KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
Artikel 4 Verkeer
Artikel 5 Wonen
Artikel 6 Waarde - Archeologie 2
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Hoofdstuk 1 Algemeen
1.1 Inleiding
1.2 Begrenzing Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid - Bestaand
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu
4.1 Bodem
4.2 Geluid
4.3 Archeologie En Cultuurhistorie
4.4 Hinder Van Bedrijven
4.5 Externe Veiligheid
4.6 Waterhuishouding
4.7 Kabels En Leidingen
4.8 Groenstructuur En Ecologische Waarden
4.9 Stikstofdepositie
4.10 Luchtkwaliteit
Hoofdstuk 5 Toekomstig Beleid
5.1 Planbeschrijving
5.2 Beeldkwaliteit
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Inleiding
6.2 Planverbeelding
6.3 Regels
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak
8.1 Aankondiging
8.2 Inspraak
8.3 Vooroverleg
8.4 Ter Inzage Legging
Bijlage 1 Nota Parkeernormen Rucphen 2017
Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek Irenestraat
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Gevelbelasting
Bijlage 3 Hinderonderzoek Irenestraat
Bijlage 4 Ecologische Quickscan Emmastraat - Irenestraat
Bijlage 5 Inspraakverslag
Bijlage 6 Vooroverlegreactie Waterschap Brabantse Delta
Bijlage 7 Vooroverlegreactie Provincie Noord-brabant

Bestemmingsplan Kom St. Willebrord, Irenestraat - Clausstraat ongenummerd

Bestemmingsplan - Gemeente Rucphen

Vastgesteld op 05-02-2020 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

Het bestemmingsplan Kom St. Willebrord, Irenestraat- Clausstraat ongenummerd van de Gemeente Rucphen.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0840.2584K0020-DEF1 met de bijbehorende regels.

1.3 Verbeelding

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0840.2584K0020-DEF1.

1.4 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, planregels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 Aan-huis-gebonden beroepen

Een beroep dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar hoofdfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 Aan- of uitbouw

Een uit de gevel springend, in architectonisch opzicht ondergeschikt deel van een hoofdgebouw dat door de indeling en inrichting is bestemd hoofdzakelijk te worden gebruikt overeenkomstig het gebruik van het hoofdgebouw.

1.8 Achtergevel van een gebouw

Het meest achterwaarts gelegen deel van een hoofdgebouw.

1.9 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 Bebouwingspercentage

Een op de verbeelding of in planregels aangegeven percentage dat de grootte van het deel van een bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.11 Bedrijfsmatig gebruik

Bedrijfsmatig gebruik van (een gedeelte van) een gebouw voor het verrichten van werkzaamheden van dienstverlenende en/of ambachtelijke aard met als doel daaruit hoofd- of neveninkomsten te betrekken, waarbij geen sprake is van een zich als specifiek opgeleid persoon naar buiten presenterende beroepsbeoefenaar en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is dat deze, met behoud van de woonfunctie, kunnen worden uitgeoefend.

1.12 Beroepsmatig gebruik

Het gebruik van (een gedeelte van) een gebouw voor een zelfstandig en onder eigen naam uitoefenen van een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied door een daarvoor specifiek opgeleid persoon en waarvan de omvang in activiteiten zodanig is dat deze, met behoud van de woonfunctie, kunnen worden uitgeoefend.

1.13 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.14 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 Bevoegd gezag

Bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.16 Bijgebouw

Een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw en door zijn ligging, functie, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.17 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.18 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.19 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.20 Bouwvlak

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.21 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.22 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.23 Druiplijn

Onderste horizontale lijn van een dakvlak dat geen goot heeft, bijvoorbeeld bij een rieten dak.

1.24 Escortbedrijf

De natuurlijke persoon, groep of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of van omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte (van een seksinrichting) wordt uitgeoefend.

1.25 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.26 Gevellijn

Denkbeeldige dan wel op de kaart aangegeven lijn die strak langs de gevel van een gebouw loopt tot aan de bouwperceelsgrenzen.

1.27 Hoofdgebouw

Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen, ligging of functie dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.28 Kap

Een constructie van één of meer dakvlakken.

1.29 Maatvoeringsvlak

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangegeven, waar een bepaalde maatvoering geldt.

1.30 Mantelzorg

Alle vormen van langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

1.31 Nutsvoorziening

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.32 Ondergeschikte nevenactiviteit

Een activiteit waarvan de omvang zodanig is dat deze, met behoud van de hoofdfunctie, naast de hoofdfunctie kunnen worden uitgeoefend.

1.33 Overkapping

Een bouwwerk geen gebouw zijnde voorzien van een gesloten dak en van maximaal twee wanden.

1.34 Peil

  1. 1. voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwterrein.

1.35 Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.36 Raamprostitutie

Een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostitué/prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen met als doel het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.37 Seksautomatenhal

Een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en/of live-shows van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven.

1.38 Seksbioscoop en/of -theater

Een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door vertoningen van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven.

1.39 Seksinrichting

De voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotisch-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.40 Straatprostitutie

Het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.41 Voorgevel van een gebouw

Het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw.

1.42 Wabo

De Wet algemene bepalingen, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.

1.43 Woning

Een gebouw, dat dient voor de huisvesting van personen.

1.44 Wro

De Wet ruimtelijke ordening, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.

1.45 Zijgevel van een gebouw

Een gevel van een hoofdgebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Afstanden

Van gebouwen onderling, alsmede afstanden van gebouwen tot de bouwperceelsgrens worden gemeten vanaf de zijgevel van een gebouw.

2.2 Bebouwde oppervlakte van een bouwperceel of een ander terrein

Door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en overkappingen bij elkaar op te tellen, tenzij in deze regels anders is bepaald.

2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord,

of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 De breedte en diepte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van de scheidingsmuren, met dien verstande, dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat.

2.6 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 Het bewoonbaar vloeroppervlak

Binnen de afgewerkte omtrekwanden (in voorkomende gevallen binnen de balustrade) onder aftrek van de in de ruimte inspringende onderdelen van het gebouw als schoorsteenstoelen, -kanalen en kasten, maar zonder aftrek van plinten en vast meubilair als aanrechten en verwarmingslinten. Vloeroppervlak waarboven minder dan 1,50 meter hoogte aanwezig is wordt hierbij buiten beschouwing gelaten

2.9 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.10 Ondergeschikte bouwdelen

Bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, portalen, balkons en overstekende daken, worden bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. straten, voet- en fietspaden, rabatten, parkeerterreinen, opritten, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, groenvoorzieningen, terrassen, waterhuishoudkundige voorzieningen, taluds, oevers, bruggen en voorzieningen ten behoeve van het openbare nut;
  2. b. overige tot de bestemming behorende voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen voor de situering en afmeting van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde voor zover noodzakelijk is, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit;
  3. c. ter waarborging van de verkeersveiligheid.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  1. a. artikel 4.2.2 onder a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen;
  2. b. wegen, paden, pleinen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

5.2 Bouwregels

5.3 Voorwaardelijke verplichting stikstofdepositie

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor het bouwen van gebouwen, wordt slechts verleend indien bij de aanvraag is aangetoond dat het in te zetten bouwmaterieel en/of bouwverkeer niet leidt tot een negatief effect op de Natura 2000-gebieden als gevolg van de stikstofdepositie.

5.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen voor de situering en afmeting van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor zover noodzakelijk is, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit;
  3. c. ter waarborging van de verkeersveiligheid.

5.5 Afwijken van de bouwregels

5.6 Specifieke gebruiksregels

Artikel 6 Waarde - Archeologie 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor:

  1. a. de instandhouding, bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden;

met inachtneming van het volgende:

  1. a. in geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel voor de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.2 sub a, waarbij werkzaamheden plaatsvinden op een oppervlak groter dan 50 m² en dieper dan 0,30 meter, met dien verstande dat:

  1. a. de aanvrager een KNA-conform archeologisch onderzoeksrapport overlegt waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld;
  2. b. het bevoegd gezag verleent de vergunning, indien naar hun oordeel uit het in artikel 6.3 sub a bedoelde rapport genoegzaam blijkt dat:
    1. 1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
    2. 2. schade aan archeologische waarden door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning - activiteit bouwen verbonden voorwaarden.
  3. c. in de situatie als bedoeld in het artikel 6.3 sub b onder het tweede gedachtestreepje, kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning verbinden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    3. 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  4. d. indien artikel 6.3 sub c onder het derde gedachtestreepje van toepassing is, wordt in de omgevingsvergunning geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die gedaan worden tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Stikstofdepositie

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de regels vervat in hoofdstuk 2, bij het verlenen van een omgevingsvergunning, nadere eisen stellen ten aanzien van:

  1. a. de plaatsing van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
  2. b. de dakhelling en nokrichting van hellende dakvlakken van gebouwen;
  3. c. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken geen gebouwen zijnde.

8.2 Nadere eisen

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, onder c Wabo wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming;
  2. b. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de samenhang in straat- en bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de regels in dit plan voor:

  1. a. het afwijken van de in het plan voorgeschreven maatvoering met maximaal 10%;
  2. b. het oprichten van antennes en masten met een bouwhoogte van maximaal 15 meter.

Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels

11.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de regels in dit plan te wijzigen voor:

  1. a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m² en een hoogte van maximaal 3,5 meter;
  2. b. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken geen gebouwen zijnde of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 3 meter toelaatbaar.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

12.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: regels van het bestemmingsplan ''Kom St. Willebrord, Irenestraat- Clausstraat ongenummerd" te St. Willebrord van de gemeente Rucphen.

Hoofdstuk 1 Algemeen

1.1 Inleiding

De herstructurering van de omgeving Emmastraat/ Irenestraat in Sint Willebrord is thans in volle gang, daar een groot deel van de woningen niet meer voldeed aan de kwalitatieve vraag en de onderhoudsstaat te wensen overliet. Hiertoe worden in bestemmingsplan Emmastraat/Irenestraat 58 woningen in fases geamoveerd en voorziet de herstructurering in de mogelijkheid tot het bouwen van 138 woningen en aanleg van nieuwe straten in de wijk. Om deze ontwikkeling af te ronden worden 18 nieuwe kavels gerealiseerd aan de Irenestraat en Clausstraat.

De gemeente Rucphen wenst medewerking te verlenen aan het initiatief en heeft invulling gegeven aan de kavelgrootte, kavelvorm en wijze van ontsluiting.

Het vigerende bestemmingsplan 'Kom St. Willebrord' biedt niet de mogelijkheid om op deze locaties vrijstaande woningen te ontwikkelen. Vandaar dat een nieuw bestemmingsplan in procedure wordt gebracht.

1.2 Begrenzing Plangebied

Het plangebied is gelegen in het noordelijk deel van Sint Willebrord. Het gebied is verdeeld over drie naast elkaar liggende locaties en liggen zijn globaal gelegen tussen de Emmastraat, Clausstraat en de Irenestraat. Aan alle zijdes wordt het plan omsloten door grasvelden, woonpercelen of de Clausstraat in het noorden en de Irenestraat in het oosten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.2584K0020-DEF1_0001.jpg"

Figuur 1.1. Luchtfoto met plangebied

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Het onderhavige plangebied is gelegen binnen het bestemmingsplan 'Kom Sint Willebrord', door de gemeenteraad vastgesteld op 27 september 2012 en thans onherroepelijk. Ondanks dat het plangebied binnen één bestemmingsplan valt, is het qua bestemmingen op te delen in 3gebieden, te weten:

  • Gebied 1: enkelbestemming 'Wonen' (zonder bouwvlak) en de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 3';
  • Gebied 2: enkelbestemming 'Agrarisch' van toepassing;
  • Gebied 3: enkelbestemming 'Wonen' en de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 3 (zonder bouwvlak).

Binnen het vigerende bestemmingsplan kunnen de gewenste woningen niet worden gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.2584K0020-DEF1_0002.jpg"

Figuur 1.2 Vigerend bestemmingsplan met plangebied

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 worden de beleidskaders van provincie en gemeente beschreven. De aspecten met betrekking tot het milieu worden weergegeven in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 geeft een beschrijving van de toekomstige situatie. De juridische aspecten met betrekking tot de afzonderlijke bestemmingen binnen het bestemmingsplan worden toegelicht in hoofdstuk 6 en in hoofdstuk 7 en 8 komen respectievelijk de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aan de orde.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie

Het plangebied is gelegen aan de noordzijde van de kern Sint Willebrord en bestaat op dit moment hoofdzakelijk uit landbouwgrond wat in het zuiden en westen, samen met achtererven, ook de grens vormt. In het noorden vormt de Clausstraat de grens, in het oosten is dit de Irenestraat. Opvallend is de bebouwing rondom het plangebied bestaat uit vrijstaande woningen, op de Emmastraat na.

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.2584K0020-DEF1_0003.jpg"

Figuur 2.1 Ligging plangebied ten opzichte van Sint Willebrord

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.2584K0020-DEF1_0004.jpg"

Figuren 2.2 en 2.3 Clausstraat (noordzijde) in de straat en gericht op het plangebied (Bron: Google Maps)

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.2584K0020-DEF1_0005.jpg"

Figuren 2.4 en 2.5 Irenestraat (oostzijde) gericht op plangebied (Bron: Google Maps)

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. Deze structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving

De structuurvisie schetst ontwikkelingen en legt de ambities tot 2040 vast. De ambities zijn:

  1. 1. Concurrentiekracht
  2. 2. Bereikbaar
  3. 3. Leefbaar en veilig

Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.2584K0020-DEF1_0006.jpg"

Figuur 3.1 Kaart nationale ruimtelijke hoofdstructuur

Conclusie

De structuurvisie regelt geen specifieke zaken op provinciaal of lokaal niveau. De verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal laat het Rijk over aan de provincies. Daartoe schaft het Rijk het landschapsbeleid af en beperkt het rijksregimes in het natuurdomein.

Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen, heeft het Rijk een ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

3.2 Provinciaal Beleid - Bestaand

Omgevingsvisie Noord-Brabant

De nieuwe Omgevingswet bundelt de wetten en regels voor ruimte, wonen, infrastructuur, milieu, natuur, cultureel erfgoed en water. En regelt zo het beheer en de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving. Vooruitlopend hierop heeft de Provincie Noord-Brabant alvast een provinciale Omgevingsvisie gemaakt welke op 14 december 2018 is vastgesteld.

De omgevingsvisie bevat de belangrijkste ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. De basisopgave voor de provincie is: 'werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit'. Hierbij heeft de provincie als doel gesteld voor de middellange termijn, 2030: Brabant heeft een aanvaardbare leefomgevingskwaliteit doordat wij voor alle aspecten voldoen aan de wettelijke normen. Voor de lange termijn, 2050, wil men een goede leefomgevingskwaliteit hebben door op alle aspecten beter te presteren dan wettelijk als minimumniveau is bepaald.

Om de basisopgave te behalen heeft men vier hoofdopgaven verwoord:

  1. 1. Werken aan de Brabantse energietransitie;

Doel 2050: 100% duurzame energie, grotendeels afkomstig uit Noord-Brabant.

Doel 2030: ten minste 50% reductie van broeikasgassen ten opzichte van de uitstoot in 1990 en ten minste 50% duurzame energie.

  1. 2. Werken aan een klimaatproof Brabant;

Doel 2050: Brabant is klimaatbestendig en waterrobuust ingericht.

Doel 2030: Brabant handelt al sinds 2020 klimaatbestendig en waterrobuust; in 2030 zijn de eerste grote gebiedsopgaven daartoe al gerealiseerd.

  1. 3. Werken aan de slimme netwerkstad;

Doel 2050: Het stedelijk netwerk van Brabant functioneert als één samenhangend duurzaam en concurrerend netwerk van steden en dorpen als onderdeel van de Noordwest-Europese metropool. Brabant kenmerkt zich door een sterke sociale cohesie, een excellent en duurzaam woon-, leef- en vestigingsklimaat met een comfortabel, betrouwbaar en multimodaal verkeers- en vervoersysteem en een uitstekende (digitale) infrastructuur.

Doel 2030: Brabantse partijen werken aan de transformatie van het bestaand bebouwd gebied van Brabant. Ondersteund door de digitale ontwikkelingen zijn er belangrijke stappen gezet in de richting van een excellent en duurzaam woon-, leef- en vestigingsklimaat met een comfortabel, betrouwbaar en multimodaal verkeers- en vervoersysteem. Bewoners uit alle geledingen van de bevolking voelen zich verbonden met hun omgeving en met elkaar doordat zij meedenken en meedoen aan de veranderingen in hun omgeving.

  1. 4. Werken aan een concurrerende, duurzame economie;

Doel 2050: Brabant is top kennis- en innovatieregio in Europa. Producten, materialen en grondstoffen worden op alle onderdelen van de Brabantse economie in verregaande mate hergebruikt. Niet hernieuwbare hulpbronnen worden behouden. Het streven naar waardecreatie voor mens, natuur en economie gaan hand in hand. De Brabantse economie is verregaand circulair.

Doel 2030: Brabant is top kennis- en innovatieregio in Europa. We werken aan een circulaire economie door duurzamer om te gaan met de beschikbare grondstoffen en natuurlijke bronnen. We verminderen daartoe samen met maatschappelijke partners het gebruik van niet vernieuwbare grondstoffen (mineraal, fossiel en metalen) volgens de landelijke afspraken met 50%.

De Omgevingsvisie bevat geen sectorale beleidsdoelen. De concrete doelen, voor bijvoorbeeld natuur, water, veiligheid, milieu, mobiliteit en ruimtelijke kwaliteit, staan nu nog in de bestaande plannen van de provincie (PMWP, Structuurvisie RO, BRUG, PVVP). Grote delen van die beleidsplannen horen vanuit het systeem van de Omgevingswet straks (soms verplicht) thuis in een programma zoals het natuurbeheerplan en het waterprogramma. De komende tijd wordt dit sectorale beleid afgestemd op de Omgevingsvisie en al dan niet uitgewerkt in de programma's en/of omgevingsverordening.

