KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
Artikel 4 Wonen
Artikel 5 Waarde - Archeologie 4
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging En Kadastrale Begrenzing
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse
2.1 Bebouwing En Functies
2.2 Ontsluiting
2.3 Groen En Water
Hoofdstuk 3 Plan
3.1 Bebouwing En Functies
3.2 Verkeer En Parkeren
3.3 Groen En Water
3.4 Duurzame En Gezonde Leefomgeving
Hoofdstuk 4 Beleid
4.1 Nationaal Niveau
4.2 Provinciaal Niveau
4.3 Gemeentelijk Niveau
Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten
5.1 Milieu
5.2 Waarden
5.3 Waterparagraaf
Hoofdstuk 6 Haalbaarheid
6.1 Kostenverhaal
6.2 Gemeentelijke Grondexploitatie
6.3 Maatschappelijk
Hoofdstuk 7 Juridische Aspecten
7.1 Algemeen
7.2 Planregels
Bijlage 1 Inrichtingsschets
Bijlage 2 Stikstofdepositie-onderzoek
Bijlage 3 Nota Van Zienswijzen

Dreefhoef 46, Gemonde

Bestemmingsplan - Gemeente Sint-Michielsgestel

Vastgesteld op 07-10-2021 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Dreefhoef 46, Gemonde met identificatienummer NL.IMRO.0845.BP2021Dreefhoef46-VA01 van de gemeente Sint-Michielsgestel

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aaneengebouwd gebouw

een gebouw, deel uitmakend van een bouwmassa, bestaande uit drie of meer aan elkaar gebouwde grondgebonden hoofdgebouwen;

1.5 aan huis gebonden beroep

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep met ondergeschikte functies. Het beroep dient qua omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij bijbehorende bijgebouwen te passen en de woonfunctie dient als primaire functie behouden en herkenbaar te blijven.

Hieronder dienen niet te worden begrepen de uitoefening van ambachtelijke bedrijven.

Een kapperszaak wordt hier niet onder verstaan.

Het beroep mag uitsluitend uitgeoefend worden door bewoner(s) van het pand;

1.6 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw dat qua aard en ligging een ruimtelijke eenheid vormt met het woonhuis en, waarin een gedeelte van het huishouden uit het oogpunt van mantelzorg is gehuisvest;

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of één of meer bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8 bed & breakfast

een nevenactiviteit in een bestaande woning waar logies wordt verstrekt en waar eventueel afzonderlijke maaltijden worden verstrekt aan gasten;

1.9 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten;

1.10 begane grond

het met de straat gelijk liggende deel van een gebouw;

1.11 bestaand(e situatie)

  1. a. t.a.v. bebouwing:
    bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, die gebouwd is met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet verleende omgevingsvergunning dan wel verleende vergunning, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dit tijdstip aangevraagde vergunning;
  1. b. t.a.v. gebruik:
    het gebruik van grond- en bouwwerken, zoals aanwezig op het tijdstip waarop dit bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen;

1.12 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.13 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.14 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.15 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.16 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.17 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.18 bouwwerk, geen gebouw zijnde

een bouwwerk voorzien van maximaal één gesloten wand;

1.19 carports

een bouwwerk, geen gebouw zijnde dat, voorzien van een dak en ten hoogste twee wanden, door zijn plaatsing, indeling en inrichting uitsluitend bestemd is voor het stallen van motorvoertuigen;

1.20 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.21 functie

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;

1.22 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met minimaal twee wanden omsloten ruimte vormt;

1.23 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.24 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en etenswaren die voor consumptie ter plaatse worden verstrekt en/of waar bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

1.25 huishouden

een huishouden bestaat uit één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen. Vaak is een huishouden gebaseerd op bloedverwantschap en huwelijksbinding of een met een huwelijksverbinding gelijk te stellen samenlevingsverband;

1.26 mantelzorg

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

1.27 nutsvoorziening

bouwwerk ten behoeve van een op het openbaar netwerk aangesloten voorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het wegverkeer;

1.28 ondergeschikt

een functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de gebouwen als zodanig mag worden gebruikt;

1.29 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met maximaal één gesloten wand;

1.30 pick up point

een locatie waar de consument uitsluitend via internet bestelde goederen kan afhalen of retourneren, waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop en/of overige activiteiten. Pick up points worden gezien als detailhandel;

1.31 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding;

1.32 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden;

onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.33 strijdig gebruik

niet verenigbaar met of tegengesteld aan het toelaatbaar gestelde gebruik op grond van de bepalingen in dit plan;

1.34 tuin

een stuk grond behorende bij een woonhuis, welke is ingericht met (open) water en/of waterhuishoudkundige voorzieningen, groen en/of groenvoorzieningen en/of verhardingen ten behoeve van het woongenot en ten dienste van het gebruik van het hoofdgebouw;

1.35 twee-aaneen gebouwd

een gebouw, deel uitmakend van een bouwmassa bestaande uit maximaal twee hoofdgebouwen, waarvan de hoofdbebouwing aan maximaal één zijde grenst/aansluit aan een ander hoofdgebouw;

1.36 uitbouw

de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.37 voorgevellijn

de lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;

1.38 vrijstaand gebouw

bebouwing waarvan het hoofdgebouw niet grenst of aansluit aan andere hoofdgebouwen;

1.39 water en waterhuishoudkundige voorzieningen

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, etc.;

1.40 weg

een openbare voor het verkeer openstaande weg of pad, met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die weg behorende paden en bermen of zijkanten, met een doorgaand karakter waar 50 km per uur of harder mag worden gereden;

1.41 werk

een constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde;

1.42 woning/wooneenheid

een complex van ruimten dat dient voor de huisvesting van:

  • één afzonderlijk huishouden of;
  • één huishouden plus maximaal twee individuele personen of;
  • vier individuele personen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 goothoogte van een gebouw

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels ( en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 hoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van scheidsmuren). De in deze regels gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op goot- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels en soortgelijke bouwdelen.

