Buitengebied Rucphen 2020, Langendijksestraat 13 te Rucphen
Wijzigingsplan - Gemeente Rucphen
Vastgesteld op 03-05-2023 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het wijzigingsplan Buitengebied Rucphen 2020, Langendijksestraat 13 te Rucphen met identificatienummer NL.IMRO.0840.9000B0064-DEF1 van de gemeente Rucphen;
1.2 wijzigingsplan
de geometrisch bepaalde planobjefrelatiecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 afgewerkt bouwterrein
de gemiddelde hoogte van de omringende grond van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.6 antennedrager
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;
1.7 archeologische verwachting
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten;
1.8 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;
1.9 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.10 bebouwingspercentage
een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd;
1.11 bed and breakfast
een kleinschalige overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf (maximumverblijfsduur zes aaneengesloten nachten) met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis of een bijbehorend bouwwerk en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis. Hieronder wordt niet verstaan een overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;
1.12 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis daaronder niet begrepen;
1.13 beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis
het bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van bedrijvigheid waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet-publieksaantrekkend zijn en die door de bewoner van de woning als ondergeschikte activiteit in de woning of in een bijbehorend bouwwerk bij de woning wordt uitgeoefend;
1.14 bestaand
- a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, mits dat bouwwerk legaal tot stand is gekomen, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding van het plan is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
- b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, mits dat gebruik legaal tot stand is gekomen, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.15 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.16 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.17 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.18 bijgebouw
een op zich zelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.19 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.20 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.21 bouwlaag
doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;
1.22 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.23 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.24 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.25 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.26 dagrecreatie
recreatieve activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, die plaats vinden binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang;
1.27 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder tevens internetbedrijven worden verstaan waarbij producten ter plaatse bezichtigd, geretourneerd en/of afgehaald kunnen worden;
1.28 ecologische waarden en kenmerken
aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde of oorspronkelijke natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van de bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde;
1.29 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, voor zover het plan deze inrichting niet verbiedt;
1.30 erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.31 functie
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;
1.32 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.33 gebruiken
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.34 groenblauwe mantel
gebieden die grenzen aan het Natuur Netwerk Brabant, de ecologische verbindingszone of het zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen, en deze verbinden, zijnde gebieden met overwegend grondgebonden agrarisch gebruik en belangrijke nevenfuncties voor natuur en water;
1.35 hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.36 horecabedrijf
een bedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide en al dan niet ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaren en/of het verstrekken van logies en/of het exploiteren van zaalaccomodaties, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.37 huishouden
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen;
1.38 inwoning
twee of meer huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van één of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn;
1.39 landschapselementen
ecologische, cultuurhistorische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha;
1.40 landschappelijke inpassing
het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing en beplanting, rekening houdend met de ter plaatse voorkomende landschappelijke en cultuurhistorische waarden, om zo te komen tot een landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing en/of gebruik die recht doet aan de kwaliteit en de beleving van het landschap;
1.41 landschappelijke waarden en kenmerken
gebruikswaarde, natuurwaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten;
1.42 maatvoeringsvlak
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangegeven, waar een bepaalde maatvoering geldt;
1.43 natuurwaarden
de aan een gebied toegekende, gewenste of oorspronkelijke waarden in verband met biotopen, bijzondere flora en fauna, ecologische samenhangen en structuren;
1.44 normaal onderhoud, gebruik en beheer
een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten in lijn met de bestemming dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt gehandhaafd;
1.45 nutsvoorziening
voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van openbaar vervoer, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;
1.46 ondergeschikte activiteit
een activiteit van zeer beperkte beroepsmatige, bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft;
1.47 overkapping
een bouwwerk voorzien van een gesloten dak en van maximaal twee wanden;
1.48 pantry
kleine keuken voorzien van onder andere warm en koud water, de mogelijkheid tot zetten koffie/thee, aanwezigheid van een koelkast, koffieautomaat etcetera; een pantry is niet bedoeld om maaltijden te bereiden middels fornuizen of kookplaten;
1.49 peil
- a. voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwterrein;
1.50 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.51 raamprostitutie
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostitué/prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen met als doel het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.52 recreatie
het ondernemen van activiteiten voor diens plezier;
1.53 ruimtelijke kwaliteitsverbetering
een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving;
1.54 seksautomatenhal
een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en/of live-shows van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven;
1.55 seksbioscoop en/of -theater
een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin vertoningen van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven;
1.56 seksinrichting
de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotisch-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.57 straatprostitutie
het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.58 uitvoeren
uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;
1.59 voorgevel
de gevel van een gebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;
1.60 waterberging
gebieden die integraal onderdeel uitmaken van het watersysteem en die periodiek vanuit het oppervlaktewatersysteem kunnen overstromen;
1.61 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die het waterhuishoudkundige belang dienen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop;
1.62 weg
als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub b van de Wegenverkeerswet 1994, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
1.63 werk
een constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde;
1.64 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Algemeen
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bouwdelen als plinten, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, portalen, balkons en overstekende daken worden bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen of in de regels bepaalde afstands- en hoogtematen maximaal 1 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen - Landschapselement
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen - Landschapselement' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van natuurlijke en/of cultuurhistorisch en/of landschappelijk waardevolle landschapselementen;
- b. extensief recreatief medegebruik;
- c. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
- d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van zandwegen en andere on- of halfverharde wegen;
- e. ondergeschikte bijbehorende wegen, paden en verhardingen;
- f. andere tot de bestemming behorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Waarde - Archeologie
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mogen op of in deze gronden geen gebouwen dan wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van:
- a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde, waarbij de verstoorde oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en/of gebruik wordt gemaakt van de diepte van de bestaande fundering zonder daarbij de bestaande fundering dieper uit te graven;
- b. gebouwen dan wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die niet leiden tot een verstoring dieper dan 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld en:
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waarde archeologie 4' met een oppervlakte kleiner dan 1.000 m².
5.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 en toestaan dat ten behoeve van de andere bestemming gebouwen, dan wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits de indiener bij de omgevingsvergunning- aanvraag ter beoordeling een archeologisch rapport overlegt van een ter zake deskundige die hiervoor gecertificeerd is conform de Erfgoedwet, waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:
- 1. indien dit een gravend archeologisch onderzoek betreft, het verplicht is om een Programma van Eisen conform de vigerende KNA te laten opstellen en deze te laten goedkeuren door het bevoegd gezag, en;
- 2. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd, of;
- 3. de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad, of;
- 4. geen archeologische waarden te verwachten zijn of kunnen worden geschaad.
- b. In de situatie als bedoeld in lid 5.3 sub a, kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning verbinden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, of;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, (hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht); of
- 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid. Deze vorm van onderzoek kan alleen in uitzonderlijke situaties worden toegepast zoals verwoord in de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht.
- c. Bij de beoordeling van archeologische rapporten, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA, vastgesteld door het bevoegd gezag van de gemeente Rucphen.
5.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Afstand van geluidsgevoelige bebouwing tot de weg
7.2 Ondergronds bouwen
7.3 Bestaande afstanden en andere maten
7.4 Nadere eisen
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Algemene gebruiksregels
Het is verboden de in de artikelen 3 en 4 bedoelde gronden en bouwwerken:
- a. te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving;
- b. te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven voor een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie;
- c. te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven ten behoeve van de productie, opslag, stalling en dumping van:
- 1. een verboden middel zoals bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet;
- 2. grondstoffen ten behoeve van en afvalstoffen afkomstig uit het productieproces van een verboden middel zoals bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet.
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
9.1 Luchtvaartverkeerzone
9.2 Overige zone - groenblauwe mantel
9.3 Vrijwaringszone - obstakelbeheerzone
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Kleinere afstand van bouwwerken tot de weg
Het bevoegd gezag kan, al dan niet in combinatie met de afwijkingsbevoegdheid zoals opgenomen in lid 7.1.3, door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de minimale afstand van bouwwerken tot de as van de weg zoals voorgeschreven in hoofdstuk 2, met dien verstande dat
- a. de belangen van de eigenaren en gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet aantoonbaar onevenredig worden geschaad;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 11 Overige Regels
11.1 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in artikel 8 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.
11.2 Parkeerregeling
- a. bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of afwijken, dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijk beleid ten aanzien van parkeernormen, zoals opgenomen in de 'Nota Parkeernormen Rucphen 2017 ' d.d. 31 mei 2017;
- b. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a indien wordt voorzien in parkeervoorziening, die gelet op de parkeerbelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig is als bedoeld onder a;
- c. indien de 'Nota Parkeernormen Rucphen 2017' als bedoeld onder a gedurende de planperiode van dit plan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning getoetst aan deze wijziging.
- d. parkeergelegenheid die is gerealiseerd om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het wijzigingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan 'Buitengebied Rucphen 2020, Langendijksestraat 13 te Rucphen'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Op de locatie Langendijksestraat 13 in Rucphen, nabij Roosendaal, staan momenteel een (bedrijfs)woning, een bedrijfspand (kantoorruimte) en een bijgebouw. Het perceel heeft de bestemming 'Kantoor'. De initiatiefnemer wil 2 gebouwen, namelijk de kantoorruimte gelegen aan de wegzijde en het bijgebouw aan de achterzijde van het perceel, slopen. Hiervoor in de plaats komt een nieuw bijgebouw met een schuur, atelier en guesthouse onder één dak. Daarmee is tevens het voornemen om het perceel enkel voor woondoeleinden te gebruiken. De bestaande bedrijfswoning wordt gehandhaafd en zal als woning worden gebruikt. De initiatiefnemer wil de bestemming 'Kantoor' daarom wijzigen in de bestemming 'Wonen'.
Het realiseren van het beoogde bijgebouw en de functiewijziging van de bestaande bedrijfswoning naar een reguliere woning zijn niet direct toegestaan conform het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Rucphen 2020', vastgesteld op 16-12-2020. De met het bestemmingsplan toegestane maximale oppervlakte van bijgebouwen wordt met het initiatief overschreden. Daarnaast kent de planlocatie zoals beschreven de bestemming 'Kantoor', waaraan het toekomstige gebruik niet voldoet.
Initiatiefnemer heeft een principeverzoek voor het initiatief ingediend. De gemeente Rucphen heeft positief gereageerd op het principeverzoek. Het initiatief is mogelijk met toepassing van een in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid. Hiertoe dient een wijzigingsplan te worden opgesteld, waarin aangetoond wordt dat aan de voorwaarden voor toepassing van deze bevoegdheid wordt voldaan. Daarnaast moet worden aangetoond dat het initiatief voldoet aan het beginsel van een goede ruimtelijke ordening. Voorliggend wijzigingsplan voorziet hierin en schept nieuwe bouw- en gebruikskaders voor het perceel.
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
De planlocatie betreft het perceel Langendijksestraat 13 te Rucphen, gelegen in het buitengebied ten westen van de gelijknamige kern en ten oosten van Roosendaal. Kadastraal is de planlocatie bekend als gemeente Rucphen, sectie P, nummer 59 en deze heeft een oppervlakte van 4.970 m². Het perceel is gelegen in het buitengebied van Rucphen, in een bosrijke omgeving. Het wordt omringd door enkele woningen, weide en bos. Ten zuiden van de planlocatie ligt een recreatieterrein. De planlocatie wordt globaal weergegeven in figuren 1.1 en 1.2.
