Buitengebied Nuenen
Bestemmingsplan - Gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten
Vastgesteld op 01-11-2018 - deels onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Bestemmingsplan Buitengebied Nuenen met identificatienummer NL.IMRO.0820.BPBuitengebied-D001 van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aanvaardbaar woon- en leefklimaat
een ontwikkeling is milieuhygiënisch inpasbaar indien is aangetoond dat:
- a. de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie;
- b. bij het toestaan van nieuwe geurgevoelige functies voldaan wordt aan de wettelijke geurnormen of vastgestelde hogere geurnorm;
- c. bij het toestaan van nieuwe geluidsgevoelige functies voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarden of de vastgestelde hogere grenswaarde;
- d. er geen belemmeringen zijn op het gebied van externe veiligheid;
- e. de luchtkwaliteit geschikt is voor de nieuwe functie.
1.6 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig of architectonisch opzicht ondergeschikt is aan en daarnaast rechtstreeks toegankelijk is vanuit het hoofdgebouw.
1.7 aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn,
dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.8 aardkundige waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de natuurlijke ontstaanswijze die nog herkenbaar is doordat aardkundige verschijnselen er nog een gave vorm hebben en/of in onderlinge samenhang voorkomen, zoals dalglooiingen, steilranden en bodemovergangen. De aardkunde heeft de - vaak trage en grootschalige - werking van de niet-levende natuur als onderwerp en omvat geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen.
1.9 achtererf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.10 afhankelijke woonruimte
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
1.11 agrarisch bedrijf
een inrichting die tot een, krachtens artikel 1.1, derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie behoort en die is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren, zijnde:
- a. een (vollegronds)teeltbedrijf;
- b. een veehouderij;
- c. een glastuinbouwbedrijf ;
- d. een overig agrarisch bedrijf.
1.12 agrarisch gerelateerde zorgverlening
het uitoefenen van dagactiviteiten in het kader van resocialisatie of therapie door zorgbehoevenden op een agrarisch bedrijf, al dan niet bestaande uit agrarische (bedrijfs)activiteiten en zonder mogelijkheden voor overnachting.
1.13 agrarisch grondgebruik
gebruik van gronden, gelegen buiten een bouwvlak, gericht op het telen van gewassen en het houden van dieren, met uitzondering van honden.
1.14 antennedrager
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.15 antenne-installatie
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.16 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.17 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.18 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.19 bed & breakfast
het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse verblijft.
1.20 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.
1.21 bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatie
het bedrijfsmatig exploiteren en beheren van een verblijfsrecreatief complex, gericht op het jaarrond aanbieden van recreatief verblijf aan meerdere, steeds wisselende personen.
1.22 bedrijfsmatige paardenhouderij
een bedrijf dat gericht is op het houden, stallen of africhten van paarden, al dan niet in combinatie met de handel in paarden.
1.23 bedrijfs- of dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, vanwege de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.24 beeldbepalend pand
Een gebouw dat op culturele of historische gronden bescherming geniet van de gemeente Nuenen, ook wel een karakteristiek pand genoemd.
1.25 beleidsregels Buitengebied in ontwikkeling
de beleidsregels Buitengebied in ontwikkeling zoals vastgesteld op (gelijktijdig met bestemmingsplan vast te stellen) of de meest recente rechtsopvolger daarvan.
1.26 bestaand bouwwerk
een bouwwerk dat op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezig is of kan worden gebouwd.
1.27 bestaand gebruik
gebruik dat op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezig is of kan worden uitgeoefend.
1.28 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
de afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen of kunnen komen.
1.29 bestemde ammoniakemissie
het bestaande aantal dierplaatsen voor de bestaande diersoorten, vermenigvuldigd met de emissiefactoren van het bestaande stalsysteem, waarbij geldt:
- a. bestaand stalsysteem: het stalsysteem ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan;
- b. bestaande aantal dierplaatsen: het aantal legaal gerealiseerde dierplaatsen zoals aanwezig ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan;
- c. bestaande diersoorten: de diersoorten, waarvoor de legaal gerealiseerde dierplaatsen zoals aanwezig ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan zijn gebouwd.
1.30 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.31 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.32 Bevi-inrichting
een bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.33 bevoegd gezag
het bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.34 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.35 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.36 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.
1.37 bouwmarkt
een al dan niet overdekt detailhandelsbedrijf, waarin een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouwmaterialen en doe-het-zelfproducten uit voorraad wordt aangeboden.
1.38 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.39 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.40 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.41 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.42 bijgebouw
een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat bouwkundig of architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.43 café
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.
1.44 congrescentrum
een gebouwencomplex, bestemd en ingericht voor het houden van congressen, conferenties, symposia en andere grote bijeenkomsten.
1.45 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.
1.46 deskundige
een door het bevoegd gezag erkend onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen op het vakgebied waar in de regels aan wordt gerefereerd.
1.47 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
1.48 dierenverblijf
gebouw voor het houden van landbouwhuisdieren, inclusief de daarbij behorende voorzieningen.
1.49 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.
1.50 discotheek of dancing
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en andere daarmee vergelijkbare evenementen.
1.51 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.
1.52 escortservice
het bedrijfsmatig – of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - aanbieden van seksuele handelingen die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.
1.53 evenement
een gebeurtenis, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur.
1.54 extensief recreatief medegebruik
de niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.
1.55 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, ruimte vormt met meer dan één geheel of gedeeltelijke wand.
1.56 geluidsgevoelige objecten
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
1.57 glastuinbouwbedrijf
agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt.
1.58 hokdierhouderij
veehouderij met uitzondering van nertsenhouderij, melkrundveehouderij en schapenhouderij
1.59 hoofdgebouw
een gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.60 horecabedrijf
een onderneming gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
1.61 hotel
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met – al dan niet – als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.
1.62 hoveniersbedrijf
een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, al dan niet in combinatie met het telen van gewassen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.
1.63 huishouden
een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren.
Met een huishouden wordt gelijk gesteld:
- a. De huisvesting van maximaal 4 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);
- b. tijdelijke huisvesting in de vorm van logies aan maximaal 6 arbeidsmigranten;
- c. de huisvesting van maximaal 8 ouderen, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht;
- d. de huisvesting van maximaal 8 personen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, een psychiatrisch ziektebeeld of psychosociale problemen dan wel de huisvesting van maximaal 8 personen die tijdelijke opvang behoeven, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht, dit alles gericht op zelfstandige bewoning.
1.64 kampeermiddelen
de niet als een bouwwerk aan te merken, zoals vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.65 kantoor
een voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.66 kas
een teeltondersteunende voorziening in de vorm van een gebouw of overkapping waarvan het dak en al dan niet de wanden voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden, daaronder begrepen permanente tunnel- of boogkassen hoger dan 1,5 m.
1.67 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit), waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.68 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.
1.69 Landschapsinvesteringsregeling
De Landschapsinvesteringsregeling zoals vastgesteld op 9 juni 2015, of de meest recente rechtsopvolger daarvan.
1.70 Landschapsontwikkelingsplan de Peel
Het Landschapsontwikkelingsplan de Peel zoals vastgesteld op 11 september 2007 of de meest recente rechtsopvolger daarvan.
1.71 loonbedrijf
een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van civieltechnische en of cultuurtechnische diensten of het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van werktuigen of -apparatuur of het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen of -apparatuur.
1.72 maaiveld
de gemiddelde hoogte van het terrein ter plaatse van een gebouw/bouwwerk.
1.73 landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.
1.74 manege
een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, al dan niet in met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en/of pony's, horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.
1.75 mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
1.76 milieuhygiënisch inpasbaar
een ontwikkeling is milieuhygiënisch inpasbaar indien is aangetoond dat:
- a. omliggende functies niet onevenredig in hun gebruiksmogelijkheden worden beperkt;
- b. de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie;
- c. bij het toestaan van nieuwe geurgevoelige functies voldaan wordt aan de wettelijke geurnormen of vastgestelde hogere geurnorm;
- d. bij het toestaan van nieuwe geluidsgevoelige functies voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarden of de vastgestelde hogere grenswaarde;
- e. er geen belemmeringen zijn op het gebied van externe veiligheid;
- f. de luchtkwaliteit geschikt is voor de nieuwe functie;
- g. er geen sprake is van significant negatief effecten op Natura 2000-gebied(en);
- h. nieuwe functies binnen het Natuurnetwerk Brabant niet schadelijk zijn voor het natuurbeheertype ter plaatse;
- i. soorten die op basis van de Wet natuurbescherming beschermd zijn niet worden aangetast;
- j. de waterhuishouding niet onevenredig verslechtert;
- k. de capaciteit van de omliggende wegen voldoende is voor veilige afwikkeling van de verkeerstoename;
- l. er op eigen terrein voorzien wordt in de parkeerbehoefte.
1.77 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna, waaronder mede worden begrepen de waarden zoals vastgelegd op de natuurwaarden kaart die als bijlage 3 bij de regels is opgenomen.
1.78 NEN
de door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.79 nevenfunctie
een aan de hoofdfunctie ondergeschikte functie, die door de eigenaar dan wel bedrijfsvoerder van de hoofdfunctie wordt uitgeoefend al dan niet met aanvullend personeel.
1.80 nutsvoorzieningen
de voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.81 ondergeschikte bouwdelen
bouwdelen die qua aard en omvang ondergeschikt zijn aan het bijbehorende gebouw, zoals bijvoorbeeld schoorstenen, lichtkoepels en balkonhekken.
1.82 overig agrarisch bedrijf
agrarisch bedrijf dat niet binnen de begripsbepaling van veehouderij, (vollegronds)teeltbedrijf of glastuinbouwbedrijf valt.
1.83 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak en met ten hoogste aan één zijde een gehele of gedeeltelijke wand.
1.84 paardenbak
een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining.
1.85 particulier opdrachtgeverschap
een situatie waarin een burger of een groep van burgers – in dat laatste geval georganiseerd als rechtspersoon zonder winstoogmerk of krachtens overeenkomst – ten minste het economische eigendom verkrijgt en volledige zeggenschap heeft over en verantwoordelijkheid draagt voor het gebruik van de grond, het ontwerp en de bouw van de eigen woning.
1.86 peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het gebouw;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
1.87 productiegerichte paardenhouderij
een bedrijf gericht op het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij, al dan niet in combinatie met het opleiden, trainen en verhandelen van paarden uit het eigen fokprogramma.
1.88 recreatiewoning
een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond.
1.89 restaurant
een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.
1.90 rijhal
gebouw met een inpandige paardenbak of soortgelijke voorziening ten behoeve van het bereiden, africhten of trainen van paarden.
1.91 seizoenarbeider
tijdelijke werknemer die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam is, om naar aard kortdurend werk te verrichten, voor zover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering.
1.92 seksinrichting
het bedrijfsmatig – of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt – gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.
1.93 slopen
het geheel of gedeeltelijk afbreken van een bouwwerk.
1.94 Staat van Horeca-activiteiten
de Staat van Horeca-activiteiten die als Bijlage 2 deel uitmaakt van deze regels.
1.95 Stalderingsgebied
gebied - bestaande uit de gemeenten Best, Son en Breugel, Nuenen Gerwen en Nederwetten, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Veldhoven, Waalre, Valkenswaard, Heeze-Leende en Cranendonck - waarbinnen het oprichten van een dierenverblijf voor een hokdierenhouderij is gekoppeld aan de sanering van een bestaand dierenverblijf van een hokdierenhouderij met als doel de regionale concentratie van vee te reguleren en verdere leegstand te voorkomen; onder 'bestaand dierenverblijf' wordt in dit geval verstaan een feitelijk aanwezig, legaal opgericht dierenverblijf dat op grond van een omgevingsvergunning milieu (ex artikel 2.1.1.e Wabo) of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets (ex artikel 2.1.i Wabo) of melding (ex artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer) op 17 maart 2017 en de daaraan voorafgaande drie jaar onafgebroken bedrijfsmatig is gebruikt voor het houden van landbouwhuisdieren.
1.96 Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten die als Bijlage 1 deel uitmaakt van deze regels.
1.97 standplaats voor kampeermiddel
een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten.
1.98 stacaravan
een gebouw dat in zijn geheel kan worden verplaatst en is bestemd voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.99 teeltondersteunende voorzieningen
ondersteunende voorzieningen, die een onderdeel zijn van de totale agrarische bedrijfsvoering van een (vollegronds)teelbedrijf, die gebruikt worden om de bedrijfsvoering te optimaliseren door de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden plaats te laten vinden, zodat gezorgd kan worden voor een verbetering van de productkwaliteit en/of arbeidsomstandigheden, teeltvervroeging of -verlating en het terugdringen van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffengebruik, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen:
- a. permanente teeltondersteunende voorzieningen: voor onbepaalde tijd aanwezig, waaronder ook begrepen permanent aanwezige onderdelen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;
- b. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen: uitsluitend aanwezig zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden per jaar;
en tussen:
- c. lage teeltondersteunende voorzieningen: met een hoogte van maximaal 1.50 m, bijvoorbeeld insectengaas, afdekfolies en acryldoek, vlakveldsfolie, vraatnetten, lage tunnels, trayvelden en containervelden;
- d. hoge teeltondersteunende voorzieningen: met een hoogte van minimaal 1.50 m, bijvoorbeeld hagelnetten, menstoegankelijke wandelkappen, schaduwhallen, stellingenteelt (bakken op stellingen, regenkappen).
1.100 tuincentrum
een bedrijf, gericht op de teelt en de verhandeling van bomen, heesters, planten, bloemen en andere siergewassen en in samenhang daarmee op de verkoop van artikelen die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschap, tuinmeubilair en tuingrond.
1.101 veehouderij
agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren.
1.102 verblijfsmiddelen
de voor verblijf geschikte – al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken – voer- en vaartuigen, arken, caravans, tenten en andere soortgelijke constructies, voor zover geen bouwwerken en geen kampeermiddelen zijnde.
1.103 verblijfsrecreatie
recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie/logeergebouw, pension, bed & breakfast, kampeermiddel, trekkershut of camper, door personen die hun hoofdwoonverblijf elders hebben;
1.104 volkstuinen
de gronden waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld, al dan niet met het voor particulier gebruik op recreatieve wijze houden van dieren zoals kippen of konijnen.
1.105 (vollegronds)teeltbedrijf
agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt.
1.106 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.107 water en waterhuishoudkundige voorzieningen
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit, zoals onder andere duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen en inlaten.
1.108 waterberging
het bergen van water buiten oppervlaktewaterlichamen, ter verruiming van de bergingscapaciteit van een of meer watersystemen.
1.109 waterkering
natuurlijke of kunstmatige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt en het achterliggende gebied beschermt tegen inundatie.
1.110 Wgh-inrichting
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.111 windturbine
een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.
1.112 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.113 woonwagen
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.114 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
1.115 zone 'Beperkingen veehouderij'
zone waar beperkingen gelden voor vestiging en uitbreiding van en omschakeling naar intensieve veehouderij.
1.116 zorgvuldige dialoog
het voeren van overleg met de directe omgeving waarbij:
- a. de initiatiefnemer alle eigenaren en huurders binnen een straal van 500 m vanaf de locatie van de beoogde ontwikkeling benaderd aan een vorm van overleg deel te nemen;
- b. de beoogde ontwikkeling door de initiatiefnemer aan de deelnemers aan het overleg wordt toegelicht;
- c. de deelnemers aan het overleg in de gelegenheid worden gesteld op de beoogde ontwikkeling te reageren;
- d. de initiatiefnemer, tijdens het overleg of op een later vervolgoverleg met de deelnemers, aangeeft:
- 1. met welke opmerkingen in het plan rekening gehouden kan/zal worden;
- 2. met welke opmerkingen in het plan geen rekening gehouden kan/zal worden en waarom niet;
- e. de deelnemers aan het overleg in de gelegenheid worden gesteld hun tevredenheid kenbaar te maken over de wijze waarop hun opmerkingen al dan niet zijn verwerkt in de plannen;
- f. de initiatiefnemer een schriftelijk verslag opstelt van de het gevoerde overleg met de omgeving en dit aan de deelnemers van het overleg toestuurt;
- g. de deelnemers binnen 3 weken na verzending van het verslag schriftelijk kunnen reageren richting de initiatiefnemer;
- h. de initiatiefnemer het verslag samen met eventuele schriftelijke reacties indient bij de aanvraag omgevingsvergunning.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
- a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
- b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 breedte, lengte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.
2.5 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 verkoopvloeroppervlakte
de vloeroppervlakte van een ruimte waar producten verkocht worden, voor zover vrij toegankelijk voor de klant.
2.10 vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Gemengd Landelijk Gebied
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Gemengd landelijk Gebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. (vollegronds)teeltbedrijven;
- b. agrarisch grondgebruik;
- c. wonen in bedrijfswoningen, voor zover op basis van lid 3.2 een bedrijfswoning toegestaan, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
alsmede voor:
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij': tevens een veehouderijbedrijf;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij': tevens een productiegerichte paardenhouderij;
- f. ter plaatste van de aanduiding 'karakteristiek': tevens behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden van beeldbepalende panden;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': tevens het parkeren ten behoeve van het motorcrossterrein;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 1a': tevens horeca uit categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten en een cateringbedrijf als nevenfunctie;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - ruitervereniging': een ruitervereniging;
- j. agrarisch gerelateerde zorgverlening bij het agrarisch bedrijf;
met daaraan ondergeschikt:
- k. extensief recreatief medegebruik;
- l. detailhandel in agrarische en streekeigen producten als nevenactiviteit;
en:
- m. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en toegangswegen;
- n. erftoegangswegen voor aangrenzende bestemmingen.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijf toegestaan;
- b. wijziging van het bestaande aantal dierplaatsen, bestaande diersoorten en/of bestaande stalsystemen is uitsluitend toegestaan indien:
- 1. de wijziging vergund is door middel van een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (of diens voorganger: de Natuurbeschermingswet 1998), of het bevoegd gezag verklaard heeft dat een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (of diens voorganger: de Natuurbeschermingswet 1998) niet noodzakelijk is, dan wel;
- 2. de wijziging niet leidt tot een toename van stikstofdepositie vanaf de betreffende veehouderij of een toename van stikstofdepositie niet leidt tot een overschrijding dan wel verdere overschrijding van de kritische depositiewaarden voor verzuringsgevoelige habitats binnen Natura 2000;
- c. de vestiging van, de omschakeling naar en een toename van de oppervlakte dierenverblijf voor geitenhouderij is niet toegestaan;
- d. de vestiging van, de omschakeling naar en een toename van de oppervlakte dierenverblijf voor hokdierhouderij is niet toegestaan;
- e. het uitbreiden van de oppervlakte aan dierenverblijven voor overige veehouderij is niet toegestaan;
- f. het gebruik van meer dan één bouwlaag van gebouwen voor het houden van vee is niet toegestaan, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
- g. mestverwerking en -vergisting zijn uitsluitend toegestaan voor dierlijke meststoffen van dieren van het eigen bedrijf;
- h. paardenbakken en andere paardrijvoorzieningen zoals stapmolens en longeerbakken zijn toegestaan binnen een bouwvlak en buiten een bouwvlak uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - paardenbak', met dien verstande dat:
- 1. de oppervlakte van een hobbymatige paardenbak ten hoogste 800 m² bedraagt;
- 2. binnen bouwvlakken geldt dat een paardrijvoorziening achter de voorgevellijn van de dichtst bij de openbare weg gelegen gevel ligt;
- 3. de afstand van een paardrijvoorziening tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 50 m bedraagt;
- i. de verkoopvloeroppervlakte in gebruik voor detailhandel als nevenactiviteit bedraagt ten hoogste 100 m2, met uitzondering van het cateringbedrijf als bedoeld in lid 3.1 onder h waarvan de verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 185 m2 mag bedragen;
- j. bij agrarische bedrijven waarbij een bedrijfswoning aanwezig is, is het gebruik ten behoeve van bed & breakfast toegestaan, met dien verstande dat:
- 1. het aantal (slaap)kamers ten hoogste 2 en het aantal slaapplaatsen ten hoogste 4 bedraagt;
- 2. de activiteit wordt uitgevoerd door de bewoner(s) van de betreffende bedrijfswoning;
- 3. de activiteit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en de parkeersituatie ter plaatse;
- k. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan met inachtname van de volgende regels:
- 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor deze activiteiten bedraagt ten hoogste 35% van de vloeroppervlakte van de betreffende woning met een maximum van 50 m2;
- 2. de activiteiten worden uitgevoerd door de bewoner(s) van de betreffende woning;
- 3. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en de parkeersituatie ter plaatse;
- 4. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn opgenomen in ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- 5. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover gerelateerd aan en ondergeschikt aan de beroeps- of bedrijfsactiviteit;
- l. (tijdelijke) huisvesting van seizoensarbeiders is niet toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - seizoensarbeiders' met dien verstande dat:
- 1. deze huisvesting uitsluitend is toegestaan voor seizoensarbeiders die werkzaam zijn bij hetzelfde bedrijf waar de huisvesting wordt toegestaan;
- 2. de huisvesting uitsluitend is toegestaan ten behoeve van het teeltseizoen, met een maximum van 10 maanden;
- m. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoningen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' is het parkeren ten behoeve van het motorcrossterrein uitsluitend toegestaan op woensdagen en zaterdagen, op beide dagen van 14:00 tot en met 18:30.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7 Wijzigingsbevoegdheden
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Groenblauwe Mantel
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Groenblauwe Mantel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. (vollegronds)teeltbedrijven;
- b. agrarisch grondgebruik;
- c. behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en natuur- en landschapswaarden;
- d. wonen in bedrijfswoningen, voor zover op basis van lid 4.2 een bedrijfswoning toegestaan, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
alsmede voor:
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij': tevens een veehouderijbedrijf;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij': tevens een productiegerichte paardenhouderij;
- g. ter plaatste van de aanduiding 'karakteristiek': tevens behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden van beeldbepalende panden;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie': tevens een zendmast;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - toren': tevens een toren;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein': tevens een evenemententerrein;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': tevens opslag als nevenfunctie;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietspad': tevens een fietspad;
- m. agrarisch gerelateerde zorgverlening bij het agrarisch bedrijf;
met daaraan ondergeschikt:
- n. extensief recreatief medegebruik;
- o. detailhandel in agrarische en streekeigen producten als nevenactiviteit;
- p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - openhaardhout': het vervaardigen en verkopen van openhaardhout;
en:
- q. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en toegangswegen;
- r. erftoegangswegen voor aangrenzende bestemmingen.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.7 Wijzigingsbevoegdheden
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - Natuur- En Landschappelijke Waarden
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschappelijke waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarisch grondgebruik;
- b. behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;
alsmede voor:
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietspad': tevens een fietspad;
met daaraan ondergeschikt:
- d. extensief recreatief medegebruik;
en:
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en toegangswegen;
- f. erftoegangswegen voor aangrenzende bestemmingen.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en geldt de volgende regel:
5.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. paardenbakken zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - paardenbak', met dien verstande dat:
- 1. de oppervlakte van een hobbymatige paardenbak ten hoogste 800 m² bedraagt;
- 2. de afstand van een paardenbak tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 50 m bedraagt.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 6 Bedrijf
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven vallende in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- b. wonen in bedrijfswoningen, voor zover op basis van lid 6.2 een bedrijfswoning is toegestaan, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
alsmede voor:
- c. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf': tevens een loonbedrijf uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - grondverzetbedrijf': tevens een grondverzetbedrijf;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loonwerk, grondverzet, transport en expeditie': tevens een bedrijf in loonwerk, grondverzet, transport en expeditie;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - hovenier, kwekerij en modeltuin': tevens een hoveniersbedrijf uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, een kwekerij en een modeltuin;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'hovenier': tevens een hoveniersbedrijf uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum': tevens een tuincentrum;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autoherstelbedrijf en autohandel: tevens een autoherstelbedrijf en autohandel;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - caravanhandel: tevens een caravanhandel;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - houthandel: tevens een houthandel met daarbij behorende detailhandel in doe-het-zelf artikelen;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - timmerwerkfabriek': een timmerwerkfabriek uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - hondenuitlaatservice': tevens een hondenuitlaatservice;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - theehuis': tevens theehuis met terras als ondersteunende vorm van horeca met een oppervlakte van ten hoogste 200 m2;
- o. ter plaatste van de aanduiding 'karakteristiek': tevens behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden van aangewezen beeldbepalende panden;
met dien verstande dat in afwijking van het bepaalde onder a ter plaatse van de volgende aanduidingen uitsluitend de volgende bedrijfstypen zijn toegestaan:
- p. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': een nutsvoorziening;
- q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - paardenhouderij': een bedrijfsmatige paardenhouderij;
- r. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': uitsluitend een opslagbedrijf;
en:
- s. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijfswoning toegestaan, tenzij met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' of de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangegeven en met dien verstande dat in bouwvlakken die met een relatieteken aan elkaar gekoppeld zijn gezamenlijk 1 bedrijfswoning is toegestaan;
- c. voor bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, geldt het volgende:
bedrijfsgebouwen | bedrijfswoning | bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning | |||||
max. inhoud (per bouwvlak) | - | 750 m3 | - | ||||
max. oppervlakte (per bouwvlak) | rijhallen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - paardenhouderij': 1.000 m2 totaal: volledig bouwvlak, tenzij anders aangegeven met de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' | - | 90 m2 | ||||
max. goothoogte | 6 m | 4,5 m | 3 m | ||||
max. bouwhoogte | 10 m | 10 m | 6 m | ||||
min. / max. dakhelling | 12°/45° | 12°/45° | 12°/45° | ||||
min. afstand tot zijdelingse perceelsgrens | 5 m | 5 m | - |
- d. bouwwerken, geen gebouw en geen overkapping zijnde, ten behoeve van paardenbakken en andere paardrijvoorzieningen zoals stapmolens en longeerbakken, zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - paardenbak', met dien verstande dat:
- 1. binnen aanduidingsvlakken met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - paardenbak' niet grenzend aan een bouwvlak:
- uitsluitend omheiningen zijn toegestaan met een bouwhoogte die ten hoogste 1,7 m bedraagt;
- aanvullend lichtmasten zijn toegestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 6 m voor zover de de lichtmasten binnen 50 m van een verlichte, openbare weg liggen;
- 2. binnen aanduidingsvlakken met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - paardenbak' grenzend aan een bouwvlak:
- de bouwhoogte van een omheining ten hoogte 1,7 m bedraagt;
- de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw en geen overkapping zijnde, ten behoeve van paardrijvoorzieningen bedraagt ten hoogste 2 m;
- 1. binnen aanduidingsvlakken met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - paardenbak' niet grenzend aan een bouwvlak:
- e. in afwijking van het bepaalde onder c, geldt ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' uitsluitend een goothoogte van ten hoogste 4 m;
- f. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste:
- 1. voor de voorgevel van het hoofdgebouw (en het verlengde daarvan): 1 m
- 2. elders: 2 m;
- g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 onder c om een grotere oppervlakte aan bedrijfsgebouwen toe te staan, met inachtneming van het volgende:
- a. de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen die extra kan worden toegestaan, bedraagt ten hoogste 25% van de oppervlaktemaat aan bedrijfsgebouwen die op basis van oppervlaktemaat lid 6.2 is toegestaan;
- b. heb bedrijf dient - ook na uitbreiding - milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
- c. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan de Peel;
- d. de noodzaak van de uitbreiding dient op basis van een gekwalificeerd bedrijfsplan aangetoond te zijn;
- e. aangetoond dient te zijn dat verplaatsing naar een bedrijventerrein niet tot de mogelijkheden behoort of niet in verhouding staat tot de omvang van de beoogde uitbreiding.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijf toegestaan, met dien verstande dat in bouwvlakken die met een relatieteken aan elkaar gekoppeld zijn gezamenlijk 1 bedrijf is toegestaan;
- b. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- c. activiteiten uit kolom 1 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
- d. detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van:
- 1. aan de bedrijfstak gerelateerde en daaraan ondergeschikte detailhandel;
- 2. detailhandel als bedoeld in lid 6.1 onder h, i, j;
- 3. detailhandel als bedoeld in lid 6.1 onder k, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - doehetzelf'
- e. horeca is uitsluitend toegestaan bij:
- 1. de functie als bedoeld in lid 6.1 onder n;
- 2. bedrijven als bedoeld in lid 6.1 onder f en h voor zover de horeca-activiteiten ondergeschikt en gerelateerd zijn aan de hoofdfunctie;
- f. vuurwerkopslag is niet toegestaan;
- g. buitenopslag bij een hoveniersbedrijf, niet zijnde opslag van planten, is toegestaan tot een maximum van 500 m2.
