Wereld van de Efteling
Bestemmingsplan - Gemeente Loon op Zand
Vastgesteld op 06-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Wereld van de Efteling van de gemeente Loon op Zand.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0809.BPWvdEfteling2013-VG01 met de bijbehorende regels.
1.3 aanbouw
een aan een hoofdgebouw toegevoegde, afzonderlijke ruimte die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor wat betreft goothoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aangebouwd bijgebouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd bijgebouw, dat een functionele eenheid vormt met het hoofdgebouw, maar dat in bouwkundig opzicht (afmetingen) ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.7 aan-huis-gebonden bedrijf
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten gericht op consumentenverzorging c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van woonfunctie, kan worden uitgeoefend.
1.8 aan-huis-gebonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.
1.9 aardkundige waarden en kenmerken
waarden en kenmerken van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen dan wel anderszins vanwege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem, van algemeen belang zijn vanuit aardkundig oogpunt.
1.10 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van telen van gewassen of het houden van dieren:
- agrarisch bedrijf, grondgebonden: agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt;
- agrarisch bedrijf glastuinbouwbedrijf: agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt;
- agrarisch bedrijf, intensieve veehouderij: agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkrundveehouderij;
- agrarisch bedrijf, overig niet-grondgebonden: agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt.
1.11 agrarisch technisch hulpbedrijf
bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten waarbij gemechaniseerd loonwerk ten behoeve van land-, tuin-, bos- of natuurbouw wordt verricht of waarbij gebruikgemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, tuin-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking. Voorbeelden van agrarisch technische hulpbedrijven zijn: grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, loonwerkbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), veetransportbedrijven, veehandelsbedrijven.
1.12 agrarisch verwant bedrijf
bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking. Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn: dierenasiels, dierenklinieken, groencomposteringsbedrijven, paardenhouderijen, hondenkennels, hoveniersbedrijven, instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs.
1.13 archeologische waarden
waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.
1.14 archeologische verwachtingswaarden
verwachte aanwezige waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroeger menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.
1.15 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.16 attentiegebied EHS
gebied gelegen rondom en binnen de Ecologische Hoofdstructuur waar fysieke ingrepen een negatief effect kunnen hebben op de waterhuishouding.
1.17 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.18 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.
1.19 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.20 bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een gebouw of bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening een bedrijf, een dienstverlenend bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief (binnen)opslag, rust- en rookruimten, administratieruimten en dergelijke.
1.21 bedrijfsmatig
in uitoefening van een bedrijf.
1.22 bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatie
het bedrijfsmatig exploiteren en beheren van een verblijfsrecreatief complex, gericht op het jaarlijks aanbieden van recreatief verblijf aan meerdere, steeds wisselende personen.
1.23 bestaande situatie
de bebouwing en het gebruik, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wet gegeven voorschriften.
1.24 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.25 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.26 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.27 bijbehorende voorzieningen
voorzieningen, die horen bij de betreffende bedrijfsvoering op gronden (onder andere weg- en waterbouwkundige voorzieningen) en/of bouwvlakken (onder andere opslag en energievoorziening).
1.28 bijgebouw
een op zichzelf staand, vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.29 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.30 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.31 bouwlaag of verdieping(slaag)
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.
1.32 bouwmassa
een complex van aaneen gebouwde bouwwerken.
1.33 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.34 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.35 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.36 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.37 café
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.
1.38 cultuurhistorische waarden en kenmerken
waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.
1.39 dagrecreatie
verblijf buiten de woning voor recreatieve doeleinden zonder dat er een overnachting elders mee gepaard gaat.
1.40 dagrecreatieve voorziening
voorziening ten behoeve van dagrecreatie.
1.41 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.42 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.43 ecologische hoofdstructuur
samenhangend netwerk van natuurgebieden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden.
1.44 extensief recreatief medegebruik
een vorm van recreatief medegebruik die nauwelijks of geen invloed heeft op de in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen gegeven doeleinden zoals wandelen, fietsen en dergelijke, al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen substantieel beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen en strandjes.
1.45 functie
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
1.46 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.47 gemeenschappelijke voorziening
voorzieningen ten dienste van en ondergeschikt aan de verblijfsrecreatie, zoals een ontvangstkantoor/receptie, kampeerwinkel, ruimtes voor vermaak, sport- en speelvoorzieningen, sanitaire voorzieningen, een zwembad of horeca.
1.48 geluidsgevoelige objecten
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
1.49 groepsaccommodatie
(voormalig) agrarisch bedrijf, waarvan de gebouwen en/of gronden geheel of gedeeltelijk zijn ingericht om daarin respectievelijk daarop gelegenheid te geven tot recreatief nachtverblijf.
1.50 herbouw
reconstructie, wederopbouw, opnieuw bouwen.
1.51 hergebruik
gebruik van een bestaande agrarische bouwlocatie (bouwvlak) ofwel een bestaande niet-agrarische bouwlocatie (niet-agrarisch bedrijf of wonen) voor de nieuwvestiging of verplaatsing van een bedrijf.
1.52 hoofdfunctie
een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mag worden gebruikt.
1.53 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.54 hotel/pension
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse.
1.55 horeca
bedrijfsmatig verstrekken van dranken of etenswaren voor gebruik ter plaatse, bedrijfsmatig bieden van hotelaccommodatie, bedrijfsmatig bieden van vermaaks- of wellnessfaciliteiten of bedrijfsmatig bieden van congres- of vergaderfaciliteiten, één en ander al dan niet in combinatie met elkaar.
1.56 kantoor
voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.57 karakteristiek
herkenbaar, markant, wegen schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde van belang.
1.58 landschappelijke waarden en kenmerken
gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten.
1.59 natuurwaarden
waarden in verband met de aanwezigheid van bijzondere planten, dieren en leefgemeenschappen in onderlinge samenhang en in samenhang met hun leefomgeving (biotoop) en welke verband houden met zaken als verscheidenheid/zeldzaamheid, natuurlijkheid/ongestoordheid en kenmerkendheid voor het gebied.
1.60 nutsvoorzieningen
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
1.61 overkapping
een dakconstructie in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
1.62 overstek
een overstekend deel van een dak of gootconstructie, waarbij het overstekende deel niet dieper mag zijn dan 0,5 m.
1.63 peil
- 1. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang.
- 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.64 platte afdekking
een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van de grondoppervlakte van het gebouw beslaat.
1.65 recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
1.66 recreatief verblijf
het gebruik van een gebouw of ander onderkomen als woonruimte ten behoeve van niet permanent verblijf.
1.67 recreatieve voorziening
voorzieningen bedoeld voor recreatief gebruik.
1.68 recreatiewoning
woning ten behoeve van recreatief verblijf.
1.69 recreatieverblijf
een gebouw of onderkomen, zoals een chalet of stacaravan, bestemd voor recreatieve doeleinden ten dienste van een huishouden dat zijn hoofdverblijf elders heeft, veelal gedurende het zomerseizoen of weekenden.
1.70 restaurant
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.
1.71 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.72 slopen
het geheel of gedeeltelijk afbreken van een bouwwerk.
1.73 uitbouw
de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.74 verblijfseenheden
verblijfsruimte bedoeld voor recreatief nachtverblijf zoals logies en ontbijt of gastenkamers.
1.75 verblijfsrecreatie
het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij ten minste een nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen. Hieronder worden onder andere verstaan een camping, groepsaccommodatie, etcetera.
1.76 voorgevelrooilijn
de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel (i.c. de meest gezichtsbepalende gevel) van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse bestemmingsgrenzen.
1.77 vrijstaand bijgebouw
een van de woning (en haar aangebouwde bijgebouwen) vrijstaand bijgebouw, dat niet direct ten dienste staat van de woonfunctie, zoals een garage, berging, hobbyruimte en dat zowel wat betreft afmetingen als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.78 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, zoals watergangen, waterlopen, retentievoorzieningen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand tot de weg
de afstand tot de bebouwing en de as van de weg.
2.2 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
2.3 bebouwd oppervlak van een bouwperceel
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige gebouwen tezamen.
2.4 bebouwingspercentage
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
2.5 breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van scheidingsmuren.
2.6 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.7 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.8 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.9 inhoud van een gebouw
tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.10 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een agrarische bedrijfsuitoefening, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
- b. één bedrijfswoning waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal bedrijfswoningen niet meer bedraagt dan is aangegeven;
- c. aan-huis-gebonden beroepen;
- d. productiegebonden detailhandel;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'natuur': tevens ter behoud, herstel en/of ontwikkeling van ecologische waarden, natuurwaarden en/of landschappelijke waarden;
- f. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- g. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen;
- h. groenvoorzieningen in de vorm van (erf)beplantingen;
- i. extensief recreatief medegebruik.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming 'Agrarisch' is de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen bij de bedrijfswoning toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
- a. de omvang van de activiteit bedraagt niet meer dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en vrijstaande bijgebouwen tot een maximum van 45 m²;
- b. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte;
- c. de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving;
- d. de activiteit wordt hoofdzakelijk uitgeoefend door de bewoner van de woning;
- e. er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepsactiviteiten.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
- a. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf': een loon-, grondverzet-, sloop- en transportbedrijf van ten hoogste categorie 3.2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemer': een aannemersbedrijf/akoestisch adviesbureau van ten hoogste categorie 3.2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten;(onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- c. één bedrijfswoning waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal bedrijfswoningen niet meer bedraagt dan is aangegeven;
- d. aan-huis-gebonden beroepen;
- e. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen in de vorm van (erf)beplantingen.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming 'Bedrijf' is de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen bij de bedrijfswoning toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
- a. de omvang van de activiteit bedraagt niet meer dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en vrijstaande bijgebouwen tot een maximum van 45 m²;
- b. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte;
- c. de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving;
- d. de activiteit wordt hoofdzakelijk uitgeoefend door de bewoner van de woning;
- e. er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan huis gebonden beroepsactiviteiten.
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. voet- en fietspaden met daarbij behorende voorzieningen;
- c. inritten;
- d. speelvoorzieningen;
- e. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- f. artistieke kunstwerken;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. hondenuitlaatplaats.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitgezonderd die waarvoor krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geen omgevingsvergunning voor het bouwen nodig is, indien dit noodzakelijk is in verband met het bewerkstelligen van voor de verkeersveiligheid benodigde uitzichthoeken, met name op hoeken van wegen en paden.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden ten dienste van parkeren.
Artikel 6 Natuur
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de ecologische en natuurwaarden;
- b. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschappelijke waarden;
- c. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden;
- d. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- f. extensief recreatief medegebruik.
6.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd voor extensief recreatief medegebruik, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Specifieke gebruiksregels
Binnen deze bestemmingen is het gebruik van de gronden ten behoeve van motorcross en lawaaisporten niet toegestaan.
