KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Regels
Artikel 1 Bestaande Regels Van Toepassing
Artikel 2 Begrippen
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Tuin
Artikel 5 Wonen - 1
Artikel 6 Waarde - Archeologie 2
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Overgangsrecht
Artikel 9 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planvoornemen
2.1 Huidige Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 3 Plantoets
3.1 Wijzigingsvoorwaarden
3.2 Beleidskader
3.3 Milieu- En Omgevingsaspecten
Hoofdstuk 4 Toelichting Op De Juridische Regeling
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 2 Nota Van Zienswijzen En Wijzigingen

Paalstraat 28 De Moer

Wijzigingsplan - Gemeente Loon op Zand

Vastgesteld op 17-12-2024 - vastgesteld

Hoofdstuk 1 Regels

Artikel 1 Bestaande Regels Van Toepassing

De regels die deel uitmaken van de bestemmingsplannen 'Buitengebied 2011' en 'Herziening Buitengebied 2015' van de gemeente Loon op Zand, zoals vervat in de bestandensets met planidentificatie NL.IMRO.0809.BPBuitengebied2011-OH01 en NL.IMRO.0809.BPHERZBUITENGEB-VG01 (en als zodanig zijn geconsolideerd in het bestemmingsplan 'Buitengebied Geconsolideerd', planidentificatie NL.IMRO.0809.BPBuitengebiedGC-GC01) met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen) zijn onverkort van toepassing.

Artikel 2 Begrippen

2.1 Aanvulling lid 1.2 regels bestemmingsplan 'Buitengebied Geconsolideerd'

In aanvulling op Artikel 1 wordt aan artikel 1 van de bestemmingsplannen 'Buitengebied 2011' en 'Herziening Buitengebied 2015' bij het begrip bestemmingsplan het volgende toegevoegd:

"en de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels met identificatienummer NL.IMRO.0809.WPPaalstraat28-VG01.

2.2 Plan

Het bestemmingsplan 'Paalstraat 28 De Moer' met indentificatienummer NL.IMRO.0809.WPPaalstraat28-VG01 van de gemeente Loon op Zand.

Artikel 3 Agrarisch

De regels in artikel 3 van het bestemmingsplan 'Herziening Buitengebied 2015' met planidentificatie NL.IMRO.0809.BPHERZBUITENGEB-VG01 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4 Tuin

De regels in artikel 21 van het bestemmingsplan 'Herziening Buitengebied 2015' met planidentificatie NL.IMRO.0809.BPHERZBUITENGEB-VG01 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5 Wonen - 1

De regels in artikel 25 van het bestemmingsplan 'Herziening Buitengebied 2015' met planidentificatie NL.IMRO.0809.BPHERZBUITENGEB-VG01 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:

  1. a. aan lid 25.2.2 sub a het volgende wordt toegevoegd:
    1. 1. Indien de bestaande inhoud van de woning reeds groter is, geldt deze inhoud als maximum.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 2

De regels in artikel 29 van het bestemmingsplan 'Herziening Buitengebied 2015' met planidentificatie NL.IMRO.0809.BPHERZBUITENGEB-VG01 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwen luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het wijzigingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het wijzigingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het wijzigingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan 'Paalstraat 28 De Moer'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

De locatie Paalstraat 28 te De Moer werd in het verleden actief gebruikt ten behoeve van glastuinbouw. Hoewel de glastuinbouw inmiddels gestopt en gesloopt is, kent het perceel conform het bestemmingsplan 'Buitengebied Geconsolideerd' de bestemming 'Agrarisch'. Op het perceel is de bedrijfswoning nog aanwezig.

Vanuit de initiatiefnemer bestaat de wens om deze bedrijfswoning 'om te zetten' naar een burgerwoning en de gesloopte voormalige agrarische bedrijfsbebouwing gedeeltelijk nieuw op te richten als bijgebouw bij de woning. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de binnenplanse wijzigingsbevoegdheid uit artikel 3.7.9 van het geldend bestemmingsplan. Om de beoogde ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken is voorliggend wijzigingsplan opgesteld.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied kent een oppervlakte van circa 11.739 m2 en ligt aan de Paalstraat 28, ten zuidwesten van Kaatsheuvel en ten noorden van De Moer. De ligging en begrenzing is weergegeven in de figuren 1.1 en 1.2. Kadastraal is het plangebied onderdeel van de percelen met nummers LOO00-Q-733 en LOO00-Q-734.

