St. Antoniushof Someren-Eind
Bestemmingsplan - Gemeente Someren
Vastgesteld op 09-05-2019 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'St. Antoniushof Someren-Eind' van de gemeente Someren.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0847.BP02018018-VS01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aangebouwd bijbehorend bouwwerk:
een aan een hoofdgebouw aanwezig bijbehorend bouwwerk dat architectonisch ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw.
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aaneengebouwd:
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden in de perceelsgrens zijn gebouwd, met dien verstande dat de eindwoning slechts aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens hoeft te worden gebouwd.
1.7 aan-huis-verbonden beroep:
het uitoefenen van een beroep, het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied of het uitoefenen van publiekverzorgend ambacht in de vorm van kappers, schoonheidssalons e.d., met dien verstande dat woonfunctie hoofdfunctie blijft.
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.9 bestaande bebouwing:
bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning.
1.10 bestaand gebruik:
het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.
1.11 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.12 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.13 bijbehorend bouwwerk
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand, gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.14 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.15 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.16 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond, doch met uitzondering van kelders en de onder de kap aanwezige zolder.
1.17 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.18 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.19 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.20 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.
1.21 buitenwerks gevelvlak:
het gedeelte van de (denkbeeldige) gevelvlakken of de projectie van het dakvlak van een gebouw dat zich aan de buitenzijde van het gebouw bevindt.
1.22 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.23 gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.24 gestapeld(e bebouwing):
bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten.
1.25 halfvrijstaande bebouwing:
bebouwing bestaande uit maximaal twee direct aaneengebouwde hoofdgebouwen en waarbij de andere zijde van het hoofdgebouw niet in de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd.
1.26 huishouden:
één persoon dan wel twee of meer personen, die duurzaam met elkaar samenleven.
1.27 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.28 infiltratie:
Het indringen van water in de bodem.
1.29 infiltratievoorziening:
Een voorziening, zonder bodemverhardingen en gelegen boven de gemiddeld hoogste grondwaterstand, waarmee tijdelijk opgevangen (schoon) hemelwater kan indringen in c.q. passief kan infiltreren in de bodem.
1.30 overkapping:
een overdekte open ruimte waarvan de begrenzingen worden gevormd door bestaande gebouwen, dan wel door vrijstaande ondersteuningen en welke niet wordt aangemerkt als een gebouw.
1.31 peil:
- a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse;
- b. overige gebouwen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.32 twee aan een:
twee met de hoofdgebouwen aaneengebouwde woningen.
1.33 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw,welke door gevelindeling als meest representatieve gevel van het gebouw dient te worden aangemerkt;
1.34 voorgevellijn:
de lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.
1.35 voorgevelrooilijn:
- a. de grens van het bouwvlak, die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd, tot aan de perceelsgrenzen;
- b. de naar de zijdelingse perceelgrens gerichte grens van het bouwvlak, die ook naar de weg of het openbare groen is gekeerd, tot aan de achterste perceelsgrens.
1.36 vrijstaand:
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden niet zijn gebouwd in de zijdelingse perceelsgrens.
1.37 water- en waterhuishoudkundige voorzieningen:
Al het oppervlaktewater zoals sloten, vijvers, kanalen en beken alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, gemalen en inlaten.
1.38 woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten c.q. gerekend:
2.1 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
2.2 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.
2.3 het bebouwingspercentage:
het door bouwwerken bebouwde oppervlak, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat gelegen is binnen de bestemming.
2.4 de breedte, diepte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.
2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.6 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.7 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.8 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de hart van scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen;
- b. landschappelijke inpassing ter plaatse van de aanduiding 'groen';
- c. parkeren en uitwegen;
- d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
- a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, de afmetingen, de vormgeving en de dakvorm dakvorm van aangebouwde bijbehorende bouwwerken en van bouwwerken, geen gebouw zijnde.
- b. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met inachtneming van de bouwregels:
- 1. indien dit noodzakelijk is ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en/of het stedenbouwkundig beeld, dan wel indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige en/of architectonische inpassing in de bestaande bebouwing;
- 2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.4.1 en een gewijzigde landschappelijke inpassing toestaan indien:
- a. sprake is van voortschrijdend inzicht dan wel
- b. de aangepaste landschappelijke inpassing tenminste kwalitatief gelijkwaardig is.
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woondoeleinden zijnde de huisvesting van huishoudens in woningen;
- b. aan-huis-verbonden beroepen als ondergeschikte functie bij woondoeleinden;
- c. parkeren, tuinen en erven bij woningen;
- d. landschappelijke inpassing ter plaatse van de aanduiding 'groen';
- e. ontsluiting van de aanduiding 'ontsluiting';
- f. openbare ruimte met bijbehorende voorzieningen;
- g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
- a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, de afmetingen, de vormgeving en de dakvorm van hoofdgebouwen, aanbouwen en vrijstaande bijbehorende bouwwerken en van bouwwerken, geen gebouw zijnde, alsmede aan de situering van in- en uitritten en het parkeren op het bouwperceel.
- b. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met inachtneming van de bouwregels:
- 1. indien dit noodzakelijk is ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en/of het stedenbouwkundig beeld, dan wel indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige en/of architectonische inpassing in de bestaande bebouwing;
- 2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
4.4 Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
- a. de maximale bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn zoals bepaald in 4.2.4 onder d om achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw, buiten de aanduiding 'bijgebouwen', een bouwhoogte van maximaal 2 m toe te staan in een naar de weg gekeerde zijdelingse perceelgrens in het geval van hoeksituaties.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.5.2 en een gewijzigde landschappelijke inpassing toestaan indien:
- a. sprake is van voortschrijdend inzicht dan wel
- b. de aangepaste landschappelijke inpassing tenminste kwalitatief gelijkwaardig is.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
6.1 Ondergronds bouwen
Voor ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:
- a. Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan daar waar bovengronds gebouwd mag worden.
- b. Indien ondergronds gebouwd wordt in gronden waar geen bovengrondse bebouwing aanwezig is, telt de oppervlakte van de ondergrondse bebouwing mee bij de maximaal toegestane oppervlakte en het maximum bebouwingspercentage.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
7.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
- a. Het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie.
7.2 Ondergeschikte functie
Indien in de afzonderlijke bestemmingen in hoofdstuk 2 niet specifiek een regeling is opgenomen voor een ondergeschikte functie, dan mag deze ondergeschikte functie maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de begane grondvloer van het hoofdgebouw als zodanig gebruiken tot een maximum vloeroppervlak van 60 m².
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in de regels, ten behoeve van:
- a. het afwijken van de voorgeschreven minimum- en maximummaten met niet meer dan 10%, mits:
- 1. daarvoor in deze regels geen bijzondere afwijkingsbevoegdheden zijn opgenomen;
- 2. dit noodzakelijk is voor de bouwkundige dan wel architectonische inpassing;
- b. het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bouw- en bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden dit vergt.
- c. De onder a en b geregelde omgevingsvergunningen kunnen worden verleend indien door deze verlening belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en de stedenbouwkundige samenhang niet onevenredig wordt aangetast.Er zal sprake zijn van onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige samenhang als:
- 1. de bebouwingstypologie (vrijstaand, twee aan één of gestapeld) wordt aangetast;
- 2. de karakteristiek van de openbare ruimte wordt aangetast;
- 3. de historische of stedenbouwkundige betekenis van de bebouwing wordt aangetast.
Artikel 9 Overige Regels
9.1 Waarborgen voldoende parkeergelegenheid
Ten behoeve van het voorzien in voldoende parkeergelegenheid gelden de volgende regels:
- a. bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en / of afwijken dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen, zoals opgenomen in de 'Nota Parkeernormen' van de gemeente Someren, zoals vastgesteld d.d. 28 juni 2018;
- b. in het geval van functiewijziging van een gebouw en/of van gronden dient ten behoeve van het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, conform het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen, zoals opgenomen in de 'Nota Parkeernormen' van de gemeente Someren, zoals vastgesteld d.d. 28 juni 2018;
- c. indien het gebruik van een gebouw en/of gronden daar aanleiding toe geeft, dient te worden voorzien in voldoende ruimte voor laden en lossen.
- d. het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a. indien wordt voorzien in een parkeervoorziening, die gelet op de parkeerbelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig is als bedoeld onder a, daarbij rekening houdend met de reeds bestaande bebouwing ter plaatse en de mogelijkheid van dubbelgebruik;
- e. indien het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen als bedoeld onder a en b gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning rekening gehouden met die wijziging;
- f. parkeergelegenheid die is gerealiseerd om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.
