Son Zuid; Boslaan 63
Bestemmingsplan - gemeente Son en Breugel
Vastgesteld op 21-12-2023 - vastgesteld
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Boslaan 63 Son en Breugel' met identificatienummer NL.IMRO.0848.BP107SONZUID-VA01 van de gemeente Son en Breugel.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aanduidingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde aanduiding.
1.6 aan-huis-verbonden bedrijf
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang dusdanig is dat de activiteit in een woning en/of daarbij behorende andere gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Kapsalons worden hieronder niet begrepen.
1.7 aan-huis-verbonden beroep
het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnische of hiermee gelijk te stellen gebied, met dien verstande dat woonfunctie hoofdfunctie blijft. Hieronder worden kapsalons niet begrepen.
1.8 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.9 bestaande situatie (bebouwing en gebruik)
bebouwing en gebruik, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning.
1.10 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.11 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.12 bijgebouw
een gebouw of onderdeel van een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw dat zich daarvan door zijn kleinere constructie of geringere afmetingen visueel onderscheidt. Hieronder worden ook carports en overkappingen begrepen.
1.13 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.14 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.15 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.16 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.17 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.18 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.19 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die, die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor verbruik ter plaatse. Hieronder wordt tevens verstaan het verrichten van handelingen ten behoeve van de verkoop van goederen via internet, waarbij de levering elders plaatsvindt.
1.20 functie
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
1.21 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.22 geluidluwe gevel
een gevel die ten opzichte van de andere gevels van een geluidgevoelig gebouw relatief weinig wordt belast door geluid.
1.23 hoofdfunctie
functie waarvoor het hele bouwperceel als zodanig mag worden gebruikt.
1.24 hoofdgebouw
een gebouw dat gelet op de constructie, vorm of grootte als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.
1.25 huishouden
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.
1.26 omgevingsvergunning
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.27 ondergeschikte functie
functie die ondergeschikt is aan de hoofdfunctie.
1.28 ondergronds
beneden het peil.
1.29 peil
maaiveld + 0,1 m dan wel de bovenkant van de afgewerkte vloer.
1.30 perceelsgrens
de grens van een bouwperceel.
1.31 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.32 stedenbouwkundig beeld
het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n).
1.33 voorgevel
de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
1.34 voorgevellijn
de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan.
1.35 voorgevelrooilijn
- a. de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de grens van het bouwvlak, die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd, tot aan de perceelsgrenzen;
- b. de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de naar de zijdelingse perceelsgrens gerichte grens van het bouwvlak, die ook naar de weg of het openbare groen is gekeerd, tot aan de achterste perceelsgrens.
1.36 vrijstaand
bebouwing waarvan het hoofdgebouw vrij staat van/niet aangebouwd is aan andere hoofdgebouwen.
1.37 water en waterhuishoudkundige voorzieningen
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen, alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.
1.38 werk
een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.
1.39 wonen
het bewonen van een woning door niet meer dan één huishouden.
1.40 woning/wooneenheid
Een zelfstandige woonruimte in een (gedeelte van een) gebouw met een eigen toegang en eigen wezenlijke voorzieningen zoals een kook en/of wasgelegenheid en/of toilet, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
1.41 zelfstandige woning
Woonruimte die een eigen toegang heeft en die door één huishouden kan worden bewoond zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen, zoals badruimte, toilet en keuken, buiten de woonruimte.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de perceelsgrens
de kortste afstand van het verticale vlak in de perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
2.2 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.3 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
In voorkomende gevallen wordt de goothoogte bepaald overeenkomstig het hieronder staande:
2.4 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.5 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.
2.6 het bebouwingspercentage
het door bouwwerken bebouwde oppervlak, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat gelegen is binnen de bestemming of een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
2.7 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals liftschachten, schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.8 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin - Boswonen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin – Boswonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen, erven en verhardingen;
- b. erkers, balkons of luifels en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen voor zover deze zijn verbonden met het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. inritten ten behoeve van parkeren en/of parkeervoorzieningen;
- e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- f. behoud, herstel en instandhouding van (het beeldbepalende karakter van) het bos en de bebossing.
3.2 Bouwregels
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Wonen - Boswonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - Boswonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. tuinen, erven en verhardingen;
- c. aan-huis-verbonden beroepen;
- d. aan-huis-verbonden bedrijven;
- e. onoverdekte zwembaden;
- f. groenvoorzieningen;
- g. paden en wegen;
- h. (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- j. behoud, herstel en instandhouding van (het beeldbepalende karakter van)het bos en de bebossing.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 4.2.3 onder e voor het overschrijden van de bouwhoogte van bijgebouwen tot 5,5 m, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. De bouwhoogte dient vanuit de perceelgrens gelijkmatig op te lopen.
- b. De overschrijding vanuit stedenbouwkundig oogpunt dient aanvaardbaar te zijn.
- c. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 30° en niet meer dan 55°.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 4.4 sub a voor het toestaan van een maximale gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven van 60 m² waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
- b. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
- c. Aan-huis-verbonden bedrijven zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van bedrijven die zijn genoemd in de bijlage bij deze regels alsmede die bedrijven die naar aard en invloed op de omgeving hiermee gelijkgesteld kunnen worden.
- d. Detailhandel is niet toegestaan.
- e. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
Artikel 5 Waarde - Cultuurhistorisch Waardevol Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Cultuurhistorisch waardevol groen’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de bestaande laanbeplanting zoals opgenomen op de 'Kaart behorende bij het Erfgoedbeleid'. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
5.2 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen gelet op het bepaalde in 5.1 nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van bebouwing/bouwwerken.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Ondergronds bouwen
- a. Op plaatsen waar hoofd- en bijgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- danwel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.
- b. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw of bijgebouw mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik van gronden en bebouwing:
- a. voor seksinrichtingen.
- b. voor de zelfstandige bewoning van bijgebouwen.
8.2 Ondergeschikte functie
Een ondergeschikte functie mag een omvang hebben van niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw.
8.3 Voorwaardelijke verplichting waterberging
- a. Bij de aanleg van een nieuw verhard oppervlak en/of vervanging van bestaand verhard oppervlak dient voldoende waterberging te worden gerealiseerd conform het gemeentelijk beleid en de Keur van het waterschap waarbij de strengste eis geldt;
- b. als het onder lid a bedoelde beleid en/of verordening worden gewijzigd, wordt met deze wijziging rekening gehouden.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
9.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:
- a. van deze regels en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of - intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- b. van deze regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- c. van deze regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:
- 1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ mag bedragen;
- 2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m;
- d. van deze regels ten aanzien van de maximale toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde, worden vergroot:
- 1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 40 m;
- 2. ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot niet meer dan 50 m;
- 3. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10 m.
