Ruimte voor Ruimte Vinkenberg
Bestemmingsplan - Gemeente Oisterwijk
Vastgesteld op 25-09-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Ruimte voor Ruimte Vinkenberg met identificatienummer NL.IMRO.0824.BPVinkenberg-VA01 van de gemeente Oisterwijk.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.4 aan-huis-gebonden beroep
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dat in een woning of een bijgebouw bij de woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 achtererf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.8 agrarisch bedrijf
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en / of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
- a. grondgebonden agrarisch bedrijf:
- 1. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
- 2. bollenteelt: de teelt van bloembollen al dan niet in samenhang met de teelt van bolbloemen;
- 3. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
- 4. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee waarbij de productie (nagenoeg) geheel afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende agrarische grond als productiemiddel;
- 5. paardenhouderij: het fokken van paarden, het houden, stallen of africhten van paarden ten behoeve van de vlees- en / of melkproductie, handel en / of de gebruiksgerichte paardenhouderij;
- 6. sierteelt: de teelt van siergewassen op open grond al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
- b. niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:
- 1. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
- 2. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen, paddenstoelen daaronder begrepen, in gebouwen;
- 3. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang waarbij de productie (nagenoeg) niet afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende agrarische grond als productiemiddel;
- c. aquacultuur: de teelt van (zout)watergebonden organismen waaronder begrepen zagers, schelpdieren en vissen;
- d. overige teelten van gewassen of dieren, al dan niet in gebouwen.
1.9 agrarische deskundige
Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen of een andere door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen.
1.10 agrarische hulp- en nevenbedrijf
- a. een bedrijf dat is gericht op het opslaan van en leveren van goederen aan uitsluitend of overwegend agrarische bedrijven en / of het opslaan en verwerken van producten die afkomstig zijn van agrarische bedrijven, waaronder begrepen mestopslagruimten met een regionale functie;
- b. een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen of –apparatuur (zoals loonbedrijven).
1.11 bebouwing
een of meer gebouwen en / of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.12 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
1.13 bedrijfs- of dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.14 beperkt kwetsbare objecten
als beperkt kwetsbare objecten worden aangemerkt:
- a. (agrarische) bedrijfsgebouwen;
- b. bedrijfswoningen;
- c. woningen in lintbebouwing (zijnde een lijnvormige verzameling van gebouwen langs een weg, doorgaans dubbelzijdig aanwezig).
1.15 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
1.16 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.17 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.18 Bevi-inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.19 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.20 bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.21 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.22 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.23 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.24 bouwlaag
doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.
1.25 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.26 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.27 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.28 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.29 café
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar / dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.
1.30 consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
1.31 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en / of historische gaafheid.
1.32 dagrecreatie
vrijetijdsbesteding gedurende de dag zoals sport en spel, wandelen, paardrijden of het houden van een evenement; er is daarbij geen sprake van verblijfsrecreatie.
1.33 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.34 dakopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.
1.35 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan diegenen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.36 detailhandel in volumineuze goederen
detailhandel in de volgende categorieën:
- a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
- b. detailhandel in grootschalige goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
- c. tuincentra;
- d. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet – in ondergeschikte mate – in combinatie met woninginrichting en stoffering;
- e. bouwmarkten.
1.37 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.
1.38 dierenpension
een bedrijf gericht op het in pension houden van dieren, in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende ondergeschikte activiteiten of voorzieningen: het verzorgen van dieren (zoals bij een trimsalon) en het trainen van dieren.
1.39 discotheek of dancing
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en andere daarmee vergelijkbare evenementen.
1.40 extensieve dagrecreatie
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.
1.41 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.42 gebruiken
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.
1.43 gebruiksgerichte paardenhouderij
alle vormen van paardenhouderij die niet zijn gericht op agrarische productie.
1.44 geluidsgevoelige objecten
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidshinder Spoorwegen.
1.45 hobbymatig houden van vee
het houden van vee in geringe aantallen ten behoeve van eigen genot en gebruik.
1.46 hobbymatige paardrijactiviteiten
het hobbymatig houden van paarden en / of pony's hoofdzakelijk ten behoeve van eigen gebruik en ondergeschikt ten behoeve van verhuur en het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en / of pony's in pension te stallen en te weiden.
1.47 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
overig bouwwerk
1.48 horecabedrijf
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en / of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
1.49 hoveniersbedrijf
een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.
1.50 kampeerboerderij
een (deel van) een (voormalig) agrarisch bedrijfsgebouw, ingericht voor het verlenen van tijdelijk recreatief verblijf aan steeds wisselende personen die in groeps- of verenigingsverband in het gebouw verblijven.
1.51 kampeermiddelen
tenten, vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.52 kantoor
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.53 kassen
bouwwerken van glas of ander lichtdoorlatend materiaal (ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering) met een hoogte van 1,5 meter of meer, trek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen.
1.54 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning of een bijgebouw bij de woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.55 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.
1.56 kwetsbare objecten
als kwetsbare objecten worden aangemerkt:
- a. woningen, voor zover geen beperkt kwetsbare objecten zoals bedoeld in 1.14;
- b. verblijfsrecreatieve voorzieningen bestemd voor recreatief nachtverblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.57 landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.
1.58 manege
een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en / of pony's houdt, in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het opfokken en trainen van paarden en/of pony's, het in pension houden van paarden en / of pony's, horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.
1.59 mantelzorg
alle vormen van langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt aangeboden aan een hulpbehoevende, door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt; bij de mogelijk hiervoor benodigde extra woonruimte dient er sprake te zijn van bewoning door één huishouden.
1.60 milieudeskundige
een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake milieuhygiëne.
1.61 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.
1.62 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.63 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.64 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.65 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een geheel gesloten dak.
1.66 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.67 peil
- a. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 0,25 m;
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met 0,25 m.
1.68 permanente standplaats
een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, gedurende het gehele jaar.
1.69 reëel agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf, dat duurzaam werkgelegenheid biedt aan ten minste een halve arbeidskracht (afhankelijk van het aantal dieren, aard van de gewassen de hoeveelheid grond en inrichting van het bedrijf), waarbij de continuïteit op langere termijn gewaarborgd is.
1.70 risicovolle inrichting
een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.71 ruimtelijke kwaliteitswinst
ruimtelijke meerwaarde die ontstaat door de verbeterde inrichting van het erf, landschaps- en/of natuurontwikkeling, herstel of herkenbaar maken van cultuurhistorische waarden of het vergroten van de toegankelijkheid van het agrarisch gebied ten behoeve van extensieve dagrecreatie.
1.72 seizoensgebonden standplaats
een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij het kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, uitsluitend gedurende het zomerseizoen.
1.73 seksinrichting
het bedrijfsmatig- of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt- gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of een verblijfsmiddel, verrichten van seksuele handelingen.
1.74 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.75 standplaats
een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten.
1.76 teeltondersteunende voorzieningen
voorzieningen of constructies die bij agrarische bedrijven worden toegepast om weersinvloeden te matigen, arbeidsomstandigheden te bevorderen, de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen te verbeteren of de kwaliteit van producten te verbeteren, nader te onderscheiden in:
- a. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen: voorzieningen die niet langer dan 6 maanden gedurende een jaar worden geplaatst, te onderscheiden in:
- 1. lage tijdelijke voorzieningen: voorzieningen zoals afdekfolies, acryldoek, insectengaas, tunnels met een bouwhoogte van niet meer dan 1.50 meter;
- 2. hoge tijdelijke voorzieningen: voorzieningen zoals hagelnetten, schaduwhallen, wandelkappen en regenkappen met een bouwhoogte van meer dan 1.50 meter;
- b. permanente teeltondersteunende voorzieningen, te onderscheiden in:
- 1. lage permanente voorzieningen: voorzieningen zoals containervelden;
- 2. hoge permanente voorzieningen; voorzieningen zoals kassen, tunnelkassen, rolkassen, gaaskassen, stellingen en regenkappen met een bouwhoogte van meer dan 1.50 meter.
1.77 verblijfsmiddelen
voor verblijf geschikte - al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken - voer- en vaartuigen, arken, caravans, tenten en andere soortgelijke constructies, voor zover geen bouwwerken en geen kampeermiddelen zijnde.
1.78 vloeroppervlakte
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.
1.79 volwaardig agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf, dat duurzaam werkgelegenheid biedt aan ten minste één volledige arbeidskracht die een hoofdberoep, hoofdbestaan en volledige dagtaak in het bedrijf vindt (afhankelijk van het aantal dieren, aard van de gewassen, de hoeveelheid grond en inrichting van het bedrijf), waarbij de continuïteit op langere termijn gewaarborgd is.
1.80 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.81 voorzieningen voor opslag
voorzieningen voor de opslag van onder andere voer, (kunst)mest, water, warmte, CO2 of daarmee vergelijkbare stoffen, nader te onderscheiden in:
- a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals mestsilo's, voedersilo's, sleufsilo's, watertanks en CO2-opslagtanks;
- b. geen bouwwerken zijnde, zoals mestzakken, verhardingen of foliebassins.
1.82 water en waterhuishoudkundige voorzieningen
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen, alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.
1.83 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
1.84 zomerseizoen
de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.
1.85 zorgdeskundige
een als zodanig door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige, of commissie van deskundigen op het gebied van zorg en indicatiestelling.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
- a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
- b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.5 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.
2.8 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- b. de uitoefening van nevenfuncties, ondergeschikt aan het wonen met inachtneming van artikel 3.4;
- c. ten minste 2 parkeervoorzieningen op eigen terrein, waarbij garages niet als parkeervoorziening worden meegerekend;
- d. het behoud, beheer en herstel van cultuurhistorisch waardevolle bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorie';
- e. uitsluitend waterberging ter plaatse van de aanduiding 'waterberging';
- f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, nutsvoorzieningen, tuin, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan - uitgezonderd op de percelen ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorie' - nadere eisen stellen aan hoofdgebouwen en aan-, uit- en bijgebouwen in het belang van de realisering van de beeldkwaliteit zoals vastgelegd in bijlage 1 'Beeldkwaliteitscriteria8 Ruimte voor Ruimtekavels Heuvelstraat'.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. het gebruik conform de bestemming 'Wonen' is alleen toegestaan indien voldoende waterberging wordt gerealiseerd en in stand gehouden, waarbij geldt dat per perceel een waterbergingsvoorziening dient te worden gerealiseerd met een omvang van ten minste 0,65 m3 per 10 m2 verhard oppervlak op het perceel;
- b. het gebruik van een gebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan;
- c. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn in het hoofdgebouw (inclusief aan- en uitbouwen) en in bijgebouwen toegestaan;
- d. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van hoofd- en bijgebouwen met een maximum van 80 m²;
- e. zelfstandige bewoning van bijgebouwen is niet toegestaan;
- f. ten behoeve van logies met ontbijt mogen ten hoogste 4 kamers worden benut, waarbij geldt dat de omvang binnen bestaande bebouwing maximaal 100 m² bedraagt.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Waterstaat - Waterlopen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat - Waterlopen aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het beheer en het onderhoud van de watergang met de bijbehorende voorzieningen, zoals oevers, bruggen en stuwen.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag niet worden gebouwd anders dan ten behoeve van deze bestemming en gelden de volgende regels:
- a. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
- b. Op deze gronden mogen uitsluitend erf- en terreinafscheidingen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 2 meter, die doorgang bieden ten behoeve van het onderhoud van de watergang, met dien verstande dat hieromtrent vooraf bij de beheerder van de watergang schriftelijk advies wordt ingewonnen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2 en toestaan dat gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) worden gebouwd, mits hierbij voor de bescherming van de watergang geen bezwaar bestaat. Hieromtrent wordt vooraf schriftelijk advies ingewonnen bij de beheerder van de watergang.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. het gebruik van gronden binnen deze bestemming voor het beplanten met bomen is niet toegestaan.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.4 en toestaan dat bomen worden geplant, mits hierbij voor de bescherming van de watergang geen bezwaar bestaat. Hieromtrent wordt vooraf schriftelijk advies ingewonnen bij de beheerder van de watergang.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door:
- a. de grenzen van de bestemming 'Waterstaat - Waterlopen' met maximaal 5 meter te verleggen, met dien verstande dat hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de watergang.
