KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
Artikel 4 Verkeer
Artikel 5 Wonen
Artikel 6 Waarde - Archeologie-3
Artikel 7 Waarde - Archeologie-5
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Artikel 9 Algemene Bouwregels
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 14 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
Artikel 16 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Relatie Met Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Situatiebeschrijving
2.1 Bestaande Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
2.3 Verantwoording Transformatie Bedrijven Naar Wonen
Hoofdstuk 3 Beleidsprofiel
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Realiserings- En Uitvoeringsaspecten
4.1 M.e.r.-beoordeling
4.2 Akoestiek
4.3 Bodem
4.4 Cultuurhistorie En Archeologie
4.5 Ecologie
4.6 Externe Veiligheid
4.7 Luchtkwaliteit
4.8 Water
4.9 Bedrijven En Milieuzonering
4.10 Kabels En Leidingen
4.11 Duurzaamheid
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Bestemmingsplan
5.2 Beschrijving Van De Bestemmingen
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
6.1 Inleiding
6.2 Financiële Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Voortraject
7.2 Zienswijzen
7.3 Beroep
7.4 Tussenuitspraak
7.5 Beroep
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Activiteiten
Bijlage 1 Toelichting Moederplan 'Kvl-terrein'
Bijlage 2 Moederplan: Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 3 Moederplan: Onderzoek Geluid Wegverkeer En Spoorweglawaai
Bijlage 4 Moederplan: Onderzoek Archeologie
Bijlage 5 Moederplan: Voortoets
Bijlage 6 Moederplan: Onderzoek Externe Veiligheid
Bijlage 7 Moederplan: Watertoets
Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek Omliggende Bedrijven
Bijlage 9 Moederplan: Duurzaamheid
Bijlage 10 Zienswijzennotitie
Bijlage 11 Uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Van De Raad Van State 21 Juli 2021
Bijlage 12 Geluid Bedrijven Nijverheidsweg 12, 12a En 12b Kvl-terrein Op Bestemmingsplan
Bijlage 13 Verkeersonderzoek Naar Verkeersafwikkeling En Verkeersveiligheid Kvl - Terrein

KVL-terrein, locatie Nijverheidsweg (west)

Bestemmingsplan - Gemeente Oisterwijk

Vastgesteld op 10-03-2022 - vastgesteld

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan KVL-terrein, locatie Nijverheidsweg (west) met identificatienummer NL.IMRO.0824.BPKVLNijverhwest-VA02 van de gemeente Oisterwijk;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanbouw en uitbouw:

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;

1.4 aan huis gebonden beroep:

een aan-huis-gebonden beroep is een vrij beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig of ontwerp-technisch gebied, dat in een woning, aanbouw en uitbouw, maar geen bijgebouw, door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hiertoe worden in ieder geval gerekend de activiteiten, zoals genoemd in de Staat van Activiteiten;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aanduidingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak waarop een aanduiding betrekking heeft;

1.8 achtergevel:

de gevel van het hoofdgebouw parallel aan de voorgevel;

1.9 achterste perceelsgrens:

de van de weg afgekeerde grens van een perceel; indien meerdere zijden van het perceel van de weg afgekeerd zijn, wijst het bevoegd gezag een achterste perceelsgrens aan;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bedrijfswoning:

één woning in of bij een (bedrijfs)gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming;

1.12 beroep aan huis:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende aan- en uitbouwen, maar niet in bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.13 bestaande bouwwerken:

bebouwing die bestaat of kan worden gebouwd op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet;

1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit, zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.19 (bouw)perceel:

een aaneengesloten stuk grond dat een eenheid vormt ingebruik en waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.23 buitengevel:

een zijgevel van een woning die niet met een andere woning wordt gedeeld;

1.24 bijgebouw:

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.25 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.26 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf;

1.27 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen. Hiertoe worden in ieder geval gerekend de activiteiten, zoals genoemd in de Staat van Activiteiten;

1.28 dove gevel:

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak:

  1. a. waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede;
  2. b. waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte;

1.29 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.30 geluidsluwe gevel:

de zijde van een gebouw waar de gevelbelasting de voorkeursgrenswaarde zoals bedoeld in de Wet geluidhinder niet overschrijdt, dan wel een serre of loggia is gerealiseerd waardoor de voorkeursgrenswaarde op de scheidingsconstructie van de achtergelegen verblijfsruimte niet wordt overschreden;

1.31 geluidwerend vlies/vliesgevel:

een bouwkundige constructie aangebracht aan de buitenzijde van een gevel met het doel een geluidsreductie op deze gevel te bewerkstelligen als gevolg waarvan voldaan wordt aan het gestelde in de Wet geluidhinder, en waarbij de afstand tussen geluidwerende vlies en gevel tenminste 0,5 meter is en waarbij er tussen geluidwerende vlies en gevel sprake is van buitenlucht, met openingen ten behoeve van de luchtverversing met een capaciteit van tenminste 6 dm³ per seconde per m² vloeroppervlak van de achterliggende woning(en);

1.32 geluidwerende voorziening:

voorzieningen ten behoeve van de wering of reducering van geluid(soverlast), zoals een geluidswal en een geluidscherm. Hieronder kan ook worden verstaan aaneengesloten bebouwing;

1.33 gestapelde woningen:

een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is;

1.34 hoofdgebouw:

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.35 huishouden:

de bewoning door een persoon of meerdere personen in de vorm van een vast samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur, logies voor arbeidsmigranten of een bijzondere woonvorm, van een woning;

1.36 internethandel:

detailhandel zonder showroom, waarvan de bestelling, betaling en handel voornamelijk via internet loopt en bezorging per post, alsmede opslag zonder dat producten ter plaatse worden afgehaald, bekeken of betaald;

1.37 inwoning:

tijdelijke huisvesting ten behoeve van mantelzorg, waarbij gebruik wordt gemaakt van gezamenlijke voorzieningen en er sprake is van de huisvesting van één huishouden;

1.38 kamerverhuur:

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft;

1.39 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past. Hiertoe worden in ieder geval gerekend de activiteiten, zoals genoemd in de Staat vanActiviteiten;

1.40 logies voor arbeidsmigranten:

het bedrijfsmatig verblijf en/of nachtverblijf (altijd voor meedere nachten) aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft, waarbij geen sprake is van continuïteit in de samenstelling ervan en onderlinge verbondenheid, ongeacht of arbeidsmigranten hetzefde werk verrichten, dezelfde nationaliteit delen en gezamenlijk de huishouding doen;

1.41 mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.42 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.43 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;

1.44 peil:

  1. a. voor gebouwen die onmiddelijk aan de weg grenzen: de kruin van de weg;
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld,

1.45 perceelsgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.46 productiegebonden ondergeschikte detailhandel

detailhandel als activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De detailhandelsactiviteit is van zulke beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang dat de (niet-detailhandels)functie waaraan zij wordt toegevoegd (productie en/of ambachtelijke activiteit) qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;

1.47 prostitutie:

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.48 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.49 vloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond;

1.50 voorgevel:

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.51 voorgevellijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;

1.52 voorkeursgrenswaarde:

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid van de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.53 winkelruimte:

een ruimte, welke door zijn indeling bedoeld is te worden gebruikt voor detailhandel, niet zijnde de bijbehorende opslagruimten alsmede de werkplaatsen voor de ambachten;

1.54 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.55 zijdelingse perceelsgrens:

de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt;

1.56 zijgevel:

de gevel van het hoofdgebouw die haaks op de voorgevel is gelegen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage:

het deel van het bouwvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;

2.2 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand tussen de (zijdelingse) grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;

2.3 de afstand tussen gebouwen:

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;

2.9 peil:

  1. a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de kruin van die weg;
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  3. c. voor geluidwerende voorzieningen: bovenkant spoor.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en paden;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, collectieve energievoorzieningen, warmte/koude-opslagvoorzieningen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, tuinen, toegangswegen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 6 Waarde - Archeologie-3

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie-3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming 'Waarde -Archeologie-3' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of.

Artikel 7 Waarde - Archeologie-5

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie-5' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming 'Waarde -Archeologie-5' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene Bouwregels

9.1 Afwijking bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 meter bedraagt;
  2. b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 meter bedraagt;
  3. c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 meter bedraagt.

9.2 Bestaande maten en afstanden

Artikel 10 Algemene Gebruiksregels

10.1 Waarborgen voldoende parkeer- en laad- en losgelegenheid

Ten behoeve van het voorzien in voldoende parkeer- en laad- en losgelegenheid gelden de volgende regels:

  1. a. bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of planologisch strijdig gebruik, dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijk beleid ten aanzien van parkeernormen, zoals opgenomen in de op 24 augustus 2016 vastgestelde Nota Parkeernormen 2016' van de gemeente Oisterwijk;
  2. b. indien het gebruik van een gebouw en/of gronden daar aanleiding toe geeft, dient te worden voorzien in voldoende ruimte voor laden- en lossen;
  3. c. het bevoegd gezag kan een omgevingsverordening verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a. en toestaan, dat minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien en in stand wordt gehouden op eigen terrein, indien:
    1. 1. er voldoende parkeergelegenheid in het openbaar gebied is, of;
    2. 2. er door andere omstandigheden mede verband houdende met de aard en omvang van de nieuwe functies of het bouwwerk zoals dubbelgebruik, aanwezigheidspercentage en fietsgebruik volstaan kan worden met een lagere norm;
    3. 3. afwijken van de regels, zoals bedoeld onder c, is slechts mogelijk indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • de parkeersituatie in de openbare ruimte;
      • de woon- en leefsituatie;
  4. d. het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a in die zin dat meer parkeerplaatsen worden geëist dan het aantal dat als voldoende parkeergelegenheid wordt beschouwd, indien het voorgenomen gebruik van het bouwwerk daartoe aanleiding geeft;
  5. e. indien het gemeentelijk beleid ten aanzien van parkeernormen ofwel laden en lossen als bedoeld onder a en b gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening ban de omgevingsvergunning rekening gehouden met die wijziging;
  6. f. parkeergelegenheid die gerealiseerd is om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.

Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels

11.1 wetgevingszone - afwijkingsgebied

Het bevoegd gezag kan voor de gronden met de aanduiding 'wetgevingszone -afwijkingsgebied' afwijken van het bepaalde in Artikel 3 voor het toestaan van een inpandige bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep aan huis, onder de voorwaarden dat:

  1. a. per bouwperceel maximaal één bedrijfswoning is toegestaan;
  2. b. de oppervlakte van een bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 75 m²;
  3. c. maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de woning mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep aan huis;
  4. d. ten aanzien van de bedrijfshinder:
    1. 1. aangetoond is dat de milieubelastende bedrijvigheid op de belendende percelen geen belemmeringen vormen voor de woning, of;
    2. 2. zodanige technische voorzieningen worden getroffen (aan de bron, overdrachtsgebied of ontvanger) dat de milieubelasting van de belendende bedrijvigheid voldoende is afgenomen, of;
    3. 3. maatwerkvoorschriften op de belendende bedrijven van toepassing zijn verklaard, teneinde de bedrijfsvoering van de betreffend bedrijf te waarborgen;
  5. e. aangetoond is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor het wonen;
  6. f. aangetoond is dat van een verantwoord groepsrisico sprake is;
  7. g. aangetoond is dat de woning past binnen het woningbouwprogramma en het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
  8. h. aangetoond is dat de voldoende parkeermogelijkheden worden gerealiseerd.

