Landgoed Rozephoeve, deelgebied Oisterwijk
Bestemmingsplan - Gemeente Oisterwijk
Vastgesteld op 05-10-2017 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Landgoed Rozephoeve, onderverdeeld in het deelplan Landgoed Rozephoeve, deelgebied Oisterwijk van de gemeenten Oisterwijk en het deelplan Landgoed Rozephoeve, deelgebied Heibloemdijk ongenummerd van de gemeente Oirschot;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0824.BPlandgoedRozephv-VA01 voor wat betreft de gemeente Oisterwijk, met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen) en NL.IMRO.0823.BPBGHEIBLOEMDKONG-ONTW voor wat betreft de gemeente Oirschot;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan- en uitbouw:
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;
1.6 aan-huis-gebonden beroep:
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dat in een woning of een bijgebouw bij de woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.7 achtererf:
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan;
1.8 agrarisch bedrijf:
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
- a. (vollegronds)teeltbedrijf: bedrijfsvoering gericht op de teelt van gewassen die (nagenoeg) niet in gebouwen plaatsvindt;
- b. niet-intensieve veehouderij: het houden van melk- en ander vee waarbij de productie (nagenoeg) geheel afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende agrarische grond als productiemiddel;
- c. paardenhouderij: het fokken van paarden, het houden, stallen of africhten van paarden ten behoeve van de vlees- en / of melkproductie, handel en / of de gebruiksgerichte paardenhouderij;
- d. glastuinbouw: bedrijfsvoering (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
- e. overig agrarisch bedrijf: het telen van vissen, wormen, insecten en gewassen met een bedrijfsvoering die (nagenoeg) geheel in gebouwen - niet zijnde kassen - plaatsvindt;
- f. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang waarbij de productie (nagenoeg) niet afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende agrarische grond als productiemiddel;
- g. aquacultuur: de teelt van (zout)watergebonden organismen waaronder begrepen zagers, schelpdieren en vissen met een bedrijfsvoering die (nagenoeg) niet in gebouwen plaatsvindt;
1.9 agrarische deskundige:
Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen of een andere door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen;
1.10 archeologisch deskundige:
een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke en als zodanig geregistreerde deskundige op het gebied van archeologisch onderzoek, in het bezit van een opgravingsbevoegdheid;
1.11 archeologisch onderzoek:
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt;
1.12 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied in het bodemarchief voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten in het verleden;
1.13 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.14 bebouwingspercentage:
een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een maatvoeringsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.15 bedrijf:
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen;
1.16 bestaande situatie (bebouwing en gebruik):
ten aanzien van bebouwing:
legale bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde en onherroeplijk geworden vergunning;
ten aanzien van het gebruik:
het legale gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het bestemmingsplan in werking is getreden;
1.17 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.18 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.19 Bevi-inrichtingen:
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.20 bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende vergunning;
1.21 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.22 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.23 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.24 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.25 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.26 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.27 bijgebouw:
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
1.28 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid;
1.29 dagrecreatie:
vrijetijdsbesteding gedurende de dag zoals sport en spel, wandelen, paardrijden of het houden van een evenement; er is daarbij geen sprake van verblijfsrecreatie;
1.30 dakkapel:
een constructie ter vergroting van een een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;
1.31 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan diegenen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.32 dierenpension:
een bedrijf gericht op het in pension houden van dieren, in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende ondergeschikte activiteiten of voorzieningen: het verzorgen van dieren (zoals bij een trimsalon) en het trainen van dieren;
1.33 extensieve dagrecreatie:
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie;
1.34 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.35 hobbymatig houden van vee:
het houden van vee in geringe aantallen ten behoeve van eigen genot en gebruik;
1.36 hobbymatige paardrijactiviteiten:
het hobbymatig houden van paarden en/of pony's hoofdzakelijk ten behoeve van eigen gebruik en ondergeschikt ten behoeve van verhuur en het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en/of pony's in pension te stallen en te weiden;
1.37 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.38 hoveniersbedrijf:
een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend;
1.39 kampeermiddelen:
tenten, vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;
1.40 kassen:
bouwwerken van glas of ander lichtdoorlatend materiaal (ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering) met een hoogte van 1,5 meter of meer, trek- tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen;
1.41 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
het in een woning of een bijgebouw bij de woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past;
1.42 landschapswaarde:
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur;
1.43 natuurwaarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna;
1.44 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;
1.45 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een geheel gesloten dak;
1.46 seksinrichting:
het bedrijfsmatig- of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt- gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of een verblijfsmiddel, verrichten van seksuele handelingen;
1.47 teeltondersteunende voorzieningen:
voorzieningen of constructies die bij agrarische bedrijven worden toegepast om weersinvloeden te matigen, arbeidsomstandigheden te bevorderen, de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen te verbeteren of de kwaliteit van producten te verbeteren, nader te onderscheiden in:
- a. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen: voorzieningen die niet langer dan 6 maanden gedurende een jaar worden geplaatst, te onderscheiden in:
- 1. lage tijdelijke voorzieningen: voorzieningen zoals afdekfolies, acryldoek, insectengaas, tunnels met een bouwhoogte van niet meer dan 1.50 meter;
- 2. 2. hoge tijdelijke voorzieningen: voorzieningen zoals hagelnetten, schaduwhallen, wandelkappen en regenkappen met een bouwhoogte van meer dan 1.50 meter;
- b. permanente teeltondersteunende voorzieningen, te onderscheiden in:
- 1. lage permanente voorzieningen: voorzieningen zoals containervelden;
- 2. hoge permanente voorzieningen; voorzieningen zoals kassen, tunnelkassen, rolkassen, gaaskassen, stellingen en regenkappen met een bouwhoogte van meer dan 1.50 meter;
1.48 volwaardig agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf, dat duurzaam werkgelegenheid biedt aan ten minste één volledige arbeidskracht die een hoofdberoep, hoofdbestaan en volledige dagtaak in het bedrijf vindt (afhankelijk van het aantal dieren, aard van de gewassen, de hoeveelheid grond en inrichting van het bedrijf), waarbij de continuïteit op langere termijn gewaarborgd is;
1.49 voorgevel van een gebouw:
het meest naar de weg zijde gekeerde deel van het gebouw;
1.50 voorgevellijn:
denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van een gebouw loopt tot aan de bouwperceelsgrenzen, dan wel de aangeduide lijn;
1.51 voorzieningen voor opslag:
voorzieningen voor de opslag van onder andere voer, (kunst)mest, water, warmte, CO2 of daarmee vergelijkbare stoffen, nader te onderscheiden in:
- a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals mestsilo's, voedersilo's, sleufsilo's, watertanks en CO2-opslagtanks;
- b. geen bouwwerken zijnde, zoals mestzakken of foliebassins;
1.52 woning of wooneenheid:
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;
1.53 zorgdeskundige:
een als zodanig door het college van burgemeester en wethouder aan te wijzen deskundige, of commissie van deskundige op het gebied van zorg en indicatiestelling.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
- a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
- b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van andere bouwwerken
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.5 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; indien een bouwwerk met betrekking tot deze constructiedelen over verschillende hoogten beschikt, wordt als volgt gemeten:
- a. indien zich aan de voorgevelzijde een goot/druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de hoogte aan de voorgevelzijde;
- b. indien zich - ingeval van een lessenaarsdak - aan de voorgevelzijde van het gebouw geen goot/druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de laagste hoogte.
2.6 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 vloeroppervlakte
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.
2.9 bebouwd oppervlak van een bouwperceel
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.
2.10 bouwdiepte van gebouwen bij ondergronds bouwen
vanaf het peil tot de bovenkant van de ondergronds en laagstgelegen vloer.
2.11 oppervlakte en inhoud bij ondergronds bouwen
de oppervlakte dan wel inhoud van ondergrondse gebouwen wordt bij de in hoofdstuk 2 opgenomen maximaal toelaatbare oppervlakte - dan wel inhoudsmaten meegeteld voor zover niet op dezelfde plaats boven peil een gebouw aanwezig is.
2.12 peil
- a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg
- b. voor andere gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Natuur
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos en natuur, heidevelden en vennen;
- b. behoud, herstel en ontwikkeling van aanwezige en potentiële natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden;
- c. extensief agrarisch gebruik in de vorm van beweiding en voederwinning;
- d. extensieve dagrecreatie met bijbehorende voorzieningen;
- e. water, (natuurvriendelijke) oevers en bijbehorende voorzieningen zoals aanlegsteigers.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. buiten bouwvlakken mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
- c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Woongebied - 1
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. aan de woonfunctie ondergeschikte zorgvoorzieningen, zoals een praktijk aan huis;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, wegen, paden en laad- en losvoorzieningen;
Waarbij er gebouwd dient te worden conform de in het inrichtingsplan aangegeven beeldkwaliteit (zie bijlage 1).
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.2 onder b ten behoeve van het aanbrengen van een hoogte accent van ondergeschikte aard. De bouwhoogte mag maximaal 18 meter bedragen over maximaal 15% van het bebouwd oppervlak van het woongebouw, met dien verstande dat de afwijking slechts wordt verleend op basis van een positief advies van een aan te wijzen supervisor.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Woongebied - 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. aan de woonfunctie ondergeschikte zorgvoorzieningen, zoals een praktijk aan huis;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, wegen, paden en laad- en losvoorzieningen;
Waarbij er gebouwd dient te worden conform de in het inrichtingsplan aangegeven beeldkwaliteit (zie bijlage 1).
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 6 Leiding - Hoogspanning
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. de aanleg, het beheer en het onderhoud van een bovengrondse hoogspanningsverbinding; met de daarbij behorende:
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de hoogspanningsverbinding worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag ten hoogste 2 m bedragen;
- c. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en bouwhoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad en de leidingbeheerder in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen. Indien door de bouw, de situering, dan wel de hoogte van een bouwwerk schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de betrokken leiding wordt geen ontheffing verleend.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Hoogspanning' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het aanbrengen van beplantingen en bomen;
- 2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- 3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
- 4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, ontginnen en ophogen;
- 5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- 6. het permanent opslaan van goederen.
- b. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
- 1. die verband houden met de aanleg van de betreffende bovengrondse hoogspanningsverbinding;
- 2. die reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan;
- 3. die het normale onderhoud ten aanzien van de verbinding en belemmerde strook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen.
- c. de onder a. genoemde vergunning kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de belangen en de veiligheid van de verbinding.
- d. de onder a. genoemde vergunning kan niet eerder worden verleend dan nadat de leidingbeheerder schriftelijk advies heeft uitgebracht.
Artikel 7 Waarde - Geomorfologie
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Geomorfologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de geomorfologische kenmerken die de ontstaansgeschiedenis van het landschap herkenbaar maken.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien de betrokken geomorfologische waarden, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de aardkundige waarden;
- c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en bouwwerken met een oppervlakte van ten hoogste 2.000 m².
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 8 Waarde - Natuur - Attentiegebied
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Natuur - Attentiegebied' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van de natte natuurparel.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene Bouwregels
10.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van plankaart en bestemmingsregels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
- b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
- c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
10.2 Ondergronds bouwen
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen een bouwvlak of een bestemmingsvlak waar gebouwen zijn toegestaan;
- b. de oppervlakte dan wel inhoud van ondergrondse gebouwen wordt bij de in hoofdstuk 2 opgenomen maximaal toelaatbare oppervlakte - dan wel inhoudsmaten meegeteld voor zover niet op dezelfde plaats boven peil een gebouw aanwezig is;
- c. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse gebouwen bedraagt maximaal 3 m onder peil.
Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels
Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - overig landgoed' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud en een samenhangend beheer van dit landgoed, met de daarbij behorende paden en ontsluitingsstructuren, waarbij de hoofdontsluiting van de gronden met de bestemming 'Woongebied - 1' en 'Woongebied - 2' aansluit op de bestaande Kollenburgsebaan.
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds een omgevingsvergunning voor afwijken kan worden verleend - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%, met dien verstande dat een omgevingsvergunning voor afwijken niet wordt verleend voor afwijkingen van de voorgeschreven inhoudsmaten van woningen, dienstwoningen en bedrijfswoningen;
- b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
- c. afwijking wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
- a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- c. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Landgoed Rozephoeve, deelgebied Oisterwijk (NL.IMRO.0824.BPlandgoedRozephv-VA01).
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Het landgoed Rozephoeve is een ontginningslandgoed dat ligt op de grens van de gemeenten Oisterwijk en Oirschot, ingeklemd tussen de natuurreservaten Kampina en Oisterwijkse bossen en Vennen en een groot agrarisch landschap aan de zuidzijde. Om het landschap en de opstallen in stand te kunnen houden, wordt een deel van het gebied verpacht aan boeren en een ander deel bestaat uit natuurgronden. De inkomsten uit de landbouw staan echter al jaren onder druk. Daarom werd voor het landgoed een gebiedsplan opgesteld, dat voorzag in een aantal groene projecten, zoals het aankopen van een voormalig militair mobilisatiecomplex en het plegen van (groot) onderhoud aan natuur, waaronder beekherstel. Tegelijkertijd moest worden gezocht naar nieuwe economische dragers. Vanuit het Programma Landelijk Gebied en het voormalig collegeprogramma ‘Mooi Brabant’ is dit proces door de provincie begeleid.
Het Inrichtingsplan en de voorbereidingen van het bestemmingsplan voor gebiedsontwikkeling zijn tot stand gekomen in een samenwerking tussen provincie Noord-Brabant, gemeente Oirschot, gemeente Oisterwijk, landgoed Rozephoeve BV, Natuurmonumenten, Waterschap de Dommel, Eco-energy BV en de betrokken grondeigenaren en/of pachters. Vervolgens zijn in de bestemmingsplanfase Eco-energy BV en Landgoed Rozephoeve BV als initiatiefnemers voor dit plan naar voren getreden. Later heeft Eco-energy BV zich teruggetrokken toen het realiseren van een biomassavergistingsinstallatie niet haalbaar bleek. Landgoed Rozephoeve BV is hierna doorgegaan met de landgoedontwikkeling, waarvan dit bestemmingsplan de resultante is.
De volgende uitgangspunten zijn van toepassing op deze landgoed ontwikkeling:
- Ontwikkeling van een landgoed van ruim 500 ha;
- 15,87 hectare nieuwe natuur op gronden van landgoed Rozephoeve, waarvan 11,61 hectare beekherstel (tweede fase) en 4,26 hectare bij het voormalig MOB-complex;
- Landschapsversterking binnen de gehele gebiedsontwikkeling (o.a. lanen en reliëf);
- 4 nieuwe bouwkavels voor landgoedwoningen;
- Beheer en herstel van 18,65 hectare natuur op het voormalig militair complex.
De natuurontwikkeling draagt bij aan:
- Robuuste Ecolgogische Verbindingszone De Beerze;
- Nationaal landschap het Groene Woud;
- Ontsnippering van de Kleine Oisterwijkse heide;
- Herstel natte natuurparels Kleine Oisterwijkse heide en Klokketorenven;
- Versnelde realisatie van de Ecologische hoofdstructuur (EHS).
Het totale plan (zie Bijlage 1 Inrichtingsplan Landgoed Rozephoeve,gebiedsontwikkeling De Logt) vormt een integraal geheel. Door (her)inrichting van het landgoed ontstaat een economische, ecologische en cultuurhistorische eenheid met een duurzame verankering in de omgeving en waar het ook voor recreanten goed toeven is.
Figuur 1: De Rozephoeve (bron: LBP Sight)
1.2 Ligging, Begrenzing En Juridische Status Van Het Plangebied
Landgoed Rozephoeve ligt voor het grootste deel in de gemeente Oisterwijk en deels ook in de gemeente Oirschot. Het overgrote deel van de natuurontwikkeling en de landschapsversterking vindt plaats op Oisterwijks grondgebied. Evenals de realisering van twee bouwkavels. Het betreft één bouwkavel in de vorm van een poortwoning en één bouwkavel ten behoeve van het hoofdmoment. Het hoofdmoment bevat circa zes appartementen, mogelijk gecombineerd met een nevenfunctie voor zorg en/of een gemeenschappelijke functie. Binnen het Oirschotse deel van de gebiedsontwikkeling is het plan twee bouwkavels voor twee poortwoningen te realiseren.
Voor het gedeelte gelegen op het grondgebied van de gemeente Oisterwijk is op 14 augustus 2013 een nieuw bestemmingsplan vastgesteld, namelijk bestemmingsplan Buitengebied. Het bestemmingsplan is daarna in werking getreden, maar nog niet onherroepelijk. Voor het deel op het grondgebied van de gemeente Oirschot is het bestemmingsplan Buitengebied fase II vigerend (onherroepelijk geworden op 28-08-2015).
Landgoed Rozephoeve strekt zich uit vanaf de Oirschotsebaan richting het oosten, rondom de Rosepdreef en de Rosep en in het zuidelijke deel gelegen tussen de Oirschotsebaan en de Heibloemdijk (zie onderstaande figuur 2, het projectgebied is rood omrand). Het gebied ligt grotendeels in de gemeente Oisterwijk en voor een klein deel in de gemeente Oirschot (het meest oostelijke deel). Omdat de ontwikkeling als één geheel dient te worden beschouwd is de toelichting van onderhavig bestemmingsplannen op de gehele gebiedsontwikkeling gericht. In de verbeelding en bijbehorende regels (het juridische gedeelte van een bestemmingsplan) is in verband met de digitalisering waar nodig wel een splitsing gemaakt in de gedeelten die van toepassing zijn op het grondgebied van de gemeente Oisterwijk respectievelijk Oirschot.
Figuur 2: Ligging van het plangebied (=projectgebied, bron: LBPSight)
1.3 Bij Het Plan Behorende Stukken
Voorliggend bestemmingsplan bestaat uit een geografische plaatsbepaling (verbeelding), regels en deze toelichting. De geografische plaatsbepaling en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide onderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Het bestemmingsplan vormt het juridische kader van het Inrichtingsplan Rozephoeve, gebiedsontwikkeling De Logt, d.d. 16-6-2016 (zie Bijlage 1Inrichtingsplan Landgoed Rozephoeve, gebiedsontwikkeling De Logt) wat hiervoor als basis heeft gediend.
1.4 Leeswijzer
Het bestemmingsplan is opgebouwd conform het (wettelijke) model Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012). Hoofdstukken 1 tot en met 3 gaan in op de huidige situatie van het plangebied en het relevante beleid. Hoofdstuk 4 beschrijft de voorgenomen ontwikkeling. En in hoofdstuk 5 zijn de gebiedsonderzoeken opgenomen. Hoofdstuk 6 en 7 beschrijven op welke wijze de landgoedontwikkeling in bestemmingsregels zijn vertaald en de economische en maatschappelijke uitvoerbaaheid.
In deze toelichting is het plan(gebied) integraal beschreven en is - waar dit niet relevant is - geen splitsing aangebracht tussen het grondgebied van de gemeente Oisterwijk en het grondgebied van de gemeente Oirschot. De regels en verbeelding zijn vanwege de digitalisering wel opgeknipt in het deelgebied Oisterwijk en het deelgebied Heibloemdijk ongenummerd (gemeente Oirschot).