9.2 Hydrologisch neutraal ontwikkelen
- a. Regenwater dat valt op daken en verhardingen dient binnen een bouwperceel te worden opgevangen en verwerkt waarbij de omvang van de waterberging al volgt wordt berekend: aantal m² verharding x 0,06 x 05 = m³.
- b. Deze hemelwaterinfiltratievoorziening moet duurzaam in stand worden gehouden.
- c. Bij het toepassen van de flexibiliteitbepalingen vindt in alle gevallen een toets plaats aan de eis dat er sprake moet zijn van hydrologisch neutraal ontwikkelen conform het Toetsinstrumentarium Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen van de betrokken waterschappen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
'Regels van het bestemmingsplan 'St. Antoniushof Someren-Eind'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De gemeente Someren is voornemens de voormalige Mariaschool, gelegen aan Nieuwendijk 28 te Someren-Eind, te slopen. De locatie, gelegen in het dorpshart van Someren-Eind leent zich uitstekend voor een herontwikkeling naar een woonlocatie.
Uit de meest recente provinciale woningbehoefte prognose blijkt dat er ook daadwerkelijk behoefte is aan nieuwe woningen dan wel appartementen in de kern Someren-Eind. De gemeente Someren beoogt dan ook op deze locatie tien woningen en appartementen te realiseren. Drie woningen zijn reeds aanwezig op de eerste en tweede verdieping van het gedeelte van het voormalige kloostergebouw in het plangebied.
Het plangebied is gelegen aansluitend aan het Peeljuweel, in eigendom van woningcorporatie Wocom. Woningcorporatie Wocom heeft voor het Peeljuweel een vernieuwingsplan vastgesteld. De ontwikkelingen binnen het plangebied sluiten hierop aan. Deze ontwikkelingen in het centrum van Someren-Eind leiden tot een samenhangende ruimtelijke vernieuwingsoperatie die als vervolg op de reeds voltooide bouw van de Multi-Functionele Accommodatie De Einder met het Einderplein een betekenisvolle ontwikkeling is die de belevingskwaliteit en woonkwaliteit van het dorpshart aanzienlijk verbetert.
De invulling van het plangebied is onder regie van de gemeente Someren door de werkgroep Mariaschool gemaakt in samenspraak met de bevolking van Someren-Eind. Om deze ontwikkeling planologisch mogelijk te maken is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het plangebied is gelegen ter plaatse van Nieuwendijk 28, in het centrum van de kern van Someren-Eind. Binnen het plangebied zijn nu nog de voormalige Mariaschool en een gedeelte van het voormalige klooster gesitueerd. Navolgende figuur geeft de begrenzing van het plangebied weer.
Figuur 1: Begrenzing plangebied
Het plangebied bestaat uit de percelen kadastraal bekend als gemeente Someren, sectie T, nummers 1519, 1520 en 1613 (gedeeltelijk) en heeft een oppervlakte van 2.699 m².
1.3 Juridische Status Van Het Plangebied
Ter plaatse van het plangebied zijn de bestemmingsplannen 'Someren-Eind' en 'Parapluplan parkeren bebouwde kommen' van de gemeente Someren de vigerende bestemmingsplannen.
Het bestemmingsplan 'Someren-Eind' is vastgesteld op 27 juni 2012. Het plangebied kent op basis van het bestemmingsplan 'Someren-Eind' navolgende (dubbel)bestemmingen:
- 'Maatschappelijk' met een bouwvlak en de maatvoeringaanduidingen 'maximum bouwhoogte (m): 8', 'maximum goothoogte (m): 4' en 'maximum bebouwingspercentage terrein (%): 40';
- 'Waarde - Archeologie 5'.
Het bestemmingsplan 'Parapluplan Parkeren bebouwde kommen' is vastgesteld op 28 juni 2018. In dit bestemmingsplan zijn regels voor parkeren verankerd.
1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 is de huidige situatie beschreven waar we kort ingaan op de historie en de stedenbouwkundige context. In hoofdstuk 3 is de beoogde situatie beschreven hierbij is aandacht besteed aan de ambities voor het gebied en de daarbij horende hoofdkeuzes. In hoofdstuk 4 wordt het geldende beleidskader weergegeven. Het relevante Rijksbeleid, het provinciale beleid, het regionale en het gemeentelijke beleid wordt toegelicht. In hoofdstuk 5 worden de planologische relevante (milieu)aspecten met betrekking tot de beoogde ontwikkeling toegelicht. Hoofdstuk 6 bevat een juridische planbeschrijving. In hoofdstuk 7 wordt de uitvoerbaarheid van het plan aangetoond. In hoofdstuk 8 wordt de procedure nader toegelicht.
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Inleiding
Voor het ontwikkelen van een stedenbouwkundig plan en een daaropvolgend bestemmingsplan is het van belang dat de uitgangssituatie, de bestaande situatie van het plangebied, goed in beeld wordt gebracht. In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bestaande situatie.
2.2 Historische Ontwikkeling Plangebied
Someren-Eind is een kerkdorp ontstaan door ontginningsactiviteiten van turf op de Vale Peel, die plaatsvonden in de tweede helft van de 19e eeuw. Een agrarische nederzetting op een hoger deel in een door moeras omgeven landschap. In de periode tussen de Eerste en Tweede Wereldoorlog begon de grootschalige ontginning van de heidegebieden. De Nieuwe Parochie was de nederzetting van waaruit (via de Nieuwendijk) het zuidwestelijk gelegen gebied werd ontgonnen. In deze periode is ook de naam van de nederzetting veranderd: van Nieuwe Parochie in Someren-Eind, afkomstig van de naam van het noordelijk gelegen lint. Uitbreiding van bebouwing in de kern vond voornamelijk plaats langs de bestaande wegen, in het ruime verkavelingspatroon. Na de Tweede Wereldoorlog werd de kern geleidelijk uitgebreid tot de huidige omvang. Ruimtelijk gezien is er voornamelijk sprake van inbreiding tussen de bestaande wegen met verspreid liggende bebouwing. De oorspronkelijke hoofdwegen (Boerenkamplaan, Brugstraat, Sluisstraat en Nieuwendijk) zijn behouden gebleven als de voornaamste structuurlijnen van het dorp. In de loop van de 20e eeuw is het stratenpatroon in de kern verder verdicht. Alleen in het centrale middendeel aan de Nieuwendijk, zijn nog grotere open terreinen aanwezig.
Binnen het plangebied staat een voormalige klooster; Sint-Antoniusgesticht. Deze vestiging in 1931 werd door de Franciscanessen van Oirschot als bijhuis van het klooster Nazareth in Gemert gesticht om een bewaarschool, een lagere school en een naaischool te beginnen. De voormalige Mariaschool binnen het plangebied is gekoppeld aan het voormalige klooster. Navolgende figuur geeft een beeld van dit klooster met aangrenzende school, uit het jaar 1940.
Figuur 2: Foto van het klooster het Sint-Antoniusgesticht en aangebouwde school uit 1940
De voormalige Mariaschool staat al enkele jaren leeg. Het klooster werd in 1978 opgeheven en verbouwd tot appartementen voor ouderen. Later werd het gebouw gekocht door een woningcorporatie.
2.3 Ruimtelijke Structuur
De belangrijkste structuurlijnen van Someren-Eind zijn de Boerenkamplaan/Sluisstraat en de Nieuwendijk. De voorzieningen en bedrijfsactiviteiten zijn, met een grote mate van spreiding, aan deze straten gesitueerd. Op de kruising van deze drie straten is sprake van een concentratie van functies. Aan de Nieuwendijk, zo ook binnen het plangebied, zijn daarnaast ook diverse maatschappelijke functies in relatief grootschalige gebouwen gevestigd. Langs de meeste straten staat relatief kleinschalige bebouwing, veelal bestaande uit woningen. Grotere panden komen voor langs het noordelijk deel van de Boerenkamplaan en langs de Nieuwendijk. De bebouwingsstructuur langs de oorspronkelijke dorpswegen is afwisselend. Historische en meer recente panden wisselen elkaar af. De bebouwing langs deze wegen bestaat overwegend uit vrijstaande en halfvrijstaande woningen met een bouwhoogte van één à twee bouwlagen met kap. Ook een groot deel van de niet-woonfuncties is gevestigd in panden met een vergelijkbare bouwmassa als de woningen. Incidenteel komen grotere panden voor.