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.WPPaalstraat28-VG01_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging plangebied ten opzichte van de kern Kaatsheuvel (Bron: Google Maps)

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.WPPaalstraat28-VG01_0002.png"

Figuur 1.2 Begrenzing plangebied (Bron: Kadastrale kaart)

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Geconsolideerd', vastgesteld op 1 juni 2018. De gronden hebben de bestemming 'Agrarisch', waarbij tevens een bouwvlak van toepassing is. Daarnaast gelden de functieaanduiding 'glastuinbouw' en de gebiedsaanduiding 'overige zone - glastuinbouwgebied'. Voor de noordelijke strook geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Figuur 1.3 toont een uitsnede van het geldend bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.WPPaalstraat28-VG01_0003.png"

Figuur 1.3 Uitsnede geldend bestemmingsplan 'Buitengebied Geconsolideerd'

(Bron: Ruimtelijkeplannen)

Conform de bestemmingsomschrijving uit het geldend plan zijn de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden bestemd voor:

  1. a. een agrarische bedrijfsuitoefening, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
  2. b. agrarische bedrijven met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ een glastuinbouwbedrijf is toegestaan;

waarbij niet meer dan één agrarisch bedrijf aanwezig mag zijn per bouwvlak;

  1. c. één bedrijfswoning;
  2. d. aan huis gebonden beroepen;
  3. e. productiegebonden detailhandel;
  4. f. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  5. g. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen;
  6. h. groenvoorzieningen in de vorm van (erf)beplantingen;
  7. i. extensief recreatief medegebruik.

De wens bestaat om deze bedrijfswoning om te zetten naar een burgerwoning. Hiervoor kan gebruik kan worden gemaakt van de binnenplanse wijzigingsbevoegdheid uit artikel 3.7.9 van het geldend bestemmingsplan. In dit artikel wordt namelijk geregeld dat het college van burgemeester en wethouders bevoegd is om de geldende bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Wonen - 1' of 'Wonen - 1' en 'Tuin' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft en voldaan wordt aan de in het artikel benoemde wijzigingsvoorwaarden. In het kader van de beoogde ontwikkeling is voorliggend wijzigingsplan opgesteld. Een toets aan de wijzigingsvoorwaarden vindt plaats in paragraaf 3.1.

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de huidige situatie in en rond het plangebied en geeft inzicht in de beoogde planologische ontwikkeling. In hoofdstuk 3 wordt het plan getoetst aan de geldende wijzigingsvoorwaarden, het geldend provinciaal en gemeentelijk beleid en de relevante milieu- en omgevingsaspecten. In hoofdstuk 4 wordt de juridische regeling beschreven en in hoofdstuk 5 wordt nader ingegaan op de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan.

Hoofdstuk 2 Planvoornemen

2.1 Huidige Situatie

Aan de Paalstraat 28 te De Moer was in het verleden een glastuinbouwbedrijf gevestigd. Hoewel de glastuinbouw inmiddels gestopt is en het overgrote deel van de bedrijsbebouwing reeds gesloopt is, zie figuur 2.1, kent het perceel tot op heden nog steeds de bestemming 'Agrarisch'. Op het perceel is de voormalige bedrijfswoning nog aanwezig. Naast deze bedrijfswoning staat er een schuur op het perceel.

De karakteristieke woning dateert uit 1938 en staat haaks op de Paalstraat. De woning is opgetrokken uit baksteen en heeft een zadeldak met dakpannen. Figuren 2.2 t/m 2.4 tonen afbeeldingen van de bestaande situatie van de woning en de directe omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.WPPaalstraat28-VG01_0004.png"

Figuur 2.1 Omvang glastuinbouw vóór sloop

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.WPPaalstraat28-VG01_0005.png"

Figuur 2.2 Voorzijde bestaande bedrijfswoning (Bron: Google streetview)

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.WPPaalstraat28-VG01_0006.png"

Figuur 2.3 Westzijde bestaande situatie met zicht op schuur (Bron: Google streetview)

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.WPPaalstraat28-VG01_0007.png"

Figuur 2.4 Straatbeeld Paalstraat (Bron: Google streetview)

2.2 Toekomstige Situatie

De initiatiefnemer is voornemens om de bestaande bedrijfswoning aan de Paalstraat 28 om te zetten naar een burgerwoning en hiervoor gebruik te maken van de binnenplanse wijzigingsbevoegdheid uit artikel 3.7.9 van het geldend bestemmingsplan. Een toets aan de wijzigingsvoorwaarden vindt plaats in paragraaf 3.1 van dit wijzigingsplan.