2.6 peil

  1. a. voor bouwwerken: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, of de bovenkant van de afgewerkte vloer van de begane grond;
  2. b. indien in of op het water wordt gebouwd dient het plaatselijk peil, dan wel het afgewerkte maaiveld aangehouden te worden;

2.7 ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits het bouwdeel niet meer dan 1 meter uitsteekt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. in- en uitritten;
  2. c. parkeervoorzieningen;
  3. d. groen en groenvoorzieningen;
  4. e. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in woningen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep;
  2. b. bed & breakfast tot een maximum van 2 tweepersoonskamers in de woning;

met de daarbijbehorende:

  1. c. tuinen en erven;
  2. d. verhardingen;
  3. e. parkeervoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. f. (open) water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. g. groen en groenvoorzieningen;
  3. h. nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van:
    1. 1. 45 m² bij bouwpercelen tot 750 m²;
    2. 2. 60 m² bij bouwpercelen van 750 tot 1.500 m²;
    3. 3. 75 m² bij bouwpercelen vanaf 1.500 m²;
  2. b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  3. c. detailhandel en horeca is niet toegestaan;
  4. d. buitenopslag is niet toegestaan;
  5. e. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner;
  6. f. de activiteit moet milieuhygiënisch inpasbaar zijn in de omgeving.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 4

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 4’ aangewezen gronden zijn, behalve voor andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming, met uitzondering van:

  1. a. ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en niet dieper dan ter plaatse van de bestaande fundering wordt gebouwd;
  2. b. de bouw van een bijbehorend bouwwerk of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met ten hoogste 100 m² en dieper dan 0,5 meter;
  3. c. activiteiten waarvoor geen omgevingsvergunning is vereist;
  4. d. bouwen binnen het bouwvlak, tenzij er sprake is van vastgestelde archeologische resten of dat er sprake is van een cultuurhistorisch waardevol object of monument.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een afwijking verlenen van het bepaalde in 5.2 en toestaan dat in de andere bestemmingen gebouwen worden gebouwd mits wordt voldaan aan één van de volgende voorwaarden:

  1. a. de aanvrager van de omgevingsvergunning blijkens archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken bouwlocatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. b. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van de burgemeester en wethouders in voldoende mate wordt veiliggesteld;
  3. c. de betrokken archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden, gericht op:
    1. 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. het doen van opgravingen;
    3. 3. het begeleiden van de bodemverstorende ingrepen door een archeologisch deskundige.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1 Bestaande maten en afstanden

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

8.1 Parkeren - Gebruik

8.2 Strijdig gebruik

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met hetgeen is bepaald in hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

9.1 Algemeen

Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van:

  1. a. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
  2. b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  3. c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
    1. 1. ten behoeve van de bouw van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 40 m;
    2. 2. ten behoeve van de bouw van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 50 m;
    3. 3. ten behoeve van de bouw van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot 10 m;
  4. d. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten wordt vergroot, mits:
    1. 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer bedraagt dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
    2. 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw.

9.2 Het plaatsen van antennemasten

Het plaatsen van antenne-installaties is toegestaan indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  1. a. er moet sprake zijn van site-sharing, waardoor zo min mogelijk masten nodig zijn;
  2. b. indien site-sharing niet mogelijk is, dient de noodzaak van een solitaire plaatsing te worden aangetoond;
  3. c. de mast dient bij voorkeur geplaatst te worden op bestaande hoge gebouwen, niet zijnde woongebouwen;
  4. d. de masten dienen bij voorkeur geplaatst te worden op gronden die in eigendom zijn van de gemeente;
  5. e. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Dreefhoef 46, Gemonde'

Hoofdstuk 1 Inleiding

Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Dreefhoef 46, Gemonde" van de gemeente Sint-Michielsgestel.

1.1 Aanleiding En Doel

Op de locatie aan de Dreefhoef – percelen D3771 en D3772 – is thans een opslagloods aanwezig binnen de bestemming 'Wonen'. De initiatiefnemer is voornemens om in aanvulling van de opslagloods op dit perceel, binnen de bestemming 'Tuin', één vrijstaande woning te realiseren.

Het initiatief kan niet worden gerealiseerd op basis van het vigerende bestemmingsplan "Actualisatieplan Kom Gemonde", omdat ter plaatse van de bestemming 'Tuin' geen reguliere woningen zijn toegestaan. De gemeente Sint-Michielsgestel heeft echter aangegeven medewerking te willen verlenen aan het initiatief door middel van een herziening van het bestemmingsplan.

Voorliggend bestemmingsplan bevat de toelichting en regels voor het realiseren van één vrijstaande woning

1.2 Ligging En Kadastrale Begrenzing

Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2021Dreefhoef46-VA01_0001.jpg"

TOPOGRAFISCHE SITUATIE

Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2021Dreefhoef46-VA01_0002.jpg"

KADASTRALE SITUATIE

De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Sint-Michielsgestel, sectie D, nummers 3771 en 3772. De oppervlakte van het plangebied bedraagt 1.600 m². De gronden zijn particulier in eigendom.