- b. de bestemming 'Waterstaat - Waterlopen' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, onder de voorwaarde dat door het opheffen dan wel verleggen van de watergang de gronden geen bescherming (meer) behoeven.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
6.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van verbeelding en bestemmingsregels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 meter bedraagt;
- b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 meter bedraagt.
6.2 Bestaande maten
Met betrekking tot bestaande maten ter plaatse van de aanduidingen 'bijgebouwen' en 'twee-aaneen' gelden de volgende regels:
- a. de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- b. de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
- c. in geval van herbouw is het bepaalde onder a en b slechts van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
7.1 Algemeen
Het is verboden de in het plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming(en).
7.2 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik ten opzichte van de bestemmingsregels in hoofdstuk 2, wordt in ieder geval verstaan:
- a. gronden te gebruiken:
- 1. opslagplaats voor vaten, kisten, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind, brandstoffen, bagger, en grondspecie en dergelijke;
- 2. uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;
- 3. een seksinrichting, prostitutie en dergelijke;
- b. gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te gebruiken voor:
- 1. seksinrichtingen, prostitutie en dergelijke;
- 2. (inrichtingen ten behoeve van) het verstrekken van verdovende middelen, vallende onder de Opiumwet;
- 3. bijgebouwen te gebruiken of laten gebruiken voor bewoning.
7.3 Uitzondering strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
- a. het opslaan van (bouw)materialen, afval, puin, grind, bagger en grondspecie en dergelijke in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming, mits dit gebeurd op de bij de bestemming behorende grond;
- b. de stalling van ten hoogste één toercaravan en/of boot op de bij een woonhuis behorende grond.
7.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. het in artikel 7.1 vervatte verbod, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd;
- b. het bepaalde in artikel 7.2 onder b sub 3 en toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw bij een woning gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits:
- 1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
- 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
- 3. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen, aan- en uitbouwen wordt ingepast met een maximale vloeroppervlakte van 80 m²;
- 4. het (vrijstaande) bijgebouw is gelegen op een afstand van maximaal 25 m van het woonhuis of de bedrijfswoning.
- c. het bevoegd gezag trekt de vergunning, verleend op grond van het gestelde in artikel 7.4, onder b in, indien de bij het verlenen van de vergunning bestaande noodzaak voor de zorgbehoevende vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
Artikel 8 Algemene Procedureregels
8.1 Nadere eisen
Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de volgende procedure van toepassing:
- a. een ontwerp van het besluit ligt met de bijbehorende stukken gedurende 2 weken op het gemeentehuis ter inzage;
- b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging vooraf bekend in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
- c. de bekendmaking houdt de mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen;
- d. gedurende de onder a. genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerp van het besluit.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Ruimte voor Ruimte Vinkenberg'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De gemeente Oisterwijk is voornemens om in het kader van haar volkshuisvestelijke doelstelling en de ‘Ruimte voor Ruimte’- regeling een nieuw woongebied te realiseren aan de noordzijde van de Heuvelstraat en ten zuiden van de kern Moergestel en de A58. Om de ontwikkeling van het woongebied mogelijk te maken moet het vigerende bestemmingsplan worden aangepast. Onderhavig bestemmingsplan schept een ruimtelijk kader waardoor de beoogde bouw van 8 woningen mogelijk wordt gemaakt. Tevens wordt voorzien in de splitsing van de bestaande langgevelboerderij (Vinkenberg 16) in twee woningen.
Figuur 1.1 Ligging plangebied
1.2 De Onderdelen Van Het Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan bestaat uit de toelichting, de regels en de verbeelding.
De toelichting heeft geen bindende werking. De toelichting maakt juridisch geen onderdeel uit van het bestemmingsplan. Dit onderdeel heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan. Ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.
De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, gebouwen en bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Per hoofdstuk zullen de diverse bepalingen artikelsgewijs worden besproken.
De verbeelding heeft een ondersteunende rol van toepassing van de regels evenals een visualiserende functie van de bestemmingen. Op de verbeelding worden de bestemmingen en randvoorwaarden weergegeven. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende deel van het bestemmingsplan.
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Het plangebied is opgenomen binnen de grenzen van het 'Bestemmingsplan Buitengebied', dat is vastgesteld door de raad van de gemeente Oisterwijk d.d. 29 juni 2011. De Raad van State heeft in haar uitspraak d.d. 14 augustus 2013 echter alle agrarische bouwvlakken vernietigd. Dit betekent dat wordt teruggevallen op het bestemmingsplan 'Buitengebied deel Moergestel', dat door de raad is vastgesteld op 19 maart 1998.
In dit bestemmingsplan is het plangebied bestemd als 'agrarisch gebied met landschapswaarden', met de differentiatie 'cultuurhistorisch open, bolle akker'. Als detailfuncties zijn agrarische bouwblokken opgenomen.
1.4 Ruimte Voor Ruimte Cv
In het kader van de uitvoering van de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling is de provincie een samenwerkingsverband aangegaan, waarin op dit moment de volgende partijen participeren:
- Provincie Noord-Brabant;
- NIB Capital;
- BNG Gebiedsontwikkeling van de BNG (Bank Nederlandse Gemeenten);
- Grontmij Nederland B.V.
Binnen dit samenwerkingsverband is de Ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte CV opgericht. Deze ontwikkelingsmaatschappij heeft tot doel het financieren van de sloopvergoedingen. In ruil daarvoor heeft de ontwikkelingsmaatschappij het recht op de ontwikkeling van woningbouwkavels in het kader van de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling.
Op basis van de eerste tranche ontwikkelt Ruimte voor Ruimte CV 964 kavels. De tweede tranche bevat in totaal 1.700 kavels. In onderhavig plan worden ondermeer 8 woningen gerealiseerd binnen de tweede tranche.
1.5 Bij Het Plan Behorende Stukken
Voor de totstandkoming van het plan Ruimte voor Ruimte Vinkenberg zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd, waarvan de resultaten op hoofdlijnen in dit bestemmingsplan zijn verwoord. De volgende rapportages, behorende bij dit plan, zijn als bijlagen opgenomen:
- Verkennend bodemonderzoek, Vinkenberg te Moergestel, Grontmij Nederland B.V., Eindhoven, 4 oktober 2011, doc. nr. 290121.ehv.35305, revisie d1;
- HNO-tool 'Vinkenberg Moergestel, 8 Ruimte voor Ruimte kavels' en 'Vinkenberg Moergestel, 2 overige kavels', 10 februari 2014;
- Archeologisch onderzoek plangebied Vinkenberg te Moergestel, Grontmij Nederland B.V., Roermond, 21 december 2011, doc. nr. 290121/RM/GAR1117, revisie D1;
- Archeologisch onderzoek plangebied Vinkenberg te Moergestel - Inventariserend veldonderzoek verkennende fase, door middel van boringen, Grontmij Nederland B.V., 9 december 2013, doc. nr. 290121/RM/GAR1426, revisie D;
- Archeologisch onderzoek plangebied Vinkenberg te Moergestel - Inventariserend veldonderzoek verkennende fase, door middel van proefsleuven, Grontmij Nederland B.V., 22 mei 2014, doc. nr. GM-0133778/GAR1457, revisie D;
- Quick-scan natuur locatie Vinkenberg, Moergestel, Oriënterend onderzoek in het kader van de wet- en regelgeving voor de natuur, Grontmij Nederland B.V., Eindhoven, 29 september 2011, doc. nr. GM-0036033, revisie 0;
- Aanvullend ecologisch onderzoek RvR locatie Vinkenberg, Grontmij Nederland B.V., Eindhoven, 24 januari 2013, doc. nr. 290121/JE;
- Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai, Vinkenberg, gemeente Oisterwijk, Grontmij Nederland B.V., Eindhoven, 31 januari 2014, doc. nr. GM-0123963;
- Akoestisch onderzoek wegverkeer, Vinkenberg 16 te Moergestel, AGEL adviseurs, Oosterhout, 3 februari 2014, doc. nr. 20080330.D02;
- Geuronderzoek Ruimte voor Ruimte locatie Vinkenberg, Geuronderzoek conform de Wet geurhinder en veehouderij, Grontmij Nederland B.V., De Bilt, 13 oktober 2011, doc. nr. 203385.ehv.211.R001, revisie D;
- Risico-inventarisatie Vinkenberg, Externe veiligheid, Vinkenberg, Ruimte voor Ruimte, Grontmij Nederland B.V., De Bilt, 28 september 2011, doc. nr. 290121-IV/BB, revisie D1.1;
- K1-vloeistofleiding Vinkenberg, Externe Veiligheid, Vinkenberg Ruimte voor Ruimte, Grontmij Nederland B.V., De Bilt, 28 september 2011, doc. nr. 290121-IV/BB, revisie D1.1;
- Bedrijven en milieuzonering Ruimte voor Ruimte Vinkenberg te Moergestel, Grontmij Nederland B.V., Eindhoven, 24 augustus 2011, doc. nr. 290121.ehv.341.N001;
- Vormvrije m.e.r.-beoordeling Ruimte voor Ruimte Vinkenberg, Grontmij Nederland B.V., Eindhoven, 3 december 2013;
- Bestemmingsplan Ruimte voor Ruimte Vinkenberg - Nota van inspraak, vooroverleg en wijzigingen;
- Bestemmingsplan Ruimte voor Ruimte Vinkenberg - Nota van zienswijzen.
1.6 Leeswijzer
In dit bestemmingsplan staat een beschrijving van het relevante beleidskader centraal in hoofdstuk 2, gevolgd door de beschrijving van het plan (situering, voorwaarden, planconcept en beeldkwaliteit) in hoofdstuk 3. De uitgevoerde onderzoeken zijn samengevat en voorzien van een conclusie in hoofdstuk 4. Uiteindelijk wordt het plan Ruimte voor Ruimte Vinkenberg juridisch vastgelegd met behulp van de regels en de verbeelding. De opzet hiervan wordt beschreven in hoofdstuk 5. De uitvoerbaarheid van het plan komt in hoofdstuk 6 aan de orde, waarna de procedure van het plan uiteen wordt gezet in hoofdstuk 7.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Algemeen
De relevante beleidskaders voor de voorgenomen ontwikkeling zijn op een drietal niveaus beschreven. In dit hoofdstuk gaat achtereenvolgens in op het rijksbeleid, het provinciaal- en regionaal beleid en het gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke- en de functionele structuur.
2.2 Rijksbeleid En Europese Richtlijnen
2.2.1 Regeling Beëindiging Veehouderijtakken
In het kader van de aanpak van de mestproblematiek is de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken (RBV) opgesteld. Voor de beëindiging van verschillende takken van veehouderij kan subsidie worden aangevraagd. Indien een beëindigingsubsidie wordt aangevraagd, kan op aanvraag ook subsidie worden verstrekt voor de afbraak van stallen. De sloopsubsidie kan alleen worden verstrekt voor gebouwen binnen de reconstructiegebieden.
Om de sloopsubsidies te kunnen financieren is de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling in het leven geroepen. De provincies binnen de concentratiegebieden krijgen de mogelijkheid extra woningen te realiseren bovenop het reeds toegekend reguliere contingent, om met de opbrengsten daarvan de sloop van stallen te betalen. Op 31 maart 2000 hebben Provinciale Staten van Noord-Brabant ingestemd met het beginsel 'Ruimte voor Ruimte'.
Aan de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling zijn meerdere voordelen verbonden. De verstening van het platteland wordt teruggebracht, de milieukwaliteit en de ruimtelijke kwaliteit worden verbeterd en er wordt een bijdrage geleverd aan het terugdringen van het mestoverschot. De gemaakte afspraken brengen met zich mee dat er in Noord-Brabant circa 2.700 extra woningen mogen worden gerealiseerd boven op de reguliere aantallen. Dit aantal kavels wordt in twee tranches uitgegeven van respectievelijk 964 en 1.700 kavels. De tweede tranche bevat in totaal 1.700 kavels waarvan 1.100 kavels in het kader van de RBV (Regeling Beëindiging Veehouderijtakken), de regeling waarop ook de eerste tranche is gebaseerd, en 600 kavels in het kader van de verbrede aanpak Ruimte voor Ruimte. De verbrede aanpak houdt in dat de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling ook kan worden ingezet ter financiering van de beëindiging en sanering van glastuinbouwbedrijven in kwetsbare gebieden, de sloop van niet meer voor intensieve veehouderij in gebruik zijnde agrarische bedrijfsgebouwen of de sloop van andere ongewenste bebouwing in het buitengebied.