- e. van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane goothoogte van een gebouw teneinde een lessenaarsdak of andere bijzondere dakvorm mogelijk te maken, mits dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is en de voor het betreffende gebouw maximale toegestane bouwhoogte niet wordt overschreden.
Artikel 10 Overige Regels
10.1 Parkeren en laden en lossen
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Son Zuid; Boslaan 63'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
Het plangebied betreft een perceel binnen de bebouwde kom van de kern Son. De initiatiefnemer van het voorliggend plan is voornemens dit perceel om te vormen tot een woongebied met 12 appartementen en 1 vrije kavel. Het plangebied is gelegen binnen het bestemmingsplan 'Son Zuid'. Ter plaatse van het plangebied geldt hoofdzakelijk de bestemming 'Wonen-Boswonen' alsmede 'Tuin-Boswonen'. De herontwikkeling van het plangebied is op basis van het huidige bestemmingsplan niet mogelijk. Het voorliggend bestemmingsplan betreft de noodzakelijke bestemmingswijziging van het plangebied.
1.2 Ligging En Begrenzing Van Het Plangebied
Het plangebied bevindt zich in het westen van de gemeente Son en Breugel aan de zuidwestzijde van de kern Son.
De gebieden ten noorden en westen van het plangebied bestaan uit bos. Ten oosten en zuiden van het plangebied bevinden zich woningen met bijbehorende tuinen. Het plangebied wordt in het noorden begrensd door de Boslaan, in het westen door de Larikslaan, aan de zuidkant door de Berkenlaan en aan de oostkant door woonpercelen.
Ten oosten van het plangebied is de kern Son gelegen. De Boslaan fungeert als ontsluitingsweg van de kern Son.
Figuur 1.1: Begrenzing plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan 'Son Zuid'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad van Son en Breugel op 10 juni 2010. Daarnaast is door de gemeenteraad op 31 oktober 2013 een (paraplu)bestemmingsplan 'Evenementen' vastgesteld met regels omtrent evenementen. Op 21 december 2017 is het bestemmingsplan 'Bebouwde kommen; herziening 2017' vastgesteld. Dit plan is onherroepelijk geworden op 1 maart 2018. Deze herziening heeft voor het plangebied betrekking op een wijziging in de regels.
Het plangebied kent de bestemmingen 'Wonen-Boswonen' en 'Tuin-Boswonen'.
Figuur 1.2: Uitsnede bestemmingsplankaart
Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Son Zuid' met rood omlijnd indicatief de ligging van het plangebied
1.4 Bij Het Plan Behorende Stukken
Dit bestemmingsplan bestaat uit drie delen:
- 1. toelichting, waarin de keuzes die in het bestemmingsplan worden gemaakt, nader worden gemotiveerd en verantwoord. Hierin staat ook beschreven wat het vigerend beleid inhoudt en hoe bij de ontwikkeling met (milieu)planologische aspecten rekening is gehouden;
- 2. regels, waarin de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen;
- 3. een verbeelding, waarop onder meer de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven.
De verbeelding vormt samen met de regels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
1.5 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt de bestaande situatie van het plangebied en de planontwikkeling beschreven. In hoofdstuk 3 is het relevante beleidskader geschetst. Vervolgens komen in hoofdstuk 4 de betreffende milieuhygiënische en planologische aspecten aan bod. Hierna wordt in hoofdstuk 5 aandacht besteed aan de financiële haalbaarheid. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de juridische planopzet en tot slot komen in hoofdstuk 7 de procedures aan bod.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Bestaande Situatie
Het plangebied is gelegen in het zuidwesten van Son. Het gebied wordt begrensd door de woningen aan de oostkant en aan de andere zijden door de straten Boslaan, Larikslaan en Berkenlaan. De Boslaan is een ontsluitingsweg van de kern Son. De Boslaan loopt over in de Bestseweg waarna de weg in westelijke richting kan aantakken op de A50.
Het plangebied is in de huidige situatie in gebruik als woonperceel. In het plangebied zelf bevinden zich een woning, twee buitenverblijven, een duivenhok en een betonnen vijver. Dit is aangegeven op onderstaande afbeelding.
Langs de Boslaan staan aan weerszijden van de weg laanbomen. Deze bomen vormen een natuurlijke begeleiding van de weg en vormt een natuurlijke afscherming tussen het plangebied en de weg. Het plangebied is in de huidige situatie via de Boslaan te bereiken.
Figuur 2.1: Het plangebied (rode lijn) met daarin A=woning, B=betonnen vijver, C=buitenverblijf, D=duivenhok.
2.2 Toekomstige Situatie
2.2.1 Ontwikkeling
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de realisatie van 12 appartementen en 1 vrije kavel ten behoeve van één vrijstaande woning. De ontwikkeling vindt plaats in het zuidwesten van Son. De ontwikkeling betreft de realisatie van 12 appartementen in het hogere prijssegment en een vrije kavel. De appartementen bevinden zich aan de noordzijde van het perceel. De vrijstaande woning op de vrije kavel wordt gerealiseerd aan de zuidoostkant van het perceel.
Het plangebied wordt in de toekomstige situatie ontsloten op de Larikslaan door middel van een nieuwe ontsluiting.
Het appartementengebouw krijgt een maximale goot- en bouwhoogte van 11 meter. De vrijstaande woning krijgt een maximale goot- en bouwhoogte van 7 respectievelijk 13 meter
Het plangebied krijgt een groene uitstraling waarbij tegelijkertijd rekening wordt gehouden met duurzame opwekking van energie. Zo worden bomen van verschillende grootte geplant en is er veel groen aan de zuidkant aanwezig. Veel van het groen aan de randen blijft behouden.
Figuur 2.2: Stedenbouwkundig plan
Figuur 2.3 Impressie plan
Figuur 2.4: Impressies mogelijke nieuwe situatie
2.2.2 Verkeer en parkeren
De ontsluiting van het plangebied vindt plaats via een nieuw te realiseren ontsluiting op de Larikslaan. De Larikslaan is verbonden met de Bestseweg en de Boslaan. Dit zijn beide erftoegangswegen met een maximumsnelheid van 30 km/u.
- De capaciteit van de Larikslaan bedraagt 1400 mvt/etmaal, de toename van verkeer door de nieuwe appartementen zal niet tot knelpunten leiden.
- De capaciteit van de Bestseweg en Boslaan bedraagt 5000 mvt/etmaal, de toename van verkeer door de nieuwe appartementen zal niet tot knelpunten leiden.
In voorliggend bestemmingsplan wordt de realisatie van 12 appartementen en 1 vrijstaande woning mogelijk gemaakt.
