Jacobskamp
Bestemmingsplan - gemeente Sint-Michielsgestel
Onherroepelijk op 13-01-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.2 aaneengebouwde bebouwing
bebouwing, deel uitmakend van een bouwmassa, bestaande uit drie of meer aan elkaar gebouwde grondgebonden hoofdgebouwen;
1.3 afhankelijke woonruimte
een bijbehorend bouwwerk dat qua aard en ligging een ruimtelijke eenheid vormt met het woonhuis en, waarin een gedeelte van het huishouden uit het oogpunt van mantelzorg is gehuisvest;
1.4 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.5 bebouwingspercentage
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming;
1.6 bedrijf aan huis
het door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten;
1.7 beroep aan huis
een dienstverlenend beroep evenwel met uitzondering van kapperszaken, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.8 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0845.BP2010DDNJCBSKM100-OH01 met de bijbehorende regels;
1.9 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.10 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd, of ander bouwwerk, met een dak.
1.11 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.12 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.13 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.14 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
1.15 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.16 bouwvlakgrens
de grens van een bouwvlak;
1.17 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.18 carport
een overdekte stallingsgelegenheid voor auto's met niet meer dan twee geheel of gedeeltelijk gesloten eigen wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw;
1.19 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.20 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.21 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond;
1.22 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
1.23 functie
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;
1.24 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.25 geluidsgevoelig gebouw
functies, zoals genoemd in artikel 82, lid 2 van de Wet geluidhinder juncto artikel 4, lid 2 van het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen, zijnde woningen, scholen voor basisonderwijs, scholen voor voortgezet onderwijs, instellingen voor hoger beroepsonderwijs, algemene categorale en academische ziekenhuizen, alsmede gezondheidszorggebouwen. Een huisartsenpraktijk betreft niet een geluidsgevoelige functie;
1.26 geschakelde woningen
woningen waarvan de hoofdgebouwen door middel van bijbehorende bouwwerken met elkaar zijn verbonden.
1.27 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.28 horeca
een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor consumptie ter plaatse worden verstrekt en/of waar bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
1.29 maaiveld
de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;
1.30 mantelzorg
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.31 nutsvoorziening
bouwwerk ten behoeve van een op het openbaar netwerk aangesloten voorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het wegverkeer;
1.32 ondergronds bouwwerk
een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil;
1.33 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, zonder eigen wanden dat aan tenminste een deel van één zijde een gesloten wand kent, waaronder begrepen een carport;
1.34 plan
het bestemmingsplan 'Jacobskamp' van de gemeente Sint-Michielsgestel;
1.35 plangrens
de begrenzing van het bestemmingsplan;
1.36 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.37 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.38 tuin
een stuk grond behorende bij een woonhuis, welke is ingericht met (open) water en/of waterhuishoudkundige voorzieningen, groen en/of groenvoorzieningen en/of verhardingen ten behoeve van het woongenot en ten dienste van het gebruik van het woonhuis;
1.39 twee-aaneen
een gebouw, deel uitmakend van een bouwmassa bestaande uit maximaal twee hoofdgebouwen, waarvan de hoofdbebouwing aan maximaal één zijde grenst/aansluit aan een ander hoofdgebouw
1.40 voorgevellijn
de lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;
1.41 vrijstaand
bebouwing waarvan het hoofdgebouw niet grenst of aansluit aan andere hoofdgebouwen;
1.42 water en waterhuishoudkundige voorzieningen
al het oppervlaktewater, zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.:;
1.43 werk
een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde;
1.44 wet/wettelijke regelingen
indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald;
1.45 wonen
wonen in een woning, die bestaat uit een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.46 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 afstand tot de bouwperceelsgrens
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
2.7 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;
2.8 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;
2.9 bebouwd oppervlak van een bouwperceel
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;
2.10 breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren;
2.11 peil
- voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang, vermeerderd met 0,20 meter;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein, vermeerderd met 0,20 meter.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als: plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken, buiten beschouwing gelaten mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen en groenvoorzieningen;
- b. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- c. waterberging ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - bergbezinkbassin';
- d. waterberging in de vorm van wadi's en sloten onder andere ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' met een omvang van minimaal 3.147 m³. Deze omvang dient gerealiseerd te worden binnen de bestemming 'Groen' en de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied';
- e. paden;
- f. speelvoorzieningen;
- g. straatmeubilair;
- h. oeververbindingen;
met daaraan ondergeschikt:
- i. nutsvoorzieningen;
- j. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein uitgesloten' niet geparkeerd mag worden;
- k. verhardingen;
- l. hondenuitlaatvoorzieningen;
- m. inritten;
- n. kunstobjecten.
3.2 Bouwregels
Artikel 4 Recreatie
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. volkstuinen overeenkomstig de aanduiding 'volkstuin'
met daaraan ondergeschikt:
- b. nutsvoorzieningen;
- c. groenvoorzieningen;
- d. parkeervoorzieningen
- e. verhardingen.
4.2 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 5 Sport
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportvoorzieningen;
met daarbij behorende:
- b. (sport)terreinen;
- c. tribunes;
met daaraan ondergeschikt:
- d. horeca ten behoeve van de onder a genoemde voorzieningen tot ten hoogste 100 m² per sportvoorziening, met dien verstande dat ter plaatse van de nieuwe sportvelden de maximale oppervlakte van de horecavoorzieningen (kantine) maximaal 450 m2 bedraagt;
- e. ontsluitingswegen en paden;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen, onder andere ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - duiker';
- h. groen en groenvoorzieningen;
- i. de aanleg en instandhouding van voldoende parkeervoorzieningen ten behoeve van de genoemde functies, waarbij wordt uitgegaan van het volgende schema:
Functie/woningtype | Aantal parkeerplaatsen |
manege | 0,4 per paardenbox |
sportvelden | 20 per hectare netto-terrein + 0.2 per zitplaats |
tennisbanen | 2,5 parkeerplaats per baan |
sporthal | 2,5 parkeerplaats per 100 m² bvo + 0,1 parkeerplaats per bezoekersplaats |
- j. het hoofdparkeerterrein dient ten behoeve van de nabijgelegen sportvoorzieningen gelegen te zijn ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
- k. lichtmasten;
- l. signalerings-/telecommunicatiemasten;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - schietbomen kruisbogen' het uitoefenen van kruisboogschieten;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - schietboom buks' het schieten met buks op een schietboom;
- o. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' voor geluidwerende voorzieningen;
- p. infiltratie- en bergingsvoorzieningen voor water met een minimale omvang van 5% van het totale bestemmingsvlak 'Sport' voorzover gelegen aan de Hooidonksestraat;
- q. kunstobjecten.
5.2 Bouwregels
Artikel 6 Tuin
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
met daaraan ondergeschikt:
- b. in- en uitritten;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groen en groenvoorzieningen;
- e. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- f. oeververbindingen.
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 7 Verkeer
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen en ontsluitingswegen;
- b. infrastructurele voorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groen en groenvoorzieningen;
- e. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ontsluitingswegen en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;
- b. infrastructurele voorzieningen;
- c. waterberging, onder andere in de vorm van wadi's en sloten. Binnen deze bestemming en de bestemming 'Groen' dient minimaal 3147 m³ aan waterberging gerealiseerd te worden. Deze omvang dient gerealiseerd te worden binnen de bestemming 'Groen' en de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied';
met daaraan ondergeschikt:
- d. parkeervoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen, onder andere ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - duiker';
- g. groen en groenvoorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. oeververbindingen;
- j. kunstobjecten.
8.2 Bouwregels
Artikel 9 Water
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder onderhoudswerkzaamheden;
- b. waterberging;
- c. groen en groenvoorzieningen;
- d. oeververbindingen;
met daaraan ondergeschikt:
- e. paden.
9.2 Bouwregels
Artikel 10 Wonen
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen al dan niet in combinatie met een beroep aan huis en/of bedrijf aan huis;
- b. de aanleg en instandhouding van voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein en in het openbaar gebied ten behoeve van de genoemde functies, waarbij wordt uitgegaan van het volgende schema:
Functie/woningtype | Aantal parkeerplaatsen |
wonen: aaneengebouwd | 1,7 per woning |
wonen: twee-aaneengebouwd/patiowoningen | 1,9 per woning |
wonen: vrijstaand | 2,2 per woning |
met de daarbijbehorende:
- c. tuinen en erven;
- d. paden;
met daaraan ondergeschikt:
- e. (open) water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- f. groen en groenvoorzieningen;
- g. nutsvoorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.4 Specifieke gebruiksregels
- a. binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van een beroep aan huis en/of bedrijf aan huis toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
- 1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van:
- 45 m² bij bouwpercelen tot 750 m²;
- 60 m² bij bouwpercelen van 750 tot 1.500 m²;
- 75 m² bij bouwpercelen vanaf 1.500 m²;
- 2. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
- 3. detailhandel is niet toegestaan;
- 4. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner;
- 5. de activiteit moet milieuhygiënisch inpasbaar zijn in de omgeving.
- 1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van:
Artikel 11 Leiding - Riool
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Riool aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een rioolwatertransportleiding. De hartlijn van deze leiding mag naar weerszijden verschoven worden met dien verstande, dat aan beide zijden minimaal een beschermingszone is gelegen van 3,5 meter (binnen de dubbelbestemming).
11.2 Bouwregels
11.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en van het bepaalde in 11.2voor de bouw van bouwwerken ten behoeve van onderliggende bestemming mits:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
- b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden
Artikel 12 Waterstaat - Beheerzone Waterlopen
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Beheerzone waterlopen' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van ondergrondse en bovengrondse waterlopen (beheerzone waterlopen).
12.2 Bouwregels
12.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2voor de bouw van bouwwerken ten behoeve van onderliggende bestemmingen met dien verstande dat geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van de waterhuishouding. Daartoe wordt vooraf advies ingewonnen bij de beheerder van de watergang.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 14 Algemene Gebruiksregels
14.1 Strijdig gebruik
- a. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
- 1. het gebruik als opslagplaats voor vaten, kisten, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind, brandstoffen, bagger, en grondspecie en dergelijke;
- 2. het gebruik als uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;
- 3. het gebruik ten behoeve van een seksinrichting, prostitutie en dergelijke;
- b. gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te gebruiken of laten gebruiken voor:
- 1. seksinrichtingen, prostitutie en dergelijke;
- 2. inrichtingen ten behoeve van) het verstrekken van verdovende middelen, vallende onder de Opiumwet;
- c. bijbehorende bouwwerken te gebruiken of laten gebruiken voor:
- 1. bewoning;
- d. onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
- 1. het opslaan van (bouw)materialen, afval, puin, grind, bagger en grondspecie en dergelijke in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming, mits dit gebeurt op de bij de bestemming behorende grond;
- 2. de stalling van ten hoogste één toercaravan en/of boot op de bij een woonhuis behorende grond.
14.2 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.1 sub c en toestaan dat een (vrijstaand) bijbehorend bouwwerk bij een woning gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits:
- a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
- b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
- c. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale vloeroppervlakte van 80 m²;
- d. het (vrijstaande) bijbehorend bouwwerk is gelegen op een afstand van maximaal 25 meter van het woonhuis.
14.3 Verbodsbepaling
Het is verboden de in de artikelen 3 tot en met 12 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving.
Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het volgende:
- a. de in het plan genoemde goot- en bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen en toestaan dat deze tot maximaal 10% mogen worden overschreden;
- b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- d. het bepaalde in artikel 3.1 onder d en artikel 8.1 onder c en toestaan, dat er minder waterberging binnen de beide bestemmingen 'Groen' en 'Verkeer - Verblijfsgebied' wordt gerealiseerd dan bepaald mits:
- 1. uit onderzoek blijkt dat voldaan wordt aan de waterbergingsopgave;
- 2. het waterschap hiermee akkoord is.
- e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
- 1. ten behoeve van de bouw van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 40 meter;
- 2. ten behoeve van de bouw van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 50 meter;
- 3. ten behoeve van de bouw van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot 10 meter;
- f. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten wordt vergroot, mits:
- 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer bedraagt dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
- 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw.
Artikel 16 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
- a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- c. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
Artikel 17 Overige Regels
17.1 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening betreffende onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden; en
- f. de ruimte tussen bouwwerken.
17.2 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.
17.3 Overtreding verbodsbepalingen
Overtreding van het bepaalde in artikel 11.4.1, 12.4.1 en 14.3 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 18 Overgangsrecht
18.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
18.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
18.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.
Artikel 19 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Jacobskamp', NL.IMRO.0845.BP2010DDNJCBSKM100-OH01.
Aldus onherroepelijk in de raadsvergadering van | ||||||||
……………………… | ||||||||
De voorzitter, | De griffier, | |||||||
………. | ……… | |||||||
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
In het dorp Den Dungen is de behoefte aan woningbouw groot. De druk op de woningmarkt is hoog. Het is de ambitie van de gemeente om te voorzien in voldoende woningbouw, zodat zowel kwantitatief als kwalitatief wordt voorzien in de behoefte. De huidige sportvelden bij Den Dungen zijn verouderd en liggen verspreid. Door woningbouw mogelijk te maken op de locatie van de sportvelden bestaat de mogelijkheid om de sportvoorzieningen te concentreren en up-to-date te maken en kan de ontsluitingsstructuur geoptimaliseerd worden door de aanleg van een nieuwe ontsluitingsweg. Deze opgaven komen samen in de ontwikkeling van het gebied Jacobskamp.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied ligt aan de noordzijde van de kern Den Dungen. De locatie wordt aan de zuidzijde begrensd door de straten Jacobskamp en Tennispad, de bebouwing met percelen aan de noordzijde van de Paterstraat, de Paterstraat en de Hooidonksestraat. De Hooidonksestraat vormt de oostelijke begrenzing en een gedeelte van de noordelijke begrenzing. De noordzijde van het plangebied wordt daarnaast begrensd door de zuidelijke percelen van de Hooidonksestraat. De westzijde van het
Het perceel Hooidonksestraat 2, de tennisvelden, de doortrekking van het Tennispad en de kruising van de wegen Hooidonk, Hooidonksestraat en Tennispad maken ook deel uit van het plangebied. Tenslotte zullen de bestaande volkstuinen aan het Tennispad verhuizen naar een nieuwe locatie aan de Hooidonksedijk. Deze nieuwe locatie maakt ook onderdeel uit van het plan.
In figuur 1 is de globale begrenzing van het plangebied weergegeven. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding.
![]() |
Figuur 1 Ligging plangebied Jacobskamp |
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Huidige Situatie
In het gebied zijn globaal drie zones te onderscheiden.
- Westelijk deel: het gebied aan de westzijde van het plangebied waar momenteel de voetbal- en tennisvereniging tezamen met de sporthal 'De Misse' gelegen zijn. Tegen het tenniscomplex is de locatie van het gilde Sint Catharina gelegen. Net buiten het plangebied, in de hoek van Jacobskamp en het Tennispad, is het scoutinggebouw Bernadette gelegen.
- Centrale deel: direct ten oosten van het Tennispad is het centrale deel van het plan gelegen. Momenteel heeft dit gebied een kleinschalig agrarisch gebruik.
- Oostelijk deel: het gebied aan de oostzijde van het plangebied waar momenteel diverse sportfuncties zijn. Een voormalige kwekerij gaat verhuizen en de gebouwen zullen worden gesloopt.
Het plangebied heeft momenteel een divers gebruik. Naast de voetbal- en tennisvelden die het dichtst tegen de kern zijn gelegen (RKVV Den Dungen en de Donkelaar), heeft het gebied een voornamelijk agrarisch gebruik. Op de hoek van de Paterstraat / Hooidonksestraat is een manege gelegen. Ook deze manege maakt onderdeel uit van de ontwikkelingen in het gebied. Direct aansluitend aan de manege ligt de damesvoetbalvereniging (DVC Den Dungen) en de korfbalvereniging (Flash Den Dungen). Verder is hier de binnensporthal 'De Misse' gelegen. In dit gebied wordt alleen voor RKVV Den Dungen een nieuwe plek voorzien. Aan het Tennispad liggen volkstuinen.
Momenteel zijn er nauwelijks woningen gelegen in het plangebied. Alleen aan de Paterstraat en Hooidonksestraat komen enkele woningen voor, voornamelijk (voormalige) agrarische bebouwing.Tot slot ligt in het westelijk deel, in de meest noordwestelijke punt, een riooloverstort ofwel bergbezinkbassin (BBB).
Ontsluiting
De Paterstraat en Hooidonksestraat zijn de belangrijkste ontsluitingsstructuren die het huidige plangebied ontsluiten. Hoewel het Tennispad geen doorgaand karakter heeft, is deze weg wel van groot belang om de verschillende sportverenigingen aan de westzijde van het plangebied te ontsluiten.
Het gebied is gelegen tussen enkele belangrijke ontsluitingsstructuren, te weten de Hooidonk in noordelijke richting (naar de sluis bij de N279) en de Litserstraat in zuidelijke richting (dorpskern en Sint-Michielsgestel). In de praktijk blijkt vooral veel sportverkeer gebruik te maken van de Paterstraat wat tot overlast leidt in de aangrenzende woonwijken.
2.2 Vigerende Bestemmingsplannen
De huidige sportvelden zijn gelegen binnen het vigerende bestemmingsplan "Den Dungen", onherroepelijk door de gemeenteraad op 30 september 2004 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 3 mei 2005.
Het westelijke gedeelte van het huidige sportterrein en de overige gedeelten van het plangebied zijn gelegen in het bestemmingsplan "Buitengebied Sint-Michielsgestel", onherroepelijk 31 mei 2001, (gedeeltelijk) goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 15 januari 2002.
In het vigerende bestemmingsplan heeft het oostelijke gedeelte van het huidige sportterrein en de gronden gelegen aan de kruising Paterstraat/ Hooidonksestraat de bestemming "Recreatieve doeleinden". De sportvelden zijn binnen de bestemming "Recreatieve doeleinden" specifiek bestemd als sportterrein. De overige gronden zijn bestemd als "Agrarisch".
De nieuwe volkstuinen zijn gelegen in het bestemmingsplan 'Buitengebied', onherroepelijk door de gemeenteraad op 16 december 2010.
Hoofdstuk 3 Toekomstige Situatie
3.1 Toekomstige Situatie
Structuur
De toekomstige structuur wordt voor een deel bepaald door de uitwisseling van functies die in het plangebied plaats gaat vinden. De huidige sportvelden verplaatsen van de westzijde van het plangebied naar de oostzijde, richting de Hooidonksestraat. Het terrein van gilde Sint Catharina wordt verplaatst naar een locatie op de nieuwe sportvelden. Hierdoor ontstaat een woningbouwlocatie op de vrijkomende westzijde van het gebied. De diversiteit aan functies aan de oostzijde wordt teruggebracht tot een schil van sportactiviteiten die een goede overgang moet vormen tussen het bebouwde deel van den Dungen (het 'woongebied') en het buitengebied. Het centrale deel tussen de nieuwe en oude sportveldenlocaties wordt eveneens ontwikkeld met woningbouw.
Verkaveling
De verkaveling van het plan Jacobskamp is ontwikkeld op basis van de bestaande waarden in het gebied. BRO kiest voor een duurzame benadering in zijn verkavelingsplannen. Dat betekent dat er gekeken wordt naar bestaande zichtbare (en onzichtbare) structuren in het onderliggende landschap. Deze vormen de basis voor de verkaveling.
Het gebied heeft momenteel een divers gebruik, zowel agrarisch, als gecultiveerd. Dit gebruik is terug te zien in de verkavelingsrichtingen van het gebied. De keuze voor het aanhouden van deze structuren is reeds gemaakt in de structuurvisie 'Jacobskamp' (Structuurvisie Jacobskamp, onherroepelijk 20 maart 2009). De structuurvisie is als separate bijlage 1 bij het plangebied gevoegd. Voor een uitgebreide toelichting hierop wordt het lezen van paragraaf 2.3 van de structuurvisie aanbevolen.
Ter plekke van de huidige sportvelden is een historische structuur aanwezig die parallel loopt aan het huidige Tennispad. Deze structuur is opgepakt als basis voor de verkaveling. Aan de zuidzijde van dit gebied is een knik in deze structuur aangebracht om bij het zuidelijk gelegen woongebied aan te sluiten. Op het knikpunt in de verkaveling is de hoofdontsluiting van deze fase aangelegd, die voorzien is van de hoofdgroenstructuur van de eerste bebouwingsfase van Jacobskamp.
![]() |
Figuur 2 Verkavelingsplan woonwijk en inrichting sportvelden |
De verkavelingsrichting van de tweede bebouwingsfase (het gebied ten oosten van het Tennispad) is gelijk aan de richting van het tennispad. Hierdoor ontstaat een duurzame verkaveling omdat optimaal gebruik gemaakt kan worden van de bezonning en daarmee passieve zonne-energie (instraling van de zon in de woning, gelegen op het zuiden). De rand van deze fase wordt gevormd door de enige aanwezige historische structuur, namelijk en verkavelingssloot die schijnbaar willekeurig door het gebied loopt. Deze sloot wordt behouden en gekoppeld met groen en infrastructuur en vormt daarmee een natuurlijke overgang tussen het woongebied en het sportterrein.
