KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bos
Artikel 4 Sport - Golfbaan
Artikel 5 Verkeer
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 10 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Actualisering
1.3 Gebiedsvisie De Heihorsten
1.4 Ligging Van Het Plangebied
1.5 Mer
1.6 Vigerende Bestemmingsplannen
1.7 De Onderdelen Van Het Bestemmingsplan
1.8 Bij Het Plan Behorende Stukken
1.9 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Algemeen
2.2 Huidig Gebruik
2.3 Cultuurhistorie En Archeologie
2.4 Hoogteligging
2.5 Geomorfologie En Bodem
2.6 Oppervlaktewater
2.7 Grondwater
2.8 Kabels En Leidingen
2.9 Verkeer
Hoofdstuk 3 Relevant Ruimtelijk Beleid
3.1 Algemeen
3.2 Europese Richtlijnen
3.3 Rijksbeleid
3.4 Provinciaal En Regionaal Beleid
3.5 Gemeentelijk Beleid
3.6 Conclusie Beleidskader
Hoofdstuk 4 Onderzoek Planeffecten
4.1 Algemeen
4.2 Bodem
4.3 Geluid
4.4 Luchtkwaliteit
4.5 Geur
4.6 Externe Veiligheid
4.7 Waterparagraaf
4.8 Archeologie
4.9 Flora En Fauna
4.10 Verkeer
4.11 Conclusie
Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden En Uitgangspunten
5.1 Algemeen
5.2 Randvoorwaarden En Uitgangspunten
5.3 Inrichting Golfbaan
5.4 Aanlegwerkzaamheden
5.5 Beheer
Hoofdstuk 6 Economische Haalbaarheid
6.1 Algemeen
6.2 Trends In De Golfsport
6.3 Aanbod Aan Golfbanen
6.4 Bezoekersaantallen
6.5 Locatiekeuze
Hoofdstuk 7 Juridische Planopzet
7.1 Algemeen
7.2 Planvorm
7.3 Planregels
7.4 Bestemmingen
7.5 Verbeelding
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
8.1 Handhaving
8.2 Financiële Haalbaarheid
Hoofdstuk 9 Procedure
9.1 Vaststelling
9.2 Beroep
Bijlage 1 Artikel Water
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 2 Onderzoek Luchtkwaliteit En Stikstofdepositie
Bijlage 3 Addendum Akoestisch Onderzoek En Onderzoek Luchtkwaliteit
Bijlage 4 Ehs Saldobenadering
Bijlage 5 Onderzoek Vleermuizen
Bijlage 6 Onderzoek Levendbarende Hagedissen
Bijlage 7 Historisch Bodemonderzoek
Bijlage 8 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 9 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 10 Onderzoek Externe Veiligheid
Bijlage 11 Geuronderzoek
Bijlage 12 Waterparagraaf
Bijlage 13 Verkeersonderzoek

1e partiele herziening Golfbaan De Swinkelsche 2012

Bestemmingsplan - gemeente Someren

Vastgesteld op 24-04-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.2 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.3 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.4 afslagplaats:

de plaats waar de eerste slag geslagen wordt en waar de afslag geoefend wordt.

1.5 andere werken:

andere werkzaamheden in of op de grond dan werkzaamheden waarvoor een bouwvergunning krachtens de woningwet noodzakelijk is.

1.6 all weather sport- en recreatievoorzieningen

een overdekte voorziening waar sport- en recreatie-activiteiten kunnen plaatsvinden.

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.9 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.10 bedrijfsvloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.11 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0847.BP02012004-VS01.

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.17 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.18 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.20 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.22 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.23 clubgebouw:

gebouw dat dienst doet als verenigings-, kleed- en vergaderruimte, café/restaurant, golfshop en ten behoeve van aan de golfsport gerelateerde evenementen e.d.

1.24 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van ene beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor gebruik ter plaatse.

1.25 detailhandel in sport gerelateerde producten:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen ten behoeve van de golfsport, zoals golfballen, clubs en golfkleding.

1.26 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond, waarvan de bovenkant van de vloer minder dan 1,20 meter boven het peil is gelegen.

1.27 extensief recreatief medegebruik:

recreatief gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten (met uitzondering van rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair), dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden.

1.28 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.29 gebruiken:

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.

1.30 hoofdgebouw:

een gebouw, op een bouwperceel dat door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.31 horeca:

het bedrijfsmatig ter plaatse bieden van overnachtingen in de vorm van hotel, en/of maaltijden, voedsel en/of dranken voor consumptie ter plaatse in de vorm van restaurant, cafetaria of café;

1.32 landschappelijke waarden:

het geheel van waarden in verband met bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit, dat bestaat uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang;

1.33 natuurwaarden:

waarden in verband met de aanwezigheid van bijzondere flora en fauna in onderlinge samenhang en in samenhang met hun leefomgeving (biotoop);

1.34 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.35 ondergeschikt medegebruik:

gebruik dat in functioneel en ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan de ingevolge de bestemming toegestane hoofdfunctie. Het ondergeschikt gebruik dient van beperkte functionele en/of ruimtelijke omvang te zijn, zodat de hoofdfunctie qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft;

1.36 overkapping:

een bouwwerk met een open constructie zonder eigen wanden, op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het gebruiksgenot van het gebouw of de standplaats.

1.37 peil:

De gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.38 plan:

het bestemmingsplan 1e partiële herziening Golfbaan De Swinkelsche 2012 van de gemeente Someren.

1.39 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.40 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt.

1.41 waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen:

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etcetera.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.7 de horizontale diepte van een gebouw:

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.

2.8 de oppervlakte van een overkapping:

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bos

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden in de vorm van gemengd bos;
  2. b. extensief recreatief medegebruik ter plaatse van de paden;

en voorts

  1. c. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen.

en tenslotte

  1. d. archeologische waarden, ter plaatse van de aanduiding 'archeologische waarden'.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Sport - Golfbaan

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Golfbaan' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een golfbaan;
  2. b. ondergeschikte horeca waarbij de oppervlakte maximaal 50% van de bebouwde bruto vloeroppervlakte bedraagt van het clubgebouw;
  3. c. verenigingsactiviteiten;
  4. d. all weather sport- en recreatievoorzieningen alleen binnen het bouwvlak;
  5. e. detailhandel tot een maximum van 50 m2 bedrijfsvloeroppervlak van het clubgebouw ten behoeve van de golfsport;
  6. f. een bedrijfswoning;
  7. g. parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' en binnen het bouwvlak;
  8. h. archeologische waarden, ter plaatse van de aanduiding 'archeologische waarden';
  9. i. natuurwaarde
  10. j. aanleg, beheer en onderhoud van minimaal 15 hectare dennen-, eiken-, of beukenbos;
  11. k. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging, vijvers, en oevers;
  12. l. waterloop ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - waterloop';
  13. m. groenvoorzieningen;
  14. n. extensief recreatief medegebruik;

Met daarbij behorende:

  1. o. gebouwen;
  2. p. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  3. q. tuinen en erven.
  4. r. nutsvoorzieningen;
  5. s. paden.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'speciale vorm van waarde - waterloop' de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Water', zoals opgenomen in Bijlage 1 Artikel Water.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. nutsvoorzieningen.
  2. b. paden/uitritten;
  3. c. parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  4. d. archeologische waarden, ter plaatse van de aanduiding 'archeologische waarden';
  5. e. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  6. f. bruggen;
  7. g. wegen en straten met maximaal 2 rijstroken, waarbij opstelstroken niet worden meegeteld.

5.2 Bouwregels

In of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals lichtmasten en straatmeubilair, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 meter.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

7.1 Verboden ander gebruik

Het is verboden de binnen dit plan begrepen gronden en opstallen te gebruiken, te doen gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met de bestemming.

7.2 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming als bedoeld in 7.1 wordt in ieder geval begrepen:

  1. a. het gebruik van gronden en opstallen voor een seksinrichting;
  2. b. het gebruik van gronden als opslag-, stort- en of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

7.3 Afwijkingsregel

Bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het in 7.1 vervatte verbod, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

8.1 Algemeen

Bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  1. a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  2. b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  3. c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m behoudens ter plaatse van de bestemming 'Bos';
  4. d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m.

8.2 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.1 kan slechts worden verleend, mits:

  1. a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen en bouwvlakken met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 10 Overige Regels

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerpplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan '1e partiële herziening Golfbaan De Swinkelsche 2012'

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In 2003 heeft de projectgroep 'Golf in Someren' het projectplan Strabrechtse Golf ontwikkeld. Initiatiefnemer hiervoor is de familie Swinkels. De golfbaan zal worden gerealiseerd op de nu nog agrarische gronden van de familie Swinkels in het westelijk deel van Projectlocatiegebied De Heihorsten (hierna te noemen: De Heihorsten), aansluitend op de bossen van Strabrechtse Heide. Doel is om een kwalitatief hoogwaardige 18 holes golfbaan met bijbehorende voorzieningen te realiseren.

Teneinde de ontwikkeling planologisch mogelijk te maken, is op 26 januari 2011 het bestemmingsplan 'Golfbaan De Swinkelsche' vastgesteld. Dit bestemmingsplan is onherroepelijk sinds 12 april 2012. In het bestemmingsplan zijn echter enkele onjuistheden geconstateerd en bovenal heeft de provincie Noord-Brabant ten aanzien van een klein gedeelte van het plangebied een reactieve aanwijzing gegeven. In de onderhavige partiële herziening van het bestemmingsplan vindt een reparatie plaats met betrekking tot deze punten. Deze punten worden in de volgende paragraaf nader toegelicht. Voor het overige is deze herziening inhoudelijk identiek aan het bestemmingsplan 'Golfbaan De Swinkelsche'.

1.2 Actualisering

1.2.1 Inleiding

Het bestemmingsplan 'Golfbaan De Swinkelsche' dient zogezegd als gevolg van enkele onjuistheden en een reactieve aanwijzing van de provincie Noord-Brabant herzien te worden. De onderhavige herziening van het bestemmingsplan voorziet in een reparatie van een aantal punten in zowel de toelichting en de regels alsmede op de verbeelding. Deze punten worden hierna behandeld.

1.2.2 Toelichting

In de toelichting vinden de volgende aanpassingen plaats:

  • onderhavig hoofdstuk is uitgebreid, waarbij is aangegeven op welke punten het bestemmingsplan is herzien;
  • de juridische planopzet (hoofdstuk 7) is afgestemd op de gewijzigde regels;
  • het hoofdstuk procedure (hoofdstuk 9) is afgestemd op de voor het onderhavige bestemmingsplan gevoerde procedure;
  • voor zover in de overige tekst wordt verwezen naar punten waarop de herziening van toepassing is, is deze tekst geactualiseerd (met name in hoofdstuk 5.3).

1.2.3 Regels

In artikel 4 'Sport - Golfbaan' vinden de volgende wijzigingen plaats:

  • het toevoegen van een verwijzing naar de aanduiding 'specifieke vorm van sport - afslagplaats', waar de afslagplaats is toegestaan;
  • actualisatie van de bouwregels in verband met de mogelijkheid voor de bouw van een afslagplaats, een kantoor en een berging en in verband met de verplaatsing van een loods naar de locatie Kuilerstraat 25;
  • het verplaatsen van artikel 6 'Water' van de regels naar de bijlage bij de regels, aangezien deze bestemming niet direct in het bestemmingsplan voorkomt, maar alleen via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk wordt gemaakt;
  • het verwijderen van verwijzingen naar aanduidingen die niet op de verbeelding zijn aangegeven;
  • reparatie van gebieden die onterecht in het bestemmingsplan 'Buitengebied Someren' waren opgenomen.

1.2.4 Verbeelding

De verbeelding is op de volgende punten herzien:

  • het toevoegen van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - afslagplaats';
  • het op elkaar afstemmen van bestemmingsgrenzen, waardoor de dekking van het plangebied 100% wordt en zogenaamd 'witte vlekken' niet meer aanwezig zijn.

1.3 Gebiedsvisie De Heihorsten

In het gebied De Heihorsten (ruim 400 hectare groot) komen verschillende initiatieven samen met betrekking tot recreatie en toerisme (intensief en extensief), verblijfsrecreatie en natuur- en landschapsontwikkeling. Eén van deze projecten is 'Golfbaan De Swinkelsche'. Voor De Heihorsten is een streefbeeld gemaakt. Dit streefbeeld is weergegeven in figuur 1. Voor een beschrijving van de verschillende deelprojecten wordt verwezen naar:

  • Gebiedsvisie Projectlocatiegebied De Heihorsten (gemeente Someren, januari 2006);
  • Gebiedsontwikkeling Projectlocatiegebied De Heihorsten (gemeente Someren, december 2006).

Het gebied De Heihorsten wordt aan de noordzijde begrensd door de Provincialeweg en aan de oost- en zuidkant door de Hollestraat/Hoevenstraat en De Hoof. Aan de noordwestelijke kant gaat het projectgebied direct over in de Strabrechtse en Somerensche Heide (zie figuur 1.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0847.BP02012004-VS01_0001.png"

Figuur 1.1 streefbeeld De Heihorsten

1.4 Ligging Van Het Plangebied

Het plangebied waar de golfbaan wordt gesitueerd ligt ten westen van de plaats Someren (gemeente Someren, Noord-Brabant). De totale oppervlakte van het plangebied beslaat circa 85 ha. In het westen wordt het plangebied begrensd door de Bosrandweg, in het noorden door percelen langs de Provincialeweg, in het oosten door de Kuilerstraat en in het zuiden door de Peelrijtweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0847.BP02012004-VS01_0002.png"

Figuur 1.2 het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0847.BP02012004-VS01_0003.png"

Figuur 1.3 luchtfoto

1.5 Mer

Omdat de aanleg van een golfbaan met een oppervlakte van meer dan 50 ha volgens het Besluit milieueffectrapportage een MER -plichtige activiteit (C-lijst, activiteit 10.2) is, is een MER opgesteld. Vanwege de samenhang tussen verschillende initiatieven binnen De Heihorsten, waar de golfbaan onderdeel van uitmaakt, hebben de gemeente Someren en de provincie Noord-Brabant besloten om het Projectlocatiegebied De Heihorsten als één geheel te beschouwen, in plaats van als een verzameling losse initiatieven. Dit heeft ertoe geleid dat de gemeente Someren in januari 2007 heeft besloten om voor het hele Projectlocatiegebied De Heihorsten één MER te maken.

Omdat de ontwikkeling van het Projectlocatiegebied De Heihorsten uit verschillende initiatieven bestaat, is gekozen om het planologische traject per initiatief uit te voeren. Dit bestemmingsplan ziet daarom alleen toe op de ontwikkeling van de golfbaan binnen het Projectlocatiegebied De Heihorsten. In een latere fase zullen bestemmingsplannen worden opgesteld voor de overige iniatieven.

Omdat de onderzoeken die in het kader van de MER zijn uitgevoerd voor het hele gebied De Heihorsten zijn opgesteld, wordt bij de plantoelichting in sommige gevallen een ruimer onderzoeksgebied weergegeven dan het plangebied voor dit bestemmingsplan.

1.6 Vigerende Bestemmingsplannen

Binnen de grenzen van het plangebied vigeren de volgende bestemmingsplannen:

  • 'Buitengebied', zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Someren op 16-05-2011 en deels in werking getreden op 01-12-2011;
  • 'Golfbaan De Swinkelsche', zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Someren op 26-01-2011 en onherroepelijk geworden op 12-04-2012.

1.7 De Onderdelen Van Het Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan bestaat uit de toelichting, de regels en de verbeelding.

De toelichting heeft geen bindende werking. Dit onderdeel heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en het geeft uitleg over bepaalde bestemmingen en regels.

De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het bepalen van de bebouwingsmogelijkheden en het gebruik van de gronden, gebouwen en bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Per hoofdstuk zullen de diverse bepalingen artikelsgewijs worden besproken.

Op de verbeelding worden de bestemmingen en randvoorwaarden weergegeven. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende deel van het bestemmingsplan.

1.8 Bij Het Plan Behorende Stukken

Voor de totstandkoming van het moederplan Golfbaan De Swinkelsche zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd, waarvan de resultaten op hoofdlijnen in de toelichting zijn verwoord. Aangezien de onderzoeken in verschillende periode zijn opgesteld dan wel zijn aangepast, variëren de werktitels met de naam van het uiteindelijke bestemmingsplan. De volgende werktitels zijn gehanteerd bij het voorbereiden van dit plan.

  • Golfbaan Strabrechtse Golf;
  • Swinkelsche Golf;
  • Golfbaan de Swinkelsche.

In de diverse rapporten wordt het voorliggende plangebied bedoeld.

Verder wordt de plangrens van de diverse figuren in dit bestemmingsplan indicatief weergegeven en kunnen daarom afwijken van de feitelijke plangrenzen. Deze figuren zijn afkomstig uit de diverse onderzoeken waarbij opgemerkt dient te worden dat de conclusies betrekking heeft op het hele plangebied van de geplande golfbaan.

De volgende rapportages, behorende bij het moederplan (en via deze in te zien), zijn als separate bijlagen opgenomen:

  • Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai, rapportnummer 188685.ehv.212.R001, Grontmij Eindhoven 2 april 2010;
  • Onderzoek luchtkwaliteit en stikstofdepositie Heihorsten, Rapportnummer I&M 1014496-RZ Grontmij De Bilt december 2009;
  • Addendum luchtkwaliteitsonderzoek en akoestisch onderzoek Heihorsten te Someren: rapportnummer 188685.ehv.212.N001, Grontmij Eindhoven 7 april 2010;
  • Uitwerking EHS Saldobenadering 'Swinkelsche Golf', 263503.ehv.211.R002, Grontmij Eindhoven 20 juli 2010;
  • Resultaten Vleermuizenonderzoek Golfbaan Strabrechtse golf te Someren rapportnummer 263503.ehv.211.N003, Grontmij Eindhoven 17 september 2009;
  • Onderzoek Levendbarende hagedis (meegenomen: Rode bosmier en Buizerd), rapportnummer N005 Grontmij Eindhoven oktober 2009;
  • Historisch bodemonderzoek Golfbaan Strabrechtse Golf te Someren, rapportnummer 263503.ehv.220.N002 Grontmij, Eindhoven, juli 2009;
  • Verkennend bodemonderzoek Golfbaan Strabrechtse Golf te Someren, opdrachtnummer 63094 Lankelma ingenieursbureau, 13 november 2009;
  • Archeologisch onderzoek Golfbaan Strabrechtse Golf te Someren, rapportnummer 263503/RM/GAR822 Grontmij Roermond, juli 2009;
  • Externe veiligheid Golfbaan Strabrechtse Golf te Someren, rapportnummer I&M-1013959-BB, Grontmij De Bilt december 2009;
  • Geuronderzoek Golfbaan Strabrechtse Golf, rapportnummer 263503.ehv.211.R001a, Grontmij Eindhoven22 april 2010;
  • Waterparagraaf Golfbaan de Swinkelsche, 280508.ehv.219.R001a, Grontmij Eindhoven, 12 juli 2010;
  • Verkeersonderzoek De Heihorsten, rapportnummer R002, Grontmij Eindhoven 4 maart 2010.