Parkeren:
Voor de 12 nieuwe appartementen en de vrijstaande woning is een theoretische parkeerbehoefte van 33 parkeerplaatsen berekend.
Verkeersgeneratie:
Op basis van de gestelde uitgangspunten bedraagt de maximale verkeersgeneratie (afgerond) 9 motorvoertuigen per etmaal (weekdag). Om de verkeersgeneratie per werkdag te berekenen, moet de verkeersgeneratie met factor 1,11 worden vermenigvuldigd (conform CROW). De totale verkeersgeneratie per werkdag bedraagt daarmee (afgerond) 10 motorvoertuigbewegingen. De nieuw te realiseren appartementen hebben een andere verkeersgeneratie dan de huidige woning, in tabel 4 is de berekening van de nieuwe verkeersgeneratie te zien. Op basis van de gestelde uitgangspunten bedraagt de maximale (afgeronde) verkeersgeneratie 102 motorvoertuigen per etmaal. Om de verkeersgeneratie per werkdag te berekenen, moet de verkeersgeneratie met factor 1,11 worden vermenigvuldigd (conform CROW). De totale maximale verkeersgeneratie per werkdag bedraagt daarmee (afgerond) 113 motorvoertuigbewegingen.
In hoofdstuk 4 wordt verder ingegaan op de verkeersgeneratie en parkeerbehoefte.
2.2.3 Landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering van het landschap
In artikel 3.9 van de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant heeft de provincie het principe van 'Kwaliteitsverbetering van het landschap' geïntroduceerd. Om te voldoen aan artikel 3.9 van de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant is onderscheid gemaakt in de reguliere inpassing van de ontwikkeling (inrichtingsmaatregelen binnen de nieuwe woonbuurt) en de kwaliteitsverbetering van het landschap (overige inrichtingsmaatregelen). De reguliere inpassing van de ontwikkeling is niet meegenomen in de berekening voor de benodigde kwaliteitsinvestering.
Kwaliteitsverbetering van het landschap
Kwaliteitsverbetering van het landschap is in principe van toepassing op alle ruimtelijke ontwikkelingen die plaatshebben buiten het bestaand stedelijk gebied, zoals begrensd in de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant. Dit principe omvat kort samengevat dat er ontwikkelingsruimte wordt geboden (met name in het buitengebied), mits deze tevens gepaard gaat met maatregelen die de kwaliteit van het landschap (in brede zin) versterken. Met andere woorden: 'voor wat (bouwen), hoort wat (tegenprestatie)'.
In ieder geval moet kwaliteitsverbetering altijd resulteren in fysieke en zichtbare verbetering van het landschap. Ook wanneer een storting wordt gedaan, moet dit uiteindelijk resulteren in fysieke maatregelen in het buitengebied. Investeringen die geen fysieke kwaliteitsverbetering opleveren, kunnen niet worden aangewend als kwaliteitsverbetering, zoals (asbest) sanering en duurzaamheid.
2.2.4 Beeldkwaliteitsplan
Omgeving
Het plangebied is gelegen aan de Boslaan, een oude route die Son en Breugel verbindt met Best. Landschappelijk ligt het terrein op een plek waar twee landschapstypen bijeen komen. Aan de westkant ligt de Sonse Heide. Een gebied van heide, zandverstuivingen en vennen als het Oud Meer. De oostelijk en noord-oostelijk gelegen omgeving van deze locatie wordt gekenmerkt door haar bosrijke karakter. Deze landschappelijke kenmerken zijn ook terug te vinden in namen in de directe omgeving. Toponiemen als het Zand en Potjes bergen refereren aan de zandduinen van de Sonse heide en de voormalige begraafplaats. De Boslaan verwijst uiteraard naar de bosrijke omgeving van deze buurt.
Het plangebied ligt relatief dicht bij het centrum van Son en Breugel. De bebouwing aan de Boslaan bestaat voornamelijk uit vrijstaande gezinswoningen. Incidenteel zijn kleine rijwoningen en richting het centrum een bescheiden appartementenblok aanwezig. De Boslaan fungeert nog steeds als belangrijke verbindingsweg tussen Son en Breugel en Best. Komende vanuit Best en Eindhoven vanaf de snelweg wordt op enige afstand de nieuwe wijk het Zand gepasseerd. De bebouwing aan de Boslaan ter plaatse van het perceel vormt feitelijk de eerste ontmoeting met de bebouwde kom van Son en Breugel.
Vanuit de Boslaan gezien ligt het perceel verscholen achter een met bomen en heesters begroeide zandwal parallel gelegen aan de Boslaan. De Larikslaan ontsluit de woonomgeving vanuit de Boslaan. Aan de zuidzijde van de kavel ligt een driehoekig groenplein, de 'brink', dat ruimte geeft aan de omliggende woningen. De aangrenzende Berkenlaan wordt begeleid door een taxushaag die een groene afscheiding vormt naar de achtergelegen percelen van de noordelijk gelegen woningen aan de Boslaan. Grote volwassen bomen, voornamelijk eiken, vormen het decor rondom de brink en de lijn van de Berkenlaan.
De locatie
De laatste zandduinen van de Sonse heide liggen tot aan weerszijde van de vork in de weg van Boslaan en Larikslaan, aanzet tot de voormalige weg naar Ekkersrijt. De zandwal gelegen aan de noordelijke zijde van de kavel is al terug te vinden op kaarten van 1925 en daarvoor. De bosrijke omgeving van Potjesbergen met voornamelijk naaldbomen is ook terug te vinden langs de Boslaan en loopt door tot aan de Zandstraat en omgeving. Beide landschapstypen komen dus samen op deze locatie. Juist deze landschappelijke kenmerken, gecombineerd met het feit dat deze plek de eerste kennismaking vormt met de bebouwde kom van Son en Breugel aan de Boslaan bieden kansen om de kwaliteit van het landschap in te zetten als natuurlijke inbedding voor het nieuwe plan. Zandduinen, bos en gazon worden de belangrijkste stoffering van de voorgestelde woningen.
Aan de Larikslaan en Beukenlaan zijn recent een aantal nieuwe woningen, ter vervanging van de bestaande gedateerde woningen, gerealiseerd. Opvallend gemeenschappelijk kenmerk van deze nieuwe woningen is de gekozen eigentijdse architectuur. Met name de woningen aan de Larikslaan zijn qua schaal en typologie bepalend voor het huidige karakter van de buurt. Dit kan worden gezien als een uiting van ambitie en een positieve blik op de toekomst voor wat gezien wordt als de tweede generatie woningen in deze omgeving waarop aangesloten wordt met onderhavige plannen.