11.2 wetgevingszone - wijzigingsgebied 1

Het bevoegd gezag kan de gronden met de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1' wijzigen ten behoeve van wonen, onder de voorwaarden dat:

  1. a. niet meer dan 18 woningen zijn toegestaan, in de vorm van grondgebonden dan wel gestapelde woningen;
  2. b. de woningen moeten stedenbouwkundig aansluiten aan de woningbouw op het zuidelijk gelegen KVL-terrein, hiervoor dienen beeldkwaliteitseisen te worden opgesteld;
  3. c. de maximale bouwhoogte van 12 meter niet wordt overschreden;
  4. d. ten aanzien van de bedrijfshinder:
    1. 1. aangetoond is dat de milieubelastende bedrijvigheid op de belendende percelen geen belemmeringen vormen voor de woningen, of;
    2. 2. zodanige technische voorzieningen worden getroffen (aan de bron, overdrachtsgebied of ontvanger) dat de milieubelasting van de belendende bedrijvigheid voldoende is afgenomen, of;
    3. 3. maatwerkvoorschriften op de belendende bedrijven van toepassing zijn verklaard, teneinde de bedrijfsvoering van de betreffend bedrijf te waarborgen;
  5. e. aangetoond is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor het wonen;
  6. f. aangetoond is dat er geen nadelige milieueffecten optreden, dient een milieukundige toets te worden opgesteld;
  7. g. aangetoond is dat van een verantwoord groepsrisico sprake is;
  8. h. aangetoond is dat voldaan wordt aan de vereisten van de waterbeheerder;
  9. i. aangetoond is dat de woningen passen binnen het woningbouwprogramma en het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
  10. j. aangetoond is dat de voldoende parkeermogelijkheden worden gerealiseerd;
  11. k. van de wijzigingsbevoegdheid slechts gebruik kan worden gemaakt na beëindiging van de bedrijfsvoering dan wel wanneer is zekergesteld dat de bedrijfsvoering binnen een jaar na vaststelling van het wijzigingsplan stopt;
  12. l. een planologische, stedenbouwkundige en milieukundige toets is uitgevoerd.

Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels

12.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is en voor zover in hoofdstuk 2 expliciet is bepaald dat geen afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  1. a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

12.2 Ondergronds bouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken, onder de voorwaarden dat:

  1. a. ondergronds bouwen mogelijk is in verband met de bodemkwaliteit;
  2. b. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  3. c. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden;
  4. d. ondergrondse bouwwerken uitsluitend zijn toegestaan binnen het bouwvlak;
  5. e. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken niet meer mag bedragen dan het toegestane oppervlak boven het peil;
  6. f. de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken bij de in hoofdstuk 2 opgenomen oppervlaktematen wordt meegeteld voor zover niet op dezelfde plaats boven peil een gebouw aanwezig is;
  7. g. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken maximaal 10 meter onder peil bedraagt, met dien verstande dat een voorziening ten behoeve van de waterhuishouding tot maximaal 6 meter onder peil gebouwd mag worden.

Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels

Het bevoegd gezag kan de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 14 Overige Regels

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

15.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van 15.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 15.1 met maximaal 10%.

15.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

15.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

15.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 15.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

15.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 15.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

15.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

15.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan KVL-terrein, locatie Nijverheidsweg (west).

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

Op 23 april 2015 heeft de gemeenteraad van Oisterwijk het bestemmingsplan 'KVL-terrein' (hierna: moederplan) vastgesteld. Na vaststelling van dit plan is gebleken dat in een gedeelte van het bestemmingsplangebied 'KVL-terrein' een bestemmingswijziging wenselijk is. Het betreft een locatie aan de Nijverheidsweg, aan de westzijde van het KVL-terrein. In het bestemmingsplan 'KVL-terrein' heeft deze locatie een bedrijfsbestemming. Het voornemen is om op deze locatie de bouw van 27 appartementen plaats te laten vinden. Tevens is de wens uitgesproken op de gronden van de Nijverheidsweg 10, 12, 12a, 12b en 14 in de toekomst ook de bouw van woningen te faciliteren. Deze gronden betreffen een uitbreiding van het oorspronkelijke plangebied.

Om de ontwikkelingen zoals omschreven juridisch-planologisch mogelijk te maken, is voorliggende bestemmingsplan opgesteld. Waar mogelijk, wordt in dit bestemmingsplan via hyperlinks verwezen naar het bestemmingsplan 'KVL-terrein', waarvan de toelichting (zie Bijlage 1) en enkele relevante onderzoeksrapportages tevens als bijlagen zijn opgenomen. Dit plan bevat immers de actuele informatie die tevens voor onderhavig plangebied relevant is.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het KVL-terrein ligt centraal in de kern Oisterwijk, ingeklemd tussen de woningen langs de Gasthuisstraat (westzijde), het bedrijventerrein Kerkhoven (noord- en oostzijde) en het spoor (zuidzijde). Direct ten zuiden van het spoor bevindt zich het dorpscentrum.

Het plangebied waarop onderhavig bestemmingsplan betrekking heeft, bevindt zich aan de noordwestzijde van het KVL-terrein en de gronden noordelijk en westelijk daarvan. Rondom het plangebied bevindt zich de bedrijvigheid van het bedrijventerrein Kerkhoven. In figuren 1.1 en 1.2 is het plangebied aangeduid en zijn tevens het momenteel geldende bestemmingsplan 'KVL-terrein' en het bestemmingsplan'Bedrijventerrein Oisterwijk', inclusief de eerste herziening, opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPKVLNijverhwest-VA02_0001.png"

Figuur 1.1: verbeelding bestemmingsplan met ligging plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPKVLNijverhwest-VA02_0002.png"

Figuur 1.2: luchtfoto met begrenzing plangebied (Bron: Esri Nederland en het Kadaster, bewerking Antea Group)

1.3 Relatie Met Vigerende Bestemmingsplannen

Tot het moment waarop dit bestemmingsplan in werking treedt, gelden de bestemmingsplannen:

  • 'KVL-terrein', zoals op 23 april 2015 door de gemeenteraad van Oisterwijk is vastgesteld;
  • Bedrijventerrein Oisterwijk, zoals op 27 juni 2013 door de gemeenteraad van Oisterwijk is vastgesteld en herzien op 17 december 2015 bij vaststellingsbesluit door de gemeenteraad van Oisterwijk.

Bestemmingsplan 'KVL-terrein'

In dit bestemmingsplan zijn de gronden van het plangebied voorzien van de bestemming 'Bedrijventerrein'. De als 'Bedrijventerrein' bestemde gronden zijn bedoeld voor bedrijven tot en met milieucategorie 2 en aan de bedrijfsvoering ondergeschikte kantoren en opslag alsmede woon-werkwoningen. Reguliere woningen zijn niet toegestaan binnen deze bestemming. Derhalve wordt de geldende bedrijfsbestemming omgezet naar wonen.

Bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Oisterwijk' inclusief herziening

In dit bestemmingsplan zijn de gronden van het plangebied voorzien van de bestemming 'Bedrijventerrein' en de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2'. Deze gronden zijn bedoeld voor bedrijven tot en met milieucategorie 3.2, ondergeschikte kantoren en detailhandel, internethandel en bedrijfsverzamelgebouwen. Woningen zijn niet toegestaan binnen deze bestemming. Met onderhavig bestemmingsplan wordt de mogelijkheid toegevoegd om woningen te kunnen realiseren op deze gronden.

Relatie ontwikkeling versus bedrijvigheid

Op de gronden in het plangebied waar een directe woonbestemming op wordt gelegd is tevens een aanduiding opgenomen met daaraan gekoppeld de voorwaarde dat op deze gronden pas woningen mogen worden gebouwd als geluidwerende maatregelen zijn getroffen.

Op de gronden die aan het plangebied worden toegevoegd wordt de vigerende bestemming overgenomen. Ook wordt op een deel van de gronden een wijzigingsbevoegdheid toegevoegd, waarmee woningen mogelijk worden gemaakt. De wijzigingsbevoegdheid mag slechts worden toegepast als aangetoond is dat woningbouw uit milieu-planologisch oogpunt haalbaar en inpasbaar is. Daarbij moet de woonkwaliteit geborgd zijn én de bedrijfsvoering op de omliggende percelen niet onevenredig worden geschaad.

Met deze regelingen worden de rechten van omliggende bedrijven in acht genomen.

De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 21 juli 2021 tussenuitspraak gedaan.In deze tussenuitspraak heeft de raad de opdracht gekregen het bestemmingsplan op enkele punten nader te motiveren.

  1. 1. Nader gemotiveerd dient te worden van de gevolgen zijn van het plan voor het bestaand of beoogde gebruik van de percelen Nijverheidsweg 12, 12a en 12b en indien sprake is van beperkingen de aanvaardbaarheid hiervan nader te onderbouwen;
  2. 2. Nader onderzoek dient te worden uitgevoerd naar de gevolgen van het voorziene appartementengebouw voor de verkeersafwikkeling en de verkeersveiligheid in de omgeving.

Om uitvoering te geven aan deze tussenuitspraak heeft nader onderzoek plaatsgevonden.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. Hoofdstuk 2 beschrijft de huidige situatie van het plangebied. In hoofdstuk 3 gaat in op de relevante wijzigingen van het beleidskader, die zijn doorgevoerd na vaststelling van het moederplan. In hoofdstuk 4 zijn de realiserings- en uitvoeringsaspecten beschreven om de haalbaarheid van het plan aan te tonen. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische aspecten van het plan. Hoofdstuk 6 en 7 gaan tenslotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Situatiebeschrijving

2.1 Bestaande Situatie

Voor de locatie waar een wijziging plaats vindt naar wonen (appartementencomplex) is reeds een uitgebreide beschrijving van de huidige situatie opgenomen in hoofdstuk 2 'Planbeschrijving' van het moederplan. Hierin wordt ingegaan op de positionering in groter verband en de locatiekenmerken. Deze gronden behoorden tot een voormalige opslag van gemeentewerken.

De gronden die aan het plangebied worden toegevoegd zijn nog niet zo uitgebreid beschreven in het bestemmingsplan KVL-terrein. Op deze gronden zijn nu nog enkele loodsen met bedrijvigheid aanwezig.

Figuur 2.1 laat de situatie zien vanuit de lucht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPKVLNijverhwest-VA02_0003.png"

Figuur 2.1: huidige situatie plangebied (groene lijn) (Bron: Esri Nederland en het Kadaster, bewerking Antea Group)

2.2 Toekomstige Situatie

In het plangebied is op de gronden die reeds deel uitmaakte van van het plangebied de bouw van een appartementencomplex met 27 appartementen verdeeld over drie bouwlagen voorzien. In figuur 2.2 is een impressie van het bouwplan opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPKVLNijverhwest-VA02_0004.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPKVLNijverhwest-VA02_0005.png"

Figuur 2.2: plattegrond (boven) en impressie bouwplan (onder)

Parkeren en verkeer

Het uitgangspunt voor het KVL-terrein is een gesloten parkeerbalans, waarbij dient te worden aangesloten op de gemeentelijke parkeernormen die zijn opgenomen in de 'Nota parkeernormen 2016'. Ten behoeve van het bouwplan met 27 woningen dienen 38 parkeerplaatsen op eigen terrein te worden gerealiseerd. Het plan voorziet in 40 parkeerplaatsen. Hiermee wordt voldaan aan de eisen die zijn gesteld in de 'nota parkeernormen 2016', zoals ook opgenomen in paragraaf 3.3 Gemeentelijk beleid.

Ter ontsluiting van het KVL-terrein is een doorgaande lus aangelegd, die het terrein verbindt met de Gasthuisstraat in het westen, de Almystraat in het zuiden, de Gasstraat in het oosten en de Nijverheidsweg in het noorden.

De centrale verkeersroute Gasthuisstraat - Laan van KVL - Gasstraat binnen het plangebied, verbindt de verschillende deelgebieden binnen KVL met elkaar en de directe omgeving. Aan de noordzijde van het KVL-terrein is de bestaande aansluiting op de Nijverheidsweg behouden, waarmee de bereikbaarheid van de bedrijvigheid aan deze weg en de achterliggende woningen gewaarborgd is. De ontsluiting van het bestaande bedrijven aan de Nijverheidsweg 12, 12a, 12 b en 14 is daarmee tevens gegarandeerd. De ontsluiting van het gebied heeft ruim voldoende capaciteit om de extra verkeersbewegingen van het plangebied op te vangen.

Naar aanleiding van de tussenuitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State is nader onderzoek gedaan naar de verkeerskundige effecten van de ontwikkeling op de bedrijfspercelen aan de Nijverheidsweg 12, 12a, 12b. Dit onderzoek is als Bijlage bij dit bestemmingsplan toegevoegd.