Beide fasen, die worden gescheiden door het Tennispad, kennen een grote diversiteit aan woningen en woontypen. Er zijn grotere en kleinere rijenwoningen, hoekwoningen, twee onder één kap woningen en vrijstaande woningen. Op beperkte schaal worden ook patiowoningen gerealiseerd. Alle woningen zijn georiënteerd op woonstraten. In het westelijk deel van het plan komen de (soms doodlopende) woonstraten allen uit op de ontsluitingsweg die vanaf het Tennispad het gebied in loopt. Deze ontsluitingsweg wordt aan de noordzijde geaccentueerd door driehoekige groengebieden met een diverse functie, zoals speelgroen en waterberging. Aan de oostzijde is dezelfde diversiteit aan woningen opgenomen. Deze woningen zijn op de weg georiënteerd en worden afgewisseld door grote groengebieden over de volledige diepte van het bouwblok. De woningdichtheid is het hoogste in het centrale deel van deze fase en neemt af richting de buitenzijden. Hier zijn de patiowoningen en vrijstaande woningen gepositioneerd om een goede overgang naar het landelijke gebied te waarborgen.
Functies
Het oostelijke gedeelte van het plangebied wordt niet bebouwd met reguliere woningbouw. Hier komt een schil van sportfuncties als groene overgang naar het buitengebied. De keuze komt voort uit de wens om een zachte overgang te maken van het bebouwde deel van Den Dungen naar het (cultuurhistorisch waardevolle) landschap. Door het opnemen van deze functie wordt de zachte overgang van bebouwd naar onbebouwd beter vormgegeven.
Op het sportterrein zijn voor het voetballen twee kunstgrasvelden en één natuurgrasveld voorzien en voor korfbal twee kunstgrasvelden. Daarnaast zullen kleedruimtes, een kantine en opslagruimte worden gecreëerd. Ook is rekening gehouden met de uitbreiding van de manege. Tenslotte zal het Gilde Sint Catharina verhuizen naar het nieuwe sportterrein. Op de nieuwe locatie komt één schietboom voor geweer en drie 3 schietlocaties voor kruisboog (verticaal Wipschieten).
Het centrale deel van het gebied is aangewezen voor woningbouw. Hier worden in een gemiddelde dichtheid voor uitleggebieden twee woongebieden ontwikkeld. In het westelijk deel wordt zo veel als mogelijk is een logische verknoping gezocht met het bestaande woongebied van den Dungen. De sporthal blijft behouden, de parkeerplaats van de sporthal wordt gerealiseerd aan de westzijde. De locatie van de tennisvereniging en het scoutingterrein (de laatste net buiten het plangebied) blijven behouden op de huidige locatie.
Woningen | Gebied ten westen van Tennispad | Gebied ten oosten van Tennispad (excl. 2 woningen op perceel Hooidonksestraat 2) | |||
Tennispad (excl. 2 woningen op perceel Hooidonksestraat 2) | Totaal | ||||
aaneengesloten | 50 | 55 | 105 | ||
geschakeld | 58 | 54 | 112 | ||
vrijstaand | 17 | 23 | 42 | ||
patio | 11 | 20 | 31 | ||
totaal | 136 | 152 | 288 |
Groen en water
Groen en water spelen een belangrijke rol in het plan Jacobskamp. Bij de ontwikkeling van het gebied is als uitgangspunt gehanteerd dat een betekenisvol groengebied voorhanden moet zijn op niet meer dan één straat afstand van de voordeur van iedere woning. Dat betekent dat gekozen is voor groene, multifunctionele, plekken die zich als een kralensnoer door het plan slingeren. Deze plekken worden op schijnbaar willekeurige manier voorzien van een boombeplanting met boomgroepjes. Als contrast wordt een aantal belangrijkere wegen in het gebied voorzien van een strakke boombeplanting. Het geheel van lijnen en vlakken zorgt voor een groene uitstraling in de verschillende bouwfasen van Jacobskamp.
De functie van de verschillende groenvelden wordt bij de uitwerking van de deelplannen verder bepaald. Wel staat al vast dat een deel van deze plekken ingezet kan worden voor het tijdelijk bufferen van regenwater. Dat houdt in dat deze plekken niet primair geschikt zijn als speelruimte voor de allerkleinsten. Aan de andere kant zijn er tal van goede voorbeelden te vinden waar de aanwezigheid van water juist voor oudere kinderen weer een erg leuke aanleiding kan zijn voor spel, bijvoorbeeld door plaatselijke verhogingen in het groengebied waarop speeltoestellen of bruggen naar andere plekken zijn aangebracht. Deze aspecten worden in de inrichtingsfase van Jacobskamp verder uitgewerkt.
Het water wordt, zoals gezegd, lokaal verzameld en middels zichtbare randsloten afgevoerd. Zowel de eerste als de tweede bebouwingfase heeft een dergelijke sloot die aangesloten wordt op het watersysteem. Voor meer informatie over dit watersysteem wordt het lezen van de waterparagraaf aanbevolen.
Ontsluiting
De ontsluiting van het gebied vindt plaats via het Tennispad en de Hooidonksestraat. De ontsluiting van het gebied wordt centraal verzameld op het Tennispad. Het Tennispad wordt doorgetrokken waardoor een verbinding ontstaat tussen de Paterstraat en Hooidonksestraat / Hooidonk. Zowel het oostelijk als westelijk gelegen woongebied wordt hierop ontsloten. Het Tennispad wikkelt dit verkeer af in noordelijke en zuidelijke richting. Hiermee wordt het Tennispad de belangrijkste interne ontsluiting van het gebied Jacobskamp en ontlast daarmee de Paterstraat en Hooidonksestraat.
De sportvelden worden na realisatie ontsloten via de Hooidonksestraat. De Paterstraat / Hooidonksestraat hebben een belangrijke (cultuur)historische betekenis in Den Dungen. Het gaat hier om relatief smalle wegen met laanbeplanting waaraan, over het algemeen forse, woningen zijn gelegen met een van oorsprong agrarische functie.
Parkeren
De CROW 182-publicatie beveelt aan om voor aaneengesloten bebouwing uit te gaan van een parkeerbehoefte van 1,7 parkeerplaatsen per woning, voor geschakelde woningen van 1,9 parkeerplaatsen per woning en voor vrijstaande woningen van 2,1 parkeerplaatsen per woning. De gemeente Sint-Michielsgestel heeft deze aanbeveling overgenomen als zijnde parkeernorm. In het verkavelingsplan zijn parkeerplaatsen op eigen terrein opgenomen en in de openbare ruimte. Het parkeren op eigen terrein wordt tevens berekend aan de hand van de CROW-aanbevelingen (bijvoorbeeld het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein bij oprit en garage). Het parkeren in de openbare ruimte wordt nader uitgewerkt in het inrichtingsplan. Hierbij is voldoende ruimte voor parkeren gereserveerd, zowel langs de weg als geconcentreerd aan de groene plekken in het westelijk plandeel.
Beeldkwaliteit
In het kader van de planvorming voor Jacobskamp is ook een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Het beeldkwaliteitsplan Jacobskamp is als bijlage 34 bij deze toelichting gevoegd. Dit beeldkwaliteitsplan draagt in belangrijke mate bij aan het creëren en instandhouden van de leefbaarheid en beeldkwaliteit van de nieuwe woonwijk. Het beeldkwaliteitsplan speelt een belangrijke rol bij de welstandstoetsing. In het kader van de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient ieder bouwplan te worden getoetst aan een onherroepelijk welstandskader. Hierin staat opgenomen aan welke architectonische eisen de welstandscommissie de bouwplannen dient te toetsen. Het beeldkwaliteitsplan voorziet in dit welstandskader. Voor de inhoud van het beeldkwaliteitsplan wordt verwezen naar bijlage 34.
Duurzame stedebouw
De gemeente Sint-Michielsgestel staat een duurzame wijk voor, op alle toepasselijke schaalniveaus. Daar waar passieve maatregelen leiden tot een energetisch meer verantwoorde oplossing, is daar in het planproces nadrukkelijk voor gekozen. Om die reden heeft het totale woongebied een overwegend noord-zuid oriëntatie. Hierdoor kan gebruik gemaakt worden van passieve zonne-instraling in de woningen en tuinen op het zuiden. Voor woningen die met de tuinen op het noorden zijn gericht, wordt door middel van het beeldkwaliteitsplan Jacobskamp (zie bijlage 34) het gebruik van transparante gevels aan de zuidzijde weer gestimuleerd. Een bijkomend voordeel is dat met deze gekozen verkavelingsstructuur de gewenste openheid naar de Hooidonksestraat makkelijker te realiseren is, aangezien de woningen haaks op deze structuur gelegen zijn.
Hoofdstuk 4 Beleid
4.1 Rijksbeleid
Nota Ruimte
Het doel van de Nota Ruimte is: "ruimte scheppen voor verschillende ruimtevragende functies". Er zijn in de nota vier algemene doelstellingen geformuleerd, die worden uitgewerkt. Deze doelstellingen zijn:
- versterken van de internationale concurrentiepositie;
- bevorderen van krachtige steden en een vitaal platteland;
- borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden;
- borging van de veiligheid.
Om deze doelen te bereiken wil het Rijk verstedelijking en infrastructuur zoveel mogelijk bundelen in nationale stedelijke netwerken, economische kerngebieden en hoofdverbindingsassen. 'Bundeling van verstedelijking en infrastructuur' en 'organiseren in stedelijke netwerken' zijn de beleidsstrategieën die gehanteerd worden voor economie, infrastructuur en verstedelijking. De daaruit afgeleide beleidsdoelen zijn:
- ontwikkeling van nationale stedelijke netwerken en stedelijke centra;
- versterking van de economische kerngebieden;
- verbetering van de bereikbaarheid;
- verbetering van de leefbaarheid en sociaal-economische positie van steden;
- bereikbare en toegankelijke recreatievoorzieningen in en rond de steden;
- behoud en versterking van de variatie tussen stad en land;
- afstemming van verstedelijking en economie met de waterhuishouding; en
- waarborging van milieukwaliteit en veiligheid.
Ondanks het streven naar bundeling van verstedelijking, is het uitgangspunt dat in iedere gemeente voldoende ruimte wordt geboden om te voorzien in de natuurlijke bevolkingsaanwas. Dat geldt ook voor meer landelijke gebieden, waar vooral mensen die voor het eerst op de (koop)woningmarkt toetreden en ouderen moeite hebben om aan een geschikte woning te komen, waardoor de sociale samenhang onder druk komt te staan.
Doorwerking plangebied
Het plangebied behoort niet tot de nationale ruimtelijke hoofdstructuur. Gemeenten mogen hier samen met de provincie de gewenste ruimtelijke invulling bepalen, binnen de beleidsdoelen en –regels die het Rijk stelt. De algemene basiskwaliteit is de ondergrens voor alle ruimtelijke plannen, dus datgene waar een ruimtelijk plan minimaal aan moet voldoen. De Nota Ruimte bevat hier generieke regels voor, waaraan alle betrokken partijen zijn gebonden. Op het gebied van economie, infrastructuur en verstedelijking gaat het bijvoorbeeld om het bundelingbeleid, het locatiebeleid, een goede balans tussen rode (stedelijke) en groen/blauwe (natuur en water) functies, milieuwetgeving en veiligheid. Op het gebied van water, natuur en landschap geldt de basiskwaliteit op punten als de watertoets, functiecombinaties met water en het groen in en om de stad.
4.2 Provinciaal Beleid
Inleiding
De provincie Noord-Brabant is op dit moment bezig met het opstellen van nieuw provinciaal beleid. Op 1 juni 2010 is de Verordening Ruimte fase 1 in werking getreden. Daarmee is de Paraplunota (met alle bijbehorende beleidsdocumenten) ingetrokken. De Verordening Ruimte fase 2 wordt naar verwachting in december 2010 onherroepelijk en vervolgens treedt dit waarschijnlijk in het voorjaar 2011 in werking. Met ingang van 24 juni 2010 moet echter bij het opstellen van gemeentelijke ruimtelijke plannen reeds rekening gehouden worden met het ontwerp van de Verordening Ruimte fase 2. De nieuwe Structuurvisie ruimtelijke ordening is op 1 oktober 2010 onherroepelijk door Provinciale Staten en treedt op 1 januari 2011 in werking. Formeel vigeren momenteel dus de Verordening Ruimte fase 1 en de (oude) Interimstructuurvisie. Echter gezien de termijn waarop een en ander in werking treedt, wordt hierna ingegaan op de (nieuwe) Structuurvisie ruimtelijke ordening en de Verordening Ruimte fase 1 en 2.
Structuurvisie ruimtelijke ordening
De provincie geeft in de structuurvisie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De provincie kiest voor een duurzame ontwikkeling waarin de kwaliteiten van de provincie sturend zijn bij de ruimtelijke keuzes die de komende jaren op de provincie afkomen. Nieuwe ontwikkelingen moeten bijdragen aan de kracht en identiteit van Noord-Brabant.
De provincie streeft naar een complete kennis- en innovatieregio. Daarvoor zijn een aantrekkelijke woon- en leefomgeving, natuur- en landschapsontwikkeling, een robuust verkeer- en vervoersysteem en een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven van cruciaal belang. De ruimtelijke visie van de provincie bestaat op hoofdlijnen uit een robuust en veerkrachtig natuur- en watersysteem met aandacht voor hoogwaterbescherming, droogte en biodiversiteit. Een multifunctioneel landelijk gebied, waar de functies landbouw, recreatie en natuur in relatie tot elkaar ruimte krijgen. Met aandacht voor cultuurhistorische waarden en de leefbaarheid van kleine kernen. En een gevarieerd en aantrekkelijk stedelijk gebied, met sterke steden, groene geledingszones en uitloopgebieden (intensieve recreatie, stadslandbouw). Met aandacht voor sterke regionale economische clusters, (inter) nationale bereikbaarheid, knooppuntontwikkeling (zowel in de centra als aan de randen van de steden). Dit is vertaald in de volgende 13 provinciale ruimtelijke belangen:
- 1. Regionale contrasten
- 2. Een multifunctioneel landelijk gebied
- 3. Een robuust en veerkrachtig water- en natuursysteem
- 4. Een betere waterveiligheid door preventie
- 5. Koppeling van waterberging en droogtebestrijding
- 6. Ruimte voor duurzame energie
- 7. Concentratie van verstedelijking
- 8. Sterk stedelijk netwerk: BrabantStad
- 9. Groene geledingszones tussen steden
- 10. Goed bereikbare recreatieve voorzieningen
- 11. Economische kennisclusters
- 12. (inter)nationale bereikbaarheid
- 13. Beleefbaarheid stad en land vanaf de hoofdinfrastructuur
Voor de ontwikkeling die met onderhavig bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, speelt het belang van concentratie van verstedelijking een rol. De provincie vindt het belangrijk dat er in Noord-Brabant verschil blijft tussen de steden en de kernen in het landelijk gebied. De provincie wil dat er verschillende kwaliteiten worden ontwikkeld voor wonen en werken rond de steden en in het landelijk gebied. In het landelijk gebied bieden vitale kernen landelijke en meer kleinschalige woon- en werkmilieus. Ontwikkelingen voor wonen, werken en voorzieningen zijn gericht op de eigen behoefte. Voor de opvang van de woningbouwbehoefte geldt het principe van bouwen voor migratiesaldo-nul.
Naast concentratie van verstedelijking wil de provincie binnen de stedelijke structuur het volgende bereiken:
- zorgvuldig ruimtegebruik;
- meer aandacht voor ruimtelijke kwaliteit;
- betere verknoping van stedelijke ontwikkelingen aan de infrastructuur;
- versterking van de economische kennisclusters.
Voor de ontwikkeling die met onderhavig bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, spelen de elementen 'zorgvuldig ruimtegebruik' en 'meer aandacht voor ruimtelijke kwaliteit' een rol.
Zorgvuldig ruimtegebruik
De provincie wil dat de kansen voor functiemenging, inbreiding, herstructurering en zo nodig transformatie in het stedelijk gebied goed worden benut, inclusief de mogelijkheden voor intensivering en meervoudig ruimtegebruik. Hierdoor is minder ruimte nodig voor stedelijke uitbreidingen. Het 'aansnijden van nieuwe ruimte' voor verstedelijking wordt in samenhang bezien met deze mogelijkheden. Door meer aandacht te schenken aan beheer en onderhoud van het bestaand stedelijke gebied worden in de toekomst ingrijpende herstructureringen voorkomen.
Meer aandacht voor ruimtelijke kwaliteit
Karakteristieke verschillen tussen dorpen en steden vervagen. Uitbreidingswijken en werklocaties in steden en dorpen gaan steeds meer op elkaar lijken. De provincie wil dat nieuwe ontwikkelingen meer inspelen op het karakter en de kwaliteit van de plek. Door bij stedelijke ontwikkelingen uit te gaan van het verschil in omvang en karakter van de verschillende kernen, wordt het contrast tussen stad en dorp behouden. Dit versterkt de identiteit en aantrekkelijkheid van kernen en hun relatie met het omliggende landschap.
Doorwerking plangebied
De ontwikkeling die met onderhavig bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, betreft de realisatie van woningen in de nabijheid van de kern Den Dungen. De ontwikkeling vindt plaats op onbebouwde percelen binnen bestaand stedelijk gebied, te weten nabij een kern in het landelijk gebied. De bebouwing sluit aan bij de omliggende bebouwing waardoor de karakteristiek van de kern in tact blijft en er sprake is van het instandhouden van de ruimtelijke kwaliteit in het gebied. Daarnaast is er met de voorgestane ontwikkeling sprake van zorgvuldig ruimtegebruik.
Verordening Ruimte
Vanaf 1 juni 2010 geldt de Verordening Ruimte fase 1. In de verordening staan onderwerpen uit de provinciale structuurvisie, waarbij is aangegeven welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. Deze verordening bestaat uit kaartmateriaal en regels waarmee gemeenten rekening moeten houden bij het opstellen van ruimtelijke plannen. De Verordening fase 1 bevat regels voor:
- Regionaal perspectief voor wonen en werken;
- Ruimte-voor-ruimteregeling;
- GHS-natuur/EHS;
- Bescherming tegen wateroverlast en overstromingen;
- Grond- en oppervlaktewatersysteem;
- Land- en tuinbouw (integrale zonering, glas, TOV).
Met ingang van 24 juni 2010 moet bij het opstellen van gemeentelijke ruimtelijke plannen ook rekening gehouden worden met het ontwerp van de Verordening Ruimte fase 2.
Het plangebied omvat de gronden die op de kaarten behorende bij de Verordening Ruimte als 'stedelijk gebied' zijn aangeduid (zie figuur 3). De stedelijke regio's worden gezien als ruimtelijk samenhangende, verstedelijkte gebieden. Binnen deze regio's liggen mogelijkheden voor verdere verstedelijking. Bij de begrenzing van deze gebieden is aangesloten op bestaande, veelal historisch gegroeide, grote stedelijke concentraties. Stedelijke regio's ontwikkelen zich tot complete stedelijke gebieden. Dit betekent dat ze een aantrekkelijk, in verschillende dichtheden vormgegeven woon-, werk- en leefmilieu bieden. Bijzondere aandacht is er voor bereikbaarheid, groen, milieu, recreatiemogelijkheden dicht bij huis en een verbrede landbouw die inspeelt op de vraag vanuit de steden. Er wordt gestreefd naar verscheidenheid van woonmilieus, met een menging van woningtypen, bevolkingsgroepen en functies. Er liggen tal van mogelijkheden het bestaand stedelijk gebied beter te benutten door inbreiden en herstructureren en intensief en meervoudig ruimtegebruik. Tegelijkertijd is het vooralsnog onontkoombaar om het landelijke, niet verstedelijkt, gebied te benutten om te kunnen voorzien in de ruimtebehoefte voor verstedelijking.
Binnen het als zodanig aangewezen stedelijk gebied is de gemeente in het algemeen vrij - binnen de grenzen van andere wetgeving – te voorzien in stedelijke ontwikkeling. Een bestemmingsplan dat is gelegen in stedelijk gebied kan voorzien in de nieuwbouw van woningen indien de toelichting daaromtrent een verantwoording bevat van de wijze waarop de afspraken uit het regionaal planningsoverleg worden nagekomen. Ook dient aangetoond te worden hoe de beoogde nieuwbouw zich verhoudt tot de beschikbare harde opslagcapaciteit voor woningbouw.
Binnen Den Dungen is er behoefte aan een kwantitatieve en kwalitatieve uitbreiding van de woningbouw. In de structuurvisie Jacobskamp is een ruimtelijke en functionele ontwikkelingsvisie opgenomen waarin op hoofdlijnen de ontwikkeling van woningbouw getoetst is. Daarnaast wordt in onderstaande paragraaf bij het gemeentelijk beleid aangegeven hoe de nieuwe woningen passen binnen de woonvisie van de gemeente.
![]() |
Figuur 3 Stedelijk gebied |
4.3 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie 1999-2015 Groene gemeente en Structuurvisie Jacobskamp
De structuurvisie (Structuurvisie 1999-2015 'Groene gemeente', vaststellingsdatum november 1999) geeft een visie op de toekomst van de gemeente Sint-Michielsgestel. De structuurvisie is als separate bijlage 2 opgenomen bij dit bestemmingsplan. De structuurvisie geeft antwoorden op ruimtevragende en - structurerende aspecten als natuur & landschap, landbouw, wonen, werken, recreatie en infrastructuur. De structuurvisie beoogt voor 15 jaar, tot 2015, het kader te bieden voor de ruimtelijke ontwikkelingen voor Sint-Michielsgestel. Dit zowel op het niveau van de gemeente als geheel, als op het niveau van onderscheiden gebieden, waaronder de afzonderlijk kernen.