- h. paardenbakken en andere paardrijvoorzieningen zoals stapmolens en longeerbakken zijn toegestaan binnen een bouwvlak en buiten een bouwvlak uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - paardenbak', met dien verstande dat:
- 1. de oppervlakte van een hobbymatige paardenbak ten hoogste 800 m² bedraagt;
- 2. binnen bouwvlakken geldt dat een paardrijvoorziening achter de voorgevellijn van de dichtst bij de openbare weg gelegen gevel ligt;
- 3. de afstand van een paardrijvoorziening tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 50 m bedraagt;
- i. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn bij het wonen in een bedrijfswoning toegestaan met inachtname van de volgende regels:
- 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor deze activiteiten bedraagt ten hoogste 35% van de vloeroppervlakte van de betreffende woning met een maximum van 50 m2;
- 2. de activiteiten worden uitgevoerd door de bewoner(s) van de betreffende woning;
- 3. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en de parkeersituatie ter plaatse;
- 4. de activiteiten zijn opgenomen in ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- 5. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover gerelateerd aan en ondergeschikt aan de beroeps- of bedrijfsactiviteit.
- j. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoningen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 7 Cultuur En Ontspanning - Dorpsboerderij
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en Ontspanning - Dorpsboerderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een dorpsboerderij met speelvoorzieningen;
- b. kleinschalige agrarische activiteiten inclusief het telen van gewassen en het fokken en houden van dieren;
- c. sociale, culturele en educatieve activiteiten;
alsmede voor:
- d. horeca ter ondersteuning en ten dienste van de dorpsboerderij;
- e. detailhandel ter ondersteuning en ten dienste van de dorpsboerderij;
en:
- f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
- c. voor bedrijfsgebouwen geldt het volgende:
bedrijfsgebouwen max. oppervlakte (per bouwvlak) zoals aangegeven met de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' max. goothoogte 6 m max. bouwhoogte 10 m min. / max. dakhelling 12°/45° min. afstand tot zijdelingse perceelsgrens 5 m - d. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste:
- 1. voor de voorgevel van het hoofdgebouw (en het verlengde daarvan): 1 m
- 2. elders: 2 m;
- e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.
7.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. sociale, culturele en educatieve activiteiten als bedoeld in lid 7.1 onder c zijn uitsluitend toegestaan tussen 09.00 en 17.00 uur;
- b. tijdens feestdagen zoals Sinterklaas, Kerst, Pasen zijn evenementen toegestaan, waarbij door middel van een evenementenvergunning kan worden afgeweken van de tijden als genoemd onder a;
- c. muziek is uitsluitend toegestaan voor zover niet hoorbaar aan de buitenrand van het bestemmingsvlak.
Artikel 8 Cultuur En Ontspanning - Hooidonkse Watermolen
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning - Hooidonkse Watermolen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een dubbele waterradmolen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - molen';
- b. het malen van meel in de watermolen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - molen';
- c. educatieve activiteiten, zoals natuur- en cultuureducatie, die een relatie hebben met de watermolen, alsmede daaraan gerelateerde en ondergeschikte verkoop van niet-acoholische dranken en ter plaatse gemalen meel;
- d. het wonen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - 2';
en:
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
8.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.1 om nieuwbouw of herbouw van gebouwen toe te staan, met dien verstande dat dit geen onevenredige belemmeringen met zich mee brengt op het gebied van waterhuishouding en overstromingsrisico's. Hierover dient het bevoegd gezag advies in te winnen bij de waterbeheerder.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. de aanwezigheid van groepen ten behoeve van de in 8.1 onder c. genoemde doeleinden is uitsluitend toegestaan gedurende maximaal 3 dagen per week, uitsluitend tussen 10.00 uur en 17.00 uur;
- b. de opslag van graan en ter plaatse gemalen meel is toegestaan in molengebouwen, bijgebouwen en het bakhuisje.
Artikel 9 Cultuur En Ontspanning - Opwettense Watermolen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning - Opwettense Watermolen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een watermolen, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
- b. museumfunctie in de vorm van bezichtigingsmogelijkheden van en voorlichting over de watermolen, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
- c. kleinschalige, ondergeschikte detailhandel in de vorm van verkoop van ter plaatse gemalen producten, alsmede van aanverwante producten ten behoeve van het bakken van brood en broodwaren;
- d. een restaurant, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
en
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
9.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
9.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.1 om nieuwbouw of herbouw van gebouwen toe te staan, met dien verstande dat dit geen onevenredige belemmeringen met zich mee brengt op het gebied van waterhuishouding en overstromingsrisico's. Hierover dient het bevoegd gezag advies in te winnen bij de waterbeheerder.
Artikel 10 Horeca
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horecabedrijven uit categorie 1 (a, b en c) van de Staat van Horeca-activiteiten;
- b. wonen in bedrijfswoningen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, met dien verstande dat in afwijking van het bepaalde onder a ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' uitsluitend het gebruik ten behoeve van een bedrijfswoning is toegestaan;
alsmede voor:
- c. ter plaatse van aanduiding 'specifieke vorm van horeca - zalenverhuur': tevens zalenverhuur uit categorie 3 van de Staat van Horeca-activiteiten;
en:
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. voor zover binnen het bestemmingsvlak de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - speeltoestellen' is opgenomen, zijn speeltoestellen alsmede daarbij behorende bouwwerken uitsluitend ter plaatse van deze aanduiding toegestaan;
- c. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijfswoning toegestaan;
- d. voor bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, geldt het volgende:
bedrijfsgebouwen bedrijfswoning bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning max. inhoud (per bouwvlak) - 750 m3 - max. oppervlakte (per bouwvlak) zoals aangegeven met de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' - 90 m2 max. goothoogte 6 m 4,5 m 3 m max. bouwhoogte 10 m 10 m 6 m min. / max. dakhelling 12°/45° 12°/45° 12°/45° min. afstand tot zijdelingse perceelsgrens 5 m 5 m - - e. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste:
- 1. voor de voorgevel van het hoofdgebouw (en het verlengde daarvan): 1 m
- 2. elders: 2 m;
- f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.
10.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn bij het wonen in een bedrijfswoning toegestaan met inachtname van de volgende regels:
- 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor deze activiteiten bedraagt ten hoogste 35% van de vloeroppervlakte van de betreffende woning met een maximum van 50 m2;
- 2. de activiteiten worden uitgevoerd door de bewoner(s) van de betreffende woning;
- 3. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en de parkeersituatie ter plaatse;
- 4. de activiteiten zijn opgenomen in ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- 5. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover gerelateerd aan en ondergeschikt aan de beroeps- of bedrijfsactiviteit.
- b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoningen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
Artikel 11 Horeca - Opwettense Watermolen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca - Opwettense Watermolen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. vergaderfaciliteiten;
- b. bed & breakfast;
- c. uitsluitend parkeervoorzieningen met bijbehorende voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'; een en ander mede ten behoeve van de horecafunctie ter plaatse van de aanduiding 'horeca' binnen de bestemming 'Cultuur en ontspanning - Opwettense Watermolen';
en:
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, nutsvoorzieningen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
11.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 12 Landgoed - Soeterbeek
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Landgoed - Soeterbeek' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. landgoederen met bijbehorende parkachtige aanleg;
- b. het wonen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- c. agrarisch grondgebruik;
- d. behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden;
- e. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
alsmede voor:
- f. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens kantoor;
met daaraan ondergeschikt:
- g. extensief recreatief medegebruik;
en:
- h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
12.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met uitzondering van de tuinschuur en het houthok zoals aanwezig op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan;
- b. per bouwvlak bedraagt het aantal woningen ten hoogste 1, met dien verstande dat het landhuis ter plaatse van de aanduiding 'landhuis' als woning wordt aangemerkt;
- c. voor woningen, daarbij behorende bijgebouwen en overkappingen en overige gebouwen geldt het volgende:
hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding 'landhuis' | hoofdgebouw elders | bijgebouwen en overkappingen bij de woning | tuinschuur en houthok | ||||||
max. inhoud (per bouwvlak) | - | 750 m3 | - | * | |||||
max. oppervlakte (per bouwvlak) | - | - | 90 m2 | * | |||||
max. goothoogte | 10 m | 4,5 m | 3 m | * | |||||
max. bouwhoogte | 15 m | 10 m | 6 m | * | |||||
min. / max. dakhelling | - | 12°/45° | 12°/45° | * |
* zoals aanwezig op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan
- d. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
- e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.
12.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2 om:
- a. hoofdgebouwen toe te staan met een grotere inhoudsmaat;
- b. hoofdgebouwen uit te breiden tot buiten het bouwvlak;
- c. bijgebouwen toe te te staan tot een grotere oppervlaktemaat;
- d. bijgebouwen tot te staan buiten het bouwvlak;
met dien verstande dat:
- e. de waarden als bedoeld in lid 12.1 onder d en e niet onevenredig worden geschaad.
12.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan met inachtname van de volgende regels:
- 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor deze activiteiten bedraagt ten hoogste 35% van de vloeroppervlakte van de betreffende woning met een maximum van 50 m2;
- 2. de activiteiten worden uitgevoerd door de bewoner(s) van de betreffende woning;
- 3. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en de parkeersituatie ter plaatse;
- 4. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn opgenomen in ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- 5. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover gerelateerd aan en ondergeschikt aan de beroeps- of bedrijfsactiviteit;
- b. bed & breakfast is toegestaan aan huis, met dien verstande dat:
- 1. het aantal (slaap)kamers ten hoogste 2 en het aantal slaapplaatsen ten hoogste 4 bedraagt;
- 2. de activiteit wordt uitgevoerd door de bewoner(s) van de betreffende woning;
- 3. de activiteit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en de parkeersituatie ter plaatse;
- c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
Artikel 13 Maatschappelijk
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van maatschappelijk - gildeterrein': een gildeterrein;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven': een scoutingvereniging of verenigingsleven Jong Nederland;
alsmede voor:
- c. detailhandel, voor zover ondergeschikt aan en ten dienste van functies als genoemd onder a en b;
- d. horeca, voor zover ondergeschikt aan en ten dienste van de functies als genoemd onder a en b;
en:
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
13.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
- c. voor gebouwen geldt het volgende:
gebouwen max. oppervlakte (per bouwvlak) zoals aangegeven met de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' max. goothoogte 4 m max. bouwhoogte 6 m - d. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste:
- 1. voor de voorgevel van het hoofdgebouw (en het verlengde daarvan): 1 m
- 2. elders: 2 m;
- e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.
13.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. aan de hoofdactiviteiten, zoals bedoeld in lid 13.1 onder a en b, gerelateerde evenementen zijn toegestaan.
13.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.1 en 13.3 om andere vormen van verenigingsleven en daarmee gelijk te stellen sociale en culturele activiteiten toe te staan.
Artikel 14 Maatschappelijk - Begraafplaats
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een begraafplaats;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
14.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage;
- c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 4,5 m;
- d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.
Artikel 15 Maatschappelijk - Hooidonkse Watermolen
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijke - Hooidonkse Watermolen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. voorzieningen ten behoeve van het uitoefenen van religie;
en
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
15.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 16 Molen
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Molen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een molen;
- b. het wonen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
alsmede voor:
- c. detailhandel, voor zover ondergeschikt aan en ten dienste van functie als genoemd onder a;
en:
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
16.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. per bouwvlak is ten hoogste 1 (bedrijfs)woning toegestaan;
- c. voor de molen en bedrijfswoningen, geldt het volgende:
molen | bedrijfswoning | ||||||
max. inhoud (per bouwvlak) | - | 750 m3 | |||||
max. oppervlakte (per bouwvlak) | - | - | |||||
max. goothoogte | - | 4,5 m | |||||
max. bouwhoogte | 25 m | 10 m |
- d. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste:
- 1. voor de voorgevel van het hoofdgebouw (en het verlengde daarvan): 1 m
- 2. elders: 2 m;
- e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.
16.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn bij het wonen in een (bedrijfs)woning toegestaan met inachtname van de volgende regels:
- 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor deze activiteiten bedraagt ten hoogste 35% van de vloeroppervlakte van de betreffende woning met een maximum van 50 m2;
- 2. de activiteiten worden uitgevoerd door de bewoner(s) van de betreffende woning;
- 3. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en de parkeersituatie ter plaatse;
- 4. de activiteiten zijn opgenomen in ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- 5. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover gerelateerd aan en ondergeschikt aan de beroeps- of bedrijfsactiviteit.
- b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoningen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
Artikel 17 Natuur
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bosbouw en houtproductie;
- b. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;
- c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
alsmede voor:
- d. extensief recreatief medegebruik;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'motorcrossterrein': tevens een motorcrossterrein;
- f. ter plaatse van de aanduiding ' parkeerterrein': tevens een half-verhard parkeerterrein;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'zwembad': tevens een zwembad;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'scouting': een evenemententerrein voor scoutingwedstrijden;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - vistrap': een vistrap;
en:
- j. paden en erftoegangswegen.
17.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
- b. bouwwerken ten behoeve van informatievoorzieningen, entreevoorzieningen en schuilvoorzieningen hebben een bouwhoogte van ten hoogste 3 m en een oppervlakte van ten hoogste 4 m2;
- c. in afwijking van het bepaalde onder a en b, zijn ter plaatse van de aanduiding 'motorcrossterrein' uitsluitend de volgende gebouwen en overkappingen toegestaan, welke zich binnen het aanduidingsvlak 'specifieke bouwaanduiding - motorcrossterrein' dienen te bevinden:
- 1. een overkapping ten behoeve van materialenopslag van 4,5 m x 2,5 m en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- 2. een starthok van 1,5 m x 2,5 m met luifel van 1,5m x 2,5 m, ieder met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- 3. een opslagruimte van 13,5 m x 2,5 m met luifel van 8,5 m x 5 m, ieder met een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 m;
- 4. bedieningspunt voor het starthek van 1,5 m x 1,5 m met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
- d. in afwijking van het bepaalde onder a, zijn ter plaatse van de aanduiding 'zwembad' gebouwen toegestaan, met dien verstande dat uitsluitend de bestaande gebouwen met ten hoogste de bestaande afmetingen zijn toegestaan;
- e. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 2 m.
17.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2 onder a om erf- en terreinafscheidingen toe te staan, met inachtneming van het volgende:
- a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
- b. in afwijking van het bepaalde onder a bedraagt de bouwhoogte van een erfafscheiding bij woningen grenzend aan de bestemming Natuur ten hoogste 2 m, met dien verstande dat deze erfafscheidingen niet hoger mogen zijn dan voor het waarborgen van de privacy noodzakelijk;
- c. het uitzicht wordt niet dusdanig belemmerd dat daardoor de verkeersveiligheid in gevaar wordt gebracht;
- d. afwijken leidt niet tot een onevenredige aantasting van natuur- en landschapswaarden van de omgeving.
17.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. lawaaisporten zijn niet toegestaan, met uitzondering van motorcross ter plaatse van de aanduiding 'motorcrossterrein':
- b. het motorcrossterrein is uitsluitend te gebruiken als oefenterrein, motorcrosswedstrijden zijn niet toegestaan, met dien verstande dat motorcrossen uitsluitend is toegestaan op woensdag en zaterdag, beide dagen tussen 14.30 en 18.00 uur;
- c. het aantal evenementen ter plaatse van de aanduiding 'scouting' bedraagt ten hoogste 1 per jaar;
- d. verblijfsrecreatie is niet toegestaan.
17.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Natuur te wijzigen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', om op die manier een bijgebouw en/of overkapping mogelijk te maken behorende bij de bewoning in de Hooidonkse Watermolen, met inachtneming van het volgende:
- a. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen mag maximaal 3 m bedragen, de bouwhoogte maximaal 6 m;
- b. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag maximaal 80 m2 bedragen;
- c. de wijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
- d. de waarden zoals vermeld op de natuurwaardenkaart die als bijlage 3 bij de regels is opgenomen, mogen niet onevenredig worden aangetast;
- e. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan de Peel waarbij tevens de bestaande landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 18 Recreatie - Logies
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Logies' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsrecreatie in de vorm van het verstrekken van logies;
- b. het wonen in bedrijfswoningen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
alsmede voor:
- c. horeca, voor zover ondergeschikt aan en ten dienste van functie als genoemd onder a;
- d. detailhandel, voor zover ondergeschikt aan en ten dienste van functie als genoemd onder a;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' tevens:
- 1. vergaderfaciliteiten;
- 2. een landschapstuin;
- 3. een theetuin;
en:
- f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
18.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat in bouwvlakken die met een relatieteken aan elkaar gekoppeld zijn gezamenlijk 1 bedrijfswoning is toegestaan;
- c. voor bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, geldt het volgende:
bedrijfsgebouwen | bedrijfswoning | bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning | |||||
max. inhoud (per bouwvlak) | - | 750 m3 | - | ||||
max. oppervlakte (per bouwvlak) | zoals aangegeven met de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' * / ** | - | 90 m2 | ||||
max. goothoogte | 6 m | 4,5 m | 3 m | ||||
max. bouwhoogte | 10 m | 10 m | 6 m | ||||
min. / max. dakhelling | 12°/45° | 12°/45° | 12°/45° | ||||
min. afstand tot zijdelingse perceelsgrens | 5 m | 5 m | - |
* ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - algehele oppervlakte' geldt dat de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen, bedrijfswoning en daarbij behorende bijgebouwen en overkappingen aan de aangeduide maximum oppervlaktemaat dient te voldoen;
** binnen bouwvlakken die met het figuur 'relatieteken' aan elkaar gekoppeld zijn, bedraagt de oppervlakte van bedrijfsgebouwen in beide bouwvlakken gezamenlijk ten hoogste de aangeduide oppervlakte;
- d. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste:
- 1. voor de voorgevel van het hoofdgebouw (en het verlengde daarvan): 1 m
- 2. elders: 2 m;
- e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.
18.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn bij het wonen in een bedrijfswoning toegestaan met inachtname van de volgende regels:
- 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor deze activiteiten bedraagt ten hoogste 35% van de vloeroppervlakte van de betreffende woning met een maximum van 50 m2;
- 2. de activiteiten worden uitgevoerd door de bewoner(s) van de betreffende woning;
- 3. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en de parkeersituatie ter plaatse;
- 4. de activiteiten zijn opgenomen in ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- 5. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover gerelateerd aan en ondergeschikt aan de beroeps- of bedrijfsactiviteit.
- b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoningen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
Artikel 19 Recreatie - Minicamping
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Minicamping' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. minicamping;
- b. een paardenstal, ten dienste van de minicamping;
- c. een koetshuis, ten dienste van de minicamping;
alsmede voor:
- d. horeca, voor zover ondergeschikt aan en ten dienste van functie als genoemd onder a;
- e. detailhandel, voor zover ondergeschikt aan en ten dienste van functie als genoemd onder a;
en:
- f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
19.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. het aantal standplaatsen voor kampeermiddelen bedraagt ten hoogste 5;
- c. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
- d. voor bedrijfsgebouwen geldt het volgende:
bedrijfsgebouwen max. oppervlakte (per bouwvlak) zoals aangegeven met de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' max. goothoogte 6 m max. bouwhoogte 10 m min. / max. dakhelling 12°/45° min. afstand tot zijdelingse perceelsgrens 5 m - e. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste:
- 1. voor de voorgevel van het hoofdgebouw (en het verlengde daarvan): 1 m
- 2. elders: 2 m;
- f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.
19.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2 onder d, om een grotere oppervlakte aan bedrijfsgebouwen toe te staan, met inachtneming van het volgende:
- a. de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen die extra kan worden toegestaan, bedraagt ten hoogste 25% van de oppervlaktemaat aan bedrijfsgebouwen die op basis van oppervlaktemaat lid 19.2 is toegestaan;
- b. de minicamping dient - ook na uitbreiding - milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
- c. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan de Peel.
Artikel 20 Recreatie - Recreatieplas
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Recreatieplas' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een recreatieplas;
- b. horecabedrijven uit categorie 1 (a, b en c) van de Staat van Horeca-activiteiten;
- c. het wonen in bedrijfswoningen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
alsmede voor:
- d. detailhandel, voor zover ondergeschikt aan en ten dienste van functies als genoemd onder a en b;
en:
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
20.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijfswoning toegestaan;
- c. voor bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, geldt het volgende:
bedrijfsgebouwen bedrijfswoning bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning max. inhoud (per bouwvlak) - 750 m3 - max. oppervlakte (per bouwvlak) zoals aangegeven met de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' - 90 m2 max. goothoogte 6 m 4,5 m 3 m max. bouwhoogte 10 m 10 m 6 m min. / max. dakhelling 12°/45° 12°/45° 12°/45° min. afstand tot zijdelingse perceelsgrens 5 m 5 m - - d. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste:
- 1. voor de voorgevel van het hoofdgebouw (en het verlengde daarvan): 1 m
- 2. elders: 2 m;
- e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.
20.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn bij het wonen in een bedrijfswoning toegestaan met inachtname van de volgende regels:
- 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor deze activiteiten bedraagt ten hoogste 35% van de vloeroppervlakte van de betreffende woning met een maximum van 50 m2;
- 2. de activiteiten worden uitgevoerd door de bewoner(s) van de betreffende woning;
- 3. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en de parkeersituatie ter plaatse;
- 4. de activiteiten zijn opgenomen in ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- 5. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover gerelateerd aan en ondergeschikt aan de beroeps- of bedrijfsactiviteit.
- b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoningen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
Artikel 21 Recreatie - Recreatiewoning
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Recreatiewoning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. recreatiewoningen;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
21.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- b. per bouwvlak is ten hoogste 1 recreatiewoning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' uitsluitend bijgebouwen zijn toegestaan;
- c. de goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte van een recreatiewoning - inclusief aan- en uitbouwen- bedragen ten hoogste de bestaande goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte;
- d. per recreatiewoning is ten hoogste 1 bijgebouw toegestaan, met dien verstande dat de oppervlakte van een bijgebouw ten hoogste 15 m2 bedraagt en de goot- en bouwhoogte ten hoogste respectievelijk 3 m en 6 m bedragen;
- e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.
Artikel 22 Recreatie - Volkstuin
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. volkstuinen;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
22.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen', is per volkstuin is één gebouw toegestaan, met dien verstande dat:
- 1. de oppervlakte van de betreffende volkstuin tenminste 75 m2 bedraagt;
- 2. de oppervlakte van gebouw ten hoogste 10 m2 bedraagt;
- 3. de bouwhoogte van gebouwen ten hoogste 3 m bedraagt:
- c. in aanvulling op het bepaalde onder b, is met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen', per bouwvlak één gebouw ten behoeve van algemene bergruimte toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 35 m2 en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- d. in afwijking van het bepaalde onder a, zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen' geen gebouwen toegestaan;
- e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2,5 m.
22.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. het gebruik van gebouwen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte of voor verblijfsrecreatie is niet toegestaan.
Artikel 23 Sport - Manege
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een manege;
- b. het wonen in bedrijfswoningen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
alsmede voor:
- c. horeca, voor zover ondergeschikt aan en ten dienste van functie als genoemd onder a;
- d. detailhandel, voor zover ondergeschikt aan en ten dienste van functie als genoemd onder a;
en:
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
23.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijfswoning toegestaan;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zijn geen bedrijfsgebouwen toegestaan;
- d. voor bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, geldt het volgende:
bedrijfsgebouwen bedrijfswoning bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning max. inhoud (per bouwvlak) - 750 m3 - max. oppervlakte (per bouwvlak) zoals aangegeven met de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' - 90 m2 max. goothoogte 6 m 4,5 m 3 m max. bouwhoogte 10 m 10 m 6 m min. / max. dakhelling 12°/45° 12°/45° 12°/45° min. afstand tot zijdelingse perceelsgrens 5 m 5 m - - e. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste:
- 1. voor de voorgevel van het hoofdgebouw (en het verlengde daarvan): 1 m
- 2. elders: 2 m;
- f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.
23.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn bij het wonen in een bedrijfswoning toegestaan met inachtname van de volgende regels:
- 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor deze activiteiten bedraagt ten hoogste 35% van de vloeroppervlakte van de betreffende woning met een maximum van 50 m2;
- 2. de activiteiten worden uitgevoerd door de bewoner(s) van de betreffende woning;
- 3. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en de parkeersituatie ter plaatse;
- 4. de activiteiten zijn opgenomen in ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- 5. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover gerelateerd aan en ondergeschikt aan de beroeps- of bedrijfsactiviteit.
- b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoningen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan;
- c. overnachtingsmogelijkheden zijn toegestaan voor stagiairs van de manege.
Artikel 24 Verkeer
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, met dien verstande dat het aantal doorgaande rijbanen ten hoogste 2x1 bedraagt, behoudens;
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 2x2 rijbanen', waar het aantal doorgaande rijbanen ten hoogste 2x2 bedraagt;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 2x3 rijbanen', waar het aantal doorgaande rijbanen ten hoogste 2x3 bedraagt;
- b. voet- en fietspaden;
alsmede:
- c. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie': een zendmast;
- d. ter plaatse van de Soeterbeekseweg en Broekdijk-Eikelkampen-Hooidonk, met uitzondering van het deel tussen de Hoekstraat en de Nieuw Ervenseweg : behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden in de vorm van klinkerbestrating;
en:
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, bruggen, wildbegeleidings- en -beschermingsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
24.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van nutsvoorzieningen, met dien verstande dat:
- 1. de oppervlakte per gebouw ten hoogste 10 m2 bedraagt;
- 2. de goothoogte van gebouwen ten hoogste 3 m bedraagt
- b. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 18 m, met uitzondering van lichtmasten ter plaatse van de aanduiding van 'specifieke vorm van verkeer - 1' alwaar de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 3 m mag bedragen;
- c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 15 m, met uitzondering van de zendmast ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie'.
24.3 Specifieke gebruiksregels
a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 1' mag de weg uitsluitend worden gebruikt als ontsluiting bij calamiteiten.
Artikel 25 Verkeer - Onverhard
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. onverharde wegen;
- b. voet- en fietspaden;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, bruggen, wildbegeleidings en -beschermingsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
25.2 Bouwregels
Op deze gronden mag niet worden gebouwd.
Artikel 26 Verkeer - Railverkeer
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. spoorwegen en de daarbij behorende bermen, taluds en spoorwegovergangen;
- b. voet- en fietspaden;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen en toegangswegen, nutsvoorzieningen, bruggen, wildbegeleidings en -beschermingsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
26.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
Artikel 27 Water
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de aanleg en instandhouding van hoofdwatergangen;
- b. oppervlaktewater;
- c. retentie van water;
- d. wateraanvoer en waterafvoer;
- e. bermen en taluds;
- f. bruggen;
- g. raderen van in aangrenzende bestemmingen toegestane watermolens;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'stuw': tevens een stuw met voorziening voor energieopwekking;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - vistrap': een vistrap;
- j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- k. natuur, natuurontwikkeling en extensief recreatief medegebruik.
27.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
Artikel 28 Water - Vaarweg
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de aanleg en instandhouding van hoofdwatergangen;
- b. vaarwater ten behoeve van de scheep- en recreatievaart
- c. oppervlaktewater;
- d. retentie van water;
- e. wateraanvoer en waterafvoer;
- f. bermen en taluds;
- g. bruggen ten behoeve van langzaam verkeer en/of bestemmingsverkeer;
- h. waterhuishoudkundige voorzieningen.
28.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
Artikel 29 Wonen
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
alsmede voor:
- b. ter plaatste van de aanduiding 'kantoor': tevens kantoor;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': tevens opslag;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': tevens het gebruik van de woning als recreatiewoning;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dagbesteding ouderen': tevens een voorziening voor dagbesteding door ouderen;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek': tevens het behoud, herstel en beheer van de cultuurhistorische waarden;
en:
- g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
29.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen' geen gebouwen zijn toegestaan;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' uitsluitend bijgebouwen zijn toegestaan;
- b. per bouwvlak bedraagt het aantal woningen ten hoogste 1, met dien verstande dat:
- 1. in afwijking daarvan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aangeduide aantal woningen is toegestaan;
- 2. in afwijking daarvan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' geen woningen zijn toegestaan
- c. voor hoofdgebouwen, incl. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen geldt het volgende:
hoofdgebouw incl. aan- en uitbouwen bijgebouwen en overkappingen max. inhoud (per bouwvlak) 750 m3 - max. oppervlakte (per bouwvlak) - 90 m2 max. goothoogte 4,5 m 3 m max. bouwhoogte 10 m 6 m min. / max. dakhelling 12°/55° 12°/55° min. afstand tot zijdelingse perceelsgrens 5 m - min. / max. tot hoofdgebouw - vrijstaande bijgebouwen: 2 m / 10 m - d. in afwijking van het bepaalde onder c. geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beperkte inhoud' voor hoofdgebouwen, incl. aan- en uitbouwen, een maximum inhoud van 200 m3;
- e. in afwijking van het bepaalde onder c. geldt ter plaatse van de aanduiding ' specifieke bouwaanduiding - ruimte voor ruimte' voor hoofdgebouwen, inclusief aan- en uitbouwen, een inhoud van ten hoogste 1.000 m3;
- f. paardenbakken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met dien verstande dat:
- 1. per bouwvlak ten hoogste 1 paardenbak is toegestaan;
- 2. een paardenbak wordt gesitueerd achter de voorgevellijn van de dichtst bij de openbare weg gelegen gevel;
- 3. de oppervlakte van een paardenbak maximaal 800 m² bedraagt;
- 4. de bouwhoogte van de omheining maximaal 1,70 m bedraagt;
- 5. lichtmasten niet zijn toegestaan;
- 6. de afstand van een paardenbak tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 50 m bedraagt;
- g. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste:
- 1. voor de voorgevel van het hoofdgebouw (en het verlengde daarvan): 1 m
- 2. elders: 2 m;
- h. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.