Uit dit nader onderzoek blijkt dat :

  1. 1. met de voorziene 40 parkeerplaatsen ruimschoots wordt voorzien in de toekomstige parkeerbehoefte;
  2. 2. de (verwachte) verkeersgeneratie van de ontwikkeling bedraagt 112 mvt per weekdag . Omgerekend naar per werkdag zijn dit er 135 wat neerkomt op 14 mvt per spitsuur. Uit de verkeerstellingen van 2019 (voor Corona) blijkt dat maximaal 5 vrachtwagens per etmaal de bedrijfsgebouwen aan de Nijverheidsweg aandoen via de cul de sac. De maximale verkeersgeneratie door vrachtwagens vanuit de bedrijven bedraagt daarmee 10 mvt (aankomst en vertrek) per etmaal. Gezien de ligging van de Nijverheidsweg en de minimale toename aan verkeersbewegingen vanuit de ontwikkeling zal dit niet leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling. Ook de beperkte omvang van het vrachtverkeer van en naar de bedrijven heeft geen wezenlijk effect op de verkeersafwikkeling;
  3. 3. Verkeer van/naar de ontwikkeling en de reeds bestaande woningen in het KVL-dorp slaat al voor de cul de sac af bij de kruising met de Splitterij. Enkel bezoekers maken mogelijk gebruik van de openbare parkeerplaatsen langs het plangebied. De situatie is overzichtelijk en het aantal vrachtverkeerbewegingen is zeer beperkt, waarmee dit niet tot problemen in de verkeersafwikkeling leidt. Vrachtverkeer voor de bedrijven Nijverheidsweg 12, 12a, 12b en 14 kan ongehinderd en veilig laden, lossen en keren op de cul de sac. Autoverkeer van/naar de overige woningen in het KVL-terrein kan gebruik maken van de overige ontsluitingsroutes.
  4. 4. Om de verkeersveiligheid ter hoogte van de cul de sac te verbeteren is besloten de ontsluiting aan deze zijde van het plangebied op te heffen. Daarmee maken bewoners gebruik van de oostelijke ontsluiting. Deze is goed overzichtelijk en daarmee verkeersveilig. Enkel bezoekers maken mogelijk gebruik van de openbare parkeerplaatsen langs het plangebied. De situatie is overzichtelijk en het aantal vrachtverkeerbewegingen is zeer beperkt waarmee geen verkeersonveilige situaties ontstaan. Indien toch gebruik wordt gemaakt van de verbinding tussen de cul de sac en de Laan Van KVL zal dit niet tot verkeeronveilige situaties leiden.
  5. 5. De nieuwe woningen zijn bedoeld voor 1-2 persoonhuishoudens (senioren en starters) zonder kinderen. Het is niet de verwachting dat vanuit de ontwikkelingen sprake zal zijn van spelende kinderen op straat. Eventuele spelende kinderen kunnen bij de groen-/speelvoorziening tegenover de ontwikkeling (ter hoogte van de Splitterij) spelen. Er zijn daardoor geen conflictenkansen met gemotoriseerd verkeer te verwachten op de cul de sac.

Wijzingsgebied

Op een deel van de gronden die aan het plangebied worden toegevoegd, zijn ook plannen om woningen te realiseren. Deze plannen zijn nog niet uitgewerkt en daarmee onvoldoende concreet om in dit bestemmingsplan direct te bestemmen. Wel zijn voor deze gronden randvoorwaarden gesteld waar de ontwikkelingen aan dienen te voldoen.

Nijverheidsweg 10

Op dit perceel is ruimte voor het realiseren van maximaal 18 woningen. Dat kunnen grondgebonden en gestapelde woningen zijn.

Voor deze deellocatie geldt daarnaast dat voldaan moet worden aan het actuele parkeerbeleid van de gemeente. Momenteel is dat de Nota Parkeernormen 2016. De randvoorwaarden die voortkomen uit deze nota zijn als voorwaarden in de wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

2.3 Verantwoording Transformatie Bedrijven Naar Wonen

In het kader van de regionale afspraken bedrijventerreinen ‘Hart van Brabant’ blijkt voor Oisterwijk dat er geen plancapaciteit is voor de lokale vraag. Toch is het voornemen, om woningbouw mogelijk te maken aan de randen van het huidige bedrijventerrein, niet in strijd met deze regionale afspraken. De behoefte richt zich namelijk op een ander segment .

Het bedrijventerrein Kerkhoven (aan de noordzijde van het KVL-terrein) betreft een bestaand verouderd bedrijventerrein, waar sprake is van een combinatie van de functies bedrijvigheid, wonen, kantoren en perifere detailhandel. De vraag naar bedrijfsruimte in de gemeente Oisterwijk omvat met name grootschalige moderne bedrijfsbebouwing voor logistieke bedrijven. Vanwege de bestaande (kleinschalige en gemengde) inrichting van het bedrijventerrein Kerkhoven is het kwalitatief niet mogelijk om hier aan deze vraag te voldoen. Naar de percelen waar nu bedrijvigheid en woonwerkwoningen zijn toegestaan, op grond van het vigerend bestemmingsplan KVL-terrein, is geen vraag. Om deze reden is besloten aan deze percelen een invulling met (sociale) woningbouw te geven waar wel behoefte aan is.

Bovenstaande keuze voor deze locatie is niet op zichzelf staand en komt voort uit de ontwikkelingen die plaatsvinden op dit bedrijventerrein, maar ook op andere bedrijventerreinen in Oisterwijk. Hoewel er zeker vraag is naar bedrijfslocaties (uitbreiding, maar ook nieuwe) kan deze vraag niet of nauwelijks ingevuld worden binnen de bestaande (beschikbare) locaties. De gemeente Oisterwijk stelt nieuw beleid op, waarin zowel naar het aanbod van bestaande bedrijventerreinen als naar de vraag voor uitbreiding wordt gekeken.

Gezien de noodzaak om verder te kunnen met de ontwikkeling van KVL-dorp (er is een grote vraag naar woningen), is gezocht naar een alternatieve invulling die recht doet aan hetgeen voor het KVL-terrein is beoogd. De functiemenging blijft gehandhaafd door de mogelijkheid voor (kleinschalige) bedrijven in de cultuurhistorische gebouwen op het KVL-terrein.

Hoofdstuk 3 Beleidsprofiel

Voor een beschrijving van het geldende beleidskader voor het plangebied wordt verwezen naar hoofdstuk 3 van het moederplan 'KVL-terrein'. Dat beleidskader is eveneens van toepassing op de uitbreiding van het plangebied. In dit bestemmingsplan wordt uitsluitend ingegaan op de beleidskaders die zijn gewijzigd na vaststelling van het moederplan of die specifiek gelden voor onderhavig bestemmingsplan. Zo is onder andere een onderbouwing geschreven bij de nieuwe 'Ladder voor duurzame verstedelijking', zoals die sinds 1 juli 2017 van kracht is. Daarnaast wordt ingegaan op de in december 2016 vastgestelde Omgevingsvisie van de gemeente.

Betreffende beleidswijzigingen hebben overigens geen gevolgen voor de ontwikkelingen die met dit plan worden mogelijk gemaakt.

3.1 Rijksbeleid

Artikel 3.1.6, tweede lid, Bro 'Ladder voor duurzame verstedelijking'

Per 1 juli 2017 is de nieuwe Ladder voor duurzame verstedelijking in werking getreden. Deze is geregeld in artikel 3.1.6 lid 2 en luidt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

De begrippen “bestaand stedelijk gebied” en “nieuwe stedelijke ontwikkeling“, opgenomen in artikel 1.1.1 lid 1 aanhef en onder h en i Bro, blijven ongewijzigd.

Relevantie plan

Het bestemmingsplan bestaat grofweg uit twee deelgebieden. Een deelgebied waar de bouw van woningen direct wordt mogelijk gemaakt (appartementencomplex) en een deel waar de bouw van woningen na een extra ruimtelijke procedure (wijzigingsplan) mogelijk gemaakt wordt (toe te voegen gronden aan het plangebied). De laddertoets is met name bedoeld voor de onderbouwing van de behoefte van de direct bestemde bouwmogelijkheden. De wijzigingsbevoegdheden hoeven nog niet volledig onderbouwd te zijn. Het aantonen mag in het kader van het wijzigingsplan plaatsvinden. Onderstaande onderbouwing richt zich dan ook met name op de gronden waar het appartementencomplex voorzien is.

Omdat het KVL-terrein zich bevindt binnen bestaand stedelijk gebied hoeft voor onderhavig bestemmingsplan uitsluitend de behoefte voor de functie wonen te worden aangetoond. Deze behoefte is reeds aangetoond in het moederplan. In dit plan is onderbouwd dat op het KVL-terrein ruimte is voor 400 woningen uit het gemeentelijk woningbouwprogramma van 910 woningen tot 2023 (zie onderbouwing behoefte in het moederplan). Hiervan zijn er 20 bestemd voor appartementen in de bestemming 'Gemengd'. In onderstaande tabel is een vergelijking opgenomen tussen het aantal woningen dat is vastgelegd in het bestemmingsplan KVL-terrein en het actuele aantal vergunde woningen binnen het totale KVL-terrein na vaststelling van onderhavig bestemmingsplan alsmede het bestemmingsplan 'KVL-terrein, locatie Nijverheidsweg (oost)'. Reden voor de verschuiving naar meer appartementen en minder grondgebonden woningen is de vraag naar meer appartementen in de sociale sector. Belangrijkste conclusie is dat het maximaal aantal van 400 woningen dat is gereserveerd voor het totale KVL-terrein niet wordt overschreden.

Tabel 3.1: overzicht woningaantallen

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPKVLNijverhwest-VA02_0006.png"

De woningbouwbehoefte voor het totale KVL-terrein die in het kader van het moederplan is onderbouwd, is ruim toereikend om de direct bestemde woningbouw in het onderhavig bestemmingsplan te verantwoorden. De 27 appartementen vallen onder de 48 geplande appartementen van de woonstichting Leystromen. De woningen die met de wijzigingsbevoegdheid wordt mogelijk gemaakt zijn in de bovenstaande tabel nog niet opgenomen.

Er is op basis van de huidige planning nog ruimte voor 27 woningen (400 - 373) binnen de bestemde woningaantallen. Voor de 18 woningen uit de wijzigingsbevoegdheid is dus nog ruimte binnen dit deelgebied. Op basis van de dan actuele gegevens dient bij het opstellen van het wijzigingsplan onderbouwd te worden dat het toevoegen van de woningen past in de behoefte.

Regionale afstemming

Reeds bij de start van de herontwikkeling van het KVL-terrein heeft regionale afstemming plaatsgevonden over het totale woningbouwprogramma KVL. Algemeen kan worden gesteld dat de gemeente Oisterwijk in 2009 afspraken heeft gemaakte met de provincie Noord-Brabant over de afronding van de pilot 'bouwen binnen strakke contouren' tot 2020. Concreet komt de afspraak erop neer dat de gemeente tot 2020 zonder kwantitatieve beperkingen op binnenstedelijke locaties mag ontwikkelen. Niet de aantallen woningen maar de locatie is daarbij uitgangspunt. Het KVL-terrein inclusief het studiegebied maken deel uit van deze afspraken. De oorspronkelijke plannen voor het KVL-terrein voorzagen in ca. 550 woningen (voor aankoop gemeente). De gemeentelijke ambities voor het KVL-terrein komen neer op 400 woningen (excl. Studiegebied).

In 2016 heeft de gemeenteraad een woonvisie vastgesteld waarin geconcludeerd wordt dat er een actueel kwantitatief tekort is van 200 sociale huurwoningen. In 2017 heeft de gemeente onderzocht welke locaties kansrijk zijn voor de bouw van sociale huurwoningen. De locatie KVL-Nijverheidsweg west is hierbij als kansrijk aangewezen. De woonstichting realiseert hier ook een product dat aansluit bij de gevraagde kwaliteit, te weten appartementen voor één- en twee persoonshuishoudens. Deze vraag is al in de Woonvisie 2016 vastgesteld, welke ook regionaal is afgestemd, het regionaal kwalitatief woningbehoefteonderzoek 2018 onderschrijft deze opgave.

Conclusie

In het kader van het moederplan is de woonbehoefte voor 400 woningen in voldoende mate onderbouwd. Vanwege de restcapaciteit die nog in het moederplan zit, is er nog ruim voldoende ruimte om het woonprogramma voor het plangebied van dit bestemmingsplan te realiseren. Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid dient het programma en de behoefte opnieuw worden afgewogen. De behoefte voor de 27 appartementen is in voldoende mate onderbouwd.