De voormalige bedrijfsbebouwing is reeds gesloopt. Voor het initiatief betekent dit dat conform de wijzigingsvoorwaarden ofwel 10% van de oppervlakte van de gesloopte bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 850 m³, ofwel 10% van de oppervlakte gesloopte bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen tot een maximum van 200 m².

Middels dit wijzigingsplan wordt het bouwvlak en de functieaanduiding 'glastuinbouw' verwijderd en worden gedeeltelijk de bestemmingsvlakken ‘Wonen - 1’ en 'Tuin' toegevoegd. Deze bestemmingsvlakken bevatten de voormalige bedrijfswoning met bijbehorende tuinen, erven en verhardingen. Voor 'Wonen - 1' is een oppervlakte van maximaal 1.500 m2 aangehouden. Binnen deze wijzigingsvoorwaarden wordt de beoogde ontwikkeling uitgewerkt. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' (gedeeltelijk) en de gebiedsaanduiding 'overige zone - glastuinbouwgebied' blijven in voorliggend wijzigingsplan gehandhaafd.

Hoofdstuk 3 Plantoets

3.1 Wijzigingsvoorwaarden

De eerste relevante toets die gedaan dient te worden is een toets aan de wijzigingsvoorwaarden uit artikel 3.7.9 'Wijzigen ten behoeve van wonen en tuin' uit het geldend bestemmingsplan 'Buitengebied Geconsolideerd'. Hierin is opgenomen dat burgemeester en wethouders zijn bevoegd de geldende bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Wonen - 1’ of 'Wonen - 1' en 'Tuin' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de wijzigingsvoorwaarden benoemd in tabel 3.1. In de tweede kolom van de tabel worden de wijzigingsvoorwaarden getoetst aan de beoogde ontwikkeling aan Paalstraat 28 te De Moer.

Wijzigingsvoorwaarde Toets
1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak. Zoals beschreven in paragraaf 1.3 is voor het gehele plangebied een bouwvlak binnen de agrarische bestemming van toepassing. De wijziging vindt plaats binnen dit bouwvlak.
2. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik redelijkerwijs niet langer mogelijk is. Binnen het plangebied is geen sprake meer van de agrarische activiteit glastuinbouw. Er was geen opvolging om de activiteit voort te zetten. Om deze reden is de bedrijfsvoering gestopt en is de bedrijfsbebouwing gesloopt.
3. Het bouwvlak wordt verwijderd en het bestemmingsvlak ‘Wonen - 1’ of 'Wonen - 1' en 'Tuin' bestaat uit de voormalige bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen, waarbij het bestemmingsvlak voor 'Wonen - 1' maximaal 1.500 m² mag bedragen. Zoals beschreven bij paragraaf 2.2 en opgenomen op de planverbeelding van dit wijzigingsplan worden het bouwvlak en de functieaanduiding 'glastuinbouw' verwijderd en worden gedeeltelijk de bestemmingsvlakken ‘Wonen - 1’ en 'Tuin' toegevoegd. Deze bestemmingsvlakken bevatten de voormalige bedrijfswoning met bijbehorende tuinen, erven en verhardingen. De oppervlakte van de bestemming 'Wonen - 1' is maximaal 1.500 m2.
4. De voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, waarbij geldt dat ofwel 10% van de oppervlakte van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 850 m³, ofwel 10% van de oppervlakte van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen tot een maximum van 200 m². De voormalige bedrijfsbebouwing is reeds gesloopt. Conform hetgeen beschreven is in paragraaf 2.2 is de initiatiefnemer voornemens om binnen deze voorwaarden de beoogde ontwikkeling mogelijk te maken.
5. De woning levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven. Een nadere toets aan dit aspect vindt plaats in paragraaf 3.3.3.
6. De woning is aanvaardbaar uit oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat. Een nadere toets aan deze voorwaarde vindt plaats in paragraaf 3.3.
7. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied. De verbetering in kwaliteit wordt bij voorliggend initiatief gecreëerd door de (reeds uitgevoerde sloop) van (een gedeelte van) bedrijfsbebouwing. Middels dit wijzigingsplan wordt het bouwvlak en de functieaanduiding 'glastuinbouw' verwijderd en worden gedeeltelijk de bestemmingsvlakken ‘Wonen - 1’ en 'Tuin' toegevoegd. Daarnaast wordt met de wijziging bestaande waardevolle cultuurhistorische bebouwing in relatie tot het lint Paalstraat hergebruikt en toekomstbestendig gemaakt. Het versterken van cultuurhistorische waarden draagt tevens bij aan de potentie van het gebied in relatie tot extensieve recreatief gebruik.