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Actualisatieplan Kom Gemonde", vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 24 november 2016. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2021Dreefhoef46-VA01_0003.jpg"

UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN

De gronden binnen het plangebied zijn in het vigerende bestemmingsplan bestemd als 'Tuin' en 'Wonen. De gronden in de bestemming 'Tuin' zijn onder andere aangewezen voor tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen. De gronden binnen in de bestemming 'Wonen' zijn onder andere aangewezen voor wonen in woningen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep en bed & breakfast tot een maximum van 2 tweepersoonskamers in de woning.

Daarnaast bevat het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Deze

dubbelbestemming verplicht archeologisch onderzoek bij bodemingrepen van bepaalde

omvang. Dit staat nader beschreven in paragraaf 5.2.1.

Conclusie

Het initiatief, de realisatie van één vrijstaande woning, kan niet worden gerealiseerd, omdat binnen de bestemming 'Tuin' het realiseren van reguliere woningen niet is toegestaan. Een herziening van het bestemmingsplan is derhalve noodzakelijk.

Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse

Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied. Onderstaande afbeelding geeft de bestaande toestand van de directe omgeving en het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2021Dreefhoef46-VA01_0004.jpg"

DIRECTE OMGEVING

2.1 Bebouwing En Functies

Het plangebied is gelegen aan de zuidoostzijde van de woonkern Gemonde binnen een woongebied aan de Dreefhoef. De locatie is thans voorzien van een opslagloods die wordt ontsloten op het Korenpad.

Het plangebied is gelegen in een zone waar de kom overgaat naar het buitengebied. Aan de

zuidzijde van het plangebied ligt de laatste eengezinswoning. Aan de noordzijde grenst het plangebied aan een ruim erf van een monumentale woonboerderij gelegen aan het Twijnmeer. Aan de overzijde van de straat is een reeks eengezinswoningen gesitueerd.

2.2 Ontsluiting

Het plangebied wordt in de huidige situatie niet (middels een inrit) ontsloten op de Dreefhoef. De Dreefhoef betreft een noord-zuidgerichte woonstraat die de Twijnmeer verbindt met 't Hof.

2.3 Groen En Water

In de huidige situatie heeft het plangebied geen directe functie en is het ingericht als grasland. Op de erfafscheidingen zijn groene hagen aanwezig. Er is geen oppervlaktewater aanwezig binnen het plangebied

Hoofdstuk 3 Plan

In dit hoofdstuk is het initiatief beschreven. Aan de orde komen de bebouwing en functies, verkeer en parkeren, groen en water en duurzame en gezonde leefomgeving. Op onderstaande afbeelding is de nieuwe inrichting van de percelen weergegeven, tevens bijgevoegd als bijlage 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2021Dreefhoef46-VA01_0005.jpg"

INDICATIEVE INRICHTINGSSCHETS

3.1 Bebouwing En Functies

Het initiatief aan de Dreefhoef bestaat uit de realisatie van één vrijstaande woning. Het nieuwe bouwblok krijgt hierin een afmeting van circa 100 m² en is gesitueerd aan de noordzijde van het plangebied. Hierbij raakt het bouwblok de zijkant van de opslagloods. De woning zal middels een individuele (thans aan te leggen) inrit worden ontsloten op de Dreefhoef. De woning krijgt een dorpse uitstraling, met 1 laag met een kap.

Door de woning relatief diep op het perceel te situeren ontstaat een relatief grote voortuin (circa twee keer zo groot als de andere woningen in de straat). Deze grotere tuin biedt mogelijkheden om forsere groenelementen (onder andere de laanstructuur langs de Dreefhoef) aan te planten. Dit sluit daarnaast ook aan bij de noordelijk gelegen erfbeplanting van de naastgelegen monumentale woonboerderij.

3.2 Verkeer En Parkeren

3.2.1 Verkeersgeneratie

De realisatie van één grondgebonden woning heeft invloed op de verkeersgeneratie. De digitale publicatie "ASVV 2012'' (CROW) bevat kencijfers voor de verkeersgeneratie van diverse functies. De gemeente Sint-Michielsgestel wordt aangeduid als weinig stedelijk gebied, waarin de locatie van het plangebied binnen de gemeente Sint-Michielsgestel tot de rest bebouwde kom behoort.

Huidige situatie

Het plangebied zorgt in de huidige situatie niet voor een verkeersaantrekkende werking, daar het grasland betreft.

Nieuwe situatie

In de nieuwe situatie wordt binnen het plangebied één grondgebonden, vrijstaande woning gerealiseerd. De woning valt, om de verkeersgeneratie te bepalen, onder het onderdeel: koop, huis, vrijstaand. In de onderstaande tabel is de berekening van de verkeersaantrekkende werking uiteengezet.

Onderdeel Verkeersgeneratie Aantal Totaal
koop, huis, vrijstaand 8,2 per woning 1 woning 8,2
Totaal 8,2

Op basis van bovenstaande tabel kan worden gesteld dat de nieuwe woning gemiddeld zorgt voor 8 verkeersbewegingen per etmaal.