2.4 Huidige Situatie Plangebied
Het plangebied is in het dorpshart van Someren-Eind gelegen, direct aansluitend aan terrein dat in eigendom is van woningcorporatie Wocom. Direct ten zuidwesten van dit terrein is het Einderplein en de Multi-Functionele Accommodatie De Einder gelegen. Navolgende figuur geeft een beeld van ligging van het plangebied ten opzichte van het terrein dat het voormalige klooster omvat en dat in eigendom is van woningcorporatie Wocom.
Figuur 3: Beeld van de ligging van het plangebied ten opzichte van het terrein van woningcorporatie Wocom en het Einderplein
2.5 Huidige Situatie In Het Plangebied
Binnen het plangebied is nu nog de voormalige Mariaschool gelegen. In het bestaande klooster zijn klaslokalen op de begane grond gelegen, welke tot het plangebied behoren. Navolgende figuur geeft een beeld van het plangebied, gezien vanaf de voorzijde.
Figuur 4: Beeld van het te herontwikkelen vastgoed, gezien vanaf de Nieuwendijk
De bebouwing binnen het plangebied heeft een oppervlakte van circa 1.030 m². Navolgende figuren geven een overzicht van de huidige bebouwing binnen het plangebied.
Figuur : Bestaande bebouwing binnen plangebied
Navolgende figuur geeft een impressie van de huidige situatie binnen het plangebied met aan de linkerzijde de hogere bouw van het voormalige klooster met daaraan vast de lagere bouw van de voormalige basisschool.
Figuur 6: Huidige situatie binnen plangebied
Aan de straatzijde van de Nieuwendijk wordt het plangebied begrensd door een lage muur. Tussen deze muur en de bebouwing is gras gelegen. Aan de achterzijde is het terrein geheel verhard. De muur betreft een beeldbepalend element in de omgeving.
Hoofdstuk 3 Beoogde Situatie
3.1 Inleiding
De gemeente Someren is voornemens de voormalige Mariaschool, gelegen aan Nieuwendijk 28 te Someren-Eind, te slopen en te herontwikkelen naar de woonlocatie 'St. Antoniushof'. In samenhang met de herontwikkeling van de naastgelegen locatie Peeljuweel, welke in eigendom is van woningcorporatie Wocom, zal de herontwikkeling de belevingskwaliteit en woonkwaliteit van het hart van Someren-Eind aanzienlijk verbeteren. Uitgangspunt voor het plan is dan ook een hoogwaardige architectonische uitstraling van de nieuwe bebouwing en inrichtingskwaliteit van de omliggende ruimte met name ook door realisatie van langzaamverkeersroutes binnen het plangebied.
3.2 Doel Ontwikkeling Binnen Het Plangebied En De Omgeving
Woningcorporatie Wocom heeft voor het Peeljuweel een venieuwingsplan vastgesteld. De invulling van het plangebied sluit aan op dit vernieuwingsplan. Door sloop van de gebouwde verbindingsgangen tussen de woningclusters in Peeljuweel, sloop van het voormalige gebouw van Savant en de gebouwde gang tussen dat het gebouw en het klooster ontstaan er open ruimtes in dit gebied. Nieuwe paden in deze open ruimtes die op de Nieuwendijk en op de Novaliastraat aansluiten, verbinden beide woongebiedjes met elkaar en met het gebied hieromheen. Thans is het beeld van het Peeljuweel introvert en naar binnen gekeerd. Door sloop van de gangen ontstaat openheid en door de te realiseren langzaamverkeersroute door het plangebied ontstaat een ontsluiting aan de Nieuwendijk. De woongebieden Peeljuweel en het beoogde St. Antoniushof smelten hiermee samen tot een nieuw geheel.
3.3 Concrete Invulling Van Het Plangebied
3.3.1 Vormgeving van het plan
De vormgeving van de beoogde woningen is tot stand gekomen naar aanleiding in overleg met de werkgroep die voor dit project in het leven is geroepen en na raadpleging van de bevolking van Someren-Eind.
De voormalige Mariaschool is samen met onder andere het klooster ernaast lange tijd gezichtsbepalend geweest voor de Nieuwendijk. Door de leeftijd en de functionele betekenis van de gebouwen voor de dorpsgemeenschap heeft de voormalige school een zekere cultuurhistorische waarde. Bij de verkenning van de herontwikkelingsmogelijkheden van het schoolgebouw en het gebied er omheen zijn diverse scenario's geschetst. Het behoud en de herbestemming van het schoolgebouw is een van de scenario's waarvan de haalbaarheid is onderzocht. De bouwkundige staat van het gebouw is grondig bekeken.
De werkgroep, waarin een aannemer, een constructeur en een architect zitting hebben, heeft de school bezocht en zowel van binnen als van buiten aandachtig bekeken. Vervolgens hebben de constructeur, de architect en de aannemer bouwtechnisch onderzoek gedaan. De uitkomst van dat onderzoek is tijdens een goed bezochte openbare bijeenkomst van de dorpsraad gepresenteerd. Behoudens de voorgevel van het gebouw, waarvan de bouwkundige staat nog goed is, bleek de bouwkundige staat van het gebouw slecht te zijn (met onder andere scheuren in de achtergevel door verzakkingen en zettingen, constructieve gevelelementen die koudebruggen vormen omdat ze van binnen naar buiten doorlopen etc.). De algehele structuur van het gebouw is bovendien niet geschikt voor andere functies zoals bijvoorbeeld wonen. De bouwkundige ingrepen die daarvoor nodig zijn, onder andere aan de constructie, zijn zo ingrijpend en veelomvattend, dat betaalbare comfortabele wooneenheden die aan de huidige technische en energetische eisen voldoen, niet haalbaar zijn.
De presentatie van deze uitkomst van het onderzoek werd met door de aanwezigen met begrip ontvangen, ook bij hen voor wie het gebouw een zekere gevoelswaarde heeft omdat zij hun lagere schoolperiode in de Mariaschool hebben doorgebracht.
3.3.2 Beeld van het ontwerp
Hierna is een beeld van de te realiseren woningen binnen het plangebied weergegeven.
Figuur 7: Globaal beeld met te realiseren woningen binnen het plangebied
Het ontwerp van de buitenruimte is tot stand gekomen op basis van de studie Buitenruimte locatie Mariaschool te Someren-Eind, opgesteld door Buro Bol. Deze studie is als bijlage bij deze toelichting gevoegd. Navolgende figuur geeft een beeld van de verbeelding van dit bestemmingsplan met het beoogde schetsplan.
Figuur 8: Planverbeelding met beoogde schetsplan
3.4 Beeldkwaliteit
Binnen het nieuwe gebied wordt aansluiting gezocht met de bestaand architectuur aan de Nieuwendijk, waarbij elementen als gootlijsten en schilddaken typerend zijn. Er wordt een hoogwaardige architectuur beoogd, met warme elementen en gedetailleerde gevels. Navolgend figuur geeft een beeld van deze beoogde nieuwbouw weer.
Figuur 9: Beeld van beoogde woningen aan lint Nieuwendijk en het appartementengebouw op het binnenterrein (bron: Van Vroonhoven Architectuur)
Aan de Nieuwendijk is een oud muurtje gelegen. De voortuin afscheiding van de te realiseren woningen aan de Nieuwendijk zal bestaan uit dit oud muurtje, dat zo min mogelijk doorkruist wordt met inritten en paden.
3.5 Groenstructuur
Door Burobol is een ontwerp voor de buitenruimten voor het plangebied en de omgeving opgesteld. Dit ontwerp maakt als bijlage onderdeel uit van dit bestemmingsplan. In deze studie is de buitenruimte rondom het plangebied beschreven.
Voor wat betreft landschappelijke inpassing van het plangebied is opgenomen dat de voortuinen van de woningen aan Nieuwendijk voor de voorgevellijn voorzien worden van een groene lage beukenhaag, met een hoogte van maximaal 1,20 meter. Na de voorgevellijn wordt deze haag doorgetrokken tot een hoogte van 1,80 meter. De aanleg en instandhouding van deze landschappelijke inpassing is middels een voorwaardelijke verplichting verankerd in de regels. Navolgende figuur betreft een beeld van deze aan te planten hagen.
Figuur 10: Aan te planten en in stand te houden hagen binnen het plangebied
Rondom de te realiseren appartementen wordt een bloeiende border aangeplant. Hiermee ontstaat er naast een groen beeld enige privacy rondom de appartementen door het vergroten van de afstand van het loopvlak ten opzichte van de ramen van de appartementen. Tussen het plangebied en het belendende perceel aan Nieuwendijk 26 worden leilinden aangeplant.