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 7 Recreatie - Dagrecreatie
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie - Dagrecreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dagrecreatieve voorzieningen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend een parkeerterrein;
- c. aan de in a genoemde functie gerelateerde voorzieningen zoals horeca;
- d. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- e. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. behoud, herstel en/of ontwikkeling van ecologische waarden, natuurwaarden en/of landschappelijke waarden.
7.2 Bouwregels
7.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 8 Recreatie - Sport
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie - Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportvoorzieningen in de vorm van sportterreinen en -velden;
- b. aan de in a genoemde functie gerelateerde voorzieningen zoals een clubhuis, een restaurant, opslag- en gronddepots;
- c. ondergeschikte detailhandel met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
- d. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- e. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. behoud, herstel en/of ontwikkeling van ecologische waarden, natuurwaarden en/of landschappelijke waarden.
8.2 Bouwregels
Artikel 9 Recreatie - Verblijfsrecreatie
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. recreatiebedrijven en/of recreatieterreinen bedoeld voor verblijfsrecreatie;
- b. dagrecreatieve voorzieningen;
- c. recreatieverblijven in vrijstaande, geclusterde of gestapelde vorm;
- d. centrale voorzieningen ten behoeve van recreatieverblijven;
- e. aan de in a genoemde functie gerelateerde voorzieningen zoals horeca;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend een parkeerterrein;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - hotel - 1' en 'specifieke vorm van horeca - hotel - 2' : tevens een hotel;
- h. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- i. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen;
- j. groenvoorzieningen;
- k. behoud, herstel en/of ontwikkeling van ecologische waarden, natuurwaarden en/of landschappelijke waarden.
9.2 Bouwregels
Artikel 10 Sport - Manege
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Sport - Manege aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een manege;
- b. één bedrijfswoning waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal bedrijfswoningen niet meer bedraagt dan is aangegeven;
- c. aan-huis-gebonden beroepen;
- d. aan de in a genoemde functie ondergeschikte horeca;
- e. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- f. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen;
- g. groenvoorzieningen in de vorm van (erf)beplantingen;
- h. extensief recreatief medegebruik.
10.2 Bouwregels
10.3 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming 'Sport - Manege' is de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen bij de bedrijfswoning toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
- a. de omvang van de activiteit bedraagt niet meer dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en vrijstaande bijgebouwen tot een maximum van 45 m²;
- b. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte;
- c. de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving;
- d. de activiteit wordt hoofdzakelijk uitgeoefend door de bewoner van de woning;
- e. er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepsactiviteiten.
Artikel 11 Verkeer
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder wegen, bermen, paden en parkeervoorzieningen;
- b. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen;
- c. groenvoorzieningen;
- d. behoud van landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden in de vorm van wegbeplanting of laanbeplanting.
11.2 Bouwregels
Artikel 12 Wonen
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. aan-huis-gebonden beroepen;
- c. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. behoud, herstel en/of ontwikkeling van ecologische waarden, natuurwaarden en/of landschappelijke waarden.
12.2 Bouwregels
12.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van lid 12.2.1 onder c voor het bouwen binnen 5 m van de zijdelingse en/of achterste bestemmingsgrens, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.
12.4 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming 'Wonen' is de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen bij de woning toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
- a. de omvang van de activiteit bedraagt niet meer dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en vrijstaande bijgebouwen tot een maximum van 45 m²;
- b. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte;
- c. de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving;
- d. de activiteit wordt hoofdzakelijk uitgeoefend door de bewoner van de woning;
- e. er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepsactiviteiten.
12.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 13 Leiding - Water
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van een afvalwaterleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - water' en de bijbehorende belemmeringenstrook.
13.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 3 m worden gebouwd ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de ondergrondse leiding(en).
13.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 13.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de afvalwaterleiding is gewaarborgd;
- b. het bevoegd gezag wint schriftelijk advies in bij de betreffende leidingbeheerder.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 14 Waarde - Archeologie - 1
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden in de vorm van monumenten.
14.2 Bouwregels
- a. voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 1 m² en dieper dan 0,3 m onder maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
- b. indien uit het in lid 14.2 onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
14.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 14.2 onder a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 15 Waarde - Archeologie - 2
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.
15.2 Bouwregels
- a. voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en met een diepte van 0,5 m onder maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
- b. indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties;
- c. het bepaalde onder a en b is niet van toepassing ter plaatse van een bouwvlak.
15.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 15.2 onder a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 16 Waarde - Natuur
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Natuur' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de natuurlijke waarden, met een oppervlakte van ten minste 24 ha.
16.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
16.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 16.2 voor het bouwen van een brand- of uitkijktoren, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 15 m;
- b. de oppervlakte bedraagt niet meer dan 25 m²;
- c. het aantal en de situering van de brand- en/of uitkijktorens doet geen onevenredige afbreuk aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de ecologische waarden, natuurwaarden en landschappelijke waarden.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 17 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 18 Algemene Bouwregels
18.1 Bestaande afwijkende maatvoering
In die gevallen, dat de (goot)hoogte, de oppervlakte, de inhoud, een bebouwingspercentage en/of de afstand tot de weg of bestemmingsgrenzen, en andere maten, voor zover in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die bestaande maatvoering in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
18.2 Bebouwingspercentage
In die gevallen dat een bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze planregels zijn voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
18.3 Ondergronds bouwen
- a. op plaatsen waar hoofd- en bijgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd;
- b. de verticale diepte bedraagt bij ondergronds bouwen niet meer dan 3,5 m;
- c. het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw of bijgebouw, mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast.
18.4 Afwijken regels ondergronds bouwen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 18.3 voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw, bijgebouw, sleufsilo's of mestbassins, mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangepast.
Artikel 19 Algemene Gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de gegeven bestemmingen wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden voor de opslag van (aan het oorspronkelijke verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
- b. het opslaan of storten van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, buiten erven van gebouwen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 20 Algemene Afwijkingsregels
20.1 Algemene afwijkingen
Het bevoegd gezag kan, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, een omgevingsvergunning verlenen voor:
- a. het afwijken van de in het plan voorgeschreven maatvoering ten aanzien van dakhellingen, goothoogten, (nok)hoogten en bebouwde oppervlakten met ten hoogste 10% wanneer door het toepassen van de ontheffing een betere bouwkundige en/of stedenbouwkundige aansluiting ontstaat met bestaande direct aansluitende bouwwerken;
- b. het in geringe mate, doch niet meer dan 5 m afwijken van een bestemmingsgrens, van het profiel van een straat, alsmede de vorm van bouwvlakken, voor zover zulks noodzakelijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
- c. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. het bestemmingsvlak en toestaan dat de grenzen van het bouw- c.q. het bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
- 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
- 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken; mits de bouwgrens met niet meer dan 0,5 m overschrijdend is;
- 3. balkons mits:
- de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijdend is;
- de breedte niet meer dan tweederde van de voorgevelbreedte bedraagt.
20.2 Voorwaarden afwijking
De in lid 20.1 genoemde omgevingsvergunningen mogen slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 20.1 kan alleen worden verleend indien sprake is van een algemeen belang of wanneer sprake is van een verbetering van het straat- en bebouwingsbeeld.
20.3 Afwijking bewoning in het kader van mantelzorg
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in de artikelen 3.1, 4.1, 10.1 en 12.1 voor het in het kader van mantelzorg realiseren van afhankelijke woonruimte op hetzelfde perceel, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een mantelzorg;
- b. de zorgbehoefte dient te worden aangetoond middels een CIZ, GGD-verklaring, een verklaring van de behandelend arts of een verklaring van de gemeente Loon op Zand;
- c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en bedrijven;
- d. de bewoning vindt plaats op een vloeroppervlakte van maximaal 85 m²;.
- e. de afwijking wordt verleend voor het verlenen van mantelzorg door (mantelzorgverlener) ten behoeve van (mantelzorgontvanger);
- f. binnen één maand na beëindiging van de zorgvraag dient het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg te worden beëindigd en dit dient schriftelijk gemeld te worden aan burgemeester en wethouders;
- g. binnen drie maanden na het beëindigen van het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg dient dit bijgebouw door het verwijderen van de essentiële woonvoorzieningen ongeschikt te worden gemaakt voor bewoning;
- h. binnen drie maanden na het beëindigen van het gebruik van de afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg dient het bijgebouw weer overeenkomstig de bestemming te (kunnen) worden gebruikt.
Artikel 21 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van de aanpassing van de positionering van de parkeervoorzieningen ter plaatse van de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' met de aanduiding 'parkeerterrein', waarbij geldt dat:
- a. de totale oppervlakte van de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' met de aanduiding 'parkeerterrein' als maximaal wordt aangehouden zoals deze is opgenomen ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan;
- b. de landschappelijke inpassing van het terrein gewaarborgd dient te blijven/zijn;
- c. uit een akoestisch onderzoek dient te blijken dat de aanpassing van de positionering van de parkeervoorzieningen geen negatieve gevolgen heeft voor omliggende geluidsgevoelige functies;
- d. de gronden die niet langer als parkeerterrein worden gebruikt dienen voorzien te worden van de bestemming 'Groen'.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 22 Overgangsrecht
22.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
22.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 23 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Wereld van de Efteling van de gemeente Loon op Zand'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.1.1 Aanleiding
De aanleiding voor het opstellen van het bestemmingsplan Wereld van de Efteling is de vraag, van zowel De Efteling als de gemeente, naar één bestemmingsplan dat duidelijkheid geeft over de gebruiks- en bouwmogelijkheden binnen het plangebied. Momenteel bestaat de juridisch-planologische regeling uit een lappendeken van bestemmingsplannen en planherzieningen. Een groot deel van deze (bestemmings)plannen is ouder dan de wettelijk voorgeschreven termijn van 10 jaar. Voor de gemeente is het ook van belang om vóór 1 juli 2013 te voldoen aan de wettelijke actualiseringsverplichting.
1.1.2 Doel
Het doel van voorliggend bestemmingsplan is het opstellen van een uniforme juridische regeling voor het toegestane gebruik en de toegestane bebouwing binnen het plangebied. Deze regeling heeft een consoliderend karakter.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied bestaat uit het dagrecreatieterrein van de Efteling, de golfbaan, het bosgebied en enkele agrarische percelen. Het plangebied is globaal begrensd door de Europalaan aan de noordzijde, aan de oostzijde door de N261 (Midden-Brabantweg), aan de zuidzijde door het Hooispoor en de Eerste Dwarsbaan en aan de westzijde door de Paalbaan. Voor de exacte begrenzing van het plangebied zie figuur 1.1.
