Sport- en Vrijetijdscentrum 'De Vijfsprong', Baanvelden 22
Bestemmingsplan - Gemeente Rucphen
Vastgesteld op 27-09-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Sport- en Vrijetijdscentrum 'De Vijfsprong', Baanvelden 22.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0840.2581S0011-DEF1 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 verbeelding
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand Bestemmingsplan Sport- en Vrijetijdscentrum 'De Vijfsprong', Baanvelden 22.
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aan- of uitbouw
een uit de gevel springend, in architectonisch opzicht ondergeschikt deel van een hoofdgebouw dat door de indeling en inrichting is bestemd hoofdzakelijk te worden gebruikt overeenkomstig het gebruik van het hoofdgebouw.
1.7 bebouwing
één of meer gebouwen en / of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.8 bebouwingspercentage
een op de kaart of in planregels aangegeven percentage dat de grootte van het deel van een bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.9 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.10 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.11 Bevi
Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.
1.12 Bevi-inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.
1.13 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.14 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.15 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.16 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.17 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.18 dagrecreatie
activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting uitdrukkelijk is uitgesloten.
1.19 dagrecreatieve voorziening
speciaal aangelegde accommodatie al dan niet overdekt ten behoeve van dagrecreatie.
1.20 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.21 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen, ligging of functie dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.
1.22 Ivb
het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.
1.23 maatvoeringsvlak
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangegeven, waar een bepaalde maatvoering geldt.
1.24 nutsvoorziening
voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, gemaalgebouwtjes en telefooncellen;
1.25 ondergeschikte nevenactiviteit
een activiteit waarvan de omvang zodanig is dat deze, met behoud van de hoofdfunctie, naast de hoofdfunctie kunnen worden uitgeoefend.
1.26 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en van maximaal twee wanden.
1.27 peil
- a. voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwterrein.
1.28 voorgevel van een gebouw
het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw.
1.29 Wed
de Wet op de economische delicten, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.
1.30 weg
als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub b van de Wegenverkeerswet 1994, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.
1.31 Wgh
de Wet geluidhinder, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.
1.32 Wgh-inrichtingen
bedrijven als genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.
1.33 Wro
de Wet ruimtelijke ordening, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.
1.34 zijgevel van een gebouw
een gevel van een hoofdgebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstanden
van gebouwen onderling, alsmede afstanden van gebouwen tot de bouwperceelsgrens worden gemeten vanaf de zijgevel van een gebouw.
2.2 het bebouwde oppervlakte van een bouwperceel of een ander terrein
door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en overkappingen bij elkaar op te tellen, tenzij in deze regels anders is bepaald.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.5 de breedte en diepte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van de scheidingsmuren, met dien verstande, dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat.
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 het bedrijfsvloeroppervlak
binnenwerks op de vloer van de ruimten die ingevolge het plan worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsmatige activiteiten.
2.8 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.9 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.10 ondergeschikte bouwdelen
bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, portalen, balkons en overstekende daken, worden bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. park, plantsoen, bermstroken, bermsloten, waterpartijen, wegen, paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, geluidwerende voorzieningen;
- b. extensief recreatief gebruik;
- c. andere tot de bestemming behorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Artikel 4 Recreatie
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 1': uitsluitend een indoorschietbaan, sbi-code 926 met bijbehorende geluidwerende voorzieningen;
- b. wegen, paden, pleinen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen voor de situering en afmeting van bouwwerken met inachtneming van de volgende regels:
- a. nadere eisen zijn noodzakelijk ter voorkoming van onevenredige aantasting van aangrenzende gronden;
- b. nadere eisen zijn noodzakelijk uit het oogpunt van verkeersveiligheid, brandveiligheid of brand- en rampenbestrijding;
- c. nadere eisen zijn noodzakelijk om te voorzien in de parkeerbehoefte in de vorm van parkeren op eigen terrein of in het voorzien in ruimte voor laden en lossen op eigen terrein;
- d. nadere eisen zijn noodzakelijk voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. ondergeschikte horeca-activiteiten zijn toegestaan tot een maximum vloeroppervlakte van 100 m².
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
6.1 Overschrijdingen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 meter bedraagt;
- b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 meter bedraagt;
- c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 meter bedraagt.
6.2 Nadere eisen
6.3 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
- a. voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
- b. in geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
- c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is artikel 10.1 niet van toepassing.
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels in dit plan voor:
- a. het afwijken van de in het plan voorgeschreven maatvoering met maximaal 10%;
- b. het oprichten van antennes en masten met een bouwhoogte van maximaal 15 meter.
Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels
8.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de regels in dit plan te wijzigen voor:
- a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m² en een hoogte van maximaal 3,5 meter;
- b. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken geen gebouwen zijnde of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 3 meter toelaatbaar.
Artikel 9 Overige Regels
9.1 Wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van artikel 10.1 lid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Artikel 10.1 lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. het is verboden het met het plan strijdige gebruik, bedoeld in lid 10.2, sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. indien het gebruik, bedoeld in lid 10.2, sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. lid 10.2,sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: "Regels van het bestemmingsplan Sport- en Vrijetijdscentrum 'De Vijfsprong', Baanvelden 22.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Schietsportvereniging Koningsschutters is voornemens de huidige accommodatie uit te breiden. Beoogd zijn de volgende ingrepen:
- een 100 meter indoorschietbaan;
- een 25 meter indoorschietbaan;
- een 10 meter indoorschietbaan;
- een uitbreiding van de bestuurskamer;
- extra opslagruimte.
De nieuwe functies worden gerealiseerd aansluitend aan de huidige bebouwing. De kleinere functies worden daarbij gesitueerd tussen de nieuwe 100 meter indoorschietbaan en de bestaande bebouwing.
1.2 Doel En Opzet
Realisering van het beoogde uitbreidingsplan is niet binnen het vigerende bestemmingsplan Sport- en Vrijetijdscentrum “De Vijfsprong” (1995) mogelijk. Ter plaatse geldt de bestemming “Groendoeleinden”. Hierbinnen zijn geen recreatieve functies en gebouwen toegestaan. Om deze reden is het opstellen van een bestemmingsplan nodig. Doel van het op te stellen bestemmingsplan is het onderbouwen en juridisch-planologisch regelen van de beoogde uitbreiding van de accommodatie van schietsportvereniging Koningsschutters (hierna te noemen: het project).
1.3 Leeswijzer
De opzet van de plantoelichting is als volgt.
- In hoofdstuk 2 wordt beknopt het project beschreven. Achtereenvolgens wordt daarbij kort ingegaan op de huidige situatie en de ontwikkeling (beschrijving van het project).
- In hoofdstuk 3 wordt aandacht besteed aan het beleidskader.
- In hoofdstuk 4 zijn de resultaten vermeld van de toetsing van de realisering van het project aan ruimtelijke en milieu-aspecten.
- Hoofdstuk 5 bevat de planbeschrijving.
- Hoofdstuk 6 bevat de toelichting op de juridische regeling.
- Hoofdstuk 7 en 8 behandelen achtereenvolgens de economische en maatschappelijke haalbaarheid.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Bestaande Situatie
Ligging plangebied
De huidige schietsportvereniging Koningsschutters bevindt zich aan de Baanvelden 22 te Rucphen. De locatie is rood gearceerd weergegeven in figuur 2.1. Aan de noordoostzijde bevindt zich de Baanvelden. Ten noordwesten van de locatie is een bos gesitueerd. Ten zuidwesten en -oosten van de locatie is een groenstrook met aansluitend agrarische gronden gelegen.
Figuur 2.1. Ligging plangebied
Bestaande situatie
Context
De locatie met de schietbaan maakt deel uit van een gebied met verschillende recreatieve voorzieningen. Zo liggen in de directe omgeving onder andere een openbaar zwembad, handbal- en hockeyvelden, een manege, een overdekte skihal (Skidôme) en andere recreatieve voorzieningen. De genoemde functies zijn evenals de schietbaan, gelegen tussen kleinere en grotere percelen met opgaand groen.
Perceel
Op het zuidoostelijk deel van het perceel is een 50 meter lange indoorschietbaan gerealiseerd. De indoorschietbaan is thans rondom van een aarden wal voorzien en in de huidige situatie afgedekt met plastic/grondzeil. Het noordwestelijk deel van het perceel is in gebruik als bosperceel (zie achtergrond foto figuur 2.2). Het parkeerterrein bevindt zich aan de zuidzijde van het gebouw en aan de Baanvelden. Het parkeerterrein aan de Baanvelden is om veiligheidsredenen niet voorzien van hoog opgaande beplanting, maar van lage hagen en beplanting.
Figuur 2.2. Huidige situatie (bebouwing, parkeerterrein en aarden wal)
Gebouw
De bebouwing heeft een bouwhoogte van 4 meter en een oppervlakte van circa 950 m². Hiervan wordt ondermeer 775 m² voor de schietactiviteiten benut en ongeveer 175 m2 voor andere activiteiten zoals:
- bestuursruimte;
- ondergeschikte horecavoorziening met keuken;
- rokersruimte;
- garderobe;
- toiletten;
- opslagruimten.
2.2 Beoogde Situatie
Bouwplan
Inverpro bouwbedrijf heeft in opdracht van schietvereniging Koningsschutters een bouwplan opgesteld voor de uitbreiding van de huidige accommodatie met een 100 meter indoorschietbaan. Het bouwplan is geprojecteerd aan de noordwestzijde van het huidige gebouw (ter plaatse van het bosperceel). De totale lengte van de beoogde bebouwing bedraagt circa 110 meter en heeft een bouwhoogte van 4 meter en is daarmee gelijk aan de bouwhoogte van de huidige bebouwing.
Naast de 100 meter indoorschietbaan worden voorts een uitbreiding van de bestuurskamer, een 10 meter indoorschietbaan, een extra opslagruimte en een 25 meter indoorschietbaan voorzien. Deze ruimten worden gesitueerd tussen de huidige en nieuwe bebouwing.
Inpassing
De uitbreiding krijgt eenzelfde vormgeving als de huidige indoorschietbaan. Het gebouw wordt evenals de bestaande accommodatie voorzien van een aarden wal. De oude en de nieuwe aarden wal worden voorzien van beplanting (gras, struiken). Het plastic verdwijnt. Hierdoor wordt het gebouw landschappelijk ingepast (zie ook hoofdstuk 4).
Het aanbrengen van hoog opgaande beplanting nabij de ingang van de schietaccommodatie, ter plaatse van het parkeerterrein en aan de openbare weg levert sociale veiligheidsrisico's op bij het arriveren en verlaten van de schietaccommodatie. Om toch een vriendelijke inpassing aan de Baanvelden te bewerkstelligen worden uitsluitend laagblijvende beplantingen (lage hagen en struikjes) aangeplant, incidenteel afgewisseld met hogere beplanting. Daarbij is een zodanige sociale controle mogelijk te zijn, dat ongenodigden niet ongezien het complex kunnen benaderen.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
Algemeen
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Provincies en gemeentes krijgen meer bevoegdheden bij ruimtelijke ordening. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals verbetering van de bereikbaarheid.
De SVIR vervangt verschillende nota’s, zoals:
- de Nota Ruimte;
- de Structuurvisie Randstad 2040;
- de Nota Mobiliteit;
- de MobiliteitsAanpak;
- de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving.
Doelen Rijksoverheid voor ruimte en mobiliteit
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid.
Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd:
- de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
- de bereikbaarheid verbeteren;
- zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
Rol provincies en gemeenten bij ruimte en mobiliteit
De provincies en gemeenten krijgen in het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren.
Het Rijk laat de sturing tussen verstedelijking en landschap over aan de provincies om meer ruimte te laten voor regionaal maatwerk. Daarmee is het beleid ten aanzien van landschap op landelijk niveau is niet langer een rijksverantwoordelijkheid.
Toetsing
Het project voldoet aan de hoofddoelen van het SVIR. Er zijn geen nationale belangen die met de realisering van het project worden benadeeld. De ruimtelijke inpassing wordt op provinciaal en gemeentelijk niveau beschouwd (zie hierna).
Boswet
Op 1 juli 1962 is, ter bescherming van bosgebieden, de Boswet in werking getreden. Het doel van deze wet is het totale oppervlakte bos in Nederland op peil te houden. Daartoe is in de wet de verplichting opgenomen tot het binnen 3 jaar 1 op 1 herplanten van te rooien bos.
Als herplanten op het perceel waar de velling heeft plaatsgevonden problemen oplevert, kan toestemming tot compensatie worden verleend. Dit betekent dat toestemming wordt verleend om een ander perceel te beplanten. Bij aantasting van een boskern (aaneengesloten stuk bos groter dan 5 hectare) is herplant in of aansluitend aan de boskern verplicht. In andere gevallen mag compensatie ook op grotere afstand plaatsvinden.
Toetsing
Het te kappen deel van het bosperceel (2.814 m2) valt onder de Boswet. Kap heeft betrekking op minder dan 5 hectare bos. Aanplant van bos kan niet op de projectlocatie of grenzend aan de projectlocatie plaatsvinden. Ook in de directe omgeving zijn geen locaties beschikbaar voor herplant van het bosperceel. Overeenkomstig de boswet mag compensatie, gezien de oppervlakte van het te kappen bosperceel (kleiner dan 5 hectare), op grotere afstand plaats vinden. In overleg met de gemeente wordt een locatie voor compensatie gezocht. De herplant van het bos (locatie en financiën) is in een separate overeenkomst tussen de gemeente Rucphen en de schietvereniging Koningsschutters vastgelegd.
3.2 Provinciaal Beleid
Structuurvisie
De provincie geeft in de structuurvisie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De visie geeft een ruimtelijke vertaling van de opgaven en doelen uit de Agenda van Brabant. Daarnaast ondersteunt de structuurvisie het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals het economisch-, mobiliteits-, sociaal-, cultureel-, milieu- en natuurbeleid.