Milieu- en omgevingsaspecten, waaronder bodem, water en natuur, vormen geen belemmering voor het initiatief, hetgeen nader beschreven wordt in paragraaf 3.3.

3.2 Beleidskader

3.2.1 Inleiding

Door de verschillende overheden is beleid geformuleerd ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen. Het Rijksbeleid wordt gekenmerkt door een hoog abstractieniveau en kan voor deze ontwikkeling buiten beschouwing worden gelaten. Het provinciaal beleid is opgenomen in paragraaf 3.2.2. In paragraaf 3.2.3 wordt de beoogde ontwikkeling getoetst aan het gemeentelijk beleid.

3.2.2 Provinciaal beleid

3.2.3 Gemeentelijk beleid

3.3 Milieu- En Omgevingsaspecten

3.3.1 Inleiding

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie dient de uitvoerbaarheid van een ruimtelijk plan te worden aangetoond en dient in het plan te worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk zijn de sectorale aspecten beschreven die voor dit plan relevant zijn. De resultaten en conclusies van eventuele onderzoeken zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf.

3.3.2 Verkeer en parkeren

Toetsingskader: CROW publicatie 381, Uitwerking parkeerbeleid Loon op Zand 2016

Verkeersgeneratie

De verkeersgeneratie van een vrijstaande woning, welke reeds bestaand is, is dusdanig beperkt en gaat op in het heersend verkeersbeeld van de Paalstraat. De agrarische bedrijfsfunctie is reeds vervallen maar ten opzichte van die bestaande (planologisch) situatie is sprake van een afname van het aantal verkeersbewegingen.

Parkeren

De parkeerbehoefte wordt bepaald aan de hand van de 'Uitwerking parkeerbeleid Loon op Zand 2016'. De parkeernorm voor een grote woning (>135 m2 GBO) bedraagt 2,2 parkeerplaatsen. In deze norm zit een bezoekersdeel van 0,3 parkeerplaats per woning. De parkeerbehoefte kan, net zoals dat in de bestaande situatie het geval is, volledig op eigen terrein worden opgevangen.

3.3.3 Milieuhinder

Toetsingskader: VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009)

Aangetoond dient te worden dat bestaande bedrijven niet worden belemmerd in hun bedrijfsvoering als gevolg van de nieuwe ruimtelijke ontwikkeling. Uitgangspunt hierbij is de publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ van de VNG. Hierin zijn voor verschillende bedrijven milieucategorieën en bijhorende richtafstanden opgenomen.

Het plangebied is in het buitengebied gelegen. In de omgeving zijn voornamelijk agrarische gronden gelegen met enkele woningen en bedrijven. Hierdoor is er sprake van het gebiedstype rustig buitengebied. De woning is gelegen op een afstand van circa 7,5 meter ten opzichte van een nutsvoorziening. Voor dit soort functies geldt een aan te houden richtafstand van 10 meter in verband met het aspect gevaar en 30 meter in verband met het aspect geluid. Aan die afstanden wordt dus niet voldaan.

Ten oosten grenst een maatschappelijke bestemming met de functieaanduiding zorgboerderij. Dit valt onder milieucategorie 2 met een richtafstand van 30 meter. Ook hier wordt niet aan voldaan. Echter is in de bestaande situatie al sprake van een bedrijfswoning waar door de genoemde bedrijven al rekening mee gehouden moet worden. Ook zijn er op kortere afstand tot de genoemde bedrijven reeds reguliere woningen aanwezig waar de betreffende bedrijven in hun bedrijfsvoering rekening moeten houden. Daarnaast is de ontsluiting van de zorgboerderij aan de Zijstraat gelegen, waardoor hinder vanuit verkeer op grotere afstand is gelegen. In de toekomstige situatie zal derhalve reeds sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat. Ten zuiden bevindt zich reparatie-, inrichting- en takelbedrijf. Deze functies vallen onder de SBI-code 45205 'Overige gespecialiseerde reparties en slepen van auto's'. Volgens de VNG-brochure valt dit in milieucategorie 2 met een richtafstand van 30 meter in een rustige woonwijk. Met een afstand van circa 44 meter van het bouwvlak van de woning tot deze bedrijfsbestemming wordt er aan de richtafstand voldaan.

3.3.4 Geurhinder en veehouderijen

Toetsingskader: Wet geurhinder en veehouderij (Wgv), Activiteitenbesluit milieubeheer

De veehouderijendichtheid rondom het plangebied is relatief laag. In figuur 3.4 is de ligging van het plangebied ten opzichte van aanwezige veehouderijen in de omgeving weergegeven.