3.6 Verkeer En Parkeren
3.6.1 Verkeer
De Boerenkamplaan/Sluisstraat is de belangrijkste weg in Someren-Eind. Deze route verbindt Someren-Eind in noordelijke richting met de kern Someren. Ten zuiden van Someren-Eind sluit de Sluisstraat aan op de N266. Ten noorden van Someren-Eind is de N266 bereikbaar via de Boerenkamplaan en de Brugstraat. De N266 verbindt Someren-Eind met Nederweert en de A2 in het zuiden en met de A67 in het noorden.
Overige uitvalswegen, zoals de Goord Verbernedijk, de Vlasstraat, de Haagdoornweg en de Nieuwendijk zijn vrijwel alleen van belang als ontsluitingsweg voor agrarische bedrijven in het buitengebied. Bij het verlaten van het plangebied gaat het verkeer direct op in het heersende verkeersbeeld aan Nieuwendijk.
3.6.2 Ontsluiting
Het plangebied wordt ontsloten aan de Nieuwendijk. De beoogde herontwikkeling voorziet in toevoeging van in totaal tien woningen bestaande uit drie grondgebonden woningen, vijf appartementen in één gebouw en twee woningen in het voormalig kloostergebouw op de begane grond. Daarnaast worden de drie bestaande woningen in het voormalige kloostergebouw op de eerste en tweede verdieping overgenomen in dit bestemmingsplan.
Drie woningen worden gerealiseerd aan de Nieuwendijk. De vrijstaande woning wordt middels een inrit ontsloten aan de Nieuwendijk. Voor ontsluiting van de overige woningen wordt een gezamenlijke ontsluitingsweg aan de oostzijde van het plangebied gerealiseerd tussen de te realiseren tweekapper en de woning aan Nieuwendijk 26. Deze ontsluitingsweg leidt tot een parkeerterrein gelegen achter deze woningen aan de Nieuwendijk. Het aanwezige muurtje wordt (slechts) doorbroken voor de inrit naar de vrijstaande woning. Met realisatie van deze inrit wordt rekening gehouden met de aanwezige en te behouden laanbeplanting aan de Nieuwendijk.
3.6.3 Parkeren
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Rijksbeleid
4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van kracht geworden. Deze structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op Rijksniveau. Het hoofdthema van de structuurvisie is: "Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig". De structuurvisie geeft een visie voor Nederland tot het jaar 2040. Er zijn in de structuurvisie drie hoofddoelen opgenomen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028). Deze doelen zijn:
- Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk economische structuur van Nederland;
- Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Voor een aanpak die Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig maakt, is een nieuwe aanpak in het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid geformuleerd. Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij…') en werkt aan eenvoudigere regelgeving. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van Rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Nationaal belang nummer 13 betreft de "zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten". Om te bereiken dat de ruimte zorgvuldig wordt benut en overprogrammering wordt voorkomen, is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
4.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking
4.2 Provinciaal Beleid
4.2.1 Structuurvisie RO 2010 - partiële herziening 2014
Provinciale Staten hebben op 7 februari 2014 de partiële herziening 2014 van de Structuurvisie RO 2010 vastgesteld. Sinds de vaststelling in 2010 hebben Provinciale Staten diverse besluiten genomen die een verandering brengen in de provinciale rol en sturing, of van provinciaal beleid. Deze besluiten zijn vertaald in de 'Structuurvisie RO 2010 - partiële herziening 2014'. De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening geeft de hoofdlijnen van het provinciale ruimtelijke beleid tot het jaar 2025 weer, met een doorkijk tot het jaar 2040. De kwaliteiten binnen de provincie Noord-Brabant zijn sturend bij de te maken ruimtelijke keuzes. Deze ruimtelijke keuzes zijn van provinciaal belang en zijn geformuleerd als:
- het versterken van regionale contrasten tussen klei-, zand- en veenontginningen;
- ontwikkeling van een vitaal en divers platteland;
- het creëren en behouden van een robuust water- en natuursysteem;
- het realiseren van een betere waterveiligheid door preventie;
- de koppeling van waterberging en droogtebestrijding;
- het geven van ruimte voor duurzame energie;
- de concentratie van verstedelijking;
- het ontwikkelen van een sterk stedelijk netwerk: Brabantstad;
- het creëren van groene geledingszones tussen steden;
- het ontwikkelen van goed bereikbare recreatieve voorzieningen;
- het ontwikkelen van economische kennisclusters;
- internationale bereikbaarheid;
- de beleefbaarheid van stad en land vanaf de hoofdinfrastructuur.
De Verordening ruimte Noord-Brabant is één van de uitvoeringsinstrumenten voor de provincie Noord-Brabant om bovenstaande doelen te realiseren. De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening is in de Verordening ruimte Noord-Brabant vertaald in bindende regels.
4.2.2 Verordening ruimte Noord-Brabant
4.3 Gemeentelijk Beleid
4.3.1 Structuurvisie Someren 2028
De Wet ruimtelijke ordening verplicht alle overheden tot het opstellen van een structuurvisie. De gemeente Someren heeft de integrale 'Structuurvisie Someren 2028' vastgesteld. In deze structuurvisie wordt aan de hand van thema's omschreven wat de ambities van de gemeente Someren zijn voor het jaar 2028. Onderdeel van de 'Structuurvisie Someren 2028' is de 'Algemene Structuurvisiekaart Someren 2028'. Hierna is een uitsnede van deze kaart weergegeven.
Figuur 11: Uitsnede kaart voor Someren-Eind uit Structuurvisie Someren 2018, waarop de ligging van het plangebied is aangeduid
Voor Someren-Eind wordt in de Woonvisie tot 2021 de bouw van circa 140 woningen voorzien, wat indicatief een bruto ruimtebeslag gaat innemen van circa 7,6 hectare. De locaties op korte termijn: uitbreidinglocatie Brim IV (nog circa 30 woningen, doelgroep divers), de herstructurering van De Einder (24 woningen, senioren), de inbreidingslocatie Harmonielaan (10 woningen, sociaal eenpersoons en starters), laten zien dat er nog behoefte is aan een nieuwe grootschalige locatie. Het gebied tussen de oostelijke kernrand en de straat 't Vaartje achten we hiervoor geschikt, vanwege de gemeentelijke grondpositie en de stedenbouwkundige inpassing in het gebied tussen de kern en de Kanaaldijk. Deze structuurvisie voorziet in de periode tot 2028. In de periode 2021- 2028 wordt nog conform de provinciale woningbouwprognose 2011 de bouw voorzien van 279 woningen in de gehele gemeente Someren. Someren-Eind neemt hiervan 19% voor haar rekening, wat resulteert in 53 woningen. Verschillende herstructureringslocaties, alsmede een verdere voltooiing van de nieuwe uitbreidingslocatie in het oosten kunnen na 2012 deze vraag ruimtelijk faciliteren.
Het plangebied grenst aan de herstructureringslocatie De Einder en de beoogde ontwikkeling past bij deze ontwikkeling en binnen de woningbouwopgave van de gemeente Someren voor het dorp Someren-Eind. In paragraaf 4.1.2.2 van deze toelichting is gemotiveerd dat de ontwikkeling past binnen de actuele woningbouwaantallen.
4.3.2 Woonvisie 2012-2021
De 'Woonvisie 2012-2021' bevat de hoofdlijnen van het gemeentelijk woonbeleid voor de periode 2012 tot en met 2021. Jaarlijks wordt nagegaan of beleidsaanpassingen nodig zijn. De provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose vormt de verplichte basis voor de regionale woningbouwafspraken. Uitgangspunt is dat ten behoeve van kernen in het landelijk gebied zoveel woningen mogen worden gebouwd als nodig is voor de natuurlijke bevolkingsgroei. In de 'Woonvisie 2012-2021' is aangegeven dat 19% van de woningbouw in Someren-Eind wordt voorzien. Met de toevoeging van de beoogde 10 woningen in Someren-Eind blijft de gemeente Someren ruim binnen de aantallen zoals opgenomen in de regionale woningbouwafspraken.
Hoofdstuk 5 Planologisch Relevante (Milieu)aspecten
5.1 Geur
5.1.1 Inleiding
Dit bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van een woningbouwlocatie in de kom van de locatie Someren-Eind mogelijk. Ten behoeve van deze ontwikkeling dient in het kader van het aspect 'geur' antwoord gegeven te worden op de volgende vragen:
- Is ter plaatse een acceptabel woon- en verblijfklimaat gegarandeerd? (belang geurgevoelig object).
- Wordt niet iemand onevenredig in zijn belangen geschaad? (belangen veehouderij en derden).