3.2 Provinciaal Beleid

Het provinciaal beleid stelt dat woningen op een (middel) zwaar bedrijventerrein beperkingen opleveren, aangezien op deze bedrijventerreinen juist ruimte geboden wordt aan bedrijven met een hinderprofiel. Bovendien nemen de woningen schaarse ruimte in beslag die bestemd is voor deze bedrijven. De verordening bevat op dit punt echter geen verbod om woningen toe te laten, maar legt een zware motiveringsplicht op waarom dergelijke functies toegelaten worden op bedrijventerreinen.

De onderhavige ontwikkeling is het begin van de transformatie van het bedrijventerrein. Het plan maakt het mogelijk om de bestemming Bedrijf, middels een wijzigingsbevoegdheid, te veranderen in de bestemming Wonen. Door de bestemmingswijziging verschuift de grens van het bedrijventerrein. Het betreft dan ook wonen nabij een bedrijventerrein, dit heeft echter vergelijkbare gevolgen voor de aanwezige bedrijven.

Onderhavig bestemmingsplan biedt de onderbouwing voor de transformatie van bedrijven naar wonen op deze locatie.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Omgevingsvisie Oisterwijk

De Omgevingsvisie Oisterwijk is op 22 december 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. Het is een integrale visie die in de plaats is gekomen van Structuurvisie Plus. In de omgevingsvisie staan de strategische hoofdkeuzen van beleid voor de fysieke leefomgeving voor de lange termijn beschreven.

Relevantie plan

In de Omgevingsvisie is het KVL-terrein omschreven als schakel tussen de drie ruimtelijke eenheden: 'centrum', 'wonen' en 'werken'. In het verleden stond hier een leerlooierij. Toen deze fabriek in 2004 gesloten werd, is een herontwikkeling gestart. Het behoud van de gebouwen van het oude fabriekscomplex is een van de randvoorwaarden voor de herkenbaarheid van het KVL-terrein. De nieuwe invulling van het gebied zorgt voor een integratie binnen de dorpse structuren en aansluiting op de omliggende bedrijvigheid.

De bestaande fabrieksgebouwen worden omgebouwd tot een cultuurhistorisch cluster waar een mix ontstaat van werkplaatsen, kantoren, wonen en ondersteunende horeca, expositieruimten en gedeelde faciliteiten/services. Deze mix zorgt voor aansluiting op het bestaande bedrijventerrein en verbetert de koppeling tussen centrum en bedrijvigheid.

In de omgevingsvisie is opgenomen dat aan de noordzijde van het plangebied bedrijfskavels en woon-werkkavels worden gerealiseerd als ruimtelijke, architectonische en milieutechnische overgang naar het bedrijventerrein Kerkhoven.

Met dit bestemmingsplan wordt afgeweken van deze oorspronkelijke plannen voor het plangebied aan de noordzijde van het KVL-terrein. De behoefte aan woon-werkunits blijkt veel kleiner dan voorzien. Om toch de gewenste overgang naar het bedrijventerrein Kerkhoven te realiseren, worden geluidwerende maatregelen afgedwongen binnen onderhavig plan. Deze maatregelen dragen bij aan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en borgen dat bedrijfsactiviteiten geen onevenredig nadelige gevolgen ondervinden van de nieuwe woningen. Ten aanzien van andere aspecten zijn geen maatregelen noodzakelijk. Verwezen wordt naar paragraaf 4.9 voor een uitgebreide beoordeling en analyse.

Conclusie

Hoewel de plannen die met dit bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt, afwijken van de Omgevingsvisie Oisterwijk is wel sprake van een goede ruimtelijke ordening. Er wordt immers juridisch-planologisch geborgd dat de bedrijven niet worden benadeeld en dat de woningen een goed woon- en leefklimaat krijgen. Daarmee is er sprake van een goede overgang wordt gerealiseerd tussen het bedrijventerrein Kerkhoven en het KVL-terrein.

Nota Parkeernormen 2016

Op 24 augustus 2016 is de nota Parkeernormen 2016 vastgesteld. In deze nota zijn de parkeernormen opgenomen waar bij een ontwikkeling aan dient te worden getoetst en voldaan. In principe moet in voldoende parkeerplaatsen worden voorzien op eigen terrein. Er is een uitzondering mogelijk indien in het omliggend openbaar gebied voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn waar gebruik van kan worden gemaakt. Anderzijds kan een groter aantal parkeerplaatsen worden vereist indien het plan daar aanleiding toe geeft. De parkeerplaatsen dienen voorts in stand te worden gehouden.

De Nota Parkeernormen 2016 is verwerkt in het Parapluplan Parkeren Oisterwijk. Dit plan wordt in oktober 2018 vastgesteld, waarna voor de gehele gemeente de parkeernormen van toepassing zijn.

In de ontwerpnota zijn de volgende normen voor grondgebonden woningen en appartementen opgenomen.

Tabel 3.1: parkeernormen voor woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPKVLNijverhwest-VA02_0007.png"

Hoofdstuk 4 Realiserings- En Uitvoeringsaspecten

In het kader van het moederplan zijn alle noodzakelijke gebiedsonderzoeken uitgevoerd (zie hoofdstuk 4 van het bestemmingsplan KVL-terrein). Voor het grootste deel zijn deze onderzoeken ook van toepassing op onderhavig plan. Een uitzondering hierop vormt het aspect akoestiek als gevolg van de omliggende bedrijvigheid op de gronden waar de appartementen zijn voorzien. Met dit plan worden immers geluidgevoelige bestemmingen (woningen) mogelijk gemaakt, waar dat in het moederplan ging om bedrijvigheid (niet geluidgevoelig). Voor het aspect akoestiek is daarom nieuw geluidonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 8).

Voor de uitbreiding van het plangebied waar een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om woningen mogelijk te maken zijn nog geen gedetailleerde onderzoeken uitgevoerd. De milieu-planologische uitvoerbaarheid moet worden aangetoond bij de procedure van het betreffende wijzigingsplan. Dit is als voorwaarde ook opgenomen bij de wijzigingsbevoegdheid. Wel is met een quick scan beoordeeld of de gebiedsaspecten invloed kunnen hebben op de uitvoerbaarheid. De resultaten van deze quick scans zijn onderstaand per aspect weergegeven.

Onderstaand wordt ingegaan op de verschillende gebiedsaspecten waarbij waar nodig wordt verwezen naar het moederplan.

4.1 M.e.r.-beoordeling

Algemeen

In het kader van het bestemmingsplan KVL-terrein is conform de eisen gesteld in de Wet Milieubeheer en Besluit m.e.r. een zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld (zie Bijlage 2). M.e.r.-beoordeling houdt in dat het bevoegd gezag van het ruimtelijk besluit moet bepalen of er sprake is van verwachte belangrijke negatieve milieugevolgen, die het doorlopen van een m.e.r.-procedure noodzakelijk/wenselijk maken. Op basis van de onderzoeken in het kader van het moederplan is geïnventariseerd of sprake is van belangrijk negatieve milieueffecten. In deze paragraaf zijn de conclusies samengevat.

Conclusie

Uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt dat bij de herontwikkeling van het KVL-terrein geen sprake is van bijzondere omstandigheden ten aanzien van kenmerken en locatie van het plangebied die zouden kunnen leiden tot belangrijke nadelige milieueffecten. Concluderend kan gesteld worden dat de voorgenomen ontwikkeling niet leidt tot belangrijk nadelige milieueffecten. Nader onderzoek is niet noodzakelijk en er is ook geen reden tot het uitvoeren van een m.e.r.-procedure.

4.2 Akoestiek

Algemeen

Bij de realisatie van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen dient inzichtelijk te worden gemaakt of de geluidsinvloed van omliggende wegen en spoorlijnen voldoet aan de grenswaarden die zijn gesteld in de Wet geluidhinder (Wgh). De Wgh hanteert de volgende hoofdindeling van geluidgevoelige gebouwen:

  • woningen;
  • andere geluidsgevoelige gebouwen (onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, kinderdagverblijven);
  • geluidsgevoelige terreinen (woonwagenstandplaatsen en bestemde ligplaatsen voor woonschepen).

Onderzoek

In het kader van het moederplan is een akoestisch onderzoek uitgevoerd om de invloed van het wegverkeers- en spoorweglawaai binnen het KVL-terrein te bepalen (zie Bijlage 3). Het doel van het akoestisch onderzoek is om te bepalen of binnen het plangebied sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ten opzichte van de geluidbronnen in de omgeving. Op basis van de berekende geluidbelasting kan worden beoordeeld of er hinder ontstaat ten gevolge van wegverkeers- en spoorweglawaai en wat de wettelijke gevolgen daarvan zijn. Industrielawaai is in dit plangebied geen issue aangezien geen sprake is van een gezoneerd industrieterrein. De gevolgen van de omliggende bedrijventerreinen is beschouwd in paragraaf 4.9.

Wegverkeer

50 km/uur wegen

Uit de berekeningsresultaten van het akoestisch onderzoek dat in het kader van het moederplan is uitgevoerd, blijkt dat ten gevolge van het wegverkeer op de - voor onderhavig plangebied relevante - Nijverheidsweg en Sprendlingenstraat de geluidbelasting maximaal respectievelijk 44 dB en 27 dB bedraagt inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh. Hierbij wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Aangezien het toetspunt op een vergelijkbare afstand is gelegen als het toetspunt uit het moederplan én aangetoond is dat op die afstand akoestiek geen belemmerende factor is, ligt het in de lijn der verwachting dat wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. (zie ook 4.9).

30 km/uur wegen

Wegen met een maximumsnelheid van 30 km/u hebben in de zin van de Wet geluidhinder geen geluidzone. Vanuit het oogpunt van een ‘goede ruimtelijke ordening’ is derhalve wel akoestisch onderzoek gewenst. Deze wegen zijn daarom ook in het onderzoek betrokken. De geluidbelasting ten gevolge van deze wegen blijven, ook zonder aftrek ex artikel 110g Wgh onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Railverkeerslawaai

Het akoestisch onderzoek dat is uitgevoerd in het kader van het moederplan toont aan dat ter plaatse van het plangebied van dit plan kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde voor spoorweglawaai.

Quick scan wijzigingsgebied

De wijzigingslocatie is op gelijke afstand van de wegen en de spoorweg gelegen als de gronden waar het appartementencomplex is voorzien waar het onderzoek zich op gericht heeft. De verwachting is dat ook voor de wijzigingslocatie kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarden van weg en railwegverkeer.

Conclusie

Vanuit het aspect spoorweg- en wegverkeerslawaai zijn er geen belemmeringen voor de functiewijziging die met dit bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt.

4.3 Bodem

Algemeen

In het kader van een bestemmingsplan dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de voorgenomen bestemming/functie. In het belang van de bescherming van het milieu zijn regels gesteld in de Wet bodembescherming. Deze wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken.

Onderzoek

Er zijn in het kader van het moederplan diverse bodemonderzoeken uitgevoerd. Er zijn toen zeven gevallen van ernstige bodemverontreiniging geconstateerd. Naar aanleiding van de aanwezige bodemverontreinigingen is een saneringsplan opgesteld dat uitgaat van gefaseerde sanering van het KVL-terrein. De bodemverontreiniging in het gebied wordt functioneel gesaneerd. Ten behoeve van de woningbouw die met dit plan direct wordt mogelijk gemaakt, wordt een extra sanering uitgevoerd ter plaatse van het plangebied om de gronden geschikt te maken voor het beoogde gebruik.

Quick scan wijzigingsgebied

De bodemonderzoeken die zijn uitgevoerd in het kader van het moederplan geven geen aanleiding te veronderstellen dat een zware verontreiniging zal worden aangetoond in de bodem van de gronden van de wijzigingslocatie. De vastgestelde verontreinigingen waren gelegen op enige afstand van de locaties, waarbij geen sprake was van verspreiding. Op grond van deze analyse kan gesteld worden dat geen grote verontreinigingen verwacht worden. De kwaliteit van de bodem dient bij het opstellen van het wijzigingsplan te worden aangetoond.