Conclusie

Door de transformatie van bestaand bebouwd gebied wordt een bijdrage geleverd aan de ambitie 'werken aan slimme netwerkstad'. Transformatie van het stedelijk gebied wordt een belangrijke opgave. Het ‘up to date’ houden van het bestaand stedelijk gebied is essentieel voor een duurzame, sociale en economische ontwikkeling van de steden en dorpen van Brabant. Er ligt een forse woningbouwopgave voor de komende 10 jaar. Dit betekend dat de kwaliteit van het stedelijk gebied en leegstand aangepakt moet worden. Door onderhavige ontwikkeling krijgt het centrum van Rucphen een nieuwe kwalitatieve impuls. Leegstand wordt tegengegaan en er worden woningen toegevoegd om een bijdrage te leveren aan de forse woningbouwopgave van de provincie.

Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (SvRO) – partiële herziening 2014

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. De provincie Noord-Brabant heeft in de Structuurvisie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025, met een doorkijk tot 2040, vastgelegd. De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De visie geeft een ruimtelijke vertaling van de opgaven en doelen uit de Agenda van Brabant.

De woonwensen en de leefbaarheid in de dorpen en steden, de behoefte aan gebiedseigenheid en identiteit van stad, dorp en landschap en klimaatverandering staan in de volle aandacht. Noord-Brabant wil blijven ontwikkelen, maar Noord-Brabant stelt ook eisen aan de kwaliteit van de leefomgeving. Daarom gaat de provincie meer dan voorheen duurzaam en zorgvuldig om met de leefomgeving en de ruimte. Ze wil een goede relatie creëren tussen wonen en werken in de stedelijke omgeving en een groene landelijk omgeving daarbuiten.

Om dit te bereiken zijn veertien provinciale ruimtelijke belangen van belang.

  1. 1. Regionale contrasten
  2. 2. Een multifunctioneel landelijk gebied
  3. 3. Een robuust en veerkrachtig water- en natuursysteem
  4. 4. Een betere waterveiligheid door preventie
  5. 5. Koppeling van waterberging en droogtebestrijding
  6. 6. Duurzaam gebruik van de ondergrond
  7. 7. Ruimte voor duurzame energie
  8. 8. Concentratie van verstedelijking
  9. 9. Sterk stedelijk netwerk
  10. 10. Groene geledingszones tussen steden
  11. 11. Gedifferentieerd aanbod aan goed bereikbare vrijetijdsvoorzieningen
  12. 12. Economische kennisclusters
  13. 13. (inter)nationale bereikbaarheid
  14. 14. Beleefbaarheid stad en land vanaf de hoofdinfrastructuur

Met betrekking tot de regionale contrasten wil de provincie deze verschillen tussen klei, zand en veenontginning versterken. Dit betekent enerzijds inzet op de ontwikkeling van functies die de grootschaligheid en de openheid van de kleigebieden ondersteunen. Anderzijds het versterken van het mozaïeklandschap van het Brabantse zand door menging van functies die de afwisseling en kleinschaligheid versterken. De stad (rood) staat niet tegenover het land (groen), maar zij ontwikkelen zich in balans met elkaar, het zogenaamde 'stadteland'.

Binnen de kleigebieden maakt de provincie onderscheid tussen de zeekleigebieden, de rivierkleipolders en de maasterrassen. Binnen het mozaïeklandschap van het zand zijn er verschillen tussen de Brabantse wal, de Baronie, de Kempen en De Meierij. Door met ruimtelijke ontwikkelingen in te spelen op breuklijnen en hoogteverschillen geven deze beeldbepalende structuren richting aan de verdere ontwikkeling van het landschap. Het gaat daarbij om behoud van het reliëf zelf, maar ook om het behoud van het zicht op en vanaf de reliëfvormen.

Beoordeling en conclusie

Voor de kern St. Willebrord, waar de locatie in is gelegen, is met name het uitgangspunt van het provinciaal ruimtelijk beleid ten aanzien van zorgvuldig ruimtegebruik van belang. De provincie wil de groei en de spreiding van het stedelijk ruimtebeslag afremmen. Voor de 'kernen in het landelijk gebied', waarin het plangebied is gelegen, betekent dat het voorkomen van verdere aantasting van het buitengebied centraal staat. Dit houdt in dat het accent op inbreiden en herstructuren ligt.

Het aansnijden van nieuwe ruimte voor verstedelijking is pas aan de orde, als gebleken is dat de bouwopgave voor wonen en werken niet binnen bestaand bebouwd gebied kan worden gerealiseerd. Als toch nieuw ruimtebeslag nodig is, kan dit alleen daar waar, gelet op de ruimtelijke kwaliteiten binnen dat gebied, verantwoorde uitbreidingsmogelijkheden liggen.

Voorliggende ontwikkeling bevindt zich binnen bestaand bebouwd gebied. Er wordt dan ook voldaan aan provinciale uitgangspunten uit de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening.

Verordening ruimte Noord-Brabant

De provincie heeft met de SvRO de hoofdlijnen van het provinciaal beleid vastgesteld. De SvRO geeft aan welke doelen de provincie nastreeft, wat voor beleid de provincie voert, hoe de provincie stuurt om haar doelen te realiseren en welke instrumenten zij daarbij inzet. De Verordening ruimte Noord-Brabant (hierna: Vr) is één van de instrumenten die de provincie kan inzetten om de doelen uit de SvRO te realiseren. De Vr is voor het eerst in april 2010 vastgesteld, nadien zijn verschillende gewijzigde versies vastgesteld. Per 1 jan 2019 is een geconsolideerde versie van de verordening beschikbaar met daarin alle actuele regels verwerkt. Deze versie vormt het toetsingskader.

Een belangrijk uitgangspunt van de Vr is om de verstedelijking te bundelen in stedelijke concentratiegebieden en de daarbij behorende zoekgebieden voor verstedelijking. Het doel daarvan is om voldoende draagvlak voor de steden als economische en culturele motor te creëren en om het dichtslibben van het landelijk gebied tegen te gaan. Op provinciale schaal betekent dit dat het merendeel van de woningbouw, de bedrijventerreinen, voorzieningen en bijbehorende infrastructuur moet plaatsvinden in of aansluitend op de stedelijke concentratiegebieden.

De Verordening ruimte Noord-Brabant is opgebouwd volgens het principe van een bestemmingsplan. Dit houdt in dat er zowel 'gebiedsgerichte regels' zijn gesteld als 'algemene regels'. Bij de gebiedsgerichte regels is vervolgens een onderscheid gemaakt naar 'structuren' (basisregels) en 'aanduidingen' (aanvullende of afwijkende regels ten opzichte van de basisregels of andere aanduidingen). Tenslotte zijn er ook een aantal 'procedurele bepalingen'.

Beoordeling en conclusie

Binnen het stedelijk gebied liggen verschillende mogelijkheden voor inbreiding, herstructurering en intensief, meervoudig ruimtegebruik. Het ontwikkelen van de inbreidingslocaties in Sint Willebrord is een voorbeeld hiervan en past op die manier binnen het provinciaal beleid dat is opgenomen in de Verordening ruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.2584K0020-DEF1_0007.jpg"

Figuur 3.2 Uitsnede uit de Vr met (indicatie van) plangebied (www.ruimtelijkeplannen.nl)

Ladder duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening is een ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen die van toepassing is op woningbouwplannen die worden aangemerkt al nieuwe stedelijke ontwikkeling. Onderhavig bestemmingsplan voorziet in een nieuwe woningbouwlocatie voor 18 woningen en valt daarmee onder een “ladderplichtige” stedelijke ontwikkeling.

Behoefte

De regionale ruimtevraag, in kwantitatief en kwalitatief opzicht, inzake woningen wordt in een regulier ruimtelijke overleg vastgelegd en afgestemd. Eventuele andere initiatieven in de regio, zoals geplande woningbouwlocatie of binnen stedelijke herstructurering, dekken deels deze regionale ruimte. In het Regionaal Ruimtelijk Overleg (hierna RRO) zijn afspraken gemaakt over de kwantiteit en kwaliteit van de woningbouwontwikkelingen in de regio. Per gemeente zijn er afspraken vastgelegd over de woningbouwopgaven en de kwantiteit van de woningen die in plannen, harde en zachte plancapaciteiten, zijn opgenomen. Binnen de gemeente Rucphen is er geen sprake van (grootschalige) leegstand, op dit moment is er een leegstand van circa 0,5%. Het aspect leegstand maakt daarom geen onderdeel uit van de opgave verantwoording.

Tijdens het RRO van 1 december 2016 zijn de afspraken op basis van de Regionale Agenda Wonen gemaakt. Voor 16 gemeenten zijn de afspraken binnen de regio en de gemeentelijke woningbouwcapaciteit, passend. De daadwerkelijke groei binnen de gemeente Rucphen loopt ver achter. De gemeente dient hiertoe een inhaalslag te maken om haar woningbouwopgave en aantallen conform de RRO afspraken te realiseren en uit te voeren.

