KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Landschap
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Natuur
Artikel 6 Water
Artikel 7 Wonen
Artikel 8 Waarde - Archeologie Verwachtingswaarde Hoog
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Artikel 10 Algemene Bouwregels
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Inrichtingsvoorstel
Bijlage 2 Lijst Bedrijven En Milieuzonering
Bijlage 3 Nevenactiviteiten Bij Agrarische Bedrijven

Hamelspoelweg 12 - Herpen - 2012

Bestemmingsplan - Oss

Vastgesteld op 25-04-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Bijlage Bij Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan "Hamelspoelweg 12 - Herpen - 2012" van de gemeente Oss;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0828.BPhamelsplweg12hrp-VG01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen afhankelijk van het plan);

1.3 aan-huis-verbonden-beroep:

een beroep dat in of bij een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aanbouw:

een aan een hoofdgebouw toegevoegde, afzonderlijke ruimte die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor wat betreft goothoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 afhankelijke woonruimte:

een vrijstaand bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de bijbehorende woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.8 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren;

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;

1.10 bed en breakfast

het bieden van overnachtingaccommodatie in een woonhuis door de hoofdbewoner in de vorm van een toeristisch en kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt en/of avondmaaltijd;

1.11 bedrijf/bedrijfsactiviteit:

de uitoefening van opslag-, handels-, transport- en industriële en ambachtelijke bedrijven, een en ander met uitsluiting van agrarische bedrijven, detailhandel, horeca, dienstverlening, zelfstandige kantoren, maatschappelijke voorzieningen en voorzieningen op het gebied van cultuur en ontspanning;

1.12 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf of bedrijfsactiviteit;

1.13 bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.14 bestaande situatie:

  1. a. ten aanzien van bebouwing: bebouwing zoals die aanwezig is op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde bouw- of omgevingsvergunning;
  2. b. ten aanzien van gebruik: gebruik van gronden en opstallen zoals dat aanwezig is op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.19 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.21 bouwmassa:

een verzameling gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw dan wel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen;

1.22 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.24 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn toegelaten;

1.25 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.26 carport:

een dakconstructie, vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, bestemd voor het overdekt stallen van auto's;

1.27 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied, een en ander zoals kan blijken uit onder meer de status als rijks- of gemeentelijk monument, en/of uit de vermelding in de Cultuurhistorische Inventarisatie Noord-Brabant (provinciale monumenteninventarisatie) en/of op de provinciale cultuurhistorische waardenkaart en/of in het gemeentelijke erfgoedplan;

1.28 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.29 dienstverlening:

een bedrijfsmatige activiteit met een uitsluitend of in hoofdzaak dienstverlenende of verzorgende taak al dan niet met een baliefunctie, zoals: uitzendbureaus, reisbureaus, wasserettes, kapsalons, bijkantoren van banken en van sociaal-culturele instellingen, postagentschappen, telefoon-, internet-, telegraaf- en telexdiensten, snelfoto-ontwikkel- en copy-shops, videotheken en autorijscholen;

1.30 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.31 functie:

activiteiten ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;

1.32 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.33 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt;

1.34 hoofdfunctie:

een functie waarvoor het hoofdgebouw als belangrijkste functie mag worden gebruikt;

1.35 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.36 huishouden:

de leefvorm of samenlevingsvorm van een alleenstaande of een gezin, waaronder mede wordt begrepen:

  1. a. het inwonen of het bewonen van kamers door ten hoogste twee verwanten of andere personen in het hoofdgebouw en/of aan- en uitbouw, al dan niet bij wijze van mantelzorg en al dan niet met eigen voorzieningen;
  2. b. een met een gezin gelijk te stellen samenlevingsverband, waaronder mede wordt begrepen:
    1. 1. een woongroep van mensen met een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking of aandoening met inbegrip van begeleiding en toezicht gericht op zelfstandige bewoning;
    2. 2. de gezamenlijke huisvesting van een groep van maximaal vier niet verwante personen, die gebruik maken van de gemeenschappelijke voorzieningen in de woning;

1.37 kampeermiddel:

  • een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  • enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde;

een en ander voorzover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.38 kelder:

een geheel of nagenoeg geheel ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorend bovengronds bouwwerk;