Conclusie

Na de extra sanering vormt het aspect bodemkwaliteit geen belemmering (meer) voor de voorgenomen functiewijziging. Het bestemmingsplan is op dit punt uitvoerbaar.

4.4 Cultuurhistorie En Archeologie

Algemeen

Het verdrag van Malta (of Valetta) regelt de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Nederland heeft dit verdrag in 1992 ondertekend en in 1998 geratificeerd. Het verdrag van Malta is geïmplementeerd in de Monumentenwet. Inmiddels is de Monumentenwet vervangen door de Erfgoedwet, waarin de regeling grotendeels is overgenomen, in afwachting van de verankering van een deel van deze wet in de Omgevingswet. Voor de archeologische aspecten van deze wet is het doel de bescherming van het archeologisch materiaal in de bodem (in situ), omdat de bodem doorgaans garantie biedt voor een goede conservering van archeologisch materiaal. Het is verplicht om bij ruimtelijke ontwikkelingen en bij specifieke bodemverstorende activiteiten rekening te houden met mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden.

Onderzoek

Cultuurhistorie

In het kader van het moederplan zijn de cultuurhistorische waarden op het KVL-terrein in kaart gebracht. Op de gronden waar het appartementencomplex is voorzien zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig.

Archeologie

In het moederplan zijn de archeologische verwachtingswaarden in kaart gebracht (zie Bijlage 4). Voorheen gold voor het gebied een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Om die reden wordt de bodemsanering, zoals beschreven in paragraaf 4.3, archeologisch begeleid, zodat eventuele archeologische vondsten kunnen worden veiliggesteld. Ter bescherming van de archeologische waarden is in dit bestemmingsplan een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie-3' met bijbehorend vergunningstelsel opgenomen voor de gronden die nog niet in voldoende mate zijn onderzocht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPKVLNijverhwest-VA02_0008.png"

Figuur 4.1: gronden waar nog nader onderzoek nodig is (rode en witte zones)

Quick scan wijzigingsgebied

Op grond van de beschikbare gegevens uit het vigerende bestemmingsplan voor Nijverheidsweg 10, 12, 12a, 12b en 14 kan gesteld worden dat geen cultuurhistorische waarden aanwezig zijn op de wijzigingslocatie.

Ten aanzien van archeologie geldt dat op de archeologische waardenkaart het gebied is aangewezen als Archeologie - waarde 3 en Archeologie - waarde 5. Dat betekent een onderzoeksplicht bij ingrepen dieper dan 50 cm en een oppervlakte van groter dan 250 m 2 respectievelijk 2.500 m2. Deze onderzoekslast wordt gekoppeld aan de wijzigingsprocedure. In het bestemmingsplan zijn deze waarden als dubbelbestemmingen (Waarde -Archeologie-3 en Waarde - Archeologie-5) opgenomen.

Conclusie

De aspecten cultuurhistorie en archeologie vormen geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Het bestemmingsplan is op dit punt uitvoerbaar.

4.5 Ecologie

Algemeen

Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. De Wet natuurbescherming vormt het belangrijkste juridische kader voor natuurbescherming in Nederland. Er kan een tweedeling worden gemaakt in soort- en gebiedsbescherming.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied heeft geen beschermde status als Natura 2000-gebied en maakt geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN); de voormalige Ecologische Hoofdstructuur. Op of in de directe omgeving van het KVL-terrein is ook geen ecologische verbindingszone gelegen.

In het kader van het moederplan is aangetoond dat de ontwikkeling van het KVL-terrein niet leidt tot wezenlijke negatieve effecten voor de Natura 2000-gebieden in de omgeving (Kampina & Oisterwijkse Vennen en Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen). Zie hiervoor de opgestelde voortoets (Bijlage 5).

Soortenbecherming

In het kader van het moederplan is een natuurtoets uitgevoerd om te beoordelen of er sprake was van beschermde soorten binnen het gebied KVL-terrein. Op basis daarvan kan worden geconcludeerd dat ter plaatse van het appartementencomplex geen beschermde soorten zijn te verwachten.

Quick scan wijzigingsgebied

De uitbreiding van het plangebied zal ook geen effect hebben op de gebiedsbescherming. Er zijn in en in de nabijheid van de percelen geen Natura 2000-gebieden aanwezig en de verwachting is ook dat de uitbreiding van het plangebied geen negatieve effecten heeft op de Natura 2000-gebieden. Het betreft een minimale uitbreiding die 'wegvalt' tegen de ontwikkelingen op het KVL-terrein. Bovendien vervangt de woningbouw bedrijfsruimten.

Ook is er geen sprake van NNN op de toe te voegen percelen.

Ten aanzien van de soortenbescherming dient een natuurtoets te worden uitgevoerd. Deze toets wordt in het kader van de wijzigingsbevoegdheid verplicht gesteld. Op grond van de eerder uitgevoerde onderzoeken in de directe omgeving en het huidige gebruik ligt het niet voor de hand dat strikt beschermde soorten worden aangetroffen. De resultaten uit de natuurtoets kunnen er wel toe leiden dat maatregelen moeten worden getroffen ten gunste van aangetroffen soorten. Dit zal de uitvoerbaarheid van het plan niet negatief beïnvloeden.

Conclusie

Vanuit het aspect ecologie zijn er geen belemmeringen voor de beoogde bouw van appartementen en de wijzigingslocaties. Het bestemmingsplan is op dit punt uitvoerbaar.

4.6 Externe Veiligheid

Algemeen

Externe veiligheidsbeleid heeft betrekking op het gebruik, productie, opslag en transport van gevaarlijke stoffen. De overheid stelt grenzen aan de risico's van inrichtingen met gevaarlijke stoffen. De grenzen zijn vertaald in een norm voor het plaatsgebonden risico (PR), en een oriëntatiewaarde en verantwoordingsplicht voor het groepsrisico (GR). Het beleid voor inrichtingen is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). Voor het transport van gevaarlijke stoffen zijn de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Circulaire RNVGS) en de Nota vervoer gevaarlijke stoffen (2006) van toepassing. Voor buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Binnen het begrip externe veiligheid staan de begrippen 'plaatsgebonden risico' en 'groepsrisico' centraal.

Plaatsgebonden risico

Het PR kent een grenswaarde van 10-6 per jaar voor nieuwe situaties. Binnen de PR 10-6 contour mogen geen kwetsbare objecten aanwezig zijn. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als richtwaarde en in nieuwe situaties moet in beginsel ook aan deze waarde worden voldaan.

Verantwoordingsplicht groepsrisico

Het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting in situaties waarin zich een ramp met gevaarlijke stoffen voordoet. De verantwoordingsplicht is erop gericht om een weloverwogen afweging te maken over de risico's in relatie tot de (ruimtelijke) ontwikkelingen in het projectgebied.

Het groepsrisico wordt vergeleken met de oriëntatiewaarde: de kans op een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers van 10-5 per jaar, met de kans op een ongeval met 100 dodelijke slachtoffers van 10-7 per jaar, en met de kans op 1000 of meer dodelijke slachtoffers van 10-9 per jaar. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico ligt voor het transport van gevaarlijke stoffen en buisleidingen echter een factor 10 lager dan voor inrichtingen.

In de verantwoording van het groepsrisico worden onderwerpen behandeld die van belang zijn bij het maken van een afweging over het risico en de ruimtelijke situatie. Het groepsrisico wordt kwantitatief beoordeeld. Daarnaast komen ook planologische aspecten aan de orde en de mogelijkheden tot rampenbestrijding (zie ook Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico voor inrichtingen).

Onderzoek

De externe veiligheidsaspecten van het appartementencomplex zijn in het kader van het moederplan onderzocht (zie Bijlage 6). In de omgeving van het perceel bevinden zich enkele (potentiële) risicobronnen waaronder de spoorlijn. De veiligheidsafstanden behorend bij deze bronnen reiken niet tot het plangebied. Daarmee zijn deze risicobronnen niet relevant in relatie tot het plangebied. Zie tevens paragraaf 4.9.

Op het bedrijventerrein zijn momenteel ook geen bedrijfsactiviteiten aanwezig die een risicobron vormen en is niet aannemelijk dat bedrijfsactiviteiten worden toegevoegd die een risicobron vormen en van invloed zijn op deze ontwikkelingen in het plangebied. De toelaatbare bedrijfscategorieën zijn, met dit bestemmingsplan, op de omliggende percelen deels teruggebracht, waardoor de vestiging van nieuwe risicobronnen minder aannemelijk is.

Externe veiligheid is daarmee niet relevant voor dit bestemmingsplan.

Quick scan wijzigingsgebied

De afstand van de wijzigingslocatie tot het spoor zijn gelijk aan de afstand van het appartementencomplex tot het spoor. Deze risicobron is derhalve voor de wijzigingslocaties eveneens niet relevant.

Ten aanzien van de bedrijfsactiviteiten kan eveneens dezelfde conclusie worden getrokken. Externe veiligheid is daarmee niet van invloed op de haalbaarheid van de wijzigingsbevoegdheden.

Conclusie

Vanuit het aspect externe veiligheid zijn geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.

4.7 Luchtkwaliteit

Algemeen

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient rekening gehouden te worden met de luchtkwaliteit ter plaatse. De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in hoofdstuk vijf (luchtkwaliteitseisen) van de Wet milieubeheer (Wm). Het doel is het beschermen van mens en milieu tegen de effecten van luchtverontreiniging. De Wet Luchtkwaliteit (Titel 5.2 van de Wet milieubeheer), het Besluit niet in betekenende mate (NIBM) en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) stellen grenzen aan de concentraties van luchtverontreinigende stoffen. De meest kritische stoffen ten gevolge van het verkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM).

Onderzoek

In het kader van het moederplan is voor het aspect luchtkwaliteit een onderzoek uitgevoerd naar de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Op basis van het uitgevoerde onderzoek wordt geconcludeerd dat op alle beoordelingspunten wordt voldaan aan de grenswaarden zoals opgenomen in bijlage 2 van de Wet milieubeheer. Derhalve kan worden geconcludeerd dat Titel 5.2 van de Wet milieubeheer geen belemmering vormt voor verdere besluitvorming.

De wijziging die met dit plan wordt mogelijk gemaakt, heeft geen invloed op de conclusies van het luchtkwaliteitonderzoek behorende bij het moederplan.

Quick scan wijzigingsgebied

De verwachting is dat ook de wijzigingslocatie geen invloed hebben op de conclusies van het luchtkwaliteitsonderzoek dat voor het KVL-terrein is uitgevoerd. Met de uitbreiding en de wijziging van het bestemmingsplan worden in totaal maximaal 18 woningen toegevoegd. Er is geen mogelijkheid andere functies te realiseren. Het aantal van 46 woningen ligt ruim onder de grens zoals gesteld in het Besluit niet in betekenende mate. Nader onderzoek is niet nodig voor de wijzigingslocatie.

Conclusie

Vanuit het aspect luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor de ontwikkeling die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt.

4.8 Water

Algemeen

Het vroegtijdig betrekken van de waterbeheerder en het meewegen van het waterbelang is, door middel van de Watertoets, sinds 1 november 2003 verankerd in het 'Besluit op de ruimtelijke ordening 1985'. Het streven naar een veilig, gezond en duurzaam waterbeheer staat landelijk in de belangstelling. Thema's zoals 'water in de stad' en 'water als ordenend principe' zijn als speerpunten aangegeven in het vigerende beleid, zoals vastgelegd in de Vierde Nota Waterhuishouding (ministerie van V&W), de Nota Ruimte (ministerie van VROM), de Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw (WB21), de Handreiking Watertoets (VROM), het Provinciaal Waterhuishoudingsplan van Noord-Brabant (Provincie Noord-Brabant), De beleidsnota Stedelijk Water (Waterschap De Dommel), Wet gemeentelijke watertaken en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW).

In het V-GRP heeft de gemeente Oisterwijk haar visie op het stedelijk waterbeheer vastgelegd. Op Europees, nationaal en stroomgebiedsniveau wordt gewerkt aan de Kaderrichtlijn Water (KRW). De KRW streeft naar duurzame en robuuste watersystemen. Basisprincipes van het nationaal en Europees beleid zijn: meer ruimte voor water, voorkomen van afwenteling van de waterproblematiek in ruimte of tijd en stand-still (geen verdere achteruitgang) in de huidige chemische en ecologische waterkwaliteit). Het bovenstaande resulteert in twee drietrapsstrategieën:

  • Waterkwantiteit (hergebruik, vasthouden, bergen, afvoeren);
  • Waterkwaliteit (schoonhouden, scheiden, zuiveren).