Woningbouw in de dorpen dient zoveel mogelijk afgestemd te zijn op de lokale woningbehoefte en de ruimtelijke mogelijkheden. Woningbouw wordt evenredig verdeeld over de kernen mits dit landschappelijk in te passen is.
Doorwerking plangebied
De gemeente Sint-Michielsgestel heeft bewust gekozen voor invulling en transformatie van het noordoostelijke deel van het transformatiegebied rond Den Dungen. In de structuurvisie Sint-Michielsgestel is vastgelegd dat de kom van Den Dungen zou kunnen doorgroeien tot aan de keerdijk. Vooral de harde grens van de keerdijk is hierbij leidend geweest. Buitendijks is het uitgangspunt openheid. Deze indeling past bij de historische functie van de dijk.
In de structuurvisie is een model opgenomen, waarin Sint-Michielsgestel en Den Dungen naar elkaar toe groeien, onder andere door hier een nieuwe sportaccommodatie te realiseren. De provincie heeft aangegeven dat dit onwenselijk is en dat Sint-Michielsgestel en Den Dungen twee aparte kernen moeten blijven. De gemeente speelt in op deze wens door nu aan de andere zijde van Den Dungen ruimte te creëren voor sport en woningbouw.
In de Structuurvisie 'Jacobskamp' (zie ook paragraaf 3.1 onder het kopje 'verkaveling') wordt aangegeven welke uitgangspunten gelden voor het stedenbouwkundige ontwerp en de (landschappelijke) inpassing van de nieuwe woonwijk.
Het gebied Jacobskamp ligt tegen een cultuurhistorisch waardevol gebied aan. Het gaat daarbij om het gebied tussen de Zuid Willemsvaart en de Hooidonksestraat / Beemdweg. Het gebied maakte onderdeel uit van de linie van 's-Hertogenbosch. In het landschap zijn nog diverse relicten terug te vinden van de militaire geschiedenis die hier heeft plaatsgevonden. De hierboven reeds genoemde keerdijk gelegen in een boog rondom Den Dungen is een bijzonder stelsel van losse dijkjes die aan één zijn gegroeid. De dijken moesten Den Dungen beschermen tegen de wateroverlast. De openheid van dit gebied is kenmerkend en nog steeds waarneembaar. Het gebied kent mooie zichtlijnen naar de kerk van Den Dungen en de stadsrand van 's-Hertogenbosch. In de Structuurvisie 'Jacobskamp' wordt dan ook gekozen voor een open 'gebruiksstructuur' richting deze oude keerdijk (zie ook pagina 24 Structuurvisie 'Jacobskamp'). Daarbij is de keuze gemaakt voor het zover mogelijk naar buiten plaatsen van de sportvelden. Deze functie heeft namelijk een zeer lage bebouwingsdichtheid waardoor de doorkijk naar het buitengebied met de keerdijk maximaal gewaarborgd wordt, hetgeen niet het geval zou zijn wanneer hier woningen voorgesteld zouden worden.
In het gebied Jacobskamp zijn de cultuurhistorische aspecten minder sterk bewaard. Zoals in de cultuurhistorische van de Structuurvisie terug te vinden is, is door herverkaveling de historische stedenbouwkundige structuur grotendeels verdwenen. Eén overgebleven en opvallend element is een sloot die grofweg in de noord-zuid richting door het gebied loopt en aan de noordzijde afbuigt richting het Tennispad. Deze structuur is terug te herleiden naar de situatie omstreeks 1800. In het kader van de structuurvisie is besloten om deze structuur te respecteren en deze te zien als een natuurlijk gegeven scheiding tussen het woongebied Jacobskamp en de overgangszone (sportvelden) richting de Hooidonksestraat en de keerdijk.
Woonvisie en woonwensen
In de woonvisie van de gemeente Sint-Michielsgestel (Woonvisie gemeente Sint-Michielsgestel, vaststellingsdatum 10 november 2005) stelt de gemeente dat zij wil werken aan een duurzaam woonklimaat. Hieronder wordt verstaan dat alle generaties de komende decennia prettig in de verschillende kernen in de gemeente kunnen blijven wonen. De woonvisie is als separate bijlage 3 bij dit bestemmingsplan gevoegd. De gemeente heeft vier speerpunten geformuleerd om te komen tot dit duurzame woonklimaat:
- Voorzien in de behoefte aan wonen, zorg en welzijn;
- Sturen op de woningbouwproductie;
- Het voeren van een actieve grondpolitiek;
- Het maken van prestatieafspraken met corporaties.
Duidelijk is dat de gemeente dit programma niet alleen kan uitvoeren. Nadrukkelijk zoekt de gemeente samenwerking met andere partijen om de verschillende speerpunten te realiseren. Bij het voeren van de actieve grondpolitiek kan de gemeenten onder andere gebruik maken van de Wet voorkeursrecht gemeenten om zo haar nieuwbouwprogramma te realiseren.
In het woonwensenonderzoek dat is opgenomen in de woonvisie, komen de volgende zaken naar voren:
- 1. Er zijn voldoende betaalbare huurwoningen aanwezig;
- 2. Er zijn steeds minder betaalbare koopwoningen beschikbaar;
- 3. Huurders zijn iets minder tevreden over hun woning dan woningbezitters;
- 4. Veel huurders hebben belangstelling voor aankoop van hun huidige woning;
- 5. De verhuisgeneigdheid is gemiddeld;
- 6. De doorstroming van huur naar koopwoningen stagneert;
- 7. Een groeiend aandeel starters wil een koopwoning;
- 8. Er is een grotere vraag van senioren naar koopwoningen met drie kamers;
- 9. Het woningtekort spitst zich toe op kleine woningen;
- 10. De vraag naar (middel)grote eengezins-huurwoningen is teruggelopen;
- 11. Het ruime aanbod van grote en dure koopwoningen trekt doorstromers van elders.
In Den Dungen is bovendien al jaren niet meer gebouwd. De gemeente wil haar eigen inwoners meer woonmogelijkheden geven in de eigen kern en pakt deze vraag aan.
Doorwerking plangebied
Uit de woonvisie en het woonwensenonderzoek blijkt dat de vraag naar koopwoningen aanwezig is. De kern Den Dungen heeft behoefte aan nieuwe woningbouw van grondgebonden woningen. De verdeling van de woningtypen en prijsklassen voor Jacobskamp is verder afgestemd op de doelstellingen uit de woonvisie en uit het woningbouwprogramma. Er worden verschillende soorten woningen in verschillende prijsklassen gebouwd om een gevarieerde woonwijk te krijgen.
De gemeente realiseert 288 woningen in Jacobskamp en twee nieuwe woningen op het perceel aan de Hooidonksestraat 2. De woningen worden in principe gebouwd voor de eigen behoefte van Den Dungen. Het aandeel sociale woningbouw is 25% van het totaal te bouwen woningen. De sociale woningbouw bestaat zowel uit sociale huurwoningen en sociale koopwoningen. De overige woningen worden in verschillende prijsklassen gebouwd.
Verkeersveiligheidsplan
Er is een gemeentelijk verkeersveiligheidsplan opgesteld voor Sint-Michielsgestel (gemeentelijk verkeersveiligheidsplan, vaststellingsdatum maart 1998). Dit verkeersveiligheidsplan is als separate bijlage 4 bij het bestemmingsplan gevoegd. De aanleiding voor het opstellen van het verkeersveiligheidsplan is drieledig, namelijk de toenemende verkeershinder, de toenemende onveiligheid en nieuw geformuleerd beleid.
De wegen binnen de gemeenten worden duurzaam veilig ingericht. Dit betekent dat de wegen onderscheiden worden naar functie:
- Stroomfunctie;
- Ontsluitingsfunctie;
- Erftoegangswegen.
De Rijkswegen hebben een stroomfunctie, de provinciale wegen en enkele wegen binnen de bebouwde kom hebben een gebiedsontsluitingsfunctie. De wegen binnen de bebouwde kom worden ingericht als 30 km/uur wegen.
Doorwerking plangebied
De wegen binnen het bestemmingsplan, waaronder het Tennispad, krijgen een maximumsnelheid van 30 km/uur. De wegen in de omgeving van het plangebied, Hooidonksestraat en Paterstraat, hebben een snelheid van 60 km/uur.
Hoofdstuk 5 Milieu- En Waardenaspecten
5.1 Archeologie En Cultuurhistorie
Archeologie
In het plangebied bestaat er volgens de CHW Noord-Brabant en de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) van de Rijksdienst voor Archeologische Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) een deels middelhoge en deels hoge kans op het aantreffen van archeologische sporen. Deze verwachting is gebaseerd op de vermoedelijke aanwezigheid van dikke eerdgronden (zEZ21) met grondwatertrap V/VI en een esdek dikker dan 50 cm. In of direct nabij het plangebied bevinden zich geen terreinen van hoge archeologische waarden of beschermde archeologische monumenten (zogenaamde AMK-terreinen). Ook werden er tot op heden, volgens Archis II, de archeologische database van de RACM, geen archeologische vondsten gedaan.
![]() |
Figuur 4 Trefkans archeologische sporen plangebied Jacobskamp |
Aangezien er sprake is van een hoge en middelhoge verwachtingswaarde in het plangebied is een inventariserend archeologisch veldonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als separate bijlage 5 bij dit bestemmingsplan gevoegd. Hier worden enkel de belangrijkste conclusies weergegeven.
In het onderzoek zijn 111 boringen in het plangebied gezet. Uit deze boringen volgt dat er geen archeologische resten zijn aangetroffen, waarmee tijdens de verdere planvorming rekening gehouden moet worden. Uit het onderzoek blijkt dat voor een groot gedeelte van het plangebied een lage archeologische verwachtingswaarde geldt. Hoewel de bodem plaatselijk sterk verstoord zal zijn, kan de aanwezigheid van behoudenswaardige resten echter niet worden uitgesloten. Daarom wordt geadviseerd om een circa 30 meter brede zone parallel aan de Hooidonksestraat, vanaf het perceel Hooidonksestraat 4 tot aan het sportterrein aan de Paterstraat, nader te onderzoeken door middel van proefsleuven. Daarnaast dienen 2 kleinere locaties te worden onderzocht. In onderstaande figuur 5 zijn de drie gebieden die nader onderzocht moeten worden weergegeven.
![]() |
Figuur 5 Deelgebieden vervolgonderzoek |
Om de zone te onderzoeken is een vervolgonderzoek uitgevoerd (Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven Plangebied Jacobskamp, Den Dungen, Gemeente Sint-Michielsgestel, SOB Research, oktober 2010). Dit onderzoek is als bijlage 6 bij dit bestemmingsplan gevoegd. Hieronder worden enkel de conclusies weergegeven. In totaal zijn zeven proefsleuven aangelegd. Tijdens het onderzoek zijn meerdere archeologische sporen aangetroffen, waaronder vooral zandwinningskuilen, maar ook twee paalkuilen. De zandwinningskuilen zijn verspreid over het onderzoeksgebied aangetroffen, de paalkuilen zijn gevonden in proefsleuf 9. Proefsleuf 9 grenst aan de Paterstraat ter hoogte van de Spekstraat. Naast bovenstaande kuilen zijn nog een drietal andere kuiltjes gevonden. De aard en datering hiervan is onzeker.
De aangetroffen archeologische sporen zijn waarschijnlijk te relateren aan de boerenerven die allen op de dekzandrug of richting de oude kern van Den Dungen zijn gelegen. Waarschijnlijk won men binnen het onderzoeksgebied zand, voor de bouw van huizen en voor andere zaken. De aangetroffen vondsten dateren name uit de 17e tot en met 20e eeuw, dit komt doordat het gebied waarschijnlijk pas laat ontgonnen is vanwege de lage ligging.
Op basis van de onderzoeksresultaten wordt nader archeologisch onderzoek binnen het onderzoeksgebied, of het nemen van archeologie beschermende maatregelen, niet noodzakelijk geacht.
Doordat ten tijde van het onderzoek tuinbouwkassen aanwezig waren op een perceel in het plangebied is dit gedeelte niet onderzocht. Het perceel ligt in de nabijheid van een boerenerf dat uit de Late Middeleeuwen stamt. Op het perceel worden parkeerplaatsen ten behoeve van het sportterrein gerealiseerd en zal in beperkte mate roering van de grond plaatsvinden. Bij eventuele graafwerkzaamheden ter plaatse worden amateurarcheologen in de gelegenheid gesteld om waarnemingen te verrichten.
Naast het vervolgonderzoek naar de zone is er ook een vervolgonderzoek uitgevoerd naar de 2 kleinere locaties (Jacobskamp, Den Dungen Gemeente Sint Michielsgestel, deellocaties 1 en 2 Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O); karterend booronderzoek, ArcheoPro, oktober 2010). Dit onderzoek is als bijlage 7 bij dit bestemmingsplan gevoegd. Hieronder worden enkel de conclusies weergegeven. Tijdens het karterend booronderzoek zijn in totaal 78 karterende boringen verricht naar de aanwezigheid van resten van jacht)kampjes van jagers-verzamelaars uit het laatpaleolithicum en/of het mesolithicum (ca. 15.550-4.500 BP). Op het zuidelijke deel van deelgebied 2 kon vanwege het ontbreken van betredingstoestemming van de grondeigenaar geen onderzoek worden uitgevoerd.
In het vrijkomend bodemmateriaal zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen die wijzen op bewoning gedurende het laat-paleolithicum en/of het mesolithicum. Op basis van de onderzoeksresultaten kan daarom worden geconcludeerd dat op de dekzandkopjes ter plaatse van de deellocaties 1 en 2 binnen het plangebied ‘Jacobskamp’ te Den Dungen, zeer waarschijnlijk geen sprake is geweest van bewoning of tijdelijk gebruik als extractiekamp door jagers-verzamelaars uit het laat-paleolithicum en/of het mesolithicum. De archeologische verwachting voor deze deellocaties kan derhalve worden teruggebracht naar een lage verwachting. Vervolgonderzoek is niet noodzakelijk.
Cultuurhistorie
In het plangebied heeft een cultuurhistorische quickscan plaatsgevonden (Cultuurhistorische Quick Scan Jacobskamp, Van Sprèw Projectmanagement 2008). Deze cultuurhistorische quickscan is opgenomen als separate bijlage 8 bij het bestemmingsplan. In deze quickscan is aandacht besteed aan het historische landschap en de historische bouwkunde. Het plangebied diende als overstromingsgebied en had zodoende een open karakter. Deze kenmerkende openheid van het plangebied is nog steeds waarneembaar. De oorspronkelijke smalle, vooral noord-zuid georiënteerde verkaveling is vrijwel geheel verdwenen. Een deel van de begrenzing van het plangebied: de Litserstraat, de Hooidonk, de Hooidonksestraat en de Paterstraat zijn cultuurhistorisch waardevol. Dit zijn de oude nederzettingsassen en uitvalswegen van het dorp.
Historische bouwkunst
In het plangebied zijn geen monumenten of cultuurhistorisch waardevolle panden gelegen. Buiten het plangebied aan de noordwestzijde, bevindt zich het Rijksmonument Hooidonksestraat 3A en 3B. Het betreft een boerderij uit het begin van de 18e eeuw (begin bouw 1725). Niet alleen het object is hier waardevol, de landschappelijke context met de toegangsweg, de erfbeplanting met o.a. een beukenhaag en de put zijn cultuurhistorisch waardevol. Verder bevinden zich net buiten het plangebied nog enkele cultuurhistorisch waardevolle panden.
In het verkavelingsvoorstel is getracht de cultuurhistorie van het gebied op een goede wijze vorm te geven. Dit is gedaan door drie ruimtelijke ingrepen in het gebied:
- Het volgen van de verkavelingsrichting. De historische richting van de verkaveling is in beide woongebieden gerespecteerd. De historische richting is anders dan het huidige slotenpatroon in het oostelijk gebied doet vermoeden. De huidige sloten liggen niet volgens het oude verkavelingspatroon.
- Het behouden van de randsloot: tussen het oostelijk woongebied en het nieuwe sportgebied ligt een bestaande sloot. Deze sloot heeft in het historische verkavelingspatroon een belangrijke rol gespeeld in de ontwatering van het gebied. Reeds in de structuurvisie Jacobskamp is er voor gekozen deze sloot te respecteren en te gebruiken als natuurlijke overgang tussen het sportterrein en het woongebied. Gebundeld met infrastructuur en groen is deze sloot de toekomstige scheiding tussen wonen en sport.
- Doorzichten naar het buitengebied: door een open verkaveling (voornamelijk in het oostelijk woongebied) ontstaan 'vensters' naar buiten. De verkaveling is transparant zodat vanaf woonstraten in het oostelijk woongebied een beeld naar buiten ontstaat. De rand van het woongebied is daarmee niet stenig en confronterend, maar open. Het sportpark vormt een overgang naar het waardevolle buitengebied rondom de Hooidonksestraat.
Conclusie
Het belangrijkste cultuurhistorische element van het plangebied is de karakteristieke openheid en de relatie met de directe omgeving. Hierbij kan gedacht worden aan de ruimtelijke (visueel en fysiek) relatie met de keerdijk en zijn historisch groen, de monumentale panden rondom het plangebied en historische wegenstructuur die min of meer de begrenzing van het gebied vormt.
5.2 Bodem
De bodemkwaliteit vormt een belangrijk aspect bij bouwontwikkelingen. In het kader van functiewijziging en herinrichting vormt de bodemkwaliteit bij ontwikkeling van ruimtelijke functies een belangrijke afweging. Voor het plangebied is een historisch onderzoek uitgevoerd op basis van de milieudossiers en uitgevoerde bodemonderzoeken. Op basis van het historisch onderzoek zijn geen aanvullende verdachte locaties te onderscheiden. Voor het grootste deel van het plangebied zijn 3 bodemonderzoeken uitgevoerd (Verkennend en aanvullend bodemonderzoek plangebied Jacobskamp Den Dungen, Van der Giessen Milieupartner, 17 februari 2009, rapportnummer 0809-03; Verkennend bodemonderzoek plangebied Jacobskamp te Den Dungen, sectie E, nummer 123, Van de Giessen milieupartner, 7 mei 2009, rapportnummer 0903-05; Verkennend en nader bodemonderzoek plangebied Jacobskamp te Den Dungen, sectie E, nummer 948 & sectie G nummer 403, Van der Giessen Milieupartner, 7 mei 2009, rapportnummer 0903-08). Deze onderzoeken zijn als separate bijlagen 9 t/m 11 bij het bestemmingsplan gevoegd. Hieronder worden enkel de belangrijkste conclusies weergegeven.
Uit de resultaten van de bodemonderzoeken blijkt dat binnen het plangebied de bodem niet verontreinigd is en dat ook het grondwater niet noemenswaardig is verontreinigd, met uitzondering van twee locaties waar sprake is van een matige verontreiniging. Hiervoor heeft nader onderzoek plaatsgevonden. Uit de resultaten van het nader onderzoek blijkt dat er geen sprake is van een ernstige bodemverontreiniging. De uitvoering van nader of aanvullend onderzoek is dan ook niet noodzakelijk. Op basis van de resultaten van de bodemonderzoeken zijn er vanuit het aspect bodem geen milieuhygiënische belemmeringen.
Voor de locatie van de huidige sportvelden, het gedeelte van het plangebied wat ten westen van het Tennispad is gelegen, is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Verkennend bodemonderzoek plangebied Jacobskamp te Den Dungen, sectie G, nummers 112, 321 (ged.), 408 (ged.) en 406). Dit onderzoek is als separate bijlage 12 bij dit bestemmingsplan gevoegd. Hieronder worden de belangrijkste conclusies weergegeven.
Uit de resultaten van het bodemonderzoek blijkt dat de boven- en ondergrond licht verontreinigd is. Het grondwater is plaatselijk licht verontreinigd. De resultaten van dit bodemonderzoek geven echter geen aanleiding tot het uitvoeren van een aanvullend of nader bodemonderzoek. De milieu-hygiënische conditie van de bodem vormt geen belemmering voor de voorgenomen planontwikkeling. De aangetroffen lichte verontreinigingen kunnen bij grondafvoer beperkingen opleveren ten aanzien van het (her)gebruik van de grond, omdat dan veelal andere normen gelden. Ten aanzien van hergebruik van deze grond is het Besluit Bodemkwaliteit van toepassing.
5.3 Verkeer
Het realiseren van een nieuw woongebied en de verplaatsing van de sportvelden wijzigt de verkeersstromen in de omgeving van het plangebied. Om inzichtelijk te maken wat de verkeerskundige consequenties zijn van de voorgenomen ontwikkelingen, is door DTV een verkeerskundig onderzoek verricht (DTV, Verkeerskundig onderzoek, Project Jacobskamp in Den Dungen, mei 2009). Dit verkeerskundig onderzoek is als separate bijlage 13 bij dit bestemmingsplan gevoegd. Uit dit onderzoek blijkt dat een groot deel van het autoverkeer van en naar de planlocatie gericht is op de N279 en derhalve gebruik maakt van de Hooidonk en Poeldonk. Deze wegen hebben meer dan voldoende capaciteit om het extra verkeer, als gevolg van de ontwikkeling op Jacobskamp, zonder problemen te kunnen verwerken. De aansluiting van de Hooidonksestraat op de Hooidonk vormt echter een aandachtspunt, aangezien de aansluiting ligt in een scherpe bocht. Wanneer in de toekomst meer afslaande bewegingen op deze locatie gaan plaatsvinden, kan dit leiden tot een toename van de verkeersonveiligheid op deze locatie. De bestaande woonwijk die grenst aan het gebied Jacobskamp, zal minder verkeer van en naar de sportvoorzieningen te verwerken krijgen. Tegelijkertijd zal autoverkeer vanuit Jacobskamp richting het centrum van Den Dungen en Sint-Michielsgestel (bijvoorbeeld voor het doen van de wekelijkse boodschappen) wel gebruik maken van de straten van de aanliggende woonwijk. Het gaat echter maar om een beperkt aantal auto's dat zich verdeelt over verschillende straten.