In het licht van het opstellen van de structuurvisie is het vigerende ruimtelijke beleid nader beschouwd. De conclusie is dat een groot deel van het provinciale ruimtelijke beleid actueel is en daarom ongewijzigd blijft. Voorbeelden daarvan zijn:
- het principe van concentratie van verstedelijking;
- zorgvuldig ruimtegebruik;
- het verantwoord omgaan met de natuurlijke basis;
- het streven naar robuuste en aaneengeschakelde natuurgebieden;
- het concentratiebeleid voor glastuinbouw en intensieve veehouderij.
De structuurvisie bestaat uit vier delen. Voor dit project zijn deel A en B relevant.
Deel A
Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Op basis van trends en ontwikkelingen heeft de provincie haar ruimtelijke belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. In haar sturing biedt zij gemeenten meer ruimte om afwegingen te maken in een aantal vooraf gestelde kaders. Daarnaast zet de provincie zelf een aantal ontwikkelingen in gang.
Deel B
In deel B staan de ambities, het beleid en de uitvoering voor de vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur.
Het plangebied is op de visiekaart gesitueerd binnen:
- het mozaïeklandschap;
- de geledingszone.
De opgave is om een goede balans te vinden tussen rode en groene ontwikkelingen en het contrast tussen stad en land, het mozaïek, te behouden en verder te ontwikkelen (groene geledingszones) en door meer in te zetten op verstedelijking die de eigen identiteit van stad of dorp in relatie tot het landschap versterkt.
Op de structuurkaart is het plangebied aangeduid als gemengd agrarisch gebied. In het gemengd landelijk gebied wordt voldaan aan de vraag naar kleinschalige stedelijke voorzieningen, recreatie, toerisme en ondernemen in een groene omgeving.
Toetsing
Het project past binnen de uitgangspunten van de Structuurvisie.
- In het kader van het project is onderzoek uitgevoerd (zie hoofdstuk 4) waarin aandacht is besteed aan onder andere archeologie, bodem, ecologie, water. Uit dit onderzoek zijn geen belemmeringen gebleken.
- Er is sprake van bundeling en intensivering van bestaand (recreatief) gebied. Er is sprake van zuinig ruimtegebruik, zonder dat de landschappelijke kwaliteit in de gemeente onevenredig wordt aangetast. Er wordt voorzien in een nieuwe landschappelijke inpassing.
- Het gebied waarin de ontwikkeling plaats vindt, is aangewezen als gemengd agrarisch gebied. Binnen dergelijke gebieden kan ruimte worden geboden aan de groeiende vraag naar ruimte voor recreatief medegebruik. Ter plaatse heeft de context van het gebied in belangrijke mate reeds een recreatieve betekenis (Skidôme, sportcentrum de Vijfsprong, hockey, manege). Uitbreiding van de schietbaan, ook reeds aanwezig in het gebied, past daarbij.
- De landschappelijke kwaliteit in het gebied bestaat uit een omgeving van (veelal gebouwde) recreatieve voorzieningen met daartussen enkele groensingels. De gebouwde voorzieningen presenteren zich aan de Baanvelden. Een deel van het bosperceel tussen manege en schietbaan wordt ten behoeve van de uitbreiding gerooid. Uitgangspunt is dat dit te rooien bos binnen de locatie, aansluitend aan de locatie of de directe omgeving hiervan, of, indien dit niet anders kan, elders binnen de gemeente, wordt gecompenseerd. Hiervoor is door de gemeente een overeenkomst gesloten met de schietvereniging. In deze overeenkomst is de hoogte van het bedrag voor compensatie vastgelegd. Het overige deel van het bosperceel blijft behouden. Er resteert een aanzienlijk deel van het bosperceel. De karakteristieke groene dooradering van het gebied wordt dus niet onevenredig aangetast.
- Op het perceel wordt voorzien in adequate landschappelijke inpassing (zie ook 2.2 en 4.1). Deze landschappelijke inpassing bestaat uit:
- 1. het aanbrengen van een grondwal met beplanting;
- 2. beplanting in een groenzone rondom het perceel (uitgezonderd de voorzijde).
- De landschappelijke inpassing wordt zowel vastgelegd met een bestemming Groen (publiekrechtelijk) als privaatrechtelijk in de vorm van de genoemde overeenkomst.
Verordening Ruimte (VR) Noord Brabant 2011
- Het plangebied is gesitueerd buiten het bestaand stedelijk gebied of zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling.
- Het plangebied heeft geen vermelding op de kaarten natuur en landschap, cultuurhistorie, niet agrarische ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied.
- De kaarten ten aanzien van agrarische ontwikkelingen en intensieve veehouderij zijn niet relevant.
Van belang zijn de artikelen:
- zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit;
- kwaliteitsverbetering van het landschap.
Artikel 2.1 Zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit
In art. 2.1 VR is het principe van zorgvuldig ruimtegebruik vastgelegd. Dit houdt het volgende in.
- Voor een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling gebruik wordt gemaakt van bestaand bestemmingsvlak of bouwblok.
- Uitbreiding is slechts mogelijk mits de financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de ruimtelijke ontwikkeling binnen bestaand ruimtebeslag te doen plaatsvinden.
Artikel 2.2 Kwaliteitsverbetering van het landschap
In art. 2.2 VR staat dat juridisch, feitelijk en financieel verzekerd moet zijn dat de realisering van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met een aantoonbare fysieke verbetering van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of extensieve recreatieve mogelijkheden. Deze verbetering kan onder meer betreffen:
- het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen;
- het wegnemen van verharding of slopen van bebouwing.
Als kwaliteitsverbetering niet is verzekerd, moet een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds zijn verzekerd.
Toetsing
Artikel 2.1
Planontwikkeling vindt plaats direct aansluitend aan het bestaande gebouw van de schietvereniging. Een verticale uitbreiding (extra bouwlaag) is niet mogelijk in verband met:
- het beoogd programma;
- technische mogelijkheden van de bestaande bebouwing;
- de ruimtelijke uitstraling binnen de context.
Voorts wordt de context van het gebied (zie 2.1) gekenmerkt als een gemengd recreatiegebied. Verplaatsing is omwille van financiële en functionele aard niet mogelijk. Ten aanzien van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied is in een overeenkomst tussen initiatiefnemer en gemeente vastgelegd:
- de te realiseren landschappelijke inpassing (zie ook 4.1);
- de investering samenhangend met het deels rooien van een groenzone.
Artikel 2.2
Met de initiatiefnemer is in een overeenkomst vastgelegd op welke wijze er in de kwaliteit van het landschap wordt geïnvesteerd. Dit is tweeledig.
- Investering in de kwaliteit van de locatie (zie ook 4.1). Er wordt aan drie zijden voorzien in een groenstrook met knip- en scheerheggen en opgaande beplanting. Hiermee wordt de accommodatie op een goede wijze ingepast in de bestaande recreatieve structuur van de context.
- Compensatie. In een overeenkomst is de hoogte van de vergoeding voor de compensatie van de bosstrook vastgelegd. De gemeente benut deze compensatie om elders in de gemeente landschap te realiseren.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie-plus (2003)
De Structuurvisie-plus beschrijft de visie, de ambitie en het programma voor de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van de totale gemeente Rucphen, inclusief het buitengebied. De Structuurvisie- plus is op 25 september 2003 door de gemeenteraad vastgesteld.
De visie speelt in op de bestaande stedelijke druk op regionaal niveau. De ambitie van de gemeente Rucphen is een groene buffer tussen de stedelijke regio's van Roosendaal en Breda (Etten-Leur) te vormen. In dit kader wordt bijzondere waarde gehecht aan het buitengebied en dan met name het westelijk gelegen gedeelte tussen de Rucphense Bossen en Halderberge. De bijzondere zorg voor het buitengebied komt tot uitdrukking in een wijziging van het ruimtelijk ontwikkelingsconcept. In de Structuurvisie-plus maakt het concentrisch uitbreidingsmodel van de grotere kernen plaats voor de constellatiegedachte.
Dit betekent dat de ruimtelijke ontwikkeling van de kernen Rucphen, St. Willebrord en Sprundel binnenwaarts gericht en aan elkaar gekoppeld is. De verstedelijkingsdruk westwaarts op de mogelijke koppeling van de bosgebieden binnen en buiten de gemeente wordt hiermee een halt toegeroepen. Ook wordt de stedelijke druk van de kernen zuidwaarts op het buitengebied sterk verminderd.
Figuur 3.1. Visualisering ruimtelijke ontwikkelingsconcepten
Vanuit de constellatiegedachte is het ontwikkelen van de kernendriehoek Rucphen, St. Willebrord en Sprundel één van de belangrijkste thema's in de Structuurvisie-plus. De kernendriehoek moet ruimte bieden voor functies als (dorpsoverstijgende) voorzieningen, wonen, werken en recreatie. Met name voor de kernen Rucphen en St. Willebrord ligt de prioriteit voor toekomstige ruimtelijke ontwikkeling in dit gebied. Het plangebied ligt in het geografische hart van de gezamenlijke dorpen.
Vanuit het geschetste ruimtelijk profiel en het duurzaam structuurbeeld ligt het accent voor de kernendriehoek Rucphen, Sprundel en St. Willebrord op een naar 'binnen' gerichte oriëntatie. De hoofddoelstelling voor de drie kernen is dan ook het streven naar een onderlinge ruimtelijke en deels functionele samenhang van de kernen gebundeld rondom een centraal dorpspark: de Binnentuin. Voorop staat dat ieder van de kernen binnen de driehoek een eigen identiteit dient te behouden. De kenmerken van de gemeenschappelijke Binnentuin zijn de volgende:
- 1. Een zodanige inrichting dat enerzijds de eigen identiteit van de kernen tot uitdrukking komt en anderzijds de kernen met elkaar worden verbonden.
- 2. De Binnentuin biedt plaats aan openbare, recreatieve en andere dorpsoverstijgende gemeenschappelijke voorzieningen.
- 3. Een goede bereikbaarheid voor het langzaam verkeer tussen de kernen onderling, waarvan de infrastructuur tevens dienst doet als structuurdrager voor de inrichting.
- 4. Een aantrekkelijk klimaat voor het wonen in de kernen.
- 5. Commerciële recreatieve voorzieningen die zich laten inpassen in een groene omgeving.
Toetsing
Een belangrijke concentratie van recreatieve voorzieningen van de gemeente ligt aan de Baanvelden. De uitbreiding van de schietvereniging vindt plaats aansluitend aan de bestaande accommodatie. In de Structuurvisie-plus worden de openbare, recreatieve en andere dorpsoverstijgende gemeenschappelijke voorzieningen, waaronder de schietbaan, als kwaliteit beschouwd. In de uitwerking van het duurzaam structuurbeeld en de verschillende strategieën wordt het uitbouwen van voorzieningen bij 'De Vijfsprong', waar het plangebied deel van uitmaakt, als kwaliteitsoptie gezien. De huidige recreatieve functie van de accommodatie wordt verder versterkt. Daarbij gaan geen waardevolle elementen en/of structuren verloren. Het plan past dan ook binnen de Structuurvisie- plus.
Structuurplan Binnentuin
Als uitvloeisel van de Structuurvisie-plus heeft de gemeente voor het gebied Binnentuin, waarbinnen het plangebied ligt, een structuurplan opgesteld. Daarin is het plangebied aangeduid als 'dagrecreatieve concentratie' doorsneden door 'groene lanen'.
Het aangegeven groene raamwerk van groene lanen en assen vormt de ruimtelijke drager van het gebied. Dit groene raamwerk versterkt enerzijds de ruimtelijk-landschappelijke karakteristiek van de Binnentuin en zorgt anderzijds voor de noodzakelijke ruimtelijke samenhang en verbindingen. Dit groene raamwerk is integraal opgenomen op de structuurplankaart.
De bestaande concentratie van dagrecreatieve voorzieningen inclusief de daaraan gerelateerde groene omgeving is opgenomen in het functievlak dagrecreatieve concentratie. Beleid en ontwikkeling richten zich voor dit gebied op:
- beheer van de bestaande accommodatie en groene ruimte;
- verbetering/vernieuwing/uitbreiding van bestaande dagrecreatieve voorzieningen;
- verbreding door vestiging van nieuwe dagrecreatieve voorzieningen c.q. verenigingen.
Figuur 3.2. Structuurplan Binnentuin
APV2009
Beleid
In de APV van de gemeente is in artikel 4.11 de omgevingsvergunning voor de activiteit kappen geregeld. Hierin is opgenomen dat het is verboden zonder vergunning van het college houtopstand te vellen of te doen vellen.
Analyse
Het gedeelte waar de uitbreiding is voorzien, is beplant met bos, vallend onder de Boswet. Het grootste deel van de houtsingel is niet inpasbaar binnen de bouwplannen. Door de initiatiefnemer is intensief gezocht naar alternatieve inrichtingen van het terrein. Er is gekeken naar de mogelijkheden om elders te parkeren en het bestaande parkeerterrein te benutten voor de uitbreiding. De mogelijke alternatieven blijken niet haalbaar te zijn. De uitbreiding in noordelijke richting is de enige reële ontwikkeling.
Het bosperceel heeft de volgende waarden:
- landschappelijke waarden: het perceel vormt de rand van een groter bosgebied;
- natuurwaarden: het is een relatief jong bos bestaande uit naald- en loofhout. Er komen algemene natuurwaarden voor die kenmerkend zijn voor de bossen op droge zandgronden;
- beeldbepalende waarden: het perceel vormt een onderdeel van het kleinschalige landschap. Ondanks de kap van het perceel zal dit landschapsbeeld in stand blijven.
Indien houtopstanden met waarden worden gekapt, wordt herplant verlangt.
Toetsing
Voor de te kappen bomen wordt tijdig een omgevingsvergunning voor de activiteit kappen aangevraagd. Kap heeft betrekking op minder dan 5 hectare bos en wordt elders gecompenseerd, omdat herplant op de locatie en aangrenzend of in de nabijheid van de locatie niet mogelijk is gebleken. De herplant van het bos is door middel van een overeenkomst gewaarborgd.
Welstandsnota
Beleid
De locatie maakt deel uit van het welstandsgebied G1, Parken en groengebieden sport- en vrijetijdscentrum de Vijfsprong. De gemeenteraad heeft de geactualiseerde welstandsnota op 15 december 2011 vastgesteld. Navolgend volgt een beschrijving.