5.1.2 Woon- en leefklimaat
Onder de achtergrondbelasting wordt de geurbelasting als gevolg van de veelheid aan veehouderijen in de omgeving van een geurgevoelig object verstaan. De achtergrondbelasting is een maat voor het leefklimaat. De gemeente Someren heeft in navolging van een onderzoek naar de achtergrondbelasting een kaart opgesteld waarop de indicatieve achtergrondbelasting is weergegeven. Navolgende figuur is een uitsnede van deze kaart waarop de kom van Someren-Eind is aangeduid.
Figuur 12: Uitsnede kaart met indicatieve achtergrondbelasting in de gemeente Someren
In de omgeving van het plangebied is sprake van een goed woon- en leefklimaat. Het aspect geur vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van de beoogde woningbouwlocatie St. Antoniushof.
5.1.3 Belangen veehouderij
Als gevolg van de beoogde ontwikkeling van de woningbouwlocatie mogen veehouderijbedrijven niet onevenredig in hun belangen worden geschaad. Deze belangen bestaan uit de voortzetting van de bestaande bedrijfsactiviteiten en, indien concrete uitbreidingsplannen aanwezig zijn (bijvoorbeeld een reeds vergunde uitbreiding), de realisatie van deze uitbreidingsplannen. Het plangebied is gelegen in de kom van Someren-Eind. De locatie is gelegen tussen bestaande woningbouw. Er zijn geen veehouderijbedrijven gelegen in de directe omgeving van het plangebied. De toevoeging van de woningen belemmert geen veehouderijen in hun ontwikkelingsmogelijkheden. Veehouderijbedrijven worden te allen tijde reeds belemmerd door woningen die dichter bij de veehouderijen gelegen zijn.
5.2 Bodem
In het kader van onderhavig bestemmingsplan is, verdeeld over het plangebied, een bodemonderzoek uitgevoerd conform de NEN-5740. Dit bodemonderzoek is uitgevoerd door E-consultancy d.d. 23 augustus 2018 met rapportnummer 7363.001 behoort als bijlage bij deze toelichting. Hierna worden de conclusies en aanbevelingen weergegeven.
"De bodem bestaat voornamelijk uit matig siltig, zeer fijn tot matig fijn zand en is bovendien plaatselijk zwak tot matig humeus. De ondergrond is plaatselijk zwak gleyhoudend. In het opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk geen verontreinigingen waargenomen.Er zijn op basis van het vooronderzoek, tijdens de terreininspectie en bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden geen aanwijzingen gevonden, die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten.
In de bovengrond zijn geen verontreinigingen geconstateerd. In de ondergrond zijn eveneens geen verontreinigingen geconstateerd. Het grondwater is matig verontreinigd met nikkel en licht verontreinigd met barium en cadmium. Deze metaalverontreinigingen zijn hoogstwaarschijnlijk relateren aan regionaal verhoogde achtergrondconcentraties van metalen in het grondwater. De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als "onverdacht" kan worden beschouwd wordt, op basis van de onderzoeksresultaten, niet geheel bevestigd. Gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat er géén reden voor een nader onderzoek en bestaan er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem géén belemmeringen voor de voorgenomen plannen."
Uit het bodemonderzoek blijkt dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik.
5.3 Geluid
Bij de ontwikkeling van nieuwe ruimtelijke woonfuncties is het noodzakelijk inzicht te verkrijgen in de mogelijke geluidshinder in het kader van de Wet geluidhinder. Langs alle wegen, woonerven en wegen met een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur daargelaten, zijn geluidzones aanwezig waarbinnen de geluidhinder getoetst dient te worden. Derhalve is door Tritium Advies een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek d.d. 14 augustus 2018 met rapportnummer 1805/082/SH-01 behoort als bijlage bij deze toelichting. Navolgende conclusies en aanbevelingen komen voort uit het uitgevoerde onderzoek:
"Voor wegverkeerslawaai is het plan gelegen binnen de geluidzone van de Boerenkamplaan en de Sluisstraat. Het plan is tevens gelegen aan de Nieuwendijk met een snelheidsregime van 30 km/uur. Voor de gezoneerde wegen Boerenkamplaan/Sluisstraat geldt dat de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer op deze wegen de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op geen enkele gevel van de nieuwe woningen overschrijdt. Voor de 30 km/uur weg Nieuwendijk geldt dat de geluidbelasting op de gevels van de nieuwe woningen de voorkeursgrenswaarde met maximaal 5 dB overschrijdt. Aangezien deze weg niet zoneplichtig is, kan hiervoor geen hogere waarde worden aangevraagd.
Voor onderhavige woningen is geen sprake is van een procedure hogere waarde. Formeel gezien is een aanvullend onderzoek ter bepaling van de geluidwering van de gevels derhalve niet nodig. Echter in het kader van een akoestisch goed woon- en leefklimaat wordt een akoestisch onderzoek ter bepaling van de geluidwering van de gevels geadviseerd voor de vrijstaande woning en beide tweekappers. Tevens blijkt uit de rekenresultaten dat de woningen beschikken over een geluidluwe gevel danwel buitenruimte."
Uit het uitgevoerde onderzoek blijkt dat er voldaan kan worden aan de eisen uit de Wet geluidhinder bij realisatie van de woningen.
5.4 Luchtkwaliteit
5.4.1 Wet Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Met de Wet luchtkwaliteit en de bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden. De Wet luchtkwaliteit voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma (NSL). Binnen het NSL werken het Rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden. De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen.
Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging als de 3% grens niet wordt overschreden. In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen' wordt aangeven op welke manier snel kan worden vastgesteld of de bijdrage van een nieuwbouwproject op de luchtkwaliteit valt onder de term 'niet in betekenende mate'.
De regeling geeft een harde omschrijving van het aantal gevallen. Voor woningbouw geldt bij 1 ontsluitingsweg een aantal van 1.500 nieuwe woningen netto. Bij twee ontsluitingswegen geldt een aantal van 3.000 woningen netto. Aangezien het plan slechts de toevoeging van 10 nieuwe woningen mogelijk maakt, kan worden gesteld dat dit plan onder het begrip NIBM valt en de luchtkwaliteit niet verder hoeft te worden onderzocht.
5.4.2 Besluit gevoelige bestemmingen
Op 16 januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. Deze AMvB beperkt de vestiging van gevoelige bestemmingen in de nabijheid van provinciale en Rijkswegen. Het besluit richt zich op bescherming van mensen die verhoogd gevoelig zijn voor fijn stof en stikstofdioxide. Dit zijn voornamelijk kinderen, ouderen en zieken. Scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardenhuizen en bijbehorende terreinen betreffen hierbij gevoelige bestemmingen. In de context van dit besluit worden ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties dus niet als gevoelige bestemming gezien. Met de beoogde ontwikkeling wordt geen gevoelig object gevestigd bij een provinciale- of Rijksweg en vormt derhalve geen bezwaar in het kader van het Besluit gevoelige bestemmingen.
5.4.3 Fijn stof
5.5 Bedrijven En Milieuzonering
5.5.1 Inleiding
De (indicatieve) lijst 'Bedrijven en Milieuzonering', uitgegeven door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), geeft richtafstanden weer voor milieubelastende activiteiten. In de lijst 'Bedrijven en Milieuzonering' (VNG-brochure) worden richtafstanden gegeven voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar. De richtafstanden gelden tussen de grens van de bestemming en de uiterste grens van de gevel van een milieugevoelige functie die volgens het bestemmingsplan of via vergunning vrij bouwen mogelijk is. De richtafstanden zijn afgestemd op twee omgevingstypen: 'rustige woonwijk en rustig buitengebied' en 'gemengd gebied'. De VNG-brochure geeft de navolgende omschrijving voor het omgevingstype 'rustige woonwijk en rustig buitengebied':
"Een rustige woonwijk is een woonwijk die is gericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven of kantoren) voor. Langs de randen (in de overgang naar mogelijke bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. Een vergelijkbaar omgevingstype qua aanvaardbare milieubelasting is een rustig buitengebied (eventueel inclusief verblijfsrecreatie), een stiltegebied of een natuurgebied."
De VNG-brochure geeft navolgende omschrijving voor het omgevingstype 'gemengd gebied':
"Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend."
Het plangebied is gelegen in het dorpshart van de kern Someren-Eind en is hiermee aan te merken als 'gemengd gebied'.
Thans kent het perceel de bestemming maatschappelijke doeleinden. Deze bestemming wordt gewijzigd in een woonbestemming. In de nabijheid van het plangebied is geen bedrijvigheid gesitueerd, die een belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.