1.9 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie van het plangebied beschreven. Vervolgens gaat hoofdstuk 3 in op beleidsstukken die van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling. De beschrijving van de uitgevoerde onderzoeken komt in hoofdstuk 4 aan de orde en de uitgangspunten en randvoorwaarden in hoofdstuk 5. Hoofdstuk 6 gaat over de economische haalbaarheid en hoofdstuk 7 gaat in op het verwoorden van de planuitgangspunten in de regels. De uitvoerbaarheid van het plan wordt in hoofdstuk 8 uiteengezet. Hoofdstuk 9, ten slotte, gaat in op de procedure.

Hoofdstuk 2 Huidige Situatie

2.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt het plangebied beschreven ten tijde van de procedure van het moederplan. De onderzoeken naar de planeffecten komen in hoofdstuk 4 aan de orde.

2.2 Huidig Gebruik

Het plangebied van de golfbaan “De Swinkelsche” is ongeveer 85 hectare groot en bestaat op dit moment voor het grootste deel uit intensief gebruikte landbouwpercelen. Daarnaast komen binnen het gebied enkele boomrijen en bosschages voor. Tevens loopt door het gebied de watergang de Peelrijt, die het landbouwgebied ontwatert en richting noorden afstroomt.

Aan de westzijde grenst het plangebied aan het bos- en heidegebied van de Somerensche Heide. Ten zuiden van het plangebied ligt het landbouwgebied Somerensche Heide waar de grens wordt gevormd door de Stalmansweg en de Peelrijtweg. Ook ten oosten en noorden van het plangebied liggen landbouwgebieden. De noordgrens wordt gevormd door landbouwpercelen. In de oostgrens wisselen landbouwpercelen, percelen met opstallen en de Kuilerstraat elkaar af.

2.3 Cultuurhistorie En Archeologie

Het plangebied (zwart omlijnd in figuur 2.1) waar de golfbaan zal worden gerealiseerd, maakt onderdeel uit van een cultuurlandschap dat bestaat uit een gebied met verspreide gehuchten en kleinschalige kampenontginningen, afgewisseld door beekdalen met kleine stroompjes die afwateren op de (Kleine) Aa.

De gehuchten gaan terug naar Middeleeuwse hoeven, van waaruit de kleinschalige ontginningen ter hand zijn genomen. Het beeld dat uit historisch onderzoek naar voren komt, is dat van een hoevenlandschap tussen de grote dekzandcomplexen van Someren en Lierop. De lager gelegen en vochtige gronden nabij de beekdalen, vennen en moerassen werden in de regel het eerst ontgonnen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0847.BP02012004-VS01_0004.png"

Figuur 2.1 historische kaart

Door het plangebied stroomt de waterloop De Peelrijt. Deze naam duidt op een waterloop die laagten in een (voormalig) heidegebied met elkaar verbindt, met het doel dit heidegebied te ontwateren.

Ten westen van het plangebied ligt het bosgebied de Somerense heide. Dit bosgebied is grotendeels in de 18e en 19e eeuw aangeplant. Voorheen bestond dit gebied voornamelijk uit heide. De door de landbouw in gebruik genomen heideontginningen zijn geëgaliseerd, ontwaterd en verkaveld. Met name de toponiemen (o.a. Heerdenbleek, Heihorsten), het kleinschalige karakter en een deel van het wegenpatroon herinneren aan dit verleden.

In het plangebied is nog een aantal relicten van het oude dekzandlandschap en de daarmee samenhangende ontginningsgeschiedenis bewaard gebleven. Zo is de "historisch landschappelijke waarde" van de Maarheezer Dijk en de Hoevenstraat door de provincie als hoog aangemerkt. Van een aantal andere verharde en onverharde wegen (o.a. Parallelweg, Hoevenstraat) is de historische waarde redelijk hoog.

Conclusie

Binnen het plangebied bevinden zich gebieden met historisch landschappelijke waarde. In het kader van de planontwikkeling heeft een archeologisch onderzoek plaatsgevonden. De resultaten van dit onderzoek komen in hoofdstuk 4 aan de orde.

2.4 Hoogteligging

Voor de maaiveldhoogtes binnen het plangebied is het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) geraadpleegd. Aandachtspunt is dat de maaiveldhoogtes uit de AHN met circa 0,25 meter (m) kunnen afwijken.

In figuur 2.2 is de AHN van het plangebied weergegeven. Hier is te zien dat het gebied grotendeels van de west- en oostzijde afloopt naar de Peelrijt. De west- en oostzijde van het gebied hebben een hoogte van circa NAP +25,2 tot +25,6 m. Ter hoogte van de Peelrijt varieert het maaiveld tussen circa NAP +25,0 m in het zuiden tot NAP +24,5 m in het noorden.

Op bovengenoemd maaiveldverloop zijn twee uitzonderingen. In de noordoosthoek van het gebied loopt het maaiveld af richting een oostelijk gelegen watergang. Ter hoogte van de grens van het plangebied ligt het maaiveld op circa NAP +24,2 m.

De tweede uitzondering is een zone in de noordzijde van het gebied die nauwelijks richting de Peelrijt afloopt. Het maaiveld binnen dit gebied ligt rond de NAP +24,9 m.

afbeelding "i_NL.IMRO.0847.BP02012004-VS01_0005.png"

2.5 Geomorfologie En Bodem

Het plangebied (rood omlijnd) is wat betreft geologische en geomorfologische opbouw karakteristiek voor het dekzandlandschap van Zuidoost-Brabant. Binnen het gebied komen oude bouwlandcomplexen, beekdal (Peelrijt) en heideontginningsgronden (Somerensche Heide) voor. Delen van dit dekzandgebied, begroeid met heide en gras, zijn vervolgens jarenlang bemest en dat opgehoogd door heideplaggen en potstalmest. Hierdoor zijn de bolle akkers ontstaan. Wat verder ten westen van Someren begint het arme dekzand dat niet is opgehoogd en bemest en momenteel nog steeds begroeid is met heide en naaldbossen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0847.BP02012004-VS01_0006.png"

Figuur 2.3 uitsnede uit de Bodemkaart van Nederland

Legenda

  • Hn21 en Hn23 = veldpodzols;
  • Hd21 = haarpodzols;
  • Zn23 = vlakvaaggronden.

2.6 Oppervlaktewater

Het oppervlaktewatersysteem in en rondom het plangebied bestaat op hoofdlijnen uit drie leggerwatergangen (zie figuur 2.4). Naast de leggerwatergangen bevat het gebied ook sloten en greppels. De hoofd leggerwatergang binnen het gebied betreft de Peelrijt, die van zuid naar noord door het plangebied van de golfbaan stroomt. Aan de zuidzijde van het plangebied takt de leggerwatergang KD31 aan op de Peelrijt. Ten noorden van het gebied komt de leggerwatergang KD39 uit in de Peelrijt. Deze watergang loopt ten oosten van het plangebied, parallel aan de Peelrijt.

Van de drie bovengenoemde watergangen levert de Peelrijt het meeste water. Desondanks blijkt uit meetcijfers dat de Peelrijt in de maanden maart tot en met september nauwelijks tot geen waterafvoer heeft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0847.BP02012004-VS01_0007.png"

Figuur 2.4 watergangen en stroomgebieden

2.7 Grondwater

Afgaand op de Gemiddelde Hoogste Grondwaterstanden - en Gemiddelde Laagste Grondwaterstanden -kaart (zie figuur 2.5 en 2.6) van het Waterschap kent het gebied hoge grondwaterstanden in de winter (0,2-0,6 m –mv) en lage grondwaterstanden in de zomer (1 tot 2,5 m –mv).

afbeelding "i_NL.IMRO.0847.BP02012004-VS01_0008.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0847.BP02012004-VS01_0009.png"

2.8 Kabels En Leidingen

Bij de grondwerkzaamheden in het gebied moet rekening gehouden worden met de aanwezigheid van een drinkwaterleiding van Brabant Water. Deze volgt de Maarheezerdijk en gaat voor de Provinciale weg naar het oosten. De leiding ligt op 1,1 tot 1,5 m onder het maaiveld (mededeling Brabant Water). Bij de huidige kruising met de Peelrijt is de leiding verdiept aangelegd (met een zinker).

2.9 Verkeer

Aan de noordzijde van de Heihorsten loopt de Provincialeweg, die de verbinding vormt tussen Someren en Heeze. Aan de oostkant, langs de rand van de kern Someren, ligt de Hollestraat. Aan de zuidkant wordt het plangebied begrensd door de Dellerweg en Parallelweg. Aan de westkant van het plangebied, aan de rand van de Somerensche Heide, lopen de Bosrandweg en de Stalmansweg.

In de omgeving van het plangebied zijn diverse verharde en onverharde wegen aanwezig. In noord-zuid richting liggen de Kuilerstraat, de Maarheerzerdijk en Heikantstraat. In oost-west richting liggen de Vaarselstraat, de Kuilvenweg, de Hoof en de Hoevenstraat.

Hoofdstuk 3 Relevant Ruimtelijk Beleid

3.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt het relevante europees-, rijks-, provinciaal-, regionaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke - en de functionele structuur opgenomen.

3.2 Europese Richtlijnen

3.2.1 Habitat- en vogelrichtlijn

De Vogelrichtlijn (1979) heeft betrekking op de instandhouding en de regulering van alle natuurlijk in het wild levende volgelsoorten in Europa. Biotopen en leefgebieden van vogels moeten beschermd, hersteld, dan wel in stand gehouden worden. De Vogelrichtlijn wijst bepaalde beschermingszones aan. In deze leefgebieden moeten speciale beschermingsmaatregelen worden getroffen.

De habitatrichtlijn (1992) heeft tot doel bij te dragen aan het waarborgen van de biologische diversiteit door het in standhouden van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna in Europa. In Habitatrichtlijngebieden bestaat de verplichting om maatregelen te treffen om de te beschermen habitats en/of soorten in stand te houden en de verplichting maatregelen te treffen om kwaliteitsverlies en verstoring te voorkomen.

De direct noordwestelijk aan het plangebied grenzende Strabrechtse Heide is als Vogel- en Habitatrichtlijngebied in het Europese netwerk van beschermde natuurgebieden opgenomen en daarom beschermd onder de Natuurbeschermingswet. Het Beuven (en omgeving) is in het kader van de Natuurbeschermingswet aangewezen als 'Beschermd Natuurmonument'. Dit betekent onder andere dat wanneer plannen of ingrepen in de omgeving van het natuurmonument een effect (kunnen) hebben op de kenmerken van dat natuurmonument, die plannen of ingrepen vergunningsplichtig zijn.

Conclusie

Op grond van de habitat- en vogelrichtlijn dient een beoordeling plaats te vinden of de voorgenomen plannen een negatief effect hebben op de doelstellingen uit de richtlijnen.

3.2.2 Kaderrichtlijn Water

De Kaderrichtlijn water is een Europese richtlijn gericht op de verbetering van de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater. De KRW is sinds december 2000 van kracht en maakt het mogelijk om verontreiniging van oppervlaktewater en grondwater internationaal aan te pakken. Doel is in 2015 de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in orde te hebben. In het verleden zijn vele Europese richtlijnen op het gebied van water verschenen. De Kaderrichtlijn water moet in deze verschillende soorten regels meer eenheid brengen.

De KRW geeft in principe normen voor de waterkwaliteit, maar deze zijn nog niet officieel vastgesteld. Momenteel hanteert het waterschap ook voor “sterk veranderde wateren” de normen voor “natuurlijke wateren”.

De Peelrijt heeft ten behoeve van de KRW de waterlichaam-aanduiding 'Permanente bovenloop op zand' gekregen. Deze aanduiding zet zich door naar de benedenstroomse Witte Loop, die geheel binnen het natuurgebied van de Strabrechtse Heide ligt. De aanduiding houdt het volgende (streefbeeld) in: de watergang meandert met korte bochten door het landschap, tot 2-3 m breed. Dwarsprofiel asymmetrisch met zandbanken en overhangende oevers. Ook rustig stromende plekken met plaatselijk stroomversnellingen en bankjes van fijn grind. Gevoed door de regen. Droogvallen alleen in de zom er.

Conclusie

In het plan voor de golfbaan dient rekening gehouden te worden met de kwaliteitsimpuls van de Peelrijt voor de omgeving.

3.3 Rijksbeleid

3.3.1 Nota ruimte

Op 23 april 2004 heeft het kabinet de Nota Ruimte vastgesteld. Het ruimtelijk rijksbeleid is zoveel mogelijk ondergebracht in deze ene strategische nota op hoofdlijnen. De Nota Ruimte is gebaseerd op het Tweede Structuurschema Groene Ruimte en de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening. Over het landelijk gebied schrijft de nota: "in de meer landelijke gebieden vraagt een aantal ontwikkelingen om een passend, deels ruimtelijk antwoord. Het aantal agrarische bedrijven neemt af en de leefbaarheid en vitaliteit van verschillende gebieden gaat achteruit. Daarom creëert het kabinet ruimte voor een vitaal platteland. Het gaat er daarbij om de middelen en de inzet enerzijds te richten op een vernieuwd sociaal-economisch draagvlak met behoud van sociaal-culturele identiteit en anderzijds om bij te dragen aan kwaliteitsborging van de groene ruimte." Het kabinet kiest voor een dynamische, op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid. Het accent verschuift van 'het stellen van beperkingen' naar 'het stimuleren van ontwikkelingen'.

Conclusie

Ten aanzien van het voorliggende plan, zijn er geen specifieke eisen gesteld in de Nota ruimte.

3.3.2 Nota Belvedere

In 1999 is de Nota Belvedere vastgesteld. Het Belvederebeleid is een nieuwe beleidsstrategie, waarin de cultuurhistorie, archeologische resten, historisch-geografische elementen en -structuren en gebouwde monumenten uitgangspunten zijn voor ruimtelijke planvorming. Niet het museale behoud staat voorop, maar het cultuurhistorisch erfdeel als uitgangspunt voor de voortgaande ontwikkelingen. Het doel is tweeledig: verrijking van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving en behoud van het cultureel erfgoed. Het credo van Belvedere is: 'behoud door ontwikkeling'. Naast het algemene beleid met betrekking tot cultuurhistorische waarden zijn ook Belvederegebieden op nationaal niveau aangewezen. Onderhavig plangebied ligt daar niet in.

Conclusie

Onderhavig plangebied ligt niet in de Belvedèregebieden. Desalniettemin zal rekening worden gehouden met de cultuurhistorische waarden.

3.3.3 Natuurbeleidsplan

In het Natuurbeleidsplan zijn het vergroten van de oppervlakte aan natuurgebieden, het opheffen van versnippering en isolatie van natuurgebieden en het voorkomen van aantasting van potenties voor natuurontwikkeling als belangrijke beleidslijnen opgenomen. Het natuurbeleid spitst zich toe op het tot stand brengen van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Daartoe zijn natuurkerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones aangegeven. Dit beleid is verder uitgewerkt door de provincie.

Conclusie

Bij de realisatie van de golfbaan zal rekening worden gehouden met de beleidslijnen uit het natuurbeleidsplan.

3.3.4 Wet luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer (Wm) zijn luchtkwaliteitseisen (hoofdstuk 5) opgenomen met daarbij behorende regelgeving, tezamen bekend onder de naam 'Wet luchtkwaliteit'. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005 (BLK 2005). Op basis van deze nieuwe wetgeving kunnen ruimtelijk-economische initiatieven worden uitgevoerd als aan één of meer van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. 1. Grenswaarden niet worden overschreden, of
  2. 2. De luchtkwaliteit per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft, of
  3. 3. Het initiatief niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit, of
  4. 4. Het initiatief is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Het Besluit NIBM en de Regeling NIBM (die beide onderdeel uitmaken van de Wet luchtkwaliteit) geven aan wanneer een initiatief in betekenende mate bijdraagt. Projecten die minder bijdragen dan 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2), worden geacht niet in betekenende mate bij te dragen. Voor dergelijke projecten hoeft geen luchtkwaliteitsonderzoek te worden uitgevoerd. Ook is toetsing aan de normen niet nodig.

Conclusie

In het kader van het opstellen van de Milieu Effect Rapportage is onderzoek naar de luchtkwaliteit uitgevoerd.

3.4 Provinciaal En Regionaal Beleid

3.4.1 Interimstructuurvisie

Op 27 juni 2008 hebben Provinciale Staten van Noord-Brabant de Interimstructuurvisie en de bijbehorende paraplunota vastgesteld. Deze vervangt het Streekplan Noord-Brabant 2002. Het provinciaal beleid is vastgelegd in deze structuurvisie en in een aantal andere beleidsdocumenten. Voor een aantal thema's geeft het Reconstructieplan een nadere uitwerking. Deze zijn reeds doorvertaald naar het provinciale, gemeentelijke en waterschapsbeleid. Uit de Interimstructuurvisie zijn de volgende onderdelen relevant:

Ecologische hoofdstructuur

Vanuit de EHS is een klein deel van het plangebied aangewezen als reservaatsgebied. Ten oosten en noorden liggen grotere reservaatsgebieden. Voor deze delen van de EHS wordt verwerving door de Staat of een terreinbeherende natuurbeschermingsorganisatie nagestreefd, met het oog op doelstellingen van natuur- en landschapsbehoud.