De gemeente heeft een regionale woningbouwopgave van 755 woningen. Er zijn 811 woningen voorzien in plannen (waaronder onderhavig plan) waarvan 298 in harde plancapaciteit (plannen die vastgesteld of onherroepelijk zijn). Gezien het lage aantal woningen die aanwezig zijn in harde plancapaciteit, ligt het niet in de lijn der verwachting, dat alle plannen tot en met het jaar 2024 gerealiseerd gaan worden. De verwachting is dat er in de periode 2016 tot en met 2025 nog eens 298 woningen aan de harde plancapaciteit kunnen worden toegevoegd. Er zijn in de huidige situatie 298 woningen in harde plannen aanwezig, dan resteert er een gemeentelijke opgave voor tot 2025 van 457 woningen per 1 december 2016 (755 minus 298). Deze aantallen en plannen zijn verdeeld per woonkern binnen de gemeente Rucphen in de gemeentelijke Woonvisie 2013-2018, Woningbouwprogramma Rucphen 2013-2023. In het Woningbouwprogramma Rucphen 2013-2023 is het onderhavig plan opgenomen met bijbehorende woningbouwaantallen voor de kern Sint Willebrord.

Kwalitatieve verantwoording

De kwalitatieve samenstelling wordt volgens het RRO met name bepaald door de woonwensen van de consument. In de samenstelling van gemeentelijke woningbouwprogramma's blijft variatie gewenst. In onderhavig plan worden 18 vrijstaande woningen mogelijk gemaakt en is tot stand gekomen in afstemming met andere woningbouwontwikkelingen waarbinnen de overige typologieën voorzien zijn. Door te voorzien in een gedifferentieerd woningaanbod in de kern, blijft Sint Willebrord een aantrekkelijke woonkern blijft voor verschillende categorieën inwoners en wordt de oostzijde van de dorpskern op een ruimtelijk verantwoorde wijze ingepast.

Onderhavig plan voldoet tevens aan de criteria uit de Woonvisie Rucphen 2013-2018. Er wordt voldaan aan de woningbouwopgave in aantallen, er wordt voorzien in een woningbouwtypologie van vrijstaande grondgebonden woningen aan de rand van de kern waar extra aandacht voor gevraagd is.

Binnen stedelijk gebied

Zoals uit de kaarten behorende bij de Verordening ruimte blijkt, valt de planlocatie binnen bestaand stedelijk gebied, kern in landelijk gebied.

Conclusie

Op de vraag of de regionale behoefte voor het beoogd woningbouwprogramma binnen het bestaand stedelijk gebied gerealiseerd kan worden, kan dan ook positief worden beantwoord.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie Rucphen 2030

De visie die de gemeente Rucphen voor zichzelf heeft geformuleerd is “Aantrekkelijke gemeente: puur Rucphen”. De focus richt zich met name op de rust en ruimte die in de gemeente Rucphen nog te vinden is. In de gemeente vind je nog het authentieke Brabantse leven met daarbij de rust en de ruimte. De Rucphense Bossen, De Heemtuin, de heide en de talloze fiets- en wandelpaden bieden de recreant pure ontspanning. Rucphen heeft daarnaast ook de sportieveling heel wat te bieden. Sneeuwattractiepark Skidôme, sportaccommodatie en zwembad De Vijfsprong, de schietbaan van de Koningsschutters, de vele sportvelden zijn slechts enkele voorbeelden. Naast het authentieke karakter is het pure ook terug te vinden in de persoonlijke dienstverlening en aandacht voor elkaar.

Verder wil de gemeente haar aantrekkingskracht versterken voor mensen die graag rustig landelijk willen wonen, maar wel dichtbij voorzieningen en werk. Belangrijkste opgave daarbij is het verbeteren van de uitstraling van de grootste kernen. Om deze aantrekkelijker te maken voor inwoners en recreanten, willen wij de relatie van de kernen met het buitengebied herstellen door het terugbrengen van het groen: groene dooradering, een groen hart en groene randen.

De centra worden aantrekkelijker gemaakt door uitvoering van de centrumplannen met ruimte voor voorzieningen en wonen, bundeling van voorzieningen en nieuwe horeca en terrassen. De gemeente streeft naar meer levendigheid in de kernen. Hiermee worden de kernen interessanter voor de toekomst, namelijk de jongeren en recreatiegasten. De gemeente zet in op kwaliteitsverbetering van woningen en de openbare ruimte. De na-oorlogse uitbreidingswijken krijgen hierbij extra aandacht. Daarnaast zijn in iedere kern nog mogelijkheden voor kwalitatieve afronding.

Beoordeling en conclusie

Voor de kern Sint Willebrord wordt bij de plannen de herstructurering van de Emmastraat-Irenestraat en de invulling van het binnengebied genoemd. De onderhavige planlocaties vallen daaronder.

Woonvisie 2013-2018

In essentie zijn het centrale thema en de speerpunten van de Woonvisie 2008-2012 nog steeds geldig. Echter de situatie op de woningmarkt in 2013 is anders dan in 2008: er is sprake van een nieuwe realiteit waardoor de doorstroming stagneert en bepaalde groepen minder kansen hebben. In de Woonvisie 2013-2018 herijkt de gemeente het woonbeleid op basis van deze nieuwe realiteit.

Algemene conclusie uit de woonvisie is dat bij nieuwbouw het accent moet liggen op het bouwen van sociale huurwoningen voor huishoudens met een laag inkomen. Daarnaast is er behoefte aan duurdere huurwoningen en goedkope koopwoningen voor de middeninkomens.

Voor nieuwbouw worden volgende aandachtspunten geformuleerd:

  • Accent is gewenst op sociale huurwoningen voor de primaire doelgroep en dure huur- en goedkope koopwoningen voor starters en middeninkomens.
  • (Diversiteit van) het aanbod voor senioren geschikte woningen moet worden vergroot
  • Plannen die bijdragen aan de vitaliteit van de kernen verdienen prioriteit in het woningbouwprogramma. Door de beperkte uitbreidingsbehoefte kan dit gaan ten koste van andere plannen.
  • De verdeling van de nieuwbouw over de kernen is onevenwichtig. Ook naar deze aspecten moet gekeken worden bij het optimaliseren van het woningbouwprogramma.
  • Omdat op langere termijn, na 2020, een daling van het aantal huishoudens wordt verwacht, moet reeds de komende jaren worden nagedacht over de gevolgen hiervan om bijvoorbeeld leegstand van woningen te voorkomen.

Beoordeling en conclusie

In de periode 2018-2023 is de geraamde behoefte 130 woningen en de geplande productie 277 woningen. Dit kan betekenen dat bijna de helft van de geplande productie in de periode 2018- 2023 niet wordt gerealiseerd omdat er onvoldoende vraag is. De geplande productie in deze periode omvat 157 woningen op uitbreidingslocaties (Rucphen Zuid in Rucphen, De Berg in Schijf, de 2e fase van de Vissenberg in Sprundel en Zegge-Oost in Zegge). De overige 124 woningen zijn inbreidings- en herontwikkelingslocaties zoals de herontwikkeling van het gemeentehuis in Rucphen en een aantal grote projecten in Sint Willebrord (Emmastraat/Irenestraat, Vijverstraat, Emmausplein).

Hoofdstuk 4 Milieu

In het kader van dit bestemmingsplan is een negental milieuaspecten nader onderzocht,

te weten:

  1. 1. Bodem
  2. 2. Geluid
  3. 3. Archeologie en cultuurhistorie
  4. 4. Hinder van bedrijven
  5. 5. Externe veiligheid
  6. 6. Waterhuishouding
  7. 7. Kabels en leidingen
  8. 8. Groenstructuur en ecologische waarden
  9. 9. Luchtkwaliteit

Op voorgaande aspecten zal nader worden ingegaan.

4.1 Bodem

Bij duurzame ontwikkelingen/investeringen is het van belang inzicht te hebben in de bestaande bodemkwaliteit, zodat vooraf kan worden bepaald of de bodem geschikt is voor de beoogde bestemming. Bij aan- en afvoer van grond, moet worden voldaan aan het Besluit bodemkwaliteit.

In opdracht van Gemeente Rucphen heeft Wematech in oktober en november 2014 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op de ontwikkelingslocaties waarbij de locatie is verdeeld in drie deelgebieden (A, B en C).

Conclusie is dat de bovengrond plaatselijk licht verontreinigd is. De ondergrond is enkel ter plaatse van deellocatie C licht verontreinigd.

Het grondwater is ter plaatse van deelgebied A niet verontreinigd, bij deelgebied B licht verontreinigd met barium, nikkel en naftaleer en ter plaatse van deelgebied C licht verontreinigd met barium en kobalt en zwaar verontreinigd met nikkel. In de omgeving is vaker een verhoogd gehalte nikkel gemeten zonder dat daar een bron van verontreiniging voor aan te wijzen is. Naar verwachting is hier ook sprake van een verhoogd achtergrondgehalte.

Gezien de verkregen resultaten van het onderzoek dient de gestelde hypothese "niet verdachte locatie" formeel gezien verworpen te worden. Gezien de geringe overschrijdingen en het van nature voorkomen van verhoogde achtergrondgehaltes in het grondwater is het echter gerechtvaardigd de gestelde hypothese te accepteren.

Conclusie

Op basis van het historisch onderzoek, de zintuiglijke beoordeling van de grond- en grondwatermonsters en de resultaten van het chemisch-analytisch onderzoek kan gesteld worden dat voor de huidige functieklasse enkele gebruiksbeperkingen gesteld zouden moeten worden aan de onderzoekslocatie. Het grondwater wordt niet geschikt geacht voor consumptie- en/of beregeningsdoeleinden. De verkregen resultaten geven geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek.