5.6 Externe Veiligheid
5.6.1 Inleiding
Onder externe veiligheid verstaat men het beheersen van risico's die direct of indirect voortvloeien uit de opslag, de productie, het gebruik en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het risico is daarbij gedefinieerd als 'de kans op overlijden' voor personen. De aanwezige risico's zijn zeer afhankelijk van het brontype. De relevante typen zijn: bedrijven, vervoer van gevaarlijke stoffen (per spoor, over de weg en het water) en kabels en leidingen. Deze aspecten worden in de navolgende subparagrafen nader toegelicht.
5.6.2 Risico's
5.6.3 Bedrijven
Het plangebied is op de risicokaart van de provincie Noord-Brabant niet aangewezen als gelegen in een risicogebied van een bedrijf met betrekking tot de externe veiligheid. In de nabijheid van het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig die een uitstraling over het plangebied hebben. Het aspect bedrijven vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
5.6.4 Vervoer van gevaarlijke stoffen
5.6.5 Kabels en leidingen
In de omgeving van het plangebied zijn geen buisleidingen gelegen. Dit aspect is dus niet van toepassing. Voor hoogspanningslijnen gelden geen risicoafstanden, maar gezondheidsafstanden. Aan de oostzijde van de gemeente Someren, parallel aan de gemeentegrens met Asten, bevindt zich een hoogspanningslijn. Deze hoogspanningslijn bevindt zich op een afstand van meer dan 800 meter van het plangebied en vormt daarmee geen risico voor de beoogde ontwikkeling.
5.6.6 Conclusie
Het plangebied is niet gelegen in een risicogebied van een bedrijf met betrekking tot de externe veiligheid. Het plangebied is ook niet gelegen in de nabijheid van infrastructuur voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Ook buisleidingen en hoogspanningslijnen zijn op grote afstand van het plangebied gelegen. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de ontwikkeling van woningbouwlocatie St. Anoniushof.
5.7 Water
5.7.1 Inleiding
Het doel van de watertoets is te waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante plannen en besluiten. Een watertoets maakt de mogelijke negatieve invloeden van het initiatief binnen de planlocatie inzichtelijk. Tevens geeft de watertoets oplossingsrichtingen aan waarmee mogelijke optredende negatieve invloeden beperkt of ongedaan gemaakt kunnen worden. Het waterschap heeft een aantal principes gedestilleerd, die van belang zijn als vertrekpunt van het overleg tussen initiatiefnemer en waterbeheerder. Het plangebied valt onder het beheer van waterschap Aa en Maas.
5.7.2 Principes waterschap Aa en Maas
Het waterschap Aa en Maas hanteert navolgende principes:
- gescheiden houden van vuil water en schoon hemelwater;
- doorlopen van de afwegingsstappen: 'hergebruik-infiltratie-buffering-afvoer';
- hydrologisch neutraal bouwen;
- water als kans;
- meervoudig ruimtegebruik;
- voorkomen van vervuiling;
- wateroverlastvrij bestemmen;
- waterschapsbelangen.
5.7.3 Beleidskader
5.7.4 Waterparagraaf
5.8 Flora En Fauna
5.8.1 Inleiding
Natura 2000 is het Europese netwerk van beschermde natuurgebieden in de Europese Unie. Dit netwerk verbindt bestaande natuurgebieden die vallen onder de Europese Vogelrichtlijn- of de Habitatrichtlijngebieden. De Vogel- en Habitatrichtlijnen zijn bedoeld ter bescherming van bedreigde levensgemeenschappen van planten en dieren en bedreigde soorten van planten en dieren en hun leefgebieden. De Vogel- en Habitatrichtlijnen zijn geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving middels de Wet natuurbescherming. Deze wet is op 1 januari 2017 in werking getreden en vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet.
5.8.2 Gebiedsbescherming
De Wet natuurbescherming voorziet in specifieke kaders voor gebieden die op grond van internationale verplichtingen moeten worden beschermd, te weten de Natura 2000-gebieden, bedoeld in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn.
Ten aanzien van de gebiedsbescherming is het de bedoeling dat plannen en projecten eenduidig en integraal worden getoetst op hun invloed op de te beschermen natuurwaarden in de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden.
5.8.3 Soortenbescherming
De Wet natuurbescherming heeft tot doel in het wild levende planten en dieren te beschermen met het oog op de instandhouding van soorten. De verbodsbepalingen en afwijkingsmogelijkheden in de Wet natuurbescherming zijn uitsluitend van toepassing op de soorten waarvoor dit onmiddellijk voortvloeit uit de vereisten van de Vogelrichtlijn, de Habitatrichtlijn, het Verdrag van Bern, het Verdrag van Bonn, het Biodiversiteitsverdrag en de Benelux-overeenkomst op het gebied van de jacht en de vogelbescherming. Het gaat daarbij om alle op het Europees grondgebied in het wild levende vogels en voorts om de dieren en planten van de soorten van Europees belang die van nature op het Nederlands grondgebied voorkomen.
Om de instandhouding van de wettelijke beschermde soorten te waarborgen, moeten negatieve effecten op die instandhouding voorkomen worden. Bij de totstandkoming van een nieuw bestemmingsplan waarbij functies gewijzigd worden, moet worden voorkomen dat conflicten met beschermde dier- en plantensoorten ontstaan en dient dus vooraf een beoordeling plaats te vinden.
5.8.4 Flora en fauna onderzoek
5.9 Archeologie
5.9.1 Wet op de archeologische monumentenzorg
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) van kracht geworden. In de Wamz zijn de uitgangspunten van het Europese verdrag voor het behoud van archeologische waarden (Verdrag van Valletta) voor Nederland nader uitgewerkt. Eén van de uitgangspunten van de Wamz is dat op gemeentelijk niveau op verantwoorde wijze wordt opgegaan met het archeologisch erfgoed. De Wamz heeft dan ook een decentraal karakter en heeft gemeenten tot bevoegd gezag gemaakt wat betreft de zorg voor het archeologische bodemarchief binnen hun grondgebied.
5.9.2 Nota Archeologiebeleid gemeente Someren
De gemeente Someren heeft in het kader van de Wet op de archeologische monumentenzorg en de Wet ruimtelijke ordening een eigen gemeentelijk archeologiebeleid geformuleerd in de 'Nota Archeologiebeleid gemeente Someren'. In deze nota zijn enerzijds de gemeentelijke ambities en opgaven op het gebied van de economische ontwikkeling, ruimtelijke inrichting, infrastructuur, e.d., en anderzijds het behoud en beheer van het gemeentelijk bodemarchief toegelicht en uitgewerkt.
Onderdeel van de 'Nota Archeologiebeleid gemeente Someren' is de 'Archeologiekaart van Someren'. Navolgend is een uitsnede van een geactualiseerde versie (mei 2015) van deze beleidskaart weergegeven, waarop het plangebied is aangeduid.
Figuur 16: Uitsnede archeologische beleidskaart waarop de ligging van het plangebied is aangeduid
Op de archeologische kaart van de gemeente Someren bevindt het plangebied zich in een gebied met een middelhoge archeologische verwachting, net buiten de historische kern van Someren Eind. Volgens de archeologische verwachtingen- en waardenkaart 2015 van de gemeente Someren valt het plangebied binnen een zone met middelhoge archeologische verwachting (categorie 5) vanwege de ligging op een dekzandrug met oud akkerdek. Dit betekent dat bij planvorming en voorafgaand aan vergunningverlening bij bodemingrepen dieper dan 40 cm -mv en een verstoringsoppervlak groter dan 2500 m² een inventariserend archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd.
5.9.3 Archeologisch onderzoek
Door de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant is een 'Advies Archeologische Monumentenzorg 2018-105' opgesteld. Uit dit onderzoek d.d. 2 juli 2018 blijkt het volgende:
"De bekende archeologische gegevens geven voor het plangebied voldoende concrete aanwijzingen voor een lage verwachting voor de Vroege Prehistorie, een middelhoge verwachting voor de periode Late Prehistorie tot en met de Vroege Middeleeuwen en een hoge verwachting voor de periode Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd.
Het plangebied lijkt slechts beperkt te zijn verstoord als gevolg van de bouw van de school. Er zijn geen aanwijzingen voor grootschalige en diepe verstoringen in het plangebied, daarom zullen verkennende grondboringen geen aanvullende gegevens opleveren. Wel zijn er (relatief) kleine verstoringen zoals een ondergrondse hbo-tank, de funderingen van het bestaande gebouw uit de jaren 30 en kabels en leidingen.
Het plangebied is net buiten de historische kern van Someren Eind gelegen, maar op de minuutplan 1832 is wel bebouwing ingetekend. Daarom is de archeologische verwachting voor vooral de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd hoog. Dit betreft met name het gebied dat destijds in gebruik was als tuin en erf met bebouwing."
