KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begripsbepalingen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen - Landschappelijke Inpassing
Artikel 4 Natuur
Artikel 5 Verkeer
Artikel 6 Leiding
Artikel 7 Waarde - Archeologie 4
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 9 Algemene Bouwregels
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
Artikel 15 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Doel En Opzet
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie En Beoogde Situatie
2.1 Bestaande Situatie
2.2 Beoogde Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Mobiliteitstoets
4.2 Parkeren
4.3 Niet-gesprongen Explosieven
4.4 Bodem
4.5 Water
4.6 Ecologie
4.7 Archeologie
4.8 Cultuurhistorie
4.9 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
4.10 Luchtkwaliteit
4.11 Externe Veiligheid
4.12 Kabels En Leidingen
4.13 Besluit M.e.r.
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Het Juridisch Plan
5.2 Beschrijving Van De Bestemmingen
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Inrichtingsplan Natuurcompensatie
Bijlage 1 Verkenning Randweg Oirschot, Sweco D.d. 17 Mei 2017
Bijlage 2 Projectmodel Gemeente Oirschot Bijstelling Verkeersmodel
Bijlage 3 Modelvalidatie Projectmodel Oirschot
Bijlage 4 Ontwerpnota Schetsontwerp Verbindingsweg D.d. 23-04-2021
Bijlage 5 Ontwerpnota Definitief Ontwerp Verbindingsweg D.d. 11-07-2023
Bijlage 6 Definitief Ontwerp Verbindingsweg D.d. 11-07-2023
Bijlage 7 Landschappelijke Inpassing En Wegontwerp
Bijlage 8 Natuurcompensatieplan
Bijlage 9 Inrichtingsplan Natuurcompensatie
Bijlage 10 Rapportage Nee, Tenzij-onderzoek
Bijlage 11 Onderbouwing Externe Werking Licht En Geluid Op Natuur Netwerk Brabant
Bijlage 12 Historisch Vooronderzoek Oo
Bijlage 13 Milieuhygiënisch Vooronderzoek Bodem
Bijlage 14 Quickscan Wet Natuurbescherming
Bijlage 15 Aanvullend Ecologisch Onderzoek
Bijlage 16 Ecologisch Activiteitenplan
Bijlage 17 Besluit Wet Natuurbescherming - Soortenbescherming; Nieuwe Verbindingsweg Kempenweg-eindhovensedijk Te Oirschot
Bijlage 18 Onderzoek Stikstofdepositie
Bijlage 19 Archeologisch Bureauonderzoek
Bijlage 20 Cultuurhistorisch Bureauonderzoek Joodse Begraafplaats
Bijlage 21 Cultuurhistorisch Bureau- En Veldonderzoek Wielerbaan 'Steeds Sneller'
Bijlage 22 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 23 Onderzoek Luchtkwaliteit
Bijlage 24 Advies Veiligheidsregio Brabant Zuidoost
Bijlage 25 Beleidsregels Bereikbaarheid En Bluswatervoorzieningen
Bijlage 26 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 27 Besluit Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 28 Participatieverslag Voorbereiding
Bijlage 29 Participatieverslag Fase Vo En Do Wegontwerp
Bijlage 30 Nota Vooroverleg
Bijlage 31 Nota Zienswijzen En Ambtshalve Wijzigingen

Verbindingsweg Kempenweg-Eindhovensedijk

Bestemmingsplan - Gemeente Oirschot

Vastgesteld op 26-09-2023 - niet in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0823.BPBGVERBINDINGSWEG-VAST met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.2 plan

het Bestemmingsplan 'Verbindingsweg Kempenweg-Eindhovensedijk' van de gemeente Oirschot;

1.3 verbeelding

de verbeelding van het bestemmingsplan 'Verbindingsweg Kempenweg-Eindhovensedijk' van de gemeente Oirschot.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aardkundige waarden

landschapswaarden die samenhangen met (abiotische) milieukenmerken, zoals bodemopbouw/- samenstelling, geomorfologie, reliëf, grondwaterhuishouding (kwelgebieden), afzonderlijk of in onderlinge samenhang.

1.7 archeologische waarden

cultuurhistorische waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik in deze bodem, en die als zodanig het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.9 bestaande situatie

  1. a. ten aanzien van bebouwing:
    1. 1. legale bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde en onherroepelijk geworden vergunning;
  2. b. ten aanzien van gebruik:
    1. 1. het legale gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan in werking is getreden.

1.10 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 bos

elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding), landschap en recreatie.

1.13 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.14 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.

1.15 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat ondermeer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur

1.16 extensief recreatief medegebruik

recreatief gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen, survivaltochten, picknicken, natuurgerichte recreatie en daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden.

1.17 functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

1.18 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.19 grondwateronttrekking

het onttrekken van grondwater door middel van een onttrekkingsinrichting.

1.20 hydrologische waarden

waarden in verband met een specifieke waterhuishoudkundige situatie voor daaraan gebonden organismen (planten en dieren), leefgemeenschappen en potenties voor de ontwikkeling daarvan, met daarbij behorende kwantitatieve aspecten (zoals hoge waterstand, stabiel waterpeil) en/of kwalitatieve aspecten (voedselarm, onvervuild), zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.21 infrastructurele voorzieningen

ontsluitingswegen en kavelpaden

1.22 landschapselementen

ecologische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha.

1.23 landschapswaarden/landschappelijke waarden

bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object in de zin van aantrekkelijkheid, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit bestaande uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.

1.24 maaiveld

hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op de woning.

1.25 milieuhygiënische uitvoerbaarheid

overkoepelend begrip voor milieuaspecten zoals geluid, bodem, geurhinder, bescherming van natuurgebieden, luchtkwaliteit, externe veiligheid etcetera aan welke bijbehorende wettelijke kaders getoetst dient te worden.

1.26 natuurwaarden of ecologische waarden

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de aanwezige biotopen bijzondere flora en fauna, ecologische samenhangen en structuren.

1.27 normaal onderhoud

het normale onderhoud van agrarische gronden, bossen, groenelementen / landschapselementen en natuurterreinen, zoals het beweiden en maaien van graslanden, het ploegen, eggen en inzaaien van akkers, het schonen van sloten en greppels, alsmede het regulieren onderhoud van bossen, groenelementen / landschapselementen en natuurterreinen, waaronder het kappen van bomen ter uitvoering van een goedgekeurd beheersplan.

1.28 ondergronds

beneden het peil.

1.29 perceelsgrens

de grens van het kadastrale perceel.

1.30 straatverlichting

openbare verlichting langs wegen en straten zoals lantaarns en lichtmasten.

1.31 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van watergangen en dergelijke.

1.32 werk

een constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de weg:

de kortste afstand van een bouwwerk tot de as van de weg.

2.2 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse grens van het bouwperceel.

2.3 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

2.6 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.8 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.9 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.10 ondergrondse bouwwerken:

de diepte van ondergrondse bouwwerken wordt gemeten vanaf het peil.

2.11 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.12 peil:

  1. 1. de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  2. 2. indien in het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil.

2.13 ondergeschikte bouwdelen:

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen - Landschappelijke Inpassing

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. landschappelijke inpassing;
  3. c. bermen en beplanting;
  4. d. onverharde paden;
  5. e. openbare nutsvoorzieningen;
  6. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. g. ecologische voorzieningen.

alsmede voor:

  1. h. behoud, versterking en/of ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden, zoals houtwallen, houtopstanden en bosschages;
  2. i. een aarden wal ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - aarden wal'.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  1. a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten;
  3. c. lawaaisporten;
  4. d. verblijfsrecreatie.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. natuurcompensatie ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - vanwege natuurcompensatie te realiseren natuur' conform het in bijlage 1 bijgevoegde inrichtingsplan;
  2. b. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuur-, landschappelijke, cultuurhistorische, ecologische en hydrologische waarden van beboste gronden en niet-beboste gronden en heidevelden;
  3. c. geïntegreerd bosbeheer;
  4. d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. agrarisch medegebruik in de vorm van natuurbeheer;
  6. f. extensief recreatief medegebruik en educatief medegebruik;
  7. g. wegen, paden en overige infrastructurele voorzieningen;
  8. h. openbare nutsvoorzieningen;

alsmede voor:

  1. i. behoud van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, paden en overige infrastructurele voorzieningen, met dien verstande dat:
    1. 1. de as van de weg wordt gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'as van de weg';
    2. 2. de weg niet meer dan 1 x 2 rijstroken mag bevatten;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' tevens een parkeerterrein;
  4. d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. nutsvoorzieningen;

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 6 Leiding

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. een ondergrondse waterleiding met de hartlijn ter plaatse van de aanduiding hartlijn leiding - water.

6.2 Bouwregels

Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen niet worden opgericht.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits de leiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.2 en toestaan dat bouwwerken overeenkomstig dit hoofdstuk van deze regels worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 7 Waarde - Archeologie 4

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

7.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte van 500 m² en groter en een diepte van meer dan 0,5 m onder maaiveld een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
    2. 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
    3. 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  3. c. Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
  4. d. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a kan het schriftelijk advies inwinnen bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene Bouwregels

9.1 Reclameaanduidingen

Voor het bouwen van reclameaanduidingen gelden de volgende voorwaarden:

  1. a. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 m.
  2. b. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1,5 m2.

Artikel 10 Algemene Gebruiksregels

10.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met de bestemming wordt in elk geval verstaan:

  1. a. het gebruik van gronden in strijd met de op grond van dit plan geldende bestemming.

Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels

11.1 Natuurcompensatie

Op de gronden ter plaatse van aanduiding 'overig zone - vanwege natuurcompensatie te realiseren natuur' wordt natuur gerealiseerd vanwege natuurcompensatie.

Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  1. a. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels

13.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten aanzien van de plaats van de bestemmingsgrens, voor zover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van ondergeschikte punten, indien dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Verbindingsweg Kempenweg-Eindhovensedijk'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In de huidige situatie ondervinden de inwoners van Oirschot hinder door sluipverkeer van en naar de A58. Met name bij files op de A58 is de kern van Oirschot een populaire sluiproute voor automobilisten. Dit leidt tot onveilige verkeerssituaties op de wegen in het zuidelijke deel van Oirschot.

Vanwege de ervaren verkeersoverlast in het zuidoostelijk deel van Oirschot is de afgelopen jaren gezocht naar een oplossing. Uit studies is gebleken dat een nieuwe weg tussen de Kempenweg en Eindhovensedijk het meest bijdraagt het verminderen van verkeersoverlast in het zuidelijk deel van Oirschot. De gemeenteraad heeft daarom besloten een verbindingsweg aan te leggen tussen de rotonde Kempenweg/De Kemmer en de Eindhovensedijk, ongeveer ter hoogte van De Kriekampen.

De aanleg van de verbindingsweg staat niet op zichzelf. De verbindingsweg heeft raakvlakken met onder andere de toekomstige realisatie van de Groene Corridor tussen Eindhoven en Oirschot, de aanleg van tweerichtingenfietspad aan de westzijde van de Kempenweg richting het centrum en de verbreding van de A58.

Globale procesbeschrijving

Vanaf 2010 zijn door Sweco een aantal verkenningsonderzoeken uitgevoerd. Er is toen gestart met de verkenning voor een oplossing van geconstateerde knelpunten, middels de 'Oplegnotitie Verkenning Verkeersstructuur Oirschot'. In 2015 is de oplegnotitie geactualiseerd naar aanleiding van voortschrijdend inzicht in de rapportage 'Verkeersstructuur Oirschot 2030'. Vervolgens is in 2017 een tracéstudie uitgevoerd waarin de haalbaarheid van de aanleg van een nieuw tracé nabij de Eindhovensedijk is verkend. In de studie zijn ook de omwonenden betrokken. Uit het vergelijkingsonderzoek tussen de tracévarianten is gebleken dat het tracé grenzend aan de noordzijde van de A58 de beste oplossing biedt voor de knelpunten. Van de verkende tracés heeft deze variant ook het gunstigste verkeerseffect. In de rapporten wordt deze variant geduid als 'Heersdijk boven'. De gemeenteraad heeft in 2017 besloten het tracé van de verbindingsweg, direct ten noorden van de Rijksweg A58, verder uit te werken in een participatietraject met belanghebbenden. Uitgangspunt hierbij was dat alle inbreng gericht moet zijn op het optimaliseren van de uitwerking van het tracé. In 2018 is het participatieproces opgepakt ten behoeve van de landschappelijke inpassing van de Verbindingsweg Oirschot van MTD landschapsarchitecten. In een drietal informatiebijeenkomsten zijn verschillende varianten en aansluitingen voor het tracé 'Heersdijk Boven' verkend met belanghebbenden. In 2020 heeft de gemeenteraad besloten om de verkeerskundige en planologische voorbereiding voor de realisatie van de verbindingsweg te starten. Begin 2021 heeft dat geleid tot het schetsontwerp van de beoogde verbindingsweg. Het participatietraject wordt in paragraaf 6.1 beschreven.

Na de uitwerking van het schetsontwerp en het opstarten van de voor het werk benodigde herziening van het bestemmingsplan, is er begin 2022 een bouwteam geformeerd. In dit bouwteam zijn de gemeente Oirschot, adviseurs en de aannemer verenigd met als doelstelling om efficiënt en duurzaam samen op te trekken, bij de verdere uitwerking van de plannen en bij de realisatie van het project, binnen het taakstellende budget.

Op basis van de scope van het werk en de benodigde bestemmingsplanherziening op een deel van het werk is in bouwteamverband besloten om het werk in twee hoofdfases te gaan realiseren. De werkzaamheden binnen fase 1 passen binnen het vigerende bestemmingsplan en zijn zodoende procedureel relatief snel uitvoerbaar. Voor de realisatie van fase 2 is het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Dat vergt een langere voorbereidingstijd ten opzichte van fase 1. In onderstaande afbeelding is deze fasering aangegeven: in rode kleur is fase 1 en met paarse kleur is fase 2 aangegeven.

Met voorliggend bestemmingsplan wordt fase 2 planologisch mogelijk gemaakt. Fase 1 is ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan reeds opgeleverd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPBGVERBINDINGSWEG-VAST_0001.png"

Figuur 1.1: Fasering realisatie verbindingsweg

1.2 Doel En Opzet

De doelstellingen van de verbindingsweg zijn als volgt:

  1. 1. Het verminderen van de verkeersdruk en daarmee het verbeteren van de verkeersafwikkeling op de Bestseweg en de rotondes in het bijzonder;
  2. 2. Het verbeteren van de kwaliteit van de verkeersafwikkeling en veiligheid op de Kempenweg en op- en afrit Koolmond/Prinses Irene Brigadebrug;
  3. 3. (Doorgaand) verkeer door De Kemmer (Eindhovensedijk) en Moorland / Slingerbos wegnemen in het kader van verkeersveiligheid, leefbaarheid en ontwikkeling van De Groene Corridor.

Om de gewenste verbindingsweg te realiseren wordt een bestemmingsplanprocedure doorlopen, daartoe dient onderhavige toelichting. Dit bestemmingsplan ziet toe op de realisatie van de variant 'Heersdijk boven' tussen de rotonde Kempenweg/De Kemmer en de Eindhovensedijk.

1.3 Leeswijzer

De opzet van de toelichting is als volgt:

  • In Hoofdstuk 2 worden de huidige en toekomstige situatie ter plaatse van het plangebied beschreven;
  • In Hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het beleidskader;
  • In Hoofdstuk 4 zijn de resultaten vermeld van de toetsing van de realisering van de weg aan milieuaspecten;
  • Hoofdstuk 5 bevat de juridische regeling en de bestemmingsomschrijving;
  • Hoofdstuk 6 bevat een toelichting op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Huidige Situatie En Beoogde Situatie

2.1 Bestaande Situatie

Ten zuiden van de kern Oirschot ligt de A58, de route tussen Eindhoven en Tilburg. In het zuiden van de kern Oirschot worden verkeersoverlast, onveilige verkeerssituaties en een druk op de leefbaarheid ervaren.

Het tracé van de toekomstige verbindingsweg komt te liggen ten zuiden van de kern Oirschot direct ten noorden van en grotendeels parallel aan de A58. Het gebied wordt gekenmerkt door natuur- en bosgebied afgewisseld met agrarische gronden. In de directe omgeving liggen enkele sport- en recreatiefuncties, zoals Laco sportcentrum Oirschot, Speelbos de Kemmer, Sportcentrum De Kemmer en vakantiepark Latour. Ook zijn in het gebied hardloopparcours en mountainbikeroutes aanwezig.

In het plangebied is in de huidige situatie de weg 'De Kemmer' aanwezig die aansluit op de zuidelijk gelegen rotonde op de Kempenweg. 'De Kemmer' is een weg in het buitengebied. De weg loopt over in een zandpad dat in het oosten aansluit op de weg Bloemendaal. Het zandpad ligt ongeveer ter plaatse van het nieuwe wegtracé. Navolgende figuur geeft een beeld van de ligging van het tracé van de nieuwe verbindingsweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPBGVERBINDINGSWEG-VAST_0002.png"

Figuur 2.1: Ligging tracé nieuwe verbindingsweg en omgeving

De weg De Kemmer vormt de ontsluiting voor bezoekers van Speelbos de Kemmer, het trimparcours en Laco Sportcentrum Oirschot. Op De Kemmer zijn parkeervakken getekend voor openbaar parkeren ten behoeve van de hiervoor genoemde voorzieningen. Hoewel aan de breedte van de parkeervakken af te leiden is dat het haakse parkeervakken zijn, is dat in werkelijkheid niet als zodanig te herkennen. Door oprukkende begroeiing uit de bermen en vervaging van de belijning zijn de parkeervakken nauwelijks nog herkenbaar. In de praktijk wordt langs de weg geparkeerd (langsparkeren). Navolgende figuren geeft een beeld van de huidige situatie ter plaatse.

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPBGVERBINDINGSWEG-VAST_0003.jpg"

Figuur 2.2: Foto van huidige weg De Kemmer

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPBGVERBINDINGSWEG-VAST_0004.png"

Figuur 2.3: Foto van huidige parkeervakken aan De Kemmer

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPBGVERBINDINGSWEG-VAST_0005.png"

Figuur 2.4: De Kemmer gaat over in een zandpad parallel gelegen aan snelweg A58

2.2 Beoogde Situatie

Ten zuiden van de kern Oirschot wordt een nieuwe verbindingsweg gerealiseerd, die de Kempenweg en Eindhovensedijk met elkaar verbindt. Het doel van dit tracé is het verbeteren van de verkeersveiligheid, bereikbaarheid en de leefbaarheid in het zuidoostelijk deel van Oirschot.

2.2.1 Tracéstudie

Uit tracé studies waarin meerdere varianten zijn onderzocht is het tracé gekozen dat het meest effectief en haalbaar is.

Keuze voor variant 'Heersdijk Boven'

In 2016 heeft de gemeente Oirschot onderzoek uit laten voeren naar de haalbaarheid van de aanleg van een nieuw tracé nabij de Eindhovensedijk. Dit heeft geresulteerd in het rapportage 'Verkenning randweg Oirschot', Sweco d.d. 17 mei 2017. Dit rapportage is bijgevoegd in bijlage 1 bij de toelichting.

In dit rapport zijn verschillende tracé varianten beoordeeld aan de hand van de volgende doelstellingen:

  1. 1. Het verminderen van de verkeersdruk en daarmee het verbeteren van de verkeersafwikkeling op de Bestseweg en de rotondes in het bijzonder;
  2. 2. Het verbeteren van de kwaliteit van de verkeersafwikkeling en veiligheid op de Kempenweg en op- en afrit Koolmond/Prinses Irene Brigadebrug;
  3. 3. (Doorgaand) verkeer door De Kemmer (Eindhovensedijk) en Moorland / Slingerbos wegnemen in het kader van verkeersveiligheid, leefbaarheid en ontwikkeling van De Groene Corridor.

De onderzoeksvraag in het rapport luidt als volgt:

  • Zorgt een randweg voor het realiseren van deze doelstellingen en met welk tracé worden die doelstellingen het meest verwezenlijkt?

De keuze voor het meest geschikte tracé wordt in het rapport mede beoordeeld aan de hand van de omgevingseffecten (bijvoorbeeld geluid, luchtkwaliteit, natuur, bodem, ruimtegebruik, enzovoorts), het maatschappelijk draagvlak en de kosten voor realisatie.

In het rapport wordt geadviseerd om te kiezen voor de variant 'Heersdijk boven'. Bij deze variant is het totale verkeerseffect het grootst en komt het meest tegemoet aan de hierboven geformuleerde doelstellingen. Uit de beoordeling van de varianten aan de omgevingseffecten (zoals geluid, fijnstof, bodem, etc.) is gebleken dat er onderling weinig verschillen zijn.

Tevens is in het rapport het effect beoordeeld van een volledige randweg. Dat wil zeggen een nieuwe weg tussen de Kempenweg, Eindhovensedijk en Bestseweg. In het rapport wordt hierover geconcludeerd dat een volledige randweg slechts een beperkt oplossend vermogen heeft voor de doorstroming op de Bestseweg en Kempenweg. Daarnaast worden de kosten voor realisatie hiermee fors hoger geraamd. De gemeenteraad heeft daarom expliciet besloten om niet te kiezen voor een volledige randweg, maar te kiezen voor alleen een nieuwe verbindingsweg tussen de Kempenweg en Eindhovensedijk volgens variant 'Heersdijk boven'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPBGVERBINDINGSWEG-VAST_0006.png"

Figuur 2.5: Voorkeursvariant tracé 'Heersdijk boven' uit rapport 'Verkenning randweg Oirschot'

Bijstelling verkeersmodel

De Raad van State heeft bepaald dat cijfers van verkeersonderzoek een houdbaarheid hebben van 2 jaar. Indien cijfers ouder zijn, dient nieuw onderzoek uitgevoerd te worden. Het onderzoek uit 2016 heeft plaatsgevonden op basis van het toenmalig geldende verkeersmodel SRE 3.0. Inmiddels is dit verkeersmodel vervangen door verkeersmodel Zuidoost-Brabant. In dat kader heeft een bijstelling van het hiervoor beschreven rapport uit 2016 plaatsgevonden. Door Goudappel is in februari 2021 een actuele berekening gemaakt van de effectiviteit van de verschillende varianten tracés, de resultaten zijn gepresenteerd in het rapport 'Projectmodel gemeente Oirschot - Bijstelling verkeersmodel Zuidoost-Brabant en gemaakte doorrekeningen', opgenomen als Bijlage 2 bij deze toelichting.

Ook uit de bijstelling blijkt dat met variant 'Heersdijk boven' op de Eindhovensedijk binnen de bebouwde kom nog steeds een forse afname is te zien ten opzichte van de referentiesituatie. Er mag geconcludeerd worden dat het doorgaande verkeer volledig ontmoedigd is. Het nieuwe tracédeel laat een vergelijkbare, maar iets lager toename zien als de afname op de Eindhovensedijk. Op de A58 is een kleine toename zichtbaar, dat het overige deel van de verschuiving is. Dit ligt in lijn met de afname dat het deel Eindhovensedijk buiten de bebouwde kom laat zien. Dit betreft doorgaand verkeer dat ondanks de nieuwe verbinding ontmoedigt wordt om over de Eindhovensedijk te rijden. De bijstelling van het verkeersmodel heeft daarom niet geleid tot het maken van een andere keuze. De keuze voor variant 'Heersdijk boven' is hiermee definitief.

Modelvalidatie verkeersmodel Oirschot

De verkeerseffecten uit het rapport 'Projectmodel gemeente Oirschot - Bijstelling verkeersmodel Zuidoost-Brabant en gemaakte doorrekeningen' d.d. februari 2021 zijn bepaald aan de hand van het verkeersmodel Zuidoost-Brabant (BBMA2018). Tijdens de voorbereidende fase op de verbindingsweg is het nieuwe verkeersmodel Zuidoost-Brabant (BBMA2022) geïntroduceerd. Aan de hand van dit vernieuwde verkeersmodel zouden de berekende effecten anders kunnne zijn. In het rapport 'Modelvalidatie verkeersmodel Oirschot' (Goudappel, d.d. 20 juli 2023) is onderzocht of en in hoeverre beide verkeersmodellen een vergelijkbaar beeld weergeven.

In het rapport wordt geconcludeerd dat gebruik van de BBMA2022 niet leidt tot een wezenlijk ander planeffect en daarmee andere conclusies. De uitkomsten van het gehanteerde verkeersmodel zijn daarmee valide. Rapport 'Modelvalidatie verkeersmodel Oirschot' is bijgevoegd in bijlage 3 bij de toelichting.

2.2.2 Verkeerskundig ontwerp

Gekozen variant 'Heersdijk boven' is verder uitgewerkt in een schetsontwerp (SO), voorlopig ontwerp (VO) en definitief ontwerp (DO). Het wegontwerp is mede tot stand gekomen door middel van een uitgebreid participatietraject, hierover is in paragraaf 6.1 meer beschreven.

De beschrijving van het wegontwerp is opgenomen in een tweetal ontwerpnota's. De eerste ontwerpnota beschrijft het schetsontwerp. De tweede ontwerpnota is een vervolg hierop en beschrijft het definitief ontwerp. Beide ontwerpnota's zijn opgenomen in respectievelijk bijlage 4 (schetsontwerp) en bijlage 5 (definitief ontwerp). Het definitief ontwerp is opgenomen als Bijlage 6 in deze toelichting. Navolgend is een samenvatting van de ontwerpkeuzes beschreven.