![]() |
Figuur 1.1: Ligging plangebied (Google Maps) |
![]() |
Figuur 1.2: Plangebied ingezoomd (Google Maps) |
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
De locatie aan de Langendijksestraat 13 is gelegen binnen het bestemmingsplan 'Buitengebied Rucphen 2020', vastgesteld op 16 december 2020. Op het perceel rust de bestemming 'Kantoor', waarbij het gehele perceel tevens een bouwvlak betreft, met een maatvoeringsaanduiding 'maximum oppervlak: 170 m²' en een aanduiding 'bedrijfswoning'. Op het perceel is derhalve een bedrijfswoning toegestaan, alsmede maximaal 170 m² aan bedrijfsgebouwen (kantoor). Volgens de regels van het vigerende bestemmingsplan is op de locatie 170 m2 aan bedrijfsgebouwen toegestaan. Deze oppervlakte wordt in de bestaande situatie overschreden, deze is circa 213 m². Conform de algemene bouwregels (bestaande andere matenregeling, art. 37.4.2) mag in dat geval de bestaande legale oppervlakte als maximaal toelaatbaar worden beschouwd. Dit is van toepassing.
Daarnaast is een bedrijfswoning van 750 m³, met daarbij behorende bouwwerken van 100 m² toegestaan op de locatie. De oppervlakte van het huidige bijgebouw is groter dan de 100 m² die is toegestaan, namelijk ca. 265 m². Hierop is eveneens de bovengenoemde bestaande matenregeling van toepassing.
Aan de zuidelijke en westelijke randen geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Tevens zijn de gebiedsaanduidingen 'luchtvaartverkeerszone - 5', 'overige zone - beperkingen veehouderij', 'overige zone groenblauwe mantel' en 'vrijwaringszone - obstakelbeheerszone' van toepassing in het plangebied. In afbeelding 1.3 is een uitsnede van de verbeelding van het vigerende bestemmingsplan opgenomen.
![]() |
Figuur 1.3: uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Buitengebied Rucphen 2020' (ruimtelijkeplannen.nl) |
De initiatiefnemer wil de bestemming 'Kantoor' wijzigen naar 'Wonen', omdat er geen sprake meer is van een kantoorfunctie en dit gebruik ook niet wordt hervat. Daarnaast is het voornemen om een nieuw bijgebouw te realiseren met een oppervlak van ca. 340 m². Hiermee wordt de maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen (100 m²) overschreden.
Het initiatief is om deze redenen niet direct mogelijk binnen het bestemmingsplan. In het bestemmingsplan is echter een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, die het mogelijk maakt om de bestemming 'Kantoor' te wijzigen naar 'Wonen' (artikel 15.6.1). Op de navolgende pagina's zijn de voorwaarden voor toepassing van deze bevoegdheid geciteerd.
Om gebruik te maken van deze wijzigingsbevoegdheid dient in een wijzigingsplan te worden aangetoond dat er aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan. In de volgende hoofdstukken zal dit worden aangetoond. In par. 3.3.6 volgt hiervan een nadere opsomming.
15.6.1 Wonen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Kantoor' met de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bedrijfswoning' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', al dan niet in combinatie met de bestemming 'Groen - Landschapselement' en/of andere bestemmingen die aansluiten op de aangrenzende bestemmingen, met dien verstande dat:
- a. het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het aantal bedrijfswoningen dat op grond van de bestemmingsomschrijving en/of de bouwregels ter plaatse is toegestaan;
- b. de inhoud van de woning:
- 1. maximaal 750 m³ bedraagt; of
- 2. indien de inhoud van een op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezige woning meer bedraagt dan 750 m³, maximaal de inhoud van de aanwezige woning bedraagt; of
- 3. indien sprake is van een langgevelboerderij, bestaande uit een woongedeelte en een in hetzelfde gebouw opgenomen stal-/bedrijfsruimte, die stal-/bedrijfsruimte bij het woongedeelte mag worden betrokken, waarna de inhoud maximaal de inhoud van de volledige langgevelboerderij bedraagt, met dien verstande dat het uitwendige karakter van de langgevelboerderij in de bestaande toestand niet onevenredig mag worden aangetast; hiertoe kan het bevoegd gezag advies vragen bij een algemeen erkende organisatie op het gebied van cultuurhistorie, zoals stichting Brabantse Heem;
- c. overtollige bebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt en overtollige verharding dient te worden verwijderd, met dien verstande dat:
- 1. in totaal de volgende oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken behouden mag blijven, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie':
- 2. indien in de bestaande situatie minder dan 200 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie': 250 m2;
- 3. indien in de bestaande situatie minder dan 400 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie': deze oppervlakte vermeerderd met 20%, tot een maximum van 400 m2;
- 4. indien in de bestaande situatie meer dan 400 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie': 400 m2;
- d. in afwijking van het bepaalde in lid 15.6.1 onder c, onder 1 gemotiveerd kan worden afgeweken voor maatwerk indien de bebouwde situatie hiertoe aanleiding geeft en in het kader van de ruimtelijke uitstraling niet in redelijkheid kan worden verwacht dat een bestaand bijbehorend bouwwerk gedeeltelijk wordt gesloopt, met dien verstande dat in dat geval het totaal aan bijbehorende bouwwerken maximaal 500 m² mag bedragen, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de huidige situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie';
- e. bijbehorende bouwwerken zoveel mogelijk geconcentreerd op het bouwvlak dienen te staan, waarbij de huidige bedrijfswoning bepalend is voor de concentratie van de bouwwerken. Hierbij mag de minimale afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de woning 10 m bedragen ter bevordering van een goede ruimtelijke uitstraling en doelmatig gebruik van de bestemming 'Wonen';
- f. het bouwvlak dient te worden verkleind in overeenstemming met de na de sloop resterende bebouwing en verhardingen;
- g. indien de omvang van het bestemmingsvlak 'Wonen' na wijziging meer bedraagt dan 5.000 m2 en/of de toegelaten oppervlakte aan bebouwing na wijziging meer bedraagt dan 500 m2, er sprake is van ruimtelijke kwaliteitsverbetering die is veiliggesteld en vastgelegd overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; indien gekozen wordt voor aanvullende landschappelijke inpassing bij wijze van kwaliteitsverbetering dan dient de landschappelijke inpassing in het wijzigingsplan te worden vastgelegd overeenkomstig het bepaalde onder e;
- h. de wijziging aanvaardbaar is uit het oogpunt van beschermde flora en fauna;
- i. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieu hygiënische waarden;
- j. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
1.4 Leeswijzer
Na dit inleidende hoofdstuk volgt hoofdstuk 2 waarin een beschrijving van het plan is opgenomen. De daaropvolgende hoofdstukken vormen de verantwoording van de ontwikkeling die dit wijzigingsplan mogelijk maakt. In hoofdstuk 3 wordt het Rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid beschreven. In hoofdstuk 4 wordt inzicht gegeven in diverse planologische aspecten die van belang zijn voor het voorliggende wijzigingsplan. In hoofdstuk 5 is de juridische toelichting op de planopzet gegeven, waarbij onder meer een toets aan de wijzigingsvoorwaarden, zoals in par. 1.3 geciteerd, plaatsvindt. In de laatste twee hoofdstukken komen de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid aan de orde.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
De planlocatie betreft het perceel Langendijksestraat 13 te Rucphen, dat een oppervlakte heeft van 4.970 m². Het perceel is gelegen in het buitengebied van Rucphen, in een bosrijke omgeving. Het wordt omringd door enkele woningen, weide en bos. Ten zuiden van de planlocatie ligt een recreatieterrein.
Op de planlocatie bevindt zich in de huidige situatie een bedrijfswoning met een oppervlakte van ca. 280 m2 (meest noordelijke gebouw, met een aanbouw aan de achterzijde), een bedrijfsgebouw met een oppervlakte van ca. 213 m2 (gelegen aan de weg, het middelste gebouw) en een bijgebouw met een oppervlakte van 265 m2 (gelegen in de zuidoostelijke hoek van het perceel). Ook is aan de voorzijde van het perceel een bijgebouwtje (18 m²) aanwezig en aan de achterzijde van de woning een tuinverblijf (40 m², vergunningsvrij gerealiseerd). In figuur 2.1 is de huidige situatie weergegeven, waarop de betreffende bebouwing zichtbaar is. De gronden rondom de bebouwing zijn hoofdzakelijk als tuin ingericht, waarbij er twee in-/uitritten aanwezig zijn: één bij de woning en één aan de zuidkant naar het bijgebouw. Bij de woning en het kantoorgebouw is een erf aanwezig. De locatie kenmerkt zich door haar groene omkadering aan drie zijden. Dit is ook in het straatbeeld (figuur 2.2) goed zichtbaar. Aan de oostkant is het perceel open en aldus verbonden met het omliggende agrarische, open gebied. Hier is ook een poel aanwezig.
![]() |
Figuur 2.1: huidige situatie plangebied en directe omgeving (Google Maps) |
![]() |
Figuur 2.2: straatbeeld richting noordwestelijke hoek plangebied, bezien vanaf kruising Langendijksestraat-Langveldsestraat (Google Streetview) |
2.2
2.2 Beschrijving Initiatief
De initiatiefnemer wil het perceel uitsluitend blijven gebruiken ten dienste van de functie wonen. De huidige (bedrijfs)woning met aanbouw wordt gehandhaafd. Het bedrijfsgebouw aan de weg en het in slechte staat verkerende bijgebouw aan de zuidzijde worden gesloopt. Nabij de huidige locatie van het bijgebouw wil men ter vervanging een nieuw bijgebouw te realiseren voor privégebruik, om het woongenot te vergroten. Het bijgebouw zal als volgt dienen:
- Als guesthouse met een guestroom (slaapkamer) en badkamer. Deze functie is passend binnen de gemeentelijke beleidsregel voor bed & breakfastst (zie nader par. 3.3.5).
- Als atelier met berging.
- Als schuur / garage.
- Tevens is er binnen het bijgebouw ruimte voor sporttoestellen en zal er tussen de schuur en guesthouse een open ruimte zijn voor het parkeren van 2 auto's.
Het gebouw is te bereiken via het bestaande pad aan de zuidelijke perceelsrand.
Het nieuw te realiseren bijgebouw krijgt een oppervlakte van ca. 340 m2 en wordt parallel aan woning gesitueerd, zie figuur 2.3. De buitenmuren van de schuur zullen worden bekleed met donker en licht hout. De buitenmuren van de woning zijn ook gedeeltelijk bekleed met donker hout, waardoor de gebouwen in de gewenste situatie qua ruimtelijke uitstraling en materialisatie één geheel zullen vormen. Zie voor een impressie figuur 2.4. Ter plaatse van de overdekte parkeerplaatsen zal een gedeelte verhard worden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van los van elkaar liggende tegels met daartussen grind, waardoor het regenwater makkelijk kan infiltreren in de grond.
![]() |
Figuur 2.3: schets toekomstige bebouwing met boven de (bestaande) woning en onder het beoogde bijgebouw, parallel aan de woning (Dingemans Architectuur) |
![]() |
Voor het planvoornemen dient zoals aangegeven het bestaande asbesthoudende bijgebouw gesloopt te worden. Tevens wordt het bedrijfsgebouw, dat tegen de straat is gesitueerd, gesloopt. Door de sloop van in totaal ca. 478 m² bebouwing en het terugbouwen van ca.340 m² wordt een reductie van ca. 138 m² aan bebouwd oppervlak bereikt en wordt er op het perceel plaats gemaakt voor een onverharde, groenere tuin. De initiatiefnemer heeft geen intentie om bedrijfsactiviteiten uit te voeren conform de bestemming 'kantoor', waardoor het bedrijfsgebouw overbodig is op het terrein. Om deze reden is het dan ook de wens om het perceel te gebruiken conform de bestemming 'Wonen' en aldus de bestemming te wijzigen.
De gewenste oppervlakte past binnen de voorwaarden vanuit het gemeentelijk beleid, welke zijn opgenomen in de wijzigingsbevoegdheid, die met dit plan wordt benut. Conform deze bevoegdheid mag, indien in de bestaande situatie meer dan 400 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, maximaal 400 m² aan bijbehorende bouwwerken worden toegestaan. In de huidige situatie is er meer dan 400 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig (het kantoorgebouw dient ook als zodanig te worden beschouwd). In de toekomstige situatie zijn er met de bestaande aanbouw bij de woning (40 m²), het bestaande schuurtje (18 m²) en het nieuwe bijgebouw (ca. 340 m²) minder dan 400 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig.