1.39 mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.40 milieuzoneringslijst:

de lijst van handels- en bedrijfsactiviteiten, die onderdeel uitmaakt van de regels, waarin deze activiteiten naar milieucategorie zijn onderscheiden;

1.41 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw dat gedeeltelijk onder peil is gelegen;

1.42 ondergeschikte detailhandel:

beperkte, op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen, die functioneel rechtstreeks verband houden met bedrijfsactiviteiten, die als hoofdfunctie worden uitgeoefend;

1.43 paardenhouderij:

een agrarisch bedrijf dat is gericht op het fokken, beleren en/of trainen van paarden;

1.44 peil:

  1. a. voor bouwwerken op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. in alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte, normale maaiveld;

1.45 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.46 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.47 stacaravan:

een caravan die als een gebouw valt aan te merken;

1.48 straatprostitutie:

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen of aanlokken;

1.49 uitbouw:

de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.50 verdieping

de bouwlagen boven de eerste bouwlaag op de begane grond;

1.51 werk:

een werk of constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde;

1.52 wonen

het bewonen van een woning;

1.53 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.54 woonhuis:

een gebouw, dat één grondgebonden woning omvat.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;

2.2 bebouwde oppervlakte van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken samen;

2.3 bebouwingspercentage:

de oppervlakte, die met gebouwen (carports inbegrepen) is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming; bij het bepalen van de oppervlakte van een bouwperceel waarop een of meer woningen mogen worden gebouwd, wordt de oppervlakte van de bij de woning behorende bestemming '' meegerekend; de oppervlakte wordt altijd in gehele getallen bepaald;

2.4 breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren;

2.5 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.6 de breedte van een bouwperceel

de gemiddelde breedte van het bouwperceel gemeten tussen de zijdelingse perceelsgrenzen, met dien verstande dat die gemiddelde breedte tenminste aanwezig is ter plaatse van het bouwvlak dan wel ter plaatse van de situering van het hoofdgebouw indien geen bouwvlak is aangegeven;

2.7 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.8 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.9 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, luchtkokers, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.10 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Landschap

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor:

  1. a. uitoefening van het agrarisch bedrijf, daaronder begrepen hobbymatig agrarisch grondgebruik;
  2. b. het wonen, uitsluitend in de bedrijfswoning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen ten behoeve van de woonfunctie;
  3. c. bed & breakfast als recreatieve nevenactiviteit in de bedrijfswoning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen ten behoeve van de woonfunctie, in maximaal 2 slaapkamers en ten behoeve van maximaal 4 personen;
  4. d. ontwikkeling, behoud en herstel van landschappelijke waarden;
  5. e. extensieve dagrecreatie;
  6. f. verkeer;
  7. g. nutsvoorzieningen;
  8. h. (voorzieningen ten behoeve van) waterkering en waterhuishouding alsmede herstel, ontwikkeling en instandhouding van water en waterpartijen;
  9. i. erf- en randbeplantingen;
  10. j. de landschappelijke inpassing zoals aangegeven in het inrichtingsplan dat als bijlage onderdeel uitmaakt van deze regels;

met bijbehorende voorzieningen.

Binnen elk bouwvlak is niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan.

In het doel 'uitoefening van het agrarisch bedrijf':

  1. k. zijn waterretentie, mestopslag, sleufsilo's en kuilvoerplaten uitsluitend binnen het bouwvlak mede begrepen;
  2. l. is de uitoefening van een paardenhouderij toegestaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij';
  3. m. is de uitoefening van het aan-huis-verbonden-beroep alsmede de verkoop aan huis van op het agrarisch bedrijf geproduceerde goederen mede begrepen, tot een maximum vloeroppervlakte van 25 m²;

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen,

  1. a. met het oog op:
    1. 1. de ruimtelijke kwaliteit;
    2. 2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    3. 3. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
    4. 4. de verkeersveiligheid;
    5. 5. de woonsituatie
  2. b. nadere eisen stellen aan:
    1. 1. de situering van de bebouwing;
    2. 2. de nokrichting van daken;
    3. 3. de oriëntatierichting van de bebouwing.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2 voor de activiteiten als genoemd in onderstaande tabel, onder de voorwaarde dat de ruimtelijke en/of stedenbouwkundige inpasbaarheid is aangetoond en met inachtneming van de per afzonderlijke activiteit omschreven voorwaarden in de onderstaande tabel, en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van