Functies en profiel van de verbindingsweg

Vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid wordt de komgrens ter hoogte van Laco verplaatst naar circa 150 meter in zuidoostelijke richting. In het gedeelte van De Kemmer bij Laco binnen de (toekomstige) bebouwde kom krijgt de verbindingsweg de functie gebiedsontsluitingsweg (GOW 50 km/h). De rijbaan krijgt hier een breedte van 6,0 meter en een dubbele ononderbroken asstreep.

Buiten de bebouwde kom krijgt de verbindingsweg de functie erftoegangsweg (ETW) buiten de bebouwde kom, met een maximum snelheid van 60 km/uur. De rijbaanbreedte bedraagt 6,0 m en de weg krijgt een onderbroken kantmarkering als 1 - 3 m streep, een en ander conform de CROW-richtlijnen 'Handboek wegontwerp 2013 - Erftoegangswegen'.


Een belangrijke wens vanuit het gebiedsdialoog is om het totale profiel zo smal mogelijk te houden. Er geldt als randvoorwaarde dat bermen minimaal een breedte van 2,5 m hebben als uitwijkmogelijkheid en voor afwatering, waarmee de profielbreedte op 11,0 m uitkomt.


De weg wordt niet toegankelijk voor fietsers. Er worden in het traject (met uitzondering van het gedeelte Kempenweg - Laco en Speelbos) geen fietsers als bestemmingsverkeer verwacht. Ten aanzien van het doorgaande en recreatieve fietsverkeer is het de bedoeling dat deze gebruikt maakt van de toekomstige groene corridor tussen Oirschot en Eindhoven.

De verbindingsweg betreft een geasfalteerde weg zonder gescheiden rijstroken. Tussen het tracé van de verbindingsweg en de A58 zal door Rijkswaterstaat te zijner tijd een geluidscherm worden opgetrokken.

Ter plaatse van het portaal dient de kabelgoot te worden afgebogen en is waterberging niet mogelijk. Op dit moment staan er twee portalen met een voet tussen A58 en de toekomstige verbindingsweg.

Daarnaast heeft in de fase van het voorlopig wegontwerp afstemming plaatsgevonden met

Rijkswaterstaat Zuid-Nederland. Conform hun opgave dient de totale afstand (gerekend vanuit de kant verharding van de A58) ten minste 9,46 meter te bedragen, conform onderstaande specificatie:

  • Vluchtruimte: 2,50 m
  • Geleiderail: 0,80 m
  • Uitbuigingsruimte geleiderail: 1,50 m
  • Geluidscherm (3,0 m hoog onder 15° achterover hellend): 0,78 m
  • Constructiedikte geluidscherm: 0,50 m
  • Ondersteuningsconstructie beplanting achterzijde geluidscherm (3,0 m hoog onder 15° achterover hellend): 0,78 m
  • Portaal 1,10 m
  • Kabelgoot (2 x 0.75) 1,50 m

Deze specificatie is exclusief de obstakelvrije zone die benodigd is voor de verbindingsweg.

Onderstaande figuur geeft het maatgevende profiel van de verbindingsweg ten opzichte van Rijksweg A58 weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPBGVERBINDINGSWEG-VAST_0007.png"

Figuur 2.5: Maatgevend profiel verbindingsweg ten opzichte van Rijksweg A58

Ten aanzien van verblinding door tegenliggers stelt de ROA 2019 dat voorzieningen (zoals verblindingsschermen) toegepast dienen te worden wanneer er geen duidelijke scheidende elementen aanwezig zijn tussen twee parallel gelegen rijbaan (ook onderliggende wegen).

Ter plaatse van het maatgevende profiel van de A58 en nieuwe verbindingsweg is de situatie als volgt:

  • De totale breedte tussen de twee autostromen in tegenovergestelde richting van de A58 en de verbindingsweg bedraagt circa 15 meter (inclusief vluchtstrook). Met deze breedte is het effect van verblinding door autoverlichting beperkt.
  • In de berm van de A58 is een vangrail als scheidend element aanwezig.

Daarnaast is Rijkswaterstaat voornemens om langs dit deel van de A58 een geluidsscherm te plaatsen. Zodra deze is geplaatst zijn de A58 en de verbindingsweg visueel geheel van elkaar gescheiden.

Aansluiting verbindingsweg op bestaande rotonde Kempenweg

In de schetsontwerpfase is nader onderzocht in hoeverre de bestaande enkelstrooksrotonde voldoet als aansluiting. Uit de berekeningen blijkt dat de verzadingsgraad in zowel de ochtend- als de avondspits in 2030 0,75 bedraagt. Dit betekent dat de rotonde de hoeveelheid verkeer in 2030 af kan wikkelen, ook als de verbindingsweg in gebruik is.

Aansluiting verbindingsweg op Eindhovensedijk

In het voortraject zijn enkele opties in beeld geweest voor de aansluiting van de verbindingsweg op de Eindhovensedijk. Hierbij vormt omvorming van de Eindhovensedijk tot groene corridor een belangrijke factor. Zoals geconcludeerd door MTD Landschapsarchitecten (zie 'Landschappelijke inpassing en wegontwerp, MTD d.d. 3 september 2018' bijgevoegd in Bijlage 7) kan voor een vlotte en veilige verkeersafwikkeling worden volstaan met een T-splitsing. Een rotonde of verkeerslichten zijn niet noodzakelijk. Deze oplossing legt de nadruk op de doorgaande route verbindingsweg - Eindhovensedijk richting Eindhoven. Het verkeer op de Eindhovensedijk vanaf Oirschot zal voorrang verlenen aan het verkeer op de verbindinsgweg. Het westelijke gedeelte van en naar Oirschot wordt in de toekomst vooral gebruikt door bestemmingsverkeer en fietsers en zal via een uitbuiging aantakken op de verbindingsweg.

Deze hoofdroute wordt voorzien van middeneilanden aan weerszijden. Als snelheidsremmende maatregel wordt de kruising als verhoogd plateau uitgevoerd. Hiermee wordt extra aandacht gevraagd voor het verkeer van rechts en de overstekende fietsers. Het plateau is geschikt voor 60 km/uur.

Het snelheidsregime op de Eindhovensedijk vanaf de verbindingsweg van en naar Eindhoven blijft 80 km/h. De Eindhovensedijk zal in de toekomst aansluiten bij het principe van de Groene Corridor en zal het snelheidsregime worden afgewaardeerd naar 60 km/h.

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPBGVERBINDINGSWEG-VAST_0008.png"

Figuur 2.6: Uitsnede uit definitief ontwerp verbindingsweg - aansluiting op Eindhovensedijk


Ontsluiting en parkeren Laco terrein en speelbos

De verkeersontsluiting voor Laco blijft ongewijzigd. De bestaande inrit, alsmede het fietspad naar Laco toe blijven gehandhaaft. Het fietspad krijgt in het schetsonwerp wel een dubbele rijrichting. Fietsers richting viaduct A58 moeten de rotonde driekwart nemen.

In de huidige situatie wordt geparkeerd op de rijbaan van De Kemmer. Dat is met de realisatie van de verbindingsweg niet meer mogelijk. Vanwege de verkeersveiligheid kan niet geparkeerd worden op- of aan de verbindingsweg. De huidige parkeerplaatsen op de rijbaan van De Kemmer zijn echter wel noodzakelijk om te kunnen voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor de functies in de omgeving. In de eerste plaats worden de parkeerplaatsen gebruikt voor de bezoekers van Laco. Laco heeft zelf parkeerplaatsen op eigen terrein aan de voorzijde van het sportcomplex en het buitenzwembad, maar op drukke momenten (vaak in de avond) is dit onvoldoende en wordt uitgeweken naar de parkeerplaatsen op de rijbaan van De Kemmer. Daarnaast worden deze parkeerplaatsen gebruikt voor hardlopers, mauntainbikers, wandelaars en bezoekers van het speelbos die hier hun auto parkeren en vervolgens het gebied in trekken. Opgemerkt dient te worden dat de parkeerplaatsen op de rijbaan van De Kemmer openbare parkeerplaatsen zijn.

Het speelbos is op dit moment ook per auto, fiets en te voet toegangelijk via De Kemmer, die doodloopt bij het speelbos. Ook hier wordt geparkeerd op de rijbaan van De Kemmer. Vanuit Buurgroep De Kemmer is in de gevoerde dialogen aangegeven dat hier veel overlast ervaren wordt door oneigenlijk gebruik van de plek. Met name in de nachtelijke uren zou er sprake zijn van criminele activiteiten.

Vanwege het meervoudig gebruik van De Kemmer voor parkeren van verschillende functies in het gebied en de wens van Buurtgroep De Kemmer om het gebied veiliger te maken is tijdens het ontwerpproces van het schetsontwerp van de verbindingsweg gezocht naar een integrale en gebiedsgerichte oplossing.

Om te kunnen blijven voorzien in voldoende parkeerplaatsen voor de functies in het gebied is eerste instantie gekozen om op het terrein (achter de poort) van Laco meer parkeergelegenheid te bieden voor haar eigen bezoekers. Hier is ruimte gevonden voor circa 30 extra parkeerplaatsen. Deze parkeerplaatsen liggen achter de poort van Laco en is daarom in principe niet openbaar toegankelijk.

Om ook te kunnen voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor de andere functies in het gebied zoals speelbos en trimparcours is gekozen om een nieuw semi-openbaar parkeerterrein aan te leggen. Op dit parkeerterrein mag door elke gebruiker van het gebied geparkeerd worden, maar zal in de nachtperiode afgesloten worden voor auto's. Het is de bedoeling dat het parkeerterrein een openingstijd krijgt van ongeveer 07.00 uur tot 22.00 uur. Laco zal toezien op het openen en sluiten van dit parkeerterrein, de openingstijd van het parkeerterrein komt overeen met de openingstijden van Laco. Het nieuwe parkeerterrein wordt landschappelijk ingepast conform het principe ‘weg volgt landschap’ uit het landschappelijk inpassingsplan (bijlage 7). Dit betekent onder andere dat de bestaande grotere bomen behouden blijven, voor zover mogelijk is. Hierover heeft afstemming plaatsgevonden met de bomenwerkgroep.

Om het speelbos, het trimparcours en mauntainbikeroute te bereiken wordt een fiets-/wandel route aangelegd vanaf inrit laco over het nieuwe parkeerterrein richting speelbos. Voor wandelaars en fietsers wordt het parkeerterrein voorzien van twee doorgangen. De eerste doorgang is aan de voorzijde bij de inrit van Laco. De twee doorgang is aan de ander zijde van het parkeerterrein, de achterkant. Door aan de achterzijde ook een doorgang te maken kunnen fietsers en wandelaars het speelbos (en tevens trimparcours en mauntainbikeroute) bereiken. De doorgang aan de achterzijde van het parkeerterrein is niet toegankelijk voor auto's.

Aan de overzijde van de verbindingsweg, in de oksel verbindingsweg en A58 is een bestaand overloop parkeerterrein gelegen. Dit parkeerterrein wordt alleen gebruikt bij warme zomerse dagen. Het buitenzwembad van Laco wordt dan druk bezocht waardoor extra parkeerbehoefte noodzakelijk is. Dit overloop parkeerterrein blijft behouden en zal enkel op die warme zomerse dagen opgesteld worden.

In totaal wordt in het gebied (eigen terrein Laco, nieuwe parkeerterrein en overloop parkeerterrein) voorzien in circa 242 parkeerplaatsen. Dit is voldoende parkeergelegenheid voor de functies in het gebied. Daarnaast wordt door deze nieuwe inrichting van de parkeersituatie en het semi-openbaar stellen van het nieuwe parkeerterrein de openbare veiligheid verbeterd. Ook de nieuwe verbindingsweg zal de openbare veiligheid verbeteren omdat er hiermee meer sociale controle komt.

Het aspect parkeren is nader toegelicht en getoetst in paragraaf 3.3.5 in combinatie met paragraaf 4.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPBGVERBINDINGSWEG-VAST_0009.png"

Figuur 2.7: Uitsnede definitief ontwerp verbindingsweg - ontsluiting en parkeren Laco en speelbos

Wielerbaan

In de Kemmer ligt de oudste wielerbaan van Nederland. De Verbindingsweg gaat deels over deze wielerbaan heen. Deze wielerbaan is opgenomen op de Erfgoedkaart van Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant (ODZOB). Aan de wielerbaan worden de waarden 'historische geografie' en 'historisch groen' toegekend. In paragraaf 4.8 wordt uitgebreid aandacht besteed aan het aspect cultuurhistorie.

Vanuit cultuurhistorisch oogpunt is het gewenst om aandacht te schenken aan deze wielerbaan. Dit kan gedaan worden door op of langs de weg een aanduiding aan te brengen die refereert aan de wielerbaan. Dit kan bijvoorbeeld door het aanbrengen van de contouren van de wielerbaan op de rijbaan. Bij de keuze van het type aanduiding is het belangrijk dat aandacht besteed wordt aan de rijtaken van de weggebruiker: de aanduiding mag niet voor afleiding of schrikreacties zorgen. Daarnaast moet voorkomen worden dat geluidsoverlast en/of gladheid kan ontstaan als iets op de rijbaan aangebracht wordt. In het voorlopig ontwerp is gekozen om op de rijbaan een markering te voorzien ter attentie van de historische wielerbaan. Eventueel kan hier nog een informatiebord of beplanting in de berm aan toegevoegd worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPBGVERBINDINGSWEG-VAST_0010.png"

Figuur 2.8: Uitsnede definitief ontwerp verbindingsweg - wegmarkering historische wielerbaan

2.2.3 Landschappelijke inpassing

Het schetsontwerp is gebaseerd op de uitgangspunten uit het landschappelijke inpassingsplan en wegontwerp van MTD Landschapsarchitecten, zie Bijlage 7 bij deze toelichting. Voor het wegontwerp is het principe ‘weg volgt landschap’ gekozen. De weg moet zich schikken in het landschap en op een zorgvuldige manier worden ingepast, rekening houdend met de in het gebied aanwezige en/of te versterken waarden. De efficiënte civieltechnisch oplossing van het wegprofiel komt daar uit voort.

De belangrijkste uitgangspunten uit het landschappelijk inpassingsplan zijn:

  1. 1. Een zo smal mogelijk wegprofiel en het tracé zo dicht mogelijk naar de A58 om het ruimtebeslag zo klein mogelijk te houden;
  2. 2. Ontwikkelen en verbeteren van de bosranden voor meer biodiversiteit en mooie overgang naar verbindingsweg;
  3. 3. Zichtbaarheid van de lanen.

In het landschappelijk inpassingsplan zijn vier toepasbare varianten opgenomen. Gekozen is om gedeeltelijk variant A 'scherm met bosrand', zie figuur 2.9 uit te werken. En voor een deel te kiezen voor variant B 'scherm met grondwal', zie figuur 2.10. De keuze voor deze varianten is mede ingegeven omdat bij de toekomstige verbreding van de A58 een geluidscherm geplaatst zal gaan worden. Wanneer de realisatie van de verbreding A58 gaat starten is nog erg onzeker. Mogelijk vindt de realisatie plaats in 2030-2035. De keuze voor de variant met grondwal komt voort uit een wens van omwonenden. In variant B wordt ook nog een scherm op de grondwal weergegeven, maar daar wordt in de verdere uitwerking vanaf gezien. Het is de wens van omwonenden om een grondwal op te trekken ten noorden van de verbindingsweg. In eerste instantie wordt alleen een grondwal opgetrokken ter hoogte van de particuliere percelen. Mogelijk wordt de grondwal nog verder doorgetrokken in westelijke richting (richting Laco) om zodoende een afscherming te creëren tussen verbindingsweg en het gehele bosgebied De Kemmer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPBGVERBINDINGSWEG-VAST_0011.png"

Figuur 2.9: variant A uit 'Landschappelijke inpassing en wegontwerp', MTD Landschapsarchitecten d.d. 3-10-2018

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPBGVERBINDINGSWEG-VAST_0012.png"

Figuur 2.10: variant B uit 'Landschappelijke inpassing en wegontwerp', MTD Landschapsarchitecten d.d. 3-10-2018

2.2.4 Natuurcompensatie

Het nieuwe wegtracé van de verbindingsweg tussen Kempenweg en Eindhovensedijk ligt voor een groot deel binnen het Natuur Netwerk Brabant (NNB). Voor het NNB geldt een beschermingsregime volgens het 'nee, tenzij-principe'. Oftewel, nieuwe ontwikkeling zijn in principe niet toegestaan tenzij deze maatschappelijk noodzakelijk (groot openbaar belang) zijn. De bescherming van het NNB is een bevoegdheid van de provincie Noord-Brabant. In de Interim omgevingsverordening van de provincie Noord-Brabant zijn de regels voor de bescherming van het NNB, alsmede de voorwaarden voor compensatie van het NNB indien deze door een ontwikkeling teniet gaat.

Met de realisatie van de nieuwe verbindingsweg zullen delen van het NNB teniet gaan. De Interim omgevingsverordening Noord-Brabant biedt ruimte om deze ontwikkeling wel mogelijk te maken, mits het teniet gaande deel van het NNB gecompenseerd wordt. Hiertoe is een natuurcompensatieplan opgesteld, zie bijlage 8 van deze toelichting. Het teniet gaande deel van het NNB wordt gecompenseerd op gronden die in eigendom zijn van de gemeente en op circa 885 meter van het nieuwe wegtracé liggen. De natuurcompensatie vindt daarom in de nabije omgeving van het nieuwe wegtracé plaats.

Het perceel waarop de natuurcompensatie plaatsvindt staat bekent als 'De Ryt'. Dit perceel ligt ten oosten van het nieuwe wegtracé en ligt tussen het Wilhelminakanaal en de A58, zie figuur 2.11. Dit percel is op dit moment in gebruik als akkerbouwgrond.

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPBGVERBINDINGSWEG-VAST_0013.png"

Figuur 2.11: Ligging perceel 'De Ryt' (op de figuur aangeduid als plangebied) waar natuurcompensatie plaatsvindt (Bron: Inrichtingsplan natuurcompensatie)

Het natuurcompensatieplan is verder uitgewerkt in het inrichtingsplan voor het perceel. Het perceel 'De Ryt' wordt ingericht met zowel inheemse loof- als naaldbomen. Door de aanwezigheid van open plekken en van water zal een gevarieerd gebied ontstaan. Rondom worden een brede rand, variërend in breedte, met struiken aangeplant. De noord-zuid lopende sloot wordt verbreed en verdiept, en krijgt een flauw talud. Aan weerszijden een strook bloemrijk grasland. Een mantelzoom aan weerszijden geeft een geleidelijke opbouw naar de bomen van het nieuwe bos. De mantelzoom, bestaande uit struweel en enkele bomen versterkt de groene bosrand. Vervolgens zorgen de naaldbomen voor stapstenen tussen oost en west van het plangebied. Het perceel wordt met inheemse en gebiedseigen beplanting aangeplant. Het volledige inrichtingsplan is bijgevoegd in bijlage 9 van deze toelichting.

Het inrichtingsplan wordt in 2 fasen uitgevoerd. Fase 1 is het gedeelte van het perceel dat ingericht wordt om tegemoet te komen aan de compensatievereisten in het kader van de ontwikkeling van de verbindingsweg. Fase 2 betreft het resterende deel van het perceel dat voor andere compensatieverplichting van derde projecten ingericht kan worden. Door hiervoor nu alvast één inrichtingsplan op te stellen ontstaat in de toekomst een samenhangende natuurinrichting. Hieronder is een uitsnede van het eindbeeld en fases weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPBGVERBINDINGSWEG-VAST_0014.png"

Figuur 2.12: Eindbeeld inrichting met natuur op perceel 'De Ryt' (bron: inrichtingsplan natuurcompensatie)

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPBGVERBINDINGSWEG-VAST_0015.png"

Figuur 2.13: Fasering natuurinrichting op perceel 'De Ryt' (bron: inrichtingsplan natuurcompensatie)

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Het Rijk heeft haar ruimtelijk beleid vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De leidende gedachte van het rijksbeleid is ruimte maken voor groei en beweging, waarbij het Rijk zich vooral concentreert op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van Rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau. In het rijksbeleid (SVIR en Barro) worden dan ook geen specifieke uitspraken gedaan met betrekking tot het voorliggende plangebied.

Toetsing

Goede leefbaarheid, bereikbaarheid en veiligheid zijn belangrijk thema's in het landelijke beleid. De realisatie van de verbindingsweg zorgt ervoor dat sluipverkeer wordt beperkt, daarmee leidt de ontwikkeling tot een verbetering van de leefbaarheid voor de inwoners van Oirschot. De ontwikkeling zorgt er tevens voor dat onveilige verkeerssitutaties en verkeersdruk verholpen worden en draagt daarmee bij aan een goede bereikbaarheid en veiligheid.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Noord-Brabant

In de Omgevingsvisie Noord-Brabant is het provinciaal beleid ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkelingen in de provincie Noord-Brabant op hoofdlijnen uiteengezet voor de periode tot 2050. Naast een beeld van het Noord-Brabant van nu is een beeld geschetst van het welvarend, verbonden, klimaatproof en vernieuwend Noord-Brabant van 2050. Hieruit zijn vier hoofdopgaven te onderscheiden die nauw met elkaar samenhangen:

  • Werken aan de Brabantse energietransitie
  • Werken aan een klimaatproof Brabant
  • Werken aan de slimme netwerkstad
  • Werken aan een concurrerende, duurzame economie


Samen met andere partijen zoals gemeenten en bedrijven wil de provincie uitvoering geven aan projecten die passen binnen deze opgaven. Van belang is dat het in de toekomst ook goed wonen, werken en verblijven blijft. Werken aan een goede omgevingskwaliteit zowel in de bebouwde als in de onbebouwde omgeving is het uitgangspunt.

Toetsing
De ontwikkeling van de nieuwe verbindingsweg past binnen het provinciaal beleid dat inzet op een slimme netwerkstad. De nieuwe verbindingsweg draagt bij aan het voorkomen van verkeeroverlast en onveilige situaties. De ontwikkeling draagt tevens bij aan een betere leefbaarheid voor de inwoners van Oirschot en een betere bereikbaarheid van de kern Oirschot doordat het sluipverkeer in de wijken zoveel mogelijk wordt voorkomen.

3.2.2 Interim omgevingsverordening Noord-Brabant

Vanwege de Omgevingswet die aanstaande is moet de provincie haar regelsysteem aanpassen. Straks heeft de provincie nog maar één verordening waarin alle regels zijn opgenomen over de fysieke leefomgeving. De Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (Iov N-B) is een eerste stap op weg naar de definitieve omgevingsverordening. Hierin worden de bestaande verordeningen over de fysieke leefomgeving samengevoegd tot één Interim omgevingsverordening, waaronder de huidige Verordening ruimte.

De Iov N-B is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat er geen nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd, behalve als deze voortvloeien uit vastgesteld beleid, zoals de omgevingsvisie. In beginsel zijn de huidige regels met het huidige beschermingsniveau gehandhaafd.

In hoofdstuk 3 van Iov N-B zijn de instructieregels opgenomen die gemeenten moeten toepassen in hun bestemmingsplannen. Vooruitlopend op de Omgevingswet richten de instructieregels zich op een evenwichtige toedeling van functies (in plaats van het bestemmen van ontwikkelingen). Dit betekent dat de regels ook vanuit functies (van gebieden) zijn opgebouwd. Daarnaast richten de regels zich op een goede omgevingskwaliteit, inclusief een veilige en gezonde leefomgeving (in plaats van een goede ruimtelijke kwaliteit). Tevens zijn een aantal algemene basisprincipes opgenomen.

Het beoogde wegtracé ligt binnen het 'Landelijk gebied' en 'Natuurnetwerk Brabant', zie figuur 3.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPBGVERBINDINGSWEG-VAST_0016.png"

Figuur 3.1: Uitsnede basiskaart Iov N-B, verbindingsweg globaal aangeduid met rode pijl

Uit de Iov N-B zijn de regels uit de volgende artikelen van toepassing:

  • Basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies (paragraaf 3.1.2 Iov N-B);
  • Natuur Netwerk Brabant (paragraaf 3.2.3 Iov N-B);
  • Verkeersdoeleinden (artikel 3.46 Iov N-B).

Hierna wordt de realisatie van de nieuwe verbindingsweg getoetst aan de relevante regels uit de Iov N-B.

Basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies (paragraaf 3.1.2 Iov N-B)

Artikel 3.5 Zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit

Regels:

Lid 1

Een bestemmingsplan geeft bij de evenwichtige toedeling van functies zoals opgenomen in hoofdstuk 3 Instructieregels aan gemeenten invulling aan een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving.

Lid 2

Voor een goede omgevingskwaliteit en een veilige, gezonde leefomgeving wordt rekening gehouden met:

  1. a. zorgvuldig ruimtegebruik;
  2. b. de waarden in een gebied met toepassing van de lagenbenadering;
  3. c. meerwaardecreatie.

Toetsing:

Voorliggend plan heeft als doel de beoogde verbindingsweg planologisch mogelijk te maken. De verbindingsweg is nodig om verkeersdruk in het zuidelijk deel van de kern Oirschot te verminderen, de verkeersafwikkeling en veiligheid te verbeteren en sluipverkeer door de kern tegen te gaan. Het doel is de leefbaarheid in het zuidelijk deel van Oirschot te verbeteren en de ontwikkeling van De Groene Corridor. Het plan geeft daarmee invulling aan een veilige, gezonde leefomgeving met een goede omgevingskwaliteit. Verderop in deze paragraaf worden de aspecten zorgvuldig ruimtegebruik, de lagenbenadering en meerwaardecreatie beschreven.