Gebouw en groen
Binnen de locatie zorgen glooiingen aan de Boslaan voor een natuurlijke beschutting van het terrein voor de nieuwe woningen. Het aanwezige groen wordt gerespecteerd. Aansluitend op deze glooiingen worden de volumes ingepast. Volumes worden terrasvormig opgebouwd uit zwevende schijven, plaatselijk ingevuld met glas, en gevelmetselwerk in natuurlijke tinten. Licht glooiende gazons omsluiten de volumes en richting de brink ontstaat een parkachtige gemeenschappelijke tuin op het zuiden. De kwaliteit van de parktuin wordt bepaald door de plaatsing van twee gefragmenteerde bouwvolumes in de groene ruimte. De haag en houtwal gelegen aan de Berkenlaan wordt nagenoeg volledig behouden. Op de scheiding naast het oostelijke volume wordt extra groen toegevoegd.
Het plan
De locatie wordt feitelijk verdeeld in twee plandelen. Het eerste deel omvat 12 appartementen verdeeld over twee volumes en is gelegen op de positie van het voormalige woonhuis. Dit deel wordt ontsloten vanaf de Larikslaan. Het tweede deel, een vrijstaande woning voornamelijk op de positie van de voormalige stal en bijgebouwen van het woonhuis. Deze kavel wordt ontsloten vanaf de Berkenlaan.
De appartementen villa's in 3 bouwlagen worden terrasvormig opgebouwd. Het oostelijke volume omvat 5 en het westelijke 7 woningen, op de bovenste laag steeds 1 woning. Hierdoor zijn beide volumes verschillend in vorm en structuur. Meer parallel aan de Larikslaan en compact en ondieper vanuit de Boslaan. De toegang tot de beide volumes en de ondergrondse parkeergarage ligt direct aan de Larikslaan. Parkeren vindt plaats in de kelder gelegen onder het westelijke volume. Via dit gebouw wordt ook het oostelijke volume bereikt via een transparante droogloop.
De differentiatie in woningaantallen en daarmee de volumes van de beide gebouwen zorgt voor een beeld dat qua schaal en maat aansluiting vindt bij de grote villa's aan de Larikslaan. Ze wekken eerder de suggestie van twee ruime particuliere villa's dan die van een appartementsgebouw met meerder bewoners.
Vrije kavel
Voor de woning op de vrije kavel wordt een soortgelijk uitganspunt gehanteerd. De bouwregels staan een gebouw in twee lagen zonder kap toe. De materialisatie en architectuurstijl moet aansluiten op het plan van de appartementen.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
De voorgenomen ontwikkeling van het plangebied moet passen binnen het geldend beleid op nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. Voorliggend bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van het plangebied aan de Boslaan mogelijk. In dit hoofdstuk zijn de belangrijkste bevindingen uit het (ruimtelijk) beleid beschreven en wordt aangegeven hoe voorliggend ontwikkeling hierop inspeelt.
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
De nationale omgevingsvisie (NOVI) 'Duurzaam perspectief voor onze samenleving' komt voort uit de Omgevingswet, die op 1 januari 2024 in werking treedt. Uitgangspunt is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo worden in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes gemaakt. Vier prioriteiten hierin zijn:
- 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
- 2. Duurzaam economisch groeipotentieel;
- 3. Sterke en gezonde steden en regio's;
- 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Binnen deze prioriteiten worden drie afwegingsprincipes gehanteerd, die helpen om beleidskeuzes te maken. Dit zijn:
- 1. Combinaties van functies hebben voorrang op enkelvoudige functies;
- 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
- 3. Afwentelen wordt voorkomen.
Tot het moment dat de Omgevingswet ingaat (1 januari 2024) geldt de omgevingsvisie als structuurvisie en zijn ruimtelijke belangen geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Hierin is het rijksbelang opgenomen dat verstedelijking op duurzame wijze plaatsvindt. Wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt moet er getoetst worden aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.
Op grond van artikel 2.3 van de Wro wordt de rijksstructuurvisie vastgesteld door de Minister of de betrokken Ministers. De vastgestelde NOVI is op 11 september 2020 door de minister toegezonden aan de Tweede Kamer.
Toetsing en conclusie
In het NOVI staat benoemd dat er moet worden gewerkt aan sterke en gezonde steden en regio's. Voorliggend plan voorziet met een herontwikkeling van een locatie met een belangrijke impuls voor woningbouw in Son en Breugel. Daarmee is het plan in lijn met de NOVI.
3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid twee en drie) dienen plannen, waarin nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden, getoetst te worden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.
Toetsing aan de Ladder houdt in dat een plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het plan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Het heeft de voorkeur dat de gemeente de ladder niet per plan toepast, maar vooraf in regionaal verband afspraken maakt over de kwantitatieve en kwalitatieve regionale behoefte. Als het plan past in een actuele regionale visie die is aanvaard door Gedeputeerde Staten, is daarmee voldaan aan één of meer treden van de ladder. Gedeputeerde Staten geven bij de aanvaarding van de regionale visie aan in hoeverre daarmee op regionaal niveau de ladder voor duurzame verstedelijking is doorlopen, zodat bij individuele bestemmingsplannen daar naar kan worden verwezen.
De beoogde ontwikkeling van de voorziene 12 appartementen en 1 vrije kavel voorziet in nieuwbouw binnen het bestaand stedelijk gebied en is daarmee in lijn met het beter benutten van het bestaand stads- en dorpsgebied.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie Noord-Brabant
Provinciale Staten hebben op 14 december 2018 de Brabantse Omgevingsvisie vastgesteld. De omgevingsvisie is opgesteld volgens de uitgangspunten van de Omgevingswet (die in januari 2024 in werking treedt) en beschrijft de belangrijkste ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. De provincie streeft in de omgevingsvisie naar het creëren van meerwaarde. Het handelen van de provincie is daarom gericht op het verknopen en verweven van opgaven en het zoeken naar synergie. Daarbij vindt de provincie het belangrijk om vanuit meerdere richtingen naar een ontwikkeling te kijken:
- Een 'diepe' manier van kijken: niet alleen kijken naar effecten op de bovenste laag in het hier en nu, maar de dynamiek en randvoorwaarden betrekken die de onderste lagen meegeven. Kijken op verschillende schaalniveaus en actief benutten van de factor tijd. Hierbij ook kijken naar het verleden, de geschiedenis van de lagen op een plek.
- Een 'ronde' manier van kijken: niet sectoraal kijken, maar combineren van opgaven en kansen zodat ontwikkelingen optimaal bijdragen aan een circulair, sterk en sociaal Brabant, waarin alle Brabanders zich prettig voelen. Kijken vanuit een gebiedsgerichte insteek, naar een balans tussen people, planet en profit.