Conclusie

De verkeersaantrekkende werking van dit initiatief bedraagt gemiddeld 8 verkeersbewegingen per etmaal. Verkeerskundig leidt dit niet tot problemen op de Dreefhoef en omliggende wegen.

3.2.2 Parkeren

Om bij ruimtelijke ontwikkelingen de theoretische parkeerbehoefte te bepalen hanteert de gemeente Sint-Michielsgestel parkeernormen conform 'Beleidsregels parkeernormen Sint-Michielsgestel (2016)', gebaseerd op het rekenkundig gemiddelde van het minimum- en het maximumparkeerkencijfer uit de meest recente CROW-publicatie (in september 2016 is dat publicatie 317). De gemeente Sint-Michielsgestel wordt aangeduid als weinig stedelijk gebied, waarin de locatie van het plangebied binnen de gemeente Sint-Michielsgestel tot de rest bebouwde kom behoort.

In de nieuwe situatie wordt binnen het plangebied één woning gerealiseerd. De woning valt, om de parkeerbehoefte te bepalen, onder het onderdeel: koop, huis, vrijstaand. In de onderstaande tabel is de berekening van de verkeersaantrekkende werking uiteengezet.

Onderdeel Parkeernorm Aantal Totaal
koop, huis, vrijstaand 2,3 per woning 1 woning 2,3
Totaal 2,3

Op basis bovenstaande tabel kan worden gesteld dat onderhavig plan ten minste moet voorzien in 3 parkeerplaatsen. Onderhavig planvoornemen voorziet in 3 parkeerplaatsen op eigen terrein, zie inrichtingsschets. Hiermee wordt voldaan aan de gestelde norm.

3.2.3 Ontsluiting

Het voorliggende initiatief zorgt voor één extra ontsluiting op de Dreefhoef, zoals opgenomen op de inrichtingsschets. De toevoeging van deze ontsluiting past binnen het straatbeeld van de Dreefhoef. Verkeerskundig wordt derhalve geen problemen verwacht.

3.3 Groen En Water

Binnen het initiatief wordt de tuin individueel ingericht. De bestaande groene erfafscheiding zal grotendeels behouden blijven, waarbij enkel ter hoogte van de inrit de erfafscheiding verdwijnt. De initiatiefnemer is voornemens om de laanbeplanting aan de Dreefhoef te versterken middels de aanplanting van een zevental bomen. Bij de situering van de inrit is rekening gehouden met de locatie van de bomen. Het planvoornemen omvat geen aanleg van oppervlaktewater, omdat de tuin voldoende groot is voor infiltratie van oppervlaktewater in de bodem. Dit aspect is nader toegelicht in paragraaf 5.3.

3.4 Duurzame En Gezonde Leefomgeving

Een duurzame en gezonde leefomgeving is belangrijk voor het goed functioneren van mens en natuur. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het van belang te werken aan instandhouding of verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en moet schade en overlast voorkomen worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met toekomstige veranderingen, verwachtingen en onzekerheden; denk daarbij aan klimaatveranderingen, technologische doorbraken en politieke onzekerheid. Goede stedenbouwkundige plannen en bouwplannen geven hieraan een passende invulling. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in energietransitie en klimaatbestendigheid.

3.4.1 Energietransitie

Nederland heeft de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn en om de uitstoot van CO2 drastisch te verminderen. Om dit te kunnen realiseren zijn grote en kleine veranderingen nodig: de energietransitie. De omschakeling van het gebruik van fossiele brandstoffen naar meer duurzame vormen van energie is de grootste omslag, maar we zullen er ook bewust van moeten zijn dat we anders moeten gaan kijken naar ons energieverbruik. De energietransitie heeft ook een ruimtelijke inslag: het bestaand stedelijk gebied en buitengebied moeten (steden)bouwkundig worden aangepast en nieuwe ontwikkelingen worden toekomstbestendig ontwikkeld.

Onderhavig plan draagt op de volgende wijzen bij aan de energietransitie:

  • de woning wordt 'aardgasvrij' gebouwd;
  • de oriëntatie van de woning is geoptimaliseerd voor zonne-energie;
  • er wordt gebruikt gemaakt van aardwarmte, warmte-koude opslag, lucht warmte-koude opslag, of andere vormen van duurzame energie;
  • de woning wordt volgens het BENG-principe gebouwd;
  • parkeervoorzieningen elektrische auto's;

3.4.2 Klimaatbestendigheid

Klimaatverandering is merkbaar en heeft steeds meer een effect op ons dagelijks leven. De zomers worden langer, heter en droger, en áls er regen valt dan komt die vaak in grote hoeveelheden. De winters worden warmer en natter. Dit heeft effect op het woon- en leefklimaat door hittestress, periodes van droogte en een verandering van de biodiversiteit. Door met het stedenbouwkundig plan en bouwplan rekening te houden met het veranderende klimaat, kan overlast worden voorkomen en is er sprake van een klimaatbestendige ontwikkeling.

Onderhavig plan voorziet hier op de volgende wijze in:

  • waterberging op eigen terrein;
  • zo min mogelijk verharding;
  • aantrekkelijk verblijfsklimaat voor de gebruikers, gebiedseigen planten en dieren;
  • groen / bomen aanleggen ten behoeve van opname van stikstof en CO2, het vast houden van water en het tegengaan van hittestress;

Hoofdstuk 4 Beleid

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:

  • nationaal niveau;
  • provinciaal niveau;
  • gemeentelijk niveau.