Hoofdstuk 2 Gebiedsbeschrijving
In de navolgende paragrafen wordt de huidige situatie in het plangebied beschreven. Achtereenvolgens wordt ingegaan op de ontstaansgeschiedenis van het plangebied en de actuele ruimtelijke en functionele hoofdstructuur.
2.1 Ontstaansgeschiedenis
Het landgoed Rozephoeve is een ontginningslandgoed uit het begin van de 20ste eeuw. Het circa 525 hectare grootte landgoed is opgezet als beleggingsobject. Heidegronden werden ontgonnen ten behoeve van landbouw en bosbouw (zie de topografische kaart uit 1913 in figuur 4). Anno 2016 bestaat een derde van het landgoed uit bos- en natuurterrein en is twee derde deel verpacht aan boeren. Op het landgoed zijn 10 boerenbedrijven gelegen, deels met intensieve landbouw en deels met nevenactiviteiten.
In het ontwikkelingsperspectief is het noordelijke deel gericht op vennen en bossen en het zuidelijk deel meer op agrarische activiteiten.
Figuur 3: De Rozephoeve in 1920.
Figuur 4: Het plangebied en omgeving op een topografische militaire kaart uit 1913
2.2 Ruimtelijke En Functionele Structuur
Het plangebied ligt grotendeels in de gemeente Oisterwijk en voor een kleiner deel in de gemeente Oirschot, noordwestelijk van het plaatsje Spoordonk. Ten zuiden van het plangebied is de A58 gelegen, ten noorden het natuurgebied Kampina en ten oosten het riviertje de Beerze.
Het plangebied bestaat uit akkers en weilanden, bos- en natuurpercelen en een voormalig defensieterrein (MOB-complex) waarop het grootste deel van de gebouwen gesloopt is. Er zit een licht hellend reliëf in het terrein van west naar oost, waarbij de watergang 'de Heiloop' in het diepste punt ligt.
In de bospercelen zijn vooral boom- en plantensoorten van droge gronden te vinden. De hoofdboomsoort betreft grove den, gemengd met vooral eik en berk. De lanen in het gebied bestaan voor het overgrote deel uit eiken, in de nattere delen soms gemengd met els. Tevens is er een enkele beukenlaan te vinden.
Het landgoed kent op grond van zijn ligging in het grotere geheel een aantal bijzonderheden. Zo ligt het landgoed in het hart van meerdere landgoederenzones, wat kansen biedt in de functionele aspecten. Daarnaast is het een bijzonder watergerelateerd landgoed, zowel gelegen aan de dalkop en de bovenloop van het Rosepsysteem, als aan de beekflank van de Beerze. De waterscheiding tussen de beeksystemen van de Rosep en de Beerze is op het landgoed aanwezig. Dit brengt verschillende soorten watersystemen met zich mee:
- 'zuur' water (afstromend water vanaf de heide);
- kalkrijk kwelwater (van de bronnen van de Rosep en aan de overgang van dekzandrug naar beekdal van de Beerze);
- mineraalrijk water van de Heiloop en aangrenzende lopen uit het LOG Stille Wille;
- beekwater van de Beerze, eventueel opgeleid via de Kattenbergse Loop.
2.3 Landschapsecologische Eenheid
Om de kansen in dit gebied goed te doorgronden is een analyse gemaakt van de oorspronkelijk structuur van het landschap en het slimme gebruik van de Kempenaar in de Middeleeuwen van kenmerken van dit landschap.
De koppen van het beeksysteem van de Rosep en de parallelle stromen in het beeksysteem van de Beerze werden optimaal landbouwkundig gebruikt. Op de lagere delen waren weides en beemden. Op de rijkere hogere gronden van buurtschap de Logt lagen de grotere akkerpercelen. De Oirschotse heide had een zeer grote omvang, de rechte postkoetsroute over de Oirschotsebaan is al vermeld op de Krayenhoffkaart uit 1789.
Langs de flank van het heidecomplex, naar de Beerze toe was in de 18/19e eeuw sprake van een ingenieus bevloeiingssysteem. Uittredend kwelwater en opgeleid beekwater bevloeiden 'drie rijen' beemden. Er is een analyse gemaakt van de hoogteligging van het gebied, de geomorfologie en de bodemtypen. In het gebied komen plaatselijk veel hoogteverschillen voor waardoor ook veel overgangen tussen nat en droog ontstaan. Delen van het gebied zijn kwelgevoelig, andere delen zijn juist infiltratiegebieden. De hoogteverschillen worden in het ontwerp extra aangezet.
Uitgangspunt is het creëren van grotere natuureenheden op het landgoed waardoor kerngebieden kunnen ontstaan. Hierdoor sluit het landgoed qua landschapstypen aan bij de omringende gebieden. Belangrijk is het tot uiting brengen van de specifieke ligging van het landgoed in biotopen.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
In dit hoofdstuk wordt het voor dit bestemmingsplan relevante algemene beleidskader uiteengezet. Beleid dat specifiek is gericht op een bepaald gebiedsaspect (zoals water of natuur), komt in de desbetreffende paragraaf in hoofdstuk 5 aan de orde.
In onderstaande (sub)paragrafen wordt achtereenvolgens ingegaan op de belangrijkste nota’s van het Europees en Rijksbeleid, provinciaal beleid en beleid van de gemeenten Oisterwijk en Oirschot.
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie infrastructuur en ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld. In de Structuurvisie staan de plannen voor ruimte en mobiliteit van nationaal belang. Het Rijk zet met de structuurvisie het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- 1. het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- 2. het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- 3. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Conclusie t.a.v. de beoogde landgoedontwikkeling
Door het nationale karakter van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en de schaal van onderhavig bestemmingsplan, heeft dit bestemmingsplan geen raakvlak met dit nationaal beleid. Gelet op het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het onderhavige plan in overeenstemming is met de Structuurvisie.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) regelt de doorwerking van nationale belangen op ruimtelijk gebied in bestemmingsplannen door het stellen van de juridische kaders. Het Barro is ook wel bekend als de AMvB Ruimte.
Conclusie t.a.v. de beoogde landgoedontwikkeling
Met de ontwikkeling van Landgoed Rozephoeve, gebiedsontwikkeling de Logt zijn geen nationale belangen in het geding, waardoor het Barro niet van invloed is.
3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) opgenomen. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt.
Voor de verankering van de ladder in het Bro zijn de artikelen 1.1.1 en 3.1.6 gewijzigd. Artikel 1.1.1 definieert de relevante begrippen. In artikel 3.1.6 lid 2 is de werking van de ladder uitgelegd. De tekst van dit artikel luidt: "lid 2: De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:
- a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte (trede 1);
- b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins (trede 2), en;
- c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld (trede 3)."
Onder een stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: “ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen” (artikel 1.1.1 onder 1-i Bro).
Conclusie t.a.v. de beoogde landgoedontwikkeling
Wat betreft lid 2 onder a, de zogenaamde eerste trede van de ladder, dient de regionale behoefte voor de functie wonen te worden aangetoond. Ten behoeve van lid 2 onder b, de tweede trede, dient beschreven te worden in hoeverre in die behoefte binnen bestaand stedelijk gebied kan worden opgevangen. Overigens is het de vraag of de landgoedontwikkeling, onder andere vanwege het beperkte aantal woningen, wel echt als woningbouwlocatie c.q. stedelijke ontwikkeling bezien moet worden.
Trede 1 van de ladder voor duurzame verstelijking voor Landgoed Rozephoeve
Regionale borging 2010
De gemeente Oisterwijk maakt deel uit van de regio Midden-Brabant. De regiogemeenten maken jaarlijks met de provincie Noord-Brabant in het RRO kwantitatieve afspraken over het woningbouwprogramma voor de komende tien jaar. De regionale afspraken worden jaarlijks geactualiseerd.
Woonvisies (2011 en 2016)
De Woonvisie bevat voor de gemeente Oisterwijk een referentieprogramma van 688 woningen voor de periode tot 2021 (conform scenario III).
Het college hanteert het referentieprogramma als kader, waarbij het niet gaat om het realiseren van een bepaalde differentiatie per locatie of project, maar meer om het behalen van de integrale gemeentelijke woningbouwdoelstellingen.
De Woonvisie van de gemeente Oirschot heeft als doel: "Voor de huidige en toekomstige bewoners voorzien in een passende, toekomstbestendige woningvoorraad met ruimte voor initiatieven en oog voor het monumentale en groene karakter van de gemeente." Daarbij vindt de gemeente het tevens van belang ruimte te bieden aan initiatieven vanuit de bevolking en aan het bieden van experimenteer- en innovatieruimte. De bouw van 2 landgoedwoningen sluit aan bij dit streven.
In het woonbehoefte onderzoek dat uitgevoerd is in opdracht van de Metro-pool Regio Eindhoven (2014) is het huidige woningaanbod geconfronteerd met de demografische ontwikkeling en de huidige behoefte van de Oirschotse bevolking. Uit dit onderzoek blijkt dat er de komende tien jaar ruimte is voor de toevoeging van circa 790 woningen. Hierbij moet rekening gehouden worden met de behoeften van de diverse doelgroepen zoals de starters, doorstromers, senioren en mensen met een ondersteuningsvraag alsmede de verschillende eigendomsverhoudingen. De toevoeging moet zowel in de koop- als de huursector plaats vinden.
Regionale woningbouwafspraken 2014
Op grond van de provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose 2014 (bevolkingsprognose.brabant.nl) zijn de woningbouwafspraken in december 2014 geactualiseerd. De prognose geeft aan wat in kwantitatieve zin de behoefte is aan woningen in de gemeente Oisterwijk. De laatste prognose laat voor Oisterwijk een behoefte zien van 910 woningen in de periode 2014 t/m 2023. De ontwikkeling van Landgoed Rozephoeve valt binnen deze periode. Het thans aanwezige percentage 'harde plancapaciteit' rechtvaardigt dat de gemeente het bestemmingsplan 'Landgoed Rozephoeve, deelgebied Oisterwijk' vaststelt om - zij het voor een klein deel - te kunnen voorzien de woningbehoefte die volgt uit de prognose en de afspraken.
Regionaal Kwalitatief Behoefteonderzoek 2014
De regio Midden-Brabant heeft in 2014 grootschalig onderzoek gedaan naar de woningbehoeften in de regio, Uit dit onderzoek komt duidelijk naar voren dat de kern Oisterwijk binnen de regio kan rekenen op grote waardering als aantrekkelijkste woonplaats, waarmee – gelet op de grote verhuisgeneigdheid in de regio – de kern Oisterwijk met haar onderscheidende woonmilieus voorziet in een regionale woningbehoefte. Ontwikkeling van Landgoed Rozephoeve draagt bij aan deze onderscheidende woonmilieus.
Trede 2 van de ladder voor duurzame verstelijking voor Landgoed Rozephoeve
Gezien de specifieke kenmerken van een landgoed, het onderscheidende woonmilieu wat hiermee wordt nagestreefd en de ligging van Landgoed Rozephoeve is het niet mogelijk de landgoedwoningen binnen bestaand stedelijk gebied te realiseren.
Trede 3 van de ladder voor duurzame verstelijking voor Landgoed Rozephoeve
De ontwikkeling van Landgoed Rozephoeve betreft een beperkt aantal landgoedwoningen welke door middel van een inrit of ontsluitingsweg op de bestaande wegenstructuur zullen worden ontsloten. De nieuwe woningen en appartementen zullen gezamenlijk slechts enkele tientallen extra verkeersbewegingen per etmaal genereren. Daarbij is het centrum van Oisterwijk en Oirschot ook per fiets goed bereikbaar.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Structuurvisie 2010 - partiële herziening 2014
Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant (SVRO) in werking getreden. Provinciale Staten hebben deze op 1 oktober 2010 vastgesteld.
Door de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening zijn de bestuurlijke verhoudingen flink veranderd. Naast nieuwe ruimtelijke vraagstukken is ook een andere sturing en rolopvatting van de provincie nodig. De sturing en rolopvatting van de provincie zijn in de SVRO per beleidsonderdeel uitgewerkt. De provincie onderscheidt vier manieren van sturen om haar doelen te bereiken. Dat zijn regionaal samenwerken, ontwikkelen, beschermen en stimuleren. Met haar sturingsfilosofie wil de provincie een balans vinden tussen toelatingsplanologie en ontwikkelingsplanologie. Beide vormen van sturen kunnen niet zonder elkaar en horen bij de provinciale rol.
De SVRO van de provincie Noord-Brabant schetst de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De visie ondersteunt daarnaast het beleid op andere provinciale beleidsterreinen. In de Structuurvisie staat welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. In de Verordening Ruimte (zie verder) worden die provinciale belangen vervolgens veiliggesteld.
De structuurvisie is opgebouwd uit twee delen en een uitwerking. In het eerste deel,Deel A, wordt de kern van de visie van de provincie op de ruimtelijke ontwikkeling van Noord-Brabant omschreven. Deel B van de structuurvisie 'Ruimtelijke structuren' beschrijft de wijze waarop de provincie de visie uit werkt in vier robuuste ruimtelijke structuren: Groenblauwe structuur, Landelijk gebied, Stedelijke structuur en Infrastructuur. In de structuren staat hoe de provincie aankijkt tegen de ontwikkeling van functies. Al deze hoofdstukken bevatten een Uitvoeringsparagraaf. Hierin staat welke instrumenten de provincie in zet om de doelen uit de structuurvisie te realiseren. Dit is een dynamisch onderdeel van de structuurvisie. Het kan periodiek worden herzien.
Een specifiek onderdeel van de structuurvisie zijn de Gebiedspaspoorten. Dit is een uitwerking van de structuurvisie die als een apart document is vastgesteld. De gebiedspaspoorten bevatten de landschapskenmerken die bepalend zijn voor de kwaliteit van een gebied of een landschapstype en hoe ruimtelijke ontwikkelingen kunnen bijdragen aan het behoud en versterking daarvan.
Visie
Het plangebied ten noorden van de Spoordonkseweg is aanduid als groenblauwe structuur. De provincie onderscheidt in de groenblauwe structuur drie perspectieven, één daarvan is de groenblauwe mantel. De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit gemengd landelijk gebied met belangrijke nevenfuncties voor natuur en water. Het zijn gebieden grenzend aan het kerngebied natuur en water, die bijdragen aan de bescherming van de waarden in het kerngebied. Het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, water (-beheer) en landschap is in de groenblauwe mantel een belangrijke opgave. Vormen van grondgebonden agrarisch grondgebruik zijn van blijvend belang voor de ontwikkeling van groene en blauwe waarden. Binnen het gebied liggen kansen voor recreatie en toerisme. Ook een aantal groene gebieden door én nabij het stedelijk kralensnoer zijn onderdeel van de groenblauwe mantel.
Het plangebied ten zuiden van de Spoordonkseweg, daar waar de biomassa installatie gerealiseerd wordt, is aangeduid als gemengd landelijk gebied. Een van de speerpunten in de Srvo is het geven van ruimte voor duurzame energie. In de visie staat dit als volgt verwoord: De opgave is om rekening houdend met de draagkracht van het Brabantse landschap nieuwe duurzame energiebronnen te ontwikkelen.
Beleid
Binnen de groenblauwe mantel is de agrarische sector een grote en belangrijke grondgebruiker. Het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, water (-beheer) en landschap is een belangrijke opgave. Waar mogelijk zet de provincie in op herstel van de kwelstromen.
Nieuwe ontwikkelingen binnen de groenblauwe mantel zijn mogelijk, als deze bestaande natuur-, bodem- en waterfuncties respecteren of bijdragen aan een kwaliteitsverbetering van deze functies of het (cultuurhistorisch waardevolle) landschap. De versterking van de binnen de groenblauwe mantel aanwezige leefgebieden voor plant- en diersoorten vraagt daarbij specifieke aandacht. Het beleid is er op gericht dat de belevingswaarde en de recreatieve waarde van het landschap toeneemt. Ontwikkelingen passen qua aard en schaal bij het ontwikkelingsperspectief voor de groenblauwe mantel en houden rekening met omliggende waarden. Dit wordt betrokken bij de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit. Een (verdere) ontwikkeling van kapitaalintensieve functies, zoals stedelijke ontwikkelingen, (bezoekers)intensieve recreatie en concentratiegebieden voor intensieve landbouwfuncties zijn strijdig met de doelen die in de groenblauwe mantel worden nagestreefd. De ontwikkelingsmogelijkheden voor deze intensievere functies zijn dan ook beperkt.
In de groenblauwe mantel biedt de provincie ruimte aan de groeiende vraag naar 'diensten' die het landelijke gebied aan de samenleving kan bieden. Agrarisch natuurbeheer, groene- en blauwe diensten, vormen van agrarische verbreding die zijn gericht op de beleving van rust en ruimte, energiewinning met een directe koppeling aan de agrarische bedrijfsvoering, zonne-energie en de ontwikkeling van met name grondgebonden melkveehouderijen zijn als economische drager in dit gebied gewenst. Een verdere intensivering van in de groenblauwe mantel voorkomende agrarische bedrijvigheid is niet wenselijk.
Binnen het gemengd landelijk gebied is multifunctioneel gebruik uitgangspunt. Het gemengd landelijk gebied is een veelzijdige gebruiksruimte. Ontwikkelingen, zoals wonen, werken, (historische) landgoederen, recreatie en toerisme, passen qua aard, schaal en functie bij de omgeving en houden rekening met de omgevingskwaliteiten. In de gebieden rondom de groenblauwe structuur is de ontwikkeling van functies meer afgestemd op het ondernemen in een groene omgeving en de versterking van natuur- en landschapswaarden. De ontwikkeling van functies is in beginsel alleen mogelijk op vrijkomende locaties. Ontwikkelingen in het landelijk gebied leveren een bijdrage aan de versterking en beleving van het landschap, bijvoorbeeld door investeringen in de fijnmazige groenblauwe dooradering van het platteland, in het cultuurhistorisch erfgoed en in de versterking van de recreatieve structuur.
Nationaal landschap Het Groene Woud
Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan is eveneens gelegen in het nationaal landschap Het Groene Woud. De provincie ziet in dit landschap een belangrijke rol voor de landbouw, recreatie en toerisme in de gebiedsgerichte en integrale aanpak in het buitengebied. In het bijzonder geldt dat in de aanpak en uitvoering van het beleid voor de nationale en provinciale landschappen. Voor deze gebieden geldt dat de landbouw, met name verbrede landbouw, recreatie en toerisme belangrijke economische motoren zijn. Het accent ligt daarom minder op de primaire agrarische productie maar meer op groen ondernemerschap.
In gebieden waar de ontwikkeling van de landbouw samen met ontwikkeling van natuur, landschap, recreatie, wonen, werken en zorg van belang is voor de plattelandseconomie, biedt de provincie ruimte voor menging van deze functies. De provincie wil dat de verschillende functies zich daar in evenwicht met elkaar ontwikkelen. Naast bescherming van gebieden met hoogwaardige ecologische en landschappelijke waarden is het beleid daarom tevens gericht op het realiseren van kwaliteitsdoelstellingen door middel van een stimulerende, gebiedsgerichte aanpak.