29.3 Afwijken van de bouwregels
29.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan met inachtname van de volgende regels:
- 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor deze activiteiten bedraagt ten hoogste 35% van de vloeroppervlakte van de betreffende woning met een maximum van 50 m2;
- 2. de activiteiten worden uitgevoerd door de bewoner(s) van de betreffende woning;
- 3. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en de parkeersituatie ter plaatse;
- 4. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn opgenomen in ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- 5. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover gerelateerd aan en ondergeschikt aan de beroeps- of bedrijfsactiviteit;
- b. bed & breakfast is toegestaan aan huis, met dien verstande dat:
- 1. het aantal (slaap)kamers ten hoogste 2 en het aantal slaapplaatsen ten hoogste 4 bedraagt;
- 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - b&b6' ten hoogste 3 (slaap)kamers en ten hoogste 6 slaapplaatsen toegestaan;
- 3. de activiteit wordt uitgevoerd door de bewoner(s) van de betreffende woning;
- 4. de activiteit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en de parkeersituatie ter plaatse;
- c. de functies als genoemd in lid 29.1 onder b en c zijn toegestaan met inachtname van de volgende maximum oppervlakten:
- 1. kantoor - Broekdijk 1 - 113 m2;
- 2. kantoor - Gerwenseweg 17 - 160 m2;
- 3. opslag - De Geer 6 - 90 m2.
- d. de dagbesteding voor ouderen als bedoeld in 29.1 onder e is uitsluitend toegestaan in de bijgebouwen bij de woning;
- e. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
Artikel 30 Wonen - Broeksche Erven
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Broeksche Erven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
en:
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
30.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
30.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan met inachtname van de volgende regels:
- 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor deze activiteiten bedraagt ten hoogste 35% van de vloeroppervlakte van de betreffende woning met een maximum van 50 m2;
- 2. de activiteiten worden uitgevoerd door de bewoner(s) van de betreffende woning;
- 3. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en de parkeersituatie ter plaatse;
- 4. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn opgenomen in ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- 5. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover gerelateerd aan en ondergeschikt aan de beroeps- of bedrijfsactiviteit;
- b. bed & breakfast is toegestaan aan huis, met dien verstande dat:
- 1. het aantal (slaap)kamers ten hoogste 2 en het aantal slaapplaatsen ten hoogste 4 bedraagt;
- 2. de activiteit wordt uitgevoerd door de bewoner(s) van de betreffende woning;
- 3. de activiteit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en de parkeersituatie ter plaatse;
- c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
Artikel 31 Wonen - Hooidonkse Watermolen
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Hooidonkse Watermolen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- b. natuur- en cultuureducatie en kleinschalige horeca in de vorm van verkoop van niet-alcoholische dranken, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1';
en:
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
31.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
31.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan met inachtname van de volgende regels:
- 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor deze activiteiten bedraagt ten hoogste 35% van de vloeroppervlakte van de betreffende woning met een maximum van 50 m2;
- 2. de activiteiten worden uitgevoerd door de bewoner(s) van de betreffende woning;
- 3. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en de parkeersituatie ter plaatse;
- 4. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn opgenomen in ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- 5. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover gerelateerd aan en ondergeschikt aan de beroeps- of bedrijfsactiviteit;
- b. bed & breakfast is toegestaan aan huis, met dien verstande dat:
- 1. het aantal (slaap)kamers ten hoogste 2 en het aantal slaapplaatsen ten hoogste 4 bedraagt;
- 2. de activiteit wordt uitgevoerd door de bewoner(s) van de betreffende woning;
- 3. de activiteit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en de parkeersituatie ter plaatse;
- c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
Artikel 32 Wonen - Opwettense Watermolen
32.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Opwettense Watermolen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
en:
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
32.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
32.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan met inachtname van de volgende regels:
- 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor deze activiteiten bedraagt ten hoogste 35% van de vloeroppervlakte van de betreffende woning met een maximum van 50 m2;
- 2. de activiteiten worden uitgevoerd door de bewoner(s) van de betreffende woning;
- 3. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en de parkeersituatie ter plaatse;
- 4. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn opgenomen in ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- 5. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover gerelateerd aan en ondergeschikt aan de beroeps- of bedrijfsactiviteit;
- b. bed & breakfast is toegestaan aan huis, met dien verstande dat:
- 1. het aantal (slaap)kamers ten hoogste 2 en het aantal slaapplaatsen ten hoogste 4 bedraagt;
- 2. de activiteit wordt uitgevoerd door de bewoner(s) van de betreffende woning;
- 3. de activiteit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en de parkeersituatie ter plaatse;
- c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
Artikel 33 Wonen - Woonwagenterrein
33.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woonwagenterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen in woonwagens, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning': tevens een gemeenschapsgebouw voor cultureel-maatschappelijke activiteiten;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
33.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- b. het aantal woonwagens bedraagt ten hoogste 20;
- c. de oppervlakte van een standplaats bedraagt ten minste 145 m2 en ten hoogste 245 m2;
- d. per woonwagenstandplaats is ten hoogste 1 woonwagen toegestaan, waarvan de oppervlakte ten hoogste 100m2 bedraagt;
- e. van woonwagens bedraagt de goothoogte ten hoogste 3,5 m en de bouwhoogte ten hoogste 5 m;
- f. bij een woonwagen is ten hoogste 1 bijgebouw toegestaan, zoals een sanitairunit en/of bergruimte, waarvan de oppervlakte ten hoogste 20m2 mag bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 3,5m mag bedragen;
- g. de afstand van bijgebouwen tot de naar de weg gekeerde bestemmingsgrens bedraagt ten minste 7 m;
- h. de onderlinge afstand tussen woonwagens bedraagt ten minste 5 m;
- i. de afstand tussen een woonwagen en een bijgebouw bedraagt ten minste 1 m;
- j. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste:
- 1. voor de voorgevel van de woonwagen (en het verlengde daarvan) en tot 1 m daarachter: 1 m;
- 2. elders: 2 m;
- k. de maatvoering van het gemeenschapsgebouw ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning' bedraagt ten hoogste 12m x 15m met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- l. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,5.
33.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan;
- b. de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf en het plaatsen van reclame-uitingen is niet toegestaan;
- c. het plaatsen van caravans is niet toegestaan;
- d. het gebruiken van een bouwwerk voor een dakterras is niet toegestaan.
- e. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan met inachtname van de volgende regels:
- 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor deze activiteiten bedraagt ten hoogste 35% van de vloeroppervlakte van de betreffende woonwagen;
- 2. de activiteiten worden uitgevoerd door de bewoner(s) van de betreffende woonwagen;
- 3. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en de parkeersituatie ter plaatse;
- 4. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn opgenomen in ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- 5. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover gerelateerd aan en ondergeschikt aan de beroeps- of bedrijfsactiviteit.
Artikel 34 Leiding - Brandstof 1
34.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Brandstof 1' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een brandstoftransportleiding.
34.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 34.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
34.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 34.2 onder b, met dien verstande dat:
- a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
- b. het belang van de leiding(en) niet onevenredig wordt geschaad;
- c. advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.
34.4 Specifieke gebruiksregels
Het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de brandstofleiding, is niet toegestaan, tenzij hiervoor toestemming is gegeven door de leidingbeheerder.
34.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 35 Leiding - Brandstof 2
35.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Brandstof 2' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een buiten gebruik gestelde brandstoftransportleiding.
35.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 35.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
35.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 35.2 onder b, met dien verstande dat:
- a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
- b. het belang van de leiding(en) niet onevenredig wordt geschaad;
- c. advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.
35.4 Specifieke gebruiksregels
Het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de brandstofleiding, is niet toegestaan, tenzij hiervoor toestemming is gegeven door de leidingbeheerder.
35.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 36 Leiding - Gas
36.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een aardgastransportleiding.
36.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 36.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
36.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 36.2 onder b, met dien verstande dat:
- a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
- b. de veiligheid van de gasleiding wordt niet geschaad;
- c. vooraf door het bevoegd gezag schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder;
- d. er geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
36.4 Specifieke gebruiksregels
Het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de gasleiding, is niet toegestaan, tenzij hiervoor toestemming is gegeven door de leidingbeheerder.
36.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 37 Leiding - Hoogspanningsverbinding 1
37.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding 1' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een hoogspanningsverbinding van ten hoogste 380kV.
37.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 37.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
37.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 37.2 onder b, met dien verstande dat:
- a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
- b. het belang van de hoogspanningsverbinding niet onevenredig wordt geschaad;
- c. advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.
37.4 Specifieke gebruiksregels
Het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de hoogspanningsverbinding, is niet toegestaan, tenzij hiervoor toestemming is gegeven door de leidingbeheerder.
37.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 38 Leiding - Hoogspanningsverbinding 2
38.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding 2' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een hoogspanningsverbinding van ten hoogste 150 kV.
38.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 38.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
38.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 38.2 onder b, met dien verstande dat:
- a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
- b. het belang van de hoogspanningsverbinding niet onevenredig wordt geschaad;
- c. advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.
38.4 Specifieke gebruiksregels
Het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de hoogspanningsverbinding , is niet toegestaan, tenzij hiervoor toestemming is gegeven door de leidingbeheerder.
38.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 39 Leiding - Olie 1
39.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Olie 1' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse buisleiding (met een diameter van ten hoogste 24 inch en een druk van ten hoogste 62 bar) voor het transport van olieproducten met de daarbij behorende belemmeringstrook van 5 meter aan weerszijden van de leiding en bijbehorende voorzieningen (zoals afsluiters, huisjes, meet- & regelkasten, etc.)
39.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 39.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
39.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 39.2 onder b, met dien verstande dat:
- a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
- b. het belang van de leiding(en) niet onevenredig wordt geschaad;
- c. advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.
39.4 Specifieke gebruiksregels
Het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de olieleiding, is niet toegestaan, tenzij hiervoor toestemming is gegeven door de leidingbeheerder.
39.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 40 Leiding - Olie 2
40.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Olie 2' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse buisleiding (met een diameter van ten hoogste 36 inch en een druk van ten hoogste 43 bar) voor het transport van olieproducten met de daarbij behorende belemmeringstrook van 5 meter aan weerszijden van de leiding en bijbehorende voorzieningen (zoals afsluiters, huisjes, meet- & regelkasten, etc.)
40.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 40.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
40.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 40.2 onder b, met dien verstande dat:
- a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
- b. het belang van de leiding(en) niet onevenredig wordt geschaad;
- c. advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.
40.4 Specifieke gebruiksregels
Het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de olieleiding, is niet toegestaan, tenzij hiervoor toestemming is gegeven door de leidingbeheerder.
40.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 41 Leiding - Riool
41.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een rioolleiding.
41.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 41.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
41.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 41.2 onder b, met dien verstande dat:
- a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
- b. het belang van de leiding(en) niet onevenredig wordt geschaad;
- c. advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.
41.4 Specifieke gebruiksregels
Het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de rioolleiding, is niet toegestaan, tenzij hiervoor toestemming is gegeven door de leidingbeheerder.
41.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 42 Leiding - Water
42.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een waterleiding.
42.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 42.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
42.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 42.2 onder b, met dien verstande dat:
- a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
- b. het belang van de leiding(en) niet onevenredig wordt geschaad;
- c. advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.
42.4 Specifieke gebruiksregels
Het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de waterleiding, is niet toegestaan, tenzij hiervoor toestemming is gegeven door de leidingbeheerder.
42.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 43 Waarde - Aardkundige Waarde
43.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Aaardkundige waarde' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van aardkundige waarden, zoals dalglooiingen, steilranden en bodemovergangen.
43.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 43.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien de betrokken aardkundige waarden, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de aardkundige waarden;
- c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid.
43.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 44 Waarde - Archeologie 2 Archeologische Waarde
44.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2 Archeologische waarde' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
44.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 44.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
- 4. een bouwwerk binnen een bouwvlak, uitsluitend voor zover ter plaatse een bestaand gebouw aanwezig is dan wel aanwezig is geweest.
44.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 45 Waarde - Archeologie 3a Hoge Verwachting
45.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3a Hoge verwachting' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
45.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 45.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
- 4. een bouwwerk binnen een bouwvlak, uitsluitend voor zover ter plaatse een bestaand gebouw aanwezig is dan wel aanwezig is geweest.
45.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 46 Waarde - Archeologie 3b Hoge Verwachting Met Esdek
46.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3b Hoge verwachting met esdek' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
46.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 46.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
- 4. een bouwwerk binnen een bouwvlak, uitsluitend voor zover ter plaatse een bestaand gebouw aanwezig is dan wel aanwezig is geweest.
46.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 47 Waarde - Archeologie 4a Middelhoge Verwachting
47.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4a Middelhoge verwachting' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
47.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 47.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
- 4. een bouwwerk binnen een bouwvlak, uitsluitend voor zover ter plaatse een bestaand gebouw aanwezig is dan wel aanwezig is geweest.
47.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 48 Waarde - Archeologie 4b Middelhoge Verwachting Met Esdek
48.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4b Middelhoge verwachting met esdek' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
48.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 48.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
- 4. een bouwwerk binnen een bouwvlak, uitsluitend voor zover ter plaatse een bestaand gebouw aanwezig is dan wel aanwezig is geweest.
48.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 49 Waarde - Archeologie 5 Lage Verwachting
49.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 5 Lage verwachting' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
49.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 49.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 10.000 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
- 4. een bouwwerk binnen een bouwvlak, uitsluitend voor zover ter plaatse een bestaand gebouw aanwezig is dan wel aanwezig is geweest.
49.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 50 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht
50.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Beschermd Dorpsgezicht ' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht.
50.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. de bestaande bouwwijze mag niet worden veranderd;
- b. nieuwe gebouwen en vervangende nieuwbouw is niet toegestaan;
- c. de bestaande gevelindeling van hoofdgebouwen mag niet worden gewijzigd;
- d. de bestaande goothoogte, bouwhoogte, voorgevelbreedte, bebouwde oppervlakte en dakhelling van gebouwen mogen niet worden vergroot dan wel verkleind;
- e. de bestaande dakbedekking mag niet worden gewijzigd;
- f. bouwwerken in de openbare ruimte mogen niet worden gewijzigd.
50.3 Afwijken van de bouwregels
50.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 51 Waarde - Cultuurhistorie Akkerbouwcomplex
51.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistolrie akkerbouwcomplex' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de openheid en het reliëfrijke karakter van het akkerbouwcomplex.
51.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 51.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien de openheid en het reliëfrijke karakter van het akkerbouwcomplex niet onevenredig worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden;
- c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid.
51.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 52 Waarde - Cultuurhistorie Historische Verkaveling
52.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ''Waarde - Cultuurhistolrie historische verkaveling' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de verkavelingsstructuur en de kleinschaligheid van het landschap.
52.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 52.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien de verkavelingsstructuur en de kleinschaligheid van het landschap niet onevenredig worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden;
- c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid.
52.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 53 Waterstaat - Waterbergingsgebied
53.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van het waterbergend vermogen van de gronden.
53.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 53.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een hoogte van ten hoogste 2 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – worden gebouwd.
53.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 54 Waterstaat - Waterkering
54.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de waterkering.
54.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 54.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
54.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 54.2 onder b, met dien verstande dat:
- a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
- b. het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad;
- c. advies is ingewonnen bij de beheerder van de kering.
54.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 55 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
55.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming van de belangen van de rijksvaarweg.
55.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 55.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en bouwhoogte niet worden uitgebreid.
55.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 55.2 onder b, met dien verstande dat:
- a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
- b. vooraf bij de vaarwegbeheerder advies is ingewonnen of het bouwwerk geen onevenredige belemmering vormt voor:
- 1. de doorvaart van de scheepvaart in de breedte, hoogte en diepte;
- 2. de zichtlijnen van de bemanning en de op het schip aanwezige navigatieapparatuur voor de scheepvaart;
- 3. het contact van de scheepvaart met bedienings- en begeleidingsobjecten;
- 4. de toegankelijkheid van de rijksvaarweg voor hulpdiensten, en
- 5. het uitvoeren van beheer en onderhoud van de rijksvaarweg.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 56 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 57 Algemene Bouwregels
57.1 Bestaande maten
Met betrekking tot bestaande maten geldt het volgende:
- a. voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
- 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
- b. ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
- c. lid a is niet van toepassing in combinatie met saneringsregelingen uit hoofdstuk 2, als bedoeld in:
- 1. Artikel 3.7.3 onder c;
- 2. Artikel 4.7.3 onder c;
- 3. Artikel 6.6.1 onder c;
- 4. Artikel 29.3.3 onder b;
- 5. Artikel 29.3.4 onder b;
- d. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht bouwwerken, als opgenomen in dit plan, niet van toepassing.
57.2 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
- b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
- c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
57.3 Herbouw van woningen
In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt dat algehele herbouw van (bedrijfs)woningen uitsluitend mag plaatsvinden op of binnen de bestaande funderingen, met uitzondering van het bepaalde in artikel 50.
57.4 Kelders
Tenzij anders bepaald in hoofdstuk 2, zijn kelders uitsluitend toegestaan onder de hoofdgebouwen van (bedrijfs)woningen.
57.5 Radarverstoringsgebied
In verband met de aanwezigheid van het radarverstoringsgebied van de vliegbasis Volkel mag de hoogte van bouwwerken binnen het plangebied niet meer bedragen dan 65 m +NAP.
Artikel 58 Algemene Afwijkingsregels
58.1 Maten en bouwgrenzen
Tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien:
- c. het afwijken betrekking heeft op een veehouderijbedrijf;
- d. daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
58.2 Nutsvoorzieningen
Tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken om gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen toe te staan, met dien verstande dat de inhoud ten hoogste 50 m3 bedraagt en de hoogte ten hoogste 3 m bedraagt.
58.3 Afwijkingsregels voor de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten bestaande funderingen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 57.3 ten behoeve van de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten de bestaande funderingen met inachtneming van het volgende:
- a. de herbouw vindt plaats binnen hetzelfde bouwvlak;
- b. de nieuwe woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
- c. de herbouw buiten de bestaande funderingen is stedenbouwkundig aanvaardbaar;
- d. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan de Peel en een toename van ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit de beleidsregels Buitengebied in ontwikkeling.
58.4 Afwijkingsregels voor de herbouw van woningen met grotere inhoudsmaat
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 29.2 onder c om voor woningen binnen de bestemming Wonen een grotere inhoudsmaat voor hoofdgebouwen (incl. aan- en uitbouwen) toe te staan tot een maximum van 1.000 m3, met inachtneming van het volgende:
- a. de herbouw van de woning heeft de verschijningsvorm van een langgevelboerderij;
- b. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een toename van ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit de beleidsregels Buitengebied in ontwikkeling.
58.5 Afwijkingsregels voor evenementen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in hoofdstuk 2 om terugkerende en/of meerdaagse evenementen toe te staan, met inachtneming van het volgende:
- a. de belangen van de betreffende bestemming(en) worden niet onevenredig aangetast;
- b. er treden geen onomkeerbare gevolgen voor natuur- en landschapswaarden en cultuurhistorische waarden op;
- c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van in de nabijheid gelegen functies.
Artikel 59 Algemene Wijzigingsregels
59.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
59.2 Waarde archeologie
59.3 Waterstructuren
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van nieuwe watergangen en daarbij behorende waterhuishoudkundige voorzieningen en in samenhang daarmee het aanpassen van bestaande watergangen, met inachtneming van het volgende:
- a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder wordt genomen dan nadat de betrokken gronden voor de nieuwe watergang in eigendom zijn overgedragen aan de waterbeherende instantie en deze verwerving op vrijwillige basis is geschied;
- b. de nut en noodzaak van de nieuwe waterstructuur dient op waterhuishoudkundige gronden te zijn aangetoond;
- c. de nieuwe waterstructuur is milieuhygiënisch inpasbaar;
- d. belangen van derden worden niet onevenredig geschaad door de aanpassing van de waterstructuur;
- e. natuur- en landschapswaarden en cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig geschaad door de aanpassing van de waterstructuur;
- f. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan de Peel.
59.4 Woningbouw ter behoud cultuurhistorische waarden
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen om uitbreiding van het aantal woningen en de daarvoor benodigde bouwmogelijkheden toe te staan, met inachtneming van het volgende:
- a. wijziging is uitsluitend toegestaan voor zover de extra woningen bijdragen aan het herstel of behoud van de cultuurhistorische waarden van een aangewezen Rijksmonument, gemeentelijk monument of beeldbepalend pand;
- b. de beoogde ontwikkeling dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
- c. het toe te voegen aantal woningen dient passend te zijn binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
- d. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan de Peel waarbij tevens de bestaande landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 60 Algemene Aanduidingsregels
60.1 Molenbiotoop
60.2 Boringsvrije zone
In verband met de bescherming van waterwingebied is het ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Milieuzone - Boringsvrije zone' niet toegestaan om boringen te verrichten die de ondoorlatende laag van de bodem aantasten.
60.3 Veiligheidszone - olieleiding
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone – olieleiding' zijn geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, toegestaan.
60.4 Overige zone - behoud en herstel watersystemen
60.5 Oveirge zone - ecologische verbindingszone
60.6 Sloopverbod beeldbepalende panden
Artikel 61 Overige Regels
61.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
61.2 Voldoende parkeergelegenheid
- a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, mag niet worden gebouwd wanneer voor dit bouwwerk op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien.
- b. Bij een omgevingsvergunning wordt beoordeeld of sprake is van voldoende parkeergelegenheid aan de hand van de normen die zijn neergelegd in CROW-uitgave 2012 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', met dien verstande dat indien gedurende de planperiode een nieuwe uitgave verschijnt, met deze nieuwe uitgave rekening wordt gehouden. Hierbij kunnen voorschriften worden opgenomen over het realiseren en in stand houden van parkeergelegenheid op eigen terrein.
- c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, indien de structuur van de omgeving daartoe aanleiding geeft en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid.
61.3 Laad- en losruimte
- a. Indien het beoogde gebruik van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen uitsluitend verleend indien aan of in dat bouwwerk dan wel op het onbebouwde terrein bij het bouwwerk wordt voorzien in die behoefte. Deze bepaling geldt niet:
- 1. voor bestaand gebruik, waarbij de herbouw van een bouwwerk zonder functiewijziging wordt beschouwd als bestaand gebruik;
- 2. voor zover op andere wijze in de nodige laad- of losruimte wordt voorzien.
- b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende laad- en losgelegenheid wordt voorzien, indien de structuur van de omgeving daartoe aanleiding geeft en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 62 Overgangsrecht
62.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
62.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 63 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Bestemmingsplan Buitengebied Nuenen'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Waarom Wordt Dit Bestemmingsplan Opgesteld?
Het vigerende bestemmingsplan Buitengebied is in 2008 vastgesteld. Tot voor kort bepaalde de Wet ruimtelijke ordening dat een bestemmingsplan maximaal 10 jaar oud mag zijn. Om die reden is de gemeente Nuenen in 2015 gestart met dit actualiseringsplan, om op die manier tijdig aan de actualiseringsplicht te voldoen.
Hoewel de actualiseringsplicht begin 2018 is komen te vervallen, hecht de gemeente Nuenen veel waarde aan een nieuw, geactualiseerd bestemmingsplan. Om te beginnen wordt met dit nieuwe plan aangesloten bij de actuele, digitale standaarden voor bestemmingsplannen.
Tevens is er sinds de vaststelling van het vigerende bestemmingsplan het nodige veranderd in beleid en wetgeving. Zo is 2011 met de buurgemeenten de Intergemeentelijke Structuurvisie Rijk van Dommel en Aa vastgesteld. Daarnaast is er de Verordening ruimte Noord-Brabant die ingrijpende regelgeving met zich meebrengt ten aanzien van ruimtelijke - met name agrarische - ontwikkelingen. Deze Verordening vereist bovendien dat de relevante bepalingen worden doorvertaald in het gemeentelijk bestemmingsplan.
Daarnaast zijn uiteenlopende ontwikkelingen die sinds de vaststelling van het vigerende plan gerealiseerd zijn in dit bestemmingsplan op passende wijze verwerkt.
Tot slot vinden wij het van belang om te beschikken over een bestemmingsplan dat flexibel is en kan inspelen op de veranderende landbouw (als basis voor de te bevorderen vrijetijdseconomie), ruimte biedt aan innovatie en duurzaamheid en een gedragen en hanteerbaar toetsingskader vormt.
Het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied Nuenen is consoliderend van aard. Dit betekent dat de bestaande rechten in beginsel overgenomen in het nieuwe plan. Dat betekent niet dat alleen wordt vastgelegd wat nu mag en kan. Het nieuw op te stellen bestemmingsplan wordt niet alleen opgesteld voor nu, maar voor het komende decennium. Het plan moet daarom nadrukkelijk toekomstbestendig zijn. De intergemeentelijke Structuurvisie Dommel en Aa is reeds een koers bepaald voor (onder andere) het buitengebied van de gemeente Nuenen. Deze koers wordt vertaald naar het nieuwe bestemmingsplan. Waar mogelijk wordt voorgesorteerd op gewenste ontwikkelingen uit deze intergemeentelijke structuurvisie, zonder daarbij het consoliderend karakter aan te tasten.
Tot slot wordt het bestemminsplan opgesteld conform de systematiek van De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). De SVBP 2012 bevat de normen die van toepassing zijn op de vormgeving en inrichting van bestemmingsplannen, inpassingsplannen en rijksbestemmingsplannen, met het doel om deze op vergelijkbare wijze op te bouwen en weer te geven. Dit hoofdstuk vormt een inleiding op de standaard.
Voorafgaand aan het bestemmingsplan is een Nota van Uitgangspunten opgesteld. In deze Nota zijn op basis van het actuele beleid keuzes voor het nieuwe bestemmingsplan gemaakt en zijn de uitgangspunten vastgelegd.
1.2 Voor Welk Gebied Geldt Dit Bestemmingsplan?
Ons buitengebied maakt onderdeel uit van het Rijk van Dommel en Aa. Water, bossen en agrarisch landschap vormen een prachtig stukje natuur in het landschapspark binnen de Brainport-regio. Door de eeuwen heen is het gebied zich in allerlei opzichten blijven ontwikkelen. In het gebied liggen 3 kernen (Nuenen, Nederwetten en Gerwen) en een aantal buurtschappen.
Figuur 1.1 ligging plangebied
1.3 Welke Plannen Worden Met Dit Plan Vervangen?
Ter plaatse van het plangebied vigeren de volgende bestemmingsplannen:
- Bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten zoals vastgesteld in oktober 2008;
- 1e, 2de en 3e herziening van het Bestemmingsplan Buitengebied;
- Landelijk Gebied 1974 (gedeeltelijk).
De vigerende bestemmingsplannen vormen de basis voor dit bestemmingsplan. Aanvullend zijn de reeds verleende vergunningen, wijzigingsplannen en vastgestelde postzegelplannen in dit bestemmingsplan verwerkt.
1.4 Wat Kunt U Lezen In Deze Toelichting?
Het speelveld waarbinnen de beleidsinhoudelijke keuzes zijn gemaakt is allereerst in beeld gebracht. Zo kan worden bepaald of en in welke mate met gewenste ontwikkelingen rekening kan worden gehouden. Het speelveld is bepaald door het ruimtelijk beleid en wet- en regelgeving van (de hogere) overheden en de te beschermen waarden binnen het plangebied. In deze toelichting gaan wij in de verschillende hoofdstukken in op:
Hoofdstuk 2 | Onze visie op het buitengebied op basis van vastgestelde visies en beleid |
Hoofdstuk 3 | Keuzes voor het bestemmingsplan |
Hoofdstuk 4 | Keuzes op basis van omgevingsaspecten |
Hoofdstuk 5 | Juridische vertaling keuzes |
Hoofdstuk 6 | Uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan |
Hoofdstuk 2 Visie Op Het Buitengebied
2.1 Speelveld En Spelregels
Zoals in de inleiding al is aangegeven, is het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied Nuenen consoliderend van aard. Dit betekent dat de bestaande rechten in beginsel worden overgenomen in het nieuwe plan. Dat betekent niet dat alleen datgene wordt vastgelegd wat nu mag en kan. Het nieuw op te stellen bestemmingsplan wordt niet alleen opgesteld voor nu, maar voor het komende decennium. Het plan moet daarom nadrukkelijk toekomstbestendig zijn. De intergemeentelijke Structuurvisie Dommel en Aa is reeds een koers bepaald voor (onder andere) het buitengebied van de gemeente Nuenen. Deze koers wordt vertaald naar het nieuwe bestemmingsplan.