In paragraaf 2.3.3 wordt verder ingegaan op de aanpak van de provincie Noord-Brabant bij de financiering van de sloopsubsidies.
2.2.2 Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte
In de Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte (SVIR), die in maart 2012 is verschenen, zijn door het Ministerie van Infrastructuur & Milieu de principes voor de ruimtelijke inrichting van Nederland vastgelegd. Hoofddoel van de Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte is Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden.
Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Naast de hoofddoelen heeft het Rijk een keuze gemaakt om de sturingsfilosofie te wijzigen. Het Rijk brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat (burgers en bedrijven) en laat het meer over aan gemeenten en provincies (‘decentraal, tenzij…’). Dit betekent minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving.
Een rijksverantwoordelijkheid kan aan de orde zijn indien:
- Een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. Bijvoorbeeld ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio’s rondom de mainports, brainport en greenports;
- Over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie of werelderfgoed;
- Een onderwerp provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is. Bijvoorbeeld het hoofdnetwerk voor mobiliteit (over weg, water, spoor en lucht) en energie, waterveiligheid en de bescherming van gezondheid van inwoners.
Deze drie criteria zijn leidend bij de in de structuurvisie benoemde rijksdoelen en bijbehorende nationale belangen. Voor de gemeente Oisterwijk zijn geen directe rijksdoelen benoemd. Het rijksbeleid heeft geen directe werking op de ontwikkeling van het plangebied.
2.2.3 Natura 2000
De Europese Unie heeft het initiatief genomen voor 'Natura 2000', een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de lidstaten van de EU. Dit netwerk vormt de hoeksteen van het EU-beleid voor behoud en herstel van biodiversiteit. Alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogel- en/of Habitatrichtlijn zijn ook aangegeven als Natura 2000-gebied. Het is niet toegestaan om zonder vooraf toegekende vergunning nieuwe activiteiten in deze gebieden uit te voeren.
Ten noorden van de A58 ligt het natuurmonument Hildsven. Voorliggend bestemmingsplan heeft geen geen invloed op het Hildsven.
Het plangebied ligt niet in of nabij één van de Natura 2000-gebieden. De ontwikkeling van het plangebied betekent dan ook geen aantasting van het Natura 2000-gebied.
2.2.4 Wet Milieubeheer, luchtkwaliteitseisen
Om de ontwikkeling van nieuwe functies mogelijk te maken dient de luchtkwaliteit in beschouwing te worden genomen. Op 15 november 2007 is wet- en regelgeving in werking getreden die tezamen bekend staat onder de naam 'Wet luchtkwaliteit' (wijziging Wet milieubeheer, hoofdstuk 5.2. luchtkwaliteitseisen). In deze wet zijn voor verschillende vervuilende stoffen normen opgenomen waaraan minimaal voldaan moet worden bij ruimtelijke ontwikkelingen. Een vervuilde lucht kan immers leiden tot gezondheidsklachten bij mensen. Voor Nederland zijn voornamelijk overschrijdingen van de grenswaarden voor fijn stof en stikstofdioxide aan de orde en plaatselijk van benzeen (parkeergarages).
De 'Wet luchtkwaliteit' voorziet onder meer in een gebiedgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin worden gebiedsgerichte programma's en rijksmaatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren opgenomen. Projecten worden niet meer aan de normen getoetst maar aan het doel van het programma. Bouwprojecten in een gebied kunnen dan doorgaan als maatregelen worden genomen om de luchtkwaliteit op zijn minst gelijk te houden. De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Projecten die opgenomen zijn in het NSL mogen worden vervangen door plannen van gelijke of kleinere omvang.
Naast de 'Wet Luchtkwaliteit' is in 2007 het begrip 'niet in betekenende mate bijdragen' verduidelijkt (Besluit niet in betekenende mate bijdragen en Regeling niet in betekenende mate bijdragen). Door het in werking treden van het NSL op 1 augustus 2009 worden projecten die minder dan 3% bijdragen aan de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof of stikstofdioxide geacht niet in betekenende mate bij te dragen. Voor dergelijke projecten is geen luchtkwaliteitsonderzoek noodzakelijk.
De voorgenomen locatieontwikkeling valt binnen de categorie die minder dan 3% bijdraagt aan de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof of stikstofdioxide en daarmee is geen onderzoek naar de luchtkwaliteit benodigd.
2.3 Provinciaal En Regionaal Beleid
2.3.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en Verordening Ruimte
In de structuurvisie geeft de provincie aan hoe ruimtelijke ontwikkelingen een plek kunnen krijgen die aansluit bij de kwaliteiten van Brabant. Er zijn twee ruimtelijke trends te onderscheiden: de schaalvergroting en de behoefte aan identiteit. De structuurvisie is op 17 december 2010 door Gedeputeerde Staten vastgesteld en op 1 januari 2011 in werking getreden.
De structuurvisie geeft aan welke ambities de provincie heeft op het gebied van het provinciale ruimtelijke beleid tot 2025. De Verordening Ruimte is een concrete uitwerking van de ambities van de provincie Noord-Brabant.
De provincie streeft naar een concentratie van verstedelijking, robuuste en aaneengesloten natuurgebieden, concentratiegebieden voor glastuinbouw en intensieve veehouderijen en voldoende ruimte voor waterberging nu en in de toekomst. De provincie wil duurzaam en zuinig omgaan met de leefomgeving en de ruimte en een goede relatie creëren tussen wonen en werken in de stedelijke omgeving en een groene landelijke omgeving daarbuiten.
De provincie kiest in haar ruimtelijke beleid tot 2025 voor de verdere ontwikkeling van gevarieerde en aantrekkelijke woon-, werk- en leefmilieus en een kennisinnovatieve economie met als basis een klimaatbestendig en duurzaam Brabant. Het principe van behoud en ontwikkeling van het landschap is in deze structuurvisie de 'rode' draad die de ruimtelijke ontwikkelingen stuurt.
De structuurvisie is juridisch niet bindend. In de Verordening Ruimte staan de juridisch bindende regels.
Op de kaarten van de Verordening Ruimte is het plangebied niet aangewezen als bestaand stedelijk gebied of zoekgebied voor verstedelijking. In het kader van de Ruimte voor Ruimteregeling is echter woningbouwontwikkeling mogelijk (2.2.1 Regeling BeëindigingVeehouderijtakken). Het plangebied ligt niet in of in de nabijheid van de ecologische hoofdstructuur. Specifieke maatregelen zijn niet vereist.
De ontwikkeling van de woningen is in lijn met het provinciaal beleid zoals verwoord in de Verordening Ruimte, artikel 11.2 waarin de ontwikkeling van Ruimte voor Ruimtewoningen beschreven staat. In het kader van dit artikel 11.2 van de Verordening Ruimte is het toegestaan dat Ruimte voor Ruimte de kavels realiseert.
De plannen met betrekking tot de splitsing van de agrarische langgevelboerderij in twee burgerwoningen geven invulling aan de doelstellingen uit de structuurvisie Ruimtelijke ontwikkeling van de Provincie. De kwaliteit van het landelijk gebied is steeds belangrijker voor een hoogwaardig leef- en vestigingsklimaat van Noord-Brabant. Binnen het gemengd landelijk gebied is de ontwikkeling van een woonfunctie mogelijk. Voor de beleving van de kwaliteiten van het landelijk gebied is het belangrijk authentieke bebouwing te behouden. Met deze splitsing wordt het behoud van de boerderij gewaarborgd, waarmee de huidige omgevingskwaliteit behouden blijft. Hierbij wordt rekening gehouden met (ontwikkelingsmogelijkheden van) omliggende bestaande functies, wonen en niet-agrarische bedrijvigheid.
De concept Verordening Ruimte 2014 heeft geen consequenties voor voorliggend plan.
Figuur 2.1: Bestaand stedelijk gebied, uitsnede kaart Verordening Ruimte
Figuur 2.2: Kaart natuur en landschap, uitsnede kaart Verordening Ruimte
2.3.2 Water
2.3.3 Provinciale benadering 'Ruimte voor Ruimte'-regeling
De provincie Noord-Brabant heeft als voorwaarde aan de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling gesteld dat de ontwikkeling van kavels direct dient te worden gerelateerd aan concreet te slopen staloppervlak. Voor de sloop van 1.000 m² stal mag 1 kavel worden ontwikkeld.
Om aan te tonen dat er inderdaad per te ontwikkelen woningbouwkavel 1.000 m² stallen gesloopt zijn, stelt de provincie conform afspraken met de ontwikkelingsmaatschappij 'Ruimte voor Ruimte' dossiernummers ter beschikking van aanvragen voor sloopsubsidie in het kader van de beëindigingsregeling.
De benodigde dossiernummers voor plangebied Vinkenberg te Moergestel zijn opgenomen in tabel 2.1. Het betreft dossiernummers voor in totaal 8 Ruimte voor Ruimte bouwcontingenten.
Tabel 2.1: Dossiernummers Ruimte voor Ruimte
Aanvraagnummer | Mestnummer | Sloop m² | Toegekende sloop m² |
4531925 | 112010652 | 2.073 | 2.073 |
4531936 | 114010269 | 2.065 | 2.065 |
4531982 | 114070792 | 2.127 | 2.127 |
4529632 | 112031692 | 1.041 | 258 |
4530843 | 113098677 | 1.278 | 263 |
4530855 | 111022100 | 903 | 696 |
4530882 | 111012210 | 1.488 | 518 |
Totaal ingebrachte m² sloop | 8.000 |
2.4 Gemeentelijk Beleid
Voor de ontwikkeling in het plangebied is een analyse gemaakt van het ruimtelijk beleid van de gemeente Oisterwijk. Achtereenvolgens komen de volgende beleidsstukken aan de orde:
- Structuurvisie Plus (2005)
- Visie op Oisterwijk (2011)
- Woonvisie Oisterwijk 2011-2021 (2011)
- Parkeerfondsverordening gemeente Oisterwijk (2010)
2.4.1 Structuurvisie Plus Oisterwijk
De gemeente Oisterwijk heeft zijn ruimtelijk beleid vastgelegd in de Structuurvisie Plus (2005). In de Structuurvisie Plus staan de hoofdlijnen aangegeven voor de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente.
In de Structuurvisie Plus worden de kernkwaliteiten van Oisterwijk benoemd:
'Met name de bossen vennen en heide het aantrekkelijk kleinschalig agrarisch landschap en de waardevolle beken bepalen de identiteit van de gemeente. De andere kernkwaliteiten zijn een afgeleide van deze identiteit. Het betreft twee aantrekkelijke woonkernen en een mooi buurtschap met aantrekkelijke exclusieve woonmilieus. Ook is Oisterwijk een toeristisch-recreatieve trekker van formaat met bijbehorende voorzieningen zoals horeca-aanbod congres- en vergaderfaciliteiten dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen en (exclusief) winkelaanbod.'
De ambitie van de gemeente Oisterwijk is in de Structuurvisie Plus als volgt verwoord:
'Oisterwijk wil ook in de toekomst de titel 'Parel van Brabant' met trots kunnen voeren meer in het bijzonder ziet zij zichzelf als een 'Groene parel tussen de steden'. Dit impliceert dat de ontwikkelingsmogelijkheden een afgeleide zijn van de groene kwaliteiten en dat de gemeente 'los' van Tilburg blijft en afstand tot de N65 behoudt. Daarnaast worden de natuurwaarden behouden vindt verduurzaming van het overige buitengebied plaats en winnen de kernen aan kwaliteit door het versterken van de groene potenties en cultuurhistorische kwaliteit.'
Deze kernambitie 'Groene parel tussen de steden' krijgt vorm met een viertal strategieën:
- 1. Compleet maar niet alles: een zelfstandig functionerende gemeente met eigen voorzieningen en werkgelegenheid maar complementair aan (en dus deels afhankelijk van) omliggende gemeenten.
- 2. De groene parel: duurzaam in stand houden van het bossen- en vennengebied en een kwaliteitsslag maken in het overige deel van het grondgebied (landschap groene waarden in de kernen de stromen en de ecologische verbindingszones).