Partiële herziening 2014
Belangrijke beleidswijzigingen hebben betrekking op de realisatie van natuur en de transitie naar zorgvuldige veehouderij in Brabant. De structuurvisie is opgebouwd uit 2 delen (A en B) en een uitwerking.
Realisatie van natuur
Ondanks bezuinigingen bij het Rijk wil Brabant het natuurnetwerk, de Ecologische Hoofdstructuur en de verbindingen, afmaken. Hiervoor komt meer tijd beschikbaar, namelijk tot 2027. Daarbij wordt meer overgelaten aan de natuur zelf zodat minder intensieve en dure beheersmaatregelen nodig zijn.
Groen Ontwikkelfonds: Voor het afmaken van het Natuurnetwerk wordt een Groen Ontwikkelfonds ingericht. Dit fonds zorgt ervoor dat goede initiatieven tot stand komen en publieke en private geldstromen samenkomen.
Nota Brabant Uitnodigend Groen (BrUG): Het beleid is verwoord in de nota 'Brabant: Uitnodigend Groen'. Deze geeft de kaders voor het provinciale natuur- en landschapsbeleid 2012-2022. Op basis van de nota worden concrete activiteiten uitgewerkt, die de provincie samen met externe partijen uitvoert.
Transitie naar zorgvuldige veehouderij
Dit is uitgewerkt in de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij (BZV).
3.2.2 Verordening ruimte 2014
Met de vaststelling van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is door de nationale overheid het onderscheid gemaakt tussen visie en beleid en de doorwerking daarvan naar anderen. De Verordening ruimte is een van de instrumenten om de doelen uit de Structuurvisie te realiseren.
In maart 2014 is de Verordening ruimte 2014 voor het eerst vastgesteld. Halverwege 2015 is bezien of de regels aanpassing behoeven. Dit heeft op enkele onderdelen geleid tot aanpassing van de regels. In juli 2015 is de gehele Verordening opnieuw vastgesteld. De Verordening ruimte richt zich tot gemeenten doordat de verordening regels bevat die een gemeente moet betrekken bij hun besluitvorming over ruimtelijke ontwikkelingen. Door middel van aanduidingen en structuren op kaart worden de regels per gebied vastgesteld en inzichtelijk gemaakt.
Voor het onderhavig plangebied zijn de volgende aanduidingen van toepassing:
Attentiegebied ecologische hoofdstructuur
Stromingen in het grondwatersysteem kunnen veranderen door verandering van bodemopbouw of het doorboren van lagen (bij grondverzet of diepploegen). Voor activiteiten die een negatief effect op de (grond)waterstand in een natte natuurparel kunnen hebben, is een vergunning nodig. In het derde lid van dit artikel is opgenomen dat het waterschap betrokken wordt bij de beoordeling van de aanvraag om een omgevingsvergunning. Ook bij een verzoek tot grenswijziging van een Attentiegebied ecologische hoofdstructuur moet het betreffende waterschapsbestuur worden gehoord (artikel 12.2 lid 1 onder b).
Beperkingen veehouderij
De regels in gebieden Beperkingen veehouderij gelden voor alle veehouderijen. Doel van de aanduiding is om een verdere intensivering vanwege ontwikkelingen in de veehouderij in de aangeduide gebieden tegen te gaan. Vestiging of uitbreiding ten behoeve van veehouderij is hier dus niet mogelijk. Binnen het gebied wordt een uitzondering gemaakt voor grondgebonden veehouderijen; de voorwaarden die hieraan worden gesteld zijn voor alle veehouderijen gelijk.
Cultuurhistorisch vlak
De cultuurhistorische vlakken binnen de provincie verdienen specifieke aandacht vanwege de onvervangbaarheid ervan. De provincie wil de onvervangbare waarden beschermen in de Verordening. Het gaat om de cultuurhistorische vlakken in de cultuurhistorische landschappen zoals aangegeven op de Cultuurhistorische Waardenkaart. Plannen of projecten die de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied aantasten zijn niet toegestaan. Het bestemmingsplan moet voorzien in een beschermende regeling, zoals een vergunningenstelsel of verbodsbepalingen.
Naast de aanduidingen zijn er door de provincie ook structuren opgesteld om het mooie, vitale landelijke gebied van Brabant te behouden. Op het onderhavig plangebied ligt de volgende structuur:
Groenblauwe mantel
De Groenblauwe mantel is het gebied dat de Ecologische hoofdstructuur verbindt met het landelijk of stedelijk gebied. De mantel beschermt het gebied en zorgt voor een verbinding met het omliggende gebied. Het bestaat voornamelijk uit multifunctioneel landelijk gebied met grondgebonden landbouw. Het beleid richt zich op het behouden en ontwikkelen van natuur, watersystemen en landschap, maar biedt ook ruimte voor ontwikkeling van ed gebruiksfunctie, mits deze bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap. De gemeente beoordeelt welke waarden in een gebied aanwezig zijn en of de beoogde ontwikkeling bijdraagt aan de kwaliteit hiervan. Onder voorwaarden is in deze gebieden een beperkte stedelijke ontwikkeling mogelijk.
Regels verordening
Op basis van aanduidingen worden in de verordeningen regels gesteld waar een bestemmingsplan aan moet voldoen. Daarnaast worden er algemene regels gesteld waaraan een bestemmingsplan moet voldoen.
Artikel 2
Wanneer een nieuwe ontwikkeling wordt gerealiseerd dan dient gebruik te worden gemaakt van een bestaand bestemmingsvlak of bouwblok. Een uitzondering hierop vormt artikel 6, lid 9. Hierin worden de regels gesteld waaraan het realiseren van een nieuw landgoed moet voldoen.
Artikel 6
Wanneer een bestemmingsplan is gelegen in de groenblauwe mantel kan deze voorzien in de vestiging van een nieuw landgoed met een omvang van ten minste 10 hectare. Het artikel stelt (onder lid 9) eveneens een aantal eisen welke in het bestemmingsplan dienen te worden verantwoord.
Conclusie t.a.v. de beoogde landgoedontwikkeling
Het onderhavig plan voorziet in een versterking en verbeteren van het landelijk gebied. De realisatie van het landgoed en de uitbreiding van de bouwvlakken dient primair als economische drager voor de ontwikkeling van de natuur. Deze ontwikkeling past binnen de regels van de Verordening ruimte 2014 (zie bijlage 4).
Het beleid en de maatregelen ten aanzien van de cultuurhistorie worden nader beschreven in paragraaf 5.7.
3.2.3 Provinciaal milieu- en waterplan 2016-2021
Het Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016-2021 (PMWP) zet de nieuwe koers uit voor de provinciale inzet met betrekking tot water, bodem, lucht en de overige milieuaspecten. Het PMWP gaat voor:
- voldoende water voor mens, plant en dier;
- schone en gezonde leefomgeving (bodem, water en lucht);
- bescherming van Brabant tegen overstromingen en externe risico's;
- verduurzaming van onze grondstoffen-, energie- en voedselvoorziening.
In de Provinciale milieuverordening Noord-Brabant 2010 (PMV) zijn milieuregels opgenomen die het drinkwater moeten beschermen. Het grondwater rond de Brabantse drinkwaterwinningen wordt beschermd met de grondwaterbeschermingsgebieden. Direct oostelijk van het plangebied ligt het waterwingebied Oirschot. In dit gebied zijn de pompputten voor de drinkwaterwinning gesitueerd. Binnen het waterwingebied zijn slechts weinig activiteiten toegestaan, om verontreiniging van het drinkwater uit te sluiten. Een deel van het plangebied is gelegen in de boringsvrije zone van de waterwinning. Binnen een boringsvrije zone is het verboden om boorputten in te richten of te gebruiken. Ook systemen om bodemenergie te benutten zijn in een boringsvrije zone niet toegestaan. Verder zijn grond- en funderingswerkzaamheden dieper dan 3 meter onder maaiveld verboden. Wanneer kan worden aangetoond dat de werkzaamheden geen negatieve effecten op de drinkwaterwinning zullen hebben, kan hiervoor een ontheffing worden aangevraagd.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Omgevingsvisie Oisterwijk
Op 22 december 2016 heeft de gemeenteraad van Oisterwijk een omgevingsvisie vastgesteld voor het gehele grondgebied. De omgevingsvisie is een integrale visie waarin strategische hoofdkeuzen van beleid voor de fysieke leefomgeving voor de lange termijn staan. Een plan, dat past binnen de kaders van de visie kan, bij een positieve afweging van het bestuur, mogelijk worden gemaakt met het opstellen van een nieuw bestemmingsplan voor de desbetreffende ontwikkeling.
Doel
Met de nieuwe omgevingsvisie wil de gemeente een beleidskader opstellen, dat de inwoners, ondernemers én bestuurders inspireert. In het document worden de kaders omschreven, waarbinnen initiatiefnemers worden uitgenodigd om hun plannen op te stellen. De visie is opgesteld volgens de gedachtegang van de uitnodigingsplanologie. De gemeente bepaalt niet meer wat ergens moet komen, maar geeft enkel aan binnen welke kaders projecten de meeste slagingskansen hebben. Het is vervolgens aan de burger en/of ondernemer om hiermee aan de slag te gaan. De visie dient als:
- Inspiratie voor ondernemers, bestuurders en inwoners.
- Richtinggevend kader voor het toekomstig gemeentelijk ruimtelijk ordeningsbeleid.
- Toetsingskader voor individuele verzoeken en initiatieven die niet passen binnen de bestemmingsplannen.
- Input voor overleg met de Provincie en de regio over de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente.
- Basis voor kostenverhaal (grondexploitatie-instrument).
Naast het ruimtelijke beleid heeft ook het verkeers-, milieu-, natuur- en waterbeleid een plek gekregen in deze visie. Daarnaast is gezocht naar raakvlakken met het sociale beleid (o.a. gezondheid, zorg en sport) bij de inrichting en ontwikkeling van de ruimte in de gemeente Oisterwijk. Hieronder een samenvatting van de thema's en aspecten welke relevant zijn voor de ontwikkeling van Landgoed Rozephoeve.
Wonen
Oisterwijk kent een hoog gewaardeerd woonklimaat. Dit goede woonklimaat heeft tot gevolg dat de woningprijzen in Oisterwijk relatief hoog zijn. Er is een behoefte in Oisterwijk naar verschillende type woningen. Een grote (maatschappelijke) opgave die op de gemeente afkomt zijn de veranderingen in de zorgvraag in combinatie met de vergrijzing.
Recreatie en Toerisme
Vrijetijdseconomie (recreatie, toerisme en horeca) is een belangrijke sector in de gemeente Oisterwijk. Gemeente Oisterwijk wil zich onderscheiden als Parel in ’t Groen, met gastvrijheid en innovatie voorop. Dit vertaalt zich door in een focus op kwaliteit boven kwantiteit. De positieve link tussen natuur en (mentale en fysieke) gezondheid wordt steeds vaker aangetoond. Oisterwijk heeft de perfecte omstandigheden om dit aan bezoekers aan te bieden. Op dit thema zien we dus meer kansen voor ondernemers. Onderhavig bestemmingsplan biedt mogelijkheden in het kader van de verbinding tussen natuur en gezondheid.
Natuur en Landschap
Uit de inventarisatie voor de Omgevingsvisie is duidelijk geworden dat de bewoners het groen en de natuur in Oisterwijk erg waarderen. Dit past ook bij Oisterwijk als “Parel in ’t Groen”. Onder de noemer natuur vallen verschillende aspecten, zoals de bossen, waarin kan worden gewandeld en gefietst en waar men de rust opzoekt. Voor het Buitengebied bepaalt het type landschap van een gebied in grote mate hoe de natuur ervaren wordt. Op de Landschappelijk Waardenkaart (zie uitsnede hieronder) zijn de verschillende landschappen van Oisterwijk terug te vinden.
Figuur 5: Uitsnede Landschappelijke waardenkaart Omgevingsvisie Oisterwijk
3.3.2 Gebiedsplan Rozephoeve / Ontwikkelingsvisie beekherstel Rosep
Ingeklemd tussen het natuurgebied Kampina en het grootschalige agrarische landschap aan de zuidzijde ligt Landgoed Rozephoeve, een particulier landgoed ter grootte van ongeveer 530 ha. Het landgoed maakt deel uit van het stroomgebied Beerze-Reusel. De beek Rosep, waarvan de loop sinds 1850 nagenoeg hetzelfde is, stroomt over het landgoed en bepaalt voor een belangrijk deel het beeld, ondermeer door de van oudsher beekbegeleidende bossen. De beek is belangrijk voor het aangrenzende natuurgebied Kampina. Het landgoed is vanwege actuele én potentiële natuur- en ecohydrologische kwaliteiten van grote waarde. Omdat deze momenteel onvoldoende tot ontwikkeling komen is door de eigenaar het initiatief genomen om in samenspraak met onder andere de provincie, gemeente Oisterwijk, Natuurmonumenten en het waterschap, het Gebiedsplan Rozephoeve te maken.
In 2005 werd eveneens een ontwikkelingsvisie voor het beekdal van de Rosep opgesteld in opdracht van het Waterschap De Dommel. De visie, met name gericht op het grondgebied van het landgoed Rozephoeve en het nabijgelegen ´t Lot, gaat vooral in op de goede mogelijkheden voor beekherstel, waterconservering en waterberging in combinatie met natuurontwikkeling.
Zowel het Gebiedsplan Rozephoeve als de ontwikkelingsvisie van de Rosep vormen de basis voor een integrale gebiedsontwikkeling.
De gezamenlijke uitgangspunten en te realiseren doelstellingen zijn als volgt vertaald:
- benutten van ecologische en hydrologische potenties van het landgoed en omgeving, waaronder herstel van het beekdal van de Rosep, ten gunste van de Kampina;
- ontwikkelen en behouden van duurzame en substantiële economische dragers om het landgoed en het daarbij behorende landschap in stand te houden; landbouw is hier nadrukkelijk een onderdeel van evenals recreatie en toerisme (geen pretpark, wel verblijf en dagrecreatie);
- verhogen van de ruimtelijke kwaliteit en versterken van de landschappelijke eenheid onder andere door planontwikkeling MOB-complex Spoordonk en verplaatsing en / of omzetting intensieve veehouderijbedrijven.
Het college heeft besloten om de gebiedsontwikkeling met betrekking tot landgoed De Rosephoeve uit te werken in een concreet uitvoeringsprogramma.
3.3.3 Groen blauw stimuleringskader
In overwegend agrarische gebieden vormen de aanwezige landschapselementen (houtwallen, poelen of laanbomen) belangrijke dragers van de ruimtelijke, recreatieve en ecologische kwaliteiten. Hoewel de waarde van dergelijke elementen groot is, zijn in de afgelopen decennia steeds meer van deze karakteristieke elementen uit het landschap verdwenen. De reden hiervan is dat de landbouwkundige functie van deze elementen is komen te vervallen en vanuit efficiency overwegingen veel van deze elementen zijn verdwenen of in kwaliteit achteruit gegaan.
Er wordt steeds meer waarde gehecht aan een kenmerkend landschap met natuurwaarden en recreatieve mogelijkheden. Het platteland kan profiteren van de aanwezigheid van recreanten en toeristen, welke de doelgroep kunnen vormen voor initiatieven ten aanzien van verbrede landbouw. Daarnaast kan landschapsontwikkeling en -onderhoud zelf een vorm zijn van verbrede landbouw waarbij agrariërs worden betaald voor het aanleggen van landschapselementen en het onderhoud ervan.
Ook de ecologische waarde van het buitengebied wordt deels bepaald door de aanwezigheid van landschapselementen. Veelal vormen deze elementen (een deel van) het leefgebied voor kenmerkende soorten die bij dit landschap horen. Agrarische gebieden met landschapselementen kennen een aanmerkelijk grotere biodiversiteit dan die zonder.
De gemeente Oisterwijk wil, samen met vier buurgemeenten, de landschaps- en natuurwaarden in het buitengebied versterken. Hiervoor is het belangrijk om te stimuleren dat ook particuliere grondeigenaren maatregelen nemen, zoals bijvoorbeeld het realiseren en beheren van poelen, houtwallen en randen. Om die reden willen de vijf gemeenten gezamenlijk met het Waterschap De Dommel gebruik maken van de provinciale regeling voor het subsidiëren van landschapselementen in het buitengebied. Het Stimuleringskader Groen en Blauwe diensten is een "standaard" regeling die voor geheel Noord-Brabant geldt en waarmee cofinanciering door de provincie verkregen kan worden voor de aanleg en het onderhoud van landschapselementen.
De regeling voldoet aan de eisen die vanuit de landbouw aan een dergelijke regeling worden gesteld. Het biedt agrariërs de mogelijkheid om hun bijdrage aan het landschap te leveren zonder dat zij daar financieel nadeel van ondervinden. Zo wordt naast de aanleg ook het beheer en de gederfde opbrengsten of grondwaardedaling vergoed. Het leidend principe bij deze groene en blauwe diensten zal zijn dat "nieuw groen", "vrij groen" is. Hier moet echter wel een nuance aan worden gebracht:, wanneer zeldzame soorten zich in nieuw groen vestigen komt er nieuwe juridische bescherming om de hoek kijken.
3.3.4 Programma Plattelandsvernieuwing (Oirschot)
Oirschot koestert het platteland. Het is een uniek gebied om te wonen, werken en ontspannen. De afwisseling van boerderijen, beken en natuurgebieden zorgt voor een aantrekkelijk landschap. Met het programma Plattelandsvernieuwing investeert de gemeente in de toekomst en wordt gewerkt aan de ontwikkeling van natuur, landschap, water, leefbaarheid, landbouw, cultuur en recreatie.
Kwaliteit in Natuur en Landschap
De gemeente Oirschot telt prachtige en waardevolle natuurgebieden. Om de veelzijdigheid in de natuur te behouden, worden landschappelijke waarden versterkt en de cultuurhistorie zichtbaar gemaakt.
Eén van de thema’s uit het programma Plattelandsvernieuwing is “Kwaliteit in Landschap en Natuur”. In het projectplan is de volgende doelstelling opgenomen: “Een afwisselend open tot gesloten landschap, met een robuust groen raamwerk, waarbinnen De Beerze en de verschillende EVZ’s zijn ingericht en dieren zich dus vrij kunnen verplaatsen. Daarnaast herbergt het landschap een grotere diversiteit, behouden en versterken we de landschappelijke waarden en structuren en maken we belangrijke cultuurhistorische elementen zichtbaar in het landschap”.
Conclusie t.a.v. de beoogde landgoedontwikkeling
De landgoedontwikkeling maakt 15,87 ha nieuwe natuur mogelijk. Daarnaast vindt landschapsversterking plaats. Bij de landschapsversterking wordt ingezet op het versterken van de landschappelijke structuur. Dit gebeurt onder andere door het verbeteren van bestaande laanbeplanting en het toevoegen van nieuwe lanen. De landschappelijke structuur wordt verder versterkt door het toevoegen van een aantal poorten bij de toegangen tot het landgoed en de creatie van een hoofdmoment voor het landgoed. Dit is een centraal gelegen hoofdgebouw dat dient als oriëntatie- en vertrekpunt en het nieuwe 'hart' gaat vormen van het landgoed.