1.3 Vigerende Regelingen
Totdat het voorliggende plan rechtskracht krijgt, vigeren in het plangebied de volgende bestemmingsplannen en vrijstellingen/ontheffingen:
- Uitbreidingsplan in Hoofdzaak, 1e herziening;
- Bestemmingsplan Buitengebied Loon op Zand;
- Bestemmingsplan Rijksweg 62;
- Bestemmingsplan Buitengebied 1997;
- Bestemmingsplan Buitengebied 1e herziening;
- Bestemmingsplan Kaatsheuvel-Zuid 1985;
- Wijzigingsplan verblijfsrecreatie en natuur van Buitengebied Loon op Zand 1997 na 2e herziening;
- Artikel 19 Hotel 1992;
- aanvullende vrijstelling voor speeltuin, uitbreiding parkeerplaats, vergroten hotel en bouwen opslagruimte;
- Artikel 19 Villa Pardoes 2000;
- aanvullende vrijstelling voor bouwen 2 bergingen en plaatsen van speeltoestellen;
- Artikel 19 Parkeerterrein 2008;
- Ruimtelijke onderbouwing Aanleg opslag- en gronddepot golfbaan te Kaatsheuvel 2008;
- Efteling ruimtelijke onderbouwing parkeerterreinen 2008;
- Ruimtelijke onderbouwing bouwplannen rondom het Efteling Hotel te Kaatsheuvel;
- Bestemmingsplan Efteling parkeerterrein K+ 2012.
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 geeft de ruimtelijke analyse van het gebied. Vervolgens komt in hoofdstuk 3 een samenvatting van het actuele beleidskader dat relevant is voor het plangebied aan de orde. Hierbij wordt ingegaan op het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 4 worden de relevante milieuaspecten en de overige onderzoeken beschreven. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de gekozen planvorm en de juridische regeling. Ten slotte gaat hoofdstuk 6 in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Functionele Analyse En Waardering
2.1.1 Attractiepark
Het attractiepark de Efteling ligt in het noordoosten van het plangebied. Het attractiepark is een van de grootste attractieparken van de Benelux. Het attractiepark is circa 72 ha groot waarvan 65 ha voor het publiek toegankelijk is. Het attractiepark beschikt daarnaast ook over circa 11 ha aan parkeerruimte gelegen aan de hoofdentree. Het attractiepark is de populairste dagattractie van Nederland dat in 2011 ruim vier miljoen bezoekers trok. Het karakter van het attractiepark de Efteling wordt vooral bepaald door de sfeer van de ontwerpen, de ruimtelijke opzet en de kenmerkende architectuur van de attracties en bebouwing in een bosrijke sprookjesachtige omgeving.
2.1.2 Verblijfsrecreatie
Verblijfsrecreatie is in het plangebied onder andere terug te vinden in de vorm van verblijfsaccommodaties (Bosrijk en het geplande Loonse Land), deze worden/zijn langs de Eftelingsestraat gesitueerd. Deze verblijfsaccommodaties hebben een groen karakter en kennen veel (sfeer)invloeden van de Efteling. Aan de oostzijde van de Eftelingsestraat is ook Villa Pardoes te vinden. Villa Pardoes is een vakantieverblijf voor ernstig, mogelijk levensbedreigend zieke kinderen. Deze kinderen kunnen hier kosteloos een week vakantie vieren met hun familie. In de noordoosthoek van het plangebied ligt het Efteling Hotel. Dit 4-sterren hotel is door het sprookjesachtige uiterlijk kenmerkend voor het plangebied.
2.1.3 Golfpark
Het 18-holes golfpark is in 1995 geopend en beslaat circa 115 ha. Het golfpark ligt in het zuidwesten van het plangebied. Naast de holes zijn in het golfpark diverse grote waterpartijen te vinden en is er veel ruimte voor natuur (zie figuur 2.1). De watergang 'De Moerse Loop' is hersteld en het terrein is ingericht als een krekenlandschap. Het unieke karakter van het gebied wordt ook bepaald door de invloeden van de Efteling.
Figuur 2.1 Natuur ter plaatse van het golfpark (rood gearceerd)
2.1.4 Overige natuur en agrarische gronden
Het Natuurpark Loonse Land beslaat de natuurgronden ten zuiden van de geplande verblijfsaccommodatie Loonse Land. De agrarische gronden in het gebied bevinden zich in geconcentreerde vorm vooral aan de westzijde van het plangebied, maar komen ook in kleinere vorm verspreid voor in de rest van het plangebied. De agrarisch gronden worden vooral gebruikt voor maïsteelt of als grasland.
2.2 Ruimtelijke Analyse En Waardering
2.2.1 Algemeen
De gemeente Loon op Zand is een middelgrote gemeente en ligt in het centrum van de provincie Noord-Brabant. De gemeente ligt tussen de steden Tilburg en Waalwijk, ook de steden Breda en 's-Hertogenbosch liggen dichtbij. De gemeente telt in totaal ongeveer 23.000 inwoners verdeeld over de drie dorpen Kaatsheuvel, Loon op Zand en De Moer.
Deze dorpen liggen in een driehoek op een onderlinge afstand van ongeveer 5 km. Het grondgebied van de gemeente beslaat ongeveer 5.100 ha grond, 25% hiervan bestaat uit de dorpen en de Efteling. Ongeveer 35% is landbouwgrond en de overige 40% bestaat uit bos en natuurgebied. Het plangebied ligt aan de zuidkant van Kaatsheuvel, dit is met ruim 16.000 inwoners de grootste woonkern in de gemeente.
De Efteling vormt een zelfstandige enclave binnen de gemeente Loon op Zand en is grotendeels afgeschermd van de omgeving. Behoudens de hoofdentree, is het attractiepark nauwelijks zichtbaar vanaf de openbare ruimte. Het attractiepark wordt afgeschermd door weelderige begroeiing en gethematiseerde muren. Het gehele grondgebied van de Efteling heeft ongeveer de oppervlakte van de kern Kaatsheuvel. Wereld van de Efteling bestaat niet alleen uit het attractiepark, maar ook diverse omliggende gronden behoren tot De Efteling. Op deze gronden is onder andere een golfpark te vinden, verblijfsaccommodaties, Villa Pardoes, het Efteling Hotel, agrarische gronden en natuurgebieden.
2.2.2 Bereikbaarheid
Autoverkeer
Het noordelijke deel van het plangebied, met onder andere het attractiepark, is gelegen aan de Europalaan in Kaatsheuvel en wordt hierdoor ontsloten. Deze weg sluit aan op de Midden-Brabantweg (N261). Deze provinciale weg geeft in het noorden bij Waalwijk aansluiting op de A59 (Zierikzee-'s-Hertogenbosch) en in het zuiden bij Tilburg op de A58 (Breda-Eindhoven).
Direct ten zuiden van het attractiepark ligt de Eftelingsestraat. Via deze straat wordt de aangelegen verblijfsrecreatie Bosrijk, Loonse Land en Villa Pardoes ontsloten naar de Horst. De Horst geeft in het noorden aansluiting op de Europalaan en in het zuiden nabij Loon op Zand op de N261. De Eftelingsestraat is een doodlopende weg. Doorgaand autoverkeer is hier niet mogelijk.
Tussen de Horst en de N261 ligt langs de Europalaan het Efteling Hotel dat, net als de andere verblijfsrecreatie, wordt ontsloten via de Horst.
De parkeervoorzieningen van het attractiepark liggen centraal nabij de hoofdentree en worden direct vanaf de Europalaan ontsloten. Het parkeerterrein dat ten westen van de Kinkenpolder ligt wordt alleen ingezet bij drukte.
De Midden-Brabantweg (N261) zal tussen 2013-2016 worden gereconstrueerd. Daarbij worden alle kruisingen vervangen door ongelijkvloerse aansluitingen. Dat zal de bereikbaarheid ten goede komen. De reconstructie heeft verder geen invloed op het plangebied.
Het overige deel van het plangebied wordt ontsloten op de Veldstraat (clubhuis golfterrein) en de Bernsehoef/Duiksehoef. De Bernsehoef/Duiksehoef sluit in het noorden aan op de Europalaan.
Langzaam verkeer
Het attractiepark is ook te bereiken per fiets. Fietsen kunnen dicht bij de hoofdentree van het attractiepark gestald worden. De fietsroute vanaf station Tilburg is bewegwijzerd en voert langs de Horst, de Eftelingsestraat en de Kinkenpolder. Vanuit Kaatsheuvel is de fietsenstalling bereikbaar via de Kinkenpolder. Langs de Eftelingsestraat is eveneens een fietspad aanwezig. Dit fietspad zal worden verbonden met een nieuw aan te leggen fietspad langs de Dodenauweg. Tussen de verblijfsrecreatie en de hoofdentree ligt een directe wandelroute die langs de fietsenstalling voert.
Openbaar vervoer
Het attractiepark is vanaf de stations Tilburg en 's-Hertogenbosch goed bereikbaar per openbaar vervoer. De lijnbussen halteren op het terrein van het attractiepark. Daar ligt op 400 m van de hoofdentree een busstation. Deze bushalte bedient ook de kern Kaatsheuvel. Het overig deel van het plangebied is niet ontsloten door openbaar vervoer. Gezien het extensieve gebruik is hiervoor geen draagvlak.
2.2.3 Groen en water
Een groot deel van het plangebied is natuurlijk van karakter. Geconcentreerde natuur is te vinden in het zuidoosten van het plangebied in de vorm van bosgebied (Natuurpark het Loonse Land). Maar ook in de overige gebieden, zoals de verblijfsaccommodaties, het golfpark en het attractiepark, is het natuurlijke karakter behouden en vormen het groen en water dragers van het gebied en de omgeving. Een groot deel van het groen en water in het gebied maakt ook deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur.
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Bovengemeentelijk Beleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (ontwerp 2011)
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De ontwerpstructuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Doelen
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Barro is op 30 december 2011 (grotendeels) in werking getreden. Dit Barro (voorheen AMvB Ruimte) bevat inhoudelijke regels van de rijksoverheid waaraan bestemmingsplannen, provinciale inpassingsplannen, uitwerkingsplannen, wijzigingsplannen, beheersverordeningen en omgevingsvergunningen met ruimtelijke onderbouwing moeten voldoen. Het Barro bevat regels over Project Mainportontwikkeling Rotterdam (Maasvlakte II), Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, Defensie (militaire terreinen, munitie, militaire luchtvaart), Erfgoed (Unesco). Het Barro is niet van invloed op dit bestemmingsplan.
3.1.3 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening Noord-Brabant (2010)
De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (RO) geeft de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt.
De belangrijkste opgave voor Noord-Brabant is om stad en land in samenhang te ontwikkelen. De provincie versterkt de (inter)nationale concurrentiepositie van de Brabantse steden door economische kerngebieden, waaronder hoogstedelijke zones en stedelijke knooppunten, te ontwikkelen. Dit vraagt om een zo goed mogelijke afstemming tussen infrastructuur en ruimtelijke ontwikkelingen. Daarom is de opgave om zorgvuldig om te gaan met de beschikbare ruimte, zeker bij hoogstedelijke zones en knooppunten.