4.1 Nationaal Niveau

4.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft het Rijk de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld als opvolger van de SVIR. In dit strategisch beleidsdocument schetst de overheid een duurzaam perspectief voor de leefomgeving. Nederland staat de komende jaren voor grote opgaven: de bouw van 1 miljoen nieuwe woningen, duurzame energie opwekken, klimaatverandering, ende overgang naar een circulaire economie vragen meer ruimte dan er beschikbaar is. Daarom moeten er keuzes worden gemaakt om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig, gezond en welvarend te houden. In dit licht zijn de NOVI de nationale belangen opnieuw gedefinieerd:

  1. a. Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving
  2. b. Realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit
  3. c. Waarborgen en versterken van grensoverschrijdende en internationale relaties
  4. d. Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving
  5. e. Zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften
  6. f. Waarborgen en realiseren van een veilig robuust en duurzaam mobiliteitssysteem
  7. g. In stand houden en ontwikkelen van de hoofdinfrastructuur voor mobiliteit
  8. h. Waarborgen van een goede toegankelijkheid van de leefomgeving
  9. i. Zorg dragen voor nationale veiligheid en ruimte bieden voor militaire activiteiten
  10. j. Beperken van klimaatverandering
  11. k. Realiseren van een betrouwbare, betaalbare en veilige energievoorziening die in 2050 CO2-arm is en de daarbij benodigde infrastructuur
  12. l. Waarborgen van de hoofdinfrastructuur voor transport van stoffen via (buis)leidingen
  13. m. Realiseren van een toekomstbestendige circulaire economie
  14. n. Waarborgen van de waterveiligheid en de klimaatbestendigheid (inclusief vitale infrastructuur voor water en mobiliteit)
  15. o. Waarborgen van een goede waterkwaliteit, duurzame drinkwatervoorziening en voldoende beschikbaarheid van zoetwater
  16. p. Waarborgen en versterken van een aantrekkelijk ruimtelijk-economisch vestigingsklimaat
  17. q. Realiseren en behouden van een kwalitatief hoogwaardige digitale connectiviteit
  18. r. Ontwikkelen van een duurzame voedsel- en agroproductie
  19. s. Behouden en versterken van cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van (inter)nationaal belang
  20. t. Verbeteren en beschermen van natuur en biodiversiteit
  21. u. Ontwikkelen van een duurzame visserij.

Analyse

Het voorgenomen initiatief is in lijn met de Omgevingsvisie en geeft invulling aan het realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit en het waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving. Bij de planvorming wordt rekening gehouden met de diverse milieuaspecten, landschap, water, natuur en cultuurhistorie, geheel in lijn met de NOVI.

Conclusie
Het initiatief voldoet aan de 'Nationale Omgevingsvisie (NOVI)'

4.1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving. De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.

De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en het Natuurnetwerk Nederland. Voor onderhavig plan zijn geen van de nationale belangen aan de orde. Er hoeft daarom ook geen toetsing aan het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening plaats te vinden.

4.1.3 Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor Duurzame Verstedelijking

Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Projecten die minder dan twaalf woningen bevatten worden op basis van jurisprudentie niet als stedelijke ontwikkeling gezien. Voorliggend planvoornemen omvat één woning. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet nodig.

Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening voor wat betreft het aspect Ladder voor Duurzame Verstedelijking.

4.2 Provinciaal Niveau

Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:

  • Omgevingsvisie Noord-Brabant;
  • Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant.

Het plan wordt aan deze nota's getoetst.

4.2.1 Omgevingsvisie Noord-Brabant

In voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft de provincie de Omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld (14 december 2018). Deze omgevingsvisie bevat de visie van het provinciale bestuur op de Brabantse leefomgeving van de toekomst (2050). Naar de uitgangspunten van de Omgevingswet zijn daarbij geen routes naar de gestelde doelen vastgelegd, omdat daarmee een beter samenspel en draagvlak kunnen ontstaan. De Omgevingsvisie zal onder meer de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening gaan vervangen.

De Omgevingsvisie kent één basisopgave: "werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit". Elke ruimtelijke ontwikkeling moet - ongeacht de omvang - hieraan bijdragen. In vier hoofdopgaven worden nadere accenten gelegd:

  1. 1. werken aan de Brabantse energietransitie;
  2. 2. werken aan een klimaatproof Brabant;
  3. 3. werken aan een slimme netwerkstad;
  4. 4. werken aan een concurrerende, duurzame economie.

Analyse
Onderhavig plan betreft de realisatie van één woning. Deze relatief kleinschalige ontwikkeling draagt op de volgende wijze bij aan de 'grote' hoofdopgaven.

ad 1. De energietransitie houdt enerzijds in het verminderen van het energieverbruik en anderzijds de verduurzaming van de energie. De nieuwe woning binnen het plangebied zal minstens aan de in het Bouwbesluit en het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid opgenomen energieprestatie-eisen moeten voldoen. Nadere uitwerking hiervan zal plaatsvinden in het kader van het bouwplan voor de woning. Daar komt dan ook de verduurzaming van de energie aan bod, bijvoorbeeld door het aanleggen van een eigen energievoorziening.
ad 2. Eén van de onderdelen van een klimaatproof Brabant is het zorgen voor een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. Onderhavig plan wordt gerealiseerd op een plek die hoog en droog genoeg is. Door infiltratie van het hemelwater ter plaatse wordt voorkomen dat er een versnelde afvoer plaatsvindt. Het ontwerp van de woning en de inrichting van het woonperceel kunnen voorts een bijdrage leveren aan de klimaatadaptatie. Dit wordt in het bouwplan nader uitgewerkt.
ad 3. Een duurzame verstedelijking draagt bij aan het komen tot een slimme netwerkstad. Uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied is alleen wenselijk vanuit kwalitatieve overwegingen en bij een concrete marktvraag. De woning wordt gerealiseerd binnen de bestaande kern van Gemonde.
ad 4. Onderdeel van een concurrerende en duurzame economie is het voorzien in een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Door een zorgvuldige inpassing van de woning wordt een bijdrage geleverd aan de leefomgeving en daarmee aan het vestigingsklimaat.