Waar mogelijk kan worden voorgesorteerd op gewenste ontwikkelingen op basis van de gemeentelijke visie zonder daarbij het consoliderend karakter aan te tasten.
De visie op het buitengebied wordt bepaald door het provinciaal beleid (de Verordening ruimte Noord-Brabant, daar waar deze moet worden toegepast bij ruimtelijke besluiten) en de gemeentelijke visies zoals vastgelegd in de Structuurvisie Nuenen, Gerwen en Nederwetten en de Intergemeentelijke Structuurvisie Rijk van Dommel en Aa.
In dit hoofdstuk beschrijven wij de uitgangspunten van het beleid en de visies voor het buitengebied van Nuenen en vertalen wij dit naar een visie voor het bestemmingsplan Buitengebied.
2.2 Verordening Ruimte Noord-brabant
De Verordening ruimte Noord-Brabant is met betrekking tot de volgende onderdelen van belang voor het buitengebied van Nuenen: - het beleid en de toegestane ontwikkelingsmogelijkheden voor de veehouderijen in Brabant zijn ingrijpend gewijzigd: uitbreiding van bedrijven is geen recht maar moet 'verdiend' worden door te voldoen aan de eisen van een 'zorgvuldige veehouderij'; - op de verbeelding van de Verordening zijn voor Nuenen aanduidingen met betrekking tot natuur en landschap, (grond)water, cultuurhistorie en agrarische ontwikkelingen opgenomen. In het kader van de bestemmingsplanherziening worden gebiedsgrenzen en dubbelbestemmingen op basis van deze aanduidingen geactualiseerd. |
In maart 2014 hebben de Provinciale Staten van Noord-Brabant de Verordening ruimte 2014 vastgesteld. De Verordening stelt eisen aan de door de gemeenten in Noord-Brabant op te stellen bestemmingsplannen. Een van die eisen is dat een bestemmingsplan (met name voor de rechtstreeks doorwerkende regels voor veehouderijen) in overeenstemming wordt gebracht met de regels uit de Verordening. Door middel van deze bestemmingsplanactualisatie wordt de provinciale Verordening ruimte 2014 in het bestemmingsplan verwerkt. Tijdens de voorbereidingsperiode van het bestemmingsplan is de Verordening op diverse onderdelen aangepast . Daarbij is bij de actualisatie van 2017 de naam van de verordening bovendien gewijzigd in Verordening ruimte Noord-Brabant. Voor zover deze aanpassingen uit de Verordening ruimte Noord-Brabant relevant zijn voor dit bestemmingsplan, zijn ze eveneens verwerkt in de regels van dit plan.
Vanwege de belangrijke gevolgen van de Verordening ruimte Noord-Brabant voor de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt en de consequenties voor de onderzoeksopzet in het planMER, wordt hier nader aandacht aan besteed
Agrarische ontwikkelingsmogelijkheden
Voor wat betreft de ontwikkelingsmogelijkheden voor agrarische bedrijven wordt in het bestemmingsplan aangesloten bij de verordening. In de Verordening ruimte Noord-Brabant wordt het volgende onderscheid gemaakt in agrarische bedrijven:
- (vollegrond)teeltbedrijven: agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt;
- veehouderijbedrijven: agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren (de verordening maakt daarbij binnen veehouderijbedrijven geen onderscheid tussen grondgebonden veehouderij en intensieve veehouderij);
- glastuinbouwbedrijven: agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt;
- overige agrarische bedrijven: agrarisch bedrijf dat niet binnen de begripsbepaling van veehouderij, vollegrondsteeltbedrijf of glastuinbouwbedrijf valt. Hieronder vallen bijvoorbeeld paardenhouderijen.
Voor de toelaatbare ontwikkeling van agrarische bedrijven is van belang dat in de provincie Noord-Brabant gebieden zijn aangewezen als Ecologische hoofdstructuur, Groenblauwe mantel of Gemengd landelijk gebied en dat er gebieden zijn aangewezen als 'Beperkingen veehouderij'. Voor het planMER zijn met name de veehouderijen van belang.
Veehouderij en staldering
De veehouderijen in het plangebied komen voor in de zones Groenblauwe mantel en Gemengd landelijk gebied. Het beleid uit de Verordening ruimte Noord-Brabant is voor de veehouderij gelijk in deze twee zones. In de Verordening ruimte Noord-Brabant wordt voorgeschreven dat de oppervlakte aan dierenverblijven (gebouw voor het houden van landbouwhuisdieren) wordt 'bevroren'.
Vestiging, omschakeling en uitbreiding van veehouderij en toename dierenverblijven
Vestiging van een veehouderij, omschakeling naar een veehouderij, uitbreiding van een veehouderij en uitbreiding van de oppervlakte aan dierenverblijven is alleen toegestaan als aan de voorwaarden uit de verordening wordt voldaan. De Verordening ruimte Noord-Brabant stelt dat:
- er moet worden aangetoond dat sprake is van een (ontwikkeling naar een) zorgvuldige veehouderij (Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij (BZV));
- het bouwperceel ten hoogste 1,5 ha bedraagt;
- de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving inpasbaar moet zijn in de omgeving;
- er een zorgvuldige dialoog moet worden gevoerd, gericht op het betrekken van belangen van omwonenden bij de planontwikkeling;
- er sprake moet zijn van een landschappelijke inpassing ter grootte van ten minste 10% van de omvang van het bouwvlak;
- er voldaan moet worden aan extra eisen ten aanzien van geur en fijn stof;
- daarbij als extra voorwaarde geldt dat bedrijven gelegen in het gebied 'Beperkingen veehouderij' blijvend moeten beschikken over voldoende gronden om een veebezetting van 2 GVE/ha of minder te garanderen.
- indien sprake is van ontwikkeling gericht op een hokdierhouderij (dat wil zeggen veehouderijen met uitzondering van nertsenhouderij, melkrundveehouderij en schapenhouderij), de toename van de oppervlakte aan dierenverblijven gepaard moet gaan met sanering van dierenverblijven met een gelijke omvang binnen hetzelfde stalderingsgebied.
De Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij is opgebouwd rond negen thema's. Om te voldoen aan het criterium 'zorgvuldig' moet daarbij een minimale score van 7 worden gehaald.
Hoewel het in theorie mogelijk is dat ook intensieve veehouderijen in het gebied 'Beperkingen veehouderij' over voldoende gronden voor de voorgeschreven veebezetting beschikken, gaat de provincie er (zo blijkt uit de toelichting op de Verordening ruimte) van uit dat intensieve veehouderijen hier geen ontwikkelingsmogelijkheden meer hebben.
Wij kiezen ervoor om in het nieuwe bestemmingsplan geen onderscheid te maken tussen grondgebonden en intensieve veehouderij. Voor beide typen veehouderijen gelden dezelfde regels met betrekking tot uitbreidingsmogelijkheden. De voorwaarden zijn gericht op het ontwikkelen van een zorgvuldige veehouderij.
Met de actualisatie van de Verordening ruimte Noord-Brabant uit 2017 is bovendien geregeld dat geitenhouderijen in het geheel 'bevroren' worden. De ontwikkelingsruimte voor veehouderij die hierboven geschetst is, wordt daarom in het bestemmingsplan niet van toepassing verklaard op geitenhouderijen.
Wijzigen en vergroten van agrarische bouwvlakken
Het wijzigen en vergroten van agrarische bouwvlakken is toegestaan, maar ook hier gelden voorwaarden. Voor uitbreiding van het bouwvlak tot 1,5 ha gelden op basis van de Verordening ruimte Noord-Brabant de voorwaarden zoals genoemd bij de uitbreiding van bebouwing op het bouwvlak. Voor uitbreiding boven 1,5 ha geldt tevens dat bedrijven blijvend moeten beschikken over voldoende gronden om een veebezetting van 2 GVE/ha of minder te garanderen.
Deze voorwaarde met betrekking tot de veebezetting geldt niet voor uitbreidingen waarbij er elders feitelijk en juridisch een veehouderij wordt opgeheven en sprake is van een sanering van een overbelaste situatie en er per saldo geen groei plaatsvindt van het vergunde aantal dieren.
2.3 Structuurvisie Nuenen, Gerwen En Nederwetten
De Structuurvisie zet voor ons buitengebied in op: - het realiseren van een doorlopende groenstructuur waardoor een parkachtige zone ontstaat waarin de diverse functies hun plek vinden; - het versterken van het kleinschalig landschap; - het toepassen landschapsinvesteringsregeling bij ontwikkelingen die niet rechtstreeks mogelijk zijn. |
In de Structuurvisie geeft de gemeente aan wat de ruimtelijke opgave is, welke keuzes worden gemaakt en hoe deze opgave uitgevoerd gaat worden. De Structuurvisie bestaat uit 2 onderdelen:
- de Structuurvisie deel A 'Ruimtelijk Casco': de visie op hoofdlijnen voor de lange termijn;
- de Structuurvisie deel B 'Projectenplan': het uitvoeringsprogramma.
Structuurvisie deel A 'Ruimtelijk Casco'
Het Ruimtelijk Casco, vastgesteld door de gemeenteraad van Nuenen op 5 november 2009, bestaat uit de beleidsanalyse en de analyse van de ruimtelijk-functionele hoofdstructuur van de gemeente. Het Ruimtelijk casco is gebaseerd op bestaand ruimtelijk beleid en vervult de volgende functies:
- integrale visievorming voor de lange termijn;
- bijeenbrengen en afwegen van belangen;
- toetsings- en inspiratiekader voor ruimtelijke beslissingen;
- basis voor uitwerken van het beleid in bijvoorbeeld bestemmingsplannen.
Tussen Nuenen en de buurgemeenten wordt een doorlopende groenstructuur gerealiseerd en moet een parkachtige zone ontstaan waarin de diverse functies hun plek vinden. Zowel kleinschalige, als meer grootschalige projecten kunnen op deze manier hun plaats vinden, bijvoorbeeld in de vorm van uitvoeringsprojecten van de 'Reconstructie van het landelijk gebied'.
Het plangebied heeft in het Ruimtelijk Casco de aanduiding 'versterken kleinschalig landschap'. Het kleinschalig landschap is een samenhangend gebied bestaande uit een mozaïek van meerdere landschapstypen op een relatief klein oppervlak. Flankerend natuurbeleid richt zich op verbetering van de ruimtelijke samenhang (vergroten, verbinden en ontsnipperen), de verbetering van de ecologische kwaliteit en de verhoging van de belevingswaarde.
Structuurvisie deel B 'Projectenplan'
In het Projectenplan, vastgesteld door de gemeenteraad op 23 juni 2010, zijn de ruimtelijke opgaven voor de korte en middellange termijn benoemd en zijn projecten en plannen beschreven. De komende jaren zal veel geïnvesteerd worden in groene en blauwe projecten. Het gaat dan bijvoorbeeld om de ontwikkeling van de natte natuurparel Breugelse Beemden, waar het plangebied even ten zuidoosten van ligt. Deze ontwikkelingen komen ten goede aan de intrinsieke kwaliteit van natuurgebieden zelf en de ontwikkeling van een regionale robuuste ecologische hoofdstructuur. Deze oriënteert zich hoofdzakelijk in noord-zuidrichting en loopt via ecologische verbindingszones.
De zeven gemeenten in het Rijk van Dommel en Aa hebben gezamenlijk een Intergemeentelijke Structuurvisie (ISV) vastgesteld. In de ISV is vastgelegd wat de gemeenten de komende jaren willen bereiken in het Rijk van Dommel en Aa en hoe ze dat willen aanpakken.
'Structuurvisie Nuenen, wijziging 2015'
Om de kwaliteit van het landschap te versterken heeft de provincie het principe van 'kwaliteitsverbetering van het landschap' geïntroduceerd. De provincie heeft gemeenten daarom verplicht om een kwaliteitsbeleid voor het landschap te voeren. Eén manier om kwaliteit van het landschap vast te houden of zelfs te verbeteren, in de Landschapsinvesteringsregeling. De LIR is van toepassing op situaties, waarin bebouwing wordt toegevoegd terwijl dat niet rechtstreeks in het bestemmingsplan is toegestaan. Mits planologisch aanvaardbaar kan het bestemmingsplan worden herzien onder de voorwaarde dat de initiatiefnemer, kwaliteit in het landschap toevoegt. Als dit niet mogelijk is, dan maakt de Landschapsinvesteringsregeling het mogelijk dat de initiatiefnemer een financiële bijdrage stort in een fonds, waarvan elders in de gemeente kwaliteit kan worden toegevoegd aan het landschap. Dit moet dan wel gebeuren in combinatie met een hierop aangepaste structuurvisie. Met de wijziging is de LIR opgenomen in de Structuurvisie.
2.4 Intergemeentelijke Structuurvisie Rijk Van Dommel En Aa
De ISV zet voor ons buitengebied in op: - het ontwikkelen van een vrijetijdseconomie; - behoud en realisatie begrensde EHS (tegenwoordig NNB); - behoud en versterking van de landschappelijke kwaliteiten; - herstel van de milieukwaliteit. |
De Intergemeentelijke structuurvisie (ISV) Rijk van Dommel en Aa is vastgesteld op 29 september 2011 door de raad van Nuenen. Doel van de ISV is om het Rijk van Dommel en Aa te ontwikkelen tot een regionaal landschapspark met een aantrekkelijke landschappelijke inrichting waarin natuur en recreatie de belangrijkste functies zullen zijn.
Figuur 2.1 Kaart Intergemeentelijke structuurvisie Rijk van Dommel en Aa.
Om inzicht te geven in de mogelijke oplossingsrichtingen zijn 4 beleidsscenario's opgesteld voor het gebied, die elk uitgaan van een specifieke groen-blauwe invalshoek:
- 1. versterking cultuurlandschap;
- 2. herstellen van de milieukwaliteit;
- 3. ontwikkeling robuuste natuur
- 4. versterking verbindingen.
Op basis van de beoordeling van de scenario's is een integratiescenario uitgewerkt. Het gebied is daartoe opgedeeld in deelgebieden, grotendeels gebaseerd op de aanwezige landschapstypen. Het plangebied valt binnen het deelgebied 'beekdal', met direct aansluitend de aanduiding 'Behoud en realisatie begrensde EHS'. De beekdalen bestaan in hoge mate uit begrensde EHS-gebieden. Er is vaak sprake van een natuurdoelstelling voor de ontwikkeling van diverse kwetsbare (natte) natuurdoeltypen. De beekdalsystemen (beekdalen en kenmerkende hogere gronden) zijn kenmerkende landschappelijke dragers in het Rijk van Dommel en Aa en vormen belangrijke landschappelijk elementen in de beleving van de recreant. Daarnaast gelden voor de beekdalen bij uitstek de waterdoelstellingen. Ook de doelstelling van scenario 2, herstel milieukwaliteit is aan de orde, gezien de doelstelling naar een duurzaam klimaatbestendig watersysteem te streven, waarbij zowel waterkwantiteit als -kwaliteit een rol spelen.
De ISV zet in op het ontwikkelen van een vrijetijdseconomie. De vrijetijdseconomie betreft de productie, distributie en consumptie van goederen en diensten ten behoeve van de vrijetijdsbesteding van mensen, zowel binnenshuis als buitenshuis, zowel binnen de eigen woonomgeving als daarbuiten, met inbegrip van verblijf, vervoer en toeleveranciers. Voor de vrijetijdseconomie is het landschap heel belangrijk. Wij willen daarom de kwaliteiten van het landschap behouden en versterken. Ontwikkelingen die mogelijk gemaakt worden moeten een bijdrage leveren aan de kwaliteiten van ons buitengebied.
2.5 Vertaling Visies Naar Bestemmingsplan Buitengebied
In het vigerende bestemmingsplan is een zonering opgenomen die overeenkwam met de op dat moment geldende streekplan van de provincie. Daarin werd onderscheid gemaakt in een gebied met landschappelijke waarden, abiotische waarden, natuur- en landschappelijke waarden en Bos en Natuur. De agrarische bestemmingen zijn afgestemd op deze zonering.
Deze zonering komt niet meer overeen met de Verordening ruimte Noord-Brabant en de visie en het beleid zoals dat geformuleerd is in de Structuurvisie Nuenen, Gerwen en Nederwetten en de Intergemeentelijke Structuurvisie Dommel en Aa. In het nieuwe bestemmingsplan wordt er voor de helderheid en leesbaarheid van het plan naar gestreefd om het beleid vanuit de verordening en visies te combineren tot eenduidige systematiek en regelgeving voor het bestemmingsplan Buitengebied.
Voor de zonering wordt aangesloten bij de zonering van de Verordening ruimte Noord-Brabant. Onderscheid wordt gemaakt in de volgende gebiedscategorieën:
- 1. Natuurnetwerk Brabant;
- 2. Groenblauwe Mantel;
- 3. Gemengd Landelijk gebied;
- 4. Bos en natuurgebied.
Figuur 2.2 Gebiedsindeling bestemmingsplan Buitengebied
- 1. Natuurnetwerk Brabant (NNB)
Het Natuurnetwerk Brabant is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met natuurwaarden van (inter)nationaal belang. Het doel van het NNB-beleid is het veiligstellen van ecosystemen en het realiseren van leefgebieden met goede condities voor de biodiversiteit. Deze leefgebieden zijn belangrijk voor dier- en plantensoorten. Binnen het plangebied zijn het Dommeldal, Nuenens Broek, de Papenvoortse Heide en bestaande bos- en natuurgebieden opgenomen in het NNB.
De bestaande bos en natuurgebieden worden voorzien van de bestemming Natuur (N). Agrarische gronden binnen deze zone, die nog niet verworven zijn ten behoeve van natuurontwikkeling, worden voorzien van de bestemming Agrarisch met Waarden – Natuur- en Landschapswaarden (AW-NL).
In het NNB wordt ingezet op behoud en herstel van de ecologische waarden. In het NNB worden zeer beperkt nieuwe initiatieven toegestaan. Dat neemt niet weg dat initiatieven met een ruimtelijke meerwaarde in combinatie met een bijdrage aan de realisatie van het NNB kunnen worden afgewogen.
Bij ontwikkelingen in het NNBworden de spelregels die door het Rijk en de provincie zijn geformuleerd gehanteerd. Het betreft:
- het zogenoemde 'nee, tenzij-principe': (nieuwe) plannen, projecten of handelingen zijn niet toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant aantasten. Wezenlijke actuele en potentiële waarden van het gebied zijn bijvoorbeeld: natuurdoelen en -kwaliteit, geomorfologische en aardkundige waarden en processen, de waterhuishouding, kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, stilte, duisternis, openheid of juist beslotenheid en de landschapsstructuur. Deze waarden dienen te worden behouden. Alleen in zwaarwegende gevallen, indien er sprake is van een groot openbaar belang en er geen alternatieven beschikbaar zijn (bij individuele ingrepen) en waarden worden gecompenseerd, kan daarvan worden afgeweken;
- de saldobenadering: als een combinatie van plannen, projecten of handelingen per saldo tot een kwantitatieve en kwalitatieve verbetering van het NNB leidt;
- kleinschalige ingrepen: in geval van een kleinschalige ingreep kan de grens van het NNB worden aangepast.
- 2. Groenblauwe mantel
De groenblauwe mantel vormt het gebied tussen de ecologische hoofdstructuur en anderzijds het landelijk gebied en het stedelijk gebied. De groenblauwe mantel beschermt Natura 2000 en de ecologische hoofdstructuur en zorgt voor verbinding met het omliggende gebied. In de groenblauwe mantel wordt ingezet op duurzame ontwikkeling van het watersysteem en het behoud van de ecologische en landschappelijke waarden en het in stand houden dan wel herstellen van het agrarische cultuurlandschap. De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit multifunctioneel landelijk gebied met grondgebonden landbouw.
In de groenblauwe mantel zetten wij in op behoud en herstel van natuur en landschap van de groenblauwe mantel. Nieuwe ontwikkelingen in de groenblauwe mantel gaan gepaard met bescherming en de ontwikkeling van waarden van natuur en landschap van de groenblauwe mantel.
Wij zetten in op ontwikkelingen gericht op nieuwe vormen van agrarisch gebruik (verbrede landbouw, recreatie, alternatieve voedselproductie, energieproductie), inzet van instrument Ruimte-voor-Ruimte om verdere ontstening elders in Brabant te maken en kwaliteitswinst te boeken en mogelijkheden voor nieuwe economische dragers die een bijdrage leveren aan het creëren van een vrijetijdseconomie onder voorwaarden van investeren in landschapsherstel.
- 3. Gemengd landelijk gebied
In het gemengd landelijk gebied streven wij, net als in de Groenblauwe mantel, naar een gemengde plattelandseconomie. In deze zone zetten wij in op ontwikkelingen gericht op nieuwe vormen van agrarisch gebruik (verbrede landbouw, recreatie, alternatieve voedselproductie, energieproductie), inzet van instrument Ruimte-voor-Ruimte om verdere ontstening van het gebied mogelijk te maken en kwaliteitswinst te boeken en mogelijkheden voor nieuwe economische dragers die een bijdrage leveren aan het creëren van een vrijetijdseconomie onder voorwaarden van investeren in landschapsherstel.
Tabel 2.1 geeft een vertaling van de visie naar de gebieden zoals weergegeven in figuur 2.1. Omschakeling naar landbouwverwante bedrijven is conform het provinciale beleid niet toegestaan in de groenblauwe mantel. Uitbreiding van bestaande bedrijven is in de groenblauwe mantel wel toegestaan (zie hierna onder Omvang van de functie). Bestaande overige functies mogen wel uitbreiden.
Tabel 2.1 Koers en ontwikkelingsmogelijkheden per deelgebied
gebied | hoofdkoers | accent | ontwikkelingsmogelijkheden voor nevenfuncties (ondergeschikt aan de hoofdfunctie) en vervolgfuncties (bij bedrijfsbeëindiging) |
NNB | zeer beperkte ontwikkelingsruimte bestaande functies | natuur, landschap, cultuur, watersysteem | Ontwikkelingen gericht op natuur en landschap, landgoederen en toerisme en recreatie. |
groenblauwe mantel | brede plattelandseconomie | ontwikkeling kwaliteiten natuur en landschap, duurzame ontwikkeling van het watersysteem en vrije tijdseconomie | verbrede landbouw; recreatie; alternatieve voedselproductie¹); energieproductie²); nieuwe economische dragers die een bijdrage leveren aan het creëren van een vrijetijdseconomie. |
gemengd landelijk gebied | brede plattelandseconomie | ontwikkelingsmogelijkheden duurzame landbouw en vrijetijdseconomie | verbrede landbouw; recreatie; alternatieve voedselproductie¹); energieproductie); nieuwe economische dragers die een bijdrage leveren aan het creëren van een vrijetijdseconomie. |
1) Onder alternatieve voedselproductie verstaan wij de teelt van bijvoorbeeld wormen en insecten voor voedsel.
2) In paragraaf 3.12 maken wij concreet welke mogelijkheden wij voor energieproductie willen bieden in het bestemmingsplan.
Neven- en vervolg functies moeten kleinschalig van aard zijn, passend bij de kwaliteiten van ons buitengebied. Voor het al of niet toestaan van nieuwe functies gelden de volgende voorwaarden:
- omliggende functies mogen niet in hun belangen geschaad worden;
- parkeren dient op eigen terrein ingevuld te kunnen worden;
- nieuwe functies mogen niet concurreren met voorzieningen in de kernen.
Hoofdstuk 3 Keuzes Voor Het Bestemmingsplan
3.1 Inleiding
Op basis van de visie zoals beschreven in hoofdstuk 2 zijn keuzes gemaakt voor de uitwerking van het bestemmingsplan. De keuzes worden niet alleen bepaald door de visie op het buitengebied, maar op onderdelen ook op basis van het relevante rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Een beschrijving van het relevante beleid is opgenomen in Bijlage 1.
3.2 Landbouw
Belangrijkste uitgangspunten: - onderscheid in gebieden op basis van de Verordening ruimte Noord-Brabant; - bouwvlakken van maximaal 1,5 hectare - geen onderscheid tussen grondgebonden en intensieve veehouderij - regels en voorwaarden voor zorgvuldige veehouderij - mogelijkheden voor neven- en vervolgfuncties op basis van de koersen per deelgebied |
In deze paragraaf wordt op alle ontwikkelingsrichtingen ten aanzien van de agrarische bedrijven ingegaan.
Onderscheid agrarische bestemmingen
In de Verordening ruimte Noord-Brabant wordt het buitengebied onderverdeeld in de zones Gemengd landelijk gebied, Groenblauwe mantel en Natuurnetwerk Brabant. In diezelfde volgorde verschuift tussen de verschillende zones het accent van agrarische bedrijfsvoering naar bescherming van natuur- en landschapswaarden. Om dit tot uiting te brengen, zijn in het bestemmingsplan drie agrarische bestemmingen opgenomen waarin dit verschil in de bouw- en gebruiksregels tot uiting komt. Afgestemd op de Verordening ruimte Noord-Brabant heten de agrarische bestemmingen daarom als volgt:
- Agrarisch met waarden - Gemengd landelijk gebied;
- Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel;
- Agrarisch met waarden - Natuur- en landschappelijke waarden (NNB).
Overigens zijn binnen de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden geen agrarische bouwvlakken aanwezig. De agrarische gronden binnen deze zone bestaan zodoende uitsluitend uit open gronden.
Bouwvlakken
De bestaande bouwvlakken uit het vigerende bestemmingsplan vormen de basis voor de bouwvlakken in dit nieuwe bestemmingsplan. Om deze bouwvlakken van vorm te wijzigen en/of de oppervlakte te verruimen is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die een nieuwe maximummaat van 1,5 ha vastlegt en nadere voorwaarden koppelt aan de mogelijkheid om het plan te wijzigen.
Nieuwvestiging
Het bestemmingsplan biedt geen mogelijkheden voor nieuwvestiging van agrarische bedrijven op locaties waar nog geen bouwvlak aanwezig is. Gezien de landbouwstructuur van het gebied en het aantal agrarische bedrijfscomplexen dat vrijgekomen is en in de toekomst vrij zal komen, is een dergelijke mogelijkheid niet noodzakelijk. Wanneer de situatie zich voordoet dat een agrarisch bedrijf zich op een (geheel) nieuwe locatie wenst te vestigen en dit acceptabel wordt geacht, zal een afzonderlijke planologische procedure doorlopen moeten worden.
Uiteraard is het wel mogelijk voor bedrijven om zich binnen bestaande bouwvlakken te vestigen die vrijkomen, een en ander onder de voorwaarden zoals die volgen vanuit de Verordening ruimte Noord-Brabant .
Grondgebruik
Vollegrondsteeltbedrijven
(Vollegronds)teelt is op basis van de Verordening ruimte Noord-Brabant algemeen mogelijk gemaakt binnen het plangebied.
Veehouderijen
In de Verordening ruimte Noord-Brabant worden de verschillende vormen van veehouderij als één bedrijfsvorm aangemerkt. In tegenstelling tot het verleden wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen intensieve veehouderij en grondgebonden veehouderij. Alle veehouderijen moeten bij uitbreiding voldoen aan de regels voor een zorgvuldige veehouderij. Zo wordt voor alle veehouderijen een zorgvuldige, duurzame bedrijfsontwikkeling nagesteefd.
Het bestemmingsplan sluit hierbij aan en maakt dus niet langer, zoals in het voorgaande bestemmingsplan, onderscheid in de verschillende vormen van veehouderij. De gemeente Nuenen streeft naar een duurzame ontwikkeling van de agrarische sector passend bij de kwaliteiten van het buitengebied van Nuenen. De toepassing van de regels voor zorgvuldige veehouderij in combinatie met voorwaarden voor landschappelijke inpassing zorgt ervoor dat het maken van een onderscheid in grondgebonden en intensieve veehouderij niet noodzakelijk is.
Het bestemmingsplan spreekt daarom uitsluitend van de verzamelnaam 'veehouderij'. De veehouderijen zijn met een aanduiding op de verbeelding weergegeven en zijn op basis van het bestemmingsplan op basis van hun huidige omvang toegestaan. Uitbreiding van deze bedrijven is uitsluitend toegestaan voor zover voldaan wordt aan de voorwaarden uit de provinciale Verordening, die in het bestemmingsplan zijn overgenomen. Hiertoe dient op basis van het bestemmingsplan een afwijkingsprocedure doorlopen te worden. Eén van de bijbehorende voorwaarden is dat binnen de zone 'Beperkingen veehouderij' - die het overgrote deel van het plangebied beslaat - uitsluitend uitbreiding van grondgebonden veehouderijen mogen uitbreiden.
