KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Tuin
Artikel 5 Verkeer
Artikel 6 Water
Artikel 7 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Artikel 9 Algemene Bouwregels
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 De Onderdelen Van Het Bestemmingsplan
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Ruimte Voor Ruimte Cv
1.5 Bij Het Plan Behorende Stukken
1.6 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Algemeen
2.2 Rijksbeleid En Europese Richtlijnen
2.3 Provinciaal En Regionaal Beleid
2.4 Gemeentelijk Beleid
2.5 Conclusie Beleidskader
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Algemeen
3.2 Situering En Begrenzing
3.3 Ruimtelijke En Functionele Structuren
3.4 Randvoorwaarden En Uitgangspunten
3.5 Planconcept
3.6 Stedenbouwkundig Plan
3.7 Beeldkwaliteit
Hoofdstuk 4 Gebiedsanalyse
4.1 Algemeen
4.2 Bodem
4.3 Water
4.4 Archeologie En Cultuurhistorie
4.5 Natuur En Soorten
4.6 Geluid
4.7 Luchtkwaliteit
4.8 Geurhinder
4.9 Externe Veiligheid
4.10 Milieuzonering Bedrijven
4.11 Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten
5.1 Algemeen
5.2 Planregels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Handhaving
Hoofdstuk 7 Procedure
7.1 Inspraak En Vooroverleg
7.2 Vaststelling
7.3 Beroep
Bijlagen
Bijlage 1 Bodem
Bijlage 2 Water
Bijlage 3 Archeologie
Bijlage 4 Archeologie Proefsleuven
Bijlage 5 Locatieonderzoek Natuurwaarden
Bijlage 6 Aanvullend Onderzoek Flora- En Fauna
Bijlage 7 Wegverkeerslawaai
Bijlage 8 Industrielawaai
Bijlage 9 Externe Veiligheid
Bijlage 10 Eindverslag Inspraak En Vooroverleg
Bijlage 11 Nota Zienswijzen
Bijlage 12 Beeldkwaliteitplan Hooidonk

Hooidonk

Bestemmingsplan - gemeente Sint-Michielsgestel

Onherroepelijk op 17-03-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Hooidonk' van de gemeente Sint-Michielsgestel.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0845.BP2010DGNHOOID-OH01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanbouw:

een aan een hoofdgebouw toegevoegd afzonderlijk gebouw dat in functioneel opzicht een integrerend onderdeel van het hoofdgebouw vormt en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan huis verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep, evenwel met uitzondering van kapperszaken, dat in of nabij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 aan huis verbonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, evenwel met uitzondering van kapperszaken, of het uitoefenen van een ambachtelijk bedrijf in of bij de woning, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.8 bebouwing:

ƩƩn of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.9 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.10 bestaand:

  1. a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning (omgevingsvergunning), waarvoor de aanvraag vóór het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.15 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.18 bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.20 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.21 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt.

1.22 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.23 gebruiken:

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.

1.24 mantelzorg:

het bieden van zorg in een woning aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.25 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.26 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven het peil is gelegen.

1.27 overkapping:

een bouwwerk met een open constructie zonder eigen wanden, op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats.

1.28 peil:

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land.

1.29 permanente bewoning:

bewoning door een persoon of door groepen van personen van een voor recreatieve bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats.

1.30 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.31 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.32 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de lijst van bedrijven bevattende basisinformatie voor milieuzonering, zoals de lijst is opgenomen in Bijlage 1 behorende bij deze regels.

1.33 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.34 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan ƩƩn naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt.

1.35 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van ƩƩn afzonderlijk huishouden, met dien verstande dat onder een:

  1. a. twee-aaneen woning wordt verstaan: een woning waarvan het hoofdgebouw met ƩƩn zijgevel in de zijdelingse bouwperceelgrens is gebouwd en waarvan de afstand tot de andere zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 2 m bedraagt; de woning kan deel uitmaken van een blok van ten hoogste twee woningen ("twee-onder-ƩƩn-kap");
  2. b. vrijstaande woning wordt verstaan: een woning, waarvan de afstand van beide zijgevels van het hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrenzen ten minste 3 m bedraagt.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

de horizontale diepte van een gebouw:

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.

de oppervlakte van een overkapping:

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits het bouwdeel niet meer dan 1 meter uitsteekt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen, bermen, beplanting en plantsoenen;
  2. b. waterberging ter plaatse van de aanduiding 'waterberging';
  3. c. ondergrondse afvalcontainers;
  4. d. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. paden;
  6. f. speelvoorzieningen;
  7. g. straatmeubilair;

met daaraan ondergeschikt:

  1. h. nutsvoorzieningen;
  2. i. parkeervoorzieningen;
  3. j. verhardingen;
  4. k. hondenuitlaatvoorzieningen;
  5. l. inritten;
  6. m. kunstobjecten.

3.2 Bouwregels

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. in- en uitritten;
  2. c. parkeervoorzieningen;
  3. d. groen en groenvoorzieningen;
  4. e. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. f. nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en ontsluitingswegen;
  2. b. infrastructurele voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. parkeervoorzieningen;
  2. d. ondergrondse afvalcontainers;
  3. e. kunstobjecten;
  4. f. groenvoorzieningen;
  5. g. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. h. nutsvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. b. waterberging;
  3. c. groen en groenvoorzieningen;
  4. d. oeververbindingen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. paden.

6.2 Bouwregels

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden-beroep;
  2. b. ten minste 2 parkeervoorzieningen op eigen terrein waarbij garages niet als parkeervoorziening worden meegerekend;

met daarbijbehorende:

  1. c. tuinen en erven;
  2. d. verhardingen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. f. groen en groenvoorzieningen;
  3. g. nutsvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

7.3 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming wonen is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep/bedrijf toegestaan als ondergeschikte activiteit bij een woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  1. a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw tot een maximum van 60 m2;
  2. b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  3. c. detailhandel en horeca is niet toegestaan;
  4. d. buitenopslag is niet toegestaan;
  5. e. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoners;
  6. f. de activiteiten moeten milieuhygiƫnisch inpasbaar zijn in de omgeving;
  7. g. laden en lossen en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

7.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.3 sub a ten behoeve van het uitbreiden van een aan-huis-verbonden beroep/bedrijf met maximaal 10%.

7.5 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag is bevoegd het aantal wooneenheden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' te wijzigingen met in achtneming van de volgende regels:

  1. a. het maximaal aantal wooneenheden mag ten hoogste met 1 wooneenheid per bouwvlak worden vermeerderd.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene Bouwregels

9.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  6. f. de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 10 Algemene Gebruiksregels

10.1 Algemeen

Het is verboden de in het plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming(en).

10.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, ten opzichte van de bestemmingsregels in hoofdstuk 2, wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. gronden te gebruiken of laten gebruiken als:
    1. 1. opslagplaats voor vaten, kisten, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind, brandstoffen, bagger, en grondspecie en dergelijke;
    2. 2. uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;
    3. 3. een seksinrichting, prostitutie en dergelijke;
  2. b. gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te gebruiken of laten gebruiken voor:
    1. 1. seksinrichtingen, prostitutie en dergelijke;
    2. 2. (inrichtingen ten behoeve van) het verstrekken van verdovende middelen, vallende onder de Opiumwet;
    3. 3. bijgebouwen te gebruiken of laten gebruiken voor bewoning.

10.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. het in 10.1 vervatte verbod, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd;
  2. b. het bepaalde in 10.2 onder b sub 3 en toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw bij een woning gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits:
    1. 1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
    2. 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
    3. 3. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen, aan- en uitbouwen wordt ingepast met een maximale vloeroppervlakte van 80 m²;
    4. 4. het (vrijstaande) bijgebouw is gelegen op een afstand van maximaal 25 m van het woonhuis of de bedrijfswoning.
  3. c. Het bevoegd gezag trekt de vergunning, verleend op grond van het gestelde in 10.3, onder b in, indien de bij het verlenen van de vergunning bestaande noodzaak voor de zorgbehoevende vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

11.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  2. b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  3. c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;

11.2 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.1 kan slechts worden verleend, mits:

  1. a. de bezonning van de omliggende percelen niet onevenredig wordt verminderd;
  2. b. de privacy van de gebruikers/eigenaren van de omliggende percelen niet onevenredig worden verminderd;
  3. c. het uitzicht van de gebruikers/eigenaren van de omliggende percelen niet onevenredig worden verminderd;
  4. d. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  5. e. bij de afwijking geen bestemmingsgrenzen worden overschreden.

Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

13.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Hooidonk

Aldus onherroepelijk in de raadsvergadering van ..........................

De voorzitter, De griffier,

……………… ………………

Bijlagen

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Sint-Michielsgestel is voornemens om in het kader van haar volkshuisvestelijke doelstelling en de ā€˜Ruimte voor Ruimte’- regeling een nieuw woongebied te realiseren aan de noordzijde van de kern Den Dungen. Om de ontwikkeling van het woongebied mogelijk te maken moet het vigerende bestemmingsplan worden aangepast. Onderhavig bestemmingsplan schept een ruimtelijk kader waardoor de beoogde bouw van 14 woningen mogelijk wordt gemaakt. Daarnaast zijn de percelen met adres Litserstraat 66 en 66b en Litserstraat 90 in voorliggend bestemmingsplan opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2010DGNHOOID-OH01_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

1.2 De Onderdelen Van Het Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan bestaat uit de toelichting, de regels en de verbeelding.

De toelichting heeft geen bindende werking. De toelichting maakt juridisch geen onderdeel uit van het bestemmingsplan. Dit onderdeel heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan. Ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, gebouwen en bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Per hoofdstuk zullen de diverse bepalingen artikelsgewijs worden besproken.

De verbeelding heeft een ondersteunende rol van toepassing van de regels evenals een visualiserende functie van de bestemmingen. Op de verbeelding worden de bestemmingen en randvoorwaarden weergegeven. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende deel van het bestemmingsplan.

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Binnen de grenzen van het plangebied vigeren twee bestemmingsplannen:

  • 'Buitengebied Sint-Michielsgestel', dat is onherroepelijk door de raad van de gemeente Sint-Michielsgestel d.d. 31 mei 2001. Dit betreft enerzijds het deel van het plangebied met de te realiseren woningen, dat in dit bestemmingsplan geheel is bestemd als 'agrarisch gebied', en anderzijds het perceel met adres Litserstraat 66 en 66b, dat in dit bestemmingsplan is bestemd als 'wonen' en 'agrarisch gebied';
  • 'Den Dungen', dat is onherroepelijk door de raad van de gemeente Sint-Michielsgestel d.d. 30 september 2004. Dit betreft het perceel met adres Litserstraat 90. In het vigerende bestemmingsplan is dit perceel bestemd als 'wonen' en 'tuin'.

De gemeente Sint-Michielsgestel werkt momenteel aan een nieuw bestemmingsplan voor het buitengebied. Het ontwerp-bestemmmingsplan Buitengebied heeft tot 3 juni 2010 ter gelegen.

1.4 Ruimte Voor Ruimte Cv

In het kader van de uitvoering van de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling is de provincie een samenwerkingsverband aangegaan, waarin op dit moment de volgende partijen participeren:

  • Provincie Noord-Brabant;
  • NIB Capital;
  • BNG Gebiedsontwikkeling van de BNG (Bank Nederlandse Gemeenten);
  • Grontmij Nederland B.V.

Binnen dit samenwerkingsverband is de Ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte CV opgericht. Deze ontwikkelingsmaatschappij heeft tot doel het financieren van de sloopvergoedingen. In ruil daarvoor heeft de ontwikkelingsmaatschappij het recht op de ontwikkeling van woningbouwkavels in het kader van de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling.