  1. a. de ruimtelijke kwaliteit;
  2. b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  3. c. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
  4. d. de verkeersveiligheid;
  5. e. de woonsituatie.
Activiteit Basisregel Voorwaarden
Het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van paardenbakken buiten het bouwvlak artikel 3.2.2 onder a - de hoogte mag niet meer bedragen dan 1,6 m.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 voor de activiteiten als genoemd in onderstaande tabel, met inachtneming van de per afzonderlijke activiteit omschreven voorwaarden in de tabel, en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. de ruimtelijke kwaliteit;
  2. b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  3. c. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
  4. d. de verkeersveiligheid;
  5. e. de woonsituatie.
Activiteit Voorwaarden
Het gebruik van bijgebouwen of bedrijfsgebouwen ten behoeve van bewoning - het gebruik dient noodzakelijk te zijn vanuit een oogpunt van mantelzorg;
- op het perceel dient al een woning aanwezig te zijn;
- de omgevingsvergunning wordt niet meer dan één keer tegelijkertijd per woning verleend
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van belangen van belanghebbenden
- de voor mantelzorg te gebruiken ruimte wordt ingepast binnen de bouwmogelijkheden voor bijgebouwen of bedrijfsgebouwen en is in ieder geval niet groter dan 80 m²
- het bijgebouw of het bedrijfsgebouw is gelegen op een afstand van niet meer dan 40 m van de woning, tenzij op ruimere afstand van de woning een bestaand bijgebouw of bedrijfsgebouw is gelegen dat op relatief eenvoudige wijze geschikt is te maken voor bewoning en er sprake blijft van een relatie tussen woning en bijgebouw of bedrijfsgebouw
Kleinschalige activiteiten - de activiteit wordt uitgeoefend als niet-zelfstandig onderdeel van het agrarisch bedrijf
- het gebruik ten behoeve van de nevenactiviteit vindt plaats op of in directe aansluiting op het agrarische bouwvlak
- de afwijking mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de in de directe omgeving voorkomende natuur- en/of landschapswaarden en van de waterhuishouding en -kwaliteit ter plaatse
- er dient voldaan te worden aan het bepaalde in bijlage 2
- buitenopslag is niet toegestaan
- er is geen sprake van onevenredige verkeersaantrekking
- lawaaisporten zijn niet toegestaan, met uitzondering van de verhuur van gemotoriseerde voertuigen ten behoeve van gebruik op de openbare weg
- het parkeren dient op eigen terrein binnen het bouwvlak plaats te vinden
- de maximale oppervlakte voor opslag bedraagt 1.000 m², verminderd met de oppervlakte die in gebruik is voor overige nevenactiviteiten;
- de oppervlakte van overige nevenactiviteiten bedraagt 500 m², met dien verstande dat de maximale oppervlakte voor verkoop van streekproducten 100 m² bedraagt
- er is geen sprake van milieuhygiënische bezwaren
Minicamping - het aantal plaatsen bedraagt maximaal 25
- de minicamping is gesitueerd binnen of direct aansluitend op het agrarische bouwvlak
- de landschappelijke inpassing dient op zorgvuldige wijze plaats te vinden aan de hand van een gedetailleerd uitgewerkt en door burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtingsplan
- parkeren dient op eigen terrein binnen het bouwvlak plaats te vinden
- plaatsen op de minicamping mogen alleen worden ingenomen door kampeermiddelen; stacaravans en andere recreatieve bouwwerken zijn niet toegestaan
- het gebruik is uitsluitend toegestaan in de periode van 31 maart tot 1 oktober
Huisvesting tijdelijke arbeidskrachten - het betreft uitsluitend voorzieningen in de vorm van overnachtingsmogelijkheden en verblijfsruimten voor tijdelijke arbeidskrachten die benodigd en werkzaam zijn in de agrarische sector gedurende het plant- en oogstseizoen, met een maximum van zes maanden per jaar
- de voorzieningen dienen gerealiseerd te worden binnen de bedrijfsgebouwen tot een maximum bedrijfsvloeroppervlakte van 200 m²
Het toestaan van paardenbakken - de paardenbak heeft een maximale oppervlakte van 800 m²
- de paardenbak is gesitueerd binnen het bijbehorende agrarische bouwvlak dan wel direct aansluitend daarop
- de paardenbak is gesitueerd op minimaal 20 m van de as van de weg
- de paardenbak is voorzien van een goede landschappelijke inpassing
- de paardenbak is gesitueerd op minimaal 20 m van gronden die zijn bestemd tot 'Wonen',
- het aantal paardenbakken bedraagt niet meer dan één per bijbehorend agrarisch bouwvlak .