De provincie kiest bij de ontwikkeling van nieuwe bovenregionale detailhandels- en leisurevoorzieningen voor goed bereikbare locaties, zowel met de auto, fiets als het openbaar vervoer. Dit betekent dat deze voorzieningen zich kunnen ontwikkelen in hoogstedelijke zones in het stedelijk concentratiegebied. Bezoekersintensieve recreatieve voorzieningen zijn ook op goed ontsloten plekken mogelijk. De Efteling en de Beekse Bergen zijn belangrijk voor de economische positie van Noord-Brabant. De provincie wil deze attractieparken in Noord-Brabant behouden. Voor een goede concurrentiepositie kan ontwikkelingsruimte nodig zijn. Een goede bereikbaarheid is daarvoor een vereiste. Een attractief recreatief aanbod draagt bij aan een gezond en aantrekkelijk leef- en vestigingsklimaat.
Tegelijkertijd is het recreatief gebruik van het landelijk gebied en tegelijkertijd de kwaliteit daarvan als woon- en leefklimaat van Noord-Brabant in toenemende mate van belang voor de Brabantse economie.
Figuur 3.1 Uitsnede Structurenkaart Structuurvisie
De Structuurvisie onderscheidt verschillende gebiedskenmerken. Wereld van de Efteling valt onder het kenmerk 'Meierij'.
Meierij
Kenmerk van de Meierij is een kleinschalig mozaïek aan de benedenloop van beken en een rijkheid aan populieren. In de Meierij is een kleinschalig mozaïek ontstaan van oude en jonge ontginningslandschappen afgewisseld met woeste gronden. De woeste gronden werden voor de introductie van de kunstmest, gebruikt voor beweiding door vee. Door overbeweiding ontstonden op enkele plekken stuifzanden (Loonse en Drunense duinen). Door de grote variatie in het landschap kent het gebied ook een grote biodiversiteit. Zo komen er door de afwisseling van vochtige bossen, heiden, vennen en beekdalen veel amfibieën voor in de Meierij.
Het groene en afwisselende landschap van de Meierij heeft een belangrijke recreatieve functie gekregen voor de stedelijke gebieden van Tilburg, 's-Hertogenbosch en Eindhoven. Dit speelt vooral rondom het groene hart van de Meierij en in het grote natuurgebied Nationaal Park Loonse en Drunense Duinen.
De provinciale ambitie voor de Meierij is:
- het karakter van de Meierij als groen hart van Brabant versterken;
- mogelijkheden voor nieuwe landschapskwaliteiten te bieden in de jonge ontginningslandschappen door bijvoorbeeld ontwikkeling van nieuwe landgoederen en het robuuster maken van de beplantingsstructuur in combinatie met het versterken van agrarische enclaves;
- in te zetten op behoud van de fijnmazigheid van de oude ontginningen door meer aandacht voor groen ondernemerschap bij agrariërs gericht op recreatie, zorg, educatie en natuurontwikkeling en door mogelijkheden te bieden voor de ontwikkeling van nieuwe landgoederen en andere vormen van wonen, groene dorpsranden;
- de cultuurhistorische waarden van de Meierij in hun samenhang verder ontwikkelen, beschermen en toeristisch-recreatief ontsluiten. Dit geldt in het bijzonder voor het cultuurhistorische landschap 'Loonse en Drunense Duinen';
- het duurzaam en in samenhang behouden van het bodemarchief (o.a. door afstemming van het gemeentelijk archeologiebeleid) van de archeologische landschappen, waaronder Loonse en Drunense Duinen;
- het versterken van de ecologische waarden van het landschap door te sturen op te behouden of te ontwikkelen kenmerken van het landschap, waarbij kenmerkende plant- en diersoorten van kleine wateren, waterlopen, kleinschalig besloten landschap, open weide- en akkergebieden en het halfopen landschap met bomenrijen goede indicatoren zijn. Denk daarbij aan soorten als kamsalamander, kroeskarper, nachtegaal, grutto, wulp, geelgors en korenbloem.
3.1.4 Verordening Ruimte (2011)
In de provinciale verordening geeft de provincie aan waarmee de gemeente rekening moet houden bij het opstellen van bestemmingsplannen. De Verordening Ruimte is op 8 maart 2011 in werking getreden.
Ruimtelijke kwaliteit en kwaliteitsverbetering van het landschap
De provincie wil de ruimtelijke kwaliteit van Brabant bevorderen. Dat betekent dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen een bijdrage dienen te leveren aan de kernkwaliteiten van Brabant en dat gemeenten bij ruimtelijke afwegingen het principe van zorgvuldig ruimtegebruik toepassen. Ook wil de provincie dat de initiatiefnemer zorgt voor een kwaliteitsverbetering van het landschap om daarmee het verlies aan omgevingskwaliteit te beperken.
Groenblauwe structuur
De groenblauwe structuur valt in twee gedeelten uiteen, de groenblauwe mantel en de ecologische hoofdstructuur.
Groenblauwe mantel
De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit gemengd gebied met belangrijke nevenfuncties voor natuur en water. Het zijn meestal gebieden grenzend aan het kerngebied natuur en water die bijdragen aan de bescherming van de waarden in het kerngebied. De beheersgebieden ecologische hoofdstructuur liggen binnen de groenblauwe mantel, evenals de groene gebieden binnen én nabij het bestaand stedelijk gebied. In de groenblauwe mantel is de agrarische sector een grote en belangrijke grondgebruiker. Ook recreatieve en toeristische bedrijven zijn binnen de groenblauwe mantel aanwezig. Het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, water, waterbeheer en landschap is in de groenblauwe mantel een belangrijke opgave. Nieuwe ontwikkelingen binnen de groenblauwe mantel zijn mogelijk als deze bestaande functies respecteren of bijdragen aan een kwaliteitsverbetering van die functies.
Ecologische Hoofdstructuur (EHS)
Het kerngebied natuur en water bestaat uit de EHS met inbegrip van de ecologische verbindingszones en waterstructuren zoals beken en kreken. Dit kernbegrip omvat de bestaande natuurgebieden, waaronder de Natura 2000-gebieden, en de gebieden die nog omgevormd moeten worden naar natuur en nu nog vaak in agrarisch gebruik zijn. In de Verordening Ruimte zijn al deze gebieden begrensd. Ter bescherming van de aanwezige waarden is bepaald dat deze strekken tot het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden. Zolang inrichting en beheer van natuur nog niet zeker zijn, worden bestaande rechten echter gerespecteerd. Indien sprake is van aantasting van de waarden door activiteiten in of buiten de EHS geldt een compensatieplicht.
De Efteling heeft nadere aandacht gekregen vanwege het specifieke karakter. Het terrein ligt op enkele delen na (golfpark en Natuurpark Loonse Land) buiten de EHS. Voor de uitbreiding voor de verblijfsrecreatie heeft besluitvorming plaatsgevonden waarbij tevens natuur(compensatie) is gerealiseerd. De EHS wordt hierop aangepast.
Aardkunde en cultuurhistorie
Met behulp van de Verordening Ruimte wil de provincie aardkundig waardevolle gebieden en cultuurhistorische vlakken beschermen. De gemeenten hebben grote vrijheid om zelf vorm te geven aan de wijze van bescherming.
Figuur 3.2 Uitsnede Verordening Ruimte
3.2 Gemeentelijk Beleid
3.2.1 StructuurvisiePlus (gemeente Loon op Zand, 2004)
Op 5 februari 2004 heeft de gemeenteraad van Loon op Zand de StructuurvisiePlus vastgesteld. Deze StructuurvisiePlus geeft de gemeentelijke kaders aan voor het beheer en ontwikkeling van stedelijk en landelijk gebied. De eigen identiteit en de mogelijkheden om deze te versterken staan hierbij centraal. De StructuurvisiePlus beschrijft de visie op de ruimtelijke ontwikkelingen voor de komende 10 tot 15 jaar. Per thema is de visie uitgewerkt. Voor de Wereld van de Efteling zijn met name de uitwerkingen van de thema's ondergrond en milieu en recreatieve infrastructuur relevant. De gemeente streeft tevens naar een optimalisering van de ontsluiting van de Wereld van de Efteling.
Het beleid ten aanzien van ondergrond en milieu richt zich op:
- behoud van waardevolle aardkundige gegevenheden;
- behoud en versterking van de ecologische en groene hoofdstructuur;
- beperking van de ecologische barrières en versterken van de landschappelijke en ecologische samenhang tussen de verschillende natuurgebieden en elementen;
- aanleg van ecologische verbindingszones met name in relatie tot de Loonse en Drunense Duinen;
- verbeteren van de milieukwaliteit van het landelijk gebied (tegengaan van verdroging, vermesting, verzuring en het verbeteren van de waterkwaliteit);
- verbeteren van de natuurwaarden in de natuurgebieden door aangepast beheer.
In samenhang met natuur en landschap staat de recreatieve structuur. Hierbij richt het beleid voor het buitengebied zich met name op:
- de verdere ontwikkeling van intensieve dag- en verblijfsrecreatie rond de Efteling;
- het behoud van verblijfsaccommodaties in de rand van de Loonse en Drunense Duinen;
- verbeteren van de recreatieve toegankelijkheid van het landschap (extensieve recreatie);
- aantrekken van bezoekers vanaf grotere afstanden en het mogelijk maken van meerdaagse bezoeken door het creëren van gevarieerde verblijfsrecreatie en het verbreden van het recreatieassortiment.
Figuur 3.4 Uitsnede kaart StructuurvisiePlus
3.2.2 Structuurplan Wereld van de Efteling (1995)
De planvorming voor de totale ontwikkeling van de Efteling wordt aangeduid als Wereld van de Efteling. Voor deze totale ontwikkeling is in 1992 een milieueffectrapportage en een structuurplan opgesteld. In het structuurplan is globaal de situering van de verschillende planonderdelen bepaald. Ten behoeve van deze ontwikkelingen is compensatie van verlies aan natuurwaarden nodig. Hiervoor is een compensatieplan opgesteld. In dit compensatieplan is vervolgens op hoofdlijnen vastgelegd op welke wijze de Efteling beoogt om te gaan met de compensatie van verlies aan natuurwaarden. De programmaonderdelen van de Wereld van de Efteling betreffen onder meer:
- verblijfsrecreatie in de vorm van vakantiestad, bungalowpark, kampeerterrein en hotel;
- uitgaanscentrum;
- golfpark;
- ecologische verbindingszone.
Op grond van de bevindingen in het MER, heeft de gemeente Loon op Zand gekozen voor een zodanige situering van de verschillende programmaonderdelen, dat de meest intensieve functies aansluiten bij andere intensieve functies zoals het attractiepark en de kern Loon op Zand. In 1995 hebben Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant met instemming gereageerd op dit structuurplan.