Op basis van de eerste tranche ontwikkelt Ruimte voor Ruimte CV 964 kavels. De tweede tranche bevat in totaal 1.700 kavels. In onderhavig plan worden 14 woningen gerealiseerd waarvan de uitgifte van 11 kavels onderdeel uitmaakt van de tweede tranche.

1.5 Bij Het Plan Behorende Stukken

Voor de totstandkoming van het plan Hooidonk zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd, waarvan de resultaten op hoofdlijnen in dit bestemmingsplan zijn verwoord. De volgende rapportages, behorende bij dit plan, zijn als bijlagen opgenomen:

  • Archeologisch onderzoek plangebied Hooidonk te Den Dungen, Grontmij Nederland B.V., Roermond, 22 juni 2010;
  • Waterparagraaf. Ruimte voor Ruimte locatie te Den Dungen gemeente Sint-Michielsgestel. Concept, Grontmij Nederland B.V., Eindhoven, 10 juni 2010;
  • Verkennend bodemonderzoek Hooidonk (ong.) te Den Dungen. Grontmij Nederland B.V, Eindhoven, 10 maart 2010;
  • Locatieonderzoek natuurwaarden. Natuur- en soortenbeleid in relatie tot Ruimte voor Ruimte project Hooidonk te Den Dungen. Grontmij Nederland B.V., Eindhoven, 28 mei 2010;
  • Aanvullend onderzoek Steenuil, Kerkuil, Ransuil en Bermpje inzake RvR project Hooidonk Den Dungen, Grontmij Nederland B.V., Eindhoven, 27 mei 2010;
  • Plan Hooidonk te Den Dungen, rapportage externe veiligheid - risicoinventarisatie. Grontmij Nederland B.V., Eindhoven, 23 maart 2010;
  • Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Hooidonk, Grontmij Nederland B.V., Eindhoven, 23 april 2010;
  • Ruimte voor Ruimte locatie Hooidonk, onderzoek naar de effecten van industrielawaai, Grontmij Nederland B.V., Roosendaal, 29 juni 2010.

De volgende rapportage moet nog worden ingediend:

  • Proefsleuvenonderzoek archeologie.

1.6 Leeswijzer

In dit bestemmingsplan staat een beschrijving van het relevante beleidskader centraal in hoofdstuk 2, gevolgd door de beschrijving van het plan (situering, voorwaarden, planconcept en beeldkwaliteit) in hoofdstuk 3. De uitgevoerde onderzoeken zijn samengevat en voorzien van een conclusie in hoofdstuk 4. Uiteindelijk wordt het plan Hooidonk juridisch vastgelegd met behulp van de regels en de verbeelding. De opzet hiervan wordt beschreven in hoofdstuk 5. De uitvoerbaarheid van het plan komt in hoofdstuk 6 aan de orde, waarna de procedure van het plan uiteen wordt gezet in hoofdstuk 7.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Algemeen

De relevante beleidskaders voor de voorgenomen ontwikkeling zijn op een drietal niveaus beschreven. In dit hoofdstuk gaat achtereenvolgens in op het rijksbeleid, het provinciaal- en regionaal beleid en het gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke- en de functionele structuur.

2.2 Rijksbeleid En Europese Richtlijnen

2.2.1 Regeling Beƫindiging Veehouderijtakken

In het kader van de aanpak van de mestproblematiek is de Regeling Beƫindiging Veehouderijtakken (RBV) opgesteld. Voor de beƫindiging van verschillende takken van veehouderij kan subsidie worden aangevraagd. Indien een beƫindigingsubsidie wordt aangevraagd, kan op aanvraag ook subsidie worden verstrekt voor de afbraak van stallen. De sloopsubsidie kan alleen worden verstrekt voor gebouwen binnen de reconstructiegebieden.

Om de sloopsubsidies te kunnen financieren is de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling in het leven geroepen. De provincies binnen de concentratiegebieden krijgen de mogelijkheid extra woningen te realiseren bovenop het reeds toegekend reguliere contingent, om met de opbrengsten daarvan de sloop van stallen te betalen. Op 31 maart 2000 hebben Provinciale Staten van Noord-Brabant ingestemd met het beginsel 'Ruimte voor Ruimte'.

Aan de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling zijn meerdere voordelen verbonden. De verstening van het platteland wordt teruggebracht, de milieukwaliteit en de ruimtelijke kwaliteit worden verbeterd en er wordt een bijdrage geleverd aan het terugdringen van het mestoverschot. De gemaakte afspraken brengen met zich mee dat er in Noord-Brabant circa 2.700 extra woningen mogen worden gerealiseerd boven op de reguliere aantallen. Dit aantal kavels wordt in twee tranches uitgegeven van respectievelijk 964 en 1.700 kavels. De tweede tranche bevat in totaal 1.700 kavels waarvan 1.100 kavels in het kader van de RBV (Regeling Beƫindiging Veehouderijtakken), de regeling waarop ook de eerste tranche is gebaseerd, en 600 kavels in het kader van de verbrede aanpak Ruimte voor Ruimte. De verbrede aanpak houdt in dat de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling ook kan worden ingezet ter financiering van de beƫindiging en sanering van glastuinbouwbedrijven in kwetsbare gebieden, de sloop van niet meer voor intensieve veehouderij in gebruik zijnde agrarische bedrijfsgebouwen of de sloop van andere ongewenste bebouwing in het buitengebied.

In paragraaf 2.3.9 wordt verder ingegaan op de aanpak van de provincie Noord-Brabant bij de financiering van de sloopsubsidies.

2.2.2 Nota Ruimte

In de Nota Ruimte, die in april 2004 is verschenen, zijn door de ministeries van VROM, LNV, V&W en EZ de principes voor de ruimtelijke inrichting van Nederland vastgelegd. In de Nota Ruimte zijn het beleid uit de Structuurvisie Groene Ruimte 2 en de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid uit de Vijfde Nota over de ruimtelijke ordening meegenomen. Hoofddoel van de Nota Ruimte is ruimte scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op een relatief beperkt oppervlak dat Nederland ter beschikking staat.

In de Nota Ruimte worden vier algemene doelen geformuleerd:

  • versterking van de internationale concurrentiepositie;
  • bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
  • borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden;
  • borging van de veiligheid.

Voor de gemeente Sint-Michielsgestel is zowel het beleid ter bevordering van krachtige steden, als het streven naar een vitaal platteland van belang. Het streven naar een vitaal en aantrekkelijk landelijk gebied staat voor het rijk in relatie met het streven naar vitale en aantrekkelijke steden. Het rijk kiest dan ook voor voortzetting van het beleid van bundeling van verstedelijking en economische activiteit. Dit betekent dat nieuwe bebouwing voor deze functies grotendeels geconcentreerd tot stand komt. Dat wil zeggen in bestaand bebouwd gebied, aansluitend op het bestaande bebouwde gebied of in nieuwe clusters van bebouwing daarbuiten. De ontwikkeling van het plangebied sluit aan op dit rijksbeleid.

2.2.3 Natura 2000

De Europese Unie heeft het initiatief genomen voor 'Natura 2000', een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de lidstaten van de EU. Dit netwerk vormt de hoeksteen van het EU-beleid voor behoud en herstel van biodiversiteit. Alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogel- en/of Habitatrichtlijn zijn ook aangegeven als Natura 2000-gebied. Het is niet toegestaan om zonder vooraf toegekende vergunning nieuwe activiteiten in deze gebieden uit te voeren.

Het plangebied ligt niet in of nabij ƩƩn van de Natura 2000-gebieden. De ontwikkeling van het plangebied betekent dan ook geen aantasting van het Natura 2000-gebied.

2.2.4 Wet Milieubeheer, luchtkwaliteitseisen

Om de ontwikkeling van nieuwe functies mogelijk te maken dient de luchtkwaliteit in beschouwing te worden genomen. Op 15 november 2007 is wet- en regelgeving in werking getreden die tezamen bekend staat onder de naam 'Wet luchtkwaliteit' (wijziging Wet milieubeheer, hoofdstuk 5.2. luchtkwaliteitseisen). In deze wet zijn voor verschillende vervuilende stoffen normen opgenomen waaraan minimaal voldaan moet worden bij ruimtelijke ontwikkelingen. Een vervuilde lucht kan immers leiden tot gezondheidsklachten bij mensen. Voor Nederland zijn voornamelijk overschrijdingen van de grenswaarden voor fijn stof en stikstofdioxide aan de orde en plaatselijk van benzeen (parkeergarages).

De 'Wet luchtkwaliteit' voorziet onder meer in een gebiedgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin worden gebiedsgerichte programma's en rijksmaatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren opgenomen. Projecten worden niet meer aan de normen getoetst maar aan het doel van het programma. Bouwprojecten in een gebied kunnen dan doorgaan als maatregelen worden genomen om de luchtkwaliteit op zijn minst gelijk te houden. De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Projecten die opgenomen zijn in het NSL mogen worden vervangen door plannen van gelijke of kleinere omvang.

Naast de 'Wet Luchtkwaliteit' is in 2007 het begrip niet in betekenende mate bijdragen verduidelijkt (Besluit niet in betekenende mate bijdragen en Regeling niet in betekenende mate bijdragen). Door het in werking treden van het NSL op 1 augustus 2009 worden projecten die minder dan 3% bijdragen aan de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof of stikstofdioxide geacht niet in betekenende mate bij te dragen. Voor dergelijke projecten is geen luchtkwaliteitsonderzoek noodzakelijk.

De voorgenomen locatieontwikkeling valt binnen de categorie die minder dan 3% bijdraagt aan de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof of stikstofdioxide en daarmee is geen onderzoek naar de luchtkwaliteit benodigd.

2.3 Provinciaal En Regionaal Beleid

2.3.1 Interimstructuurvisie Brabant in Ontwikkeling

Op 27 juni 2008 hebben Provinciale Staten van Noord-Brabant de Interimstructuurvisie Brabant in Ontwikkeling onherroepelijk. Deze vervangt het Streekplan Noord-Brabant 2002. Uit de interimstructuurvisie "Brabant in Ontwikkeling" blijkt dat de provincie het wonen zoveel mogelijk in kernen wil concentreren. Spreiding van de woonbebouwing wordt tegengegaan om verdere verstening van het buitengebied te voorkomen en ruimten die niet meer functioneel zijn te herontwikkelen. Zuinig ruimtegebruik staat voor het optimaal gebruik maken van de mogelijkheden om de bestaande ruimte (opnieuw en) beter te benutten.

In de Interimstructuurvisie zijn als leidende principes geformuleerd: meer aandacht voor de onderste lagen, zuinig ruimtegebruik, concentratie van verstedelijking, zonering van het buitengebied en grensoverschrijdend denken en handelen. In de uitwerkingsplannen van de stedelijke en landelijke regio's vindt verdere concretisering van deze principes plaats.

De Interimstructuurvisie duidt het plangebied aan als gelegen binnen de Agrarische
Hoofdstructuur (AHS) met toevoeging 'landbouw'. Figuur 3.1 toont een uitsnede van de plankaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2010DGNHOOID-OH01_0002.jpg"

Figuur 2.1 Uitsnede plankaart Interimstructuurvisie

De AHS-landbouw omvat de meest pure landbouwproductiegebieden. De natuurwaarden en de daarmee samenhangende landschapswaarden die in deze gebieden voorkomen zijn zo algemeen of komen alleen in zulke kleine gebiedjes voor, dat een aanduiding daarvan op de kaart Ruimtelijke Hoofdstructuur achterwege is gelaten. De ruimte voor uitbreiding van steden en dorpen, de aanleg en uitbreiding van bedrijventerreinen en de aanleg en (fysieke) aanpassing van niet-recreatieve infrastructuur kan in beginsel alleen worden gevonden in de AHS-landbouw.