In het totaalplan worden ook waterdoelen meegenomen. Zo is het de bedoeling dat er een verbetering optreedt in het waterhuishoudingssysteem waarmee landbouw en natuurdoelen (onder andere in relatie met het natuurgebied Kampina en het dal van de Beerze) zijn gediend.
Vanuit de kern van het nieuwe landgoed wordt richting Spoordonk een nieuwe recreatieve route gecreëerd in het verlengde van de Broekstraat. Dit is één van de verbeteringen op het gebied van recreatie en toerisme. Ook worden de landschappelijke beleving en de padenstructuur verder versterkt.
De landgoedontwikkeling draagt daarmee bij aan het halen van verschillende doelen uit het programma Plattelandsvernieuwing en in het bijzonder de doelstelling rond “Kwaliteit in Landschap en Natuur”.
3.3.5 Intergrale visie Toerisme - Recreatie
De gemeente Oirschot beschikt over een gevarieerd toeristisch recreatief product, door haar cultuurhistorische kernen, natuurgebieden en landgoederen en een redelijk divers dag- en verblijfsrecreatief aanbod. Verder vervult de gemeente in toenemende mate een recreatieve functie voor de steden Eindhoven en Tilburg. De Integrale visie toerisme – recreatie uit 2006 beschrijft de ontwikkeling van Oirschot als toeristische bestemming.
De gemeente Oirschot wil geen ongebreidelde toename van recreatieve voorzieningen en recreanten, maar een geleidelijke en geleide toename van het toerisme. Toerisme moet aansluiten bij de kernwaarden van Oirschot. De kernwaarden van Oirschot zijn: Bourgondisch, Monumentaal, Landelijk en Cultureel. Ondernemers moeten aan de andere kant voldoende ruimte krijgen om in te kunnen spelen op de behoefte en om economisch rendabel te kunnen zijn.
Het plangebied valt in deze integrale visie in de zone "overig landelijk gebied", waarvoor in het bestemmingsplan buitengebied geen specifieke regels zijn opgenomen. In de zone "overig landelijk gebied" is het toerisme gericht op het beleven van het platteland en de landbouw en voornamelijk een nevengeschikte economische activiteit. Voorwaarde voor nieuwe voorzieningen is dat zij een bijdrage leveren aan de diversiteit en kwaliteit van het toeristisch recreatief aanbod. Het platteland wordt beleefd door middel van huisverkoop van agrarische producten (boerderij of Streekwinkel), boerderijterrassen en routegebonden vormen van recreatie, wandelen over boerenland, fietsen en dergelijke.
Conclusie t.a.v. de beoogde landgoedontwikkeling
De landgoedontwikkeling levert een bijdrage aan het toeristisch recreatief product in de vorm van recreatieve paden en aan de cultuurhistorische belevingswaarde doordat het landgoed Rozephoeve als geheel beter op kaart wordt gezet.
De Kleine Oiserwijkse Heide en het voormalige MOB-complex zijn matig ontsloten vanuit de gemeente Oirschot. Onderdeel van de gebiedsvisie is om 2 poortwoningen te bouwen in het verlengde van de Broekstraat. Deze woningen moeten de toegang accentueren van de Kleine Oisterwijkse Heide, zodat het huidige en nieuw te ontwikkelen natuurgebied goed toegankelijk wordt vanuit Oirschot.
3.3.6 StructuurvisiePlus Oisterwijk
De StructuurvisiePlus bevat een integrale visie op de ruimtelijke ontwikkeling van het gehele gemeentelijk grondgebied. De kernambitie "Groene parel tussen de steden" illustreert de centrale plaats die het buitengebied daarin inneemt. De StructuurvisiePlus is dan ook een belangrijke gemeentelijke onderlegger voor het bestemmingsplan. Voor het bestemmingsplan buitengebied zijn de elementen van deelgebied 6 uit de visie van belang.
Deelgebied 6: Middengebied Moergestel
Het gebied is voor een groot deel onderdeel van het landbouwontwikkelingsgebied Stille Wille. Daarnaast komen verwevings- en extensiveringsgebieden voor. Ten zuiden van de A58 is geen sprake van bijzondere landschappelijke waarden. Buiten het LOG Stille Wille is ruimte voor grondgebonden agrarische bedrijven (extensivering van de graasdierensector) en extensieve vormen van verbrede landbouw; nieuwe economische dragers op het gebied van recreatie, aan het buitengebied verbonden bedrijvigheid of ambachtelijke bedrijven zijn beperkt mogelijk in aansluiting op bestaande bebouwingsclusters.
De ontwikkeling van landgoed Rozephoeve is in de StructuurvisiePlus niet specifiek benoemd.
Figuur 6: Duurzaam streefbeeld uit de StructuurvisiePlus Oisterwijk (bron: StructuurvisiePlus)
3.3.7 StructuurvisiePlus Oirschot
De Structuurvisie- Plus is door de gemeenteraad vastgesteld op 28 september 2004. In de StructuurvisiePlus wordt de programmatische behoefte ingepast in de aanwezige en na te streven ruimtelijke kwaliteiten, de Duurzame Ruimtelijke Structuur. In het landelijk gebied van Oirschot komen natuur- en landschapswaarden, agrarisch gebruik en recreatief medegebruik gemengd voor en liggen grote kansen voor duurzaam waterbeheer. De agrarische functie heeft een belangrijke economische rol in het landelijk gebied van Oirschot. De gemeente acht het verantwoord en in het belang van enerzijds werkgelegenheid en anderzijds beheer van het landschap prioriteit toe te kennen aan duurzame agrarische activiteiten in een landschappelijke omgeving.
Naast de aanwezigheid van grote bos- en natuurgebieden is met name het agrarisch gebruik beeldbepalend voor het landelijk gebied. Doel is deze waarden te versterken door bijvoorbeeld landschaps- en natuurbeheer, door verbreding van de bedrijfsvoering en andere nevenfuncties op de agrarische bedrijven.
Partiële herziening StructuurvisiePlus (2011/2012)
Op 12 juli 2011 heeft het college besloten tot een sobere en doelmatige actualisering van de StructuurvisiePlus. In de structuurvisie legt de gemeente vast welke ruimtelijke ontwikkelingen zij nastreeft. Ook kan een structuurvisie de basis vormen om fondsen op te richten en kosten te verhalen op initiatiefnemers. Deze kunnen dan weer ingezet worden voor bijvoorbeeld bovenwijkse voorzieningen, landschappelijke investeringen of parkeeroplossingen.
Op 29 mei 2012 heeft de raad een uitvoeringsparagraaf vastgesteld. Hierin staan ruimtelijke ontwikkelingen als woningbouwprojecten, bedrijventerreinen, plattelandsvernieuwing en landschappelijke kwaliteitsverbetering benoemd. Het betreft projecten waarvan met enige zekerheid vaststaat dat de planvorming of realisatie voor 2015 start. Deze projecten vormen daarnaast in bepaalde gevallen een financieringsbron voor de realisatie van maatschappelijk relevante, ruimtelijke ontwikkelingen. Deze ontwikkelingen (zoals verkeerskundige maatregelen) zijn eveneens benoemd. De paragraaf bevat een koppeling tussen beide soorten ruimtelijke ontwikkelingen en geeft de basis voor het kostenverhaal.
Ontwikkeling van de poortwoningen van landgoed Rozephoeve is in de StructuurvisiePlus niet specifiek benoemd.
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Algemeen
Landgoed Rozephoeve, gebiedsontwikkeling de Logt bestaat uit de volgende te realiseren onderdelen:
- a. Ontwikkeling van een landgoed van ruim 500 ha;
- b. 15,87 hectare nieuwe natuur op gronden van landgoed Rozephoeve, waarvan 11,61 hectare beekherstel (tweede fase) en 4,26 hectare bij het voormalig MOB-complex (zie paragraaf 4.2.1);
- c. Landschapsversterking binnen de gehele gebiedsontwikkeling, het landgoed wordt weer als landgoed beleefbaar en landschappelijke waarden en ook cultuurhistorische en recreatieve waarden worden versterkt (o.a. lanen en reliëf, paden, hoofdmoment van allure en poortwoningen en poorten);
- d. 4 nieuwe bouwkavels voor landgoedwoningen, waarvan één hoofdmoment en 3 poortwoningen (zie paragraaf 4.3);
- e. beheer en herstel van 18,65 hectare natuur op het voormalig militair complex.
In de hiernavolgende paragrafen is van deze uitgangspunten en de samenhang daartussen een nadere beschrijving opgenomen. Een uitgebreide omschrijving is te vinden in het inrichtingsplan (zie bijlage 1). De inrichtingstekening is opgenomen in onderstaande figuur.
Figuur 7: Inrichtingstekening Landgoed Rozephoeve, gebiedsontwikkeling de Logt
In het Inrichtingsplan zijn maatregelen benoemd waarmee het landgoed als landschapsecologische eenheid en als recreatieve eenheid beter zichtbaar wordt. De samenhang tussen de verschillende gronden van het landgoed wordt op de verbeelding gemarkeerd door middel van een aanduiding landgoed.
Door het toevoegen en enkele essentiële schakels in het huidige padennetwerk en de aanleg van poorten bij de toegangen tot het landgoed ontstaat een landgoed wat zich onderscheidt van zijn omgeving, maar wat ook een knooppunt in zijn omgeving is. Met een hoofdgebouw van allure en bijpassende poortwoningen krijgt het landgoed, dat van oudsher een ontginningslandgoed is met bijbehorende agrarische bedrijven, een nieuw en eigentijds 'hart'.
De 11,67 ha beekherstel vindt plaats op gronden die langs de Rosep gelegen zijn (zie onderstaande figuur).Op deze gronden ligt nu nog een agrarische bestemming, maar deze worden als gevolg van dit plan omgezet naar een natuurbestemming.
Figuur 8: Gronden langs de Rosep waar de Agrarische bestemming wordt omgezet naar een bestemming Natuur
Hetzelfde gebeurt met 4,26 ha gronden rondom het voormalige MOB-complex, het betreft drie percelen ten westen en ten oosten van het nieuwe woongebied en een perceel direct ten zuid-oosten van het MOB-complex.Op het tussengelegen MOB-complex draagt Landgoed Rozephoeve zorg voor beheer en herstel van 18,65 hectare natuur, het betreft met name het natuurtype Vochtige heide.
Figuur 9: Gronden rondom het voormalige MOB-complex welke van een Agrarische bestemming wijzigen naar een bestemming Natuur en de bestemming Woongebied
Het hoofdmoment is voorzien in de bestemming 'Woongebied - 1' direct ten noorden van het voormalige MOB-complex en in het 'hart' van het landgoed. Direct ten oosten hiervan is één poortwoning voorzien binnen de bestemming 'Woongebied - 2'. (Zie onderstaande figuur 9.) De andere twee poortwoningen liggen bij de toegang van het landgoed aan Oirschotse zijde in het verlengde van de Broekstraat (zie onderstaande figuur 10).
Figuur 10: Bestemming Wonen voor poortwoningen op grondgebied Oirschot
In het Inrichtingsplan Rozephoeve, gebiedsontwikkeling de Logt (zie bijlage 1) zijn in de hoofdstukken 'Beeldkwaliteit', 'Stedenbouwkundige enveloppe', 'Beeldkwaliteit landschap' en 'Beplanting' (pagina's 51 tot en met 61) alle concrete eisen opgenomen voor de landgoedontwikkeling. Voor het beekherstel is het projectplan en bijbehorende inrichtingstekening uitgangspunt (zie bijlagen 2 en 3). De ruimtelijk relevante aspecten hieruit zijn waar nodig opgenomen in de regels van onderhavig bestemmingsplan.
4.2 Nieuwe Natuur En Landschapsversterking
4.2.1 Nieuwe natuur
Beekherstel Rosep
De 11,67 ha beekherstel vindt plaats op gronden die langs de Rosep gelegen zijn (zie figuur 15 en bovenstaande uitsnede uit figuur 14), deze gronden liggen aansluitend op het NNB, maar maken hier geen onderdeel van uit. Voor het beekherstel is in 2012 een (gefaseerd) projectplan en inrichtingsplan opgesteld (zie bijlage 2 en 3). Het plan omvat de aanleg van poelen, aanplant van mantel- en zoomvegetatie, droog en vochtig bloemrijk grasland, het aanpassen van een kavelsloot en het planten van een bomenlaan. In het projectplan is ook aandacht voor de recreatieve en cultuurhistorische aspecten (zie pag. 24-25).
Fase 1 van het beekherstel is op verzoek van het waterschap reeds uitgevoerd, voorafgaand aan de verdere inrichting van het landgoed. Daarbij zijn ook de poelen, die eigenlijk pas voorzien waren in fase 2, tegelijkertijd aangelegd. Voor de overige onderdelen van fase 2 van het beekherstel zal de realisatie gelijk oplopen met de realisatie van de landgoedwoningen.
De nieuwe natuur krijgt een 'Natuur' bestemming en sluit aan op de daar reeds aanwezige natuurgronden (NNB). Hierdoor is geen sprake meer van een ecologische verbindingszone langs de Rosep, maar van een beekbegeleidend natuurgebied.
Heidecomplex van het MOB gebied met omringende percelen
Aan de noordzijde van het MOB wordt het heidecomplex vergroot ter versterking van de natuurwaarden en als landschappelijk setting van het nieuw te bouwen hoofdmoment (zie figuur 16 en bovenstaande uitsnede uit figuur 14). In totaal wordt in aansluiting op de bestaande gronden van het NNB 4,26 ha nieuwe natuur aangelegd. De natuurontwikkeling sluit aan op de natuur(doel)typen op en rond het voormalige MOB-gebied, waardoor een grotere lanschapsecologische eenheid ontstaat. Beheer van het gebied vindt mede plaats door een schaapskudde.
In het boscomplex aan de noordoostzijde van het MOB-complex wordt meer openheid gecreeerd, wat belangrijk is voor reptielen en vlinders. Op het tussengelegen MOB-complex draagt Landgoed Rozephoeve zorg voor beheer en herstel van 18,65 hectare natuur, het betreft met name het natuurtype Vochtige heide. De overgang naar de weiden aan de oostzijde zal meer gevormd door de hoogteligging van het landschap dan door de kavelgrenzen. In potentie kunnen deze zich weiden zich ontwikkelen tot door kwelwater gevoede weiden. Hierdoor ontstaat een ruimtelijke mooie en natuurlijke overgang. Het afstromend water wordt zoveel mogelijk vastgehouden en ter plaatse geïnfiltreerd.
Het hogere deel tussen Lage Logtsedijk en Heibloemdijk
Het hogere, drogere deel tussen Lage Logtsedijk en Heibloemdijk zal in meer agrarisch gebruik zijn (boomkwekerijen en huiskavels van intensieve melkveehouderijen). Voorgesteld wordt om enkele bossingels aan het landschap toe te voegen om de overgang naar het open landbouwgebied geleidelijk te maken en de verbinding tussen heidecomplex en het Beerzedal ook hier landschappelijk en ecologisch te versterken
De rand van de Lage Logtsedijk
De lage Logtsedijk had al vanaf oudsher een functie om water te scheiden en te sturen en deze functie komt in het ontwerp terug. Aan beide zijden van de dijk zouden greppels kunnen worden afgevlakt en zodoende geïsoleerd van het watersysteem van het beekdal. Hierdoor blijft uittredend kwelwater in het gebied en kan dit infiltreren, zodat de verdroging van het heidegebied verkleind kan worden en de oostelijk gelegen gronden kunnen ontwikkelen tot blauwgraslanden. Deze ontwikkeling wordt samen met Natuurmonumenten en het waterschap nog nader uitgewerkt.
4.2.2 Beeldkwaliteit landschap
Door de gebiedsontwikkeling van Landgoed Rozephoeve ontstaat een nieuwe samenhang in het landschap, het landgoed wordt weer als eenheid herkenbaar. Er ontstaat een evenwichtig samenspel tussen natuur(ontwikkeling), agrarische bedrijvigheid en het nieuwe hoofdmoment van allure en de poortwoningen. Lanen en reliefs worden versterkt ten behoeve van zowel de landschappelijke als natuurwaarden. En er worden nieuwe, grotere natuureenheden rondom de Rosep en rondom het voormalig MOB-complex gecreeerd.
Bij de inrichtingsmaatregelen voor het beekherstel worden de cultuurhistorische waarden en de bestaande waarden en kenmerken van het landgoed Rozephoeve zoveel mogelijk behouden en versterkt. De gedempte beek blijft als historisch tracé in het landschap zichtbaar door accentuering met behulp van een bomenrij. Daarnaast is er bij het beekherstel zoveel als mogelijk de oorspronkelijke (natuurlijke) ligging van de beek benadert. Het opnieuw aansluiten van het historisch tracé is cultuurhistorisch verantwoord en gewenst.
Om het landgoed als eenheid met karakteristiek meer vorm te geven worden poorten en poortwoningen aangelegd en het straatmeubilair, de banken, de hekwerken, de poorten, de follies zullen allemaal de karakteristiek van het landgoed uitstralen. De wandelpaden zijn onverhard of in halfverharding, de lanen zijn deels verhard met asfalt en deels bestaan deze lanen uit zandpaden of uit halfverharding. De paden en zichtlijnen volgen en accentueren de cultuurhistorische patronen, maar geven het landgoed - dat van oudsher een (agrarisch) ontginningslandgoed is - ook nieuw cachet, zodat het met zijn tijd mee gaat. Gekozen is voor een robuuste, maar toch luxe uitstraling. Het landgoed kenmerkt zich door een combinatie te zijn van kloeke economie, cultuur en natuur. In het staatmeubilair zijn twee kleuren toegestaan als accent kleuren, die ook in de architectuur van de bebouwing voorkomt (luiken, schilderwerk etc.), hierdoor ontstaat eenheid en karakteristiek.
In het Inrichtingsplan Rozephoeve, gebiedsontwikkeling de Logt (zie bijlage 1Inrichtingsplan Landgoed Rozephoeve, gebiedsontwikkeling De Logt) zijn in de hoofdstukken 'Beeldkwaliteit', 'Stedenbouwkundige enveloppe', 'Beeldkwaliteit landschap' en 'Beplanting' (pagina's 51 tot en met 61) alle concrete eisen opgenomen. Voor het beekherstel is het projectplan en bijbehorende inrichtingstekening uitgangspunt (zie bijlagen 2 en 3). De ruimtelijk relevante aspecten hieruit zijn in dit bestemmingsplan overgenomen en waar nodig opgenomen in de regels.
4.3 Landgoedwoningen
Het landgoed kent een sterk variërende omgeving met bos, heide, weide en akkers, beekdal, ven en meer. De gebouwen vallen traditioneel niet erg op, ook de nieuwbouw zal zich naar het landschap voegen.