Op basis van bovenstaande aanbeveling voor aandacht voor de aansluiting Hooidonksestraat – Hooidonk, is door Goudappel Coffeng een onderzoek verricht naar de meest optimale vormgeving voor de aansluiting van de Hooidonksestraat op de Hooidonk (Goudappel Coffeng, Aansluiting Jacobskamp Den Dungen, 28 juli 2010). Dit onderzoek is als separate bijlage 14 bij dit bestemmingsplan gevoegd. Uit dit onderzoek blijkt dat bij elke gewenste vormgeving (rotonde of gelijkwaardige kruispunten) het verkeer goed wordt afgewikkeld. Qua verkeersveiligheid scoort een rotonde iets beter, omdat hier geen linksafslaand verkeer over het kruispunt hoeft te rijden. Gezien de intensiteiten en de snelheid hoeft dit linksafslaand verkeer geen problemen op te leveren en is het voordeel van de rotondes dus zeer gering. Op basis van de verkeersintensiteiten is een rotonde eigenlijk overbodig, omdat twee gelijkwaardige kruispunten het verkeer goed kunnen afwikkelen. Zeker met het oog op de toekomst wanneer het sluipverkeer op de Hooidonksestraat (dat een alternatieve route zoekt voor de N279) zal verdwijnen. Dit maakt een rotonde een te verkeerskundige en te grootschalige maatregel die de ruimtelijke kwaliteit van de dorpsentree niet ten goede komt.
![]() |
Figuur 6 Definitief ontwerp aansluiting Jacobskamp (Bron: Goudappel Coffeng) |
Voor het definitief ontwerp is de variant met twee gelijkwaardige kruispunten in één zone uitgewerkt. Het kruispunt is een plateau, waardoor de snelheid van het verkeer geremd wordt en het kruispunt ook als kommaatregel kan dienen. Door de soepele bocht in het tracé van de Hooidonk en het verschil in rijbaanbreedte tussen de Hooidonksestraat, blijft de Hooidonk visueel de hoofdroute. Dit zorgt ervoor dat de Jacobskamp (Tennispad noord) geen snelle route lijkt voor overig verkeer en alleen bestemmingsverkeer hiervan gebruik zal maken.
Eén van de uitgangspunten van het verkeerskundig onderzoek van DTV is de bouw van circa 350 woningen in het plan. In onderliggend bestemmingsplan is in eerste instantie uitgegaan van de bouw van 276 woningen in het plangebied. De berekeningen uit het verkeerskundig onderzoek zijn daarom aangepast, om de juiste basis te leggen voor het luchtkwaliteitsonderzoek en het geluidsonderzoek wegverkeerslawaai. De aangepaste berekeningen zijn opgenomen in bijlage 15.
Het meest recente bouwplan gaat nu uit van de realisatie van 290 woningen. De berekeningen van de verkeersgeneratie en toekomstige intensiteiten zijn niet aangepast op dit verschil van 15 woningen. Omdat de invloed van 15 woningen op de verkeersafwikkeling zeer marginaal is, wijzigen de conclusies van het verkeersonderzoek niet als gevolg van de toevoeging. Een korte berekening toont dit aan: 15 woningen a 7 motorvoertuigbewegingen = 105 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Van dit aantal rijdt circa 86% via Tennispad noord, 0,86*105 = 90 mvtgbew per etmaal via Tennispad Noord. Hier wordt een intensiteit verwacht van 1628 mvtg/etm. Een toevoeging van 90 mvtgbew/etm op deze straat is niet merkbaar en levert geen problemen op voor de verkeersafwikkeling.
In het akoestisch onderzoek en het luchtkwaliteitsonderzoek is uitgegaan van de verkeersberekeningen voor 276 woningen. De effecten van de toevoeging van 14 woningen aan het plan op de aspecten geluid en lucht zijn onderzocht door AGEL adviseurs. Dit onderzoek is als bijlage 16 bij dit bestemmingsplan gevoegd. Uit het onderzoek blijkt, dat de planverdichting een dermate geringe bijdrage geeft op de geluid- en luchtkwaliteit, dat dit geen verandering geeft in de conclusies uit het hierboven genoemde akoestisch onderzoek en luchtkwaliteitsonderzoek, zoals weergegeven in paragraaf 5.4 en 5.5.
5.4 Geluid
De invloed van de bestaande en nieuwe wegen is onderzocht in een akoestisch onderzoek (Akoestisch onderzoek "Jacobskamp" Den Dungen Geluidbelastingen wegverkeerslawaai en reconstructie-onderzoek, Caubergh-Huygen, 28 oktober 2010). In dit onderzoek zijn een drietal situaties onderzocht:
- Geluidbelasting van wegen in de omgeving van het plangebied op nieuwe woningen;
- Geluidbelasting door reconstructie van het kruispunt Hooidonk/Hooidonksestraat;
- Geluidbelastingen cumulatief.
Het onderzoek is als bijlage 17 bij dit bestemmingsplan gevoegd. Hieronder worden enkel de belangrijkste conclusies weergegeven.
Geluidbelasting van bestaande wegen op nieuwe woningen
In dit kader zijn de geluidbelastingen bepaald ter plaatse van de nieuwe geluidgevoelige bestemmingen binnen het plan als gevolg van alle wegen waarvan de geluidzone het plan overlapt. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde ten gevolge van de zoneplichtige wegen Litserstraat, Paterstraat en Hooidonk ter plaatse van de nieuw te realiseren woningen niet wordt overschreden. De geluidbelasting ten gevolge van de Hooidonksestraat overschrijdt enkel de voorkeursgrenswaarde ter plaatse van de meest noordelijk gelegen nieuwe woning aan het verlengde Tennispad op het perceel Hooidonksestraat 2.
Geluidbelasting door reconstructie van het kruispunt Hooidonk/Hooidonksestraat
Als gevolg van de aanpassing van de kruising Hooidonk/Hooidonksestraat vindt een fysieke wijziging plaats aan de weg. In het onderzoek wordt bepaald welke invloed de voorgenomen wijziging heeft op de geluidbelastingen ter plaatse van de bestaande woningen in de omgeving van de kruising. Hiertoe zijn de huidige geluidbelastingen (voor reconstructie) berekend en de toekomstige geluidbelastingen (na reconstructie). De toename van de toekomstige geluidbelastingen ten opzichte van de huidige geluidbelastingen worden getoetst aan het reconstructiecriterium. Dit houdt in dat de geluidbelasting niet met 2 dB of meer mag toenemen.
Ten gevolge van de Hooidonksestraat neemt de geluidbelasting nergens toe met 2 dB of meer. Ten gevolge van de Hooidonk is op 10 rekenpunten sprake van een toename van 2 dB of meer. Er is daarom sprake van reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. Om de geluidbelasting te reduceren is de volgende maatregel doorgerekend: ter plaatse van de kruising wordt het plateau voorzien van een stille elementenverharding. Door de maatregel neemt de geluidbelasting dermate af dat er bij 8 rekenpunten geen sprake meer is van een toename van 2 dB of meer. Na het treffen van maatregelen is er bij 2 rekenpunten nog wel sprake van een toename van 2 dB of meer.
Voor deze rekenpunten zijn aanvullende maatregelen onderzocht om de geluidbelastingen ten gevolge van de Hooidonk terug te brengen. Een mogelijke bronmaatregel is het aanpassen van het wegdektype van de Hooidonk over een afstand van circa 70 meter met asfalttype SMA 0/6. Een mogelijke overdrachtsmaatregel is het realiseren van afschermende voorzieningen tussen bron en ontvanger. Deze maatregelen stuiten op stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke en financiële aard. Voor de woningen Hooidonk 6, 8 en 10 wordt een procedure hogere grenswaarden doorlopen.
Conclusie
Vanuit wegverkeer zijn er geen belemmeringen voor de ontwikkeling van het plangebied. Voor de woningen Hooidonk 6, 8 en 10 en de meest noordelijke nieuwe woning aan het verlengde Tennispad wordt een hogere grenswaardeprocedure doorlopen.
5.5 Luchtkwaliteit
De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer, onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid
- er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
- een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging (NIBM);
- een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen.
In onderhavig plan worden woningen, sportvelden en nieuwe wegen gerealiseerd. Om de invloed van deze ontwikkelingen op de luchtkwaliteit te bepalen is een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd (Notitie 20101475-05, Jacobskamp Den Dungen, Luchtkwaliteitsaspecten, Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV, 20 oktober 2010). Dit luchtkwaliteitsonderzoek is als separate bijlage 17 bij dit bestemmingsplan gevoegd. Hieronder worden enkel de belangrijkste conclusies weergegeven.
Het extra verkeer van en naar het bestemmingsplangebied Jacobskamp als gevolg van de ingebruikname van de woningbouw en sportvelden leidt tot een toename van de jaargemiddeldeconcentraties fijn stof en NO2 met respectievelijk 0,08 µg/m3 en 0,35 µg/m3. Deze toename is ruimschoots lager dan NIBM-grens van 1,2 µg/m3.
Conclusie
De conclusies van het luchtkwaliteitsonderzoek zijn:
- realisatie en ingebruikname van de woningbouw en sportvelden uit onderhavig bestemmingsplan in ieder geval draagt niet in betekenende mate bij als bedoelt in artikel 5.16 van de 'Wet luchtkwaliteit';
- de luchtkwaliteitseisen uit 'Wet luchtkwaliteit' vormen geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan;
- grenswaarden worden gerespecteerd binnen en in de directe omgeving van het onderhavige bestemmingsplan.
5.6 Externe Veiligheid
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's in het projectgebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico's dienen te worden beoordeeld op 2 maatstaven, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn etc.), waarbij de 10-6 contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.
Groepsrisico
Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).
Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van groepsrisico moet andere kwalitatieve aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer.
Conclusie
In de nabijheid van het plangebied zijn geen relevante inrichtingen, transportassen of buisleidingen aanwezig die relevant zijn wat betreft het aspect externe veiligheid. Vanuit externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor het plangebied.
5.7 Bedrijven En Milieuzonering
Bij de planontwikkeling dient rekening gehouden te worden met milieuzoneringen van bestaande en toekomstige bedrijven om zodoende de kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde "Lijst van Bedrijfsactiviteiten''. Hierin wordt per bedrijfssoort aangegeven welke milieu-invloed (in de vorm van geur, stof, geluid en gevaar) hiervan kan uitgaan en welke indicatieve afstand hierbij (minimaal) in acht genomen worden.
Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. In het algemeen wordt door middel van het aanbrengen van een zonering (afstand) tussen bedrijvigheid en woonbebouwing de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden.
Binnen het plangebied zijn drie inrichtingen gelegen die geluid produceren naar de omgeving. Dit betreft allereerst de bestaande sporthal die ligt aan de kruising Tennispad en Jacobskamp en de ontwikkeling van de sportvelden aan de oostzijde van het plangebied. Voor deze sportvoorzieningen is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (Milieuhygiënische toetsen bestemmingsplan Jacobskamp Den Dungen, geluid, stof , geur en gevaar, Caubergh-Huygen, 7 december 2010). Dit onderzoek is als separate bijlage 19 bijgevoegd. Op de sportvelden wordt een gildeterrein gerealiseerd. Hiervoor is een milieu-onderzoek uitgevoerd (Milieuhygiënische toetsen Schuttersgilde Den Dungen voor de aspecten geluid en gevaar, Caubergh Huygen, 26 november 2010), dat als separate bijlage 20 is bijgevoegd. Daarnaast liggen in het plangebied tennisvelden. Voor de tennisvelden is ook een akoestisch onderzoek uitgevoerd (Planontwikkeling Tennispad te Den Dungen geluidonderzoek bedrijven nabij woningbouwplan, Jansen Raadgevend Ingenieursbureau, 19 februari 2010). Dit onderzoek is als separate bijlage 21 bijgevoegd. Hieronder worden enkel de belangrijkste conclusies uit de onderzoeken weergegeven.
Nieuwe sportvelden en bestaande sporthal
De milieuhygiënische afweging heeft plaatsgevonden overeenkomstig het stappenplan van de VNGpublicatie "Bedrijven en Milieuzonering".
Stap 1
Op basis van stap 1 van de VNG-toets kan worden geconcludeerd dat:
- 1. De bestaande sporthal dichter bij de woningen is gesitueerd dan de richtafstand en dat voor sporthallen enkel geluid een relevant aspect is.
- 2. De sportvelden dichter bij de woningen zijn gesitueerd dan de richtafstand en dat enkel de richtafstand voor het aspect geluid niet wordt gerespecteerd.
- 3. De locatie van de nieuwe kantine binnen het plangebied van de sportvelden niet kritisch is.
- 4. De nieuwe woningen op voldoende afstand van de manege zijn gelegen. En de uitbreiding van de manege leidt niet tot een milieuhygiënische verslechtering voor de bestaande woningen.
Stap 2, 3 en 4
Voor de bestaande sporthal en de nieuwe sportvelden heeft op basis van de toekomstige geluidimmissieniveaus een afweging plaatsgevonden overeenkomstig stap 2, 3 en 4 van de VNG-publicatie. Uit deze afweging blijkt dat bij het instellen van een specifiek gebruik van het parkeerterrein (overeenkomstig de plankaarten) en het voorzien van dove gevels bij de kopgevels van de nieuwe woningen de geluidimmissie van de bestaande sporthal binnen de akoestische richtwaarden van stap 3 van het VNG toetsingskader past. De sporthal is derhalve inpasbaar in het plan.
Op basis van de diverse argumenten (paragraaf 6.6 van bijlage 19) is het plandeel 'sportvelden en omgeving' vanuit akoestisch oogpunt te onderbouwen en te motiveren. Hierbij zijn de volgende geluidmaatregelen betrokken:
- geen gebruik maken van het oefenterrein in de avondperiode, tenminste niet voor groepstrainingen waarbij stemgeluid optreedt;
- de kopgevels van de nieuwe (nabij gelegen) woningen uitvoeren als dove gevels.
In het onderzoek is ook gekeken naar het geluidniveau in de woningen. Voor de nieuwe woningen geldt dat waar de geluidbelasting meer bedraagt dan LAr,LT (gemiddeld) = 55 dB(A) of LAmax =75 dB(A) voorzien wordt in voldoende geluidwering zodat de binnenniveaus van 35 respectievelijk 55 dB(A) worden gerespecteerd.
Uit dit onderzoek blijkt, dat in de bestaande woningen wat betreft het binnenniveau voldaan wordt aan de 35 dB(A) (gemiddeld). Voor de maximale geluidsniveaus is aanvullend onderzoek gedaan. Het betreft de onderzoeken 'Inventarisatie gevelgeluidwering woningen Den Dungen',Caubergh-Huygen, 7 december 2010' en 'Bouwkundig onderzoek 4 woningen te Den Dungen', Caubergh-Huygen, 2 mei 2011'. Deze onderzoeken zijn als bijlage 22 bij deze toelichting gevoegd.
Uit deze aanvullende onderzoeken blijkt, dat na verbetering van de geluidgevelwering bij 4 woningen ook bij de bestaande woningen voldaan wordt aan de maximale geluidsniveaus wat betreft de binnenniveaus. De kosten voor de verbetering van de geluidgevelwering zijn meegenomen in de exploitatie van het plangebied.
Tot slot wordt opgemerkt dat de beschreven geluidsniveaus van de sportvelden slechts sporadisch voorkomen. Immers:
- voetbalwedstrijden vinden alleen op zaterdagen tijdens het wedstrijdseizoen plaats;
- wedstrijden van het eerste elftal vinden tijdens het seizoen slechts 1 keer per 2 weken plaats;
- korfbalwedstrijden vinden alleen op zaterdagen tijdens het wedstrijdseizoen plaats, in de winter wordt er niet buiten gekorfbald.
Conclusie
Vanuit milieuhygiënisch oogpunt is er sprake van een goede ruimtelijke ordening.
Gilde
In het onderzoek naar het schuttersgilde (separate bijlage 19) is afgewogen welke locatie het meest geschikt is voor de vestiging van een schuttersgilde. Er is een afweging gemaakt tussen drie locaties op basis van de standaard veilige afstanden uit de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering". Voor de milieuaspecten geluid en gevaar kan de gemeente een keuze maken met betrekking tot de definitieve vestigingslocatie van het schuttersgilde. Op basis van de richtafstanden uit de VNG publicatie "Handreiking bedrijven en milieuzonering" (stap 1) kan gesteld worden dat:
- voor alle locaties niet wordt voldaan aan de richtafstanden voor de aspecten gevaar en geluid;
- woningen ter plaatse van locatie 1 op grotere afstand zijn gelegen dan bij de locaties 2 en 3.
Geadviseerd is om het schuttersgilde, indien er geen milieuhygiënische belemmeringen optreden, te realiseren ter plaatse van locatie 1 (voorkeurslocatie). Voor deze locatie is dan ook een nader onderzoek uitgevoerd ten aanzien van het aspect geluid en gevaar.
Gevaar
Schietboom
Ten behoeve van het voorkomen van risico's voor de omgeving en ongewone voorvallen, dan wel voor zover dat niet mogelijk is het zoveel mogelijk beperken van de risico's voor de omgeving en de kans dat ongewone voorvallen zich voordoen en de gevolgen hiervan, dient bij het traditioneel schieten ten minste te worden voldaan aan de volgende voorschriften:
- kogelvanger in combinatie met een affuit;
- gedurende de periode dat wordt geschoten bevinden zich geen personen of veediersoorten in de onveilige zone, uitgezonderd de schutter, de baancommandant en één of meerdere door de baancommandant aangewezen personen.
Daarnaast worden er vanuit het aspect gevaar (veiligheid) de volgende maatregelen aanbevolen:
- mondingssnelheid van maximaal 230 m/s;
- strikte laadprocedure;
- schieten onder toezicht.
Met voorgaande aanbevolen maatregelen wordt de veilige afstand terug gebracht tot 25 meter.
Deze aanbevolen maatregelen zullen worden getroffen en voor het overige zal ook worden voldaan aan de voorwaarden, zodat kan worden afgeweken van de standaard veilige afstand uit de VNG-publicatie. De dichtstbijgelegen woning ligt op grotere afstand dan 25 meter en dus buiten de zone van 25 meter rond de schietboom. Bovendien is de schietrichting niet in de richting van de dichtstbijgelegen woningen maar in de richting van de sportvelden. Tijdens het schieten mogen er geen personen verblijven binnen de afstand van 25 meter van de schietboom. Het aspect gevaar vormt derhalve geen belemmering voor de realisatie van een schuttersgilde op de voorkeurslocatie (locatie 1). De gemeente zal deze maatregelen in een maatwerkvoorschrift (in het kader van de milieuwetgeving) vastleggen.
Kruisboog
Voor het aspect gevaar bij kruisboogschieten (horizontaal) is in de VNG-publicatie als richtlijn een veilige afstand van 200 meter voorzien. In onderhavige situatie is sprake van vertikaal schieten (Wipschieten) waarvoor de VNG-publicatie geen afzonderlijke categorie kent. De Nederlandse Kruisboog Bond hanteert een veilige afstand van ten minste 25 meter (vrij schotveld) voor de boom en 40 meter achter de boom. Onder de voorwaarden dat in noordelijke richting (vertikaal) wordt geschoten vormt het aspect gevaar voor het kruisboogschieten geen belemmering voor de realisatie van het schuttersgilde op de voorkeurslocatie (locatie 1).
Geluid
Voor het aspect geluid is een berekening gemaakt van de Lknal ter plaatse van de nabijgelegen woningen. De berekeningen zijn uitgevoerd volgens de regels uit de Herziening circulaire schietlawaai. De berekende Lknal is getoetst aan de richtwaarden uitgaande van het omgevingstypologie "verspreide bebouwing/beperkt verkeer". Uitgangspunt hierbij is dat wordt geschoten met een geweer als gebruikelijk voor het "Brabants Schieten". Hierbij is uitgegaan van de geluidemissie die ontstaat tijdens het "Brabants schieten" zoals middels metingen is onherroepelijk door derden en gerapporteerd in het rapport "akoestisch onderzoek ontwikkeling geluidarme kogelvangers Brabant Gildeschieten" (in opdracht van Ministerie van Defensie, DMKL, bureau AMV met kenmerk JB AK 971one d.d. 22 januari 1997) aangevuld met door Cauberg- Huygen uitgevoerde geluidmetingen voor het gilde Sint Anthonius en Sint Barbara te St. Michielgestel (rapport 2005.2407-02, d.d. 10 februari 2006).