2.3 Landschappelijke Inpassing En Ruimtelijke Kwaliteitsverbetering
Eén van de voorwaarden om de gewenste bestemmingswijziging met realisatie van het bijgebouw mogelijk te maken, is dat er voldoende ruimtelijke kwaliteitsverbetering plaatsvindt met de ontwikkeling en dat het perceel en de bebouwing landschappelijk worden ingepast. Er is daarom een landschappelijk inpassingsplan opgesteld, dat is opgenomen in bijlage 1. In dit document is ingegaan op zowel de landschappelijke inpassing als de ruimtelijke kwaliteitsverbetering. Hierna volgt een beknopte beschrijving van de inpassings- en inrichtingsmaatregelen. Voor een volledige verantwoording en beschrijving wordt verwezen naar de bijlage.
De gezamenlijke oppervlakte aan bebouwing bedraagt in de toekomstige situatie meer dan 500 m², namelijk ca. 620 m². Conform het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant, dient er in dat geval sprake te zijn van een aanvullende ruimtelijke kwaliteitsverbetering, naast de sowieso benodigde landschappelijke inpassing. In dit geval is er sprake van een categorie 3-ontwikkeling. Dit betekent dat 20% van de waardevermeerdering die gepaard gaat met het wijzigen van de bestemming gecompenseerd moet worden. Dit kan zowel fysiek als financieel.
Uit de berekening in bijlage 1 blijkt dat er sprake is van een waardevermeerdering van € 60.100,- als gevolg van de bestemmingswijziging. Dit betekent dat er, naast een zorgvuldige landschappelijke inpassing, tevens een aanvullende ruimtelijke kwaliteitsverbetering noodzakelijk is. De benodigde kwaliteitsbijdrage bedraagt 20% van deze waardevermeerdering, wat neerkomt op € 12.020,-.
In figuur 2.5 en in de bijlage zijn de landschappelijke inpassings- en inrichtingsmaatregelen beschreven. De maatregelen zijn bepaald aan de hand van een landschappelijke en cultuurhistorische analyse van het plangebied en de omgeving. Hierbij is specifiek gekeken naar het inpassen van maatregelen passend in het deelgebied Rucphense bossen. Binnen dit deelgebied gelden de volgende opgaven/aandachtspunten:
- Beschermen en versterken van de infiltratiefunctie en natuurwaarden;
- Aandacht voor een meer geleidelijke overgang van de bossen naar omliggend gebied door bv. aanplant van kavelbeplantingen en houtwallen.
De volgende concrete inpassings- en inrichtingsmaatregelen worden voorgesteld.
- Aanplant vogelbosje aan voorzijde perceel (232 m²). Dit dient als ruimtelijke scheiding en vergroot de ecologische waarde;
- Aanplant fruitgaard als cultuurhistorisch en landschappelijk element, centraal op het perceel en in lijn met hoofd- en bijgebouw;
- Herstel markante bomenrij aan voorzijde van het perceel;
- Aanplant diverse scheerhagen, die het erf inkleden en de overige elementen en bebouwing accentueren;
- Aanplant struweelhaag op perceel achter het nieuwe bijgebouw;
- Accentbeplanting op overgang naar achtergelegen landschap.
Daarnaast vindt sloop van bebouwing plaats, namelijk de bestaande schuur (bijgebouw) en het gebouw aan de voorzijde van het perceel. Het bebouwd oppervlak wordt met netto 138 m² gereduceerd.
De totale investering in ruimtelijke kwaliteitsverbetering bedraagt € 12.661,- en bestaat uit de sloop van bebouwing, aanplant van bomen/fruitbomen, aanplant van het vogelbosje/struweel en beheer van deze elementen voor een periode van 6 jaar. Deze berekening is in bijlage 1 uitgewerkt. Hiermee wordt voldaan aan de vereiste minimale kwaliteitsbijdrage.
![]() |
Figuur 2.5: inrichtingsmaatregelen landschappelijke inpassing (zie voor tekening op schaal de bijlage) |
Concluderend kan worden gesteld dat de ontwikkeling middels de voorgestelde inrichtingsmaatregelen landschappelijk kan worden ingepast, waardoor er op een verzorgde en natuurlijke manier wordt aangesloten op de aanwezige landschappelijke structuren en kwaliteiten. De vereiste inspanningsverplichting wordt behaald. Meerwaarde van de gekozen inpassing is dat niet alleen landschappelijk, maar ook ecologisch een meerwaarde kan worden behaald, wat als nieuwe kwaliteitslaag aan het gebied wordt toegevoegd.
Uitvoering en instandhouding van de landschappelijke inpassing en -inrichting en van de sloop van de twee bestaande gebouwen is als voorwaardelijke verplichting in de planregels opgenomen. Een en ander dient uiterlijk binnen één jaar na eerste ingebruikname van het nieuwe bijgebouw te zijn gerealiseerd. Daarnaast is ter plaatse van de landschappelijke inpassing aan de randen van het perceel de bestemming 'Groen – Lanschapselement' toegekend.
Aanvullend op het voorgaande wordt nog vermeld dat het perceel 394, ten noorden van het plangebied, in samenwerking met de Natuurwerkgroep Rucphen zal worden ontwikkeld van weide met een agrarische functie naar botanisch waardevol grasland. Dit is niet noodzakelijk in het kader van de vereiste landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitsverbetering, maar levert een extra plus op. Dit initiatief komt zowel de landschappelijke als ecologische waarden sterk ten goede. De nadere uitwerking van de inrichting van dit perceel zal in later stadium in overleg plaatsvinden.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
In dit hoofdstuk wordt het beleidskader dat relevant is voor het plan toegelicht en wordt het plan hieraan getoetst.
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
In het kader van de invoering van de Omgevingswet, die momenteel gepland staat voor 1 januari 2024, heeft het Rijk de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) opgesteld. Op die manier wordt invulling gegeven aan de verplichting tot het opstellen van zo'n visie zoals die is vastgelegd in art. 3.1 lid 3 Ow. Tot de invoering van de Omgevingswet heeft dit document de status van structuurvisie in de zin van art. 2.3 Wro.
Inhoudelijk gezien bevat de NOVI een langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De intentie van het Rijk is om met de NOVI een perspectief te bieden om grote maatschappelijke opgaven aan te pakken. Bij die opgaven kan worden gedacht grote en complexe opgaven met betrekking tot klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw.
Een centraal aspect van de NOVI is de focus op een nieuwe aanpak van vraagstukken in de fysieke leefomgeving. Werken op basis van integraliteit met betrekking tot verschillende vraagstukken in plaats van sectorale aanpakken voor individuele vraagstukken vormt de kern van deze nieuwe aanpak.
Het streven naar integraliteit dat onderdeel is van de NOVI valt samen in vier verschillende prioriteiten waartussen een onderscheid wordt gemaakt in de NOVI, te weten:
- ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
- duurzaam economisch groeipotentieel;
- sterke en gezonde steden en regio's;
- toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Binnen de NOVI worden drie afwegingsprincipes gehanteerd om te komen tot weloverwogen beleidskeuzes. Die zouden moeten helpen bij het afwegen en prioriteren van verschillende belangen en opgaven:
- combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
- kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
- afwentelen wordt voorkomen.
Doorwerking plangebied
Er worden geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Met dit plan worden geen nationale belangen aangetast.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
De AMvB Ruimte wordt in juridische termen aangeduid als Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden en op 1 oktober 2012 zijn enkele wijzigingen in werking getreden . In de AMvB zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. De AMvB Ruimte is gericht op doorwerking van de nationale belangen in bestemmingsplannen.
De onderwerpen in het Barro betreffen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote Rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische Hoofdstructuur (EHS), erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, elektriciteitsvoorziening, buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, primaire waterkeringen buiten het kustfundament en het IJsselmeergebied.
Met het rijksbeleid legt het kabinet een grotere verantwoordelijkheid bij decentrale overheden. De uitvoering van het beleid ligt primair bij de gemeenten, terwijl voor de provincies een belangrijke kaderstellende, coördinerende en controlerende taak is weggelegd.
Doorwerking plangebied
Er worden geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt; het betreft een kleinschalig plan. Met dit plan worden geen nationale belangen aangetast.
3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking
Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen is per 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 Bro) opgenomen. De ladder ziet op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is een motiveringsinstrument dat verplicht moet worden toegepast bij elk ruimtelijk besluit dat een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maakt. Wat er onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan, is in artikel 1.1.1 Bro bepaald: "De ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen." Uit de jurisprudentie komt naar voren dat het wel een nieuwe stedelijke ontwikkeling van enige omvang moet zijn1.
Per 1 juli 2017 is een gewijzigde Ladder in werking getreden. Hierin is de tekst van de Ladder teruggebracht naar de essentie, namelijk de noodzaak om aan te geven dat de voorgenomen nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte plus een motivering indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd: "De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien" (artikel 3.1.6 lid 2 Bro).
Doorwerking plangebied
Gelet op de kleinschaligheid van de ontwikkeling, behoeft de ladder voor duurzame verstedelijking niet doorlopen te worden. Met het plan neemt het aantal woningen niet toe en wordt het bebouwd oppervlak gereduceerd.
- 1. O.a. ABRS 1 juni 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1503), ABRS 18 februari 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:428) en ABRS 24 augustus 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2319).
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie Noord-Brabant
Op 14 december 2018 hebben de Provinciale Staten de omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld. Deze omgevingsvisie vervangt de voorheen geldende structuurvisie. Met de omgevingsvisie formuleert de provincie haar ambitie over hoe zij de Brabantse leefomgeving er in 2050 uit wil zien. Daarbij stelt zij tussendoelen voor 2030, maar legt nu nog niet vast hoe zij die doelen wil bereiken. De provincie wilt daarmee ruimte bieden voor inbreng vanuit partijen en disciplines. Om hiermee aan de slag te gaan is volgens de provincie een verdere uitwerking van de ambities nodig in de vorm van programma's.
Met de visie geeft de provincie aan wat zij belangrijk vindt voor de verbetering en duurzame ontwikkeling van Brabant. Daarbij legt zij de focus op vier hoofdopgaven voor de middellange en lange termijn: werken aan energietransitie, een klimaat proof Brabant, de slimme netwerkstad en een concurrerende duurzame economie. Deze vier hoofdopgaven staan ten dienste van de basis opgaven: werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit.
Om te komen tot de slimme netwerkstad richt de provincie zich op duurzame verstedelijking. Zij wil daarin richting geven door middel van het bevorderen van regionale afspraken, het sturen op zorgvuldig ruimtegebruik en het periodiek opstellen van prognoses. Verder wil zij een actieve rol spelen om beweging te stimuleren (o.a. door samen te werken bij gebiedsopgaven en bij het opstellen van uitvoeringsprogramma's) en gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken.
Doorwerking plangebied
Het initiatief betreft een bestemmingswijziging op een bestaand bouwperceel met een stedelijke functie in het landelijk gebied. De hoeveelheid bebouwing wordt gereduceerd. Er is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik met deze ontwikkeling. Nadere regels van de provincie Noord-Brabant voor ruimtelijke projecten zijn opgenomen in Interim Omgevingsverordening. Hierna wordt ingegaan op deze verordening.
3.2.2 Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant
De Interim omgevingsverordening is op 5 november 2019 in werking getreden. Nadien zijn enkele herzieningen doorlopen, waarvan de meest recente actualisatie dateert uit april 2022. De Interim omgevingsverordening (Io) betreft een samenvoeging van verschillende regelingen op provinciaal niveau met betrekking tot de fysieke leefomgeving. Dit betekent dat de regels betrekking hebben op milieu, natuur, ruimtelijke ordening, water, bodem en wegen. De Io is daarbij een eerste stap op weg naar een definitieve omgevingsverordening, die op grond van de op handen zijnde Omgevingswet moet worden vastgesteld en die verplicht is voor provincies.