- 3. De rode parels: aantrekkelijke kernen door middel van herstructurering en herinrichting verder profileren naast de groene parel.
- 4. Kernen in balans: betere balans tussen Oisterwijk en Moergestel. Moergestel kan meer profiteren van de recreatieve aantrekkingkracht van de gemeente als geheel en op termijn wordt groei van Moergestel gestimuleerd.'
De ambitie van de gemeente is per deelgebied en kern uitgewerkt. De ontwikkeling vindt plaats in het buitengebied van Moergestel. Algemene uitdaging die wordt beschreven is het streven naar een economisch sterke agrarische sector. Per gebied moet bepaald worden welke functies in het gebied gewenst zijn. In de structuurvisie zijn de volgende algemene uitgangspunten voor het buitengebied opgenomen:
- zoeken naar balans tussen landschappelijke ecologische en natuurwaarden enerzijds en economische (gebruiks)waarde anderzijds;
- waar mogelijk ruimte scheppen voor een sterke agrarische sector en waar mogelijk ruimte bieden aan nieuwe economische activiteiten bijvoorbeeld op het gebied van recreatie;
- het vormgeven aan groene gebieden maar juist ook in de overgangszones tussen de stedelijke gebieden en landelijke gebieden de gebieden waar de druk het grootst is.
Bij de algemene uitgangspunten is een 'duurzaam streefbeeld' toegevoegd van het buitengebied. Het plangebied ligt op de kaart op de grens tussen het landbouwontwikkelingsgebied en verwevingsgebied 'ruimte voor nieuwe economische dragers'.
Figuur 2.3: Uitsnede kaart duurzaam streefbeeld, Structuurvisie Plus
De sanering van agrarische activiteiten aan de Vinkenberg, maken nieuwe functies, met respect voor natuur en landschap mogelijk. Daarnaast wordt met de ontwikkeling aangesloten op de reconstructieplannen van het agrarisch gebied en de intensieve veehouderij. De ontwikkeling van woningbouw aan de Heuvelstraat en Heuveldwarsstraat en de woningsplitsing aan de Vinkenberg zorgen voor nieuwe functies in dit gebied. De ontwikkeling vormt als het ware de overgangszone tussen Moergestel en het landelijk gebied. Gezien de toegekende functie aan dit gebied volgens de streefkaart, past de ontwikkeling in de gestelde kaders.
2.4.2 Visie op Oisterwijk 2030
In 2011 is de 'Visie op Oisterwijk 2030' vastgesteld. Het document is een richtinggevende visie voor de gemeente ter ondersteuning bij de keuze voor beleid.
In de visie is een ambitie verwoord.
'In 2030 onderscheidt de gemeente Oisterwijk zich als Parel in ’t groen als resultaat van duurzame investeringen in kwaliteit. De gemeente is krachtig en toekomstgericht en heeft een bovenlokale uitstraling.'
Specifiek voor woningbouw zijn de volgende passages opgenomen:
- Ook heeft de gemeente Oisterwijk een evenwichtige samenstelling van de bevolking met ruimte voor jong en oud en voor speciale doelgroepen.
- De grote diversiteit en rijkdom aan landschappen en natuurwaarden zijn behouden en voor de toekomst gewaarborgd.
De ontwikkeling van de Ruimte voor Ruimte kavels en de woningsplitsing dragen bij aan een divers woningaanbod voor doelgroepen. Met de plannen wordt het buitengebied en de diversiteit van het buitengebied verder versterkt.
2.4.3 Woonvisie
De gemeente Oisterwijk heeft haar beleid voor woningbouwontwikkeling vastgelegd in de Woonvisie 2011-2021. In de visie is ingegaan op de huidige woonvoorraad en nieuwe woningbouwontwikkelingen.
In de Woonvisie zijn de volgende centrale uitgangspunten opgenomen:
- De hoofddoelstelling van het woonbeleid in Oisterwijk is zorgdragen voor een zodanig groot en gedifferentieerd aanbod van woningen dat dit aansluit bij primair de vraag van de Oisterwijkse woonconsument en secundair de vraag van woonconsumenten elders uit de regio.
- Overeenkomstig de Visie op Oisterwijk 2030 onderscheidt de gemeente zich in 2030 als Parel in 't groen als resultaat van duurzame investeringen in kwaliteit. Volgens de visie betekent dit voor wonen een streven naar een evenwichtige samenstelling van de bevolking, een hierop afgestemd woningaanbod met ruimte voor jong en oud en specifieke doelgroepen. Oisterwijk, Moergestel en Heukelom moeten hun eigen identiteit behouden.
- De nieuwbouwproductie van Oisterwijk is gebaseerd op de regionale woningbouwafspraken gemaakt in de regio Hart van Brabant en de ambities geformuleerd in het Collegeprogramma, maar houdt rekening met de marktomstandigheden in de komende periode.
- Woningbouw moet bijdragen aan versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Belangrijke manieren waarop dit gebeurt zijn de herontwikkeling van binnenstedelijke locaties en behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen.
- De groep huishoudens met een inkomen onder de richtlijn voor woningtoewijzing door woningcorporaties (primaire doelgroep) is een belangrijke aandachtsgroep in het woonbeleid. Dat geldt ook voor de groep huishoudens met een inkomen boven deze grens die door hun inkomen niet makkelijk op de koopmarkt terecht kan (secundaire doelgroep). Binnen deze primaire en secundaire doelgroepen verdienen starters, senioren en bijzondere doelgroepen extra aandacht.
- Verduurzaming van de bestaande woningvoorraad is een belangrijke doelstelling van het woonbeleid, zowel vanwege milieudoelstellingen als vanwege beperking van de woonlasten.
- De uitvoering van het woonbeleid wordt gewaarborgd door een nauwe samenwerking tussen de gemeente en de partners in het woonbeleid.
De ontwikkeling van de Ruimte voor Ruimte kavels zorgt voor een gedifferentieerd aanbod van woningen en is in lijn met het eerste uitgangspunt van de woonvisie. De ontwikkeling van de kavels draagt bij aan het versterken van de ambitie van Parel in't groen. De ontwikkeling versterkt het woningaanbod en zorgt er tevens voor dat de intensieve veehouderij op deze locatie verdwijnt. De woningbouw draagt dan ook bij aan de ruimtelijke kwaliteit, zowel van de omgeving als ook van de woning Vinkenberg 16. Deze langgevelboerderij kan behouden blijven vanwege de splitsing waardoor het karakteristieke beeld van de Vinkenberg behouden blijft. Op het gebied van duurzaamheid zijn in het plan maatregelen opgenomen (randvoorwaarden) waardoor de woningen op diverse aspecten van duurzaamheid een bijdrage leveren.
Woningbouwprogramma
In de Woonvisie is een referentieprogramma / woningbouwprogramma opgenomen voor de periode 2011 – 2021. Het referentieprogramma geeft een evenwichtige opbouw van het woningbouwprogramma weer (tabel 2.2).
Tabel 2.2: Referentieprogramma woningbouw
De ontwikkeling van de Ruimte voor Ruimte kavels valt in de categorie 'Dure koop' (grondgebonden). De ontwikkeling van deze woningen is gezien de percentages gewenst. De ontwikkeling van de kavels is in lijn met programma. Aangezien de Ruimte voor Ruimte kavels geen invloed op het woningbouwcontingent hebben kunnen op deze wijze extra woningen toegevoegd worden aan de voorraad en ingespeeld worden op de vraag.
2.4.4 Visie bebouwingsconcentraties buitengebied
De gemeente Oisterwijk heeft parallel aan de onderhavige bestemmingsprocedure de visie 'Bebouwingsconcentraties Buitengebied Oisterwijk' vastgesteld. De visie is opgenomen als bijlage 14.
Deze visie is opgesteld als aanvulling op het toetsingskader uit het bestemmingsplan Buitengebied, om in bebouwingsconcentraties extra bouwen voor niet-agrarische functies mogelijk te maken. In de visie worden de voorwaarden genoemd. Daarbij wordt concreet ingegaan op waar extra bebouwing voor niet-agrarische functies mogelijk is en onder welke voorwaarden. Als een burger of ondernemer een initiatief tot extra bouwen indient, dan zal door de gemeente worden getoetst of dit kan. Het voorliggende plan sluit aan bij de uitgangspunten van de visie en geeft direct uitvoering aan de ambities zoals in de visie zijn benoemd.
2.4.5 Beleid woningsplitsing
Het College van Burgemeester & Wethouders van de gemeente Oisterwijk heeft in 2008 besloten in principe medewerking te verlenen aan de wijziging van de bestemming van het perceel Vinkenberg 16 te Moergestel in 'wonen' en het splitsen van de woning. De voorziene woningsplitsing van Vinkenberg 16 geeft uitvoering aan het collegebesluit. Paragraaf 3.4 gaat nader in op de woningsplitsing en op de cultuurhistorische waarde van de langgevelboerderij.
2.4.6 Parkeerbeleid
Aan de hand van de Parkeerfondsverordening gemeente Oisterwijk 2010 is de parkeerbehoefte bepaald. Overeenkomstig deze verordening zijn de normen uit de ASVV 2004 van toepassing. Volgens deze normering dienen er minimaal 1,5 en maximaal 2,2 parkeerplaatsen te worden gerealiseerd bij een woning in het dure segment in een niet stedelijke omgeving. In het plan is dan ook als uitgangspunt gehanteerd dat er twee parkeerplaatsen per woning op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd, waarbij de eventuele garage niet wordt meegerekend. Daarmee wordt voldaan aan de parkeernorm.
2.4.7 Waterbeleid
De gemeente Oisterwijk heeft naast het landelijk, provinciaal en waterschapsbeleid ook zelf specifiek beleid vastgesteld op het gebied van grond- en oppervlaktewater. In paragraaf 4.3 wordt hier nader op ingegaan.
2.5 Conclusie Beleidskader
Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen herontwikkeling past binnen de Europese richtlijnen, het rijksbeleid, het beleid van de provincie en regio en het gemeentelijke beleid. Vanuit beleidsoogpunt zijn er dan ook geen belemmeringen voor de voorgestane ontwikkeling.
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Algemeen
In aansluiting op de beschrijving van de huidige situatie is in dit hoofdstuk het voorgenomen plan beschreven, ondersteund door afbeeldingen.
In dit hoofdstuk komt de situering en de begrenzing van het plan aan de orde. Vervolgens wordt ingegaan op de randvoorwaarden en eisen die aan de locatieontwikkeling ten grondslag liggen. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een beschrijving van het planconcept, het stedenbouwkundig plan en de beoogde beeldkwaliteit van het gebied.
3.2 Situering En Begrenzing
Het plangebied ligt in de gemeente Oisterwijk, aan de zuidzijde van de A58 ter hoogte van de kern Moergestel. Aan de zuidzijde wordt het plangebied begrensd door de doorgaande weg 'Heuvelstraat'. Ten oosten bevindt zich de weg 'Vinkenberg'. Een tweetal woningen is gesitueerd aan de Heuveldwarsstraat.
Het terrein is kadastraal bekend onder Gemeente Oisterwijk, sectie L, nummers 408, 1075 en 1076 en heeft een oppervlakte van in totaal ca. 15.675 m2. De percelen worden momenteel gebruikt voor agrarische doeleinden. De bestaande langgevelboerderij Vinkenberg 16 wordt gebruikt als bedrijfswoning. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 3.1.
Figuur 3.1: Het plangebied (bron: Topografische kaart Noord-Brabant + Google Maps)
3.3 Randvoorwaarden En Uitgangspunten
Voor het plangebied zijn zowel programmatische als stedenbouwkundige uitgangspunten en randvoorwaarden opgesteld. Randvoorwaarden zijn de punten waar in het plan aan voldaan moet worden. Uitgangspunten zijn keuzes die in het verdere planproces een sturende rol vervullen en waarvan, onder omstandigheden, mag worden afgeweken. Een groot deel van de randvoorwaarden en uitgangspunten is opgesteld conform de wensen en het programma van eisen van de gemeente. Tevens zijn randvoorwaarden opgenomen welke gelden conform de keur van het waterschap. Overige randvoorwaarden volgen uit het programma van eisen van de Ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte. Op basis van gebieds- en locatiekenmerken en de gestelde voorwaarden en uitgangspunten is een ruimtelijk planconcept voor het gebied gemaakt.