Omschakeling
Bestaande agrarische bedrijven kunnen in alle gevallen omvormen naar (vollegronds)teelt, aangezien deze bedrijfsvorm algemeen is toegestaan. Omschakeling naar veehouderij, is net als uitbreiding van bestaande veehouderijen, uitsluitend mogelijk voor zover voldaan wordt aan de voorwaarden uit de Verordening ruimte Noord-Brabant waarin onder meer is opgenomen dat dit binnen de zone 'Beperkingen veehouderij' veehouderijen uitsluitend zijn toegestaan indien deze in voldoende mate grondgebonden zijn.
Paardenhouderijen
Paardenhouderijen worden in de systematiek van de verordening van de provincie aangemerkt als overig agrarisch bedrijf om te voorkomen dat de regels voor de veehouderij van toepassing zijn. In het plangebied zijn meerdere paardenhouderijen gelegen. Overigens gaat het hierbij specifiek om de agrarische vorm van een paardenhouderij, waarbij het fokken van paarden centraal staat.
Bedrijven gericht op het stallen en africhten van paarden en de handel in paarden, worden ook vaak als paardenhouderij benoemd maar in planologische zin betreft dit geen agrarische functie. Deze krijgen een de bestemming Bedrijf. Maneges tot slot worden binnen de bestemming Sport geregeld.
Binnen de agrarische bestemming staan wij de bestaande paardenhouderijen toe. Deze voorzien wij van de aanduiding paardenhouderij. Daarnaast wordt de omschakeling van een veehouderij naar een (agrarische) paardenhouderij mogelijk gemaakt.
Bouwmogelijkheden (binnen bouwvlak)
Bedrijfsbebouwing
Bedrijfsbebouwing bij agrarische bedrijven moet, net als in het vigerende bestemmingsplan, volledig binnen bouwvlak gerealiseerd worden.
Daarbij mag het bouwvlak in de regel volledig benut worden, al gelden hier voor specifieke bouwwerken wel nadere regels:
- voor veehouderijen geldt de bestaande oppervlakte als maximum. Uitsluitend via een afwijkingsbevoegdheid kan eventuele ruimte voor uitbreiding worden geboden, mits voldaan wordt aan de bijbehorende voorwaarden;
- Rijhallen bij paardenhouderijen zijn toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 1.000 m2;
- Kassen zijn eveneens gekoppeld aan een maximum oppervlakte:
- 1. binnen de Groenblauwe mantel betreft dit de bestaande oppervlakte;
- 2. in het Gemengd landelijk gebied betreft dit 1.000 m2, wat via een afwijkingsbevoegdheid kan worden verruimd tot 5.000m2.
Bedrijfswoning
De bestaande, legaal aanwezige bedrijfswoningen worden positief bestemd en de inhoud van de bedrijfswoning mag maximaal 750 m³ bedragen.
Indien er meerdere bedrijfswoningen aanwezig zijn is dat middels een maatvoeringaanduiding op de plankaart aangegeven. Daar waar in het geheel geen bedrijfswoning bij een bedrijf is toegestaan, is dat eveneens specifiek aangegeven.
Bouwmogelijkheden (buiten bouwvlak)
Schuilhutten
Conform de Verordening ruimte Noord-Brabant zijn deze alleen toegestaan binnen de 'kernrandzones'. De reden hierachter is dat op deze wijze een spreiding van schuilhutten over het landelijk gebied beperkt blijft tot de zones direct rond bebouwd gebied.
De praktijk is dat in het kader van dierenwelzijn vraag is naar schuilhutten in het gehele buitengebied. In het kader van dierenwelzijn zijn schuilhutten gewenst, maar voorkomen moet worden dat schuilhutten zorgen voor verrommeling. Om die reden is een verkenning uitgevoerd van bestaande bebouwingsconcentraties in het buitengebied met daar omheen zones van 250m. Op die manier is de gemeente tot een begrenzing gekomen waarbinnen zij schuilhutten via afwijking toe wil staan. Overigens geldt dat alleen voor het Gemengd landelijk gebied en de Groenblauwe mantel. Binnen Natuurnetwerk Brabant kunnen geen schuilstallen toegestaan worden.
Aan de afwijkingsbevoegdheid zijn de volgende voorwaarden gekoppeld:
- een schuilgelegenheid is uitsluitend toegestaan indien de daarmee samenhangende gronden in gebruik voor het houden van vee ten minste 0,5 ha betreffen;
- vanaf 1 ha geldt het principe van 1 schuilhut per ha;
- schuilgelegenheden zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van een overkapping met ten hoogste 3 wanden, met een oppervlakte van ten hoogste 10 m2;
- de hoogte van schuilgelegenheden bedraagt ten hoogste 3 m;
- door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan de Peel waarbij tevens de bestaande landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.
Paardenbakken
Een paardenbak is een buitenrijbaan ten behoeve van paardrij-activiteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining.
Paardenbakken zijn binnen het bouwvlak toegestaan. Buiten het bouwvlak zijn ze alleen toegestaan ter plaatse van daarvoor opgenomen aanduidingen, waarmee de bestaande paardenbakken (voor zover buiten een bouwvlak) zijn vastgelegd.
Er is een verschil in regeling voor paardenbakken die direct aan een bouwvlak grenzen en paardenbakken die solitair in het landschap liggen. De solitaire paardenbakken mogen (binnen de daarvoor bedoelde aanduiding) alleen een omheining hebben en daaraast is verlichting toegestaan voor zover de paardenbak en de verlichting binnen 50 m van een verlichte, openbare weg liggen.
Voor paardenbakken grenzend aan een bouwvlak daarentegen is verlichting algemeen toegestaan en zijn naast een omheining ook overige bouwwerken (geen gebouw of overkapping zijnde) toegestaan binnen de opgenomen aanduiding. Daarbij valt te denken aan stapmolens of longeerbakken of vergelijkbare bouwwerken gerichten op paardrijactiviteiten. paardenbakken bij een bouwvlak
Voor nieuwe paardenbakken buiten het bouwvlak is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen, waarbij onder andere getoetst wordt aan de noodzaak om buiten het bouwvlak te treden en de inpasbaarheid uit het oogpunt van milieu.
Teeltondersteunende voorzieningen (TOV)
In het bestemmingsplan wordt aangesloten bij de provinciale Verordening. Binnen het bouwvlak zijn teeltondersteunende voorzieningen direct mogelijk.
Buiten het bouwvlak wordt een onderscheid gemaakt tussen tijdelijke en permanente teeltondersteunende voorzieningen.
In directe zin zijn buiten alleen tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (zolang de teelt dit vereist met een maximum van 6 maanden per jaar) en boomteelthekken toegestaan met een maximale hoogte van 2,5 m toegestaan in de zones Gemengd landelijk gebied en de Groenblauwe mantel.
Permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn in deze twee zones slechts op basis van een afwijkingsbevoegdheid toegestaan, waarbij de landschappelijke inpasbaarheid centraal wordt gesteld. Er geldt in ieder geval een absoluut maximum van 3 ha aan permanente teeltondersteunende voorzieningen per bedrijf, waarbij bovendien het maximum oppervlak aan kassen zoals eerder omschreven van toepassing blijft. Dit laatste is van belang omdat permanente tunnel- of boogkassen hoger dan 1,5 m eveneens als kas worden aangemerkt.
Bestaande permanente teeltondersteunende voorzieningen buiten een bouwvlak zijn door middel van een aanduiding op de verbeelding mogelijk gemaakt.
Functies
Huisvesting seizoenarbeiders
De regionale verklaring arbeidsmigranten is mede door Nuenen ondertekend. De voorwaarden in het bestemmingsplan voor huisvesting van seizoensarbeiders is afgestemd op dit convenant. Dit houdt in dat de huisvesting via een afwijkingsbevoegdheid mogelijk kan worden gemaakt. Daarbij geldt onder andere dat de seizoensarbeiders werkzaam moeten zijn op hetzelfde bedrijf als waar ze gehuisvest zijn, dat er een maximum verblijfsduur van 10 maanden per jaar geldt en dat deze vorm van huisvesting uitsluitend is toegestaan ten behoeve van de ondersteuning bij teeltbedrijven.
Plattelandswoningen
Op 1 januari 2013 is de Wet plattelandswoning (Wpl) van kracht geworden. De regeling voor de plattelandswoning maakt het mogelijk om een bewoning van een agrarische bedrijfswoning door derden planologisch te legaliseren, zonder dat het betreffende agrarische bedrijf daardoor wordt belemmerd in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Het gaat daarbij alleen om het bedrijf waar de woning bij hoorde. Voor de toetsing van ontwikkelingen van andere inrichtingen blijft een plattelandswoning een woning van derden. De plattelandswoning is, ten opzichte van het bijbehorende bedrijf, niet beschermd tegen hinder van geur of geluid. De Wpl vult daartoe de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) aan met een artikel 1.1a, waarin de volgende criteria worden gehanteerd:
- een bestaande of een voormalige agrarische bedrijfswoning;
- die deel uitmaakt, of voorheen onderdeel uitmaakte van de betreffende landbouwinrichting;
- waarvoor in het bestemmingsplan, de beheersverordening, het inpassingsplan of een omgevingsvergunning voor afwijken, bewoning door derden is toegestaan.
Het gaat dus om situaties waarbij het agrarisch bedrijf blijft functioneren en de bedrijfswoning door een derde wordt bewoond. De Wpl heeft geen betrekking op voormalige agrarische bedrijven of ingeval van functieverandering. In deze gevallen is immers geen sprake meer van een agrarisch bedrijf.
Voorwaarde voor toepassing van het regime van de plattelandswoning is dat wordt gemotiveerd dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gewaarborgd. De verwachting is daarbij overigens dat niet op elke locatie waar zich nu een bedrijfswoning bevindt, een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor een woonbestemming aangetoond kan worden. De omzetting van bedrijfswoning naar plattelandswoning is daarom uitsluitend mogelijk door middel van een afwijkingsbevoegdheid.
Nevenactiviteiten
In het bestemmingsplan zijn nevenfuncties mogelijk gemaakt op basis van een algemene omschrijving, in plaats van via een limitatieve lijst met specifieke bedrijfsvormen. In het algemeen worden nu nevenfuncties toegestaan die een bijdrage vormen aan:
- alternatieve voedselproductie (bijvoorbeeld insecten, wormen);
- energieproductie;
- nevenactiviteiten die een bijdrage leveren aan het creëren van een vrijetijdseconomie;
- zorg;
- bedrijfsactiviteiten passend in milieucategorie 1 of 2 die voorkomenen op de bedrijvenlijst uit de bijlage bij de regels.
Ondersteunend aan deze activiteiten kan ook horeca als nevenactiviteit worden toestaan (bijvoorbeeld een theetuin).
Bij deze 'brede' formulering van mogelijkheden moet worden opgemerkt dat hier bewust voor is gekozen om gewenste ontwikkelingen niet af te hoeven wijzen om de reden 'dat ze niet op een vooraf bepaalde lijst' staan. Deze brede formulering betekent overigens ook dat niet elke vorm die wel aansluit bij de genoemde sectoren per definitie gewenst is. De beleidsmatige afweging of het gewenst is om bij een afwijkingsverzoek medewerking te verlenen, zal dus van geval tot geval gemaakt moeten worden.
Vervolgfuncties
In lijn met de sectoren die als nevenfunctie worden toegestaan, kunnen deze functies ook worden toegestaan als vervolgfunctie op het moment dat een agrarisch bedrijf geheel beëindigd wordt. Naast de genoemde functies kan in dat geval ook de functie wonen als vervolgfunctie worden toegepast.
Voor iedere vervolgfunctie is een planwijziging nodig, waarbij van geval tot geval wordt afgewogen of de beoogde omvorming op de betreffende locatie wenselijk en acceptabel is.
Daarbij wordt in ieder gelet op de milieukundige en landschappelijke inpasbaarheid.
3.3 Niet Agrarische Bedrijven
Belangrijkste uitgangspunten - Bij bestaande bedrijven: categorie 1 en/of 2 rechtstreeks toegestaan. - Hogere categorieën alleen op basis van bestaande rechten toegestaan. - Geen nieuwvestiging van niet-agrarische bedrijven. |
In het buitengebied komen naast agrarische bedrijven ook een variëteit aan agrarische hulpbedrijven en niet – agrarische bedrijven voor.
In het bestemmingsplan zijn deze bestemd als 'Bedrijf'. Hierbinnen worden de bedrijfsbestemmingen die binnen categorie 1 en/of 2 van de bij het bestemmingsplan opgenomen bedrijvenlijst vallen direct mogelijk gemaakt. Is er sprake van bedrijfsactiviteiten die volgens deze bedrijvenlijst vallen in bedrijfscategorie 3 of hoger, of indien een specifieke bedrijfsvorm niet op de bedrijvenlijst voorkomt, dan worden deze specifiek aangeduid en voorzien van een specifieke regeling.
Nieuwvestiging van niet-agrarische bedrijven, anders dan als vervolgfunctie op vrijkomende agrarische percelen, past niet binnen de visie en de koers die wij hebben geformuleerd en wordt niet toegestaan.
3.4 Recreatie
Belangrijkste uitgangspunten - Bestaande recreatiebedrijven bestemmen volgens bestaande rechten; - Wij bieden mogelijkheden voor nieuwe recreatiefuncties op bestaande bouwpercelen. - Meerdaagse evenementen kunnen met een afwijking sbevoegdheid mogelijk worden gemaakt. |
Verblijfs- en dagrecreatie
De bestaande recreatieve bedrijven zijn bestemd conform het vigerende bestemmingsplan. Gelet op de diversiteit in regels uit het vigerende plan voor de verschillende recreatiebedrijven, is in het nieuwe plan gewerkt met afzonderlijke bestemmingen voor de verschillende (typen) recreatiebedrijven.
Ter ondersteuning van de hoofdactiviteit is bij deze bedrijven en activiteiten ook ondergeschikte horeca en detailhandel mogelijk, voor zover dit bij de hoofdactiviteit niet al mogelijk is gemaakt.
Naast deze wijze van regelen voor de bestaande recreatiebedrijven, zijn nieuwe locaties alleen mogelijk in de vorm van neven- en vervolgfuncties bij agrarische bedrijven.
Evenementen
De gemeente kan op basis van de APV vergunning verlenen voor het organiseren van evenementen. Deze regeling is veelal gebaseerd op uitgangspunten voor de veiligheid en openbare orde. Evenementen kunnen echter evengoed een ruimtelijke invloed hebben. Om die reden wordt onderscheid gemaakt tussen kortdurende en incidentele evenementen en tussen langdurige en terugkerende evenementen.
De eerste categorie wordt niet als strijdigheid met het bestemmingsplan gezien. Wanneer het om evenementen van de tweede categorie gaat kan er wel strijdigheid optreden, als het betreffende evenement niet aansluit bij ter plaatse geldende bestemming.
Gelet op bovenstaande worden bestaande evenementenlocaties waar terugkerende evenementen plaatsvinden in de ter plaatse geldende bestemming vastgelegd. Daarnaast wordt in het plan een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor nieuwe evenementen met een terugkerend en/of meerdaags karakter.
3.5 Wonen
Belangrijkste uitgangspunten - Bestaande burgerwoningen worden voorzien van de bestemming Wonen. - Uitbreiding van woningen wordt mogelijk gemaakt in analogie met de BiO-regeling. |
Burgerwoningen
In het vigerende bestemmingsplan worden burgerwoningen in het buitengebied mogelijk gemaakt door de bestemming 'Woondoeleinden'. De maximale inhoud van een woning bedraagt 750 m³. Voor enkele woningen die in het vigerende plan reeds een beperkte maatvoering toebedeeld hadden gekregen is deze kleinere maatvoering (135 m3) overgenomen. Deze inhoudsmaat geldt voor het hoofdgebouw met inbegrip van aan- en uitbouwen.
Bijgebouwen en overkappingen zijn afzonderlijk geregeld en zijn toegestaan tot een maximum oppervlak van 90 m².
Nieuwe woningen zijn in de regel niet mogelijk. Wel zijn er specifieke mogelijkheden voor woningsplitsing bij monumentale panden en voor 'nieuwe' woningen bij (agrarische) bedrijfsbeëindiging waarbij de voormalige bedrijfswoning naar een reguliere woning wordt omgezet.
Indien bestaande woningen volledig herbouwd worden (binnen het bestemmings- en bouwvlak) dient dit in beginsel op dezelfde locatie binnen het perceel plaats te vinden. Afwijken van dit uitgangspunt is mogelijk. In dat geval wordt onder andere op basis van milieukundige en landschappelijke inpasbaarheid beoordeeld of dit mogelijk is.
Recreatiewoningen
Recreatiewoningen zijn, anders dan reguliere woningen, specifiek als zodanig bestemd. De regeling daarvoor wijkt onder andere af doordat geen permanente bewoning is toegestaan en dat slechts een beperkte maatvoering mogelijk is, gelet op de ligging in veelal natuurlijk gebied.
In dit bestemmingsplan zijn enkele panden die al sinds de jaren '70 aanwezig zijn en waartegen nimmer handhavend is opgetreden voorzien van een bestemmnig als recreatiewoning.
3.6 Maatschappelijke Voorzieningen
Belangrijkste uitgangspunten - De maatschappelijke functies worden specifiek conform de bestaande rechten bestemd |
Binnen de plangrenzen zijn enkele maatschappelijke functies en voorzieningen aanwezig van uiteenlopende aard, waaronder een begraafplaats en enkele gilde- en scoutingterreinen. Gezien de specifieke ruimtelijke uitwerking zijn hiervoor afzonderlijke bestemmingen opgenomen waarin is aangesloten bij de uitgangspunten van het vigerende bestemmingsplan.
3.7 Landgoederen
Belangrijkste uitgangspunten - De landgoederen in het plangebied worden voorzien van een specifieke regeling |
In het plangebied zijn landgoederen gelegen te weten Landgoed Oolen, Landgoed Soeterbeek en Landgoed Broeksche Erven.
Landgoed Oolen is voor een klein deel gelegen in het plangebied. Binnen landgoed Oolen zijn twee percelen getransformeerd naar natuur. Hiervoor wordt de passende bestemming 'Natuur' gekozen.
Landgoed Soeterbeek krijgt een eigen bestemming die in beginsel is afgestemd op de vigerende regeling. In aanvulling daarop worden flexibliteitsbepalingen opgenomen om af te kunnen wijken van de standaardregels, zolang de natuur- en landschapswaarden en cultuurhistorische waarden van het landgoed daarmee niet onevenredig geschaad worden.
Landgoed Broeksche Erven bestaat grotendeels uit natuur en wordt voorzien van de bestemming Natuur. Het woonperceel krijgt een toegesneden woonbestemming.
3.8 Natuur En Landschap
Belangrijkste uitgangspunten: - Natuur en landschap zijn essentieel voor zowel het woon- en leefklimaat van het buitengebied en de vrijetijdseconomie die Nuenen wil stimuleren. De bestaande waarden moeten beschermd worden en nieuwe ontwikkelingen moeten door landschappelijke inpassing de kwaliteiten versterken. - Toetsingskader voor behoud en versterking van het landschap is LOP de Peel. - Bestaande natuurgebieden worden bestemd als Natuur. - Ecologische verbindingszones zijn met een aanduiding beschermd; - Waarborgen natuurwaardenkaart. |
Het uitgangspunt voor het bestemmingsplan is handhaving en versterking van de natuurwaarden in het buitengebied en het in stand houden dan wel herstellen van het agrarische cultuurlandschap. De aanwezige natuurgebieden worden daartoe positief bestemd als 'Natuur'.
De karakteristiek van het landschap in het plangebied is zeer afwisselend. De waarde van het landschap wordt en landschapselementen worden beschermd door enerzijds de zonering van de Provinciale Verordening ruimte Noord-Brabant op te nemen.
- Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel;
- Agrarisch met waarden - Gemengd landelijk gebied;
- Agrarisch met waarden - Natuur- en landschappelijke waarden (NNB).
Hierbij wordt aangesloten op de zonering uit de provinciale Verordening ruimte Noord-Brabant voor de groenblauwe zone, het gemengd landelijk gebied en gronden aangewezen voor NNB. Voor het 'attentiegebied NNB' uit de provinciale verordening wordt geen afzonderlijke bestemming aangemaakt. Deze zone maakt onderdeel uit van de NNB en is specifiek bedoeld voor natuurwaarden die afhankelijk zijn van de hydrologische situatie. Doordat deze gronden binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden – Natuur- en landschappelijke waarden' worden meegenomen, is per definitie een afwegingskader verankerd voor natuur- en landschappelijke waarden.
Voorts worden bos en natuurgebieden voorzien van de bestemming 'Natuur'. Hier wordt alleen reeds ingerichte natuur onder geschaard. Hiermee wordt voorkomen dat gronden die op termijn voor natuurontwikkeling worden gebruikt maar nu nog agrarisch in gebruik zijn, hun huidige gebruiksmogelijkheden verliezen. De omzetting naar 'Natuur' kan voor deze gronden op een later moment geregeld worden met een wijzigingsbevoegdheid.
Ook de ecologische verbindingszones langs de Hooidonkse Beek, Paaihurken, Beekloop en Papenvoortse Loop, die in de Verordening Ruimte zijn vastgelegd, hebben een beschermende regeling gekregen. Hiervoor is een aanduiding van 25m aan weerszijden van deze elementen opgenomen.
Natuurwaardenkaart
Door de driedeling in agrarische bestemmingen en het toekennen van de natuurbestemming, zijn indirect ook de natuurgebieden zoals vastgelegd op de Natuurwaardenkaart beschermd. De directe bouw- en gebruiksregels uit de drie agrarische bestemmingen en de bestemming Natuur, die beperkter worden al naar gelang de natuurwaarden van het gebied, houden op die manier al rekening met de natuurwaarden van het betreffende gebied.
Naast natuurgebieden, kent de Natuurwaardenkaart ook andere natuurelementen alsmede (verwachte) leefgebieden van specifieke dier- en plantsoorten. Bij het toepassen van afwijkings- en wijzigingsmogelijkheden, met name daar waar buiten het bouwvlak extra bouw- of gebruiksmogelijkheden worden geboden of daar waar sprake is van algehele bestemmingswijziging, wordt de Natuurwaardenkaart daarom als beoordelingscriterium opgenomen.
Landschapsontwikkelingsplan
Het toetsingskader voor het toepassen van afwijkingen of wijzigingen en de daaraan gekoppelde landschappelijke inpassing en indien noodzakelijk ruimtelijke kwaliteitsverbetering vormt het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) de Peel.
3.9 Cultuurhistorie En Archeologie
Belangrijkste uitgangspunten - Cultuurhistorische en archeologische waarden worden beschermd met een dubbelbestemming of specifieke aanduiding. Hieraan wordt een omgevingsvergunningstelsel gericht op het beschermen van de specifieke waarden gekoppeld. |
Cultuurhistorische gebieden
Op basis van de Verordening ruimte Noord-Brabant zijn dubbelbestemmingen opgenomen ter bescherming van gebieden met 'aardkundige waarden' en met 'gebieden met historische verkaveling' en als 'attentiegebied akkerbouwcomplex'. De begrenzing is afgestemd op de zonering van de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart.
Het gaat om de volgende waarden:
- Bij de aardkundige waarden gaat het om de bescherming van waarden als dalglooiingen, steilranden en bodemovergangen.
- Bij de historische verkaveling gaat het om de bescherming van de verkavelingsstructuur en de kleinschaligheid van het landschap, herkenbaar aan waterlopen en begroeiing op perceelsgrenzen.
- Bij het akkerbouwcomplex gaat het om de bescherming van de openheid en het reliëfrijke karakter van het akkerbouwcomplex.
De drie dubbelbestemmingen sluiten een aantal werkzaamheden uit die deze waarden kunnen schaden en staan ze uitsluitend toe op basis van een omgevingsvergunning die verleend kan worden als beoordeeld is dat de betreffende waarden niet onevenredig aangetast worden.
Cultuurhistorische bebouwing
Binnen het plangebied zijn enkele monumenten aanwezig. Het gaat hierbij om rijks- en gemeentelijke monumenten. Deze worden aanduidt in het bestemmingsplan. Gemeentelijke en rijksmonumenten krijgen een functieaanduiding 'gemeentelijk monument' en 'rijks monument' . Een uitzondering vormt de categorie beeldbepalende panden deze worden voorzien van een aparte aanduiding 'beeldbepalend' pand.
Ter bescherming van het zicht op de molens en de windvang- van de molen De Roosdonck worden twee cirkelvormige molenbiotopen opgenomen op de verbeelding van respectievelijk 100 en 400 meter rondom de molen. Binnen deze zones gelden beperkingen voor het realiseren van bebouwing (met name de bouwhoogte). In de binnenste zone wordt een vaste bouwhoogtebeperking opgenomen. In de buitenste zone is dit een naar buiten toe schuin oplopende lijn. In het op te stellen bestemmingsplan worden deze zones voorzien van een gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop'.
Archeologie
In het buitengebied van de gemeente Nuenen komen esdekken en enkeerdgronden alom voor. Door de eeuwenlange ophoging van deze gronden is het bodemarchief alhier uitstekend bewaard zijn gebleven. Deze gebieden, tezamen met het Dommeldal hebben een hoge archeologische verwachtingswaarde. In het vigerende bestemmingsplan zijn deze gebieden bestemd met de dubbelbestemming 'Archeologisch waardevol terrein'. In het op te stellen bestemmingplan wordt het Archeologiebeleidsplan 2010. Conform de regels van het beleidsplan worden deze gebieden opgenomen in het plan door middel van een dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie'. Bij de regeling wordt het uitgangspunt toegepast dat daar waar gronden reeds eerder –aantoonbaar – geroerd zijn, archeologisch onderzoek niet alsnog nodig is.
3.10 Water
Belangrijkste uitgangspunten - Hoofdwatergangen worden voorzien van de bestemming Water. - Overstromingsgebieden, grondwaterbeschermingsgebieden, keringen en leidingen worden beschermd middels een dubbelbestemming of een gebiedsaanduiding met daaraan omgevingsvergunningstelsel gekoppeld. |
Het waterbeleid wordt in het buitengebied van Nuenen primair gezien als taak van het waterschap. Bij nieuwe ontwikkelingen en/ of uit te voeren werkzaamheden in het landelijk gebied vormt het waterbeleid, keur en leggers van het waterschap De Dommel een belangrijk uitgangspunt.
Oppervlaktewater
In het plangebied zijn het beekdal van de Dommel en de laaglandbeken Kleine Dommel en Hooidonkse beek gelegen, net als enkele zogenaamde A-wateren. Deze A-wateren zijn als zodanig opgenomen in de legger van waterschap De Dommel. A-wateren worden bestemd als 'Water', waarbij de bestemming geldt van insteek tot in steek van het oppervlaktewater.
Naast de A-wateren is in het plangebied het Wilhelminakanaal gelegen. Voor het Wilhelminakanaal wordt de bestemming 'Water – Vaarweg' gekozen. De bestemming 'Water is daarbij bestemd voor de waterhuishouding. Voor de bestemming 'Water – Vaarweg' geldt daarbovenop de vaarweg-functie.
Langs het Wilhelminakanaal dat is aangewezen als provinciale vaarweg, ligt bovendien een vrijwaringszone waarbinnen signalering voor en het zicht van de scheepvaart een primair belang hebben. Deze zone is vastgelegd met de dubbelbestemming Waterstaat - Waterstaatkundige functie.
Overstromingsgebieden
Binnen de gemeentegrenzen stromen de Kleine Dommel en de Hooidonkse beek. Aan weerzijden van deze laaglandbeken liggen natuurlijke overstromingsgebieden. Dit zijn zones die op natuurlijker wijze vanuit de beek kunnen inunderen. Om het waterbergend vermogen van deze zones duurzaam te waarborgen wordt dit overstromingsgebied in het bestemmingsplan opgenomen met een dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterberging'. Dit gebied komt overeen met de zone 'regionale waterberging' en de daarbij behorende 'reserveringsgebieden' uit de Verordening ruimte Noord-Brabant van de provincie. Binnen deze dubbelbestemming worden activiteiten die het waterbergend vermogen van deze zones kunnen belemmeren ingeperkt.
Keringen
De regionale waterkeringen beschermen het gebied tegen hoogwaterstanden. Over deze keringen en hun beschermingszones wordt een dubbelbestemming opgenomen. In de eerste plaats wordt hiermee de beschermende functie verankerd. Daarnaast zorgt deze dubbelbestemming ervoor dat bouw- of grondwerkzaamheden ten behoeve van onderliggende bestemmingen niet zonder meer mogelijk zijn op of nabij de keringen. Dit is slechts mogelijk indien de betreffende werkzaamheden geen afbreuk doen aan de beschermingsfunctie die de keringen hebben.