In alle gevallen moet voor de veehouderijen worden voldaan aan de algemeen geldende vaste afstanden uit de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). De afstand tussen het dichtstbijzijnde dierverblijf van de veehouderij en de buitenzijde van het geurgevoelig object moet minimaal 50 meter bedragen voor locaties binnen de bebouwde kom en 25 meter voor locaties buiten de bebouwde kom. De planlocatie is gelegen buiten de bebouwde kom zodat een vaste afstand van minimaal 25 meter aan de orde is.

Ten aanzien van niet-intensieve veehouderijen gelden conform de Wgv eveneens vaste afstanden. Voor deze veehouderijen geldt dat de afstand tussen het emissiepunt van de veehouderij en de buitenzijde van het geurgevoelig object minimaal 100 meter moet bedragen voor locaties binnen de bebouwde kom en 50 meter voor locaties buiten de bebouwde kom.

In de directe omgeving rondom het plangebied is enkel de melkrundveehouderij aan Zijstraat 1 vergund.

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.WPPaalstraat28-VG01_0011.png"

Figuur 3.4 Kaart ligging veehouderijbedrijven in de omgeving van het plangebied (Bron: ODZOB)

De rand van het bouwvlak van dit bedrijf is gelegen op circa 80 meter tot de rand van het beoogd bestemmingsvlak ‘Wonen - 1’. Daar er sprake is van een melkrundveehouderij gelden minimaal vereiste afstanden van 50 en 25 meter tot respectievelijk de vergunde emissiepunten en stallen.

In onderhavige situatie is er sprake van een bestaand geurgevoelig object in de vorm van een bedrijfswoning. Dit object blijft ongewijzigd behouden. De ontwikkeling heeft derhalve geen gevolgen voor de ontwikkelingsmogelijkheden van het aanwezige bedrijf. Bovendien wordt een ruimschoots afdoende afstand (> 50 m) gerespecteerd tussen de stallen van het bedrijf en de woonbestemming binnen het plangebied.

Woon- en leefklimaat

Onder de achtergrondbelasting wordt de geurbelasting verstaan als gevolg van de veelheid aan veehouderijen in de omgeving van een geurgevoelig object. De achtergrondbelasting is daarmee een goede graadmeter voor hinder ten gevolge van veehouderijbedrijven. De Omgevingsdienst Zuidoost Brabant (ODZOB) heeft kaarten opgesteld met betrekking tot de fysieke leefomgeving, op basis van de bij hen beschikbare data. Een van deze kaarten heeft betrekking op de achtergrondbelasting van geur ten gevolge van de aanwezige veehouderijbedrijven. Een uitsnede van deze kaart is bijgevoegd in figuur 3.5. Op basis hiervan kan afgeleid worden dat de kwaliteit van de leefomgeving, bezien vanuit het aspect geur van veehouderijen ‘goed’ is (3 - 7 OUE/m3). Er wordt dus ruimschoots voldaan aan de provinciale en gemeentelijke streefwaarde van een achtergrondbelasting van maximaal 20 OUE/m3. Voor dit aspect is derhalve sprake van een aantoonbaar aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.WPPaalstraat28-VG01_0012.png"

Figuur 3.5 Uitsnede kaart achtergrondbelasting geur veehouderijen in OUE/m3 (Bron: ODZOB)

3.3.5 Archeologie

Toetsingskader: Erfgoedwet, archeologiebeleid gemeente Loon op Zand

Conform de geactualiseerde archeologische beleidskaart (figuur 3.6) valt het plangebied gedeeltelijk binnen de categorie 'archeologische waarde bewoningscluster' en gedeeltelijk binnen categorie 'hoge verwachting'. Zoals beschreven in paragraaf 1.3 geldt voor de noordelijke strook binnen het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'.

Voor het plangebied geldt een onderzoeksverplichting bij een verstoringsoppervlak van 100 m2 of meer en een diepte van meer dan 30 centimeter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.WPPaalstraat28-VG01_0013.png"

Figuur 3.6 Archeologische beleidskaart met aanduiding plangebied (Bron: Gemeente Loon op Zand)

Bij de voorliggende ontwikkeling is sprake van een functiewijziging naar een reguliere woonbestemming. Voor deze ontwikkeling vinden er geen fysieke ingrepen plaats en worden de gronden niet geroerd. Specifiek gericht archeologisch onderzoek kan daarom achterwege gelaten worden en er kan gesteld worden dat het aspect archeologie geen belemmering vormt voor de beoogde ontwikkeling.