3.3 Conclusie
Op basis van de voor de Wereld van de Efteling relevante beleidsstukken kan worden geconcludeerd dat op de verschillende overheidsniveaus dient te worden ingezet op:
- het bieden van ontwikkelingsruimte;
- behoud van de landschappelijke waarden;
- behoud van de cultuurhistorische waarden.
Op rijksniveau wordt ingezet op:
- het vergroten van de concurrentiekracht door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur;
- het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid;
- het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin de unieke en cultuurhistorische waarden behouden blijven.
Op provinciaal niveau wordt ingezet op:
- het bieden van ontwikkelingsruimte die de concurrentiepositie van het attractiepark kan versterken; goede bereikbaarheid is een vereiste;
- het duurzaam en in samenhang behouden van het bodemarchief;
- het versterken van de ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
- bescherming van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) strekt zich tot het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken. Indien sprake is van aantasting van de waarden door activiteiten in of buiten de ecologische hoofdstructuur geldt een compensatieplicht. Een deel van het plangebied is gelegen in de EHS.
Op gemeentelijk niveau wordt ingezet op:
- verdere ontwikkeling van intensieve dag- en verblijfsrecreatie rond de Efteling;
- het behoud van verblijfsaccommodaties;
- het verbeteren van de recreatieve toegankelijkheid van het landschap;
- het aantrekken van bezoekers vanaf grotere afstanden en het mogelijk maken van meerdaagse bezoeken door het creëren van gevarieerde verblijfsrecreatie en het verbreden van het recreatieassortiment;
- het optimaliseren van de ontsluiting rond de Wereld van de Efteling.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie dient de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan te worden aangetoond en dient in het plan te worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In het voorliggende hoofdstuk zijn de sectorale aspecten beschreven die voor het bestemmingsplan relevant zijn. De resultaten en conclusies van de onderzoeken zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf.
4.2 Bodem
Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Gelet op het consoliderende karakter van het bestemmingsplan is geen sprake van een functiewijziging. Uit het bodemloket (www.bodemloket.nl) blijkt dat ter plaatse geen bodemonderzoeken bekend zijn of potentieel bodemverontreinigende activiteiten uit het verleden. Het aspect bodemkwaliteit heeft dan ook geen gevolgen voor dit bestemmingsplan.
4.3 Luchtkwaliteit
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard en maakt geen ontwikkelingen mogelijk die gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit. Er wordt dan ook voldaan aan de wetgeving op dit vlak.
Wel wordt in het kader van een goede ruimtelijke ordening inzicht geboden in de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Stikstofdioxide en fijn stof vormen in Nederland langs wegen de maatgevende stoffen voor de luchtkwaliteit. Uit de zogenoemde Monitoringstool (www.monitoringtool.nl) blijkt dat voor luchtkwaliteit langs de maatgevende provinciale weg en Europalaan in 2011 ruimschoots voldaan wordt aan de normen uit de Nederlandse wetgeving en dat er op dat vlak geen belemmeringen worden verwacht. De concentratie stikstofdioxide en fijn stof langs de Europalaan en de provinciale weg in 2011 bedraagt respectievelijk kleiner dan 37 µg/m³ en kleiner dan 30 µg/m³ als jaargemiddelde (tegenover een norm van respectievelijk 60 µg/m³ voor stikstofdioxide in 2011 (40 µg/m³ in 2015) en 40 µg/m³ voor fijn stof in 2011). Aangezien in de jaren daarna de luchtkwaliteit in Nederland zal verbeteren (omdat sprake is van verbetering van de achtergrondconcentratie en een lagere gemiddelde emissie van het verkeer), is de luchtkwaliteit voor 2011 maatgevend.
4.4 Externe Veiligheid
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen is het aspect externe veiligheid van groot belang. Dit aspect heeft betrekking op:
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of via leidingen;
- bedrijven in de directe omgeving waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid.
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Inrichtingen
Op basis van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar1. Binnen de PR 10-6-contour mogen dan ook geen nieuwe kwetsbare functies mogelijk worden gemaakt. Uitsluitend om gewichtige redenen mogen nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen de PR 10-6-contour worden gerealiseerd. Daarnaast bevat het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR rondom deze inrichtingen.
Ook bedrijven waarop het Bevi niet van toepassing is, kunnen risico's voor de omgeving met zich meebrengen. Voor nieuwe situaties geldt voor het PR, op basis van de nota Omgaan met risico's2,in principe een norm van 10-6 per jaar en voor bestaande situaties 10-5 per jaar. Voor het GR wordt een oriënterende waarde aangehouden. Dit is een waarde waar gemotiveerd van mag worden afgeweken, het is een ijkpunt in de totale verantwoordingsplicht.
Wegen
Vigerende circulaire
In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (2010) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen opgenomen. Op basis van de circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht3.Deze verantwoordingsplicht geldt ook in bestaande situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR nog buiten deze 200 m strekken.
Basisnet en Besluit Transportroutes Externe Veiligheid
In 2012 zal naar verwachting het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV) worden vastgesteld. In dat Besluit en het bijbehorende basisnet (voor wegen, spoorwegen en vaarwegen) worden veiligheidszones aangegeven waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd (en beperkte kwetsbare objecten slechts onder voorwaarden). Daarnaast worden in de omgeving van deze transportroutes beperkingen opgelegd in verband met de mogelijke effecten van een optredende plasbrand (plasbrandaandachtsgebieden). De huidige risiconormering ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen volgt uit de circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen.
Buisleidingen
In de AMvB voor buisleidingen is aangesloten bij de normstelling rondom PR en GR zoals geformuleerd in het Bevi. Volstaan kan worden met een beperkte verantwoording van het GR indien de ontwikkeling tussen de 100% en 1% letaliteitscontour ligt, het GR kleiner dan 0,1*de oriënterende waarde is, de toename minder dan 10% is en de oriënterende waarde niet wordt overschreden.
Onderzoek en conclusie
In het plangebied en omgeving zijn enkele relevante risicobronnen aanwezig (zie figuur 4.1)
Figuur 4.1 relevante risicobronnen (bron: www.risicokaart.nl)
Risicorelevante inrichting
In het plangebied (op het attractiepark) ligt bij Aquanura een bovengrondse propaantank. Op korte afstand van deze propaantank zijn geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten gelegen. Hiervoor is eerder door De Efteling een QRA opgesteld. Ten zuiden van het plangebied ligt De Duikse Hoef (Duiksehoef 8), een verblijfsrecreatieve inrichting met een bovengrondse propaantank. Voor deze tank geldt op basis van het Activiteitenbesluit een veiligheidsafstand van 15 m. Deze afstand ligt binnen het eigen perceel. De aanwezigheid van deze risicobron heeft dan ook geen gevolgen voor de situatie met betrekking tot externe veiligheid in het plangebied.
Net buiten het plangebied ligt tevens een lpg-tankstation met een vergunde doorzet van 1.100 m³ (bron: www.risicokaart.nl). Hiervoor geldt een PR 10-6-contour vanaf het vulpunt van 110 m. Deze ligt voor een klein deel binnen het plangebied. Hierbinnen zijn echter geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten aanwezig of mogelijk. Er wordt bovendien ruimschoots voldaan aan de oriënterende waarde voor het GR. Een verantwoording van het GR is niet noodzakelijk.
Vervoer over de weg
Over de N261 vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. In de risicoatlas weg (2002) is aangegeven dat de PR 10-6-contour op 0 m ligt en dat het GR minder bedraagt dan 0,1 maal de oriënterende waarde. Aangezien in het plangebied geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die van invloed zijn op de hoogte van het GR, levert het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N261 geen beperkingen op voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Buisleidingen
Aan de oostzijde van het plangebied loopt een aardgastransportleiding (diameter 10 inch, druk 95 bar, van Northern Petroleum Nederland BV (NPN)). De PR 10-6-contour ligt hierbij soms deels buiten de leiding conform de afbeelding van de risicokaart (bron: www.risicokaart.nl). De betreffende leiding leidt naar het Waalwijk veld. Van dit veld bevindt de gasproductie zich in de eindfase. De leiding zal tevens geen rol spelen in een toekomstige gasopslagvoorziening. De werkdruk zal daarmee nooit boven de 44 bar komen, waardoor de PR 10-6-contour zich niet buiten de leiding zelf zal bevinden. NPN zal procedures in gang zetten om deze situatie met betrekking tot de PR 10-6-contour te formaliseren (zie brief in bijlage 3). Binnen deze PR-contour bevinden zich geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
Voor de leiding geldt, op basis van de werkdruk van 95 bar, een invloedsgebied voor het GR van 160 m. Bij een werkdruk van 40 bar bedraagt het invloedsgebied 120 m. Gelet op de aard van de omgeving, de afstand tot De Efteling als attractiepark (meer dan 120 m) en het feit dat de werkdruk formeel zal worden verlaagd, wordt ruimschoots voldaan aan de oriënterende waarde voor het GR. Tevens worden in het bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die gevolgen hebben voor de hoogte van het GR.
Figuur 4.2 Aardgastransportleiding
- 1. Grenswaarden moeten in acht worden genomen, van richtwaarden kan uitsluitend om gewichtige redenen worden afgeweken. Voorbeelden van kwetsbare objecten zijn in het algemeen woningen, ziekenhuizen en gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig te zijn (zoals kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object). Voorbeelden van beperkt kwetsbare objecten zijn kantoorge-bouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van maximaal 1.500 m² per object en winkels/winkelcomplexen die niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt.
- 2. Kamerstukken II 1988/89, 21 137, nr. 5). Overigens wordt in deze nota wordt over individueel in plaats van plaatsgebonden risico gesproken.
- 3. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico bij het vervoer van gevaarlijke stoffen is per transportsegment gemeten per kilometer en per jaar: - 10-4 voor een ongeval met tenminste 10 dodelijke slachtoffers; - 10-6 voor een ongeval met tenminste 100 dodelijke slachtoffers; - 10-8 voor een ongeval met tenminste 1000 dodelijke slachtoffers; - enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de oriëntatiewaarde).
4.5 Kabels En Leidingen
Verwezen wordt naar paragraaf 4.4. De aanwezige watertransportleiding wordt met bijbehorende belemmeringenzone op de plankaart en in de regels opgenomen. Binnen het plangebied of in de directe omgeving zijn voor het overige geen planologisch relevante leidingen aanwezig.
4.6 Wegverkeerslawaai
Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe geluidsgevoelige objecten (bijvoorbeeld (bedrijfs)woningen) mogelijk. Tevens is er geen sprake van reconstructie van bestaande gezoneerde wegen. Daarom is geen akoestisch onderzoek op grond van de Wet geluidhinder nodig. Met de geluidshinder afkomstig van bedrijven is rekening gehouden door de toepassing van richtafstanden (milieuzonering) ten opzichte van gevoelige functies zoals woningen (zie paragraaf 4.7).
