een beperkt deel binnen het invloedsgebied van Stahl Europe B.V.. Deze inrichting betreft een bedrijf dat valt binnen de categorie Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO). De plaatsgebonden risicocontour valt niet binnen het plangebied. Gezien de ruime afstand van meer dan 4 km tot de inrichting wordt geen (significante) toename van het groepsrisico verwacht. Vluchten van de bron af is gezien de ligging van de entree van de supermarkt aan de zuidzijde van de bebouwing ter plaatse van de parkeerplaats goed mogelijk. Verder betreft het de uitbreiding van een bestaande supermarkt en zijn de bezoekers van de supermakrt zelfredzaam, of onder begeleiding van zelfredzame personen waardoor het handelingsperspectief goed is.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat in het kader van de externe veiligheid geen belemmeringen aanwezig zijn. Door de brandweer Midden- en West-Brabant (sector Risicobeheersing) is aangegeven dat op onderhavig planvoornemen het standaardadvies externe veiligheid van toepassing is. Dit advies is als bijlage 6 bij het bestemmingsplan toegevoegd.

4.7 Bodem

De bodemkwaliteit vormt bij ontwikkeling van ruimtelijke functies een belangrijke afweging. Er dient in beeld te worden gebracht of de beoogde functie of het beoogde gebruik kan worden toegelaten met het oog op de bodemkwaliteit. Dit houdt in dat de bodemkwaliteit ter plaatse geen beletsel mag zijn voor de beoogde bestemming of gebruik.

Voor alle percelen die onderdeel vormen van het plangebied is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Hieronder worden enkel de conclusies van dit onderzoek weergegeven. De volledige rapportages, 4 in totaal, zijn als bijlage 7, 8, 9, en 10 bij het bestemmingsplan toegevoegd.

Conclusies

De resultaten van de verkennende bodemonderzoeken geven geen aanleiding voor het verrichten van een nader bodemonderzoek naar de aard, omvang en risico’s van de tijdens onderhavig onderzoek aangetoonde verontreinigingen. De aangetoonde verontreinigingen leveren bij het huidige gebruik van de bodem geen beperkingen op. Er bestaan tevens geen aanleidingen voor sanerende maatregelen. De bodem is geschikt bevonden voor het beoogde gebruik.

4.8 Water

Een waterparagraaf is sinds 2003 een verplicht onderdeel van ieder ruimtelijk plan.

Waterrelevant beleid en regelgeving

Relevante beleidsstukken op het gebied van water zijn het Provinciaal Waterplan en de Verordening ruimte van de provincie Noord-Brabant, het Waterbeheersplan 2016-2021 “krachtig water”, handreiking watertoets (versie maart 2015) en Keur 2015 met bijbehorende algemene regels en beleidsregels van waterschap Brabantse Delta, het Nationaal Waterplan, het rapport Waterbeleid voor de 21ste eeuw, Nationaal Bestuursakkoord Water en de Europese Kaderrichtlijn Water. Belangrijkste gezamenlijke punt uit deze beleidsstukken is dat water een belangrijk sturend element is in de ruimtelijke ordening.

Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente op basis van de volgende wettelijke kerntaken: het zuiveringsbeheer, watersysteembeheer, beheer van dijken en beheer van vaarwegen.

Het watersysteembeheer waaronder grondwater heeft daarbij twee doelen: zowel de zorg voor gezond water als de zorg voor voldoende water van voldoende kwaliteit. Het beleid en de daarmee samenhangende doelen van het waterschap zijn opgenomen in het waterbeheerplan 2016-2021, wat tot stand is gekomen in samenspraak met de waterpartners. Zo zijn bijvoorbeeld relevante waterthema's gekoppeld aan de belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen in de regio. Daarnaast heeft het waterschap waar nodig nog toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema's/speerpunten uit het waterbeheersplan en heeft het waterschap een eigen verordening; De Keur en de Legger.

De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. De legger geeft aan waar de waterstaatswerken plus bijbehorende beschermingszones liggen, aan welke afmetingen en vorm die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is. Veelal is voor deze ingrepen een watervergunning van het waterschap benodigd. In sommige gevallen vallen de werkzaamheden onder een Algemene regel. Dan kan er onder voorwaarden sprake zijn van vrijstelling van de vergunningsplicht. De Keur en de Algemene regels zijn te raadplegen via de site van waterschap Brabantse Delta.

Het waterschap hanteert bij nieuwe ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de 'natuurlijke' waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren. De technische eisen en uitgangspunten voor het ontwerp van watersystemen zijn opgenomen in de 'beleidsregel Afvoer hemelwater door toename en afkoppelen van verhard oppervlak en de hydrologische uitgangspunten bij de keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen'.

Het waterschap maakt bij het beoordelen van plannen met een toegenomen verhard oppervlak onderscheid tussen 3 soorten plannen <2.000 m2, 2.000 - 10.000 m2 en >10.000 m2. Hoewel er relatief veel kleine plannen zijn veroorzaken deze op deelstroomgebiedsniveau nauwelijks een toename van de maatgevende afvoer. Dit heeft er toe geleid dat voor kleine plannen kan worden volstaan met het toepassen van een eenvoudige rekenregel voor het bepalen van de compensatie-opgave. Voor grotere plannen (>10.000 m2) volstaat de rekenregel niet voor het bepalen van de compensatie-opgave, omdat de impact van dergelijke plannen op het watersysteem (veel) groter is. Voor grote plannen is daarom altijd een waterhuishoudkundig onderzoek door de initiatiefnemer noodzakelijk en dient het waterschap vroegtijdig te worden betrokken.