3.3.6 Cultuurhistorie

Toetsingskader: Besluit Ruimtelijke Ordening (Bro), provinciaal/gemeentelijk cultuurhistorisch beleid

De regio, waartoe de buurtschap Paalstraat behoort, is van cultuurhistorisch belang vanwege het voor Noord-Brabant unieke slagenlandschap. De verschillende fasen van ontwikkeling van het landschap hebben er toe geleid, dat van het van oudsher aanwezige slagenlandschap nog slechts in het noordelijk deel van Kaatsheuvel herkenbaar is. In het gebied, waarvan het plangebied deel uitmaakt, is dit nauwelijks het geval.

Van een (verdere) aantasting van dit aspect van de cultuurhistorische waarden, die als karakteristiek kunnen worden aangemerkt voor dit deel van De Moer, is dan ook geen sprake. Op andersoortige historische deelfacetten (geografisch, groen en stedenbouw) en evenmin op bouwkunst en zichtrelaties is binnen geldende beleidskaders een aanknopingspunt te vinden, die nopen tot een vergaande analyse.

Het initiatief aan de Paalstraat betreft een kleinschalige wijziging van de bestemming 'Agrarisch' naar de bestemming 'Wonen', waarbij binnen de bestemming 'Wonen - 1' 200 m2 aan bijgebouwen toegestaan is. Met de beoogde ontwikkeling wordt meerwaarde gecreëerd door de (reeds uitgevoerde) sloop van (een gedeelte van) bijgebouwen en het hergebruiken van waardevolle cultuurhistorische bebouwing in relatie tot het lint Paalstraat. Van aantasting van cultuurhistorische waarden is geen sprake, waardoor een nadere analyse op dit onderdeel niet noodzakelijk is.

3.3.7 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader: Wet geluidhinder (Wgh)

In de Wet geluidhinder wordt ten aanzien van wegverkeerslawaai geen onderscheid gemaakt tussen een bedrijfswoning en een burgerwoning. Het betreffen beide geluidgevoelige objecten en voor beide woningtypen gelden dezelfde normen. Aangezien de ontwikkeling uitsluitend een functieverandering betreft zonder (significante) uitbreiding van de woning, treden er ten aanzien van wegverkeerslawaai geen wijzigingen op. Een nadere onderbouwing of onderzoek is dan ook niet nodig.

3.3.8 Externe veiligheid

Toetsingskader: Bevi, Bevt en Bevb

Ten aanzien van het aspect externe veiligheid is de woning relevant aangezien deze in het kader van externe veiligheid wordt gezien als een kwetsbaar object. Hoewel er met het omzetten van de bedrijfswoning naar een burgerwoning feitelijk niets wijzigt, is in het kader van een goede ruimtelijke ordening bekeken of de woning wellicht binnen het invloedsgebied van een risicobron is gelegen.

Overeenkomstig de risicokaart waarin relevante risicobronnen getoond worden, zijn er in de omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen te vinden met een externe werking. Ook vindt er geen transport van gevaarlijke stoffen plaats via de weg, het spoor, het water of door buisleidingen, zie figuur 3.9. Het groepsrisico hoeft niet berekend of verantwoord te worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.WPPaalstraat28-VG01_0014.png"

Figuur 3.9 Uitsnede risicokaart met het plangebied blauw omcirkeld (Bron: Atlas Leefomgeving - Risicokaart)

3.3.9 Luchtkwaliteit

Toetsingskader: Wet milieubeheer (Wm)

Ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit is de woning relevant. Hoewel er feitelijk niets wijzigt (alleen de functie van de woning wordt omgezet van bedrijfswoning naar reguliere woning), is in het kader van een goede ruimtelijke ordening beoordeeld of gelet op de luchtkwaliteit een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd.

De beoogde ontwikkeling valt onder het Besluit niet in betekenende mate onder de categorie woningbouw tot 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg. Dit betekent dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit ter plaatse, en dat nader onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van het Centraal Instrument Monitoring Luchtkwaliteit. De Duiksehoef is de maatgevende weg. Uit de tool (figuur 3.10 en bijbehorende tabellen 3.1 t/m 3.3) blijkt dat in 2021 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5) langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer lagen. Hierdoor is ter plaatse van het plangebied als gevolg van de ontwikkeling (met bijbehorende toename van het benoemde gehalte stikstof en fijnstof in de lucht) sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.WPPaalstraat28-VG01_0015.png"

Figuur 3.10 Toetspunt directe omgeving plangebied (Bron: Centraal Instrument Monitoring Luchtkwaliteit)

Tabel 3.1 Concentraties NO2

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.WPPaalstraat28-VG01_0016.png"