Er hebben zich na 2014 geen bodembedreigende activiteiten voorgedaan. Het bodemonderzoek kan derhalve nog als actueel beschouwd worden.

De eventueel tijdens de bouwactiviteiten vrijkomende bovengrond is geschikt voor hergebruik ter plaatse. Mogelijk kan de bovengrond voldoen aan de eisen voor achtergrondwaarden grond.

4.2 Geluid

In de Wet geluidhinder is bepaald dat bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan, waarin mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van geluidgevoelige bebouwing, middels een akoestisch onderzoek dient te worden aangetoond, of ter plaatse de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. Wanneer er sprake is van een hogere geluidbelasting dan de in de Wet geluidhinder aangegeven algemene voorkeurswaarde van 48 dB Lden en aangetoond kan worden dat er geen afdoende maatregelen kunnen worden getroffen om deze geluidbelasting te verlagen, dient door burgemeester en wethouders een ontheffing te zijn verleend voor de vaststelling van het bestemmingsplan. Door Wematech is in 2014 een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Er is sinds 2014 geen sprake van verandering van intensiteiten. Het onderzoek kan derhalve als actueel beschouwd worden.

Beoordeling

Wet geluidhinder

Ter plaatse van het plangebied zijn de geluidcontouren als gevolg van het wegverkeer ter plaatse van de Rijksweg A58, de Irenestraat (60 km/h) en de Beatrixweg inzichtelijk gemaakt. Hieruit blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ter plaatse van de bouwblokken binnen het plangebied niet overschreden wordt als gevolg van het wegverkeer ter plaatse van de Irenestraat (60 km/h) en de Beatrixweg. Als gevolg van de Rijksweg A58 wordt ten hoogste 52 dB berekend ter plaatse van het plangebied.

Voor de locatie dienen hogere grenswaarden aangevraagd te worden voor de bouwblokken binnen het plangebied waar de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden wordt. Het treffen van geluidreducerende maatregelen is vanuit financieel, stedenbouwkundig en verkeerskundig oogpunt niet als reële maatregel te stellen.

Bouwbesluit

Op grond van het Bouwbesluit 2012 dient de gevel van een nieuwe woning een isolatiewaarde te hebben van minimaal 20 dB. Voor de bouwblokken binnen het plangebied waar sprake is van een geluidbelasting van > 53 dB (excl. aftrek 2 dB), dient voor de betreffende gevels een aanvullend onderzoek naar de geluidwering van de gevels uitgevoerd te worden. Middels dit onderzoek dient per gevel bepaald te worden of mogelijk aanvullende isolerende maatregelen toegepast dienen te worden om aan het Bouwbesluit te kunnen voldoen.

Ruimtelijke ordening

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de cumulatieve geluidbelasting vanwege het wegverkeerslawaai inzichtelijk gemaakt ter plaatse van het plangebied. Hierbij zijn eveneens de relevante wegen met een maximum snelheid van 30 km/h meegenomen. Uit het onderzoek blijkt dat het overgrote deel van het plangebied een geluidbelasting heeft van < 55 dB en derhalve op grond van tabel 2.1 is te kwalificeren als een redelijk tot zeer goed woon- en leefklimaat. Alle bouwpercelen beschikken over een buitenruimte (hoogte 1,5 meter) met een geluidbelasting van < 55 dB, wat overeenkomt met een redelijk tot goed woon- en leefklimaat. Middels de eisen uit het Bouwbesluit wordt een goed woon- en leefklimaat in de woningen gegarandeerd.

Conclusie

Gezien het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat ter plaatse van de onderzoekslocaties een acceptabel woon- en leefklimaat gewaarborgd kan worden.

4.3 Archeologie En Cultuurhistorie

Bij de ontwikkeling van functies dient rekening gehouden te worden met de aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden. Cultuurhistorische waarden verdienen het om behouden te worden, maar vooral ook om als inspiratiebron te worden gebruikt bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Archeologie

Op de Archeologische Waarden- en Verwachtingskaart van de gemeente Rucphen zijn de planlocaties grotendeels gelegen binnen een gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Voor een deel (noordelijke deel plangebied) geldt geen archeologische verwachting. Door RAAP is derhalve een archeologisch bureau onderzoek en een inventariserend veldonderzoek door middel van grondboringen uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.2584K0020-DEF1_0008.jpg"

Figuur 4.1 Onderzoeksgebied archeologie (bron: RAAP)

Ter hoogte van de Irenestraat lag een turfvaart waarlangs het veen werd afgevoerd. Aan deze voormalige turfvaart is tevens een hoge archeologische verwachting toegekend (figuur 4.1; bruin). Voor een deel (noordelijke deel plangebied) geldt volgens deze kaart geen archeologische verwachting. Dit gebied is vrijgesteld van archeologisch onderzoek (figuur 4.1; grijs).

Een deel van het plangebied is reeds onderzocht door middel van proefsleuven (Hazen, 2011). Tijdens dit proefsleuvenonderzoek is een vindplaats aangetroffen. Deze ligt echter buiten het huidige plangebied. Het reeds onderzochte terrein dat in het plangebied ligt, is vrijgegeven voor ontwikkelingen (figuur 4.1; donkerpaars). - Een heel klein deel van het plangebied is reeds onderzocht door middel van booronderzoek. Het gebied is op basis hiervan vrijgegeven voor ontwikkelingen (figuur 4.1; lichtpaars).

Het verkennend booronderzoek heeft zicht beperkt tot het zuidelijk deel van het plangebied (= onderzoeksgebied; figuur 4.1). Tijdens het veldonderzoek is de hoge archeologische verwachting voor het onderzoeksgebied bevestigd.

De resultaten van het onderzoek tonen aan dat in een deel van het plangebied (figuur 4.1; gele en bruine zones) mogelijk behoudenswaardige archeologische resten verwacht worden die bij de bestaande planvorming verstoord zullen worden. In de bruine zones geldt een hoge verwachting voor archeologische resten die gerelateerd zijn aan de voormalige turfvaart en historische bebouwing. In de gele zone worden archeologische resten verwacht uit de perioden Laat Neolithicum t/m Bronstijd en vanaf de late Middeleeuwen die gekoppeld zijn aan 'droge archeologie' (bewoning, begraving, beakkering). Dit type archeologische resten is het best op te sporen door middel van een proefsleuvenonderzoek en/of opgraving.

Op basis van de resultaten is vervolgonderzoek noodzakelijk. Tevens wordt voor de gronden waar vervolgonderzoek noodzakelijk is, een dubbelbestemming “Waarde – Archeologie 2” in het bestemmingsplan opgenomen.

Cultuurhistorie

Op de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Brabant wordt de Irenestraat aangegeven als “lijn van redelijk hoge waarde”.

4.4 Hinder Van Bedrijven

In de publicatie “Bedrijven en milieuzonering” van de V.N.G. van 2009 wordt informatie gegeven over de gemiddelde milieubelasting van de verschillende typen bedrijven en instellingen. De milieucategorie geeft daarbij een indicatie over de afstand, die tussen de diverse bedrijfstypen en een rustige woonwijk dient te worden aangehouden, om hinder uit te sluiten of althans tot een aanvaardbaar niveau te beperken.

Milieucategorie 1 en 2-bedrijven en instellingen zijn volgens de publicatie “Bedrijven en milieuzonering” goed te integreren in een woongebied.

Wematech heeft in oktober 2014 onderzoek gedaan naar mogelijke hinder. In het onderzoek is een inventarisatie gemaakt van mogelijk relevante bestemmingen op basis van de vigerende bestemmingsplannen. Voor deze bestemmingen is de minimaal aan te houden richtafstand bepaald. Voor de bestemmingen die een overlap hebben met het initiatief is nader beschouwd welke bedrijven aanwezig zijn en in hoeverre de richtafstanden voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar een overlap hebben met het plangebied.

Uit het onderzoek bleek dat bestemmingen in de bestemmingsplannen “Bebouwde kom St. Willebrord, Emmastraat – Irenestraat”, Buitengebied Rucphen” en “bedrijventerrein Vosdonk” welke mogelijk hinder kunnen veroorzaken op voldoende afstand zijn gelegen, waardoor geen hinder verwacht mag worden. Anderzijds vormt het initiatief geen belemmering voor de omliggende bestemmingen omdat deze niet aangetast worden in de activiteiten die ontplooid kunnen worden op grond van het bestemmingsplan. De bestemming 'Bedrijf' en 'Agrarisch' uit het bestemmingsplan “Bebouwde kom Rucphen” hebben een overlapping met het plangebied. Voor deze bestemmingen is vastgesteld welke bedrijven aanwezig zijn.

Beoordeling

Autobedrijf M. Kools

Ter plaatse van de bedrijfsbestemming aan de Irenestraat 71 is het autobedrijf van M. Kools gesitueerd. Uit het onderzoek blijkt dat de aan te richtafstand voor de aspecten geur, stof en gevaar geen overlapping heeft met het initiatief, waardoor van deze aspecten geen relevante hinder verwacht mag worden. De richtafstand voor geluid heeft wel een overlapping met het initiatief. Het relevante plangebied is gelegen op ca. 15 meter van de bedrijfsvoering, terwijl direct naast de bedrijfsvoering bestaande woningen van derden zijn gesitueerd.