Groene hoofdstructuur

Het gebied is aangeduid als GHS-landbouw, leefgebied voor struweelvogels. Het beleid is erop gericht de waarden van het gebied te behouden en waar mogelijk te versterken. Het gebied valt binnen de Regionale Natuur- en Landschapseenheid (RNLE). In deze RNLE-zone worden rode functies onder voorwaarden toegestaan en worden landschappelijke waarden en cultuurhistorische kwaliteiten, in samenhang met het landbouwkundig gebruik, verder ontwikkeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0847.BP02012004-VS01_0010.png"

Figuur 3.1 GHS gebieden

De aanleg van de golfbaan vindt voor kleine oppervlakten plaats binnen bestaand bos dat in de GHS is aangeduid als “overig bos- en natuurgebied”. Ten behoeve van de aanleg van de “greens” worden stroken bos gekapt.

De verloren natuurwaarden kunnen binnen 25 tot 100 jaar ontwikkeld worden waardoor een compensatietoeslag van 2/3 moet worden berekend (Provincie Noord-Brabant, 2005b).

Nieuwe golfbanen

Over de aanleg van nieuwe golfbanen wordt verder het volgende vermeld:

Plannen voor een nieuwe golfbaan of voor relevante uitbreidingen moeten worden beoordeeld aan de hand van een milieueffectrapport of, wanneer dit wettelijk niet vereist is, een vergelijkbaar onderzoeksrapport. Waar mogelijk wordt de aanleg of uitbreiding van golfterreinen gecombineerd met de aanleg van openbare voorzieningen voor wandelen, fietsen, bewegingsrecreatie en dergelijke. Het heeft de voorkeur nieuwe golfbanen aan te leggen in de stedelijke regio's. Ook in de landelijke regio's zijn nieuwe golfbanen toegestaan, mits ze aansluiten bij een bebouwde kern of een recreatiepark.

Een nieuwe golfbaan mag in beginsel voor hoogstens de helft worden aangelegd in de GHS-landbouw, subzone leefgebied struweelvogels. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

  1. 1. de aantasting van de natuur- en landschapswaarden wordt tot het minimum beperkt en gecompenseerd;
  2. 2. de bebouwing en de parkeervoorzieningen blijven zoveel mogelijk buiten het leefgebied voor de struweelvogels;
  3. 3. de golfbaan wordt zodanig ingericht dat er, afgezien van de uitwerking EHS saldobenadering, nieuwe natuur ontstaat op een oppervlakte, die ten minste even groot is als de oppervlakte die specifiek voor de sport is bestemd, inclusief gebouwen en parkeervoorzieningen.

Op grond van de bovenstaande voorwaarden is de geplande golfbaan in strijd met de structuurvisie. De golfbaan is namelijk vrijwel geheel gelegen in struweelvogelgebied. Echter omdat het plan voldoende bijdraagt aan de reconstructiedoeleinden en voldoende compensatie biedt voor de struweelvogels, is de bestuurlijke bereidheid uitgesproken om af te wijken van het (toenmalige) streekplan.

3.4.2 Voorontwerp Structuurvisie Noord-Brabant

In de Structuurvisie geeft de provincie aan hoe ruimtelijke ontwikkelingen een plek kunnen krijgen die aansluiten bij de kwaliteiten van Brabant. In de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn twee ruimtelijke trends te onderscheiden: de schaalvergroting en de behoefte aan identiteit. De ontwerp Structuurvisie komt volgens planning april 2010 ter besluitvorming in Gedeputeerde Staten. Januari 2010 behandelt de commissie Ruimte & Milieu het ontwerp met bijbehorend Plan-MER, met de vraag of ze deze vrij willen geven voor inspraak. Het ontwerp en bijbehorend Plan-MER liggen waarschijnlijk in het voorjaar van 2010 ter inzage.

De Structuurvisie geeft aan welke ambities de provincie heeft op het gebied van het provinciale ruimtelijke beleid tot 2025. De Interimstructuurvisie was een eerste stap in de richting. Het voorontwerp van de Structuurvisie is een volgende stap. De Structuurvisie bindt formeel alleen de provincie zelf, niet de gemeente. De provinciale Verordening Ruimte is een concrete uitwerking van de ambities van de provincie Noord-Brabant, die ook formeel beleidskader voor de gemeenten vormt.

De provincie streeft naar een concentratie van verstelijking, robuuste en aaneengesloten natuurgebieden, concentratiegebieden voor glastuinbouw en intensieve veehouderijen en voldoende ruimte voor waterberging nu en in de toekomst. De provincie wil duurzaam en zuinig omgaan met de leefomgeving en de ruimte en een goede relatie creëren tussen wonen en werken in de stedelijke omgeving en een groene landelijke omgeving daarbuiten. Bij de vaststelling van deze Structuurvisie vervallen de uitwerkingsplannen van het Streekplan 2002. De provincie kiest in haar ruimtelijke beleid tot 2025 voor de verdere ontwikkeling van gevarieerde en aantrekkelijke woon-, werk- en leefmilieus en een kennisinnovatieve economie met als basis een klimaatbestendig en duurzaam Brabant. Het principe van behoud en ontwikkeling van het landschap is in deze Structuurvisie de 'rode' draad die de ruimtelijke ontwikkelingen stuurt. Zoals gezegd, is een Structuurvisie voor gemeenten juridisch niet bindend. De Verordening Ruimte is dit wel.

3.4.3 Verordening Ruimte

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening heeft de provincie Noord-Brabant een verordening opgesteld met algemene en specifieke eisen ten aanzien van ruimtelijke besluiten van gemeenten. De Verordening Ruimte 1e fase is in middels vastgesteld en inwerking getreden, de Verordening ruimte 2e fase ligt momenteel als ontwerp ter visie.

Voor zover relevant zijn de volgende onderdelen van de Verordening ruimte van toepassing:

  1. 1. Herbegrenzingsprocedure van de EHS (1e fase);
  2. 2. De zorgplicht voor de ruimtelijke kwaliteit (2e fase).

Ad 1. Herbegrenzingsprocedure van de EHS.

Binnen het plangebied zal een deel van de EHS worden aangetast dat elders gecompenseerd gaat worden. De gemeente heeft de provincie verzocht om een herbegrenzingsprocedure op te starten. Hiervoor is een EHS saldobenadering opgesteld en is met initiatiefnemer een anterieure overeenkomst gesloten. In deze overeenkomst is een boetebeding bepaald op grond waarvan de initiatiefnemer een bedrag verbeurt aan de gemeente bij niet, niet tijdige of onvolledige nakoming van de natuurcompensatie verplichting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0847.BP02012004-VS01_0011.png"

Legenda:afbeelding "i_NL.IMRO.0847.BP02012004-VS01_0012.png"

Figuur 3.2 Verordening Ruimte

Ad 2. De zorgplicht voor de ruimtelijke kwaliteit (2e fase).

Op grond van de verordening ruimte 2e fase heeft de gemeente een zorgplicht voor de ruimtelijke kwaliteit van het landelijke gebied. De gemeente heeft conform de zorgplicht drie eisen gesteld aan de ruimtelijke kwaliteit:1. Er mag geen uitbreiding van verstedelijking plaatsvinden:De nieuwe bebouwing (maximaal 3950 m2 exl. de bedrijfswoning die op de plaats van de huidige woning aan de Maarheezerdijk zal worden gerealiseerd) komt in de plaats voor de te slopen stallen (circa 6800 m2). In het plangebied verdwijnt netto circa 2950 m2 aan bebouwing (dat overigens deels ten goede zal komen voor het uitbreiden van bebouwing binnen het bestemmingsplan landgoed Heihorsten). Er is dus geen sprake van uitbreiding van stedelijke ontwikkelingen.2. Er dient een inrichtings- en beheersplan te worden opgesteld voor de nieuw aan te leggen natuur:In het kader van de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit zal een inrichtings- en beheersplan worden opgesteld voor de nieuw aan te leggen natuur. In de anterieure overeenkomst is deze eis opgenomen. 3. De beeldkwaliteitsplan voor het gehele recreatiegebied de Heihorsten is maatgevend voor de nieuwe bebouwing:Aangezien de uitwerking van de maatvoering bepalend is voor de uitstraling van de bebouwing zal hier extra aandacht voor zijn. Een beeldontwikkelingsplan voor het gehele recreatiegebied de Heihorsten is in concept gereed. De welstand zal hieraan toetsen zodat de bebouwing aansluit bij de bestaande en gewenste bebouwing.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkelingen voldoen aan het provinciale ruimtelijke beleid.

3.4.4 Provinciale verordening waterhuishouding

De Strabrechtse Heide is een “Natte Natuurparel” en Natura 2000 gebied. Dit betekent dat hier bestrijding van verdroging versneld aangepakt moet worden. Hierbij is de beleidsdoelstelling dat 40% van de Natte Natuurparels in 2010 zijn aangepakt.

Het noordelijk deel van het plangebied van de golfbaan valt volgens de Provinciale Verordening waterhuishouding net buiten de attentiezone (ter beschermingszone) van de Strabrechtse Heide (zie figuur 3.3).

afbeelding "i_NL.IMRO.0847.BP02012004-VS01_0013.png"

Figuur 3.3 provinciale verordening waterhuishouding

Het tegen het plangebied aan gelegen Beuven plus omgeving is in het kader van de Natuurbeschermingswet aangewezen als 'Beschermd Natuurmonument' en is integraal opgenomen in het aanwijzingsbesluit Natura 2000. Dit betekent onder andere dat wanneer plannen of ingrepen in de omgeving van het natuurmonument een effect (kunnen) hebben op de kenmerken van dat natuurmonument, die plannen of ingrepen vergunningsplichtig zijn.

Volgens de Provinciale Verordening waterhuishouding ligt het Beuven (en omgeving) tevens binnen een beschermingsgebied Groene Hoofdstructuur Natuur (GHS-natuur). Ook de ten westen van het plangebied gelegen Somerensche Heide (bos- en heidegebied) valt binnen een dergelijk beschermingsgebied.

Voor de attentie- en beschermingsgebieden uit de provinciale verordening waterhuishouding geldt dat er strengere eisen gelden voor ingrepen in de waterhuishouding. Zo is voor elke vorm van water aan- en –afvoer, lozing of onttrekking (vanaf 0 m3/h) een vergunning noodzakelijk.

3.4.5 Buitengebied in ontwikkeling

De nota "Buitengebied in ontwikkeling" schetst de ruimtelijke kaders voor zowel stoppende agrariërs als voor agrariërs die zoeken naar een nevenfunctie, maar ook voor particulieren die over een voormalige agrarische bedrijfslocatie beschikken. Met het in juli 2004 vaststellen van de beleidsnota 'Buitengebied in ontwikkeling' geven Gedeputeerde Staten de Brabantse gemeenten de mogelijkheid een ruimer ontwikkelingskader toe te passen voor bepaalde bebouwingsconcentraties in het buitengebied.

De provincie vindt het belangrijk dat het platteland en het overgangsgebied tussen het buitengebied en de bebouwde kom aantrekkelijk blijft. De landbouw, maar ook de natuur en recreatie hebben daarin een belangrijke plaats. Bij het zoeken naar nieuwe mogelijkheden in de bebouwingsconcentraties is vooral gezocht naar een balans tussen functie en omgeving. Het behouden en waar mogelijk verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit staat hierbij voorop.

Het beleid van de provincie is bedoeld om het buitengebied economisch en maatschappelijk vitaal te maken en te houden. Dit moet gepaard gaan met een ruimtelijke kwaliteitsverbetering. De geplande golfbaan correspondeert met dit beleid.

3.4.6 Beleid Waterschap

Waterbeheerplan

Het waterbeheerplan Krachtig Water van het waterschap De Dommel beschrijft de hoofdlijnen voor het waterbeheer in de planperiode 2010 - 2015. Het waterbeheerplan is gebaseerd op de visie van het Waterschap op de ontwikkeling en inrichting van duurzame watersystemen.

Het plan beschrijft de doelen en inspanning voor de planperiode 2010-2015. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen zes thema's:

  • Droge voeten;
  • Voldoende water;
  • Natuurlijk water;
  • Schoon water;
  • Schone waterbodems;
  • Mooi water.

Deze thema's zijn in de waterparagraaf toegelicht (zie bijlage).

In het waterbeheerplan wordt prioriteit gegeven aan twee kerntaken:

  1. 1. Het voorkomen van wateroverlast;
  2. 2. Het herstellen van het watersysteem in Natura 2000-gebieden.

Aanvullend op de GEP (goed ecologisch potentieel) uit de KRW is de Peelrijt door het Waterschap aangewezen als GEP-verweven. Deze GEP-verweven is door het Waterschap in het leven geroepen voor wateren die liggen binnen de GHS-landbouw. Dit zijn gebieden met een gecombineerde functie voor landbouw en natuur. Per waterlichaam/waterdeel kan het accent meer op de ene of andere functie liggen.

Tevens is de Peelrijt aangewezen als opgave Natte natuurzone (EVZ). Dit betekent dat de watergang een natuurlijk profiel dient te krijgen en dat rondom de watergang een zone van gemiddeld 25 m breed als natte natuurzone dient te worden ingericht.

3.4.7 Reconstructieplan de Peel

Het Reconstructieplan de Peel is de uitwerking van de visie voor het reconstructiegebied De Peel. In het reconstructieplan wordt beschreven hoe De Peel er in 2016 uit zou kunnen zien. Deze visie is geen blauwdruk, maar geeft richting aan de ontwikkelingen die in De Peel wenselijk zijn. In het reconstructieplan is het gebied aangeduid als projectlocatiegebied recreatie de Heihorsten. Voor deze locatie is een beknopte gebiedsvisie geformuleerd. Een nadere invulling van het reconstructieplan vindt plaats in het gemeentelijke structuurschets.

Met de inwerkingtreding van het reconstructieplan De Peel is de integrale zonering voor de intensieve veehouderij in werking getreden. Het plangebied is gelegen in het extensiveringsgebied, wat inhoud dat intensieve veehouderij bedrijven hier niet gewenst zijn. Ten behoeve van de realisatie van de golfbaan zal een melkveehouderij met intensieve veehouderij worden gesaneerd en deels verplaatst naar het LOG Someren Heide. Verder wordt in het reconstructieplan de Peelrijt aangewezen als “prioritair stroomgebied”, dit betekent dat gestreefd wordt naar kwaliteit van water en bodem die in 2016 voldoet aan de normen en het peilbeheer gaat verdroging tegen.

Conclusie

De realisatie van de golfbaan draagt bij aan de doelen van reconstructie om intensieve veehouderij bedrijven minder milieuhinder te laten uitoefenen op natuurgebieden. In dit geval is sprake van sanering. Vanuit de reconstructie is een positief advies gegeven op de voorgenomen ontwikkelingen mits voldoende rekening wordt gehouden met de in het gebied aanwezige kwetsbare soorten en de waterkwaliteit.

3.5 Gemeentelijk Beleid

3.5.1 Structuurvisie

De structuurvisie Heihorsten heeft betrekking op het Projectlocatiegebied de Heihorsten, zoals dit gebied is aangeduid in het Reconstructieplan De Peel. Binnen het gebied zullen nieuwe recreatieve activiteiten gerealiseerd kunnen worden en bestaande recreatieve activiteiten krijgen de mogelijkheid om zich uit te breiden.

De ruimtelijke ontwikkelingen beschreven in de structuurvisie komen overeen met de ontwikkelingen genoemd in de Gebiedvisie en Gebiedsontwikkelingsplan voor het projectlocatiegebied de Heihorsten. De structuurvisie Heihorsten bevat in aanvulling op de Gebiedsvisie/Gebiedsontwikkelingsplan een uitvoeringsparagraaf waarin de gemeente aangeeft op welke wijze zij de ruimtelijke ontwikkelingen binnen het projectplangebied de Heihorsten wil realiseren.

3.5.2 Gemeentelijke structuurschets

In de gemeentelijke structuurschets "buitengebied in ontwikkeling" geeft de gemeente Someren haar visie op de ontwikkeling van de bebouwingsconcentraties. Het doel van de studie is een helder ruimtelijk en functioneel kader te creëren voor toekomstige ontwikkelingen. Deze ontwikkelingen dienen een bijdrage te leveren aan verbetering van de ruimtelijke kwaliteit door verruimde hergebruikmogelijkheden van bestaande (agrarische) bedrijfscomplexen.

De structuurschets bevat een aantal uitwerkingen van projecten die in het regionale reconstructieplan zijn aangewezen. De beoogde golfbaan maakt onderdeel uit van de structuurschets. Voorwaarde voor het realiseren van de golfbaan is wel, dat de nieuwe activiteit een bijdrage levert aan de versterking van de omgevingskwaliteiten.

3.5.3 Landschapsontwikkelingsplan De Peel

In het Landschapontwikkelingsplan De Peel van de gemeente Someren is het gebied aangeduid als “zoekgebied voor de aanleg van kleine landschapselementen”. De singel langs de Peelrijt kan worden uitgebreid en omgezet in hakhout ter bevordering van de ondergroei en ter vergroting van de structuur.

De gemeente zal in samenwerking met het waterschap moeten besluiten over de toekomst van de Peelrijt. De gemeente streeft naar verbetering van de waterkwaliteit van de Peelrijt. De voorkeur gaat hierbij uit naar biologische zuivering en de aanleg van meer natuurlijke oevers. Ook wordt gestreefd naar het terugdringen van de uitspoeling van meststoffen naar de beek.

Conclusie

In het ontwerp van de golfbaan is rekening gehouden met de realisatie van kleine landschapselementen alsmede natuurlijke oevers langs de Peelrijt.