Tabel 3.2 Concentraties PM10

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.WPPaalstraat28-VG01_0017.png"

Tabel 3.3 Concentraties PM2,5

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.WPPaalstraat28-VG01_0018.png"

3.3.10 Kabels en leidingen

Toetsingskader: Geldend bestemmingsplan 'Buitengebied Geconsolideerd'

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

3.3.11 Bodem

Toetsingskader: Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en Wet bodembescherming

In het kader van de beoogde ontwikkeling met het beoogde gebruik is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Hierbij zijn globaal gezien enkel de gronden zoals via dit wijzigingsplan te bestemmen als 'Wonen - 1' en 'Tuin' onderzocht. Het overige gedeelte van het plangebied, waar de bestemming 'Agrarisch' gehandhaafd blijft, is niet onderzocht aangezien hier de functie niet wijzigt, niet wordt gebouwd en het niet om een gevoelige bestemming gaat.

Het onderzoeksrapport is opgenomen als bijlage 1 van dit wijzigingsplan. Hierna volgt een beknopte samenvatting.

Zintuiglijke waarnemingen

Zintuiglijk zijn tijdens de uitvoering van de boorwerkzaamheden geen waarnemingen gedaan die kunnen duiden op een mogelijke bodemverontreiniging. Ter plaatse van de vermoedelijke ligging van de voormalige watergang op de onderzoekslocatie (deellocatie B) zijn geen waarnemingen gedaan die duiden op een voormalige slootbodem of dempingsmateriaal. Tevens is de bodemopbouw niet afwijkend van de bodemopbouw op de rest van de onderzoekslocatie. Derhalve is de grond gecombineerd onderzocht met overige terrein (deellocatie A).

Verkennend onderzoek

Uit de analyseresultaten blijkt dat de bovengrond aan de zuidzijde van de locatie (mm02) licht verontreinigd is met PAK en OCB. In het mengmonster dat is samengesteld uit boringen die nabij de schuur met de voormalige bestrijdingsmiddelenopslag geplaatst zijn (mm01), zijn geen verontreinigingen met OCB aangetoond. In de ondergrond en in het grondwater zijn geen verontreinigingen aangetoond.

De aangetoonde verontreinigingen zijn in overeenstemming met de hypothese dat de onderzoekslocatie verdacht is hiervoor. De aangetroffen gehaltes aan OCB en PAK in mm02

betreffen marginale overschrijdingen van de achtergrondwaarde en zijn dermate laag, dat nader onderzoek hiernaar niet noodzakelijk wordt geacht.

Conclusie

De onderzoeksresultaten leveren geen beperkingen op ten aanzien van het voorgenomen gebruik van de locatie en vormen geen belemmering voor de voorgenomen bestemmingswijziging.

Indien grond wordt afgegraven (bijvoorbeeld bij bouwwerkzaamheden) en van de locatie wordt afgevoerd, dient er rekening mee te worden gehouden dat deze grond elders niet zonder meer toepasbaar is. Met betrekking tot het elders hergebruiken van grond zijn de regels van het Besluit bodemkwaliteit van toepassing.

3.3.12 Water

Toetsingskader: Beleid duurzaam waterbeheer (diverse overheidsniveaus), Waterschapsbeleid, Gemeentelijk waterbeleid

Aan het waterhuishoudkundige systeem en het verhard oppervlak op het perceel vinden geen wijzigingen plaats. Eventuele aanleg van hemelwaterafvoer mag niet geloosd worden op het riool. Het project heeft geen negatieve invloed op de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse.

3.3.13 Ecologie

Toetsingskader: Wet natuurbescherming (Wnb)/provinciaal beleid

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van natuurgebieden de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Gebiedsbescherming

De afstand tot het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied 'Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen' is circa 3,6 kilometer, weergegeven in figuur 3.11. Externe effecten (bijvoorbeeld stikstofdepositie) als gevolg van de voorgenomen plannen op de onderzoekslocatie zijn, gezien de afstand tot de meest nabijgelegen Natura 2000-gebieden in combinatie met de aard van de plannen (waarbij de verkeersgeneratie niet verandert en er geen bouwwerkzaamheden worden uitgevoerd), niet te verwachten. Ook verstoring en verandering van de waterhuishouding is niet aan de orde. Vervolgonderzoek met betrekking tot Natura 2000-gebieden wordt niet noodzakelijk geacht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.WPPaalstraat28-VG01_0019.png"

Figuur 3.11 Ligging plangebied ten opzichte van Natura 2000-gebied Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen' (Bron: Econsultancy)