Artikel 3.6 Zorgvuldig ruimtegebruik

Regels:

Lid 1

Zorgvuldig ruimtegebruik houdt in dat:

  1. a. de toedeling van functies in beginsel plaatsvindt binnen bestaand ruimtebeslag voor bebouwing, behalve in de gevallen dat:
    1. 1. nieuwvestiging mogelijk is op grond van de bepalingen in dit hoofdstuk;
    2. 2. er feitelijk of vanuit kwalitatieve overwegingen onvoldoende ruimte is en uitbreiding, al dan niet gelijktijdig met de vestiging van een functie, op grond van de bepalingen in dit hoofdstuk is toegestaan;
  2. b. bij stedelijke ontwikkeling toepassing is gegeven aan artikel 3.1.6, tweede lid, Besluit ruimtelijke ordening (ladder voor duurzame verstedelijking);
  3. c. gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere permanente voorzieningen worden geconcentreerd binnen een bouwperceel.

Lid 2

Onder bestaand ruimtebeslag voor bebouwing wordt verstaan het werkingsgebied Stedelijk Gebied of een bestaand bouwperceel.

Toetsing:

  1. a. De ontwikkeling van de beoogde verbindingsweg vindt plaats buiten het bestaand ruimtebeslag. In artikel 3.46 Verkeersdoeleinden van Iov N-B is bepaald dat de aanleg van een gemeentelijke weg, inclusief de bouw van daartoe behorende kunstwerken, buiten het bestaande ruimtebeslag mag plaatsvinden.
  2. b. De aanleg van een nieuwe weg wordt niet gezien als een stedelijk ontwikkeling in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking;
  3. c. Het uitgangspunt in het schetsontwerp van de verbindingsweg is om deze zo compact mogelijk te maken met zo min mogelijk ruimtebeslag. Er wordt daarmee voldaan aan het principe voor zuinig ruimtegebruik.

Artikel 3.7 Toepassing van de lagenbenadering

Regels:

Lid 1

Het toepassen van de lagenbenadering maakt inzichtelijk welke effecten een ontwikkeling heeft op de lagen afzonderlijk, de lagen in onderlinge wisselwerking met elkaar en het actief benutten van de factor tijd.

Lid 2

De lagenbenadering omvat de effecten op:

  1. a. de ondergrond, zoals de bodem, het grondwater en archeologische waarden;
  2. b. de netwerklaag, zoals infrastructuur, natuurnetwerk, energienetwerk, waterwegen waaronder een goede, multimodale afwikkeling van het personen- en goederenvervoer;
  3. c. de bovenste laag, zoals cultuurhistorische- en landschappelijke waarden, de omvang van de functie en de bebouwing, de effecten op bestaande en toekomstige functies, de effecten op volksgezondheid, veiligheid en milieu.

Lid 3

Bij het actief benutten van de factor tijd wordt rekening gehouden met de herkomstwaarde van de lagen, het verleden, de (on)omkeerbaarheid van optredende effecten op de lagen vanwege de ontwikkeling en de toekomstwaarde van de ontwikkeling vanuit duurzaamheid en toekomstbestendigheid.

Toetsing:

De toepassing van de lagenbenadering is een hulpmiddel om de effecten van een ontwikkeling in beeld te brengen. Het is van belang om te weten hoe de omgeving in elkaar steekt en te kijken naar alle lagen: de ondergrond, de netwerklaag, de bovenlaag en de tijdsdimensie. Tussen deze lagen bestaat een wisselwerking. Het wil niet zeggen dat er geen effecten mogelijk zijn. Bij afwegingen gaat het behoud van de levenskwaliteit in het hier en nu in economisch, sociaal en ecologische opzicht niet ten koste van de levenskwaliteit elders en later.

De ondergrond:

Voor de ondergrond zijn ten aanzien van de ontwikkeling van de verbindingsweg de volgende aspecten van belang: de bodemkwaliteit, de (grond)waterhuishouding en archeologische waarden. Deze aspecten zijn beschreven in respectievelijk paragraaf 4.4, 4.5 en 4.7 van deze toelichting. Uit deze paragrafen kan geconcludeerd worden dat de beoogde ontwikkeling geen negatieve gevolgen heeft op deze aspecten. Niet in het hier en nu, en ook niet elders en later.

De netwerklaag:

Voor de netwerklaag zijn ten aanzien van de ontwikkeling van de verbindingsweg de volgende aspecten van belang: mobiliteit en het Natuurnetwerk Brabant (NNB). Deze aspecten zijn beschreven in respectievelijk paragraaf 4.1 en 4.6 van deze toelichting. Uit deze paragrafen kan geconcludeerd worden dat de beoogde ontwikkeling geen negatieve gevolgen heeft op deze aspecten. Niet in het hier en nu, en ook niet elders en later.

De bovenste laag:

Voor de bovenste laag zijn ten aanzien van de ontwikkeling van de verbindingsweg de cultuurhistorische- en landschapswaarden van belang. De cultuurhistorische waarden zijn beschreven in paragraaf 4.7 van deze toelichting. De landschappelijke waarden zijn beschreven in het rapport landschappelijk inpassingsplan en wegontwerp van MTD Landschapsarchitecten (Bijlage 7). De cultuurhistorische- en landschapswaarden van het gebied zijn betrokken in het schetsontwerp van de verbindingsweg (zie paragraaf 2.2.3). Daarnaast heeft de ontwikkeling van de verbindingsweg een positief effect op de leefbaarheid van het zuidelijk deel van de kern Oirschot omdat hiermee de verkeersdruk wordt verminderd, de verkeersafwikkeling en veiligheid verbeteren en sluipverkeer door de kern wordt tegen te gaan. De beoogde ontwikkeling heeft daarmee een positieve bijdrage op volksgezondheid en veiligheid. In het hier en nu, en ook elders en later.

Factor tijd:

De aanleg van de nieuwe verbindingsweg wordt in samenhang met de verbetering van het NNB gerealiseerd. Met de ontwikkeling van de nieuwe verbindingsweg is een herbegrenzing van het NNB nodig. Hiermee wordt bestaande natuurwaarde verwijderd en elders gecompenseerd. De compensatie vindt plaats conform de regels voor de bescherming van het NNB uit de omgevingsverordening Noord-Brabant (ontwerp). Hiermee wordt per saldo de natuurkwaliteit verbeterd.

De nieuwe verbindingsweg heeft, zoals eerder al beschreven, een positief effect op de leefbaarheid in het zuidelijk deel van de kern Oirschot. De aanleg van de verbindingsweg is onomkeerbaar, maar noodzakelijk voor de toekomstbestendigheid van het gebied.

Artikel 3.8 Meerwaardecreatie

Regels:

Lid 1

Meerwaardecreatie omvat een evenwichtige benadering van de economische, ecologische en sociale aspecten die in een gebied en bij een ontwikkeling zijn betrokken, waaronder:

  1. a. de mogelijkheid om opgaven en ontwikkelingen te combineren zodat meerwaarde ontstaat;
  2. b. de bijdrage van een ontwikkeling aan andere opgaven en belangen dan die rechtstreeks met de ontwikkeling gemoeid zijn.

Lid 2

De fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit, bedoeld in Artikel 3.9 Kwaliteitsverbetering landschap kan deel uitmaken van de meerwaardecreatie.

Toetsing:
Met de ontwikkeling van de nieuwe verbindingsweg wordt aan een aantal doelen bijgedragen, namelijk:

  1. 1. Het verminderen van de verkeersdruk en daarmee het verbeteren van de verkeersafwikkeling op de Bestseweg en de rotondes in het bijzonder;
  2. 2. Het verbeteren van de kwaliteit van de verkeersafwikkeling en veiligheid op de Kempenweg en op- en afrit Koolmond/Prinses Irene Brigadebrug;
  3. 3. (Doorgaand) verkeer door De Kemmer (Eindhovensedijk) en Moorland / Slingerbos wegnemen in het kader van verkeersveiligheid, leefbaarheid en ontwikkeling van De Groene Corridor.

Daarnaast wordt met de realisatie van de verbindingsweg ook de bestaande bushaltes aan de Kempenweg verplaatst naar een buslus achter het pompstation aan de Kempenweg. Hiermee wordt de veiligheid voor met name scholieren van het Kempenhorst college aanzienlijk verbeterd. Voor de realisatie van de verbindingsweg is natuurcompensatie nodig. De natuurcompensatie vindt in samenhang plaatst met de realisatie van de verbindingsweg. De compensatie vindt plaats conform de regels voor de bescherming van het NNB uit de Iov N-B.

Tevens heeft in de verkenning voor de haalbaarheid van de verbindingsweg een belangenafweging plaatsgevonden tussen verschillende varianten. De economische, ecologische en sociale aspecten waren onder andere onderdeel van de afweging. De tracévariant 'Heersdijk boven' kwam daarin als voorkeursvariant naar voren. In paragraaf 2.2.1 van deze toelichting en het rapport 'Verkenning randweg Oirschot', Sweco d.d. 17 mei 2017 (Bijlage 1) is de afweging beschreven. Daarnaast heeft er in het voortraject en met de uitwerking van variant 'Heersdijk boven' een uitgebreid dialoog met de omgeving en belanghebbenden plaatsgevonden. Hieruit is te concluderen dat er sprake is van een evenwichtige benadering van de economische, ecologische en sociale aspecten ten aanzien van de ontwikkeling van de verbindingsweg. Er is sprake van meerwaardecreatie.

Artikel 3.9 Kwaliteitsverbetering landschap

Regels:

Lid 1

Een bestemmingsplan dat de ontwikkeling van activiteiten mogelijk maakt in Landelijk gebied bepaalt dat die ontwikkeling gepaard gaat met een fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit van het gebied of de omgeving.

Lid 2

Het bestemmingsplan motiveert dat de verbetering past binnen de gewenste ontwikkeling van het gebied én op welke wijze de uitvoering is geborgd door dat:

  1. a. financiële, juridische en feitelijke vastlegging in het plan; of
  2. b. nakoming van de afspraken uit het regionaal overleg, bedoeld in Afdeling 5.4 Regionaal samenwerken.

Lid 3

Een verbetering van de landschappelijke kwaliteit kan mede de volgende aspecten omvatten:

  1. a. de op grond van deze verordening verplichte landschappelijke inpassing;
  2. b. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
  3. c. het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
  4. d. het wegnemen van verharding;
  5. e. het slopen van bebouwing;
  6. f. de realisering van het Natuur Netwerk Brabant of een ecologische verbindingszone;
  7. g. het aanleggen van extensieve recreatieve mogelijkheden.

Lid 4

Ingeval toepassing wordt gegeven aan het tweede lid onder b wordt een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds verzekerd en wordt over de besteding van dat fonds periodiek verslag gedaan in het regionaal overleg, bedoeld in Afdeling 5.4 Regionaal samenwerken.

Toetsing:

Over de invulling van de kwaliteitsverbetering van het landschap zijn in het regionaal ruimtelijk overleg tussen gemeenten en provincie afspraken gemaakt. Binnen de gemeente Oirschot is het afsprakenkader van de regio de Kempen van toepassing, vastgelegd in afstemmingsnotitie ‘Landschapsinvesteringsregeling De Kempen’ (LIR) d.d. 24 augustus 2012. Ruimtelijke ontwikkelingen worden hierin verdeeld in 3 categorieën, om afhankelijk van de impact te bepalen hoe invulling moet worden gegeven aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

In de LIR zijn tevens initiatieven beschreven die in de 'buitencategorie' vallen. Niet elke ontwikkeling is namelijk bij voorbaat te vangen in één van de categorieën. Initiatieven kunnen daarvoor te complex zijn en/of hebben door bijzondere omstandigheden minder financieel draagvlak dan in de in categorie 3 gehanteerde normen of dragen op geheel andere wijze bij aan de kwaliteit van het landschap. In het LIR is daarom de vrijheid gehouden maatwerk te leveren. In elk geval zijn het initiatieven die vallen onder de planmatige stedelijke ontwikkelingen en infrastructuur. Voor deze initiatieven dient een passende invulling gegeven te worden aan de LIR.

De realisatie van de nieuwe verbindingsweg betreft een infrastructureel initiatief en valt daardoor onder de 'buitencategorie'. Maatwerk is daarom van toepassing. De realisatie van de verbindingsweg gaat gepaard met het landschappelijk inpassen van het nieuwe wegtracé. Door MTD Landschapsarchitecten is hiertoe een landschappelijk inpassingsplan opgesteld (zie bijlage 7). Tevens is ten behoeve van de realisatie van de verbindingsweg natuurcompensatie nodig ingevolge artikel 3.15 Iov N-B Bescherming Natuur Netwerk Brabant (zie hierna). Vanwege deze compensatieverplichting wordt er geïnvesteerd in nieuwe natuur en de kwaliteitsverbetering van het landschap. Hiertoe is een natuurcompensatieplan (bijlage 8) en een inrichtingsplan (bijlage 9) opgesteld. Er wordt daarbij een groter areaal nieuwe natuur gerealiseerd dan er verloren gaat. Er is daarmee dus al sprake van een investering in de kwaliteitsverbetering van het landschap.

Het LIR heeft als uitgangspunt dat bij de creatie van financiële meerwaarde door een bestemmingswijziging een gedeelte van de financiële meerwaarde wordt geïnvesteerd in de kwaliteitsverbetering van het landschap. Bij de aanleg van een nieuwe weg is er nauwelijks financiële meerwaarde, in die zin dat er geen direct financieel gewin is voor een bedrijf of particulier. Met de landschappelijke inpassing van het nieuwe wegtracé en de compensatieverplichting voor natuur wordt in voldoende mate voldaan aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

Natuur Netwerk Brabant (paragraaf 3.2.3 Iov N-B)

Het Natuur Netwerk Brabant (NNB) is onderdeel van en hangt samen met het Natuur Netwerk in de andere delen van Nederland en Europa, bekend als Natura 2000. Het Natuur Netwerk Brabant beslaat onder andere bestaande natuur- en bosgebieden, gerealiseerde nieuwe natuur, nog te realiseren nieuwe natuur en ecologische verbindingszones. Het Rijk heeft bepaald dat de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNB in stand gehouden en te beschermd moeten worden. De aanleg van een weg is niet rechtstreeks toegestaan binnen het NNB. De realisatie van de verbindingsweg is enkel toegestaan indien toepassing gegeven wordt aan het 'Nee, tenzij-principe' (artikel 3.19 Iov N-B) en daaruit voortvloeiende verplichting natuurcompensatie.

Hiertoe is een natuurcompensatieplan en een inrichtingsplan opgesteld. In dit natuurcompensatieplan is tevens getoetst aan de relevanten artikelen uit de Iov N-B voor wat betreft de bescherming en compensatie van het NNB. Voor de toetsing van voorgenomen ontwikkeling aan de artikelen uit paragraaf 3.2.3 Iov N-B Natuur Netwerk Brabant wordt verwezen naar het natuurcompensatieplan in bijlage 8. Uit de toetsing blijkt dat de realisatie van de verbindingsweg voldoet aan de voorwaarden ter bescherming van het NNB en wordt in voldoende mate voorzien van een fysieke compensatie. De fysieke compensatie is uitgewerkt in het inrichtingsplan. Het inrichtingsplan is bijgevoegd in bijlage 9 van de toelichting.

Uit het natuurcompensatieplan (bijlage 8) blijkt dat de compensatieopgave (na toeslag) een omvang heeft van 22.484 m2. Hiervan kan 18.702 m2 binnen bestaand NNB aangelegd worden. De resterende 3.782 m2 wordt financieel gecompenseerd.

Gemeente Oirschot is met provincie overeengekomen om een deel van de aantasting van het NNB financieel te compenseren door storting van €40.505,22 (3.782 m2 x €10,71) in het provinciaal fonds. Het Groenontwikkelbedrijf (GOB) werkt in opdracht van de provincie aan een robuust en aaneengesloten natuurnetwerk in Brabant. Met de door de provincie ter beschikking gestelde gronden en gelden wordt voor realisatie van natuur gezorgd die bijdraagt aan de versterking van (de samenhang van) het natuurnetwerk, zowel kwantitatief als kwalitatief.

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant hebben op 19 september 2023 de grenscorrectie van het NNB vastgesteld. Er zal een kaartaanpassing in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant worden doorgevoerd.

Wijziging grenzen van werkingsgebieden (artikel 5.3 Iov N-B)

Regels:

In het kader van de ontwikkeling van de verbindingsweg en de natuurcompensatie dient de begrenzing van het werkingsgebied NNB gewijzigd te worden. Gedeputeerde Staten zijn bevoegd de in de verordening opgenomen grenzen van een werkingsgebied te wijzigen als één of meer van de volgende gevallen zich voordoet:

  1. a. de wijziging is nodig voor een doelmatige uitvoering;
  2. b. de wijziging draagt bij aan het doel waarvoor het werkingsgebied is opgenomen;
  3. c. de wijziging past binnen de uitgangspunten en basisprincipes van deze verordening;
  4. d. er is sprake van kennelijke onjuistheden in de begrenzing;
  5. e. de begrenzing van een gebied is niet langer in overeenstemming met een bestemmingsplan dat overeenkomstig artikel 3.8, derde lid, Wet ruimtelijke ordening is vastgesteld.

In aanvulling op bovengenoemde geldt voor een wijziging van de grenzen van het NNB dat:

  1. a. een wijziging van de grens van Natura 2000 niet is toegestaan;
  2. b. de wijziging tot doel heeft de ecologische samenhang van het NNB te verbeteren;
  3. c. de kwalitatieve en kwantitatieve ambities van het NNB worden behouden of versterkt.

Toetsing:

De wijziging van de grenzen van het NNB is nodig om de beoogde verbindingsweg te realiseren. Met de aanleg van deze nieuwe weg is een groot openbaar belang gemoeid. De weg is namelijk onderdeel van de oplossing voor de gevaarlijke verkeerssituatie in het zuidelijk deel van de kern Oirschot. De wijziging is derhalve nodig voor een doelmatige uitvoering. Daarnaast is hierboven aangetoond dat de beoogde ontwikkeling van de verbindingsweg past binnen de uitgangspunten en basisprincipes van de Iov N-B.

Verder is de wijziging van grens geen onderdeel van Natura 2000. In het in Bijlage 8 bijgevoegd natuurcompensatieplan is beschreven op welke wijze de ecologische samenhang, de kwalitatieve en kwantitatieve ambities van het NNB worden behouden en versterkt. In het Natuurcompensatieplan is onder andere gemotiveerd:

“Doordat er meer ruimte ontstaat waar geen invloeden van de A58 zijn (licht, geluid) verhoogt de potentie voor 'schuwere' soorten en kunnen er zich makkelijker soorten vestigen die een groter direct bereikbaar bosareaal nodig hebben. Vanwege de smalle verbindende bomenrijen tussen stukken bos ten noorden en ten zuiden van het compensatieperceel is het oppervlakte bosbiotoop dat direct naast de akker ligt relatief groot. De invloed van het akkerland in de huidige situatie is daardoor groter. Gezien er geen sprake is van een natuurlijk overgang tussen bos en akker (mantelzoom vegetatie) is deze randzone van weinig ecologische waarde. Typische ecologische waarden van een bos worden verminderd vanwege de invloeden van bijvoorbeeld licht en verstoring (gebruik akker). Door in de nieuwe situatie specifiek te richten op een geleidelijke gradiënt van akker naar bos ontstaat er (extra) leefgebied voor verschillende soorten (vleermuizen, vogels, kleine zoogdieren, vlinders en amfibieën).”

Er wordt hiermee voldaan aan de regels uit artikel 5.3 van de Iov N-B. Bij Gedeputeerde Staten is het verzoek tot wijziging van de grenzen van werkingsgebied NNB ingediend.

Verkeersdoeleinden (artikel 3.46 Iov N-B)

Regels:

Lid 1

Een bestemmingsplan van toepassing op Landelijk gebied kan buiten bestaand ruimtebeslag voorzien in de aanleg of wijziging een gemeentelijke- of provinciale weg, inclusief de bouw van daartoe behorende kunstwerken.

Lid 2

Het bestemmingsplan bevat een onderbouwing:

  1. a. waarom de aanleg van de weg nodig is gelet op het verkeerskundige probleem of de ontwikkelingen die plaatsvinden;
  2. b. van de keuze van het tracé gelet op de verrichte onderzoeken;
  3. c. van de maatregelen voor de inpassing van de weg waarbij de ontwikkeling in samenhang wordt bezien met zijn omgeving om een grotere kwaliteitswinst voor meerdere ruimtelijke functies, waaronder natuur en landschap, te bereiken;
  4. d. van de noodzaak voor een aan de weg gerelateerde voorziening.

Lid 3

Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de bouw of aanleg van een parkeervoorziening.

Toetsing:

Het plangebied ligt vrijwel volledig in het landelijk gebied. De ontwikkeling van de verbindingsweg betreft een uitbreiding van het bestaand ruimtebeslag. Artikel 3.46 van de Iov N-B maakt de aanleg van de verbindingsweg mogelijk. Daarnaast wordt een nieuw parkeerterrein gerealiseerd ter compensatie van het wegnemen van de bestaande openbare parkeerplaatsen op de rijbaan van De Kemmer.

De noodzaak van de aanleg van de verbindingsweg, de keuze van het tracé en de maatregelen voor inpassing van de weg zijn in hoofdstuk 1 en 2 van deze toelichting en in het natuurcompensatieplan (bijlage 8 van de toelichting) uitgebreid gemotiveerd. Het aspect parkeren is nader beschreven in paragraaf 4.2 van de toelichting.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Oirschot

Op 26 september 2017 is door de gemeenteraad de omgevingsvisie vastgesteld. In de omgevingsvisie is het beleid voor de toekomst van de gemeente Oirschot vastgelegd in acht thema's en vijf gebieden. De thema’s en gebieden en de wijze waarop Oirschot hieraan sturing wil geven, zeggen niet alleen iets over inhoud en rolverdeling, maar ook veel over de identiteit van Oirschot. De visie bestaat uit de ambities die per thema zijn weergegeven en specifiek voor enkele gebieden zijn uitgewerkt.

De identiteit

Het begrip identiteit kent altijd twee kanten: enerzijds heeft identiteit met eigenheid te maken, onderscheidende kenmerken en eigenschappen die uniek zijn voor een persoon of in dit geval de gemeente Oirschot. Anderzijds is identiteit een relatief begrip en verhoudt identiteit zich tot de omgeving.

Het eigene aan Oirschot

Oirschot is een plattelandsgemeente met vele kwaliteiten en gezichten. Het monumentale karakter van de historische bebouwing en de rijkdom van het landschap zijn daarbij algemeen erkend. Op het platteland is de ontstaansgeschiedenis nog af te lezen uit het landschap, met beekdalen en ontginningsgronden in gebruik voor landbouw en recreatie en afgewisseld met natuur. Logisch dat het buitengebied in trek is bij recreanten en toeristen. Dit geldt zeker ook voor het historische centrum van

Oirschot, dat een echt onderscheidende kwaliteit heeft.

Oirschot in de regio

Oirschot vertoont niet alleen sterke ruimtelijke en landschappelijke samenhang met de omliggende gemeenten, ook op sociaal, cultureel en economisch vlak geldt dat. Dit vertaalt zich in bestuurlijke samenwerking in de regio de Kempen. Ook sluit Oirschot aan bij het Groene woud, waar de relatie sterk gericht is op erfgoed, natuur en recreatie. Oirschot maakt ook deel uit van de Brainport Regio Eindhoven. In plaats van op overeenkomsten is de samenwerking hier gebaseerd op de onderlinge complementariteit. Aan de ene kant biedt de stad werkgelegenheid, een uitstekend voorzieningenpakket (zoals onderwijs, medische voorzieningen, cultuur, ontspanning, detailhandel) en een knooppunt van vervoersmogelijkheden binnen en buiten de regio (zoals internationale spoor- en luchtvaart verbindingen). Aan de andere kant biedt Oirschot de stad en de regio een unieke, monumentale en groene omgeving waar de stedeling en de expat kunnen recreëren en ontspannen, maar ook waar de stedeling die op zoek is naar een sub urbaan woonmilieu een goede, gezonde en veilige woonomgeving treft.

Als één van de eenentwintig gemeenten werkt Oirschot mee om de Brainportregio verder ontwikkelen tot een economische topregio met internationale allure en regionale eigenheid. Op die manier zorgen we voor een aantrekkelijke en toekomstbestendige leefomgeving voor onze inwoners en dragen we bij aan het vestigingsklimaat voor bedrijven en kennisinstituten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPBGVERBINDINGSWEG-VAST_0017.png"

Figuur 3.2: Visiekaart omgevingsvisie Oirschot

Algemene uitgangspunten

Draagkracht van het Oirschots landschap

Nieuwe ontwikkelingen mogen niet ten koste gaan van behoud en herstel van de natuur-, landschappelijke- en cultuurhistorische kwaliteiten. Dat wil niet zeggen dat ontwikkeling op slot kunnen komen te staan, maar er wordt aangestuurd om per saldo de kwaliteiten te versterken. Dat betekent ook dat compensatie moet plaatsvinden, en dus extra geïnvesteerd moet worden, als door ontwikkelingen schade optreedt aan die kwaliteiten. Per saldo moet sprake zijn van winst.

Met de realisatie van de verbindingsweg worden natuur- en landschappelijke kwaliteit aangetast. Het tracé ligt binnen het Natuur Netwerk Brabant. Middels compensatie van de teniet gaande natuur- en landschappelijke kwaliteiten is de beoogde verbindingsweg te realiseren. Daarmee wordt ook voldaan aan het algemene uitgangspunt dat compensatie moet plaatsvinden als de kwaliteiten worden aantast.