De bedrijfsvoering van M. Kools dient aan de normstelling (Activiteitenbesluit) van 50 dB(A) ter plaatse van woningen van derden te voldoen. Hierdoor zal de geluidbelasting ter plaatse van het initiatief < 50 dB(A) bedragen, waardoor een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd kan worden ter plaatse van het initiatief. Geluidhinder mag derhalve niet worden verwacht. Anderzijds zal de bedrijfsvoering van autobedrijf M. Kools niet belemmerd worden in de activiteiten die ontplooid kunnen worden op grond van het vigerend bestemmingsplan als gevolg van de realisatie van het initiatief.

De Bruijn (veehouderij)

Ter plaatse van de agrarische bestemming aan de Irenestraat 81 is de bedrijfsvoering van de Bruijn gesitueerd. Het betreft hier een veehouderij met beperkte omvang (20 dieren). Stof-, gevaar en geluidhinder mag niet worden verwacht aangezien de aan te houden richtafstand geen overlapping heeft met het initiatief. De richtafstand voor geur heeft echter wel een overlapping met het plangebied. Uit hoofdstuk 6 blijkt dat gezien de afstand van bestaande woningen van derden tot de bedrijfsvoering de voorschriften uit het Activiteitenbesluit (paragraaf 3.4.5) niet van toepassing zijn.

Gezien de beperkte omvang van de mestopslag, het beperkt aantal dieren dat gehouden wordt, het plangebied niet in de meest heersende windrichting is gelegen en het feit dat reeds diverse bestaande woningen op kortere afstand van de bedrijfsvoering van De Bruijn zijn gelegen mag ter plaatse van het initiatief geen relevante geurhinder worden verwacht. Anderzijds zal de bedrijfsvoering van De Bruijn niet belemmerd worden in de activiteiten die op grond van het bestemmingsplan ontplooid kunnen worden als gevolg van het initiatief.

Conclusie

Gebaseerd op de uitgangspunten van de VNG-publicatie, de vigerende bestemmingsplannen, het dossieronderzoek en de informatie van de opdrachtgever wordt geconcludeerd dat geur, stof, gevaar en geluidhinder niet te verwachten valt ter plaatse van de woonbestemmingen binnen het initiatief. Voor wat betreft de aspecten licht, trilling, verkeer en visueel valt eveneens geen relevante hinder te verwachten. De omliggende bestemmingen/ bedrijven worden eveneens niet belemmerd in de activiteiten die op grond van het betreffende bestemmingsplanen zijn toegestaan. Ter plaatse van het initiatief kan derhalve een goed woon- en leefklimaat worden gegarandeerd.

4.5 Externe Veiligheid

Om te voorkomen dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen kunnen plaatsvinden binnen de invloedgebieden van opgeslagen gevaarlijke stoffen, buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen en wegen en spoorwegen waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd, worden nieuwe plannen getoetst aan externe veiligheidseisen.

Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's voor personen tengevolge van het gebruik van infrastructuur of het uitvoeren van activiteiten, waarbij het voornamelijk gaat om de gevaren die de directe omgeving loopt, als er iets mis gaat bij de productie, de behandeling en/of het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Beoordeling en conclusie

In de omgeving van het plangebied zijn geen leidingen of risicovolle bedrijven aanwezig. Daarnaast zijn binnen een afstand van 200 meter geen spoor-, rijks-, of provinciale wegen gelegen. De rijksweg A58 ligt op een afstand van circa 330 meter.

Ten aanzien van externe veiligheid voldoet het plan aan de vigerende normstelling.

4.6 Waterhuishouding

Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente op basis van de volgende wettelijke kerntaken: het zuiveringsbeheer, watersysteembeheer, beheer van dijken en beheer van vaarwegen. Het watersysteembeheer -waaronder grondwater- heeft daarbij twee doelen: zowel de zorg voor gezond water als de zorg voor voldoende water van voldoende kwaliteit. Het beleid en de daarmee samenhangende doelen van het waterschap zijn opgenomen in het waterbeheerplan 2016-2021, wat tot stand is gekomen in samenspraak met de waterpartners. Zo zijn bijvoorbeeld relevante waterthema's gekoppeld aan de belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen in de regio.

Daarnaast heeft het waterschap waar nodig nog toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema's/speerpunten uit het waterbeheersplan en heeft het waterschap een eigen verordening; De Keur en de Legger.

De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. De legger geeft aan waar de waterstaatswerken plus bijbehorende beschermingszones liggen, aan welke afmetingen en vorm die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is. Veelal is voor deze ingrepen een watervergunning van het waterschap benodigd. In sommige gevallen vallen de werkzaamheden onder een Algemene regel. Dan kan er onder voorwaarden sprake zijn van vrijstelling van de vergunningsplicht. De Keur en de Algemene regels zijn te raadplegen via de site van waterschap Brabantse Delta.

Het waterschap hanteert bij nieuwe ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de 'natuurlijke' waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren.

De technische eisen en uitgangspunten voor het ontwerp van watersystemen zijn opgenomen in de 'beleidsregel Afvoer hemelwater door toename en afkoppelen van verhard oppervlak en de hydrologische uitgangspunten bij de keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen'.

Watervergunning nummer: 11UT009257

Het voornemen is om aan de Emmastraat/Irenestraat woonkavels in ontwikkeling te brengen. Deze ontwikkeling en bijbehorende verharding maakt grotendeels onderdeel uit van de watervergunning van 23 augustus 2011. Conform de vergunningaanvraag, wordt er ten behoeve van de ontwikkeling van de wijk Emmastraat-Irenestraat te Sint-Willebrord, de afkoppeling van de toename aan verhard oppervlak. In totaliteit betrof dit destijds een toename aan verharding van 19.000 m² waarvoor 780 m³/ha retentie/bergingsvoorziening voor aangelegd is. En een verharding van 69.000 m² waarvoor tegen 150 m³/ha voor aangelegd is. Dit komt in totaliteit neer op een aanleg van retentie met een inhoud van 2.517 m³. Dit is voorzien in een HWA stelsel met een inhoud van 953 m³ en de overige bergingsbehoefte is gerealiseerd in open berging (Jaspersheid).

De waterafvoer van de voorziene woningen worden aangesloten op het bestaande rioolstelsel waarbij het hemelwater en rioolwater in gescheiden vorm wordt afgekoppeld. De woningen worden per straat aangesloten op het bestaande gescheiden rioolstelsel. Per aansluiting wordt ook het hemelwater in afgekoppelde vorm opgevangen en afgevoerd door het bestaande rioolstelsel. Het rioolstelsel is bij aanleg gedimensioneerd op de uitbreiding van de onderhavige voorziene woningen waardoor dit geen problemen of onevenredige verzwaring van het rioolstelsel oplevert. Per straat en rioolstelsel wordt onderstaand de verharding, retentieopgave en bergingsvoorziening toegelicht.

  • Woningen Emmastraat

Verhard oppervlak: 11 woningen x 200 = 2.200 m2

Retentieopgave: 600 m3/ha * 2200 m2 = 132 m3

Regenwater wordt afgevoerd naar retentie Irenestraat. De watervergunning is toegevoegd: netto eis retentie: 1.564 m3. Op de laatste pagina van de vergunning is de tekening van de retentie aangegeven. De retentie is in 2 fasen aangelegd; eerst 2.400 m3 en daarna nog eens 1.500 m3; totaal 3.900 m3. Overcapaciteit retentie ten opzichte van vergunning: 3.900-1.564= 2336 m3. Overcapaciteit minus opgave betekend 2.336 m3 - 132 m3 = 2.204 m3 bedraagt de overcapaciteit na realisatie a).

  • Woningen Irenestraat

Verhard oppervlak: 5 woningen Irenestraat x 200 m2 = 1.000 m2

In dit deel van de Irenestraat ligt een regenwaterriool wat afvoert in zuidelijke richting via een waterloop op waterberging Jasperheide. (zie bijlagen)

Retentieopgave: minder dan 2.000 m2 dus geen opgave.

Om een beeld te krijgen van het effect; opgave 600 m3/ha * 1.000 m2 = 60 m3

Het watersysteem lijkt ons robuust genoeg om deze extra belasting te verwerken.

  • Clausstraat

Verhard oppervlak: 2 woningen x 200 m2 = 400 m2

In de Clausstraat ligt een gemengd riool.

Retentieopgave: < 2.000 m2 dus geen opgave.

Ten aanzien van het materiaalgebruik wordt nog opgemerkt dat geen uitlogende bouwmaterialen zoals lood, koper, zink en zacht PVC worden toegepast. Dit om verontreiniging van het hemelwater te voorkomen.

Verder is het onderhavige plangebied niet gelegen binnen een grondwaterbeschermings- en/of waterwingebied en er zijn geen waterlopen en/of waterpartijen aanwezig.

Conclusie

Het aspect waterhuishouding vormt geen belemmering voor het realiseren van de voorgestane ontwikkeling.