Grondwaterbescherming
In de naburige gemeente Laarbeek vindt op een drietal locatie grondwaterwinning plaats voor menselijke consumptie. De waterwinlocatie(s) Lieshout liggen geheel buiten de gemeentegrens. De boringsvrije zone rondom deze waterwingebieden overlapt het noordelijk deel van de gemeente Nuenen echter wel. In deze zone dient de ondoorlatende kleilaag in de bodem te worden beschermd. Ter bescherming van deze laag is in het vigerende plan een bestemming 'Boringsvrije zone'.
De boringsvrije zone wordt aangeduid met een gebiedsaanduiding 'milieuzone – boringsvrije zone'.
Leidingen
Hoofdwaterleidingen en rioolwatertransportleidingen worden geheel overgenomen in het op te stellen bestemmingsplan en worden conform de SVBP 2012 voorzien van de dubbelbestemming 'Leiding - Water' en 'Leiding - Riool'.
3.11 Verkeer En Infrastructuur
Belangrijkste uitgangspunten - Alle bestaande wegen en de spoorweg worden voorzien van de bestemming Verkeer - Onderverdeling verharde-onverharde wegen wordt gehandhaafd |
In het plangebied zijn wegen gelegen met verschillende functies: stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen, erftoegangswegen, fietspaden en onverharde en halfverharde paden en wegen. In de afgelopen jaren is de N270 binnen de gemeentegrenzen aangepast tot autosnelweg A270.
Alle verharde wegen worden positief bestemd door middel van de bestemming 'Verkeer'. Wel wordt een onderverdeling gemaakt tussen verhard en onverhard. Aangezien onverharde wegen ruimtelijke een andere uitwerking en uitstraling hebben worden alle onverharde en halfverharde wegen apart bestemd. Deze krijgen de bestemming 'Verkeer – Onverhard'.
In het bestemmingsplan wordt ervoor gekozen om wegen volgens de volgende onderverdeling te bestemmen:
- Verkeer - 1: wegen met 2 x 2 rijstroken;
- Verkeer - 2: wegen met 2 x 1 rijstroken;
- Verkeer - Onverhard: onverharde wegen.
De door het plangebied lopende spoorweg blijft eveneens separaat bestemd als 'Verkeer - Railverkeer'.
3.12 Duurzaamheid
Wij streven naar een duurzame ontwikkeling van ons buitengebied. Duurzaamheid is een breed begrip. Op dit moment is vooral de productie van duurzame energie van belang. Daarin kan onderscheid gemaakt worden in:
- windmolens: windmolens hebben een landschappelijke impact. Afhankelijk van de beoogde locatie dient zorgvuldig te worden afgewogen of windmolens passend zijn gezien de landschappelijke kwaliteiten ter plaatse. Het al of niet toestaan van windmolens dient zorgvuldig te worden afgewogen en de besluitvorming hierover wordt bij de gemeenteraad gelaten.
- zonneweides: zonneweides hebben een landschappelijke impact en zorgen voor een ander gebruik van gronden. Zonneweides worden niet in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Het al of niet toestaan van zonneweides dient zorgvuldig te worden afgewogen en de besluitvorming hierover wordt bij de gemeenteraad gelaten.
- Mestverwerking en -vergisting: Activiteiten met mest kunnen een grote impact hebben op de omgeving. Om die reden worden de mogelijkheden hiervoor beperkt gehouden. Mestverwerking en – vergisting worden daarom uitsluitend mogelijk gemaakt voor dierlijke meststoffen van dieren van het eigen bedrijf.
- schaliegas: binnen onze gemeente bestaat geen draagvlak voor de winning van schaliegas, wat ook aansluit bij het provinciaal standpunt. In het bestemmingsplan worden hier dan ook geen mogelijkheden voor opgenomen.
3.13 Recente Ontwikkelingen
Tijdens de voorbereidindsprocedure van dit bestemmingsplan zijn parallel daaraan diverse ruimtelijke ontwikkelingen met een planologische procedure mogelijk gemaakt. Het gaat dan om postzegelbestemmingsplannen en omgevingsvergunningen om af te wijken van het vigerende bestemmingsplan. Aangezien in desbetreffende procedures reeds een planologische afweging heeft plaatsgevonden, zijn deze ontwikkelingen in het bestemmingsplan opgenomen.
Omdat het juridisch al om een bestaande situatie gaat (de besluitvorming heeft immers al plaatsgevonden), is geen verdere verantwoording nodig in de vorm van onderbouwing en onderzoeken. Het gaat daarom enkel om het doorvertalen van de planologische mogelijkheden. Dit is aan de orde voor de locaties en bijbehorende plannen uit onderstaande tabel.
Afgerond tijdens de voorbereiding van dit bestemmingsplan en daarin verwerkt | |
Rullen 11 | Op dit adres is een omgevingsvergunning verleend om de voormalige boerderij te splitsen tot 2 (bedrijfs)woningen. |
Olen 32 | Hier is een postzegelplan vastgesteld waarmee het boomteeltbedrijf zich kan doorontwikkelen. De nieuwe, ruimtelijke mogelijkheden zijn overgenomen in het plan voor het buitengebied. |
Moorven 2 | Op dit adres is is een omgevingsvergunning verleend voor gebouwen voor en het gebruik als huisvesting van seizoensarbeiders. |
Collse Hoefdijk 26 | Op dit adres is een omgevingsvergunning verleend voor teeltondersteunenden voorzieiningen, in de vorm van stellingteelt, buiten het bouwvlak. |
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Planmer En Passende Beoordeling
Planmer-plicht
In het kader van het bestemmingsplan Buitengebied Nuenen is een planMER opgesteld. Daarvoor zijn twee redenen:
- Het bestemmingsplan biedt ontwikkelingsmogelijkheden aan agrarische bedrijven, waaronder veehouderijen. Door de ontwikkelingsmogelijkheden die het bestemmingsplan Buitengebied biedt is het (uitgaande van de maximale ruimte die het plan biedt) mogelijk dat in bepaalde gevallen bij toekomstige uitbreidingen van veehouderijen drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. zullen worden overschreden. Het bestemmingsplan is daarmee kaderstellend voor eventuele mer-(beoordelings)plichtige vervolgbesluiten.
- Daarnaast kan niet op voorhand worden uitgesloten dat sprake is van significante negatieve effecten op Natura 2000. Hoewel de Natura 2000-gebieden op ruime afstand zijn gelegen, kan met name als het gaat om het aspect stikstofdepositie op vele kilometers afstand sprake zijn van significante negatieve effecten als gevolg van de bouwmogelijkheden in het bestemmingsplan. Zeker wanneer rekening wordt gehouden met het cumulatieve effect van de maximale invulling van alle bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. Dit betekent dat een passende beoordeling dient te worden uitgevoerd. Wanneer voor een plan een passende beoordeling op grond van de Wet natuurbescherming noodzakelijk is, leidt dit automatisch tot een planmer-plicht.
Doel en procedure
Doel van een planMER is het integreren van milieuoverwegingen in de voorbereiding van in dit geval een bestemmingsplan. Daarbij dient te worden getoetst of de ontwikkelingsruimte en flexibiliteit die het bestemmingsplan biedt kan leiden tot ongewenste effecten. Waar relevant dient te worden bekeken op welke wijze negatieve effecten kunnen worden beperkt of voorkomen (of positieve effecten kunnen worden versterkt).
De planmer-procedure bestaat uit de volgende stappen:
- 1. openbare kennisgeving opstellen planMER en bestemmingsplan;
- 2. raadpleging bestuursorganen en inspraak over reikwijdte en detailniveau van het planMER en mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op de reikwijdte en het detailniveau van het planMER;
- 3. opstellen planMER, uitvoeren onderliggende onderzoeken en doorvertaling in ontwerpbestemmingsplan;
- 4. terinzagelegging planMER met ontwerpbestemmingsplan (zienswijzen);
- 5. toetsingsadvies van de Commissie voor de m.e.r.;
- 6. vaststelling bestemmingsplan. Het planMER vormt een bijlage bij het bestemmingsplan.
Voorafgaand aan het planMER is een Notitie reikwijdte en detailniveau (Nrd) opgenomen, waarin is beschreven op welke wijze in het planMER de milieueffecten inzichtelijk worden gemaakt. Hiermee is de mogelijkheid geboden om te reageren op de reikwijdte en het detailniveau van het planMER. Ter onderbouwing bij het voorontwerpbestemmingsplan is een concept-planMER opgenomen . Het planMER is gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan formeel in procedure gebracht (zie bijlage 2) . Op dat moment heeft ook de toetsing door de Commissie voor de m.e.r. plaatsgevonden. Het toetsingsadvies en de reactie daarop zijn opgenomen in bijlage 6.
Resultaten en conclusies
Uit de beschrijvingen en beoordelingen zoals opgenomen in het planMER blijkt dat effecten van de ontwikkelingsruimte in het bestemmingsplan Buitengebied over het algemeen beperkt zijn. Dit is het gevolg van:
- de aard en omvang van de ontwikkelingen die worden mogelijk gemaakt;
- de voorwaarden en eisen die in de bestemmingsplanregels worden gesteld aan toekomstige initiatieven;
- de over het algemeen gunstige milieusituatie in het plangebied en in de omgeving daarvan (de referentiesituatie).
Natura 2000
Belangrijkste aandachtspunt dat volgt uit de effectbeschrijvingen in het planMER zijn de gevolgen van de mogelijke toename van stikstofdepositie. Uit de passende beoordeling blijkt dat met de bouwmogelijkheden uit het bestemmingsplan Buitengebied significante negatieve effecten als gevolg van stikstofdepositie op de Natura 2000-gebieden niet zijn uit te sluiten. In de passende beoordeling is bekeken op welke wijze kan worden gekomen tot een uitvoerbaar alternatief in het kader van de Wet natuurbescherming. In paragraaf 4.2 is hier nader op ingegaan.
Overige milieuthema's
In het planMER zijn de gevolgen voor het woon- en leefklimaat in beeld gebracht (luchtkwaliteit, geurhinder, externe veiligheid, geluid, gezondheid). Door de voorwaarden die in het bestemmingsplan zijn verbonden aan toekomstige initiatieven zijn de effecten van het bestemmingsplan beperkt. Er zal geen relevante verslechtering van het woon- en leefklimaat optreden.
Verder is van belang dat binnen het plangebied sprake is van grote landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden. Uit de sectorale analyses blijkt dat met de bestemmingen die zijn opgenomen in het bestemmingsplan, de bouw- en gebruiksmogelijkheden die daaraan zijn gekoppeld en de voorwaarden en uitgangspunten die daarbij in acht dienen te worden genomen, over het algemeen op een goede manier invulling is gegeven aan het behouden en versterken van de aanwezige waarden. Er ontstaan geen knelpunten in relatie tot de wettelijke normen en grenswaarden die vanuit de sectorale toetsingskaders gelden (zie ook bijlage 2).
4.2 Omgevingsaspecten In Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan biedt binnenplanse ontwikkelingsmogelijkheden waarbij milieugevolgen kunnen optreden. Alle ontwikkelingsmogelijkheden met mogelijke relevante milieugevolgen worden via afwijking met een omgevingsvergunning of wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt. Aan deze flexibiliteitsbepalingen zijn voorwaarden verbonden.
Algemene voorwaarden
In de regels is een set van 'standaard' voorwaarden opgenomen die (voor zover relevant/van toepassing) gekoppeld zijn aan de verschillende mogelijkheden voor functieveranderingen. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om voorwaarden als:
- omliggende functies niet onevenredig in hun gebruiksmogelijkheden worden beperkt;
- de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie;
- voor milieugevoelige functies een goed woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd;
- bij het toestaan van nieuwe geurgevoelige functies voldaan wordt aan de wettelijke geurnormen of vastgestelde hogere geurnorm;
- bij het toestaan van nieuwe geluidsgevoelige functies voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarden of de vastgestelde hogere grenswaarde;
- er geen belemmeringen zijn op het gebied van externe veiligheid;
- de luchtkwaliteit geschikt is voor de gewijzigde functie;
- er geen sprake is van significant negatief effecten op Natura 2000-gebied(en);
- nieuwe functies binnen de ecologische hoofdstructuur niet schadelijk zijn voor het natuurbeheer
- type ter plaatse;
- soorten die op basis van de Wet natuurbescherming beschermd zijn niet worden aangetast;
- de waterhuishouding niet onevenredig verslechtert;
- de capaciteit van de omliggende wegen voldoende is voor veilige afwikkeling van de verkeerstoename;
- er op eigen terrein voorzien wordt in de parkeerbehoefte.
Verder zijn er voorwaarden opgenomen gericht op een goede landschappelijke inpassing.
Regels Verordening ruimte Noord-Brabant
Daarnaast volgt ook een aantal voorwaarden uit de provinciale Verordening ruimte Noord-Brabant . In het bijzonder zijn de voorwaarden voor nieuwe veehouderij-initiatieven van toepassing. Er dient te worden voldaan aan de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en Nadere regels zoals op basis van de Vr zijn vastgesteld. Daarnaast dient ter plaatse van omliggende gevoelige objecten te worden voldaan aan de normen voor de achtergrondbelasting (cumulatieve geurhinder) en jaargemiddelde fijnstofconcentratie.
Aanvullende maatregelen planMER en passende beoordeling
Uit de effectbeschrijvingen in het planMER en de passende beoordeling blijkt dat er om significante negatieve effecten op Natura 2000 uit te kunnen sluiten aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn om significante negatieve effecten uit te kunnen sluiten.
De veehouderijsector levert een belangrijke bijdrage aan de stikstofdepositie binnen Natura 2000. Mede naar aanleiding van de resultaten van de passende beoordeling is besloten in het bestemmingsplan geen mogelijkheden te bieden voor omschakeling naar veehouderij of nieuwvestiging van veehouderij. Daarnaast dienen voorwaarden te worden verbonden aan de uitbreiding van bestaande veehouderijen.
De gemeente kiest er voor om bij toekomstige veehouderij initiatieven voorwaarden te verbinden aan de daarmee samenhangende gevolgen voor de stikstofdepositie binnen Natura 2000. Dit betekent niet dat alle veehouderijen 'op slot' worden gezet. Uitbreiding is mogelijk door het treffen van voldoende stikstofreducerende maatregelen (toepassen van emissie-arme stalsystemen). Bij recht is een toename van stikstofdepositie alleen toegestaan wanneer deze niet leidt tot een overschrijding of verdere overschrijding van de kritische depositiewaarde op voor verzuring gevoelige habitats. Via een binnenplanse afwijking wordt in dergelijke gevallen een toename van stikstofdepositie toch toegestaan wanneer deze uitvoerbaar is binnen de kaders van het programma aanpak stikstof (PAS). In dat geval is met de maatregelen die worden getroffen in het kader van het PAS immers geborgd dat geen significante negatieve effecten optreden.
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Inleiding
Dit bestemmingsplan is een conserverend bestemmingsplan, aansluitend bij de bestaande situatie binnen het plangebied en met beperkte ontwikkelingsmogelijkheden die aansluiten bij de bestaande functies en bovendien passend binnen het ruimtelijk beleidskader.
In dit hoofdstuk wordt de bestemmingsregeling nader toegelicht. Voor de onderscheiden hoofdfuncties zijn afzonderlijke bestemmingsregelingen opgesteld die zijn gebaseerd op de overwegingen die in de voorafgaande hoofdstukken zijn verwoord.
Standaarden
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle nieuwe ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde standaarden (thans SVBP2012, IMRO2012, STRI2012). Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar. Ook de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is van belang voor bestemmingsplannen.
Verbeelding
Belangrijke eis is dat het bestemmingsplan dient te voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar dient te zijn. In aansluiting hierop en in relatie tot de digitale verplichting verdient het de voorkeur zoveel mogelijk onderdelen van de regeling op de verbeelding zichtbaar te maken en de regels zo transparant mogelijk te houden.
Voorts zijn de volgende eisen van toepassing:
- de ondergrond waarop de verbeelding is gebaseerd, geeft informatie over de actuele (kadastrale) situatie;
- op de verbeelding wordt met de bestemming en de aanduidingen aangegeven of, en zo ja welke bebouwing is toegestaan;
- op het renvooi wordt de betekenis aangegeven van de bestemmingen en de aanduidingen;
- de volgorde van de bestemmingen in het renvooi komt overeen met de volgorde zoals van de regels (alfabetisch).
Regels
Op grond van SVBP2012 hebben de hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, de volgende vaste volgorde:
- In de Inleidende regels worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd en wordt de wijze van meten bepaald;
- In de Bestemmingsregels worden in alfabetische volgorde van de naam van de bestemmingen de regels gegeven waarmee die bestemmingen zoals die op de verbeelding voorkomen, nader worden omschreven;
- De Algemene regels bevatten een aantal regels (voorheen bepalingen genoemd) die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelbepaling of de bepaling welke wettelijke regeling van toepassing);
- De Overgangs- en slotregels ten slotte geven overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing en de titel van het plan.
5.2 Artikelgewijze Beschrijving
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Begrippen
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd voor zover deze begrippen van het 'normale' spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Milieuhygienisch inpasbaar Een begrip dat om enige toelichting vraagt is het begrip 'milieuhygiënische inpasbaarheid'. Dit wordt in de regels veelal toegepast bij afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden. In algemene zin wordt hiermee bedoeld te regelen dat de ontwikkeling die (via afwijking of wijzigings) mogelijk wordt gemaakt, getoetst moet worden aan de relevante omgevingsaspecten. Zo kan een willekeurige nevenfunctie, die via afwijking moeten worden toegestaan, in principe een gewenste ontwikkeling zijn maar is het wel afhankelijk van (onder andere) de specifieke locatie en de daarbij behorende omgeving of de betreffende nevenfunctie ook daadwerkelijk op die plek mogelijk is. De begripsbepaling omvat daarom een opsomming van omgevingsaspecten die onderbouwd moeten worden alvorens de afwijkings- of wijzigingsprocedure doorlopen kan worden. De opsomming is limitatief, waarbij bovendien geldt dat de te onderbouwen aspecten van geval tot geval moeten worden afgewogen op relevantie. |
Wijze van meten
Het onderhavige artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Agrarische artikelen
De agrarische bestemmingen zijn afgestemd op de drie provinciale zones in het buitengebied, te weten het gemengd landelijk gebied, de groenblauwe mantel en de NNB (natuur- en landschapswaarden).
Bedrijven dienen gehuisvest te zijn in de agrarische bouwvlakken, die uitsluitend in de eerste twee zones voorkomen. Daarbij zijn (vollegronds)teeltbedrijven algemeen toegestaan, terwijl veehouderijen specifiek zijn aangeduid op de verbeelding. Overigens is daarbij een onderscheid meer gemaakt tussen grondgebonden en intensieve veehouderijen. Voor veehouderijen geldt in plaats daarvan een algemene regeling die is afgestemd op de regeling uit de Verordening ruimte Noord-Brabant voor Zorgvuldige Veehouderij.
Afwijkende bedrijfsvormen, zoals productiegerichte paardenhouderijen, zijn eveneens met een aanduiding op de verbeelding weergegeven.
Voor alle drie de bestemmingen geldt het uitgangspunt bebouwing in beginsel binnen het bouwvlak gebouwd moet worden. Daarbuiten is dit slechts zeer beperkt mogelijk, of via specifieke aanduidingen of opgenomen afwijkingsbevoegdheden toegestaan, waarbij de mogelijkheden mede zijn afgestemd op de specifieke voorwaarden die de Verordening ruimte Noord-Brabant per zone stelt. Overigens is binnen de zone NNB geen enkel bouwvlak aanwezig.
Per bedrijf is in de regel 1 bedrijfswoning toegestaan, tenzij dit afwijkend op de verbeelding is weergegeven. Dit kan betekenen dat er in specifieke gevallen geen bedrijfswoning of juist meer dan 1 bedrijfswoning mogelijk is.
Van de drie bestemmingen is de bestemming voor het Gemengd landelijk gebied in hoofdzaak gericht op de agrarische bedrijfsvoering, waar de overige twee agrarische bestemmingen tevens natuur- en landschapswaarden beschermen. Om die reden is bij die twee bestemmingen een omgevingsvergunning verplicht gesteld voor werkzaamheden die deze waarden aan kunnen tasten.
De twee bestemmingen buiten de NNB kennen daarnaast diverse afwijkingsmogelijkheden om ruimere mogelijkheden te bieden dan op basis van de directe bouw- en gebruiksregels mogelijk zijn. Daarbij valt te denken aan uitbreiding van de bebouwing ten behoeve van veehouderij, uitbreiding van de oppervlakte aan kassen, de realisatie van permanente teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, paardenbakken buiten het bouwvlak, schuilstallen buiten het bouwvlak, of het toestaan van nevenfuncties naast de agrarische bedrijfsvoering,
Tot slot zijn bij deze twee bestemmingen ook wijzigingsbevoegdheden opgenomen om veehouderijen om te kunnen vormen naar productiegerichte paardenhouderijen of naar een vervolgfunctie bij algehele bedrijfsbeëindiging.
Bedrijf
Alle niet-agrarische bedrijven zijn voorzien van de bestemming Bedrijf. In algemene zin is in deze bestemming bedrijvigheid toegestaan die voorkomt in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen als bijlage bij de regels.
Bestaande bedrijven uit een hogere categorie of die in het geheel niet voorkomen op de Staat, zijn via een specifieke aanduiding op de verbeelding mogelijk gemaakt. Daaronder vallen ook de bedrijfsgerichte paardenhouderijen, waar niet de agrarische functie voorop staat maar waar de nadruk ligt op het houden, stallen of africhten van paarden.
Per bedrijf is in de regel 1 bedrijfswoning toegestaan, tenzij dit afwijkend op de verbeelding is weergegeven. Dit kan betekenen dat er in specifieke gevallen geen bedrijfswoning of juist meer dan 1 bedrijfswoning mogelijk is.
Bebouwing is in hoofdzaak binnen het bouwvlak toegestaan. Daarbuiten is dit slechts zeer beperkt of via specifieke aanduidingen toegestaan.
Cultuur en ontspanning - Dorpsboerderij
De dorpsboerderij in Nuenen heeft een eigen bestemming gekregen, waarin maatwerkregels zijn opgenomen over toegestane activiteiten. Naast kleinschalige activiteiten zijn sociale, culturele en educatieve activiteiten toegestaan met daaraan ondergeschikte horeca en detailhandel.
Gelet op de ligging nabij de woonkern zijn specifieke regels opgenomen over openingstijden en het afspelen van muziek.
Cultuur en ontspanning - Hooidonkse Watermolen en Cultuur en ontspanning - Opwettense watermolen
Beide watermolens zijn voorzien van een eigen bestemming Cultuur en ontspanning. Hierin is in de eerste plaats de watermolen mogelijk gemaakt en daarnaast de bijbehorende functies zoals educatie en aanverwante horeca en detailhandel.
Horeca
De verschillende horecabedrijven in het plangebied zijn voorzien van de bestemming Horeca. Binnen deze bestemming is enige vorm van horeca voorkomend in categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten (die aan de regels gekoppeld is) algemeen toegestaan en dus ook uitwisselbaar.
Op basis van de vigerende rechten zijn bij deze horecavoorzieningen ook bedrijfswoningen toegestaan (1 per bouwvlak). In verband met uitgevoerd geluidsonderzoek bij de horecavoorziening aan de Collseweg 47, is ter plaatse een aanduiding opgenomen waar de bijbehorende speeltoestellen zijn toegestaan.
Horeca - Opwettense Watermolen
Deze bestemming is specifiek opgenomen voor de horecavoorziening bij de Opwettense Watermolen, bestaande uit een bed & breakfast en vergaderfacilieiten. Gelet op de afwijkende regeling, zijn de vigerende rechten in een maatwerkbestemming overgenomen.
Landgoed Soeterbeek
Het landgoed is voorzien van een maatbestemming die aansluit bij de mogelijkheden uit het vigerende plan. Er zijn diverse afwijkingsmogelijkheden toegevoegd om bij gewenste uitbreiding of verandering van de bebouwing. Gelet op de monumentale status is daarbij afweging vanuit monumentaal oogpunt van groot belang. Ook de natuur- en landschapswaarden dienen in dat geval meegewogen te worden.
Maatschappelijk
Diverse gildeterreinen en scoutingterreinen in het plangebied zijn bestemd als Maatschappelijk.
Beide type verenigingen zijn ieder met een eigen aanduiding op de verbeelding aangeduid. Overigens is bij de scoutingterreinen ook gebruik door Jong Nederland toegestaan.
Bedrijfswoningen zijn bij deze bestemming niet toegestaan.
Maatschappelijk - Begraafplaats
De begraafplaats is eveneens als Maatschappelijk bestemd, maar heeft vanwege de sterk afwijkende functie en verschijningsvorm een eigen bestemming gekregen. Deze bestemming kent een ruim bouwvlak, waarbinnen echter op basis van een bebouwingspercentage slechts in beperkte mate bebouwing is toegestaan.
Molen
De molen aan de noordrand van Nuenen heeft een eigen bestemming gekregen. Daarbinnen is de molen als zelfstandige functie opgenomen, met daarbij het wonen en in ondergeschikte vorm detailhandel.
Natuur
Grootschalige en structurerende natuurelementen zijn bestemd als Natuur. Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur-, en landschapswaarden staan in dit artikel centraal. Om die reden zijn gebouwen slechts zeer beperkt toegestaan en afwijkende functies (binnen natuurgebieden) met een specifieke aanduiding opgenomen.
Gelet op het behoud van de natuur- en landschapswaarden zijn bovendien diverse werkzaamheden vergunningplichtig gemaakt, waarbij de benodigde omgevingsvergunning uitsluitend kan worden verleend indien er geen onevenredige aantasting van deze waarden plaats vindt. Het gaat dan om grondbewerkingen, het aanleggen van verhardingen, het aanleggen, veranderen of dempen van watergangen en het verwijderen, kappen of rooien van bomen en andere opgaande beplanting.
Recreatie - Logies, Minicamping, Recreatieplas, Recreatiewoning
Diverse type recreatievoorzieningen zijn voorzien van eigen bestemmingen. Bij al deze bestemmingen zijn, naast het type recreatie als hoofdfunctie, in ondergeschikte vorm detailhandel en horeca toegestaan (voor zover deze functies niet al als hoofdfunctie zijn aangemerkt).
Bedrijfswoningen zijn op basis van de mogelijkheden uit het vigerende plan in wisselende vorm toegestaan, dat wil zeggen ofwel 1 ofwel geen. De recreatiewoningen zijn daarentegen vrijstaande (private) recreatiewoningen en maken geen onderdeel uit van een (grotere) recreatievoorziening. Bedrijfswoningen zijn daarbij daarom niet aan de orde.
Recreatie - Volkstuin
De volkstuinen verspreid over het plangebied zijn voorzien van een eigen recreatieve bestemming. Deze onderscheid zich van de overige recreatieve bestemmingen door de beperkte aanwezigheid van bebouwing.
Alle volkstuinen zijn in het plan voorzien van een bouwvlak, maar niet in alle gevallen zijn gebouwen toegestaan. Daar waar dat niet is toegestaan, is dit middels een specifieke aanduiding vastgelegd en zijn dus uitsluitend overige bouwwerken (zoals erfafscheidingen) toegestaan.
Bij de volkstuinen waar wel gebouwen zijn toegestaan, is naast een gebouw(tje) per volkstuin ook een gezamenlijk gebouw nodig voor algemene bergruimte.
Sport - Manege
Naast de productiegerichte paardenhouderijen (voornamelijk gericht op fokken, bestemd als Agrarisch) en de bedrijfsmatige paardenhouderijen (voornamelijk gericht op handel, africhten en stallen, bestemd als Bedrijf) zijn de bedrijven die zich specifiek richten op het rijden en training geven in paardrijden bestemd als Sport - Manege.
In het plangebied komen 2 maneges voor, waar in beide gevallen een bedrijfswoning is toegestaan. Naast het paardrijden als hoofdfunctie, zijn als ondergeschikte functie ook detailhandel en horeca toegestaan.
Bij maneges is het bovendien toegestaan om overnachtingsmogelijkheden te bieden aan stagiairs van de betreffende manege.
Verkeer, Verkeer - Onverhard, Verkeer - Railverkeer
De diverse vormen van verkeer zijn allen voorzien van een verkeersbestemming, uitgesplitst in Verkeer (voor verharde wegen), Verkeer - Onverhard (voor onverharde wegen) en Verkeer - Railverkeer (voor spoorwegen).
Bij de verharde wegen is gelet op de Wet geluidhinder het aantal rijbanen vastgelegd. Dit is in de regel 2x1 en is in afwijkende gevallen (2x2 en 2x3) met een aanduiding op de verbeelding weergegeven.