De Io is opgesteld vanuit een doelgroepenbenadering. Dit is ook het systeem dat de Omgevingswet, en de daaronder liggende wetgeving, hanteert. Dit betekent dat de regels in de Io zijn gegroepeerd in hoofdstukken waarbij de doelgroep van de regel, de zogenaamde normadressaat, leidend is. Binnen
een hoofdstuk is een verdeling gemaakt naar relevante beleidsthema's waarbij per hoofdstuk zoveel mogelijk eenzelfde volgorde is gekozen. Voor ruimtelijke ontwikkelingen is met name hoofdstuk 3 van belang. Hierin zijn namelijk de instructieregels opgenomen die gemeenten moeten toepassen bij de uitvoering van hun bevoegdheden in het kader van de Wet ruimtelijke ordening.
Voor elke ruimtelijke ontwikkeling geldt dat toepassing moet worden gegeven aan de basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies, die zijn opgenomen paragraaf 3.1.2 van de Io. Voor het overige dient getoetst te worden aan de regels die van toepassing zijn op het werkingsgebied waar een plangebied in is gelegen.
Doorwerking plangebied
Het plangebied is conform de kaarten behorende bij de Io gelegen in het landelijk gebied (stalderingsgebied) met verbod op uitbreidingen van veehouderijen. Tevens ligt het plangebied binnen de 'groenblauwe mantel'. In de omgeving van het plangebied zijn enkele stroken behorend tot het Natuurnetwerk Brabant (NNB) gelegen. In hoofdstuk 4 onder 'Flora en fauna' wordt op dit onderdeel ingegaan.
Hierna wordt het initiatief aan de relevante artikelen van de Io voor deze ontwikkeling en op deze locatie getoetst.
Basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies (paragraaf 3.1.2)
Onder een evenwichtige toedeling van functies wordt verstaan dat invulling wordt gegeven aan een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving. Hiervoor moet rekening worden gehouden met:
- zorgvuldig ruimtegebruik;
- de waarden in een gebied door toepassing van de lagenbenadering;
- meerwaardecreatie.
Zorgvuldig ruimtegebruik (art. 3.6)
Conform artikel 3.6 van hoofdstuk 3 en paragraaf 3.1.2 houdt zorgvuldig ruimtegebruik in dat de toedeling van functies in beginsel plaatsvindt binnen bestaand ruimtebeslag voor bebouwing, behalve voor gevallen dat:
- nieuwvestiging mogelijk is op grond van de bepalingen in dit hoofdstuk;
- er feitelijk of vanuit kwalitatieve overwegingen onvoldoende ruimte is en uitbreiding, al dan niet gelijktijdig met de vestiging van een functie, op grond van de bepalingen in dit hoofdstuk is toegestaan.
Met dit planvoornemen vindt een bestemmingswijziging plaats op een bestaand bouwperceel van een kantoor- naar een woonbestemming. Zowel in de huidige als in de toekomstige situatie is er sprake van een stedelijke functie. Het aantal woningen blijft gelijk. De totale hoeveelheid bebouwing op het perceel wordt gereduceerd. In par. 3.3.6 is nader toegelicht hoe de toegestane oppervlakte aan bebouwing tot stand gekomen is. Er is dan ook sprake van zorgvuldig ruimtegebruik met deze ontwikkeling.
Toepassing van de lagenbenadering (art. 3.7)
De toepassing van de lagenbenadering omvat het effect van de ontwikkeling op de lagen in onderlinge wisselwerking met elkaar en het actief benutten van de factor tijd. Dit betekent dat het effect van de beoogde ontwikkeling op de ondergrond, het netwerk laag en de bovenste laag beschouwd moet worden. Met het effect op de ondergrond worden o.a. de aspecten bodem, grondwater en archeologische waarden bedoeld. Het netwerk laag omvat aspecten zoals infrastructuur, natuurnetwerk, energienetwerk, waterwegen waaronder een goede, multimodale afwikkeling van het personen- en goederenvervoer. In de beschouwing van de bovenste laag dienen aspecten zoals cultuurhistorische en landschappelijke waarden, de omvang van de functie en de bebouwing, de effecten op bestaande en toekomstige functies, de effecten op volksgezondheid, veiligheid en milieu aan bod te komen. Door hierin actief de factor tijd te benutten wordt rekening gehouden met de herkomstwaarde, vanuit het verleden, de (on)omkeerbaarheid van optredende effecten en de toekomstwaarde gelet op duurzaamheid en toekomstbestendigheid.
De toetsing van de gevolgen voor het initiatief op bovengenoemde aspecten is uitgebreid uiteengezet in hoofdstuk 4 van deze toelichting.
Meerwaardecreatie en kwaliteitsverbetering van het landschap (art. 3.8 en 3.9)
Meerwaardecreatie omvat een evenwichtige benadering van de economische, ecologische en sociale aspecten die in een gebied en bij een ontwikkeling zijn betrokken. Het biedt de mogelijkheid om opgaven en ontwikkelingen te combineren, waardoor er meerwaarde ontstaat. Daarnaast ontstaat een bijdrage aan andere opgaven en belangen dan die rechtstreeks met de ontwikkeling gemoeid zijn. De fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit, zoals bedoeld in artikel 3.9 van de Io, kan deel uit maken van de meerwaardecreatie. Een verbetering zoals hierboven beschreven kan o.a. bestaan uit een landschappelijke inpassing, behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen, wegnemen van verharding of het slopen van bebouwing.
Met dit planvoornemen wordt de bestemming van een bestaande stedelijke functie buiten bestaand stedelijk gebied gewijzigd in een andere stedelijke functie, met een reductie van bebouwing. Bij een dergelijke bestemmingswijziging vereist de Io een fysieke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de locatie. In hoofdstuk 2 en in het als bijlage 1 opgenomen Landschappelijk inpassingsplan is gemotiveerd, op welke wijze invulling wordt gegeven aan deze opgave. Met de voorgestelde inrichting en maatregelen wordt een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit bereikt en is/blijft de locatie zorgvuldig ingepast. Voor de volledige verantwoording wordt verwezen naar de betreffende bijlage en naar hoofdstuk 2. Er wordt derhalve voldaan aan artikel 3.8 en 3.9 van de Interim omgevingsverordening.
Wonen in landelijk gebied (art. 3.68 e.v.)
In het landelijk gebied is een toename van het aantal woningen in beginsel niet toegestaan. Met onderhavig plan wordt een bestaande (bedrijfs)woning behouden en niet langer als bedrijfswoning gebruikt. De kantoorfunctie is en blijft beëindigd, waardoor er geen sprake is van afsplitsing. Het aantal woningen blijft gelijk. De bestemmingswijziging is hierdoor in overeenstemming met de regels voor wonen in het landelijk gebied.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat onderhavig planvoornemen in lijn met de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant is.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Structuurvisie Rucphen 2030
Op 11 december 2013 is de 'Structuurvisie Rucphen 2030' vastgesteld. De structuurvisie gaat over de leefruimte van het gehele grondgebied van Rucphen. De structuurvisie is het richtinggevende ruimtelijk relevante afwegingskader voor het bestuurlijk handelen van de gemeente Rucphen en heeft meerdere doelen:
- Uitnodigen: de visie laat zien welke ontwikkelingen mogelijk zijn, zonder de precieze invulling vast te leggen;
- Toetsen: met de structuurvisie is aan de voorkant duidelijk hoe men omgaat met initiatieven. Nieuwe initiatieven worden getoetst aan de visie en de te behouden kernkwaliteiten;
- Borgen: de visie legt de koppeling tussen economische initiatieven en initiatieven die bijdragen aan versterking van de kernen en het landschap. Bij projectontwikkelingen kan hierdoor een fysieke of financiële bijdrage voor ruimtelijke kwaliteit gevraagd worden.
Doorwerking plangebied
Het plangebied ligt aan de rand van de Rucphense bossen en binnen een zoekgebied voor nieuwe groene elementen en landgoederen. Noordelijk/noordoostelijk van het plangebied is een gebied aangewezen voor de ontwikkeling van een landgoed/golfbaan. De structuurvisie gaat hiermee uit van behoud en versterking van het groen in deze omgeving. De landschappelijke inpassing en inrichting, zoals reeds beschreven in deze toelichting, sluit hierbij aan. Een woonfunctie past prima bij de ambities en ontwikkelingsrichting voor dit gebied. Het initiatief is dan ook in overeenstemming met de structuurvisie.
3.3.2 Woonvisie Rucphen 2020-2024
In de Woonvisie gemeente Rucphen 2020-2024 zijn de belangrijkste kaders voor nieuwbouw van woningen vastgelegd. In de gemeentelijke Woonvisie wordt de actuele informatie over de woningmarkt vertaald naar speerpunten voor het gemeentelijk beleid. Al jarenlang is het de verwachting dat het inwonertal van de gemeente gaat krimpen, maar het aantal inwoners stijgt nog steeds beperkt. De gemeente zet vooral in op kwalitatieve groei: het bieden van voldoende woongelegenheid voor de doelgroepen die het meeste groeien, zoals eenpersoonshuishoudens.
Doorwerking plangebied
Met dit wijzigingsplan wordt een bestaande bedrijfswoning bij een kantoorbestemming gewijzigd naar een reguliere woning. Het betreft een bestaande vrijstaande woning in het buitengebied. Met het initiatief worden geen extra woningen toegevoegd, maar wordt een passende bestemming en invulling gegeven aan een bestaand bouwperceel. Het initiatief is hiermee niet strijdig met de Woonvisie en belemmert de gemeentelijke ambities op dit gebied niet. Het plangebied betreft een aantrekkelijke woonlocatie op een daarvoor geschikte plek. Bovendien is de woonfunctie passend binnen de gemeentelijke ambities om gebiedsniveau, zoals beschreven in de structuurvisie (zie voorgaand).
3.3.3 Groen R: groenbeleidsplan gemeente Rucphen
Het gemeentelijk groenbeleid is opgenomen in het groenbeleidsplan Groen R. Dit beleidsstuk bevat de gemeentelijke ambitie voor de groene leefomgeving. Het behouden en versterken van de groenstructuur, het vergroten van de biodiversiteit en klimaatadaptief maken van de leefomgeving zijn daarbij uitgangspunten. Voor nieuwe ontwikkelingen geldt het principe van handhaving en groei van de kwaliteit van het groen. Dit betekent niet alleen méér groen, maar ook kwalitatief beter en bereikbaar groen.
De gemeente gaat hierbij uit van vier basisprincipes:
- We zorgen voor genoeg en gevarieerd groen voor iedereen;
- Groen draagt bij aan de verschillende opgaven;
- De gemeente wordt natuurinclusief aangelegd en beheerd;
- Aan groen werken we samen.
Doorwerking plangebied
Onderhavig initiatief ziet op een bestemmingswijziging van kantoor naar wonen, met sloop en herbouw van bebouwing. De totale hoeveelheid aan bebouwing wordt gereduceerd. Dit biedt meer ruimte voor een groene en klimaatadaptieve inrichting van het perceel. Bij de planontwikkeling is een landschappelijk inpassings- en inrichtingsplan opgesteld. Bij het opstellen hiervan is toepassing gegeven aan het gemeentelijk groenbeleid. In de huidige situatie is al sprake van een ruim opgezet perceel met relatief weinig bebouwing en verharding en enkele robuuste groenelementen, met name aan de randen van het plangebied. In de toekomstige situatie worden nieuwe groene elementen toegevoegd. De meerwaarde van de gekozen inpassing is dat niet alleen landschappelijk, maar ook ecologisch een meerwaarde kan worden behaald, wat als nieuwe kwaliteitslaag aan het gebied wordt toegevoegd. Voor een uitvoeriger beschrijving en onderbouwing wordt verwezen wordt naar bijlage 1 en hoofdstuk 2, waarin uitgebreid op dit thema is ingegaan. De groene inpassing en inrichting is tevens planologisch geborgd in het wijzigingsplan. Conclusie is dat het plan in overeenstemming met het gemeentelijk groenbeleid is.