3.6 Conclusie Beleidskader

De voorgenomen ontwikkelingen passen binnen het Europees, landelijk, provinciaal, regionaal en gemeentelijke beleid. Wel worden er voorwaarden gesteld aan de inrichting van het plan en meer specifiek aan de wijze waarop waterberging wordt ingericht en natuur gecompenseerd moet worden. Deze voorwaarden worden in de volgende hoofdstukken nader uitgewerkt en hebben mede geleid tot de uiteindelijke inrichting van het plangebied.

Hoofdstuk 4 Onderzoek Planeffecten

4.1 Algemeen

In dit hoofdstuk staan de planeffecten centraal. Daarbij wordt ingegaan op welke gevolgen de realisatie van de golfbaan heeft voor haar omgeving en welke stappen genomen dienen te worden bij de aanleg van de golfbaan.

4.2 Bodem

Het grootste gedeelte van het plangebied is in het verleden, voor zover bekend, altijd in gebruik geweest als landbouwgrond. Gegevens over dempingen, ophogingen, stortingen en opvullingen zijn niet voorhanden.

Uit het historische bodemonderzoek, dat voor de hele locatie is uitgevoerd, blijkt dat in de bodem een lichte verontreiniging met zink aanwezig is en in het grondwater een lichte verontreiniging met zink, cadmium, nikkel, chroom, kwik en koper. De grond en het grondwater bleken niet verontreinigd te zijn met de overige onderzochte stoffen.

Voor het terrein aan de Maarheezerdijk 10 heeft een verkennend bodemonderzoek plaatsgevonden. Het terrein bestaat voor het grootste deel uit bebouwing (een boerderij).

Ter plaatse van Maarheezerdijk 10 heeft in het verleden een HBO-tank gelegen van 2,5 m3. Deze tank is inmiddels gesaneerd. Momenteel zijn er nog een bovengrondse propaangastank waar de inhoud onbekend van is en 3 bovengrondse dieseltanks van 2 m3, 1 m3 en 2,5 m3 aanwezig op het terrein.

Conclusie

Uit de resultaten van het historisch bodemonderzoek is gebleken dat vooralsnog op basis van de huidige bekende gegevens geen belemmeringen bestaan voor de voorgenomen herinrichting van het plangebied.

Voorafgaande aan de uitvoering wordt voor de volgende locaties een aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd:

  1. 1. Ter plaatse van de voormalige ondergrondse brandstoftank en ter plaatse van de 3 dieseltanken.
  2. 2. Ter plaatse van de terreinverharding aan de Maarheezerdijk.
  3. 3. Op de wegen in het plangebied voor de aanwezigheid van zinkassen.
  4. 4. Als sloten worden gedempt wordt dient de slootbodem te worden onderzocht.

4.3 Geluid

Ten behoeve van MER de Heihorsten is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. In deze paragraaf wordt specifiek ingegaan op de effecten van de golfbaan. Daarbij kan onderscheidt gemaakt worden tussen geluidsbronnen afkomstig van de wegen en geluidsbronnen afkomstig van de golfbaan zelf.

Geluid afkomstig van de golfbaan:

Op grond van de Wet milieubeheer en het Inrichtingen en vergunningenbesluit wordt een golfbaan aangemerkt als een inrichting waarvan de geluidsnormen zijn bepaald in het zogenaamde Activiteitenbesluit. Om op grond van deze normen een gepaste afstand van de golfbaan tot milieugevoelige objecten te bepalen is gebruik gemaakt van kengetallen uit de VNG Brochure Bedrijven en milieuzonering editie 2009. Op grond van deze brochure wordt een richtafstand tussen een golfbaan en milieugevoelige objecten van 10 meter geadviseerd. De afstand van de golfbaan tot milieugevoelige objecten is echter veel groter dan 10 meter zodat de realisatie van de golfbaan geen probleem vormt.

Geluid afkomstig van wegen:

Conform de Wet geluidhinder dient te worden getoetst in het tiende jaar na realisatie van de plannen. In deze situatie is het jaar 2020 als toetsjaar gekozen. Volgens de Wet geluidhinder moet separaat onderzoek uitgevoerd worden per weg (bron). Per weg zijn daarom middels SRM II geluidscontouren berekend voor de huidige situatie en de situatie in 2020 (zowel autonoom als na planrealisatie). Hieronder worden de rekenresultaten beschreven.

Contouren vanwege de Provincialeweg:

Uit de berekeningen blijkt dat vanwege de voorgenomen activiteit vanwege de Provincialeweg bij 1 extra adrespunt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden ten opzichte van de huidige situatie. Bij de meeste van de adrespunten waar de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden geldt dat de maximale ontheffingswaarde van 53 dB wordt overschreden. Hiervan is ook in de huidige situatie al sprake. Het aantal adrespunten dat de maximale ontheffingswaarde overschrijdt neemt niet toe ten opzichte van de autonome situatie in 2009 ten opzichte van de situatie in 2020.

Contouren vanwege de Kuilerstraat:

In de huidige situatie en in de situatie 2020 autonoom wordt bij geen van de huidige adrespunten de voorkeursgrenswaarde vanwege de Kuilerstraat overschreden. In de situatie na planrealisatie in 2020 is sprake van een aantal adrespunten waar de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden.

Daarnaast wordt in het zuiden van het plangebied een bedrijfswoning mogelijk gemaakt, bij deze woning wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden. Het is niet mogelijk om deze woning verder van de weg af te plaatsen omdat achter deze woning de golfbaan met bijbehorende voorzieningen wordt gerealiseerd. Ook vanuit stedenbouwkundig oogpunt is het niet wenselijk deze woning naar achteren te plaatsen. Maatregelen aan de bron (andere verharding) en in het overdrachtsgebied (schermen) zijn vanuit financieel oogpunt niet haalbaar. Voor deze woning zal daarom een hogere waarde worden aangevraagd. De maximale geluidsbelasting op de voorgevel van de woning bedraagt 53 dB.

Aanvulling op het akoestisch onderzoek:

Uit het akoestisch onderzoek dat voor de Heihorsten is uitgevoerd (met kenmerk 188685.ehv.212.R001) bleek dat alleen vanwege de Provinciale weg en de Kuilerstraat veranderingen in de geluidsbelasting op de gevels van geluidsgevoelige objecten te verwachten zijn. Het gaat hierbij om beperkte toenamen van de geluidsbelasting. Wanneer de verkeersaantrekkende werking vanwege het treffen van maatregelen op de Kuilerstraat over meerdere wegen wordt verspreid (waarbij de toename ten hoogste 519 mvt/etmaal bedraagt op de Kuilerstraat), zal de toename van de geluidsbelasting op de gevels van geluidsgevoelige objecten verder verspreid worden. Op de Provinciale weg, Somerenseweg en Kuilerstraat verbetert de geluidssituatie na het treffen van maatregelen op de Kuilerstraat ten opzichte van de situatie zoals deze in het eerste deel van het verkeersonderzoek is beschreven.

Conclusie

Er is geen sprake van een overschrijding van de maximale ontheffingswaarde. Wel zal voor de nieuw te realiseren bedrijfswoning om een hogere waarde worden verzocht.

4.4 Luchtkwaliteit

Op basis van wetgeving in de 'Wet luchtkwaliteit', zoals die is opgenomen onder hoofdstuk 5, titel 5.2 'luchtkwaliteitseisen' in de Wet milieubeheer, kunnen ruimtelijk-economische initiatieven worden uitgevoerd als aan één of meer van de voorwaarden wordt voldaan. Onder deze voorwaarden vallen ook het besluit en de regeling 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen. In eerste instantie wordt bekeken of het initiatief omschreven is in de regeling 'niet in betekenende mate'. In dit geval valt het initiatief niet binnen één van de genoemde categorieën. Daarom, is er allereerst onderzocht of het plan wel/of niet “In Betekenende Mate” bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Als blijkt dat het plan “In Betekenende Mate” bijdraagt, wordt getoetst aan de grenswaarden van NO2 en PM10. De golfbaan is gelegen nabij het Natura 2000-gebied Lieropse Heide en Beuven. Daarom vindt eveneens bepaling van de stikstofdepositie plaats op dit gebied.

Voor de luchtkwaliteit zijn de autonome situaties voor de toetsjaren 2009, 2011, 2015 en 2020 berekend. Voor de situatie met planrealisatie zijn de toetsjaren 2015 en 2020 berekend. Voor alle toetsjaren blijkt dat de bijdrage van het plan aan de concentraties NO2 en PM10 lager is dan de NIBM-grens van 3%. Gebaseerd op de resultaten van de luchtkwaliteitstoets kan het plan voor wat betreft de luchtkwaliteit zonder meer worden uitgevoerd.

Op basis van de stikstofdepositie berekeningen en -analyses uit het onderzoeksrapport dat als bijlage is toegevoegd zijn de volgende conclusies af te leiden:

  1. 1. de deposities in 2011, 2015 en 2020 zijn lager dan in 2009;
  2. 2. de depositie in de plansituatie is lager dan bij autonome ontwikkeling.

Conclusie

Door de realisatie van het plan Heihorsten vindt geen toename plaats van de stikstofdepositie en fijnstof op het Natura 2000 gebied.

4.5 Geur

De Wet geurhinder veehouderij (Wgv) stelt normen aan de geurbelasting van daarvoor gevoelige objecten. Het onderhavige plan is getoetst aan de zojuist genoemde regels en aan de gemeentelijke "Verordening geurhinder en veehouderij Someren, 12 oktober 2007".

Uit de resultaten van het geuronderzoek blijkt dat de geurcontour van een viertal veehouderijen over het plangebied is gelegen. Het gaat om drie bedrijven met afstandsdieren (locatie 2, 3 en 4 op figuur 4.1) en een bedrijf met vaste geurafstanden (locatie 1 op kaart). Dit betekent dat binnen deze contouren geen geurgevoelige objecten kunnen worden gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0847.BP02012004-VS01_0014.png"

Figuur 4.1 geurbelasting

Uit de gemeentelijke toetsing blijken inmiddels een aantal mutaties te hebben plaatsgevonden in de bedrijfsvoering van de omliggende veehouderijen. Deze mutaties hebben niet geleid veroorzaken geen overbelaste situatie.

Op dit moment blijft de achtergrond belasting onder de gemeentelijke norm en is een goed woon- en leefklimaat in het plangebied gegarandeerd.

De bedrijfsvoering van een aantal bedrijven zal waarschijnlijk in de nabije toekomst worden gestaakt waardoor de leefkwaliteit binnen het plangebied zal toenemen. Wel dient de veehouderij van de initiatiefnemers moeten verdwijnen om in elk geval het clubgebouw als geurgevoelig object mogelijk te maken.

Conclusie

Op basis van dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat geur vanuit veehouderijen geen belemmering vormt voor de ontwikkeling van een golfbaan en de beheerders woningen in het plangebied.

4.6 Externe Veiligheid

Voor ruimtelijke ontwikkelingen moet een toetsing aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden uitgevoerd. Aangetoond dient te worden of er zich in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen en/of objecten bevinden die mogelijk risico's kunnen opleveren voor de toekomstige gebruikers in het plangebied.

Daarbij is gekeken naar de aanwezigheid van de volgende risicovolle activiteiten:

  1. 1. Inrichtingen, welke onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen vallen;
  2. 2. Transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water;
  3. 3. Hogedruk aardgasleidingen en K1, K2 en K3-vloeistofleidingen;
  4. 4. Bovengrondse hoogspanningslijnen;
  5. 5. Risicovolle inrichtingen.

bevi inrichtingen

De risicokaart van Nederland toont aan dat in de omgeving van het plangebied een LPG tankstation (Bevi inrichting) ligt. Het betreft het Texaco tankstation van den Boomen v.o.f. te Someren. Het LPG tankstation heeft een invloedsgebied van 150 meter. Het LPG tankstation is gelegen op circa 2.000 meter afstand en verder van de golfbaan. De golfbaan ligt buiten het invloedsgebied van het LPG tankstation en dus is het LPG tankstation niet relevant voor de ontwikkeling van de golfbaan.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Ten zuiden van de Provincialeweg N609 (Someren – Heeze) is het recreatiegebied Heihorsten met golfbaan “De Swinkelsche” gelegen. Het is echter aannemelijk dat er vervoer van gevaarlijke stoffen over deze weg plaatsvindt. De golfbaan komt te liggen op circa 400 meter vanaf de Provincialeweg. Hoewel de ontwikkeling betrekking heeft op een recreatieve- en verblijfsruimte, is de afstand zo groot dat de externe veiligheidsrisico's zijn te verwaarlozen. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de provinciale weg is niet relevant voor de ontwikkeling van de golfbaan “De Swinkelsche”.

Buisleidingen

Nabij de planontwikkeling ligt conform vier uitgevoerde oriëntatieverzoeken (meldnummers 09O009147, 09O009193, 09O009194 en 09O009197) bij het Kadaster door Grontmij een hogedruk aardgastransportleiding. Op de provinciale risicokaart is de leiding aangeduid als A585 KR 055, A521 KR 055 en A521KR0540. De buisleiding heeft een nominale werkdruk van 66,2 bar en is gelegen op circa 1000 meter afstand van de te ontwikkelen golfbaan “De Swinkelsche”. Verder bevinden zich geen K1, K2 en K3-vloeistofleidingen van het Ministerie van Defensie nabij het plangebied. Uit de uitgevoerde oriëntatieverzoeken is gebleken dat de in de omgeving gelegen buisleiding niet relevant is voor de ontwikkeling van het totale plangebied.

Conclusie

Uit de risico-inventarisatie voor de te ontwikkelen van de golfbaan “De Swinkelsche” in Someren is gebleken dat het aspect externe veiligheid niet relevant is voor de ontwikkeling van de golfbaan.

4.7 Waterparagraaf

Om een duurzame waterhuishouding binnen de nieuwe golfbaan te kunnen waarborgen, is conform de Wet ruimtelijke ordening een watertoets doorlopen. Over de opzet van de waterhuishouding heeft overleg met waterschap De Dommel plaatsgevonden.

Op basis van de watertoets is een waterparagraaf opgesteld, die is opgenomen in de bijlage. In de hierna opgenomen subparagrafen is de waterparagraaf samengevat. De waterparagraaf vormt de basis voor de nadere uitwerking van de waterhuishouding. Bij deze uitwerking zal het Waterschap nauw betrokken worden.

Op 8 juni 2010 heeft het Waterschap gereageerd op het voorontwerpbestemmingsplan en de daarbij horende waterparagraaf. De opmerkingen uit deze reactie zijn verwerkt in de waterparagraaf.

Op 7 oktober 2010 heeft het waterschap gereageerd op het ontwerp bestemmingsplan en de daarbij behorende waterparagraaf. Vervolgens heeft op 2 december 2010 een overleg plaatsgevonden tussen de gebroeders Swinkels, het waterschap De Dommel en de gemeente Someren. De opmerkingen uit de reactie en het overleg zijn verwerkt in deze waterparagraaf.

4.7.1 Peelrijt en vijvers

De afvoercapaciteit van en de waterstanden in de Peelrijt blijven in toekomst nagenoeg gelijk aan de huidige situatie. Hiermee kunnen de pieken in de afvoer worden opgevangen. De nieuwe licht slingerende waterloop komt in de nabijheid van de huidige loop te liggen. Daarnaast wordt de bodemhoogte van de nieuwe loop aangesloten op de bodemhoogte van de bestaande waterloop. Vanaf de zuidoosthoek loopt de bodem geleidelijk af naar de noordzijde van het gebied.

Om verdroging tot een minimum te beperken wordt de nieuwe loop uitgevoerd met een zogenaamd tweefasen profiel.

De toekomstige maaiveldhoogtes binnen het plangebied worden afgestemd op de waterstanden in de Peelrijt en de gemiddeld hoogste grondwaterstanden (zie paragraaf "ontwatering"). Hiermee wordt voorkomen dat het gebied te nat wordt en overlast ondervindt van water op het maaiveld.

De vijvers worden gevoed door hemelwater en grondwater. Het waterpeil wordt bepaald door de fluctuatie in de grondwaterstand. De fluctuatie in de grondwaterstand vindt plaats tussen de GHG en GLG. Bij de uitwerking van het plan wordt aanbevolen de GHG en GLG nader in kaart te brengen ten opzichte van NAP. Hiermee wordt een beter inzicht verkregen in de fluctuatie van de waterpeilen in de vijvers.

Bij de uitwerking van het plan wordt tevens de afwerking (profiel, diepte, materiaal) van de vijvers en waterloop van de Peelrijt nader uitgewerkt. Uitgangspunt daarbij is dat de vijvers en waterloop geen grondwaterstandsverlaging teweeg mogen brengen ter hoogte van de nabijgelegen beschermingsgebieden Groene Hoofdstructuur Natuur. Om de afwerking van de vijvers en waterloop uit te kunnen werken is mogelijk aanvullend onderzoek nodig.

4.7.2 Waterberging

Het hemelwater dat afstroomt van de nieuw toe te voegen verhardingen (clubhuis en parkeerplaatsen) kan in de dichtstbijzijnde grote vijver, gelegen ten zuiden van het clubhuis, worden geborgen. Dit is afgestemd met het Waterschap. In de betreffende vijver is voldoende ruimte voor de berging van het afstromende hemelwater. De vijver heeft een wateroppervlak van circa 17.000 m². Voor de benodigde berging van 250 m³ (zie waterparagraaf) ontstaat in de vijver een peilstijging van een kleine 2 cm bovenop de GHG.

4.7.3 Waterkwaliteit

Om een helder en plantenrijk watersysteem te kunnen bereiken is een stabiel ecologisch evenwicht noodzakelijk. Hiervoor worden voor de inrichting van de vijvers uitgangspunten gehanteerd, die zijn opgenomen in de waterparagraaf.

Voor de spelopzet van de golfbaan is het noodzakelijk dat een aantal delen van de oevers open en bereikbaar blijft, zodat de zichtlijnen vrij blijven. Ook moeten enkele oevers open blijven, omdat verwacht wordt dat de golfballen die in de vijver belanden hier naar de oevers drijven.

Bij de uitwerking van het plan wordt de inrichting van de vijvers (dieptes en afwerking), waaronder de oeverzone (ligging, helling, breedte en vegetatie) nader uitgewerkt. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan de uit- en afspoeling van de nutriënten van de golfbaan naar de vijvers.