Bebouwing en omgeving
De Vijfsprong is gelegen buiten Rucphen en bestaat uit een aantal velden met daarbij bebouwing en verharde parkeervoorzieningen. Tevens zijn er een manege, de Heemtuin en de ski- en snowboardbaan gesitueerd. Kenmerkend voor dit groene gebied zijn enkele meer of minder grote bouwwerken in een verder open onbebouwde ruimte. De (overwegend groene) erfscheiding rond het sportterrein ontneemt het zicht op de ruimte. Er is functionele bebouwing aanwezig, ontworpen naar de gehuisveste functie.
Massa en vorm
De aanwezige bebouwing op het sport- en recreatieterrein is eenvoudig van vorm en uitstraling. Er is een verschil in representativiteit, die veelal samenhangt met de functie en tot uitdrukking komt in de vormgeving en gevelindeling. Zo heeft een kleedruimte veelal een gesloten gevel en zal bij een centrale entree het uitzicht wellicht van belang zijn voor de gevelindeling. De bebouwing op het sportterrein bestaat uit één bouwlaag met een lichte kap of plat dak of uit twee bouwlagen wanneer het grote sporthallen betreft.
Detaillering
Kleur en materiaal van de hoofdmassa zijn over het algemeen traditioneel. De bebouwing is opgetrokken uit bruine baksteen. Materialen en kleuren zijn afhankelijk van de functie van het gebouw en het gebied. Detaillering, kleur- en materiaalgebruik zijn ingetogen en functioneel passend bij de setting.
Waardering en ontwikkeling
Het groene karakter van deze gebieden is het belangrijkste kenmerk. Aandacht voor de groene buitenkant van een gebied is nodig. Daarbij wordt gestreefd naar een open en transparante aansluiting met de omgeving of juist een groene afscherming. De vorm van de groene buitenkant heeft te maken met de ligging en de functie van het gebied buiten de kern. Voor de bebouwing geldt dat deze functioneel is, relatief laag en in samenhang met de groene omgeving dient te zijn.
Welstandsniveau
Voor de gebouwen in de groengebieden is een soepel welstandsbeleid van toepassing: welstandsniveau 3.
Toetsing
De gebiedsgerichte criteria uit de welstandsnota zijn toegepast. De welstandsnota vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde realisering van de uitbreiding van de schietaccommodatie.
Visiedocument Groenbeleid
Beleid
Verankering
De Nota Ruimte (rijksbeleid inzake ruimtelijke ordening) concludeert dat naast een afname van de kwantiteit (hoeveelheid) van groen de laatste decennia, ook een afname van de kwaliteit van het groen is ontstaan. Het Rijk stelt echter dat provincies en gemeenten zelf verantwoordelijkheid dienen te nemen voor de zogenaamde basiskwaliteit voor de leefomgeving. Groen is daarmee ook geen sluitpost meer, maar onderdeel van de basiskwaliteit voor een prettig woon- en werkklimaat. Door inzichtelijk te maken dat groen iets oplevert, kan de kwaliteit ook beter behouden blijven of versterkt worden.
Visiedocument Groenbeleid
Het visiedocument Groenbeleid Rucphen maakt inzichtelijk op welke wijze invulling wordt gegeven aan groen in de gemeente. Door de verschillende typen groen te analyseren op de wijze van beheer, kwaliteit en kwantiteit ontstaat een reëel beeld van het groen in de gemeente. Hiermee is inzichtelijk gemaakt dat het onderhoud van het groen voldoet aan de kwaliteit zoals die in het groenbeheerplan 2000 is beschreven en waar eventuele knelpunten of verbeterpunten liggen.
Er wordt voor het onderhoud vooral geadviseerd de huidige werkwijze te handhaven en her en der te optimaliseren. In het visiedocument blijken de kwaliteit, beleving en waardering van groen, sterk afhankelijk te zijn van ontwerpkeuzes in planvormingsprocessen. Gesteld wordt dat er komende jaren een behoorlijke ambitie is om het groen verder in te vullen in beleid, planvorming en beheerplannen.
Provinciaal beleid
Het provinciaal beleid gaat uit van behoud, bescherming en ontwikkeling van landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische en kwaliteiten van gebieden. Plaatselijke kenmerken zijn daarbij belangrijk.
Groensaldoregeling
Een onderdeel van een groenstructuurplan is de zogenaamde groensaldoregeling (uitgewerkt in het groenstructuurplan, zie hierna).
Inpassing
Juiste erfbeplanting kan zorgen voor inpassing van nieuwe bebouwing in het landelijk gebied.
Toetsing
- De kosten voor het beheer en onderhoud van groen op het perceel van de Koningsschutters komen niet ten laste van de gemeente.
- Er zijn op basis van het provinciaal beleid geen belemmeringen voor de ontwikkeling. Ter plaatse zijn geen bijzondere natuurwaarden vastgelegd.
- Ten behoeve van het project is nagegaan of behoud van het bosperceel mogelijk is. Gebleken is dat geen andere locaties beschikbaar zijn. Voorts is geconstateerd dat herplant op of grenzend aan de locatie niet mogelijk is. Door middel van de groensaldoregeling wordt het te kappen bos gecompenseerd. Hiervoor is een overeenkomst gesloten met de schietvereniging.
- Aanbrengen van erfbeplanting is slechts beperkt mogelijk. Ongenodigden mogen niet ongezien het complex kunnen benaderen, omdat bij het betreden en verlaten van de accommodatie en het parkeerterrein sociale controle mogelijk moet zijn. Een uitwerking van de landschappelijke inpassing is opgenomen in 2.2 en 4.1. De landschappelijke inpassing draagt bij aan een kwaliteitsverbetering van het landschap.
Groenstructuurplan
Met het groenstructuurplan is er een goede basis voor de integrale ontwikkeling van rode, groene, grijze en blauwe functies. Stedelijke vernieuwing en andere ruimtelijke ontwikkelingen bieden de mogelijkheid de integrale inpassing van het groen in de bebouwde kom extra te versterken. Met vaststelling van het groenstructuurplan kan er gewerkt worden aan een integraal inrichtingsplan voor de openbare ruimte van de toekomst. Hierbij moet het versterken van de groene kwaliteit, wat uitgangspunt is voor dit groenstructuurplan hand in hand gaan met voorgenomen ontwikkelingen in woningbouw, verkeer en parkeren, waterhuishouding, en recreatie. Uitgangspunt is te werken aan samenhangende en synergetische plannen die de leefbaarheid van het dorp verbeteren en het dorp een herkenbaar gezicht geven. De Baanvelden, waaraan de locatie is gesitueerd, heeft een belangrijke functie als ontsluitingsweg en heeft cultuur-historische waarde. De Baanvelden bepaalt met het aanwezige groen voor een groot deel het karakter van het omliggende gebied en is aangewezen als een secundaire landelijke dooradering. De bospercelen rondom de locatie zijn aangeduid als belangrijke natuurgebieden. Deze bospercelen zijn niet aangewezen als ecologische verbindingszones of Natura 2000-gebieden.
De in het structuurplan opgenomen groensaldoregeling is bedoeld als instrument wat binnen projecten ondersteuning geeft aan het proces. De regeling maakt keuzes, besluiten en afwegingen over het groen en de consequenties daarvan bewust inzichtelijk. De groensaldoregeling heeft als voornaamste doel het veiligstellen van zowel de kwantiteit als de kwaliteit van het openbaar groen. Compenseren kan kwantitatief en / of kwalitatief zijn en als beide niet mogelijk zijn financieel (met uiteindelijk ook een kwantitatief of kwalitatief doel, zij het op een andere plek).
Voor het hanteren van de groensaldoregeling gelden de volgende uitgangspunten:
- de regeling geldt alleen voor openbaar groen (inclusief speelvoorzieningen en water);
- compensatie vindt binnen het project of minimaal in dezelfde wijk plaats;
- financiële compensatie binnen een gestelde termijn wordt ingezet in de wijk zelf of in de directe invloedssfeer van de betreffende wijk.
Toetsing
Door de ontwikkeling verdwijnt een smalle reep bos. Dit groen wordt elders gecompenseerd, omdat compensatie op en in de nabijheid van de locatie niet mogelijk is gebleken. De kern van het bosgebied, waar onder andere de Heemtuin in is gelegen, wordt niet aangetast. Ook het kleinschalige karakter van het landschap blijft in takt. In overleg met gemeente wordt gezocht naar een passende locatie voor compensatie. Compensatie van het bosperceel wordt vastgelegd in een overeenkomst. Het karakter van de Baanvelden zal door de ontwikkeling marginaal worden gewijzigd: er resteert nog een belangrijk deel van de bosopstanden.
Rucphen Natuurlijk Actief
Beleid
Het beleidsplan Rucphen Natuurlijk Actief geeft een vrij uitgebreide omschrijving van de groene recreatieve kwaliteiten van de gemeente. Deze bevinden zich voornamelijk in de Rucphense Bossen en heide, het landelijk gebied en de Vijfsprong. Accommodatievormen die aansluiten bij de thema's natuur, landschap en sport krijgen de voorkeur. Ingezet wordt op kwalitatief hoogwaardige accommodaties die passen in het groene landschap
Toetsing
De accommodatie wordt voorzien van aarden wallen. Hierop worden gras en struiken aangebracht, zodat de accommodatie goed ingepast zal zijn in de recreatieve omgeving.
Beleidsplan Toerisme en Recreatie gemeente Rucphen
Beleid
Het doel van het Beleidsplan Toerisme en Recreatie gemeente Rucphen is een integraal toeristisch-recreatief beleidsplan, waarin maatregelen voor de toekomst worden aangegeven om te komen tot kwaliteitsverbetering en versterking van toerisme en recreatie binnen de gemeente, dat kan rekenen op betrokkenheid en draagvlak bij ondernemers en bewoners. Voor het plangebied en omgeving is van belang dat het beleid is gericht op uitbouw van dagrecreatie met als belangrijkste accent sport.
Toetsing
Het plan voorziet in een uitbreiding van de recreatieve mogelijkheden van de indoorschietbaan, door realisering van een 100 meter indoorschietbaan. Hiermee wordt invulling gegeven aan het beleidsplan.
Bestemmingsplan Sport - en vrijetijdscentrum "De Vijfsprong"
Het geldende bestemmingsplan maakt ter plaatse reeds een indoorschietbaan mogelijk. Op de locatie waar de uitbreiding is voorzien geldt de bestemming "Groendoeleinden". Het bestemmingsplan bevat geen relevante flexibiliteitsbepalingen, waardoor het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk is.
3.4 Conclusie
Op basis van de voorgaande paragrafen wordt het volgende geconcludeerd.
Rijksbeleid
- Het project voldoet aan het SVIR.
- Het project houdt rekening met de Boswet. Met gemeente wordt een overeenkomst gesloten voor het te compenseren bos.
Provinciaal beleid
- Het project voldoet aan de Structuurvisie.
- Het project voldoet aan de Provinciale Ruimtelijke Verordening.
Gemeentelijk beleid
- Voldaan wordt aan de Structuurvisie-plus.
- Het project past binnen het Structuurplan Binnentuin.
- De welstandsnota vormt geen belemmering voor het project.
- Binnen het uitvoeringskader van het Visiedocument Groenbeleid en het groenstructuurplan is het project uitvoerbaar.
Realisering van het project is binnen de geldende beleidskaders mogelijk. Uitsluitend het geldende bestemmingsplan voorziet niet in mogelijkheden voor realisering van de uitbreiding. Het opstellen van een nieuw bestemmingsplan, toegesneden op de ontwikkeling, is daarom noodzakelijk.
- De uitbreiding wordt aangesloten bij de huidige accommodatie in een context waar bovendien al verschillende recreatieve voorzieningen zijn gesitueerd. Voor realisering van het project is aandacht besteed aan de onderste lagen. Er is hiermee sprake van zuinig ruimtegebruik binnen bestaand stedelijk gebied.
- Gezien de aard en omvang van het project heeft de uitbreiding van de schietbaan slechts een beperkte ruimtelijke impact op de omgeving. Het groen dat wordt gekapt wordt gecompenseerd, hetgeen is geborgd in een overeenkomst.
- De uitbreiding van de schietvereniging vindt plaats aansluitend aan de bestaande accommodatie. De recreatieve voorzieningen blijven daarmee geconcentreerd. De huidige recreatieve functie van de accommodatie wordt verder versterkt.
- De gebiedsgerichte criteria uit de welstandsnota zijn toegepast en vormen geen belemmeringen voor de uitbreiding van de schietaccommodatie.
- De accommodatie wordt voorzien van aarden wallen met lage beplanting voor een goede landschappelijke inpassing. Verdere landschappelijke inpassing vindt plaats overeenkomstig de inrichtingsschets (2.2 en 4.1). Zodoende wordt geïnvesteerd in de kwaliteitsverbetering van de locatie. Daarbij wordt de sociale veiligheid niet geschaad.
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden, Onderzoek En Verantwoording
4.1 Stedenbouwkundige En Landschappelijke Inpassing
Realisering uitbreiding indoorschietbaan
De uitbreiding wordt ten noordwesten van de huidige indoorschietbaan gerealiseerd. Ten behoeve van de uitbreiding wordt een smalle reep van het aangrenzende bosperceel gekapt. Het betreft een strook van circa 20 bij 110 meter. Het ten noorden hiervan gelegen bosperceel blijft behouden.
Stedenbouwkundige inpassing
In de omgeving van de indoorschietbaan zijn uiteenlopende gebouwde recreatieve voorzieningen gelegen. Uitbreiding van een bestaande recreatieve voorziening is dan ook passend binnen deze recreatieve context.