4.7 Kabels En Leidingen

Er liggen of in de nabijheid van het plangebied geen belangrijke kabels en leidingen welke realisatie van de uitbreiding kunnen belemmeren of door middel van een regeling planologische bescherming behoeven.

4.8 Groenstructuur En Ecologische Waarden

Vanuit de huidige natuurwetgeving is bij ruimtelijke ingrepen verplicht op de hoogte te zijn van de in het projectgebied mogelijk voorkomende natuurwaarden. Het gebied bevindt zich niet in of nabij een Speciale Beschermingszone (SBZ), is niet aangewezen in het kader van de Vogel- en/of Habitatrichtlijn of binnen de Ecologische Hoofdstructuur. Het plan dient dan ook alleen te worden getoetst aan strijdigheden met de Flora- en Faunawet. In het kader van deze wetgeving heeft een natuurtoets plaatsgevonden naar de voorkomende, dan wel te verwachten beschermde planten- en diersoorten binnen het plangebied.

Beoordeling

Door Regelink is in oktober 2014 een flora- en faunaonderzoek uitgevoerd.

Uit de toetsing van de resultaten van het onderzoek aan de (toenmalige) Flora- en faunawet blijkt dat bij uitvoering van de ingreep mogelijk negatieve effecten te verwachten zijn op vogels. Op de overige soortgroepen wordt geen negatief effect op beschermde soorten (of functies) verwacht. Op grond van de ligging van het plangebied ten opzichte van beschermde gebieden en de aard van de ingreep worden geen significant negatieve effecten verwacht op de kwaliteit van beschermde gebieden.

In het plangebied worden geen vogelsoorten met jaarrond beschermde nesten verwacht. Voor de mogelijk aanwezige soorten broedvogels geldt dat de werkzaamheden buiten het broedseizoen uitgevoerd dienen te worden. Voor het broedseizoen stelt de wet geen vaste begin- of einddatum. Normaal gesproken loopt het broedseizoen voor de meeste vogelsoorten van 15 maart tot 15 juli.

Wanneer niet buiten het broedseizoen gewerkt kan worden moet het plangebied voorafgaande aan de werkzaamheden door een deskundige op het gebied van beschermde soorten onderzocht worden op de aanwezigheid van broedgevallen. Ook is het dan aan te raden het aanwezige snoeiafval en de vegetatie binnen het werkterrein (ruim) voor het broedseizoen te verwijderen, teneinde de kans op broedgevallen binnen het plangebied te beperken. Het is niet mogelijk ontheffing te verkrijgen voor het verstoren van broedende vogels.

Conclusie

In algemene zin kan redelijkerwijs worden gesteld dat op grond van de mogelijke effecten de uitvoering van de ingreep niet door de (toenmalige) Flora- en faunawet wordt verhinderd, mits rekening wordt gehouden met het broedseizoen van vogels. Eventuele significant negatieve effecten op nabijgelegen beschermde gebieden zijn in het onderhavige geval niet aan de orde.

Sinds 1 januari 2017 is de Wet Natuurbescherming van kracht en is de Flora- en faunawet vervallen. Het flora en faunaonderzoek zal worden aangepast en vóór vaststelling aan het bestemmingsplan worden toegevoegd.

4.9 Stikstofdepositie

Op 29 mei 2019 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan over in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). De uitspraak van de Raad van State betekent dat de PAS niet langer voldoet. Hiermee komt de drempelwaarde van 0,05 mol/ha/jaar te vervallen.

Derhalve dient aangetoond te worden dat een nieuwe ontwikkeling géén negatieve effecten heeft op Natura 2000-gebieden. De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied (Ulvenhoutse Bos) bedraagt 14 km. Binnen dit natuurgebied zijn stikstofgevoelige habitattypen aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.2584K0020-DEF1_0009.png"

Figuur 4.2 Ligging rekenpunten van Natura 2000-gebieden rondom het plangebied (aangeduid met 1 en 3)

Middels een berekening met de Aerius Calculator (versie 16 september 2019) zijn de effecten van de beoogde ontwikkeling inzichtelijk gemaakt.

Beoordeling en conclusie

De ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 18 nieuwe vrijstaande woningen. Daarnaast zijn de bijbehorende motorvoertuigbewegingen (6 mvt/woning) meegenomen in de berekening. Zoals uit onderstaande figuur blijkt, zijn er geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.2584K0020-DEF1_0010.png"

Figuur 4.3 Weergave invoergegevens en resultaten Aerius-calculator

Conclusie

Er is dan ook geen sprake van een negatief effect op de Natura 2000-gebied als gevolg van stikstofdepositie.

Tijdens de aanlegfase zal sprake zijn van een tijdelijke stikstofdepositie. Omdat het zelfbouwkavels betreft zal de realisatie van de 18 woningen naar alle waarschijnlijk niet gelijktijdig plaatsvinden.

Daarnaast is gedurende de bestemmingsplanprocedure nog niet bekend met welk bouwmaterieel de woningen gebouwd zullen worden waardoor het berekenen van de effecten als gevolg van het in te zetten bouwmaterieel/-verkeer niet mogelijk is.

In de planregels is dan ook opgenomen dat bij de aanvraag van de omgevingsvergunning bouwen inzichtelijk gemaakt moet worden wat de effecten van het bouwmaterieel/-verkeer zijn op de Natura 2000-gebied als gevolg van de stikstofdepositie.

4.10 Luchtkwaliteit

Ten aanzien van de luchtkwaliteit dient voldaan te worden aan de grenswaarden zoals weergegeven in de Wet tot wijziging van de Wet Milieubeheer (luchtkwaliteitseisen, Stb. 2007,141).

In het nieuwe wettelijke kader, wat op 15 november 2007 is vastgesteld, is bepaald dat in bepaalde categorieën van gevallen, die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit, geen directe toetsing aan de grenswaarden hoeft plaats te vinden. Hieronder vallen onder andere woningbouwprojecten met minder dan 1500 woningen.

Beoordeling en conclusie

In het plan worden 15 bouwkavels gerealiseerd. Dit betekent dat het project derhalve niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit, wat inhoudt dat er geen toetsing aan de grenswaarden hoeft plaats te vinden.

Ten aanzien van de luchtkwaliteit zijn derhalve geen belemmeringen voor het realiseren van de voorgestane ontwikkelingen.

Hoofdstuk 5 Toekomstig Beleid

5.1 Planbeschrijving

Het plan behelst 18 nieuwe woonkavels. De kavelgrootte varieert, maar is gemiddeld circa 1.500m2. Het geheel wordt ingevuld met uitsluitend vrijstaande woningen met uitzondering het bouwvlak in het zuiden van het plangebied. Hier is een twee-onder-één-kapwoning toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.2584K0020-DEF1_0011.png"

Figuur 5.1 Uitsnede verbeelding

Parkeren

Het parkeren zal volledig op eigen terrein plaatsvinden. Het plan voldoet hiermee aan de parkeernormen van de gemeente Rucphen. De woningen worden ontsloten via de bestaande en nog aan te leggen wegenstructuur.

5.2 Beeldkwaliteit

De gemeente acht zich mede verantwoordelijk voor de zorg voor de kwaliteit van de gebouwde omgeving. Aandacht voor beeldkwaliteit wordt dan ook bij de uitwerking van dit bestemmingsplan van wezenlijk belang geacht. In algemene termen betreft beeldkwaliteit alle aspecten, welke van invloed zijn op de voorstelbaarheid en beleving van de ruimtelijke omgeving.

Kernbegrippen hierbij zijn "structuur", dus de samenhang tussen te onderscheiden delen en elementen, "identiteit", de herkenbare eigenheid en "betekenis", de belevingswaarde. De beeldkwaliteit dient de stedenbouwkundige structuur te ondersteunen en te versterken. Dit betekent dat alle afzonderlijke stedenbouwkundige ruimten en gebouwen binnen deze ruimten een specifieke inrichting c.q. architectuur dienen te krijgen.

Dit bestemmingsplan biedt het juridisch-planologisch kader, waarbinnen de voorgestane ruimtelijke kwaliteit gestalte kan krijgen. Het is dan ook wenselijk dat bij de vormgeving van de bebouwing alsook bij de inrichting van de openbare ruimte, het aspect "beeldkwaliteit" een belangrijke drager zal vormen voor het ontwerp en de uitvoering. Bij de welstandstoetsing zal dit aan de orde komen.

Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten

6.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan heeft tot doel een adequaat juridisch-planologische regeling te scheppen voor de realisatie van de woonkavels aan de Emmastraat/ Irenestraat/ Clausstraat.

Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Uit het oogpunt van uniformering en standaardisering van bestemmingen en regels, is daarbij zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij het handboek (digitale) bestemmingsplannen van de gemeente Rucphen.

Het onderhavige bestemmingsplan beschrijft meer dan alleen de hoofdlijnen van het beleid, doch treedt niet al te zeer in details. Uitgangspunt van het bestemmingsplan is het bieden van een flexibele, juridische regeling, zonder dat hierdoor de rechtszekerheid van de burger wordt geschaad.

Hierna wordt inhoudelijk ingegaan op de bestemmingen en de aanduidingen binnen het onderhavige bestemmingsplan.