Uit de berekeningen volgt dat de grenswaarde voor de Lknal en en het Lr wordt overschreden. De volgende maatregelen dienen te worden getroffen om het geluidniveau te reduceren:
- het toepassen van een geluidgedempte kogelvanger en een wattenbak. De kogelvanger dient een niet-transparante achterplaat te hebben en de kogels dienen opgevangen te worden in een absorberende laag ('wattenbak');
- een afscherming ter plaatse van de schietplaats. De hoogte van de afscherming is afhankelijk van de mogelijkheid om de schutter verdiept te positioneren (grondwaterstand). Daarbij zijn twee mogelijke opties (varianten) bepaald:
- a. schutter op maaiveld: afscherming met totale lengte van ca. 14 meter en een hoogte van minimaal 3 meter.
- b. schutter 0,5 meter verdiept onder maaiveld: afscherming met totale lengte van ca. 14 meter en een hoogte van minimaal 2.5 meter.
- bij de keuze van de toe te passen maatregelvariant dient de gemeente rekening te houden met de grondwaterstand. Met het toepassen van de voorgestelde maatregelen wordt voldaan aan de vigerende wetgeving. Hiermee is aangetoond dat sprake is van een milieuhygiënisch aanvaardbaar leefklimaat. Daarmee kan worden afgeweken van de richtlijnen uit de VNG-publicatie voor geluid en gevaar.
Tennisvereniging
Uit het akoestisch onderzoek voor de tennisvelden (bijlage 20) blijkt dat een gedeelte van de nieuwe woningen binnen de 45 dB(A) en de 50 dB(A) contour van de tennisvereniging ligt. De geluidbelasting op deze woningen bedraagt meer dan de geluidgrenswaarden uit het Activiteitenbesluit. Om de woningbouw te kunnen realiseren zijn maatregelen doorgerekend. Hierbij is uitgegaan van aaneengesloten bebouwing ten zuiden van de sportvelden. Uit het onderzoek blijkt dat de woningen gerealiseerd kunnen worden als een geluidsscherm wordt opgericht met een minimale hoogte van 2,7 meter en maatwerkvoorschriften in het kader van het Activiteitenbesluit worden opgesteld en opgelegd.
5.8 Lichthinder
Sportvelden
Ten behoeve van de realisatie van de sportvelden is een lichttechnisch onderzoek (Lichthinderonderzoek sportpark Den Dungen, Oostendorp Nederland, 04-10-2010) uitgevoerd. Dit onderzoek is als separate bijlage 21 bij dit bestemmingsplan gevoegd. Hieronder worden de belangrijkste conclusies weergegeven. Het lichttechnisch onderzoek concludeert dat door de veldverlichtingsinstallaties bij de velden geen lichthinder ontstaat bij bestaande woningen en de nieuw geplande woningen in de omgeving van de sportvelden.
Tennis
Er is een onderzoek naar lichthinder voor de omgeving van het tenniscomplex uitgevoerd (Aanvullend lichthinderonderzoek tennisbaanverlichting Den Dungen, Oostendorp Nederland BV, 29-10-2010). Dit onderzoek is als separate bijlage 24 gevoegd bij dit bestemmingsplan. In dit onderzoek zijn de lichthinder aspecten onderzocht voor de omgeving van het tenniscomplex voor het verlichten van 6 tennisbanen. Uit het onderzoek volgt dat de nieuwe en huidige omwonenden van het tenniscomplex geen lichthinder zullen ondervinden.
5.9 Geur
De Wet geurhinder en veehouderij (hierna: Wgv) vormt het toetsingskader als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. Hierbij zijn veehouderijen zogenaamde inrichtingen die krachtens een in de Wet milieubeheer aangewezen categorie behoren tot en bestemd zijn voor het fokken, houden, verhandelen, verladen of wegen van dieren.
Met de Wgv geldt één toetsingskader voor heel Nederland. Er is sprake van een helder, eenvoudig en eenduidig beoordelingskader zodat vooraf bekend is of een milieuvergunning kan worden verleend. In de Wet wordt onderscheid gemaakt tussen dieren met en zonder een geuremissiefactor.
Dieren met een geuremissiefactor
De normstelling in de Wgv is zo gekozen dat de uitbreidingsmogelijkheden voor de veehouderijsector niet wijzigen. In de Wgv is de maximale geurbelasting op een geurgevoelig object vastgelegd in odour-units (ouE/m³).
Wettelijk gezien mag binnen de bebouwde kom op nieuwe geurgevoelige objecten de geurbelasting maximaal 3 odour units per kubieke meter lucht (ouE/m³) bedragen. Buiten de bebouwde kom is deze waarde maximaal 14 ouE/m³. Bij dieren met een geuremissiefactor wordt de geuremissie berekend op een geurgevoelig object.
Dieren zonder een geuremissiefactor
Naast dieren waarvoor een geuremissiefactor is onherroepelijk zijn er ook dieren waarvoor geen geuremissiefactor is onherroepelijk (zoals melkkoeien en paarden). Voor deze dieren gelden zogenaamde vaste afstanden. De afstand tussen een veehouderij waar dieren worden gehouden van een diercategorie waarvoor geen geuremissiefactor is onherroepelijk, en een geurgevoelig object bedraagt:
- ten minste 100 meter indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen, en
- ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen.
Anders dan op basis van de voorheen geldende regelgeving/beleidskaders kan de gemeenteraad gelet op lokale omstandigheden een afwijkende waarde of afstand vaststellen. Dit moet gebeuren in een gemeentelijke verordening. De motivering moet te herleiden zijn tot de gewenste ruimtelijke inrichting van het gebied in relatie tot de huidige en de te verwachten geurhinder. Dit kan blijken uit bijvoorbeeld een bestemmingsplan.
De gemeenteraad van Sint-Michielsgestel heeft de geurverordening 'Verordening geurhinder en veehouderij Sint-Michielsgestel 2008' onherroepelijk op 10 juli 2008. In deze geurverordening zijn de vaste afstanden gehalveerd. De afstand tussen een veehouderij waar dieren worden gehouden van een diercategorie waarvoor geen geuremissiefactor is onherroepelijk, en een geurgevoelig object bedraagt:
- ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen, en
- ten minste 25 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen.
Plangebied
In onderstaande figuur 7 zijn de hindercirkels van de omliggende bedrijven weergegeven. De paarse cirkels hebben betrekking op veehouderijen. Voor de overige inrichtingen in en in de omgeving van het plangebied (nr.1, 3, 4, 8, 10, 11 en 12) wordt verwezen naar paragraaf 5.7 bedrijven en milieuzonering. De kwekerij op nr. 7 is niet meer in gebruik.
![]() |
Figuur 7 Kaart met hindercirkels. Nr. 2 is Paterstraat 46, nr. 5 is Hooidonksestraat 1B, nr. 6 Hooidonksestraat 2, nr. 9 Hooidonksestraat 15 |
In de omgeving van het plangebied liggen de volgende veehouderijen:
- Paterstraat 46, melkrundveehouderij;
- Hooidonksestraat 1B, melkrundveehouderij;
- Hooidonksestraat 2, vleesstieren;
- Hooidonksestraat 15, vleesstieren.
De aan te houden afstand tot de melkrundveehouderijen bedraagt 25 meter. De daadwerkelijke afstand van het plangebied tot de Paterstraat 46 is circa 85 meter. De daadwerkelijke afstand van het plangebied tot de Hooidonksestraat 1B is circa 50 meter. De sportvelden worden echter niet gezien als een geurgevoelig object, omdat hier geen mensen verblijven in een gebouw. De afstand tot een geurgevoelig object, zoals een woning of de sportkantine bedraagt meer dan 50 meter.
Het bedrijf aan de Hooidonksestraat 2 behoort tot het plangebied. Echter dit bedrijf heeft haar activiteiten beëindigd en het perceel wordt bestemd tot 'Wonen'.
In figuur 7 is ook de berekende hindercirkel van de Hooidonksestraat 15 opgenomen. Binnen deze hindercirkel worden geen nieuwe geurgevoelige objecten mogelijk gemaakt.
Conclusie
Op het gebied van geurhinder zijn geen belemmeringen voor de ontwikkeling van het plangebied.
5.10 Flora En Fauna
5.10.1 Quickscan flora en fauna 2008
In het kader van de structuurvisie 'Jacobskamp' is globaal onderzoek gedaan naar de effecten van de ontwikkelingen op de natuur in en nabij het plangebied. Er is een quickscan Flora en Fauna (Quickscan Flora en fauna en inventarisatie waardevolle groenstructuren, IJzerman Advies, rapportnummer 2008106, september 2008) verricht naar de effecten op de natuurwaarden in het plangebied, het voorkomen van beschermde soorten en waardevolle groenstructuren. De quickscan is als bijlage 25 toegevoegd aan het bestemmingsplan.
Effecten op natuurwaarden
Het plangebied Jacobskamp ligt niet in de Ecologische Hoofdstructuur of in of nabij een Vogel- of Habitatrichtlijngebied of overig beschermd natuurgebied. Het plangebied ligt zodanig ver verwijderd van Natura-2000 gebieden dat van externe werking geen sprake kan zijn. Vanuit het bestaande provinciale of rijksnatuurbeleid rust er geen planologische gebiedsbescherming op de locatie.
Soortenbescherming
- Flora
Bij de veldinspectie zijn geen strikt beschermde of bedreigde plantensoorten of resten hiervan aangetroffen. Het gebied is vlakdekkend onderzocht op het voorkomen van strikt beschermde soorten. - Amfibieën en vissen
Het ontbreken van een ontwikkelde waterplantenvegetatie maakt ze ongeschikt als voortplantingslocatie voor strikt beschermde amfibieënsoorten. In de aanwezige sloten zullen algemeen voorkomende amfibieën en vissen voorkomen. Indien de aanleiding daartoe bestaat, wordt hieromtrent nader onderzoek uitgevoerd. - Broedvogels
Bij de inspectie werden onder andere: witte kwikstaart, huismus, merel, houtduif, wilde eend, blauwe reiger, fazant, ekster en gaai waargenomen. Op de planlocatie bevinden zich diverse bomen en struiken. Deze worden in het broedseizoen vrijwel zeker gebruikt door broedende vogels. Mocht het zo zijn dat door de geplande ontwikkelingen de groenstructuren (bomen, struiken of oevervegetaties) in het gebied worden aangetast, dient men rekening te houden met broedvogels. Daarnaast is bekend dat zich direct buiten het plangebied een steenuil bevindt. De mogelijke invloed hiervan is in het onderzoek inventarisatie steenuil nader onderzocht (zie paragraaf 5.10.3). - Zoogdieren
Het is mogelijk dat er een enkel individu van een beschermde soort op de locatie kan worden aangetroffen, zoals egel (Erinaceus europaeus), bunzing (Mustela putorius), mol (Talpa europea), konijn (Oryctolagus cuniculus), veldmuis (Microtus arvalis) en spitsmuizen. Deze soorten zijn weliswaar beschermd middels de Flora- en faunawet, maar worden aangeduid als algemene soorten (AMvB artikel 75, tabel 1), waarvoor in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen geen ontheffing meer hoeft te worden aangevraagd.
Inventarisatie waardevolle groenstructuren
Alle groenstructuren in het plangebied zijn relatief jong, dat wil zeggen, jonger dan 50 jaar. De begeleidende slootjes naast de houtwallen zijn kenmerkend. Deze hebben meer een functioneel dan ecologisch karakter. Monumentale bomen of historische groenstructuren die vanuit cultuurhistorie behoudenswaardig zijn ontbreken in het plangebied (bron: CHW Brabant).
De hoofdlijnen, die op basis van ecologische kwaliteiten door het gebied getrokken kunnen worden, zijn:
- de houtwalstructuur, gelegen tussen de westelijke sportvelden en de tennisvelden
- de sloot, die van noord naar zuid door het oostelijk gedeelte van het plangebied loopt en breder is dan de andere voorkomende sloten.
- enkele dichtbegroeide, vochtige en moeilijk voor mensen te bereiken bosjes.
Waar mogelijk is het bestaande groen en water in Jacobskamp behouden. Daarbij is bekeken welke groen- of waterelementen historisch structurerend bepalend zijn geweest en welke gecultiveerde elementen aanwezig zijn.
De watergang tussen het woongebied en het nieuwe sportterrein is gerespecteerd,. Deze blijft behouden, wordt verbreed en aangevuld. Dit is een belangrijke historische structuur, die bepalend is geweest voor het vroegere landgebruik van Jacobskamp.
De overige groene elementen zijn voornamelijk gecultiveerd: het is groen dat aangelegd is om een functie te vervullen. De meeste groene elementen hebben een afschermende of windbrekende functie. De afschermende groenstrook tussen het nieuwe woongebied en de achterkanten van de woningen aan de Litserstraat zal in de nieuwe situatie zoveel mogelijk behouden blijven als blijvende afscherming tussen het nieuwe en het oude woongebied. De groensingels rondom de huidige sportvelden zijn als afscherming en windvang aangelegd tijdens de aanleg van de huidige sportvelden. Deze groenstructuren zijn zodanig hoog opgeschoten dat ze moeilijk in een nieuwbouwwijk geïntegreerd kunnen worden. De waarden van dergelijke structuren zijn vaak ook relatief beperkt. Daar waar mogelijk zullen delen van deze structuren opgenomen worden in de groenstroken van de nieuwe wijk.
In het inrichtingsplan openbare ruimte, dat nog grotendeels opgesteld dient te worden, zal exact worden bepaald welke groenstructuren behouden kunnen blijven en welke niet. Daar waar bestaande structuren verdwijnen, komen deze veelal op andere plekken in het gebied weer terug.
Conclusie en advies
- Het plangebied is niet gelegen in of nabij een Natura-2000 of overig beschermd natuurgebied, waarvoor een vergunning Natuurbeschermingswet noodzakelijk is.
- In het plangebied zijn geen strikt beschermde soorten of hun verblijfslocaties aangetroffen.
- Algemeen voorkomende soorten kunnen mogelijkerwijs worden aangetroffen. Deze soorten zijn weliswaar beschermd middels de Flora- faunawet, maar worden aangeduid als algemene soorten (AMvB artikel 75, lijst 1). Hiervoor hoeft in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen geen ontheffing meer te worden aangevraagd. Het voorkomen van deze soorten wordt door de geplande ontwikkelingen niet in gevaar gebracht. Om te voorkomen dat de aanwezige amfibieën en vissen onnodig schade ondervinden van demping van de sloten, wordt aangeraden om vanuit doodlopende stukken te dempen, zodat er voldoende vluchtmogelijkheden aanwezig blijven voor de dieren.
- Ter voorkoming van het verstoren van broedende vogels wordt aangeraden eventuele kapwerkzaamheden tussen half juli en half maart (buiten het broedseizoen) te verrichten. Het verstoren van broedende vogels is verboden conform de Flora- en faunawet. Voor het verstoren van broedende vogels wordt geen ontheffing verleend. In het broedseizoen kan ook gekapt en gesloopt worden, alleen dient het dan onder begeleiding van een ter zake kundige te worden uitgevoerd.
- Ten tijde van de inspectie zijn er geen vaste broedlocaties aangetroffen van uilen, spechten of roofvogels. Oudere bomen dienen voorafgaand aan een eventuele sloop te worden geïnspecteerd op aanwezigheid van deze dieren.
Gezien de resultaten van dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat er uit oogpunt van flora- en faunabescherming geen bezwaren zijn tegen de voorgenomen ontwikkeling van Jacobskamp. Wel zal bij de verdere uitwerking en realisering van de plannen rekening worden gehouden met de bovengenoemde aandachtspunten c.q. voorwaarden. Wat betreft de steenuil wordt verwezen naar paragraaf 5.10.3.
5.10.2 Quickscan flora en fauna 2010
Er is een quickscan uitgevoerd naar (strikt) beschermde flora en fauna conform opgenomen in de Flora en faunawet tabellen 2, 3 alsmede vogels (Resultaten quickscan flora en fauna projectgebied Jacobskamp, Ecoresult). Daarnaast is extra aandacht uitgegaan naar aanwezigheid van de Brede Wespenorchis naar aanleiding van de zienswijze ingediend door Natuurgroep Gestel. Het onderzoek is als separate bijlage 26 bij dit bestemmingsplan gevoegd.
Beschermde flora en fauna
Uit het onderzoek volgt dat er geen tabel 2 en 3 soorten zijn aangetroffen. In het onderzoeksgebied is wel een juveniele (eerste jaar) Sperwer aangetroffen rondom het nest van een kraaiachtige. Het kraaiachtige nest leek dit jaar in gebruik te zijn geweest door Sperwer, op basis van (wit) dons op de rand van het nest. Vaste rust- en verblijfplaatsen van Sperwer zijn onder de Flora- en faunawet jaarrond beschermd. Een vervolgonderzoek vanaf maart tot juli 2011 is nodig om te bepalen of het nest inderdaad door de Sperwer in gebruik is.
Overige jaarrond beschermde vogels zijn tijdens het veldbezoek niet aangetroffen. Op basis van dit bezoek is niet uit te sluiten dat het onderzoeksgebied wel gebruikt wordt door andere jaarrond beschermde vogels waaronder Huismus, Kerkuil, Ransuil en Steenuil.
Op 2 verschillende locaties zijn ten minste 27 Brede Wespenorchissen aangetroffen. Vrijwel zeker is dit aantal in het onderzoeksgebied onderschat. Wettelijk gezien heeft dit geen consequenties doordat voor deze plantsoort een vrijstelling geldt in het kader van "Ruimtelijke Ontwikkelingen".
Natuurwaarden
Jacobskamp is redelijk geïsoleerd van de omgeving hetgeen betekent dat het geen onderdeel uitmaakt van een groene verbinding door Den Dungen. Anderzijds is Jacobskamp in relatie tot direct aangrenzende omgeving een relatief groen 'eiland'. Dit kan betekenen een verarming voor flora en fauna indien er in de nieuwe plannen geen 'groen' aangelegd wordt. Het verdient de aanbeveling om huidige 'groen' in het projectgebied te mitigeren in herinrichting. In paragraaf 5.10.1 onder het kopje 'Inventarisatie waardevolle groenstructuren' is hier nader op in gegaan.
5.10.3 Inventarisatie steenuil en broedvogels
In het ontwerpbestemmingsplan is verslag gedaan van het onderzoek "Resultaten inventarisatie voorkomen steenuil in projectgebied Jacobskamp, Ecoresult". Deze inventarisatie vond plaats in april en mei 2010. Begin 2011 (maanden februari t/m juni) heeft dit onderzoek nog een keer plaatsgevonden. In de notitie 'Stand van zaken broedvogelonderzoek Jacobskamp' wordt hiervan verslag gedaan. Deze notitie is als bijlage 27 bij deze toelichting gevoegd.
In de bestaande manage aan de Hooidonksestraat is een steenuil aangetroffen. Voorafgaand aan de geplande activiteiten dient een mitigatieplan opgesteld en uitgevoerd te worden teneinde de functionaliteit van de voortplantings- en vaste rust- en verblijfplaats te blijven garanderen.
In het gebied zijn ca. 10 territoria Huismus aangetroffen op het terrein waar de kassen staan. Ook grenzend aan het onderzoekgebied zijn op verschillende locaties territoria van Huismus aangetroffen. Voorafgaand aan de geplande activiteiten dient een mitigatieplan opgesteld en uitgevoerd te worden teneinde de functionaliteit van de voortplantings- en vaste rust en verblijfplaats te blijven garanderen.
Op de locatie van de kassen is 1 territorium Zwarte Roodstaart aangetroffen. De broedplaats van deze soort is niet jaarrond beschermd tenzij zwaarwegende ecologische omstandigheden dit rechtvaardigen. In deze situatie is dit niet het geval. Er is geschikt alternatief habitat in de directe omgeving is aanwezig. Ook komt de gunstige staat van instandhouding – op landelijk niveau – niet in gevaar.
5.10.4 Vleermuisonderzoek
In een vleermuizenonderzoek is bepaald of er in het plangebied vleermuizen aanwezig zijn (Vleermuisonderzoek Jacobskamp, Den Dungen in het kader van de Flora- en faunawet, Regelink ecologie & landschap, 2 november 2010). Het onderzoek is als separate bijlage 28 bij dit bestemmingsplan gevoegd. Hieronder worden de belangrijkste conclusies weergegeven. Tijdens het onderzoek is één soort vleermuis waargenomen, de gewone dwergvleermuis. Het plangebied is geen essentieel foerageergebied. Er zijn geen vliegroutes of vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig in het plangebied. Het gebied is bovendien door de sterke verlichting ongeschikt voor deze functies. Door de ontwikkeling van het plangebied is geen schade aan de lokale populatie van de gewone dwergvleermuis te verwachten. Voor het uitvoeren van de geplande ingreep is geen ontheffing of verklaring van geen bezwaar in het kader van de Flora- en faunawet nodig.
5.10.5 Algehele conclusie
In de maanden februari t/m juni 2011 heeft een vervolgonderzoek naar broedvogels plaatsgevonden. Voor de steenuil en de huismus dient voorafgaand aan de geplande activiteiten een mitigatieplan opgesteld en uitgevoerd te worden.Indien mitigatie niet mogelijk is dient bepaald te worden of compensatie wel mogelijk is (mag ook buiten plangebied, uitgangspunt blijft ook hier dat de gunstige staat van instandhouding op regionaal niveau niet in het geding komt).
Voor het overige vormen flora en fauna geen belemmeringen voor de geplande ontwikkeling.