Landschappelijke inpassing
De huidige accommodatie is, voor zover het de 50 meter indoorschietbaan betreft, voorzien van een aarden wal, met een hoogte van 4 meter. Deze aarden wal is afgedekt met plastic/grondzeil. De nieuwe 100 meter indoorschietbaan wordt ook voorzien van een aarden wal. Uitgangspunt is deze aarden wal (en de bestaande aarden wal) te beplanten met gras en struiken. Hierdoor wordt de accommodatie landschappelijk beter ingepast in het recreatiegebied en zal de visuele aanblik van het totale complex verbeteren. Ten behoeve van de landschappelijke inpassing van het complex wordt in overleg met de gemeente, een beplantingsplan, dat voorziet in gebiedseigen beplantingen, opgesteld. De beplanting van de aardewal en het algemene beplantingsplan voorzien in de kwaliteitsverbetering van het landschap.
Door de kap van een deel van het bosperceel vinden er beperkte veranderingen in het recreatieve, groenrijke karakter van het gebied plaats. De lengte van het bosperceel tussen manege en schietbaan neemt af van circa 200 meter naar ruim 180 meter.
Het beplantingsplan voorziet in een smalle groenstrook aan de zuid-, west-, en noordzijde van het perceel. Aan de noord- en zuidzijde is een knip- een scheerheg voorzien. In de zuidelijke knip- en scheerheg worden ook enkele bomen geplant. In de westelijke groenstrook worden bomen voorzien. Hierdoor ontstaat een landschappelijke kamer, waarbinnen de schietvereniging is gehuisvest. In verband met de sociale veiligheid kan het gebouw - aan de voorzijde - niet worden voorzien van hoog opgaande beplanting. Het landschapsplan voor de locatie draagt bij aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.
Figuur 4.1. Landschappelijke inpassing indoorschietbaan.
Afweging
Het rooien van het groen draagt niet bij aan de afname van recreatieve mogelijkheden in het gebied. Het groenperceel is namelijk niet voorzien van wandel- en of fietspaden en maakt als zodanig geen deel uit van een recreatief netwerk.
Het rooien van het bosperceel draagt beperkt bij aan de afname van de ruimtelijke beleving van het recreatiegebied. De resterende groenbuffer is van voldoende volume. Bovendien wordt een belangrijk deel van het aansluitende bosperceel behouden.
Het rooien van een deel van het bestaande bosperceel is noodzakelijk voor het uitbreiden van de indoorschietbaan. Verplaatsing van de schietbaan naar een andere locatie is niet mogelijk. Bovendien betekent verplaatsing kapitaalvernietiging: de huidige accommodatie is in 1996 gerealiseerd. Verplaatsing naar elders is financieel niet uitvoerbaar.
Daarnaast is ter plaatse sprake van een intensief benut recreatief gebied. Er zijn op korte afstand verschillende recreatieve voorzieningen gebouw: zwembad, manege, (overdekte) skibaan. Er is aldus sprake van een concentratie (bundeling) van recreatieve voorzieningen.
De schietvereniging werkt met munitie en wapens. Het aanbrengen van hoog opgaande beplanting ten behoeve van de inpassing van het complex nabij de ingang van de schietaccommodatie levert sociale veiligheidsrisico's op bij het arriveren en verlaten van de schietaccommodatie. Om deze reden wordt uitsluitend lage beplanting, bijvoorbeeld een lage haag, voorzien.
Conclusie
De volgende conclusies worden getrokken.
- Ter plaatse verdwijnt een deel van het bosperceel. Er resteert aan de Baanvelden voldoende bos om het landschappelijke recreatieve karakter van het gebied in belangrijke mate te behouden.
- Het complex wordt van met gras en struiken ingeplante aarden wallen voorzien, waardoor het complex op een goede wijze in de recreatieve omgeving gesitueerd.
- Ten behoeve van de beplanting is in overleg met de gemeente een beplantingsplan opgesteld, dat voorziet in gebiedseigen beplanting.
- Ter plaatse is sprake van een bundeling en concentratie van gebouwde recreatieve voorzieningen. Het project past binnen deze context.
Geconcludeerd wordt dat het project op een verantwoorde wijze is ingepast.
4.2 Bodem
Beleid
Voor alle bestemmingen waar een functiewijziging of herinrichting wordt voorzien, dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch bodemonderzoek, te worden verricht. Indien op grond van historische informatie blijkt dat in het verleden activiteiten hebben plaatsgevonden met een verhoogd risico op bodemverontreiniging dan dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Op basis van geconstateerde belemmeringen uit dit onderzoek, kan vervolgens worden nagegaan welke maatregelen moeten worden genomen om die belemmeringen weg te nemen (functiegericht saneren).
Verkennend bodemonderzoek
Door IDDS is een verkennend milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd op de locatie Baanvelden 22 te Rucphen (Verkennend bodemonderzoek Baanvelden te Rucphen, kenmerk 0907B231/RKO/rap1, 28 augustus 2009, zie bijlage 1). Doel van het onderzoek was vast te stellen of het voormalige, dan wel het huidige gebruik van de onderzoekslocatie heeft geleid tot een verontreiniging van de bodem.
Op basis van het vooronderzoek wordt geconcludeerd dat, op en in de nabijheid van het onderzoeksterrein, geen aandachtspunten aanwezig zijn met betrekking tot het veroorzaken van een mogelijke bodemverontreiniging. De locatie wordt daarom als "onverdachte locatie" beschouwd.
Onderzoeksresultaten
Aan de hand van de onderzoeksresultaten wordt in het onderzoek het volgende geconcludeerd.
Bovengrond
- In de bovengrond zijn geen bijmengingen met puin e.d. waargenomen. Op het maaiveld en in het opgeboorde bodemmateriaal zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen waargenomen.
- De bovengrond is niet verontreinigd met de onderzochte metalen, PCB's, PAK en minerale olie.
Ondergrond
- In de ondergrond zijn plaatselijk bijmengingen bruinkool waargenomen. In het opgeboorde bodemmateriaal zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen waargenomen.
- De ondergrond is niet verontreinigd met zware metalen, PCB's, PAK en minerale olie.
Grondwater
- Het grondwater is licht verontreinigd met barium, cadmium, nikkel en zink en is niet verontreinigd met de overige zware metalen, vluchtige aromaten, VOCI en minerale olie.
Conclusie
Gelet op de onderzoeksresultaten (overschrijding streefwaarden grondwater) dient de hypothese "onverdacht" voor de onderzoekslocatie formeel te worden verworpen. De gemeten overschrijding van de streefwaarden is echter dermate gering, dat aanvullend onderzoek naar het voorkomen van deze stoffen in de bodem op het perceel, conform het gestelde in de Wet bodembescherming, niet noodzakelijk wordt geacht.
Beperkingen inzake de voorgenomen bouw worden op basis van de onderzoeksresultaten uit milieuhygiënisch oogpunt niet voorzien.
4.3 Water
Algemeen
De watertoets is een belangrijk instrument om te verzekeren dat de waterhuishouding vanaf het begin van de planvorming integraal deel uitmaakt van de ontwikkeling. Met name het vasthouden, bergen en afvoeren van regenwater is daarbij een belangrijk aandachtspunt.
Op basis van het Besluit ruimtelijke Ordening (Bro) zijn gemeenten verplicht om bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met de besturen van de betrokken Waterbeheerders (artikel 3.16 Bro). In de toelichting bij het ruimtelijk plan dient voorts een waterparagraaf te worden opgenomen. Deze waterparagraaf moet een beschrijving bevatten van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het betreffende ruimtelijke plan voor de waterhuishouding en vormt de schriftelijke weerslag van de watertoets.
Het waterkwantiteitsbeheer binnen de gemeente Rucphen is in handen van het Waterschap Brabantse Delta (waterkwaliteit en -kwantiteit). Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de Keur van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Bij het opstellen van de voorliggende waterparagraaf is rekening gehouden met de Keur van het waterschap.
De gemeente Rucphen wil samen met het Waterschap Brabantse Delta, de provincie Noord-Brabant en Brabant Water het watersysteem in Rucphen op orde brengen en houden. Door Tauw bv is in juni 2007 het Waterplan Rucphen opgesteld. Dit plan geeft inzicht in de verschillende actuele waterthema's en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de wateropgave.
Huidige situatie
De waterhuishoudkundige analyse en het overleg met de waterbeheerder maken duidelijk dat in en rond het plangebied geen grote knelpunten in waterkwaliteit en -kwantiteit aan de orde zijn. Gesignaleerd wordt wel dat in het plangebied relatief weinig oppervlaktewater aanwezig is.
Toekomstige situatie
Aan de hand van de Checklist Watertoets van het waterschap is nagegaan of de beoogde uitbreiding van de indoorschietbaan strijdig is met waterdoelstellingen of noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen. Ook de hydraulische randvoorwaarden van het waterschap zijn hierbij betrokken. Het bouwplan omvat een toename van de verharding. Deze toename bedraagt echter minder dan 2.000 m², waardoor geen extra waterberging conform de hydraulische randvoorwaarden van het waterschap gerealiseerd hoeft te worden.
Waterkeringen | ||
Veiligheid | Primaire waterkering | Niet van toepassing |
Watergangen | ||
Wateroverlast | Oppervlaktewaterlichamen | Het waterschap eist waterberging voor het lozen van hemelwater bij uitbreiding van verhard oppervlak van 2000 m² of groter. De uitbreiding van de indoorschietbaan bedraagt circa 1.700 m². Waterberging is daarom niet nodig. |
Waterbergingslocaties | Niet van toepassing | |
Aan- en afvoer | Oppervlaktewaterlichamen | Als gevolg van uitbreiding, geen wijzigingen in watersysteem. |
Beheer en Onderhoud | Leggerwateren (zie toelichting) | Niet van toepassing |
Oppervlaktewaterlichamen | Niet van toepassing | |
Waterkwaliteit | Oppervlaktewaterlichamen | Om het hemelwater schoon te houden worden uitsluitend niet-uitlogende bouwmaterialen toegepast. |
Riolering | ||
Oppervlaktewaterlichamen | Huishoudelijk afvalwater wordt aangesloten op de bestaande drukriolering. Bij de bouw van de uitbreiding van de indoorschietbaan wordt een gescheiden binnenriolering aangelegd tot de perceelsgrens. Bij vervanging van het bestaande gemengde rioleringssysteem kan dan later eenvoudig een gescheiden stelsel worden gerealiseerd in het gebied. De hoeveelheid rioolwater dat aanvullend op de drukriolering wordt afgevoerd is als gevolg van de uitbreiding van de schietaccommodatie zeer beperkt. Er resteert voldoende afvoercapaciteit. | |
Oppervlaktewaterlichamen | Niet van toepassing. | |
Wvo-vergunning/ Aansluitvergunning | Niet van toepassing. | |
Grondwater/ontwatering | ||
De initiatiefnemer zal bij de bouw van de beoogde uitbreiding zorgdragen voor voldoende drooglegging. | ||
Natuur | ||
Oppervlaktewaterlichaam | Niet van toepassing. |
In de leggerwateren worden onder andere weergegeven:
- de afmetingen van de wateren;
- de afmetingen en constructie van stuwen, sluizen, duikers en gemalen (kunstwerken);
- wie wat moet doen als het gaat om het onderhoud van het water.
Een onderdeel van de legger zijn de leggerkaarten. Deze geven welke wateren een A-, B-, C- status hebben en waar deze liggen. De status is van belang voor:
- het verlenen van ontheffingen op basis van de keur en de beleidsregels;
- het bepalen wie een onderhoudsplicht heeft voor een water.
Voorts is bepaald dat indien een project voorziet in meer dan 2.000 m2 er 750 m³ per hectare waterberging dient te worden voorzien.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat de beoogde functiewijziging niet strijdig is met waterdoelstellingen dan wel noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen. Het project voorziet in minder dan 2.000 m² verharding, waardoor geen uitbreiding van waterberging op het perceel is vereist.
4.4 Ecologie
Analyse
In deze paragraaf is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen, wat ecologie betreft, moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.
Voor de toetsing aan de Flora- en faunawet is het uitgebreide onderzoek beschreven in bijlage 2 en 3.
Onderzoeksresultaten
Natuurloket
Het plangebied is gelegen in het kilometerhok 098-394. Het blijkt dat dit hok voor de meeste soortgroepen niet of matig is onderzocht. Alleen de vaatplanten zijn goed onderzocht. Er is één soort van de Rode Lijst vastgesteld. Het overzicht laat zien dat er daarnaast op twee soorten amfibieën (van tabel 1) zijn waargenomen en één dagvlinder die staat vermeld op tabel 2/3 en op de Rode Lijst. Deze vlinder is zeer waarschijnlijk in de Heemtuin waargenomen.
De gegevens van het Natuurloket hebben betrekking op een gebied met een oppervlakte van één vierkante kilometer. Het plangebied is zeer klein. Een veldbezoek op 6 oktober 2009, heeft inzicht gegeven in de in het plangebied aanwezige (beschermde) natuurwaarden (zie bijlage 2).
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura-2000. De planlocatie maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS).
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan voorziet in het rooien van een strook bos en de realisering van een indoorschietbaan, aansluitend op de bestaande indoorschietbaan. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen algemene natuurwaarden (planten, zoogdieren en amfibieën) en broedvogels. Deze soorten behoren tot categorie 1 uit de Flora- en faunawet.
Er zal geen ontheffing nodig zijn voor de soorten uit categorie 1 waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet geldt. Aantasting en verstoring van vogels dienen te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (broedseizoen is globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten.
Naar aanleiding van een zienswijze is nogmaals bezien of er sprake is van beschermde soorten in het plangebied. Hiervoor is een nieuw ecologisch onderzoek (zie bijlage 4) uitgevoerd. Dit onderzoek bestaat uit een aanvullende veldonderzoek en vond plaats op 11 augustus 2012. Uit dit onderzoek blijkt dat er in het gebied uitsluitend sprake is van foeragerende eekhoorns en algemeen voorkomende soorten. Er zijn geen nesten aangetroffen van de buizerd evenmin zijn spechtengaten gevonden. Verder komen er in het bos geen foeragerende vleermuizen voor. Het plangebied is niet geschikt als leefgebied voor de eekhoorn. Het betreft namelijk relatief jonge bomen. Deze bomen bevatten geen holtes waar de eekhoorns in kunnen wonen. Hierdoor zijn deze ongeschikt om te kunnen dienen als nestplaats.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat voor de beoogde functieveranderingen geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet vereist is. Hierbij dient wel gewerkt te worden volgens de principes van zorgvuldig handelen en mogen broedvogels niet verstoord worden. Wat de gebiedsbescherming betreft, wordt geconcludeerd dat zowel de Natuurbeschermingswet 1998 als de Ecologische hoofdstructuur geen beletsel vormt voor de ontwikkeling.