4.7 Bedrijven En Milieuhinder
Gelet op het consoliderende karakter van het bestemmingsplan, hoeft geen nadere aandacht te worden besteed aan het aspect bedrijvigheid en milieuhinder. Bestaande bedrijven in de omgeving dienen reeds rekening te houden met de functies in dit bestemmingsplan. Bestaande (agrarische) bedrijven in het plangebied dienen reeds rekening te houden met de functies in de omgeving. Tevens dient bij de bedrijfsvoering van de Wereld van de Efteling rekening te worden gehouden met woningen in de omgeving, zoals dat in het milieuspoor en het vigerende bestemmingsplan reeds is vastgelegd.
4.8 Watertoets
Waterbeheer en watertoets
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Brabantse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over het bestemmingsplan.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.
Europa:
- Kaderrichtlijn Water (KRW).
Nationaal:
- Nationaal Waterplan (NW);
- Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
- Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
- Waterwet.
Provinciaal
- Provinciaal Waterplan 2010-2015.
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerplan 2010-2015 staan de doelen en de noodzakelijke ingrepen in het watersysteem van Waterschap Brabantse Delta. Knelpunten in het watersysteem zullen samen met gemeenten aangepakt worden en er zullen afspraken gemaakt worden om water te bergen en overstroming te voorkomen. Het nieuwe waterbeheerplan bevat minder details en biedt daardoor meer ruimte voor nieuwe ontwikkelingen.
In de Beleidsregel Hydraulische Randvoorwaarden geeft het Waterschap aan hoe het dagelijks bestuur omgaat met zijn bevoegdheid als waterbeheerder om hydraulische normen te stellen aan ingrepen die effecten hebben op het watersysteem. In de beleidsregel zijn de technische voorwaarden vastgelegd die gehanteerd worden bij de beoordeling van ingrepen in het watersysteem. Randvoorwaarden zijn bijvoorbeeld: voldoende hoeveelheid berging om het water niet versneld af te voeren, voldoende afmetingen van sloten om wateroverlast te voorkomen, nadere definiëring van het begrip 'waterneutraal bouwen' en dergelijke. Hierbij is eveneens aansluiting gezocht bij de beginselen uit het NBW.
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied bestaat uit het grondgebied van De Efteling, het Efteling Golfpark, de verblijfsrecreatieterreinen, de hoofdzakelijk agrarische gronden tussen de Eftelingsestraat en de Europalaan en het bosgebied tussen de Eftelingsestraat en het Hooispoor.
Bodem en grondwater
Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit zandgrond. Er is voornamelijk sprake van grondwatertrap VII, maar verspreid komen ook de grondwatertrappen VI en V voor. In tabel 4.1 zijn de bijbehorende grondwaterstanden weergegeven.
Tabel 4.1 Grondwaterstanden
grondwatertrap | gemiddeld hoogste grondwaterstand | gemiddeld laagste grondwaterstand | |
V | tussen de 0,25 m en de 0,4 m beneden maaiveld | meer dan 1,20 m beneden maaiveld | |
VI | tussen de 0,4 m en de 0,8 m beneden maaiveld | meer dan 1,2 m beneden maaiveld | |
VII | tussen de 0,8 m en de 1,4 m beneden maaiveld | meer dan 1,2 m beneden maaiveld |
De maaiveldhoogte ter plaatse varieert tussen circa NAP +4,9 m en NAP +9,9 m.
Waterkwantiteit
Zowel in het attractiepark, het golfpark als op Bosrijk zijn verschillende kunstmatige waterlichamen aangelegd. Verspreid komen enkele watergangen en waterplassen voor. De A-oppervlakte waterlichamen zijn in onderstaande figuur aangegeven middels de blauwe lijnen.
Waterveiligheid
Het plangebied ligt niet in de kern-/beschermingszone van een waterkering.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is deels (attractiepark en verblijfsaccommodaties) aangesloten op een verbeterd gescheiden rioolstelsel zodat schoon hemelwater niet bij de rioolzuiveringsinstallatie terechtkomt. Het hemelwater wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater. Grote delen van het plangebied (zoals de golfbaan, natuurgronden en de agrarische gronden) zijn niet op de riolering aangesloten.
Klaterwater: duurzame watervoorziening op de Efteling
Water speelt een belangrijke rol in de uitstraling van de Efteling. Het park beschikt over grote waterpartijen, diverse waterrijke attracties en mooie fonteinen. Daarnaast is water nodig voor het beregenen van de vele tuinen, bloemperken en het golfpark. In het verleden voorzag De Efteling in haar waterbehoefte door het oppompen van grondwater. Grondwater is in Noord-Brabant echter een schaars goed, dat conform het provinciaal beleid is gereserveerd voor hoogwaardige toepassingen, zoals drinkwaterbereiding en de voedingsmiddelenindustrie. Sinds 1994 dringt de provincie er bij de grondwateronttrekkende bedrijven, waaronder De Efteling, op aan om gezien de problematiek van de verdroging de groeiende waterbehoefte aan te pakken. De directie van De Efteling heeft daarom destijds besloten de grondwateronttrekking stop te zetten en over te gaan op een alternatieve watervoorziening.
Samenwerken: de basis van het project Klaterwater
Samen met de provincie Noord-Brabant en het Waterschap Brabantse Delta zijn de mogelijkheden onderzocht. Vlakbij De Efteling ligt de rioolwaterzuivering (RWZI) Kaatsheuvel. Het gebruik van gezuiverd afvalwater (effluent) van deze RWZI bood goede mogelijkheden tegen acceptabele kosten. Sinds 1997 koopt De Efteling gezuiverd huishoudelijk afvalwater in van de RWZI Kaatsheuvel. Het project Klaterwater was geboren.
Omdat de gasten indirect in contact kunnen komen met het water in de vijvers, hanteert De Efteling een waterkwaliteit die vergelijkbaar is met de EU-zwemwaternorm. Hiertoe werd besloten om op het golfpark een helofytenfilter (een biologisch zuiveringssysteem met een rietveld) aan te leggen. Via dit helofytenfilter loopt het water via een drietal vennen naar het attractiepark. In deze vennen wordt actief biologisch beheer toegepast wat resulteert in de gewenste waterkwaliteit. Ondanks de nazuivering in de vennen leken er in 2002 problemen te ontstaan. Het fosfaatgehalte in het water was te hoog en veroorzaakte een overmatige algengroei in de vennen. Om meer fosfaat uit het effluent te halen, wordt dit sinds 2002 eerst door een extra zandfilter gehaald. De filter staat op het terrein van de RWZI Kaatsheuvel.
Een schoolvoorbeeld van een win-winsituatie!
De Efteling kan met deze alternatieve watervoorziening, nu en in de toekomst, ook bij een eventueel toenemende watervraag, volledig in haar waterbehoefte voorzien. In feite is hier sprake van een gesloten kringloop van het watersysteem. De beëindiging van de eigen grondwaterwinning, gemiddeld 400.000 m³ per jaar en de overschakeling op de alternatieve watervoorziening, levert een positief effect op voor de grondwaterstand en de natuurlijke vegetatie in de omgeving van de Efteling. Deze bijdrage aan het op peil houden van het grondwaterniveau in de omgeving gaat de verdroging in het gebied tegen. Dit zorgt ervoor dat de typerende natuur niet verdwijnt door verdroging.
Toekomstige situatie
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Vanwege het consoliderende karakter biedt dit bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren.
Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Conclusie
De vaststelling van het bestemmingsplan heeft geen gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
4.9 Ecologie
Deze paragraaf betreft een samenvatting van het uitgebreide bureauonderzoek zoals opgenomen in Bijlage 1.
Huidige situatie
Het plangebied bestaat uit het dagrecreatie- en verblijfsrecreatieterrein van De Efteling, het golfpark, bosgebied en enkele agrarische percelen.
Beoogde ontwikkelingen
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat binnen de juridische regeling geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen mogelijk zijn. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een ecologisch bureauonderzoek uitgevoerd waarin is aangegeven waaraan kleinschalige ontwikkelingen dienen te worden getoetst.
Resultaten onderzoek
Gebiedsbescherming
Delen van het plangebied maken deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Aan de oostzijde van de N261 ligt wel het Natura 2000-gebied Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen. Aangezien het bestemmingsplan consoliderend van aard is, worden geen ontwikkelingen voorzien die van invloed kunnen zijn op de EHS of Natura 2000. De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend.
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen ontwikkelingen voorzien die van invloed kunnen zijn op beschermde flora en fauna. De Flora- en faunawet staat de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
4.10 Archeologie
Regelgeving en beleid
Monumentenwet 1988
De Monumentenwet 1988 regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.
Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
Onderzoek
De gemeente Loon op Zand beschikt nog niet over vastgesteld archeologisch beleid. Wel is een concept-beleidsadvieskaart beschikbaar. De gemeente Loon op Zand heeft deze kaart samen met de gemeenten Haaren, Heusden en Vught opgesteld. Voor het opstellen van deze kaart heeft een gebiedsdekkende inventarisatie van alle relevante archeologische en historisch-geografische informatie plaatsgevonden.
Gekozen is voor een verscherpte aandacht voor, en het stellen van duidelijke voorwaarden aan, ingrepen in de bodem van de archeologisch meest waardevolle delen van het gemeentelijke grondgebied. De gemeenten streven daarbij om in haar beleid op het gebied van de archeologische monumentenzorg, en de vertaling daarvan in het ruimtelijk beleid, zoveel mogelijk aan te sluiten bij het vastgestelde rijks- en provinciale beleid.
Bij het voorschrijven van archeologisch (voor)onderzoek bij bodemingrepen en ruimtelijke ontwikkelingen wordt daarbij uitgegaan van een zo effectief mogelijke inzet op archeologie. Dit resulteert in onderzoekseisen en ontheffingscriteria die een balans aanbrengen tussen het behoud van archeologische informatie (de gemeentelijke zorgplicht) en economisch-maatschappelijke criteria (tijd, kosten, procedures, regeldruk – zowel voor de burger c.q. veroorzaker als voor het bevoegd gezag). Het uitgangspunt daarbij is de potentiële kenniswinst die te behalen valt.
Om voor onderhavig bestemmingsplan te bepalen welke archeologische verwachtingswaarden in het plangebied aanwezig zijn, is de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant (figuur 4.3) geraadpleegd aangezien het gemeentelijke archeologisch beleid nog niet is vastgesteld. Deze kaart laat zien dat er voor het plangebied verschillende indicatieve waarden op het aantreffen van archeologische en cultuurhistorische sporen zijn.