- Een 'brede' manier van kijken: niet kijken vanuit één gezichtspunt, maar het betrekken van veel partijen, met al hun gezichtspunten, meningen, wensen, ideeën en belangen.
In de omgevingsvisie zijn één basisopgave en vier hoofdopgaven benoemd. De basisopgave is het werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit. De vier hoofdopgaven zijn:
- werken aan de Brabantse energietransitie;
- werken aan een klimaatproof Brabant;
- werken aan Brabant als slimme netwerkstad;
- werken aan een concurrerende, duurzame economie.
De omgevingsvisie gaat over de hele fysieke leefomgeving, heeft een integraal karakter en bevat geen sectorale beleidsdoelen. Concrete doelen voor bijvoorbeeld natuur, water, veiligheid, milieu, mobiliteit en ruimtelijke kwaliteit staan nog in de bestaande plannen van de provincie, bijvoorbeeld in de Svro en het provinciale verkeers- en vervoersplan. De provincie is bezig met het afstemmen van het sectorale beleid op de omgevingsvisie. Dit betekent dat aan de hand van de drie manieren van kijken wordt beoordeeld welke waarden moeten worden beschermd en hoe beleid kan worden vormgegeven. Het (sectorale) beleid wordt verder uitgewerkt in programma's en de op te stellen omgevingsverordening. Hier wordt de komende periode aan gewerkt.
3.2.2 Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant
Op 24 mei 2019 is voor een periode van vier weken het ontwerp de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant ter inzage gelegd. De omgevingsverordening bevat regelgeving die ook anticipeert op de komst van de Omgevingswet en kan gezien worden als een uitwerking van de ambities uit de Brabantse Omgevingsvisie in regels (net als dat de Verordening ruimte Noord-Brabant een uitwerking is van de SVRO). De omgevingsverordening integreert regels uit zes provinciale verordeningen (waaronder de Verordening ruimte Noord-Brabant). De Interim omgevingsverordening trad op 6 november 2019 in werking.
De omgevingsverordening heeft een beleidsneutraal karakter. Dat houdt in dat de omgevingsverordening geen nieuwe beleidswijzigingen doorvoert tenzij dit nieuwe beleid reeds opgenomen is in vastgestelde beleidsdocumenten. De omgevingsverordening is een interimdocument en daarmee een tussenstap naar een definitieve provinciale omgevingsverordening. Gelet op het beleidsneutrale karakter van de omgevingsverordening is het projectgebied in de omgevingsverordening net zo aangeduid als in de Verordening ruimte Noord-Brabant.
Relevantie plangebied
In de volgende afbeelding is de themakaart 'Stedelijke ontwikkeling en erfgoed' van de interim omgevingsverordening opgenomen. Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan valt binnen het Stedelijk gebied.
Figuur 3.1: Uitsnede van de themakaart 'Stedelijke ontwikkeling en erfgoed' met in het paars de begrenzing van het stedelijk gebied
Het realiseren van een nieuwe stedelijke ontwikkeling dient binnen het 'Stedelijk gebied' plaats te vinden (artikel 3.42 duurzame stedelijke ontwikkeling).
Conclusie
Het plan is in lijn met de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant
3.3 Regionaal Beleid
3.3.1 Brainport principles
In oktober 2017 hebben de negen gemeenten in het Stedelijk Gebied Eindhoven (SGE), waaronder Son en Breugel, een gezamenlijk afsprakenkader voor wonen opgesteld. Deze negen gemeenten brengen gezamenlijk het wonen verder door diverse overwegingen en uitgangspunten te hanteren. Deze overwegingen en afspraken zijn vastgelegd in het 'Afsprakenkader Wonen 2017'.
Dit afsprakenkader is opgesteld om de trek naar de Brainport te stroomlijnen. De economie in de Brainport groeit al jaren harder dan het landelijk gemiddelde. Dat zorgt voor extra werkgelegenheid en een positief migratiesaldo. Veel mensen willen zich graag vestigen in het SGE. Gevolg: een sterke huishoudensgroei en een aantrekkende woningmarkt.
Inmiddels is een herijking van het 'Afsprakenkalender Wonen 2017' in voorbereiding (Afsprakenkalender Wonen SGE 2022). Daarin worden de brainport principles grotendeels herbevestigd.
De opgave die er ligt is meervoudig. In de eerste plaats: voldoende woningen om de groei van de bevolking op te vangen. De regio willen instromers kunnen aantrekken en starters en doorstromers vasthouden voor de regio. In de tweede plaats gaat het om de kwaliteit: een aanbod van aantrekkelijke, unieke, toonaangevende, innovatieve en gevarieerde woonmilieus. Hoe bereiken we deze dubbele doelstelling? Hiervoor hebben de negen gemeenten woningbouwafspraken gemaakt. Zij stemmen programmatisch de woningbouwproductie af, vanuit een gezamenlijke visie op het wonen. Vervolgens ontwikkelen zij gefaseerd de majeure en nieuwe projecten, zodat deze elkaar versterken en niet beconcurreren.
Om te voorzien in de opgaven zijn praktisch hanteerbare principes en gebruiken uitgewerkt. Deze principes en gebruiken gelden als bindend kader bij alle nieuwe woningbouwontwikkelingen. Het betreft de volgende zeven principes:
- 1. koesteren van identiteit;
- 2. ruimte voor innovatie;
- 3. invloed voor bewoners;
- 4. vraaggericht ontwikkelen;
- 5. aantrekkelijke en gevarieerde woonmilieus: de wauw-factor;
- 6. benutting regionaal schaalniveau;
- 7. gezonde verstedelijking.
1. Koesteren van identiteit
De ontwikkellocatie bevindt zich aan de rand van Son en Breugel. In het plangebied zelf bevinden zich een woning, twee buitenverblijven, een duivenhok en een betonnen vijver.
De gebieden ten noorden en westen van het plangebied bestaan uit bos. Ten oosten en zuiden van het plangebied bevinden zich woningen met bijbehorende tuinen.
Son en Breugel wordt aangemerkt als kern in stedelijk gebied.
De locatie is gelegen tussen de Boslaan en de Larikslaan en vormt een logische beëindiging van de bebouwing aan de westzijde van Son en Breugel. De ontwikkellocatie ontleent haar identiteit aan de overgang van het dorp naar het landelijk gebied.
2. Ruimte voor innovatie
De ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheid, gezondheid en klimaatadaptie volgen elkaar snel op. Wat vandaag als innovatief wordt aangemerkt, is volgend jaar mogelijk alweer achterhaald. Vanaf het moment van opstellen (ontwerp) bestemmingsplan tot aan start verkoop zal er op het gebied van duurzaamheid, gezondheid en klimaatadaptie ongetwijfeld veel gebeuren waardoor het verstandig lijkt om keuzes uit te stellen tot een later moment. De locatie waarop dit bestemmingsplan ziet, is voldoende ruim om uiteenlopende aspecten in een later stadium in te passen.