Conclusie
Het plan geeft invulling aan bij de opgaven van de Omgevingsvisie Noord-Brabant.

4.2.2 Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant

De Interim Omgevingsverordening (geconsolideerde versie 8 december 2020) bevat de provinciale regels en randvoorwaarden met een bindende werking over de fysieke leefomgeving. Deze vloeien voort uit de in de Omgevingsvisie genoemde doelen. De Interim Omgevingsverordening is opgesteld naar de gedachtegang van de nieuwe Omgevingswet die naar verwachting op 1 januari 2022 in werking zal treden.

De Interim Omgevingsverordening (IOV) heeft een opbouw naar de verschillende doelgroepen. Voor onderhavig plan zijn in beginsel uitsluitend de in hoofdstuk 3 opgenomen "Instructieregels aan gemeenten" aan de orde. De afdelingen in dat hoofdstuk zijn als volgt te onderscheiden (waarbij de volgorde is omgekeerd ten behoeve van vergroting van de toepasbaarheid):

  • afdelingen 3.5 tot en met 3.7: de toedeling van functies;
  • afdelingen 3.2 tot en met 3.4: de bescherming van gebiedskenmerken;
  • afdeling 3.1: de basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies.

4.3 Gemeentelijk Niveau

4.3.1 Structuurvisie Sint-Michielsgestel 2025

Op 13 oktober 2011 heeft de gemeenteraad van Sint-Michielsgestel de structuurvisie 'Sint-Michielsgestel 2025' vastgesteld. In deze visie geeft de gemeente de route waarlangs ontwikkelingen, die geformuleerd zijn in de strategische visie 'Zieners 2025', tot stand zullen moeten komen. De structuurvisie geeft inzicht in de ruimtelijke ontwikkelingen op korte, middellange en lange termijn. De kernwaarden die in deze structuurvisie voorop staan zijn:

  • Verdieping van de strategische visie 'Zieners van 2025';
  • Behoud en versterken van bestaande kwaliteiten voor onze gemeente;
  • Regierol voor de gemeente Sint-Michielsgestel;
  • Transparantie en toegankelijkheid van ruimtelijke keuzes.

Analyse

Op basis van een analyse van de huidige situatie worden in de structuurvisie een aantal belangrijke kwaliteiten, maar ook knelpunten onderscheiden. Belangrijke kwaliteiten betreffen de ligging binnen de invloedssfeer van met name de stad 's-Hertogenbosch, maar ook Eindhoven en Tilburg, de landschappelijke en groene kwaliteiten zowel binnen de gemeente als daar net buiten (Groene Woud), de hiermee samenhangende recreatieve potentie en het prettig leefklimaat. De belangrijkste knelpunten betreffen de beperkte toegankelijkheid en bereikbaarheid van de natuur en recreatiegebieden, de lage differentiatie in woonmilieus, het ontbreken van een sterke ruimtelijke kwaliteit en identiteit van de dorpscentra en de ongeschikte locatie van bedrijven die qua aard en schaal niet op die specifieke plek thuis horen. De beperkte variatie in woonmilieus laat zich voelen in het beperkte woningaanbod voor starters/jongeren en senioren.

Om de kwaliteiten uit te bouwen, de kansen te benutten en de knelpunten en bedreigingen zo adequaat mogelijk te bestrijden, is een ruimtelijk structuurbeeld vervaardigd waaraan een aantal speerpunten is gekoppeld.

Eén van de speerpunten betreft de bouwopgave. Er wordt geconcludeerd dat de woningaantallen uit het gemeentelijk woningbouwprogramma tot 2021 in principe toereikend zijn om te bouwen voor migratiesaldo nul. Er is echter een bouwachterstand, waardoor de wachtlijsten zijn opgelopen. Bovendien worden er verdere vertragingen verwacht. Er wordt voor gekozen de bouwopgave ook af te stemmen op de woningbehoefte uit 's-Hertogenbosch, omdat de gemeente deze stedelingen een goed woonmilieu op korte afstand van de stad te bieden heeft.

Dit leidt tot de keuze te bouwen bij alle dorpen. Dit heeft de wens als achtergrond om toekomst te bieden aan de dorpen, de dorpsgemeenschappen, de dorpsvoorzieningen en kleine werkgelegenheid. Dit heeft een sociale en humane achtergrond. De dorpen moeten de gelegenheid krijgen om op een waardige en respectvolle wijze en voor alle bevolkingsgroepen te bouwen aan hun eigen toekomst. Verder ligt de nadruk sterk op de kwalitatieve woningbehoefte. Er moet meer worden gebouwd naar de wensen en behoeften van de inwoners. Hiertoe is onder meer een woonwensenonderzoek uitgevoerd. Duidelijk is in elk geval dat kleinschalig wonen van belang is voor de dorpse uitstraling van de kernen.