Tot slot vindt het Waterschap het belangrijk dat er zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van milieuvriendelijke bouwmaterialen en het achterwege laten van uitlogende bouwmaterialen, zoals lood, koper, zink en zacht PVC. Deze stoffen kunnen zich ophopen in het water(bodem)systeem en hebben hierdoor een zeer nadelige invloed op de water(bodem)kwaliteit en ecologie.

Keur en waterhuishouding

De Brabantse waterschappen hebben in de nieuwe keur (vigerend sinds 2015) besloten dat er geen compensatieplicht bestaat voor plannen en projecten tot en met 2.000 m2. De toename van het verhard oppervlak bedraagt ongeveer 850 m2, namelijk vanwege het verharden van het achtererf van de Gasthuisstraat 18, het achtererf is in de huidige situatie ingericht als tuin.

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.BPLidlKaatsheuvel-VG01_0014.png"

Figuur 4.3; Plangebied en bestaande situatie verharding

Bij een toename van het verhard oppervlak (500 – 10.000 m2) hanteert de gemeente het volgende uitgangspunt (hemelwatervisie 2016):

  • Benodigde retentiecapaciteit (m3) = toename verhard oppervlak (m2) * gevoeligheidsfactor (1) * 0,06.

Infiltratievoorziening

De toename van het verhard oppervlak dient gecompenseerd te worden door middel van waterberging. Waterberging moet geregeld zijn gelijktijdig met de aanleg van deze verharding. Bij het realiseren van waterberging dient rekening gehouden te worden met de bodemopbouw en waardevolle bomen. De ontwikkelaar positioneert een infiltratievoorziening ten westen van het nieuwe supermarktgebouw. De infiltratievoorziening heeft een capaciteit van ongeveer 55 m3 en wordt op de locatie van de bestaande bebouwing c.q. toekomstige parkeerplaats gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.BPLidlKaatsheuvel-VG01_0015.png"

Figuur 4.4; infiltratievoorziening

Oppervlaktewater

Op of nabij het plangebied zijn geen oppervlaktewateren aanwezig. Het plan heeft geen effecten op het oppervlaktewater.

Riolering

In 2015 is er een nieuw regenwaterriool inclusief een waterberging onder de weg m.b.v. Aquaflow (1250 m3) aangelegd in de Gasthuisstraat. Het uitgangspunt is om het terrein van de Lidl inclusief de dakvlakken van de bebouwing aan te sluiten op het regenwaterriool van de gemeente. De gemeente heeft tijdens de werkzaamheden in de Gasthuisstraat een uitlegger (rond 600 mm) aangelegd tussen huisnummer 24 en 22 (huidig inrit). De initiatiefnemer maakt gebruik van deze uitlegger en maakt geen nieuwe aansluiting op het gemeentelijk stelsel. Het betreft een wateroverlastgevoelig gebied. Het advies van de gemeente is derhalve om 25 cm boven de aswegpeil te realiseren. Voor het vuilwater moet gebruik gemaakt worden van de bestaande uitleggers van het gemeente vuilwaterstelsel. Zowel bij de realisatie van de infiltratievoorziening evenals de aansluiting op het regenwaterriool zal geen gebruik worden gemaakt van uitlogende materialen.

Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.9 Natuurbescherming

De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in de Wet natuurbescherming (per 1 januari 2017). Deze wet vormt een uitwerking van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatige gebiedsbescherming plaats door middel van het Natuurnetwerk Nederland.

4.9.1 Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt niet in de directe nabijheid van een Vogel- of Habitatrichtlijngebied. Ook maakt het geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur. Zuidoostelijk ligt het Nationaal Park Loonse en Drunense Duinen, een Habitatrichtlijngebied en onderdeel van de (Provinciale) Ecologische Hoofdstructuur. Dit gebied ligt ten oosten van de A261, op meer dan een kilometer afstand. Er is geen aanleiding te veronderstellen dat er door de geplande activiteiten sprake zou kunnen zijn van enige negatieve invloed op dit gebied. De ligging van het plangebied, de relatief grote afstand en de aard van de toekomstige verandering en activiteiten op het plangebied liggen ten grondslag aan deze uitspraak.

Voor de volledigheid is een stikstofdepositieberekening van de vergroting van de supermarkt gemaakt met Aerius. Voor de berekening zijn de brongegevens van de verkeersaantrekkende werking ingevoerd. De toename van verkeer vanwege de planontwikkeling bedraagt 1115 verkeersbewegingen, waarvan 0,5% vrachtverkeer. Dat zijn 1109 verkeersbewegingen en 6 vrachtverkeersbewegingen. Uit de berekening volgt dat in Natura 2000-gebieden geen van de rekenresultaten hoger is dan de drempelwaarden. De uitkomst van de berekening is als bijlage 11 opgenomen.