Water in relatie tot de toekomstige situatie

In het plangebied worden woningen mogelijk gemaakt. In het kader van het moederplan is de watertoets (zie Bijlage 7) doorlopen. Hiermee zijn alle wateraspecten voor het KVL-terrein beschouwd. Voor de functiewijziging die met dit bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt, kan worden aangesloten op de waterparagraaf van het moederplan. Immers, er zijn geen wezenlijke wijzigingen ten opzichte van het moederplan die op het gebied van water tot andere inzichten leiden. Zo is de toename aan verharding binnen het plangebied van dit plan vergelijkbaar ten opzichte van het moederplan.

Onderzoek

Aan de hand van een waterhuishoudkundig plan (Bijlage 7) wordt duidelijk gemaakt hoe het vigerend waterbeleid is vertaald naar waterhuishoudkundige inrichtingsmaatregelen in het plan, hoe met water in dit plan wordt omgegaan en op welke wijze de inrichtingsmaatregelen bijdragen aan 'Veiligheid, Voldoende en Schoon Water'. Omdat de verschillende ontwikkelingen rondom de locatie KVL niet los van elkaar gezien kunnen worden (ze vormen uiteindelijk één watersysteem), is voor het hele gebied (KVL-terrein inclusief deze partiële herziening en het gebied KVL-terrein, locatie Nijverheidsweg (oost)) een waterhuishoudkundig plan opgesteld. Voor een uitgebreide beschrijving hiervan wordt verwezen naar de bijlage. Onderstaand zijn de belangrijkste conclusies voor het HWA- en DWA stelsel opgenomen.

Hemelwaterstelsel

Aan de hand van de berekeningen voor het hemelwaterstelsel (HWA) kunnen de volgende conclusies worden getrokken voor het watersysteem van het totale KVL-terrein, waarvan het plangebied deel uit maakt:

  • Voor de afvoer vanuit het KVL-terrein zal gebruik worden gemaakt van het HWA-stelsel van bedrijventerrein Kerkhoven en de bijbehorende buffer bij de rotonde Haarenseweg/Laarakkerweg (externe buffer);
  • De beschikbare berging in de externe buffer voor bedrijventerrein Kerkhoven bedraagt 8.450 m³ waarvan 3.000 m³ beschikbaar is voor het KVL-terrein. De overstortmuur vanuit het HWA-stelsel Kerkhoven richting de externe buffer is verlaagd tot 8,15 m +N.A.P. om zo de druklijnen in het HWA-stelsel extra te drukken. De overstortvoorziening richting de Ruysbosscheloop blijft qua afmetingen ongewijzigd, waardoor er geen extra waterbezwaar ontstaat op de Ruysbosscheloop;
  • Binnen het KVL- terrein wordt de riolering ontworpen inclusief een tussenbuffer, voor het opvangen van piekbelasting op het KVL-terrein. De tussenbuffer (infiltratiekelder) dient een bergingscapaciteit te hebben van 2.851 m³. Met een tussenbuffer van 2.851 m³ kan een bui L09 worden geborgen (326 m³ overcapaciteit);
  • Uit de rekenresultaten blijkt dat gedurende een bui L08 en een bui L09 nergens een ‘water op straat’- situatie optreedt en dat de druklijnen bij alle inspectieputten een minimale waking van 20 cm geeft;
  • Uit de rekenresultaten blijkt dat gedurende een W-T100-situatie (11 l/s/ha) er nergens een ‘water op straat’-situatie optreedt en dat de druklijnen bij alle inspectieputten een minimale waking van 20 cm geeft;
  • Op basis van het voorgaande is aangetoond dat de ontwikkeling van het plangebied KVL-terrein, locatie Nijverheidsweg (oost) geen nadelige gevolgen heeft voor het rioolsysteem van het KVL-terrein en het HWA-stelsel van Kerkhoven.

Droogweerafvoer stelsel

Aan de hand van de berekeningen voor het droogweerafvoer stelsel (DWA) kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

  • Het vuilwaterstelsel van het plangebied KVL-terrein zal tot afstroming komen richting het GEM-stelsel in de Gasthuisstraat, Nijverheidsweg en Ambachtstraat. Wegens de gelimiteerde afvoer van de Gasthuisstraat door de aanwezigheid van een wervelventiel is het DWA-stelsel in drieën geknipt. Het westelijk deel van het DWA-stelsel KVL-terrein watert af richting de Gasthuisstrtaat. Het oostelijk deel van het DWA-stelsel KVL-terrein en de noordzijde van het KVL-terrein watert af richting de Nijverheidsweg. Het DWA-stelsel van KVL-terrein, oost (voormalig studiegebied) watert af richting de Ambachtstraat;
  • De theoretische aanvoer van afvalwater vanuit het KVL-terrein en KVL-terrein, oost bedraagt 10,54 m³/uur met een totaal van 121,62 m³/dag (bedrijven 10,02 m³/dag en woningen 111,6 m³/dag);
  • Een droogweerafvoer stelsel met een diameter van ø300 mm voldoet voor dit plangebied;
  • Op het DWA-stelsel dat richting de Gasthuisstraat afwatert worden circa 67 woningen aangesloten. De maximale hoeveelheid afvalwater richting de Gasthuisstraat bedraagt 1,71 m³/uur en 20 m³ per dag. De bergingscapaciteit van het DWA-stelsel bedraagt 50 m³, waarmee de vuilwaterproductie van 2,5 dagen vanuit het plangebied geborgen kan worden;
  • Door het minimale hoogteverschil tussen het HWA- en DWA-stelsel zijn er binnen het KVL-terrein kruisingsputten benodigd.

Conclusie

Voor het totale gebied KVL-terrein, inclusief het plangebied, is een waterhuishoudkundig plan gemaakt. Op basis van dit plan kan worden geconcludeerd dat vanuit het aspect water geen belemmeringen bestaan voor de ontwikkeling die met onderhavig plan wordt mogelijk gemaakt.

4.9 Bedrijven En Milieuzonering

Algemeen

Om te komen tot een ruimtelijke inpassing van milieubelastende functies en gevoelige objecten op het KVL-terrein en haar directe omgeving is een milieuzonering aangebracht op basis van de systematiek zoals omschreven in de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" uit 2009. Rekening houdend met het omgevingstype van het KVL-terrein en haar directe omgeving is bepaald welke afstand aangehouden moet worden tussen bedrijfsactiviteiten en gevoelige objecten.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een zonering aangebracht waarmee huidige en toekomstige bewoners en gebruikers van het terrein een aanvaardbaar woon- en leefmilieu hebben. Tevens dient (door maatregelen) gegarandeerd te worden dat bestaande bedrijven door de ontwikkelingen niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd.

Onderzoek

Vanwege de wijziging die met dit bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt, is onderzocht of de omliggende bedrijven geen belemmering opleveren voor de nieuw te realiseren woningen (aanvaardbaar woon- en leefklimaat) en of de nieuw te realiseren woningen de activiteiten van de bestaande en/of toekomstige bedrijven niet beperken.

De VNG-handreiking 'Bedrijven en Milieuzonering hanteert richtafstanden die in acht moeten worden genomen tussen gevoelige bestemmingen en milieubelastende functies. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de omgevingstypen 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'. Voor onderhavig plangebied wordt uitgegaan van een 'gemengd gebied'. De te hanteren richtafstanden zijn opgenomen in onderstaande tabel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPKVLNijverhwest-VA02_0009.png"

Op grond van het vigerende bestemmingsplan zijn op de gronden ten noorden en westen van de voorziene appartementen bedrijven toegestaan met activiteiten uit de categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Op de gronden ten noordoosten zijn bedrijven toegestaan met activiteiten uit de categorie 4.1. Met dit bestemmingsplan wordt op de omliggende percelen de milieucategorie deels verlaagd. Op die gronden zijn activiteiten toegestaan uit de milieucategorie 2 en op een enkel perceel nog steeds activiteiten uit de milieucategorie 3.2.

Voor de gronden waar bedrijfsactiviteiten uit ten hoogste de milieucategorie 2 mogen worden uitgeoefend betekent het dat een afstand van 10 meter, gemeten vanaf de perceelsgrens van de bedrijven tot de gevel van de woningen, in acht moet worden genomen (afgaande op omgevingstype 'gemengd gebied'). Voor de percelen waar milieucategorie 3.2 activiteiten zijn toegestaan geldt een richtafstand van 50 meter. Ten opzichte van de gronden met toelaatbare categorie 4.1 geldt een richtafstand van 100 meter.

Het ontwerp gaat uit van een afstand van circa 15 meter respectievelijk 40 meter. Er wordt derhalve niet in alle gevallen voldaan aan de richtafstanden.

De VNG-brochure is een indicatief systeem om enerzijds te voorkomen dat de milieuruimte van bedrijven in gevaar komt en anderzijds om te voorkomen dat bewoners aan een te hoge milieubelasting worden blootgesteld. De daadwerkelijke toelaatbare milieubelasting wordt bepaald via omgevingsvergunningen of toetsing aan het Activiteitenbesluit milieubeheer. Dit onderzoek waarbij bekeken is of de omliggende bedrijven geen belemmering opleveren voor de nieuw te realiseren woningen (aanvaardbaar woon- en leefklimaat) en of de nieuw te realiseren woningen de activiteiten van de bestaande en/of toekomstige bedrijven niet beperken is voor de gehele noordzijde van het KVL-terrein uitgevoerd.

Bestaande bedrijven

Op grond van van het vigerende bestemmingsplan zijn activiteiten toegestaan in de categorie 4.1 en 3.2. Er is een terrein-inventarisatie uitgevoerd, waarin alle bestaande activiteiten in beeld zijn gebracht. Hieruit blijkt echter dat er geen bedrijven aanwezig zijn uit categorie 4.1 maar wel uit de categorie 3.2. Ingevolge de melding betreffende bestaande bedrijfsactiviteiten aan de Nijverheidsweg 12 ten tijde van het bestemmingsplan, opslag (auto's en snijmachine's ) en kleinschalige werkplaats (kleinschalige metaalbewerking met sporadisch laswerkzaamheden). Op basis van de melding en de daarin door de eigenaar beschreven activiteiten op het perceel kan geconcludeerd worden dat er al sinds enige tijd sprake is van het niet volledig benutten van de gebruiksmogelijkheden binnen de milieucategorie 3.2. De bestaande bedrijfsactiviteiten zijnde opslag en kleinschalige werkplaats passen binnen milieucategorie 2. De aanpassing van de milieucategorie 3.2 naar categorie 2 betreft wel het wegbestemmen van een deel van de oorspronkelijke gebruiksmogelijkheden in het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Oisterwijk'. Echter worden met de nieuwe milieucategorie de bestaande bedrijfsactiviteiten vastgelegd. Hiermee vormt het bestemmingsplan geen belemmering voor de voortzetting van de bestaande bedrijfsactiviteiten aan de Nijverheidsweg.

In het onderzoek (zie Bijlage 12 Aanvullende memo geluid bedrijven Nijverheidsweg 12) zijn alle in de VNG-brochure genoemde mileuaspecten beoordeeld (Geluid, geur, stof en veiligheid). Voor de meerderheid van de aanwezige bedrijven is overigens de richtafstand voor geluid maatgevend.

Geluid

Om voor de 27 appartementen tot een aanvaardbare geluidniveau te komen, is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 8). De geluidbelasting op de gevel van sommige nieuw te bouwen appartementen bedraagt ten hoogste 55 dB(A). De norm uit het Activiteitenbesluit en voor een goede ruimtelijke ordening in gemengd gebied bedraagt 50 dB(A)).