3. Invloed voor bewoners
Deze kleinschalige ontwikkeling binnen het stedelijk gebied van Son en Breugel, een gebied dat wordt gevormd tussen de Boslaan en Larikslaan, vormt een natuurlijke beëindiging van het dorp.
De ontwikkeling voorziet in de woonbehoefte binnen de gemeente. Binnen het plan is één zelfbouwkavel voorzien.
4. Vraaggericht ontwikkelen
Het betreft weliswaar een kleinschalige ontwikkeling, maar het past goed binnen Son en Breugel. Zo zijn er vooral appartementen en 1 vrijstaande woning gepland. In Son en Breugel zijn de mogelijkheden voor nieuwbouw beperkt. Deze ontwikkeling biedt mensen de kans om binnen Son en Beugel te verhuizen dan wel terug te keren naar Son en Breugel.
De bestaande woningvoorraad in de omgeving van dit plan dateert voor een groot deel uit de jaren zestig, zeventig en tachtig uit de vorige eeuw. Deze ontwikkeling geeft mensen de gelegenheid om een overstap te maken naar een moderne woning in een kleinschalige, landelijk gelegen nieuwbouwlocatie.
5. Aantrekkelijk en gevarieerd woonmilieu: de wauw-factor
De nieuwe ontwikkellocatie is aantrekkelijk door de kleinschaligheid en prima bereikbaarheid. De locatie is aan weerszijden begrensd door groen, dat de locatie een landelijke uitstraling geeft. Een ruime, fraai ingerichte groenstrook in het plangebied biedt ruimte aan ontmoeten.
6. Benutting regionaal schaalniveau
De locatie grenst aan landelijk gebied waar rust, wijdse uitzichten de boventoon voeren. Toch bevinden alle basisvoorzieningen zich in de directe nabijheid. Son en Breugel beschikt over een winkelcentrum, medische voorzieningen, scholen, sportverenigingen, horeca, parken en andere recreatieve voorzieningen.
Son en Breugel ligt ook onder de rook van Eindhoven met al haar grootstedelijke voorzieningen zoals theaters, ziekenhuizen, bioscopen, verschillende grote winkelcentra, uitgaansgelegenheden, sportverenigingen, musea, een universiteit en andere vormen van onderwijs.
7. Gezonde verstedelijking
Rust en groen dragen bij aan het welzijn van de bewoners. Aan de rand van Son en Breugel gelegen biedt de locatie alle mogelijkheid voor het recreëren in de landelijke omgeving ten westen en zuiden van Son en Breugel. Het fietsknooppuntennetwerk is in de omgeving van de ontwikkellocatie.
De locatie zelf ligt ingebed in het groen en heeft veel groen binnen het plangebied. Hier kunnen bewoners elkaar ontmoeten en zorgt groen voor het reduceren van hittestress.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Toekomstvisie Son en Breugel
De Toekomstvisie (vastgesteld op 21 juni 2012) geeft in grote lijnen de ambities en doelen weer voor de komende 20 jaar en het geeft een richting aan voor de toekomst van Son en Breugel. De ambities tot 2030 zijn weergegeven aan de hand van de volgende kernthema's:
Ontwikkeling en groei
De bevolkingsopbouw, waarin de leeftijdsgroep 20 tot 40-jarigen sterk is ondervertegenwoordigd, wordt meer in evenwicht gebracht. Er wordt gestreefd naar een lichte groei van het aantal inwoners. Dat is nodig om de sociaal-culturele, sport- en winkelvoorzieningen, maar ook de gemeentelijke financiële positie op niveau te kunnen houden. Om dit te kunnen bereiken, worden tot circa 2030 minstens 700/850 woningen tot 1050/1550 woningen gebouwd.
De groei van het aantal woningen gaat niet ten koste van het unieke groene karakter van Son en Breugel. Dat betekent dat er wordt gebouwd binnen de bebouwde kommen op inbreidings- en herontwikkelingslocaties of beperkt aan de randen. Sociaal-culturele en onderwijsvoorzieningen zijn flexibel en bewegen mee met groei of krimp.
Gemeenschapszin
Son en Breugel kenmerkt zich door een sterke sociale samenhang, een open interactie met de buitenwereld, veel maatschappelijke activiteiten en een sterke betrokkenheid van veel inwoners. Dat uit zich onder andere in een zeer breed en actief verenigingsleven, goede voorzieningen, veel actieve mantelzorgers en een rijke variatie aan evenementen. Sociale ontmoeting is een voorwaarde en daaraan leveren voorzieningen dicht bij de mensen een bijdrage. De gemeente staat voor de opgave om een balans te vinden in wat nodig en wat mogelijk is.
De groene identiteit
De sterke waarde van de natuur in Son en Breugel wordt bewaakt en waar mogelijk versterkt. Onderhoud van de natuurgebieden geschiedt op duurzame wijze met aandacht voor de biodiversiteit en de cultuurhistorische waarden van de gebieden. De cultuurhistorische en de recreatieve waarde van het buitengebied wordt hoog gewaardeerd en bewaakt. Het groene buitengebied behoudt haar kleinschalige karakter.
Economie
De gemeente ondersteunt en stimuleert de economische bedrijvigheid en het ondernemerschap en hecht daarbij veel waarde aan startende ondernemers. Een goed vestigings- en ondernemersklimaat is daarbij van essentieel belang. Dit wordt onder andere bereikt door voldoende ruimte beschikbaar te stellen voor bedrijvigheid, maar ook door een goed beheer van en investeringen in de openbare ruimte en (sociale) veiligheid.
Het centrum van Son is het brandpunt van winkels, horeca, evenementen en allerlei sociaal-culturele activiteiten. De aantrekkelijkheid voor verschillende functies in het centrumgebied wordt versterkt omdat het van essentieel belang is voor een sterke actieve dorpsgemeenschap.
Mobiliteit
Son en Breugel vormt een spin in het mobiliteitsnetwerk van de regio. Dat geldt voor de auto, de fiets, het openbaar vervoer, te voet, over water. Dat biedt kansen, maar geeft ook beperkingen en overlast. Het vinden en bewaken van de juiste balans hierin is een belangrijke opgave voor de gemeente. Son en Breugel heeft op het gebied van mobiliteit diverse ambities, deze ambities richten zich onder andere op verkeersveiligheid, goed openbaar vervoer, creëren van korte fietsverbindingen.