4.9.2 Soortenbescherming

De initiatieflocatie ligt centraal in de bebouwde kom van Kaatsheuvel. De locatie wordt is in de huidige - en toekomstige situatie als detailhandelsfunctie in gebruik. De tuin van Gasthuisstraat 18 wordt geamoveerd en maakt plaats voor verharding. Vanwege het intensieve gebruik door de mens, de solitaire en besloten ligging van de tuin van Gasthuisstraat 18, is het de verwachting dat het gebied ongeschikt is als habitat voor beschermde soorten. Binnen het plangebied zijn tevens geen groenstructuren van enige ecologische betekenis aanwezig.

Conclusie

Gezien de afstand en de aard van de ontwikkelingen zijn negatieve effecten op Natura 2000 gebieden op voorhand uitgesloten. De initiatieflocatie is naar verwachting ongeschikt als habitat voor beschermde soorten. Bestaande groenstructuren zijn niet van ecologische waarde.

4.10 Archeologische En Cultuurhistorische Waarden

Archeologie

Uit de IKAW (Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden) blijkt dat voor de initiatieflocatie geen archeologische waarden zijn gekarteerd. Volgens de handreiking van het

IKAW is karteren in deze gebieden nodig, tenzij:

  • ontgrondingen of iets dergelijks tot diepgaande verstoringen hebben geleid;
  • de verstoring met het project oppervlakkig is en de te verwachten of bekende bewoningslagen diep liggen.

Of onderzoek noodzakelijk is, is uiteraard mede afhankelijk van de bouwwijze en ontgravingsdiepte. Gezien het huidige ruimtegebruik waarbij in zekere mate sprake zal zijn van verstoring door de graafwerkzaamheden ten behoeve van de bouw van de supermarkt en woningen, is er op de locatie vrijwel zeker geen sprake van bodemprofielen welke over een groot oppervlak nog in tact zijn. Daarbij is de bodem op dit moment moeilijk toegankelijk in verband met aanwezige verhardingen.

Inmiddels is door uitgevoerde onderzoeken in de omgeving, een (nog niet vastgestelde) archeologische waardenkaart en historische informatie, veel meer bekend over (de omgeving van) het plangebied.

Op de (opgestelde) archeologische verwachtingskaart wordt het plangebied met archeologische verwachting aangeduid (zie figuur 4.5). In het kader van de beoordeling van het aspect archeologie is aangegeven dat bij bodemingrepen groter dan 100 m2, gekeken moet worden of archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Daarnaast is de bodem in het plangebied door de bestaande bebouwing reeds in meer of mindere mater verstoord geraakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.BPLidlKaatsheuvel-VG01_0016.png"

Figuur 4.5; Uitsnede archeologische verwachtingskaart Loon op Zand; het plangebied ligt binnen de cirkel

Naar aanleiding hiervan is op basis van het concrete bouwplan bekeken wat het oppervlak van de bodemingreep is voor de realisatie van de nieuwe supermarkt. Hieruit blijkt dat de bodemingreep zich zal beperken tot de fundering welke tevens deels gelegen is ter plaatse van de inmiddels gesloopt bebouwing. Hier zijn de gronden in middels geroerd en daarmee verstoord geraakt. Voor het resterende deel van de fundering (niet ter plaatse van de voormalige bebouwing) bedraagt het oppervlak van de bodemingreep 64 m2. De vloer van de nieuwe supermarkt wordt dusdanig geconstrueerd dat hiervoor geen bodemingrepen plaatsvinden. Verder wordt de infiltratievoorziening aangelegd binnen de contour van de bestaande bebouwing waar de gronden reeds geroerd en verstoord is. In onderstaand afbeelding is de bodemingreep in relatie tot de bestaande bebouwing inzichtelijk gemaakt.

Hoewel klein kan de aanwezigheid van archeologische sporen of resten nooit volledig worden uitgesloten. Indien toch archeologische sporen of resten worden aangetroffen dient hiervan melding te worden gemaakt bij de Minister van OCW (in de praktijk de RCE) of zoals gangbaarder is bij de gemeente Loon op Zand conform Artikel 5.10 en 5.11 (Archeologische toevalsvondst en waarneming) van de Erfgoedwet 2015.

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.BPLidlKaatsheuvel-VG01_0017.png"

Figuur 4.6; Verantwoording oppervlak bodemingreep

Conclusie

Aangezien alleen gegraven wordt in gebieden die reeds verstoord zijn door de bestaande bebouwing uit de jaren 80/90 en in het nu onbebouwde deel van het plangebied archeologievriendelijk gebouwd zal worden, is archeologisch onderzoek voorafgaand aan de ontwikkeling niet noodzakelijk. Wel dient, in het nu onbebouwde gebied, de dubbelbestemming archeologie te worden gehandhaafd.

Cultuurhistorie

Beleidskader

Per 1 juli 2011 is de Modernisering Monumentenzorg (MoMo) in werking getreden. Als gevolg van de MoMo is de Bro per 1 januari 2012 (artikel 3.6.1, lid 2) gewijzigd. Wat eerst alleen voor archeologie gold, geldt nu ook voor al het cultureel erfgoed: in de toelichting van het bestemmingsplan, dient een beschrijving te worden opgenomen hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

Het is daarmee dus verplicht om de facetten historische (stede)bouwkunde en historische geografie mee te nemen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.