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPKVLNijverhwest-VA02_0010.png"

Figuur 4.2: nieuwbouw met toetspunten

In de huidige situatie wordt niet voldaan aan de richtwaarden uit het Activiteitenbesluit. Ten aanzien van het geluidniveau in de huidige situatie is de geplande ontwikkeling zonder maatregelen niet inpasbaar. Daarom zijn ontvangermaatregelen nodig, zodat in de nieuw te bouwen appartementen een aanvaardbaar binnengeluidsniveau geborgd is. In de regels bij dit bestemmingsplan is in lid 5.3.5 bepaald dat de ontvangermaatregelen moeten worden toegepast en dat aangetoond moet worden dat met het nemen van ontvangermaatregelen (aanbrengen vliesgevel, toepassen van een dove gevel) inderdaad voldaan wordt aan het binnenniveau van 35 dB(A) voordat de appartementen gebouwd mogen worden.

Tevens is een flexibiliteitsbepaling opgenomen dat als aangetoond kan worden dat toch voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde de maatregelen niet nodig zijn. Dat kan bijvoorbeeld omdat de bedrijfsvoering in de directe omgeving beëindigd of gewijzigd wordt wat een positief effect heeft op de geluidbelasting bij de appartementen.

Ten noorden en westen van het appartementencomplex liggen aan de Nijverheidsweg 8, 10, 12 (12, 12a en 12b) en 14 enkele bedrijven. De maximale geluidbelasting op de appartementen als gevolg van deze bedrijven is 55 dB(A). Hiermee wordt voldaan aan de richtwaarden uit het Activiteitenbesluit. Gecumuleerd is er wel sprake van een overschrijding van de richtwaarden, maar ook hiervoor geldt dat overdrachts- of ontvangermaatregelen genomen kunnen worden om die overschrijding weg te nemen.

Om uitvoering te geven aan de tussenuitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft aanvullend onderzoek plaatsgevonden naar het geluid van de bedrijven aan de Nijverheidsweg 12, 12a en 12b (Bijlage 12 Geluid bedrijvenNijverheidsweg 12, 12a en 12b KVL-terrein op bestemmingsplan). Er is onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting als ware er sprake van een categorie 3.2 bestemd bedrijven op de locatie. Uit dit onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting vanwege Nijverheidweg 12, 12a en 12b als gevolg van de gehanteerde geluidsproductie van 55 dB(A)/m² (behorend bij een bedrijf in milieucategorie 3.2) op de gevel van de nieuw te bouwen appartementen ten hoogste 51 dB(A) bedraagt. Deze geluidbelasting is lager dan de, in eerder onderzoek, vastgestelde 55 dB(A) op de gevel van de nieuw te bouwen appartementen, op basis van het worste case scenario.

In artikel 5.3.5 van de planregels is tevens een voorwaardelijke verplichting opgenomen dat het appartementengebouw zo moet worden uitgevoerd dat het bedrijf kan voldoen aan de normen van het Activiteitenbesluit. Hiermee is de functie verenigbaar met de woonfunctie en wordt de bedrijvigheid vaan de Nijverheidsweg 12, 12a en 12b niet beperkt in de gebruiksmogelijkheden.

Geur

Op het bedrijventerrein dat aan het plangebied grenst, zijn in de huidige situatie geen bedrijven gevestigd die geur emitteren. Aan de Nijverheidsweg 8 is mogelijk een spuitcabine gevestigd. Bedrijven moeten voldoen aan de geureisen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. Sinds 2013 is in dit besluit het Oplosmiddelenbesluit omzetting EG-VOS verwerkt. Tevens is het Besluit organische oplosmiddelen in verven en vernissen Wmb's van toepassing. Deze nieuwe regelgeving is nog niet verwerkt in de richtafstanden zoals opgenomen in de VNG-brochure. Tevens moet het geurbeleid van de provincie Noord-Brabant in acht worden genomen. Uit eerdere ervaringen van de gemeente Oisterwijk met dit beleid blijkt dat een autospuiterij die gedurende 45 weken per jaar, 6 dagen per week en 11 uur per dag in bedrijf is geen onaanvaardbare geurhinder veroorzaakt voor een 25 meter van de schoorsteen gelegen woning. Er is dan nog geen sprake van overschrijding van de richtwaarde. Gelet op de vergelijkbare afstand tussen de schoorsteen op het perceel Nijverheidsweg 8 en de appartementen (circa 40 meter) wordt geen onaanvaardbare geurhinder verwacht.

Stof

Over het algemeen is voor de bedrijven die opgenomen zijn in de staat van bedrijfsactiviteiten bij het bestemmingsplan voor het bedrijventerrein aan de noord- en westzijde van het plangebied de richtafstand voor stof niet de maatgevende afstand. Evenwel zijn in de staat van bedrijfsactiviteiten bedrijven opgenomen waarvoor de richtafstand voor stof groter is dan voor andere aspecten. Deze bedrijven zijn in de huidige situatie niet op het bedrijventerrein gevestigd. De kans dat deze bedrijven zich in de toekomst wel op dit bedrijventerrein vestigen is klein. Dit omdat deze bedrijven vaak een groter perceel nodig hebben en zich vanwege logistieke redenen veelal vestigen op perifere industrieterreinen. Daarnaast beschikken ze over kenmerken (hoge silo's) die in het bestemmingsplan voor het bedrijventerrein uitgesloten zijn.

Veiligheid

In de huidige situatie zijn op het bedrijventerrein nabij het plangebied geen bedrijven met een externe veiligheidscomponent gevestigd. Het bestemmingsplan voor dat bedrijventerrein staat wel Bevi-bedrijven (bedrijven die een bepaald risico met zich meebrengen) toe. Dat bestemmingsplan staat ook kwetsbare objecten (objecten die gevaar van een Bevi-bedrijf) kunnen ondervinden toe. Het Bevi bepaalt dat de risicocontouren van Bevi-bedrijven niet over kwetsbare objecten mogen liggen. De kans dat zich in de toekomst een Bevi-bedrijf op het industrieterrein vestigt, is daarmee klein. Daarnaast beperkt de aanwezigheid van de bestaande bedrijven de vestigingsmogelijkheden voor Bevi-bedrijven.

Quick scan wijzigingsgebied

Effecten op 27 appartementen

Door de mogelijkheid in het bestemmingsplan op te nemen om op de Nijverheidsweg 10, 12, 12a, 12b en 14 woningen te realiseren én/of de milieucategorieeen aan te passen, is het aannemelijk dat er geen andere bedrijfsactiviteiten, met een negatieve invloed op het appartementengebouw, worden uitgeoefend. Tevens is aannemelijk dat de bestaande activiteiten zullen verdwijnen. Dit heeft een gunstig effect op de verplichte geluidwerende maatregelen voor het appartementencomplex. Echter, dit effect treedt pas in werking na inwerkingtreding van het betreffende wijzigingsplan. Tot die tijd zijn op de gronden de huidige bedrijfsactiviteiten toelaatbaar dan wel andere activiteiten uit de categorie 2 respectievelijk 3.2.

Effecten wijzigingsbevoegdheid

Het realiseren van woningen op de Nijverheidsweg 10 is niet zondermeer uitvoerbaar. Ook voor dit perceel dient beschouwd wat de invloed is van de omliggende bedrijfspercelen met de aanwezige bedrijven en of een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden bereikt. De bovenstaande analyse voor de 27 appartementen geldt eveneens voor de wijzigingslocatie. Op voorhand is aanvaardbaar woon- en leefklimaat dan ook niet te garanderen. Bij het opstellen van het wijzigingsplan dient daarom aangetoond te worden of een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden bereikt en of en zo ja welke maatregelen daarvoor getroffen dienen te worden. Deze maatregelen zullen dan ook in het wijzigingsplan worden geborgd.

Bestaande situatie versus planologische mogelijkheden

Momenteel zijn er geen bedrijven en bedrijfsactiviteiten aanwezig in de directe omgeving die qua geur, stof en veiligheid invloed hebben op de haalbaarheid van het plan. Echter het vigerende bestemmingsplan sluit niet uit dat dergelijke activiteiten wel kunnen worden uitgeoefend. In dat geval ontstaat er mogelijk wel een situatie waardoor de realisatie van woningen in het plangebied niet zondermeer mogelijk is. Het is echter een theoretische mogelijkheid. Vestiging van dergelijke activiteiten is niet aannemelijk. Het terugbrengen van de toelaatbare bedrijfsactiviteiten verkleind deze mogelijkheid nog meer.

Conclusie

Mits er maatregelen worden genomen om te voldoen aan de geluidnorm uit het Activiteitenbesluit, vormt het aspect bedrijven- en milieuzonering geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan afgaande op de momenteel gevestigde bedrijven en de bedrijfsactiviteiten.

4.10 Kabels En Leidingen

Binnen het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig, die van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling in het plangebied. Er is daarmee geen sprake van belemmeringen als gevolg van planologisch relevante kabels en leidingen.

4.11 Duurzaamheid

De gemeente heeft de ambitie om het KVL-terrein duurzaam te ontwikkelen. In dat kader is een onderzoek naar duurzaamheid op het KVL-terrein uitgevoerd (Bijlage 9). Dit heeft geresulteerd in een duurzaamheidsbalans. De duurzaamheidsbalans is opgebouwd rondom de drie niveaus 'locatiegebonden', 'plangebonden' en 'aanvullende initiatieven'. Deze zijn voor het plan KVL nader ingevuld aan de hand van de thema's 'energie', 'materialen en gebouwen', 'natuur en landschap', 'water', 'afval en goederentransport', 'personentransport', 'openbare ruimte, gedrag en levensstijl' en 'gezondheid en welzijn'. Op basis van de balans zijn er duurzame oplossingen geformuleerd voor onder meer:

  • de sanering van de grondvervuiling;
  • het behoud van het Historisch Erfgoedcomplex;
  • de omgang met water;
  • de verwijdering van asbest;
  • de ontsluiting/verbinding met het centrum (in studie);
  • de mogelijkheden voor warmte-koude opslag.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

In het plangebied zijn enkele wijzigingen voorzien ten opzichte van het bestemmingsplan KVL-terrein. Deze wijzigingen zijn kort beschreven in paragraaf 1.1. Dit hoofdstuk gaat achtereenvolgens in de algemene opbouw van het plan en de belangrijkste wijzigingen ten opzichte van het moederplan die met dit bestemmingsplan juridisch-planologisch zijn verankerd op de verbeelding en in de regels.

5.1 Bestemmingsplan

5.1.1 Opbouw

Een bestemmingsplan bestaat uit drie delen: de toelichting, de regels en een verbeelding. De verbeelding, met de daarin aangewezen bestemmingen, en de regels vormen tezamen het juridische plan. De toelichting heeft geen rechtskracht. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel wordt aangegeven. In deze paragraaf wordt ingegaan op de juridische opbouw van het plan. Aan de orde komen onder meer de opbouw van de regels, de relatie tussen regels en kaarten en de beschrijving van de in de regels vastgelegde bestemmingen.

5.1.2 Toelichting op de verbeelding

Op de verbeelding van het analoge bestemmingsplan zijn met behulp van kleuren, letteraanduidingen en/of arceringen de verschillende gebieds- en functionele bestemmingen weergegeven. De bestemmingsgrenzen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. Bij de opzet van de verbeelding is aangesloten bij de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP2012).

5.1.3 Toelichting op de regels

De regels bevatten de juridische regeling voor het gebruik van de gronden, bepalingen over de toegelaten bebouwing en een regeling over het gebruik van bebouwing. De regels, die zijn onderverdeeld in paragrafen, worden hierna (indien nodig) toegelicht. Bij de opzet van de regels is aangesloten bij de SVBP2012 en de bepalingen van het Besluit ruimtelijke ordening. De artikelen bevatten bepalingen over de specifieke bestemmingen in het plan. De opbouw van deze artikelen is steeds gelijk, conform de eisen van de SVBP2012. Voor een nadere uitleg wordt verwezen naar de SVBP2012, te raadplegen via de website van het ministerie van I&M, onderdeel standaarden. Hier kan men ook terecht voor een uitgebreidere uitleg over dubbelbestemmingen en aanduidingen.

De regels zijn als volgt ingedeeld:

Hoofdstuk 1: Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat twee artikelen. In het eerste artikel zijn de begripsomschrijvingen opgenomen en het tweede artikel bevat de wijze van meten.

Hoofdstuk 2: Regels met betrekking tot de bestemmingen

Dit hoofdstuk bestaat uit een beschrijving van de bestemmingen. Deze kennen per bestemming globaal de volgende opzet:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • afwijkingen van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • eventuele wijzigingsbevoegdheden.