In de structuurvisie wordt aangegeven dat er bijzondere aandacht nodig is voor woon-zorgcombinaties, omdat hier een tekort aan zal ontstaan. De 'rode' ontwikkelingen dienen ten allen tijde in balans te zijn met de groene kwaliteiten van de gemeente. Deze kwaliteiten vormen de basis van de aantrekkelijkheid van de gemeente. Landschap is daarin belangrijk, maar ook duurzaamheid en ecologie. Duurzaamheid en ecologisch evenwicht worden als randvoorwaarden gehanteerd bij alle ruimtelijke ontwikkelingen.

Conclusie

Onderhavige ontwikkeling leidt tot een bouwplan waarin specifiek gebouwd wordt naar een kwalitatieve behoefte. Hiermee past het plan binnen de 'Structuurvisie Sint-Michielsgestel 2025'.

4.3.2 Woonvisie 2016-2021

Op 10 mei 2016 heeft de gemeenteraad van Sint-Michielsgestel de 'Woonvisie 2016-2021' vastgesteld. In deze visie legt de gemeente Sint-Michielsgestel de prioriteiten van het woonbeleid voor de komende jaren vast.

Analyse

Op basis van de provinciale bevolkings- en huishoudensprognose zal het aantal huishoudens de komende jaren toenemen als gevolg van 'huishoudensverdunning'. Het uitgangspunt in de huidige woningbouwopgave is bouwen voor de eigen bevolking, met migratiesaldo 0. In de Regionale Agenda Wonen, die de provincie Noord-Brabant in 2015 heeft opgesteld met de gemeenten in de regio Noordoost Brabant, wordt de behoefte aan toevoeging van woningen in Sint-Michielsgestel in de periode 2015-2025 geraamd op 1.125 woningen (bruto behoefte). Uitgaande van 140 te slopen woningen die zullen worden herbouwd, betekent dit een netto opgave van 985 toe te voegen woningen. Dit betekent een jaarlijkse woningbouwopgave van circa 110 woningen tot 2025 voor de gemeente Sint-Michielsgestel .

Uitvoeringsnota Woningbouw 2019

Voor Gemonde is in de Woonvisie geen behoeftekader opgesteld. Op het moment van de

vaststelling van de Woonvisie in 2016 werd uitgegaan van een behoefte aan circa 30 extra

woningen tot 2025. Dit zijn gemiddeld 3 tot 4 woningen per jaar. Aan deze behoefte is nog niet voldaan maar er zijn wel plannen in de maak die dit mogelijk kunnen maken. Bij de ontwikkeling van nieuwe projecten wordt kritisch gekeken naar de behoefte. Jaarlijks wordt de Uitvoeringsnota voor de woningbouw opgesteld. Hierin staat beschreven in hoeverre woningbouwplannen zijn gerealiseerd en wat de nieuwe woningbouwplanning is voor de komende jaren. Onderhavig plan is daarin, vanwege zijn geringe grootte, niet opgenomen.

Deze woningbouwontwikkeling past binnen de netto jaarlijkse woningbouwopgave van circa 110 woningen tot 2025 voor de gemeente Sint-Michielsgestel en de 30 woningen voor Gemonde. Daarnaast zijn de initiatiefnemers afkomstig uit Gemonde, waardoor specifiek wordt voorzien in de lokale behoefte. De hierbij vrijkomende woning zorgt voor een doorstroming op de lokale woningmarkt.

Conclusie

De ontwikkeling past binnen de 'Woonvisie 2016-2021'.

4.3.3 Klimaat en duurzaam

De gemeente Sint-Michielsgestel wil zich naar de toekomst toe klimaatbestendig en duurzaam ontwikkelen. De gemeente Sint-Michielsgestel wil daarom graag van iedere bouwer een bijdrage in het milieuverantwoord bouwen.

Analyse

Het algemene ruimtelijke uitgangspunt van gemeenten is er op gericht om te komen tot 'duurzaam bouwen'. Duurzaam bouwen verhoogt de gebruikswaarde (functioneel), belevingswaarde (vorm) en de toekomst (tijd) voor de bebouwde omgeving. Duurzaam bouwen is in dit geval te onderscheiden in stedenbouwkundig en bouwkundig duurzaam bouwen. Een goed stedenbouwkundig plan draagt bij aan een duurzame toekomst en voorkomt onder andere verloedering en leegstand.

In ieder geval geldt voor het bouwplan dat niet-uitloogbare bouwmaterialen worden gebruikt en dat er, van overheidswege, steeds meer eisen worden gesteld aan duurzaam/milieubewust bouwen.

Onderhavig initiatief zet in op duurzaam/milieubewust bouwen. Dit is nader toegelicht in paragraaf 3.4.

Conclusie

De ontwikkeling past binnen het 'Klimaat en duurzaam' aspect van de gemeente Sint-Michielsgestel.

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten

In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:

  1. 1. milieu;
  2. 2. waarden;
  3. 3. waterhuishouding.

5.1 Milieu

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.