Duurzame veilige en gezonde ontwikkeling

De veiligheid en gezondheid van de mens staat centraal. Oirschot wil in ieder geval geen ontwikkelingen die een negatief effect teweeg brengen op duurzaamheid. Duurzaamheid wordt als een breed begrip gehanteerd. Denk aan duurzaamheid op het gebied van energie, klimaat, natuur, milieu, water, veiligheid, gezondheid, erfgoed, sociale duurzaamheid en werkgelegenheid. Denk aan zuinig ruimtegebruik, waarbij transformatie en hergebruik de voorkeur genieten boven nieuwbouw en uitbreiding, met name voor vastgoed van commerciële en maatschappelijke functies. Ook streven we naar economische duurzaamheid. Wij willen dat ontwikkelingen ook op langere termijn bijdragen aan

onze welvaart.

In de eerste plaats draagt de beoogde ontwikkeling van de verbindingsweg bij aan een veilige en gezonde omgeving. De leefbaarheid in het zuidelijk deel van Oirschot wordt verbeterd door een vermindering van de verkeerdruk en het tegengaan van sluipverkeer. Daarnaast is in het schetsontwerp van de weg rekening gehouden met het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. In het schetsontwerp is het profiel zo smal mogelijk gehouden waardoor er een zo klein mogelijk ruimte gebruik ontstaat.

Maatschappelijk draagvlak

Het is belangrijk dat initiatieven breed in de samenleving worden gedragen. Er zijn daarom spelregels ontwikkeld om daar inhoud aan te geven. De spelregels zorgen er voor dat het creëren van draagvlak onderdeel is van het planproces en dat de initiatiefnemer hier in belangrijke mate voor verantwoordelijk is.

In een vroeg stadium van het planproces zijn omwonenden en belanghebbenen betrokken. Ook tijdens het tot stand komen van het schetsontwerp zijn omwonenden en belanghebben betrokken. In het participatieverslag (Bijlage 28) is de wijze van participatie en de uitkomsten daarvan beschreven.

Samenleving aan zet

De vanzelfsprekendheid dat de overheid altijd sturend optreedt in de fysieke leefomgeving is voorbij. Met de vaststelling van de omgevingsvisie is een nieuw sturingsfilosofie geïntroduceerd gebaseerd op het volgende:

  • Waar de samenleving initiatieven wil ontplooien, wordt ruimte gegeven, binnen de ambities van de omgevingsvisie en de spelregels die we samen hebben geformuleerd;
  • Waar de gemeente initiatief wil ontplooien, zoekt zij de samenleving op om te bezien of in co-creatie een beter resultaat kan worden geboekt;
  • Indien de samenleving dit niet oppakt, of daar waar de gemeente eigen verantwoordelijkheden heeft neemt de gemeente het voortouw;
  • In alle gevallen is het bijdragen van initiatieven aan de gestelde doelen voorwaarde.

De verbindingsweg is een initiatief van de gemeente. In een uitgebreid participatietraject is gezocht naar co-creatie om de verbindingsweg tot stand te brengen. Dit is te lezen in het participatieverslag dat is opgenomen in Bijlage 28 van deze toelichting.

Thema's

De omgevingsvisie is een beleidsdocument dat naar de toekomst kijkt waarbij de gemeente (bestuurlijk en ambtelijk) en inwoners hun input hebben geleverd en in de toekomst samen verantwoordelijk zijn voor het verwezenlijken van hun ambities.

De thema’s geven een beeld van wat voor Oirschot van belang is voor de ontwikkeling op langere termijn en sluiten aan bij de Kernboodschap: Oirschot: monumentaal, ondernemend en groen: daar voelt de MENS zich thuis. De benadering in thema’s geeft op een hoger schaalniveau de samenhang tussen verschillende gebieden weer. Per thema worden drie vragen beantwoord, die

belangrijk zijn voor de ambities die de gemeente heeft:

  1. 1. Waar hebben we mee te maken? Hier wordt de context beschreven van het betreffende thema.
  2. 2. Wat willen we bereiken? Hier worden de doelen en de ambitie weergegeven.
  3. 3. Wie doet wat? Hier gaan we in op wie aan zet is en wat er nodig is om de doelen te realiseren

Hierna worden alleen de doelen uit de relevante thema's beschreven die raakvlak hebben met de ontwikkeling van de verbindingsweg. Vervolgens wordt gemotiveerd op welke wijze de ontwikkeling daaraan bijdraagt.

Natuur, landschap & cultuurhistorie

Doelen:

  • Wij willen de kwaliteit van onze natuur, biodiversiteit, het landschap, de cultuurhistorie en onze monumenten beschermen, herstellen en ontwikkelen;
  • Verandering moet mogelijk zijn. Wij streven niet naar een ‘openluchtmuseum’. De verandering moet wel de kwaliteit per saldo herstellen, waarborgen of versterken, ook als daar financiële inspanningen voor nodig zijn.
  • De economische waarde en kwaliteiten van erfgoed hebben baat bij het beleefbaar maken van het erfgoed en door te inversteren in de kwaliteit van ons erfgoed. Daarvoor is een koppeling nodig met andere beleidsvelden.

Bijdrage van de ontwikkeling:

Het tracé van de beoogde verbindingsweg ligt binnen de bestaande natuur van De Kemmer. Sommige delen hiervan zijn onderdeel van het Natuur Netwerk Brabant (NNB) en kennen daarmee een gebiedsbescherming ingevolge Wet natuurbescherming. De bescherming van het NNB is een bevoegdheid van de provincie, en zij passen hiervoor het 'nee, tenzij' principe toe. De ontwikkeling van de nieuwe verbindingsweg in het NNB is alleen toegestaan indien het 'Nee, tenzij-principe' wordt toegepast. Om dit te kunnen toepassen moet sprake zijn van een 'groot openbaar belang' en alternatieven ontbreken. Voorts gelden er eisen dat de aantasting van waarden zoveel mogelijk wordt voorkomen en gecompenseerd.

Het NNB dat met de aanleg van de nieuwe verbindingsweg verdwijnt wordt conform de voorwaarden uit de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant elders in het gebied gecompenseerd. Er is hierdoor geen sprake van verslechtering van de natuur- en landschapswaarde van het gebied. Hiervoor is een natuurcompensatieplan opgesteld, zie bijlage 8.

Recreatie

Doelen:

  • De recreatief-toeristische potentie van zowel buitengebied als de kernen optimaal benutten door enerzijds in te zetten op sterke waarden als landschap, natuur en cultuurhistorie, gastvrijheid en beleving, anderzijds op het stimuleren van kwalitatief hoogwaardige recreatiebedrijven. Daarnaast is inzet op Brainport Regio Eindhoven speerpunt;
  • De aantrekkingskracht van het centrum van Oirschot beter benutten binnen de regio (met name Brainport) door gerichte publiciteit en meer onderscheidend vermogen te creëren;

Bijdrage van de ontwikkeling:

De verbindingsweg zorgt voor een autoluwe Eindhovensedijk tussen centrum Oirschot en het viaduct over de A58. Daarmee wordt bijgedragen aan de uitgangspunten van de Groene Corridor (lees tevens artikel 3.3.3). De verdere ontwikkeling van de Groene Corridor draagt vervolgens bij aan een versterking van de recreatieve verbindingen tussen Oirschot, de Oirschotse Heide en Eindhoven. Daarnaast zorgt een autoluwe Eindhovensedijk voor nieuwe kleine recreatieve initiatieven in de omgeving.

Veilige en gezonde woon- en leefomgeving

Doelen:

  • Bevordering van een gezonde en veilige leefomgeving;
  • Integrale gezonde en duurzame verstedelijking;
  • Aantrekkelijkheid als woongemeente behouden en waar mogelijk te vergroten, door de kernen vitaal te houden en de dorpse structuur te bewaren;

Bijdrage van de ontwikkeling:

Met de realisatie van de verbindingsweg wordt de verkeersdruk in het zuidelijk deel van Oirschot verminderd. Daarnaast wordt de verkeersveiligheid op de Kempenweg en op- en afrit Koomond/Prinses Irene Brigadebrug verbeterd en wordt het doorgaan verkeer op de Eindhovensedijk en Moorland / Slingerbos weggenomen. Als laatste wordt in het kader van de Groene Corridor een deel van de Eindhovensedijk autoluw gemaakt. Deze aspecten dragen bij aan een veilige en gezonde woon- en leefomgeving, specifiek voor het zuidelijk deel van Oirschot.

Mobiliteit & bereikbaarheid

Doelen:

  • Bereikbaarheid en mobiliteit voor iedereen: een duurzame veilige goede bereikbaarheid van de kernen en voorzieningen, zowel via de weg als via de digitale snelweg is een randvoorwaarde voor een goed woon- en leefklimaat;
  • Betere leefbaarheid door voorkomen sluipverkeer;

Bijdrage van de ontwikkeling:

De beoogde verbindingsweg zorgt voor een verbetering van de bereikbaarheid zowel lokaal als regionaal. De aanleg van de verbindingsweg komt in meerdere beleidsdocumenten terug als gewenste maatregel om de bereikbaarheid te verbeteren zoals in 'Oirschot Blijvend Verbonden' (paragraaf 3.3.3) en 'Brainport Duurzaam Slim Verbonden' (paragraaf 3.3.6).

Daarnaast wordt met de aanleg van de verbindingsweg de leefbaarheid verbeterd doordat sluipverkeer afkomstig van de A58 door Moorland / Slingerbos wordt tegengegaan.

Conclusie

De beoogde verbindingsweg draagt naast de doelen voor bereikbaarheid en mobiliteit ook bij aan de doelen voor leefbaarheid, recreatie en natuur. Daarnaast is een uitgebreid participatietraject doorlopen, wat één van de algemene uitgangspunten is voor nieuwe initiatieven. Op basis van de omgevingsvisie Oirschot kan de realisatie van de verbindingsweg doorgang vinden.

3.3.2 Bestemmingsplan De Kemmer

Het tracé van de verbindingsweg is gelegen binnen het bestemmingsplan 'De Kemmer', vastgesteld op 25 september 2012.

Het plangebied kent de volgende bestemmingen en aanduidingen (zie figuur 3.3):

  • Enkelbestemming 'Bos'
  • Enkelbestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'
  • Functieaanduiding 'Archeologische waarden'

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPBGVERBINDINGSWEG-VAST_0018.png"

Figuur 3.3: Verbeelding bestemmingsplan 'De Kemmer'

Het vigerende bestemmingsplan is niet toereikend voor de realisering van een verbindingsweg. Onderhavig bestemmingsplan maakt de realisatie van de verbindingsweg juridisch-planologisch mogelijk.

Het betreft hier de aanleg van een nieuwe weg in het buitengebied van de gemeente Oirschot. Aangezien het bestemmingsplan voor het buitengebied van de gemeente Oirschot recenter is vastgesteld dan het bestemmingsplan 'De Kemmer' wordt in dit bestemmingsplan aangesloten bij de systematiek die is gehanteerd in het bestemmingsplan voor het buitengebied.

Het bestemmingsplan voor het buitengebied van Oirschot is vervat in de bestemmingsplannen:

  • Buitengebied fase II 2013, 2e bestuurlijke lus, vastgesteld op 16 december 2014;
  • Buitengebied, correctieve herziening, vastgesteld op 21 november 2017.

in 2020 is een geconsolideerde versie van het bestemmingsplan 'Buitengebied' gepubliceerd.

3.3.3 Oirschot Blijvend Verbonden

Oirschot, monumentaal, ondernemend en groen, daar voelt de MENS zich thuis. Met deze ambitie kijkt de gemeente vooruit. Daarom is het in de toekomst belangrijk om verbonden te blijven met onze regio. Het programma ‘Oirschot Blijvend Verbonden’ bestaat uit zes projecten. Deze projecten zorgen er samen voor dat Oirschot via alle toegangswegen bereikbaar blijft voor autoverkeer en fietsers. Het project verbindingsweg Oirschot is één van de projecten uit Oirschot Blijvend Verbonden. Daarnaast heeft dit project ook raakvlakken van de andere projecten. De zes projecten zijn:

  • De Groene Corridor;
  • Herinrichting Bestseweg & rotonde;
  • Reconstructie N395;
  • Verbindindingsweg Oirschot;
  • Verbreding A58
  • Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best.

De raakvlakken met de andere projecten worden hierna beschreven.

De Groene Corridor

De Groene Corridor is een groene verbinding tussen hartje Eindhoven, de historische markt in Oirschot en het Groene Woud. Het is op dit moment al een mooie landschappelijke verbinding tussen Eindhoven en Oirschot die in de toekomst nog mooier en aantrekkelijker wordt gemaakt. Het stedelijke Eindhoven verbonden met het monumentale Oirschot. In deze verbinding is ook de bereikbaarheid essentieel. De nieuwe wegenstructuur Eindhoven, Best en Oirschot is nodig om ook met de auto verbonden te blijven met de regio.

Om de ambitie voor de Groene Corricor nader uit te werken is in 2013 de 'Integrale Visie Groene Corridor' opgesteld. Belangrijk uitgangspunt in deze visie is het borgen van de ruimtelijke kwaliteit van de 13 kilometer lange recreatieve groene verbinding tussen Eindhoven en Oirschot. Een tweede, minstens net zo belangrijk, uitgangspunt is de dynamische ontwikkeling van het landschap. Het

vergroten van de toegankelijkheid, de ontwikkeling van functies in dit landschap zijn van groot belang en een belangrijke kans voor dit deel van Monument in het groen, Oirschot.

In het ontwerp van de Groene Corridor is een hoogwaardig recreatieve fiets- en wandelverbinding voorzien. Voorwaarde voor het ontwerp is het autoluw maken van de Eindhovense- en Oirschotsedijk. Een deel van de Oirschotsedijk in Eindhoven is in 2013 reeds afgesloten voor doorgaand verkeer. Het autoluw maken, maar bereikbaar houden, van delen van de Eindhovensedijk wordt gezien als een positieve ontwikkeling voor lokale kleine initiatieven. Het centraal stellen van de fietser en wandelaar is uitgangspunt voor de planvorming. De auto is slechts te gast binnen het profiel.

Met de ontwikkeling van de nieuwe verbindingsweg wordt het deel van de Eindhovensedijk tussen centrum Oirschot en het nieuwe kruispunt met de verbindingsweg autoluw gemaakt. De verkeersintensiteit op dit deel neemt fors af. In het rapport 'Projectmodel gemeente Oirschot - Bijstelling verkeersmodel Zuidoost-Brabant en gemaakte doorrekeningen' (Bijlage 2) wordt gesteld dat het verkeer op dit deel van Eindhovensedijk volledig ontmoedigd wordt.

Met de verbindingsweg wordt een belangrijke bijdrage geleverd voor de realisatie van de Groene Corridor, namelijk het autoluw maken van de Eindhovensedijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPBGVERBINDINGSWEG-VAST_0019.png"

Figuur 3.4: Wensbeeld van De Groene Corridor

Reconstructie N395

De provincie bereidt momenteel de herinrichting van de N395 tussen Hilvarenbeek en Oirschot voor. De werkzaamheden zijn reeds gestart en worden afgerond medio eind 2022. Vooral voor fietsers is de N395 niet veilig gebleken. Daarom wordt onder andere op het deel van N395 tussen het kruispunt met Beerschotseweg en het knooppunt met de A58 het fietspad aan één zijde van de weg verplaatst. In de huidige situatie is aan twee zijde een fietspad aanwezig met ter hoogte van de Beerschotseweg een oversteekplaats. De realisatie van een fietspad met twee richtingen aan één zijde (noordzijde) van de N395 is als uitgangspunt genomen voor het schetsontwerp van de nieuwe verbindingsweg. Er is daarom gekozen om ook het fietspad tussen het knooppunt met de A58 richting het centrum van Oirschot ook aan de noordzijde te verleggen met een twee richting fietspad. De nieuwe verbindingsweg draagt daarmee bij aan de doelstelling voor meer veiligheid voor fietsers.

Verbreding A58

Tussen Tilburg en Eindhoven heeft Rijkswaterstaat de opdracht gekregen om de A58 te verbreden van 2 naar 3 rijstroken. Met de uitwerking van het tracé in een schetsontwerp is rekening gehouden met de verbreding van de A58. Gesprekken met Rijkswaterstaat hebben hieromtrent plaatsgevonden. De A58 is aan de noordzijde reeds verbreed, maar er diende in het schetsontwerp van de verbindingsweg nog wel rekening gehouden te worden met de komst van een geluidsscherm, kolommen voor bewegwijzering en een zone voor kabels en leidingen. In het schetsontwerp van de verbindingsweg is hiermee rekening gehouden.

Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best

Dit betreft een nieuwe ontsluitingsroute die de verkeersdruk moet verminderen en zorgt voor een goede ontsluiting van de voorzieningen en bedrijvigheid (Westfields, Eindhoven Airport en Defensie) van Brainport. De nieuwe wegenstructuur Eindhoven, Best en Oirschot is onderdeel van een bredere ambitie om Oirschot blijvend verbonden te houden met de regio.

Oirschot maakt deel uit van een economisch belangrijke regio: Brainport. Een hightech regio in zuidoost-Brabant van wereldklasse met een bovengemiddelde economische groei. Ook Oirschotse bedrijven zijn lid van netwerken in Brainport of toeleverancier. Veel inwoners zijn voor hun inkomen afhankelijk van de bedrijven in de Brainport. Mede dankzij Brainport willen bedrijven zich in deze regio vestigen en willen mensen hier graag komen wonen en werken. En dankzij haar ondernemende geest én haar gunstige ligging aan de A58 en het Wilhelminakanaal tussen Eindhoven en Tilburg, neemt Oirschot een stevige positie in binnen Brainport en wordt bijgedragen aan een krachtige economie. Oirschot is zelfs dé poort naar Brainport aan de westkant.

Hiertoe is een aantal jaar terug een nieuwe weg (Erica) aangelegd ter hoogte van de ingang de legerbasis aan de Eindhovensedijk richting Best en aansluiting op de A58. Op dit moment vinden werkzaamheden plaats vanaf het kruispunt met Erica richting Eindhoven om dit deel volledig autovrij te maken.

De ontwikkeling van de verbindingsweg draagt bij aan de doelen voor de weginfrastructuur in de omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best. Met de nieuwe verbindingsweg wordt voorzien in een betere aansluiting op de A58 vanaf de oostzijde van Oirschot. Autoverkeer hoeft hierdoor niet meer door de bebouwde kom van Oirschot te rijden.

3.3.4 Oirschots Verkeers- en Vervoersplan

Het Verkeers- en Vervoerplan Oirschot betreft een gemeentelijke visie voor verkeer en vervoer en vormt een voorwaarde voor de ontwikkelingen van en binnen Oirschot. De algemene doelstelling voor het verkeers- en vervoersbeleid van Oirschot is als volgt geformuleerd:

"Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Oirschot richt zich op de realisatie van een bereikbare gemeente, zonder dat daardoor de leefbaarheid en veiligheid in het geding is. De gemeente wil daarbij het huidige karakter en de vormgeving van de verkeersstructuur zoveel mogelijk bewaren."

In het Verkeers- en Vervoersplan is vanwege de doelstelling om de gemeente bereikbaar te houden de realisatie van een verbindingsweg tussen de Eindhovensedijk en Kempenweg gewenst. Hieraan wordt in de visie nog de toevoeging gegeven 'met de mogelijkheid deze (op termijn) door te trekken tot de Bestseweg'. Deze mogelijkheid tot verlenging naar de Bestseweg is naar aanleiding van de verkenning van de haalbaarheid van de verbindingsweg door de gemeenteraad uitdrukkelijk afgeslagen.

De aanleg van een verbinding van de Kempenweg via de Eindhovensedijk naar de Bestseweg is essentieel om de huidige en toekomstige verkeersproblemen van Oirschot het hoofd te bieden. De verbindingsweg wordt in diverse studies (Beter Bereikbaar Zuid Oost Brabant en Corridor A58) genoemd als een van de wegen welke een bijdrage kan leveren in de afwikkeling van het verkeer in de regio.

Met dit bestemmingsplan wordt de in het Verkeers- en Vervoersplan Oirschot gewenste verbindingsweg tussen de Eindhovensedijk en de Kempenweg planologisch mogelijk gemaakt.

3.3.5 Nota Parkeernormen Oirschot 2019

Voor het toepassen van eenduidige parkeernormen in de gemeente Oirschot is de 'Nota Parkeernormen 2019' opgesteld. Met deze gemeentelijke parkeernormen dient de parkeerbehoefte van ruimtelijke ontwikkelingen bepaalt te worden om daarmee de autobereikbaarheid en leefbaarheid in de gemeente Oirschot te waarborgen.

De parkeernormennota dient als uitgangspunt bij het bepalen van de hoogte van de parkeernormen in bestemmingsplannen. Daarnaast dient de parkeernormennota als toetsingskader bij de aanvraag van een omgevingsvergunning. Niet-vergunningplichtige bouwplannen of functieveranderingen kunnen dus zonder toetsing aan de parkeernormen plaatsvinden.

De parkeernormen in de nota zijn gebaseerd op de landelijke parkeerkencijfers uit CROW-publicatie 317 (Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie, 8 oktober 2012). De hoogte van de parkeernorm is afhankelijk van twee factoren:

  1. 1. De stedelijkheidsgraad van het gebied waarvoor de parkeernormen gelden;
  2. 2. De ligging van het gebied.

In de CROW kencijfers wordt onderscheid gemaakt naar vijf verschillende stedelijkheidsgraden. De mate van stedelijkheid is gebaseerd op het aantal adressen per vierkante kilometer. Hoewel er tussen de kernen in de gemeente (kleine) verschillen zijn, is in de parkeernormennota uitgegaan van één stedelijkheidsgraad, te weten 'weinig stedelijk gebied', voor de totale gemeente.

Verder zijn in de parkeernormennota drie zones opgenomen waaraan de parkeernormen zijn bepaald. Dit zijn:

  • Centrumgebied kern Oirschot;
  • Bebouwde kom;
  • Buiten de bebouwde kom.

Voor het bepalen van de hoogte van de parkeernormen van de gemeente Oirschot is gekeken naar het autobezit in de gemeente Oirschot afgezet tegen het landelijk en provinciaal gemiddelde. In Oirschot is sprake van een hoger dan landelijk- en provinciaal gemiddelde personenautobezit. Dit valt ook te verklaren doordat de gemeente een relatief groot buitengebied heeft en binnen de gemeente maar beperkt openbaar vervoer aanwezig is. Gezien het hoge autobezig in de gemeente Oirschot is in de parkeernormennota de maximale CROW-waarde per parkeernorm als uitgangspunt genomen.

Indien een parkeernorm niet voorkomt in de parkeernormennota wordt aansluiting gezocht bij de CROW-kengetallen. Wanneer een parkeernorm ook niet voorkomt in de CROW-kengetallen moet de parkeerbehoefte door initiatiefnemer nader onderbouwd worden. De wijze waarop dit kan worden aangetoond wordt per situatie bekeken.

De toetsing van de beoogde onwikkeling aan de parkeernormennota vindt plaats in paragraaf 4.2. Uit de toetsing blijkt dat met de aanleg van de nieuwe verbindingsweg voldaan wordt aan de parkeernormennota van gemeente Oirschot.

3.3.6 Brainport Duurzaam Slim Verbonden

De Metropoolregio Eindhoven heeft veel ervaring met de intensieve samenwerking in de ‘triple helix’ tussen bedrijfsleven, kennis- en onderwijsinstellingen en overheid. Deze samenwerking heeft geleid tot een innovatief ondernemersklimaat. Ook op het gebied van mobiliteit wordt deze manier van samenwerken toegepast. Tijdens het proces om te komen tot de Bereikbaarheidsagenda Zuidoost Brabant zijn de stakeholders breed betrokken. In een korte tijd en op een interactieve manier hebben alle partijen actief bijgedragen aan de ontwikkeling van de Bereikbaarheidsagenda Zuidoost Brabant. Hierdoor is een compleet gedragen agenda ontstaan.

De Bereikbaarheidsagenda Zuidoost Brabant vloeit voort uit de deelopgaven in het Programma Bereikbaarheid Zuid-Nederland (2016). Deze is er onder meer op gericht om in Zuidoost-Brabant een robuuste, goed functionerende driehoek in het hoofdwegennet te creëren, bestaand uit de A2, A67, N279 en A50. De Bereikbaarheidsagenda Zuidoost-Brabant neemt dit als uitgangspunt en concentreert zich op het verbeteren van de bereikbaarheid en leefbaarheid in het ‘daily urban system’ van de regio. In de Bereikbaarheidsagenda zijn maatregelen opgenomen die de bundeling van autoverkeer in de regio combineren met deze robuuste infrastructuur, met co-modale knooppunten en met smart mobility maatregelen.

In het stedelijk netwerk ervaren gebruikers tijdens de spitsuren drukte en congestie in het woonwerk verkeer en in de bereikbaarheid van belangrijke voorzieningen. Dat veroorzaakt hinder in de bereikbaarheid én de leefbaarheid. Net als in andere stedelijke netwerken betekent dit dat oplossingen moeten worden gezocht in:

  • het verbeteren van het inzicht in het functioneren van het zogenaamde ‘daily urban system’ in de regio (data);
  • het op orde brengen van de netwerken (auto, fiets, OV) en hun knooppunten (uitwisselen, uitstappen);
  • het slim(mer) organiseren van het dagelijkse gebruik. Dat gebruik bestaat uit vele individuele dagelijkse keuzes. Deze keuzes worden beïnvloed door sociale en economische afspraken, zoals werk en openingstijden.