Randvoorwaarden
- Toepassen van een duurzaam watersysteem;
- Het hemelwater dient op eigen terrein te worden geborgen en geïnfiltreerd;
- Behoud watergang centraal in het plangebied, inclusief een 5 meter keurzone aan beide zijden van de watergang. Deze zones worden in het bestemmingsplan overgenomen. Met het waterschap is afgesproken om aan één zijde 4 meter obstakelvrij te houden en aan de andere zijde 1 meter;
- Behoud van aanwezige bomenrijen aan de Heuvelstraat;
- Sloop van de voormalige stallen, opslagruimten en kuilplaten etc. behorend bij Vinkenberg 16, conform bijlage 15;
- Directe ontsluiting van de kavels op de wegen Heuvelstraat en Heuveldwarsstraat;
- Een parkeernorm van twee parkeerplaatsen per woning te realiseren op eigen terrein.
Uitgangspunten
- Realisatie van circa 8 kavels met elk een oppervlakte van circa 1000 m2;
- Zorgvuldige inpassing van het huidige erf aan de oostzijde van het plangebied;
- Bebouwing die aansluit op het landschap en het huidige woningtype;
- Zachte overgang naar het landelijk gebied;
- Gebruik van duurzame materialen.
3.4 Planconcept En Stedenbouwkundig Plan
Het stedenbouwkundig plan bestaat uit 8 kavels langs bestaande argrarisch linten. 6 Kavels worden ontsloten aan de Heuvelstraat en 2 kavels aan de Heuveldwarsstraat. Aan de Heuvelstraat staat (veelal agrarische) bebouwing uit diverse periodes. Er worden overwegend langgevel boerderijtype vanuit het verleden aangetroffen.
Figuur 3.2: Stedenbouwkundig plan Ruimte voor Ruimte Vinkenberg
Langgevelboerderij Vinkenberg 16
Met betrekking tot de bestaande langgevelboerderij aan de Vinkenberg 16, in het oosten van het plangebied, is het plan dat de agrarische bedrijfswoningfunctie met aangebouwde schuur wordt omgezet naar een reguliere burgerwoning en het pand daarbij wordt gesplitst in twee wooneenheden. Bij het beëindigen van de agrarische bedrijfsvoering zal de achtergelegen grote bedrijfsstal en enkele kleinschalige bijgebouwtjes worden gesloopt. Twee kleinschaligere bijgebouwen zullen worden bestemd als bijgebouw bij de twee te creëren woningen in de langgevelboerderij.
Het is noodzakelijk dat de agrarische bedrijfsvoering op het perceel wordt gestaakt, om de ontwikkeling van de 8 nieuwe kavels mogelijk te maken. De eigenaar, partner in de plannen, heeft dan ook reeds ingestemd met het intrekken van de milieuvergunning op het moment dat de beoogde plannen onherroepelijk zijn.
Naast de noodzaak die er bestaat de agrarische bedrijfsvoering te beëindigen, moet gesteld worden, dat dit tevens een gewenste ontwikkeling is ten behoeve van de huidige situatie aan de Vinkenberg, aangezien in de directe omgeving van de langgevelboerderij alleen maar woonfuncties aanwezig zijn: aan de Vinkenberg zijn verder alleen burgerwoningen en andersoortige bedrijfsvormen gesitueerd met woonfunctie. De bestaande burgerwoningen zijn voornamelijk van het langgeveltype, die in het verleden ook een reguliere woonfunctie hebben gekregen.
Aan de randen van de kern zijn nog wel agrarische bedrijven te vinden.
De beoogde splitsing van de boerderij in twee wooneenheden wordt ingegeven door het feit dat het schuurgedeelte van het pand nu ook zijn agrarische functie verliest, en dat tegelijk wel moet worden gewaarborgd dat het pand in zijn huidige verschijning gehandhaafd blijft. Deze waarborg is opgenomen in de regels. Boerderijgebouwen van dit type kunnen door hun verschijningsvorm altijd als beeldbepalend beschouwd worden. Daarmee wordt veel belang gehecht aan het behoud van dergelijke panden in het buitengebied.
Door de functie en bijbehorende bestemming van de langgevelboerderij om te zetten naar twee wooneenheden met reguliere woonfunctie wordt zo een beter woon- en leefklimaat bereikt voor de bestaande woningen aan de Vinkenberg, en de 8 nieuw geplande woningen, terwijl tegelijkertijd wordt gewaarborgd dat een beeldbepalend boerderijgebouw wordt behouden.
Figuur 3.3: Langgevelboerderij Vinkenberg 16
3.5 Beeldkwaliteit
De acht nieuwe woningen in de Heuvelstraat aan de Vinkenberg worden ingepast in twee losse linten, de Vinkenberg en de Heuvelstraat. Binnen dit bestaande lint is de woonbebouwing vaak gerelateerd aan een (vroegere) agrarische functie. De bestaande woningen zijn vaak traditioneel van aard.
Figuur 3.4: Voorbeelden woningen in de omgeving
Het is het doel om de nieuwe woningen hier zo veel mogelijk aansluiting op te laten vinden, zodat een logisch vervolg van het lint ontstaat. Deze aansluiting bij de traditionele woningen in de omgeving wordt vooral gezocht in traditionele hoofdvormen van de nieuwe woningen. Daarom is gekozen om vanuit de beeldkwaliteit voor te schrijven dat de woningen in verschijningsvorm in een van twee woningtypologieën kunnen worden ingedeeld. Die twee categorieën zijn langgevelboerderijen en dorpswoningen. Deze zijn op alle kavels mogelijk.
Woningtypen
Langgeveltype
De hoofdvorm van deze woningen wordt gekenmerkt door de volgende eigenschappen.
- De verhouding van het grondvlak, breedte in relatie tot de lengte is minimaal 1:1,7.
Het dak heeft een kloeke vorm en is eenvoudig in haar uitstraling. Iedere woning heeft daarom een zadeldak of schilddak. - Samengestelde dakvlakken horen niet bij het langgeveltype en behoren dus niet tot de mogelijkheden. Wolfseinden behoren wel tot de mogelijkheden.
- Voor de woningen geldt een maximale goothoogte van 3,5 meter en een maximale bouwhoogte van 9 meter.
- Dakkappellen en dakramen zijn ondergeschikt aan het dakvlak.
Figuur 3.5: Schematische weergave van mogelijke dakvormen langgeveltype
Figuur 3.6: Referentiebeelden langgeveltype. Let op: de bovenstaande beelden geven de beoogde sfeer weer. Voor de exacte kleuren wordt verwezen naar kleur- en materiaalgebruik.
Dorpswoningen
In het bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de bebouwingsmogelijkheden in de rest van het buitengebied. Dat betekent dat een maximale goothoogte is toegestaan van 6 meter en een bouwhoogte van 10 meter. Met name die goothoogte sluit niet aan bij het type langgevelboerderij.
Om de maximale bebouwingsmogelijkheden uit het bestemmingsplan te kunnen benutten is ervoor gekozen om vanuit beeldkwaliteitseisen het langgeveltype niet verplicht te stellen, maar ook een alternatief woningtype toe te staan, waarbij de bebouwingsmogelijkheden uit het bestemmingsplan meer worden benut. We noemen dit type de dorpswoningen.
Voor woningtype zijn de volgende kenmerken voorgeschreven.
- Hoofdvorm bestaat uit 1,5 tot 2 bouwlagen, met daarop een kapdak.
- Voor de woningen geldt een maximale goothoogte van 6 meter en een maximale bouwhoogte van 10 meter.
- Het dak mag zijn samengesteld uit meerdere dakvlakken.
- Schilddaken zijn niet toegestaan. Wolfseinden wel.
- De woning mag zowel in klassieke als eigentijdse vertalingen worden uitgevoerd. Klassiek wordt gekenmerkt door landelijke detaillering. Er wordt met nadruk geen jaren '30-stijl bedoeld.
- Eigentijds betekent vooral strak in detaillering en creatief gebruik van materialen.
- Dakkappellen en dakramen mogen prominenter aanwezig zijn dan bij het langgeveltype.
Figuur 3.7: Schematische weergave van mogelijke dakvormen dorpswoningen
Figuur 3.8: Referentiebeelden dorpswoningen. Let op: de bovenstaande beelden geven de beoogde sfeer weer. Voor de exacte kleuren wordt verwezen naar kleur- en materiaalgebruik.
Algemene uitgangspunten
Bij beide typen geldt dat de nokrichting vrij is en dat de woningen traditioneel of eigentijds mogen worden uitgevoerd.
Kleurgebruik en materialisatie (richtlijn)
- De woningen worden uitgevoerd in traditionele materialen.
- De gevels van het hoofdgebouw dienen uitgevoerd te worden in baksteen in een rood, roodbruine tot donkerbruine kleur. Een moderne toepassing van riet als gevelbekleding is ook mogelijk.
- Kozijnen en deuren worden bij voorkeur uitgevoerd in hout.
- Daken mogen uitgevoerd worden in riet (natuurlijk riet) of dakpannen. Pannendaken worden uitgevoerd in roodoranje of donkergrijze keramische dakpannen. Een combinatiedak van riet en pannen behoort ook tot de mogelijkheden. Geglazuurde dakpannen passen niet bij de dorpse uitstraling van het plan. Deze worden dan ook niet toegestaan.
Aan-, uit- en bijgebouwen
- Er dient een duidelijk onderscheid gemaakt te worden tussen hoofd- en bijgebouwen zowel in uitstraling, massa en positie.
- Bijgebouwen zijn vrijstaand, als ondergeschikte massa tegen het hoofdgebouw aan geplaatst of als onderdeel van het hoofdgebouw.
- Indien het bijgebouw tegen het hoofdgebouw aangebouwd wordt dient deze minimaal 5 meter achter de voorgevelrooilijn geplaatst te worden.
- De aan-, uit- en bijgebouwen worden in dezelfde stijl en materiaalgebruik als het hoofdgebouw vormgegeven.
Erfafscheidingen
De groene erfafscheidingen ondersteunen de groenstructuur van de bestaande bomenrij aan de Heuvelstraat, aan de voorzijde van de kavels. Het is van belang voor de beeldkwaliteit en de landschappelijke inpassing van het plangebied, dat deze bomenrij behouden blijft.
De erfafscheidingen worden als hagen of heggen uitgevoerd. De groene erfafscheidingen horen bij het agrarisch cultuurlandschap. De volgende soorten kunnen gebruikt worden als plantmateriaal: beuk, veldesdoorn, liguster, linde en gebiedseigen soorten.
Figuur 3.9: Referentiebeelden van hagen
Parkeren
Parkeren vindt plaats op de kavel en niet in het openbaar gebied. Per kavel worden minimaal 2 parkeerplekken op eigen terrein opgelost, de eventuele garage niet meegerekend.
Hoofdstuk 4 Gebiedsanalyse
4.1 Algemeen
In het kader van de ontwikkeling van Ruimte voor Ruimte Vinkenberg zijn diverse onderzoeken uitgevoerd naar de inpasbaarheid van deze ontwikkeling in de omgeving. De onderzoeken zijn uitgevoerd op het deel van de ontwikkeling van de acht Ruimte voor Ruimte kavels. Voor de woningsplitsing Vinkenberg 16, is conform de voorwaarde van de gemeente, een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De uitkomsten van de diverse onderzoeken zijn, voor zover relevant, in onderstaande paragrafen beschreven.
4.2 Bodem
Om inzicht te krijgen in de milieuhygiënische bodemkwaliteit ter plaatse van de Ruimte voor Ruimtekavels is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 1). De belangrijkste conclusies zijn onderstaand weergegeven.
Onderzoek
Door middel van het uitgevoerde bodemonderzoek is inzicht verkregen in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie. Gezien de resultaten van het onderzoek wordt geconcludeerd dat de voor de onderzoekslocatie opgestelde hypothese “onverdachte locatie”, strikt genomen niet juist is. Gezien de relatief lage gehalten en de toekomstige bestemming van de locatie is er echter geen aanleiding tot het verrichten van vervolgonderzoek met een aangepaste hypothese.
Op basis van de resultaten van het onderzoek wordt geconcludeerd dat er, vanuit milieuhygiënisch oogpunt, geen belemmeringen zijn tegen de voorgenomen ontwikkeling van het onderzoeksgebied en gebruik als “wonen met tuin”.