5.1.1 Bodemkwaliteit

5.1.2 Bedrijven en milieuzonering

5.1.3 Externe veiligheid

5.1.4 Geurhinder veehouderijen

5.1.5 Geluid

5.1.6 Luchtkwaliteit

5.1.7 Volksgezondheid

5.1.8 Milieueffectrapportage

5.2 Waarden

5.2.1 Archeologie

5.2.2 Cultuurhistorie

5.2.3 Natuurwaarden

5.3 Waterparagraaf

5.3.1 Inleiding

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap De Dommel. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.

De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).

5.3.2 Beleid

In deze paragraaf is het relevante vigerende beleid opgenomen.

5.3.3 Watersysteem

5.3.4 Hemelwater

Het plangebied is ter plaatse van de nieuwe woning thans onverhard en onbebouwd. Als gevolg van de bouw van één woning zal de bebouwing/verharding toenemen met circa 200 m².

Voor plannen kleiner dan 2.000 m² geldt een vrijstelling voor de realisatie van de

compensatie. Dit is verantwoord omdat deze oppervlakten hydrologisch gezien tot dermate kleine afvoeren leiden dat deze geen probleem vormen voor de afvoercapaciteit van het afwateringsstelsel. Op planniveau is het vanuit de gemeente, en gezien de ligging van het plangebied, bij realisatie van een nieuwbouw wel verplicht om het plangebied hydrologisch neutraal te ontwikkelen.

Uitgaande van de door het waterschap gehanteerde rekenregel (gevoeligheidsfactor = 1) bedraagt de benodigde bergingscapaciteit voor het project 12 m³ (= 200 x 0.06). Dit kan en zal gemakkelijk binnen het plangebied gerealiseerd worden middels infiltratie in de bodem.

5.3.5 Afvalwater

Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden.

Het vuile afvalwater zal op de bestaande riolering in de Dreefhoef geloosd worden.

5.3.6 Waterkwaliteit

Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden geen uitlogende materialen toegepast.

Hoofdstuk 6 Haalbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de haalbaarheid van dit bestemmingsplan aangetoond. Een bestemmingsplan moet zowel in financieel als in maatschappelijk opzicht haalbaar zijn. Er wordt daarom een korte financiële toelichting gegeven en daarnaast worden de doorlopen procedures weergegeven.

6.1 Kostenverhaal

Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).

In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en grondeigenaar een (anterieure) overeenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is niet vereist.

6.2 Gemeentelijke Grondexploitatie

De gemeente heeft geen gronden in het plangebied in eigendom. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.

6.3 Maatschappelijk

6.3.1 Omgevingsdialoog

De initiatiefnemer heeft contact gezocht met de direct omwonenden en heeft hen geïnformeerd over voorliggend initiatief.

6.3.2 Ter visie legging

Het ontwerpbestemmingsplan ‘Dreefhoef 46, Gemonde’ is conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in vooroverleg gezonden naar de betreffende personen en instanties. Daarnaast heeft het plan de procedure van artikel 3.8 en verder van de Wet ruimtelijke ordening doorlopen.

Het ontwerpbestemmingsplan 'Dreefhoef 46, Gemonde' heeft vanaf 14 mei 2021 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is één zienswijze ingediend. Deze zienswijze leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan zie bijlage 3.

6.3.3 Vaststelling

Op 7 oktober 2021 is het bestemmingsplan ongewijzigd vastgesteld.

Hoofdstuk 7 Juridische Aspecten

7.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • de toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding.

De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.

De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.

7.2 Planregels

De indeling van de planregels is als volgt.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 4 Overgangsregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1) In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Wijze van meten (artikel 2) In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Tuin (artikel 3)

Deze bestemming is gelegd op de gronden die in beginsel niet mogen worden bebouwd. Het betreft met name voortuinen bij woningen, waarvoor het uit ruimtelijk oogpunt gewenst is, dat deze tezamen niet worden bebouwd. Slechts parkeervoorzieningen, erf- en terrein afscheidingen zijn toegestaan, alsmede met name in voortuinen zeer ondergeschikte bouwdelen als erkers.

Wonen (artikel 4)

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor de woning in het plangebied met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, erven, tuinen, parkeervoorzieningen en verhardingen. De vrijstaande woning heeft de aanduiding [vrij] gekregen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel (artikel 6) In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.

Algemene bouwregels (artikel 7) Deze bepaling bevat regels wanneer zich situaties voordoen, waarbij bestaande bebouwing in strijd is met de regels. Zo kan de specifieke bouwhoogte van een woning hoger zijn dan de toegestane hoogte van bebouwing (een algemene maat). Deze strijdigheid is niet gewenst. Het is immers niet de bedoeling, dat deze woning moet worden aangepast aan de nieuwe maatvoering. Daarom is de algemene bepaling opgenomen, dat bij afwijkingen de maatvoering mag worden aangehouden, zoals die bestond op het moment van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan

Algemene gebruiksregels (artikel 8) In deze bepaling is geregeld dat de gronden niet gebruikt mogen worden in strijd met de bestemmingen.

Algemene afwijkingsregels (artikel 9) In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze afwijkingen betreffen onder meer het overschrijden van de maximaal toegestane maten, afmetingen en percentages.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 10) Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.

Slotregel (artikel 11) Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Bijlage 1 Inrichtingsschets

Bijlage 1 Inrichtingsschets

Bijlage 2 Stikstofdepositie-onderzoek

Bijlage 2 Stikstofdepositie-onderzoek

Bijlage 3 Nota Van Zienswijzen

Bijlage 3 Nota van zienswijzen