Water en Water - Vaarweg
Hoofdwatergangen, vaarwater en structuurbepalende waterpartijen zijn bestemd als Water of als Water - Vaarweg. Het onderscheid tussen beide bestemmingen is dat de bestemming Water - Vaarweg in tegenstelling tot de bestemming Water ook scheeps- en recreatievaart mogelijk maakt.
Wonen
De bestemming Wonen is opgenomen voor de burgerwoningen in het plangebied. Ook de tuinen behorende bij de woning zijn voorzien van de bestemming Wonen.
Naast het gebruik als burgerwoning mag 35% van de vloeroppervlakte van de betreffende woning met een maximum van 50 m² - worden aangewend voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Aan dit gebruik zijn diverse voorwaarden gekoppeld, waaronder uitoefening door de bewoner.
De inhoud van de woning (inclusief aan en uitbouwen) bedraagt 750 m3, de oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 50 m2.
Ten behoeve van hobbymatig gebruik bij de woning zijn ook paardenbakken mogelijk gemaakt, deze dienen binnen het bouwvlak te worden aangelegd.
Wonen - Broeksche Erven,
Wonen - Hooidonkse Watermolen
en Wonen - Opwettense Watermolen
Deze drie woonbestemmingen zijn, gelet op de specifieke regelingen uit de vigerende plannen. van eigen maatwerkbestemmingen voorzien. Ter plaatse staat de woonfunctie centraal en zijn de bouwmogelijkheden afgestemd op de vigerende mogelijkheden. Voor de gebruiksregels voor onder andere beroep/bedrijf aan huis en de mogelijkheden voor bed & breakfast is aansluiting gezocht bij het (algemene) artikel Wonen.
Wonen - Woonwagenterrein
Het woonwagenterrein ten noorden van Gerwen heeft een eigen woonbestemming gekregen: Wonen - Woonwagenterrein. Op het terrein wordt de minimale en maximale oppervlakte van een standplaats vastgelegd, net als het feit dat er per standplaats 1 woonwagen is toegestaan en dat het totale aantal woonwagens ten hoogste 20 bedraagt. Daarnaast zijn er regels over de bouwwerken (waaronder 1 bijgebouw) die bij een woonwagen zijn toegestaan.
Leidingen
De planologisch relevante leidingen zijn in deze dubbelbestemmingen als zodanig bestemd. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is alleen na afwijken toegestaan. Ter bescherming van de aanwezige leidingen zijn werkzaamheden die de leidingen kunnen beschadigen of belemmeren uitsluitend via een omgevingsvergunning toegestaan.
Waarde - Archeologie
Om de archeologische waarden en verwachtingen veilig te stellen, zijn dubbelbestemmingen opgenomen voor de verschillende zones uit de gemeentelijke archeologische beleidskaart. Op deze gronden gelden beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Bouwen is uitsluitend toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de waarden voldoende worden veilig gesteld. Daarnaast geldt er een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, of van bepaalde werkzaamheden.
Overigens is per zone een vrijstellingsdrempel van toepassing, die bouw(werkzaamheden) tot een bepaalde oppervlakte en diepte vrijstelt van archeologisch onderzoek.
Waarde - Beschermd dorpsgezicht,
Deze dubbelbestemming beschermt de cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht. Het artikel omvat bouwregels die aanvullend gelden aan de onderliggende (enkel)bestemmingen. Zo zijn karakteristieke eigenschappen van gebouwen, waaronder verschijningsvorm, gevelindeling, gevelbreedte en dakhelling vastgelegd en zijn wijzigingen hieraan uitsluitend via afwijking toegestaan waarbij advies wordt ingewonnen bij de Monumentencommissie.
Ook werkzaamheden die van invloed kunnen zijn op het beschermd dorpsgezicht zijn via eenzelfde constructie beschermd.
Waarde - Aardkundige waarde,
Waarde - Cultuurhistorie akkerbouwcomplex,
Waarde - Cultuurhistorie - historische verkaveling
Deze dubbelbestemmingen dienen ter bescherming van de daarachter vermelde landschappelijk en cultuurhistorische waarden. Op grond van deze dubbelbestemmingen zijn bouwwerken en andere werkzaamheden uitsluitend toegestaan voor zover de genoemde waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
Waterstaat - Waterbergingsgebied
Deze bestemming is toegekend aan het gebied met een regionale waterbergende functie op basis van de Verordening ruimte Noord-Brabant . Aan het bouwen en aan werkzaamheden die de waterbergende functie kunnen belemmeren zijn voorwaarden gekoppeld alvorens ze toe kunnen worden gestaan.
Waterstaat - Waterkering
Deze bestemming is toegekend aan de waterkeringen in het plangebied. Deze gronden hebben een waterkerende functie of zijn van invloed op de waterkering. Bouwen ten behoeve van de samenvallende bestemmingen is gelet op deze dubbelbestemming aan voorwaarden gekoppeld. In de meeste gevallen is een afwijkingsprocedure nodig om nieuwe bebouwing toe te staan, waarbij overleg met de beheerder van de betreffende waterkering is ingewonnen.
Waterstaat – Waterstaatkundige functie
Langs het Wilhelminakanaal is aan weerszijde een strook voorzien van de dubbelbestemming Waterstaat – Waterstaatkundige functie. Het zicht van en de signalering voor de scheepvaart worden hiermee beschermd. Andere bebouwing mag binnen deze strook alleen worden opgericht als dit geen belemmeringen voor de scheepvaart oplevert.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor meerdere of alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.
Antidubbeltelregel
De antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).
Algemene bouwregels
Dit artikel bevat een algemene regeling die bepaalt dat - indien de maten van gebouwen en bouwwerken, zoals legaal aanwezig op het moment dat het bestemmingsplan wordt vastgesteld, meer bedragen dan in de bestemmingsregels bepaald - de aanwezige maatvoering als maximum mag worden behouden. Op deze wijze beoogt de gemeente legaal gebouwde bouwwerken met afwijkende maten positief te bestemmen.
Voorts is een regeling opgenomen voor een geringe overschrijding van bouwgrenzen (geen bestemmingsgrenzen zijnde) door ondergeschikte onderdelen van gebouwen. De overschrijding van de bouwgrenzen dient wel beperkt te zijn.
In het derde lid is een regeling opgenomen voor de herbouw van woningen die bepaalt dat vervangende nieuwbouw van woningen alleen is toegestaan met gebruik van de bestaande fundamenten. Op deze manier is de positie van de woning binnen het bouwvlak bevroren, wat verband houdt met de afstand tot omliggende (agrarische) bedrijven en de afstand tot wegen. Overigens is in de algemene afwijkingsregels een bevoegdheid opgenomen om hier van af te wijken, om op die manier toch vervangende nieuwbouw elders binnen het bouwvlak mogelijk te maken. Daarbij geldt onder andere als voorwaarde dat moet worden aangetoond dat dit milieukundig gezien uitvoerbaar is.
In het vierde lid van dit artikel is een regeling voor ondergrondse kelders opgenomen.
Tot slot is in dit artikel een algemene bouwregel opgenomen die bepaalt dat geen bouwwerk binnen het plangebied hoger mag zijn dan 65 m + NAP, dit in verband met het radarverstoringsgebied van vliegbasis Volkel.
Algemene gebruiksregels
In dit artikel zijn enkele vormen van gebruik omschreven die op basis van dit bestemmingsplan als strijdig gebruik worden aangemerkt. Deze gebruiksvormen zijn om die reden niet toegestaan binnen het plangebied.
Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt het mogelijk gemaakt om af te wijken van de regel dat bouwgrenzen niet mogen worden overschreden (voor zover deze afwijkingen niet onder de regel 'algemene bouwregels' valt te scharen). Om deze afwijking mogelijk te maken kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen. Ook biedt dit artikel de mogelijkheid om via een omgevingsvergunning af te wijken van de voorgeschreven maten en percentages. Afwijken op basis van dit artikel is overigens alleen mogelijk wanneer hiermee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan aspecten als de woon- en milieusituatie van aangrenzende percelen en de gebruiksmogelijkheden van nabij gelegen functies, waaronder bedrijfs- en ontwikkelingsmogelijkheden.
Het tweede lid voorziet in een afwijkingsbevoegdheid om binnen het plangebied nutsvoorzieningen toe te staan, voor zover dit op basis van hoofdstuk 2 niet al mogelijk zou zijn.
Voorts is een regeling opgenomen om algehele herbouw van (bedrijfs)woningen - waarvoor in de algemene bouwregels is bepaald dat dit alleen ter plaatse van de bestaande fundamenten is toegestaan - ook elders binnen het bouwvlak kan worden toegestaan. In dat geval moet wel worden aangetoond dat dit gelet op diverse milieuaspecten uitvoerbaar is en dit ook landschappelijk aanvaardbaar is.
Het vierde lid in dit artikel heeft eveneens betrekking op de algemene herbouw van woningen, in dit geval specifiek binnen de bestemming Wonen. Bij algemene herbouw kan hiervoor een ruimere inhoudsmaat dan in hoofdstuk 2 is toegestaan worden mogelijk gemaakt, te weten 1.000 m3. Hieraan is de kwalitatieve voorwaarde gekoppeld dat het om een langgevelboerderij moet gaan en bovendien sprake is van toename aan ruimtelijke kwaliteit. Overigens kan het nodig zijn deze afwijkingsbevoegdheid in combinatie met de hiervoor beschreven bevoegdheid in te zetten, wanneer bij de herbouw buiten de bestaande fundering wordt gebouwd.
Tot slot is een vijfde en laatste afwijkingsbevoegdheid opgenomen om terugkerende en meerdaagse evenementen toe te kunnen staan.
Algemene wijzigingsregels
In dit bestemmingsplan is opgenomen dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen (maximaal 3 meter).
Een tweede wijzigingsbevoegdheid voorziet in de mogelijkheid om archeologische dubbelbestemmingen te kunnen verwijderen indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Algemene aanduidingsregels
Ter bescherming van de molen in het plangebied geldt een molenbiotoop, die een zone van 400 m rondom de molen beslaat. Over deze zone is een gebiedsaanduiding opgenomen die, aanvullend aan de regels uit hoofdstuk 2, hoogte beperkingen stelt aan bouwwerken. Deze regeling is bedoeld om het zicht op en de vrije windvang van de molen te beschermen.
Voorts is een gebiedsaanduiding opgenomen die ter plaatse van de boringsvrije zone verbiedt om boringen te verrichten die de ondoorlatende laat van de bodem aantast.
Tot slot is een regeling opgenomen voor beeldbepalende en cultuurhistorisch waardevolle panden. Dit zijn panden die niet als monument zijn bestemd, maar toch behoudenswaardig zijn vanwege hun karakteristieke uitstraling. Panden met de aanduiding 'karakteristiek' mogen om die reden niet - geheel of gedeeltelijk - gesloopt worden. Hiervan kan slechts worden afgeweken wanneer is beoordeeld dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de beeldbepalende elementen van het gebouw.
Artikel 43 Overige regels
In andere artikelen wordt verwezen naar bepaalde wettelijke regelingen. Dit artikel regelt de peildatum van deze wetten bij de toepassing van het bestemmingsplan.
Op de verbeelding komen een aantal relatie tekens voor. Indien een relatieteken is opgenomen betekent dit dat beide bouwvlakken in principe als 1 bouwvlak gezien moet worden. Een uitzondering wordt gemaakt voor regelingen die voortvloeien uit opgenomen aanduidingen.
Tot slot kent dit artikel een regeling voor het voorzien in parkeerbehoefte. Dit werd voorheen geregeld via de bouwverordening, maar door de inwerkingtreding van de 'Reparatiewet BAK 2014' (Staatsblad 2014, 458) per 29 november 2014 is dit niet meer van toepassing. De parkeer bepaling in de bouwverordening is daarom materieel overgenomen in artikel 43 lid 3 van dit bestemmingsplan. Een en ander leidt niet tot een inhoudelijke wijziging van de beoogde toetsing. Aan het Besluit ruimtelijke ordening is mede in verband met het intrekken van toetsing aan de bouwverordening de mogelijkheid opgenomen om voor de invulling van de eis van voldoende parkeren in concrete situaties gebruik te maken van beleidsregels (zie artikel 3.1.2 lid 2 onder a Bro), zoals dit ook onder de werking van de bouwverordening mogelijk was.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In het afsluitende onderdeel van de regels komen de wettelijk voorgeschreven overgangs- en slotregel aan de orde.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Financiele Uitvoerbaarheid
In het kader van de Grondexploitatiewet is de gemeente verplicht kosten die ten behoeve van het bestemmingsplan worden gemaakt, te verhalen. In de vorige paragraaf is beschreven dat de gemeente geen kosten maakt voor plannen die op grond van dit bestemmingsplan worden uitgevoerd. De initiatiefnemers zijn hiervoor verantwoordelijk. Wel maakt de gemeente plankosten, namelijk de kosten die zijn gemoeid bij het opstellen van het bestemmingsplan. Deze kosten zijn niet toe te schrijven aan een specifieke groep gebruikers. De gemeente neemt deze plankostendaarom voor haar rekening. Indien er aanvullende plankosten gemaakt worden voor het uitvoeren van het bestemmingsplan, bijvoorbeeld in de vorm van kosten voor het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid, worden dergelijke plankosten verhaald op de initiatiefnemer. Gezien bovenstaande redenering, is het opstellen van een exploitatieplan voor dit bestemmingsplan niet aan de orde.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2.1 Inspraak en vooroverleg
Het voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening aan diverse personen en instanties toegezonden. Tevens heeft het voorontwerpbestemmingsplan in het kader van de inspraakprocedure ter inzage gelegen. De resultaten van inspraak- en overleg worden zijn vastgelegd in de Nota van inspraakreacties. Deze is als bijlage 3 bij de toelichting opgenomen.
6.2.2 Zienswijzen
In het kader van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (zienswijzenprocedure) heeft het ontwerpbestemmingsplan met ingang van 16 februari 2018 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage heeft gelegen.
Binnen de periode van de terinzageligging konden zienswijzen worden ingediend. Er zijn gedurende de periode van terinzageligging 33 schriftelijke zienswijzen ingekomen. Er werden geen mondelinge zienswijzen ingediend. De Nota zienswijzen in Bijlage 5 geeft inzicht in de behandeling van de zienswijzen en welke aanpassingen dit heeft opgeleverd. In deze Nota zijn tevens de ambtelijke wijzigingen opgesomd die in de vaststellingsfase in het plan zijn doorgevoerd.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten
Bijlage 3 Natuurwaardenkaart
Bijlage 1 Kaders Voor Het Bestemmingsplan
Hoofdstuk 1 Beleidskaders
1.1 Wat staat er in deze bijlage?
Vanuit diverse overheidslagen is beleid voor het buitengebied geformuleerd. Deze beleidskaders en de daarin opgenomen randvoorwaarden bepalen mede de beleidsvrijheid die de gemeente heeft bij het opstellen van het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente kan, als daar goede redenen voor zijn, er voor kiezen buiten de door de overheid aangegeven kaders beleid te formuleren. In dit hoofdstuk is een overzicht gegeven van het beleid dat relevant is voor het bestemmingsplan Buitengebied.
1.2 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
De 'Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte' (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister van Infrastructuur en Milieu vastgesteld. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de Agenda Landschap, de Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In de Structuurvisie formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk economische structuur van Nederland;
- het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Voor het plangebied zijn de volgende doelstellingen vanuit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van belang:
- behoud en versterken van de Ecologische Hoofdstructuur;
- ruimte bieden voor militaire activiteiten en de werking van radarstations garanderen;
- verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water), bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico’s;
- efficiënt gebruik van de ondergrond;
- behoud en versterken economisch belang Brainport Zuidoost-Nederland.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 (grotendeels) in werking getreden en omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het Barro kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit.
Voor dit plangebied zijn de volgende doelstellingen vanuit het Barro van belang:
- de Ecologische Hoofdstructuur, zoals aangewezen in de provinciale verordening;
- defensie:radarverstoringsgebied militair vliegveld Volkel;
- grote rivieren (en zijtakken): vrijwaringszone en dijklichaam langs Wilhelminakanaal.
Nationaal Waterplan 2009-2015
Het Nationaal Waterplan (Ministeries van V&W, VROM en LNV, 2009) is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998. Het beschrijft de maatregelen die genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten. Het Nationaal Waterplan bestaat uit een thematische uitwerking en een gebiedsuitwerking. Thema's die behandeld worden zijn: waterveiligheid, watertekort en zoetwatervoorziening, wateroverlast, waterkwaliteit en gebruik van water. Gebiedsuitwerkingen zijn er voor de Kust, Rivieren, IJsselmeergebied, Zuidwestelijke Delta, Randstad, Noordzee, Noord-Nederland en de Waddenzee, Hoog Nederland en het Stedelijk gebied. Op basis van de Waterwet en de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie.
Voor het plangebied is de gebiedsuitwerking voor hoog Nederland van toepassing. De belangrijkste wateropgaven voor hoog Nederland zijn watertekort, grondwater, wateroverlast en waterkwaliteit.
1.3 Provinciaal beleid
Structuurvisie ruimtelijke ordening (2014)
Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. Belangrijke beleidswijzigingen hebben betrekking op de realisatie van natuur en de transitie naar zorgvuldige veehouderij in Brabant. De structuurvisie is opgebouwd uit 2 delen (A en B) en een uitwerking.
Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Hierin heeft de provincie haar belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. Deze belangen en keuzes zijn gebaseerd op trends en ontwikkelingen. Ook beschrijft de provincie vanuit welke filosofie ze haar doelen wil bereiken. Die is: 'samenwerken aan kwaliteit’. De provincie realiseert haar doelen op vier manieren: door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.
Deel B bevat de vier provinciale ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied,
de stedelijke structuur en de infrastructuur.
Figuur B1.2 Uitsnede Structuurkaart (bron: provincie Noord-Brabant)
De Structuurvisie ruimtelijke ordening is met betrekking tot de volgende onderdelen van belang voor het buitengebied van Nuenen:
- De groenblauwe mantel: bevat belangrijke nevenfuncties voor natuur en water en draagt bij aan de bescherming van de waarden in het gebied;
- Gemengd landelijk gebied: ruimte voor de aanwezige agrarische functie behouden, versterken en voorkomen dat menging met andere functies leidt tot aantasting van de primaire productiestructuur maar ook ruimte voor de ontwikkeling van niet-agrarische functies, zoals toerisme, recreatie, kleinschalige bedrijvigheid, zorgfuncties etc.;
- Kerngebied groenblauw: beleid is gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke kwaliteiten;
- Waterbergingsgebied: Deze gebieden zijn - bij dreigende wateroverlast -van belang voor hoogwaterbescherming (ruimte voor de rivier) en waterberging (regionale waterberging). Binnen de gebieden voor waterberging kunnen andere functies zoals grondgebonden landbouw, extensieve recreatie en natuurontwikkeling zich blijvend ontwikkelen mits ze afgestemd zijn op de beoogde waterfuncties.
- Zoekgebied verstedelijking: stad en land op een duurzame wijze ontwikkelen;
- Economisch kenniscluster: ruimtelijk faciliteren van de diverse clusters;
- Beken en beekdalen: het patroon van beken en kreken beter beleefbaar maken. De water-, natuur- en recreatieve ontwikkelingen worden sterker aan dit patroon gekoppeld en het systeem wordt meer ingericht en afgestemd op de gevolgen van de klimaatverandering.
- Geledingszone: behoud en ontwikkeling van groene geledingszones tussen de grote stedelijke kernen.
- Mozaïeklandschap: versterking door menging van functies die de afwisseling en kleinschaligheid versterken.
Gebiedspaspoorten
De provincie geeft haar visie op het landschap vorm in de gebiedspaspoorten. Hierin staat beschreven welke landschapskengedeelte van het plangebied valt in het gebiedspaspoort van de Meierij.
In de gebiedspaspoorten merken op regionaal niveau van belang zijn en hoe deze kunnen worden versterkt.
Verordening ruimte Noord-Brabant
Provinciale Staten van Noord-Brabant hebben op 7 februari 2014 de Verordening ruimte 2014 vastgesteld. Deze is nadien verschillende keren gewijzigd en geactualiseerd, waarvan de laatste actualisatie dateert van juli 2017. Daarbij is ook de naam gewijzigd van Verordening ruimte 2014 in Verordening ruimte Noord-Brabant. In de Vr staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen.
Het bestemmingsplan wordt in de geest van het provinciale beleid opgesteld met dien verstande dat de belangrijkste onderdelen van de filosofie van de Omgevingswet (minder regels, verbrede reikwijdte) niet tekort wordt gedaan.
De onderwerpen die in de verordening staan komen voort uit de provinciale structuurvisie. Belangrijke onderwerpen in de Vr zijn:
- ruimtelijke kwaliteit;
- stedelijke ontwikkelingen;
- natuurgebieden en andere gebieden met waarden;
- agrarische ontwikkelingen, waaronder de zorgvuldige veehouderij;
- overige ontwikkelingen in het buitengebied.
De Verordening ruimte Noord-Brabant is met betrekking tot de volgende onderdelen van belang voor het buitengebied van Nuenen:
- het beleid en de toegestane ontwikkelingsmogelijkheden voor de veehouderijen in Brabant zijn ingrijpend gewijzigd: uitbreiding van bedrijven is geen recht maar moet 'verdiend' worden door te voldoen aan de eisen van een zorgvuldige veehouderij (zie Brabantse Zorgvuldigheidscore Veehouderij);
- voor de toelaatbare ontwikkelingen bij agrarische bedrijven is verder van belang dat binnen de provincie gebieden zijn aangewezen als groenblauwe mantel, Natuurwerkerk Brabant (NNB) of gemengd landelijk gebied en dat er gebieden zijn aangewezen met beperkingen veehouderij.
Figuur B1.3 Uitsnede integrale plankaart met structuren en aanduidingen uit de Verordening ruimte Noord-Brabant (bron: provincie Noord-Brabant)
Groenblauwe mantel
Het beleid voor de groenblauwe mantel is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. De groenblauwe mantel biedt tevens ruimte voor de ontwikkeling van gebruiksfuncties zoals landbouw en recreatie, mits deze bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap. In de Vr zijn regels opgenomen voor diverse soorten bedrijven die in de groenblauwe mantel zijn gevestigd. Hieronder zijn de voor het bestemmingsplan meest relevante onderdelen beschreven.
Veehouderijen
Er wordt alleen nog ontwikkelruimte geboden aan veehouderijen als daarmee de ontwikkeling naar een zorgvuldige veehouderij in gang wordt gezet. In de groenblauwe mantel kan onder voorwaarden voorzien worden in een uitbreiding van, een vestiging van of een omschakeling naar een veehouderij. Tevens staan er in de Vr afwijkende en rechtstreeks werkende (zolang de huidige bestemmingsplannen niet zijn aangepast) regels voor veehouderijen.
Voor geitenhouderijen geldt dat deze in het geheel op slot worden gezet, terwijl voor hokdierhouderijen geldt dat uitbreiding - aanvullend aan de regels van de zorgvuldige veehouderij - uitsluitend mogelijk is indien daarbij binnen het stalderingsgebied elders sanering van dierenverblijven plaatsvindt.
Brabantse Zorgvuldigheidscore Veehouderij (BZV)
Gedeputeerde Staten hebben op 18 februari 2014 de Brabantse Zorgvuldigheidscore Veehouderij (hierna BZV) vastgesteld. De BZV is 19 maart 2014 in werking getreden tegelijk met de Verordening ruimte. De BZV is een instrument dat stuurt en stimuleert dat een veehouderij zorgvuldig is en daarmee goed past in haar omgeving en is gebaseerd op de denklijn dat ontwikkelruimte verdiend moet worden, maar niet onbegrensd is. De BZV kijkt naar de thema's gezondheid, dierenwelzijn, geur, fijnstof, endotoxines, ammoniak, biodiversiteit, mineralenkringlopen en verbinding met de omgeving.
Een veehouder kan met zijn bedrijf punten verdienen als hij duurzamer werkt dan de geldende wet- en regelgeving eisen. De BZV is continu in beweging en wordt geregeld geactualiseerd.
Wonen
Binnen de groenblauwe mantel is de nieuwbouw van bedrijfs- of burgerwoningen of solitaire recreatiewoningen in het buitengebied uitgesloten en is er een gebruiksverbod voor zelfstandige bewoning van bedrijfsgebouwen, recreatiewoningen en andere niet voor bewoning bestemde gebouwen. Deze regeling is bedoeld om te voorkomen dat zelfstandige woningen ontstaan die als afzonderlijke woonfuncties op de markt aangeboden kunnen worden. Er is wel een aantal uitzonderingen op deze regels. Zo is het mogelijk om onder voorwaarden een eerste bedrijfswoning, vervangende bouw of splitsing/vestiging van een of meer woonfuncties in cultuurhistorisch waardevolle bebouwing te realiseren. Tevens is er een regeling in de Verordening ruimte Noord-Brabant opgenomen waarbij bestemmingswijziging van een voormalige bedrijfswoning naar een burgerwoning onder voorwaarden mogelijk is.
Niet agrarische functies
In de Verordening ruimte Noord-Brabant staat dat de vestiging van een niet agrarische functie anders dan woningen, ruimte voor ruimte woningen en landgoederen onder voorwaarden mogelijk is. Belangrijk hierbij is dat een eventuele ontwikkeling niet mag leiden tot een grootschalige voorziening. Nieuwe grootschalige voorzieningen zijn vanwege de daarmee gepaard gaande verkeerseffecten in beginsel niet gewenst in het buitengebied. Voor bestaande niet agrarische functies biedt de verordening onder voorwaarden ruimte voor uitbreiding. In de Vr zijn tevens afwijkende regels opgenomen voor recreatiebedrijven, horecabedrijven, maatschappelijke voorzieningen en tuincentra.
Gemengd landelijk gebied
Het beleid voor het gemengd landelijk gebied is gericht op het mengen van functies voor een sterke plattelandseconomie. Hierbij is vooral de ontwikkeling van landbouw van belang, naast andere vormen van bedrijvigheid, natuur, landschap, recreatie en wonen. Ook hier is de transitie naar een zorgvuldige veehouderij van belang. In de Vr wordt in het gemengd landelijk gebied onderscheid gemaakt tussen een gemengde plattelandseconomie en de agrarische economie. Hieronder zijn de voor het bestemmingsplan meest relevante onderdelen beschreven.
Veehouderijen
Voor het beleid voor veehouderijen is het onderscheid tussen groenblauwe mantel en gemengd landelijk gebied niet van belang, de toelaatbare ontwikkelingen zijn identiek. De omschrijving van het beleid ten aanzien van veehouderijen in de groenblauwe mantel is om die reden ook hier van toepassing, evenals de Brabantse Zorgvuldigheidscore Veehouderij (BZV).
In de gemeente Nuenen is binnen het gemengd landelijk gebied een groot deel van het gebied aangewezen als beperkingen veehouderij. Binnen deze gebieden zijn de mogelijkheden voor de vestiging, uitbreiding en omschakeling ten behoeve van een veehouderij beperkt tot de grondgebonden veehouderijen.
Wonen
De regels met betrekking tot nieuwbouw van woningen of solitaire recreatiewoningen zijn hoofdzakelijk gelijk aan de regels zoals genoemd in de groenblauwe mantel.
Niet agrarische functies
In de Vr staat dat de vestiging van een niet agrarische functie anders dan woningen, ruimte voor ruimte woningen en landgoederen onder voorwaarden mogelijk is. Tevens zijn er afwijkende regels voor agrarisch-technische hulpbedrijven en agrarisch-verwante bedrijven, mestbewerking, recreatieve bedrijven, maatschappelijke voorzieningen en tuincentra.
1.4 Regionaal beleid
Landschapsontwikkelingsplan de Peel
Het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) De Peel is voor de 8 peelgemeenten opgesteld in aanvulling op het Reconstructieplan “De Peel”. Het LOP bevat een analyse van het landschap, ambitie en visie op landschapsontwikkeling en een uitvoerings- en financieringsplan. Voor de landschapsontwikkeling in De Peel is de onderstaande ambitie overeengekomen:
- Het LOP zet zich in op behoud en versterking van huidige kwaliteiten van het landschap en leefomgeving.
- Met het LOP wordt achterhaald beleid geactualiseerd.
- Het LOP brengt samenhang aan in beleid van individuele gemeenten en gemeenten onderling
- In het LOP krijgt cultuurhistorie van het landschap een plek, het waarborgen van cultureel erfgoed is een belangrijk onderwerp.
- Het LOP faciliteert lokale en regionale samenwerking voor verbetering landschap.
- Het LOP vormt het referentiekader voor beoordeling en stellen van voorwaarden bij ruimtelijke ingrepen.