5.9.4 Plan van aanpak
Binnen het plangebied is archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk bij bodemingrepen met een omvang van meer dan 2.500 m² met een diepte van meer dan 40 cm-mv. Deze drempelwaarden worden niet overschreden met de beoogde herontwikkeling.
Daar er een hoge archeologische verwachtingswaarde aanwezig is voor vooral de Late Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd zal tijdens het uitvoeren van het grondwerk voor de noodzakelijke infrastructuur archeologische begeleiding plaatsvinden. Mocht op basis van die archeologische begeleiding alsnog proefsleuvenonderzoek noodzakelijk zijn, wordt een noodopgraving door een ter zake deskundig bureau uitgevoerd.
De aanwezigheid van archeologische resten in de rest van het plangebied kunnen niet geheel worden uitgesloten op basis van het uitgevoerde onderzoek. Mochten in dit gebied tijdens toekomstige grondwerkzaamheden toch archeologische vondsten en structuren worden aangetroffen, dan dient men dit op basis van de Erfgoedwet 2016 zo spoedig mogelijk bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed en de gemeente Someren te melden.
5.10 Cultuurhistorie
Op de Cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant is opgenomen dat de Boerenkamplaan/Sluisstraat, de Nieuwendijk, de Haagdoornweg, de Kampstraat, de Bennenbroekstraat en de Goord Verbernedijk aan te merken zijn als historisch geografische lijnen met een redelijk hoge waarde. Enkele panden aan de Nieuwendijk (waaronder de voormalige Mariaschool aan Nieuwendijk 28 en naastgelegen woning aan Nieuwendijk 26) en de Boerenkamplaan zijn gemarkeerd als overige bouwkunst. Deze panden zijn niet beschermd. Verder komen binnen het plangebied geen bijzondere cultuurhistorische waarden voor. Er is ook geen sprake van Rijks- of gemeentelijke monumenten. Navolgende figuur geeft een uitsnede uit de Cultuurhistorische waardenkaart waarop de ligging van het plangebied is aangeduid.
Figuur 17: Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart waarop de ligging van het plangebied is aangeduid
Hoewel de locatie Nieuwendijk 28 (gelegen binnen het plangebied) aangeduid is als 'overige bouwkunst' geldt geen beschermingsregime voor behoud van deze gebouwen.
De voormalige Mariaschool binnen het plangebied is samen met onder andere het klooster ernaast lange tijd gezichtsbepalend geweest voor de Nieuwendijk. Door de leeftijd en de functionele betekenis van het pand voor de dorpsgemeenschap heeft de school een zekere cultuurhistorische waarde. Uit onderzoek blijkt dat herbenutting van de bestaande bebouwing niet mogelijk is. Dit is nader toegelicht in paragraaf 3.3.1 van deze toelichting. Derhalve wordt de locatie herontwikkeld.
De beeldkwaliteit van de gebouwen past bij de eveneens als 'overige bouwkunst' aangeduide woning aan Nieuwendijk 26. Het voormalige klooster is beeldbepalend in de omgeving. Verbouw van de woningen binnen het voormalige kloostergebouw vindt plaats met in acht name van het behoud van het voormalige kloostergebouw. Het behoud van de muur aan de voorzijde van het plangebied draagt bij aan behoud van cultuurhistorische waarden van de omgeving.
Als gevolg van de ontwikkeling van woningbouwlocatie St. Antoniushof gaan geen cultuurhistorische waarden verloren.
5.11 Mer-beoordeling
5.11.1 Inleiding
De Nederlandse regelgeving voor de milieueffectrapportage ("m.e.r.") is opgenomen in de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden beoordeeld of een milieueffectrapport (MER) moet worden opgesteld. Er dient in ieder geval een MER te worden opgesteld indien een passende beoordeling op basis van artikel 2.8 lid 1 Wet natuurbescherming nodig is. Daarnaast zijn in de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage drempelwaarden opgenomen voor ontwikkelingen. Wanneer een ontwikkeling groter is dan de genoemde drempelwaarde dient een MER te worden opgesteld.
Op grond van een uitspraak van het Europese Hof d.d. 15 oktober 2009 en het daarop per 1 april 2011 aangepaste Besluit milieueffectrapportage geldt dat de omvang van het project niet het enige criterium mag zijn om te bepalen of een MER nodig is. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst C en D zoals opgenomen in de bijlage behorende bij het Besluit milieueffectrapportage zit, kan een project immers nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Wanneer een project beneden de drempelwaarde ligt zoals opgenomen in het Besluit m.e.r. dient een vormvrije m.e.r.-beoordeling plaats te vinden (vergewisplicht).
Op 7 juli 2017 is het gewijzigde Besluit m.e.r. in werking getreden. In dit besluit is de nieuwe procedure voor vormvrije-mer beoordelingen opgenomen. In het Besluit m.e.r. staan alle activiteiten opgenomen waarvoor een milieueffectrapportage (MER), aanmeldingsnotitie of vormvrije-mer noodzakelijk is. In deze mer-beoordeling worden de milieugevolgen van het plan in beeld gebracht. Als gevolg van de herziening van de m.e.r. richtlijn is nu wettelijk verankerd dat verzachtende maatregelen mogen worden meegenomen in de (vormvrije) m.e.r.-beoordeling. Er is namelijk vastgelegd dat het bevoegd gezag deze nadrukkelijk dient te beschouwen in de beslissing. Dit biedt dus de kans om reeds in een vroeg stadium maatregelen, die effecten kunnen wegnemen, te betrekken in de effectbeoordeling.
5.11.2 Toets aan drempelwaarden
Op grond van de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage dient een MER te worden opgesteld bij de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen met een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied met 2.000 of meer woningen dan wel de realisatie van een bedrijfsvloeroppervlakte met een omvang van meer dan 200.000 m². De beoogde ontwikkeling binnen het plangebied overschrijdt deze drempelwaarden niet.
5.11.3 Vormvrije m.e.r. beoordeling
Op basis van de criteria die genoemd in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling wordt voor de beoogde ontwikkeling een vormvrije m.e.r.- beoordeling uitgevoerd. De criteria zijn in navolgende tabel aangegeven.
Tabel 3.1: Criteria bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling
- 1. Kenmerken van het project:
- a. Omvang van het project;
- b. Cumulatie met andere projecten;
- c. Gebruik van natuurlijke grondstoffen;
- d. Productie van afvalstoffen;
- e. Verontreiniging en hinder;
- f. Risico van ongevallen, mede gelet op de gebruikte stoffen en technologieën.
- 2. Plaats van het project:
- a. Bestaand grondgebruik;
- b. Relatieve rijkdom aan kwaliteit en het regeneratievermogen van de natuurlijke hulpbronnen van het gebied;
- c. Het opnamevermogen van het natuurlijke milieu, met in het bijzonder aandacht voor gevoelige gebieden (Wetlands, kustgebieden, berg- en bosgebieden, reservaten en natuurparken, Habitat- en Vogelrichtlijngebieden), gebieden waarin bij communautaire wetgeving vastgestelde normen inzake milieukwaliteit reeds worden overschreden, gebieden met een hoge bevolkingsdichtheid, landschappen van cultuurhistorisch, cultureel of archeologisch belang.
- 3. Kenmerken van potentiele effect:
- a. Bereik van het effect (geografische onze en grootte van de getroffen bevolking);
- b. Grensoverschrijdend karakter van het effect;
- c. Waarschijnlijkheid van het effect;
- d. Duur, frequentie en de omkeerbaarheid van het effect.
5.11.4 Kenmerken van het project
Het plangebied heeft een omvang van circa 2.500 m². Binnen dit plangebied is ruimte voor toevoeging van 10 woningen. In de huidige situatie is de locatie ten behoeve van maatschappelijke doeleinden bestemd. De ontwikkeling ziet toe op herontwikkeling van een bestaande binnenstedelijke locatie. Er is dan ook geen sprake van cumulatie van de beoogde ontwikkeling met andere projecten. Voor realisatie van de beoogde woningen zal gebruik worden gemaakt van natuurlijke grondstoffen in de vorm van bijvoorbeeld gebakken materialen als bakstenen buitengevels. Daarnaast kent de gemeente Someren een duidelijke Cradle-to-Cradle-ambitie voor al haar eigen bestedingen. Tevens draagt ze deze uit richting derden.