De bebouwing in de omgeving van het plangebied is zeer verschillend van aard. Het functionele gebruik domineert het straatbeeld waardoor enkel aanwezige architectonische bijzondere objecten minder tot uiting komen. Kleinschaligheid en differentiatie in het bebouwingsbeeld uitgevoerd in een traditionele bouwstijl geven een dorpse sfeer. De vormgeving van de bebouwing van de Lidl is geënt op een eigentijds gevelbeeld waarin historische aspecten zijn terug te vinden (behoud van de voorgevel van het pand aan de Gasthuisstraat 24). De gevelkarakteristiek wordt gekenmerkt door een traditionele roodbruine bouwsteen en moderne, strakke lijnen in combinatie met grote glasplaten anderzijds.

Conclusie

Er zijn voor wat betreft cultuurhistorie geen bijzonderheden binnen de initiatieflocatie. Het nieuwe gebouw wordt stedenbouwkundig ingepast in het bestaande straatbeeld. Dit aspect vormt dan ook geen belemmering voor de voorgestane ontwikkeling.

4.11 Verkeer En Parkeren

De herontwikkeling van de bestaande situatie naar de realisatie van een supermarkt zorgt voor een verandering in de verkeersstromen en de parkeersituatie. In deze paragraaf wordt allereerst kort ingegaan op de verkeersproductie van de nieuwe bestemming, daarna de gevolgen voor de verkeersafwikkeling op het onderliggende wegennet en tot slot is de parkeerbalans gegeven. Vervolgens wordt ingegaan op de vraag in hoeverre wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

Verkeersgeneratie

De uitbreiding zorgen voor extra verkeersbewegingen. Op basis van de CROW kengetallen is de verkeersproductie van de huidige en toekomstige functies in beeld gebracht. De uitgangspunten en de berekening zijn opgenomen in de bijlage. Voor de berekening van de verkeersproductie is uitgegaan van ‘schil centrum’ en een ‘matig stedelijk gebied’ en is uitgegaan van de gemiddelde verkeersgeneratie.

Uit deze berekeningen blijkt dat de herontwikkeling van het plangebied 2.038 motorvoertuigbewegingen per etmaal genereert, in de bestaande situatie zijn dat 923 motorvoertuigbewegingen per etmaal. De toename in verkeersbewegingen (lichte motorvoertuigen) bedraagt dan 1.115 mvt/etmaal.

De supermarkt wordt op werkdagen en zaterdagen 2 keer bevoorraad door een vrachtwagen (trekker met oplegger), in de nieuwe situatie wordt de supermarkt naar verwachting eveneens 2 keer bevoorraad. Het laden en lossen vindt plaats op de inpandige laad- en loshaven aan de Gasthuisstraat tussen 07:00 uur en 19:00 uur.

Parkeren

Om de parkeerbehoefte te berekenen zijn de parkeernormen van de gemeente Loon op Zand gehanteerd. In het document 'Uitwerking Parkeerbeleid Loon op Zand staat beschreven dat de parkeernorm voor detailhandel groter dan 600 m2 bvo 6,0 p.p. / 100 m2 bvo bedraagt (5,0 voor bezoekers en 1,0 voor personeel). Uit de parkeerberekening blijkt dat voor de toekomstige ontwikkeling in totaal 21,91 x 6 = 132 parkeerplaatsen nodig zijn. Dit aantal is gebaseerd op de parkeerbehoefte van de nieuwe functie in het plangebied.

Uit deze gemeentelijke parkeerbalans blijkt dat onvoldoende wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor de voorziene ontwikkeling (zie figuur 4.7).

Lidl supermarkt Gemeentelijke parkeernorm
bvo 2.191
norm 6,0 per 100 m2 bvo
behoefte 132 pp
capaciteit 115 pp
tekort/overschot - 17 pp

Figuur 4.7; parkeerbehoefte conform gemeentelijke parkeernormen

De Lidl realiseert 115 gebruiksvriendelijke parkeerplaatsen. Deze parkeervakken zijn breder dan de landelijk voorgeschreven normen, namelijk 2,70 meter in plaats van de landelijke 2,45/2,50 meter. Hiermee wordt voorkomen dat bezoekers fout parkeren en zodoende parkeerplaatsen verloren gaan. Het aantal beschikbare parkeerplaatsen ten opzichte van de huidige situatie daarmee toe, terwijl het aanbod van de Lidl nauwelijks toeneemt. Daarnaast wordt het parkeren geoptimaliseerd door bredere parkeerplaatsen.

De Lidl heeft aangegeven de beschikking te hebben over benchmarkgegevens die een lagere parkeernorm onderbouwen. Er is namelijk door de Lidl een parkeertelling uitgevoerd op drie verschillende vestigingen (Oostburg, Middelharnes en Vlissingen). Uit dit onderstaande overzichten blijkt dat het aantal parkeerplaatsen dat daadwerkelijk wordt gebruikt, ruim onder de gestelde norm blijft. Op basis van deze bevindingen zal het geplande aantal parkeerplaatsen voldoen aan de werkelijke parkeervraag.