Het nieuwe hoofdgebouw zal een nieuwe entiteit en baken in het landschap vormen, evenals de poortwoningen. De hiërarchie tussen de gebouwde volumes uit zich met name in bouwhoogte en volume, voor het overige hebben alle gebouwen een eigen beeldentaal die aansluit bij het omliggende landschap. De gebouwen kennen een duidelijke voorzijde.
In het Inrichtingsplan Rozephoeve, gebiedsontwikkeling de Logt (zie bijlage Inrichtingsplan Landgoed Rozephoeve, gebiedsontwikkeling De Logt) zijn in de hoofdstukken 'Beeldkwaliteit' en 'Stedenbouwkundige enveloppe' (pagina's 51 tot en met 55) alle concrete eisen opgenomen, waarvan de ruimtelijk relevante aspecten in de regels van het bestemmingsplan voor 'Woongebied' (Oisterwijk) en 'Wonen' (Oirschot) zijn overgenomen. En is door middel van beeldmateriaal en beschrijvingen van de materialiseringen voor bebouwing en landschap aangegeven welke beeldkwaliteit voor het landgoed beoogd is.
4.3.1 Functie hoofdmoment
In april 2011 heeft een brainstormsessie plaatsgevonden over de mogelijke functie van het te realiseren hoofdgebouw. Uit deze sessie komt naar voren dat de voorkeur uitgaat om van het hoofdgebouw een luxe woongebouw te maken waarbij eventueel zorg als nevenfunctie mogelijk is. Daarbij kan gedacht worden aan een woonfunctie met praktijk aan huis. Begin 2016 is er een soortgelijke sessie geweest waarin geconcludeerd is dat het aspect Gezondheid aanknopingspunten biedt voor de landgoedontwikkeling. Gezien het beleid van de provincie zou dit als functie ondergeschikt aan het totale wonen op het landgoed een plek kunnen krijgen.
Met deze invulling van het hoofdmoment is slechts sprake van een beperkte verkeersaantrekkende werking. De toename van het aantal verkeersbewegingen zal hiermee zeer beperkt zijn. Wat betreft het parkeren is rekening gehouden met 2 parkeerplaatsen per appartement of poortwoning en daarnaast enkele parkeerplaatsen voor bezoekers.
4.3.2 Bouwkavels in het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan is op twee manieren ruimte opgenomen voor de realisatie van de 4 nieuwe bouwkavels. Aan de Lage Logtsebaan is een bestemmingsvlak opgenomen met de bestemming 'Wonen'. Binnen dit bestemmingsvlak mogen 2 poortwoningen worden gerealiseerd, waarbij in de bouwregels moet worden aangesloten op de eisen vanuit het Inrichtingsplan. Ten behoeve van de ontsluiting van deze poortwoningen is in onderhavig bestemmingsplan een bestemming 'Verkeer - ontsluitingsweg' opgenomen. Deze weg krijgt een openbaar karakter, maar gaat geen onderdeel uitmaken van de wegenlegger. Voor het eerste deel naar de poortwoningen is een (half)verharding voorzien en verder naar het westen toe richting het MOB-complex een onverhard pad. De poortwoningen markeren deze toegang tot het landgoed.
In het noordoosten van het plangebied is een bestemmingsvlak opgenomen met de bestemming 'Woongebied'. Binnen dit vlak mag een hoofdmoment met circa 6 appartementen en een poortwoning worden gerealiseerd. Ontsluiting van het hoofdmoment en poortwoning is voorzien op de Kollenburgsebaan, dit is vastgelegd in de regels (artikel 10, Landgoed Rozephoeve, deelgebied Oisterwijk).
4.4 Recreatieve Eenheid
De recreatieve mogelijkheden worden zeer vergroot door het toevoegen van essentiële schakels in het huidige padennetwerk.
De toegevoegde verbindingen, vaak gebaseerd op vroegere routes maken het netwerk van wandelpaden effectief, voor zowel een klein ommetje als onderdeel van een lange afstandswandelroute. Het landgoed is opgenomen in knooppuntenwandelroutes vanaf de Oisterwijk, de Oisterwijkse vennen, de Kampina, de Spoordonkse molen, en de Rozephoeve en de Gerrithoeve.
De Gerrithoeve ligt op de waterscheiding, op de overgang van laag naar hoog en op een knooppunt van paden en lanen. Van hieruit is de geschiedenis van het Kempische landschap goed te beleven. Dit kan de Gerrithoeve als recreatieve poort een grotere impuls geven.
De Rozephoeve krijgt een bijzondere plaats in het geheel als startpunt van de ontginning. Vanuit dit knooppunt gaan vele paden in verschillende richtingen zodat klein en grote ommetjes gelopen kunnen worden.
Hoofdstuk 5 Gebiedsonderzoeken
5.1 Bodem
5.1.1 Wettelijk kader
Met de inwerkingtreding van het Besluit Bodemkwaliteit op 1 januari 2008 zijn de bodemgebruikswaarden vervangen door de waarden uit het Besluit. In het Besluit bodemkwaliteit komt het bodembeleid van de laatste jaren samen. Het Besluit streeft naar duurzaam bodembeheer. Dat wil zeggen: een balans tussen bescherming van de bodemkwaliteit voor mens en milieu én ruimte voor het gebruiken van de bodem voor maatschappelijke ontwikkelingen, zoals woningbouw of aanleg van wegen. Het Besluit bevat nieuwe regels voor kwaliteitsborging (Kwalibo), bouwstoffen, grond en baggerspecie. Voor het toepassen van bouwstoffen en grond en baggerspecie op/in landbodems, is het Besluit bodemkwaliteit op 1 juli 2008 in werking getreden.
In het bestemmingsplan moet worden beschreven wat de bodemkwaliteit van het betreffende gebied is. Voor het betrekken van bodeminformatie bij het opstellen van bestemmingsplannen zijn enkele vragen relevant:
- is er bodemverontreiniging die de functiedoelen kan frustreren;
- zijn er gezondheids- of ecologische risico’s en gebruiksbeperkingen voor de beoogde functies;
- wat zijn de mogelijkheden om er tijdig iets aan te doen in termen van resultaten, kosten en kostendragers.
5.1.2 Onderzoek
Bij de gemeente Oirschot en bij de gemeente Oisterwijk is informatie opgevraagd betreffende bodemonderzoeken en bekende bodem bedreigende activiteiten in de omgeving. Hieruit blijkt dat voor de deellocaties geen (ondergrondse) brandstoftanks, historisch bodem bedreigende activiteiten of bodemonderzoeken bekend zijn.
Uit het bodemloket blijkt eveneens dat ter plaatse van de onderzoekslocatie geen bodemonderzoek heeft plaatsgevonden.
Figuur 11: Uitsnede onderzoekslocatie bodemloket (bron: Bodemloket)
Gezien het feit dat de gronden waarop de woningen en het hoofdmoment zullen worden gebouwd reeds lange tijd onbebouwd en in agrarisch gebruik zijn is er naar verwachting geen sprake van bodemverontreinigingen welke het plan niet uitvoerbaar zouden maken.
5.1.3 Conclusie
Gezien het feit dat de gronden waarop de woningen en het hoofdmoment zullen worden gebouwd reeds lange tijd onbebouwd en in agrarisch gebruik zijn is er naar verwachting geen sprake van bodemverontreinigingen welke het plan niet uitvoerbaar zouden maken.
Mogelijk dient in het kader van de aanvraag van een omgevingsvergunning wel een verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
5.2 Akoestiek
Voor de gebiedsontwikkeling die voor de Logt is voorzien is onderzoek gedaan naar de milieuhinder (zie paragraaf 5.4). Hierin is aangegeven welke milieuzoneringen in acht dienen te worden genomen. Geluid is één van de aspecten die hierin is meegenomen. Hiernaast wordt in onderstaande paragraaf kort stilgestaan bij wegverkeerslawaai. Overige geluidsaspecten, zoals bijvoorbeeld industrielawaai, zijn bij de beoogde ontwikkelingen niet aan de orde.
5.2.1 Milieuhinderonderzoek geluid
De contour voor geluidhinder van agrarische bedrijven reikt tot maximaal 30 meter buiten het perceel van het agrarisch bedrijf. Analyse van de omliggende bedrijven wijst uit dat de contour voor geluidhinder afkomstig van deze bedrijven niet tot aan de voorziene woongebieden en woningen reiken. Op basis van de contouren van geluid is ter plaatse van de voorgenomen woonlocaties geen geluidhinder van agrarische bedrijven te verwachten.
5.2.2 Verkeerslawaai
Voor de nieuwe kavels is de geluidbelasting ten gevolge van wegverkeerslawaai bepaald en getoetst aan de normen van de Wet geluidhinder.
Uitgangspunten
De locaties zijn gelegen in het buitengebied tussen Oisterwijk een Oirschot. Op het bouwvlak in de gemeente Oirschot worden 2 bouwkavels mogelijk gemaakt. De locatie ligt in de geluidzone van de Heibloemdijk en Broekstraat. De beide andere locaties liggen in de geluizone van de Oirschotsebaan en Kollenburgsebaan. Op al deze wegen geldt een maximum snelheid van 60 km/uur en is een referentiewegdek aanwezig. Een overzicht van de situatie is opgenomen in de figuur achterin bijlage 5 bij deze Toelichting.
De verkeersgegevens betreffen telgegevens van 2012 voor de Gemullehoekenweg. De gegevens zijn met een groeipercentage van 1% per jaar opgehoogd naar het prognosejaar 2027. Deze cijfers zijn gebruikt voor de Oirschotsebaan (verlengde van de Gemullehoekenweg). Voor de overige wegen zijn geen gegevens beschikbaar, hiervoor is een inschatting van de verkeersgegevens gedaan (zie onderstaande tabel).
tabel: Gehanteerde verkeersgegevens prognosejaar 2027 | |||
Weg | Intensiteit [mvt/etm] | Snelheid [km/uur] | Wegdek |
Oirschotsebaan | 3.457 | 60 | Asfalt (dab) |
Kollenburgsebaan | 1.000 | 60 | Asfalt (dab) |
Kollenburgsebaan (toerit camping) | 500 | 60 | Asfalt (dab) |
Heibloemdijk | 1.500 | 60 | Asfalt (dab) |
Broekstraat | 1.000 | 60 | Asfalt (dab) |
In het akoestisch onderzoek zijn de relevante wegen en de directe omgeving ingevoerd in een grafisch computermodel dat rekent volgens de SRM II. Daarbij is gebruik gemaakt van het programma Geomilieu versie 4.10.
Er is uitgegaan van een volledig vlakke omgeving met een zachte bodem. De wegen zijn als harde bodem ingevoerd. Er is geen rekening gehouden met afscherming en reflectie door gebouwen. De geluidbelasting is bepaald op de rand van de bouwvlakken op een hoogte van 4,5 meter boven lokaal maaiveld.
Resultaten
Met behulp van het berekeningsmodel is de geluidbelasting berekend vanwege het wegverkeer voor het prognosejaar 2027. Om toetsing aan de Wgh mogelijk te maken, is de Lden-waarde bepaald door het geluidniveau in de dagperiode, de avondperiode + 5 dB en de nachtperiode + 10 dB energetisch en naar de tijdsduur van de beoordelingsperiode te middelen. Voor wegverkeer is op deze gemiddelde waarde een aftrek van 5 dB ex artikel 110g Wgh to egepast.
Uit de rekenresultaten blijkt dat de geluidbelasting op de grens van de bouwvlakken ten hoogste 35 dB bedraagt ten gevolge van de Heibloemdijk (locatie 1). De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt nergens overschreden.
5.2.3 Conclusie
Bij de ontwikkeling van landgoed Rozephoeve worden nieuwe landgoedwoningen mogelijk gemaakt. De contour voor geluidhinder afkomstig van de omliggende bedrijven reikt niet tot aan de voorziene woongebieden en woningen. Uit het geluidonderzoek blijkt, dat de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschrijdt. De ontwikkeling past daarmee binnen het kader van de Wet geluidhinder.
Onderhavig bestemmingsplan kent geen belemmeringen vanuit het deelaspect geluid wat betreft de landgoedwoningen.
5.3 Lucht
5.3.1 Wettelijk kader
Indien mensen met regelmaat luchtverontreinigende stoffen inademen kan dit leiden tot effecten op de lichamelijke gezondheid. Daarom moet bij ruimtelijke planvorming rekening worden gehouden met de effecten van de plannen op de luchtkwaliteit en de luchtkwaliteit ter plaatse. Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna te noemen: Wet luchtkwaliteit), het Besluit niet in betekenende mate en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) stellen grenzen aan de concentraties van luchtverontreinigende stoffen. De meest kritische stoffen ten gevolge van het verkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De grenzen voor deze stoffen zijn opgenomen in tabel 7. In 2011 moet aan de grenswaarden (jaargemiddelde en 24-uursgemiddelde concentratie) voor PM10 worden voldaan.
Voor NO2 geldt dat vanaf 2015 moet worden voldaan aan de (jaargemiddelde en uurgemiddelde) grenswaarden. Tot deze grenswaarden gelden zijn minder strenge grenswaarden van kracht.
Tabel: Grenswaarden Wet luchtkwaliteit
stof | jaargemiddelde | uurgemiddelde | 24-uursgemiddelde | Opmerkingen |
NO2 | 40 µg/m3 | 200 µg/m3 | n.v.t. | Uurgemiddelde mag 18x per jaar worden overschreden |
PM10 | 40 µg/m3 | n.v.t. | 50 µg/m3 | 24-uursgemiddelde mag 35x per jaar worden overschreden |
De Wet luchtkwaliteit en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) stellen dat ruimtelijke plannen doorgang kunnen vinden indien:
- 1. de luchtkwaliteit tengevolge van de plannen per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft;
- 2. de plannen niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan de concentratie van NO2 en PM10 in de buitenlucht. Vanaf het in werking treden van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit op 1 augustus 2009 wordt onder een NIBM bijdrage een bijdrage van minder dan 3% verstaan;
- 3. de plannen niet leiden tot het overschrijden van een grenswaarde;
- 4. gevoelige bestemmingen (waaronder scholen en zorginstellingen) niet binnen 300 meter van een rijksweg en 50 meter van een provinciale weg worden gerealiseerd (of indien binnen deze zones geen sprake is van een (dreigende) overschrijding).
Het Besluit NIBM heeft een aantal NIBM-grenzen vastgesteld, waarvan met zekerheid kan worden gesteld dat de 3%-grens niet zal worden overschreden, te weten:
- Woningbouw: < 1500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg, en < 3000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.
- Kantoorlocaties: < 100.000 m2 bruto vloeroppervlakte bij minimaal 1 ontsluitingsweg, en < 200.000 m2 bruto vloeroppervlakte bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.
In alle overige gevallen of combinaties van bovenstaande grenzen zal middels een berekening moeten worden aangetoond of de bijdrage niet in betekenende mate is of dat de grenswaarden niet worden overschreden.
Tevens is in het Besluit NIBM een anticumulatie bepaling opgenomen, die zegt dat de effecten van beoogde ontwikkelingen in de omgeving van het plangebied moeten worden meegenomen in de beoordeling van het betreffende plan. Hiermee wordt voorkomen dat verschillende NIBM-projecten samen toch in betekenende mate bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit.
5.3.2 Onderzoek
Omdat het bouwplan minder dan 1500 woningen bevat valt deze onder, de in de Regeling NIBM opgenomen, categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
5.3.3 Conclusie
De ontwikkeling van de landgoedwoningen draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor onderhavig bestemmingsplan.
5.4 Milieuhinder
Milieuhinder kan voortkomen uit een aantal verschillende aspecten. Wat betreft de landgoedontwikkeling zijn hiervan de aspecten geluid en geur relevant. Voor geluid wordt verwezen naar paragraaf 5.2 en voor geurhinder naar onderstaande subparagraaf 5.4.1.
5.4.1 Geurhinder landgoedwoningen
Uit het geurhinderonderzoek (zie bijlage 6) blijkt dat de ontwikkelingen op landgoed Rozephoeve de agrarische ondernemers in de nabije omgevingvan het plangebied niet beperkt in hun bedrijfsvoeringen. De 14 odour contouren van de agrarisch bedrijven vallen gedeeltelijk wel over het plangebied, maar niet op die plaatsen waar woningen gepland zijn.
Het leefklimaat binnen het plangebied is overwegend goed tot redelijk goed te kwalificeren. Op enkele plaatsen binnen het plangebied, in de directe nabijheid van agrarische inrichtingen, is het leefklimaat matig tot slecht te kwalificeren. Dit is alleen het geval op plaatsen binnen het plangebied waar geen woningbouw gepland is. Zodoende levert dit geen beperking op voor het toekomstig gebruik van het plangebied.
5.4.2 Conclusie
Het aspect milieuhinder staat de ontwikkelingen op het landgoed niet in de weg.
5.5 Externe Veiligheid
5.5.1 Wettelijk kader
Activiteiten met gevaarlijke stoffen leveren risico's op voor de omgeving. Door het stellen van eisen aan afstanden tussen de activiteiten met gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten (woningen, kantoren, scholen, enz.) worden de eventuele gevolgen van deze risico's zoveel mogelijk beperkt.
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vormt het wettelijk kader voor het omgaan met risico's ten gevolge van bedrijven (inrichtingen) met gevaarlijke stoffen.
Het wettelijk kader voor de risico's ten gevolge van transport van gevaarlijke stoffen wordt gevormd door:
- 1. de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS), het laatst gewijzigd op 1 januari 2010 en binnenkort te vervangen door het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev);
- 2. de circulaire Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen (1984), die binnenkort vervangen zal worden door het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Daarnaast is, voor zover van toepassing, gebruik gemaakt van gegevens uit het Basisnet Weg (definitief ontwerp 2009) en het Basisnet Water (definitief ontwerp 2008) waarin veiligheidsafstanden worden aangegeven op basis van uitgevoerde tellingen en waarbij rekening is gehouden met een te verwachten groeiscenario tot 2020. Een vergelijkbaar Basisnet spoor is nog in ontwikkeling.
Plaatsgebonden risico (PR)
Als 'harde' afstandseis voor externe veiligheid geldt een contour voor het plaatsgebonden risico (PR 10-6), die wordt aangegeven als een afstand ten opzichte van de activiteit met gevaarlijke stoffen (risicobron). Binnen deze PR 10-6 contour mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn of worden geprojecteerd.
Groepsrisico (GR)
Afhankelijk van de aard van de risicobron is er sprake van een bepaald invloedsgebied. Binnen dit invloedsgebied moet worden onderzocht hoe groot de kans per jaar is dat een groep van ten minste 10 (zich binnen dit invloedsgebied bevindende) personen overlijdt ten gevolge van een ramp of zwaar ongeval met de betreffende risicobron. De uitkomst van dit onderzoek geeft de hoogte van het GR weer en wordt uitgedrukt in een curve, waarbij als norm voor het GR een oriënterende waarde is vastgesteld. De hoogte van het GR moet door middel van een bestuurlijke afweging worden verantwoord. Als binnen het invloedsgebied (beperkt) kwetsbare bestemmingen worden geprojecteerd, geldt ook voor de hiermee samenhangende toename van het GR een bestuurlijke verantwoordingsplicht.