4.7.4 Watervraag van de golfbaan

Op de golfbaan zal op beperkte schaal beregening noodzakelijk zijn. Bij voorkeur wordt de golfbaan zodanig ingericht dat weinig beregening noodzakelijk is, door een beplanting te kiezen die minder tot niet gevoelig is voor droogte.

4.7.5 Afvalwaterafvoer

Bij het clubhuis komt afvalwater vrij. Binnen het gebied is drukriolering aanwezig waarop de afvalwaterafvoer van de bebouwing op kan worden aangesloten.

4.7.6 Ontwatering

Afgaand op de bestaande GHG's dient het maaiveld ten behoeve van de golfbaan, de bebouwing en parkeerplaatsen met gemiddeld 0,3 tot 0,4 m te worden opgehoogd. Hiervoor kan de grond gebruikt worden die vrijkomt bij de realisatie van de vijvers en aanleg van hoogteverschillen. De vijvers zijn neergelegd ter hoogte van het natste deel (GHG 0 tot 0,2 m –mv) van het plangebied. Hiermee is een grotere ophoging van het gebied voorkomen. Bij een GHG van 0 tot 0,2 m –mv is namelijk een ophoging van circa 0,55 tot 0,75 m nodig. In de waterparagraaf zijn de ontwateringsnormen benoemd.

Bij de uitwerking van het plan (inrichtingsplan/advies waterhuishouding en bouwrijp maken/watervergunning) wordt de definitieve ophoging uitgewerkt. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de invloed van de te verleggen Peelrijt en vijvers op de toekomstige grondwaterstanden.

4.7.7 Beheer

Voor het beheer en onderhoud van de Peelrijt wordt aan beide zijden van de watergang ruimte opgenomen voor een onderhoudspad. Het beheer, na inrichting van het gebied, wordt later in overleg tussen de ontwikkelaar en het Waterschap uitgewerkt. Ook het beheer van de vijvers wordt nog nader uitgewerkt.

4.8 Archeologie

Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen leiden tot verstoring en vernietiging van archeologische vindplaatsen, vooral indien sprake is van graafwerkzaamheden. In het kader van ruimtelijke plannen dient de archeologische waarde van gebieden te worden beoordeeld en desnoods te worden onderzocht. Archeologische bronnen geven een indicatie van de archeologische verwachtingswaarde van gebieden dan wel de trefkans van archeologische vindplaatsen.

In dit kader is van mei tot en met juli 2009 een archeologisch onderzoek uitgevoerd in. Het archeologisch onderzoek bestond uit een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO).

Doel van het bureauonderzoek is het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over bekende of verwachte archeologische waarden, binnen een omschreven gebied.

Doel van het IVO is het aanvullen en toetsen van de gespecificeerde verwachting die gebaseerd is op het bureauonderzoek.

In ARCHIS 2 zijn geen waarnemingen bekend uit het plangebied, in de directe omgeving liggen echter verschillende waarnemingen. Op de IKAW hebben delen van het plangebied een middelhoge of hoge verwachtingswaarde voor het aantreffen van archeologische waarden. Op basis van het bureauonderzoek is een middelhoge verwachting voor het aantreffen van archeologische vindplaatsen uit de Vroege en Late Prehistorie en de Romeinse Tijd en een lage verwachting voor de Middeleeuwen en voor de Nieuwe Tijd vastgesteld.

Het IVO heeft uitgewezen dat in het plangebied de bodemopbouw bestaat uit een pakket ophogingslagen met daaronder een deels intacte podzolbodem in afzettingen van de Formatie van Boxtel. De meeste boringen laten zien dat in het plangebied de bodemopbouw op de meeste percelen verstoord is. Alleen in het gebied ten oosten van de Peelrijt komen intacte profielen vaker voor. Het betreft hier veld- en haarpodzols in dekzanden van de Formatie van Boxtel. In 92 boringen is een intacte B-horizont aangetroffen, bij een aanzienlijk deel in combinatie met een intacte E-horizont. In 26 boringen is alleen een BC-horizont aangetroffen. Het grootste deel van de intacte profielen is aangetroffen in het bosgebied en de direct westelijk daaraan grenzende akkers aan de oostzijde van de Peelrijt. Daarnaast komen verspreid over de akker tussen de Kuilerstraat en de Peelrijt intacte profielen voor. Er zijn geen archeologische vindplaatsen waargenomen.

Conclusie

Behoud in-situ verdient de voorkeur. Dit kan bereikt worden door planaanpassingen of door beschermende maatregelen, bijvoorbeeld door het ophogen van terreindelen. Vervolgonderzoek dient alleen daar plaats te vinden waar bodemverstorende ingrepen onvermijdelijk zijn.

Daar waar behoud in-situ niet mogelijk is, wordt, op grond van het voorkomen in het plangebied van een intact bodemprofiel, aanbevolen de mogelijke aanwezigheid van archeologische vindplaatsen, alsmede hun kwaliteit (gaafheid en conservering), aard, datering, omvang en diepteligging, nader vast te stellen middels een waarderend onderzoek door middel van proefsleuven.

4.9 Flora En Fauna

4.9.1 Natuur en soorten

In 2007 is in het plangebied een inventarisatie uitgevoerd naar de aanwezigheid van beschermde planten- en diersoorten. Op basis daarvan kan worden aangegeven welke volgens de Flora- en faunawet beschermde soorten in het gebied zijn waargenomen of te verwachten zijn. In navolging van de indeling in de Flora- en faunawet is onderscheid gemaakt in diverse relevante soortgroepen. De resultaten zijn onderstaand samengevat.

Flora

De inventarisatie heeft uitgewezen dat de aanwezigheid van bijzondere beschermde plantensoorten (tabel 2 en 3 Flora- en faunawet) onwaarschijnlijk is. Tijdens eerdere inventarisaties van de provincie Noord-Brabant (1999, 2001) zijn in de omgeving van het plangebied beschermde soorten aangetroffen (Wilde gagel, Jeneverbes, Brede wespenorchis, Kleine zonnedauw). Deze soorten zijn uitsluitend op de Somerense Heide en de Strabrechtse Heide aangetroffen. Ondanks het feit dat de hiervoor genoemde soorten niet in het plangebied zijn aangetroffen, zijn in het plangebied in principe wel geschikte standplaatsen aanwezig voor de beschermde soorten Brede wespenorchis en Grasklokje. Deze beide soorten zijn opgenomen in tabel 1 van de Flora- en faunawet. Hiervoor geldt ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling.

Broedvogels

In het plangebied zijn 12 soorten vogels aangetroffen die zijn opgenomen in de Rode lijst van bedreigde vogelsoorten. Van deze 12 soorten broeden er 3 niet in het plangebied. Wanneer werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden, zal niet snel een ontheffing nodig zijn. Broedplaatsen van spechten, uilen en roofvogels zijn jaarrond beschermd. Van deze vogelgroepen zijn binnen het plangebied broedgevallen van Groene specht, Grote bonte specht, Kleine bonte specht, Buizerd, Torenvalk en Steenuil aangetroffen. Alle vogelsoorten in Europa inheemse genieten bescherming onder de Flora- en faunawet tijdens het broedseizoen (15 maart - 15 juli).

Zoogdieren

Bij de Zoogdiervereniging VZZ is slechts een beperkt aantal, oude waarnemingen, van zoogdieren uit het plangebied voorhanden. Het gebied is nooit structureel op zoogdieren onderzocht en er is slechts een beperkt aantal waarnemingen van zoogdieren beschikbaar. In De Heihorsten zijn geen grondgebonden zoogdieren aangetroffen die voorkomen op de Rode lijst of in bijlage IV van de Habitatrichtlijn. Vrijwel alle aangetroffen soorten zijn in tabel 1 van de Flora- en faunawet ondergebracht. Hiervoor geldt ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling. De Eekhoorn is in tabel 2 van de Flora- en faunawet opgenomen. Deze soort is te verwachten in de boscomplexen en langs de doorgaande laanbeplantingen door het gebied. Voor deze soort moet een ontheffing worden aangevraagd indien negatieve effecten te verwachten zijn. Indien men werkt volgens een goedgekeurde gedragscode geldt een vrijstelling.

Alle bij de inventarisatie aangetroffen soorten vleermuizen (Ruige dwergvleermuis, Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger, Rosse vleermuis, Baardvleermuis, Watervleermuis, Gewone grootoorvleermuis) zijn opgenomen in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en tabel 3 van de Flora- en faunawet. Ten aanzien van ruimtelijke ingrepen moet voor deze soorten een ontheffing worden aangevraagd wanneer verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet worden overtreden.

Amfibieën

Uit de omgeving van het Projectlocatiegebied De Heihorsten zijn waarnemingen van Alpenwatersalamander (tabel 2), Rugstreeppad (tabel 3) en Poelkikker (tabel 3) voorhanden.

De poelen en (in mindere mate) de sloten binnen het plangebied zijn in principe geschikt als voortplantingswater voor de algemene, weinig kritische soorten amfibieën (Kleine watersalamander, Gewone pad, Bruine kikker en Bastaardkikker). Houtwallen, bosjes, (brede) bermen en sloottaluds vormen geschikte land- en overwinteringsbiotopen voor deze soorten.

Van de genoemde bijzondere soorten kunnen binnen het plangebied ook de Alpenwatersalamander en de Poelkikker worden verwacht.

De aanwezigheid van de Heikikker en de Rugstreeppad is minder waarschijnlijk. Voor deze soorten zijn geen geschikte biotopen in het plangebied aanwezig. Wel kunnen deze soorten incidenteel uitzwermen in het projectlocatiegebied De Heihorsten.

De algemene soorten amfibieën zijn in tabel 1 van de Flora- en faunawet ondergebracht. Voor deze soorten geldt ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling. De overige soorten zijn in tabel 2 of 3 ingedeeld. Voor deze soorten dient een ontheffing van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd indien door ingrepen negatieve effecten te verwachten zijn.

Reptielen

Bij de Stichting RAVON zijn twee waarnemingen van een Levendbarende hagedis in de omgeving van De Heihorsten bekend. Beide waarnemingen zijn gedaan op de Somerense Heide. Mogelijk komt de Levendbarende hagedis echter ook voor in bermen en bosranden binnen het plangebied zelf. De Levendbarende hagedis is in tabel 2 van de Flora en faunawet opgenomen. Met betrekking tot ruimtelijke ontwikkelingen geldt voor deze soort een vrijstelling indien wordt gewerkt volgens een door het ministerie van LNV goedgekeurde gedragscode. In dit kader heeft op 3 april 2009, 13 mei 2009 en op 22 juni 2009 een aanvullend onderzoek plaatsgevonden. De Levendbarende hagedis is niet aangetroffen. Tijdens deze onderzoeken bleken wel de bermen aan de Maarheezerdijk wat betreft habitat geschikt als leefgebied voor Levendbarende hagedis. De berm is weliswaar droog maar in de sloot heersen er vochtige, doch schrale omstandigheden. De directe omgeving bestaat uit intensief landbouwterrein. Hierdoor is de directe omgeving niet geschikt voor de soort.

Overige soorten

Er zijn geen waarnemingen uit het plangebied en omgeving bekend van overige beschermde soorten (ongewervelden). Op grond van de habitateisen en verspreiding van de overige beschermde soorten en op basis van de huidige inrichting en gebruik van het plangebied, is de aanwezigheid van overige beschermde diersoorten zeer onwaarschijnlijk.

Conclusie

Binnen het plangebied komen een aantal beschermde soorten voor. Voor ruimtelijke ontwikkeling zal een ontheffing van de flora- en faunawet nodig zijn en dient EHS saldobenadering plaats te vinden.

4.9.2 Effecten op EHS

Door het realiseren van de golfbaan zal een zekere mate van vernietiging van de EHS plaatsvinden. In het ontwerp van de golfbaan is dusdanig rekening gehouden met natuurwaarde dat de inrichting van het gebied een kwaliteitsverbetering zal opleveren voor de natuur.

Vernietiging

De aanleg van de 'Golfbaan De Swinkelsche' vindt voor een klein gedeelte plaats binnen bestaand bos. Ten behoeve van de golfbaan worden enkele stroken bos gekapt. De oppervlakte van de bospercelen Zomerven en Keelven bedraagt in totaal 13,2 ha. Van het bosperceel Zomerven (9,5 ha) wordt 3 ha bos gekapt en van het bosperceel Keelven (3,7 ha) wordt 0,9 ha bos gekapt. Totaal wordt dus 3,9 ha bos verwijderd ten behoeve van de ontwikkeling van 'Golfbaan De Swinkelsche'. Er resteert dan 9,3 ha bos (6,5 ha van het bosperceel Zomerven en 2,8 ha van het bosperceel Keelven). In onderstaande tabel is het voorgaande samengevat. Figuur 4.2 geeft een weergave van de ligging van de EHS binnen het plangebied van de golfbaan.

Bestaande natuur op de golfbaan Bestaande EHS op de golfbaan Te vellen EHS Te handhaven natuur op de golfbaan
Droog bos met productie (Zomerven
9,5

9,5

3,0

6,5
Dennen-, eiken- en beukenbos (Keelven)
3,7

3,7

0,9

2,8
Nieuwe natuur (droog bos met productie)
Totaal 13,2 13,2 3,9 9,3

Tabel 4.1 bestaande en te handhaven natuur op de golfbaan (oppervlakten in ha)

afbeelding "i_NL.IMRO.0847.BP02012004-VS01_0015.png"

Figuur 4.2 overzicht bospercelen EHS

Versnippering

Met de realisatie van de 'Golfbaan De Swinkelsche' worden greens, fairways en roughs aangelegd op de plek van beide bestaande bospercelen Zomerven en Keelven. Met name het bosperceel Zomerven wordt hierdoor opgedeeld in enkele afzonderlijke bosjes. In de huidige situatie bestaat het bosperceel Zomerven uit monotone beplanting met weinig structuur en leeftijdvariatie. Door de geplande maatregelen ontstaan brede bosranden waar een goed ontwikkelde zoom- en mantelvegetatie kan ontstaan. Deze structuurrijke bosranden vormen samen met de kilometers kleine landschapselementen die in het gebied worden aangelegd een flinke verbetering voor tal van soorten. Met name voor struweelvogels, insecten, amfibieën en reptielen en kleine zoogdieren zijn dergelijke gebieden zeer waardevol. Door de voorgestelde maatregelen ontstaat meer samenhang in het plangebied en worden tal van verbindingen in de vorm van kleine landschapselementen gecreëerd. De holes vormen voor de in het gebied aanwezige soorten geen noemenswaardige barrière. Er is dan ook geen sprake van versnippering.

Verstoring

Het plangebied voor 'Golfbaan De Swinkelsche' kent op dit moment een intensief agrarisch gebruik. Dit brengt een zekere mate van verstoring met zich mee, niet enkel in de vorm van geluid of beweging, maar bijvoorbeeld ook in de vorm van verdroging, verstoring van het bodemecosysteem en vermesting. De geplande recreatieve ontwikkelingen zullen eveneens leiden tot een zekere mate van verstoring van natuurwaarden in het plangebied. Het gaat daarbij met name om verstoring door geluid en beweging. Verstoring in de vorm van verdroging of vermesting zijn beperkt. Het merendeel van de soorten waarvan verwacht mag worden dat het plangebied een leefgebied, of belangrijk onderdeel daarvan vormt of gaat vormen, zijn niet erg gevoelig voor verstoring door recreanten. Enkel sommige zoogdieren en broedvogels zijn hier gevoelig voor. Veel zoogdieren zijn echter 's nachts actief, wanneer er niet gegolfd wordt en dus geen verstoring plaatsvindt. Struweelvogels zijn over het algemeen minder verstoringsgevoelig, zoals de bosbroedende Buizerd. Mogelijk zal voor de gevoelige vogelsoorten het gebied niet aantrekkelijk zijn als broedgebied. Voor de te verwachten toename van struweelvogels, kleine zoogdieren en insecten zal de golfbaan echter wel een geschikt foerageergebied vormen. Ten opzichte van de huidige situatie zal de realisatie van de golfbaan niet leiden tot een toename van de verstoring in het gebied.

Positieve effecten

De bosgebieden die onderdeel uitmaken van de EHS hebben in de huidige situatie een vrij lage natuurwaarde. De vegetatie bestaat hoofdzakelijk uit monotone percelen met Grove den of Amerikaanse eik en er komt een beperkt aantal dier- en plantensoorten voor. Met de aanleg van de golfbaan ontstaat er meer variatie in het gebied en ontstaan er goed ontwikkelde bosranden met een zoom- en mantelvegetatie. Op de golfbaan wordt een aantal vijvers aangelegd. Deze vijvers maken onderdeel uit van de landschappelijke inrichting van het gebied maar vormen tevens een geschikt biotoop voor insecten, amfibieën en moerasvogels.

4.9.3 Effecten op GHS

De geplande ruimtelijke ingreep binnen 'Golfbaan De Swinkelsche' heeft ook betrekking op de GHS. De bospercelen Zomerven en Keelven fungeren binnen de GHS als 'bestaand bos- en natuurgebied' . De te verwachten effecten die de ruimtelijke ingreep zal hebben op beide gebieden wordt getoetst aan vergelijkbare criteria zoals aangegeven voor de binnen de EHS fungerende gebieden. Dit houdt in dat de effecten zoals beschreven in paragraaf 4.9.2. Ook gelden voor de in de GHS fungerende 'bestaande bos- en natuurgebieden'. Daarnaast fungeert de golfbaan binnen de GHS als struweelvogelgebied. In de volgende paragraaf zullen de effecten van de ruimtelijke ingrepen op de bestaande GHS worden omschreven.