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.BPLidlKaatsheuvel-VG01_0018.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.BPLidlKaatsheuvel-VG01_0019.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.BPLidlKaatsheuvel-VG01_0020.png"

Wel wordt door de gemeente aanvullend nog geadviseerd om de parkeerplaatsen 2,50 meter breed te maken zodat meer parkeerplaatsen aangelegd kunnen worden en daarmee het aantal parkeerplaatsen nog dichter bij de huidige parkeernorm komt. Dit zal bij de verdere uitwerking van de inrichting van het parkeerterrein meegenomen worden.

Uit hoofdstuk 2 blijkt dat Lidl met de nieuwe supermarkt vooral wil inzetten op een verbetering van de winkelervaring van de consument en de bevoorrading. Het assortiment dat Lidl aanbiedt aan de Gasthuisstraat blijft vrijwel gelijk ten opzichte van de bestaande situatie.

Ontsluiting en bevoorrading

De ontsluiting van het parkeerterrein vindt plaats vanaf de Gasthuisstraat. De in-/uitrit wordt gebruikt door alle bezoekende klanten (automobilisten, voetgangers en fietsers). Het laden en lossen vindt direct plaats aan de Gasthuisstraat. De laad- en losplaats bevindt zich inpandig teneinde geluidsoverlast op omliggende woningen te voorkomen.

De Gasthuisstraat is recent nieuw ingericht. De aansluiting van de in-/uitrit voor de parkeerplaats en de laad-/losplaats op het openbaar gebied dient hierop te worden afgestemd. Hiervoor is door de gemeente een inrichtingsplan voor de nieuwe inrichting van het openbaar gebied als onderdeel van het planvoornemen opgesteld. Een afbeelding hiervan is hieronder opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.BPLidlKaatsheuvel-VG01_0021.png"

Definitieve ontwerp inrichting openbaar gebied

Conclusie

Er worden als gevolg van de uitbreiding van detailhandelfunctie (supermarkt) circa 1.115 motorvoertuigen extra verwacht. Een berekening van de parkeerbalans met gemeentelijke kengetallen toont aan dat niet kan worden voldaan aan de parkeernorm. Echter, Lidl heeft een parkeertelling uit laten voeren op drie vestigingen. Uit dit parkeeronderzoek is gebleken dat het aantal parkeerplaatsen dat daadwerkelijk wordt gebruikt, ruim onder de gestelde norm blijft. Op basis van deze bevindingen zal het geplande aantal parkeerplaatsen voldoen aan de werkelijke vraag.

4.12 Bedrijven En Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies zoals woningen. Bij de planontwikkeling dient rekening gehouden te worden met milieuzoneringen om zodoende de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende zekerheid te bieden zodat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren. Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’.

Analyse

Gezien de ligging van de initiatieflocatie in de nabijheid van diverse functies als wonen, detailhandel, horeca en sport is er sprake van een gemengd gebied. Een supermarkt valt in de categorie supermarkten, warenhuizen met SBI-code 471 en een richtafstand van 10 meter in een rustige woonwijk. Aangezien er sprake is van een gemengd gebied kan de richtafstand verkleind worden naar 0 meter. De afstand tot de dichtstbijzijnde woningen bedraagt circa 5 meter. Aan de richtafstand voor een supermarkt wordt voldaan.

In de supermarkt komt ook een bake-off. Dit is conform de VNG-uitgave “Detailhandel brood en banket met bakken voor eigen winkel” (SBI code 4724). Voor deze activiteiten geldt eveneens een richtafstand van 10 meter in een rustige woonwijk. Ook voor deze activiteit kan de richtafstand verkleind worden naar 0 meter. De bake-off is aanvaardbaar. Laden en lossen wordt in de nieuwe supermarkt inpandig gerealiseerd. Met name voor het aspect geluid is dit een verbetering van de huidige situatie. In dat kader is een akoestisch onderzoek industrielawaai uitgevoerd. Zie voor de resultaten van dit onderzoek paragraaf 4.4).

Conclusie

Gezien het bovenstaande zijn er voor wat betreft het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmeringen voor de voorgestane ontwikkeling. Er is sprake van een verantwoorde situatie.

4.13 Kabels En Leidingen

In het besluitgebied en in de directe omgeving liggen geen kabels of leidingen die planologisch relevant zijn. Er zijn uit dit oogpunt derhalve geen belemmeringen voor de realisatie van de supermarkt.

Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten

5.1 Inleiding

In een bestemmingsplan zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor een bepaald gebied opgenomen. Het onderhavige bestemmingsplan regelt de inrichting van het gebied door voor de gronden bestemmingen aan te wijzen. Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (kaart) in samenhang met de regels. In deze paragraaf wordt het juridische deel van het bestemmingsplan nader toegelicht.

5.2 Uitgangspunten

5.2.1 Wettelijk kader

Het wettelijk kader wordt sinds 1 juli 2008 gevormd door de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De wettelijke regeling voor bestemmingsplannen is vervolgens verder ingevuld door het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008. Het bestemmingsplan dient te voldoen aan de als bijlage bij de voornoemde Regeling opgenomen Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Dit betekent dat bestemmingsplannen kwalitatief gelijkwaardig zijn en uniform in aanpak, uitvoering, uitwisseling van gegevens en raadpleging daarvan.

5.2.2 Planonderdelen

Onderhavig bestemmingsplan 'Lidl Kaatsheuvel' bestaat uit een verbeelding, de regels en een toelichting. De verbeelding en de regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. Verbeelding en regels dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden opgenomen en toegepast.