Matrix van maatregelen

De Bereikbaarheidsagenda ordent de maatregelen in onderlinge co-modale samenhang per belangrijke relatie. Voor elke subregionale relatie geldt dat er sprake is van een samenhangende mix van maatregelen. Er wordt ingezet op Smart mobility en co-modale fysieke maatregelen (fiets, OV, auto en knooppunten). De maatregelen worden uitgewerkt en gefaseerd uitgevoerd via een adaptief programma dat intergemeentelijk, samen met de provincie, maatschappelijke partners en marktpartijen.

De gemeenten en stakeholders hebben per relatie een co-modaal maatregelenpakket samengesteld. De maatregelenpakketten zijn uitgangspunt voor oplossingsrichtingen op basis van beschikbare kennis bij deskundigen. Nadere programmering en uitwerking van de maatregelen en van de financiering is nog nodig. Het kan zijn dat een andere oplossing ook het gewenste effect geeft en makkelijker te realiseren is. De pakketten zijn daarmee indicatief en flexibel en kunnen worden bijgesteld aan de hand van nieuwe inzichten.

In de matrix met maatregelen is voor relatie Eindhoven-Oirschot-Tilburg de aanleg van 'Randweg Oirschot (incl. Bestseweg herinrichting)' opgenomen, zie figuur 3.4. Met de beoogde verbindingsweg wordt invulling gegeven aan de matrix met maatregelen uit de Bereikbaarheidsagenda Zuidoost Brabant. Met de aanleg van de verbindingsweg wordt een bijdrage geleverd aan de verbeteren van de bereikbaarheid en leefbaarheid in het ‘daily urban system’ van de regio, en met name in Oirschot.

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPBGVERBINDINGSWEG-VAST_0020.png"

Figuur 3.5: Maatrix met maatregelen voor relatie Eindhoven-Oirschot- Tilburg

Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten

4.1 Mobiliteitstoets

De gemeent Oirschot heeft in 2016 onderzoek uit laten voeren naar de haalbaarheid van de aanleg van een nieuw tracé nabij de Eindhovensedijk, de verbingsweg. Beoogd wordt om middels het omleiden van doorgaand verkeer buiten de kom de verkeerssituatie binnen Oirschot te verbeteren. De raad van State heeft besloten dat verkeersonderzoeken maar beperkt geldig zijn. Daarom is door Goudappel Coffeng in 2021 een nieuwe berekening gemaakt. Het volledige rapport is opgenomen in Bijlage 2 bij deze toelichting. Het rapport Projectmodel gemeente Oirschot betreft een actualisatie van de eerder door Sweco gemaakte modelberekeningen ten behoeve van de ruimtelijke procedures. Hiervoor is gebruik gemaakt van het meest recente regionale verkeersmodel (BBMA) en zijn de infrastructurele wijzingen sinds 2017 verwerkt. De voor het project verbindingsweg belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de modelberekeningen van 2017 zijn: 60 km/uur in plaats van 80 km/uur op Eindhovensedijk en verbindingsweg en Eindhovensedijk - Oirschotsedijk ter hoogte van het Beatrixkanaal “geknipt” voor autoverkeer. Als gevolg van deze wijzigingen is de route via de Eindhovensedijk minder aantrekkelijk geworden en trekt de verbindingsweg wat minder verkeer dan in het oude verkeersmodel.

Vanwege de 'leeftijd' van het rapport (februari 2021) en de komst van het recentere verkeersmodel BBMA2022 is een modelvalidatie uitgevoerd in het rapport 'Modelvalidatie verkeersmodel Oirschot' (Goudappel, d.d. 20 juli 2023). In het rapport wordt geconcludeerd dat gebruik van de BBMA2022 niet leidt tot een wezenlijk ander planeffect en daarmee andere conclusies. De uitkomsten van het gehanteerde verkeersmodel zijn daarmee valide. Rapport 'Modelvalidatie verkeersmodel Oirschot' is bijgevoegd in bijlage 3 bij de toelichting.

Conclusie

Met de realisatie van de beoogde verbindingsweg is op de Eindhovensedijk binnen de bebouwde kom een forse afname te zien ten opzichte van de referentiesituatie. Er mag geconcludeerd worden dat het doorgaande verkeer volledig ontmoedigd is. Het nieuwe tracédeel laat een vergelijkbare, maar iets lager toename zien als de afname op de Eindhovensedijk. Op de A58 is een kleine toename zichtbaar, dat het overige deel van de verschuiving is. Dit ligt in lijn met de afname dat het deel Eindhovensedijk buiten de bebouwde kom laat zien. Dit betreft doorgaand verkeer dat ondanks de nieuwe verbinding ontmoedigt wordt om over de Eindhovensedijk te rijden.

4.2 Parkeren

Als gevolg van de aanleg van de verbindingsweg verdwijnen ter hoogte van Laco en het speelbos de parkeerplaatsen op de rijbaan van De Kemmer (lees paragraaf 2.2.2). Om te blijven voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor de functies in het gebied is gezocht naar een integrale gebiedsgerichte parkeeroplossing. Gekozen is om extra parkeerplaatsen op het terrein van Laco te realiseren en een extra parkeerterrein aan te leggen. In deze paragraaf wordt getoetst of er met de gekozen parkeeroplossing voldaan wordt aan de parkeernormen van de gemeente Oirschot. Voor het toepassen van eenduidige parkeernormen in de gemeente Oirschot is de 'Nota Parkeernormen 2019' opgesteld (lees paragraaf 3.3.5).

Huidige situatie

In de huidige situatie zijn circa 254 parkeerplaatsen aanwezig, zie onderstaande tabel. In de gesprekken die gevoerd zijn met Laco blijkt dat in de huidige situatie in principe voldoende parkeergelegenheid aanwezig is voor zowel de bezoekers van Laco als voor de overige functes in de omgeving zoals het speelbos, trimparcours en mauntainbikeroute. Al wordt op piekmomenten ervaren dat het soms lastig is om nabij te parkeren.

Daarnaast is er sprake van dubbelgebruik. Bezoekers van Laco parkeren op de rijbaan van De Kemmer als het eigen parkeerterrein van Laco volledig bezet is. Dat gebeurt op piekmomenten in de avond als er gesport wordt. Het speelbos, trimparcours en mauntainbikeroute worden overdag (tot zonsondergang) gebruikt.

Tabel 4.2.1: berekening bestaand aantal parkeerplaatsen in het gebied van Laco en speelbos. Nummering correspondeert met de nummering in figuur 4.2.1 (ligging parkeerplaatsen).

Functie: Aantal parkeerplaatsen:
1. Eigen terrein Laco (privé) 62
2. Op rijbaan De Kemmer (openbaar) 65
3. Overloop parkeerterrein (openbaar) 91
4. Achter pompstation 36
Totaal: 254

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPBGVERBINDINGSWEG-VAST_0021.png"

Figuur 4.2.1: Ligging parkeerplaatsen in bestaande situatie, nummer corresponderen met nummers in bovenstaande tabel. Rode pijl geef ligging nieuw wegtracé aan.

Berekening parkeerbehoefte

Voor het berekenen van de parkeerbehoefte is de Nota Parkeernormen 2019 van gemeente Oirschot gehanteerd. Conform de nota hoeft de parkeerbehoefte niet berekend te worden omdat er geen sprake is van een functiewijziging en/of functie-uitbreiding die om extra parkeerbehoefte vraagt. De functie van Laco en de omvang ervan blijven ongewijzigd. Dat geldt ook voor de overige functies in de omgeving zoals het speelbos. Om te voldoen aan de Nota parkeernormen kan volstaan worden door het huidige aantal parkeerplaatsen (254 parkeerplaatsen) te compenseren.

Hoewel er conform de nota geen extra parkeerplaatsen gerealiseerd hoeven te worden is het wel nodig om te bekijken of het parkeeraanbod aansluit bij de (toekomstige) vraag. Het ontstaan van eventuele nieuwe parkeer knelpunten moet worden voorkomen. Er is daarom aan de hand van de gemeentelijke parkeernormen de parkeerbehoefte berekend.

In de nota is onderscheid gemaakt in drie zones:

  • Centrumgebied kern Oirschot;
  • Bebouwde kom;
  • Buiten de bebouwde kom.

Blijkens de nota ligt het volledige gebied binnen de bebouwde kom. Voor de berekening is daarom aangesloten bij de parkeernormen binnen de bebouwde kom.

Daarnaast is de maatgevende parkeerbehoefte van belang. Hierbij wordt rekening gehouden met gedeeld gebruik van de parkeerplaatsen. Dit is in dit geval niet aan de orde omdat alle functies een volledige parkeerbezetting hebben op zaterdag middag.

Hieronder is de parkeerbehoefte berekend aan de hand van de parkeernormen. In totaal zijn 261,9 (afgerond 262) parkeerplaatsen benodigd.

Tabel 4.2.2: berekening parkeerbehoefte fitnesscentrum Laco

Eenheid: Norm bebouwde kom: Aanwezig: Benodigd aantal parkeerplaatsen:
Fitnesscentrum/
-studio/
-sportschool
per 100 m2 bvo 6,1 1.422 m2 bvo 86,7
Squash-/tennishal per 100 m2 bvo 1,7 140 m2 bvo 2,4
Zwembad overdekt per 100 m2 bassin 12,5 459 m2 bvo 57,4
Totaal: 146,5

Tabel 4.2.3: berekening parkeerbehoefte openlucht zwembad Laco

Eenheid: Norm bebouwde kom: Aanwezig: Benodigd aantal parkeerplaatsen:
Openlucht zwembad per 100 m2 bassin 13,9 744 m2 bassin 103,4
Totaal: 103,4

Tabel 4.2.4: berekening parkeerbehoefte speelbos

Eenheid: Norm bebouwde kom: Aanwezig: Benodigd aantal parkeerplaatsen:
Speelbos, trimparcours, mauntainbikeroute (norm voor kinderboerderij aangehouden) per ha netto terrein 12,0 1 ha 12
Totaal: 12

Beoogde parkeersituatie

In de beoogde situatie wordt het aantal parkeerplaatsen op het terrein van Laco verruimd, wordt er een nieuw parkeerterrein aangelegd en worden de parkeerplaatsen achter het pompstation aan de Kempenweg heringericht. Daarnaast blijft het overloop parkeerterrein behouden. In de toekomstige situatie zijn er daarmee circa 275 parkeerplaatsen aanwezig. Er zijn 262 parkeerplaatsen nodig om aan de parkeerbehoefte te voldoen. In de huidige situatie zijn 254 parkeerplaatsen aanwezig. Dit betekent dus dat er in de toekomstige situatie in totaal in 21 extra parkeerplaatsen wordt voorzien.

Tabel 4.2.5: berekening toekomstig aantal parkeerplaatsen in het gebied van Laco en speelbos

Functie: Aantal parkeerplaatsen:
1. Eigen terrein Laco (privé) 90
2. nieuw parkeerterrein (semi-openbaar) 62
3. Overloop parkeerterrein (openbaar) 90
4. Achter pompstation (openbaar) 33
Totaal: 275

Conclusie

De parkeerplaatsen op de rijbaan van De Kemmer worden met de realisatie van de verbindingsweg verwijderd. Er zijn in de toekomstige situatie voldoende parkeerplaatsen teruggebracht om te kunnen voldoen aan de parkeerbehoefte van de functies in het gebied. Hiermee wordt een eventueel toekomstig knelpunt door parkeren voorkomen. Het aspect parkeren staat derhalve de realisatie van de verbindingsweg niet in de weg.

4.3 Niet-gesprongen Explosieven

In het kader van de aanleg van de verbindingsweg is vooronderzoek gedaan naar de mogelijke aanwezigheid van Ontplofbare Oorlogsresten (OO). Binnen de gemeente Oirschot hebben in de Tweede Wereldoorlog verschillende gevechtshandelingen plaatsgevonden. Hierdoor is de locatie verdacht voor het aantreffen van niet-gesprongen explosieven. Het onderzoek is uitgevoerd door Bodac B.V. en de rapportage is opgenomen in Bijlage 12. Navolgend worden het onderzoeksgebied met buffer en de conlusies en aanbevelingen uit het rapport weergegeven weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPBGVERBINDINGSWEG-VAST_0022.jpg"

Figuur 4.1: Onderzoeksgebied NGE met buffer

Het onderzoeksgebied is op basis van het geanalyseerde feitenmateriaal als verdacht gekwalificeerd op de (mogelijke) aanwezigheid van ontplofbare oorlogsresten (OO). Daar waar het verdachte gebied en het werkgebied elkaar overlappen (het opsporingsgebied) wordt geadviseerd om het opsporingsproces voort te zetten. Indien alleen grond wordt aangebracht, waarbij geen beroering of afgraving van de bodem plaatsvindt, kan worden overwogen om de bodem voorafgaand aan de (grond)werkzaamheden niet nader te onderzoeken op de aanwezigheid van OO. Bij aan- en afvoer van grond zal echter vaak gebruik worden gemaakt van zware machines. De druk en trilling die door deze machines op de bovengrond wordt uitgeoefend kan mogelijk leiden tot het in werking treden van OO die (net) onder het maaiveld liggen. Aanbevolen wordt om de bodem voorafgaand aan deze werkzaamheden te laten onderzoeken op de aanwezigheid van munitieartikelen.


Daar waar enkel graafwerkzaamheden plaatsvinden binnen de contouren van reeds naoorlogs vergraven tracés van bijvoorbeeld rioleringssleuven kan redelijkerwijs worden aangenomen dat OO reeds destijds zijn opgemerkt en weggenomen. Deze aanname is echter geen wetmatigheid. Het is derhalve raadzaam voor aanvang van de voorgenomen werkzaamheden een protocol op te stellen met betrekking tot de handelswijze bij het incidenteel aantreffen van OO uit de Tweede Wereldoorlog. Ook voor gebieden welke als ‘onverdacht’ verklaard zijn kan gebruik worden gemaakt van dit protocol.

Conclusie

Om de risico’s van de aanwezigheid van OO in relatie tot het toekomstige gebruik in kaart te brengen is besloten tot het laten uitvoeren van opsporingswerkzaamheden door een gecertificeerd opsporingsbedrijf.

4.4 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient de bodemkwaliteit ter plaatse te worden onderzocht. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.


De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het milieuhygiënisch vooronderzoek bodem, moet worden verricht. Indien uit het vooronderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging, dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.

In het kader van dit bestemmingsplan is een milieuhygiënisch vooronderzoek bodem uitgevoerd. Het rapportage is bijgevoegd in Bijlage 13. De conclusie en advies uit het rapportage is hieronder beschreven.

Onderzoek en advies

Uit voorgaande onderzoeken wordt voor de niet verdachte locaties verwacht dat er incidenteel sterke verontreinigingen met metalen voor kunnen komen in het grondwater. In de grond worden geen verontreinigingen verwacht. De percelen die enkel in gebruik zijn als bosperceel zijn niet verdacht voor bodemverontreiniging en zijn derhalve als onverdachte deellocaties aangemerkt. Verder zijn er een aantal deelgebieden vastgesteld waar een vervolgonderzoek geadviseerd op basis van het voormalige en huidige gebruik. De vastgestelde verdachte deellocaties met bijbehorende onderzoeksstrategieën zijn opgenomen in onderstaande tabel.

Tabel: Vastgestelde verdachte deellocaties

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPBGVERBINDINGSWEG-VAST_0023.png"

Bij uitvoering van grondwerkzaamheden dient er rekening gehouden te worden met niet gesprongenexplosieven.

Geadviseerd wordt de vastgestelde deellocaties te onderzoeken ten behoeve van de toekomstige herinrichting van het plangebied ten behoeve van de aanleg van de verbindingsweg.

4.5 Water

Waterbeheer en watertoets

Het watertoetsproces is een belangrijk instrument om het waterbelang in ruimtelijke projecten en besluiten te waarborgen. Het gaat daarbij om alle waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk project en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt. De locatie ligt in het beheergebied van waterschap De Dommel. Bij het tot stand komen van deze paragraaf wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Provinciaal beleid

Regionaal Water en Bodemprogramma (RWP)

Op 3 december 2021 heeft Provinciale Staten het nieuwe Regionaal Water en Bodemprogramma (RWP) van de provincie Noord-Brabant vastgesteld, dat vervolgens op 22 december 2021 in werking is getreden voor de komende 6 jaar. Hiermee anticipeert de provincie Noord-Brabant op de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Veilig, schoon en voldoende water en een gezonde bodem zijn de streefdoelen van het programma.

Door middel van het RWP wordt beleid vastgesteld om te komen tot een klimaatrobuust water- en bodemsysteem in 2050, en zorg te dragen voor veilig, schoon en voldoende water en een vitale bodem in de provincie Noord-Brabant. Het RWP is de opvolger van het Provinciaal Milieu- en Waterplan en onderdeel van het planstelsel voor de wateropgaven in Nederland.

En belangrijk uitgangspunt van het programma is de Europese Kader Richtlijn Water (KRW) als een mijlpaal op weg naar een klimaatrobuust en veerkrachtig water-en bodemsysteem in 2050. Het RWP beschrijft de KRW-doelen, de vertaling naar de uitvoering, de randvoorwaarden voor de te behalen doelen en bijgaande onzekerheden en hoe daarmee omgegaan wordt. Dit alles met als doel om in 2027 te voldoen aan de normen van de Europese KRW waarbij de grondwatervoorraad weer in balans is en de hydrologische randvoorwaarden voor natuur op orde zijn. Ook wordt met het RWP voldaan aan de verplichtingen uit de Europese Richtlijn OverstromingsRisico's (ROR).

Een rode draad in het programma is het herstellen van de systeemwerking, ofwel abiotische en biotische systemen zoveel mogelijk intact laten. Vele generaties lang had het waterbeleid als doel wateroverlast te voorkomen en water zo snel mogelijk af te voeren. Inmiddels weet de provincie Noord-Brabant dat het roer om moet. Er moet zuinig met water en bodem worden omgegaan, en het water- en bodemsysteem moet toegerust zijn op natte én droge tijden. Om dat te bereiken, beschrijft het plan verschillende ontwikkelingen die van invloed zijn op de opgaven voor water en bodem. Ook worden er 7 handelingsprincipes genoemd vanuit de kernwaarden van de Brabantse Omgevingsvisie.

De aanpak van het RWP is gericht op het optimaal gebruiken van de wettelijke kaders en instrumenten, het sluiten van kringlopen en benutten van de economische waarde, het verbinden met de samenleving, kennisontwikkeling en innovatie en data-gedreven werken.

Binnen de Waterwet, en de nieuwe Omgevingswet, vormt het RWP van de provincie Noord-Brabant, samen met het Nationaal Waterprogramma en de waterbeheerplannen van de waterschappen, het planstelsel voor het waterbeleid. Provincies leggen op regionaal niveau de strategische doelen vast. In de waterbeheerplannen van de waterschappen worden de voorwaarden voor uitvoering daarvan opgenomen.

Waterschapsbeleid

Waterbeheeplan 2022-2027

Het waterbeheerplan 2022-2027 van waterschap De Dommel maakt onderdeel uit van een groter geheel aan beleidsplannen. In Europa hanteren we de Europese regelgeving van de Kader Richtlijn Water (KRW). Het doel van de KRW is dat uiterlijk in 2027 alle maatregelen zijn uitgevoerd om het water in Europa schoon en gezond te krijgen en te houden. Deze richtlijn vertaalt zich naar Nederland in beleidsplannen op drie niveaus: het Nationaal Water Programma op rijksniveau, de Regionale Water Programma's op provinciaal niveau en de waterbeheerprogramma's van de waterschappen.

Het programma focust zich vooral op:

  • Gebiedsgericht in plaats van beekdalgericht: de aandacht gaat naast het beekdal ook uit naar de flanken, de hoge zandruggen en bebouwd gebied.
  • Integraat in plaats van sectoraal: Overheden en gebiedspartners maken keuzes over meerdere opgaven in een gebied.
  • Van water afvoeren naar elke druppel telt; maximaal water conserveren, minder grondwater gebruiken en slimmer sturen.

In het waterbeheerplan wordt een indeling gemaakt in de volgende thema's: watertransitie, toekomstige leefomgeving, bouwstenen voor het waterbeheer, droge voeten, schoon water en voldoende water. Om deze taken goed uit te voeren, zijn wettelijke regels nodig, ook op en langs het water. Deze regels staan in de keur van het waterschap en gelden voor iedereen binnen het gebied van Waterschap De Dommel. De regels zijn vastgelegd in de Keur Waterschap De Dommel 2015. De Keur bevat regels met daarin verboden en verplichtingen ten aanzien van oppervlaktewater en grondwater. Zo zijn er bijvoorbeeld verboden opgesteld voor het leggen, verplaatsen of weghalen van duikers, stuwen, bruggen en dergelijke. Ook wordt als plicht bijvoorbeeld genoemd wie onderhoudsplichtig is.

Afwijken van de verboden en verplichtingen is mogelijk. Hiervoor dient een watervergunning aangevraagd te worden.

Keur Waterschap De Dommel 2015

In de 'Keur Waterschap De Dommel 2015' staan regels (met name geboden en verboden) die het waterschap hanteert bij de bescherming van waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken. Ook zijn er regels voor het onderhoud van sloten, beken en andere waterlopen om de waterafvoer in dit oppervlaktewater te waarborgen. Daarnaast kent de Keur beleidsregels voor het beschermen van bepaalde deelgebieden met elk een eigen beschermingsbeleid. Het gaat hierbij om beschermde gebieden waterhuishouding, beekdalen en attentiegebieden. Met deze beleidsregels wordt aangegeven op welke wijze gebiedsgericht wordt omgegaan met waterbelangen.

Realisatie van nieuw verhard oppervlak en het afkoppelen van verhard oppervlak moet op grond van de keur hydrologisch neutraal worden uitgevoerd en optimaal worden ingepast in het bestaande watersysteem. De aanvrager/initiatiefnemer moet daarom voldoende compenserende maatregelen nemen, zodat het oppervlaktewatersysteem na realisatie van de verharding voldoende robuust blijft. Uitgangspunt hierbij vormt de voorkeurstrits “vasthouden-bergen-afvoeren”. Vasthouden kan door hergebruik of door het infiltreren van water in de bodem. In geval niet of onvoldoende kan worden geïnfiltreerd is een aanvullende voorziening noodzakelijk die het water tijdelijk bergt.

In de Keur is aangegeven dat neerslag, afkomstig van toename verhard oppervlak of door afkoppelen van bestaand oppervlak, die direct tot afvoer naar een (keur)waterlichaam komt, verplicht gecompenseerd dient te worden middels de aanleg van waterbergende voorzieningen. Het waterschap verleent in enkele gevallen vrijstelling van deze verplichting. Dit wordt gedaan indien:

  • de toename van verhard oppervlak maximaal 500 m² bedraagt, of;
  • de toename van verhard oppervlak tussen 500 m² en 10.000 m² bedraagt en middels de rekenregels afdoende compenserende maatregelen zijn getroffen om versnelde afvoer van hemelwater tegen te gaan, of;
  • het af te koppelen verhard oppervlak maximaal 10.000 m² bedraagt, of;
  • er binnen het plangebied andere hydraulische afspraken gelden (bv. met de gemeente)

Indien een voorziening nodig is, dan bedraagt de maximale toegestane afvoer uit een voorziening 2 l/s/ha bij een neerslagsituatie van 60 mm. Groene (vegetatie)daken gelden hierbij niet als verhard oppervlak. Bij meer dan 10.000 m2 toename nieuw verhard oppervlak of het afkoppelen van 10.000 m2 bestaand verhard oppervlak is altijd een voorziening noodzakelijk volgens de geldende beleidsregels van het waterschap.

Toetsing

De waterhuishouding is getoetst en uitgewerkt door IV-Infra in de ontwerpnota schetsontwerp 'Verbindingsweg Kempenweg - Eindhovensedijk te Oirschot'. Navolgend zijn de resultaten weergegeven, de ontwerpnota is opgenomen in bijlage 4.

Huidige situatie

Het plangebied ligt ten zuiden van de kern Oirschot. Direct ten zuiden en grotendeels parallel aan de locatie bevindt zich de A58. Het gebied wordt gekenmerkt door natuur- en bosgebied afgewisseld met agrarische gronden. In de directe omgeving liggen enkele sport- en recreatiefuncties, zoals Laco sportcentrum Oirschot, Speelbos de Kemmer, Sportcentrum De Kemmer en vakantiepark Latour. Ook zijn in het gebied hardloopparcours en mountainbikeroutes aanwezig.

Bodem en grondwater

Het beschikbare grondonderzoek (sonderingen en boringen) in DINO-Loket geeft een goed beeld van de ondergrond. Deze bestaat voornamelijk uit zand met enkele leemlagen. De bodem bestaat uit fijn tot matig fijn zand. Rond de 2 m onder maaiveld komen leem/klei lagen voor (DINOloket). De ondergrond is goed homogeen. Dat is echter in dit geval meer afhankelijk van de geometrie van de weg. Op 12 m- NAP bevindt zich een ondiepe samendrukbare laag (leem/klei). De dikte van deze laag kan tussen 1 tot 2 m variëren.