Het plangebied heeft daarnaast geen belangrijke ligging ten opzichte van bos- en natuurgebieden en landbouwgronden met bijzondere natuurwaarden en is dan ook niet opgenomen binnen een regionale natuur- en landschapseenheid (RNLE-landschapsdeel).

2.3.2 Paraplunota ruimtelijke ordening

Ingevolge de Paraplunota Ruimtelijke Ordening, door Provinciale Staten onherroepelijk op 1 juli 2008, vormt het 'Uitwerkingsplan landelijke regio Boxtel, Haaren en Sint-Michielsgestel' de uitwerking van het provinciaal beleid. Het uitwerkingsplan (zie paragraaf 2.3.3) dient voor zover nodig gelezen te worden naar de bedoeling en de werking van de Wet ruimtelijke ordening en als een uitwerking van de in de Interimstructuurvisie Noord-Brabant opgenomen hoofdzaken van het provinciaal beleid. Het plan Hooidonk past binnen de uitgangspunten van de verordening.

2.3.3 Uitwerkingsplan landelijke regio Boxtel, Haaren en Sint-Michielsgestel

In het uitwerkingsplan voor de landelijke regio Boxtel e.o. is het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld voor de regio vastgelegd. Het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld geeft een visie op de ruimtelijke structuur (opbouw en samenhang) van het hele plangebied. Het streven naar ruimtelijke samenhang speelt daarbij een belangrijke rol. Hierbij wordt ruimtelijke kwaliteit, in overeenstemming met de drie lagen van de lagenbenadering, integraal benaderd: kwaliteiten die te maken hebben met bijvoorbeeld water, cultuurhistorie, milieu en verkeer en vervoer worden in beeld gebracht. Elke laag heeft een eigen karakter en dynamiek. De lagenbenadering schrijft geen afwegingsmechanisme voor: hiërarchie tussen de lagen is er niet. Ze worden niet op elkaar gestapeld, maar geïntegreerd tot een duurzaam ruimtelijk structuurbeeld. Daartoe worden waarderingen toegekend aan de verschillende gebieden, zones en lijnen die in het plangebied op het niveau van het uitwerkingsplan te onderscheiden zijn en wordt een globale visie op het plangebied gegeven. Het streven naar ruimtelijke samenhang speelt daarbij een belangrijke rol.

Het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld laat nog ruimte voor meerdere toekomstmogelijkheden, het is geen eindontwerp met een bepaalde planhorizon. Het is de basis voor de verdere planvorming en het ontwerp.

Een belangrijk element van het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld is het landschappelijk raamwerk. Het landschappelijk raamwerk geeft inzicht in de landschappelijke samenhang van de totale regio. Met dit landschappelijk raamwerk worden ā€œgroeneā€ waarden en landschappelijke kwaliteiten veilig gesteld met als doel de karakteristieke contrastrijke groene dooradering van de regio te behouden en verder te ontwikkelen. Doel hiervan is dat de kernen in het gebied zich kunnen ontwikkelen en dat daarbij de identiteit van het landschap sturend is.

Het landschappelijk raamwerk vormt een soort groene contramal in de regio in samenhang met het stedelijk landschap. Stedelijke ontwikkelingen kunnen plaatsvinden zowel binnen het bestaand stedelijk gebied, waar de belangrijke herstructureringsgebieden zijn aangegeven, als buiten het bestaand stedelijk gebied waar transformatie van buitengebied naar stedelijk gebied afweegbaar is.

In het uitwerkingsplan is het plangebied aangewezen als transformatie-afweegbaar (zie figuur 3.3). De aanduiding transformatie afweegbaar geeft aan dat het transformeren van landelijk gebied naar stedelijk grondgebruik (wonen, werken, voorzieningen, stedelijk groen, al of niet in combinaties van meervoudig ruimtegebruik) afweegbaar is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2010DGNHOOID-OH01_0003.jpg"

Figuur 2.2 Uitsnede kaart Uitwerkingsplan Boxtel e.o.

2.3.4 Ontwerp structuurvisie Noord-Brabant

In de ontwerp structuurvisie geeft de provincie aan hoe ruimtelijke ontwikkelingen een plek kunnen krijgen die aansluit bij de kwaliteiten van Noord-Brabant. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn twee ruimtelijke trends te onderscheiden: de schaalvergroting en de behoefte aan identiteit. De ontwerp structuurvisie is in december 2009 ter besluitvorming in Gedeputeerde Staten gekomen. In januari 2010 behandelde de commissie Ruimte & Milieu het ontwerp met bijbehorend Plan-MER, met de vraag of ze deze vrij willen geven voor inspraak. Het ontwerp en bijbehorend Plan-MER liggen tot 10 mei 2010 ter inzage. De provincie streeft ernaar om de structuurvisie medio 2010 vast te stellen.

De structuurvisie geeft aan welke ambities de provincie heeft met haar ruimtelijke beleid tot 2025. De Interimstructuurvisie was een eerste stap in deze richting. De ontwerp Structuurvisie is een volgende stap. De provinciale ruimtelijke verordening is een concrete uitwerking van de ambities van de provincie Noord-Brabant.

De provincie streeft naar een concentratie van verstelijking, robuuste en aaneengesloten natuurgebieden, concentratiegebieden voor glastuinbouw en intensieve veehouderijen en voldoende ruimte voor waterberging nu en in de toekomst. De provincie wil duurzaam en zuinig omgaan met de leefomgeving en de ruimte en een goede relatie creƫren tussen wonen en werken in de stedelijke omgeving en een groene landelijke omgeving daarbuiten. Bij de vaststelling van deze structuurvisie vervallen de uitwerkingsplannen van het Streekplan 2002.

De provincie kiest in haar ruimtelijke beleid tot 2025 voor de verdere ontwikkeling van gevarieerde en aantrekkelijke woon-, werk- en leefmilieus en een kennisinnovatieve economie met als basis een klimaatbestendig en duurzaam Brabant. Het principe van behoud en ontwikkeling van het landschap is in deze structuurvisie de 'rode' draad die de ruimtelijke ontwikkelingen stuurt.

De voorgenomen ontwikkeling past binnen de ambities en uitgangspunten die door de provincie zijn opgenomen in de ontwerp Structuurvisie Noord-Brabant.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2010DGNHOOID-OH01_0004.jpg"

Figuur 2.3 Uitsnede kaart ontwerp Structuurvisie

2.3.5 Verordening ruimte

In de provinciale planologische verordening kan de provincie regels opstellen waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. Door deze regels weten gemeenten al in een vroeg stadium waar ze aan toe zijn. De onderwerpen die in de verordening staan komen uit de provinciale structuurvisie (zie paragraaf 2.3.4).

Provinciale Staten hebben op 12 december 2008 aan Gedeputeerde Staten de opdracht gegeven een planologische verordening voor te bereiden. De achtergronden en inhoud van deze opdracht zijn opgenomen in de Startnotitie Verordening Ruimte Noord-Brabant.

De voorbereiding van de verordening is opgesplitst in twee fasen. De eerste fase bevat onderwerpen die niet ter discussie staan bij de herziening van de Interimstructuurvisie, namelijk:

  • Regionaal perspectief voor wonen en werken;
  • Ruimte-voor-ruimteregeling;
  • GHS-natuur/EHS;
  • Bescherming tegen wateroverlast en overstromingen;
  • Grond- en oppervlaktewatersysteem;
  • Land- en tuinbouw (integrale zonering, glas, TOV).

In de tweede fase volgen onderwerpen waarvan de uitwerking wordt gekoppeld aan de totstandkoming van de structuurvisie.
De Ontwerp Verordening Ruimte heeft in de tweede helft van 2009 ter inzage gelegen. De verordening is op 23 april 2010 onherroepelijk in Provinciale Staten. De Verordening ruimte heeft geen consequenties voor plan Hooidonk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2010DGNHOOID-OH01_0005.jpg"Figuur 2.4 Uitsnede kaart Verordening Ruimte

2.3.6 Reconstructieplan Maas en Meierij

In het Reconstructieplan/ milieueffectrapport Maas en Meierij staat het gebied ter plekke van onderhavige locatie aangemerkt als 'extensiveringsgebied overig'. Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen ontwikkeling niet conflicteert met de plaatselijke agrarische doelstellingen die hierin zijn opgenomen. Voorwaarde is wel dat bestaande bedrijfsinrichtingen niet in de bedrijfsvoering worden belemmerd.

2.3.7 Water

2.3.8 Provinciale rood met groenregeling

Voor alle bestemmingsplannen op uitbreidingslocaties die na 1 juli 2005 door de gemeenteraad worden onherroepelijk, geldt de 'Rood met Groen'-regeling. De uitbreiding van het stedelijk gebied (rood) moet tot een kwaliteitsimpuls elders binnen de gemeente in het buitengebied (groen) leiden. Deze regeling is echter niet van toepassing op Ruimte voor Ruimte woningen.

Voor de woningen die vanuit het reguliere programma worden gebouwd in een uitbreidingslocatie dienen de afspraken omtrent de 'Rood met Groen'-regeling te worden opgenomen in het bestemmingsplan. Met de opbrengst van de 3 kavels wordt een bijdrage geleverd aan het gemeentelijke Rood met Groen-fonds waarmee een deel van de aanleg en het beheer van een duurzame afronding van het plan wordt gefinancierd.

2.3.9 Provinciale benadering 'Ruimte voor Ruimte'-regeling

De provincie Noord-Brabant heeft als voorwaarde aan de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling gesteld dat de ontwikkeling van kavels direct dient te worden gerelateerd aan concreet te slopen staloppervlak. Voor de sloop van 1.000 m² stal mag 1 kavel worden ontwikkeld.

Om aan te tonen dat er inderdaad per te ontwikkelen woningbouwkavel 1.000 m² stallen gesloopt zijn, stelt de provincie conform afspraken met de ontwikkelingsmaatschappij 'Ruimte voor Ruimte' dossiernummers ter beschikking van aanvragen voor sloopsubsidie in het kader van de beëindigingsregeling.

De benodigde dossiernummers voor plangebied Hooidonk te Den Dungen zijn opgenomen in tabel 3.1. Het betreft dossiernummers voor in totaal 11 Ruimte voor Ruimte bouwcontingenten.

Aanvraagnummer Mestnummer Sloop m² Toegekende sloop m²
4529193 112025196 1.388 1.000
4530136 122036204 1.537 1.537
4530149 115019880 1.890 1.890
4530163 115027670 1.647 1.647
4530183 113028768 1.147 1.147
4530205 116032812 1.401 1.401
4530220 113027915 1.421 1.421
452984 112012906 957 957
Totaal ingebrachte m² sloop 11.000

Tabel 3.1: Dossiernummers Ruimte voor Ruimte

2.4 Gemeentelijk Beleid

2.4.1 Structuurvisie Sint-Michielsgestel 1999 - 2015

In november 2009 heeft de gemeenteraad de structuurvisie Sint-Michielsgestel 1999 – 2015 onherroepelijk. De visie vormt het kader voor ruimtelijke ontwikkelingen van de gemeente voor de komende 15 jaar. De gemeente wil de groene recreatieve functie die de gemeente voor de regio vervult behouden en waar mogelijk versterken. Voorkomen moet worden dat een grote stedelijke agglomeratie ontstaat; de nadruk ligt op het beheer van de bestaande woningvoorraad en omgeving. De voorgestane ontwikkeling sluit aan op dit beleid.