4.5 Archeologie En Cultuurhistorie
Toetsingskader
Volgens de Wet op de Archeologische Monumentenzorg heeft de gemeente, als bevoegde overheid, een zorgplicht voor de archeologie in haar grondgebied. Het uitgangspunt hierbij is dat het archeologisch erfgoed moet worden beschermd op de plaats waar het wordt aangetroffen. Deze Wamz vormt samen met de Monumentenwet het wettelijk kader.
De Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed (RCE) heeft de Archeologische Monumenten Kaart (AMK) en de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) opgesteld die beschikbaar zijn als toetsingskader bij beoordeling van ruimtelijke plannen en projecten, evenals de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW).
Archeologie
Onderzoek
Op de AMK staan alle thans bekende terreinen in Noord-Brabant die archeologisch van belang zijn. De IKAW geeft de plaatsen aan waar sprake is van een trefkans of verwachtingswaarde op aanwezigheid van archeologische resten in de bodem. Het uitgangspunt hierbij is dat het archeologisch erfgoed moet worden beschermd op de plaats waar het wordt aangetroffen.
Gezien dit uitgangspunt moeten in geval van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden met een hoge of middelhoge verwachtingswaarde voor archeologisch erfgoed, de archeologische waarden door middel van een vooronderzoek in kaart worden gebracht.
Het volgende wordt opgemerkt.
- Het plangebied is gelegen in een dekzandgebied met welvingen. Dit landschap wordt afgedekt met laarpodzolgronden in de gebieden die niet geroerd zijn.
- In de directe omgeving zijn geen geregistreerde archeologische terreinen aanwezig. Ook zijn er geen vondsten geregistreerd.
- Het plangebied heeft op de IKAW geen verwachtingswaarde (lage trefkans op archeologische waarde).
Momenteel beschikt de gemeente nog niet over een eigen vastgestelde archeologische verwachtingskaart. Hoewel de aanwezigheid van archeologische resten binnen het plangebied niet kan worden uitgesloten is momenteel geen beleidskader om een ander archeologisch onderzoek op te leggen.
Artikel 53 van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg bepaalt dat bij het aantreffen van archeologische resten de minister van Onderwijs Cultuur & Wetenschap hiervan op de hoogte te worden gebracht. Aanbevolen wordt ook de gemeente hiervan op de hoogte te stellen.
Conclusie
Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat met betrekking tot de realisering van het project er geen archeologische belemmeringen zijn en dat archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk is.
Cultuurhistorie
Analyse
In en nabij het plangebied zijn geen beschermde rijks- of gemeentelijke monumenten aanwezig. Evenmin zijn er andere gekwalificeerde karakteristieke panden aanwezig. Op de Cultuurhistorische Waardenkaart is de Baanvelden aangewezen als historisch geografische lijn met redelijk hoge waarde (het betreft een historische weg). Het beoogde bouwplan zal geen afbreuk doen aan deze waarde. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt zijn er geen belemmeringen voor de realisering van het beoogde initiatief.
Conclusie
De realisering van de indoorschietbaan vindt plaats aansluitend aan bestaande bebouwing op het terrein. Er vindt hierdoor geen aantasting van cultuurhistorische waarden plaats. Cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
4.6 Verkeer En Parkeren
Ontsluiting
Het perceel van de indoorschietbaan ontsluit op de Baanvelden. Via de Baanvelden, Kozijnenhoek, Sprundelseweg en de Rucphenseweg is de rijksweg A58 te bereiken binnen een afstand van 5 kilometer. Voor de genoemde wegen geldt dat de verkeersintensiteit beduidend lager is dan capaciteit. Hiervoor geldt de volgende overweging.
- De Baanvelden heeft een profiel van 4.5 meter en een vrijliggend fietspad.
- De maximale capaciteit van een erftoegangsweg met verkeer in twee richtingen en liggend buiten de bebouwde kom wordt bepaald aan de hand van CROW publicatie 164d. Op basis daarvan geldt dat de capaciteit van de Baanvelden circa 1.000 motorvoertuigen per etmaal bedraagt.
- De uitbreiding van de schietbaan resulteert in een toename van het aantal leden met 25%. Op basis van gegevens (zie hierna) geldt dat er sprake kan zijn van een toename van maximaal 10 motorvoertuigen per dag.
- De huidige verkeersintensiteit is van dien aard dat een toename van 10 motorvoertuigen niet zal leiden tot belemmeringen in de afwikkeling van verkeer.
Derhalve wordt geconcludeerd dat de beoogde locatie snel, goed en verkeersveilig te bereiken is met gemotoriseerd verkeer.
Langzaam verkeer
De wegen zijn vormgegeven volgens de principes van Duurzaam Veilig. Duurzaam Veilig streeft een overeenstemming tussen vorm, functie en gebruik na. De Baanvelden is dan ook voorzien van een vrijliggende fietspad. Dit fietspad staat in verbinding met de kernen Rucphen, St. Willebrord en Sprundel via andere fietsinfrastructuur. Fietsverkeer kan dus snel en verkeersveilig de indoorschietbaan bereiken en/of verlaten.
Openbaar vervoer
De dichtstbijzijnde bushalte bevindt zich aan de Sprundelseweg op een afstand van circa 950 meter. Deze afstand is dermate groot dat sprake is van een slechte bereikbaarheid van de beoogde locatie met het openbaar vervoer.
Parkeren
Het parkeren ten behoeve van de verschillende functies in en in de omgeving van het plangebied geschiedt hoofdzakelijk op eigen terrein. In de openbare ruimte zijn in de omgeving van het plangebied geen parkeervoorzieningen aanwezig in de vorm van langsparkeerplaatsen of rabatstroken.
Huidige situatie
Door de schietvereniging worden de gebruikers van de schietaccommodatie in het kader van veiligheid geregistreerd. Uit deze registratie is af te leiden dat er thans gemiddeld 30 tot 40 bezoekers per avond aanwezig zijn. Dit resulteert in een parkeerbelasting van 15 tot 20 parkeerplaatsen.
In de huidige situatie zijn 67 parkeerplaatsen beschikbaar. Hiervan zijn 6 parkeerplaatsen gelegen aan de voorzijde van het complex en uitsluitend bedoeld voor baancommissarissen. Tevens zijn 3 minder-valideplaatsen beschikbaar. Omdat de schietbaan gedurende 4 uur per avond toegankelijk is en een bezoek aan de schietbaan verspreid over de avond plaatsvindt, is dubbelgebruik van parkeerplaatsen mogelijk. In de huidige parkeervraag kan derhalve ruimschoots worden voorzien.
Toekomstige situatie
Rekening wordt gehouden met een toename van het aantal leden met 25%. Tevens wordt uitgegaan van een intensiever gebruik van de accommodatie, nu er een 100 meter schietbaan beschikbaar komt. Gemiddeld zullen in de nieuwe situatie 40 tot 50 bezoekers per avond aanwezig zijn. Dit leidt tot een verwachte parkeervraag van 20 tot 25 parkeerplaatsen. Op het terrein zijn ruim voldoende parkeerplaatsen aanwezig om aan deze vraag te kunnen voldoen.
Conclusie
Het parkeren vindt plaats op eigen terrein. De parkeervraag neemt met circa 10 parkeerplaatsen toe. Er is ruim voldoende capaciteit beschikbaar: op het terrein is ruimte voor 67 parkeerplaatsen. Parkeerproblemen zijn dan ook niet te verwachten.
4.7 Akoestisch Onderzoek
Ten behoeve van de nieuwe ruimtelijke ontwikkeling is onderzoek naar wegverkeerslawaai verplicht wanneer sprake is van geluidsgevoelige functie. Een indoorschietbaan wordt niet gezien als geluidsgevoelige functie. Akoestisch onderzoek is om deze reden niet noodzakelijk.
4.8 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet luchtkwaliteit (hierna: Wlk). In het Besluit en de Regeling 'niet in betekenende mate' is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Met behulp van de NIBM-berekeningstool van het ministerie van VROM is berekend dat de beoogde ontwikkeling niet in betekende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
Analyse
Het project betreft de realisering van een kleine uitbreiding van de bestaande schietaccommodatie. Het project draagt derhalve "niet in betekenende mate" bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
Op basis van de Grootschalige Concentratiekaarten Nederland (achtergrondconcentratie geleverd door het Planbureau voor de Leefomgeving) in combinatie met de afwezigheid van substantiële lokale bronnen wordt geconcludeerd dat de concentraties stikstofdioxide en fijn stof in het plangebied onder de betreffende grenswaarden liggen. Ook de prognoses voor 2010 en 2020 indiceren geen overschrijding (informatie PBL november 2009). Van een significante toename van het verkeer als gevolg van het project is geen sprake. Berekeningen zijn gezien de kleinschalige directe ontwikkelingen en het gegeven dat de grootschalige concentraties ver onder de grenswaarden liggen, achterwege gelaten.
Conclusie
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens wel rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Uitgaande van de achtergrondconcentraties die gelden binnen de gemeente Rucphen en het feit dat de ontwikkeling niet is gelegen bij knelpunten ten aanzien van de luchtkwaliteit, kan gesteld worden dat de luchtkwaliteit voldoet aan de normen die gesteld zijn in de Wlk. De Wlk staat derhalve de realisering van de ontwikkeling niet in de weg. Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening
4.9 Relatie Met Omliggende Functies
Normstelling en beleid
Bij realisering van nieuwe hinderlijke functies dient rekening te worden gehouden met eventuele milieuhinder voor woningen in de omgeving. Uitgangspunt daarbij is dat er ter plaatse van de woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat betreffende functies niet in hun uitoefening worden beperkt.
Bedrijven en Milieuzonering
In de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering (2009) zijn voor een veelheid aan (bedrijfs)activiteiten richtafstanden genoemd die gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. Deze richtafstanden gelden voor de aspecten geluid, geur, stof en gevaar. Bij onderzoek naar de uitbreiding van bedrijfsactiviteiten in de omgeving van woningen wordt in ruimtelijke plannen in eerste instantie gebruik gemaakt van de betreffende richtafstanden. De richtafstanden zijn daarbij een eerste hulpmiddel om een eerste belangenafweging te maken. Uit jurisprudentie en de genoemde VNG-publicatie blijkt overigens dat in het geval van een gemengd gebied verkleinde richtafstanden gelden. Ook indien uit onderzoek, nadere argumentatie of vergunde rechten blijkt dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening kunnen kleinere afstanden aangehouden worden dan de genoemde richtafstanden.
Wet milieubeheer
De Wet milieubeheer is van toepassing op bedrijfsmatige activiteiten die als 'inrichtingen' - als bedoeld in artikel 1.1 van deze wet - zijn aan te merken. Op grond van artikel 8.1 van de Wet milieubeheer geldt een verplichting om een milieuvergunning aan te vragen als het een inrichting betreft die behoort tot één van de in de bijlage van het Activiteitenbesluit genoemde categorieën. Het gaat dan om zogenaamde inrichtingen type C. Voor inrichtingen type C kan het bevoegd gezag in de milieuvergunning nadere voorschriften stellen om (milieu)hinder te voorkomen, dan wel deze zo veel mogelijk te beperken.
Beoordeling
Bedrijven en Milieuzonering
De uit te breiden indoorschietbaan ligt in een concentratie gebied van dagrecreatieve voorzieningen. De meest nabij gelegen woning staat op ruim 100 meter, aan de Kozijnenhoek.
De VNG- publicatie geeft voor schietbanen (binnenbanen, SBI-code 926) een richtafstand van 200 m ten opzichte van woningen, als gevolg van het milieuaspect geluid. Aan deze afstand wordt, zowel in de huidige als in de toekomstige situatie, niet voldaan. Aan de overige richtafstanden wordt ruimschoots voldaan (voor gevaar geldt een richtafstand van 10 m).
Wet milieubeheer
De indoorschietbaan is aan te merken als een inrichting type C, zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit. Categorie k van de bijlage bij het besluit betreft namelijk inrichtingen waar opslag plaatsvindt van ontplofbare stoffen van de klasse 1 van het ADR. In tegenstelling tot algemene regels, heeft het gemeentebestuur hierbij de mogelijkheid regels op maat te stellen.
Huidige situatie
Het complex beschikt over een milieuvergunning. Ten behoeve van de milieuvergunning is onderzoek verricht naar de uitstraling van het geluid, afkomstig van de schietbaan. Uit dit onderzoek is gebleken dat op 50 meter van de schietbaan (ruimschoots) wordt voldaan aan de normwaarden gedurende het in gebruik zijn van de accommodatie. De huidige schietbaan is bovendien voorzien van een aarden wal. Deze reduceert geluid. De kleinere afstand tot de woning is vanwege de aangetoonde lage akoestische waarden aanvaardbaar.
Nieuwe situatie
Wat betreft vormgeving en materialisatie wordt aangesloten bij de huidige schietbaan. Ook de uitbreiding wordt voorzien van een aarden wal. Hierdoor wordt het geluid gedempt en is de kleinere afstand tot de woning uit ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar.
Voor de beoogde uitbreiding zal een revisie van de milieuvergunning plaatsvinden. Deze vergunning heeft dan slechts betrekking op de uitbreiding de indoorschietbaan en geldt naast de al eerder verkregen Wm-vergunning. In de huidige situatie wordt ruimschoots aan de norm wordt voldaan. In het kader van de revisie wordt het akoestisch onderzoek geactualiseerd.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat de beoogde uitbreiding van de indoorschietbaan op deze locatie, niet zal leiden tot onaanvaardbare gevolgen voor het woon- en leefklimaat voor gevoelige objecten in de directe omgeving.