5.11 Water
Per 1 november 2003 is het verplicht om bij ruimtelijke ingrepen de watertoets te doorlopen. Hierin dient inzicht te worden geboden in de effecten van het initiatief op de waterhuishouding. In het kader van de watertoets dient de gemeente wateradvies in te winnen bij de waterbeheerder. De gemeente en het waterschap kunnen praktische afspraken maken over de wijze waarop het aspect water in het ruimtelijk plan wordt opgenomen.
Beleidskader
Relevante beleidsstukken op het gebied van water zijn het Provinciaal Waterplan van Noord-Brabant, het Waterbeheersplan 2010-2015 van waterschap De Dommel, het Nationaal Waterplan, het rapport Waterbeleid voor de 21ste eeuw, Nationaal Bestuursakkoord Water en de Europese Kaderrichtlijn Water. Belangrijkste gezamenlijke punt uit deze beleidsstukken is dat water een belangrijk sturend element is in de ruimtelijke ordening. De bekende drietrapsstrategieën zijn leidend:
- vasthouden-bergen-afvoeren (waterkwantiteit);
- voorkomen-scheiden-zuiveren (waterkwaliteit).
Daarnaast is de 'Beleidsbrief regenwater en riolering' nog relevant. Hierin staat hoe het beste omgegaan kan worden met het hemelwater en het afkoppelen daarvan.
Waterschap De Dommel: Beleidsnota uitgangspunten Watertoets
Het bestemmingsplan biedt ruimte aan nieuwbouw. Ten aanzien van deze nieuwbouwplannen in relatie tot duurzaam omgaan met water zijn de volgende beleidsuitgangspunten van het waterschap De Dommel van toepassing:
- Gescheiden houden van vuil water en schoon hemelwater. Het streefbeeld is het schone regenwater af te koppelen. Hierbij wordt het vuile water via de riolering afgevoerd en blijft het schone regenwater in het ideale geval binnen het projectgebied.
In het plan Jacobskamp wordt de bouw van een groot aantal woningen mogelijk gemaakt. In de beoogde situatie zal conform dit uitgangspunt vuil water en schoon hemelwater gescheiden worden afgevoerd.
- Voor de afweging van de wijze waarop met het afgekoppelde schone hemelwater dient te worden omgegaan gelden de volgende afwegingsstappen; 'hergebruik-infiltratie-buffering-afvoer'.
Hergebruik is in Jacobskamp niet toegepast, echter dit kan wel worden gestimuleerd bij de toekomstige bewoners. Door de aanleg van wadi's wordt infiltratie toegepast. Gezien de relatief hoge grondwaterstanden is infiltratie van het afvloeiende hemelwater niet afdoende. Vandaar dat in de wadi's hemelwater tijdelijk wordt geborgen in oppervlaktewater.
- Hydrologisch Neutraal bouwen: Bij nieuwe ontwikkelingen dient de hydrologische situatie minimaal gelijk te blijven aan de uitgangssituatie. De Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG) mag niet verlaagd worden en het waterpeil sluit aan bij optimale grondwaterstanden.
De totale omvang van wadi's en watergangen in het plangebied is afdoende om te voldoen aan de wateropgave. Op het sportterrein zal drainage worden toegepast. Voor de opvang van het water worden wadi's aangelegd op het sportterrein.
- Water als kans: De belevingswaarde van water kan bijvoorbeeld voor meerwaarde zorgen.
In de beoogde situatie maakt het water een integraal onderdeel uit van de leefomgeving. Met name de watergang en de wadi's zorgen ervoor dat water een beleefbaar en zichtbaar element vormt in de stedelijke leefomgeving.
- Meervoudig ruimtegebruik: omdat de vierkante meters duur zijn, wordt aangeraden naar meervoudig grondgebruik te kijken. Op deze manier kan het 'verlies' van vierkante meters door de ruimtevraag van water beperkt worden.
Van meervoudig ruimtegebruik is sprake door het toepassen van wadi's in enkele groene plekken in het plangebied. De niet-permanent watervoerende wadi's maken het mogelijk dat gronden een dubbele gebruiksfunctie krijgen. In periodes dat wadi's droogstaan kunnen deze worden gebruikt als groene ruimte, of als speelplek.
- Voorkomen van vervuiling: nieuwe bronnen van verontreiniging dienen zoveel mogelijk voorkomen te worden.
In Jacobskamp zullen geen uitlogende bouwmaterialen gebruikt worden, waardoor wordt gewaarborgd dat het oppervlaktewater van goede kwaliteit blijft.
- 'Wateroverlastvrij bestemmen': bij dit uitgangspunt wordt al voldaan aan extreme situaties (NBW-norm). De voorkeur gaat uit naar het ontwikkelen op locaties die als gevolg van hun ligging 'hoog en droog genoeg' zijn en daarmee voldoen aan de NBW-norm voor de toekomstige functie. Indien dit niet mogelijk of wenselijk is zal gezocht moeten worden naar compenserende of mitigerende maatregelen die het gewenste beschermingsniveau tegen wateroverlast helpen realiseren.
Het plangebied is in de huidige situatie een laaggelegen gebied met een beperkte drooglegging. Om de kans op wateroverlast te voorkomen zal het plangebied worden opgehoogd tot een hoogte van 5,1 meter +NAP (mitigerende maatregel).
Gemeentelijk Waterplan Sint-Michielsgestel
De gemeente Sint-Michielsgestel heeft in 2004 een gemeentelijk Waterplan opgesteld. Hierin wordt in het toekomstperspectief omschreven dat de gemeente een 'groene gemeente' dient te blijven. Voor het watersysteem geldt dat zoveel mogelijk dient te worden aangesloten bij het natuurlijke systeem en de aanwezige natuurlijke veerkracht van het watersysteem.
De groene principes kunnen op grond van de huidige situatie en het vigerend beleid in de gemeente Sint-Michielsgestel worden vertaald naar een aantal watergerelateerde thema's. Deze thema's vormen de kapstok waaraan uiteenlopende gebiedsgerelateerde aspecten kunnen worden opgehangen en geven daarmee een praktische ordening.
- Hoog water: binnen dit thema gaat het om het functioneren van het watersysteem in relatie tot het primaire belang "droge voeten". Droge voeten heeft betrekking op het voorkomen van overstromingen en het hebben van een voldoende ontwateringsdiepte om een veilig en gezond woonmilieu te kunnen garanderen.
Door ophoging van het plangebied, in combinatie met het creëren van voldoende waterberging vindt dit thema doorwerking in het plan.
- Schoon water: hierbij gaat het om de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater en waterbodem.
Bij de beoogde ontwikkeling wordt relatief schoon hemelwater behouden in het plangebied door het plaatselijk te bergen en/ of te infiltreren in de bodem.
- Natuurlijk water: het vasthouden en plaatselijk bergen van hemelwater dat in het plangebied valt sluit ook aan bij het thema natuurlijk water. Op deze wijze wordt een situatie gecreëerd die dichtbij de natuurlijke situatie staat. Daarnaast worden watergangen voorzien van flauwe, tamelijk natuurvriendelijke oevers.
- Mooi water: dit thema speelt in om de belevingswaarde van water.
In het plan krijgt water een zichtbare en beleefbare plek in de openbare ruimte.
Overleg met de waterbeheerder
Tijdens de planontwikkeling is door de gemeente meermalen informeel overleg gevoerd met de waterbeheerder, in dit geval waterschap de Dommel. In overleg met de waterbeheerder zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd voor het nieuwe watersysteem in het plangebied:
- Het plangebied dient te worden voorzien van een gescheiden riolering, waarbij hemelwater in het plangebied zelf dient te worden geborgen.
- Te dempen watergangen, buiten de hoofdstructuur watergangen, hoeven niet te worden gecompenseerd in het plan.
- Met het oog op hydrologisch neutraal ontwikkelen dient een permanente verlaging van de grondwaterstand te worden vermeden. Drainage wordt daarom in principe afgeraden. Het plangebied zal daarom worden opgehoogd om voldoende drooglegging te garanderen. Voor de beoogde sportvelden wordt drainage evenwel toegelaten, onder voorwaarde dat ter compensatie bergingsvoorzieningen (wadi's) worden gerealiseerd.
In het kader van het vooroverleg is het bestemmingsplan besproken met Waterschap De Dommel. In het overleg is aangegeven dat verduidelijk dient te worden of de ruimte voor wadi's voldoende is om te voldoen aan de wateropgave. Deze nadere berekening heeft geresulteerd in figuur 9, waarin de wadi's met bijbehorende afmetingen zijn weergeven. De nadere berekening en overzicht van de infiltratievoorzieningen zijn door de gemeente gecommuniceerd met het Waterschap.
Met betrekking tot de te verleggen watergang DO254, zoals weergegeven op de verbeelding, is met het Waterschap afgestemd dat deze een gelijke omvang krijgt als de bestaande watergang ter hoogte van het plangebied. Ten behoeve van het beheer en onderhoud van de watergang D0254 heeft het waterschap ingestemd met een eenzijdige onderhoudsstrook van 4 meter. Ten noorden van de entree van het sportpark komt de strook aan de westzijde, ten zuiden van de entree aan de oostzijde. Deze strook wordt eveneens eigendom van het Waterschap. De nieuwe loop van de leggerwatergang zal na de aanleg worden vastgelegd in de legger. Voor leggerwatergang D0257 geldt een eenzijdige beheerstrook aan de zuidzijde.
Huidige waterhuishoudkundige situatie
Algemeen
Ten behoeve van onderhavige ontwikkeling is naast deze waterparagraaf een geohydrologisch en geotechnisch onderzoek uitgevoerd door Lankelma. Dit onderzoek is als separate bijlage 27 gevoegd bij dit bestemmingsplan. Tevens heeft de gemeente de wateropgaven van het plandeel 'wonen' en 'sport' separaat uitgewerkt, met daarbij een voorstel voor bij de wateropgave passende bergingsvoorzieningen. Deze zijn voorgelegd en goedgekeurd door het waterschap De Dommel.
De karakteristiek van het watersysteem in Den Dungen hangt sterk samen met de historie van de landschapsstructuur en het gebruik van water en omgeving door de eeuwen heen.
De landschappelijke structuur is voor een belangrijk deel bepaald door afzettingen uit de laatste ijstijd (Pleistoceen) en door meer recente afzettingen (Holoceen). Aan het eind van de laatste ijstijd traden smeltwaterstromingen op die voor afzettingen (met name dekzand) in het gebied zorgden. Onder invloed van wind ontstonden nadien dekzandruggen.
Den Dungen verwijst naar donk of dungh wat "zandige verhoging" betekent. De lagere nattere delen naast de genoemde dekzandruggen kenmerken zich door het voorkomen van diepe kwel en het optreden van lokale kwel. Het watersysteem heeft hoofdzakelijk tot doel overtollig water af te voeren. Kenmerkend in Den Dungen is dan ook het intensieve patroon van sloten en greppels. De ontwatering van het gebied is noordelijk gericht, in de richting van de Zuid-Willemsvaart.
Gebruik en inrichting
Het plangebied is in de huidige situatie grotendeels in gebruik als agrarisch gebied (met name grasland) In het westelijke deel bevinden zich de bestaande sportvelden, welke zijn voorzien van drainage. In het uiterste oosten van het plangebied was een tuindercomplex gelegen, met onder andere glasopstanden en ligt een manege.
Bodem en grondwater
De hoogte van het maaiveld ter plaatse van de onderzoekspunten varieert van 4,23 m tot 5,32 m +NAP. Het zuidelijk terreindeel ligt gemiddeld enigszins hoger. Voor wat betreft de regionale geologische bodemopbouw, bestaat de deklaag uit fijn zand en leem (formatie van Boxtel) de grens van deze deklaag is gelegen op 15 meter onder maaiveld. Daaronder is, tussen 15 en 22 m-mv een scheidende laag gelegen, bestaande uit klei. De ondiepe bodemopbouw in het plangebied bestaat uit eerdgronden. Dit zijn zandige gronden, met een humusrijke bovenlaag. De ondergrond bestaat voornamelijk uit matig fijn tot zeer fijn (siltig) zand.
De grondwaterstanden in het plangebied en directe omgeving zijn relatief hoog. De Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG) is ter plekke van de beoogde bebouwing 0,2 tot 0,4 meter onder maaiveld gelegen. Ter plekke van de beoogde sportvelden is de grondwaterstand 0,4 tot 0,6 meter onder maaiveld gelegen. De Gemiddeld Laagste Grondwaterstand bevindt zich 1,0 tot 1,4 meter onder maaiveld. Dergelijke grondwaterstanden komen overeen met een Grondwatertrap IIIb tot en met VI.
Het plangebied is gelegen in intermediair gebied, dit wil zeggen dat er in het plangebied infiltratie plaatsvindt, maar dat er ook sporadisch kwel optreedt.
Op basis van een in 2007 afgeronde studie naar afkoppelkansen in de gemeente Sint-Michielsgestel blijkt dat de bodemopbouw van het plangebied Jacobskamp in Den Dungen geschikt is voor infiltratie. De grondwatergeschiktheid voor infiltratie geeft een minder positief beeld, aangezien de grondwaterstanden tamelijk hoog zijn. Deze conclusie wordt beaamd in het uitgevoerde geohydrologisch onderzoek. Hierin wordt geconcludeerd dat in het plangebied rekening moet worden gehouden met een k-waarde van 0,3 tot 2,2 m/dag. Dit maakt de ondergrond evenwel geschikt voor infiltratie. De GHG is echter zo hoog dat infiltratie van hemelwater niet zondermeer toepasbaar is. De noodzakelijke terreinophoging maakt echter wel enige infiltratie mogelijk.
Grondwaterbescherming
Op een groot aantal plaatsen in de provincie Noord-Brabant wordt (diep)grondwater gewonnen ten behoeve van menselijke consumptie. In dat kader zijn in de Provinciale Milieuverordening waterwinlocaties aangegeven, met bijbehorende waterwingebieden, grondwaterbeschermingsgebieden en boringsvrije zones. Het plangebied is echter niet gelegen in een waterwingebied, grondwaterbeschermingsgebied, of boringsvrije zone. Enige beperking voor de ontwikkeling op basis van de Provinciale Milieuverordening is dan ook niet aan de orde.
Oppervlaktewater
In het plangebied is in de huidige situatie oppervlaktewater aanwezig in de vorm van kleine sloten en greppels rondom de bestaande percelen. Het betreft hier geen hoofdwaterlopen die in beheer zijn bij het waterschap De Dommel. Het landelijk gebied direct rondom Den Dungen kenmerkt zich door een relatief hoge slootdichtheid. De ontwatering van de watergangen is noordelijk gericht.
Dwars door het plangebied lopen twee leggerwatergangen van het waterschap De Dommel. Het betreft de leggerwatergangen DO254 en DO257. Deze zijn in figuur 8 weergegeven. Op beide leggerwatergangen is de keur van het waterschap De Dommel van toepassing.
![]() |
Figuur 8: Huidige ligging Leggerwatergangen DO254 en DO257 ter plaatse van het plangebied |
Riolering
Den Dungen kent al van oudsher een gemengd rioolsysteem. Het gemeentelijk beleid is er op gericht om bij (grootschalige) vervangingen over te gaan tot gescheiden aanleg van afvalwaterstromen. Ter plaatse van het plangebied is een vuilwateroverstort aanwezig met daaraan gekoppeld een bergbezinkbassin. Dit bassin kent een uitwendige noodoverstort welke aansluit op de aanliggende watergang. Het vervuilend effect als gevolg van deze voorziening is conform de uitgangspunten zoals gesteld in de basisinspanning en mede verwoordt in de betreffende toekenning WVO(Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren), zoals is verleend door Waterschap De Dommel.
Water en natuur/ verdroging
De onderzoekslocatie is niet gelegen binnen een Natte Natuurparel, Natuurgebied. Waterpotentiegebied of overig gebied met specifieke ecologische functie (vogel- en habitatrichtlijngebieden of natuurbeschermingswetgebieden). De locatie is evenmin gelegen in een keurbeschermingsgebied.
Water in relatie tot de beoogde ontwikkeling
Uitgangspunt bij de beoogde ontwikkeling is dat hemelwater, dat als gevolg van de nieuwe verharde oppervlakken versneld tot afstroom komt, gescheiden wordt afgevoerd naar ondiepe wadi's. Daarnaast geldt dat bestaande watergangen, buiten de hoofdstructuur watergangen, niet in het plangebied gecompenseerd behoeven te worden. In de huidige situatie bevinden zich geen watergangen in het plangebied die behoren tot de hoofdstructuur. Aanwezige watergangen en greppels behoeven daarom niet te worden gecompenseerd.
Uitgaande van een hydrologische neutrale ontwikkeling, dient het hemelwater dat valt op nieuwe verhardingen te worden geborgen in het plangebied. Dit geschiedt in de vorm droogvallende bergingsvoorzieningen (wadi's). De wateropgave is voor het plandeel 'wonen' en 'sport' door de gemeente apart uitgewerkt. Hieronder volgt per plandeel een korte omschrijving. Bijlage 30 en 31 geven een vollediger inzicht in de wateropgave en gekozen bergingsvoorzieningen.
Omgaan met hemelwater - plandeel 'wonen'
De gemeente heeft een waterberekening opgesteld voor het deel 'wonen'. Uit de berekening komt naar voren dat bij een T=10 +10% bui 3147 m³ hemelwater geborgen dient te worden. Voor een T=100 +10% bui geldt een benodigde berging van 4179 m³, welke deels 'tussen de stoepranden' geborgen wordt. Deze hoeveelheid is zo klein dat dit niet tot schade zal leiden. De uitkomsten verhouden zich tot de uitkomsten van de HNO-tool. De berekening is voorgelegd aan het Waterschap en goedgekeurd. Deze aanvullende berekening is de basis voor figuur 9 waarin de zones zijn aangegeven waar infiltratievoorzieningen zijn voorzien. In de gearceerde gebieden is, uitgaande van een bergingsschijf van 0,45 m bij een T=10 + 10% bui een berging mogelijk van 3460 m³. Hiermee is aangetoond dat voldoende bergingsruimte is binnen de voorzieningen. De ledigingstijd (na volledige vulling ten gevolge van bui T=10+10%) is minder dan de norm van maximaal 72 uur.
![]() |
Figuur 9: Oppervlakten infiltratievoorzieningen (wadi's) |
Omgaan met hemelwater - plandeel 'sport'
De gemeente heeft een waterberekening opgesteld voor het deel 'sport'. Uit de berekening komt naar voren dat bij een T=10 +10% bui 1054 m³ hemelwater geborgen dient te worden. Voor een T=100 +10% bui geldt een benodigde berging welke deels (46 m³) buiten de voorziening (op het maaiveld) geborgen wordt. De hoeveelheid te bergen water op het maaiveld is zo klein dat dit niet tot schade zal leiden. De uitkomsten van de berekening verhouden zich tot de uitkomsten van de HNO-tool, waarmee het waterschap ruimtelijke plannen beoordeelt. De berekening is voorgelegd aan het Waterschap en akkoord bevonden.
Deze aanvullende berekening is de basis voor de ruimtelijke opzet van de sportvelden waarin enkele wadi's zijn voorzien. In deze wadi's kan een verhard oppervlak van 24225 m² worden gecompenseerd, waar slechts 16145 m² behoeft te worden gecompenseerd. De wadi's hebben verschillende bodemhoogten. De ledigingstijd (na volledige vulling ten gevolge van bui T=10+10%) is minder dan (of gelijk aan) de norm van maximaal 72 uur. Er is gerekend met de laagst gemeten k-waarde en er is meer verhard oppervlak gecompenseerd dan nodig. Er is dus sprake van een zeer robuust systeem.
Beoogd watersysteem/ opvang hemelwater
Bij de beoogde ontwikkeling vormt het watersysteem een beeldbepalend, maar ook functioneel onderdeel van de woonomgeving. De oostelijke begrenzing van de woonwijk (op de grens met de nieuwe sportvelden) wordt gevormd door de bestaande sloot die tevens een belangrijk structuurelement vormt. Deze sloot wordt in de beoogde situatie een leggerwatergang. De bestaande greppel ter plaatse wordt verbreedt zodat de nieuwe leggerwatergang nagenoeg dezelfde omvang (breedte, diepte) heeft als de huidige leggerwatergang (DO254) in het plangebied. Leggerwatergang DO257 krijgt een nieuwe aansluiting op leggerwatergang DO254. Daarnaast wordt een bestaande 'knik' in DO257 enigszins rechtgetrokken. Hierdoor ontstaat een beter bereikbare onderhoudsstrook. Het bestaande bergbezinkbassin blijft bestaan.
Daarnaast zal in de beoogde situatie een nieuwe structuur van infiltratievoorzieningen (wadi's) worden aangebracht in combinatie met groen. Naast het feit dat deze waterstructuur een belangrijke rol speelt in de belevingswaarde, speelt deze structuur ook een rol voor het tijdelijk bergen en vertraagd afvoeren van afvloeiend hemelwater. Voor het bepalen van de waterstructuur is de wateropgave leidend.
In de beoogde situatie zal hemelwater van percelen (daken en erfverharding), sportvelden (drainagewater) en van wegen en parkeervoorzieningen via een regenwaterriool worden aangesloten op de wadi's in het plangebied. Via dit regenwaterriool zijn de wadi's ook onderling gekoppeld.