Struweelvogelgebied

Het grootste deel van de voorgenomen ontwikkelingen binnen de golfbaan vindt plaats binnen de GHS-landbouw, subzone “struweelvogelgebied” . Uit de “Principe-uitspraak gebiedsvisie Heihorsten” (Provincie Noord-Brabant, 2007) blijkt dat de ontwikkeling van 'Golfbaan De Swinkelsche' in de voorgestelde vorm in strijd is met het Streekplan. Medewerking is alleen mogelijk indien door GS van het streekplan wordt afgeweken. Hier zijn goede mogelijkheden voor omdat de streefbeelden in de gebiedsvisie kunnen leiden tot een kwaliteitsverbetering van natuur- en landschap en voor struweelvogels.

In de huidige situatie heeft het projectgebied een relatief grootschalig en grotendeels open karakter. Het huidige gebruik kent een intensief agrarisch karakter dat wordt ingevuld met voornamelijk grasland en (maïs)akkers. Het gebied is niet optimaal ingericht voor struweelvogels en andere flora en fauna.

Met de inrichting van de golfbaan is er per saldo sprake van een aanzienlijke toename van struweel binnen het projectgebied. In totaal wordt er naast de te handhaven natuur veel extra nieuwe natuur gerealiseerd. Hierdoor ontstaat een voor struweelvogels aantrekkelijker gebied dat een duidelijke samenhang en overgang vertoond met de aangrenzende bos- en heidegebieden van de Strabrechtse Heide en Beuven. Er is hierdoor sprake van een positieve ontwikkeling van het gebied als struweelvogelgebied, waarbij een monotoon agrarische invulling doorbroken wordt. In totaal ontstaat er ongeveer 6 kilometer nieuwe bosrand.

4.9.4 Conclusie effecten op EHS en GHS

Uit de toetsing van de effecten, voortvloeiend uit de voorgenomen ruimtelijk ingreep, blijkt dat er EHS zal worden verwijderd. Het gaat daarbij concreet om de aantasting van de natuurdoeltypen 'Multifunctioneel bos' en 'Berken-Eikenbos' (samen 3,9 ha). De resterende bossen worden niet aangetast als gevolg van de ontwikkeling van de golfbaan en de verstoring van te handhaven bossen wordt gemitigeerd door de natuurlijke inrichting van de golfbaan. Desondanks wordt voorgesteld de bospercelen op de golfbaan van de EHS-status te ontdoen en elders in De Heihorsten nieuwe EHS te begrenzen (zie ook paragraaf 4.9.5).

Wezenlijke effecten op GHS

Uit de toetsing van de effecten, voortvloeiend uit de voorgenomen ruimtelijke ingreep, blijkt dat er geen sprake is van 'vernietiging', 'versnippering' of 'verstoring' van de bestaande GHS als struweelvogelgebied. Het bestaande karakter van het projectgebied zal een behoorlijke kwaliteitsverbetering ondergaan, waarbij door het aanleggen van bosschages, houtwallen en struweel een structuurrijk landschap ontstaat, dat door de ingreep daadwerkelijk als struweelvogelgebied zal fungeren.

4.9.5 Kwaliteitsverbetering

Door het combineren van de ontwikkeling van een landgoed met een oppervlakte van 43,8 hectare en de realisatie van de EVZ Kleine Aa ontstaat een robuust natuurgebied. Binnen dit natuurgebied worden de kwaliteitsverbeteringen in het kader van de ingrepen in 'Golfbaan De Swinkelsche' gerealiseerd. Het grootste deel van het landgoed wordt nieuwe natuur, met als ruggengraat de Kleine Aa die door het landgoed slingert. In figuur 4.3 is het ontwerp voor het nieuwe landgoed opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0847.BP02012004-VS01_0016.png"

Figuur 4.3 inrichtingsplan voor Landgoed De Heihorsten

Het landgoed wordt gekenmerkt door de overgang tussen hogere gronden, de dorpsrand en het lager gelegen beekdal. Deze gradiënt is voor tal van dier- en plantensoorten zeer waardevol en wordt door de ontwikkeling van het landgoed weer in ere hersteld. De Kleine Aa is aangeduid als ecologische verbindingszone. Dit betekent in de praktijk dat een strook van gemiddeld 25 meter breed een natuurlijke inrichting krijgt. Echter in het ontwerp voor het landgoed krijgt de Kleine Aa haar oorspronkelijke loop weer volledig terug en wordt het beekdal over een breedte van enkele kilometers volledig natuurlijk ingericht. Door het landgoed op deze manier in te richten wordt er niet alleen een ecologische verbinding gecreëerd, maar ook wordt een volwaardig beekdal ingericht dat als leefgebied kan dienen voor tal van soorten.

Het gebied zal bestaan uit een afwisseling van kleine bosjes, poelen, struweel en bloemrijke graslanden. Op de graslanden wordt een extensief beheer met beweiding toegepast. Tevens zal de structuur van de bestaande bossen versterkt worden om eenheid te creëren binnen het landgoed. Dit zal gerealiseerd worden door verspreid over het landgoed nieuwe bossen met Beuk, Zomereik, Berken en Wintereiken aan te planten. De randen van de betreffende bossen worden structuurrijk ingevuld met onder andere Lijsterbes, Braam en andere struweelsoorten.

Op verschillende plekken wordt het landgoed doorkruist door eikenlanen langs half verharde paden. Door laanvormige elementen te gebruiken zullen bestaande migratieroutes langs de lanen worden versterkt voor vleermuizen en ontstaat er een kwaliteitsverbetering van beschikbare vaste rust- en verblijfplaatsen voor diverse diersoorten die zich willen vestigen binnen het Landgoed de Heihorsten.

4.9.6 Onderverdeling nieuwe natuur

In het kader van de provinciale regeling nieuwe landgoederen moet op het landgoed tenminste 50% van de totale oppervlakte van het landgoed nieuwe natuur gerealiseerd worden. Daarnaast zijn niet alle onderdelen van het landgoed te bestempelen als natuur. De visvijvers die op het landgoed gerealiseerd worden krijgen bijvoorbeeld een recreatiebestemming. Echter, rondom de visvijvers wordt wel 3 ha bos aangeplant hetgeen bijdraagt aan de robuustheid en het functioneren van de EHS. Verder wordt uiteraard het bouwblok voor de landhuizen niet als nieuwe natuur bestemd. De EVZ Kleine Aa is niet meegenomen als nieuwe natuur omdat deze in de EHS al is aangeduid als EVZ. De realisatie van het landgoed zorgt er echter wel voor dat deze EVZ gerealiseerd wordt in een optimale vorm, zeker in verhouding tot de reguliere breedte van 25 meter die voor dergelijke ecologische verbindingen gehanteerd wordt. Waterschap Aa en Maas is verantwoordelijk voor de inrichting en het beheer van de EVZ, de gebroeders Swinkels stellen de grond beschikbaar. In onderstaande tabel is aangegeven welke onderdelen in het plan gerealiseerd worden en hoe deze als extra nieuwe natuur worden beschouwd. De totale oppervlakte van het nieuwe landgoed bedraagt 43,8 ha, daarbij zijn bestaande bosjes niet meegerekend. In de tabel op de volgende bladzijde wordt aangegeven welke bospercelen op de golfbaan worden ontdaan van de EHS-status en waar de nieuwe EHS wordt begrensd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0847.BP02012004-VS01_0017.png"

Tabel 4.2 onderverdeling natuur

Voor de 3,9 ha EHS die verdwijnt op de golfbaan komt op het landgoed 24,5 ha EHS terug (de EVZ Kleine Aa niet meegerekend). Tevens wordt de EHS robuuster en gaat kwalitatief beter functioneren door alle samenhangende maatregelen (aanleg EVZ Kleine Aa, herinrichting beekdal met poelen, bossen en graslanden).

Figuur 4.4 geeft aan waar de EHS op de golfbaan verdwijnt (13,2 ha) en figuur 4.5 geeft aan waar de nieuwe EHS op het landgoed wordt begrensd (24,5 ha). De nieuwe EHS bestaat uit bos met het beheertype 'N16.02 Vochtig bos met productie' en grasland met het beheertype 'N12.02 Kruiden- en bloemrijk grasland'. Na een aantal jaren kan dit overgaan in 'N10.02 Vochtig hooiland'(op de nattere plekken en 'N11.01 Droog schraalland'. Om sneller schraalland re kunnen realiseren moet een gericht verschralingsbeheer worden gevoerd. Dit kan door uitmijnen met gebruikmaking van klaver of door middel van het afgraven van de voedselrijke toplaag.

afbeelding "i_NL.IMRO.0847.BP02012004-VS01_0018.png"

Figuur 4.4 bestaande en te verwijderen EHS op Golfbaan De Swinkelsche

afbeelding "i_NL.IMRO.0847.BP02012004-VS01_0019.png"

Figuur 4.5 nieuwe EHS op Landgoed De Heihorsten

De spelregels van de EHS

De verschillende projecten die binnen De Heihorsten worden ontwikkeld, bieden mogelijkheden voor ieder project afzonderlijk om eventuele negatieve effecten op bestaande EHS om te zetten in een kwaliteitsverbetering voor het gehele plangebied. Er is in paragraaf 4.9.2 geconstateerd dat er op de golfbaan sprake is van een netto negatief effect op de EHS door de voorgenomen ruimtelijke ingreep. In 4.9.3 is vervolgens beschreven hoe de realisatie van andere projecten (die onderdeel uitmaken van de gebiedsvisie) binnen De Heihorsten zullen zorgen voor een kwaliteitsimpuls van de EHS. Met de combinatie van de verschillende projecten binnen het gehele plangebied bestaat er binnen de 'spelregels' van de EHS de mogelijkheid om de negatieve effecten om te zetten tot een kwantiteits- en kwaliteitsverbetering binnen De Heihorsten. Door 'Golfbaan de Swinkelsche' en Landgoed De Heihorsten te combineren, wordt op basis van de EHS-saldobenadering een ontwikkelingsgerichte aanpak mogelijk. Deze aanpak voldoet aan de door de provincie Noord-Brabant gestelde voorwaarden zoals opgenomen in de Verordening Ruimte fase 1.

4.10 Verkeer

Als gevolg van de realisering van de voorgenomen activiteiten, zal het aantal bezoekers naar het gebied de Heihorsten toenemen. De golfbaan maakt onderdeel uit van diverse initiatieven binnen De Heihorsten. Bij verkeersonderzoek is daarom naar de verkeerstoename van alle activiteiten gezamenlijk. In deze paragraaf zal echter de verkeerstoename als gevolg van de golfbaan worden beschreven.

Effecten voor de verkeersintensiteiten

Als gevolg van de realisering van de voorgenomen golfbaan, zal het aantal bezoekers van de De Heihorsten aanzienlijk toenemen.

Uit onderzoek blijkt dat realisering van de diverse voorgenomen activiteiten in het plangebied ertoe leidt dat het aantal verkeersbewegingen als gevolg van deze activiteiten toeneemt van 82.500 per jaar in de huidige situatie naar 302.000 per jaar in de toekomst. De golfbaan is verantwoordelijk voor 67.000 van deze extra verkeersbewegingen.

In figuur 4.6 wordt de huidige en toekomstige verkeersintensiteit weergegeven per weg en per dag.

afbeelding "i_NL.IMRO.0847.BP02012004-VS01_0020.png"Figuur 4.6 huidige en toekomstige verkeersintensiteiten

Effecten voor parkeren

Op basis van de verwachte verkeersintensiteiten, en met behulp van expert judgement over de spreiding van deze verkeersintensiteiten gedurende het jaar, is een beoordeling van het aantal parkeerplaatsen opgesteld. Daarbij is vastgesteld dat voor de golfbaan 100 parkeerplaatsen voldoende moeten zijn.

Effecten voor de wegenstructuur

De bestaande hoofdwegenstructuur in en rondom het plangebied blijft vrijwel ongewijzigd als gevolg van de realisering van de voorgenomen activiteiten binnen het plangebied. In het kader van de ontwikkeling van de recreatieve zone langs de Provincialeweg zullen lokaal wel enkele nieuwe ontsluitingswegen worden aangelegd om de planonderdelen in deze zone adequaat te kunnen ontsluiten. Ten opzichte van de huidige situatie worden de volgende uitgangspunten gewijzigd:

  1. 1. De Kuilerstraat zal vanaf de kruising met het Zomerven richting de Provincialeweg afgesloten worden voor snel verkeer. Slechts fietsers zullen gebruik kunnen maken van deze directe route richting de Provincialeweg. De Kuilerstraat zal tussen de kruising van de Kuilvenweg en het Zomerven worden aangepast ten behoeve van de ontsluiting van de bewoners aan het Zomerven. De Maarheezerdijk zal ten noorden van de Kuilvenweg aan het verkeer worden onttrokken ten behoeve van de golfbaan. Zo ook zal het Zomerven vanaf de Maarheezerdijk, tot aan de eerste woning aan het Zomerven van het verkeer worden onttrokken. De Kuilerstraat zal verder alleen toegankelijk zijn voor fietsers en wandelaars. Op deze manier wordt ongewenst sluipverkeer voorkomen van –en naar de Provincialeweg.
  2. 2. De golfbaan en de nabij gelegen camping zullen via de Maarheezerdijk, Kuilerstraat in zuidelijke richting, Kuilvenweg, Heikanstraat en Vaarselstraat worden ontsloten op de Provinciale weg.

Conclusie

De positieve gevolgen van het afsluiten van deze wegen zoals het scheiden van verkeersstromen en een betere ontsluiting wegen zwaarder dan de negatieve gevolgen.

4.11 Conclusie

De beoogde ontwikkeling van de golfbaan veroorzaakt nadelige gevolgen voor de omgeving. Zo zal er meer verkeer komen, worden randen van de EHS verstoord en wordt de ontsluiting van de woningen aan het Zomerven gewijzigd. Echter de positieve gevolgen van de ontwikkeling van dit gebied wegen zwaarder dan de negatieve.

Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden En Uitgangspunten

5.1 Algemeen

In aansluiting op de beschrijving van de huidige situatie is in dit hoofdstuk het voorgenomen plan beschreven.

5.2 Randvoorwaarden En Uitgangspunten

Bij het uitwerken van de plannen voor de golfbaan “De Swinkelsche” is rekening gehouden met diverse voorwaarden die vanuit de aanleg, het gebruik en het beheer van de golfbaan worden gesteld aan de inrichting van de baan. Daarnaast gelden er uitgangspunten die betrekking hebben op specifieke eisen die gesteld worden vanuit water en natuur in het gebied. Tezamen resulteert dit in onderstaande randvoorwaarden.

5.2.1 Golftechnische randvoorwaarden

Om optimaal te kunnen golfen op de golfbaan dient rekening te worden gehouden met de volgende golftechnische randvoorwaarden:

  • Speltechnische eisen;

De holes op een golfbaan worden zodanig gesitueerd dat een logisch verloop in het spel mogelijk is. Het begin- en eindpunt van elke ronde van 9 holes dient in de omgeving van het clubgebouw te worden gesitueerd. Te grote loopafstanden worden bij voorkeur vermeden. De 18-holes golfbaan dient minimaal te voldoen aan de wedstrijdnormen volgens de Nederlandse Golf Federatie NGF (A-status), te weten een lengte van minimaal 5.340 m, een Standard Scratch Score van minimaal 68 en een par van minimaal 68. De holes moeten afwisselend zijn, zowel wat betreft de lengte en windrichting als in ruimtelijke en speltechnische opzet.

  • Veiligheid voor spelers, bezoekers en overige recreanten;

In verband met de veiligheid op de baan dient het lopen tussen de opeenvolgende holes tegen de spelrichting in te worden vermeden. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het risico dat golfballen die uit de richting worden geslagen op verkeerde plaatsen terechtkomen, zoals bij woningen of op fiets- en wandelpaden. Bij het ontwerp van de golfbaan zal bij de situering van de holes rekening worden gehouden met dit risico.

In algemene zin geldt daarbij als richtlijn een veiligheidsmarge tussen de slaglijn en de rand van de hole van minimaal 60 meter. Wanneer in de directe omgeving sprake is van bijzondere of kwetsbare bestemmingen (bijv. woningen) wordt deze afstand verruimd tot 100 meter. Wie op de baan wil golfen, moet in het bezit zijn van een golfvaardigheidsbewijs.

  • Opbouw van een hole.

Elke hole is opgebouwd uit verschillende onderdelen. Deze zijn nader toegelicht in tabel 5.1 en figuur 5.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0847.BP02012004-VS01_0021.jpg"

Figuur 5.1 opbouw van een hole

Onderdeel Beschrijving
Tee De tee (afslag) is een begrensd, kort gemaaid en meestal verhoogd gebied aan het begin van de hole. Er wordt onderscheid gemaakt tussen een heren- en een damestee, de damestee ligt dichter bij de fairway dan de herentee. Zowel voor dames als heren bestaan er twee soorten tees, namelijk de Standard Tees en de Back Tees. Vanaf de tee wordt de bal met een verre slag over de carry (gedeelte tussen tee en fairway) naar de fairway geslagen. De tee is een van de meest intensief bespeelde onderdelen van de baan en het is daarom voor de bodem- en grascondities belangrijk dat de tees veel licht en lucht krijgen. Het gras op de tees wordt gemaaid op een hoogte van 12-15 mm. Het maaisel wordt afgevoerd. Voor een 18-holes baan bedraagt de oppervlakte van alle tees samen gemiddeld 1 hectare.
Fairway De fairway begint circa 100 meter na de herentee en loopt tot aan de apron (het gedeelte direct rond de green). De lengte van de fairway is afhankelijk van de lengte van de hole. Een par 3 hole heeft bijvoorbeeld geen of een korte fairway en een par 5 hole een lange fairway. In de breedte varieert de fairway van 30 tot 40 meter. De fairway wordt in het groeiseizoen twee tot drie keer per week gemaaid op een hoogte van circa 15 mm. Langs de randen van de fairway ligt de semi-rough. In de fairway kunnen zich hindernissen (bunkers, waterpartijen), ruige gedeelten en solitaire bomen bevinden. Deze zijn bedoeld om het spel richting te geven en risico's te belonen of te bestraffen. Wanneer wordt uitgegaan van een fairway van 30 meter breed bedraagt de gemiddelde oppervlakte van de fairways op een 18-holes golfbaan 16 à 18 hectare.
Foregreen en apron De foregreen, ook wel voorgreen genoemd, vormt de overgang van de fairway naar de green. De apron ligt rondom de green. De foregreen is ongeveer 10-15 meter breed, terwijl de apron 2-4 meter breed is. Het gras wordt 2-3 keer per week gemaaid op 10-12 mm hoogte. De gemiddelde oppervlakte van de foregreen en de apron samen is ongeveer 550 m² per hole.
Green De green is het gedeelte van de hole waar de bal wordt geput. Dit gedeelte wordt intensief gebruikt en dient stevig, veerkrachtig, egaal en voldoende snel te zijn. Het gras wordt op een hoogte van 4-6 mm gemaaid. Evenals bij de tees is het van belang dat de greens veel licht en lucht krijgen. De gemiddelde oppervlakte van een green is 500 m².
Semi-rough Langs de fairway bevindt zich een strook gras van ongeveer 3 tot 5 meter breed met een hoogte van 40 tot 50 mm. De overgang van de fairway naar de rough wordt de semi-rough genoemd. De gemiddelde oppervlakte aan semi-rough op een 18-holes golfbaan bedraagt 3 hectare.
Bunkers Een bunker is een hindernis, die bestaat uit een ondiepe uitholling gevuld met zand. Bunkers bevinden zich op strategische posities in de baan en om de greens. De oppervlakte kan variëren van 20 tot 100 m².
Rough en buitengebied Het overige gebied, dat niet tot de bovengenoemde terreindelen behoort, wordt het buitengebied genoemd. Het buitengebied is onder te verdelen in carry, waterpartijen en rough. De carry is de overgang tussen tee en het begin van de fairway. Een waterpartij functioneert voornamelijk als hindernis bij het golfen, ter verfraaiing van het landschap en als waterberging. De rest van het gebied is te beschouwen als rough. Inrichting hiervan kan zeer divers zijn, echter het gebied dient wel geschikt te zijn om de bal nog te spelen. Het buitengebied kan in principe ook meer natuurvriendelijk ingericht en beheerd worden.