Figuur 4.3 Indicatieve archeologische waarden (bron: Provincie Noord-Brabant)
In het plangebied is in het verleden ook archeologisch onderzoek uitgevoerd ter plaatse van Droomrijk (voorloper verblijfsaccommodatie Bosrijk) en verblijfsaccommodatie het Loonse Land. Het betreft voor Droomrijk een inventariserend archeologisch en historisch-geografisch onderzoek (definitief/mei 2003, RAAP-rapport 889) en een archeologisch vooronderzoek (definitief/augustus 2007, RAAP-notitie 2346). Voor 'Het Loonsche Land' is een cultuurhistorisch onderzoek uitgevoerd (definitief/april 2005, RAAP-rapport 1144).
Uit de onderzoeken is gebleken dat in het plangebied, met name langs de Eftelingsestraat, een groot aantal boerderijen uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd heeft gestaan. Mogelijk hebben langs de Eftelingsestraat zelfs oudere voorgangers van deze boerderijen gestaan. De boerderijen maakten deel uit van het gehucht de Efteling, dat mogelijk al in de late middeleeuwen (14e eeuw) in dit deel van het plangebied bestond. Of vanuit dit gehucht het plangebied is ontgonnen, is niet geheel duidelijk. Mogelijk kunnen sporen van middeleeuwse bewoning ook in het hart van het plangebied voorkomen. Het grootste deel van het deelgebied Droomrijk had geen archeologische waarde en is ondertussen ontwikkeld tot verblijfsaccommodatie Bosrijk. Voor de verblijfsaccommodatie het Loonse Land geldt dat voorafgaand aan ontwikkelingen nog nader onderzoek nodig is.
Ter bescherming van mogelijke archeologische waarden zijn op de bij dit plan behorende verbeelding archeologische dubbelbestemmingen opgenomen inclusief vergunningenstelsel. Dit is gedaan voor die gebieden waar een redelijke tot grote kans op archeologische sporen aanwezig is.
Conclusie
In het bestemmingsplan worden geen concrete ontwikkelingen voorzien. Vanwege de archeologische verwachtingswaarden is voor de betreffende delen van het plangebied een beschermende regeling opgenomen. Het aspect archeologie staat op deze manier de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.
4.11 Cultuurhistorie
Kaatsheuvel wordt als eerst vermeld is het jaar 1506, de plaats wordt hier genoemd als Ketshovel. Dit buurtschap behoorde tot de heerlijkheid Venloon, later Loon op Zand genaamd. De oorspronkelijke bewoners leefden van de turfwinning.
In 1933 pakken Kapelaan Rietra en Pastoor De Klijn het plan op een sportpark aan te leggen ten zuiden van Kaatsheuvel. Op 19 mei 1935 wordt, op initiatief van de plaatselijke pastoor, het R.K. Sport- en Wandelpark officieel geopend. Dit park bestaat dan uit een hoofdvoetbalveld, twee oefenvelden en een speelweide. Naast het sportpark verrijst in 1936 een speeltuin met onder andere een draaimolen, een hoge glijbaan, een kabelbaan en een echte ponybaan. Tentoonstelling De Schoen '49 is de aanzet tot de uitbreiding van het sportpark. De poort die voor deze tentoonstelling wordt gebouwd doet jarenlang dienst als toegang tot het sportpark en de latere Efteling. In 1950 richten de heren R.J.Th. van der Heijden (burgemeester), Peter Reijnders en Anton Pieck de Stichting Natuurpark de Efteling op. De Stichting heeft als doel: 'De lichamelijke ontwikkeling en ontspanning van de inwoners der gemeente Loon op Zand en de bevordering van het toerisme naar en binnen de gemeente, een en ander in katholieke geest'. Op 25 augustus gaat de eerste spade de grond in voor een grote vijver. Ook legt men dat jaar paden, parkeervelden, tennisbanen en sportvelden aan. Op 11 mei 1951 is de officiële opening van het Theehuis en van de vernieuwde speeltuin. Daarin staan zo'n 16 verschillende speeltoestellen. Er passeren zo'n 50.000 bezoekers de poort. Op 31 mei 1952 wordt het Sprookjesbos geopend. Op de 65 ha natuur die de Efteling dan omvat, zijn waterpartijen, een speeltuin, tennis- en voetbalvelden en tien sprookjes gerealiseerd. De sprookjes van het eerste uur zijn: het kasteel van Doornroosje, Sneeuwwitje en de zeven Dwergen, de Kikkerkoning, de magische Klok, de Chinese nachtegaal, de sprekende Papegaai, Langnek, de Kabouterhuisjes, de put van Vrouw Holle en de Kleine Boodschap. Anton Pieck tekent de ontwerpen en Peter Reijnders brengt deze technisch tot leven. Er komen 222.941 bezoekers, die 80 cent (€ 0,36) voor een toegangskaartje betalen. Sindsdien heeft het attractiepark zich voortdurend uitgebreid. Inmiddels domineert, ten gevolge van de aanwezigheid van De Efteling, de toeristenindustrie het economisch klimaat en is de schoenindustrie naar de achtergrond verdwenen, alhoewel deze nog wel merkbaar aanwezig is.
Het attractiepark is op de cultuurhistorische waardenkaart 2010 (figuur 4.4) aangeduid als cultuurhistorisch landschap Loonse en Drunense Duinen. Dit zijn Brabants grootste stuifzandgebieden. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt bezien liggen de waarden in de elementen en structuren uit verschillende perioden, die tezamen een beeld geven van de geschiedenis van bewoning en gebruik van dit bijzondere gebied en de strijd die geleverd moest worden tegen de natuurlijke krachten, die dorpen en akkers bedreigden.
In het plangebied bevinden zich cultuurhistorisch waardevolle gebouwen. Het gaat hier om de bouwwerken in het sprookjesbos. Als criteria voor opname op de Cultuurhistorische Waardenkaart zijn gebruikt de wetenschappelijke en/of cultuurhistorische betekenis, schoonheid en ouderdom. Voor het criterium ouderdom is aansluiting gezocht bij de termijn van 50 jaar, die ook in de Monumentenwet is opgenomen. Aan het sprookjesbos is ook een zeer hoge historisch stedenbouwkundige waarde toegekend.
Figuur 4.4 Cultuurhistorische Waardenkaart 2010
4.12 Landschap
Het landschap in het plangebied bestaat voor het grootste gedeelte uit zandgronden, zoals te zien aan de gele kleuren in figuur 4.4. De lichtgele kleur staat voor (land)duinen en de donkere gele kleur staat voor een dekzandrug. Deze twee bodemtypen komen in de omgeving veel voor. De ondergrond van het attractiepark (grijs) is vooral gevormd door antropogene invloeden, hetgeen wil zeggen dat hier de ondergrond vooral is gevormd door de invloeden van de mens.
Het uiterlijk van het landschap kan opgedeeld worden in twee delen. De oostkant van het gebied bevat vooral dicht groen zoals bos, dit is ook doorgetrokken in het attractiepark en zorgt voor het natuurlijke karakter van het attractiepark. De westzijde van het gebied is meer een open landschap met lagere beplanting in de vorm van struweel. Dit gebied is wel weer op te delen in twee delen door het golfpark, hierdoor is de agrarische verkaveling weggelaten en is er een meer natuurlijk landschap ontstaan.
Figuur 4.5 Aardkundige waarden
4.13 Eindconclusie
Op basis van de onderzochte informatie worden geen bijzondere belemmeringen verwacht voor de vaststelling van het bestemmingsplan ten aanzien van de milieu- en overige aspecten.
Hoofdstuk 5 Juridische Beschrijving
5.1 Het Juridische Plan
Het onderhavige bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor de bebouwing en het gebruik van gronden en gebouwen binnen het plangebied.
In dit hoofdstuk wordt de inhoud van de bestemmingen (de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden) toegelicht en wordt aangegeven hoe de uitgangspunten hun juridische vertaling in het eigenlijke plan (regels en plankaart) hebben gekregen. De bestemmingen zijn juridisch vastgelegd in de tekst van de regels en in beeld op een plankaart. Plankaart en regels zijn één geheel en niet afzonderlijk leesbaar.
Bij het opstellen van het bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Voorts is aangesloten bij het gemeentelijke Handboek digitale bestemmingsplannen. Gestreefd is hierbij naar uniformering en standaardisering van bestemmingen en regels.
5.2 Opbouw Regels
De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat de definities van begrippen, die voor het algemene begrip, de leesbaarheid en uitleg van het plan van belang zijn en de wijze van meten. In hoofdstuk twee wordt op de bestemmingen en hun gebruik ingegaan. Het derde hoofdstuk gaat in op de algemene regels. De overgangs- en slotregel maken onderdeel uit van het vierde hoofdstuk.
5.3 Bestemmingen
Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening zijn aan de in het plan begrepen gronden bestemmingen toegewezen. De bestemming is het centrale onderdeel van een bestemmingsplan. In het bestemmingsplan zijn verschillende bestemmingen opgenomen. In deze paragraaf worden de bestemmingen behandeld en beknopt toegelicht.
Agrarisch
De agrarische gronden worden bestemd conform het huidige gebruik. Het merendeel van deze gronden heeft de bestemming 'Agrarisch'. De bestaande bouwwerken worden vastgelegd in de regels en op de verbeelding van het bestemmingsplan (maximale oppervlakte + bouwhoogte). Het eventueel toevoegen van bouwmogelijkheden is niet aan de orde.
Bedrijf
In het plangebied komen twee bedrijfslocatie. Een aannemer/akoestisch bureau en een agrarisch loonbedrijf. Deze bedrijven zijn conform de bestaande situatie als zodanig bestemd. Het aantal toegestane bedrijfswoning is aangegeven. Er zijn voorts onder andere regels opgenomen ten aanzien van de toegestane oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, goot- en bouwhoogten en de toegestane bebouwing voor de bedrijfswoning.
Groen
Binnen de bestemming 'Groen' zijn groenvoorzieningen, waterpartijen en wandel- en fietspaden mogelijk gemaakt. Ten behoeve van deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
Natuur
De delen van het plangebied die in de huidige situatie reeds bestemd zijn voor 'Natuur' (en geen deel uitmaken van de golfbaan) zijn als 'Natuur' bestemd. Deze bestemming betreft voornamelijk de gronden die een onderdeel vormen van grotere bos- en natuurcomplexen die onderdeel zijn van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
In de regels van deze bestemming is onder andere gereguleerd dat alle grondwerkzaamheden enkel zijn toegestaan nadat een omgevingsvergunning voor het aanleggen is verleend door het college van burgemeester en wethouders (bevoegd gezag) van de gemeente Loon op Zand. Het gaat hierbij onder meer om het aanbrengen van verhardingen, funderingen, het ophogen/afgraven van grond, het dempen van waterlopen enzovoorts. Een omgevingsvergunning voor het aanleggen wordt slechts verleend indien de waarden van het terrein niet worden aangetast.