3.3.4 Visie Duurzaamheid 2019-2030
De Visie Duurzaamheid 2019 - 2030 omvat het duurzaamheidsbeleid van de gemeente Rucphen. De Visie Duurzaamheid is de basis voor de Duurzaamheidsagenda met daarin opgenomen een meerjarenprogramma en een jaarlijks uitvoeringsplan. In de Visie Duurzaamheid staan de ambities van de gemeente Rucphen op het gebied van duurzaamheid. Deze ambities hebben betrekking op de volgende thema's:
- Klimaat
- Energie en Wonen
- Groen en Water
- Afval en Grondstoffen
- Mobiliteit
- Landbouw
- Gemeente.
Centraal in de visie staat de geachte dat duurzaamheid integraal onderdeel uitmaakt van zowel de gemeentelijke organisatie als de samenleving. Dat betekent dat duurzaamheid in elk ruimtelijk plan aandacht verdient.
Doorwerking plangebied
De Visie Duurzaamheid focust met name op nieuwbouwontwikkelingen. In onderhavig geval is er sprake van een bestemmingswijziging van een bestaand bouwperceel en wordt enkel een nieuw bijgebouw gerealiseerd. Het nieuwe bijgebouw zal aan alle huidige duurzaamheidseisen voldoen en daarmee aanzienlijk energiezuiniger zijn dan de te slopen huidige bebouwing. Daarnaast is er op het perceel veel ruimte voor groen, welke door middel van de voorgestelde landschappelijke inpassing en inrichting vormgegeven wordt (zie par. 2.3). Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de gemeentelijke duurzaamheidsambities.
3.3.5 Beleidsnota bed & breakfast 2020
De gemeente Rucphen heeft in mei 2020 een beleidsnota voor bed & breakfastvoorzieningen binnen de gemeente opgesteld. Deze is de opvolger van de op 11 november 2010 opgestelde eerder beleidsnotitie. Bed & breakfastvoorzieningen kunnen een kwaliteitsimpuls voor de toeristisch-recreatieve sector opleveren, maar belangrijk is dat deze voorzieningen kleinschalig blijven. De ruimtevraag en de invloed van deze vorm van verblijfsrecreatie op het landschap blijft zo beperkt. De beleidsnota vormt een toetsingskader voor verzoeken voor een bed & breakfast binnen de gehele gemeente en stelt hieraan nadere voorwaarden om de beoogde doelen te bereiken.
Doorwerking plangebied
Onderhavig initiatief voorziet onder meer in de realisatie van een nieuw bijgebouw. Het voorste gedeelte van het gebouw bestaat uit drie hoofdruimtes: een atelier, een fitnessruimte en gastenkamer. Het gastenverblijf is bedoeld voor privé gebruik en zal niet als bedrijfsmatig gerunde bed & breakfast. Voor gedeeld gebruik voor de drie genoemde functies is een badkamer aanwezig en een pantry. Er is geen sprake van een eigen kookgelegenheid voor het gastenverblijf in de pantry, omdat er geen kookplaat of fornuis wordt geplaatst. De pantry voldoet aan de begripsbepaling uit het vigerende bestemmingsplan (art. 1.118: "kleine keuken voorzien van onder andere warm en koud water, de mogelijkheid tot zetten koffie/thee, aanwezigheid van een koelkast, koffieautomaat et cetera; een pantry is niet bedoeld om maaltijden te bereiden middels fornuizen of kookplaten").
De voorziening betreft slechts één gastenkamer, geschikt voor maximaal twee personen en is ondergeschikt aan de woonfunctie. Ook zullen de bewoners van de woning ter plaatse aanwezig zijn, omdat de gastenkamer alleen door gasten van de initiatiefnemers zal worden gebruikt, vergelijkbaar met een logeerkamer in een woning.
Hoewel er geen sprake is van een bedrijfsmatig gerunde bed & breakfast, blijkt uit het voorgaande dat de voorziening in het bijgebouw in lijn is met de doelstellingen en randvoorwaarden uit de beleidsnota. Daarmee stuit het initiatief niet op bezwaren.
3.3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Het voorliggende wijzigingsplan wordt opgesteld op basis van de in artikel 15.6.1 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Rucphen 2020' opgenomen wijzigingsbevoegdheid. Middels deze wijzigingsbevoegdheid is de beleidsmatige en ruimtelijke aanvaardbaarheid van het initiatief in beginsel gegeven, mits aan de voorwaarden wordt voldaan. Onderstaand wordt het planvoornemen getoetst aan de gestelde voorwaarden.
Voorwaarde | Voldaan | Toelichting | Voor verdere uitleg |
Aantal woningen niet meer dan bestaand toegestane aantal bedrijfswoningen | Ja | In de huidige situatie is één bedrijfswoning toegestaan. Deze wordt behouden en als woning gebruikt in de toekomstige situatie. | Hoofdstuk 2 |
Inhoud maximaal 750 m³ of een bestaande grotere inhoud | Ja | De woning wordt gehandhaafd. De bestaande inhoud wordt niet vergroot. | - |
Overtollige bebouwing en verharding moet worden verwijderd | Ja | Uitgangspunt van de regeling in de wijzigingsbevoegdheid is een reductie van bebouwing en het slopen van overtollige bebouwing, in lijn met het provinciaal beleid. In de huidige situatie zijn er naast de woning met aanbouw drie vrijstaande gebouwen aanwezig: een bedrijfsgebouw (ca. 213 m²), een groot bijgebouw (ca. 265 m²) en een schuurtje (ca. 18 m²), totaaloppervlak >400 m². Het grote bijgebouw verkeert in slechte staat en eerstgenoemd (bedrijfs)gebouw is na de bestemmingswijziging overtollig. Beide gebouwen worden gesloopt. In plaats daarvan komt één nieuw bijgebouw met een oppervlak van ca. 340 m². De overtollige bebouwing wordt dus gesloopt en de oppervlakte aan bebouwing gereduceerd met ca. 148 m². Indien meer dan 400 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is in de huidige situatie, mag maximaal 400 m² aanwezig zijn in de toekomstige situatie (art. 15.6.1 sub c.1, derde bullit). Hieraan wordt voldaan. De positionering van het bijgebouw, parallel aan de woning en op enige afstand van de woning, is vanuit landschappelijk-stedenbouwkundig oogpunt ingegeven en verantwoord. Deze positie draagt bij aan het behoud van de ruimtelijke en landschappelijke kenmerken. | Hoofdstuk 2 en bijlage Landschappelijk inpassingsplan |
Bouwvlak verkleinen | Ja | Het bouwvlak wordt verkleind, omdat een deel van het perceel wordt bestemd tot 'Groen – Landschapselement'. De rest van het perceel wordt bestemd als 'Wonen', met een bouwvlak. | Verbeelding |
Goede landschappelijke inpassing + borging | Ja | Er is een landschappelijk inpassings- en inrichtingsplan opgesteld. Realisatie en instandhouding hiervan wordt in de planregels geborgd. | Hoofdstuk 2, bijlage Landschappelijk inpassingsplan en planregels |
Ruimtelijke kwaliteitsverbetering, indien oppervlakte bestemmingsvlak 'Wonen' >5.000 m² en/of toegelaten bebouwd oppervlak >500 m² | Ja | Het bestemmingsvlak is kleiner dan 5.000 m², maar de totale toegelaten oppervlakte aan bebouwing (woning, aanbouw en bijgebouwen) is groter dan 500 m². Naast een landschappelijke inpassing is daarom ingegaan op de ruimtelijke kwaliteitsverbetering (par. 2.3). in dit geval is geen aanvullende ruimtelijke kwaliteitsverbetering vereist. Dit is beschreven in het landschappelijk inpassings- en inrichtingsplan. De inpassingsmaatregelen zijn geborgd in de planregels. | Hoofdstuk 2, bijlage Landschappelijk inpassingsplan en planregels |
Flora en fauna | Ja | Er is een quickscan flora en fauna uitgevoerd, waaruit blijkt dat de bestemmingswijziging geen negatieve effecten op beschermde flora en fauna oplevert. Voor de sloop van de huidige bebouwing is een nadere inspectie naar de aanwezigheid van huismussen en vleermuizen nodig. | Par. 4.6 |
Geen onevenredige aantasting van landsschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieu hygiënische waarden | Ja | In hoofdstuk 2 is ingegaan op de landschappelijke aspecten, terwijl in hoofdstuk 4 getoetst is aan alle relevante milieu hygiënische aspecten en waarden, waaronder cultuurhistorie, water en bodem. In deze toelichting is aangetoond dat er geen onevenredig negatieve effecten op enige waarden optreden. | Hoofdstuk 2 en hoofdstuk 4 |
Geen onevenredige aantasting van omliggende gronden en bedrijven | Ja | De bestemmingswijziging levert geen belemmeringen/beperkingen op voor omliggende functies en bedrijven. Ook is er geen sprake van onevenredige aantasting van overige belangen van derden. | Par. 4.4 en 4.12 |
Conclusie
Op basis van bovenstaande tabel wordt geconcludeerd dat het planvoornemen voldoet aan de gestelde voorwaarden. Derhalve is er geen belemmering voor het opstellen van een wijzigingsplan. Onderhavig planvoornemen is daarmee juridisch-planologisch mogelijk.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
In dit hoofdstuk worden de diverse relevante omgevingsaspecten aangehaald en wordt het plan hieraan getoetst.
4.1 Verkeer En Parkeren
Parkeren
De gemeente Rucphen heeft parkeerbeleid inclusief parkeernormen geformuleerd in de Nota Parkeernormen Rucphen 2017. In dit beleid wordt aangesloten bij de landelijke richtlijnen van het CROW. Uitgaande van de adressendichtheid binnen de gemeente, dient voor Rucphen uitgegaan te worden van de gebiedstypologie 'weinig stedelijk'. Het plangebied behoort tot het buitengebied. Per woning geldt een parkeernormen van minimaal 2,4 parkeerplaatsen. Het perceel beschikt in ruimte mate over voldoende parkeergelegenheid, zowel bij de woning als bij het bijgebouw (overdekt). Bij het bijgebouw kunnen bezoekers van het guesthouse parkeren.
Verkeer
De woning genereert in totaal 8,2 verkeersbewegingen per etmaal conform de op de CROW-kencijfers gebaseerde cijfers in de Nota Parkeernormen. Daarnaast zal er incidenteel sprake zijn van verkeer vanwege de functies in het bijgebouw (atelier, guesthouse voor eigen gebruik). Aangezien de bestaande kantoorfunctie verdwijnt (170 m² met een verkeersgeneratie van 8,75 per 100 m², afgerond 15 mvt/etmaal), zal er per saldo geen toename van het aantal verkeersbewegingen ontstaan.
De woning wordt ontsloten via de bestaande ontsluiting. Het bijgebouw krijgt een afzonderlijke toegangsweg aan de zuidkant van het perceel. Hier is ook reeds een bestaande ontsluiting aanwezig. Wat betreft de verkeersafwikkeling zijn geen problemen te verwachten.
Conclusie
Het aspect 'verkeer en parkeren' vormt geen belemmering voor de realisatie van het onderhavige plan.
4.2 Geluid
4.2.1 Toetsingskader
Op basis van de Wet geluidhinder (artikel 77 Wgh) dient bij een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd als het plan mogelijkheden biedt voor:
- de toevoeging van een nieuwe woning of andere geluidsgevoelige functie binnen de zone van een weg;
- de aanleg van een nieuwe weg;
- de reconstructie van een bestaande weg.
De breedte van de zone van een weg is afhankelijk van het aantal rijstroken, het stedelijk gebied en de maximumsnelheid. In een akoestisch onderzoek kunnen wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt buiten beschouwing worden gelaten.