Het plangebied woningbouw zal worden voorzien van een aantal wadi's, deze zijn in figuur 11 weergegeven. Deze wadi's worden gecombineerd aangelegd met openbaar groen en/of speelplekken. In deze wadi's wordt hemelwater tijdelijk geborgen en zal het hemelwater infiltreren in de ondergrond.
Het sportcomplex wordt ook voorzien van een aantal wadi's. De wadi's hebben verschillende bodemhoogten en zijn direct met elkaar gekoppeld. Op deze manier wordt het water gestuurd naar de plekken waar deze tot de minste overlast zullen leiden, in dit geval aan de rand van het plangebied. Hier zal als eerste water in de wadi's komen en na bui als langste water in blijven staan.
Door de koppeling tussen de wadi's door middel van een regenwaterriool bestaat de mogelijkheid tot hergebruik van regenwater op het sportcomplex, bijvoorbeeld voor beregening.
Gezien het feit dat het plangebied een tamelijk hoge GHG kent, kan er niet zondermeer vanuit worden gegaan dat hemelwater geheel kan infiltreren in de ondergrond. Om deze reden zullen de wadi's onderling met elkaar worden verbonden. Via de landbouwkundige afvoer worden de wadi's aangesloten op een leggerwatergang. In extreme situaties kunnen de wadi's ook overstorten op deze watergang, het systeem wordt hiervoor voorzien van een overloopconstructie. De beschikbare berging in de wadi's zal in totaal circa 3147 m³ bedragen voor de woningbouw. Voor het sportcomplex zal de beschikbare berging in de wadi's circa 1054 m³ bedragen.
Het plangebied wordt hiermee voorzien van een watersysteem dat naast functioneel ook beeldbepalend is.
Voorkomen van wateroverlast in extreme situaties
Bij de wateropgave dient naast het realiseren van benodigde berging bij een T=10+10% scenario, eveneens rekening te worden gehouden met een zeer extreme neerslaggebeurtenis (T=100+10% scenario). Bij de zeer extreme neerslaggebeurtenissen T=100 kan het water in de voorzieningen tijdelijk tot aan maaiveld stijgen. Bovenop de bergingsschijf kan tot aan maaiveld nog een schijf van 0,1 meter worden aangewend voor noodberging. Uit de waterberekening blijkt dat in dergelijke situaties nog 259 m³ hemelwater buiten de voorzieningen geborgen wordt bij de woningbouw en 46 m³ bij het sportcomplex. Dit levert in dergelijke extreme situaties tijdelijk 'water op straat' op. Aangezien dergelijke situatie zeer zeldzaam zijn is tijdelijk water op straat toelaatbaar, zolang het geen schade veroorzaakt aan bebouwing. Het bouwpeil/ drempelpeil dient daarom voldoende ver boven maaiveld te worden gerealiseerd om zo wateroverlast in woningen uit te sluiten. Met de berekeningen is aangetoond dat er geen sprake van schade aan bebouwing zal zijn bij het T=100+10% scenario.
Systeemwerking/ koppeling met omliggend watersysteem
In het uiterste noorden van het plangebied woningbouw sluiten de wadi's via het regenwaterriool aan op het bestaande watersysteem. Bij het sportcomplex sluiten de wadi's via het regenwaterriool aan op de nieuwe locatie van de leggerwatergang. Op deze plaatsen wordt het water afgevoerd naar het omliggende watersysteem, met een maximum van 0,87 l/s/h (T=10+10% scenario). Via een uitstroombeperkende constructie wordt voorkomen dat deze afvoer wordt overschreden. Op deze plaatsen worden ook de overstorten van de wadi's gemaakt.
Drooglegging/ ontwatering
Wateroverlast wordt vermeden door in bebouwde gebieden te zorgen voor een voldoende drooglegging en ontwatering waardoor optrekkend vocht uit kruipruimten en de bijbehorende risico's voor de volksgezondheid worden vermeden. Drooglegging is de afstand tussen straat- of vloerpeil en het oppervlaktewaterpeil. Dit dient niet te worden verward met de ontwateringsdiepte dat de afstand tussen straat- of vloerpeil en de grondwaterspiegel betreft. In bebouwd gebied wordt een minimale ontwateringdiepte van 0,7 meter (straatpeil) en een minimale ontwateringsdiepte van 1,0 meter (vloerpeil) aanbevolen.
Er bestaan twee mogelijkheden om voldoende drooglegging te bereiken, namelijk draineren en ophogen. In het uitgevoerde geohydrologisch onderzoek wordt geadviseerd uit te gaan van ophoging van het terrein teneinde te voldoen aan de droogleggingseisen voor woningbouw. Het halen van de droogleggingseisen door middel van drainage zal (te veel) negatieve gevolgen hebben voor de waterhuishouding, natuur en bebouwing in de omgeving en wordt daarom afgeraden. Drainage van de huidige sportvelden zal worden verwijderd. Onder de beoogde nieuwe sportvelden wordt drainage toegepast. Ter compensatie van het toepassen van drainage worden de sportvelden deels als verhard oppervlak geteld. Het plangebied wordt volgens advies opgehoogd.
Riolering
In de beoogde situatie zal het plangebied in de nieuwe situatie worden voorzien van een gescheiden stelsel, waarbij hemelwater en huishoudelijk afvalwater afzonderlijk worden afgevoerd. Ten behoeve van de hemelwaterberging en -infiltratie zijn wadi's opgenomen in het plan. Aanvullend zal voor dit plan een rioleringsplan worden opgesteld. Dit rioleringsplan zal eveneens worden voorgelegd aan de waterbeheerder.
Waterkwaliteit
Aangezien in de beoogde situatie hemelwater zal worden geborgen in wadi's is het van belang om te kijken naar de waterkwaliteit. Van afvloeiend hemelwater is bekend dat deze verontreinigingen kan bevatten. In de beoogde situatie dient zoveel mogelijk voorkomen te worden dat dergelijke verontreinigingen in de bodem of in het oppervlaktewater terechtkomen (zorgvuldige materiaalkeuze).
Vergunningen
Aanvullend aan de waterparagraaf is een watervergunning benodigd voor de planontwikkelingen. Met name de gedeeltelijke verlegging van leggerwatergang DO254 en DO 257 is hierbij van belang. Tevens wordt er een geluidsscherm aangelegd binnen de Keurzone van leggerwatergang DO 257. Geadviseerd wordt om voor het gehele plan een watervergunning aan te vragen.
Water in relatie tot de verbeelding en de planregels
Op de verbeelding is ervoor gekozen de bestemming 'Water' toe te kennen aan de twee leggerwatergangen (de verlegde DO254 en de deels verlegde DO257). De leggerwatergangen zijn aan een zijde voorzien van een dubbelbestemming 'Waterstaat - beschermingszone waterlopen', met een breedte 4 meter gemeten vanaf de insteek van de watergang. Deze zone heeft het Waterschap nodig voor een goed beheer en onderhoud van de desbetreffende watergang. Via een aanlegvergunningenstelsel wordt zeker gesteld dat deze zone obstakelvrij blijft. Naast deze beheerzone blijft de Keur van Waterschap De Dommel van toepassing. De Keur is van toepassing op weerszijden van de watergang. Binnen deze Keurzones gelden beperkingen voor activiteiten die de werking van het oppervlaktewaterlichaam kunnen beperken.
Op één plek kruist een leggerwatergang de verkeersbestemming. Gezien het belang van een goede doorstroming in een leggerwatergang, wordt de benodigde duiker mogelijk gemaakt met de aanduiding 'specifieke vorm van waterduiker'. Deze aanduiding is ook gebruikt om de duiker aan te duiden die in het uiterste zuiden aantakt op het bestaande tracé van de leggerwatergang. De al aanwezige duiker wordt hier enigszins aangepast.
De overige nieuwe watergangen en wadi's vallen allen binnen de bestemming 'Groen' en 'Verkeer- - Verblijfsgebied'. Binnen deze bestemmingen zijn onder andere water, waterhuishoudkundige voorzieningen en wadi's mogelijk gemaakt. Binnen de bestemming 'Groen' zijn de toekomstige wadi's door middel van een aanduiding aangegeven op de verbeelding, zodat duidelijk is waar ze zullen komen. In de regels is aangegeven dat binnen de bestemmingen 'Groen' en 'Verkeer - Verblijfsgebied' minimaal 3.147 m³ aan waterberging gerealiseerd moet worden.
Met het oog op de noodzakelijke doorstroming in het watersysteem is het noodzakelijk dat in de bestemming 'Verkeer' en 'Verkeer-verblijfsgebied' de aanleg van duikers mogelijk is. In deze bestemming zijn daarom water en waterhuishoudkundige voorzieningen mogelijk gemaakt.
Ook in de bestemming 'Sport' zijn, met het oog op de aan te leggen wadi en drainage-voorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen mogelijk gemaakt. Bepaald is dat de infiltratie- en bergingsvoorzieningen voor water een minimale omvang moeten hebben van 5% van het totale bestemmingsvlak 'Sport'. Het gaat hier om het bestemmingsvlak gelegen aan de Hooidonksestraat.
In het plangebied blijft een bestaand bergbezinkbassin aanwezig. Deze wordt juridisch planologisch vastgelegd door middel van de aanduiding 'specifieke vorm van water-bergbezinkbassin'. Voor de watergangen geldt dat de bestemming 'Water' van toepassing is van insteek tot insteek.
Conclusie
Onderhavig initiatief kan met het oog op een duurzaam waterbeheer doorgang vinden. Hemelwaterstromen en vuilwaterstromen zullen gescheiden worden afgevoerd. In deze waterparagraaf is beschreven dat de ontwikkeling hydrologische neutraal is. Belangrijkste aspect hierbij is dat, met het oog op het voorkomen van wateroverlast, wordt voldaan aan de eigen wateropgave. Daarnaast zal een deel van de planlocatie worden opgehoogd om voldoende drooglegging te garanderen.
Met deze waterparagraaf worden geen vergunningen verleend. Aanvullend aan de ruimtelijke procedure zal een ontheffing van de Keur van het Waterschap moeten worden aangevraagd voor deze ontwikkeling.
Daarnaast zal de afvoer van hemelwater en vuilwater nader worden uitgewerkt in een rioleringsplan. Ook de koppeling van hemelwaterafvoeren op wadi's en watergangen (oppervlakkige afvoer of via regenwaterriool) dient hierin aan de orde te komen. Het rioleringsplan wordt opgesteld conform gemeentelijk beleid.
5.12 Kabels En Leidingen
Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het relevant om aan te geven of er bestaande kabels en leidingen aanwezig zijn die het plan kunnen belemmeren. In de ondergrond van het plangebied is een rioolwatertransportleiding gelegen. Deze rioolwatertransportleiding is in beheer bij het Waterschap Aa & Maas. Ten behoeve van de gewenste ontwikkelingen zal deze rioolwatertransportleiding worden verlegd. Het nieuwe tracé van deze rioolwatertransportleiding is aangeduid op de verbeelding. De bijbehorende belemmeringstrook is als dubbelbestemming 'Leiding-Riool' weergegeven op de verbeelding. Hieraan is een aanlegvergunningenstelsel gekoppeld. Aan weerszijden van de leiding geldt een belemmeringstrook van 3,5 meter. Dit is conform de uitgangspunten van het waterschap Aa & Maas, aangezien de leiding in eigendom en beheer is van dit waterschap.
5.13 M.e.r.-beoordeling
5.13.1 Inleiding
Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009. Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen m.e.r.- (beoordeling) uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst C en D zit, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een kwetsbaar natuurgebied ligt.
Gemeenten en provincies moeten daarom per 1 april van 2011 ook bij kleine bouwprojecten beoordelen of een milieueffectrapportage (MER) nodig is, via een zogenaamde m.e.r.-beoordeling. Achterliggende gedachte hierbij is dat ook kleine projecten het milieu relatief zwaar kunnen belasten en ook bij kleine projecten van geval tot geval moet worden beoordeeld of een MER nodig is.
Een m.e.r.-beoordeling is een toets van het bevoegd gezag om te beoordelen of bij een project belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Wanneer uit de toets blijkt dat er belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden moet er een m.e.r.-procedure worden doorlopen. Met andere woorden dan is het opstellen van een MER nodig.
5.13.2 Beoordeling noodzakelijkheid m.e.r-beoordeling
Om te bepalen of een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is dient bepaald te worden of de ontwikkeling de drempelwaarden uit lijst D van het Besluit m.e.r. overschrijdt en of de ontwikkeling in een kwetsbaar gebied ligt.
Drempelwaarden Lijst D
In het plangebied worden 290 woningen, nieuwe sportvelden en bijbehorende wegen, water en groen mogelijk gemaakt. In het geval van een stedelijk ontwikkelingstraject is direct een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk als de activiteit gaat om de bouw van 2.000 woningen of meer in een aaneengesloten gebied of als de activiteit een omvang heeft van 100 hectare (activiteit D 11.2. Bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage).
Activiteit D 11.2 omvat: De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen. In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op: 1. een oppervlakte van 100 hectare of meer, 2. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of 3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer. Bij een stedelijk ontwikkelingsproject kan het gaan om bouwprojecten als woningen, par-keerterreinen, bioscopen, theaters, sportcentra, kantoorgebouwen en dergelijke of een combinatie daarvan. Onder een stedelijk ontwikkelingsproject vallen ook dorpen. |
De ontwikkeling in Jacobdskamp ligt ver beneden de drempelwaarde zoals opgenomen in het Besluit milieu-effectrapportage.
Omgeving
In onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r is bepaald wat verstaan wordt onder een gevoelig gebied. Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd worden op basis van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en waterwingebieden.
Uit paragraaf 5.10 van de toelichting volgt dat het plangebied Jacobskamp niet ligt in of nabij een gebied dat beschermd wordt vanuit de natuurwaarden. Het plan ligt daarnaast zodanig ver verwijderd van de Ecologische Hoofdstructuur, een Vogel- of Habitatrichtlijngebied of overig beschermd natuurgebied dat van externe werking geen sprake kan zijn.
Het plangebied behoort niet tot een waterwinlocatie, waterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied. Ook behoort het plangebied niet tot een gebied waarbinnen een Rijksmonument ligt of een Belvédèregebied
Met betrekking tot de landschappelijke waarden zijn in het vigerende bestemmingsplan "Den Dungen", dat geldt voor de huidige sportvelden, geen waarden opgenomen. In het bestemmingsplan "Buitengebied Sint-Michielsgestel" dat vigeert voor de overige delen van het plangebied zijn wel landschappelijke waarden opgenomen. Landschapselementen zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor de instandhouding van de natuurlijke en land-schappelijke waarden, zoals struwelen, houtwallen en houtsingels. Op deze gronden mag niet worden gebouwd. In figuur 10 is een uitsnede van deze kaart weergegeven.
![]() |
figuur 10. Uitsnede uit bestemmingsplan 'Buitengebied Sint-Michielsgestel' |
De landschapselementen aan de Hooidonk en de Paterstraat behoren niet tot het plangebied en worden niet aangetast. Het landschapselement nabij de woningen in het zuidelijk deel van het plangebied blijft behouden en heeft de bestemming 'Groen'. Het landschapselement nabij de sportvelden heeft de bestemming 'Water'. Binnen dit landschapselement wordt waterberging met groene elementen voorzien. De landschapselementen worden door dit bestemmingsplan niet aangetast.
In de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en de Verordening ruimte van de provincie Noord-Brabant is het plangebied aangewezen als bestaand stedelijk gebied. Voor deze gebieden worden geen eisen gesteld aan de landschapkwaliteit. Op Rijksniveau geldt de Nota Ruimte, waarin het Structuurschema Groene Ruimte is opgegaan. Vanuit de Nota Ruimte is het plangebied niet aangewezen als een gebied met behoud en herstel van de bestaande landschapskwaliteit.
Milieu
In hoofdstuk 5 zijn de verschillende milieueffecten beschouwd, zoals geluid en luchtkwaliteit. Hieruit blijkt dat er door de ontwikkeling van de woonwijk inderdaad geen sprake zal zijn van nadelige milieugevolgen.
Conclusie
Zoals beschreven in de voorafgaande alinea's zijn er geen 'belangrijke nadelige milieugevolgen' en kan daarom een m.e.r.-beoordeling achterwege blijven.
Hoofdstuk 6 Juridische Toelichting
6.1 Algemeen
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart; met legenda) en planregels, vergezeld van een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De verbeelding heeft de rol van visualisering van de bestemmingen. De planregels regelen de gebruiksmogelijkheden van de gronden, de bouwmogelijkheden en de gebruiksmogelijkheden van de aanwezige en/of op te richten bebouwing. De toelichting heeft weliswaar geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het bestemmingsplan en bij de uitleg van de verbeelding en planregels. In de volgende twee paragrafen wordt de systematiek van de planregels uiteengezet en wordt een uitleg per bestemming gegeven.
6.2 Systematiek
De opbouw van het bestemmingsplan isconform SVBP 2008, zoals verplicht vanaf 1 januari 2010. Dit houdt onder meer in dat het plan IMRO-gecodeerd wordt opgeleverd. Naast de SVBP 2008 is inhoudelijk aangesloten bij de planregels van het bestemmingsplan 'Sint-Michielsgestel West'.
De planregels van het onderhavige bestemmingsplan 'Jacobskamp' bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. In het onderstaande wordt allereerst de indeling van de regels toegelicht. Vervolgens komen de verschillende bestemmingen aan de orde.
Hieronder wordt de systematiek, opbouw en indeling van de regels kort toegelicht.
6.2.1 Inleidende regels
In de begripsbepalingen worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Alleen die begripsbepalingen zijn opgenomen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
De wijze van meten bevat technische regelingen met betrekking tot het bepalen van oppervlaktes, percentages, hoogtes, diepten, breedtes en dergelijke waarmee op een eenduidige manier uitleg wordt gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan.
6.2.2 Bestemmingsregels
De gronden van het gehele plangebied hebben een positieve bestemming. Een positieve bestemming betekent dat gebruik van de gronden voor de verschillende bestemmingen direct mogelijk is. Bovendien betekent het dat oprichting van gebouwen direct mogelijk is nadat een omgevingsvergunning is verleend. Een omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten wordt verleend indien zij voldoet aan onder meer de regels van het bestemmingsplan, het Bouwbesluit en de Bouwverordening.
De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:
- Bestemmingsomschrijving;
- Bouwregels;
- Afwijken van de bouwregels;
- Specifieke gebruiksregels;
- Afwijken van de gebruiksregels;
- Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
- Wijzigingsbevoegdheid.
Hieronder volgt per bestemmingsonderdeel een korte toelichting.
Bestemmingsomschrijving
De bestemmingsomschrijving bevat de omschrijving van de doeleinden die met de bestemming aan de grond worden toegekend. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies zoals wonen, bedrijven, detailhandel, recreatie, horeca etc. De aard van de toegelaten inrichtingen van gronden (bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde) vloeit dan voort uit de toegelaten functies.
De hoofdfuncties worden als eerste genoemd. Indien van toepassing worden ook de aan de hoofdfuncties ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt weergegeven door de zinsnede 'met daaraan ondergeschikt'. Tevens wordt aangegeven welke functies bij de bestemming behoren door middel van de zinsnede 'met daarbij bijbehorende'. Het betreft hier meestal functies als paden, groen, erven, etc. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel, maar bevat ook inrichtingsaspecten.
Bouwregels
In de bouwregels wordt aangegeven welke bebouwingsmogelijkheden er op een perceel bestaan. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Afwijken van de bouwregels
Door het opnemen van een afwijkingsregeling bestaat de mogelijkheid af te wijken van de algemeen toegestane bouwregelingen. Voor elke afwijking wordt aangegeven waarvan de afwijking van de bouwregels wordt verleend, de maximale afwijking die met de afwijking kan worden toegestaan en eventueel de situaties of voorwaarden waaronder afwijking wordt verleend.
Het gaat hier om afwijkingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien afwijkingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben worden ze geplaatst in hoofdstuk 3 (de algemene afwijkingsregels).
Specifieke gebruiksregels
In dit onderdeel kan worden aangegeven welke vormen van gebruik men in ieder geval strijdig acht met de bestemming. Hierin worden niet alle mogelijke strijdig gebruiksvormen genoemd, maar alleen die waarvan het niet op voorhand duidelijk is dat deze in strijd zijn met de bestemming. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling op de bestemmingsomschrijving.
Afwijken van de gebruiksregels
Een afwijking van een gebruiksregel mag niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen, dat wel een afwijking kan worden verleend ten behoeve van functies, die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies. Via een afwijking kunnen geen 'nieuwe' functies worden toegestaan. Met andere woorden: de afwijkingsregeling kan worden opgenomen voor kleinere, planologisch minder ingrijpende, onderwerpen. Functiewijzigingen en grotere, ingrijpende ruimtelijke ingrepen worden geregeld via een wijzigingsbevoegdheid.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Specifieke inrichtingsactiviteiten, niet bestaande uit bouwen, dienen soms aan een omgevingsvergunning gebonden te worden. Het gaat daarbij om gevallen waarbij er geen noodzaak bestaat om werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden geheel uit te sluiten, maar waarbij de toelaatbaarheid afhangt van de omstandigheden in een concreet geval. Een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt opgenomen om extra bescherming aan bijvoorbeeld een leiding te geven of aan een specifieke waarde van de bestemming, zoals landschappelijke of natuurlijke waarden of de groen en/of waterstructuur.