Bij het verantwoorden van het GR moeten de volgende aspecten worden betrokken en gemotiveerd:
- Het aantal personen binnen het invloedsgebied;
- De hoogte van het GR en een eventuele toename daarvan;
- De mogelijkheden tot risicovermindering aan de risicobron;
- De alternatieven voor het ruimtelijk plan;
- De mogelijkheden om de omvang van een ramp of zwaar ongeval te beperken;
- De mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen binnen het invloedsgebied.
In verband hiermee moet de (regionale) brandweer in de gelegenheid worden gesteld om advies uit te brengen over het GR en de mogelijkheden tot voorbereiding van de bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval.
Gemeentelijk beleid
In opdracht van de gemeente Oirschot is mei 2009 het Basisdocument Externe Veiligheid opgesteld. Hierin is onder andere aangegeven dat in nieuwe of te actualiseren bestemmingsplannen een veiligheidsparagraaf dient te worden opgenomen, waarin staat welke risico’s voor externe veiligheid aanwezig zijn en (indien van toepassing) een verantwoording van het groepsrisico of een verwijzing daarnaar.
De gemeente Oisterwijk beschikt over een standaard Verantwoording van het GroepsRisico (VGR) voor een specifiek aantal gevallen (zie bijlage 7), waarin ook het standaardadvies van de Brandweer is opgenomen. De beoogde ontwikkeling van Landgoed Rozephoeve valt binnen de kaders die hierin genoemd zijn, omdat het bestemmingsplan geen nieuwe kwetsbare objecten mogelijk maakt en de nieuwe landgoedwoningen op ruime afstand van risicovolle inrichtingen liggen.
5.5.2 Onderzoek
Risicokaart
Voor onderhavig bestemmingsplan is de risicokaart geraadpleegd. Onderstaand is een uitsnede van deze risicokaart opgenomen, waaruit blijkt dat zich in het plangebied geen risico's voordoen.
Figuur 12: Uitsnede van de risicokaart (bron: www.risicokaart.nl)
Direct aangrenzend aan het plangebied zijn drie risico's opgenomen. Ten zuiden van het plangebied is een gasleiding gelegen van N.V. Nederlandse Gasunie. Ten noordwesten van het plangebied is een propaantank gelegen, behorende bij het bungalowpark Hermitage. En aan de noordzijde van het plangebied is een risicovolle inrichting in de vorm van een pluimveebedrijf gelegen. Deze liggen allen meer dan 200 meter van de beoogde woningbouwlocaties voor de landgoedwoningen. Er kan volstaan worden met een standaard verantwoording van het groepsrisico (zie bijlage 7). Verder dienen bij de verdere uitwerking van de bebouwing de adviezen van de brandweer meegenomen te worden, deze zullen in het kader van de aanvraag voor de omgevingsvergunning ('bouwvergunning') worden getoetst.
5.5.3 Conclusie
Het aspect externe veiligheid heeft geen consequenties voor het bestemmingsplan. Voor verantwoording van het groepsrisico kan volstaan worden met de standaard verantwoording welke in bijlage 7 bij dit bestemmingsplan is opgenomen.
5.6 Waterhuishouding
5.6.1 Wettelijk- en beleidskader
Europees beleid
Door de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) heeft Nederland een resultaatsverplichting voor het bereiken van de gewenste waterkwaliteit en ecologie van grond- en oppervlaktewatersystemen. Voor grote wateren of watersystemen, de zogenaamde KRW-waterlichamen, zijn hiertoe doelen opgesteld. De (bindende) maatregelen om de doelen te bereiken zijn vastgelegd in de stroomgebiedbeheerplannen. Voor de overige wateren geldt minimaal het stand-still principe. Waterbeheerders mogen hiervoor zelf aanvullende doelen opstellen.
Rijksbeleid
Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016 - 2024 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. In het plan zijn de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en de daartoe behorende aspecten van het nationale ruimtelijke beleid beschreven. Met dit Nationaal Waterplan voldoet Nederland aan de Europese eisen die voortvloeien uit de Kaderrichtlijn Water (KRW), de Richtlijn Overstromingrisico`s (ROR) en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KMS).
In het Nationaal Waterplan 2016-2021 zijn verwerkt:
- Hoofdlijnen van het nationaal waterbeleid;
- Gewenste ontwikkelingen, de werking en de bescherming van de watersystemen in Nederland;
- Benodigde maatregelen en ontwikkelingen;
- Beheerplannen voor de stroomgebieden;
- Beheerplannen voor de gebieden met overstromingsrisico;
- Mariene Strategie;
- Beleidsnota Noordzee;
- Functies van de rijkswateren.
Het Nationaal Waterplan vormt het kader voor de regionale waterplannen en de beheerplannen. Er is geen formele hiërarchie tussen deze plannen, maar op grond van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (zoals het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel) kan bij het vaststellen van een regionaal waterplan of een beheerplan niet zo maar worden afgeweken van het Nationaal Waterplan.
Een belangrijk instrument voor de uitvoering van het rijksbeleid is de watertoets. De watertoets wordt toegepast op nieuwe ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen en ruimtelijke onderbouwingen.
Provinciaal beleid
Het Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016-2021 (PMWP) zet de nieuwe koers uit voor de provinciale inzet met betrekking tot water, bodem, lucht en de overige milieuaspecten. Het PMWP gaat voor:
- voldoende water voor mens, plant en dier;
- schone en gezonde leefomgeving (bodem, water en lucht);
- bescherming van Brabant tegen overstromingen en externe risico's;
- verduurzaming van onze grondstoffen-, energie- en voedselvoorziening.
In de Provinciale milieuverordening Noord-Brabant 2010 (PMV) zijn milieuregels opgenomen die het drinkwater moeten beschermen. Het grondwater rond de Brabantse drinkwaterwinningen wordt beschermd met de grondwaterbeschermingsgebieden. Direct oostelijk van het plangebied ligt het waterwingebied Oirschot en een deel van het plangebied is gelegen in de boringsvrije zone van deze waterwinning. Binnen een boringsvrije zone is het verboden om boorputten in te richten of te gebruiken. Ook systemen om bodemenergie te benutten zijn in een boringsvrije zone niet toegestaan. Verder zijn grond- en funderingswerkzaamheden dieper dan 3 meter onder maaiveld verboden. Wanneer kan worden aangetoond dat de werkzaamheden geen negatieve effecten op de drinkwaterwinning zullen hebben, kan hiervoor een ontheffing worden aangevraagd.
Het landgoed Rozephoeve ligt juist zuidelijk van het Natura 2000 gebied Kampina en Oisterwijkse bosssen. Het landgoed omvat een natte natuurparel (TOP-gebied). Tevens ligt een deel van de Ecologisch Hoofdstructuur (EHS) / Natuurnetwerk Nederland (NNN) binnen het landgoed.
Figuur 13: Ligging waardevolle natuurgebieden
Gemeente Oisterwijk
In het V-GRP (2015 - 2020) is het gemeentelijk beleid ten aanzien van afvalwater, hemelwater en grondwater opgenomen. Als beleidsdoelstelling is geformuleerd dat de gemeente verantwoordelijk is voor de kwaliteit van de openbare ruimte en het woon- en leefmilieu. De voorzieningen voor stedelijk afvalwater, regen en grondwater dragen daaraan bij. Ze waarborgen de maatschappelijke belangen. Dit gebeurt op de volgende wijze:
- bescherming van de volksgezondheid door de verwijdering van stedelijk afvalwater uit de directe leefomgeving;
- droge voeten en voldoende water door de inzameling en verwerking van hemelwater (en mogelijk grondwater) verwijdert de gemeente water uit de bebouwde omgeving of voegt de gemeente water toe aan de omgeving;
- schoon water en een schone bodem door de aanleg van voorzieningen voorkomt de gemeente dat ongezuiverd stedelijk afvalwater of verontreinigd regenwater op of in de bodem of het oppervlaktewater terechtkomt;
- mooi en natuurlijk water door de inrichting en het onderhoud van waterpartijen zorgt de gemeente voor een zo aantrekkelijk en natuurlijk mogelijk beeld van water in de openbare ruimte waardoor de belevingswaarde toeneemt of gelijk blijft;
- Voor bergingsberekening in het kader van de watertoets moet uitgegaan worden van alle aanwezige verharding (100% afkoppelen). Uitgangspunt bij deze berekeningen is de neerslag met herhalingstijd T=10 + 10 % en de T=100 + 10%.
Gemeente Oirschot
De gemeente Oirschot heeft haar beleid ten aanzien van water opgenomen in het Waterplan (2005), het daarbij behorende achtergronddocument en in het aanvullende stuk ten aanzien van Ruimtelijke Ordening (2005). Het waterplan is door de gemeente gezamenlijk met het waterschap De Dommel en met Brabant Water opgesteld. Het waterplan is erop gericht om bij ruimtelijke ingrepen en maatregelen een duurzaam watersysteem in Oirschot te realiseren. Regenwater wordt vastgehouden en geborgen of geïnfiltreerd. Voorkomen wordt dat problemen met water worden afgewenteld op de omgeving. De belevingswaarde van water wordt bovendien vergroot door aantrekkelijke waterpartijen te realiseren die voor recreatie, natuur en de woonomgeving kunnen worden benut.
In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (2015 – 2019) gemeente Oirschot staat:
- het stedelijk waterbeleid van de gemeente;
- de ontwikkeling van het waterbeheer voor de lange termijn;
- concrete waterplannen voor de korte termijn.
In het VGRP staat beschreven op welke wijze de gemeente – nu én in de toekomst - invulling geeft aan haar zorgplicht voor het inzamelen en afvoeren van het stedelijk afvalwater. Daarnaast bevat het ook beleid voor de zorg voor hemelwater en grondwater. Dit is de verbreding van het rioleringsplan. Tot slot bevat het VGRP een kostendekkingsplan waarin uiteengezet wordt hoe er voor drie zorgplichten wordt betaald.
Waterschap De Dommel
Waterschap De Dommel heeft in december 2015 het Waterbeheerplan 2016-2021 "Waardevol Water" vastgesteld waarin de activiteiten en doelstellingen van het Waterschap zijn opgenomen. Het waterschap geeft in dit waterbeheerplan aan wat zij de komende jaren doet aan droge voeten en schoon, voldoende, natuurlijk en mooi water. Speciale aandacht heeft voldoende water voor landbouw en natuur, wateroverlast en hittestress in het stedelijk gebied, het sluiten van kringlopen, verwijderen van ongewenste stoffen zoals medicijnen en het vergroten van het waterbewustzijn.
De 'Keur Waterschap De Dommel 2015' bevat regels met daarin verboden en verplichtingen ten aanzien van oppervlaktewater en grondwater die gelden voor iedereen die woont of werkt binnen het gebied van Waterschap De Dommel. Hierin wordt het beheer en het onderhoud van watergangen geregeld (bijvoorbeeld betreffende onderhoudsstroken) en is aangegeven wanneer een vergunning of algemene regels van toepassing zijn voor ingrepen in de waterhuishouding. Verder zijn er beleidsregels voor het beschermingsbeleid van gebieden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen beschermde gebieden waterhuishouding, attentiegebieden, beekdalen en overige gebieden. Met deze beleidsregels wordt aangegeven op welke wijze gebiedsgericht wordt omgegaan met vergunning verlening.
Hydrologisch neutraal bouwen is overgenomen in de Keur. In de Algemene Regels en in de Beleidsregels wordt nader beschreven en uitgewerkt waar het voor staat en welke maatregel er nodig is om hier aan te voldoen. Hieronder is een samenvatting voor Hydrologisch neutraal bouwen opgenomen.
Neerslag die op een onverharde bodem valt infiltreert voor een (belangrijk) deel in de bodem en komt dan uiteindelijk in het grondwater of via ondergrondse afstroming in een oppervlaktewaterlichaam terecht. Ter plaatse van verhard oppervlak zal de neerslag niet of nauwelijks in de bodem dringen. Als het verhard oppervlak niet is aangesloten op de riolering, stroomt vrijwel al het water direct af naar het oppervlaktewatersysteem. Dit betekent dat het oppervlaktewatersysteem bij een flinke regenbui een grote afvoerpiek moet kunnen opvangen en dat infiltratie in de bodem niet of slechts beperkt kan plaatsvinden.
Bij het afkoppelen van verhard oppervlak zal de neerslag die valt op de verharding niet meer worden afgevoerd naar de rioolwaterzuivering maar rechtstreeks op de ontvangende waterloop worden geloosd. Ook dit zorgt voor een versnelde en/of extra afvoer richting het ontvangende oppervlaktewater.
De realisatie van nieuw verhard oppervlak en afkoppelen van verhard oppervlak moet daarom zoveel mogelijk hydrologisch neutraal worden uitgevoerd en optimaal worden ingepast in het bestaande watersysteem. Dit betekent dat de aanvrager/initiatiefnemer voldoende compenserende maatregelen moet nemen, zodat het oppervlaktewatersysteem na realisatie van de verharding voldoende robuust blijft.
Hierbij wordt getoetst aan de trits "vasthouden-bergen-afvoeren". Wateroverlast door versneld afvoeren van verhard oppervlak moet zoveel mogelijk worden voorkomen. Dit kan op twee manieren waarbij de voorkeur uitgaat naar zoveel mogelijk vasthouden aan de bron. Vasthouden kan door hergebruik of het infiltreren van water in de bodem en past het meest bij het principe hydrologisch neutraal ontwikkelen, zowel voor het ontvangend oppervlaktewater- als grondwatersysteem. Als niet of onvoldoende kan worden geïnfiltreerd is een aanvullende voorziening noodzakelijk die het water tijdelijk bergt. Het gaat hier dan om een voorziening die er voor zorgt dat water in ieder geval niet versneld wordt afgevoerd.
De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen op een evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. Het doel van de watertoets is het voorkomen van waterproblemen, zoals wateroverlast en verdroging. De initiatiefnemer verwoordt in een waterparagraaf zijn afweging van de waterhuishoudkundige aspecten. Het waterschap geeft hierover een wateradvies. De Handreiking watertoets die door het waterschap De Dommel is opgesteld is een middel om te komen tot een evenwichtige watertoets. De Handreiking is te vinden op de website van het waterschap www.dommel.nl.
5.6.2 Onderzoek
In het kader van de watertoets is voor het aspect water onderzoek uitgevoerd, deze waterparagraaf is als bijlage 8 bij deze toelichting gevoegd. In de bijlage is een uitgebreide beschrijving van het aspect water opgenomen, onderstaand een korte samenvatting hieruit.
Het plangebied bestaat uit een groot aantal akkers en weilanden, bospercelen en het voormalig mobilisatiecomplex Spoordonk waarvan het grootste deel van de gebouwen gesloopt is. Er zit een licht hellend reliëf in het terrein van west naar oost, waarbij de watergang 'de Heiloop' in het diepste punt ligt. In het noorden ligt het beekdal van de Rosep. In het Inrichtingsplan (april 2016) zijn de voorgenomen ontwikkelingen toegelicht. Het versterken van de waarde die water heeft in dit gebied is een van de aspecten in het inrichtingsplan. Een deel van deze maatregelen wordt planologisch geborgd via dit bestemmingsplan, belangrijkst daarin zijn het beekherstel van de Rosep en de landgoedwoningen.
In de waterparagraaf is een indicatieve berekening opgenomen van de waterberging die nodig is in relatie tot de toename van verhard oppervlak. In overleg met het waterschap zal worden getoetst of voldoende waterberging wordt gerealiseerd om te voorkomen dat een versnelde afvoer optreedt, hiervoor biedt het plangebied meer dan voldoende ruimte. De bebouwing wordt waarschijnlijk aangesloten op de drukriolering of er wordt een IBA aangelegd. Omdat de ontwikkelingen - met name de hoeveelheid verharding - nog niet in detail bekend zijn, zullen deze te zijner tijd in een uitwerkingsplan worden uitgewerkt en worden afgestemd met de gemeenten en het waterschap.
5.6.3 Conclusie
Ten behoeve van dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgesteld en als bijlage 8 bij deze toelichting gevoegd. Het versterken van de waarde die water heeft in dit gebied is een van de aspecten in het inrichtingsplan. Het plangebied biedt meer dan voldoende ruimte voor het realiseren van waterberging en om te voorkomen dat een versnelde afvoer optreedt. Omdat de ontwikkelingen - met name de hoeveelheid verharding - nog niet in detail bekend zijn, zullen deze te zijner tijd in een uitwerkingsplan worden uitgewerkt en verder worden afgestemd met de gemeenten en het waterschap.
5.7 Cultuurhistorie En Archeologie
5.7.1 Wettelijk kader
Verdrag van Valetta
In 1992 heeft Nederland het Verdrag van Valetta (Malta) ondertekend. Dit verdrag bepaalt, dat er op verantwoorde wijze dient te worden omgegaan met het archeologisch erfgoed, onder andere in ruimtelijke planontwikkelingen. Een belangrijk uitgangspunt, is dat het behoud in situ (op de oorspronkelijke plaats) voorgaat op het behoud ex situ (opgraven en bewaren in depot). Van belang is dat door middel van vooronderzoek tijdig inzicht wordt verkregen in de archeologische waarden van een gebied, zodat deze bij beoogde planontwikkelingen kunnen worden betrokken.
Nota Belvedère (1999)
De Nota Belvedère, een gezamenlijk beleidsstuk van de ministeries van LNV, OC&W en VROM, is opgesteld vanuit de gedachte om de cultuurhistorische identiteit sterker richtinggevend te laten zijn voor de inrichting van de ruimte. In de nota is een visie op de samenhang tussen cultuurhistorie en ruimtelijk beleid opgenomen. Het doel is tweeledig; verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en behoud van het cultureel erfgoed. Het cultureel erfgoed moet gezien worden als een ruimtelijke kwaliteit die een volwaardige plaats moet krijgen in de ruimtelijke planvorming.
Cultuurhistorische Waardenkaart, Provincie Noord-Brabant
De provincie Noord-Brabant ziet erfgoed als belangrijk onderdeel van haar identiteit en wil het een plaats geven in de verdere ontwikkeling van Brabant. Om dit te bereiken is in 2010 de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) vastgesteld en in 2016 gedeeltelijk herzien. Erfgoed met een belangrijke regionale betekenis wordt op deze kaart in beeld gebracht. Het belang van deze waarden hangt nauw samen met de provinciale Structuurvisie ruimtelijke ordening. De kaartlagen zijn ook opgenomen in de Verordening ruimte 2014 van de provincie Noord-Brabant. Daarnaast brengt deze kaart ook de meest recente erfgoedinformatie van het rijk in beeld.
Figuur 14: Uitsnede Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Brabant (het bruine gebied aan de noordzijd is het cultuurhistorisch vlak Kampina en Oisterwijkse Vennen, het geelbruine gebied is de Meijerij en het gestippelde gebied het dekzandeiland Moergestel-Hilvarenbeek)
Op de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord Brabant is het plangebied gelegen binnen het Cultuurhistorisch landschap: Groene Woud (Nationaal Landschap) de Meierij en in het noordoosten in het gebied Kampina en Oisterwijkse Vennen.