Op de verbeelding krijgen alle gronden binnen het plangebied een bestemming. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. De juridische betekenis van deze bestemmingen en aanduidingen zijn terug te vinden in de regels. Een gedeelte van de informatie op de analoge verbeelding heeft geen juridische betekenis, maar is slechts opgenomen om de leesbaarheid van en oriëntatie op de verbeelding te vergroten, zoals een kadastrale/GBKN ondergrond. Alle letters, aanduidingen en lijnen worden verklaard in de legenda op de verbeelding. Bij eventuele verschillen tussen de digitale en analoge verbeelding is de digitale verbeelding juridisch bindend.

De regels bepalen de gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied en geven tevens de bouw- en gebruiksmogelijkheden met betrekking tot bouwwerken aan. De regels van het bestemmingsplan 'Lidl Kaatsheuvel' zijn opgebouwd conform de door het SVBP2012 voorgeschreven systematiek en gebaseerd op de regels uit de vigerende beheersverordening. De regels omvatten inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en ten slotte de overgangs- en slotregels.

5.3 Toelichting Op De Planregels

5.3.1 Inleidende regels

In de begripsbepalingen worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om onduidelijkheid door interpretatieverschillen te voorkomen. Er zijn alleen begripsbepalingen opgenomen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Een gedeelte van de begrippen is omschreven in het SVBP en dient letterlijk daaruit te worden overgenomen. Deze begrippen en de voorgeschreven omschrijvingen zijn overgenomen.

Ook over de bepaling van afstanden, hoogtes en oppervlaktes kunnen interpretatieverschillen ontstaan. Om op een eenduidige manier afstanden, hoogtes en oppervlakten te bepalen, wordt in de 'wijze van meten' uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden. Ook voor de wijze van meten worden in de SVBP2012 regels gegeven, welke in het plan letterlijk zijn overgenomen.

5.3.2 Bestemmingsregels

Per bestemming, die op de verbeelding wordt gebruikt, worden gebruiks- en bouwregels opgenomen. De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:

  • Bestemmingsomschrijving
  • Bouwregels
  • Afwijken van de bouwregels
  • Specifieke gebruiksregels
  • Afwijken van de gebruiksregels
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

Niet alle onderdelen komen bij elke bestemming voor. Van de meest gebruikte onderdelen volgt hieronder een korte toelichting.

Bestemmingsomschrijving

In de bestemmingsomschrijving wordt een omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie(s) worden als eerste genoemd. Indien van toepassing worden ook de aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies genoemd. De ondergeschiktheid kan worden aangegeven door de woorden 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie binnen de betreffende bestemming.

Bouwregels

In de bouwregels is bepaald welke bouwwerken mogen worden opgericht, waarbij in ieder geval een onderscheid wordt gemaakt tussen de regeling van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde en daar waar van toepassing ook tussen hoofdgebouwen en bijgebouwen. Voorts bevatten de bouwregels, voor zover van toepassing, minimale en maximale maatvoeringen voor de diverse bouwwerken zoals goothoogtes, bouwhoogtes, oppervlaktes en dakhellingen.

Afwijken van de bouwregels

Door het opnemen van afwijkingsbevoegdheden wordt flexibiliteit in bestemmingsregels gecreëerd door mogelijkheden te bieden om in beperkte mate af te wijken van de algemeen toegestane bouwregelingen. Deze bevoegdheden zijn niet bedoeld voor afwijkingen van de bouwregels, waarvan de verwachting is, dat ze veelal kunnen worden verleend. In dat geval zijn de bouwregels hierop aangepast. Voor elke afwijking is aangegeven waarvan een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels wordt verleend, de maximale afwijking die met de omgevingsvergunning kan worden toegestaan en meestal de situaties of voorwaarden waaronder een omgevingsvergunning wordt verleend. Het gaat hier om afwijkingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien afwijkingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 van de regels (zijnde algemene regels).

Specifieke gebruiksregels

Met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening vervallen. In dit artikel was het verbod opgenomen om gronden te gebruiken op een manier die in strijd is met het bestemmingsplan. Derhalve moeten in de specifieke gebruiksregels bepaalde functies concreet worden genoemd als zijnde verboden gebruik. Ook het laten gebruiken moet specifiek worden genoemd.

Afwijken van de gebruiksregels

Door middel van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels kan van de gebruiksregels in het plan worden afgeweken ten behoeve van een concrete vorm van grondgebruik. Dit mag echter niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen dat wel kan worden afgeweken van de gebruiksregels ten behoeve van functies die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies, maar dat via het afwijken geen 'nieuwe' functies kunnen worden toegestaan. Het afwijken van de gebruiksregels dient te zien op kleinere, planologisch minder ingrijpende onderwerpen. Functiewijzigingen en grotere, ruimtelijke ingrepen dienen te worden geregeld via een wijzigingsbevoegdheid of een afzonderlijke bestemmingsplanherziening.