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor:

  1. a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van het groen/landschapselementen en de bijbehorende groeiplaats;
  2. b. behoud van (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  3. c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. extensief recreatief medegebruik;
  5. e. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke waarden en natuurwaarden;
  6. f. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de hydrologische waarden en de hydrologische betekenis;
  7. g. behoud van de archeologische waarden en behoud en/of herstel van de cultuurhistorische waarde;
  8. h. de landschappelijke inpassing zoals aangegeven in het inrichtingsplan dat als bijlage onderdeel uitmaakt van deze regels.

4.2 Bouwregels

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.

Artikel 5 Natuur

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor:

  1. a. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden;
  2. b. behoud, herstel en ontwikkeling van kleinschalige natuur- en landschapselementen;
  3. c. behoud, herstel en ontwikkeling van bos en natuur;
  4. d. instandhouding van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  5. e. bosbouw;
  6. f. wandel- en fietspaden en bestaande wegen;
  7. g. (voorzieningen ten behoeve van) waterkering en waterhuishouding alsmede herstel, ontwikkeling en instandhouding van water en waterpartijen;
  8. h. extensieve dagrecreatie
  9. i. de landschappelijke inpassing zoals aangegeven in het inrichtingsplan dat als bijlage onderdeeldeel uitmaakt van deze regels;

met bijbehorende voorzieningen.

5.2 bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. Bebouwing mag alleen worden opgericht ten behoeve van de doelen als genoemd in artikel 5.1.
  2. b. Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
  3. c. Er mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouw zijnde worden opgericht, met uitzondering van erfafscheidingen, met een maximale hoogte van 2 m.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende natuur- en landschapswaarden;
  4. d. voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder bruggen, duikers en gelijksoortige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen, doch uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, met dien verstande, dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet meer mag bedragen dan 4 m.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in woningen inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen;
  2. b. aan-huis-verbonden-beroepen met een bedrijfsvloeroppervlakte van niet meer dan 25 m²;
  3. c. parkeervoorzieningen, paden, erven en tuinen;
  4. d. bed & breakfast als recreatieve nevenactiviteit uitsluitend binnen de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, een en ander in maximaal 2 slaapkamers en ten behoeve van maximaal 4 personen.

7.2 Bouwregels

7.3 Specifieke gebruiksregels

Onder verboden gebruik als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruik van een woonhuis voor de huisvesting van meer dan één huishouden;
  2. b. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf;
  3. c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  4. d. de opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen en van materialen, emballage en afval, behoudens voorzover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik.

7.4 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken:

  1. a. van het bepaalde in artikel 7.2.2, voor een kleinere afstand tot de zijdelingse perceelgrens, indien de belangen van derden hierdoor niet onevenredig worden aangetast;
  2. b. van het bepaalde in artikel 7.2.2, voor het algeheel herbouwen van een woning op een andere locatie, mits:
    1. 1. de herbouw plaatsvindt binnen hetzelfde bestemmingsvlak;
    2. 2. de herbouw vanuit landschappelijk, stedenbouwkundig en/of milieukundig oogpunt een verbeterde situering tot gevolg heeft;
    3. 3. de belangen van omliggende (niet-)agrarische bedrijven en aangrenzende percelen niet onevenredig worden aangetast.
  3. c. met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.2.4, voor het bouwen van ooievaarsnesten met een hoogte van maximaal 8 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. de ruimtelijke kwaliteit;
    2. 2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    3. 3. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
    4. 4. de verkeersveiligheid;
    5. 5. de woonsituatie.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 8 Waarde - Archeologie Verwachtingswaarde Hoog

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie verwachtingswaarde hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van op of in die gronden aanwezige archeologische waarden.