Ter plaatse van de schuur met betonnen bak op het erf (oostelijk deel) zijn vanwege een betonverharding geen boringen verricht. Er wordt geadviseerd om hier na een eventuele sloop meer inzicht te verkrijgen in plaatselijke bodemkwaliteit, middels aanvullende boringen alvorens eventuele funderingen weer worden opgevuld.
Ter plaatse van het pad met asfaltbrokken is in onderliggende bovengrond geen verontreiniging aangetroffen. Er wordt geadviseerd om de verharding te verwijderen om het gebruik “wonen met tuin” mogelijk te maken.
Vanuit milieuhygiënisch oogpunt is er op basis van de onderzochte parameters geen reden om het grondwater niet te gebruiken als sproeiwater voor toekomstige tuinen. Indien grond van de locatie vrijkomt en wordt toegepast gelden de regels van het Besluit bodemkwaliteit.
Conclusie
Vanuit het aspect bodem bestaan er geen beperkingen voor het toekomstig gebruik van het plangebied als wonen met tuin. Voor meer gedetailleerde informatie wordt verwezen naar het Verkennend bodemonderzoek Vinkenberg te Moergestel.
4.3 Water
Nederland is groot geworden door het leven met en de strijd tegen het water. In de 20e eeuw is, doordat er te weinig rekening is gehouden met het waterbelang, veel ruimte aan het water ontrokken en veel afvalwater direct geloosd op oppervlaktewater. Om de toekomst van Nederland veilig te stellen is het nodig om te anticiperen op klimaatsveranderingen en bij de ruimtelijke planvorming goed rekening te houden met water. De waterbeheerder heeft de taak, kennis en kunde om daar zorg voor te dragen. Daarom is het belangrijk om hem vroegtijdig te betrekken bij de planvorming.
4.3.1 Beleidskader
Het vroegtijdig betrekken van de waterbeheerder en het meewegen van het waterbelang is, door middel van de Watertoets, sinds 1 november 2003 verankerd in het 'Besluit op de ruimtelijke ordening 1985'.
Het streven naar een veilig, gezond en duurzaam waterbeheer staat landelijk in de belangstelling. Thema's zoals 'water in de stad' en 'water als ordenend principe' zijn als speerpunten aangegeven in het vigerende beleid zoals vastgelegd in de Vierde Nota Waterhuishouding (ministerie van V&W), de Nota Ruimte (ministerie van VROM), de Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw (WB21), de Handreiking Watertoets (VROM), het Provinciaal Waterhuishoudingsplan van Noord-Brabant (Provincie Noord-Brabant), De beleidsnota Stedelijk Water (Waterschap De Dommel), Wet gemeentelijk watertaken en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW).
In het V-GRP 2009-2015 heeft de gemeente Oisterwijk haar beleid voor het stedelijk waterbeheer vastgelegd.
Op Europees, nationaal en stroomgebiedsniveau wordt gewerkt aan de Kaderrichtlijn Water (KRW). De KRW streeft naar duurzame en robuuste watersystemen. Basisprincipes van het nationaal en Europees beleid zijn: meer ruimte voor water, voorkomen van afwenteling van de waterproblematiek in ruimte of tijd en stand-still (géén verdere achteruitgang in de huidige (2000) chemische en ecologische waterkwaliteit).
Het bovenstaande resulteert in twee drietrapsstrategieën:
- Waterkwantiteit (hergebruik, vasthouden, bergen, infiltreren, afvoeren)
- Waterkwaliteit (schoonhouden, scheiden, zuiveren)
Beide strategieën zijn vastgelegd in de Nota Ruimte (2006).
Aan de hand van deze waterparagraaf en het gemeentelijk beleid wordt duidelijk gemaakt hoe het vigerend waterbeleid is vertaald naar waterhuishoudkundige inrichtingsmaatregelen in het plan Ruimte voor Ruimte Vinkenberg, hoe met water in dit plan wordt omgegaan en op welke wijze de inrichtingsmaatregelen bijdragen aan 'Veiligheid, Voldoende en Schoon Water'.
4.3.2 Beschrijving van het watersysteem (huidige situatie)
4.3.3 Water in relatie tot de toekomstige situatie
4.4 Archeologie En Cultuurhistorie
Om inzicht te krijgen in archeologie en cultuurhistorie ter plaatse van de Ruimte voor Ruimtekavels is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 3). Aanvullend is er inventariserend veld onderzoek verkennende fase uitgevoerd, door middel van boringen (zie bijlage 4) en door middel van proefsleuven (zie bijlage 5). De belangrijkste conclusies zijn onderstaand weergegeven.
Bureauonderzoek
Uit het bureauonderzoek blijkt dat zich in het plangebied geen archeologische vindplaatsen bevinden. Wel zijn bewoningssporen uit de IJzertijd en Romeinse tijd (AMK-terrein) en enkele vondstmeldingen bekend uit de nabijheid van het plangebied.
Op grond van de resultaten van het bureauonderzoek is een middelhoge verwachting vastgesteld voor het aantreffen van vindplaatsen uit de Vroege Prehistorie (vuursteenvindplaatsen), Late Prehistorie, de Romeinse tijd, de Middeleeuwen en de Nieuwe tijd. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de middelhoge verwachting voornamelijk voorkomt uit de ligging van het plangebied op een dekzandrug nabij een beekdal en de aanwezigheid van een esdek. Er zijn geen aanwijzingen dat het terrein is ontgrond of op een andere wijze is verstoord. Bovendien is het plangebied in de laatste eeuwen onbebouwd geweest.
In het plangebied bevinden zich volgens de Bodemkaart van Nederland hoge zwarte enkeerdgronden. Het belang van een enkeerdgrond/esdek ligt in de beschermende kwaliteiten van het dek. Eventuele archeologische waarden worden in de regel door het dikke dek beschermd tegen verstoring door onder andere agrarische activiteiten.
Selectiebesluit
De ligging van het plangebied op een dekzandrug, de aanwezigheid van een esdek en de redelijke tot goede waterhuishouding maken dat het plangebied geschikt is voor bewoning, hierdoor heeft het plangebied een middelhoge verwachtingswaarde. Bovendien zijn er geen aanwijzingen dat het plangebied is ontgrond of op een andere wijze is verstoord.
Conform het archeologisch beleid van de gemeente Oisterwijk voor gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde, dient archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd bij bodemverstorende ingrepen die groter zijn dan 2500 m2 en dieper reiken dan 50 cm –maaiveld.
Op 25 oktober 2011 heeft het bevoegd gezag, de gemeente Oisterwijk, een selectiebesluit genomen. Het college onderschrijft het voorgaande selectieadvies en adviseert om vervolgonderzoek te verrichten in de vorm van een booronderzoek of proefsleuvenonderzoek.
Inventariserend veldonderzoek
Op grond van het het bureauonderzoek is aanbevolen het plangebied nader te onderzoeken door middel van een IVO karterende en waarderende fase door middel van proefsleuven. Na afronding van dit onderzoek bleek dat de grondeigenaar weet dat circa 50 à 70 jaar geleden binnen het plangebied grond is ontgraven en gebruikt bij de aanleg van wegen. Daarom is een verkennend booronderzoek uitgevoerd, waarmee duidelijk kan worden gemaakt in hoeverre de bodem nog intact is en welke delen wel of niet verder archeologisch onderzoek moeten worden.
Het verkennend booronderzoek heeft uitgewezen dat de bodem ter plaatse van de akker in het noordwesten van het onderzoeksgebied diep verstoord is. Hier lijkt zand te zijn afgegraven, wat overeenkomt met de beschrijving van de grondeigenaar.
Ook het deel van het onderzoeksgebied bij de bebouwing in het zuidoosten is diep geroerd. De verstoring hier hangt samen met de bebouwing en is modern.
Het centrale deel van het onderzoeksgebied is in gebruik als paardenwei en hier is de bodem overwegend intact. Hier is sprake van een bouwlandek (esdek) op een begraven podzolbodem.
De middelhoge archeologische verwachting op basis van het bureauonderzoek blijft na uitvoering van het verkennende booronderzoek alleen gelden voor het centrale circa 1800 m2 grote deel dat nu in gebruik is als paardenwei.
De archeologische verwachting voor de delen die in gebruik zijn als akker en erf kan worden bijgesteld tot een (zeer) lage archeologische verwachting. Aanbevolen wordt om op de plaats van de paardenwei een onderzoek met proefsleuven uit te voeren en geen verder archeologisch onderzoek te doen op de plaats van de akker en het erf.
Figuur 4.3: Middelhoge archeologische verwachting
Proefsleuvenonderzoek
Aansluitend op de aanbeveling uit het inventariserend veldonderzoek, is het proefsleuvenonderzoek uitgevoerd centraal in het plangebied. Het proefsleuvenonderzoek had tot doel vragen te beantwoorden over de aard, omvang, datering, kwaliteit, behoudenswaardigheid van de mogelijk aan te treffen archeologische resten.
Uit het onderzoek is gebleken dat zich in het onderzoeksgebied oorspronkelijk een podzolprofiel heeft bevonden. Dit podzolprofiel is op een niet nader te dateren ogenblik afgedekt met een opgebracht humeus dek en in recente tijd afgedekt met opgebracht pakket. Tijdens het onderzoek zijn slechts twee sporen aangetroffen, dit betreft twee recente paalkuiltjes.
In het veld is overleg gepleegd met de gemeente over de hierboven beschreven resultaten en is besloten dat de aangetroffen sporen, gelet op de datering niet behoudenswaardig zijn. Op grond hiervan worden ten aanzien van het plangebied geen aanbevelingen voor behoud van archeologische waarden of vervolgonderzoek gedaan.
Selectiebesluit
Op 15 mei 2014 heeft het bevoegd gezag, de gemeente Oisterwijk, een selectiebesluit genomen. Het college heeft het plangebied vrijgegeven voor verdere ontwikkeling. Mocht er tijdens de graafwerkzaamheden archeologische waarden worden aangetroffen, dan dient hiervan melding te worden gemaakt conform artikel 53 van de monumentenwet 1988.
Conclusie
Het bevoegd gezag heeft het plangebied vrijgegeven voor verdere ontwikkeling. De in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' is van de verbeelding verwijderd. Zie ook hoofdstuk 3 van de Nota van zienswijzen in bijlage 18.
Voor meer gedetailleerde informatie over het bureauonderzoek, het verkennend booronderzoek en het proefsleuvenonderzoek wordt verwezen naar de bovengenoemde onderzoeksrapporten.
4.5 Natuur En Soorten
Om inzicht te krijgen in natuurwaarden ter plaatse van de Ruimte voor Ruimtekavels is een quick scan natuur uitgevoerd (zie bijlage 6). Aanvullend is er onderzoek verricht naar uilen, huismussen en vleermuizen (zie bijlage 7). De belangrijkste conclusies zijn onderstaand weergegeven.
Natuurbeschermingswet
Het Hildsven ten noorden van de A58 ligt op een dermate grote afstand van het plangebied dat dit geen invloed heeft op het voorliggende plan. Het plangebied bevindt zich niet binnen invloedsfeer van een Natura 2000-gebied en/of Beschermd Natuurmonument.
Ecologische Hoofdstructuur
Het plangebied bevindt zich niet binnen de begrenzing van EHS en heeft tevens geen negatieve effecten op EHS in de omgeving.
Flora- en faunawet
Voor alle soorten van tabel 1 Flora- en faunawet geldt in het kader van ruimtelijke ingrepen een algehele vrijstelling van Flora- en faunawet. Voor deze soorten is geen ontheffing nodig, echter geldt wel de zorgplicht. Uit het onderzoek blijkt dat er mogelijk broedvogels en zoogdieren binnen het plangebied kunnen voorkomen, die beschermd zijn onder Flora- en faunawet tabel 3 en waarop mogelijk een effect te verwachten is.
Aanbevelingen
Voor de sloop van de stal en werkzaamheden op het aangrenzend weiland (oostzijde van de watergang) dient nader onderzoek uitgevoerd te worden naar de aanwezigheid van vleermuizen, kerkuil, steenuil en huismussen in het plangebied. Voor de akker ten westen van de waterloop is geen vervolgonderzoek nodig. Onderzoek naar vogels en vleermuizen dient uitgevoerd te worden in de periode februari tot oktober.