2.4.2 Woonvisie 2005

De Woonvisie van de gemeente Sint-Michielsgestel van 10 november 2005 bevat de gemeentelijke visie op de thema's wonen, zorg en welzijn. Daarnaast omvat de visie een kader voor de periode 2005 - 2009 waaraan de gemeente bouwplannen kan toetsen. De woonvisie doet geen uitspraken over de hoeveelheid benodigde woningen maar over het type woningen dat gerealiseerd dient te worden. De gemeente heeft vier speerpunten geformuleerd om te komen tot een duurzaam woonklimaat:

  1. 1. Voorzien in de behoefte aan wonen, zorg en welzijn;
  2. 2. Sturen op de woningbouwproductie;
  3. 3. Het voeren van een actieve grondpolitiek;
  4. 4. Het maken van prestatieafspraken met corporaties.

Om dit woonklimaat te realiseren zoekt de gemeente samenwerking met andere partijen.

Uit de Woonvisie en het woonwensenonderzoek blijkt dat in de kern Den Dungen behoefte is aan nieuwe, grondgebonden woningen.

Duurzaamheid

Momenteel zijn er een aantal nieuwbouwlocaties in ontwikkeling binnen de gemeente. Omdat het aantal locaties beperkt is, is het voornemen deze beperkte voorraad aan hogere kwaliteitseisen te laten voldoen. Dat is niet alleen bouwkundig maar ook energetisch en stedenbouwkundig het geval.

Energie

Energie is de komende jaren een sterk stijgende kostenpost voor alle inwoners. Ondanks de schommelingen in tarieven de afgelopen tijd is de trend duidelijk waarneembaar. Om te zorgen dat de nieuwe woningen niet direct al verouderd worden opgeleverd wil de gemeente hiervoor zorg dragen door eisen te stellen die ten goede komen aan de eigenaren van de woningen.

Voor het energetisch deel wil de gemeente een norm vast gaan leggen in een gemeentelijke verordening die gekoppeld wordt aan de bouwverordening. Energienormen worden uitgedrukt in Energie prestatie Norm (EPC). Voor het de landelijke EPC-norm is momenteel 0,8. Deze zal per 1 januari 2011 verlaagd worden naar 0,6. Zoals het er nu uitziet zal per 1 januari 2015, de norm verder worden verlaagd naar 0,4.

Haalbaar

Uit diverse onderzoeken en projecten is gebleken dat met beperkte extra investeringen, zoals investeringen in zonneboilers, extra gevelisolatie, glas, lage temperatuur verwarming, warmtepompen, etcetera, een EPC-norm van 0,4 eenvoudig te halen valt. Daarnaast hebben de initiatiefnemers de mogelijkheid om duurzame ontwikkelingen te subsidiƫren vanuit het gemeentelijke Vlagheidefonds, vanuit regelingen die de provincie Brabant beheert en vanuit voordelige financieringsconstructies (o.m. SVN).

Beleidslijn

Er wordt momenteel een beleidsadvies Energie en Duurzaamheid opgesteld. Vervolgens wordt deze ter besluitvorming aan het college voorgelegd, met als doel vaststelling door de Raad. Door middel van vaststelling door de Raad is deze hogere normering ook wettelijk afdwingbaar. Met vaststelling van het beleid en de verordeningen is het kader geschept waarbinnen de gemeente duidelijke afspraken kan maken met bouwpartijen en de kwaliteit in de toekomst gegarandeerd is. Het is de bedoeling te komen tot duurzame ontwikkeling van nieuwbouw en beheer. Hierbij geld dat het Convenant Duurzaam Bouwen reeds geldt (voor zowel woningen als voor bedrijfsgebouwen). Ook wordt gestreefd naar het kunnen voldoen aan (aspecten van) het Politiekeurmerk Veilig Wonen

2.4.3 Waterplan 2004

Doel van het Waterplan is om het watersysteem en de waterketen binnen de gemeente integraal te benaderen. Samenwerking tussen en afstemming met het waterschap en de gemeente is hierbij van groot belang. Daarnaast zijn er een aantal nevendoelen zoals het inzichtelijk maken van het functioneren van het watersysteem en de waterketen, het opstellen van een visie ten aanzien van duurzaam waterbeheer in de gemeente en het opstellen van een uitvoeringsprogramma.

In het plan worden vier thema's onderscheiden:

  • Hoogwater: voorkomen van overstromingen door te zorgen voor voldoende waterafvoercapaciteit, berging, inrichting en beheer van het oppervlaktewatersysteem;
  • Schoon water: vervuiling door puntlozingen en diffuse bronnen moet worden voorkomen, het drinkwater dient van voldoende kwaliteit te zijn en het afvalwater dient op verantwoorde wijze te worden afgevoerd en gereinigd;
  • Natuurlijk water: het benutten van een natuurlijke bergingscapaciteit zorgt voor een natuurlijker verloop van waterpeil, -stroming en -afvoer;
  • Mooi water: verbetering van kwaliteit en kwantiteit van het watersysteem en het behoud en ontwikkeling van natuurlijke beekdalen.

Bij de uitwerking van het plan zal worden aangesloten op de vereisten vanuit het Waterplan.

De gemeente Sint-Michielsgestel heeft tijdens het startoverleg (d.d. 27 november 2009) te kennen gegeven dat de voorkeur uitgaat naar waterberging in het openbaar gebied in plaats van waterberging op eigen terrein. Daarnaast gaat de voorkeur uit naar bovengrondse berging in plaats van ondergrondse berging.

2.4.4 Verkeersveiligheidsplan 1998

In 1998 is een gemeentelijk verkeersveiligheidsplan onherroepelijk door de gemeenteraad. De aanleiding voor dit plan bestond uit de toenemende verkeersoverlast, onveiligheid en nieuw geformuleerd verkeersbeleid. Alle wegen binnen de gemeente worden ingericht conform het principe duurzaam veilig. Bij de nieuw te realiseren weg binnen het plangebied wordt hier rekening mee gehouden, deze weg wordt ingericht als een 30 km/zone.

2.4.5 Kadernota milieu 2008 - 2011

In de Kadernota milieu is het milieubeleid van de gemeente Sint-Michielsgestel verwoord. Uit de nota komen een aantal belangrijke zaken naar voren:

  • De effectivtiteit van de vergunningsverlening en handhaving op grond van de Wet milieubeheer moet worden vergroot;
  • Het afvalbeleid is gericht op het voorkomen van afval en het hergebruiken en scheiden van afval;
  • Nieuwe bodemverontreinigingen moeten worden voorkomen en er dient een grondstromenbeleid opgesteld te worden;
  • Het is noodzakelijk dat de gemeente een klimaatbeleid opstelt en uitvoert.

Bij de ontwikkeling van voorliggend plan is aangesloten op hetgeen in de Kadernota is verwoord.

2.5 Conclusie Beleidskader

Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen herontwikkeling past binnen de Europese richtlijnen, het rijksbeleid, het beleid van de provincie en regio en het gemeentelijke beleid. Vanuit beleidsoogpunt zijn er dan ook geen belemmeringen voor de voorgestane ontwikkeling.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Algemeen

In aansluiting op de beschrijving van de huidige situatie is in dit hoofdstuk het voorgenomen plan beschreven, ondersteund door afbeeldingen.

In dit hoofdstuk staat ten eerste de bestaande situatie van het plangebied centraal. Aan de orde komen de situering en de begrenzing van het plan, alsmede de huidige ruimtelijke en functionele structuur. Vervolgens wordt ingegaan op de randvoorwaarden en eisen die aan de locatieontwikkeling ten grondslag liggen. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een beschrijving van het planconcept, het stedenbouwkundig plan en de beoogde beeldkwaliteit van het gebied.

3.2 Situering En Begrenzing

Het plangebied ligt in de gemeente Sint-Michielsgestel, aan de noordzijde van de kern Den Dungen. Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door de doorgaande weg 'Hooidonk'. Ten oosten bevindt zich een akker van een aangrenzend agrarisch bedrijf. Zuidelijk van de locatie bevindt zich een onverharde weg met daarachter gelegen enkele sportvelden (Sportterreinen Jacobskamp) en tennisbanen van tennispark de Donkelaar. De sportvelden, m.u.v. de tennisbanen, worden verplaatst om woningbouw mogelijk te maken. Westelijk van de locatie liggen enkele achtertuinen van woonhuizen en overige bebouwing gelegen aan de Litserstraat.

Het nieuw te ontwikkelen deel van het plangebied beslaat ruim 21.000 m2 en is momenteel in gebruik als weiland. De percelen met adres Litserstraat 66 en 66b zijn momenteel in gebruik als woning en kantoorruimte. Het perceel met adres Litserstraat 90 is momenteel in gebruik als woning en bedrijf (stucadoorsbedrijf).

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2010DGNHOOID-OH01_0006.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2010DGNHOOID-OH01_0007.png"

Figuur 3.1 Het plangebied

3.3 Ruimtelijke En Functionele Structuren

3.3.1 Landschapsstructuur

Het dorp Den Dungen is vernoemd naar de natuurlijke verhogingen in het lage en drassige landschap van het Bossche Broek rondom 's-Hertogenbosch. Op deze zogenaamde dunghen of donken vestigden zich mensen vanwege wateroverlast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2010DGNHOOID-OH01_0008.jpg"

Figuur 3.2 Den Dungen en nabij gelegen woonkernen liggen op verhogingen in het landschap (Bron: AHN)

Later ontstond ook steeds meer bebouwing langs de doorgaande wegen die de woonkernen met elkaar verbonden. De woonclusters groeiden als het ware naar elkaar toe. Achter de historische linten, waar de Hooidonk er ƩƩn van is, zijn naoorlogse uitbreidingswijken gesitueerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2010DGNHOOID-OH01_0009.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2010DGNHOOID-OH01_0010.jpg"

Figuur 3.3 Herkenbare historische Figuur 3.4 Karakteristieke kavelrand-,
kavelstructuur (1850) weg- en dijkbeplanting

De omgeving van Den Dungen bestaat vooral uit landbouwgebied. Door de nabijheid van de stad en de vruchtbare eerdgronden werd, en wordt, hier volop tuinbouw bedreven. De verkavelingsstructuur is kleinschalig, de percelen langgerekt en van oudsher gescheiden door sloten en kavelrandbeplanting. In het plangebied zelf is de historische kavelstructuur nog goed herkenbaar. De kavelrandbeplantingen zijn verdwenen.

3.3.2 Infrastructuur

Het plangebied is gelegen aan de Hooidonk, een belangrijke gebiedsontsluiting van Den Dungen. Aan de noordzijde takt deze weg aan op de A2 richting Eindhoven/Utrecht, aan de zuidzijde gaat de weg over in de Litserstraat, die naar de dorpskern leidt.

Aan de zuidzijde van het plangebied ligt een onverhard pad. Deze doet dienst als erftoegangsweg naar de 2 aangrenzende kavels.

De Zuid-Willemsvaart begrenst het dorp aan de oostzijde.
afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2010DGNHOOID-OH01_0011.png"

Figuur 3.5 Verkeerstructuur

3.3.3 Bebouwing

Kenmerkend voor de bebouwing in Den Dungen is de bescheiden maat en schaal van de bouwvolumes. Vrijstaande woningen en twee-onder-een-kap woningen domineren het straatbeeld. Aan de monumentale ontsluitingslinten heeft de bebouwing een historisch karakter, dorpse types en boerderijen wisselen elkaar af.