4.2.2 Doorwerking plangebied
Het plangebied ligt binnen de geluidzone van de Langendijksestraat en de Laagveldsestraat. Het plangebied bevindt zich niet binnen de geluidzone van een spoorweg of een geluidgezoneerd industrieterrein. In het kader van de bestemmingswijziging en de oprichting van het nieuwe bijgebouw is een akoestisch onderzoek naar het wegverkeerslawaai noodzakelijk. Op basis van artikel 76 lid 3 Wgh is een toetsing aan de geluidbelasting van een aanwezige weg (waar geen wijzigingen optreden) op een bestaande woning, waaronder het omzetten van een bedrijfswoning naar een (burger)woning ook wordt begrepen, niet noodzakelijk. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is deze niettemin in beeld gebracht. De rapportage van het uitgevoerde onderzoek is opgenomen in de bijlagen. Hierna worden de voornaamste bevindingen en conclusies beschreven.
De geluidbelasting vanwege de Langendijksestraat is maximaal 49 dB op de bestaande woning en maximaal 47 dB op het nieuwe bijgebouw. De geluidbelasting vanwege de Laagveldsestraat is maximaal 40 dB op de bestaande woning en maximaal 36 dB op het nieuwe bijgebouw. Ter plaatse van het nieuwe bijgebouw wordt geheel voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB conform de Wgh. Op de bestaande woning wordt de voorkeursgrenswaarde met 1 dB overschreden, maar wordt ruimschoots voldaan aan de maximale ontheffingswaarde (53 dB). Een hogere waarde is op grond van artikel 76 lid 3 Wgh niet benodigd. Eventuele maatregelen om de geluidbelasting te reduceren zijn niet effectief of niet doelmatig.
De gecumuleerde geluidbelasting van beide in het onderzoek betrokken wegen samen zal op de randen van het bouwvlak van de bestaande woning en zeker op de gevels van de nieuwbouw niet meer dan 55 dB (ex aftrek) gaan bedragen, waarmee het akoestisch woon- en leefklimaat bij de beide gebouwen binnen de planlocatie als '(zeer)goed tot redelijk' kan worden beoordeeld. Een berekening naar de karakteristieke geluidwering van de uitwendige gevelconstructie wordt niet noodzakelijk geacht.
Gelet op bovenstaande kwalificatie kan worden gesteld dat in onderhavige situatie sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij zowel de bestaande woning als het nieuwe bijgebouw, waarmee vanuit akoestisch oogpunt geen bezwaar is tegen nieuwbouw en functiewijziging op de aangegeven planlocatie. Er behoeft geen hogere waarde te worden vastgesteld.
4.3 Luchtkwaliteit
4.3.1 Toetsingskader
Hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Bij de start van een project moet onderzocht worden of het effect relevant is voor de luchtkwaliteit. Hierbij moet aannemelijk gemaakt worden, dat luchtkwaliteit 'niet in betekenende mate' aangetast wordt. Daartoe is een algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en een ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels vastgelegd zijn die betrekking hebben op het begrip NIBM.
'Niet In Betekenende Mate'
De nieuwe regels maken onderscheid in projecten die wel en 'Niet In Betekenende Mate' (NIBM) bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Als een project NIBM aan de luchtkwaliteit bijdraagt, hoeft geen uitgebreid luchtonderzoek meer uitgevoerd te worden.
4.3.2 Doorwerking plangebied
In paragraaf 4.1 is beschreven dat het plan niet tot een toename van de verkeersgeneratie leidt. Derhalve kan op voorhand worden geconcludeerd dat de luchtkwaliteit in niet betekenende mate wordt aangetast met de voorgestane ontwikkeling en dat een luchtkwaliteitsonderzoek niet noodzakelijk is. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor onderhavig plan.
4.4 Bedrijven En Milieuzonering
4.4.1 Toetsingskader
Onder milieuzonering wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies zoals woningen. Bij de planontwikkeling dient rekening te worden gehouden met milieuzonering om de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende zekerheid te bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren.
Richtafstanden
Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'2. In de publicatie is een lijst opgenomen met bedrijfstypen. Voor de bedrijfstypen zijn indicatieve (richt)afstanden bepaald voor de milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De richtafstanden vormen een indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende functies worden gesitueerd. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd of aanwezig zijn, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).
Omgevingstype
Er zijn twee omgevingstypes, namelijk een rustige woonwijk en gemengd gebied. Volgens de VNGbrochure is een rustige woonwijk, een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijk gebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven en kantoren) voor. De VNG-publicatie omschrijft een gemengd gebied, als een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen ook andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren eveneens tot het omgevingstypen gemengd gebied. In de VNG-brochure is vermeld dat de richtafstanden uit bijlage 1 met één afstandsstap kunnen worden verlaagd indien sprake is van een gemengd gebied.
Het plangebied kan worden getypeerd als rustig buitengebied. De reguliere richtafstanden zijn van toepassing.
- 2. Bedrijven en Milieuzonering', Uitgave VNG, Den Haag, 2009
4.4.2 Onderzoek
De voorgenomen bestemmingswijziging leidt tot het weg bestemmen van een functie met een milieucategorie (kantoorfunctie, categorie 1). In de toekomstige situatie zijn er geen functies in het plangebied met een externe werking.
De toekomstige bestemming 'Wonen' betreft een gevoelige bestemming. Daarom is inzichtelijk gemaakt in hoeverre omliggende milieubelastende functies met een milieucategorie een belemmering voor het plan kunnen vormen, en vice versa. De afstanden dienen te worden gemeten tussen de rand van de betrokken inrichting/functie enerzijds en de uiterste situering van de woning anderzijds.
In onderstaande tabel de belangrijkste inrichtingen in de nabije omgeving van het plangebied.
Inrichting | Adres | Milieucategorie- en -contour | Werkelijke afstand |
Recreatiepark | Langendijksestraat 15 | Milieucategorie 2, grootste afstand 30 meter | Circa 40 meter |
Paardenhouderij | Langendijksestraat 19 | Milieucategorie 3.1, grootste afstand 50 meter | Circa 340 meter |
Geconcludeerd wordt dat de woning buiten de hinderafstanden ten opzichte van de omliggende bedrijvigheid ligt. Hierdoor worden deze functies niet in hun gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden beperkt. Andersom is er geen sprake van onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied ten gevolge van omliggende functies.
Het aspect 'bedrijven en milieuzonering' vormt derhalve geen belemmering voor de gewenste wijziging.
4.5 Externe Veiligheid
4.5.1 Toetsingskader
Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van de opslag van of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is landelijke wet- en regelgeving van toepassing.
In de landelijke wet- en regelgeving zijn kwaliteitseisen en normen op het gebied van externe veiligheid geformuleerd. Doel is om bepaalde risico's, waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld, tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Deze bedoelde risico's hangen vooral samen met:
- activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen;
- transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
- transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water.
Ook zijn er onder meer landelijke regels voor de opslag en verkoop van vuurwerk. Verder wordt bij de plaatsing van windmolens ook de externe veiligheid in ogenschouw genomen.
De risico's voor externe veiligheid komen tot uitdrukking via het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico kan op de kaart worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde plaatsgebonden risico. Via het plaatsgebonden risico wordt een basisbeschermingsniveau gewaarborgd. Bij het groepsrisico wordt wel beoordeeld hoeveel personen zich, redelijkerwijs, feitelijk in de omgeving kunnen bevinden. Voor het groepsrisico geldt geen grenswaarde, maar een oriëntatiewaarde. Dit is een ijkwaarde waaraan veranderingen getoetst kunnen worden. Deze oriëntatiewaarde mag overschreden worden, mits goed beargumenteerd door het bevoegd gezag. Samen met de hoogte van groepsrisico moet andere kwalitatieve aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Deze argumentatie is een onderdeel van de verantwoording van het groepsrisico. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de Veiligheidsregio.
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans, per jaar, op overlijden van een onbeschermd individu ten gevolge van ongevallen met gevaarlijke stoffen. De aanwezigheid van een persoon is fictief. Niet wordt beoordeeld hoe groot de kans op de aanwezigheid van een persoon feitelijk is. |
Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans per jaar dat een groep van bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen het slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico wordt ook beschouwd als een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. |
4.5.2 Doorwerking plangebied
Zowel in de huidige als in de toekomstige situatie is er sprake van een kwetsbaar object in het plangebied, namelijk de woning. De wijziging leidt niet tot een toename van het aantal personen in het plangebied. Zorgvuldigheid halve is onderzocht of er in de directe omgeving bedrijven zijn gelegen waarop het Bevi van toepassing is en/of transportroutes en/of leidingen, waarop het Bevt c.q. Bevb van toepassing is. Hiertoe is de risicokaart geraadpleegd, zie figuur 4.1. In de directe omgeving van het plangebied zijn geen risicorelevante inrichtingen aanwezig. De dichtstbijzijnde inrichting is gelegen op circa 400 meter oostelijk van het plangebied (Posthoorn 7). Het plangebied ligt geheel buiten de plaatsgebonden risicocontouren en het invloedsgebied van deze inrichting. Hierdoor wordt voldaan aan de risiconormen van het Bevi. Buisleidingen die onder het regime van het Bevb vallen, liggen op ongeveer 250 meter ten westen van het plangebied. Dit betreffen twee buisleidingen van de Rotterdam-Antwerpen Pijpleidingmaatschappij. De plaatsgebonden risicocontour reikt 34 meter uit de buisleidingen. Het plangebied ligt hier ruimschoots buiten. Tevens ligt het plangebied buiten het invloedsgebied van de buisleidingen. Transportroutes voor gevaarlijke stoffen zijn in de omgeving niet gelegen.
![]() |
Figuur 4.1: uitsnede risicokaart (www.risicokaart.nl) |
Het aspect externe veiligheid vormt gelet op het voorgaande geen belemmering voor het plan.
4.6 Ecologie
4.6.1 Toetsingskader
De bescherming van de natuur is per 1 januari 2017 in Nederland vastgelegd in de Wet natuurbescherming (Wnb). Deze wet vormt voor wat betreft soortenbescherming en gebiedsbescherming een uitwerking van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Omtrent houtopstanden is de voormalige nationale Boswet eveneens in de Wet natuurbescherming opgenomen. Daarnaast vindt beleidsmatige gebiedsbescherming plaats door middel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN), de voormalige Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
4.6.2 Situatie plangebied
Soortenbescherming
Het plan bestaat uit een bestemmingswijziging van 'Kantoor' naar 'Wonen', waarbij een bestaand bedrijfsgebouw en een bijgebouw worden gesloopt en een nieuw bijgebouw wordt gerealiseerd. Daarnaast wordt het perceel landschappelijk ingepast en deels heringericht. De met het plan voorziene ingrepen hebben mogelijk negatieve effecten op beschermde soorten. Om die reden is een quickscan flora en fauna uitgevoerd, welke rapportage als bijlage is opgenomen. Uit de quickscan volgen de navolgende bevindingen en aanbevelingen. Voor een integrale toetsing en beschrijving wordt verwezen naar de bijlage.
" Met betrekking tot de sloop van het bedrijfsgebouw aan de voorzijde van het perceel zijn overtredingen ten aanzien van het verstoren/verwijderen van nestlocaties van huismus en verblijfplaatsen van een vleermuissoort op basis van de quickscan niet uit te sluiten. Vervolgonderzoek gedurende het juiste seizoen dient hieromtrent uitsluitsel te geven. Deze constatering staat aan de uitvoerbaarheid van het plan om een bijgebouw te realiseren, alsmede om de bestemming te wijzigen, niet in de weg;
- Het voorgaande geldt niet voor het te slopen bijgebouw;
- Ten aanzien van vleermuizen dient licht gericht of uitstralend op het opgaand groen tegen de zuidgrens van het plangebied te worden vermeden. Hiermee dient bij de uitvoering van het plan rekening te worden gehouden, maar dit staat de uitvoerbaarheid niet in de weg;
- Ten aanzien van broedvogels dient, om overtreding op voorhand redelijkerwijs te voorkomen, het verwijderen van nestgelegenheid buiten het broedseizoen te worden uitgevoerd, of een controle moet de aanwezigheid van een broedgeval kunnen uitsluiten;
- In het kader van de algemene zorgplicht is het noodzakelijk om voldoende zorg te dragen voor aanwezige individuen. Dit houdt in dat al het redelijkerwijs mogelijke gedaan dient te worden om het doden van individuen te voorkomen.