De ontwikkelingsstrategie voor de drie gebieden is gelijk. De samenhang van de dragende structuren in de regio dient ontwikkelt of versterkt te worden en de cultuurhistorische waarden dienen verder ontwikkeld en versterkt te worden. Daarnaast geldt in het bijzonder voor het Groene Woud dat dit gebied ontsloten moet worden voor toeristisch-recreatief gebruik.
Binnen het plangebied bevinden zich diverse cultuurhistorisch waardevolle lijnen en structuren. Ook zijn er enkele monumenten aanwezig (zie figuur 16).
Verordening Ruimte 2014
Artikel 21 Aanduiding aardkundig waardevol
De aardkundige waarden binnen de provincie verdienen specifieke aandacht vanwege de onvervangbaarheid ervan. De provincie wil de onvervangbare waarden beschermen in de Verordening ruimte. Het gaat om de 40 waardevolle aardkundige gebieden die zijn opgenomen op de Aardkundig Waardevolle Gebiedenkaart, zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 30 november 2004. De Kampina en Oisterwijkse vennen is een aardkundig waardevol gebied en ligt deels over het plangebied (zie onderstaande figuur 15).
Figuur 15: Aardkundig waardevol gebied (plangebied indicatief = rode stippellijn)
Het beekherstel valt binnen dit aardkundig waardevol gebied, de ontwikkelingen van de landgoedwoningen en rondom het voormalige MOB-complex liggen er buiten.
Artikel 22 Aanduiding cultuurhistorische vlak
De cultuurhistorische vlakken binnen de provincie verdienen specifieke aandacht vanwege de onvervangbaarheid ervan. Het gaat om de cultuurhistorische vlakken in de cultuurhistorische landschappen zoals aangegeven op de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW, versie 3.0). Plannen, projecten of handelingen zijn niet toegestaan indien zij de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied aantasten. Dit betekent dat het bestemmingsplan moet voorzien in een beschermende regeling zoals een vergunningstelsel en waar nodig verbodsbepalingen.
Het cultuurhistorische vlak komt voor een belangrijk deel overeen met het aardkundig waardevol gebied in figuur 15. Het beekherstel valt binnen het cultuurhistorische vlak, de ontwikkelingen van de landgoedwoningen en rondom het voormalige MOB-complex liggen er buiten.
Archeologiebeleid Oisterwijk
In november 2009 heeft de gemeenteraad het 'Beleidsplan Archeologie - gemeente Oisterwijk' vastgesteld. Het beleidsplan gaat in op hoe de gemeente Oisterwijk kan voldoen aan de Wet op de archeologische monumentenzorg en geeft tevens aan hoe de gemeente in uiteenlopende omstandigheden om wil gaan met historische bodemschatten. Voor de gehele gemeente is daarbij een verwachtingskaart opgesteld. De verwachtingskaart geeft inzicht in het archeologisch erfgoed binnen de gemeente. Op de verwachtingskaart is door de aanduidingen laag-, middelhoog- en hoog verwachtingsgebied aangegeven wat de archeologische verwachtingen zijn. De verwachtingskaart is vertaald in een beleidskaart waaraan matrixnormen zijn gekoppeld. Op de beleidskaart en in de matrixnormen is opgenomen hoe wordt omgegaan met archeologie in de betreffende verwachtingsgebieden. In het beleidsplan is vervolgens vastgelegd wanneer archeologisch onderzoek wel of niet verplicht is en aan welke eisen dat onderzoek moet voldoen.
5.7.2 Onderzoek
Aardkundig waardevol gebied
Belangrijke aardkundige fenomenen in het gebied zijn de beekdalen van de Rosep en de Beerze, het dekzandreliëf en de vennen. Het beekherstel dat plaats vindt langs de Rosep in het kader van deze landgoedontwikkeling draagt bij aan het behoud en het herstel van de aardkundige waarden (zie bijlagen 2 en 3). In de plannen voor de landgoedontwikkeling worden geen wijzigingen in vennen of het aardkundig waardevolle reliëf voorzien, waar mogelijk en passend wordt het reliëf geaccentueerd om de zichtbaarheid en daarmee de beleefbaarheid te vergroten.
Bescherming van de gronden die behoren tot het aardkundig waardevolle gebied is geborgd via de dubbelbestemming 'Waarde - Geomorfologie'.
Cultuurhistorie
Binnen het plangebied bevinden zich diverse cultuurhistorisch waardevolle lijnen en structuren. In het inrichtingsplan zijn deze lijnen en structuren als uitgangspunt genomen en zijn maatregelen voorgesteld om deze verder te versterken, bijvoorbeeld door middel van beplanting. Ook zijn er binnen het plangebied enkele monumenten aanwezig, waarvan met het onderhavige plan beter zichtbaar zal worden dat zij tot Landgoed Rozephoeve behoren. Aan de momumenten zelf vinden in het kader van dit bestemmingsplan geen wijzigingen plaats.
Figuur 16: Cultuurhistorisch waardevolle lijnen en structuren (gele lijnen hebben redelijk hoge waarden, oranje lijnen hoge waarden, rode lijnen zeer hoge waarden, blauwe stippen zijn boerderijen met bouwkundige waarden, rode stippen zijn Rijksmonumenten)
Over het gehele plangebied zijn diverse historische geografielijnen en waardevolle groenstructuren te vinden, met gevarieerde beplanting langs wegen en paden. Met dit plan worden de aanwezige lijnen en structuren binnen het plangebied versterkt en verbeterd. Zo wordt bij de Rosepdreef en de Lage Logtsedijk de onderbegroeiing verwijderd, waardoor de lanen weer goed zichtbaar worden.
Het gebied bevat ook enkele ecologisch zeer waardevolle houtwallen. Het in stand houden van de structuurdichtheid is een van de belangrijkste aspecten van deze houtwallen. Het onderhavig plan voorziet in de verdere verdichting van enkele wallen door het aanvullen met diverse bomen en struiken.
Poorten en entrees zijn een belangrijk aspect voor de beleving van de lijnen en de groenstructuren en versterken daarmee de cultuurhistorische waarden. In dit plan worden ook de poorten en entrees van het landgoed verbeterd, door bijvoorbeeld betere informatievoorziening en een duidelijke markering van de entrees. Hiermee wordt ook de begrenzing van het landgoed beter te onderscheiden van de rest van de omgeving. Dit draagt bij aan de toeristisch-recreatieve beleving van het gebied.
Het beekherstel valt binnen het cultuurhistorische vlak, de ontwikkelingen van de landgoedwoningen en rondom het voormalige MOB-complex liggen er buiten. Voor de gronden van het beekherstel is door middel van de bestemming Natuur voorzien in beschermende regelingen, welke ook de cultuurhistorische waarden borgen. Voor het overige plangebied zijn de cultuurhistorische waarden door middel van het onderliggende (moeder)plan geborgd.
Archeologie
Op de Cultuurhistorische Waardenkaart 2010 van de provincie Noord-Brabant is eveneens het archeologisch landschap opgenomen. Binnen het plangebied bevinden zich enkele indicatieve gebieden met een hoge of middelhoge trefkans voor archeologische waarden. In het noordwesten van het plangebied bevindt zich een gedeelte van het dekzandeiland Moergestel-Hilvarenbeek (zie figuur 10). Dit landschap bestaat uit een brede zone met oude bouwlanden en valt voor een klein gedeelte binnen het plangebied. Doelstelling van de provincie voor dit gebied is het duurzaam en in samenhang behouden van het bodemarchief.
Figuur 17: Uitsnede uit Verwachtingenkaart archeologie Oisterwijk (definitief 2010)
Voor de gebieden waar concrete ontwikkelingen voorzien zijn in de vorm van beekherstel en bebouwing geldt in het gemeentelijke archeologiebeleid een lage verwachtingswaarde. Binnen de gebieden met (middel)hoge archeologische verwachtingswaarden vindt geen bestemmingswijziging plaats anders dan het toevoegen van de gebiedsaanduiding 'Overige zone - overig Landgoed'. De bestemmingen en regelingen uit het onderliggende bestemmingsplan Buitengebied blijven hier van kracht.
5.7.3 Conclusie
Het plangebied gelegen binnen het Cultuurhistorisch landschap: Groene Woud (Nationaal Landschap) de Meierij en in het noordoosten in het gebied Kampina en Oisterwijkse Vennen. De ontwikkelingsstrategie voor de drie gebieden is gelijk. De samenhang van de dragende structuren in de regio dient ontwikkelt of versterkt te worden en de cultuurhistorische waarden dienen verder ontwikkeld en versterkt te worden. Daarnaast geldt in het bijzonder voor het Groene Woud dat dit gebied ontsloten moet worden voor toeristisch-recreatief gebruik. De aanduiding en verdere ontwikkeling van landgoed Rozephoeve, gebiedsontwikkeling De Logt past volledig binnen deze ontwikkelingsstrategie.
In het noordwesten van het plangebied bevindt zich een gedeelte van het dekzandeiland Moergestel-Hilvarenbeek. Dit landschap bestaat uit een brede zone met oude bouwlanden. Doelstelling van de provincie voor dit gebied is het duurzaam en in samenhang behouden van het bodemarchief. De bescherming van dit gebied wordt in dit bestemmingsplan bestendigd door het overnemen van de dubbelbestemming 'Waarde - geomorfologie' zoals deze in het bestemmingsplan Buitengebied is opgenomen.
Voor de gebieden waar concrete ontwikkelingen voorzien zijn in de vorm van beekherstel en bebouwing geldt in het gemeentelijke archeologiebeleid een lage verwachtingswaarde. Er hoeft geen dubbelstemming 'waarde - archeologie' te worden opgenomen. Voor het overige plangebied blijven de regels uit het onderliggende bestemmingsplan van kracht.
5.8 Natuur (Gebiedsbescherming En Soortbescherming)
5.8.1 Wet- en regelgeving
Flora- en Faunawet
Per 1 april 2002 is de Flora- en faunawet (FF-wet) van kracht geworden. De FF-wet voorziet in de bescherming van planten- en diersoorten binnen en buiten beschermde natuurgebieden. De beschermde plantensoorten mogen niet vernietigd of beschadigd worden. De beschermde diersoorten mogen niet gedood, verwond of opzettelijk verontrust worden. Daarnaast mogen hun nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfsplaatsen niet beschadigd, vernield, uitgehaald, weggenomen of verstoord worden en ook mogen hun eieren niet vernietigd of vernield worden. Als dit wel gebeurt tijdens het uitvoeren van nieuwbouwplannen en het door aanpassing van de plannen niet te voorkomen is, zal in een aantal gevallen een ontheffing aangevraagd moeten worden en dienen mitigerende en compenserende maatregelen getroffen te worden. In bepaalde situaties kan met een goedgekeurde gedragscode gewerkt worden. Een onderzoek naar de aanwezige flora en fauna is dan ook altijd noodzakelijk voor het uitvoeren van ruimtelijke inrichtings- of ontwikkelingsmaatregelen.
Daarnaast geldt voor alle planten- en diersoorten de zorgplicht uit artikel 2 van de Flora en faunawet. Deze bepaalt dat een ieder die weet dat zijn of haar handelen nadelige gevolgen voor flora of fauna veroorzaakt, verplicht is om maatregelen te nemen (voor zover redelijkerwijs kan worden gevraagd) die deze negatieve gevolgen zoveel mogelijk voorkomen, beperken of ongedaan maken. De zorgplicht kan gezien worden als algemene fatsoenseis die voor iedereen geldt.
Natuurbeschermingswet 1998
De bescherming van Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden is geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet). Deze gebieden worden Natura 2000 gebieden genoemd. Tevens regelt het de bescherming van beschermde Natuurmonumenten.
Nieuwe wet natuurbescherming
Er wordt al geruime tijd gewerkt aan de nieuwe Wet natuurbescherming, welke naar verwachting eind 2016 in werking zal treden. De Wet natuurbescherming is een samenvoeging van de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. Naast deze nationale wetgeving zijn internationale verdragen, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn voor de natuurbescherming van toepassing. De nieuwe wet bestaat uit een algemeen deel met daarin de bevoegdheden en de zorgplicht. Vervolgens een deel over gebiedsbescherming (Natura 2000, Nationaal Natuur Netwerk, externe werking van bijvoorbeeld stikstof, bestrijdingsmiddelen, geluid en waterpeil). En tenslotte een deel over soortbescherming.
Bij de laatste hervorming van de EHS is deze omgedoopt tot Nationaal Natuur Netwerk (NNN). Ons Nationaal Natuur Netwerk maakt deel uit van een groter (Europees) ecologisch netwerk.
5.8.2 Onderzoek
Voor een uitgebreide beschrijving van het natuuronderzoek wordt verwezen naar de Natuurtoets, welke als bijlage 9 bij dit bestemmingsplan is gevoegd. Hieronder een beknopte toelichting.
Flora- en faunawet
Kort samengevat is het resultaat van de Natuurtoets dat binnen de grenzen van Landgoed Rozephoeve (zwaar) beschermde soorten verwacht worden. Voor alle beschermde soorten geldt dat tijdens de uitvoeringsperiode maatregelen genomen kunnen worden om schade en negatieve effecten te voorkomen. Op deze wijze zijn voor het bestemmingsplan geen belemmeringen vanuit de Flora- en faunawet aan de orde. Voor de toekomstige uitvoeringsperiode kan het onderstaande worden gesteld.
Nader onderzoek
Voordat de uitvoeringsperiode dient een inventarisatie naar de aanwezigheid van beschermde zoogdieren, reptielen, amfibieën, broedvogels en flora plaats te vinden. Het gaat met name om de aanwezigheid van de soorten in de ondergroei van de lanen. Op basis van de aangetroffen soorten dienen passende maatregelen genomen te worden.
Vervolgstappen
Indien zwaar beschermde soorten aanwezig zijn, moeten soortspecifieke maatregelen uitgevoerd worden. Per soort kunnen de te nemen maatregelen verschillend zijn. Door deze soortspecifieke maatregelen worden de meeste overtredingen op de verbodsbepalingen voorkomen. Enkel zal sprake zijn van een tijdelijke verstoring van het leefgebied van de soorten en mogelijk ook verstoring op de soorten zelf. Onder bepaalde voorwaarden kan voor een dergelijke overtreding een ontheffing verleend worden door het bevoegd gezag (in dit geval Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, RVO).
Gebiedsbescherming
Natuurnetwerk Nederland
Het plangebied maakt deel uit van het Natuurnetwerk Nederland, binnen het plangebied zijn diverse gebieden welke zijn aangewezen als NNB (Natuurnetwerk Brabant, zie onderstaande figuur). Rondom het beekdal van de Rosep aan de noordzijde betreft het met name N14.01 Rivier- en beekbegeleidend bos met daar omheen N15.02 Dennen- eiken en beukenbos. Ook het gebied rondom de Fransebaan en Rozepdreef betreft voornamelijk N15.02 Dennen-, eiken en beukenbos. Het MOB-complex aan de zuidzijde is wat diverser, maar bestaat in hoofdzaak uit N06.04 Vochtige heide en N16.01 Droog bos met productie.
Figuur 18: Natuurnetwerk Brabant met globale begrenzing plangebied (blauwe lijn)
In de Natuurtoets is beschreven welke effecten de ontwikkeling van Landgoed Rozephoeve heeft op de NNN-kenmerken en waarden:
- 1. uitwisselingsmogelijkheden (doel 'verbinden')
- 2. natuurlijke eenheid en aaneengeslotenheid (doel 'vergroten')
- 3. kwaliteit van het NNN en van leefgebied van soorten (doel 'kwaliteitsverbetering)
De mogelijkheid van uitwisseling van planten en dieren tussen de verschillende leefgebieden binnen het NNN is een voorwaarde voor het goed laten functioneren van het NNN. De inrichtingsmaatregelen op het landgoed zorgen er voor dat er op het landgoed meer eenheid ontstaat door verbindingen te leggen via paden, lanen en houtwallen. Mede door deze verbindende factor bevorderd de nieuwe inrichting van het landgoed eveneens de natuurlijke eenheid en aaneengeslotenheid van de plaatselijke NNN.
De nieuwe inrichting van het landgoed draagt tevens bij aan de kwaliteitsverbetering van het NNN. Die verbetering wordt onder andere gerealiseerd door de ontsnippering van het omliggende heide- en bosgebied als leefgebied voor fauna en (meeliftende) flora. De biodiversiteit wordt bevordert door meer migratie van faunalangs de paden en houtwallen. Ook wordt er meer natuur gecreëerd in de omgeving door het omvormen van landbouwgronden.
In het landgoed is door de landbouwkundige ontwikkeling het brongebied van de Rosep sterk bemest. Door de weilanden rond het hoofdmoment en de boerderijen de Zwarte Blek en Hooge Heide, om te vormen naar kruidenrijke weides en graanakkers zal de e eutrofiëring van de bronnen tegen gegaan worden.
Voor de huidige bovenloop van de Rozep zelf is fase 1 van de plannen voor beekherstel uitgevoerd, fase 2 vindt plaats gelijktijdig met het realiseren van de landgoedwoningen. Door het verbeteren van het watersysteem neemt de kwaliteit in het gebied toe.
Natura 2000
Het plangebied (Landgoed Rozephoeve) ligt deels in het Natura 2000-gebied de 'Kampina & Oisterwijkse Vennen. Voor dit gebied worden voor de kenmerkende soorten en habitattypen doelen benoemd met betrekking tot aantal, oppervlakte en kwaliteit van het habitat of leefgebied, de zogenaamde instandhoudingsdoelen. Vanwege de ligging van het voornemen in het Natura 2000-gebied dient getoetst te worden of er mogelijk negatieve effecten op deze instandhoudingsdoelstellingen optreden als gevolg van (de werkzaamheden omtrent) het voornemen.
Als gevolg van het voornemen kunnen de volgende tijdelijke storingsfactoren optreden: Verstoring door geluid, optische verstoring. Permanente storingsfactoren die kunnen optreden zijn niet aan de orde.
Voor de uitvoeringsperiode dient nader onderzocht te worden of door deze tijdelijke effecten geen (tijdelijk) negatief effect ontstaat op de kenmerkende soorten van de habitattypen in het Natura 2000-gebied. Deze tijdelijke effecten worden veroorzaakt door het aanpassen van de Rosepdreef en werkzaamheden aan het hekwerk en padenstructuur.
5.8.3 Conclusie
Binnen de grenzen van Landgoed Rozephoeve worden (zwaar) beschermde soorten verwacht. Voor alle beschermde soorten geldt dat tijdens de uitvoeringsperiode maatregelen genomen kunnen worden om schade en negatieve effecten te voorkomen. Op deze wijze zijn voor het bestemmingsplan geen belemmeringen vanuit de Flora- en faunawet aan de orde.