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijden, of werkzaamheden

Met een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een werk of werkzaamheid worden verbonden. Onder deze inrichtingsactiviteiten valt niet het bouwen en het gebruiken. Een vergunningenstelsel wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals landschappelijke of natuurlijke waarden, ecologische waarden of de groen- en/of waterstructuur. Een vergunningenstelsel kan in specifieke en bijzondere situaties worden opgenomen in verband met bijvoorbeeld het verwijderen van waardevolle boombeplanting. In onderhavig bestemmingsplan is dit niet aan de orde omdat de gronden worden uitgegeven ten behoeve van detailhandel.

5.4 Toelichting Op De Bestemmingen

Hierna is de binnen het plangebied gelegen bestemming opgenomen. Daarbij wordt ingegaan op het van toepassing zijnde beleid en de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen de desbetreffende bestemming.

Het beleid dient ertoe om de toegankelijkheid en de begrijpbaarheid van de regels te vergroten. Op basis hiervan is het mogelijk om te bepalen of een bouwplan of ontwikkeling binnen het bestemmingsplan past. Het vastgestelde beleid vormt in geval van een ongewenste afwijking de basis voor een gemotiveerde weigeringsgrond.

5.4.1 Bestemming Detailhandel

Deze gronden zijn bestemd voor detailhandel. Binnen deze bestemming is de aanduiding 'supermarkt' toegevoegd en uitsluitend ter plaatse van deze aanduiding is een supermarkt toegestaan. Verder zijn binnen de bestemming 'Detailhandel' parkeervoorzieningen ten dienste van de bestemming en bijbehorende voorzieningen toegestaan. De maximale bouwhoogte is op de verbeelding aangegeven.

5.5 Algemene Regels

5.5.1 Anti-dubbeltelregel

Overeenkomstig het Besluit ruimtelijke ordening is de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel wordt opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel of een bepaalde oppervlakte van een bouwperceel mogen beslaan, het resterende onbebouwde terrein ook nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

5.5.2 Algemene gebruiksregels

Voor het hele plangebied, en dus alle bestemmingen, gelden eveneens een aantal algemene gebruiksregels. Deze hoeven dus niet opgenomen te worden in de afzonderlijke bestemmingen.

In de algemene gebruiksregels van dit bestemmingsplan is een algemeen gebruiksverbod opgenomen om de gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de toegekende bestemming. Daaronder wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruik van de gronden voor de opslag van (aan het oorspronkelijke verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  2. b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  3. c. het gebruik van de gronden voor het opslaan of storten van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, buiten erven van gebouwen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  4. d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  5. e. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

5.5.3 Algemene afwijkingsregels

In deze regels wordt aangegeven in welke gevallen burgemeester en wethouders bevoegd zijn om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. Hierbij gaat het om, tenzij anders vermeld, afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan.

5.6 Overgangs- En Slotregels

5.6.1 Overgangsrecht

In deze regels wordt het overgangsrecht, zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening, overgenomen.

5.6.2 Slotregel

Als laatste wordt de slotregel opgenomen, ook zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. Deze regel schrijft voor hoe het plan kan worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

Inleiding

Naast het toetsen van een bestemmingsplan aan diverse omgevingsaspecten, dient het bestemmingsplan ook getoetst te worden aan de uitvoerbaarheid van het plan. Hierbij wordt gekeken naar de financiële haalbaarheid.

Financiële haalbaarheid

De gronden in het plangebied zijn in eigendom van de initiatiefnemer. Alle kosten voor de planvorming en de realisatie zijn voor rekening van de initiatiefnemer. Het plan is voor de initiatiefnemer economisch en financieel uitvoerbaar. De gemeente Loon op Zand en de initiatiefnemer sluiten een anterieure overeenkomst voorafgaand aan de vaststelling van dit bestemmingsplan. Tegelijkertijd wordt tussen de gemeente en de initiatiefnemer een planschadeovereenkomst gesloten. Hiermee is het kostenverhaal voor de gemeente verzekerd.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 De Te Volgen Procedure

Het bestemmingsplan doorloopt als (voor)ontwerp respectievelijk vastgesteld en onherroepelijk bestemmingsplan de volgende procedure, te weten:

a. Voorontwerpbestemmingsplan:

Vooroverleg met instanties

Watertoets

1e ter inzage legging/inspraak (voorontwerpbestemmingsplan)

b. Ontwerp:

2e ter inzage legging (ontwerpbestemmingsplan)

c. Vaststelling:

Vaststelling door de Raad

3e ter inzage legging (vastgesteld bestemmingsplan)

d. Reactieve aanwijzing

e. Beroep:

(Gedeeltelijk) onherroepelijk bestemmingsplan

Beroep bij Raad van State

In het kader van deze procedure kunnen gedurende de ter inzage ligging van het ontwerp bestemmingsplan (fase b) zienswijzen worden ingesteld. In publicaties met betrekking tot de diverse stappen die het plan moet doorlopen wordt daarvan steeds melding gemaakt. Uiteindelijk besluit de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, indien nodig, over het plan en kan het onherroepelijk worden.

7.2 Vooroverleg

Tot de voorbereiding van dit bestemmingsplan behoort het overleg met de daarvoor in aanmerking komende besturen van betrokken gemeenten, provincie en waterschappen en met diensten van het rijk (indien aan de orde). Instanties die blijkens hun werkterrein, belangen vertegenwoordigen of bevoegdheden krachtens de Wro hebben, worden bij de totstandkoming van bestemmingsplannen betrokken bij het overleg conform artikel 3.1.1. Bro.