Vervolgonderzoek
Met de realisatie van een achttal vrijstaande woningen worden geen negatieve effecten op de lokale en regionale populatie Steen- of Kerkuilen verwacht. De Huismus ontbreekt binnen het plangebied, waardoor geen noodzaak is voor het uitvoeren van vervolgstappen.
De functionaliteit van het leefgebied van de aanwezige gewone dwergvleermuis en rosse vleermuis komt niet in het geding met de uitvoering van werkzaamheden en de inrichting van het plangebied voor woningbouw. De te realiseren woningen met tuininrichting kunnen zelfs een vergroting betekenen in de kleinschalige samenhang van het plangebied met de directe omgeving.
Conclusie
De realisatie van het plan Vinkenberg kan worden uitgevoerd zonder mitigerende of compenserende maatregelen te treffen ten aanzien van het leefgebied van uilen, huismussen en vleermuizen. Werkzaamheden voor het bouwrijpmaken dienen buiten het broedseizoen van vogels te worden uitgevoerd (ongeveer van maart tot augustus). Men dient voor alle soorten rekening te houden met de zogenaamde ‘Zorgplicht’ conform artikel 2 van de Flora- en faunawet.
Voor meer gedetailleerde informatie over natuur en soorten wordt verwezen naar de genoemde onderzoeksrapporten.
4.6 Geluid
Om inzicht te krijgen in de geluidssituatie ter plaatse van de geplande bouwkavels en de te splitsen langgevelboerderij zijn twee akoestische onderzoeken uitgevoerd. De rapportages bij deze onderzoeken zijn als bijlagen 8 en 9 bijgevoegd.
De ontwikkeling bevindt zich binnen de geluidzone van de navolgende wegen:
- Rijksweg A58
- Vinkenberg
- Heuvelstraat
De verkeersgegevens voor de Vinkenberg en Heuvelstraat zijn beschikbaar gesteld door de gemeente Oisterwijk en voor rijksweg A58 is gebruik gemaakt van de verkeersgegevens uit het Geluidregister weg.
4.6.1 Bouwkavels
Onderzoeksresultaten per weg
De geluidbelasting op de gevels van 8 nieuw te bouwen woningen in het project is bepaald voor het jaar 2024 en getoetst aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder. Maatregelen ter vermindering van de geluidbelasting zijn onderzocht.
De geluidbelasting ten gevolge van verkeer over de A58 en Heuvelstaat overschrijdt de voorkeursgrenswaarde van L den 48 dB met een maximum van L den 53 dB. De ten hoogst toelaatbare te vergunnen geluidbelasting van maximaal L den 53 dB wordt niet overschreden. Maatregelen ter vermindering van de geluidbelasting blijken niet haalbaar en/of doeltreffend.
De geluidbelasting ten gevolge van verkeer op de Vinkenberg overschrijdt de voorkeursgrenswaarde niet.
Voor de te realiseren nieuwbouw zal een hogere grenswaarde procedure worden opgestart. In onderstaande tabellen zijn per weg de aantallen woningen gegeven die een hoger geluidsbelasting hebben dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.
Aan te vragen hogere grenswaarde t.g.v. wegverkeerslawaai op de A58:
Aan te vragen hogere grenswaarde t.g.v. wegverkeerslawaai op de Heuvelstraat:
Gecumuleerde geluidsbelasting
Wanneer een hogere grenswaarde wordt verleend dienen in de gevels van de woningen zodanige voorzieningen te worden opgenomen dat in de verblijfgebieden een binnenniveau van 33 dB niet overschrijdt. Bij de bepaling van de voorzieningen dient uitgegaan te worden van het optredende geluidsniveau (L den ) op de gevel van de woningen. Hiervoor is in de volgende figuur de gecumuleerde geluidsbelasting per waarneempunt gegeven.
Figuur 4.4: Overzicht gecumuleerde geluidbelasting, Lden in dB, excl. corr. cf. art. 3.4 RMG 2012.
4.6.2 Woningsplitsing in langgevelboerderij Vinkenberg 16
Uit de rekenresultaten blijkt dat de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van 48 dB niet wordt overschreden door het wegverkeer van rijksweg A58 en de Heuvelstraat.
Voor de Vinkenberg is wel sprake van een overschrijding. De overschrijding bedraagt 13 dB voor de oostgevel en 6 dB voor de zuidgevel. Met deze overschrijding wordt de maximaal te verlenen hogere waarde van 53 dB overschreden. Ter plaatse van de westgevel wordt voldaan aan de voorkeurswaarde van 48 dB.
Conform het algemeen ontheffingenbeleid zijn de mogelijkheden om de geluidbelasting te reduceren m.b.t. bron- en overdrachtsmaatregelen nader onderzocht. Uit dit onderzoek blijkt dat maatregelen om de geluidbelasting te verlagen niet doelmatig zijn en als niet kostenefficiënt kunnen worden aangemerkt.
Omdat sprake is van een overschrijding van de voorkeurswaarde voor maar één weg (Vinkenberg) is er geen sprake van cumulatie op grond van de Wet geluidhinder.
De geluidbelastingen als gevolg van wegverkeerslawaai overschrijden voor de Vinkenberg de maximaal te verlenen hogere waarde van 53 dB. Uit onderzoek blijkt dat het terugbrengen van de geluidbelasting voor de Vinkenberg als niet doelmatig moet worden aangemerkt. In verband hiermee is realisatie van de woningsplitsing alleen mogelijk indien de oost- en zuidgevel als een dove gevel worden uitgevoerd. Het bouwkundig ontwerp dient hier van uit te gaan.
Op grond van de hoogte van de geluidbelastingen kan er van worden uitgegaan dat het voldoen aan de vereiste karakteristieke geluidwering technisch mogelijk is.
Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouw zal middels een berekening van de geluidwering van de gevel wel exact aangetoond moeten worden dat voldaan wordt aan de geluidweringseisen van het Bouwbesluit 2012.
Tot slot
Voor gedetailleerde uiteenzetting van de onderzoeksresultaten wordt verwezen naar de beide onderzoeksrapportages in bijlagen 8 en 9.
4.7 Luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer (Wm) zijn luchtkwaliteitseisen (hoofdstuk 5) opgenomen met daarbij behorende regelgeving. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005 (BLK 2005). Op grond van de Wm en bijbehorende regelgeving is onderzoek naar luchtkwaliteit voor woningbouwlocaties niet meer noodzakelijk, wanneer er minder dan 1.500 woningen (bij ontsluiting over één weg) danwel 3.000 woningen (bij gelijkmatige ontsluiting over twee of meer wegen) gerealiseerd worden. Een initiatief voor minder dan 1.500 respectievelijk 3.000 woningen kan op grond van de Regeling niet in betekenende mate (nibm) zonder meer doorgang vinden. In het plangebied worden 8 woningen gerealiseerd (+ splitsing langgevelboerderij), het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.
Conclusie
Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de realisatie van de voorgenomen ontwikkeling.
4.8 Geurhinder
Om inzicht te krijgen in mogelijke geurhinder ter plaatse van de Ruimte voor Ruimtekavels is een geuronderzoek uitgevoerd (zie bijlage 10). De belangrijkste conclusies zijn onderstaand weergegeven.
Onderzoek
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) stelt normen aan de geurbelasting van daarvoor gevoelige objecten. Het onderhavige plan is getoetst aan de regels van de Wgv. Door middel van een worstcase benadering is bepaald of in het kader van de omgekeerde werking binnen de bestaande rechten van de veehouderijen in de omgeving van het plangebied wordt getreden. Uit deze toetsing blijkt dat er vanuit het aspect geur geen belemmering voor het ten uitvoer brengen van het plan voor de bouw van 8 woningen aan de Vinkenberg te Moergestel is.
Conclusies
Op basis van de toetsing aan de Wgv kan worden geconcludeerd dat geur vanuit veehouderijen geen belemmering vormt voor de ontwikkeling van het plangebied. Voor meer gedetailleerde informatie over geur wordt verwezen naar het rapport geurhinder locatie Vinkenberg.
4.9 Externe Veiligheid
Om inzicht te krijgen in de aanwezige risicobronnen ter plaatse van de Ruimte voor Ruimtekavels is een risico-inventarisatie uitgevoerd (zie bijlage 11). Aanvullend is er onderzoek verricht naar de K1-vloeistofleiding (zie bijlage 12). De belangrijkste conclusies zijn onderstaand weergegeven.
Onderzoek
Bij de inventarisatie van mogelijke risico's in het kader van externe veiligheid zijn de volgende aspecten onderzocht:
- bovengrondse hoogspanningslijnen;
- kwetsbare objecten;
- risicovolle inrichtingen;
- transport van gevaarlijke stoffen over spoor;
- transport van gevaarlijke stoffen over water;
- transport van gevaarlijke stoffen over weg;
- transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
Op basis van de onderzochte aspecten blijkt er geen belemmering te zijn voor de planvorming met uitzondering van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen. Aanvullend onderzoek is nodig om vast te stellen of de aanwezigheid van de K1-vloeistofleiding een belemmering is voor de planvorming.
K1-vloeistofleiding
Uit het aanvullend onderzoek is naar voren gekomen dat de K1-vloeistofleiding geen belemmering vormt voor de planvorming op het gebied van plaatsgebonden en groepsrisico.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plangebied. Voor meer gedetailleerde informatie over het onderzoek wordt verwezen naar de twee rapporten over externe veiligheid en K1-vloeistofleiding Vinkenberg.
Advies Brandweer
Naar aanleiding van het ontvangen advies van de brandweer is voor het plangebied aandacht besteed aan het realiseren van voldoende primaire en secundaire blusvoorzieningen en vluchtroutes. In overleg met de brandweer is hierin afgesproken dat er enkel primaire blusvoorzieningen hoeven te worden gerealiseerd. De vluchtroutes worden privaatrechtelijk geborgd.
In onderstaande figuren zijn de gewenste locaties van de brandkranen (figuur 4.5) en de vluchtroutes (figuur 4.6) opgenomen. Figuur 4.5: Gewenste locatie brandkranen
Figuur 4.6: Overzicht vluchtroutes en waterberging
4.10 Milieuzonering Bedrijven
Om inzicht te krijgen in de milieuzonering van bedrijven ter plaatse van de Ruimte voor Ruimtekavels is onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 13). De belangrijkste conclusies zijn onderstaand weergegeven.
Onderzoek
In de nabijheid van het plangebied bevindt zich een aantal bedrijven (zie tabel 4.3). Afhankelijk van de bedrijfsactiviteiten kunnen deze bedrijven hinder veroorzaken voor de omgeving. Vooral voor woongebieden kan dit een belasting met zich meebrengen die niet gewenst is. Nagegaan is of deze bestaande bedrijven een belemmering vormen voor de ontwikkeling van de woningen in het plangebied.
Tabel 4.3: Overzicht bedrijven omgeving Vinkenberg
Conclusie
De aanwezige bedrijvigheid nabij het plangebied vormt geen belemmering voor de realisatie van de woningen in het plangebied.
4.11 Kabels En Leidingen
Uit de klic-melding blijkt dat er binnen de grenzen van de locatie een waterleiding van Brabant-Water is gelegen. Hiervoor zal een zakelijk recht worden gevestigd op de nieuwe kavels.
Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten
5.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling van het plangebied juridisch is vertaald.
Hieronder wordt de systematiek, opbouw en indeling van de regels kort toegelicht.
5.2 Planregels
5.2.1 Indeling hoofdstukken
Voor de leesbaarheid en raadpleegbaarheid dienen de regels in hoofdstukken te worden geplaatst. Daarbij dient conform SVBP 2012 een vaste volgorde te worden aangehouden, te weten:
Hoofdstuk 1 Inleidende regels (paragraaf 5.2.2)
- begrippen
- wijze van meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels (paragraaf 5.2.3)
- bestemmingen
Hoofdstuk 3 Algemene regels (paragraaf 5.2.4)
- anti-dubbeltelregel
- algemene bouwregels
- algemene gebruiksregels
- algemene procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels (paragraaf 5.2.5)
- overgangsrecht
- slotregel
5.2.2 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In dit artikel worden begrippen verklaard die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen.
Artikel 2 Wijze van meten
In artikel 2 wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden.