4.10 Externe Veiligheid
Analyse
Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van groot belang. Bij ruimtelijke plannen heeft dit betrekking op:
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of via leidingen;
- bedrijven in de directe omgeving waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid.
Vervoer
In de omgeving zijn geen wegen of (buis)leidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen aanwezig.
Bedrijven
- Met betrekking tot de Skidôme wordt het volgende geconstateerd. Voor de koeling van de sneeuw op deze hellingen wordt gebruik gemaakt van freon 22. Het koudemiddel freon 22 valt niet onder de criteria van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI). Indien het gas vrijkomt in de buitenlucht zal dit gas zich vermengen met de buitenlucht en is de kans op het ontstaan van zuurstofgebrek uiterst gering. Daarnaast is freon niet brandbaar en/of explosief. Ammoniak valt wel onder het Bevi. Echter deze stof is niet toegepast.
- Een schietbaan is geen Bevi-inrichting. De richtafstand van een schietbaan op het gebied van externe veiligheid bedraagt 10 m en hieraan wordt ruimschoots voldaan. Ten aanzien van het bewaren van munitie/de bewaarplaats zijn in de vigerende milieuvergunning verschillende voorschriften opgenomen (zoals de dikte van de wanden en vloeren van de bewaarplaats, de brandwerendheid van de constructie en de maximaal toegestane hoeveelheid patronen). Ook in de toekomstige situatie wordt hier aandacht aan besteed. Er is geen sprake van cumulatieve effecten waarmee in de belangenafweging in het bestemmingsplan aandacht moet worden besteed. .
- Ten aanzien van het Sportcentrum De Vijfsprong geldt eveneens dat geen sprake is van een BEVI inrichting.
De verschillende inrichtingen beschikken over eigen calamiteitenplannen. Het Sportcentrum wordt rechtstreeks op de Kozijnenhoek ontsloten. De Skidôme en de schietbaan en manege ontsluiten op de Baanvelden. Bij calamiteiten wordt in samenwerking met de brandweer en het scenario de juiste strategie bepaald: schuilen of ontruimen.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid geen gevolgen heeft voor de beoogde uitbreiding van de indoorschietbaan.
4.11 Kabels En Leidingen
In de directe omgeving van de indoorschietbaan zijn geen planologisch relevante leidingen gelegen. Er wordt dan ook geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de beoogde ontwikkeling.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
In hoofdstuk 4 is aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn vertaald naar de inhoud van het bestemmingsplan en zijn verwoord in de planregels. Aangegeven wordt welke aspecten in het bestemmingsplan geregeld worden.
5.1 Beleid
De beoogde uitbreiding van de accommodatie van de Koningsschutters past binnen het rijks- en provinciaal beleid. De ontwikkeling past tevens binnen het gemeentelijk beleid, met dien verstande dat de uitbreiding niet binnen het vigerende bestemmingsplan mogelijk is.
Het betreft een beperkte ruimtelijke ingreep zonder relevante effecten op de omgeving. Het opstellen van een nieuw bestemmingsplan, dat wat betreft de bouwbepalingen aansluit op de ruimtelijke situatie, is om deze reden aanvaardbaar.
5.2 Verbeelding En Regels
Het initiatief is op de volgende wijze vertaald in het bestemmingsplan.
- De recreatieve bestemming wordt uitgebreid naar het noordwesten.
- Ter plaatse is een functieaanduiding "specifieke vorm van recreatie -1" opgenomen om tevens een indoorschietbaan mogelijk te maken.
- De bouwhoogte van de schietbaan is aangeduid op de verbeelding en in de regels.
- Aangesloten is bij de gemeentelijke bestemmingsmethodiek.
Door de gekozen methodiek is het gewenst ruimtelijk eindbeeld zo goed mogelijk op de verbeelding weer te geven.
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
In hoofdstuk 6 wordt aangegeven welke bestemmingen in het plan zijn opgenomen en hoe dit de inhoud van het bestemmingsplan regelt. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op alle afzonderlijke bestemmingen. De in de planregels opgenomen regelingen en/of beperkingen dienen beleidsmatig te worden onderbouwd. Ook wordt in dit hoofdstuk de verhouding met wet- en regelgeving naast het bestemmingsplan aangegeven. Ten slotte wordt aangetoond dat het bestemmingsplan handhaafbaar is.
6.1 Bestemmingsmethodiek
Wet ruimtelijke ordening en Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen
De nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) is op 1 juli 2008 in werking getreden. De bestemmingsregeling is afgestemd op de nieuwe wet- en regelgeving. Vanaf 1 januari 2010 moeten alle nieuwe ruimtelijke plannen digitaal, uitwisselbaar en vergelijkbaar worden gemaakt, zoals bestemmingsplannen. Uitgangspunt hierbij is dat gemeenten, provincies en departementen verantwoordelijk zijn voor het maken en beheren van hun eigen ruimtelijke plannen en verordeningen. Tevens worden deze plannen en verordeningen digitaal beschikbaar gesteld voor burgers, bedrijven en mede-overheden.
Opzet verbeelding
Algemeen
Het bestemmingsplan moet voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar is. In aansluiting hierop en in relatie tot digitale ontwikkelingen, verdient het de voorkeur de bestemmingsregeling zo veel mogelijk op de verbeelding te visualiseren en de planregels zo transparant mogelijk te houden. Uitgangspunt is dat zoveel mogelijk informatie op de verbeelding wordt aangegeven, dat de verbeelding digitaal wordt opgebouwd.
Bestemmingen
Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming geldt en waar bebouwing is toegestaan. De oppervlaktemaat in de regels geeft de mate aan waarin er mag worden gebouwd. Door middel van hoofdletters wordt de bestemming aangeduid, zoals R voor "Recreatie".
Op het renvooi wordt de betekenis aangegeven van de bestemming en de aanduidingen. De volgorde van de bestemmingen in het renvooi komt overeen met de volgorde van de regels (alfabetisch). Tevens wordt in een onderhoek op de verbeelding de naam van het bestemmingsplan aangegeven, de datum van ontwerp, vaststelling en (eventueel) van de eventuele uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Ook zijn het identificatienummer van het bestemmingsplan en het kaartblad aangegeven. De verbeelding bestaat uit 1 kaartblad en renvooi, op een schaal van 1:1.000.
Aanduidingen
Kleine letters tussen haakjes geven een aanduiding aan waarmee binnen een bestemming een specifiek gebruik wordt aangegeven (functieaanduiding), zoals R(sr-1), voor de indoorschietbaan. Ten slotte worden aanduidingen op de verbeelding aangegeven, zoals de maximaal toegestane hoogtemaat (goothoogte en / of bouwhoogte en maatvoeringaanduiding).
Bij het toekennen van de aanduidingen is zo veel mogelijk gebruik gemaakt van de standaard (en verplichte) aanduidingen uit SVBP2008.
Opzet planregels
Overeenkomstig SVBP2008 is de opbouw van de planregels als volgt:
- inleidende regels (Hoofdstuk 1);
- bestemmingsregels (Hoofdstuk 2);
- algemene regels (Hoofdstuk 3);
- overgangs- en slotregels (Hoofdstuk 4).
Een bestemmingsartikel (Hoofdstuk 2, Bestemmingsregels) wordt als volgt opgebouwd:
- bestemmingsomschrijving;
- bouwregels;
- afwijken van de bouwregels;
- specifieke gebruiksregels;
- afwijken van de gebruiksregels;
- omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden;
- wijzigingsbevoegdheden.
Een bestemmingsartikel behoeft niet alle elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.
Onderscheid bouwen en gebruik
In het kader van SVBP2008 wordt nadrukkelijk onderscheid gemaakt in bouwen en gebruik. Dat heeft onder andere als gevolg dat de afwijkingsregels worden gesplitst in afwijkingsregels voor bouwen en afwijkingsregels voor gebruik. In beginsel zou dat betekenen dat voor een nieuw gebouw zowel een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen als een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het gebruik nodig zou zijn. Om onnodige extra regels te voorkomen wordt in het bestemmingsplan ervan uitgegaan dat een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor bouwen tevens omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels inhoudt.
Regels per bestemming
Op grond van jurisprudentie en de digitale toegankelijkheid gaat de SVBP-methodiek ervan uit dat bestemmingsregels voor zover mogelijk per bestemmingsartikel worden geregeld. Uitzondering op deze regel is een aantal algemene regels, waarin ook een aantal algemene afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen, die niet gekoppeld zijn aan een bestemming. Dat heeft als gevolg dat in een bestemmingsartikel specifieke afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen, relevant voor de te regelen bestemming.
Bouwmaten en -oppervlakten
In de meeste bestemmingen zijn tabellen opgenomen met bouwhoogtes en -oppervlakten. Het opnemen van deze maten in een tabel past in de SVBP-systematiek en de leesbaarheid en toegankelijkheid van de planregels worden daardoor vergroot.
Flexibiliteitsregels
Aan het bestemmingsplan kan flexibiliteit worden toegevoegd door:
- de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning tot afwijking als bedoeld in artikel 3.6.c Wro;
- het stellen van nadere eisen ex artikel 3.6.d Wro op te nemen;
- of een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6.a Wro.
Dit flexibiliteitinstrumentarium kent zekere begrenzingen.
Het is niet mogelijk een omgevingvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan te gebruiken om een bestemmingswijziging tot stand te brengen. Een nadere eis mag slechts worden gesteld per afzonderlijk geval en geen algemene regel inhouden. Bovendien moet het bestemmingsplan al een regel bevatten omtrent het onderwerp ten aanzien waarvan een nadere eis wordt gesteld. Het is evenmin mogelijk een rechtstreekse parkeernorm of een voorwaarde met betrekking tot afschermend groen op te nemen. Logisch gevolg is dat dit dus ook niet als nadere eis kan.
Op basis van het vorenstaande wordt voor het opnemen van flexibiliteitsregels de volgende benadering gehanteerd.
- Flexibiliteitregels alleen gebruiken als van een wezenlijke belangenafweging sprake kan zijn, voor de onderbouwing waarvan de toelichting de noodzakelijke bouwstenen bevat.
- Bij het besluit tot het opnemen van flexibiliteit planschade risico meewegen. Omgevingsvergunningen afwijken bestemmingsplan niet gebruiken voor gebruikswijzigingen.
- Nadere eisen alleen stellen als er als regels zijn opgenomen met betrekking tot hetzelfde onderwerp.
6.2 Bestemmingsregeling
6.2.1 Inleidende regels (Hoofdstuk 1)
Artikel 1 Begrippen
Voor de begrippen is waar mogelijk gebruik gemaakt van de standaardregels uit de SVBP2008. In dit artikel worden uitsluitend de begrippen gedefinieerd die van het "normale" spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. De begrippen zijn alfabetisch geordend.
Artikel 2 Wijze van meten
Dit artikel geeft aan hoe hoogtematen en andere maten die bij het bouwen in acht moeten worden genomen en op welke wijze deze moeten worden gemeten.
6.2.2 Bestemmingsregels (Hoofdstuk 2)
Artikel 3 Groen
De bestemming Groen is opgenomen op de kwaliteitsverbetering van het landschap te waarborgen. De landschappelijke inpassing van de schietbaan wordt door middel van een groenbestemming rondom het perceel (uitgezonderd de zijde aan de Baanvelden) gewaarborgd. In de bouwregels is bepaald dat alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan.
Artikel 4 Recreatie
Binnen de bestemming Recreatie is een bouwvlak aangeduid, waarbinnen de schietaccommodatie kan worden gerealiseerd. Er zijn geen andere recreatieve functies wenselijk. Om deze reden is het bouwvlak voorzien van een functieaanduiding specifieke vorm van recreatie-1, waarmee specifiek de schietaccommodatie mogelijk wordt gemaakt. De sbi-codering is toegevoegd ter verduidelijking. De maximaal toelaatbare bouwhoogte is op de verbeelding aangegeven en bedraagt 5 meter. In de planregels zijn bouw- en gebruiksregels opgenomen. Binnen de bebouwing van de indoorschietbaan zijn tevens ondergeschikte horeca activiteiten toegestaan tot een maximale oppervlakte van 100 m².
6.2.3 Algemene regels (Hoofdstuk 3)
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Dit artikel bevat een algemene regeling waarmee kan worden voorkomen dat in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) bouwvlakken van eigenaar wisselen.
Artikel 6 Algemene bouwregels
Het artikel Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten betreft uitsluitend een bouwbepaling en geen gebruiksbepaling. Met deze regeling wordt voorkomen, dat bestaande bouwwerken, die wat betreft afstandsmaten of andere maten afwijken van de maatvoering zoals vastgelegd in dit bestemmingsplan, onder het overgangsrecht komen te vallen.
Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak (3 augustus 2005) blijkt, dat deze algemene regeling aanvaardbaar is. Een gedetailleerde inventarisatie en individuele beoordeling van afwijkingen zijn niet nodig. Het is ook onjuist ervan uit te gaan, dat hiervoor separate bouwregels nodig zijn. Essentieel is dat het gaat om bevestiging van bestaande, afwijkende situaties, zodat bij beoordeling van bouwaanvragen direct duidelijk is welke maat bepalend is: namelijk de bestaande maat. Hiermee ligt objectief de strekking van de bepaling vast. Daar waar daadwerkelijk andere situaties worden nagestreefd, is dit door andere bestemmingen of bouwregels vastgelegd. Dit komt overigens in dit bestemmingsplan niet voor. In de bepaling is nadrukkelijk vastgelegd dat op de bedoelde bestaande afwijkingen het overgangsrecht niet van toepassing is. Onder de oppervlaktematen valt ook het bebouwingspercentage.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
Voor een aantal, ondergeschikte, afwijkingen van bouwen en / of gebruik ten opzichte van de planregels kan het bevoegd gezag met dit artikel afwijken van de bouwregels.
Artikel 8 Algemene wijzigingsregels
Via de algemene flexibiliteitsregels zijn afwijkingen van de bestemmingen of de bestemmingsgrenzen toelaatbaar te stellen. Overigens geldt ook hier dat deze regels als algemene regel gelden voor alle bestemmingen. Daar waar in de bestemmingsregels een specifieke regeling is getroffen voor het vergroten van bestemmingsvlakken en bouwvlakken, kan geen gebruik worden gemaakt van deze algemene regel.