Recreatie - Dagrecreatie
Het gehele attractiepark inclusief bijbehorende voorzieningen (dienstencentrum en parkeerterreinen) is bestemd als 'Recreatie - Dagrecreatie'. In het plan is een verhoging van het bebouwingspercentage van 10 naar 11 opgenomen. Voor deze extra bebouwingsmogelijkheid moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd voor de activiteit bouwen. Als sprake is van milieueffecten zal de nieuwe bouw ook worden getoetst aan de verleende milieuvergunning voor de gehele inrichting. Mogelijkerwijs kan worden volstaan met aanvullende voorzieningen om binnen de kaders van de geldende milieuvergunning te blijven. Indien noodzakelijk moet ook een omgevingsvergunning voor de activiteit milieu worden aangevraagd.
Het Efteling Parkeerterrein K+ heeft de aanduiding 'parkeerterrein' waardoor in het bestemmingsplan zeker wordt gesteld dat deze ook als zodanig gehandhaafd blijft. Het dienstencentrum en de aanvullende voorzieningen zijn binnen deze bestemming uiteraard ook gereguleerd.
Recreatie - Sport
Aan de golfbaan is de bestemming 'Recreatie - Sport' toegekend. Binnen deze bestemming mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd worden. Voorzieningen zoals verkeers-, parkeer- en nutsvoorzieningen, water en groen zijn toegestaan. Voorwaarden ten aanzien van het bouwen zijn opgenomen in de bij dit plan behorende regels en verbeelding.
Recreatie - Verblijfsrecreatie
De twee verblijfsrecreatieterreinen (Bosrijk en Loonse land) inclusief bijbehorende voorzieningen krijgen de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'. Het Efteling Hotel en Villa Pardoes worden eveneens voorzien van de aanduiding 'hotel' waardoor in het bestemmingsplan het huidige gebruik en de bebouwingsmogelijkheden worden gereguleerd. Het parkeerterrein voor Bosrijk heeft de aanduiding 'parkeerterrein' gekregen, waardoor in het bestemmingsplan zeker wordt gesteld dat deze gehandhaafd blijft.
Sport - Manege
De manege aan de Duiksehoef heeft de bestemming Sport - Manege gekregen. De bestaande situatie is als zodanig bestemd. Er is 1 bedrijfswoning toegestaan. Er zijn onder andere regels opgenomen ten aanzien van de toegestane oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, goot- en bouwhoogten en de toegestane bebouwing voor de bedrijfswoning.
Verkeer
De hoofdverkeerswegen/structuur wordt voorzien van de bestemming 'Verkeer' inclusief de ontsluiting van Bosrijk. De overige (interne)wegen worden binnen de overige bestemmingen gereguleerd.
Wonen
De woning in het plangebied is opgenomen in de bestemming 'Wonen'. Binnen deze bestemming is het wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toegestaan.
Leiding - Water (dubbelbestemming)
De in het plangebied aanwezige afvalwaterleiding en een belemmeringenstrook van 5 m aan weerszijden van de leiding zijn voorzien van de dubbelbestemming Leiding - Water. Bouwen en het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden is op gronden met deze dubbelbestemming uitsluitend mogelijk indien er geen schade aan de leiding wordt toegedaan.
Waarde - Archeologie - 1 en Waarde - Archeologie - 2 (dubbelbestemming)
De dubbelbestemmingen voor archeologische gebieden is gebaseerd op de archeologische waarden van de provinciale cultuurhistorische waardenkaarten, omdat geen specifiek gemeentelijk beleid aanwezig is. Deze omvat de gebieden met (actuele) archeologische waarden en die met de archeologische verwachtingswaarden. Deze waarden zijn met een passende regeling beschermd.
Waarde - Natuur (dubbelbestemming)
Ter behoud en de bescherming van de natuurlijke waarden, met een oppervlakte van ten minste 24 hectare op het golfterrein is de dubbelbestemming 'Waarde - Natuur' opgenomen. Om toch flexibiliteit te bieden voor de mogelijkheden op het golfterrein is gekozen voor een algemene dubbelbestemming. Hierdoor is zekergesteld dat ten minste 24 ha aan natuur behouden blijft.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan Wereld van de Efteling heeft een conserverend karakter. In het bestemmingsplan wordt volstaan met het vastleggen van de bestaande situatie. Met het plan zijn geen investeringen van de gemeente gemoeid. De planherziening verloopt voor de gemeente dan ook budgettair neutraal.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Inspraak en vooroverleg
Het voorontwerpbestemmingsplan Wereld van de Efteling is conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening voor vooroverleg toegezonden aan de betreffende personen en instanties. Het voorontwerpbestemmingsplan is tevens overeenkomstig de gemeentelijke inspraakverordening ter inzage gelegd.
De ingediende vooroverleg- en inspraakreacties zijn samengevat en van een gemeentelijk standpunt voorzien in een 'Reactienota Vooroverleg en Inspraak voorontwerpbestemmingsplan Wereld van de Efteling' (zie Bijlage 4 en Bijlage 5).
Na inspraak heeft het plan de procedure van artikel 3.8 en verder van de Wet ruimtelijke ordening doorlopen.
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan Wereld van de Efteling heeft na voorafgaande bekendmaking op de wettelijk voorgeschreven wijze ter inzage gelegen gedurende een periode van zes weken. Tijdens deze periode is eenieder in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen ten aanzien van het ontwerpbestemmingsplan. Een samenvatting van de ingediende zienswijzen en de beantwoording hiervan is opgenomen in Bijlage 6.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Bureauonderzoek Flora En Fauna
Ecologie
In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.
Huidige situatie
Het plangebied bestaat uit het dagrecreatie- en verblijfsrecreatieterrein van De Efteling, het golfpark, bosgebied en enkele agrarische percelen.
Beoogde ontwikkelingen
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat binnen de juridische regeling geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen mogelijk zijn. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is dit bureauonderzoek uitgevoerd.
Toetsingskader
Beleid
Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van de EHS is in Noord-Brabant in de provinciale Structuurvisie nader uitgewerkt. De provincie wil in 2018 alle gaten in het netwerk van de EHS hebben gedicht met nieuwe natuur. De concrete ambities staan in het natuurbeheerplan.
Normstelling
Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
- er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
- er geen alternatief is;
- geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.
Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie de volgende interpretatie van artikel 11:
De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:
Nesten die het hele jaar door zijn beschermd
Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.
- 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
- 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
- 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
- 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd
In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.
- 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Natuurbeschermingswet 1998
Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:
- a. door de minister van EL&I (voormalig Ministerie van LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
- b. door de minister van EL&I (voormalig Ministerie van LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten;
- c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EL&I). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Delen van het plangebied maken deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Aan de oostzijde van de N261 ligt wel het Natura 2000-gebied Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen.
Figuur B1 Ligging EHS (bron: http://atlas.brabant.nl/natuurbeheerplan/)
Soortenbescherming
De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere www.ravon.nl en www.waarneming.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven.
Vaatplanten
De laanbeplanting, de bermen en groenstroken binnen het plangebied bieden groeiplaatsen aan de beschermde brede wespenorchis. In en langs de waterpartijen zijn naar verwachting groeiplaatsen van de beschermde zwanenbloem en dotterbloem aanwezig. Het ruige plantsoen in het plangebied biedt groeiplaatsen aan de beschermde grote kaardenbol.
Vogels
In het plangebied komen veel vogels voor. Hier zijn soorten als koolmees, roodborst, winterkoning, merel, sperwer, steenuil, blauwe reiger, havik, boomvalk, grote bonte specht, groene specht, ijsvogel, boomkruiper, staartmees aanwezig in het bos en de groenstroken. Spreeuw, huismus, boerenzwaluw, gierzwaluw en kauw kunnen broeden in (de omgeving van) de bebouwing. De waterpartijen bieden leefgebied aan watervogels als meerkoet, wilde eend en waterhoen.
Zoogdieren
Het plangebied biedt geschikt leefgebied aan algemeen voorkomende, licht beschermde soorten als mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis, hermelijn, wezel, haas, konijn, vos en ree. In het plangebied komt ook de eekhoorn voor.
De bomen en bebouwing kunnen plaats bieden aan vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. De groenstroken, het bosgebied en waterpartijen kunnen daarnaast fungeren als foerageergebied of onderdeel zijn van een migratieroute van vleermuizen.
Amfibieën
Algemene amfibieën als bruine kikker, middelste groene kikker, kleine watersalamander en gewone pad zullen zeker gebruik zullen maken van het plangebied als schuilplaats in struiken, onder stenen, in kelders en als voortplantingsplaats in de waterpartijen. In het plangebied kan ook de rugstreeppad voorkomen, tijdens veldonderzoek in 2009 op enkele plaatsen in het plangebied is de soort echter niet aangetroffen.
Vissen
De waterpartijen bieden waarschijnlijk leefgebied aan de matig beschermde kleine modderkruiper. Andere beschermde vissoorten zijn hier niet te verwachten.
Overige soorten
Er zijn, gezien de voorkomende biotopen, geen beschermde reptielen en/of bijzondere insecten of overige soorten te verwachten op de planlocatie. Deze soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.
In tabel B.1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.
Tabel B.1 Naar verwachting voorkomende beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime
nader onderzoek nodig | |||||||
vrijstellingsrege-ling Ffw | tabel 1 | brede wespenorchis, zwanenbloem en dotterbloem mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis, hermelijn, wezel, haas, konijn, vos en ree bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander en de middelste groene kikker | nee | ||||
ontheffingsrege- ling Ffw | tabel 2 | kleine modderkruiper eekhoorn | nee, wel bij evt. ontwikkelingen | ||||
tabel 3 | bijlage 1 AMvB | geen | nee, wel bij evt. ontwikkelingen | ||||
bijlage IV HR | alle vleermuizen rugstreeppad | nee, wel bij evt. ontwikkelingen | |||||
vogels | cat. 1 t/m 4 | buizerd, sperwer, havik, boomvalk, gierzwaluw en huismus | nee, wel bij evt. ontwikkelingen |
Toetsing en conclusie
Gebiedsbescherming
Delen van het plangebied maken deel uit van de EHS. Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Aan de oostzijde van de N261 ligt wel het Natura 2000-gebied Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen. Aangezien het bestemmingsplan consoliderend van aard is, worden geen ontwikkelingen voorzien die van invloed kunnen zijn op de EHS of Natura 2000. De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden.
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen ontwikkelingen voorzien die van invloed kunnen zijn op beschermde flora en fauna. De Ffw staat de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
Bijlage 2 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Brief Van Npn
Bijlage 4 Eindverslag Inspraakprocedure
Bijlage 4 Eindverslag inspraakprocedure
Bijlage 5 Eindverslag Vooroverleg
Bijlage 5 Eindverslag vooroverleg
Bijlage 6 Nota Beantwoording Zienswijzen En Ambtshalve Aanpassingen
Bijlage 6 Nota beantwoording zienswijzen en ambtshalve aanpassingen