Vanuit het DINO loket zijn beperkte gegevens beschikbaar m.b.t. de grondwaterstanden. Ter plaatse van de aansluiting met de Eindhovense dijk is een peilbuis met metingen aanwezig tot 1994. Deze gegevens zijn gedateerd en dienen derhalve met de nodige terughoudendheid bekeken te worden. De gemiddelde grondwaterstand die hieruit te herleiden is, is 15,34 m +NAP en de maximaal gemeten grondwaterstand in deze periode bedraagt 16,60 m+ NAP. Het maaiveld ligt hier op ca. 17.55 +NAP. Op basis van deze (gedateerde) gegevens zijn vooralsnog geen problemen te verwachten door een (te) hoge grondwaterstand. Recente gegevens met meetreeksen over langere tijd zijn niet beschikbaar.

De huidige maaiveldhoogtes variëren voornamelijk tussen de ca. 17.70+ (nabij laco) en 18.50+ NAP, tot enkele uitschieters nabij de oude wielerbaan van ca. 19.90+ NAP (grondwallen). Deze gegevens zijn globaal en met name door de aanwezigheid van bomen niet overal betrouwbaar.

Waterkwantiteit

De huidige situatie betreft over het grootste deel van het beoogde tracé een bosomgeving. Het beoogde tracé volgt voor een deel het bestaande zandpad door het bos (de Kemmer). Vanaf de rotonde in de Kempenweg tot het speelbos is de bestaande rijbaan uitgevoerd in asfalt. Vanaf het speelbos gaat de Kemmer verder als zandpad tot aan de aansluiting met de Eindhovense dijk.


Vanaf de rotonde tot het zwembad (Laco) verloopt de afwatering aan één zijde via kolken en aan de andere zijde via de berm. Vanaf de entree naar het zwembad verloopt de afwatering uitsluitend via de berm. Over een groot deel loopt het beoogde tracé van de randweg parallel aan de A58 en de daarbij behorende afwateringsvoorzieningen (zaksloten). In het gebied bevinden zich enkele B-watergangen, zie kaart (paarse lijnen). De nieuwe verhardingen en aanpassingen van de bestaande verhardingen volgens de scope van dit project geven vooralsnog geen aanleiding tot aanpassingen aan de watergangen. Langs de A58 bevinden zich zaksloten voor opvang van hemelwater van de rijbaan. Deze zijn in beheer van Rijkswaterstaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPBGVERBINDINGSWEG-VAST_0024.jpg"
Figuur 4.5.1 Overzicht watergangen

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPBGVERBINDINGSWEG-VAST_0025.jpg"

Figuur 4.5.2 Zaksloten naast A58

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Binnen het plangebied of in de nabije omgeving liggen geen oppervlaktewaterlichamen die zijn aangewezen vanuit de Kaderrichtlijn Water. Er bevinden zich ook geen natte ecologische verbindingszone zoals opgenomen in het (provinciale) Natuurnetwerk Nederland binnen of in de nabijheid van het plangebied.

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied is niet gelegen binnen de kern- of beschermingszone van een waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is niet aangesloten op het gemeentelijke gemengde rioolstelsel.

Toekomstige situatie

Ten zuiden van de kern Oirschot wordt een nieuwe verbindingsweg gerealiseerd, die de Kempenweg en Eindhovensedijk met elkaar verbindt.

Bodem en grondwater

De voorgenomen ontwikkeling heeft geen gevolgen voor bodem en grondwater.

Waterkwantiteit en afwatering

Het gebied valt binnen het beheergebied van waterschap de Dommel. Deze hanteert de algemene regels uit de Brabantkeur ten behoeve van compenserende maatregelen voor het aanbrengen van verhard oppervlak. Daarbij geldt dat voor een toename van maximaal 10.000 m2 verhard oppervlak op basis van de algemene regels compenserende maatregelen benodigd zijn. Er is dan geen vergunning nodig. Daarbij geldt de algemene rekenregel:

  • Benodigde compensatie (in m3) = toename verhard oppervlak (in m2) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m)


De gevoeligheidsfactor voor dit gebied is 1 zoals te herleiden is uit onderstaande kaart (groen is factor 1, geel ½ en oranje ¼ ).


afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPBGVERBINDINGSWEG-VAST_0026.jpg"

Figuur 4.5.3 Uitsnede kaart gevoeligheidsfactoren Waterschap De Dommel

Tevens dient de maatregel aan de volgende eisen te voldoen:

  • De bodem van de voorziening ligt boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG);
  • De afvoer uit de voorziening vindt plaats via een functionele bodempassage naar het grondwater en/of via een functionele afvoerconstructie naar het oppervlaktewater. Indien een afvoerconstructie wordt toegepast, dient deze een diameter van 4 cm te hebben;
  • Daarnaast moet er altijd een overloopconstructie zijn, om beschadiging van het oppervlaktewaterlichaam te voorkomen.

Het tracé is gelegen in een beschermingsgebied keur. Hiervoor gelden aanvullende regels en een meldingsplicht voor het uitvoeren van werkzaamheden. De voorgenomen plannen dienen ter goedkeuring aangeboden te worden aan het Waterschap de Dommel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPBGVERBINDINGSWEG-VAST_0027.jpg"

Figuur 4.5.4 Beschermingsgebied Keur (oranje)

Waterberging

De toename van het verhard oppervlak bedraagt ca. 8.000 m2. Dit valt binnen de algemene regels van het Waterschap. De totaal benodigde compensatie bedraagt 8.000 m x 1 x 0,06 m = 480 m3.


Bij het ontwerp van de watercompensatie wordt de volgende voorkeursvolgorde gehanteerd:

  1. 1. hergebruik
  2. 2. vasthouden / infiltreren
  3. 3. bergen en afvoeren
  4. 4. afvoeren naar oppervlaktewater (direct of indirect)
  5. 5. afvoeren naar de riolering


Hergebruik is in deze situatie niet op doelmatige wijze mogelijk, waardoor vasthouden en infiltreren de voorkeursoptie wordt. Over de gehele lengte van het tracé wordt een voorziening aangelegd voor het opvangen en infiltreren van hemelwater. De inhoud per strekkende meter, bij 6 m wegbreedte dient 6*0,06 = 0,36 m3/m1 te zijn.


Gezien de zandige grondslag kan er van uitgegaan worden dat lediging plaatsvindt door infiltratie. Voor de doorlatendheid van (berm)gras wordt in de regel uitgegaan van een waarde van 0,30 tot 0,50 m per dag, mits de ondergrond een gelijke of hogere doorlatendheid heeft. Een waterspiegel van 0,15 m is derhalve binnen 24 uur geïnfiltreerd in de bodem. Er vindt geen afvoer of overloop naar A, B of C watergangen plaats. Bij overbelasting kan het water oppervlakkig afstromen richting het bosgebied wat ook in eigendom is van de gemeente en hier geen overlast veroorzaakt. Dit kan echter alleen op locaties waar het bos lager ligt dan de verbindingsweg. De hoogteligging ten opzichte van de A58 enerzijds en het bosgebied anderzijds en het hoogteverloop in lengterichting dienen nog vastgesteld te worden. Dit bepaalt grotendeels de mogelijkheden voor overloop naar lager gelegen gebied. Dit dient in een later stadium verder uitgewerkt te worden. Volgens de AHN gegevens ligt in de huidige situatie het bosgebied ca. 0,60 m hoger dan de berm van de snelweg A58. Dit dient nog door een meting geverifieerd te worden.


De afwateringsvoorzieningen aan de zijde van de A58 kunnen niet overlopen naar omliggend gebied zonder wateroverlast op de rijbaan. Om in een noodoverlaat te voorzien, dienen hier op enkele locaties kolken geplaatst te worden met een uitloop richting het bosgebied of naar de bergingsvoorziening aan de zijde van het bosgebied.


Deze verlaagde berm t.b.v. de waterberging wordt glooiend afgewerkt en kan eenvoudig met het bermenbeheer meegenomen worden. De vormgeving past bij het landelijke karakter van de rijbaan en de omgeving. Bovendien is deze voorziening minder gevoelig voor verstopping door bladeren e.d. dan een systeem met kolken en riolering en tevens aantrekkelijker qua aanlegkosten.


Door de geringe diepte en de geringe hoeveelheid water, wordt er vanuit gegaan dat de voorziening geen beperking vormt voor het inpassen van toekomstige kabels en leidingen. In dat opzicht wordt de voorziening dus als een holle berm en niet als een watergang gezien.


Variant 1 : dakprofiel

Het voorkeursprofiel is tonrond/dakprofiel, vanuit wegbeheer gezien, waarbij het water tweezijdig afstroomt. Per zijde wordt 0,18 m3 / m1 opgevangen. Hiertoe wordt aan beide zijden de berm komvormig afgewerkt zodat een nuttige inhoud van 0,18 m3 ontstaat. Deze 'kommen' zijn 1,5 m breed en 0,15 m diep en vallen buiten de obstakelvrije zone, maar binnen de standaard bermbreedte van 2,50 m. Er is derhalve geen extra ruimte benodigd voor deze voorziening.


Variant 2 : profiel op één oor

Bij een profiel op één oor watert de verharding eenzijdig af richting het bosgebied. Aan de boszijde wordt een zaksloot voorgesteld. Hiermee kan tevens een deel van het (mogelijke) hoogteverschil tussen het bosperceel en de A58 worden opgevangen.


Aandachtspunten bij de verdere uitwerking van de afwatering

  • Verticaal alignement: hoe verloopt het lengteprofiel en dienen er nog aanvullende maatregelen getroffen te worden om de berging te benutten (dammen).
  • Hoogteligging ten opzichte van A58 en bosperceel en eventueel ruimtebeslag van voorzieningen om het hoogteverschil op te vangen (talud).
  • Vanuit voorgaande aandachtspunten stellen wij voor om het gehele tracé in te meten.
  • Uitwerking van het geluidsscherm en portalen door RWS.
  • Voorzieningen voor buien >60 mm die het water aan de zijde van de A58 naar het bosgebied transporteren.

Beschikbare ruimte

Aan beide zijden van de verbindingsweg is ruimte voor een berm van 2,50 m. De obstakelvrije zone wordt gemeten vanuit binnenkant kantstreep en bedraagt 1,50 m. Er blijft derhalve nog (minimaal) 1 meter over om evt. bovengrondse voorzieningen te treffen t.b.v. de afwatering. Ter plaatse van de aansluitingen op de Eindhovense dijk en de Kempenweg wordt het verloop van de fietspaden en rijbaan aangepast. Dit heeft echter nagenoeg geen toename van het verhard oppervlak tot gevolg. Verder wordt er ter plaatse van de Molenheide een parkeerplaats uitgebreid. Al met al zijn de gevolgen voor het verhard oppervlak door deze wijzigingen te verwaarlozen.


In de toekomst wordt een geluidsscherm langs de A58 geplaatst. Dit heeft gevolgen voor de beschikbare ruimte voor afwateringsvoorzieningen voor de A58. Dit is een aandachtspunt voor de planuitwerking door Rijkswaterstaat. In het ontwerp van de afwateringsvoorzieningen voor de verbindingsweg, is de plaatsing van het geluidsscherm al wel meegenomen. Met Rijkswaterstaat heeft afstemming plaatsgevonden ten aanzien van het benodigde ruimtebeslag voor de toekomstige situatie van de A58. Er wordt in het voorlopig ontwerp voldoende ruimte aangehouden tussen A58 en verbindingsweg om de wegvoorzieningen, waar onder waterberging, voor beide wegen te kunnen aanleggen.

Waterveiligheid

De in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkeling heeft geen negatieve invloed op de waterveiligheid in de omgeving. Deze vallen ook niet in het plangebied.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken.


Conclusie

Door de beoogde ontwikkeling is er sprake van een toename aan verharding. De toename van het verhard oppervlak bedraagt ca. 8.000 m2. Dit valt binnen de algemene regels van het Waterschap. De totaal benodigde compensatie bedraagt 8.000 m x 1 x 0,06 m = 480 m3. Over de gehele lengte van het tracé wordt een voorziening aangelegd voor het opvangen en infiltreren van hemelwater. De inhoud per strekkende meter, bij 6 m wegbreedte dient 6*0,06 = 0,36 m3/m1 te zijn. De uitvoering van de compenserende maatregelen om versnelde afvoer van hemelwater tegen te gaan is geborgd in de regels van dit bestemmingsplan

4.6 Ecologie

Toetsingskaders

Wet natuurbescherming

Met de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. De Wnb is in werking getreden met ingang van 1 januari 2017. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) is in beginsel bevoegd gezag voor de vergunningverlening onder de Wnb.


Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wnb en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland (hierna: NNN) de uitvoering van het plan niet in de weg staan. Verder geldt er een verplichting om een passende beoordeling te verrichten indien significant negatieve effecten op voorhand niet zijn uitgesloten. In dat geval kan het plan alleen worden vastgesteld indien met zekerheid is vastgesteld dat uitvoering van het plan niet leidt tot een aantasting van natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebieden. Eventueel noodzakelijke mitigerende maatregelen moeten in dat geval bij vaststelling van het plan geborgd zijn.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent twee soorten natuurgebieden, te weten:

  1. a. Natura 2000/gebieden;
  2. b. Natuurnetwerk Nederland (NNN).


Soortenbescherming

In de Wnb is tevens de soortenbescherming geregeld. Soortenbescherming geldt voor alle beschermde soorten ongeacht waar deze soorten zich bevinden en hoeveel soorten het betreft. In de Wnb zijn verbodsbepalingen opgenomen van handelingen en effecten op beschermde soorten die niet worden uitgevoerd, behoudens ontheffing.


Gebiedsbescherming - Natura 2000-gebieden

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat (EZK) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).


Een ruimtelijk plan dat afzonderlijk (of in combinatie met andere plannen of projecten) significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een

passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan de natuurlijke kenmerken van het gebied

niet zal aantasten.


Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de

volgende drie voorwaarden:

  1. 1. er zijn geen alternatieve oplossingen;
  2. 2. het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen vansociale of economische aard; en
  3. 3. de noodzakelijke compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.


De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden en die verstoring kunnen veroorzaken, moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Gebiedsbescherming - Natuurnetwerk Brabant (NNB)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Brabant (NNB) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij-principe', wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden


Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  1. a. soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  2. b. soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  3. c. soorten die worden beschermd in de Verdragen van Bern en Bonn; en
  4. d. bescherming van overige soorten.


De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk doden van vogels of het vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn.


Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.


Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten (art. 3.10 Wnb). De overige soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. GS kunnen ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden.


De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan voor deze soorten ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Onderzoek

Het plangebied maakt deel uit van het Natuurnetwerk Nederland/Natuurnetwerk Brabant. Het plangebied is geen onderdeel van Natura 2000. De dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden Kampina & Oisterwijkse Vennen en de Kempenland-West bevinden zich op circa 6 kilometer (figuur 4.6.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPBGVERBINDINGSWEG-VAST_0028.png"Figuur 4.6.1 Ligging plangebied (paarse cirkel) t.o.v. beschermde natuurgebieden (bron: Provincie Noord-Brabant)

Soortenbescherming

Door Econsultancy is in juni 2020 een quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd, zie bijlage 14. Hieruit blijkt dat voor uitvoering van de plannen middels aanvullend veldonderzoek duidelijkheid dient te worden verkregen omtrent de functie van de onderzoekslocatie voor boomvalk, buizerd, havik, ransuil, sperwer, wespendief, zwarte wouw, vleermuizen (verblijfplaatsen, foerageergebied en vliegroutes), bunzing, hermelijn, wezel, steenmarter, eekhoorn, levendbarende hagedis, hazelworm, bruine eikenpage en kartuizer anjer.

Ten aanzien van algemene broedvogels kunnen overtredingen worden voorkomen door rekening te houden met het broedseizoen. Het wordt geadviseerd om eventueel snoeiafval buiten het broedseizoen te verwijderen.

In navolging van de quickscan heeft nader ecologisch onderzoek plaatsgevonden naar bovengenoemde soorten. Ten tijde van uitvoering van de quickscan Wet natuurbescherming was het niet bekend dat er geschikt voortplantingswater voor streng beschermde amfibieën aanwezig was in de directe omgeving van de onderzoekslocatie in de vorm van vijvers. Om deze reden is later tevens aanvullend ecologisch onderzoek naar alpenwatersalamander, kamsalamander, poelkikker, vinpootsalamander en heikikker in het onderzoek betrokken.

De onderzoeksmethodiek, de onderzoeksresultaten en de toetsing aan de wetgeving zijn te lezen in het eindrapportage aanvullend ecologisch onderzoek d.d. 6 mei 2022 en is bijgevoegd in bijlage 15 van de toelichting. De conclusies en aanbevelingen uit het eindrapportage worden hieronder beschreven.

Conclusie uit eindrapportage aanvullend ecologisch onderzoek

Tijdens het aanvullend ecologisch onderzoek zijn beschermde functies van de bunzing, wezel, steenmarter, das, alpenwatersalamander, kamsalamander en poelkikker aangetroffen op de onderzoekslocatie en/of in de directe omgeving daarvan. Voor deze soorten zijn maatregelen noodzakelijk om overtreding van de Wet natuurbescherming te voorkomen. De maatregelen dienen vastgelegd en nader uitgewerkt te worden in een ecologisch activiteitenplan en voorgelegd te worden bij het bevoegd gezag via een ontheffingsaanvraag.

Ten aanzien van de bunzing, wezel, steenmarter en das dienen minimaal twee dassentunnels aangelegd te worden tezamen met een begeleidend hekwerk om migratieroutes van deze soorten te behouden en verkeersslachtoffers te voorkomen. Er dienen eveneens maatregelen genomen te worden om de functionaliteit van de vaste voortplantings- en rustplaatsen van de bunzing, wezel en steenmarter te garanderen. Deze maatregelen bestaan onder andere uit het aanbieden van nieuwe geschikte verblijfplaatsen en het verwijderen van de voortplantings- en/of rustplaatsen in de minst kwetsbare periode.

Om het landhabitat voor amfibieën te compenseren dienen in het bos, wat behouden blijft, nieuwe schuilmogelijkheden gerealiseerd te worden door snoeiafval te hergebruiken en takkenrillen te realiseren in het verlengde van de nieuw aan te leggen verbindingsweg. Daarnaast dienen tijdens het voortplantingsseizoen van amfibieën, wanneer de betreffende soorten in het voortplantingswater verblijven, amfibieënschermen geplaatst te worden om te voorkomen dat amfibieën aan het eind van het voortplantingsseizoen terugkeren naar de onderzoekslocatie en tijdens de werkzaamheden op de onderzoekslocatie verblijven. Ook dienen in de toekomstige situatie amfibieëntunnels met begeleidend amfibieënscherm aangelegd te worden zodat migratie tussen leefgebieden voor amfibieën mogelijk blijft.

Activiteitenplan en aanvraag ontheffing Wnb voor soorten

Door de realisatie van de verbindingsweg zullen, zonder het nemen van maatregelen, vaste voortplantings- of rustplaatsen van de bunzing, wezel, steenmarter, alpenwatersalamander, kamsalamander en poelkikker beschadigd en/of vernield worden en zullen de kamsalamander en poelkikker opzettelijk verstoord worden. Dit betekent overtreding van artikel 3.5 lid 2 en lid 4 en artikel 3.10 lid 1b van de Wet natuurbescherming. De werkzaamheden voor de verbindingsweg mogen alleen uitgevoerd worden indien hiervoor een ontheffing van de Wnb is verleend.

Op 6 juli 2022 is door GS van provincie Noord-Brabant de ontheffingsaanvraag ontvangen. De ontheffingsaanvraag is geregistreerd onder kenmerk: Z/178550. Onderdeel van de onheffingsaanvraag is het ecologisch activiteitenplan. In het ecologisch activiteitenplan is omschreven op welke wijze negatieve effecten ten aanzien van de bunzing, wezel, steenmarter, das, alpenwatersalamander, kamsalamander en poelkikker geminimaliseerd of voorkomen kunnen worden. Negatieve effecten kunnen geminimaliseerd worden door mitigerende maatregelen te nemen die onder andere bestaan uit het aanleggen/plaatsen van faunatunnels voor marterachtigen met begeleidend hekwerk, het aanbieden van nieuwe geschikte verblijfplaatsen, het verwijderen van voortplantings- en rustplaatsen in de minst kwetsbare periode, het creëren van nieuwe schuilmogelijkheden, het plaatsen van amfibieënschermen en het aanleggen van amfibieëntunnels. Het ecologisch activiteitenplan is bijgevoegd in bijlage 16.

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant hebben op 16 augustus 2023 de ontheffing ingevolge van de Wet natuurbescherming verleend. Het besluit is opgenomen in Bijlage 17 bij de toelichting. De ontheffing is geldig voor een periode tot en met 30 november 2027. Binnen deze periode dienen de ecologische maatregelen uitgevoerd te zijn.

Natuurnetwerk Brabant

Het Natuur Netwerk Brabant (NNB) is onderdeel van en hangt samen met het Natuur Netwerk in de andere delen van Nederland en Europa, bekend als Natura 2000. Het Natuur Netwerk Brabant beslaat onder andere bestaande natuur- en bosgebieden, gerealiseerde nieuwe natuur, nog te realiseren nieuwe natuur en ecologische verbindingszones. Het Rijks heeft bepaald dat de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNB in stand gehouden en te beschermd moeten worden. De aanleg van een weg is niet rechtstreeks toegestaan binnen het NNB, ten behoeve van onderhavige ontwikkeling zal moeten worden aangetoond dat kan worden voldaan aan het 'Nee, tenzij-principe'.

Ook wanneer een activiteit of ontwikkeling plaatsvindt buiten het NNB kan dit aantasting geven van de ecologische waarden binnen het NNB. Dit is in ieder geval aan de orde als een ontwikkeling een negatief effect heeft op de waarden van het NNB vanwege geluid, licht of betreding. Deze opsomming is niet uitputtend bedoeld, ook schaduwwerking, windturbulentie of het oprichten van een afscheiding langs een natuurgebied waardoor migratie niet langer mogelijk is, kan negatieve effecten hebben op de aanwezige waarden van het NNB. Voor zover er externe effecten optreden vanwege de verspreiding van stoffen door de lucht of water vindt een afweging plaats in het kader van andere wet- en regelgeving. Als er aantasting van waarden optreedt, geldt dat de negatieve effecten als gevolg van de verstoring, waar mogelijk, worden beperkt en als dat niet mogelijk is, worden gecompenseerd.

onderzoek en conclusie

De bescherming van het NNB is opgenomen in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (Iov N-B). Ingevolge de Iov N-B dient met de beoogde ontwikkeling natuurcompensatie plaats te vinden. De natuurcompensatie is nader uitgewerkt in het natuurcompensatieplan in bijlage 8 en het inrichtingsplan in bijlage 9 van de toelichting. Er wordt voldaan aan de voorwaarden uit de Iov N-B voor natuurcompensatie (zie paragraaf 3.2.2).

Conform de Iov N-B dient het effect van de nieuwe verbindingsweg op de natuurlijke kenmerken en waarden van het NNB op een zevental aspecten getoetst te worden. Dit zijn:

  • Natuurdoelen en natuurkwaliteit;
  • Geomorfologische processen en bodemkwaliteit;
  • Waterhuishouding en waterkwaliteit;
  • Rust en stilte;
  • Donkerte en openheid;
  • Landschapsstructuur;
  • Belevingswaarde.

In het Nee, tenzij-onderzoek, bijgevoegd in bijlage 10 van de toelichting, is het effect van de nieuwe verbindingsweg getoetst op de de zeven bovengenoemde aspecten. Uit de toetsing blijkt dat er geen negatieve gevolgen zijn voor deze aspecten behalve voor de aspecten licht en geluid. Het effect van licht en geluid op het NNB moet nader onderzocht worden. In de memo 'onderbouwing externe werking licht en geluid op Natuur Netwerk Brabant', bijgevoegd in bijlage 11, is het effect van licht en geluid op het NNB nader onderbouwd.

Uit de nadere onderbouwing blijkt dat de realisatie van de verbindingsweg ten aanzien van lichthinder niet leidt tot extra nadelige gevolgen voor de ecologische waarden en kenmerken van het gebied. Enerzijds is er reeds sprake van veel lichthinder in het gebied, en anderzijds wordt de nieuwe verbindingsweg voor het grootste deel zonder straatverlichting uitgevoerd. Alleen het deel tussen rotonde Kempenweg en waar het tracé afbuigt naar parallel aan A58 wordt wel straatverlichting geplaatst. Dit is nodig vanwege de (verkeers)veiligheid én hier is in de huidige situatie al straatverlichting aanwezig. Daarom kan op dit deel van het tracé de situatie qua lichthinder niet verslechteren. In de regels en op de planverbeelding van dit bestemmingsplan is geborgd dat op een deel van het nieuwe wegtracé geen straatverlichting mag worden geplaatst.

Uit de berekende geluidscontour blijkt dat met de realisatie van de verbindingsweg qua geluid niet leidt tot extra verstoring van het NNB. Het effect op de geluidbelasting binnen het NNB is gering ten opzichte van de heersende geluidbelasting vanwege de A58. Aanvullende maatregelen zijn daarom niet nodig.

Stikstof

De dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden betreffen de Kempenland West en Kampina & Oisterwijkse Vennen. Om aan te tonen dat er geen toename van stikstofdepositie is op omliggende Natura 2000-gebieden is stikstofonderzoek noodzakelijk. Er is een stikstofberekening uitgevoerd middels het rekenprogramma Aerius-calculator. Navolgend zijn de resultaten van de Aerius-berekening weergegeven, de volledige berekening is terug vinden in Bijlage 18 bij deze toelichting.