Artikel 9 Overige regels
In de overige regels is een regeling opgenomen voor de wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, geldend zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
6.2.4 Overgangs- en slotregels (Hoofdstuk 4)
Artikel 10 Overgangsrecht
De overgangsregels hebben tot doel de rechtstoestand te begeleiden van bouwwerken die gebouwd zijn of kunnen worden gebouwd en die afwijken van de bebouwingsbepalingen van het plan. Tevens is bepaald dat het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken in het plan, voor zover dit gebruik op het tijdstip van het rechtskracht verkrijgen van het plan (rechtens) afwijkt van de in het onderhavige plan gegeven bestemming, kan worden voortgezet.
Deze regels zijn opgenomen in het Bro en zijn op voorgeschreven wijze overgenomen.
Artikel 11 Slotregel
De regels worden aangehaald als genoemd.
6.3 Handhaving
Het gemeentebestuur is bevoegd om administratiefrechtelijk op te treden op grond van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ten aanzien van activiteiten, die in strijd zijn met het bestemmingsplan. Het spreekt echter vanzelf dat het weinig zin heeft bestemmingsplannen op te stellen die slecht worden nageleefd.
Om een aanvaardbaar handhavingsbeleid tot stand te brengen, dient in de eerste plaats het draagvlak te worden vergroot. In verband hiermee dient het bestemmingsplan voor zoveel mogelijk betrokkenen een duidelijke, toegankelijke en op de hedendaagse behoeften en eisen afgestemde bestemmingsregeling te bevatten.
Verder kan door informatie te verstrekken omtrent de inhoud van het bestemmingsplan een groter begrip worden gekweekt bij de burger. Het geven van voorlichting vormt daarom de eerste schakel in de handhavingsactiviteiten. Van gemeentewege zullen hiertoe de nodige activiteiten worden ondernomen.
Daarnaast dient bestuurlijke bereidheid te ontstaan om regels in de praktijk toe te passen en te handhaven. Ten aanzien van overtredingen zal een actief handhavingsbeleid worden gevoerd. Getracht wordt de controlewerkzaamheden ten aanzien van geconstateerde overtredingen op een intensieve manier uit te voeren.
Om de benodigde inzet van extra middelen zo beperkt mogelijk te houden, maar ook om tot een samenhangend handhavingsbeleid te komen, zullen handhavingsactiviteiten zoveel mogelijk worden afgestemd. Controle in het kader van het bestemmingsplan wordt gekoppeld aan controle in het kader van milieuwetgeving en omgekeerd.
Wanneer eenmaal sancties moeten worden getroffen, zal dit op consistente wijze en met inachtneming van de juridische spelregels, worden gedaan. Indien de activiteiten niet kunnen worden gelegaliseerd, zullen de instrumenten van aanschrijving, stillegging bouw, bestuursdwang en dwangsom worden toegepast. De uitvoering van de strafrechtelijke vervolging ligt in handen van het Openbaar Ministerie.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
In de Wro is in afdeling 6.4 de regelgeving rondom grondexploitatie (Grexwet) opgenomen. Centrale doelstelling van de Grexwet is om in de situatie van particuliere grondexploitatie te komen tot een verbetering van het gemeentelijk kostenverhaal en de versterking van de gemeentelijke regie bij locatieontwikkeling. In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is vastgesteld wat onder een bouwplan wordt verstaan.
Een exploitatieplan dient tegelijkertijd met een bestemmingsplan te worden vastgesteld. In de Wro is tevens opgenomen, dat kan worden afgeweken van de verplichting tot het opstellen van een exploitatieplan indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is. Dit is onder andere het geval indien de gemeente en de initiatiefnemer een privaatrechtelijke overeenkomst hebben gesloten over de verdeling van kosten bij de grondexploitatie. Tussen de gemeente Rucphen en de initiatiefnemer wordt voor de vaststelling van het bestemmingsplan een overeenkomst gesloten, zodat het niet noodzakelijk is een exploitatieplan op te stellen. De gemeente is dan ook gevrijwaard van kosten en risico's. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan wordt een expliciet besluit genomen dat het niet noodzakelijk is om een exploitatieplan vast te stellen.
In de exploitatieovereenkomst zal ook een regeling met betrekking tot eventuele planschade worden opgenomen.
De voorgestane ontwikkeling is een particulier initiatief. De schietvereniging Koningsschutters is de financiële drager van het onderhavige project en heeft voor de uitvoering de benodigde financiële middelen beschikbaar. De gemeente beperkt zich tot het verlenen van planologische medewerking aan de uitvoering van het plan en zal de (planschade)kosten via de overeenkomst met de initiatiefnemer verhalen.
7.2 Conclusie
De gemeente heeft inzage gehad in de economische uitvoerbaarheid van het project. Gezien de aard en omvang van het project is geconcludeerd dat voldoende gelden beschikbaar zijn voor realisering van de accommodatie en dat het project economisch uitvoerbaar is.
Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak
8.1 Overleg
Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van artikel 3.1.1 Bro toegezonden aan:
- 1. Gedeputeerde staten van Noord-Brabant, Bureau Midden-West, directie ROH.
- 2. Waterschap Brabantse Delta.
- 3. Brandweer Midden- en West-Brabant, bureau veiligheid.
- 4. de Inspecteur van de Ruimtelijke Ordening.
- 5. Advies Archeologische Monumentenzorg
Navolgend zijn de overlegreacties kort samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie.
8.1.1 Provincie Noord-Brabant, directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving (brief 12 april 2011)
Overlegreactie
De provincie is van mening dat sprake is van strijdigheid met de Verordening Ruimte Noord-Brabant (VR) ten aanzien van het thema 'bevordering van de ruimtelijke kwaliteit'.
In de VR is bepaald dat wanneer ruimtelijke ontwikkeling leidt tot nieuw ruimtebeslag er feitelijk, juridisch en financieel wordt zekergesteld dat de ontwikkeling leidt tot ruimtelijke kwaliteitsverbetering. De zorgplicht geldt voor alle ruimtelijke ontwikkelingen binnen de aanduiding agrarisch gebied en groenblauwe mantel.
In het voorontwerpbestemmingsplan is geen visie en uitvoeringsplan opgenomen op welke wijze wordt zorg gedragen voor de kwaliteit van het landschap. In het bestemmingsplan dient een concreet beeld van de invulling hiervan te worden gegeven.
Antwoord
De landschappelijke inpassing is thans nader uitgewerkt en als bijlage gehecht aan de anterieure overeenkomst die met de SV De Koningsschutters is gesloten. In het bestemmingsplan heeft dit geresulteerd in het opnemen van een groenbestemming. De uitwerking is ook illustratief aan de toelichting toegevoegd.
In de anterieure overeenkomst is verder ook de hoogte van de financiële compensatie voor het rooien van de bestaande bosstrook vastgelegd. Omdat de schietvereniging de boscompensatie niet (op eigen terrein/gronden) kan realiseren, neemt de gemeente deze verplichting die uit de boswet voortvloeit, over. De gemeente benut deze gelden voor landschapsbouw.
Voorts wordt het gebied gekarakteriseerd als recreatiegebied (zie ook 2.1). Dit is bevestigd binnen de gemeentelijke visie voor De Binnentuin (zie ook 3.3). De gemeente is van mening dat de uitbreiding van de schietbaan derhalve past binnen deze context en dat met de landschappelijke inpassing en de bijdrage voor compensatie van het rooien van de bosstrook voldoende invulling is gegeven aan de recreatief-landschappelijke waarde van het plangebied.
8.1.2 Waterschap Brabantse Delta (brief 28 februari 2011)
Overlegreactie
Het waterschap heeft geen opmerkingen over de plannen van Sport- en vrijetijdscentrum De Vijfsprong, Baanvelden 22 te Rucphen en geeft een positief wateradvies.
Antwoord
De overlegreactie is ter kennisgeving genoemd en leidt niet tot aanpassingen van het bestemmingsplan. De brief van het waterschap is als positief wateradvies aan de toelichting van het bestemmingsplan gekoppeld.
8.1.3 Brandweer Midden- en West-Brabant, veiligheidsregio Midden en West-Brabant
Overlegreactie
De brandweer Midden- en West-Brabant heeft het voorontwerpbestemmingsplan beoordeeld en geconcludeerd dat het voorontwerp bestemmingsplan geen aanleiding geeft voor een inhoudelijke reactie.
Antwoord
De overlegreactie is ter kennisgeving genoemd en leidt niet tot aanpassingen van het bestemmingsplan.
8.1.4 Inspecteur van het ministerie van Volkhuisvesting, Ruimtelijke ordening en Milieu (Thans Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie). (email d.d. 28 maart 2011.
Overlegreactie
Per brief van 26 mei 2009 heeft de minister aangeven over welke nationale belangen uit de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid (RNRB, TK 2007-2008, 31500 nr.1.) gemeenten overleg dienen te voeren met het rijk.
Gemeente heeft het voorontwerpbestemmingsplan op 16 februari 2011 aangeboden aan de VROM-inspectie. Het plan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen gelet op de nationale belangen in de RNRB.
Antwoord
De overlegreactie is ter kennisgeving genoemd en leidt niet tot planaanpassingen.
8.1.5 Advies Archeologische Monumentenzorg (brief 14 februari 2011)
Overleg reactie
Ten aanzien van paragraaf 4.5 van het voorontwerpbestemmingsplan wordt opgemerkt dat:
- de inhoud niet compleet is;
- de huidige beleidssituatie binnen de gemeente Rucphen niet is belicht.
Er is een tekstvoorstel ter aanvulling van de paragraaf aangereikt.
Antwoord
De paragraaf archeologie en cultuurhistorie is aangevuld met het tekstvoorstel.
8.1.6 Conclusies overlegreacties
Naar aanleiding van de overlegreacties is het bestemmingsplan op de volgende onderdelen aangevuld.
- Er is in de toelichting nadere aandacht besteed aan de kwaliteit van het Landschap. In het bestemmingsplan is een bestemming Groen opgenomen voor de landschappelijke inpassing.
- Het wateradvies is opgenomen in de bijlage.
- De waterparagraaf is op onderdelen aangevuld.
- De suggesties ten aanzien van archeologie en cultuurhistorie zijn overgenomen.
8.2 Inspraak
De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat een bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft. Het voorontwerp van het bestemmingsplan heeft dan ook, in overeenstemming met de gemeentelijke Inspraakverordening, vanaf 17 februari 2011 tot en met 30 maart 2011 de inspraakprocedure doorlopen. Het voorontwerpbestemmingsplan en de daarbij behorende relevante stukken zijn tevens digitaal beschikbaar gesteld op de gemeentelijke website en www.ruimtelijkeplannen.nl.
Tijdens deze periode hebben verschillende betrokkenen en belanghebbenden reacties op het bestemmingsplan ingebracht. In deze paragraaf zijn de inspraakreacties samengevat en beantwoord. Ook alle aspecten die wel in de reacties zijn vermeld, maar niet in de samenvatting zijn weergegeven, zijn in de beoordeling en overwegingen betrokken.
Anonimisering
Op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens is het niet toegestaan om persoonsgegevens (zogenaamde NAW-gegevens: naam, adres en woonplaats) van natuurlijke personen te verwerken zonder bijvoorbeeld een wettelijke grondslag, dringende noodzaak of toestemming van de betreffende personen. In de voorliggende paragraaf wordt hieraan voldaan door:
- de insprekers niet bij name te noemen, met uitzondering van gemachtigden of rechtspersonen;
- de inspraakreacties zelf niet aan de notitie te hechten;
- de inspraakreacties niet in papieren vorm ter inzage te leggen.
Wil men deze toch inzien dan kan in concrete gevallen een verzoek tot inzage of afschrift worden gedaan op grond van de Wet openbaarheid van bestuur.
8.2.1 Kringgroep West-Brabant (brief d.d. 30 maart 2011)
Inspraakreactie
De Kringgroep West-Brabant geeft aan dat de beoogde ontwikkeling van de SV Koningsschutters niet mag leiden tot het veranderen van de terreingrenzen en de afmetingen van het oefenterrein van de hondenvereniging. Voorzover daar geen sprake van is, zijn er geen bezwaren tegen de ontwikkeling.
Antwoord
De terreingrenzen van het perceel voor SV Koningsschutters zijn in een overeenkomst met gemeente vastgelegd. Geconstateerd is dat de plangrenzen van het voorontwerpbestemmingsplan te ruim zijn ingetekend. De oorspronkelijke terreingrens tussen het perceel voor SV De Koningsschutters en de hondenvereniging is in het ontwerp hersteld.
8.2.2 Inspreker 1 (brief d.d. 20 maart 2011)
Inspraakreactie
Inspreker wenst verduidelijking ten aanzien van het volgende.
- a. Gevraagd wordt op basis waarvan geconcludeerd wordt dat de verkeersintensiteit lager is dan de capaciteit van de weg.
- b. Onduidelijk is of de afwikkeling van verkeersstroom via de Baanvelden afdoende is.
- c. Gevraagd wordt of er bij de planvorming rekening is gehouden met de bereikbaarheid van externe hulpdiensten en vluchtroutes voor bezoekers en medewerkers.
- d. Het object van inspreker (Kozijnenhoek 13A) wordt niet genoemd in paragraaf 4.9 en ligt binnen 50 meter ten opzichte van de indoorschietbaan. Gevraagd wordt of dit object bij de toetsing aan de ruimtelijke en milieu-aspecten is betrokken.
- e. Inspreker wenst inzage in milieuvergunning ten aanzien van de maatregelen inzake de opslag van munitie.
- f. Inspreker wenst inzage in het akoestisch onderzoek ten behoeve van de milieuparagraaf.
- g. In de toelichting wordt ten aanzien van externe veiligheid onvoldoende aandacht besteed aan de koelinstallatie van de Skidôme en de aan- en afvoer en opslag van ADR-klasse 1 stoffen. Aanvulling van de paragraaf externe veiligheid onder andere ten aanzien van de omliggende functies en interacties tussen deze functies bij calamiteiten is wenselijk.