Het plangebied maakt deel uit van het Natuurnetwerk Nederland c.q. Natuurnetwerk Brabant (NNB). Concluderend kan gesteld worden dat de drie kerndoelen van het NNN als gevolg van de aanleg van het Landgoed Rozephoeve allen sterk bevorderd worden.
Als gevolg van het voornemen kunnen de volgende tijdelijke storingsfactoren optreden: Verstoring door geluid, optische verstoring. Permanente storingsfactoren die kunnen optreden zijn niet aan de orde.
Voor de uitvoeringsperiode dient nader onderzocht te worden of door deze tijdelijke effecten geen (tijdelijk) negatief effect ontstaat op de kenmerkende soorten van de habitattypen in het Natura 2000-gebied.
5.9 Verkeer En Infrastructuur
De verkeerssituatie kent een beperkte wijziging als gevolg van de aanleg van de landgoedwoningen en het recreatieve gebruik.
Om het hoofdmoment en de poortwoningen te bereiken zullen twee nieuwe inritten worden aangelegd. Voor de poortwoningen betreft dit een inrit in het verlengde van de Broekstraat. En voor het hoofdmoment een toegang via het bestaande pad vanaf de Kollenburgsebaan. Mogelijk komt hier nog een tweede oost-west lopende aansluiting naar de Oirschotsebaan, zodat het pad vanaf de Kollenburgsebaan vooral een functie kan krijgen voor recreatief gebruik.
De ontwikkeling van het plangebied zal in beperkte mate extra verkeer aantrekken. De nieuwe woningen en appartementen zullen gezamenlijk slechts enkele tientallen extra verkeersbewegingen per etmaal genereren. Ook de verkeersaantrekking als gevolg van mogelijk recreatief medegebruik zal beperkt zijn. De bestaande infrastructuur voldoet voor de afwikkeling van dit verkeer.
Wat betreft het parkeren is in het inrichtingsplan aangegeven welke voorzieningen hiervoor voorzien zijn en op welke wijze deze worden vormgegeven. Wat betreft de poortwoningen is uitgegaan van 2 parkeerplaatsen per woning, gesitueerd op eigen terrein achter de voorgevelrooilijn. Voor bezoekers is er voor de twee naast elkaar gelegen poortwoningen (Verlengde Broekstraat) ruimte tussen de gebouwen waar geparkeerd kan worden. Voor bezoekers van de poortwoning bij het hoofdmoment worden één of enkele parkeerplaatsen binnen het bouwvlak op het erf gecreëerd, tezamen met de parkeerplaatsen voor de bezoekers van het hoofdmoment. Voor de bewoners van het hoofdmoment komt er een halfverdiepte parkeergarage onder de bebouwing. Hierbij wordt uitgegaan van 2,5 auto's per wooneenheid. Voor de recreatieve bezoekers van het landgoed zijn op en rondom het landgoed voldoende mogelijkheden tot parkeren.
5.10 M.e.r.-beoordelingsplicht
De milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om het milieubelang vroegtijdig en volwaardig in de plan- en besluitvorming in te brengen. De m.e.r. is altijd gekoppeld aan een besluit, bijvoorbeeld een structuurvisie of een bestemmingsplan.
Conform de gewijzigde Besluit m.e.r. dient, voor activiteiten die wel in de D-lijst zijn opgenomen, maar niet aan de drempelwaarden voldoen, een toets aan 'Bijlage III Europese richtlijn milieubeoordeling projecten' te worden uitgevoerd of er belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen optreden. Dit wordt een vormvrije m.e.r.-beoordeling genoemd. Voor gebiedsontwikkeling landgoed Rozephoeve is een vormvrije m.e.r.-beoordeling doorlopen.
Kenmerken van potentiële effecten
Natuur
De voorgenomen ontwikkeling heeft geen direct significant effect op kwalificerende habitattypen en habitatsoorten voor het Natura 2000-gebied Kampina en Oisterwijkse vennen. Ook indirecte significante effecten kunnen worden uitgesloten. Mogelijk treedt er een (licht) positief effect op. Negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen zijn uitgesloten.
De ontwikkelingen hebben ook geen negatieve effecten op de in en in de buurt van het gebied liggende onderdelen van het Nationaal Natuurnetwerk (Ecologische hoofdstructuur) en haar wezenlijke waarden en kenmerken, zolang bij werkzaamheden en de inrichting van het landgoed rekening wordt gehouden met mitigerende maatregelen.
Het totale landgoedplan betekent een verbetering van de externe omstandigheden van het Natura 2000 gebied.
Landschap, cultuurhistorie en archeologie
De beleving van het landschap zal veranderen naar een meer bosrijk, en meer parkachtig gebied met een natuurlijk karakter. Het behoud en de ontwikkeling van de huidige landschappelijk, cultuurhistorische en natuurwaarden van de agrarische gronden wordt in het bestemmingsplan per saldo veilig gesteld met het toekennen van de bestemming 'Natuur' en de gebiedsaanduiding 'Landgoed'.
Met betrekking tot archeologische waarden en mogelijke verstoring hiervan, zijn eveneens geen belangrijke nadelige gevolgen te verwachten.
Water
Aan de hand van een watertoets zijn de ontwikkelingen beoordeeld op mogelijke effecten en zijn randvoorwaarden benoemd voor verdere ontwikkeling. De maatregelen zijn nog niet in detail uitgewerkt.
Als gevolg van de realisatie van appartementen en woningen zal sprake zijn van een (beperkte) toename van verharding. Er zullen naar verwachting geen belangrijke nadelige milieueffecten optreden. De benodigde omvang van de waterretentie zal, afhankelijk van het uiteindelijke verharde oppervlak, worden berekend met het toetsinstrumentarium Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen van het waterschap de Dommel en het beleidsinstrumentarium van de gemeente Oisterwijk. De omgeving van het hoofdmoment en de woningen biedt voldoende ruimte voor waterretentie en infiltratie. Door toepassing van niet-uitloogbare materialen voor onderdelen die met regenwater in aanraking kunnen komen, wordt voorkomen dat de regenwaterkwaliteit verslechtert. Huishoudelijk afvalwater wordt op de riolering geloosd of er wordt voorzien in een IBA.
Enkele woningen zijn voorzien binnen de boringsvrije zone. Dit heeft tot gevolg dat er voor deze woningen enkele technische beperkingen zullen gelden ten aanzien van fundering. Belangrijke nadelige milieugevolgen zullen zich naar verwachting niet voordoen.
Aan de noordzijde en deels ook binnen het plangebied ligt het Natura 2000-gebied Kampina en Oisterwijkse Vennen. Een positief effect op de grondwaterstanden is hier niet te verwachten. Negatieve effecten kunnen hier ook worden uitgesloten.
Bodem
Bij de gemeente Oirschot en bij de gemeente Oisterwijk is informatie opgevraagd betreffende bodemonderzoeken en bekende bodem bedreigende activiteiten in de omgeving. Ter plaatse van de locaties waar woningbouw voorzien is zijn geen bodemonderzoeken bekend. Uit bodemloket blijkt eveneens dat ter plaatse van de onderzoekslocatie geen bodemonderzoek heeft plaatsgevonden.
Negatieve bodemeffecten als gevolg van de realisatie van de woningen heeft weinig tot geen gevolgen voor de bodemkwaliteit. Belangrijke nadelige gevolgen zullen zich dan ook niet voordoen.
Verkeer
De ontwikkeling van het plangebied zal in beperkte mate extra verkeer aantrekken. De nieuwe woningen en appartementen zullen gezamenlijk slechts enkele tientallen extra verkeersbewegingen per etmaal genereren. Ook de verkeersaantrekking als gevolg van mogelijk recreatief medegebruik zal beperkt zijn.
Naar verwachting zullen zich geen belangrijke nadelige effecten voordoen.
Geluid
Het effect van de landgoedontwikkelingen is indirect en nagenoeg verwaarloosbaar. In de aanlegfase zal sprake zijn van geluidseffecten als gevolg van (bouw)werkzaamheden. Deze effecten zijn slechts tijdelijk van aard en niet onomkeerbaar.
Luchtkwaliteit
De luchtkwaliteit in het plangebied voldoet aan de grenswaarden. De ontwikkeling van het landgoed, inclusief de te realiseren woningen zullen in een 'in niet betekenende mate' bijdragen aan de concentratie NO2 en PM10 in het plangebied. In het algemeen kan gesteld worden dat als in de huidige situatie aan de grenswaarden wordt voldaan, ook in toekomstige jaren wordt voldaan. Naar verwachting zullen zich geen belangrijke nadelige milieugevolgen voordoen.
Conclusie
Toetsing van onderhavig plan aan de criteria van Bijlage III van de Europese m.e.r. richtlijn leidt tot de conclusie dat de beoogde ontwikkeling per saldo geen of weinig negatieve milieugevolgen zal hebben en er derhalve voor het bestemmingsplan geen plan-m.e.r. nodig is.
Hoofdstuk 6 Planopzet
6.1 Feitelijke Planopzet
6.1.1 Algemeen
Voorliggend bestemmingsplan bestaat uit een geografische plaatsbepaling (verbeelding), regels en een toelichting. De geografische plaatsbepaling en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide onderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Het bestemmingsplan is opgesteld conform het (wettelijke) model Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) versie 2012. Hierdoor is het plan geschikt voor interactieve uitwisseling via het Informatie Model Ruimtelijke Ordening (IMRO) 2012.
De toelichting heeft in beginsel geen rechtskracht. Niettemin vormt zij een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het plan ten grondslag liggen. Daarbij is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
6.1.2 Methodiek
In het bestemmingsplan hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming toegewezen gekregen. Daarnaast komen op sommige gronden aanduidingen voor. Met een bestemming wordt tot uitdrukking gebracht welke gebruiksdoelen of functies, met het oog op een goede ruimtelijke ordening, aan de in het plangebied gelegen gronden zijn toegekend. Een bestemming heeft altijd betrekking op een geometrisch bepaald vlak; lijnen puntbestemmingen komen niet voor. Aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Aanduidingen hebben altijd juridische betekenis, die in de regels wordt gegeven.
6.2 Juridische Planopzet
6.2.1 Regels
Conform bovengenoemde landelijke standaard zijn de regels ondergebracht in vier hoofdstukken. Daarbij dient een vaste volgorde te worden aangehouden:
- Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Hierin worden de gebruikte begrippen en de wijze van meten uiteengezet, teneinde een eenduidige interpretatie en toepassing van de overige, meer inhoudelijke regels en de verbeelding te waarborgen.
- Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels. Hier worden voor alle voorkomende bestemmingen en de bijbehorende regels uiteengezet.
- Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Hierin staan de algemeen geldende regels, in aanvulling op de bestemmingsregels, welke voor meerdere of alle bestemmingen van toepassing zijn. Tevens zijn hier de meeste wijzigingsregels opgenomen.
- Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregels. Hierin is het overgangsrecht geregeld alsmede de citeertitel en het vaststellingsdictum.
6.2.2 Bestemmingen
De regels volgen een éénduidige opbouw, conform SVBP2012. De regels voor de bestemmingen zijn in de regel als volgt opgebouwd en bevatten tenminste:
- bestemmingsomschrijving;
- bouwregels.
In de bestemmingsomschrijving wordt aangegeven welke functies binnen de bestemming zijn toegelaten, en of gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en/of andere werken zijn toegelaten.
De bouwregels bevatten regels voor het oprichten van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde. Het betreft meestal regels inzake de situering en inzake de (maximale) bouwhoogte. Bij sommige bestemmingen wordt onderscheid gemaakt tussen (soorten) gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.
Daarnaast komen in sommige bestemmingen één of meer van de volgende onderdelen voor:
- specifieke gebruiksregels;
- eventuele afwijkingen van de gebruiks- en/of bouwregels;
- eventuele nadere eisen.
Door middel van specifieke gebruiksregels wordt geregeld welke specifieke vormen van gebruik, al dan niet binnen een aanduiding, zijn toegestaan dan wel uitgesloten of beperkt.
Met de bevoegdheid tot het afwijken van de gebruiks- en/of bouwregels kan, zij het beperkt en mits gemotiveerd, worden afgeweken van de bestemmingsregels, bijvoorbeeld voor kleine overschrijdingen van het bouwvlak of voor de realisering van een wat groter bijgebouw.
Sommige bestemmingen kennen een regeling voor omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden. Dit houdt in dat binnen die bestemmingen bepaalde bouwwerken of andere werken niet mogen worden uitgevoerd zonder omgevingsvergunning. Het kan hierbij enerzijds gaan om de bescherming van bijzondere waarden of belangen, zoals natuurwaarden, archeologische waarden, waterschapsbelangen e.d. Anderzijds kan door middel van een dergelijke omgevingsvergunning een goede ruimtelijke inpassing van (gevoelige en/of kwetsbare) functies binnen milieu- en veiligheidszones worden gewaarborgd.
6.2.3 Artikelsgewijze toelichting
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
De natuur- en landschapsontwikkeling wordt bekostigd via de ontwikkeling van bouwkavels. Hierdoor zijn de kosten voor de gemeenten nihil.
Ter ontwikkeling van het landgoed en in ruil voor de natuur- en landschapsversterking worden 4 bouwkavels ontwikkeld. Twee poortwoningen liggen op Oirschots grondgebied, de overige landgoedwoningen op Oisterwijks grondgebied. De verkoop van de kavels dekken (deels) de kosten van de natuur- en landschapsontwikkeling. Daarnaast wordt een deel van de natuur- en landschapsontwikkeling door middel van een aangepast beheer gerealiseerd. Rechten en plichten van initiatiefnemers en gemeenten zijn vastgelegd in een (anterieure) overeenkomst, waarmee de uitvoerbaarheid van het plan is gewaarborgd. De initiatiefnemer Landgoed Rozephoeve BV verplicht zich tot uitvoering van maatregelen ter versterking van de natuur en waterhuishouding, de instandhouding en versterking van de aanwezige cultuurhistorische waarden van en op het landgoed, en de verbetering en versterking van de recreatieve beleving.
Om dit te kunnen (blijven) doen, moeten de bestaande economische dragers van het landgoed worden versterkt en zijn ook nieuwe dragers noodzakelijk. Voor die dragers is planologische medewerking van de gemeente Oisterwijk en de gemeente Oirschot benodigd, binnen de beleidskaders van de Verordening ruimte 2014 van de Provincie Noord-Brabant.
De provincie neemt, samen met de initiatiefnemer, de kosten voor het opstellen van het benodigde bestemmingsplan voor haar rekening.
7.2 Maatschappelijke Uitvoerheid
Het inrichtingsplan voor landgoed Rozephoeve is tot stand gekomen in een samenwerking tussen provincie Noord-Brabant, gemeente Oirschot, gemeente Oisterwijk, landgoed Rozephoeve BV, Natuurmonumenten, Waterschap de Dommel en de betrokken grondeigenaren en/of pachters. In het kader van de interactieladder van de gemeenten Oisterwijk en de participatieladder van de gemeente Oirschot is voor omwonenden en overige belangstellenden een inloopavond georganiseerd waarop eenieder de mogelijkheid had een toelichting op het plan te krijgen en om vragen te stellen. In paragraaf 7.2.1 is een beknopte samenvatting van deze avond opgenomen.
De maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is getoetst door het opsturen van het bestemmingsplan naar de verschillende overlegpartners. Naast de overlegpartners is vervolgens een ieder in de gelegenheid gesteld het plan te beoordelen.
7.2.1 Omgevingsdialoog
In de voorbereidingsfase van het bestemmingsplan is op 28 juni 2016 door de inititatiefnemer in overleg met gemeente een provincie een inloopavond/omgevingsdialoog georganiseerd. Hiervoor zijn alle omwonenden in een straal van 1 km rondom de projectlocatie en overige belanghebbenden en instanties uitgenodigd. En ook de colleges en gemeenteraden van beide gemeenten zijn over deze avond geïnformeerd en waren hiervoor uitgenodigd.
Circa 25 mensen hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt en de avond bezocht. In het algemeen kon men zich vinden in de plannen. Er werden wel enkele opmerkingen gemaakt ten aanzien van de (maximale) hoogte van de gebouwen. Naar aanleiding van deze opmerking zijn de regels ten aanzien van de bouwhoogten nog aangescherpt.
7.2.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) is het concept ontwerpbestemmingsplan Landgoed Rozephoeve (beide deelgebieden) voorgelegd aan verscheidene overleginstanties: provincie Noord-Brabant, Waterschap de Dommel en TenneT.
Naar aanleiding van deze vooroverlegreacties is het concept ontwerpbestemmingsplan op een aantal punten aangevuld en/of gewijzigd.
Voor de provincie leidde het concept plan tot enkele vragen en aanvullende opmerkingen. De thema's natuurontwikkeling, cultuurhistorie en aardkundige waarden zijn hierop aangevuld.
Op verzoek van Waterschap de Dommel is de waterparagraaf aangescherpt, onder andere is duidelijker aangegeven welke hydrologische maatregelen rechtstreeks uit het plan voortvloeien en welke maatregelen nog nader - en in overleg met het waterschap - zullen worden uitgewerkt.
De regeling omtrent de hoogspanningsleiding (art. 5 Landgoed Rozephoeve, deelgebied Oisterwijk) is aangepast conform de wens van de leidingbeheerder Tennet.
7.2.3 Procedure vaststelling bestemmingsplan
Na het vooroverleg hebben de colleges van B&W van beide gemeente het besluit genomen het ontwerpbestemmingsplan Landgoed Rozephoeve, deelgebied Oisterwijk en Landgoed Rozephoeve, deelgebied Heibloemdijk in procedure te brengen. Het plan is gedurende 6 weken voor eenieder ter visie gelegd. Gedurende deze periode konden zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan worden ingebracht.
Na afloop van de termijn wordt een besluit genomen over de vaststelling van het bestemmingsplan, met inachtname van de ingebrachte zienswijzen. Tegen het bestemmingsplan Landgoed Rozephoeve, deelgebied Oisterwijk zijn geen zienswijzen naar voren gebracht. Wel is er door de provincie nog een opmerking gemaakt over een onduidelijkheid in de stedenbouwkundige enveloppe in de bijlage, deze is naar aanleiding hiervan aangescherpt.
Na vaststelling door de gemeenteraad wordt het plan opnieuw gepubliceerd en is er de mogeijkheid hiertegen beroep aan te tekenen bij de Raad van State.
Bijlage 1 Beeldkwaliteit
Bijlage 1 Inrichtingsplan Landgoed Rozephoeve, Gebiedsontwikkeling De Logt
Bijlage 1 Inrichtingsplan Landgoed Rozephoeve, gebiedsontwikkeling De Logt
Bijlage 2 Projectplan Beekherstel Rosep
Bijlage 2 Projectplan beekherstel Rosep
Bijlage 3 Inrichtingstekening Beekherstel Rosep
Bijlage 3 Inrichtingstekening beekherstel Rosep
Bijlage 4 Provinciale Landgoederenregeling
Bijlage 4 Provinciale landgoederenregeling
Bijlage 5 Akoestiek
Bijlage 6 Geurhinderonderzoek
Bijlage 7 Standaardadvies Vgr 2016
Bijlage 7 Standaardadvies VGR 2016