6.2 Planverbeelding

Bij het bestemmingsplan is op de planverbeelding aangegeven:d

  • de grens van het plangebied;
  • de bestemmingen van de in het plangebied gelegen gronden;
  • dubbelbestemmingen;
  • gebieds-, functie- en bouwaanduidingen;
  • bouwvlakken;
  • verklaringen;
  • het renvooi behorende bij het plangebied.

De gronden gelegen binnen de grens van het plangebied zijn geregeld binnen dit bestemmingsplan. De kleuraanduiding op de planverbeelding geeft aan om welke bestemming het gaat. Dubbelbestemmingen betreffen met name een beheersregeling, dan wel aanvullend beleid op de onderliggende bestemming. In de regel gaat het hier om van toepassing zijnde zoneringen, sectoraal beleid of waarden.

Het bouwvlak geeft de begrenzing weer waarbinnen gebouwen opgericht mogen worden. De overige aanduidingen geven een specifieke situatie weer, waarvoor in de regels een aparte regeling is opgenomen.

6.3 Regels

Hoofdstuk 1: Inleidende regels

Hoofdstuk 1 omvat twee artikelen: een artikel met een aantal noodzakelijke begripsomschrijvingen en een artikel dat de wijze van meten regelt.

Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 bevat de bepalingen die direct verband houden met de bestemmingen die op de planverbeelding zijn aangegeven. Bij een bestemming geldt in beginsel het volgende

stramien:

  • een bestemmingsomschrijving: waarvoor mogen de gronden worden gebruikt?;
  • bouwregels: waaraan moet worden voldaan op de gronden? Voorbeelden zijn regels over soort bebouwing, hoogte, oppervlakte, bebouwingsdichtheid;

Hoofdstuk 3: Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat een aantal bepalingen, te weten:

  • anti-dubbeltelregel: met dit artikel dient voorkomen te worden dat situaties ontstaan welke niet in overeenstemming zijn met de bedoeling van het plan. Grond die al eerder moest worden meegeteld bij de beoordeling van een bouwplan mag niet nog eens worden meegeteld bij een nieuwe bouwaanvraag;
  • algemene bouw- en gebruiksregels: hierin is een aanvullende regeling voor het gebruik van gronden (anders dan bouwen) en opstallen opgenomen;
  • algemene afwijkingsregels: deze bepaling geeft het bevoegd gezag de bevoegdheid een omgevingsvergunning voor het afwijken te verlenen;
  • algemene wijzigingsregels: in het bestemmingsplan is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 omvat twee artikelen:

  • overgangsregels: deze bepaling houdt in dat bouwwerken, die op het moment van tervisielegging van het plan bestaan (of die op grond van de Woningwet mogen worden gebouwd) mogen blijven bestaan hoewel zij strijdig zijn met de bebouwingsregels van het plan. Bovendien bepaalt de overgangsrechtbepaling dat het gebruik van de gronden en opstallen dat afwijkt van de regels zoals die gelden op het moment waarop het plan rechtskracht verkrijgt gehandhaafd mag blijven. De overgangsregels zijn uiteraard niet van toepassing op bouwwerken en gebruik waarvoor geen vergunning is verleend;
  • slotregel: hierin is de titel van het bestemmingsplan opgenomen.

Hieronder volgt een korte beschrijving van de verschillende planregels:

Tuin

De gronden met de bestemming ‘Tuin’ zijn bestemd voor tuinen, erven en verhardingen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend overkappingen alsmede erkers, balkons of luifels ten behoeve van aangrenzende hoofdgebouwen worden gebouwd. In de regels zijn nadere bouwregels gegeven voor deze uitbreidingen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Verkeer

De ontsluiting voor de drie meest zuidelijke kavels heeft de bestemming 'Verkeer' gekregen. Deze gronden zijn o.a. bestemd voor de ontsluiting en water.

Wonen

De kavels hebben daarnaast de bestemming 'Wonen' gekregen. Indien ondergeschikt aan de functie wonen, mag op dit perceel een aan-huis-gebonden-beroep worden uitgeoefend, conform het beleid van de gemeente Rucphen.

De hoofdbebouwing dient binnen het bebouwingsvlak te worden geconcentreerd. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden opgericht. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen binnen het bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouw' worden opgericht.

Waarde-Archeologie 2

Naast de daarvoor aangewezen andere bestemming(en) zijn de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 2' bestemd voor het behoud en de bescherming van de aanwezige archeologische waarden van de gronden. Bouwen is op deze gronden uitsluitend toegestaan nadat uit archeologisch onderzoek is gebleken dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

Op basis van artikel 6.12 tweede lid van de Wet ruimtelijke ordening is verplicht om een exploitatieplan vast te stellen. Een exploitatieplan is niet verplicht indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie van de in het bestemmingsplan opgenomen gronden op een andere wijze is verzekerd (artikel 6.12, lid 2 sub a Wro).

De voorgestane ontwikkelingen zijn een particulier initiatief. De in deze toelichting beschreven ontwikkelingen zullen dan ook volledig vanuit particulier initiatief gerealiseerd en gefinancierd worden. Het gehele terrein is eigendom bij verschillende grondeigenaren. Investeringen vanuit de gemeente zijn derhalve niet noodzakelijk.

De initiatiefnemers zijn (anterieure) overeenkomsten aangegaan met de gemeente waarin onder andere is bepaald dat zij eventuele kosten voor planschade op zich nemen.

Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak

8.1 Aankondiging

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) paragraaf 1.3 “Voorbereiding van besluiten met betrekking tot ruimtelijke ontwikkelingen”, is in artikel 1.3.1 bepaald dat bij de voorbereiding van o.a. een bestemmingsplan het college van burgemeester en wethouders kennis geeft van dat voornemen met overeenkomstige toepassing van artikel 3:12, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De kennisgeving geschiedt tevens via de elektronische weg.

8.2 Inspraak

Het voorontwerp van een bestemmingsplan is, in overeenstemming met de gemeentelijke Inspraakverordening, ter inzage gelegd. Er is gedurende de ter inzage termijn één inspraakreactie ingediend. De inspraakreactie heeft niet geleid tot aanpassingen van het voorontwerp richting het ontwerpbestemmingsplan. Het inspraakverslag is als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd.

8.3 Vooroverleg

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) hoofdstuk 3 "Bestemmingsplannen", zijn in artikel 3.1.1 regels opgenomen met betrekking tot het voeren van overleg bij de voorbereiding van een bestemmingsplan.

Burgemeester en wethouders zijn gehouden, daar waar nodig, overleg te plegen met de diensten van het Rijk en de provincie Noord-Brabant danwel met instanties die belast zijn met de behartiging van de belangen welke in het onderhavige bestemmingsplan in het geding zijn.

Gedurende de vooroverlegtermijn is het bestemmingsplan aan het Waterschap Brabantse Delta, Provincie Noord-Brabant en de Brandweer toegezonden. De ontvangen vooroverlegreacties zijn in de bijlage van het bestemmingsplan opgenomen.

8.4 Ter Inzage Legging

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is in artikel 3.8 bepaald dat op de voorbereiding van een bestemmingsplan afdeling 3.4 van Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing is. In de Awb is bepaald dat het bestuursorgaan het ontwerp van het te nemen besluit met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp voor een termijn van 6 weken ter inzage legt. Een ieder wordt hiermee in de gelegenheid gesteld, schriftelijk en/of mondeling zijn zienswijzen over het ontwerpbestemmingsplan naar voren te brengen.

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 7 november 2019 ter inzage gelegen gedurende een termijn van zes weken. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

Gewijzigd vaststellen bestemmingsplan

Er bestaat evenwel aanleiding om over te gaan tot een ambtshalve aanpassing van het plan in die zin dat de gevellijn van de bouwblokken op de kadastrale percelen gemeente Rucphen, sectie M, nr. 2812 en nr. 2814 komt te liggen op 2 meter van de eigendomsgrens met de kadastrale percelen gemeente Rucphen, sectie M, nr. 2811 en nr. 2813. De afstand tot de straat ter plaatse is ruim, omdat er tussen de perceelsgrenzen en de straat een groenstrook met haaksparkeerplaatsen met een diepte van 5 meter gerealiseerd wordt.

Bijlage 1 Nota Parkeernormen Rucphen 2017

Bijlage 1 Nota parkeernormen Rucphen 2017

Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek Irenestraat

Bijlage 1 Verkennend bodemonderzoek Irenestraat

Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Gevelbelasting

Bijlage 2 Akoestisch onderzoek gevelbelasting

Bijlage 3 Hinderonderzoek Irenestraat

Bijlage 3 Hinderonderzoek Irenestraat

Bijlage 4 Ecologische Quickscan Emmastraat - Irenestraat

Bijlage 4 Ecologische quickscan Emmastraat - Irenestraat

Bijlage 5 Inspraakverslag

Bijlage 5 Inspraakverslag

Bijlage 6 Vooroverlegreactie Waterschap Brabantse Delta

Bijlage 6 Vooroverlegreactie Waterschap Brabantse Delta

Bijlage 7 Vooroverlegreactie Provincie Noord-brabant

Bijlage 7 Vooroverlegreactie Provincie Noord-Brabant