8.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene Bouwregels

10.1 Afwijkende bebouwing

Indien de bestaande bebouwing afwijkt van hetgeen elders in deze regels is toegestaan, dienen in afwijking van die regels, de bestaande afwijkingen voor wat betreft:

  1. a. goothoogte;
  2. b. bouwhoogte;
  3. c. oppervlakte;
  4. d. inhoud;
  5. e. afstand tot de as van de weg;
  6. f. afstand tot de zijdelingse perceelsgrens,

ter plaatse van de afwijking als maximaal toelaatbaar worden aangehouden, mits deze afwijkende maatvoering op legale wijze tot stand is gekomen.

Artikel 11 Algemene Gebruiksregels

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval verstaan een gebruik of het doen of laten gebruiken:

  1. a. van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en/of opslagplaats met het oog op het in de bestemming passende gebruik;
  2. b. van gronden of bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van detailhandel die met het oog op de aan de betrokken gronden gegeven bestemming is toegestaan;
  3. c. van gronden voor een kleinschalig kampeerterrein, groepskampeerterrein en/of natuurkampeerterrein, anders dan met het oog op de aan de betrokken gronden gegeven bestemming is toegestaan;
  4. d. van gronden voor motor-, water- en modelvliegtuig- en andere vormen van lawaaisport, anders dan met het oog op de aan de betrokken gronden gegeven bestemming is toegestaan;
  5. e. van gronden of bouwwerken voor een seksinrichting;
  6. f. van vrijstaande bijgebouwen en bedrijfsgebouwen voor bewoning, anders dan het op grond van deze regels toegestane gebruik ten behoeve van mantelzorg;
  7. g. van recreatiewoningen en stacaravans voor permanente bewoning;
  8. h. van gronden voor het buiten bouwvlakken aanleggen en vergroten van oppervlakteverhardingen binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap';
  9. i. van gronden met een agrarische bestemming als visvijver;
  10. j. van gronden voor bedrijfsdoeleinden, anders dan met het oog op de aan de betrokken gronden gegeven bestemming is toegestaan;
  11. k. het gebruik, daaronder mede begrepen het doen en/of laten gebruiken, van gronden in afwijking van het inrichtingsplan dat als bijlage onderdeel uitmaakt van deze regels, met ingang van 1 jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan.

Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het plan te wijzigen:

  1. a. door de bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, andere grenslijnen en aanduidingen met ten hoogste 15 m te verschuiven, indien een gewijzigde uitvoering van het plan om ruimtelijke, verkeerskundige of technische redenen gewenst is;
  2. b. door het onderbrengen van bedrijfsactiviteiten in een andere categorie in de tot het plan behorende milieuzoneringslijst c.q. door het onderbrengen van nieuwe of andere bedrijfsactiviteiten, indien de opgenomen vermelding niet meer juist of volledig is.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Met een omgevingsvergunning kan eenmalig afgeweken worden van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee strijdig is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode van langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan "Hamelspoelweg 12 - Herpen - 2012".

Bijlagen Bij De Regels

Bijlage 1 Inrichtingsvoorstel

Bijlage 2 Lijst Bedrijven En Milieuzonering

Bijlage 3 Nevenactiviteiten Bij Agrarische Bedrijven

Thema maximale omvang bebouwd oppervlak en overige parameters
Statische opslag/caravanopslag maximaal 1.000 m² toegestaan
Agrarisch gerelateerde bedrijven 500 m²
Toeleveringsbedrijven voor de agrarische sector 500 m²
Verblijfsrecreatie maximaal 6 eenheden
Dagrecreatie/sport, inclusief ondersteunende horeca 500 m²
Overige dienstverlening 500 m²
Ambachtelijke landbouwproductenverwerkende bedrijven inclusief verkoop van streekproducten 500 m²
Ambachtelijke bedrijven maximale productievloeroppervlakte 200 m²