Daarnaast maakt het plangebied geen deel uit van een gebied behorend tot het Natuurnetwerk Nederland. Het meest nabijgelegen gebied bevindt zich circa 370 meter ten oosten van het plangebied. In figuur 3.12 is de ligging ten opzichte van het Natuurnetwerk Nederland weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0809.WPPaalstraat28-VG01_0020.png"

Figuur 3.12 Ligging plangebied ten opzichte van Natuurnetwerk Nederland

(Bron: Ruimtelijkeplannen)

Gezien de afstand van het plangebied tot het dichtstbijzijnde deel van het Natuurnetwerk en gezien de aard van de voorgenomen ingreep zullen de wezenlijke waarden en kenmerken ten opzichte van de oorspronkelijke situatie niet veranderen. Vervolgonderzoek in het kader van het Natuurnetwerk Nederland wordt niet noodzakelijk geacht.

Soortenbescherming

Voorliggend wijzigingsplan regelt alleen een functiewijziging van de bestaande bedrijfswoning naar een burgerwoning. Er vindt geen sloop of werkzaamheden aan de buitenzijde van de bebouwing plaats welke een bedreiging vormen voor beschermde planten- en diersoorten. De Wet natuurbescherming staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

3.3.14 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Toetsingskader: Besluit m.e.r.

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied van 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2).

Bij voorliggende ontwikkeling is geen sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject aangezien het gaat om een kleinschalige functiewijziging. Hier geldt daarom geen mer-beoordelingsplicht en kan verwezen worden naar jurisprudentie ECLI:NL:RVS:2021:1967.

Hoofdstuk 4 Toelichting Op De Juridische Regeling

Bij het voorliggende wijzigingsplan blijven de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Geconsolideerd' (vastgesteld op 1 juni 2018) van kracht.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische Uitvoerbaarheid

Naast de planologische haalbaarheid van de ontwikkeling zoals getoetst in voorgaande paragrafen, moet ook de financiële uitvoerbaarheid van de ontwikkeling aangetoond worden. In de Wet ruimtelijke ordening is de Grondexploitatiewet opgenomen. Hierin is geregeld dat gemeenten de mogelijkheid krijgen om kosten van de planontwikkeling te verhalen op grondeigenaren. Het kostenverhaal dient verplicht door de gemeente opgesteld te worden. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Van een exploitatieplan kan worden afgeweken door in het kostenverhaal anderszins te voorzien (overeenkomst met alle grondeigenaren in het plangebied of volledig grondeigendom). In een bestemmingsplan is sprake van kostenverhaal (6.2.3 tot en met 6.2.5 Bro) als een bouwplan (6.2.1 Bro) wordt mogelijk gemaakt.

In dit geval is geen sprake van een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro. Kostenverhaal vindt plaats door middel van het heffen van leges. Zodoende is het niet nodig dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt of dat met initiatiefnemer een anterieure overeenkomst wordt aangegaan om exploitatiekosten te verhalen. Wel wordt met initiatiefnemer een overeenkomst aangegaan waarin afspraken worden gemaakt over kostenverhaal vanwege eventuele tegemoetkoming in planschade.

Gelet op het voorgaande is het plan economisch uitvoerbaar.

5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient inzicht te worden gegeven in de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan. Het gaat daarbij zowel om de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de planvoorbereiding zijn betrokken alsook om de resultaten van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro.

5.2.1 Vooroverleg en participatie

Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een wijzigings- of bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

De instanties die in kennis gesteld moeten worden van dit bestemmingsplan zijn geïnformeerd. Een omgevingsdialoog is niet gevoerd omdat het initiatief voldoet aan de binnenplanse voorwaarden voor wijziging van de bestemming van ‘Agrarisch’ naar ‘Wonen - 1’ en 'Tuin'.

5.2.2 Ontwerp

Het ontwerpwijzigingsplan heeft gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Op basis van een ingebrachte zienswijze en ambtshalve wijzigingen is een 'Nota van zienswijzen en wijzigingen' opgesteld, opgenomen als bijlage 2. Op basis van deze Nota is op enkele onderdelen de toelichting van het wijzigingsplan aangepast.

5.2.3 Vaststelling

Het college van burgemeester en wethouders stelt vervolgens het wijzigingsplan vast, waarna het wederom voor een periode van 6 weken ter inzage wordt gelegd en waarop indieners van zienswijzen beroep kunnen instellen bij de Raad van State.

Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 1 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 2 Nota Van Zienswijzen En Wijzigingen

Bijlage 2 Nota van zienswijzen en wijzigingen