3.4.2 OOg op een zonnige toekomst! Omgevingsvisie Son en Breugel
De gemeente Son en Breugel heeft op 19 mei 2022 de 'Omgevingsvisie “OOg op een zonnige toekomst!' vastgesteld.
Deze omgevingsvisie geeft een toekomstbeeld van de gemeente in 2050, het biedt een flexibel raamwerk met spelregels voor nieuwe ontwikkelingen met heldere uitgangspunten voor alle partijen.
Figuur 3.2: Uitsnede omgevingsvisie
Het plangebied maakt op de kaart behorende bij de omgevingsvisie onderdeel uit van 2 verschillende thema's:
Binnen het thema natuur heeft het de aanduiding Boskamers, vanwege de ligging tegen het bos aan.
Binnen het thema Wonen heeft het de aanduiding woongebieden.
De locatie is één van de potentiële ontwikkellocaties in Son en Breugel waar woningen kunnen worden gerealiseerd. De voorgestane woningbouwontwikkeling sluit daarmee aan bij de uitgangspunten uit de omgevingsvisie. De omgevingsvisie geeft de volgende kaders mee voor woningbouwontwikkelingen:
- niet voorbij gaan aan het 'dorps karakter';
- woningen zowel geschikt voor jong als oud;
- nabij voorzieningen en bestaande infrastructurele ontsluiting;
- aandacht voor stedenbouwkundige kwaliteit;
- zo min mogelijk ten koste van bestaand groen of compensatie van groen;
- klimaatadaptieve inrichting.
De ontwikkeling is in overeenstemming met de omgevingsvisie.
3.4.3 Woonvisie 2012-2020
De 'Woonvisie 2012-2020 Typisch Son en Breugel' is vastgesteld op 20 december 2012. Op 16 juni 2016 is het 'Woningbouwprogramma Son en Breugel, route naar een realistische diversiteit 2016/2020 – 2030' als addendum op de 'Woonvisie' vastgesteld. Het aspect wonen uit de Toekomstvisie is in de woonvisie en het woningbouwprogramma verder uitgewerkt en concreet gemaakt. Als gevolg van de crisis op de woningmarkt was de dynamiek op de woningmarkt nagenoeg verdwenen: de huizenprijzen zijn gedaald, het aantal te koop staande woningen is meer dan verdubbeld en het aantal woningverkopen is bijna gehalveerd. Inmiddels is de economie en daarmee de woningmarkt weer volop losgekomen.
De belangrijkste opgave is om de dynamiek op de woningmarkt weer terug te brengen. Om dit te bereiken, zijn in de woonvisie de volgende zes beleidsdoelen opgenomen:
- focus op een evenwichtige leeftijdsopbouw en leefbaarheid op peil houden en versterken;
- bieden van een geschikt woonklimaat voor de middengroep;
- realiseren van kwalitatief hoogwaardige woonmilieus;
- behouden en versterken van het dorpskarakter;
- duurzaam karakter van de gemeente vergroten;
- inspelen op de vergrijzing.
Deze beleidsdoelen zijn in de woonvisie en het woningbouwprogramma uitgewerkt in maatregelen. Middels de geplande ontwikkeling wordt ingespeeld op de opgave zoals benoemd in de Woonvisie. In het plan worden diverse typen woningen gerealiseerd waaronder appartementen en een vrije kavel. De appartementen worden in het hogere segment gerealiseerd. Door de ontwikkeling van het plangebied wordt met het oog op de toekomst het duurzame karakter van de gemeente vergroot en ontstaat een kwalitatief hoogwaardig woonmilieu.
3.4.4 Beleidsnota Duurzaamheid 2016-2020
Op 6 oktober 2016 is door de gemeenteraad van Son en Breugel de 'Beleidsnota Duurzaamheid 2016 – 2020' vastgesteld. In deze beleidsnota is als doelstelling gesteld de klimaatdoelstellingen waar te maken.
De gemeente is zich er van bewust dat ze die ambities niet alleen kunnen waarmaken, maar dat het een samenspel is tussen inwoners, gemeenten, andere overheden, onderwijsinstellingen, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Iedere partij heeft een eigen belang, rol en verantwoordelijkheid, maar de gemeente wil hierin graag een regiorol nemen.
In de beleidsnota Duurzaamheid zijn een aantal ambities vastgelegd:
- energie en Klimaat: Gemeenschap Son en Breugel klimaatneutraal in 2030 Gemeentelijke organisatie klimaatneutraal in 2020;
- materiaaltransitie: 5 % restafval in 2020 / 35 kg restafval per inwoner in 2020;
- biodiversiteit: Het behoud en creëren van groene buffers en verbetering van de rijkdom aan planten en diersoorten in Son en Breugel;
- milieu: Het voorkomen van bodemverontreinigingen en het optimaliseren van grondstromen, het voorkomen van verdroging en waterverontreinigingen, het voorkomen van luchtverontreiniging en geuroverlast, het voorkomen van geluidshinder en het voorkomen van onacceptabele situaties met betrekking tot externe veiligheid en volksgezondheid.
Het thema 'duurzaamheid' wordt bij de ontwikkeling van het plangebied ingevuld door alle woningen indien mogelijk uit te voeren als 'Nul-op-de-meter' woningen. Hiermee wordt aangesloten bij de beleidsnota duurzaamheid 2016 – 2020 van de gemeente Son en Breugel.
3.4.5 Conclusie
Qua beleid ligt binnen de gemeente Son en Breugel de aandacht voornamelijk op herontwikkeling /inbreidingslocaties. Door de ligging binnen de bebouwde kom en in het stedelijk gebied kan gesteld worden dat de ontwikkeling een inbreidingslocatie is. De ontwikkeling van het plangebied aan de Boslaan voldoet aan de gemeentelijke beleidsintenties van 'bouwen binnen het stedelijk gebied'. Ook is sprake van een duurzame gebiedsontwikkeling.
Hoofdstuk 4 Milieuhygiënische En Planologische Aspecten
Op grond van het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het bij het opstellen van een bestemmingsplan verplicht om inzicht te bieden in de relevante planologische en milieuhygiënische aspecten. In dit hoofdstuk is een verantwoording voor deze aspecten opgenomen.
4.1 Verkeer En Parkeren
4.1.1 Verkeer
Voor het berekenen van de huidige verkeersgeneratie is uitgegaan dat de huidige woning (hogere prijssegment) zich in een groen-stedelijk woonmilieu bevindt en de nieuw te realiseren koopappartementen en vrijstaande woning zich in het hoge prijssegment bevinden. De gemeente Son en Breugel beschikt niet over gemeentelijke verkeersgeneratienormen. Om deze reden is voor het berekenen van de huidige verkeersgeneratie gebruik gemaakt van CROW-publicatie 381 “toekomstbestendig parkeren”.