In het kader van dit vooroverleg is het voorontwerpbestemmingsplan gezonden naar:

  • Provincie Noord Brabant;
  • Waterschap Brabantse Delta;
  • BrabantWater;
  • Brandweer Midden- en West-Brabant;
  • Commissie Ruimtelijke Kwaliteit;
  • Enexis;
  • Gasunie;
  • Gemeente Dongen;
  • Gemeente Tilburg;
  • Gemeente Waalwijk;
  • Kamer van Koophandel;
  • Monet;
  • Petrochemical Pipeline Service B.V.;
  • Tennet.

Naar aanleiding van voornoemde verzoeken om advies in het kader van het vooroverleg zijn 7 reacties ontvangen. Deze reacties zijn nu volgend kort samengevat, waarbij is aangegeven hoe met deze reacties is omgegaan in het kader van dit bestemmingsplan.

Provincie Noord-Brabant

In haar reactie geeft de provincie aan dat het bestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.

Waterschap Brabantse Delta

In haar reactie komt het waterschap met een opmerking en een verzoek. Beiden zaken zijn ongewijzigd opgenomen in dit bestemmingsplan. Het betreft enerzijds het opnemen van de juiste naam: Waterschap Brabantse Delta en anderzijds een verzoek om te verwijzen naar het juiste beleid. Dit beleid is opgesomt in haar brief. Beide zaken zijn opgenomen in de waterparagraaf.

Tot slot concludeerd het Waterschap dat de belangrijkste uitgangspunten voor het Waterschap naar wens zijn opgenomen in het voorontwerp bestemmingsplan en geeft het een positief wateradvies.

Brandweer Midden- en West-Brabant

In haar reactie geeft de brandweer aan dat het standaardadvies externe veiligheid van toepassing is voor onderhavige ontwikkeling. Uit de meegestuurde documentatie blijkt dat de omschrijving zoals gegeven in paragraaf 4.6 volstaat. Het betreft namelijk een beperkt kwetsbaar object en de dichtbijzijnde risicobron (Bevi) bevindt zich op een afstand van ruim 200 meter.

Gasunie

Per mail is door de Gasunie aangegeven dat zij geen belangen hebben binnen onderhavig bestemmingsplan. Wel is het bestemmingsplan getoetst aan het huidige externe veiligheidsbeleid. Op grond van deze toetsing komt de Gasunie tot de conclusie dat het plangebied buiten de 1% letaliteitsgrens van de dichtstbij gelegen aardtransportleiding valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op dit bestemmingsplan.

Gemeente Dongen

In haar reactie geeft de gemeente Dongen aan dat het bestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.

Gemeente Waalwijk

In haar reactie geeft de gemeente Waalwijk aan dat zij op dit moment geen aanleiding ziet om op dit bestemmingsplan te reageren.

PPS-pipelines

In haar reactie geeft PPS aan dat er binnen het plangebied geen leidingen aanwezig zijn welke zij in eigendom c.q. beheer hebben. Er zijn dus geen belangen binnen onderhavig bestemmingsplan.

Van de volgende instanties Enexis, de Gemeente Tilburg, Monet en Tennet die zijn aangeschreven met het verzoek om te reageren op dit bestemmingsplan, heeft geen van deze partijen gereageerd op het bestemmingsplan.

7.3 Vaststelling

Het ontwerp bestemmingsplan heeft vanaf 30 november 2017 tot en met 10 januari 2018 voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn geen zienswijze ontvangen. Het bestemmingsplan is vervolgens in de raadsvergadering van 8 maart 2018 door de raad van de gemeente Loon op Zand ongewijzigd vastgesteld.

Bijlage 1 Kavelpaspoort

Bijlage 1 Kavelpaspoort

Bijlage 2 Advies Commissie Ruimtelijke Kwaliteit D.d. 10 Mei 2016

Bijlage 2 Advies Commissie Ruimtelijke Kwaliteit d.d. 10 mei 2016

Bijlage 3 Advies Commissie Ruimtelijke Kwaliteit D.d. 18 Juli 2017

Bijlage 3 Advies Commissie Ruimtelijke Kwaliteit d.d. 18 juli 2017

Bijlage 4 Ruimtelijk-functionele Effectenanalyse

Bijlage 4 Ruimtelijk-functionele effectenanalyse

Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek Industrielawaai

Bijlage 5 Akoestisch onderzoek industrielawaai

Bijlage 6 Standaard Advies Brandweer

Bijlage 6 Standaard advies Brandweer

Bijlage 7 Verkennend Bodemonderzoek Gasthuisstraat 20-22

Bijlage 7 Verkennend bodemonderzoek Gasthuisstraat 20-22

Bijlage 8 Verkennend Bodemonderzoek Gasthuisstraat 18

Bijlage 8 Verkennend bodemonderzoek Gasthuisstraat 18

Bijlage 9 Verkennend Bodemonderzoek Gasthuisstraat 24

Bijlage 9 Verkennend bodemonderzoek Gasthuisstraat 24

Bijlage 10 Verkennend Bodemonderzoek Gasthuisstraat 16d

Bijlage 10 Verkennend bodemonderzoek Gasthuisstraat 16d

Bijlage 11 Aerius Berekening

Bijlage 11 Aerius berekening