In dit hoofdstuk worden als eerste de bestemmingen van gronden gegeven, deze bestemmingen worden gevolgd door de dubbelbestemmingen voor archeologie.


Hoofdstuk 3: Algemene regels

Dit hoofdstuk bevat regels die op het hele plangebied betrekking hebben en regelt de volgende onderwerpen:


Anti-dubbeltelregel: met deze bepaling wordt beoogd misbruik van de regels door middel van (privaatrechtelijke) wijzigingen in de eigendomsverhoudingen van gronden te voorkomen;


Algemene bouwregels: deze regeling regelt dat indien de bestaande maatvoering afwijkt van hetgeen in de regels is bepaald, deze afwijkende maatvoering mag worden gehandhaafd;

Algemene gebruiksregels: deze regeling stelt voorwaarden met betrekking tot parkeren op grond van het actuele parkeerbeleid en overeenkomstig het parapluplan ;

Algemene aanduidingsregels: deze regeling bevat een afwijkingsbevoegdheid om op de daarvoor aangewezen gronden een inpandige bedrijfswoning te realiseren onder voorwaarden.

Tevens bevat dit artikel een wijzigingsbevoegdheid om op bedrijfsgronden woningen te kunnen realiseren. het gaat hierbij om de gronden behorende tot Nijverheidsweg 10 (wijzigingsgebied 1). Voor deze locaties geldt een aantal voorwaarden ten aanzien van onder andere het aantal woningen en de woningtypologie.

Algemene afwijkingsregels: deze regeling bevat algemene regels voor het afwijken van o.a. de opgenomen maten, afmetingen en percentages. Tevens bevat deze regeling bepalingen over ondergronds bouwen;

Algemene wijzigingsregels: deze regeling bevat algemene regels voor de wijziging ten behoeve van de wijziging van bestemmingsgrenzen;

Overige regels: Als overige regel is een verwijzing naar andere regelgeving opgenomen.


Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Dit hoofdstuk bevat regels die op het hele plangebied betrekking hebben en regelt de volgende onderwerpen:


Overgangsrecht: bouwwerken die op het moment van tervisielegging van het plan aanwezig zijn, mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment waarop het plan rechtskracht verkrijgt, mag gehandhaafd blijven.

Slotregel: in deze regel wordt aangegeven onder welke naam de regels aangehaald kunnen worden.

5.2 Beschrijving Van De Bestemmingen

Artikel 3 'Bedrijventerrein'

De bedrijfsgronden hebben de bestemming 'Bedrijventerrein'. Binnen deze bestemming zijn bedrijven toegestaan van verschillende milieucategorieën. Op de verbeelding is aangegeven welke categorieën op de gronden zijn toegestaan. Op de lijst van bedrijfsactiviteiten, welke is bijgevoegd bij de regels (bijlage 1), is aangegeven wat voor bedrijfsactiviteiten gekoppeld zijn aan de categorieën.

Uitzondering hierop is dat op de plaats met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - metaalbewerking' een metaalbewerkingsbedrijf behorende tot categorie 3.1 is toegestaan. Deze locatie is nader onderzocht door de omgevingsdienst op de specifieke gebruiksactiviteiten. Hieruit blijkt dat er een metaalbewerkingsbedrijf is gevestigd, maar door de geringere omvang van de activiteiten voor metaalbewerking, het bedrijf passend kan worden bestemd in categorie 3.1 van de bedrijfs- en milieuzonering.

Artikel 4 'Verkeer'

De gronden met een hoofdzakelijke verkeersfunctie hebben de bestemming ‘Verkeer’ gekregen. Het betreft hier een bestaande cul-de-sac. Binnen de bestemming zijn wegen en paden toegestaan alsmede parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen.

Artikel 5 'Wonen'

Voor het hele plangebied geldt de bestemming 'Wonen'. In de bestemming 'Wonen' zijn maximaal 27 gestapelde woningen toegestaan. Andere vormen van woningen, zoals rijwoningen of vrijstaande woningen zijn niet toegestaan. Tevens is in de woonbestemming ruimte voor de bijbehorende wegenstructuur, de openbare ruimtes, de verblijfsgebieden en de bijbehorende voorzieningen.

Het betreft een globale bestemming waarin flexibiliteit is opgenomen voor de gebiedsontwikkeling. In de bestemming zijn regels opgenomen om de rechtszekerheid van omwonenden en gebruikers van gronden rondom het plangebied te waarborgen.

Op de verbeelding is de toegestane bouwhoogte vastgelegd, deze bedraagt maximaal 10,5 meter.

Binnen de bestemming is bepaald dat de woningen pas in gebruik mogen worden genomen indien is aangetoond dat aan de eisen van het Activiteitenbesluit kan worden voldaan (al dan niet na het nemen van maatregelen). Indien dat niet lukt, zijn geluidwerende voorzieningen aan de gevel (vliesgevel of dove gevel) verplicht gesteld (realisatie en in stand houding). In dat geval moet iedere woning tenminste beschikken over één geluidsluwe gevel. Van de verplichting voor een geluidsvoorziening aan de gevel kan worden afgezien mits aangetoond wordt dat achter de gevel activiteiten plaatsvinden die niet als gevoelig worden aangemerkt in de zin van de Wet geluidhinder. Daartoe horen onder andere badkamers, keukens, bergruimten en verkeersruimten (hal/gang). In dat geval zijn de gevelmaatregelen niet nodig.

Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie-3'

Voor het plangebied is evens de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie-3' opgenomen. Voordat op deze gronden bodemverstorende activiteiten kunnen plaatsvinden dient of archeologisch vervolgonderzoek te worden uitgevoerd of dienen de bodemverstorende activiteiten archeologisch begeleid te worden.

wetgevingszone - afwijkingsgebied

Op basis van deze regeling is het mogelijk om op deze bedrijfslocatie een inpandige woning in het bedrijf te realiseren. Het moet hierbij gaan om een bedrijfswoning en moet aangetoond worden dat aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Deze zone is specifiek opgenomen voor de locatie Nijverheidsweg 12, vanwege het feit een aantal voorzieningen voor deze woning al op deze locatie aanwezig zijn.

wetgevingszone - wijzigingsgebied 1

Op basis van deze regeling is het mogelijk om deze bedrijfslocatie om te zetten in 18 woningen. Het is daarbij mogelijk om de locatie te bebouwen met zowel grondgebonden als gestapelde woningen. De invulling van het gebied moet daarbij stedenbouwkundig aansluiten bij het zuidelijke gelegen KVL-terrein. De wijzigingsbevoegdheid mag slechts worden toegepast als aangetoond is dat woningbouw uit milieu-planologisch oogpunt haalbaar en inpasbaar is. Daarnaast moet aan een aantal andere voorwaarden worden voldaan, voordat mag worden overgegaan op omzetting van de bestemming.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

6.1 Inleiding

In artikel 3.1.6, sub i van het Besluit op de ruimtelijke ordening is vastgelegd dat inzicht gegeven moet worden over de uitvoerbaarheid van het plan. De ontwikkelingen die concreet mogelijk gemaakt worden binnen het bestemmingsplan moeten (economisch) uitvoerbaar zijn en gerealiseerd kunnen worden.

Onderhavig plan betreft de ontwikkeling van de functie wonen middels een directe bestemming en een wijzigingsbevoegdheid. Gelet hierop dient de economische uitvoerbaarheid van de appartementen bij vaststelling van dat bestemmingsplan inzichtelijk te zijn.

6.2 Financiële Uitvoerbaarheid

De gemeente voert de grondexploitatie. Deze is vastgesteld door de gemeenteraad, waarmee de economische uitvoerbaarheid is gewaarborgd.

Voor de gronden die in een wijzigingsbevoegdheid zijn opgenomen behoeft bij de vaststelling van dit bestemmingsplan de economische uitvoerbaarheid nog niet inzichtelijk te zijn. De gemeente en initiatiefnemer sluiten een anterieure overeenkomstig voorafgaand aan de vaststelling van het betreffende wijzigingsplan.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.1 Voortraject

In het kader van de planvorming rondom het Masterplan voor het totale KVL-terrein zijn diverse informatie- en inspraakmomenten geweest, waarbij de gelegenheid is geboden om op de plannen te reageren. Daarbij zijn de plannen die met dit bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt nog niet gepresenteerd. In het kader van de zienswijzenperiode (zie volgende paragraaf) is er voor belanghebbenden de mogelijk om op dit bestemmingsplan te reageren.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft in de periode van 14 september tot en met 25 oktober 2018 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode van de terinzagelegging kon iedereen schriftelijk of mondeling zienswijzen op het plan of onderdelen daarvan inbrengen. Op het plan zijn 8 ontvankelijke zienswijzen ingebracht. Zie voor de binnengekomen zienswijzen en de beantwoording daarvan Bijlage 10.

7.3 Beroep

Na vaststelling wordt het plan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode hebben belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

7.4 Tussenuitspraak

De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) heeft op 21 juli 2021 een tussenuitspraak gedaan over dit bestemmingsplan. Deze tussenuitspraak is gevoegd bij de toelichting als Bijlage 11 en heeft betrekking op een nadere onderbouwing / motivering met betrekking tot de gevolgen van het appartementengebouw voor de omliggende bedrijfspercelen aan de Nijverheidsweg 12, 12a en 12b, en op een nadere onderbouwing van de gevolgen van het appartementengebouw voor de verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid in de omgeving.

Kort samengevat roept de Afdeling de gemeenteraad op alsnog de bovengenoemde aspecten nader te onderzoeken en te motiveren.

De gemeenteraad heeft naar aanleiding van deze uitspraak een tweede vaststellingsbesluit genomen. In de toelichting is een nadere motivering opgenomen met betrekking tot de gevolgen van het appartemengebouw op de omliggende bedrijfspercelen aan de Nijverheidsweg 12, 12a en 12b. Het bijbehorende onderzoek is opgenomen in Bijlage 12 van het bestemmingsplan. Tevens is in de toelichting een nadere motivering opgenomen van de gevolgen van het appartementengebouw voor de verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid in de omgeving. Het bijbehorende onderzoek hiervan is opgenomen als Bijlage 13 van dit bestemmingsplan.

7.5 Beroep

Na vaststelling door de gemeenteraad na de tussenuitspraak wordt het plan voor wederom voor zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Lijst van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat Van Activiteiten

Bijlage 2 Staat van Activiteiten

Bijlage 1 Toelichting Moederplan 'Kvl-terrein'

Bijlage 1 Toelichting moederplan 'KVL-terrein'

Bijlage 2 Moederplan: Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Bijlage 2 Moederplan: vormvrije m.e.r.-beoordeling

Bijlage 3 Moederplan: Onderzoek Geluid Wegverkeer En Spoorweglawaai

Bijlage 3 Moederplan: onderzoek geluid wegverkeer en spoorweglawaai

Bijlage 4 Moederplan: Onderzoek Archeologie

Bijlage 4 Moederplan: onderzoek archeologie

Bijlage 5 Moederplan: Voortoets

Bijlage 5 Moederplan: voortoets

Bijlage 6 Moederplan: Onderzoek Externe Veiligheid

Bijlage 6 Moederplan: onderzoek externe veiligheid

Bijlage 7 Moederplan: Watertoets

Bijlage 7 Moederplan: Watertoets

Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek Omliggende Bedrijven

Bijlage 8 Akoestisch onderzoek omliggende bedrijven

Bijlage 9 Moederplan: Duurzaamheid

Bijlage 9 Moederplan: duurzaamheid

Bijlage 10 Zienswijzennotitie

Bijlage 10 Zienswijzennotitie

Bijlage 11 Uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Van De Raad Van State 21 Juli 2021

Bijlage 11 Uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State 21 juli 2021

Bijlage 12 Geluid Bedrijven Nijverheidsweg 12, 12a En 12b Kvl-terrein Op Bestemmingsplan

Bijlage 12 Geluid bedrijven Nijverheidsweg 12, 12a en 12b KVL-terrein op bestemmingsplan

Bijlage 13 Verkeersonderzoek Naar Verkeersafwikkeling En Verkeersveiligheid Kvl - Terrein

Bijlage 13 Verkeersonderzoek naar verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid KVL - terrein