5.2.3 Bestemmingsregels
De regels van hoofdstuk 2 in verband met de bestemmingen kennen allen een gelijke opbouw (voor zover van toepassing). De bestemmingsomschrijving betreft de centrale regel van elke bestemming. Het betreft een omschrijving waarin limitatief de functies worden genoemd, die binnen de bestemming zijn toegestaan.
De bouwregels zijn direct gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving. Ook het gebruik van gronden en bebouwing is gekoppeld aan de bestemmingsomschrijving. In de bouwregels staan uitsluitend regels die betrekking hebben op het bouwen. Bouwregels zijn dan ook alleen van toepassing bij de toetsing van aanvragen om een omgevingsvergunning. De specifieke gebruiksregels vormen een nadere concretisering van het toegestane gebruik. De afwijking van de gebruiksregels geven het bevoegd gezag de bevoegdheid om onder voorwaarden een omgevingsvergunning te verlenen en af te wijken van een specifieke regel.
Artikel 3 Wonen
De gronden die bestemd zijn als 'Wonen' zijn primair bedoeld voor het wonen. De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor woningen. De hoofdgebouwen dienen in de gevellijn gebouwd te worden. Tevens zijn de gronden bestemd voor bij de woning behorende aanbouwen, aangebouwde bijgebouwen, vrijstaande bijgebouwen en voor bouwwerken geen gebouwen zijnde. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen de op de verbeelding opgenomen bouwvlakken. Er zijn nadere eisen opgenomen ten aanzien van de situering van aan-, uit- en bijgebouwen, waarmee een koppeling wordt gelegd met de beeldkwaliteitscriteria in bijlage 1 bij de regels. Dit is alleen van toepassing op de nieuwe woningen.
De bestemming heeft tevens als doel om ruimte te bieden voor aan huis verbonden beroepen en het realiseren van parkeervoorzieningen op eigen terrein. Waterberging wordt op eigen terrein gerealiseerd binnen de aanduiding 'waterberging'. Bed&breakfast is beperkt mogelijk. De langgevelboerderij is beschermd met een aanduiding 'cultuurhistorie'. De bestaande bijgebouwen bij de langgevelboerderij zijn met een bouwaanduiding aangegeven.
Artikel 4 Waterstaat - Waterlopen
Deze bestemming is opgenomen om de gronden naast de A-watergang te beschermen. Het oprichten van gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde en het aanplanten van bomen binnen deze zone is alleen toegestaan met goedkeuring van het Waterschap via een omgevingsvergunning.
5.2.4 Algemene regels
In hoofdstuk 3 van de regels is een aantal standaardregels opgenomen, te weten de anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels en algemene gebruiksregels.
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
De anti-dubbeltelregel, overeenkomstig artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening, is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Artikel 6 Algemene bouwregels
In dit artikel zijn regels met betrekking tot overschrijding van de bouwregels en bestaande maten opgenomen.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
In dit artikel is een aantal strijdig gebruiksregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. Verder zijn afwijkingsregels opgenomen om vrijstaande bijgebouwen te kunnen gebruiken als afhankelijke woonruimte.
Artikel 8 Algemene procedureregels
Aan de toepassing van de nadere eisen regels zijn procedurele eisen gesteld, zo ligt het ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen 2 weken ter inzage.
5.2.5 Overgangs- en slotregels
In hoofdstuk 4 van de regels is de slotregel opgenomen.
Artikel 9 Overgangsrecht
In dit artikel is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld.
Artikel 10 Slotregel
Als laatste is de slotregel opgenomen. Deze regel omschrijft de titel van het plan.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Aan de uitvoering de voorgenomen ontwikkeling zijn diverse kosten en opbrengsten verbonden. Op basis van het stedenbouwkundig plan zijn de kosten en opbrengsten van het plan in hoofdlijnen berekend. De kosten voor de planontwikkeling komen ten laste van de Ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte (ORR). Op grond van de uitgevoerde berekeningen wordt geconcludeerd dat sprake is van een sluitende grondexploitatie.
Er bestaan voor de gemeente geen kosten in exploitatieve sfeer. De gemeente heeft zich slechts verplicht tot het zorgdragen van de normale bestuurskosten voor de te volgen procedures. Afspraken hierover zijn voor dit specifieke plangebied met de gemeente gemaakt en vastgelegd in de samenwerkingsovereenkomst tussen de gemeente en de ORR.
Op grond van het voorgaande mag worden geconcludeerd dat de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in voldoende mate zeker gesteld kan worden geacht.
6.2 Handhaving
Een belangrijk aspect in de uitvoering van het bestemmingsplan is van juridische aard. Het gaat hierbij om de handhaving en het toezicht op de naleving van het bestemmingsplan. Deze handhaving is van cruciaal belang om de in het plan opgenomen ruimtelijke kwaliteiten te kunnen bewaren.
Daarnaast is handhaving van belang uit het oogpunt van rechtszekerheid. Alle gebruikers dienen door de gemeente op een zelfde wijze aan het plan te worden gehouden. Met deze oogmerken is in het plan gestreefd naar een eenvoud van in het bijzonder de planregels van het plan. Door de toegankelijkheid en de leesbaarheid daarvan worden de mogelijkheden om toe te zien op de naleving vergroot.
Hoofdstuk 7 Procedure
7.1 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Sinds 1 april 2011 is een wijziging van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) in werking getreden. Eén van de wijzigingen in dit besluit is dat in elk initiatief dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst (m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten) van het Besluit m.e.r. aandacht moet worden besteed aan de vraag of er al dan niet een m.e.r.(beoordeling) nodig is. In bijlage D van het Besluit m.e.r. is een groot aantal activiteiten genoemd waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Eén van de genoemde activiteiten 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen' (activiteit D11.2). Deze activiteit is m.e.r.-beoordelingsplichtig indien deze betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer omvat.
De voorgenomen activiteiten in het plan Ruimte voor Ruimte Vinkenberg liggen onder de (indicatieve) plandrempel waarvoor conform het Besluit m.e.r. een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is:
- De oppervlakte van het plangebied bedraagt in totaal circa 15.675 m2;
- In het plangebied worden in totaal 9 nieuwe woningen gerealiseerd (8 Ruimte voor Ruimtekavels en 1 extra woning door een boerderijsplitsing);
- In het plangebied wordt geen bedrijfsvloeroppervlakte gerealiseerd.
Het plangebied is niet gelegen binnen het invloedsgebied van een beschermd Natura 2000-gebied of een beschermd natuurmonument. Ook in de provinciale milieuverordening zijn geen specifieke aanvullende voorwaarden omtrent een eventuele m.e.r.-plicht opgenomen.
Het bovenstaande betekent samengevat dat ten behoeve van de besluitvorming over voorliggend bestemmingsplan geen m.e.r.-plicht of m.e.r.-beoordelingsplicht geldt, waardoor in onderhavig plan kan worden volstaan met het uitvoeren van een zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling.
In bijlage 16 zijn de relevante kenmerken van het plan weergegeven alsmede de belangrijkste effecten die het plan op de omgeving zal veroorzaken. Daarnaast zijn in het kader van voorliggend bestemmingsplan diverse (milieu)onderzoeken uitgevoerd voor alle, voor dit plan, relevante milieuaspecten. Uit deze onderzoeken, waarvan de uitkomsten zijn verwerkt in de toelichting van het voorliggende bestemmingsplan, blijkt dat het plan geen specifieke significante milieueffecten veroorzaakt die in de ogen van de initiatiefnemer het doorlopen van een m.e.r.(beoordelings)procedure rechtvaardigt.
Op grond van deze uitkomsten wordt aan het bevoegd gezag voorgesteld om gelijktijdig met het besluit om voorliggend ontwerp bestemmingsplan ter visie te leggen, tevens te besluiten dat een verdere m.e.r.-procedure niet aan de orde is.
7.2 Inspraak En Vooroverleg
Het voorontwerp bestemmingsplan Ruimte voor Ruimte Vinkenberg heeft in het kader van de gemeentelijke inspraakprocedure met ingang van vrijdag 5 juli 2013 gedurende acht weken ter inzage gelegen. Daarnaast is op 15 augustus 2013 een inloopbijeenkomst georganiseerd waarbij een ieder kennis kon nemen van het plan.
Het voorontwerp bestemmingsplan is tevens aan diverse betrokken adviesinstanties en -organen toegezonden in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).
Er zijn 2 inspraakreacties en 3 vooroverlegreacties ontvangen, allen binnen de genoemde termijn. De reacties zijn samengevat en van commentaar voorzien. Daarbij is aangegeven of de reactie heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. De 'Nota van inspraak, vooroverleg enwijzigingen' is als bijlage 17 opgenomen en de resultaten zijn verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan Ruimte voor Ruimte Vinkenberg.
7.3 Vaststelling
Het ontwerp bestemmingsplan Ruimte voor Ruimte Vinkenberg heeft met ingang van 18 april 2014 gedurende 6 weken ter inzage gelegen en is geplaatst op de website http://www.ruimtelijkeplannen.nl. Er is één zienswijze ontvangen, die is samengevat en van commentaar voorzien. Uit de zienswijze volgt geen aanpassing van het plan. Ambtshalve zijn wel twee wijzigingen en aanvullingen die worden doorgevoerd. De Nota van zienswijzen is als bijlage 18 opgenomen en de planaanpassingen zijn verwerkt in het vastgestelde bestemmingsplan.
Binnen 12 weken na ter inzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan stelt de gemeenteraad van Oisterwijk het bestemmingsplan vast. De vaststelling van het bestemmingsplan dient in principe binnen 2 weken na de vaststelling bekend te worden gemaakt. Hierop zijn twee uitzonderingen. In de hieronder aangegeven gevallen mag het besluit tot vaststelling pas bekend gemaakt worden nadat 6 weken zijn verstreken:
- 1. Gedeputeerde Staten of de Inspecteur van I&M hebben een zienswijze ingediend en deze zienswijze is niet of niet volledig door de gemeenteraad meegenomen in het vastgestelde bestemmingsplan;
- 2. De gemeenteraad heeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerp van het bestemmingsplan - met uitzondering van het overnemen van de zienswijze van Gedeputeerde Staten of de Inspecteur van I&M - wijzigingen aangebracht.
7.4 Beroep
Na vaststelling van het bestemmingsplan Ruimte voor Ruimte Vinkenberg kan binnen 6 weken na bekendmaking beroep worden ingediend bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Er staat echter geen beroep open als geen zienswijze is ingediend, tenzij het beroep zich richt tegen wijziging bij vaststelling van het bestemmingsplan Ruimte voor Ruimte Vinkenberg.
Bijlage 1 Beeldkwaliteitscriteria 8 Ruimte Voor Ruimtekavels Heuvelstraat
Bijlage 1 Beeldkwaliteitscriteria 8 Ruimte voor Ruimtekavels Heuvelstraat
Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 1 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 2 Hno-tool
Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 3 Archeologisch onderzoek
Bijlage 4 Aanvullend Onderzoek Archeologie
Bijlage 4 Aanvullend onderzoek archeologie
Bijlage 5 Proefsleuvenonderzoek Archeologie
Bijlage 5 Proefsleuvenonderzoek archeologie
Bijlage 6 Quick-scan Natuur
Bijlage 7 Aanvullend Onderzoek Ecologie
Bijlage 7 Aanvullend onderzoek ecologie
Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 8 Akoestisch onderzoek
Bijlage 9 Akoestisch Onderzoek Vinkenberg 16
Bijlage 9 Akoestisch onderzoek Vinkenberg 16
Bijlage 10 Geuronderzoek
Bijlage 11 Risico-inventarisatie
Bijlage 11 Risico-inventarisatie
Bijlage 12 K1-vloeistofleiding
Bijlage 12 K1-vloeistofleiding
Bijlage 13 Bedrijven En Milieuzonering
Bijlage 13 Bedrijven en milieuzonering
Bijlage 14 Bebouwingsconcentraties Buitengebied Oisterwijk
Bijlage 14 Bebouwingsconcentraties Buitengebied Oisterwijk
Bijlage 15 Bebouwing En Verharding Vinkenberg 16
Bijlage 15 Bebouwing en verharding Vinkenberg 16
Bijlage 16 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 16 Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Bijlage 17 Nota Van Inspraak, Vooroverleg En Wijzigingen
Bijlage 17 Nota van inspraak, vooroverleg en wijzigingen