Antwoord
- a. De Baanvelden heeft een profiel van 4.5 meter en een vrijliggend fietspad. De maximale capaciteit van een erftoegangsweg met verkeer in twee richtingen en liggend buiten de bebouwde kom wordt bepaald aan de hand van CROW publicatie 164d. Op basis daarvan geldt dat de capaciteit van de Baanvelden circa 1.000 motorvoertuigen per etmaal bedraagt.
De uitbreiding van de schietbaan resulteert in een toename van het aantal leden met 25%. Op basis van gegevens (zie paragraaf 4.6) geldt dat er sprake kan zijn van een toename van maximaal 10 motorvoertuigen per dag. De huidige verkeersintensiteit is van dien aard dat een toename van 10 motorvoertuigen niet zal leiden tot belemmeringen in de afwikkeling van verkeer. Ter verduidelijking is de toelichting met deze beantwoording aangevuld. - b. Zie beantwoording onder a.
- c. Bij de planvorming is rekening gehouden met bereikbaarheid voor externe hulpdiensten. Het plan is beoordeeld door de brandweer (zie overlegreactie, 8.1.3). Daarbij zijn geen aanleidingen gevonden voor het geven van opmerkingen.
- d. Het bedoelde object (Kozijnenhoek 13A) is, voor zover relevant, meegenomen in de belangenafweging tussen functioneren van de schietbaan en (gevoelige) functies in de omgeving. Het betreffende object betreft echter geen woning of is als zodanig op basis van thans (nog) vigerende bestemmingsplan of het bestemmingsplan ''Buitengebied Rucphen 2012'' bestemd. Daarmede is het object voor de meeste milieuaspecten niet gevoelig.
- e. Voor externe veiligheid geldt dat ter plaatse van het object in het algemeen weinig mensen gedurende een structurele duur zullen verblijven: een dergelijk object zonder verblijfsfunctie en zonder de aanwezigheid van grote groepen mensen wordt in het algemeen als beperkt kwetsbaar object beschouwd. Bovendien betreft de richtafstand van een schietbaan op het gebied van externe veiligheid 10 m en hieraan wordt ruimschoots voldaan. Ten aanzien van het bewaren van munitie/de bewaarplaats zijn in de vigerende milieuvergunning verschillende voorschriften opgenomen (zoals de dikte van de wanden en vloeren van de bewaarplaats, de brandwerendheid van de constructie en de maximaal toegestane hoeveelheid patronen). Ook in de toekomstige situatie wordt hier aandacht aan besteed. Er is geen sprake van cumulatieve effecten waarmee in de belangenafweging in het bestemmingsplan aandacht moet worden besteed.
- f. De genoemde richtafstand van 200 m geldt ten opzichte van (geluidsgevoelige functies) in een rustig buitengebiedsituatie. De betreffende functie (paardenstal) is echter niet geluidgevoelig. Derhalve hoeft hiermee in de belangenafweging en het akoestisch onderzoek geen rekening te worden gehouden. In de vigerende milieuvergunning is uitgegaan van een geluidsnorm van 45/40/35 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond en nachtperiode (equivalente geluidsniveau). Uit het bijbehorende akoestisch onderzoek blijkt dat voldaan wordt aan de normen, ter plaatse van het rekenpunt op 50 m vanaf de lange zijde van de schietinrichting aan de noordwest-kant, ter hoogte van de aan/afzuigpunten (dit is het bepalende punt voor de maximale geluidsbelasting). Ook voor de toekomstige ontwikkeling zal van deze norm worden uitgegaan. Woningen zijn op grotere afstand gelegen.
- g. De paragraaf externe veiligheid is voorgelegd aan de Brandweer Midden- en West-Brabant, veiligheidsregio Midden en West-Brabant. De brandweer heeft geconstateerd dat er geen reden is voor een inhoudelijke reactie. Ten aanzien van de inspraakreactie het volgende.
Met betrekking tot de Skidôme wordt het volgende geconstateerd. Voor de koeling van de sneeuw in deze inrichting wordt gebruik gemaakt van freon 22. Het koudemiddel freon 22 valt niet onder de criteria van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI). Indien het gas vrijkomt in de buitenlucht zal dit gas zich vermengen met de buitenlucht en is de kans op het ontstaan van zuurstofgebrek uiterst gering. Daarnaast is freon niet brandbaar en/of explosief. Ammoniak valt wel onder het Bevi. Echter deze stof wordt niet toegepast.
Ten aanzien van de schietbaan wordt verwezen naar het antwoord onder punt f.
Ten aanzien van het Sportcentrum De Vijfsprong geldt eveneens dat geen sprake is van een BEVI inrichting.
De verschillende inrichtingen beschikken over eigen calamiteitenplannen. Het Sportcentrum wordt rechtstreeks op de Kozijnenhoek ontsloten. De Skidôme en de schietbaan en manege ontsluiten op de Baanvelden. Bij calamiteiten wordt in samenwerking met de brandweer en het scenario de juiste strategie bepaald: schuilen of ontruimen. De paragraaf externe veiligheid is ter verduidelijking met deze beantwoording aangevuld.
8.2.3 Inspreker 2 (brief d.d. 28 maart 2011)
Inspraakreactie
- a. Inspreker heeft gemeente in 2003 verzocht het bosperceel waar nu uitbreiding van de schietbaan is beoogd aan te wenden voor eigen gebruik. De gemeente heeft daarop per brief aangegeven dat de bosstrook dient als groene buffer tussen het recreatieve sportgebied en het buitengebied en niet verloren mag gaan. Het bevreemd de inspreker dat dezelfde bosstrook nu wordt aangewend voor de uitbreiding van SV de Koningsschutters en daarmee verloren gaat.
- b. Inspreker verwacht parkeeroverlast, mede in relatie tot de uitbreiding van de Skidôme.
- c. Inspreker verwacht hinder te ondervinden van geluidsoverlast als gevolg van het gebruik van de schietbaan.
Antwoord
- a. De gemeente wenst diverse recreatieve voorzieningen in het sport- en vrijetijdscentrum De Vijfsprong te concentreren. De schietbaan is reeds in het recreatiegebied aanwezig. Verplaatsing is niet mogelijk. Derhalve is gezocht naar uitbreidingsmogelijkheden aangrenzend aan de bestaande accommodatie. De ruimte hiervoor is beperkt. Er zijn uitsluitend mogelijkheden voor planontwikkeling ter plaatse van de groenstrook ten noorden van de huidige accommodatie. De gemeente heeft daarbij ingezet op een compensatieplicht en een goede landschappelijke inpassing van de uitbreiding.
- b. De uitbreiding van Skidôme is juridisch-planologisch geregeld in een afzonderlijk bestemmingsplan. In dat plan is vastgesteld dat voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd. Ten aanzien van de uitbreiding van de schietbaan wordt verwezen naar de berekening in paragraaf 4.6. Voldaan wordt aan de parkeernormen. Er is geen aanpassing van het bestemmingsplan noodzakelijk.
- c. De milieuvergunning wordt geactualiseerd. In het kader daarvan wordt geluidsonderzoek verricht. In de huidige situatie wordt ruimschoots aan de normen voldaan. Ook in de toekomstige situatie zal aan de normen moeten worden voldaan. Indien noodzakelijk worden maatwerkvoorschriften aan de milieuvergunning gekoppeld.
8.2.4 Conclusies inspraakreacties
- De plangrenzen zijn afgestemd op grondverhuurovereenkomst van de gemeente met de Schietvereniging De Koningsschutters zoals deze is aangehecht bij de anterieure overeenkomst.
- De toelichting is verduidelijkt met betrekking tot:
- 1. verkeer;
- 2. externe veiligheid.
Hoofdstuk 9 Resultaten Vaststellingsprocedure
9.1 Inleiding
Procedure
Burgemeester en wethouders hebben, ter voldoening van het bepaalde in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) juncto afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), met een publicatie in de Staatscourant en de Rucphense Bode van 20 juni 2012 en op de gemeentelijke website kennis gegeven van de aanstaande terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan “Sport- en vrijetijdscentrum De Vijfsprong, Baanvelden 22”. Het ontwerpbestemmingsplan heeft aansluitend vanaf 21 juni 2012 gedurende een termijn van zes weken ter inzage gelegen in het gemeentehuis en was daarnaast digitaal raadpleegbaar via de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl. Belanghebbende (overheids)instanties zijn voorts separaat op de hoogte gebracht van de terinzagelegging.
Zienswijze
De ter inzage legging van het ontwerp-bestemmingsplan heeft tot één schriftelijke zienswijze van de Natuurwerkgroep gemeente Rucphen, Baanvelden 12, 4715 RH Rucphen geleid. De ingediende zienswijze, gedateerd d.d. 9 juli 2012, en ontvangen op d.d. 12 juli 2012, is binnen de termijn van ter inzage legging ingediend en derhalve ontvankelijk.
De zienswijze wordt hierna samengevat en puntsgewijs van een reactie voorzien. Ook wordt aangegeven of de reactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. Benadrukt wordt dat de zienswijze volledig is beoordeeld en niet slechts de samenvatting bij de afweging is betrokken.
Anonimisering
De Wet bescherming persoonsgegevens laat niet toe dat de persoonsgegevens van reclamanten digitaal openbaar worden gemaakt. Normaliter wordt om die reden de zienswijze geanonimiseerd. Deze verplichting geldt echter niet voor rechtspersonen. De zienswijze van de Natuurwerkgroep gemeente Rucphen is om deze reden niet geanonimiseerd.
9.2 Natuurwerkgroep Gemeente Rucphen
Samenvatting zienswijze
De Natuurwerkgroep gemeente Rucphen is tegen het voornemen om voor een nieuwe schietbunker een bosje van 2.800 m² te rooien.
- 1. Het bosje is een tweede generatie bos en ligt in een landschap dat hier nog kleinschalig is (bosjes, zandwegen en heemtuin). Cultuurhistorische is het rooien van het bosje ook een achteruitgang voor het gebied.
- 2. Het bos is tevens ecologisch zeer boeiend. Bij een kleine inventarisatie zijn de volgende vogels waargenomen: zwartkop, tuinfluiter, fitis, tjiftjaf, goudvink, koolmees, pimpelmees, zwarte mees, kuifmees, goudhaantje, roodborstje, winterkoning, heggenmus, ekster, gaai en grote bonte specht. Daarnaast maakt een buizerd-echtpaar gebruik van de bosjes als broedplaats. Ook komen de beschermde zoogdieren egel en eekhoorn in de bosjes voor. Ze verblijven en foerageren er. Ten slotte worden er foeragerende vleermuizen waargenomen. Verzocht wordt om een grondig ecologisch onderzoek te laten uitvoeren dat uit ten minste vier bezoeken bestaat.
- 3. De inpassing van het gebouw met knip- en scheerheggen is ecologisch gezien zeer oninteressant.
- 4. Indien de uitbreiding van het complex met een bunker noodzakelijk is dan graag op een andere locatie.
Gemeentelijke reactie
- 1. De cultuurhistorische waarde van de Baanvelden wordt op de provinciale waardenkaart aangemerkt als redelijk hoog. Deze cultuurhistorische waarde omvat de Baanvelden als historische weg. De Baanvelden zelf wordt niet aangetast door het voornemen. De beoogde ontwikkeling doet eveneens geen afbreuk aan deze weg. Er is dan ook geen aanleiding tot planaanpassing.
- 2. In de flora- en faunaparagraaf is aangegeven dat de grondwerkzaamheden, het bouwrijpmaken en de bouw mogelijk leiden tot verstoring en / of aantasting van beschermde soorten zoals de kleine zoogdieren, amfibieën en broedvogels. Het betreft hier algemene soorten waarvoor een vrijstelling geldt. Broedvogels mogen niet verstoord worden. Het rooien van bomen en struiken vindt daarom plaats buiten het broedseizoen.
Om nogmaals te bezien of er sprake is van beschermde soorten in het plangebied is een nieuw ecologisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek bestaat uit een aanvullende veldonderzoek en vond plaats op 11 augustus 2012. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 4. Uit dit onderzoek blijkt dat er in het gebied uitsluitend sprake is van foeragerende eekhoorns en algemeen voorkomende soorten. Er zijn geen nesten aangetroffen van de buizerd evenmin zijn spechtengaten gevonden. Verder komen er in het bos geen foeragerende vleermuizen voor. Het plangebied is niet geschikt als leefgebied voor de eekhoorn, uitsluitend als foerageergebied. Het betreft namelijk relatief jonge bomen. Deze bomen bevatten geen holtes waar de eekhoorns in kunnen wonen. Hierdoor zijn deze ongeschikt om te kunnen dienen als nestplaats. - 3. Het inpassen van recreatieve- en sportontwikkelingen vindt uit ruimtelijke overwegingen doorgaans plaats met knip- en scheergroen. Op deze wijze worden ontwikkelingen goed ingepast in de omgeving. De context van het plangebied bestaat uit diverse recreatieve en sport voorzieningen allen in een sobere en efficiënte ruimtelijke inpassing. De beoogde ontwikkeling is op basis van gemeentelijk beleid passend op deze locatie. Een goede inpassing is daarbij uitgangspunt. Ecologische waarden zijn daarbij niet het uitgangspunt geweest. Er is geen sprake van een ecologische verbindingszone ter plaatse. Op basis van gemeentelijk beleid past de uitbreiding van de "De Vijfsprong" op deze locatie.
- 4. Het betreft de uitbreiding van een bestaande functie. Het ligt voor de hand om dit plaats te laten vinden bij het bestaande complex. Het is niet mogelijk gebleken de schietbaan te verplaatsen. Voorts is onder andere vanuit het oogpunt van de veiligheid een afzonderlijke aanleg niet mogelijk.
Conclusie en aanpassingen
Het bestemmingsplan wordt niet aangepast. De toelichting op de paragraaf ecologie wordt aangevuld.
9.3 Ambtshalve Aanpassingen
Er zijn geen ambtshalve aanpassingen.