Resultaten en conlusie

Op basis van de verschilberekening van de gebruiksfase blijkt dat de beoogde ontwikkeling niet leidt tot een depositietoename op verzuringsgevoelige habitats binnen Natura 2000. Op basis van deze analyse, die is gebaseerd op worst-case uitgangspunten, is aangetoond dat het zonder meer mogelijk is om de beoogde ontwikkeling uit te voeren binnen de kaders van de Wet natuurbescherming.

Per 1 juli 2021 is de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) in werking getreden. Deze wet regelt een vrijstelling van de vergunningplicht in artikel 2.7 lid 2 Wnb voor de aanlegfase van bouwwerkzaamheden. Deze vrijstelling geldt alleen voor de effecten als gevolg van stikstofdepositie en niet voor eventuele andere effecten als gevolg van het project op Natura-2000 gebieden. De vrijstelling is verder uitgewerkt in het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering (Bsn). Hiermee heeft er door de wetgever al een beoordeling plaatsgevonden met betrekking tot tijdelijke stikstofemissies gedurende de bouwfase. Echter uit een recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat de vrijstelling in deze vorm juridisch niet houdbaar is. Om deze reden is in het onderzoek ook de berekening voor de aanlegfase opgenomen.

Op basis van de berekeningen zijn significante negatieve effecten op Natura 2000-gebied in de aanleg- en gebruiksfase uitgesloten. De beoogde ontwikkeling is derhalve uitvoerbaar in het kader van de Wet natuurbescherming.

Bomenkap

Bij bomenkap kunnen 3 beschermingsregimes aan de orde zijn. De Wet natuurbescherming onderdeel houtopstanden, de Gemeentelijke Bomenverordening (APV Houtopstanden) en/of de omgevingsvergunningplicht werken en werkzaamheden op grond van het geldende bestemmingsplan voor het rooien van vegetatie/houtgewas/landschapselement.

Wet Natuurbescherming onderdeel houtopstanden

In de Wnb is bepaalt dat de provincies verantwoordelijk zijn voor regels ten aanzien van de bomenkap. Provincie Noord-Brabant heeft hiertoe regels opgenomen in haar Interim omgevingsverording (Iov N-B). In de Iov N-B is bepaalt dat indien een velling noodzakelijk is voor de uitvoering van een werk overeenkomstig een onherroepelijk bestemmingsplan en er is daarbij een planologische compensatie vereist, dan is het niet redelijk ook nog via de Iov N-B een herplantverplichting te eisen. In die gevallen is de herplantverplichting voldoende gewaarborgd en geldt een vrijstelling van de meldings- en herplantplicht.

Met dit bestemmingsplan wordt de realisatie van een nieuwe weg mogelijk gemaakt, waarvoor tevens natuurcompensatie plaatsvindt ingevolge atikel 3.15 van de Iov N-B. In dit geval geldt dus de vrijstelling van de meldings- en herplantplicht.

Bomenverordening Oirschot 2010

In de bomenverordening van de gemeente Oirschot is een verbod opgenomen voor het vellen of te doen vellen van houtopstanden zonder dat daarvoor een vergunning is verleend van het bevoegde gezag (college van B&W). Het verbod geldt uitsluitend voor:

  1. a. houtopstanden die opgenomen zijn in de Lijst beschermde houtopstanden van Oirschot;
  2. b. houtopstanden die op grondgebied staan van een overheidsinstelling;
  3. c. houtopstanden die geplant zijn in het kader van de herplantplicht.

Bij de aanleg van de nieuwe weg dienen houtopstanden te worden gekapt. Dit zijn houtopstanden die niet zijn opgenomen in de Lijst beschermde houtopstanden en zijn niet geplant in het kader van de herplantplicht. Wel staat een deel van de te kappen houtopstanden op gemeentelijke percelen. Alle bomen op gemeentelijke percelen zijn vergunningsplichtig. Voor de kap van de bomen op gemeentelijke percelen dient een kapvergunning aangevraagd te worden bij gemeente.

Conclusie

Uit aanvullend ecologisch onderzoek blijkt dat maatregelen voor de bunzing, wezel, steenmarter, das, alpenwatersalamander, kamsalamander en poelkikker noodzakelijk zijn om overtreding van de Wet natuurbescherming te voorkomen. De maatregelen zijn nader uitgewerkt in een ecologisch activiteitenplan. Er is een ontheffing van de Wet natuurbescherming voor soorten verleend, zie besluit in bijlage 17.

Door het uitvoeren van natuurcompensatie wordt het deel van de NNB dat met de realisatie van de verbindingsweg teniet gaat gecompenseerd. Dit is uitgewerkt in het natuurcompensatieplan en het inrichtingsplan en voldoet aan de voorwaarden uit de Iov N-B.

Uit het Nee, tenzij-onderzoek en de aanvullende onderbouwing ten aanzien van licht en geluid blijkt dat er met de realisatie van de nieuwe verbindingsweg geen negatieve effecten plaatsvinden op de natuurlijke kenmerken en waarden van het NNB

Uit de uitgevoerde stikstofberekening blijkt dat er in de aanleg- en gebruiksfase geen toename is van stikstofdepositie op de Natura 2000-gebieden.

Er wordt voldaan aan de regelgeving voor het aspect ecologie. Voor de kap van de bomen op gemeentelijke percelen dient een kapvergunning aangevraagd te worden bij gemeente.

4.7 Archeologie

Regelgeving en beleid In Europees verband was het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag was het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk in situ te behouden. Sindsdien geldt dat waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. Het Verdrag is in 1998 geratificeerd (Monumentenwet) en op 1 september 2007 via de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) geïmplementeerd. De Wamz was een wijzigingswet en omvatte een wijziging van de Monumentenwet 1988, de Wet Milieubeheer, de Ontgrondingenwet en de Woningwet, op grond waarvan overheden onder andere bij bodemingrepen verplicht rekening moesten houden met het behoud van archeologische waarden. Sinds de invoering van deze wet zijn gemeenten belast met de zorgplicht voor het archeologisch erfgoed. Dit is niet veranderd met de inwerkingtreding van de Erfgoedwet (1-7-2016). Sindsdien is het behoud en beheer van het Nederlandse erfgoed geregeld door één integrale Erfgoedwet. De omgang met archeologie in de fysieke leefomgeving zal in de nieuwe Omgevingswet worden geregeld, die in 2022 in werking zal treden. Het uitgangspunt is dat de beschermingsniveaus zoals die in de eerdere wetten en regelingen golden, worden gehandhaafd.

Gemeentelijk beleid

De gemeente Oirschot heeft het thema Archeologie als integraal onderdeel opgenomen in het Bestemmingsplan Buitengebied. Op basis van de gemeentelijke Erfgoedkaart zijn 5 dubbelbestemmingen opgenomen in het bestemmingsplan voor gebieden met een hoge archeologische waarde. In de regels bij het bestemmingsplan staat beschreven wanneer archeologisch onderzoek noodzakelijk is. De dubbelbestemmingen corresponderen met de categoriën zoals weergegeven op de Erfgoedkaart, navolgend is een uitsnede van de kaart ter plaatse van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPBGVERBINDINGSWEG-VAST_0029.jpg"

Figuur 4.7.1: Uitsnede Erfgoedkaart ter plaatse van het plangebied (atlas.odzob.nl)

Het plangebied is deels aangeduid als 'Categorie 4: Gebied met hoge verwachting'. Dit betekent dat op basis van de regels zoals beschreven in bestemmingsplan Buitengebied een vrijgestelde diepe voor bewerking geldt van 50 centimeter en een vrijgestelde oppervlakte voor onderzoek van 500 m². In samenhang met de ontwikkeling van de verbindingsweg is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd, het onderzoek is opgenomen in Bijlage 19. De conclusies zijn navolgend weergegeven.

Conslusie en advies

Voor het gehele plangebied geldt een lage verwachting voor het Paleolithicum en Mesolithicum en een hoge verwachting voor alle periodes vanaf het Neolithicum tot en met de Nieuwe tijd.

Gezien de in dit onderzoek opgestelde archeologische verwachting is binnen het plangebied vervolg-onderzoek noodzakelijk om deze te toetsen. Het vervolgonderzoek kan het beste worden uitgevoerd in de vorm van een Inventariserend veldonderzoek, verkennend booronderzoek.

Enkele van de aardwetenschappelijke bronnen (geomorfologische kaart, fysische landschappenkaart en bodemkaart) geven voor het plangebied tegensprekende informatie. Om een beter inzicht te krijgen in de landschappelijke en bodemkundige situatie binnen het plangebied, is in dit stadium de meest geschikte onderzoeksmethode een verkennend booronderzoek. Verspreid in het plangebied dienen boringen te worden gezet met een om inzicht te krijgen in de toestand van het bodemprofiel. Tevens dient gekeken te worden naar de aanwezigheid van mogelijke vegetatie- en/of cultuurlagen, die zichtbaar zijn als bodemverkleuringen. Door middel van het verkennend booronderzoek dient te worden vastgesteld of er binnen het plangebied archeologische resten in situ te verwachten zijn.

Binnen het plangebied is al eerder archeologisch onderzoek uitgevoerd. In 2010 heeft ARC bv een archeologisch opgraving uitgevoerd in het zuiden van het plangebied. De werkputten van dit onder-zoek lagen binnen het huidige plangebied, maar het is niet zeker of deze ook binnen het tracé van de nieuwe verbindingsweg liggen. Indien deze werkputten binnen het tracé van de nieuwe verbindingsweg liggen, wordt geadviseerd om op deze locatie geen vervolgonderzoek uit te voeren.

In het zuiden van het plangebied is een archeologisch waardevolle structuur gelegen, een ringwal welke in 1914 is aangelegd als wielerbaan. Indien deze ringwal wordt bedreigd door de aanleg van de nieuwe rondweg, wordt geadviseerd om de ringwal en de directe omgeving ervan zeker te betrekken bij het booronderzoek, om een beter beeld te krijgen van de opbouw van deze wal.

Conclusie

Voorafgaand aan de aanleg van de verbindingsweg zal op de aanegwezen locaties archeologisch vervolgonderzoek worden uitgevoerd. Tevens wordt met onderhavig bestemmingsplan aangesloten op de plansystematiek van het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Oirschot. De gronden die op de Erfgoedkaart zijn aangeduid met 'Categorie 4: Gebied met hoge verwachting' zullen worden bestemd met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Daarmee worden de eventueel aanwezige archeologische waarden beschermd.

4.8 Cultuurhistorie

Beleid en normstelling

Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.

Onderzoek

In 2021 heeft de gemeenten Oirschot de erfgoedkaart laten opstellen waarin de cultuurhistorische waarden zijn opgenomen. Doel van de erfgoedkaart is om het erfgoed een betere bescherming te kunnen geven via het bestemmingsplan en/of verordening, zoals in de Erfgoedwet staat omschreven. Bij de inventarisatie zijn niet alleen de nog zichtbare overblijfselen uit het verleden opgenomen, maar wordt vooral ook een overzicht gegeven van voormalige elementen en structuren met hun landschapsgenetische context, ongeacht de mate waarin deze thans aan de oppervlakte nog zichtbaar zijn.

Er zijn een aantal gebruiksvelden waarvoor de erfgoedkaart van belang is:

  • Bij het maken van toekomstplannen voor grotere of kleinere delen van de gemeente kan men kennis nemen van de aanwezigheid van deze relicten en dank zij die informatie in de planning, overwegen of en hoe die relicten in het nieuwe plan een plaats kunnen krijgen. Men kan zelfs een stap verder gaan en op creatieve wijze hiaten in historische landschappelijke structuren in het plan op moderne wijze aanvullen.
  • Voor de archeologie is deze inventarisatie een hulpmiddel bij het herkennen van gebieden en plaatsen die vanuit die afdeling bijzondere aandacht, verkennend en eventueel nader onderzoek vereisen wanneer er activiteiten gepland worden die het voortbestaan van cultuurhistorische relicten of archeologische informatie onmogelijk maken. In een vroeg stadium kunnen de planologen geattendeerd worden op dergelijke waarden die beter ontzien dan verwoest worden.
  • Vanuit educatief oogpunt kan de inventarisatie van relicten gebruikt worden om het algemene publiek en scholieren te attenderen op bijzondere plekken in hun omgeving, en bij die mensen daarvoor een waardering op te bouwen. Deze inventarisatie is daarvoor niet een kant-en-klaar pakket, maar ze wijst de weg naar meer informatie en attendeert vooral op interessante plekken die via de reconstructie van het historisch landschap in hun vroegere onderlinge samenhang en via de reconstructie van het natuurlijk landschap ook in de samenhang met dat landschap geplaatst kunnen worden.

De erfgoedkaart bestaat onder andere uit een een waardenkaart en een beleidskaart. Op de cultuurhistorische waardenkaart zijn de punten, lijnen en vlakken aangegeven die een hoge tot zeer hoge cultuurhistorische waarde bezitten, alsook de wettelijk beschermde monumenten. Hiervoor is zoveel mogelijk uitputtend geïnventariseerd wat er aan cultuurhistorie bekend is.

De cultuurhistorische beleidskaart is afgeleid van de cultuurhistorische waardenkaart, en geeft de ruimtelijke grondslag voor het beleid op het gebied van cultuurhistorie en monumenten. De cultuurhistorische beleidskaart geeft aan welke gebieden in een bestemmingsplan de (dubbel)bestemming cultuurhistorie (zouden) moeten krijgen. Deze gebieden zijn onderscheiden in objecten en gebieden, waar een op onderdelen verschillend beleid kan worden gehanteerd.

Uit de cultuurhistorische waarden en -beleidskaart, zie onderstaande figuren, blijkt dat het tracé van de nieuwe verbindingsweg op de volgende cultuurhistorische waarde aanduidingen stuit:

  • Historische geografie (lijn) met hoge waarde ter plaatse van De Kemmer en de Eindhovensedijk;
  • Historische geografie (lijn) met redelijk hoge waarde ter plaatse van Bloemendaal;
  • Historische geografie (vlak) met zeer hoge waarde betreffend oude wielerbaan 'Steeds Sneller';
  • Historische geografie (vlak) en Rijksmonument betreffende een Joodse begraafplaats;
  • Historisch groen bosbouw.

Bovengenoemde cultuurhistorisch waardevolle elementen hebben allen geen juridisch/wettelijke bescherming. Behalve de Joodse begraafplaats, dit is een Rijksmonument en wordt beschermd met de Erfgoedwet.

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPBGVERBINDINGSWEG-VAST_0030.png"

Figuur 4.8.1: Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart Oirschot (Omgevingsdienst Zuidoost Brabant)

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPBGVERBINDINGSWEG-VAST_0031.png"

Figuur 4.8.2: Uitsnede cultuurhistorische beleidskaart Oirschot (Omgevingsdienst Zuidoost Brabant)

Joodse begraafplaats

In de omgeving van de huidige Joodse begraafplaats worden nieuwe parkeerplaatsen voorzien. Uit de gevoerde gesprekken in het kader van het omgevingsdialoog met het Nederlandsch-Israëlitisch Kerkgenootschap (NIK) is het vermoeden ontstaan dat de begraafplaats mogelijk groter is dan nu nog visueel waarneembaar. In verband met de eeuwige grafrust die de joodse traditie kent, is het onwenselijk om parkeerplaatsen op de plaats van daadwerkelijke graven aan te leggen. Om hier meer inzicht in te krijgen is door archeologisch en cultuurhistorisch adviesbureau RAAP een cultuurhistorisch bureauonderzoek onderzoek uitgevoerd naar de Joodse begraafplaats. Het rapportage is bijgevoegd in bijlage 20.

In het onderzoek wordt geconcludeerd dat op basis van de beschikbare bronnen geen uitspraken kunnen worden gedaan over waar precies wel of niet begraven is op de joodse begraafplaats. Wel kunnen uitspraken gedaan worden over de waarschijnlijkheid dat op bepaalde plaatsen begraven is. Dit heeft geresulteerd in verwachtingszones (zie figuur 4.8.3), waarna drie aanbevelingen worden gedaan aangaande de voorgenomen ontwikkelingen:

  1. 1. Vanwege de onzekerheid van de precieze binnenste begrenzing van de zone met lage verwachting, wordt geadviseerd in de gehele zone met lage verwachting geen ingrepen uit te voeren.
  2. 2. In de zone met zeer lage verwachting is in het kader van dit onderzoek geen bezwaar tegen het uitvoeren van ingrepen, omdat hier geen graven verwacht hoeven te worden.
  3. 3. Door middel van een onderzoek met grondradar of vergelijkbare fysische technieken zou meer duidelijkheid verkregen kunnen worden over de exacte locatie van graven zonder de bodem te beroeren.

Er is er voor gekozen om geen werkzaamheden uit te voeren ter plaatse van de zone met lage, hoge en zeer hoge verwachtingswaarde. Deze zones maken geen onderdeel uit van het bestemmingsplan en hier worden dus ook geen nieuwe parkeerplaatsen voorzien. Hiermee blijft de eeuwige grafrust die de joodse traditie kent gewaarborgd. Daarnaast blijven de aanwezige cultuurhistorische waarden intact. Het onderzoek is tevens gedeeld met het NIK, waarop zij positief hebben gereageerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPBGVERBINDINGSWEG-VAST_0032.png"

Figuur 4.8.3: Verwachting van de aanwezigheid van gravan van de joodse begraafplaats in Oirschot (bron: RAAP-RAPPORT 6079, De joodse begraafplaats in Oirschot)

Wielerbaan 'Steeds Sneller'

De oude wielerbaan in cirkelvorm is nog te herkennen in het landschap door een kleine grondwal. Doordat begroeiing de afgelopen decenia vrij spel heeft gekregen is de cirkelvorm van de oude wielerbaan slechts beperkt visueel zichtbaar.

Met de verbreding van rijksweg A58 omstreeks 2010 is reeds een deel van dit relict geamoveerd. Met de aanleg van de verbindingsweg zal wederom een deel van de oude wielerbaan geamoveerd moeten worden. Om de cultuurhistorische waarde van het nog aanwezige deel van de historische wielerbaan vast te stellen is door RAAP een cultuurhistorisch bureau- en veldonderzoek uitgevoerd. Het rapportage is bijgevoegd in bijlage 21.

In het rapportage is geconcludeerd dat de wielerbaan één van de weinige restanten van de wielerbaancultuur in Nederland is in de periode van de 19e eeuw tot aan de Tweede Wereldoorlog. De overblijfselen van deze vergeten typisch Brabantse volkssport zijn uiterst schaars. Alleen om die reden al hebben de restanten van dee wielerbaan een hoge cultuurhistorische waarde. Daarnaast is er nog een drietal factoren die deze cultuurhistorische waarde niet alleen onderstrepen maar ook verhogen. Ten eerste betreft het hier waarschijnlijk het vroegste nog bestaande voorbeeld van een wielerbaan in Nederland (1914). Ten tweede zijn de volmaakt ronde vorm, de verdiepte ligging en materialisering van geel zand en sintels bijzonder. De cirkelvorm is zelfs volstrekt uniek; hiervan zijn ook onder verdwenen banen geen vergelijkbare voorbeelden bekend. Ten slotte is de staat waarin de restanten verkeren goed en zijn er zelfs delen gerestaureerd.

Om die reden acht RAAP de restanten van deze wielerbaan behoudenswaardig en zelfs monumentwaardig. Wanneer deze bescherming en het behoud van de baan als geheel niet mogelijk blijken, adviseert RAAP het niet te handhaven deel van de baan op enige manier herkenbaar te maken in de geplande infrastructuur. Ten slotte is het volledig restaureren van de restanten die niet binnen het geplande tracé vallen een manier om de cultuurhistorische waarde van het dan nog bestaande restant te verhogen.

De gemeente Oirschot is zelf het bevoegde gezag om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. Gemeente erkent de hoge cultuurhistorische waarde van de wielerbaan, maar is niet voornemens hieraan de status van gemeentelijke monument te verlenen. Vanwege de zwaarder wegende openbare belangen die gepaard gaan met de aanleg van de verbindingsweg is het behoud van de wielerbaan niet mogelijk. Wel wordt het advies van RAAP opgevolgd en wordt het niet te handhaven deel van de baan op enige manier herkenbaar gemaakt in de nieuwe weg. Dit kan gedaan worden door op of langs de weg een aanduiding aan te brengen die refereert aan de wielerbaan. In het ontwerp van de nieuwe verbindingsweg is de contour van de wielerbaan zichtbaar gemaakt met een kleur op de rijbaan. Hierdoor worden gebruikers van de verbindingsweg geattendeerd op de aanwezigheid van dit historisch relict. Dit sluit tevens aan bij de uitgangspunten van het erfgoedbeleid van de gemeente Oirschot.

Overige cultuurhistorische waardevolle elementen

Voor de cultuurhistorische waardevolle elementen die geen juridisch/wettelijke bescherming hebben moeten in de planvorming in het bijzonder aandacht zijn voor aanwezige cultuurhistorische waarden. In het landschappelijk inpassingsplan en wegontwerp van MTD Landschapsarchitecten (Bijlage 7) is rekening gehouden met de cultuurhistorische waardevolle lanen De Kemmer en Bloemendaal en het historisch groen. In dit landschappelijk inpassingsplan worden deze waardevolle lanen in behouden en benadrukt. De lanen kunnen zodoende goed vanaf de verbindingsweg worden ervaren. Hiermee wordt aangesloten bij uitgangspunten van het erfgoedbeleid van de gemeente Oirschot.

Conclusie

Binnen het plangebied zijn geen juridisch/wettelijk beschermde cultuurhistorische waarden aanwezig. De joodse begraafplaats is wel wettelijk beschermd met de Erfgoedwet, maar is geen onderdeel van het plangebied. Naar aanleiding van het onderzoeksrapport van RAAP is gekozen om geen werkzaamheden binnen de zones met verwachtingswaarden uit te voeren. Het plangebied van het bestemmingsplan blijft ook buiten deze zones.

Aan de overige aanwezige cultuurhistorische waarden binnen het plangebied wordt geen afbreuk gedaan. Met de aanwezige cultuurhistorische waarden is rekening gehouden in het landschappelijk inpassingsplan en het schetsontwerp van de verbindingsweg. Het aspect 'cultuurhistorie' staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.9 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai

Voor wat betreft het aspect geluid dient deze wijziging in eerste instantie te worden getoetst aan de Wet geluidhinder, vanwege de aanleg van een nieuwe weg. De bestaande woningen binnen de zone van de nieuwe weg dienen getoetst te worden aan de normen uit de Wet geluidhinder.


Bij de aansluitingen van de nieuwe weg op de bestaande wegenstructuur is er sprake van een fysieke wijziging van de weg. Deze dienen getoetst te worden aan het reconstructiecriterium uit de Wet geluidhinder. Er is sprake van een reconstructie als er sprake is van een fysieke wijziging aan de weg (hier van toepassing) en er door de wijziging in het toekomstig maatgevende jaar zonder het treffen van maatregelen een significantie toename van de geluidbelasting (2 dB) is, getoetst per geluidgevoelige bestemming/object.


Indien er sprake is van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder dient er te worden getoetst aan de van toepassing zijnde grenswaarden, waarbij tevens een afweging van geluidreducerende maatregelen dient plaats te vinden. Van belang is dan ook of er sprake is van eerder vastgestelde hogere waarden en/of saneringssituaties.


Op basis van artikel 99, lid 2 van de Wgh geldt dat indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de reconstructie van een weg zal leiden tot een toename van de geluidsbelasting van 2 dB of meer vanwege andere wegen dan de te reconstrueren weg of - als een weg gedeeltelijk wordt gereconstrueerd - vanwege de niet te reconstrueren gedeelten daarvan, heeft het in het eerste lid bedoelde onderzoek tevens betrekking op die andere wegen of de niet te reconstrueren gedeelten van de betrokken weg (uitstralingseffect).


Om na te gaan of er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat ten gevolge van de nieuwe weg, van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder en voor het bepalen van het uitstralingseffect, dienen de volgende werkzaamheden te worden uitgevoerd:

  • het vaststellen van het onderzoeksgebied;
  • het opstellen van de twee verschillende akoestische rekenmodellen op basis van het RMV2012 voor het bepalen van de heersende waarden en de geluidbelastingen in het toekomstig maatgevend jaar;
  • het verzamelen van gegevens t.a.v. eerder verleende hogere waarden/saneringssituaties ten gevolge van de Kempenweg en de Eindhovensedijk binnen een straal van 200 meter van de nieuwe aansluitingen; deze gegevens dienen door de gemeente Oirschot aangeleverd te worden.
  • het berekenen van de geluidbelastingen in de verschillende situaties;
  • het toetsen van de bestaande woningen aan de Wgh, ten gevolge van het wegverkeer op de nieuwe weg.
  • het toetsen van de resultaten aan het reconstructiecriterium en/of de grenswaarden uit de Wet geluidhinder;
  • het bepalen van het uitstralingseffect;
  • het eventuele onderzoek naar maatregelen, om de geluidbelasting te reduceren naar een aanvaardbaar akoestisch niveau.


De uitgangspunten, berekeningsresultaten en bevindingen zijn vastgelegd in een akoestische rapportage Bijlage 22.