Geconcludeerd wordt dat negatieve effecten op beschermde soorten vanwege de sloop en nieuwbouw van het bijgebouw, alsmede vanwege de bestemmingswijziging naar 'Wonen' in beginsel kunnen worden uitgesloten. De algemene zorgplicht dient in acht te worden genomen, specifiek ten aanzien van algemeen beschermde broedvogels en vleermuizen.
Wel zal voorafgaand aan de sloop van het bedrijfsgebouw aan de straatzijde nadere controle naar de aanwezigheid van vleermuizen en huismussen dient plaats te vinden. Vooruitlopend hierop wordt het gebouw ongeschikt gemaakt als verblijfplaats voor vleermuizen. Ook vooruitlopend op het onklaar maken van het gebouw zal een controle worden uitgevoerd. en als nestplaats voor huismussen. In januari 2022 zijn reeds meerdere vleermuiskasten nabij het te slopen bijgebouw geplaatst op een door een deskundige ecoloog aangewezen geschikte plek en conform hetgeen is gesteld in het kennisdocument van de te verwachten soorten en verblijffuncties. De vleermuiskasten worden inmiddels gebruikt. Daarmee zijn er tijdig mitigerende maatregelen genomen en is er naar verwachting geen sprake van overtreding van de Wnb. Zoals aangegeven zal voorafgaand aan de sloop hiertoe nog een controle door een deskundig ecoloog dienen plaats te vinden om dit te garanderen.
De sloop van het bedrijfsgebouw staat de verdere uitvoering van het project niet in de weg, waardoor dit geen belemmering voor vaststelling van het wijzigingsplan vormt.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van beschermde natuurgebieden, behorend tot het Natura 2000-netwerk of het Natuur Netwerk Brabant. Negatieve effecten op beschermde natuurgebieden zijn, gelet op de aard van het project, de aard van de omgeving en de afstand tot beschermde natuurgebieden in beginsel redelijkerwijs uitgesloten. Ook een toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden is op voorhand uitgesloten vanwege de zeer grote afstand tot dergelijke gebieden (ca. 11 km) in relatie tot de aard van de wijziging (geen toename verkeersbewegingen). NNB-gebieden zijn op ca. 10 km afstand gelegen, waardoor het plan niet van invloed is op de ecologische waarde en kenmerken.
Ten aanzien van het onderdeel gebiedsbescherming zijn er geen belemmeringen voor het plan.
Conclusie
Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering in het kader van dit plan. Wel dient voorafgaand aan de sloop van het bedrijfsgebouw nader soortgericht onderzoek naar vleermuizen en huismussen uitgevoerd te worden. Mogelijk dient voor de sloop van dit gebouw een ontheffing te worden aangevraagd, in combinatie met mitigerende maatregelen. Dit vormt voor de uitvoering van de bestemmingswijziging en de realisatie van het bijgebouw echter geen belemmering.
4.7 Bodem
4.7.1 Toetsingskader
In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op projecten die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek.
4.7.2 Onderzoek
Het plangebied heeft in de huidige situatie de bestemming 'Kantoor'. Dit wordt gewijzigd naar 'Wonen' en er wordt een nieuw bijgebouw gerealiseerd. Omdat er sprake is van nieuwe bebouwing waarin mensen verblijven en er sprake is van een gevoeligere functie door de bestemmingswijziging, is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, waarin de kwaliteit van de bodem is vastgesteld. Het rapport van het verkennend bodem- en asbestonderzoek is opgenomen in de bijlagen. Navolgend worden de voornaamste bevindingen en conclusies beschreven.
In zowel de boven- en ondergrond als het grondwater zijn geen verontreinigingen aangetroffen. De bodemkwaliteit is geschikt voor het beoogde gebruik. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.
Uit de asbestanalyse blijkt dat in de toplaag aan de oostzijde van de schuur, onder de druprand, een 'gewogen' asbestgehalte van 1,2 mg/kg d.s. is gemeten. Dit is 'slechts' een marginale verhoging, de restconcentratienorm en interventiewaarde voor asbest van 100 mg/kg ds. worden niet overschreden. Ook de grenswaarde voor nader bodemonderzoek, 50 mg/kg ds, wordt niet overschreden. Ook op dit punt zijn er dus geen beperkingen voor het voorgenomen gebruik en is een nader onderzoek niet noodzakelijk. Bij de uitvoering van de werkzaamheden moet rekening worden gehouden met een zeker restrisico op het aantreffen van asbestverdacht materiaal.
Het asbest bodem vormt geen belemmering voor het plan.
4.8 Water
4.8.1 Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 1 onder b van het Bro) dient inzicht te worden gegeven in de gevolgen voor de waterhuishouding die samenhangen met de ruimtelijke ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt.
Beleid provincie Noord-Brabant
Vigerend is het Provinciale Milieu- en Waterplan 2016 - 2021 (PWMP) van 18 december 2015. Het PMWP is de structuurvisie voor o.a. het aspect water op grond van de Wet ruimtelijke ordening. Het plan bevat de verplichte onderdelen vanuit de Europese Kaderrichtlijn Water. Behalve dat het PMWP de uitgangspunten aangeeft voor het waterbeleid van waterschappen en gemeenten, toetst de provincie aan de hand van dit plan ook of de plannen van de waterschappen passen in het provinciale beleid. Als algemene uitgangspunten zijn onder andere te noemen de scheiding van relatief schone en vuile waterstromen en het benutten van mogelijkheden voor infiltratie en/of conservering van hemelwater.
Beleid Waterschap Brabantse Delta
Voor waterhuishoudkundige ingrepen in het plangebied zijn de Keur en de daarbij behorende legger van het waterschap van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Op grond van de Keur is het onder andere verboden om handelingen te verrichten waardoor het onderhoud, aanvoer, afvoer en/of berging van water kan worden belemmerd, zonder een ontheffing van het waterschap. Op de legger is onder meer de ligging van beschermde oppervlaktewateren en waterkeringen weergegeven.
Doorwerking plangebied
In en rondom het plangebied zijn geen oppervlaktewateren gelegen met een beschermde status volgens de legger. Ook bevindt het plangebied zich niet binnen (de beschermingszone van) een waterkering. Voor de uitvoering van het plan is geen watervergunning benodigd.
Beleidsregel Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen
De drie Brabantse waterschappen (Aa en Maas, De Dommel en Brabantse Delta) hanteren sinds 1 maart 2015 dezelfde (beleids)uitgangspunten voor het beoordelen van plannen waarbij het verhard oppervlak toeneemt. Deze (beleids)uitgangspunten zijn geformuleerd in de 'Beleidsregel Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen'.
Bij een toename en afkoppelen van het verhard oppervlak geldt het uitgangspunt dat plannen zoveel mogelijk hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. De waterschappen maken bij het beoordelen van plannen met een toegenomen verhard oppervlak onderscheid tussen grote en kleine plannen. Hoewel er relatief veel kleine plannen zijn, veroorzaken deze op deelstroomgebiedsniveau nauwelijks een toename van de maatgevende afvoer. Het waterschap maakt grofweg onderscheid in projecten met een toename van verhard oppervlak van maximaal 2.000 m², 2.000 m² tot 10.000 m² en meer dan 10.000 m².
Doorwerking plangebied
Het planvoornemen bestaat uit een bestemmingswijziging van 'Kantoor' met een bedrijfswoning naar 'Wonen'. Door de sloop van in totaal ca. 478 m² bebouwing wordt een reductie van ca. 148 m² aan bebouwd oppervlak bereikt en wordt er op het perceel plaats gemaakt voor een onverharde, groenere tuin. Het verhard oppervlak middels onderhavige herontwikkeling wordt per saldo gereduceerd. Op basis van de Keur en de 'Beleidsregel Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen' wordt geen compensatie vereist voor plannen met een toename van verhard oppervlak van minder dan 2.000 m². Hieraan voldoet het plan zonder meer. Het hemelwater afkomstig van de nieuwe bebouwing dient wel gescheiden van afvalwater te worden afgevoerd. Dit kan door het hemelwater af te voeren naar bestaand oppervlaktewater, zoals de vijver op het perceel. Op vrijwillige basis is de aanleg van een infiltratievoorziening toegestaan, mits daarbij in voldoende mate met de omgeving rekening gehouden wordt en geen wateroverlast op eigen terrein of bij derden ontstaat. Het afvalwater vanuit het nieuwe bijgebouw zal op de bestaande riolering worden afgevoerd en aldus gescheiden van hemelwater worden afgevoerd. De te verwachten hoeveelheid afvalwater zal zeer beperkt zijn, gelet op de functie van het bijgebouw.
Conclusie
De ontwikkeling leidt niet tot een toename van verhard oppervlak en wordt hydrologisch neutraal uitgevoerd. Er zijn geen negatieve effecten op oppervlaktewateren of waterkeringen aan de orde. Het aspect water vormt geen belemmering voor onderhavig planvoornemen.
4.9 Archeologie En Cultuurhistorie
4.9.1 Toetsingskader
De Erfgoedwet is per 1 juli 2016 ingegaan. Deze wet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed en archeologie in Nederland. Bovendien zijn aan de Erfgoedwet een aantal nieuwe bepalingen toegevoegd. In een ruimtelijke onderbouwing dient een beschrijving te worden opgenomen hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.
4.9.2 Archeologie
De gemeente Rucphen heeft haar archeologisch beleid vertaald in het ter plaatse geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Rucphen 2020' door middel van dubbelbestemmingen. Het plangebied is grotendeels vrijgestelde van een archeologische dubbelbestemming. Alleen een smalle strook aan de zuid- en westkanten van het perceel is bestemd als 'Waarde - Archeologie'. Ter plaatse geldt een lage archeologische verwachtingswaarde, 'waarde archeologie 4'. Een onderzoeksverplichting is enkel aan de orde bij bodemingrepen vanaf 1.000 m² en met een diepte van 0,50 meter. Dergelijke ingrepen zijn binnen de betreffende zone niet aan de orde. Archeologisch onderzoek is daarom niet nodig. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' wordt behouden, waarmee zeker is gesteld dat ook in de toekomst de betreffende archeologische verwachtingswaarde behouden blijft.
4.9.3 Cultuurhistorie
Op de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van de provincie zijn de cultuurhistorische (landschaps)waarden van bovenlokaal belang aangegeven. Het plangebied is gelegen in de regio West Brabantse Venen. De winning en het transport van turf heeft het landschap eeuwenlang beheerst.
De provincie Noord-Brabant zet in op de bescherming van objecten en de bescherming, benutting en ontwikkeling van structuren en ensembles van een grotere schaal. De provincie toetst plannen aan de manier waarop de aanwezige cultuurhistorische waarden in het plan zijn opgenomen.
In het plangebied en ruime omtrek daarvan zijn geen als zodanig aangewezen cultuurhistorisch waardevolle objecten, elementen of structuren aanwezig. In het plangebied is ook geen cultuurhistorisch waardevolle of monumentale bebouwing aanwezig. Het plan leidt dan ook niet tot aantasting van cultuurhistorische waarden. Bij de landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitsverbetering is het aspect cultuurhistorie meegenomen bij het bepalen van passende inpassings- en inrichtingsmaatregelen. Hiermee heeft dit aspect een plek gekregen in de ruimtelijke afweging.