In de loop der jaren is de bebouwing aangevuld met eigentijdse types. Een beperkte maat en schaal en terughoudendheid zijn ook hier dominant.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2010DGNHOOID-OH01_0012.jpg"

Figuur 3.6 cultuurhistorische elementen Den Dungen

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2010DGNHOOID-OH01_0013.jpg"

Figuur 3.7 Kenmerkende bebouwing Den Dungen. Boerderijen versus dorpse types

3.4 Randvoorwaarden En Uitgangspunten

Voor het plangebied zijn zowel programmatische als stedenbouwkundige uitgangspunten en randvoorwaarden opgesteld. Randvoorwaarden zijn de punten waar in het plan aan voldaan moet worden. Uitgangspunten zijn keuzes die in het verdere planproces een sturende rol vervullen en waarvan, onder omstandigheden, mag worden afgeweken. Een groot deel van de randvoorwaarden en uitgangspunten is opgesteld conform de wensen en het programma van eisen van de gemeente. Tevens zijn randvoorwaarden opgenomen welke gelden conform de keur van het waterschap. Overige randvoorwaarden volgen uit het programma van eisen van de Ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte. Op basis van gebieds- en locatiekenmerken en de gestelde voorwaarden en uitgangspunten is een ruimtelijk planconcept voor het gebied gemaakt.

Randvoorwaarden

  • Behoud schouwwatergangen aan oost- en westzijde plangebied;
  • Behoud leggerwatergang aan de zuidzijde van het plangebied, inclusief een 5 meter keurzone;
  • Behoud van aanwezige bomenrijen aan de Hooidonk;
  • Toepassen van een duurzaam watersysteem;
  • Hoofdontsluiting aantakken op de Hooidonk;
  • Een verkeersstructuur conform het principe 'duurzaam veilig' en een 30 kilometerregime;
  • Langzaamverkeersverbinding richting de geprojecteerde woningbouwlocatie Jacobskamp;
  • Voor Ruimte voor Ruimte geldt een parkeernorm van 2 parkeerplaatsen welke op eigen terrein gerealiseerd dienen te worden. Voor bezoekersparkeren geldt een norm van 0,3 parkeerplaatsen per woning. Deze zullen op informele wijze in de openbare ruimte in het plan worden vormgegeven.

Uitgangspunten

  • Bebouwing en openbare ruimte aansluitend bij dorps karakter van de Litserstraat;
  • Een groen karakter;
  • Waterberging in de openbare ruimte van het plangebied;
  • Parkeren informeel realiseren;
  • Gebruik van duurzame materialen.

3.5 Planconcept

Voor de ontwikkeling van de locatie aan de Hooidonk is de onderliggende structuur leidend geweest. De historische noord-zuid gerichte kavel- en waterstructuur blijft behouden. De sloot in het midden wordt vervangen door de ontsluitingsweg. Met een brede grasberm begeleid door bomen krijgt het buurtje een groen karakter. De groene bladeren fungeren als een transparante coulisse waarachter de woningen staan. Een bescheiden maat en schaal gecombineerd met diepe voortuinen en brede zijtuinen zal het groene karakter versterken.

De bebouwing is georiƫnteerd naar de openbare ruimte. De twee kavels aan de noordzijde zijn zowel gericht op de Hooidonk als op de interne infrastructuur. De weg eindigt op een grote, groene ruimte. Dit zal een informele groene ruimte zijn waar spelen en waterberging gecombineerd worden. Tevens draagt het bij aan de lucht van het plan ten opzichte van het toekomstige Jacobskamp die aan de zuidzijde ontwikkeld zal worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2010DGNHOOID-OH01_0014.png"

Figuur 3.8 Planconcept

3.6 Stedenbouwkundig Plan

Het stedenbouwkundige plan is een heldere vertaling van het concept. Aan de Litserstraat blijft het huidige erf in stand, waarbij het 'hoofdgebouw' aan de straat zijde staat. Een gezamenlijk inrit leidt tevens naar de nieuw op te richten woning aan de noordzijde van het perceel. Op dit moment staat er aan de zuidoostzijde van het perceel een groot opstal, deze zal worden verkleind. Aan de noordzijde vormt de tuin een zachte overgang naar het buitengebied. Tezamen vormen zij een fraai ensemble.

Het buurtje aan de Hooidonk bestaat uit een hoofdstraat waarlangs de woningen gesitueerd zijn. De weg volgt een lichte kromming waardoor de bomen in het oog springen. Tevens vormen de woningen op deze wijze geen lange wand, maar verspringen van elkaar.

De weg wordt, zoals gezegd, begeleid door brede grasbermen waarin de bomen los geclusterd worden geplant. De weg loopt uit in het centrale, groene plein.

Het reliƫf in het grasplein garandeert continu droge delen en naarmate de regenbui groter wordt zullen enkele delen voor waterberging ingezet worden. De laagste delen zullen maximaal 40 centimeter diep zijn. Bij een regenbui zal hier voor korte tijd wat water in staan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2010DGNHOOID-OH01_0015.jpg"Figuur 3.9 Plan Hooidonk

3.6.1 Programma

Het plan bestaat uit 14 nieuw op te richten vrijstaande woningen. Alle woningen zijn gelegen aan de nieuw aan te leggen weg in het plan Hooidonk.

De bestaande bebouwing gelegen aan de Litserstraat 66 en 66b en de Litserstraat 90 zijn in voorliggend bestemmingsplan meegenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2010DGNHOOID-OH01_0016.jpg"

Figuur 3.10 Programma: 14 vrijstaande woningen

3.6.2 Groenstructuur

De opbouw van het groen in het openbare deel van het plangebied is afgeleid van de karakteristieke groenstructuur van Den Dungen met hoog opgaande weg- en kavelrandbeplantingen. In het plangebied komen beide terug.

De ontsluitingsweg heeft een eenzijdige boombeplanting aan de westzijde in een 3,5 meter brede groene grasberm. Er is voor de relatief brede groene berm aan ƩƩn zijde gekozen om een optimale en duurzame groeiplaats te bieden aan de bomen. In deze berm liggen dan ook geen kabels en leidingen. De beplanting benadrukt de lichte boog die de weg maakt.

Berm en bomenrij lopen aan de zuidzijde van het plangebied uit in een gemeenschappelijke speel- en waterbergingsweide. Een grote solitaire boom vormt hier een accent in de hoogte. Over de inrichting van de speelweide wordt besloten op het moment dat er meer bekend is over de bewonerssamenstelling van het plangebied.

De open ruimte wordt aan de zuidkant begrensd door de bestaande rij knotwilgen op de slootkant. Aan de oostzijde krijgt het plangebied ter hoogte van de speel- en waterbergingsweide een nieuwe hoog opgaande perceelrandbeplanting. Tussen de stammen door blijft er zicht op het agrarische perceel daarachter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2010DGNHOOID-OH01_0017.jpg"

Figuur 3.11 Groenstructuur

3.6.3 Openbare ruimte

Om effectief gebruik te maken van de ruimte overlappen de functies in de openbare ruimte elkaar voor een deel. Openbaar groen gaat samen met waterberging en spelen; wandelen met incidenteel parkeren voor bezoekers. De kabels en leidingen liggen zo ver mogelijk van de strook met laanbomen vandaan. Dit bevordert de duurzaamheid van de groeiplaats en daarmee een lange levensduur van de bomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2010DGNHOOID-OH01_0018.jpg"

Figuur 3.12 Functies in de openbare ruimte

3.6.4 Verkeer en parkeren

De verkeerstructuur in het plan Hooidonk is helder en eenvoudig van opzet.

De situatie aan de Litserstraat blijft ongewijzigd. Aan de Hooidonk komt een nieuwe aantakking. Alle kavels zullen hierop worden ontsloten. Aan het einde is mogelijkheid tot keren. Dit is gedimensioneerd op hulpdiensten, zoals brandweerauto en vuilniswagen. Langzaam verkeer kan in zuidelijke richting naar het toekomstige Jacobskamp. Deze structuur is zo ingericht dat ook hulpdiensten hiervan gebruik kunnen maken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2010DGNHOOID-OH01_0019.jpg"

Figuur 3.13 Ontsluitingsstructuur

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2010DGNHOOID-OH01_0020.jpg"

Figuur 3.14 Keerlus

Het bezoekersparkeren kan in de oostrand van het straatprofiel plaatsvinden. Een strook van 2 meter wordt gebruikt voor voetgangers, maar biedt ook ruimte aan incidenteel parkeren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2010DGNHOOID-OH01_0021.jpg"

Figuur 3.15 Informele parkeerstrook

3.7 Beeldkwaliteit

Om het gewenste ambitieniveau daadwerkelijk te kunnen realiseren is het van belang aandacht te besteden aan beeldkwaliteit. Separaat aan dit plan is een beeldkwaliteitsplan opgesteld, waarin criteria ten aanzien van uitstraling en architectuur zijn vastgelegd voor de bebouwing en de openbare ruimte.

De opgestelde beeldkwaliteitscriteria zijn niet vrijblijvend. Het beeldkwaliteitsplan Hooidonk wordt onherroepelijk door de gemeenteraad conform artikel 12a van de Woningwet en vormt daarmee een verplichte leidraad voor de welstandstoetsing. Het plan betreft een bindende aanvulling op de gemeentelijke welstandsnota.

Hoofdstuk 4 Gebiedsanalyse

4.1 Algemeen

In het kader van de ontwikkeling van Hooidonk zijn diverse onderzoeken uitgevoerd naar de inpasbaarheid van deze ontwikkeling in de omgeving. De uitkomsten hiervan zijn, voor zover relevant, in onderstaande paragrafen beschreven.

4.2 Bodem

Om inzicht te krijgen in de milieuhygiƫnische bodemkwaliteit ter plaatse van de Ruimte voor Ruimtekavels is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Verkennend bodemonderzoek Hooidonk (ong.) te Den Dungen, Grontmij Nederland B.V, Eindhoven, 10 maart 2010, doc. nr. 274762.ehv.220.R001, revisie 0). Dit onderzoek bestond naast het verkennend bodemonderzoek uit een historisch onderzoek.

Bodemopbouw

In het plangebied bevinden zich volgens de bodemkaart hoge zwarte enkeerdgronden van leem arm en zaak lemig fijn zand. De maaiveldhoogte van de locatie komt globaal overeen met NAP + 4m. Op grond van TNO/DGV-gegevens kan worden geconcludeerd dat waarschijnlijk sprake is van een infiltratiesituatie. Uit het verkennend bodemonderzoek blijkt dat de bodemopbouw vanaf maaiveld tot circa 2,40 m beneden maaiveld bestaat uit zeer fijn tot matig fijn, matig tot sterk ziltig zand. Vanaf 2,40 tot 2,50 m beneden maaiveld wordt veen aangetroffen.

Historisch bodemonderzoek

Uit oude historische topografische kaarten blijkt dat het plangebied altijd een agrarische bestemming heeft gehad. Uit de geraadpleegde archieven in het kader van het historisch bodemonderzoek blijkt dat in de nabijheid van het plangebied geen bodembedreigende activiteiten plaatsvinden en er zijn derhalve geen verdachte locaties in de directe nabijheid van het plangebied gelegen.

In de directe omgeving van het plangebied hebben in het verleden een aantal bodemonderzoeken plaatsgevonden. Uit deze onderzoeken bleek dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormde voor de voorgenomen bouwactiviteiten.

Naast bureauonderzoek heeft ook een terreininspectie plaatsgevonden. Tijdens de inspectie zijn enkele waarnemingen gedaan die wijzen op een mogelijke bron van bodemverontreiniging. Het betreft een weg met halfverharding en een bezinksloot.

Milieuhygiƫnische bodemkwaliteit

In de grondmonsters die in het kader van het verkennend bodemonderzoek van de boven- en ondergrond zijn uitgevoerd, zijn geen verhoogde parameters aangetroffen. Uit de grondwatermonsters blijkt dat licht verhoogde gehalten aan barium zijn aangetroffen. Deze verhoogde gehalten geven geen aanleiding tot het uitvoeren van een aanvullend bodemonderzoek.

Conclusie

Vanuit het aspect bodem bestaan er geen beperkingen voor het toekomstig gebruik van het plangebied als wonen met tuin.