Navolgend zijn de resultaten van het onderzoek uiteengezet:

In het akoestisch onderzoek is de geluidbelasting berekend op de bestaande woningen ten gevolge van het verkeer op de nieuwe verbindingsweg tussen de Kempenweg en de Eindhovensedijk. Ook zijn de gevolgen van de wijzigingen aan de Eindhovensedijk en De Kemmer voor de geluidbelasting op de bestaande woningen berekend. Het gaat om de volgende situaties:

  1. 1. Wijzigen De Kemmer;
  2. 2. Realiseren t-aansluiting Eindhovensedijk

Er wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op de bestaande woningen ten gevolge van het verkeer op de nieuwe verbindingsweg. De wijzigingen aan de Eindhovensedijk en De Kemmer leveren geen toename van de geluidbelasting van 2 dB of meer op de bestaande woningen in het onderzoeksgebied op. Er is geen sprake van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. Er is geen sprake van een uitstralingseffect van de wijzigingen aan de wegen.

Conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.

4.10 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk onderbouwing uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijnstof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven.

Tabel: Grenswaarden maatgevende stoffen Wet milieubeheer

Stof Toetsing van Grenswaarde
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
fijnstof (PM10) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³
fijnstof (PM2,5) jaargemiddelde concentratie 25 µg /m³

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk onderbouwing uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Onderzoek

De nieuw aan te leggen Verbindingsweg kan een verslechtering van de luchtkwaliteit tot gevolg hebben voor nabij gelegen woningen. In het kader van de Wet milieubeheer dient onderzocht te worden of de luchtkwaliteit ten gevolge van de aanleg van de Verbindingsweg voldoet aan de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof. In dit kader voeren wij een berekening naar de luchtkwaliteit uit middels het programma Geomilieu STACKS. In Bijlage 23 is het onderzoek opgenomen, navolgend zijn de resultaten en conclusie weergegeven:


Resultaten toetspunten

De concentraties NO2, PM10 en PM2,5 en het aantal overschrijdingsdagen voor PM10 zijn berekend. In onderstaande tabel zijn de hoogste rekenresultaten weergegeven voor de nieuwe verbindingsweg. In de bijlagen 5,6 en 7 van het onderzoek is een volledige uitdraai van de resultaten weergegeven. Op basis van de resultaten kan worden geconcludeerd dat in alle situaties ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer;

Tabel: Rekenresultaten worst case stituatie, rekenjaar 2021

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPBGVERBINDINGSWEG-VAST_0033.jpg"

Uit de resultaten van het onderzoek wordt geconcludeerd dat de grenswaarden voor luchtkwaliteit in de worst-case situatie niet wordt overschreden ter plaatse van omliggende woningen. De berekende waarden liggen ruimschoots onder de wettelijke grenswaarden. Daarnaast nemen de concentraties luchtverontreinigende stoffen ter plaatse van de Eindhovensedijk sterk af. Op deze weg is in de toekomstige situatie immers sprake van een forse daling van het aantal verkeersbewegingen als gevolg van de realisatie van de nieuwe verbindingsweg. Ter plaatse van zowel het plangebied als de directe omgeving zal na de ontwikkeling uit het oogpunt van luchtkwaliteit sprake zijn van een aanvaardbaar woon-en leefklimaat.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.

4.11 Externe Veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.


Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Onderzoek en conclusie

De nieuwe weg zelf is geen (beperkt) kwetsbaar object. Ook zal de weg in de toekomst geen onderdeel uitmaken van het Basisnet en zal geen vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg plaatsvinden. De weg is derhalve geen risicovolle bron. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

Tevens heeft Veiligheidsregio Brabant Zuidoost advies uitgebracht in het kader van bereikbaarheid en bluswatervoorziening. Het advies is bijgevoegd in bijlage 24. Veiligheidsregio heeft geen nader advies aangaande de ontwikkelilng en adviseert om de 'Beleidsregels Bereikbaarheid en Bluswatervoorziening' (zie bijlage 25) op te nemen in de bestemmingsplanregels. Echter zijn de beleidsregels algemeen van aard en niet concreet genoeg om op te nemen in de planregels, dit wordt achterwege gelaten. Wel wordt er in de verdere uitwerking van het wegontwerp rekening gehouden met deze beleidsregels.

4.12 Kabels En Leidingen


Toetsingskader

Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).


Onderzoek en conclusie

In het tracé zijn kabels en leidingen in beheer bij de volgende nutsbedrijven:

• Brabant Water drinkwaterleiding

• Eurofiber / Ziggo / Reggefiber / Tele2 / KPN / NKM data- en telecomkabels

• Enexis laagspanning, middenspanning, gas lage druk

• Enexis gas hoge druk (Baarschotsestraat)

• Provincie Noord-Brabant laagspanning en signaalkabel

• Gemeente Oirschot riolering en persleiding


Langs de Kempenweg en Eindhovensedijk is de kabeldichtheid hoog. De verwachting is dat als gevolg van de aanpassingen diverse kabels en leidingen moeten worden verlegd. Nutsbedrijven worden tijdig geraadpleegd ten aanzien van eventuele verleggingen.

4.13 Besluit M.e.r.

Toetsingskader

De centrale doelstelling van het instrument milieueffectrapportage is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijk belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De basis van de milieueffectrapportage wordt gevormd door de EU Richtlijn m.e.r. De richtlijn is van toepassing op de milieueffectbeoordeling van openbare en particuliere projecten die aanzienlijke gevolgen voor het milieu kunnen hebben.

De Europese regelgeving is in de Nederlandse wetgeving onder andere geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (verder Wm) en in het Besluit milieueffectrapportage 1994. In de bijlagen behorende bij het Besluit m.e.r. zijn de m.e.r.-plichtige activiteiten (de C-lijst) en de m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten (de D-lijst) beschreven. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Voor de betreffende activiteiten die niet aan de drempelwaarden voldoen, dient het bevoegd gezag na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek

Via verschillende sporen kan sprake zijn van een m.e.r.-(beoordelingsplicht). Categorie C1.3 en D1.2 Besluit milieueffectrapportage: De wijziging of uitbreiding van een weg bestaande uit vier of meer rijstroken, of verlegging of verbreding van bestaande wegen van twee rijstroken of minder tot wegen met vier of meer rijstroken niet zijnde een, autosnelweg of autoweg. In gevallen waarin de weg een lengte heeft van 5 kilometer of meer. Er volgt ook een m.e.r.-plicht wanneer voor een bestemmingsplan een passende beoordeling op grond van de Wet natuurbescherming noodzakelijk is, leidt dit automatisch tot een planmer-plicht. Hierbij zijn gezien de afstand tot de omliggende Natura 2000-gebieden in dit geval met name de mogelijke gevolgen voor de stikstofdepositie binnen Natura 2000 van belang. Uit de berekening blijkt dat een passende beoordeling niet noodzakelijk is.


Gezien het wegprofiel wordt de drempelwaarde uit het Besluit m.e.r. niet overschreden. Sinds 7 juli 2017 is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Hierin is geregeld dat ook voor projecten die zijn opgenomen in bijlage D, maar beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een MER nodig is. In dat kader wordt afgewogen of het plan ondanks dat het ruim onder de drempelwaarde blijft, mogelijk toch belangrijke negatieve milieueffecten heeft op basis van de eerder genoemde omstandigheden. Dit is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.


Bij een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling dient de gemeenteraad te beslissen of het doorlopen van een volledige procedure voor een milieueffectrapportage (planMER) noodzakelijk is, voordat een ontwerpbestemmingsplan in procedure wordt gebracht. De wettelijke regeling gaat daarbij uit van het principe 'nee, tenzij'. Dit betekent dat een volledige planm.e.r.-procedure alleen noodzakelijk is indien de activiteit 'belangrijke nadelige gevolgen' voor het milieu kan hebben. In een aanmeldnotitie worden op basis van resultaten en conclusies uit de verschillende deelonderzoeken ingegaan op de effecten van de beoogde ontwikkeling. Per milieuthema dient bekeken te worden of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden.


Er is een vormvrije m.e.r.-beoordelingsnotitie opgesteld waarin het milieu effect door realisatie van de verbindingsweg Kempenweg-Eindhovensedijk is onderzocht. De vormvrije m.e.r.-beoordelingsnotitie is bijgevoegd in bijlage 26 van de toelichting.

Conclusie

Uit de vormvrije m.e.r.-beoordelingsnotitie blijkt dat de aard en omvang van het project niet tot belangrijke nadelige milieugevolgen leiden, mits de genoemde mitigerende maatregelen worden uitgevoerd. De mitigerende maatregelen zijn:

  • De toename van het verhard oppervlak bedraagt ca. 8.000 m2. De totaal benodigde compensatie bedraagt 8.000 m x 1 x 0,06 m = 480 m3. Over de gehele lengte van het tracé wordt een voorziening aangelegd voor het opvangen en infiltreren van hemelwater.
  • Vanwege het voorkomen van beschermde diersoorten rondom de locatie voor de nieuwe verbindingsweg is het nodig mitigerende maatregelen te nemen. Deze maatregelen zijn uitgewerkt in een activiteitenplan en voorgelegd aan het bevoegd gezag in de vorm van een aanvraag om ontheffing van de Wet natuurbescherming (Wnb) voor sooren. Een ontheffing is benodigd voordat de werkzaamheden met mogelijke negatieve gevolgen voor beschermde soorten worden opgestart.

Met inachtneming van deze maatregelen is het doorlopen van een volledige m.e.r.-procedure niet noodzakelijk.

In de regels van dit bestemmingsplan is geborgd dat er een mitigerende maatregel getroffen moet worden voor het opvangen en infiltreren van hemelwater. De ontheffing Wnb voor soorten is inmiddels verleend, zie besluit in bijlage 17.

Op basis van de vormvrije m.e.r.-beoordelingsnotitie en de toetsing van de voorgenomen activiteit aan de criteria voor de beoordelingsprocedure heeft gemeente Oirschot tot de conclusie gebracht dat het opstellen van een milieueffectrapportage niet noodzakelijk is. Wel moeten er mitigerende maatregelen worden getroffen. Deze moeten voorwaardelijk worden vastgelegd in het bestemmingsplan. Dat is gedaan.

Op 15 februari 2022 is door het college van burgemeester en wethouders besluit genomen op de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Het besluit is bijgevoegd in bijlage 27.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Het Juridisch Plan

In de voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten van dit bestemmingsplan geformuleerd. In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven.

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op dezelfde manier worden verbeeld. De SVBP is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro gemaakt moeten worden. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden, met inachtneming van de aanpassingen die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.

5.2 Beschrijving Van De Bestemmingen

Enkelbestemming 'Verkeer'

De gronden die op de verbeelding zijn aangewezen voor ‘Verkeer’, zijn in hoofdzaak bestemd voor wegen en met de wegen verband houdende voorzieningen zoals bermen, sloten en allerlei bouwwerken, geen gebouwen zijnde (zoals straatverlichting, verkeersregelinstallaties, informatieborden, bewegwijzering).

Op vrijwel het volledige nieuwe tracé is straatverlichting niet toegestaan om nadelige invloed van de nieuwe weg door verlichting op de ecologische waarden en kenmerken van het gebied te voorkomen. Alleen het deel van het wegtracé tussen rotonde Kempenweg tot aan waar het nieuwe tracé afbuigt naar een parallelle ligging aan de A58 mag straatverlichting geplaatst worden. Hier is in de huidige situatie namelijk al straatverlichting aanwezig. Door middel van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - straatverlichting uitgesloten' is geregeld dat geen straatverlichting geplaatst mag worden.

Mede gelet op het bepaalde in artikel 3.3.1 Bro zijn op de verbeelding de functie en de as van de nieuwe verbindingsweg weergegeven. In de regels is tevens ingevolge artikel 3.3.1 Bro de functie van de weg en het aantal rijstroken vastgelegd.

Mocht bij de uitvoering van de werken blijken dat bijvoorbeeld de as van de weg opgeschoven moet worden dan hebben burgemeester en wethouders de bevoegdheid de as van de weg iets op te schuiven, mits voldaan wordt aan de eisen van de Wet geluidhinder. Bij het gebruik van de weg dient voldaan te worden aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op nabijgelegen geluidsgevoelige objecten.

Enkelbestemming 'Natuur'

De gronden die op de verbeelding als 'Natuur' zijn aangewezen zijn bestemd voor de natuurcompensatie conform het natuurcompensatieplan (bijlage 8) en het inrichtingsplan (bijlage 9). Middels een voorwaardelijke verplichting is de realisatie van de natuurcompensatie geborgd.

Tevens heeft gemeente Oirschot aan provincie Noord-Brabant verzocht om een grenswijziging van het Natuur Netwerk Brabant (NNB). Gedeputeerde Staten zijn hiertoe bevoegd. Na grenswijziging valt de volledige bestemming 'Natuur' binnen het Natuur Netwerk Brabant. Gedeputeerde Staten hebben op 19 september 2023 het verzoek om grenswijziging goedgekeurd en de grenscorrectie van het NNB in de Interim omgevingsverordening vastgesteld.

Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'

In verband met de bescherming van de archeologische waarden kent het plan de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 4’. Voor een toelichting hierop wordt verwezen naar paragraaf 4.7 van deze toelichting.

Dubbelbestemming 'Leiding'

Deze (dubbel)bestemming betreft de in het plangebied aanwezige watertransportleiding. Deze leiding is overeenkomstig de bestaande situatie bestemd en als zodanig beschermd.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.1.1 Maatschappelijke betrokkenheid

De verbindingsweg heeft tot doel de ervaren verkeersoverlast in het zuidoostelijk deel van Oirschot te beperken. In de eerste fase van het ontwerpproces is gestart met een gebiedsdialoog met gebruikers en bewoners, daaruit is een participatieproces gevolgd. Uit dit participatieproces zijn uitgangspunten naar voren gekomen voor het eerste ontwerp van de weg. Daarna is het schetsontwerp opgepakt en zijn deze uitgangspunten vertaald in een schetsontwerp waarin keuzes zijn gemaakt om de opgehaalde randvoorwaarden en uitgangspunten te vertalen in een ontwerp.

In het participatieproces is het schetsontwerp aan verschillende belanghebbende partijen voorgelegd. De verschillende beleidsafdelingen binnen de gemeente en externe inhouds- en gebiedsdeskundige zijn gedurende het proces gehoord. Er is in februari 2021 een digitale enquête afgenomen, gepubliceerd via de gemeentelijke website en op 10 maart 2021 heeft een digitale informatieavond plaatsgevonden. Vervolgens zijn in maart 2021 diverse gesprekken gevoerd met stakeholders, zowel bewoners als vertegenwoordigers en eigenaren die een belang hebben in het gebied. In de gesprekken is het schetsontwerp gepresenteerd en is er ruimte geboden voor vragen. Het participatieverslag over de voorbereidende fase is opgenomen in Bijlage 28.

Voorts hebben diverse dialogen met betrokken omwonenden en andere stakeholders plaatsgevonden in de periode april tot en met juni 2023. In 2 gebiedsdialogen zijn het voorlopig ontwerp (VO) en het definitief ontwerp (DO) besproken. Ook is gelegenheid geboden om ook buiten de dialoogavonden een reactie te geven op de het wegontwerp. Het participatieverslag over de fase VO en DO wegontwerp is opgenomen in bijlage 29.

6.1.2 Vooroverleg

In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het concept bestemmingsplan toegezonden aan de overlegpartners van gemeente Oirschot. In dit geval provincie Noord-Brabant, waterschap De Dommel en Rijkswaterstaat (in verband met ligging naast rijksweg A58). Van deze overlegpartners zijn reacties ontvangen, welke zijn samengevat en beantwoord in de Nota Vooroverleg. De Nota Vooroverleg is bijgevoegd in bijlage 30.

6.1.3 Zienswijzen en ambtshalve wijzigingen

Met ingang van 9 maart 2023 heeft het ontwerpbestemmingsplan gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Dit is op 8 maart 2023 gepubliceerd in het Oirschots weekjournaal, het Gemeenteblad en op de gemeentelijke website. Een ieder is in de mogelijkheid gesteld een zienswijze in te dienen op het ontwerpbestemmingsplan.

Tijdens deze termijn van terinzagelegging zijn zes zienswijzen ingediend tegen het ontwerpbestemmingsplan. De zienswijzen zijn samengevat, waarbij de essentie wordt weergegeven, en beantwoord in de Nota zienswijzen. Bij de beantwoording is de gehele zienswijze in ogenschouw genomen. Daarnaast wordt per zienswijze aangegeven of deze ontvankelijk en gegrond is en of de zienswijze aanleiding geeft tot wijziging van het bestemmingsplan.

De ingekomen zienswijzen hebben geleid tot het maken van één wijziging in het bestemmingsplan. Ter voorkoming van het kunnen maken van extra verkeersaansluitingen op de verbindingsweg wordt de bestemming 'Groen - Landschappelijke inpassing' toegevoegd op de verbeelding en in de regels.

Naast de wijziging naar aanleiding van de ingekomen zienswijzen zijn er tevens ambtshalve wijzingen doorgevoerd ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan. Het bestemmingsplan zal aldus gewijzigd worden vastgesteld. De relevante ambtshalve wijzigingen ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan betreffen de volgende:

  1. 1. toevoegen voorwaardelijke verplichting aanleg natuurcompensatie in de regels van enkelbestemming 'Verkeer' om de aanleg van de natuurcompensatie te borgen;
  2. 2. uit dialoog met omwonenden is de wens voor de aanleg van een aarden wal parallel aan de verbindingsweg gehonoreerd door gemeente. Om dit planologisch mogelijk te maken wordt op de verbeelding en in de regels de enkelbestemming 'Groen - Landschappelijke inpassing' en functieaanduiding 'aarden wal' toegevoegd;
  3. 3. Om de cultuurhistorische waarde van het nog aanwezige deel van de historische wielerbaan vast te stellen is door RAAP een cultuurhistorisch bureau- en veldonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek heeft niet geleid tot een inhoudelijke aanpassing van het wegontwerp. Wel wordt het advies uit het rapport opgevolgd door middel van het visueel herkenbaar maken van de historische wielerbaan. Het rapportage wordt opgenomen als bijlage bij de toelichting.
  4. 4. In overleg met provincie is er voor gekozen om een deel van het teniet gaande Natuur Netwerk Brabant (NNB) ten gevolge van de verbindingsweg een deel fysiek en een deel financieel te compenseren. De keuze is het gevolg van een uitspraak van de Raad van State (202002829/1/R2). Op de verbeelding wordt gebiedsaanduiding 'overige zone – vanwege natuurcompensatie te realiseren natuur' aangepast.

De Nota zienswijzen en ambtshalve wijzigingen is bijgevoegd in bijlage 31.

6.1.4 Vaststelling

Het bestemmingsplan 'Verbindingsweg Kempenweg-Eindhovensedijk' is vastgesteld door de gemeenteraad in de raadsvergadering van 26 september 2023 (unaniem besluit). Het vastgestelde bestemmingsplan zal voor een periode van 6 weken ter inzage worden gelegd. Tijdens deze periode kan door belanghebbenden beroep ingesteld worden bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State indien men het niet eens is met het besluit van de gemeenteraad.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

Voor het uitvoeren van de verbindingsweg heeft de raad van de gemeente Oirschot krediet opgenomen in de Programmabegroting 2021 (Activiteitenplan 2021 - 2025 investeringen). Op basis van de gemaakte raming van de uitvoeringskosten is in de openbare raadsvergadering van 1 juni 2021 besloten een krediet van €2.950.000 voor de uitvoering van de verbindingsweg vast te stellen. Binnen dit krediet is tevens de grondverwerving en de aanleg van de natuurcompensatie opgenomen.

Daarnaast dienen nog een aantal vervolg onderzoeken uitgevoerd te worden. Dit zijn:

  • detectieonderzoek niet-gesprongen explosieven (NGE);
  • Nader bodemonderzoek;
  • archeologisch vervolgonderzoek.

Voor het bodemonderzoek en archeologisch onderzoek moeten boringen worden verricht. Vanwege de risico’s van de aanwezigheid van ontplofbare oorlogsresten (OO) zijn boringen op dit moment niet mogelijk. Pas na het detectieonderzoek NGE en het vrijgeven van het terrein kunnen de boringen plaatsvinden. Echter kan het detectieonderzoek pas plaatsvinden zodra het terrein ontdaan is van alle houtopstanden. Het kappen van de houtopstanden kan pas zodra de ecologische maatregelen zijn uitgevoerd.

De kosten voor de vervolgonderzoeken, alsmede het eventueel doen van bodemsanering, onschadelijk maken van OO en archeologische opgraving, zijn gedekt in het krediet voor de uitvoeringskosten.

Omdat het project is vastgelegd in de gemeentelijke meerjarenplanningen en de benodigde investeringen voor dit project zijn gereserveerd is de financiële haalbaarheid van het project gegarandeerd.

Artikel 6.12, lid 1 Wro bepaalt, dat de gemeenteraad een exploitatieplan moet vaststellen voor gronden waarop een in artikel 6.2.1 Bro aangewezen bouwplan (zoals de bouw van één of meer woningen) is voorgenomen. In onderhavig bestemmingsplan worden dergelijke bouwplannen niet mogelijk gemaakt, zodat de gemeenteraad kan afzien van het opstellen van een exploitatieplan.

Bijlage 1 Inrichtingsplan Natuurcompensatie

Bijlage 1 Inrichtingsplan natuurcompensatie

Bijlage 1 Verkenning Randweg Oirschot, Sweco D.d. 17 Mei 2017

Bijlage 1 Verkenning randweg Oirschot, Sweco d.d. 17 mei 2017

Bijlage 2 Projectmodel Gemeente Oirschot Bijstelling Verkeersmodel

Bijlage 2 Projectmodel gemeente Oirschot bijstelling verkeersmodel

Bijlage 3 Modelvalidatie Projectmodel Oirschot

Bijlage 3 Modelvalidatie projectmodel Oirschot

Bijlage 4 Ontwerpnota Schetsontwerp Verbindingsweg D.d. 23-04-2021

Bijlage 4 Ontwerpnota schetsontwerp verbindingsweg d.d. 23-04-2021

Bijlage 5 Ontwerpnota Definitief Ontwerp Verbindingsweg D.d. 11-07-2023

Bijlage 5 Ontwerpnota definitief ontwerp verbindingsweg d.d. 11-07-2023

Bijlage 6 Definitief Ontwerp Verbindingsweg D.d. 11-07-2023

Bijlage 6 Definitief ontwerp verbindingsweg d.d. 11-07-2023

Bijlage 7 Landschappelijke Inpassing En Wegontwerp

Bijlage 7 Landschappelijke inpassing en wegontwerp

Bijlage 8 Natuurcompensatieplan

Bijlage 8 Natuurcompensatieplan

Bijlage 9 Inrichtingsplan Natuurcompensatie

Bijlage 9 Inrichtingsplan natuurcompensatie

Bijlage 10 Rapportage Nee, Tenzij-onderzoek

Bijlage 10 Rapportage Nee, tenzij-onderzoek

Bijlage 11 Onderbouwing Externe Werking Licht En Geluid Op Natuur Netwerk Brabant

Bijlage 11 Onderbouwing externe werking licht en geluid op Natuur Netwerk Brabant

Bijlage 12 Historisch Vooronderzoek Oo

Bijlage 12 Historisch vooronderzoek OO

Bijlage 13 Milieuhygiënisch Vooronderzoek Bodem

Bijlage 13 Milieuhygiënisch vooronderzoek bodem

Bijlage 14 Quickscan Wet Natuurbescherming

Bijlage 14 Quickscan Wet natuurbescherming

Bijlage 15 Aanvullend Ecologisch Onderzoek

Bijlage 15 Aanvullend ecologisch onderzoek

Bijlage 16 Ecologisch Activiteitenplan

Bijlage 16 Ecologisch activiteitenplan

Bijlage 17 Besluit Wet Natuurbescherming - Soortenbescherming; Nieuwe Verbindingsweg Kempenweg-eindhovensedijk Te Oirschot

Bijlage 17 Besluit Wet natuurbescherming - Soortenbescherming; Nieuwe verbindingsweg Kempenweg-Eindhovensedijk te Oirschot

Bijlage 18 Onderzoek Stikstofdepositie

Bijlage 18 Onderzoek stikstofdepositie

Bijlage 19 Archeologisch Bureauonderzoek

Bijlage 19 Archeologisch bureauonderzoek

Bijlage 20 Cultuurhistorisch Bureauonderzoek Joodse Begraafplaats

Bijlage 20 Cultuurhistorisch bureauonderzoek Joodse begraafplaats

Bijlage 21 Cultuurhistorisch Bureau- En Veldonderzoek Wielerbaan 'Steeds Sneller'

Bijlage 21 Cultuurhistorisch bureau- en veldonderzoek wielerbaan 'Steeds Sneller'

Bijlage 22 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 22 Akoestisch onderzoek

Bijlage 23 Onderzoek Luchtkwaliteit

Bijlage 23 Onderzoek luchtkwaliteit

Bijlage 24 Advies Veiligheidsregio Brabant Zuidoost

Bijlage 24 Advies Veiligheidsregio Brabant Zuidoost

Bijlage 25 Beleidsregels Bereikbaarheid En Bluswatervoorzieningen

Bijlage 25 Beleidsregels bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen

Bijlage 26 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Bijlage 26 Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling

Bijlage 27 Besluit Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Bijlage 27 Besluit vormvrije m.e.r.-beoordeling

Bijlage 28 Participatieverslag Voorbereiding

Bijlage 28 Participatieverslag voorbereiding

Bijlage 29 Participatieverslag Fase Vo En Do Wegontwerp

Bijlage 29 Participatieverslag fase VO en DO wegontwerp

Bijlage 30 Nota Vooroverleg

Bijlage 30 Nota Vooroverleg

Bijlage 31 Nota Zienswijzen En Ambtshalve Wijzigingen

Bijlage 31 Nota zienswijzen en ambtshalve wijzigingen