Tabel 5.1 Beschrijving onderdelen van een hole

5.3 Inrichting Golfbaan

De plannen voor realisatie van golfbaan “De Swinkelsche” omvatten de aanleg van een volwaardige 18 holes golfbaan met alle bijbehorende voorzieningen. De golftechnische randvoorwaarden en randvoorwaarden vanuit het plangebied hebben uiteindelijk geleid tot onderstaande inrichtingsschets (zie figuur 5.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0847.BP02012004-VS01_0022.png"

Figuur 5.2 inrichtingsplan golfbaan “De Swinkelsche”

Terreinonderdelen

Het gaat daarbij om een volwaardige 18-holes baan die naar verwachting de A-status zal krijgen. Hole 1 en 10 starten nabij het clubhuis dat centraal in het gebied is gelegen. Ook is op de golfbaan voorzien in de aanleg van een 9 holes par-3 baan en andere oefenvoorzieningen (o.a. driving range, putting green). Deze oefenvoorzieningen, de parkeerruimte en de bebouwing (clubhuis, opslagruimten e.d.) worden zoveel mogelijk gesitueerd op of nabij het huidige bouwblok van het bedrijf van de Familie Swinkels aan de Maarheezerdijk. De greenkeeperslocatie is gelegen aan de Kuilerstraat.

Momenteel worden de concrete bouwplannen nader uitgewerkt door de initiatiefnemer. Alle onderstaande maatvoering is gebaseerd op de maatvoering van reeds bestaande banen.

Clubgebouw

Het clubgebouw zal worden gebouwd ter plaatse van de huidige bebouwing aan de Maarheezerdijk. Uitgangspunt voor een bouwwerk is een bovengemiddeld architectonische kwaliteit dat aansluit bij de omgeving en dat geschikt is voor het houden van zowel nationale als internationale toernooien. Daarbij valt te denken aan het type moderne boerderij.

De bestaande bebouwing zal eerst worden gesloopt alvorens het clubhuis kan worden gerealiseerd. Het clubhuis heeft een oppervlakte van maximaal 2500 m2. Hierin bevindt zich een receptie, shop, keuken, personeelskantine, opslagruimte voor keuken, lounge, restaurantgedeelte, bar, vergaderruimte, sanitaire voorzieningen, kleedkamers voor dames en heren, lockers en het overige wordt er een indoor golf gerealiseerd.

Driving range

De driving range zal nabij het clubgebouw worden gerealiseerd. De lengte van de driving range bedraagt 100 meter en de diepte circa 5 meter.

Afslagplaats met bijbehorend gebouw

Nabij het clubgebouw wordt (buiten het bouwvlak) tevens de afslagplaats gerealiseerd. Hierbij wordt tevens een kantoor/berging met een oppervlakte van maximaal 40 m² opgericht.

Schuilgelegenheden

Op de golfbaan worden een aantal schuilgelegenheden gerealiseerd waarvan sommige sanitaire voorzieningen hebben voor de spelers op de golfbaan.

Bedrijfswoning

Binnen het plangebied zal ter plaatse van de huidige woning aan de Maarheezedijk een bedrijfswoning worden gerealiseerd ten behoeve van het beheren van het terrein. Ten oosten van het plangebied zal (buiten de plangrenzen) nog een tweede bedrijfswoning/beheerderswoning worden gerealiseerd, samen met opslagruimte. Hiervoor wordt echter een separate planprocedure gevoerd.

Ontsluiting en parkeervoorzieningen

Nabij het clubhuis aan de Maarheezerdijk wordt een parkeervoorziening voor de golfbaan aangelegd die plaats zal bieden aan circa 100 auto's. Gezien de aard van de golfsport en de ligging van de baan komen vrijwel alle golfers met de auto naar de golfbaan “De Swinkelsche”. Het parkeerterrein en het clubhuis worden ontsloten via de Maarheezerdijk. De Maarheezerdijk zal ter hoogte van het clubgebouw worden afgesloten voor verkeer. Daarnaast kan de Maarheerzerdijk zo nodig fungeren als calamiteitenroute.

Waterpartijen

Op de nieuwe golfbaan is voorzien in de aanleg van een aantal waterpartijen, in de vorm van plassen of vijvers, waarbij de diverse vijvers met elkaar worden verbonden. In de vijvers kan worden gedacht aan de aanleg van enkele eilanden, waar fauna die gevoelig is voor verstoring een plaats kan vinden. Eventueel kan de Peelrijt, uit het oogpunt van water en natuur hiervoor plaatselijk worden verlegd.

De nieuwe waterpartijen op de golfbaan vormen een blauwgroene omlijsting van de holes. Het water uit de vijvers wordt niet gebruikt voor beregening van de golfbaan.

Natuurontwikkeling

Binnen de golfbaan is sprake van bestaande natuur (13,2 ha EHS) en de aanleg van nieuwe natuur (waarvan minimaal 10 ha bos). Het realiseren van een combinatie van bos, struweel, moerasoevers, open ruimten en ruigten op de golfbaan is in ecologisch opzicht van belang. Bij de ontwikkeling van de golfbaan is de realisatie van structuurvariatie en verschillende natuurdoeltypen uitgangspunt. De natuurdoeltypen zijn in lijn met de natuurpotenties ter plaatse van de golfbaan (onderliggende groeiplaats, in de omgeving aanwezige doelsoorten). Het gebied zal met name geschikt worden voor struweelvogels, kleine zoogdieren, amfibieën en insecten. Bij het ontwerp van de golfbaan is rekening gehouden met de habitateisen van de in de omgeving voorkomende soorten, zodat deze zich kunnen handhaven en mogelijk uitbreiden. Op deze manier wordt invulling gegeven aan het handhaven en versterken van de lokale biodiversiteit. Ter plaatse van de holes van de golfbaan zal het terrein niet (volledig) worden ingeplant maar worden ontwikkeld als tee, fairway of rough. Er ontstaan dus op een groot aantal plaatsen en over een grote lengte (ongeveer 6 kilometer) overgangen van openheid naar dichte mantel- en zoomvegetaties. In ecologisch opzicht spelen deze overgangen van land naar water (plasdrassituaties, oeverbiotopen) binnen het ontwerp van de golfbaan een belangrijke rol.

5.4 Aanlegwerkzaamheden

Ten behoeve van de modellering van tees, greens, voorgreens, fairways en heuvels zal plaatselijk ophoging van het maaiveld met maximaal circa 2,5 meter plaatsvinden. Ook voor het modelleren van de fairways en semirough (het aanbrengen van glooiingen om het spel te bemoeilijken) is grond nodig. Hierbij wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van grond uit het eigen gebied, zoals zand dat vrijkomt uit de nieuw te graven waterpartijen. Het mengsel voor de bovenlaag van de greens moet echter wel van buiten het plangebied worden aangevoerd. Het realiseren van een volledig gesloten grondbalans is daarom niet geheel mogelijk. De voor de golfbaan aan te voeren hoeveelheid grond is echter beperkt.

5.5 Beheer

Op de verschillende onderdelen van de golfbaan wordt gebruik gemaakt van speciaal voor golfbanen ontwikkelde grasmengsels. Het beheer van de holes wordt vooral bepaald door de speltechnische eisen die vanuit de golfsport aan de graszoden en de verschillende terreinonderdelen worden gesteld.

Een golfbaan wordt gemiddeld zo'n 300 dagen per jaar bespeeld en kent op sommige terreindelen een intensief gebruikspatroon. Het beheer en onderhoud van de golfbaanonderdelen dient hierop afgestemd te zijn. In tabel 5.4 is daarvoor een gemiddeld niveau aangegeven. Rekening houdend met de lokale omstandigheden kan daarin variatie worden doorgevoerd, bijvoorbeeld wat betreft:

  • het aantal maaibeurten;
  • frequentie en aard van de onkruidbestrijding en intensiteit van de beregening;
  • frequentie, aard en dosering van de bemesting (organisch of anorganisch);
  • planning in verband met ecologische omstandigheden;
  • effecten van beregening van de golfbaan op de grondwaterstanden in het plangebied en op de waterhuishouding van omliggende gebieden.

In tabel 5.2 is een overzicht opgenomen van de belangrijkste randvoorwaarden die normaliter aan het beheer van de verschillende onderdelen van een 18-holes golfbaan worden gesteld.

Green Tee Foregreen Fairway Rough
Oppervlakte totaal circa 1,5 ha totaal circa 1,5 ha totaal circa 1,5 ha totaal circa 20 ha overig
Drooglegging min. 0,8 m min. 0,8 m min. 0,8 m min. 0,8 m
Beregenen in droge perioden elke dag in droge perioden elke dag in droge perioden elke dag evt. bij droogte niet
Bemesten aanvangs-
bemesting: 40 kg N/ha


april – augustus (5x/jaar)*
aanvangsbemesting: 40 kg N/ha


april – augustus (5x/jaar)*
aanvangsbemesting afhankelijk van analyseresultaten

april – augustus (5x/jaar)*
aanvangsbemesting afhankelijk van analyseresultaten

april – augustus (2x/jaar)*
niet
Maaien - maaihoogte: 4 à 6 mm
- ca. 100 x/jaar
- maaisel afvoeren
- maaihoogte: 10 à 12 mm
- ca. 75 x/jaar
maaisel afvoeren
- maaihoogte: 10 à 12 mm
- ca. 75 x/jaar,
- maaisel afvoeren
- maaihoogte: ca 15 mm
- afhankelijk van droogteperiode ca. 60 x/jaar
- maaisel niet afvoeren
semi-rough:
- maaihoogte: 5 cm
- ca. 30 x/jaar
rough:
afhankelijk van natuurlijke begroeiing
Onkruid- en schimmelbestrijding jaarlijkse controle: handmatig, machinaal en eventueel biologische bestrijding** jaarlijkse controle: handmatig, machinaal en eventueel biologische bestrijding** jaarlijkse controle: handmatig, machinaal en eventueel biologische bestrijding** niet niet

* 28 kg langzaam werkende meststof per hectare

** Indien noodzakelijk worden incidenteel chemische middelen gebruikt die niet uitspoelen en snel afbreken

Tabel 5.4 Technische randvoorwaarden aanleg en beheer 18-holes golfbaan

Grasmengsel

Op een golfbaan wordt gebruik gemaakt van weinig productieve graszaadmengsels. Dergelijke mengsels zijn speciaal voor toepassing op golfbanen ontwikkeld. Zo zijn Roodzwenkgras en Struisgras weinig productief en stellen ze geringe eisen aan de vochtvoorziening en bemesting. Andere rassen die veel worden toegepast zijn Veldbeemdgras en enkele nieuwe Raaigrassoorten. Dit zijn rassen die van nature weinig water en meststoffen vragen. Op een golfbaan wil men een stevige grasmat met minimale lengtegroei en minimaal onderhoud in de vorm van maaien. Het maaisel van de greens, voorgreens en tees wordt opgevangen en verzameld in een depot op het terrein. Maaisel wordt afgevoerd of gecomposteerd en hergebruikt op de baan. Bij regelmatige bemesting of teveel beregening kunnen ongewenste effecten optreden, zoals verdringing van Roodzwenkgras door rijkere soorten (o.a. Straatgras, Engels raaigras). Dergelijke grassoorten zijn op een golfbaan ongewenst. Door het gebruik van weinig productieve grassoorten wordt de bemesting en beregening van de golfbaan tot een minimum beperkt.

Bemesting

Om de grasmat in goede staat te houden is, gezien de intensiteit van het gebruik, aanvullende bemesting noodzakelijk. Bemesting vindt voornamelijk plaats op de tees, greens en voorgreens (circa 4 ha). Hierbij wordt uitgegaan van een zogenaamde "evenwichtsbemesting". Evenwichtsbemesting is erop gericht om de hoeveelheid bemesting af te stemmen op de opname door het gewas. Door te streven naar een evenwichtsbemesting wordt de uitspoeling van voedingsstoffen geminimaliseerd. Hiertoe worden langzaam werkende meststoffen (werktijd 6 weken tot 3 à 6 maanden) toegepast, die beter inspelen op de voedingsbehoefte van de grasmat.

Op de fairways blijft het maaisel liggen waardoor er geen voedingstoffen worden afgevoerd. Ook op de fairways is een langzame en gelijkmatige groei gewenst. Indien op deze terreindelen bemesting plaatsvindt, worden hier veelal organische of langzaam werkende meststoffen gebruikt, waardoor de uitspoeling minimaal is. De semi-rough en rough worden niet bemest.

Bestrijdingsmiddelen

Door middel van een doelgericht beheer, gericht op de vitaliteit van de gewenste grassoorten, blijft het gebruik van bestrijdingsmiddelen op de golfbaan in principe achterwege. Om dit mogelijk te maken, wordt veel aandacht besteed aan een juiste constructie van de greens, een goede keuze van grassoorten en rassen, een zeer regelmatig maairegime, het open en schoonhouden van de toplaag door beluchten en verticuteren en een minimale bemesting en beregening. Door meststoffen toe te passen met een enigszins zure werking, vindt minder onkruidgroei plaats, minder groei van straatgrassen, treden minder ziekten op en wordt een dichtere zode verkregen. In de eerste jaren na de aanleg kan het noodzakelijk zijn om incidenteel onkruidbestrijdingsmiddelen toe te passen tegen ongewenste kruiden in de grasmat. Als er eenmaal een dichte grasmat op de greens en tees staat, is dit niet meer noodzakelijk. Verder worden, incidentele uitzonderingen daargelaten, geen bestrijdingsmiddelen op de golfbaan toegepast. Het beheer van de grasmat is er op gericht om een gezonde mat te behouden. Op veel golfbanen in Nederland is aangetoond dat een gezonde mat zonder bestrijdingsmiddelen mogelijk is. Mocht een green worden aangetast door een schimmelinfectie, dan is dit geen fraai beeld maar het gras komt vrijwel altijd terug, onder meer door intensief door te zaaien.

Beregening

Op de golfbaan zal op beperkte schaal beregening noodzakelijk zijn. De eigenaars bezitten al grondwaterputten met bijbehorende vergunning. Als gevolg van de nieuwe Waterwet is het beheer van deze vergunning door het Waterschap overgenomen van de Provincie. Beregening uit de bestaande grondwaterputten ten behoeve van gras op de golfbaan is in overleg met het Waterschap mogelijk. Hiervoor kan onder voorwaarden een nieuwe beregeningsvergunning worden uitgegeven.

Afhankelijk van de beplanting- en grassoort en het beregeningsregime is 5.000 m3 (heel zuinig) tot 20.000 m3 water nodig per jaar. Bij voorkeur wordt de golfbaan zodanig ingericht dat weinig beregening noodzakelijk is, door een beplanting te kiezen die minder tot niet gevoelig is voor droogte.

Bij de uiterking moet ook aandacht besteed worden aan het voorkomen van uit- en afspoeling van de nutriënten van de golfbaan naar de vijvers.

Hoofdstuk 6 Economische Haalbaarheid

6.1 Algemeen

De familie Swinkels heeft het initiatief genomen om een kwalitatief hoogwaardige 18 holes golfbaan met bijbehorende voorzieningen te realiseren binnen De Heihorsten omdat de initiatiefnemers marktkansen zien voor een dergelijke golfbaan in Someren. De doelgroep van de golfbaan zijn de inwoners van Someren en omgeving. De baan wordt een commerciële baan die laagdrempelig is, waardoor de baan toegankelijk is voor een breed publiek.

6.2 Trends In De Golfsport

Golf is op dit moment de populairste sport ter wereld, met meer dan 70 miljoen beoefenaren. De laatste decennia heeft de golfsport in Nederland een enorme groei doorgemaakt (8 tot 12 procent per jaar). De golfsport is daarmee een van de snelst groeiende sporten in Nederland.

De golfsport ontwikkelt zich bovendien steeds meer van een elitaire sport voor de "happy few" tot een populaire, laagdrempelige vorm van vrijetijdsbesteding voor een breed publiek. Ook het aantal jongeren dat golf speelt, neemt toe.