Het bodemonderzoek heeft niet plaatsgevonden ter plaatse van de weg met de halfverharding. Indien blijkt dat in de toekomst ook op deze locatie ontwikkelingen plaatsvinden, dient een aanvullend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

4.3 Water

In juni 2010 heeft Grontmij een waterparagraaf opgesteld. Uit de waterparagraaf blijkt dat de grondwaterstroming in het freatisch pakket en eerste watervoerende pakket noordwestelijk gericht is. De GHG (Gemiddeld hoogste Grondwaterstand) ligt in het plangebied overwegend op 20 en 40 cm beneden maaiveld. In het noordelijk deel van het gebied ligt de GHG tussen de 40 en 60 cm beneden maaiveld. De GLG (Gemiddeld Laagste Grondwaterstand) ligt in het zuiden en noorden van het plangebied op 120 tot 140 cm beneden maaiveld. In het centrum van het plangebied ligt de GLG tussen de 100 en 120 cm beneden maaiveld.

Het plangebied valt binnen het beheersgebied van Waterschap De Dommel. In en rondom het plangebied liggen meerdere watergangen. Aan de oost- en westzijde grenst het plangebied aan schouwsloten (watergang 3278 en 3279). Ten zuiden van het plangebied ligt een leggerwatergang (DO 257.1). Daarnaast ligt parallel aan de schouwsloten 3278 en 3279 een watergang in het plangebied.

Gezien de vrij goede waterdoorlatendheid van de bodem en de ondiepe grondwaterstanden is het plangebied alleen geschikt voor oppervlakkige infiltratie van hemelwater. Voor de uitwerking van het hemelwatersysteem binnen het plangebied wordt daarom uitgegaan van bergen en oppervlakkig infiltreren van hemelwater. In figuur 4.1 is het watersysteem schematisch weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2010DGNHOOID-OH01_0022.jpg"

Figuur 4.1 Schematische weergave watersysteem

Het watersysteem bestaat op hoofdlijnen uit drie onderdelen:

  1. 1. Particulier gebied: binnen de kavels wordt het hemelwater dat afstroomt van de daken en opritten afgevoerd richting de openbare weg;
  2. 2. Hemelwaterafvoer openbaar gebied: dit hemelwater wordt via een hemelwaterriool dat onder de weg ligt afgevoerd. Het hemelwaterriool voert richting het zuiden af waar het uitmondt in een waterberging;
  3. 3. Hemelwaterberging openbaar gebied: in de zuidzijde van het plangebied komt een waterberging te liggen in de vorm van een wadi. Voor de wadi is circa 1.250 m² beschikbaar. De wadi wordt circa 0,4 m diep en krijgt een talud van gemiddeld 1:8.

Om wateroverlast te voorkomen wordt het watersysteem voorzien van een overloop en noodoverloop. De overloop vindt plaats richting de oostelijk gelegen schouwsloot. De noodoverloop vindt plaats via het wegprofiel, de groenzone en het wegprofiel lopen tijdens dergelijke buien onder water.

Het afvalwater van de woningen wordt met behulp van een vrijverval afvalwaterriolering richting de zuidzijde van het plangebied afgevoerd. Daar wordt het afvalwater via een opvoergemaaltje en een stukje persleiding in het toekomstig afvalwaterrioolstelsel van Jacobskamp geĆÆnjecteerd.

4.4 Archeologie En Cultuurhistorie

Het plangebied ligt in een gebied waar een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde geldt. In een dergelijk gebied bestaat er een grote kans dat er archeologische waarden aanwezig zijn. In januari 2010 is daarom een archeologisch bureau- en inventariserend veldonderzoek verkennende fase uitgevoerd (Archeologisch onderzoek plangebied Hooidonk, te Den Dungen. Grontmij Nederland B.V., Roermond, 22 juni 2010, doc. nr. 274762/RM/GAR880/ij). Vervolgens is in november 2010 een innventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven uitgevoerd (Archeologisch Onderzoek plangebied Hooidonk te Den Dungen Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven plangebied Hooidonk te Den Dungen, gemeente Sint-Michielsgestel. Grontmij Nederland B.V., Roermond, 15 maart 2011, doc. nr. 301756.rm.344/GAR 1027).

Bureauonderzoek

Volgens de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) en de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) geldt er voor het plangebied een hoge of middelhoge tot hoge trefkans voor het aantreffen van archeologische waarden. Uit de concept archeologische verwachtingskaart van de gemeente Sint-Michielsgestel heeft het plangebied een lage verwachtingswaarde omdat de bodem mogelijk verstoord is.

Op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) zijn geen monumenten in of nabij het plangebied weergegeven. In het ARCHeologisch Informatie Systeem (ARCHIS2) zijn binnen een straal van een kilometer van het plangebied twee vindplaatsen bekend (zwaard en een stenen bijl) en acht onderzoeksmeldingen.

Uit het bureauonderzoek blijkt dat een middelhoge verwachting geldt voor het aantreffen van archeologische vindplaatsen uit de Middeleeuwen en een hoge verwachtingswaarde voor vindplaatsen uit de Nieuwe Tijd.

Inventariserend veldonderzoek

In het plangebied zijn handmatig 59 boringen uitgevoerd om inzicht te krijgen in de profielopbouw en de eigenschappen van de bodem. Uit de boringen blijkt dat de bodem in het plangebied grotendeels bestaat uit hoge zwarte enkeerdgronden. De bodem in het plangebied is onverstoord, de mogelijke aanwezigheid van intacte archeologische resten is daardoor groot.

Proefsleuvenonderzoek

Tijdens het proefsleuvenonderzoek werd onherroepelijk dat er geen sprake is van hoge zwarte enkeerdgronden, maar van vaaggronden (ontwikkeld op zand). Er is weinig tot geen sprake van bodemvorming. Door middel van 19 proefsleuven van 4 x 25 m zijn twee archeologische vindplaatsen aangetroffen uit de Nieuwe tijd. De gaafheid en conservering van de vindplaatsen lijken matig tot goed te zijn, maar worden wel aangetast door een sterk fluctuerende grondwaterstand.De vindplaatsen zijn gewaardeerd als niet behoudenswaardig. Naar verwachting zal er als gevolg van de geplande werkzaamheden dan ook geen verstoring van archeologische waarden optreden. Derhalve worden gƩƩn aanbevelingen ten aanzien van behoud van archeologische waarden of vervolgonderzoek gedaan.

Conclusie

Wat betreft archeologie kan het plangebied vrijgegeven worden voor verdere ontwikkeling.

Mochten tijdens de graafwerkzaamheden in niet onderzochte terreindelen alsnog archeologische waarden worden aangetroffen, dient hiervan melding te worden gemaakt conform artikel 53 van de Monumentenwet 1988. Melding van archeologische waarden dient zo spoedig mogelijk plaats te vinden bij de minister.

4.5 Natuur En Soorten

Er heeft een onderzoek plaatsgevonden naar de natuurwaarden ter plaatse van het plangebied (Locatieonderzoek natuurwaarden, Grontmij Nederland B.V., Eindhoven, 28 mei 2010, doc. nr. 274762.ehv.211.FF01, revisie 05). Vervolgens heeft aanvullend onderzoek plaatsgevonden naar beschermde vogels in (de direct nabijheid van) het plangebied en naar Bermpjes in de te dempen watergang centraal in het plangebied (notitie "Aanvullend onderzoek Steenuil, Kerkuil, Ransuil en Bermpje inzake RvR project Hooidonk Den Dungen, gemeente St.-Michielsgestel", Grontmij Nederland B.V., Eindhoven, 27 mei 2010).

Beschermde gebieden

Uit het onderzoek blijkt dat het plangebied geen onderdeel uit maakt van een Beschermd Natuurmonument, een Natura 2000-gebied, de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en de Groene Hoofdstructuur (GHS). Binnen een straal van 4 kilometer ligt het Habitatrichtlijngebied Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek. De woningbouwontwikkeling heeft geen invloed op dit natuurgebied. Ook zijn geen negatieve invloeden te verwachten op de EHS en de GHS.

Beschermde soorten

Het plangebied vormt een geschikt leefgebied voor de Steenuil, Ransuil en Kerkuil als foerageer- en leefgebied. Er zijn indicaties van de aanwezigheid van deze soorten binnen en rondom het plangebied, het betreft hier een mogelijke functies als foerageergebied maar niet als vaste rust- en verblijfplaats. Overige broedvogels zijn binnen het plangebied niet bekend. Mogelijk bevinden zich in het plangebied grondbroedende vogels in het broedseizoen.

Er zijn sporen gevonden van de aanwezigheid van veldmuizen, mollen, egels en kleine marterachtigen. De randen van het plangebied en de nabijgelegen tuinen fungeren mogelijk als foerageergebied van de Eekhoorn.

Binnen het plangebied bevinden zich geen vaste rust- en verblijfplaatsen voor vleermuizen door de afwezigheid van bomen en gebouwen. De randen van het plangebied fungeren mogelijk als foerageergebied voor Gewone dwergvleermuis en Laatvlieger.

Op basis van expert judgement vormt het plangebied een mogelijk leefgebieden voor de Gewone pad, Bruine kikker, Bastaardkikker en Kleine watersalamander.

De waterlopen in en nabij het plangebied vormen een mogelijk leefgebied voor de vis het Bermpje.

Aanvullend onderzoek

Uit het aanvullend onderzoek blijkt dat er geen territoria, roest- of nestplaatsen van Ransuilen zijn onherroepelijk binnen of in de directe omgeving van het plangebied. Tevens zijn er geen aanwijzingen dat het plangebied onderdeel uitmaakt van een functioneel leefgebied voor Ransuilen.

Gezien de afstand van de waargenomen Kerkuil tot het plangebied, de grootte van het territorium van een Kerkuil (20 tot 30 hectare) en de aanwezigheid van Steenuilen binnen het plangebied, wordt de kans op aanwezigheid van de Kerkuil in het plangebied zeer onwaarschijnlijk geacht.

De huidige inrichting van het plangebied bestaat grotendeels uit grasland, akkers en enkele functionele elementen (slootkanten, hertenkamp). Met de inrichting van het plangebied zullen twee (waarschijnlijk) functionele elementen binnen het leefgebied van de Steenuil verdwijnen. Echter, de omvang en het aandeel van de betreffende elementen lijken van marginale betekenis in vergelijking tot het totale aanbod van functionele elementen van vergelijkbare kwaliteit binnen het territorium van de aanwezige Steenuil of Steenuilkoppel. Hierdoor is het onwaarschijnlijk dat met de inrichting van het plangebied de functionaliteit van het leefgebied van de Steenuil niet gegarandeerd zou kunnen blijven.

Er bevinden zich geen Bermpjes in de te dempen watergang binnen het plangebied. Er hoeft dus ook geen rekening te worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van deze soort.

Nadere beschouwing

In verband met de aanwezigheid van de waarneming van een verblijfplaats en leefgebied van een koppel sperwers is het plangebied en de directe omgeving op 27 oktober 2010 nader onderzocht.

In de houtsingel aan de zuidzijde van het plangebied, direct gelegen aan het sportveld, bevindt zich een oud kraaiennest dat de huidige verblijfplaats vormt van een koppel sperwers. De verblijfplaats ligt in een redelijk geĆÆsoleerde houtsingel, die vanaf het pad ten noorden van de houtsingel niet toegankelijk is vanwege de ligging van een watergang.