- Het LOP is uitgewerkt in uitvoeringsprogramma’s voor de gemeenten. Hierin wordt tevens aangegeven welke projecten zich lenen voor samenwerking tussen gemeenten.
Het LOP vormt het inspiratie en toetsingskader voor landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitsverbetering en wordt als zodanig opgenomen in het bestemmingsplan buitengebied.
1.5 Gemeentelijk beleid
Structuurvisie Nuenen, Gerwen en Nederwetten (2009)
De Structuurvisie Nuenen, Gerwen en Nederwetten is beschreven in paragraaf 2.3. In deze paragraaf is ook aangegeven wat het voor het buitengebied relevante beleid is.
Structuurvisie Rijk van Dommel en Aa (2011)
De Structuurvisie Rijk van Dommel en Aais beschreven in paragraaf 2.4. In deze paragraaf is ook aangegeven wat het voor het buitengebied relevante beleid is.
Beleidsregel Buitengebied in ontwikkeling (BiO)
In de beleidsregel BiO is beleid opgesteld voor het hergebruik van vrijkomende (agrarische) bebouwing, het toevoegen van bebouwing in het kader van de regeling Ruimte voorRuimte of de BiO-regeling( BuitengebiedinOntwikkeling ) en het realiseren van nieuwe landgoederen. Nieuwe ontwikkelingen, zowel in de vorm van verruimde hergebruiksmogelijkheden als bij het toevoegen van bouwvolume, kunnen worden toegestaan indien zij door middel van een rood-voor-groen-constructie een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit. Deze beleidsregel is geen vastgesteld document. De kaders uit de beleidsregel worden daarom onderdeel gemaakt van de besluitvorming over voorliggend bestemmingsplan.
De nota Beleidsregels BiO richt zich, naast het aangeven van de landschappelijke kwaliteit, ook op de stedenbouwkundige en ruimtelijke karakteristiek van de onderscheiden kernrand/bebouwingsconcentratie, die immers de dragers vormen van de functionele en ruimtelijke kwaliteit en plaatsgebonden eigenheid. Daarnaast worden afzonderlijk de cultuurhistorische waardevolle bebouwing aangegeven. Gelet op het streven om cultuurhistorische waardevolle bebouwing te behouden, stelt de beleidsnota Buitengebied in Ontwikkeling dat het toegestaan is om cultuurhistorische waardevolle bedrijfsbebouwing voor wonen te benutten. Uitgangspunt hierbij is dat er slechts één woonfunctie binnen de bebouwing mogelijk is. Indien de bebouwing zich qua omvang leent voor splitsing èn behoud van de bebouwing anderszins niet haalbaar is, kan worden overwogen
tot splitsing van het gebouw ten behoeve van de realisering van maximaal twee woningen.
Erfgoedverordening (2010)
In de erfgoed verordening zijn de gemeentelijke regels met betrekking tot de instandhouding van gemeentelijke monumentale zaken, beschermde gemeentelijke dorpsgezichten, beschermde (rijks)monumenten en instandhouding van archeologische terreinen opgenomen. De regels vanuit de erfgoedverordening worden opgenomen in het bestemmingsplan.
Nota evenementen beleid (2015)
De Nota evenementenbeleid vormt het toetsingskader voor de gemeente als eindverantwoordelijke, om evenementen veilig, beheersbaar en ordelijk te laten verlopen. De nota beoogt met dit wettelijk beleidskader tevens duidelijkheid en transparantie te bieden voor organisatoren, bezoekers en omwonenden. Tot slot geeft de nota het beleid weer van de dienstverlenende en faciliterende rol van de gemeente in het kader van evenementen.
In het bestemmingsplan worden de bestaande evenementen terreinen opgenomen op basis van de bestaande rechten. Voor andere niet structurele evenementen kunnen op basis van de nota evenementen beleid vergunningen worden verleend.
Landschapsinvesteringsregeling
In de Verordening ruimte Noord-Brabant van de provincie Noord-Brabant zijn regels vastgelegd die de belangen van de provincie bij ruimtelijke ontwikkelingen moeten beschermen. Met deze regels moet bij de opstelling van bestemmingsplannen rekening worden gehouden. In artikel 3.2. van de Verordening ruimte Noord-Brabant wordt verplicht gesteld dat ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied bij moeten dragen aan de verbetering van de kwaliteit van het landschap. Deze zogenaamde landschapsinvesteringsregeling (LIR) is van toepassing op alle ontwikkelingen in het buitengebied die in strijd zijn met het geldende bestemmingsplan, maar waaraan vanuit ruimtelijke overwegingen toch medewerking kan worden verleend. De verplichting om te kwaliteit te verbeteren komt bovenop de ‘basis’-verplichting om de zorgen voor de (handhaving) van de ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied, zoals is opgenomen in artikel 3.1 van de Verordening ruimte Noord-Brabant .
De gemeente heeft een landschapsinvesteringsregeling opgesteld als richtlijn voor de wijze waarop kan worden voldaan aan de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit zoals genoemd in artikel 3 van de Verordening ruimte Noord-Brabant .
Hoofdstuk 2 Kaders Op Basis Van Omgevingsaspecten
2.1 Geurhinder van agrarische bedrijven
Toetsingskader
Wet geurhinder en veehouderij
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) bevat het beoordelingskader voor geurhinder van veehouderijen die vergunningsplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer (Wm). Het beoordelingskader is als volgt:
- voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld (in de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv)) geldt een maximale geurbelasting op een geurgevoelig object;
- voor andere diercategorieën geldt een minimale afstand van de dierenverblijven ten opzichte van geurgevoelige objecten.
Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen concentratiegebieden (conform Reconstructiewet) en niet-concentratiegebieden en tussen situaties binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom. De wet beschrijft in artikel 3 de maximale norm voor geurbelasting van een veehouderij ten opzichte van een gevoelig object in vier situaties, deze zijn weergegeven in de onderstaande tabel.
Tabel 2.1 Overzicht geurnormen Wgv
concentratiegebied | niet-concentratiegebied | ||
binnen bebouwde kom | diercategorieën Rgv | max. 3 ouE/m³ | max. 2 ouE/m³ |
andere diercategorieën | min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object | min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object | |
buiten bebouwde kom | diercategorieën Rgv | max. 14 ouE/m³ | max. 8 ouE/m³ |
andere diercategorieën | min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object | min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object |
Voor geurgevoelige objecten die onderdeel uitmaken van een andere veehouderij gelden niet de maximale geurbelastingen, maar de minimale afstanden van 100 m binnen de bebouwde kom en 50 m buiten de bebouwde kom.
Voor pelsdieren gelden afstandseisen, waarbij de minimaal aan te houden afstand tot geurgevoelige objecten binnen en buiten de bebouwde kom afhankelijk is van het aantal fokteven. De minimaal aan te houden afstand tot objecten binnen de bebouwde kom loopt op van 175 meter tot 275 meter. De minimaal aan te houden afstand tot objecten buiten de bebouwde kom loopt op van 100 meter tot 200 meter.
Gemeentelijke geurverordening
De Wgv biedt gemeenten de mogelijkheid om afwijkende geurnormen vast te stellen voor (delen van) het grondgebied. De gemeente Nuenen heeft een geurverordening vastgesteld waarin in afwijking van de afstandseisen uit de Wgv afhankelijk de aan te houden afstand afhankelijk is van de bedrijfsomvang.
Tabel 2.2 Overzicht afstandseisen gemeentelijke verordening
Daarnaast zijn in de verordening ook afwijkende afstanden vastgelegd voor honden- en kattenpensions, te weten:
- minimaal 50 meter ten opzichte van geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom;
- minimaal 25 meter ten opzichte van geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom.
Activiteitenbesluit
Per 1 januari 2013 zijn agrarische activiteiten onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit gebracht. In het Activiteitenbesluit zijn voor alle agrarische activiteiten, waaronder veehouderijen, eisen opgenomen. Voor de veehouderijen is aangesloten bij de systematiek uit de Wgv, dat wil zeggen dat in bepaalde gevallen een maximaal toegestane geurbelastingen geldt (diercategorieën waarvoor een geuremissiefactor is vastgesteld, bijvoorbeeld varkens en pluimvee) en in andere gevallen vaste afstandseisen gelden (diercategorieën waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld, waaronder melkrundvee).
Verordening ruimte Noord-Brabant
De Wgv, de gemeentelijke geurverordening en het Activiteitenbesluit stellen eisen aan de maximaal optredende voorgrondbelasting (als gevolg van een individuele veehouderij). Voor de achtergrondbelasting (de cumulatieve geurbelasting door de bedrijven in een bepaald gebied) gelden op grond van de Wet geurhinder en veehouderij geen wettelijke normen. In de Verordening ruimte Noord-Brabant zijn echter wel maximaal toegestane geurbelastingen vastgelegd. Deze voorwaarden uit de Verordening ruimte Noord-Brabant (kans op geurhinder in de bebouwde kom niet hoger dan 12% en in het buitengebied niet hoger dan 20%) vormt het vertrekpunt voor het onderzoek geurhinder. Bij een achtergrondbelasting van 10 ouE/m³ is sprake van 12% kans op geurhinder en bij een achtergrondbelasting van 20 ouE/m³ is sprake van 20% kans op geurhinder. In de Verordening ruimte Noord-Brabant is vastgelegd dat in situaties waarin reeds sprake is van overbelasting, maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting (“welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert”).
Onderzoek en conclusie
In het kader van het planMER zijn de optredende geurbelastingen binnen de gemeente in beeld gebracht. Over het algemeen is de geurbelasting relatief laag. In het plangebied zijn meerdere agrarische bedrijven van uiteenlopende aard gevestigd. In de afweging van belangen die noodzakelijk zijn bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies, waaronder het wonen in de nabijheid van deze bedrijven, dient rekening te worden gehouden met de van toepassing zijnde wet- en regelgeving. Dat geldt evenzeer bij het mogelijk maken van uitbreiding van bestaande agrarische bedrijven. In de flexibiliteitsbepalingen zoals opgenomen in het bestemmingsplan is geborgd dat ter plaatse van bestaande en nieuwe geurgevoelige functies geen onaanvaardbare geurhinder optreedt.
2.2 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.
Tabel 2.3 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
Stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
Fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 ìg / m³ | |
Fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
- een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.
Verordening ruimte Noord-Brabant
In de Verordenig ruimte is vastgelegd dat bij nieuwe veehouderij-initiatieven is aangetoond dat “de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m³”.
Onderzoek
In het planMER is ingegaan op de mogelijke gevolgen van het bestemmingsplan voor de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Uit de berekeningsresultaten voor zowel veehouderijen als wegverkeer blijkt dat er in de referentiesituatie ruimschoots wordt voldaan aan de geldende grenswaarden. De concentraties zijn dermate laag dat er veel milieugebruiksruimte is voor ontwikkelingen die worden mogelijk gemaakt met voorliggend bestemmingsplan, de ontwikkelingsruimte en flexibiliteit leidt niet tot overschrijdingssituaties.
Conclusie
Het bestemmingsplan voldoet aan de geldende wet- en regelgeving op het gebied van luchtkwaliteit. Waar nodig, vindt in het kader van concrete initiatieven een nadere toetsing plaats (bijvoorbeeld om aan te tonen dat bij veehouderij-ontwikkelingen wordt voldaan aan de norm van 31,2 µg/m³ fijn stof op gevoelige objecten).
2.3 Externe Veiligheid
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicorelevante inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft. Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.
Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute. Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.
Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Onderzoek
Binnen het plangebied en in de omgeving daarvan zijn verschillende risicobronnen aanwezig. Voor een overzicht wordt verwezen naar de paragraaf externe veiligheid in het planMER. Het bestemmingsplan maakt geen kwetsbare objecten mogelijk binnen PR 10-6 contour. Daarnaast heeft het bestemmingsplan geen relevante gevolgen voor de hoogte van het groepsrisico van de verschillende risicobronnen. Nieuwe Bevi-inrichtingen worden niet toegestaan.
Conclusie
Met de voorwaarden zoals vastgelegd in het bestemmingsplan is geborgd dat nieuwe ontwikkelingen passen binnen de geldende toetsingskaders voor externe veiligheid.
2.4 Geluidshinder
Toetsingskader
Langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidhinder moet worden getoetst. Bij het mogelijk maken van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen, dient de geluidbelasting ter plaatse te worden getoetst aan de normen uit de Wgh.
Onderzoek en conclusie
Binnen het plangebied en in de directe omgeving daarvan zijn verschillende geluidsbronnen gelegen, waaronder: gezoneerde wegen en de spoorlijn Eindhoven-Helmond. Met het bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies bij recht mogelijk gemaakt en heeft geen relevante gevolgen voor de geluidsbelasting binnen het plangebied en directe omgeving. Bij uitbreiding, wijziging of nieuwvestiging van bedrijfsactiviteiten dient er te worden voldaan aan voorkeursgrenswaarden of de vast te stellen hoge waarde. Toetsing vindt plaats op het moment dat sprake is van een concreet initiatief.
2.5 Ecologie
Toetsingskader
Wet natuurbescherming
Gebiedsbescherming
In Nederland hebben diverse natuurgebieden een beschermde status onder de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) . Daarbij zijn twee soorten beschermingen te onderscheiden:
- Natura 2000-gebieden;
- Bijzondere nationale natuurgebieden.
Natura 2000-gebieden
Natura 2000 richt zich op het behoud en de ontwikkeling van natuurgebieden in heel Europa. Natura 2000 is de overkoepelende naam voor gebieden die worden beschermd vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. Voor Nederland gaat het om ruim 160 gebieden. Alle Natura 2000-gebieden liggen binnen het Nationaal Natuurnetwerk Een groot deel van de Natura 2000-gebieden is inmiddels definitief aangewezen. Dat gebeurt in de vorm van een aanwijzingsbesluit. In het aanwijzingsbesluit staat welke doelen Nederland nastreeft voor een bepaald gebied, bijvoorbeeld welke planten en dieren bescherming verdienen. Vervolgens komt er in nauw overleg met betrokken partijen een beheerplan, waarin onder andere staat beschreven welke maatregelen nodig zijn om de doelen te behalen.
Bijzondere nationale natuurgebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) kan buiten de gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden Natura 2000, ook bijzondere nationale natuurgebieden aanwijzen wanneer deze zijn opgenomen op een lijst als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Habitatrichtlijn of onderwerp zijn van een procedure als bedoeld in artikel 5 van de Habitatrichtlijn. De beschermende werking die geldt voor gebieden die behoren tot Natura 2000, geldt in dat geval ook voor het bijzondere nationaal natuurgebied.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
- soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
- soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
- overige soorten.
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Provinciale Verordening ruimte
Nationaal Natuurnetwerk/Ecologische Hoofdstructuur
Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van gebieden is geregeld via de provinciale Verordening ruimte.
Het Nationaal Natuurnetwerk (voorheen ecologische hoofdstructuur; in Brabant vertaald naar NatuurNetwerk Brabant; NNB) is een netwerk van natuurgebieden en verbindingszones. Planten en dieren kunnen zich zo van het ene naar het andere gebied verplaatsen. Op plekken waar gaten in het netwerk zitten, legt de provincie nieuwe natuur aan.
Het Nationaal Natuurnetwerk (NNN) is in de eerste plaats belangrijk als netwerk van leefgebieden voor veel planten en dieren. Robuuste leefgebieden voor planten en dieren zijn nodig om soorten van uitsterven te behoeden. Maar het netwerk is er ook voor mensen die willen genieten van de schoonheid van de natuur, om te recreëren en tot rust komen.
De provincie wil in 2027 alle gaten in het netwerk NNB hebben gedicht met nieuwe natuur. De concrete ambities staan in het Natuurbeheerplan. Hierin staan twee kaarten: de beheertypekaart en de ambitiekaart. De beheertypekaart laat zien hoe natuur en landschap in Brabant er nu voor staan. De ambitiekaart geeft aan hoe zij er uit moeten gaan zien.
Het effect van de ingreep op de natuurlijke kenmerken en waarden van het NNB dienen conform de Verordening ruimte van de Provincie Noord-Brabant op een zevental aspecten getoetst te worden:
- geomorfologische waarden en processen;
- waterhuishouding en waterkwaliteit;
- natuurkwaliteit en areaal;
- rust en stilte;
- donkerte en openheid;
- landschapsstructuur;
- belevingswaarde.
Groenblauwe Mantel
Grenzend aan het NNB heeft de provincie gebieden aangewezen die liggen in de groenblauwe mantel. Het beleid in de groenblauwe mantel is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. Voor de natuur betekent dit vooral versterking van de leefgebieden voor plant- en diersoorten en de bevordering van de biodiversiteit buiten het NNB. Voor het water wordt vooral ingezet op kwantitatief en kwalitatief herstel van kwelstromen in de beekdalen en op de overgangen van zand/veen naar klei in de 'Naad van Brabant'.
De groenblauwe mantel biedt daarbij ook ruimte voor de ontwikkeling van gebruiksfuncties zoals landbouw en recreatie, mits deze bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap: de 'ja-mitsbenadering'. Het is in eerste instantie aan de gemeenten om te beoordelen welke huidige waarden er in een gebied aanwezig zijn en of de beoogde ontwikkeling een bijdrage levert aan de kwaliteit daarvan. Daarbij is vooral de versterking van leefgebieden voor plant- en diersoorten in de groenblauwe mantel van belang. De groenblauwe mantel biedt in beginsel geen ruimte voor stedelijke ontwikkeling of de ontwikkeling van nieuwe (kapitaal-)intensieve vormen van recreatie en landbouw (zoals de bouw van kassen, (bezoekers-)intensieve recreatie, of concentratiegebieden voor intensieve landbouwfuncties).
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied omvat het buitengebied van de gemeente Nuenen en maakt geen deel uit van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000 of beschermde Natuurmonumenten. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden Strabrechtse Heide & Beuven en Leenderbosch, Groote Heide & De Plateaux liggen op meer dan 3 km afstand. Een groot aantal gebieden in het buitengebied maakt wel deel uit van het Natuurnetwerk Brabant (NNB). Het NNB binnen Nuenen is tevens aangewezen als beschermd gebied waterhuishouding waarvan een deel ook is aangewezen als Natte Natuurparel. Aansluitend aan het NNB maakt nagenoeg het hele plangebied deel uit van de Groenblauwe Mantel.
Figuur 2.1 Natuurnetwerk Brabant (bron: kaartbank.Brabant.nl)
Het plangebied ligt buiten Natura 2000-gebieden en beschermde Natuurmonumenten. Directe effecten zoals areaalverlies, verontreiniging en versnippering zijn hierdoor uitgesloten. Uit de passende beoordeling blijkt dat er geen sprake is van waarneembare extra verstoring als gevolg van recreatieve ontwikkelingen. In de Natura 2000-gebieden en het beschermd natuurmonument kan daarnaast als gevolg van de mogelijke ontwikkelingen vermesting/verzuring optreden. In het planMER is een passende beoordeling opgenomen vanwege de mogelijke effecten op Natura 2000 door de ontwikkelingsmogelijkheden voor veehouderijen (stikstofdepositie). In paragraaf 4.2 is uitgewerkt op welke wijze in het bestemmingsplan wordt omgegaan met de resultaten van de passende beoordeling.
Voor het NNB is een beschermend regime opgenomen waardoor aantasting als gevolg van de uitbreidingen van agrarische bedrijven die buiten het NNB zijn gelegen wordt voorkomen. Doordat uitbreidingen plaatsvinden bij bestaande bedrijven is geen sprake van een waarneembare toename van de verstoring als gevolg van de bedrijfsactiviteiten. Ook recreatieve verstoring van de NNB-gebieden wordt uitgesloten. Evenals binnen Natura 2000 kan ook binnen het Nationaal Natuurnetwerk een toename van stikstofdepositie leiden tot negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. De maatregelen die worden getroffen om significante negatieve effecten binnen Natura 2000 uit te sluiten (zie paragraaf 4.2) hebben tot gevolg dat ook binnen het NNN geen relevante effecten zullen optreden. Van aantasting van de groenblauwe mantel is geen sprake, voor diverse ontwikkelingen geldt dat ze landschappelijk moeten worden ingepast. Negatieve effecten op natte natuurparels en beschermde gebieden waterhuishouding treden niet op, de ontwikkelingsruimte in het bestemmingsplan is afgestemd op de regels die van toepassing zijn op de groenblauwe mantel.
Soortenbescherming
De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van een bureau onderzoek, in het planMER wordt hier uitgebreid op ingegaan. In tabel 2.4 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) aanwezig zijn en onder welk beschermingsregime deze vallen.
Tabel 2.4 Beschermde soorten (niet limitatief)
Conclusie
In het bestemmingsplan is geborgd dat geen sprake zal zijn van negatieve effecten op natuurwaarden.
2.6 Bodem
Toetsingskader
Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
Onderzoek
In het bestemmingsplan worden geen functiewijzigingen bij recht mogelijk gemaakt, om deze reden is in het kader van het bestemmingsplan bodemonderzoek niet noodzakelijk. Bij eventuele toekomstige initiatieven dient te worden aangetoond dat de bodemkwaliteit voldoende is.Ten aanzien van agrarische activiteiten gelden voorschriften vanuit onder ander het Activiteitenbesluit en het Besluit mestbassins milieubeheer om bodemverontreiniging te voorkomen.
Conclusie
De ontwikkelingen die worden geboden in het bestemmingsplan hebben geen negatieve gevolgen voor de bodemkwaliteit.
2.7 Water
Toetsingskader
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap De Dommel, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van plan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.
Europa:
- Kaderrichtlijn Water (KRW)
Nationaal:
- Nationaal Waterplan (NW)
- Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
- Waterwet
Provinciaal
- Provinciaal Waterplan 2010-2015
Waterschapsbeleid
Het waterbeheerplan 2016-2021 beschrijft hoe het waterschap samen met andere partijen invulling willen geven aan het waterbeheer in de planperiode. Dit waterbeheerplan is een strategisch document. Hierin wordt aangegeven wat de doelen zijn voor de periode 2016-2021 en hoe die bereikt moeten worden. Het betreft alle aspecten rondom het beheer van de watergangen, stuwen, gemalen, transportstelsels en rioolwaterzuiveringen, zowel onder normale omstandigheden als in het geval van calamiteiten.
Het plan is afgestemd op het Nationaal Waterplan 2, het Provinciaal Milieu en Waterplan (PMWP) en het Stroomgebiedsbeheerplan. Er wordt een indeling gemaakt in de volgende thema's:
- droge voeten;
- voldoende water;
- natuurlijk water;
- schoon water;
- mooi water.
Om deze taak goed uit te voeren, zijn wettelijke regels nodig, ook op en langs het water. Deze regels staan in de keur van het waterschap en gelden voor iedereen binnen het gebied van Waterschap De Dommel. De regels zijn vastgelegd in de Keur Waterschap De Dommel 2015. De Keur bevat regels met daarin verboden en verplichtingen ten aanzien van oppervlaktewater en grondwater. Zo zijn er bijvoorbeeld verboden opgesteld voor het leggen, verplaatsen of weghalen van duikers, stuwen, bruggen en dergelijke. Ook wordt als plicht bijvoorbeeld genoemd wie onderhoudsplichtig is.
Afwijken van de verboden en verplichtingen is mogelijk. Hiervoor dient een watervergunning aangevraagd te worden.
De Brabantse waterschappen hanteren een grenswaarde van 2.000 m2. Bij een plan met een toename in verharding van minder dan 2.000 m2 is compensatie niet verplicht. De waterschappen vinden dit verantwoord omdat:
- Deze oppervlakten hydrologisch gezien tot dermate kleine afvoeren leiden dat deze geen probleem vormen voor de afvoercapaciteit van het afwateringsstelsel;
- Van het totaal aan plannen met uitbreidingen van verhard oppervlak voegen plannen met een toename verhard oppervlak kleiner dan 2.000 m2 maar weinig toe aan het totaal van toename verhard oppervlak;
- Wanneer 2.000 m2 als ondergrens wordt genomen, wordt voorkomen dat er zeer kleine, bedrijfsonzekere voorzieningen ontstaan die lastig te beheren en onderhouden zijn.
Het voorgaande betekent dat niet alles wat het bestemmingsplan mogelijk maakt, in de praktijk onder ogen van het Waterschap komt. Het waterschap gaat er echter vanuit dat kleine plannen, die doorgaans niet meer voor advisering bij het waterschap terecht komen, geen probleem vormen voor de afvoercapaciteit van het afwateringsstelsel, waardoor geen maatregelen nodig zijn.
Huidige situatie
Bodem en grondwater
Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit zand- en eerdgrond. Binnen het plangebied komen veel verschillende grondwatertrappen voor. De grondwatertrappen VI en II komen in grote delen van het plangebied voor. Dit houdt in dat de gemiddeld hoogste gronwaterstand op minder dan 0,8 m beneden het maaiveld is gelegen en de gemiddeld laagste grondwaterstand op meer dan 1,2 m beneden het maaiveld is gelegen.
Figuur 2.2 Grondwatertrappen (www.bodemdata.nl)
Waterkwantiteit
In het plangebied zijn vele A en B-watergangen gelegen. A-watergangen zijn hoofdwatergangen die van primair belang zijn voor het waterbeheer en daarom door het waterschap worden onderhouden. B-watergangen zijn kleinere watergangen die vooral dienen voor de aan- en afvoer van water naar meerdere percelen. Deze watergangen zijn van secundair belang voor het waterbeheer en dienen door de eigenaren van de aangrenzende gronden te worden onderhouden.
Figuur 2.3 Watergangen
Waterkwaliteit
In het plangebied zijn KRW-lichamen gelegen, namelijk de Dommel, de Kleine Dommel en de Hooidonkse Beek. Ook zijn er natte natuurparels aanwezig binnen het plangebied. Voor de Natte natuurparels geldt een strikt beschermingsbeleid. Dit beleid houdt in, dat ingrepen in de waterhuishouding die niet zijn gericht op behoud of versterking van de natuurwaarden niet zijn toegestaan binnen deze gebieden én in een zone daaromheen van gemiddeld 500 m in het zandgebied, gemiddeld 75 m in het kleigebied en 2 km rondom de Groote Peel. De ruimtelijke consequenties van dit beschermingsbeleid zijn opgenomen in de Verordening ruimte Noord-Brabant.
Figuur 2.4 Natte natuurparels en beschermde gebieden waterhuishouding (Wateratlas provincie Noord-Brabant)
Veiligheid en waterkeringen
In het plangebied zijn geen primaire of regionale waterkeringen aanwezig.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied kent een drukriool voor grijs en zwart afvalwater.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. Hiermee worden negatieve effecten op het watersysteem voorkomen.
Water en Waterstaat in het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'. Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming, deze hebben de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' toebedeeld gekregen.
Onderzoek en conclusie
In de regels van het bestemmingsplan is geborgd dat geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem optreden. Toetsing vindt plaats op het moment dat er sprake is van een concreet initiatief.
2.8 Cultuurhistorie en archeologie
Toetsingskader
De wet- en regelgeving op rijksniveau rondom cultureel erfgoed is vastgelegd in de Monumentenwet 1988. Het is het belangrijkste sectorale instrument voor de bescherming van cultureel erfgoed. In de Monumentenwet 1988 is geregeld hoe monumenten aangewezen kunnen worden als beschermd monument. De wet heeft betrekking op gebouwen en objecten, stads- en dorpsgezichten, archeologische waarden en op het uitvoeren van archeologisch onderzoek.
De Monumentenwet 1988 regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen.
Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologisch erfgoed in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
Provinciale Structuurvisie/Verordening ruimte
Het provinciaal cultuurhistorisch belang hangt nauw samen met het provinciaal ruimtelijk belang, zoals benoemd in de provinciale Structuurvisie ruimtelijke ordening. Het gaat immers om erfgoed dat belangrijk is voor de regionale identiteit. Het is beperkt tot het landelijk gebied, waar de provincie haar belangrijkste taak heeft. De kaartlagen 'cultuurhistorische vlakken' en 'complexen van cultuurhistorisch belang' zijn ook opgenomen in de Verordening ruimte van de provincie Noord-Brabant. De provincie ziet het Brabantse erfgoed als belangrijk onderdeel van haar identiteit en wil het een plaats geven in de verdere ontwikkeling van Brabant. Daarom heeft ze haar ruimtelijk erfgoed opgenomen op de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW).
Onderzoek en conclusie
Het plangebied is rijk aan landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden. In grote delen van het buitengebied is sprake van een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde. Voor een overzicht van de waarden van het gebied en de mogelijke gevolgen van het bestemmingsplan wordt verwezen naar het hoofdstuk landschap, cultuurhistorie en archeologie het planMER.
In het bestemmingsplan zijn verschillende beschermende regelingen opgenomen om te voorkomen dat de landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden worden aangetast.
Bijlage 2 Planmer
Bijlage 3 Nota Van Inspraak
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Collseweg 47
Bijlage 4 Akoestisch onderzoek Collseweg 47