De Nederlandse Golf Federatie (NGF) is de koepelorganisatie van golfbanen in Nederland. Ook de NGF geeft aan dat zowel het aantal golfers als het aantal golfbanen in Nederland de afgelopen jaren sterk is toegenomen. Op 31 december 2007 stonden er bij de NGF ruim 300.000 golfers geregistreerd [bron: NGF]. Dit komt overeen met circa 1,8% van de Nederlandse bevolking. Ten opzichte van de 70.000 golfers in 1992 (bron: NGF), betekent dit ruim een verviervoudiging van het aantal golfers. De NGF verwacht dat dit aandeel verder zal stijgen tot 2,0% in 2010, wat neerkomt op ongeveer 350.000 golfers. Van de bij de NGF aangesloten golfers is 55% lid van een club/vereniging. De overige 45% zijn zogenaamde "vrije of witte" golfers, dat wil zeggen golfers die buiten de verenigingen om de golfsport beoefenen. Het aantal vrije golfers neemt de laatste jaren sterk toe. Golfbanen die toegankelijk zijn voor vrije golfers groeien dan ook in omvang en de verwachting is dat ook het aantal “vrije” golfbanen zal toenemen.

In opdracht van De Nederlandse Golf Federatie heeft het marktonderzoekbureau Facts & More in samenwerking met Interview/NSS in 2004 een uitgebreid onderzoek uitgevoerd onder golfers in Nederland. Zowel clubgolfers als vrije golfers zijn daarbij ondervraagd. Daaruit blijkt dat 81% van de vrije golfers vaker zou willen golfen. Het grootste deel van hen geeft aan dat men door tijdgebrek niet vaak genoeg kan spelen (77%). Ook onder clubgolfers is er een aanzienlijke hoeveelheid golfers die liefst vaker speelt (47%). De jongere groep heeft tweemaal zo vaak de wens om vaker te golfen dan de oudere spelers. Dit heeft vanzelfsprekend met werkomstandigheden en dus (gebrek aan) beschikbare vrije tijd te maken. Dit kan voor de periode over 10 tot 15 jaar, als een groot deel van de golfers zal pensioneren, betekenen dat een aanzienlijke verhoging van de golffrequentie zal plaatsvinden. Na pensionering heeft men immers veel meer vrije tijd tot de beschikking. Kijken we bijvoorbeeld naar clubgolfers, dan is de grootste groep daarbinnen momenteel tussen de 55 en 64 jaar oud (43%) en 12% ouder dan 65. De frequentie waarmee 65 plussers golfen ligt circa 35% hoger dan die van de groep tussen 55 en 64 jaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0847.BP02012004-VS01_0023.png"

Figuur 6.1 ontwikkeling aantal golfers en aantal speelrondes 2000-2003

In figuur 6.1 is te zien hoe groot het aantal golfers in de leeftijdsgroepen in 2000 en 2003 ongeveer was (uitgaande van respectievelijk ruim 160.000 en 218.000 golfers in totaal in die jaren). In dezelfde figuur is eveneens af te lezen hoe vaak er in 2003 in de verschillende leeftijdsgroepen werd gegolfd (gecorrigeerde cijfers).

Op basis van cijfers van de Nederlandse Golffederatie blijkt dat de golfparticipatie in Noord-Brabant relatief hoog is. Dat betekent dat de markt voor golf in Noord-Brabant ook beter is dan in andere provincies in Nederland. In tabel 6.1 is een overzicht opgenomen van de golfparticipatie per provincie, waarbij tevens onderscheid is gemaakt tussen clubleden en vrije spelers.

Provincies Inwoners Leden Vrij Totaal Participatie
01.01.2008 01.01.2008 01.01.2008 01.01.2008 %
Groningen 573.614 3.018 1.962 4.980 0,87
Friesland 642.209 3.441 1.184 4.625 0,72
Drenthe 486.197 4.298 1.646 5.944 1,22
Overijssel 1.116.374 7.907 4.475 12.382 1,11
Gelderland 1.979.059 17.487 11.150 28.637 1,45
Flevoland 374.424 3.687 2.525 6.212 1,66
Utrecht 1.190.604 18.166 16.302 34.468 2,90
Noord-Holland 2.613.070 32.597 33.053 65.650 2,51
Zuid-Holland 3.455.097 32.499 31.372 63.871 1,85
Zeeland 380.497 2.624 960 3.584 0,94
Noord-Brabant 2.419.042 31.613 26.142 57.755 2,39
Limburg 1.127.805 8.782 3.765 12.547 1,11
Buitenland/Overig 4.817 529 5.346
Nederland 16.357.992 170.936 135.065 306.001 1,87

Tabel 6.1 golfparticipatie per inwoner per provincie (Bron: NGF)

6.3 Aanbod Aan Golfbanen

Naast het aantal golfers is ook het aantal golfbanen de afgelopen jaren sterk toegenomen. Per november 2005 zijn er 2.226 holes in Nederland (A of B status), ten opzichte van 1.128 in 1992. De vergelijking van de vraag (aantal golfers) met het aanbod (beschikbaar aantal holes) leidt tot de conclusie dat het aantal golfers per hole aanzienlijk is toegenomen, namelijk van 62 eind 1992 tot 116 eind 2005. Deze conclusie komt overeen met wat de golfwereld in de praktijk ervaart: het is veel drukker geworden.

In de provincies Noord-Brabant en Limburg zijn momenteel 46 golfbanen aanwezig. De omvang en het gebruik van deze banen varieert van kleinschalige oefenlocaties tot volwaardige wedstrijdbanen, en van banen voor openbaar gebruik tot banen met een sterk besloten karakter. Gelet op de plannen voor het gebruik van de Strabrechtse Golf en de inrichting daarvan, wordt ervan uitgegaan dat het verzorgingsgebied van deze baan het oostelijke deel van Noord-Brabant en het noordelijk deel van Limburg omvat. In tabel 6.2 zijn de golfbanen opgenomen die binnen dit verzorgingsgebied liggen. De situering van deze golfbanen is weergegeven in figuur 6.2.

Nr Golfbaan Par Holes Opp. (ha) Leden Wachtlijst Drukte
51 Best 72 18 1.100
40 Crossmoor 72 18
131 De Golfhorst 70 18 55 1.100 Ja
99 De Gulbergen 71 18 1.225 Ja Ja
100 De Peelse 72 18 55 850 Ja
25 De Schoot 72 9
47 De Tongelreep 71 18
06 Eindhovense Golf 72 18
20 Geijsteren 72 18 69 800 Ja Nee
93 Gendersteyn 72 18 60 750
111 Welschap 70 18 1.000
73 Herkenbosch 72 18 60 650 Nee Ja
26 Leender Haviksoord 72 9
619 Roobeek 54 9
571 Riel (Geldrop) 54 6 Ja
622 Slottermolen 54 9
579 Son 28 9
596 Valkenswaardse 62 9 275 Ja
113 Helmondse Overbrug 68 9

Tabel 6.2 golfbanen in het verzorgingsgebied van Strabrechtse Golf

afbeelding "i_NL.IMRO.0847.BP02012004-VS01_0024.png"

Figuur 6.2 golfbanen in Noord-Brabant en Limburg

Bron: NGF (www.equipegolf.nl)

Uit figuur 6.2 en tabel 6.2 blijkt dat in de regio Eindhoven een concentratie van golfbanen aanwezig is. De regio Eindhoven is echter ook een zeer dichtbevolkt gebied, met een flinke vraag naar golfmogelijkheden. De verwachting van de initiatiefnemers is dat er in de regio nog voldoende vraag is om een nieuwe golfbaan economisch rendabel te kunnen exploiteren.

De initiatiefnemers richten zich op een breed publiek. De baan zal niet alleen toegankelijk zijn voor leden, waarmee de potentiële markt voor de golfbaan groter is dan bij golfbanen die alleen toegankelijk zijn voor verenigingsleden. Gezien de brede recreatieve ontwikkeling van Projectlocatiegebied De Heihorsten zal het aantal recreanten in het gebied toenemen. Door een gezamenlijke promotie van het gebied, onder andere door de Recreatieve Poort, zal ook de bekendheid van de golfbaan De Swinkelsche worden vergroot.

6.4 Bezoekersaantallen

De doelgroep van de 'Strabrechtse Golf” zijn de inwoners van Someren en omgeving, waarbij wordt uitgegaan van een verzorgingsgebied met een straal van circa 30 kilometer rondom de golfbaan. De baan wordt een commerciële baan die toegankelijk is voor een breed publiek.

Er wordt door de initiatiefnemers vanuit gegaan dat op de 18-holes golfbaan en 9-holes oefenbaan dagelijks maximaal 175 spelers starten. Uitgaande van 300 speeldagen per jaar komt dit neer op een totaal aantal van 50.000 golfers per jaar.

De verwachting is dat vrijwel alle spelers met de auto naar de baan komen. Uitgaande van een gemiddelde bezetting van 1,5 personen per auto, komt dit op topdagen neer op maximaal 240 voertuigbewegingen per dag (heen en terug). Aangezien spelers op verschillende tijden aanvangen met golfen zijn er echter geen echte piekmomenten aanwezig. Andere vervoerswijzen zijn op een golfbaan verwaarloosbaar.

6.5 Locatiekeuze

Het gebied De Heihorsten in de gemeente Someren, waarbinnen de nieuwe golfbaan is gesitueerd, is in het in 2005 door Provinciale Staten van Noord-Brabant vastgestelde Reconstructieplan De Peel aangewezen als “Projectlocatiegebied Recreatie”. Reconstructieplan De Peel voorziet in dit gebied in een locatie voor een golfbaan ten zuiden van de Provinciale weg.

Dit gebied biedt de mogelijkheid om een aantrekkelijke en afwisselende routing voor een golfbaan te realiseren. De volledige beoogde oppervlakte van de toekomstige golfbaan (circa 85 ha) is reeds in bezit van de initiatiefnemers.

De plannen voor realisering van een nieuwe golfbaan in het gebied De Heihorsten zijn in 2006 vervolgens nader vastgelegd door de gemeente Someren in een Gebiedsvisie en Gebiedsontwikkelingsplan voor het Projectlocatiegebied Recreatie De Heihorsten. De Provincie Noord-Brabant heeft in 2007 een positieve principe uitspraak gedaan over de gebiedsvisie, waaronder de golfbaan en ook de gemeente Someren heeft aangegeven mee te willen werken aan de ontwikkeling van de golfbaan.

Hoofdstuk 7 Juridische Planopzet

7.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling van het plangebied juridisch is vertaald.

Het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (plankaart) en de planregels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van deze gronden, regels omtrent de toegelaten bebouwing en eventueel specifieke regels voor het gebruik van de bouwwerken. De verbeelding (plankaart) heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding (plankaart) vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en soms voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op de bestemmingsplanvorm, de systematiek en leeswijzer bij de regels en ten slotte de handhaafbaarheid.

7.2 Planvorm

De Wet ruimtelijke ordening biedt de keuze uit drie planvormen:

  1. 1. het gedetailleerde bestemmingsplan;
  2. 2. het globale eindplan;
  3. 3. het globale bestemmingsplan met uitwerkingsregels.

Het verschil tussen de eerste twee bestemmingsplannen en het globale bestemmingsplan met uitwerkingsbevoegdheden is dat de eerste twee bestemmingsplannen een basis bieden voor het verlenen van bouwvergunning. Voor het globale bestemmingsplan met uitwerkingsregels moet eerst een uitwerkingsplan worden vastgesteld, voordat bouwvergunning verleend kan worden. Het is denkbaar dat in één bestemmingsplan verschillende planvormen worden gemengd.

7.3 Planregels

7.3.1 Indeling hoofdstukken

Voor de leesbaarheid en raadpleegbaarheid dienen de regels in hoofdstukken te worden geplaatst. Daarbij dient conform de SVBP en het handboek van de gemeente Someren een vaste volgorde te worden aangehouden, te weten:

  • Hoofdstuk 1 Inleidende regels

begrippen

wijze van meten

  • Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

bestemmingen

voorlopige bestemmingen

uit te werken bestemmingen

dubbelbestemmingen

  • Hoofdstuk 3 Algemene regels

anti-dubbeltelbepaling

algemene gebruiksregels

algemene aanduidingsregels

algemene afwijkingsregels

algemene wijzigingsregels

verwerking in de naaste toekomst

overige regels

  • Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

overgangsrecht

  • Slotregel

7.3.2 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden begrippen verklaard die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen.

Artikel 2 Wijze van meten

In artikel 2 wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden.

7.3.3 Bestemmingsregels

De regels in verband met de bestemmingen kennen allen een gelijke opbouw (voor zover van toepassing). De bestemmingsomschrijving betreft de centrale bepaling van elke bestemming. Het betreft een omschrijving waarin limitatief de functies worden genoemd, die binnen de bestemming zijn toegestaan.

De bouwregels zijn direct gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving. Ook het gebruik van gronden en bebouwing is gekoppeld aan de bestemmingsomschrijving. In de bouwregels staan uitsluitend bepalingen die betrekking hebben op het bouwen. Bouwregels zijn dan ook alleen van toepassing bij de toetsing van aanvragen om bouwvergunning. Middels een omgevingsvergunning kan bevoegd afwijken van een specifieke regel. De specifieke gebruiksregels vormen een nadere concretisering van het toegestane gebruik. In het kader van een Wabo zijn bepaald werk en werkzaamheden niet toegestaan zonder dat hiervoor een omgevingsvergunning is verkregen van het daartoe bevoegde gezag.

7.3.4 Algemene regels

In hoofdstuk 3 van de regels is een aantal standaardbepalingen opgenomen te weten, de anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene ontheffingsregels, algemene wijzigingsregels en de algemene procedureregels.

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelbepaling, overeenkomstig artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening, is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is aan bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan.

Artikel 8 Algemene wijzigingsregels

In artikel 9 is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om gebruik te maken van een bestemmingswijziging. Hierbij gaat het om een wijzigingsbevoegdheid die geldt voor alle bestemmingen in het plan.

7.3.5 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

In deze bepaling is vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht overeenkomstig artikel 3.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikel 11 Slotregel

Als laatste is de slotregel opgenomen. Deze bepaling omschrijft de titel van het plan.

7.4 Bestemmingen

Artikel 3 Bos

De voor Bos aangewezen gronden zijn bestemd voor natuurlijke en landschappelijke waarden, paden, water en overige natuur.

Artikel 4 Sport - Golfbaan

De bestemming Sport - Golfbaan omvat de eigenlijke golfbaan met daarbij behorende voorzieningen.

Artikel 5 Verkeer

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor verkeersdoeleinden.

7.5 Verbeelding

Tot dit bestemmingsplan behoort de verbeelding met nummer NL.IMRO.0847.BP02012004-VO01.

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de (economische) uitvoerbaarheid beschreven. Indien het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond.

8.1 Handhaving

Ingevolge de Wet ruimtelijke ordening is het handelen in strijd met de bestemmingen verboden. Door bij het ontwerpen van het plan tijdig te overleggen met de gebruikers van het gebied , is ernaar gestreefd een bestemmingsplan op te stellen dat voldoende ruimte biedt aan de gebruikers en bewoners. Indien zich strijdige en ongewenste ontwikkelingen of activiteiten voordoen, staan een aantal bevoegdheden ter bevordering van de naleving van de planregels ter beschikking. Bij de toepassing van deze bevoegdheden tot het toepas sen van bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom wordt gebruik gemaakt van een opgesteld draaiboek. De controle op de naleving van het bestemmingsplan wordt uitgevoerd door het team Handhaving van de afdeling Veiligheid, Vergunningen en Handhaving (V.V.H.) van afdeling Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en Milieu. Nadat een feit is geconstateerd zal, behoudens spoedeisende gevallen, eerst de overtreder worden benaderd om aan de overtreding een einde te maken. Dit kan door middel van staken en het opheffen van de strijdigheid. Indien de strijdigheid niet wordt beëindigd, zal aan het dagelijks bestuur van de gemeente worden voorgelegd om door middel van bestuursdwang of door het opleggen van een dwangsom te bevorderen dat de situatie in overeenstemming wordt gebracht met het bestemmingsplan. Daartoe zal aan de overtreder een schriftelijke waarschuwing worden verzonden waarin is vermeld binnen welke termijn de overtreding moet worden beëindigd. Tevens staat in de waarschuwing vermeld welke actie vanwege de gemeente kan worden verwacht indien de strijdigheid niet wordt beëindigd. De kosten voor het toepassen van bestuursdwang worden verhaald op de overtreder.

8.2 Financiële Haalbaarheid

De kosten voor de planontwikkeling worden door de initiatiefnemer gedragen. De bovenplanse kosten worden deels op basis van de nota fonds De Heihorsten verdeeld onder de diverse initiatiefnemers in het gebied De Heihorsten.

Hoofdstuk 9 Procedure

9.1 Vaststelling

P.M.

9.2 Beroep

P.M.

Bijlage 1 Artikel Water

Bijlage 1 Artikel Water

Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 1 Akoestisch onderzoek

Bijlage 2 Onderzoek Luchtkwaliteit En Stikstofdepositie

Bijlage 2 Onderzoek luchtkwaliteit en stikstofdepositie

Bijlage 3 Addendum Akoestisch Onderzoek En Onderzoek Luchtkwaliteit

Bijlage 3 Addendum akoestisch onderzoek en onderzoek luchtkwaliteit

Bijlage 4 Ehs Saldobenadering

Bijlage 4 EHS Saldobenadering

Bijlage 5 Onderzoek Vleermuizen

Bijlage 5 Onderzoek vleermuizen

Bijlage 6 Onderzoek Levendbarende Hagedissen

Bijlage 6 Onderzoek levendbarende hagedissen

Bijlage 7 Historisch Bodemonderzoek

Bijlage 7 Historisch bodemonderzoek

Bijlage 8 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 8 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 9 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 9 Archeologisch onderzoek

Bijlage 10 Onderzoek Externe Veiligheid

Bijlage 10 Onderzoek externe veiligheid

Bijlage 11 Geuronderzoek

Bijlage 11 Geuronderzoek

Bijlage 12 Waterparagraaf

Bijlage 12 Waterparagraaf

Bijlage 13 Verkeersonderzoek

Bijlage 13 Verkeersonderzoek