De realisatie van de woningbouw leidt per definitie tot de productie van bouw- en vervolgens huisafvalstoffen. De gemeente Someren kent afvalbeleid om deze afvalstoffen zo optimaal mogelijk weer te hergebruiken. In deze toelichting is middels een geuronderzoek, akoestisch onderzoek en archeologisch onderzoek aangetoond dat de beoogde ontwikkeling niet leidt tot verontreiniging en hinder. Het risico op ongevallen is niet aanwezig. De realisatie van de beoogde woningen leidt niet tot een waarneembare toename van geur, gevaar, stof of geluid.
5.11.5 Plaats van het project
Het plangebied is in de huidige situatie grotendeels in gebruik als bebouwd gebied. Binnen het plangebied is geen sprake van waardevolle groenstructuren. Ter plaatse van de huidige bebouwing en direct aansluitend hieraan wordt een appartementengebouw met vijf appartementen toegevoegd en worden een tweekapper en een vrijstaande woning gerealiseerd. Een bestaand gebouw wordt verbouwd naar twee woningen. De beoogde ontwikkeling past binnen de aard en schaal van het gebied.
5.11.6 Kenmerken van potentiële effect
Het effect van de beoogde ontwikkeling op de omgeving is beperkt en valt binnen de hiervoor gestelde normen. Dit is middels rapporten en onderzoek in het kader van geur, akoestiek en archeologie aangetoond. Er is geen sprake van een grensoverschrijdende karakter. Uit deze toelichting en de uitgevoerde onderzoeken blijkt dat de kans op negatief effect op de omgeving zeer klein is.
5.11.7 Conclusie
Uit gevoerd onderzoek blijkt dat de beoogde ontwikkeling geen aantasting van milieu en omgeving met zich meebrengt waardoor een MER dient te worden opgesteld.
Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving
6.1 Inleiding
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. Verbeelding en regels dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. De toelichting op de regels en verbeelding is niet juridisch bindend, maar biedt wel inzicht in de belangenafweging die tot de aanwijzing van bestemmingen heeft geleid. Bovendien draagt de toelichting bij aan de planinterpretatie.
6.2 Algemene Toelichting Verbeelding
Op de verbeelding, die bestaat uit één kaartblad, is de bestemming van de gronden in het plangebied aangegeven. Binnen deze bestemming zijn daarbij nadere aanduidingen weergegeven. De juridische betekenis van deze aanduidingen is terug te vinden in de regels. Een aantal gegevens heeft juridisch gezien geen betekenis en is alleen op de verbeelding aangegeven ten behoeve van de leesbaarheid van die kaart (bijvoorbeeld kadastrale en topografische gegevens en huisnummers).
6.3 Algemene Toelichting Regels
De opbouw van de regels is overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012. De opbouw is als volgt:
- Hoofdstuk 1 Inleidende regels;
- Begrippen
- Wijze van meten
- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels;
- Bestemmingen
- Dubbelbestemmingen
- Hoofdstuk 3 Algemene regels
- Anti-dubbeltelregel
- Algemene bouwregels
- Algemene gebruiksregels
- Algemene afwijkingsregels
- Overige regels
- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
- Overgangsrecht
- Slotregel
6.4 Toelichting Bestemmingen
6.4.1 Tuin
Om te voorkomen dat bijgebouwen worden gerealiseerd aan de Nieuwendijk of naast de woningen aan de Nieuwendijk is de bestemming 'Tuin' opgenomen aan de Nieuwendijk.
6.4.2 Wonen
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor woondoeleinden, aan-huis-verbonden beroepen als ondergeschikte functie bij deze woondoeleinden, parkeren, tuinen en erven bij deze woningen en voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Door toekenning van bouwvlakken en bouwaanduidingen kunnen binnen deze bestemming 10 woningen worden gerealiseerd bestaande uit een appartementengebouw, een vrijstaande woning en twee tweekappers. Daarnaast zijn binnen het voormalige kloostergebouw op de eerste en tweede verdieping reeds drie woningen aanwezig maar kunnen twee nieuwe woningen worden toegevoegd. .
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
Voor elk bestemmingsplan geldt dat de financiële haalbaarheid ervan moet zijn gegarandeerd. Indien een bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, zijn er verschillende mogelijkheden om de financiële haalbaarheid van de ontwikkeling te garanderen. Dit kan bijvoorbeeld door het opstellen van een exploitatieplan of door het sluiten van overeenkomsten tussen gemeente en ontwikkelende partijen.
De gemeente Someren kent vanuit haar nota grondbeleid een actieve grondpolitiek. In voorliggend geval heeft de gemeente alle gronden binnen het plangebied in eigendom. De gemeente Someren geeft de gronden zelf uit en kan de gemaakte kosten derhalve doorberekenen in de verkoopprijs van de grond. Het plan is kostendekkend. Er is derhalve geen verplichting tot het opstellen van een exploitatieplan.
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het ontwerp voor invulling van het plangebied is tot stand gekomen door de Werkgroep Mariaschool met de projectleider van de gemeente Someren. Dit is in constructieve samenspraak met eigenaar van belendend perceel, woningcorporatie Wocom, gebeurd. Door de dorpsraad van Someren-Eind zijn dorpsavonden georganiseerd die zijn benut om belangstellenden in het planvormingsproces te betrekken.
De Werkgroep Mariaschool De gemeente Someren heeft op maandag 18 juni in De Einder in Someren-Eind het voorkeursontwerp gepresenteerd voor belangstellenden. Beoogd werd in het plangebied in totaal een drie tweekappers en een vrijstaande woning te realiseren.
Naar aanleiding van deze bijeenkomst is het gepresenteerde plan aangepast naar de beoogde invulling en is één beoogde tweekapper vervangen door een appartementengebouw. Gedurende deze avond is gebleken dat er meer vraag in Someren-Eind is naar appartementen.
Ook is overleg gevoerd met eigenaar van belendend perceel aan Nieuwendijk 26.
Dit bestemmingsplan zal conform de wettelijke vereisten kenbaar worden gemaakt. Naar aanleiding van eventuele zienswijzen op het bestemmingsplan vindt een heroverweging op deze onderdelen plaats en kan besloten worden onderhavig bestemmingsplan op een aantal punten te wijzigen.
Hoofdstuk 8 Procedure
8.1 Inleiding
De bestemmingsplanprocedure conform de Wet ruimtelijke ordening wordt beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. In de Wet ruimtelijke ordening zijn hierop nog enkele wijzigingen beschreven. Samengevat is de bestemmingsplanprocedure als volgt:
- het ontwerpbestemmingsplan ligt gedurende 6 weken ter inzage;
- gedurende deze periode kan een ieder schriftelijke of mondelinge zienswijzen naar voren brengen aan de gemeenteraad;
- binnen twaalf weken na de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan stelt de gemeenteraad het bestemmingsplan vast;
- de vaststelling van het bestemmingsplan dient binnen twee weken na de vaststelling bekend gemaakt te worden behoudens de hieronder genoemde uitzonderingen;
- 1. Gedeputeerde Staten hebben een zienswijzen ingediend en deze zienswijzen is niet of niet volledige door de gemeenteraad meegenomen in het vastgestelde bestemmingsplan;
- 2. De gemeenteraad heeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan - met uitzondering van het overnemen van de zienswijzen van Gedeputeerde Staten - wijzigingen aangebracht.
Is één van bovenstaande twee gevallen aan de orde, dan mag het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan pas bekend zijn gemaakt nadat zes weken zijn verstreken.
8.2 Overleg In Voorbereiding
Het ontwerp voor invulling van het plangebied is tot stand gekomen door de Werkgroep Mariaschool onder met de projectleider van de gemeente Someren. Dit is in constructieve samenspraak met eigenaren van belendende percelen, woningcorporatie Wocom en eigenaar van de woning aan Nieuwendijk 26, gebeurd. Dit is nader omschreven in paragraaf 7.2 van deze toelichting.
8.3 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Conform artikel 3.1.1. Bro wordt de provincie Noord-Brabant in het kader van dit bestemmingsplan betrokken in het vooroverleg.
8.4 Zienswijzen
Op grond van artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening en afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is het ontwerpbestemmingsplan gepubliceerd en ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn zijn geen zienswijzen ontvangen.
Bijlage 1 Landschappelijk Inpassingsplan
Bijlage 1 Landschappelijk inpassingsplan
Bijlage 1 Studie Buitenruimte
Bijlage 2 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 2 Archeologisch onderzoek
Bijlage 3 Bodemonderzoek
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 4 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai
Bijlage 5 Flora En Fauna Onderzoek
Bijlage 5 Flora en fauna onderzoek
Bijlage 6 Nader Onderzoek Flora En Fauna
Bijlage 6 Nader onderzoek flora en fauna