De houtsingel ligt buiten het plangebied Hooidonk. Met de voorgenomen inrichting van het plangebied is er een waterberging aan de zuidzijde van het plangebied gepland, waardoor een groenbuffer tussen de geplande bebouwing en de aanwezige verblijfplaats wordt gecreƫerd. Hierdoor is een toename van verstoring van bewonersactiviteiten van marginale betekenis en zeer extensief. De ontsluitingsweg is aan de noordzijde van het plangebied gepland, waardoor autoverkeer ook geen verstorende werking heeft op de verblijfplaats. Het bestemmingsverkeer aan de zuidzijde zal bestaan uit fietsers en voetgangers van en naar het plangebied. Gelet op de inrichting van het plangebied voor de aanleg van 14 kavels en de functionaliteit van het pad aan de zuidzijde voor bewoners, zal ook dit verkeer zeer extensief van betekenis zijn en is het zeer aannemelijk dat er geen afbreuk aan de instandhouding van de verblijfplaats wordt veroorzaakt.

Vanuit de naastgelegen sportvelden lijkt er geen verstoring van de aanwezige vaste verblijf- en rustplaats van de soort plaats te vinden. Ondanks deze huidige verstorende factor is de soort tot nestgelegenheid gekomen en lijkt de sperwer zich niet direct te storen aan de sportactiviteit in de directe omgeving.

De sperwer is een soort die steeds meer een cultuurvolger lijkt te worden en in de nabijheid van bebouwing binnen gemeenten een functioneel leefgebied vindt tot op zeer korte afstanden van bewoning. Het is onwaarschijnlijk dat met de voorgenomen inrichting van het plangebied er voor de sperwer niet meer een functioneel foerageergebied gegarandeerd kan blijven en er een negatief effect op het broedsucces zal ontstaan. Het plangebied Hooidonk zal worden ingericht met woonkavels voorzien van een ruime tuininrichting die per saldo vergelijkbaar is en zelfs een toename in prooiaanbod zal leveren voor de soort in vergelijking tot de huidige inrichting van het plangebied met akkers en een dierenverblijf. De territoriumgrootte van een sperwer is dusdanig van omvang (ongeveer 3 tot 7 hectare), dat deze in de omgeving van het plangebied voldoende voedsel zal vinden, ook tijdens het broedseizoen, door de aanwezige zangvogels in de nabijgelegen tuinen, in de houtsingel en rondom de bestaande bebouwing. Er zijn diverse groenelementen in de directe omgeving aanwezig die als zeer geschikte observatieposten kunnen fungeren naast de huidige dekking van de bestaande houtsingel. Er worden dus geen negatieve effecten op de functionaliteit van het leefgebied van sperwers verwacht met de realisatie van het plangebied Hooidonk.

Conclusie

Aangezien er ten aanzien van beschermde gebieden geen negatieve effecten te verwachten zijn en er ten aanzien van het gebiedsbeleid geen consequenties zijn, hoeven er geen vervolgacties ten aanzien van gebiedsbescherming uitgevoerd te worden.

Gelet op de ligging van de verblijfplaats en de voorgenomen inrichting van het plangebied Hooidonk is geconstateerd dat er geen afbreuk aan de functionaliteit van de verblijfplaats en daarbij horende leefgebied van de sperwers wordt verwacht.

Men dient rekening te houden met de aanwezigheid van broedvogels in het broedseizoen (+/- 15 maart-15 juli). Broedvogels zijn beschermd tijdens deze periode. Dat betekent, dat aanbevolen wordt om de ruimtelijke ingreep buiten het broedseizoen plaats te laten vinden.

Indien er kapwerkzaamheden in het noordwestelijke deel van het plangebied plaats vinden, dan dient er vooraf aan de werkzaamheden een controle op aanwezigheid van vleermuizen te worden uitgevoerd.

4.6 Geluid

Verkeerslawaai

Het plangebied bevindt zich binnen de wettelijke geluidszone van de Hooidonk en de Litserstraat. Vanwege deze wegen heeft Grontmij een akoestisch onderzoek verricht (Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Hooidonk, Grontmij Nederland B.V., Eindhoven, doc.nr. 274762.ehv.212.R001). Het onderzoek heeft tot doel de geluidsbelasting op de gevels van de te projecteren woningen te onderzoeken en te toetsen aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder.

Uit het onderzoek blijkt dat bij 2 woningen aan de noordzijde van het plangebied niet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt voldaan. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt bij beide woningen niet overschreden. De overige woningen in het plangebied voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Vanwege deze 2 woningen zijn maatregelen onderzocht. Om de woningen te kunnen realiseren bestaan 3 opties:

  • De verharding van de weg Hooidonk aanpassen naar een verharding met Dunne Deklagen (of een verharding met een vergelijkbare geluidsreductie) en het aanvragen van hogere grenswaarden voor de 2 woningen direct aan de weg Hooidonk;
  • Het realiseren van een tweetal schermen zodat bij de woningen die direct aan de weg Hooidonk zijn geprojecteerd aan de voorkeursgrenswaarde wordt voldaan. De schermen dienen een hoogte van respectievelijk 6,5 en 7 meter te hebben;
  • Het aanvragen van een hogere grenswaarde voor de 2 woningen.

Voor de 2 woningen wordt een hogere grenswaarde aangevraagd.

Schermen zijn vanuit verkeerskundig en stedenbouwkundig oogpunt echter niet wenselijk. De wegverharding kan in de toekomst worden aangepast, hiervoor zijn momenteel nog geen concrete plannen. Gemeente Sint-Michielsgestel is voornemens een 'besluit hogere grenswaarde' te verlenen voor de 2 meest noordelijk gelegen woningen.

Industrielawaai

In de directe nabijheid van het plangebied zijn een aantal bedrijven aanwezig. Daarom heeft Grontmij in mei 2010 een inventarisatie van eventuele knelpunten met betrekking tot industrielawaai uitgevoerd. In juni 2010 is aanvullend onderzoek verricht naar de werkelijke geluidsafstand van het hoveniersbedrijf Van de Biggelaar. De resultaten van de inventarisatie en van het aanvullend onderzoek zijn weergegeven in de rapportage "Ruimte voor Ruimte locatie Hooidonk, onderzoek naar de effecten van industrielawaai" (Grontmij Nederland B.V., Roosendaal, 29 juni 2010, doc.nr. 274762.rsd.431.R001).

Bij de inventarisatie is gebruik gemaakt van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. In deze brochure wordt voor diverse activiteiten een categorie met daarbijbehorende richtafstand weergegeven. De richtafstanden voor de betreffende bedrijven zijn weergegeven in tabel 4.1. Het betreft hier richtafstanden in een 'gemengd gebied'.

Tabel 4.1 Richtafstanden voor het aspect geluid in 'gemengd gebied'

Bedrijf Richtafstand (in meters)
Hoveniersbedrijf Van de Biggelaar 30
Kwekerij Koene 30
Architectenbureau Van Lamoen 0
Bakkerij Goossens 0
Stucadoors- en afbouwbedrijf Schouten 30
DTV Donkelaar 30
Sint Catharina Gilde 200

Van drie bedrijven valt de contour over het plangebied heen:

  • Stucadoors- en afbouwbedrijf Schouten: aangezien de bedrijfsvoering van dit bedrijf sterk wordt beperkt zal dit bedrijf geen invloed hebben op de voorgestane woningbouwontwikkeling;
  • Hoveniersbedrijf Van de Biggelaar: de contour van 30 meter op basis van categorie 3.1 valt over 1 woning aan de noordzijde van het plangebied. Op 29 mei 2006 is er een controle gerapporteerd waarin de milieucategorie gesteld is op categorie 2 en de richtafstand 10 meter bedraagt. Na realisatie van het plan kan het bedrijf blijven voldoen aan de gestelde normering met betrekking tot geluid uit het Activiteitenbesluit en is sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat ter plaatse van de nieuw te realiseren woningen.
  • Sint Catharina Gilde: de contour valt over een deel van 1 woning. De vergunningsvoorschriften zijn echter strenger dan de VNG veiligheidsafstanden. In de milieuvergunning zijn voorschriften opgenomen over de dichtstbij gelegen bebouwing (een woning aan de Litserstraat 64). Deze woning is gelegen tussen het plangebied en de inrichting. Aangezien ter plaatse van de bestaande woning voldaan wordt aan de vergunningvoorschriften kan worden gesteld dat binnen het plangebied sprake is van een akoestisch gezien acceptabel woon- en leefklimaat vanwege het Gilde.

Conclusies

Met inachtneming van de geplande komverplaatsing verder noord/oostwaarts aan de Hooidonk en de verlening van een hogere waarde, vormt het verkeerslawaai geen belemmering voor de ontwikkeling van het plangebied. Ten aanzien van industrielawaai hebben de bedrijven in de directie nabijheid van het plangebied geen invloed op de voorgestande woningbouwontwikkeling.

Op basis van de bovenstaande onderzoeken kan worden geconcludeerd dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor de ontwikkeling van het plangebied.

4.7 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer (Wm) zijn luchtkwaliteitseisen (hoofdstuk 5) opgenomen met daarbij behorende regelgeving. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005 (BLK 2005). Op grond van de Wm en bijbehorende regelgeving is onderzoek naar luchtkwaliteit voor woningbouwlocaties niet meer noodzakelijk, wanneer er minder dan 1.500 woningen (bij ontsluiting over ƩƩn weg) danwel 3.000 woningen (bij gelijkmatige ontsluiting over twee of meer wegen) gerealiseerd worden. Een initiatief voor minder dan 1.500 respectievelijk 3.000 woningen kan op grond van de Regeling niet in betekenende mate (nibm) zonder meer doorgang vinden. In het plangebied worden 14 woningen gerealiseerd, het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.

Conclusie

Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de realisatie van de voorgenomen ontwikkeling.

4.8 Geurhinder

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) stelt normen aan de geurbelasting van daarvoor gevoelige objecten. Het onderhavige plan is getoetst aan de regels van de Wgv.

Voorgrondbelasting

In de omgeving van het plangebied zijn veehouderijen gevestigd die mogelijk van invloed zijn op het plangebied. Het gaat om de veehouderijen Hooidonk 11, Hooidonksestraat 2 en Hooidonksestraat 1b. De veehouderijen Hooidonk 11 en Hooidonksestraat 1b liggen op een zodanige afstand van het plangebied dat deze bedrijven gezien de bedrijfsomvang geen belemmering vormen voor het plangebied,

Gezien de relatief korte afstand tot het plangebied heeft de gemeente Sint- Michielsgestel (milieutoets ten behoeve van ontwikkelingen Hooidonk) de geurcontour van de veehouderij Hooidonksestraat 2 bepaald. De geurcontour is bepaald op basis van het bouwblok in het vigerende bestemmingsplan (zie figuur 4.2). De rode cirkel in deze figuur geeft de ligging van het plangebied aan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2010DGNHOOID-OH01_0023.png"

Figuur 4.2 Geurcontour Hooidonksestraat 2 (blauw: 14 ou/m3, oranje: 3 ou/m3)

Uit figuur 4.2 blijkt dat de geurcontour van de veehouderij Hooidonksestraat 2 niet over het plangebied is gelegen.

Achtergrondbelasting

Op basis van het karakter van de omgeving van het plangebied wordt geconcludeerd dat het plangebied gelegen is in een gemiddeld gebied. Aangezien de wettelijke normen zijn gebaseerd op een gemiddeld gebied is het aannemelijk dat in het plangebied wordt voldaan aan de wettelijke norm voor achtergrondbelasting. Het woon- en leefklimaat in het plangebied voor de toekomstige bewoners is dan ook gegarandeerd.

Conclusies

Op basis van de toetsing aan de Wgv kan worden geconcludeerd dat geur vanuit veehouderijen geen belemmering vormt voor de ontwikkeling van het plangebied.

4.9 Externe Veiligheid

Om inzicht te krijgen in de aanwezige risicobronnen in en nabij het plangebied is een risico-inventarisatie uitgevoerd (Plan Hooidonk te Den Dungen, rapportage Externe Veiligheid - risico-inventarisatie, Grontmij Nederland B.V., De Bilt, 23 maart 2010, doc. nr. I&M-1018190-LB, revisie D).