6.2.3 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene gebruiksregels
In deze bepaling is omschreven wat in ieder geval strijdig wordt geacht. Hiernaast is een afwijking van de gebruiksregels opgenomen ten behoeve van mantelzorg. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.
Ook is een algemene verbodsbepaling opgenomen.
Algemene afwijkingsregels
In deze bepaling wordt aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan ten behoeve van niet-ingrijpende (bouw)activiteiten. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.
Algemene wijzigingsregels
In deze bepaling wordt aan Burgemeester en Wethouders de bevoegdheid gegeven om bestemmingen te wijzigen ten behoeve van kleine overschrijdingen van bestemmingsgrenzen.
De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.
Overige regels
In dit artikel komen aan de orde:
- uitsluiting aanvullende werking bouwverordening;
- verwijzing naar andere wettelijke regelingen;
- overtreding verbodsbepalingen.
6.2.4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
In deze regel wordt vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht.
Slotregel
Als laatste is de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de titel van het plan als de vaststellingsbepaling.
6.3 Systematiek Per Bestemming
6.3.1 De bestemming 'Groen'
Gebruik
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor onder andere groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, oeververbindingen en waterbergingen (waaronder een bergbezinkbassin). Daarnaast zijn kunstobjecten, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en parkeervoorzieningen toegestaan.
In de bestemmingsomschrijving is aangegeven, dat binnen de bestemming 'Groen' en de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' minimaal 3147 m³ aan waterberging (in de vorm van wadi's en sloten) moet worden gerealiseerd. Door middel van een aanduiding zijn de gebieden waar de waterberging zal gaan plaatsvinden binnen de bestemming 'Groen' op de verbeelding weergegeven. Een klein deel van de benodigde waterbergingscapaciteit zal binnen de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' worden gerealiseerd.
Mocht in de toekomst minder waterbergingscapaciteit noodzakelijk zijn (bijvoorbeeld door de bouw van minder huizen) dan is hiertoe in artikel 15 een afwijkingsbevoegdheid opgenomen.
Bouwen
Binnen de bestemming zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. Gebouwen zijn uitsluitend ten behoeve van nutsvoorzieningen toegestaan. Voor deze gebouwen is een maximale toegestane oppervlakte en bouwhoogte in de regels opgenomen. Van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn eveneens de maximale hoogten opgenomen in de planregels.
6.3.2 De bestemming 'Recreatie'
Gebruik
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor volkstuinen met bijbehorende voorzieningen.
Bouwen
Binnen de bestemming zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Er is maximaal 1 gebouw toegestaan (opberghok) voor de opslag van tuingereedschap e.d. Daarnaast zijn gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen toegestaan. Voor deze gebouwen is een maximale toegestane oppervlakte en bouwhoogte in de regels opgenomen. Van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn eveneens de maximale hoogten opgenomen in de planregels.
6.3.3 De bestemming 'Sport'
Gebruik
De voor Sport aangewezen gronden mogen worden gebruikt voor sportvoorzieningen met daarbij behorende tribunes, sportterreinen, sporthal en parkeervoorzieningen. Daarnaast is horeca tot 100 m² toegestaan als ondergeschikte functie (kantine) per sportvoorziening. Een uitzondering hierop vormt de nieuwe kantine bij de nieuwe sportvelden. Deze mag een omvang hebben van maximaal 450 m2. Ook zijn schietbomen toegestaan ten behoeve van het schieten met de handboog dan wel de buks. Andere toegestane (ondergeschikte) functies in deze bestemming zijn o.a. groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, ontsluitingswegen en paden.
De minimale omvang van de waterberging binnen het bestemmingsvlak gelegen aan de Hooidonksestraat bedraagt 5% van dit vlak. Mocht in de toekomst minder waterbergingscapaciteit noodzakelijk zijn dan is hiertoe in artikel 15 een afwijkingsbevoegdheid opgenomen.
Bouwen
Gebouwen mogen enkel binnen het bouwvlak worden opgericht, met uitzondering van kleine gebouwen ten behoeve van sportvoorzieningen. De aangegeven bouwvlakken mogen volledig worden bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van het bouwvlak gelegen op de nieuwe sportvelden (en binnen het gebied met de maatvoeringsaanduiding 'maximale bouwhoogte 4 m') de oppervlakte van het gebouw maximaal 950 m2 mag bedragen. De maximale (goot- en) bouwhoogte zijn aangeduid op de verbeelding. Buiten de bouwvlakken zijn kleine gebouwen toegestaan ten dienste van de bestemming (per sportvoorziening maximaal 100 m2).
Naast gebouwen zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Hiervan is de maximale hoogte gespecificeerd in de planregels. Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan daar waar bovengrondse bebouwing mag worden gebouwd tot een diepte van 3,5 meter beneden peil.
6.3.4 De bestemming 'Tuin'
Gebruik
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorend bij de aangrenzende hoofdgebouwen (woningen). Daarnaast zijn water en waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen, in- en uitritten (inclusief oeververbindingen) toegestaan.
Bouwen
Binnen deze bestemming zijn aansluitend aan woning verbonden serres toegestaan. Daarnaast zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Hiervan zijn de maximale hoogte en/of oppervlakte gespecificeerd in de planregels. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning een afwijking verlenen voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk (waaronder een carport). De voorwaarden hiervoor zijn gespecificeerd in de planregels.
6.3.5 De bestemming 'Verkeer'
Gebruik
De gronden met de bestemming Verkeer zijn bestemd voor onder andere wegen met hoofdzakelijk een ontsluitingsfunctie en de daarbij behorende infrastructurele voorzieningen. Het gaat hier om de gronden aan de noordzijde van het plangebied ter hoogte van de aansluiting van het Tennispad op de Hooidonksestraat. Daarnaast zijn binnen de bestemming parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan.
Bouwen
Binnen de bestemming Verkeer zijn enkel gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen toegestaan. Daarnaast mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. De maximale hoogten zijn in de planregels opgenomen.
6.3.6 De bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'
Gebruik
De gronden met de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied zijn bestemd voor onder andere ontsluitingswegen en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie en de daarbij behorende infrastructurele voorzieningen. Het gaat hier om vrijwel alle wegen in het plangebied, met uitzondering van de gronden aan de noordzijde van het plangebied. Deze zijn bestemd als Verkeer. Daarnaast zijn binnen de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen en oeververbindingen toegestaan.
In een deel van de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' zullen voorzieningen worden aangelegd ten behoeve van de berging van water. De minimale omvang van deze waterberging bedraagt 3.147 m³ te realiseren binnen deze bestemming en de bestemming 'Groen'. Mocht in de toekomst minder waterbergingscapaciteit noodzakelijk zijn (bijvoorbeeld door de bouw van minder huizen) dan is hiertoe in artikel 15 een afwijkingsbevoegdheid opgenomen.
Bouwen
Binnen de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied mogen alleen gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn ook toegestaan. De maximale hoogten zijn in de planregels opgenomen.
6.3.7 De bestemming 'Water'
Gebruik
De voor Water bestemde gronden zijn onder andere bestemd voor (open) water, waterbergingen en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder onderhoudswerkzaamheden. Daarnaast zijn binnen de bestemming groenvoorzieningen en oeververbindingen toegestaan.
Bouwen
Binnen de bestemming zijn geen gebouwen toegestaan, maar wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde. De maximale hoogte is in de planregels gespecificeerd.
6.3.8 De bestemming 'Wonen'
Gebruik
In de bestemming Wonen is naast wonen een beroep aan huis toegestaan. Daarnaast zijn parkeervoorzieningen, tuinen en erven toegestaan.
Bouwen
Aaneengebouwde, twee-aaneen, gestapelde en vrijstaande woningen zijn toegestaan daar waar ze door middel van een aanduiding op de verbeelding zijn aangegeven. Daar waar twee-aaneen woningen zijn toegestaan mogen ook geschakelde woningen worden gebouwd. De maximale bouw- en goothoogte en het maximale aantal woningen zijn gespecificeerd op de verbeelding. De hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht. Naast de hoofdgebouwen zijn bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Hiervan zijn de situeringseisen en maximale hoogten opgenomen in de planregels. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning een afwijking verlenen van de bouwregels ten behoeve van bijbehorende bouwwerken. De voorwaarden voor afwijking zijn opgenomen in de planregels.
In verband met de nabije ligging van de tennisvelden gelden er speciale bouwregels voor enkele woningen direct grenzend aan deze velden. Op het tennisveld worden geluidwerende voorzieningen aangelegd, zodat er een acceptabel woon- en leefklimaat ontstaat in deze woningen. Deze woningen hebben daarnaast zelf ook weer een geluidwerende functie voor de achterliggende woningen. Daartoe dienen de woningen door middel van hoofd- en bijgebouwen een aangesloten wand te vormen. Daarnaast krijgen de woningen een lessenaarsdak en is een minimale bouw- en goothoogte vastgelegd in de regels. Eén en ander is terug te vinden in enkele aanvullende bouwregels, die betrekking hebben op de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1'.
Ook gelden er specifieke bouwregels voor enkele woningen direct grenzend aan de nieuwe sportvoorzieningen en de bestaande sporthal. Om een acceptabel woon- en leefklimaat te hebben dienen de zijgevels van de woningen een zogenaamde dove gevel te krijgen: een geluidsdichte scheidingsconstructie als bedoeld in de Wet geluidhinder. Het gaat om de gevels, die op de verbeelding zijn aangeduid met de 'specifieke bouwaanduiding - 2'.
Voor de gronden met de 'specifieke bouwaanduiding - 3' geldt geen minimale of maximale dakhelling conform het beeldkwaliteitsplan.
6.3.9 De dubbelbestemming Leiding - Riool
In het plangebied ligt een rioolwatertransportleiding. Deze zal gedeeltelijk worden verlegd in verband met de geplande nieuwbouw van woningen. De ligging van de (nieuwe) leiding (inclusief een beschermingszone) is vastgelegd door de dubbelbestemming 'Leiding - Riool'. Indien er strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van deze transportleiding en de onderliggende bestemmingen pevraleert het belang van de transportleiding. De exacte ligging van de leiding is nog niet bekend. Daar kan dus nog mee geschoven worden. Wel dient aan beide zijden minimaal een beschermingszone te liggen van elk 3,5 meter breed.
Gebouwen mogen binnen de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' alleen gebouwd worden nadat een procedure voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning is afgerond. Ook is voor veel werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden, noodzakelijk.
6.3.10 De dubbelbestemming 'Waterstaat - Beheerzone waterlopen'
Gronden parallel aan enkele waterlopen hebben in overleg met het Waterschap de dubbelbestemming 'Waterstaat - Beheerzone waterlopen' gekregen. Hier prevaleert het belang van het waterschap de waterlopen goed te kunnen onderhouden. Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar paragraaf 5.11 van deze toelichting.
Gebouwen mogen binnen de dubbelbestemming 'Waterstaat - Beheerzone waterlopen' alleen gebouwd worden nadat een procedure voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning is afgerond. Ook is voor veel werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden, noodzakelijk.
Hoofdstuk 7 Financieel-economische Verantwoording
7.1 Exploitatieplan
Gelet op het bepaalde in artikel 6.12 Wro, moet de gemeente, voor zover zij geen eigenaar is, een exploitatieplan of een anterieure overeenkomst vaststellen voor gronden waarop een in het Besluit ruimtelijke ordening aangewezen bouwplan is voorgenomen.
Het verhaal van kosten van de grondexploitatie is voor wat betreft de gronden die de gemeente in eigendom heeft verzekerd doordat de kosten bij de gronduitgifte verhaald kunnen worden. Op het moment van vaststellen van het planologisch besluit bestemmingsplan Jacobskamp is met de resterende grondeigenaar in het gebied geen exploitatieovereenkomst gesloten. Voor de gronden, die geen eigendom zijn van de gemeente, is kostenverhaal dus niet anderzins verzekerd.
Daaruit vloeit voort dat de gemeente verplicht is gelijktijdig met het bestemmingsplan een exploitatieplan vast te stellen. Dit exploitatieplan doorloopt een aparte procedure. Voor de volledigheid is het exploitatieplan (Exploitatieplan Jacobskamp) als separate bijlage 32 bij deze toelichting gevoegd.
7.2 Economische Uitvoerbaarheid
Het project Jacobskamp wordt door de gemeente Sint-Michielsgestel in samenwerking met verscheidene ontwikkelende partijen tot ontwikkeling gebracht. De gemeente heeft daartoe met de betrokken ontwikkelende partijen overeenkomsten afgesloten. Op basis van de overeenkomsten verkrijgen de ontwikkelende partijen bouwclaims in het plangebied voor de ontwikkeling van woningbouw. De gemeente levert bouwrijpe kavels aan de ontwikkelende partijen en is verantwoordelijk voor het woonrijp maken van het openbare gebied.
De gemeente Sint-Michielsgestel heeft ten behoeve van de ontwikkeling een grondexploitatie opgesteld. De grondexploitatie is voor rekening en risico van de gemeente. Uit de grondexploitatie blijkt dat het project financieel uitvoerbaar is. Het saldo van de grondexploitatie komt uit op nul. De vastgoedontwikkeling (woningbouw) is voor rekening en risico van de ontwikkelende partijen.
Niet is gebleken dat de ontwikkelende partijen over onvoldoende middelen beschikken om de beoogde ontwikkelingen te kunnen realiseren. Verder zijn er geen onvoorziene, hoge kosten te verwachten.
Het bestemmingsplan is daarom economisch uitvoerbaar binnen de planperiode van 10 jaar.
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.1 Inspraak
Inspraak is in de Wet ruimtelijke ordening niet verplicht gesteld. Het is uiteraard van groot belang dat burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties worden betrokken bij de totstandkoming van een bestemmingsplan. Daarom heeft de gemeente besloten wel het voorontwerp bestemmingsplan in inspraak te brengen. De inspraakreacties met een standpunt van de gemeente zijn in het eindverslag inspraak en vooroverleg opgenomen (zie separate bijlage 33 bij het bestemmingsplan).
8.2 Overleg
Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De instanties die in kennis gesteld moeten worden van dit bestemmingsplan zijn geïnformeerd. De reacties van deze instanties zijn ook samengevat en van een standpunt van de gemeente voorzien en in het eindverslag inspraak en vooroverleg opgenomen (zie separate bijlage 33 bij deze toelichting).
8.3 Vaststelling
Met de kennisgeving van de ter inzage legging van het ontwerp van het bestemmingsplan 'Jacobskamp' op grond van artikel 3.8 Wro is de formele procedure voor de vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan van start gegaan.
Het ontwerp van het bestemmingsplan 'Jacobskamp' heeft met ingang van 7 januari 2011 tot en met 17 februari 2011 (6 weken) voor het inbrengen van zienswijzen ter inzage gelegen. Van deze terinzagelegging is kennis gegeven op 6 januari 2011 middels een bekendmaking in "De Brug" alsmede door plaatsing in de Staatscourant en langs elektronische weg (op de gemeentelijke website www.sint-michielsgestel.nl en www.ruimtelijkeplannen.nl).
Daarnaast is kennisgeving geschied aan diegenen die in de basisregistratie kadaster staan vermeld als eigenaar of beperkt gerechtigde van gronden waarvan de bestemming in de naaste toekomst voor verwezenlijking in aanmerking komt.
Gelijktijdig met de plaatsing van de kennisgeving is het ontwerpbestemmingsplan langs elektronische weg toegezonden aan die diensten van Rijk en provincie die belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn, en aan de betrokken waterschapsbesturen.
In deze periode zijn zeventien schriftelijke en geen mondelinge zienswijzen ontvangen. Een van de zienswijzen is tevens gericht tegen het ontwerpexploitatieplan.
In de 'Nota Zienswijzen' (die als separate bijlage bij dit bestemmingsplan hoort), zijn de ingekomen zienswijzen samengevat en voorzien van commentaar. Voorliggend bestemmingsplan is, waar nodig, aangepast naar aanleiding van de ingebrachte zienswijzen. Hiernaast zijn enkele ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. Deze zijn eveneens vermeld in de Nota Zienswijzen.
In de vergadering van 09 juni 2011 is bestemmingsplan 'Jacobskamp' gewijzigd onherroepelijk.
Bijlage 1 Ontwerp-vaststellingsbesluiten Jacobskamp
Bijlage 1 Ontwerp-vaststellingsbesluiten Jacobskamp
Bijlage 1 Structuurvisie Jacobskamp 14-04-2009
Bijlage 1 Structuurvisie Jacobskamp 14-04-2009
Bijlage 2 Structuurvisie 1999-2015
Bijlage 2 Structuurvisie 1999-2015
Bijlage 3 Woonvisie
Bijlage 4 Gemeentelijk Verkeersveiligheidsplan
Bijlage 4 Gemeentelijk verkeersveiligheidsplan
Bijlage 5 Inventariserend Archeologisch Vooronderzoek
Bijlage 5 Inventariserend archeologisch vooronderzoek
Bijlage 6 Archeologisch Veldonderzoek
Bijlage 6 Archeologisch veldonderzoek
Bijlage 7 Archeologisch Veldonderzoek Deellocaties 1 En 2
Bijlage 7 Archeologisch veldonderzoek deellocaties 1 en 2
Bijlage 8 Cultuurhistorische Quickscan
Bijlage 8 Cultuurhistorische quickscan
Bijlage 9 Bodemonderzoek Plangebied Jacobskamp
Bijlage 9 Bodemonderzoek plangebied Jacobskamp
Bijlage 10 Bodemonderzoek, Sectie E, Nr. 123
Bijlage 10 Bodemonderzoek, Sectie E, nr. 123
Bijlage 11 Bodemonderzoek Sectie E, Nr. 948 En Sectie G, Nr. 403
Bijlage 11 Bodemonderzoek Sectie E, nr. 948 en sectie G, nr. 403
Bijlage 12 Bodemonderzoek Sectie G, Nrs. 112, 406, 321 (Ged.), 59 (Ged.), 408 (Ged.)
Bijlage 12 Bodemonderzoek Sectie G, nrs. 112, 406, 321 (ged.), 59 (ged.), 408 (ged.)
Bijlage 13 Verkeerskundig Onderzoek
Bijlage 13 Verkeerskundig onderzoek
Bijlage 14 Rapportage Aansluiting Jacobskamp Den Dungen
Bijlage 14 Rapportage aansluiting Jacobskamp Den Dungen
Bijlage 15 Wijziging Berekening Verkeersgeneratie
Bijlage 15 Wijziging berekening verkeersgeneratie
Bijlage 16 Beoordeling Planverdichting Jacobskamp Den Dungen
Bijlage 16 Beoordeling planverdichting Jacobskamp Den Dungen
Bijlage 17 Akoestisch Onderzoek Geluidbelastingen Wegverkeerslawaai
Bijlage 17 Akoestisch onderzoek Geluidbelastingen wegverkeerslawaai
Bijlage 18 Luchtkwaliteitsaspecten, Notitie 20101475-05
Bijlage 18 Luchtkwaliteitsaspecten, notitie 20101475-05
Bijlage 19 Milieuhygiënische Toetsing Sporthal, Manege, Kantine En Sportvelden
Bijlage 19 Milieuhygiënische toetsing sporthal, manege, kantine en sportvelden
Bijlage 20 Milieuhygiënische Toetsen Schuttersgilde Voor De Aspecten Geluid En Gevaar
Bijlage 20 Milieuhygiënische toetsen Schuttersgilde voor de aspecten geluid en gevaar
Bijlage 21 Akoestisch Onderzoek Nabij Tennisvelden
Bijlage 21 Akoestisch onderzoek nabij tennisvelden
Bijlage 22 Nader Akoestisch Onderzoek Binnenwaarde
Bijlage 22 Nader akoestisch onderzoek binnenwaarde
Bijlage 23 Lichthinderonderzoek Sportpark Den Dungen
Bijlage 23 Lichthinderonderzoek sportpark Den Dungen
Bijlage 24 Lichthinderonderzoek Tennisbaanverlichting
Bijlage 24 Lichthinderonderzoek tennisbaanverlichting
Bijlage 25 Quickscan Flora En Fauna Inventarisatie Waardevolle Groenstructuren
Bijlage 25 Quickscan flora en fauna inventarisatie waardevolle groenstructuren
Bijlage 26 Resultaten Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 26 Resultaten quickscan flora en fauna
Bijlage 27 Stand Van Zaken Broedvogelonderzoek
Bijlage 27 Stand van zaken broedvogelonderzoek
Bijlage 28 Vleermuisonderzoek
Bijlage 29 Geohydrologisch En Geotechnisch Onderzoek
Bijlage 29 Geohydrologisch en geotechnisch onderzoek
Bijlage 30 Infiltratievoorziening Deelgebied Woningbouw
Bijlage 30 Infiltratievoorziening deelgebied woningbouw
Bijlage 31 Infiltratievoorziening Deelgebied Sportcomplex
Bijlage 31 Infiltratievoorziening deelgebied sportcomplex
Bijlage 32 Exploitatieplan Jacobskamp D.d. 03-05-2011
Bijlage 32 Exploitatieplan Jacobskamp d.d. 03-05-2011
Bijlage 33 Eindverslag Inspraak En Vooroverleg
Bijlage 33 Eindverslag inspraak en vooroverleg
Bijlage 34 Beeldkwaliteitsplan Jacobskamp
Bijlage 34 Beeldkwaliteitsplan Jacobskamp