4.10 Milieueffectrapportage
Met dit planvoornemen worden 6 woningen mogelijk gemaakt. Dit kan leiden tot een m.e.r. (beoordelings)-plicht. Of een m.e.r.-procedure of m.e.r-beoordeling noodzakelijk is, hangt af van het feit of de ontwikkeling (activiteit) is opgenomen in lijst C en D van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). Per 7 juli 2017 is een wijziging van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Wanneer de voorgenomen de ontwikkeling (activiteit) is opgenomen in lijst C en D van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) moet getoetst worden of er sprake is van nadelige milieugevolgen en moet wanneer hier sprake van is een vormvrij m.e.r.-beoordelingsbesluit genomen worden.
Doorwerking plangebied
In voorgaande paragrafen zijn de voorgenomen bestemmingswijziging en activiteiten en de daarbij bijbehorende milieueffecten beschreven. De voorgenomen activiteit is een activiteit die genoemd wordt in het Besluit m.e.r., onderdeel D 11.2 (stedelijk ontwikkelingsproject). Het planvoornemen voorziet echter niet in een toename van het aantal wooneenheden en blijft ver onder de drempelwaarde van 2.000 woningen. Daarbij vindt de ontwikkeling plaats op een perceel dat momenteel al een stedelijke functie (kantoor) heeft en wordt de totale hoeveelheid aan bebouwing beperkt gereduceerd. De realisatie van het plan draagt niet in betekende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit en er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in het plangebied en haar omgeving. Er vindt geen aantasting van beschermde soorten en gebieden plaats en er wordt voldaan aan de eisen die gesteld worden aan de waterhuishouding. Voorts ligt het plangebied niet in een gevoelig gebied, zoals een beschermd natuurgebied, archeologisch monument of waterwingebied.
Op basis van de voorgaande bevindingen wordt geconcludeerd, dat er van een stedelijk ontwikkelingsproject zoals bedoeld in onderdeel D 11.2 van het Besluit m.e.r., gezien de aard en omvang van het project, de ligging van het plangebied en de beschreven gevolgen, geen sprake is. Een m.e.r.-(beoordelings)plicht is daarom niet aan de orde. De gemeente hoeft hierover geen formeel besluit te nemen.
4.11 Kabels En Leidingen
In of nabij het plangebied liggen geen planologische relevante buisleidingen en lopen geen relevante straalpaden. Dit aspect vormt derhalve geen belemmering.
4.12 Belangen Van Derden
Het plangebied bevindt zich in een gebied met weinig bebouwing, op de rand van een bosgebied enerzijds en een agrarisch gebied anderzijds. In de omgeving van het plangebied zijn enkele woningen (Langendijksestraat 18 en 20, Langveldsestraat 35) gelegen, alsmede een kleinschalig recreatiepark ten zuiden van het plangebied. De ontwikkeling leidt tot een reductie van bebouwing en introduceert geen overlast of hinder gevende functies. Gezien de afstand tot de omliggende functies, (het behouden en versterken van) de bosrijke groene omgeving en de beperkte gebruiksintensiteit van het nieuwe bijgebouw, leidt deze wijziging niet tot een onevenredige aantasting van de belangen van derden in de omgeving, bijvoorbeeld in privacy- of bezonningsopzicht. Verder worden er geen functies in de omgeving beperkt in hun gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden.
Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet
5.1 Algemeen
Dit wijzigingsplan is gericht op het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid die in het bestemmingsplan 'Buitengebied Rucphen 2020' is opgenomen om ter plaatse van het voorliggende plangebied de bestemming "Kantoor' te kunnen wijzigen naar 'Wonen'. Het voorliggende wijzigingsplan is binnen de in deze wijzigingsbevoegdheid gestelde kaders opgesteld (zie par. 3.3.4).
Evenals een bestemmingsplan, is een wijzigingsplan een bindend plan voor burgers en overheden. De regels en verbeelding vormen het juridisch bindende deel van het plan. Deze gaan vergezeld van de voorliggende toelichting, die op zichzelf niet bindend is, maar de beschrijving en verantwoording van het plan bevat.
5.2 Opzet Wijzigingsplan
Systematiek
Dit wijzigingsplan heeft tot doel om de gewenste wijziging van de kantoorbestemming naar een woonbestemming, met realisatie van een nieuw bijgebouw, alsmede de daaraan gestelde ruimtelijke voorwaarden juridisch-planologisch te verankeren. Het plan voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 alsmede de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (Bor). Voor de inhoud van de regels is vrijwel integraal aansluiting gezocht bij het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Rucphen 2020'.
Gekozen is voor een gedetailleerde systematiek overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan.
De regels zijn verdeeld in 4 hoofdstukken, te weten:
- Hoofdstuk 1: Inleidende regels met daarin de begrippen en de wijze van meten;
- Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels. Hierin worden de regels voor de op de verbeelding opgenomen bestemming gegeven;
- Hoofdstuk 3: Algemene regels, waaronder zijn opgenomen de anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels en algemene wijzigingsregels;
- Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels, waarin het overgangsrecht en de slotregel zijn opgenomen.
Het belangrijkste doel van de planregels is om de bouw- en gebruiksregels van de verschillende bestemmingen voor de gronden aan te geven.
Inleidende regels
Begrippen
In dit artikel zijn bepalingen (begrippen) opgenomen welke in het algemeen spraakgebruik onvoldoende vastliggen en waarbij verschillen in interpretatie bij toepassing van de planregels mogelijk zijn.
Wijze van meten
Hierin wordt aangegeven op welke manier hoogte, inhoud en oppervlakte van bouwwerken/bouwpercelen gemeten moeten worden. Tevens is een regeling voor ondergeschikte bouwdelen opgenomen.
Bestemmingen
In het plan zijn twee hoofdbestemmingen opgenomen: 'Groen - Landschapselement' en 'Wonen'. Daarnaast is de vigerende archeologische dubbelbestemming aan de rand van het plangebied gehandhaafd.
Groen - Landschapselement
De landschappelijke inpassing aan de randen van het perceel is bestemd als 'Groen - Landschapselement'. Hiermee is de realisatie en toekomstige instandhouding van de landschappelijke inpassing geborgd. Deze gronden zijn bestemd voor onder meer het behoud, het herstel en de ontwikkeling van natuurlijke en/of cultuurhistorisch en/of landschappelijk waardevolle landschapselementen, extensief recreatief medegebruik, water en voorzieningen voor de waterhuishouding. Binnen de bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd in de vorm van erf- en terreinafscheidingen. Voor een aantal categorieën van werkzaamheden is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen.
Wonen
Alle overige gronden hebben deze bestemming gekregen, omdat er sprake blijft van privéterrein ten dienste van de woning.
De gronden met de bestemming 'Wonen' zijn bestemd voor wonen in één woning, alsmede voor bijbehorende functies en voorzieningen, zoals groen. Water en waterhuishoudkundige voorzieningen, parkeren en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
Binnen de bestemming mogen worden gebouwd:
- Hoofdgebouw (woning): binnen het bouwvlak, dat op het gehele bestemmingsvlak ligt;
- Bijbehorende bouwwerken: bijbehorende bouwwerken achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, waarbij maximaal 50 m² aangebouwde bijbehorende bouwwerken en maximaal 360 m² vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
- Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erfafscheidingen.
In de bouwregels zijn nadere regels voor de bebouwing gesteld, zoals maximale oppervlakte en (goot- en/of bouwhoogte).
Ingebruikname van het nieuw te realiseren bijgebouw is uitsluitend toegestaan onder de voorwaarde dat de in de bijlage opgenomen landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitsverbetering tijd wordt gerealiseerd en na realisatie in stand wordt gehouden. Verder is aan het gebruiken van de gronden en bebouwing de voorwaarde verbonden dat er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein aanwezig moet zijn.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat een ruimtelijk plan vergezeld gaat van een toelichting waarin de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan zijn neergelegd. Dit hoofdstuk gaat in op de uitvoerbaarheid, waarbij eerst de economische uitvoerbaarheid aan bod komt en vervolgens de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Kostenverhaal
Op grond van afdeling 6.4. van de Wro geldt voor de gemeente de verplichting tot kostenverhaal in de gevallen die zijn aangewezen in het Bro. Het Bro stelt kostenverhaal verplicht in geval er sprake is van een van de volgende bouwplannen:
- de bouw van één of meer woningen en andere hoofdgebouwen;
- de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1.000 m² bruto-vloeroppervlakte of met één of meer woningen;
- de verbouwing van één of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits tenminste 10 woningen worden gerealiseerd;
- de verbouwing van één of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1.500 m² bruto-vloeroppervlakte bedraagt;
- de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m² bruto-vloeroppervlakte.
Het initiatief betreft een bestemmingswijziging met de realisatie van een nieuw bijgebouw van ca. 340 m². Er is hiermee geen sprake van een bouwplan in de zin van het Bro. Kostenverhaal is niet verplicht. Niettemin wordt een anterieure overeenkomst met de initiatiefnemer gesloten ten behoeve van het verhalen van de gemeentelijke kosten.
Financiële haalbaarheid
De initiatiefnemer beschikt over voldoende middelen om het plan te kunnen realiseren. Er zijn geen onvoorziene hoge kosten te verwachten. Ook is er geen sprake van onzekere financiële bijdragen van anderen. De financieel-economische haalbaarheid is hiermee in voldoende mate aangetoond. De haalbaarheid van de gehele grondexploitatie is kostendekkend.
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
De procedures voor vaststelling van een wijzigingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het plan opgestart.
7.1 Omgevingsdialoog
Initiatiefnemer heeft in een vroegtijdig stadium overleg met de omgeving gevoerd. De eigenaren van de twee direct nabijgelegen percelen Langendijksestraat 15 en 16 zijn voorafgaand aan de indiening van het gemotiveerd principeverzoek reeds geïnformeerd over het verzoek en bijbehorende bouwplan. Na het positieve principebesluit van de gemeente, voorafgaand aan de publicatie van het wijzigingsplan, zijn de betrokkenen nogmaals geïnformeerd. Beide hebben aangegeven geen bezwaren tegen het voornemen te hebben. De dialoog heeft daarom ook geen aanleiding gegeven om het voornemen aan te passen. Een beknopt en geanonimiseerd verlag van de omgevingsdialoog is opgenomen in de bijlagen.
7.2 Vooroverleg
Het wettelijk vooroverleg wordt in het kader van artikel 3.1.1 Bro gevoerd. Het ontwerp wijzigingsplan wordt aan de betrokken vooroverlegpartners gestuurd.
7.3 Procedure
De vaststellingsprocedure van het wijzigingsplan vond plaats volgens artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening. Het ontwerpwijzigingsplan is in dit kader ter visie gelegd gedurende een periode van zes weken. Gedurende deze periode kondenn zienswijzen worden ingebracht tegen het wijzigingsplan. Er is één zienswijze ingediend door de provincie Noord-Brabant. Deze heeft betrekking op de berekening van de benodigde kwaliteitsverbetering. Naar aanleiding van deze zienswijze is de betreffende berekening aangepast. Dit heeft geleid tot aanpassing van bijlage 1 bij zowelde plantoelichting als de planregels en tot tekstuele aanpassing van paragraaf 2.3 van deze plantoelichting.
Het plan is vervolgens op 25 april 2023 vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders.
7.4 Beroep
Na vaststelling wordt het wijzigingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.
Bijlage 1 Landschappelijke Inpassing En Kwaliteitsverbetering
Bijlage 1 Landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering
Bijlage 1 Landschappelijke Inpassing En Ruimtelijke Kwaliteitsverbetering
Bijlage 1 Landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitsverbetering
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 2 Akoestisch onderzoek
Bijlage 3 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 3 Quickscan Flora en fauna
Bijlage 4 Verkennend Bodem- En Asbestonderzoek
Bijlage 4 Verkennend bodem- en asbestonderzoek