Risicovolle inrichtingen

Ten zuidoosten van het plangebied is een schietinrichting gelegen (schietinrichting St. Catharina). Binnen deze inrichting komen twee gasflessen met propaan voor. In de voorschriften, behorende bij de verleende milieuvergunning, zijn beperkingen opgenomen om de negatieve effecten voor het milieu en brand- en explosiegevaar te voorkomen.

Verder zijn er in of nabij het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig.

Transport gevaarlijke stoffen

Op circa 650 meter ten oosten van het plangebied zijn de provinciale weg N279 en de Zuid-Willemsvaart gelegen. Beide zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen maar zijn niet van invloed op de voorgestane ontwikkeling van het plangebied.

Buisleidingen

In of nabij het plangebied zijn geen buisleidingen van de Nederlandse Gasunie N.V. en brandstofleidingen van het Ministerie van Defensie aanwezig.

Hoogspanningslijnen

Circa 500 meter ten oosten van het plangebied bevindt zich de bovengrondse hoogspanningslijn 'Den Bosch Noord - Eerde'. Het plangebied is niet binnen de indicatieve zone van deze hoogspanningslijn gelegen.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plangebied.

4.10 Milieuzonering Bedrijven

Aan de oostzijde van het plangebied is een perceel aanwezig waar buxus-bomen worden gekweekt. De aanwezigheid van deze boompjes vormt geen belemmering voor het plangebied omdat er geen sprake is van een spuitzone.

4.11 Kabels En Leidingen

Parallel aan de weg Hooidonk zijn kabels gelegen (laagspanning elektriciteit). Verder zijn in of nabij het plangebied geen leidingen gelegen die van invloed zijn op de voorgestane ontwikkeling.

Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling van het plangebied juridisch is vertaald.

Het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (plankaart) en de planregels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van deze gronden, regels omtrent de toegelaten bebouwing en eventueel specifieke regels voor het gebruik van de bouwwerken. De verbeelding (plankaart) vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en soms voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

Hieronder wordt de systematiek, opbouw en indeling van de regels kort toegelicht.

5.2 Planregels

5.2.1 Indeling hoofdstukken

Voor de leesbaarheid en raadpleegbaarheid dienen de regels in hoofdstukken te worden geplaatst. Daarbij dient conform een vaste volgorde te worden aangehouden, te weten:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels (paragraaf 5.2.2)

  • begrippen
  • wijze van meten

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels (paragraaf 5.2.3)

  • bestemmingen

Hoofdstuk 3 Algemene regels (paragraaf 5.2.4)

  • anti-dubbeltelregel
  • algemene bouwregels
  • algemene gebruiksregels
  • algemene afwijkingsregels
  • algemene wijzigingsregels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels (paragraaf 5.2.5)

  • overgangsrecht
  • slotregel

5.2.2 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden begrippen verklaard die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen.

Artikel 2 Wijze van meten

In artikel 2 wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden.

5.2.3 Bestemmingsregels

De regels van artikel 3 t/m artikel 7 in verband met de bestemmingen kennen allen een gelijke opbouw (voor zover van toepassing). De bestemmingsomschrijving betreft de centrale regel van elke bestemming. Het betreft een omschrijving waarin limitatief de functies worden genoemd, die binnen de bestemming zijn toegestaan.

De bouwregels zijn direct gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving. Ook het gebruik van gronden en bebouwing is gekoppeld aan de bestemmingsomschrijving. In de bouwregels staan uitsluitend regels die betrekking hebben op het bouwen. Bouwregels zijn dan ook alleen van toepassing bij de toetsing van aanvragen om een omgevingsvergunning. De specifieke gebruiksregels vormen een nadere concretisering van het toegestane gebruik. De afwijking van de gebruiksregels geven het bevoegd gezag de bevoegdheid om onder voorwaarden een omgevingsvergunning te verlenen van een specifieke regel.

Artikel 3 Groen

De bestemming 'Groen' is gelegd op alle groenvoorzieningen binnen het plangebied, die kunnen worden aangemerkt als structureel groen. Binnen deze bestemming zijn paden toegestaan voor langzaam verkeer en voor de ontsluiting van de vier in het groen gesitueerde kantoren. Gebouwen zijn binnen deze bestemming niet toegestaan. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn wel toegestaan.

Artikel 4 Tuin

De voor 'Tuin' bestemde gronden zijn bestemd voor voortuinen. Bouwwerken geen gebouw zijnde en gebouwen in de vorm van erkers zijn beperkt toegelaten.

Artikel 5 Verkeer

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen, voet- en rijwielpaden, parkeer-, groen- en waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen van algemeen nut. Gebouwen zijn binnen deze bestemming uitsluitend toegestaan ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut en voor zover deze omgevingsvergunningsvrij zijn. Daarnaast zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. De maximale afmetingen hiervan zijn in de bouwregels opgenomen.

Artikel 6 Water

In artikel 6 is een omschrijving gegeven van de bestemmingen, regels en afwijkingen die behoren tot bestemmingsregels van 'Water'.

Artikel 7 Wonen

De gronden die bestemd zijn als 'Wonen' zijn primair bedoeld voor het wonen. De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor woningen. De hoofdgebouwen dienen in de gevellijn gebouwd te worden. Tevens zijn de gronden bestemd voor bij de woning behorende aanbouwen, aangebouwde bijgebouwen, vrijstaande bijgebouwen en voor bouwwerken geen gebouwen zijnde. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen de op de verbeelding opgenomen bouwvlakken. De bestemming heeft tevens als doel om ruimte te bieden voor aan huis verbonden beroepen en het realiseren van parkeervoorzieningen op eigen terrein. Voor de gebruiksregels is bovendien een mogelijkheid tot afwijking opgenomen.

5.2.4 Algemene regels

In hoofdstuk 3 van de regels is een aantal standaardregels opgenomen, te weten de anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels, algemene procedureregels en de overige regels.

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel, overeenkomstig artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening, is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 9 Algemene bouwregels

In dit artikel wordt, bij de toepassing van regels van het bestemmingsplan, de aanvullende werking van de bouwverordening uitgesloten. Verder wordt in dit artikel een opsomming gegeven van onderwerpen, waarop de bouwverordening wel van toepassing is.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

In dit artikel is een aantal aanvullende gebruiksregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. Verder zijn afwijkingsregels opgenomen om vrijstaande bijgebouwen te kunnen gebruiken als afhankelijke woonruimte.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

In artikel 12 is aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om gebruik te maken van een bestemmingswijziging. Hierbij gaat het om een wijzigingsbevoegdheid die geldt voor alle bestemmingen in het plan.

5.2.5 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 van de regels zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen.

Artikel 13 Overgangsrecht

In deze regel is vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht overeenkomstig artikel 3.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikel 14 Slotregel

Als laatste is de slotregel opgenomen. Deze regel omschrijft de titel van het plan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de (economische) uitvoerbaarheid beschreven. Indien het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond.

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Aan de uitvoering de voorgenomen ontwikkeling zijn diverse kosten en opbrengsten verbonden. Op basis van het stedenbouwkundig plan zijn de kosten en opbrengsten van het plan in hoofdlijnen berekend. De kosten voor de planontwikkeling komen ten laste van de Ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte (ORR). Op grond van de uitgevoerde berekeningen wordt geconcludeerd dat sprake is van een sluitende grondexploitatie.

Er bestaan voor de gemeente geen kosten in exploitatieve sfeer. De gemeente heeft zich slechts verplicht tot het zorgdragen van de normale bestuurskosten voor de te volgen procedures en het in beheer en onderhoud nemen van het openbaar gebied. Afspraken hierover zijn voor dit specifieke plangebied met de gemeente gemaakt en vastgelegd in de samenwerkingsovereenkomst tussen de gemeente en de ORR.

Op grond van het voorgaande mag worden geconcludeerd dat de financiƫle uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in voldoende mate zeker gesteld kan worden geacht.

6.2 Handhaving

Een belangrijk aspect in de uitvoering van het bestemmingsplan is van juridische aard. Het gaat hierbij om de handhaving en het toezicht op de naleving van het bestemmingsplan. Deze handhaving is van cruciaal belang om de in het plan opgenomen ruimtelijke kwaliteiten te kunnen bewaren.

Daarnaast is handhaving van belang uit het oogpunt van rechtszekerheid. Alle gebruikers dienen door de gemeente op een zelfde wijze aan het plan te worden gehouden. Met deze oogmerken is in het plan gestreefd naar een eenvoud van in het bijzonder de planregels van het plan. Door de toegankelijkheid en de leesbaarheid daarvan worden de mogelijkheden om toe te zien op de naleving vergroot.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 Inspraak En Vooroverleg

Het voorontwerp bestemmingsplan Hooidonk heeft in het kader van de gemeentelijke inspraakprocedure in de periode van 9 juli 2010 tot en met 19 augustus 2010 ter visie gelegen. Op dit plan is 1 inspraakreactie binnen gekomen. Deze inspraakreactie heeft niet geleid tot het aanpassen van het bestemmingsplan.

In het kader van het wettelijke vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1 Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) is het plan naar de betrokken bestuursorganen gestuurd zoals de Directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving, Provincie Noord Brabant, de VROM inspectie regio Zuid en Waterschap De Dommel. De reacties van de betrokken bestuursorganen hebben eveneens niet geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan. De reacties zijn als bijlagen bij dit plan opgenomen.

7.2 Vaststelling

Het ontwerp bestemmingsplan Hooidonk ligt gedurende 6 weken ter inzage. Met terinzagelegging wordt vanaf 1 januari 2010 eveneens bedoeld het publiceren en inzichtelijk maken op de website http://www.ruimtelijkeplannen.nl. Gedurende deze periode kan een ieder schriftelijke of mondelinge zienswijze naar voren brengen bij de gemeenteraad.

Binnen 12 weken na ter inzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan stelt de gemeenteraad van Sint-Michielsgestel het bestemmingsplan vast. De vaststelling van het bestemmingsplan dient in principe binnen 2 weken na de vaststelling bekend te worden gemaakt. Hierop zijn twee uitzonderingen. In de hieronder aangegeven gevallen mag het besluit tot vaststelling pas bekend gemaakt worden nadat 6 weken zijn verstreken:

  1. 1. Gedeputeerde Staten of de Inspecteur van VROM hebben een zienswijze ingediend en deze zienswijze is niet of niet volledig door de gemeenteraad meegenomen in het onherroepelijke bestemmingsplan;
  2. 2. De gemeenteraad heeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerp van het bestemmingsplan - met uitzondering van het overnemen van de zienswijze van Gedeputeerde Staten of de Inspecteur van VROM - wijzigingen aangebracht.

7.3 Beroep

Na vaststelling van het bestemmingsplan Hooidonk kan binnen 6 weken na bekendmaking beroep worden ingediend bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Er staat echter geen beroep open als geen zienswijze is ingediend, tenzij het beroep zich richt tegen wijziging bij vaststelling van het bestemmingsplan Hooidonk.

Bijlagen

Bijlage 1 Bodem

Bijlage 2 Water

Bijlage 3 Archeologie

Bijlage 4 Archeologie Proefsleuven

Bijlage 5 Locatieonderzoek Natuurwaarden

Bijlage 6 Aanvullend Onderzoek Flora- En Fauna

Bijlage 7 Wegverkeerslawaai

Bijlage 8 Industrielawaai

Bijlage 9 Externe Veiligheid

Bijlage 10 Eindverslag Inspraak En Vooroverleg

Bijlage 11 Nota Zienswijzen

Bijlage 12 Beeldkwaliteitplan Hooidonk