Huidige verkeersgeneratie
In tabel 4.1 is de berekening te zien van de verkeersgeneratie van de huidige woning aan de Boslaan 63 in Son en Breugel. Op basis van de gestelde uitgangspunten bedraagt de maximale verkeersgeneratie (afgerond) 9 motorvoertuigen per etmaal (weekdag). Om de verkeersgeneratie per werkdag te berekenen, moet de verkeersgeneratie met factor 1,11 worden vermenigvuldigd (conform CROW). De totale verkeersgeneratie per werkdag bedraagt daarmee (afgerond) 10 motorvoertuigbewegingen.
Tabel 4.1: Berekening huidige theoretische verkeersgeneratie
Toekomstige verkeersgeneratie
De nieuw te realiseren appartementen hebben een andere verkeersgeneratie dan de huidige woning, in tabel 4.2 is de berekening van de nieuwe verkeersgeneratie te zien. Op basis van de gestelde uitgangspunten bedraagt de maximale (afgeronde) verkeersgeneratie 102 motorvoertuigen per etmaal. Om de verkeersgeneratie per werkdag te berekenen, moet de verkeersgeneratie met factor 1,11 worden vermenigvuldigd (conform CROW). De totale maximale verkeersgeneratie per werkdag bedraagt daarmee (afgerond) 113 motorvoertuigbewegingen.
Tabel 4.2: Berekening toekomstige verkeersgeneratie
Conclusie
De toekomstige (theoretische) verkeersgeneratie betreft 113 motorvoertuigbewegingen per werkdag. Dit is een toename van 103 mvt/etm ten opzichte van de huidige situatie. De ontsluiting van de nieuw te realiseren appartementen vindt plaats via de Larikslaan. De vrije kavel wordt ontsloten via de Berkenlaan. Beide wegen zijn net als de Boslaan gecategoriseerd als erftoegangswegen met een maximumsnelheid van 30 km/u. Verwacht wordt dat de toename aan verkeer vanuit de ontwikkeling geen doorstromingsproblemen veroorzaken op de omliggende wegen.
4.1.2 Parkeren
In dit hoofdstuk wordt de huidige en toekomstige parkeerbehoefte berekend. De gemeente Son en Breugel beschikt niet over gemeentelijke parkeernormen, om deze reden is voor het berekenen van de huidige parkeerbehoefte gebruik gemaakt van de kengetallen van CROW-publicatie 381 'toekomstbestendig parkeren'.
Huidige parkeerbehoefte
Voor het berekenen van de huidige parkeerbehoefte is uitgegaan dat de bestaande woning een vrijstaande koopwoning betreft. In tabel 4.3 is te zien dat er in de huidige situatie een theoretische parkeerbehoefte is van (afgerond) 3 parkeerplaatsen.
Tabel 4.3: Berekening huidige theoretische parkeerbehoefte
Toekomstige parkeerbehoefte
In de nieuwe situatie worden 12 dure koopappartementen en een vrijstaande woning gerealiseerd. Conform de kengetallen van het CROW betreft de maximale toekomstige parkeerbehoefte (afgerond) 33 parkeerplaatsen (inclusief bezoekersparkeren). Zie tabel 4.4 voor de berekening van de parkeerbehoefte.
Tabel 4.4: Berekening toekomstige parkeerbehoefte
Conclusie
De huidige parkeerbehoefte betreft maximaal 3 parkeerplaatsen. Op basis van CROW-publicatie 381 “toekomstbestendig parkeren” is berekend dat de toekomstige parkeerbehoefte 33 parkeerplaatsen betreft. Dit is een toename van 30 parkeerplaatsen.
Het parkeren ten behoeve van de 12 appartementen wordt gefaciliteerd aan de zuidwestzijde van het plangebied (6 plekken) en in de ondergrondse parkeergarage (24 plekken). Het parkeren ten behoeve van de nieuwe vrijstaande woning (3 plekken) dient op dit perceelsgedeelte op eigen terrein plaats te vinden. Dit maakt een totaal van 33 plekken. Hiermee voldoet het plan aan de totale parkeerbehoefte.
4.2 Bodem
4.2.1 Algemeen
Voor elke functiewijziging, al of niet naar een gevoelige functie, dient een onderzoek te worden verricht naar de bodem- en grondwaterkwaliteit. Door Antea Group is een historisch bodemonderzoek (NEN 5725) uitgevoerd d.d. 4 april 2022. De conclusies van dit onderzoek zijn hierna weergegeven. De rapportage is als bijlage bij deze toelichting opgenomen.
4.2.2 Onderzoek
Uit het onderzoek blijkt dat de locatie sinds omstreeks 1955 in gebruik is geweest als woonperceel. Uit het historisch kaartmateriaal en de BAG-viewer is gebleken dat in de asbestverdachte periode (1945-1993) enkel bouwwerkzaamheden hebben plaatsgevonden. Tijdens de digitale terreinverkenning zijn geen asbestverdachte zaken waargenomen. De locatie is derhalve niet asbestverdacht.
Op de locatie zijn geen bodemonderzoeken en/of bodembedreigende activiteiten bekend.
Wel blijkt uit verschillende onderzoeken dat op circa 140 meter afstand in zuid-zuidoostelijkerichting in het verleden een stortplaats gesitueerd is geweest. Deze is in voldoende mate onderzocht en de verwachting is dat vanaf circa 2,5 à 4,5 meter buiten de stortplaats geen invloed meer wordt verwacht. Derhalve wordt op de huidige onderzoekslocatie daarom ook geen invloed verwacht van deze (voormalige) stortplaats. Verder is bekend dat in het kader van nieuwbouw (zuidwestelijk gelegen van de onderzoekslocatie) een onderzoek heeft plaatsgevonden, waarbij het dichtstbijzijnde boorpunt op circa 100 meter vanaf de onderzoekslocatie is gelegen. Uit het onderzoek blijkt dat geen van de onderzochte parameters verhoogd is aangetoond
4.2.3 Conclusie
Het aspect bodem betreft geen belemmeringen voor dit plan.
4.3 Geluid
4.3.1 Algemeen
Bij een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling met woningen, geluidsgevoelige gebouwen, nieuwe wegen en de reconstructie van bestaande wegen dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de Wet geluidhinder (Wgh) en dat er, op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), sprake is van een goede ruimtelijke ordening. De Wgh is alleen van toepassing binnen de wettelijk vastgestelde zone van een weg. Een akoestisch onderzoek in het kader van de Wgh is daarom alleen noodzakelijk wanneer de ontwikkeling plaatsvindt binnen een zone van een weg, spoor en gezoneerd industrieterrein en waarbij sprake is van geluidgevoelige bestemmingen.
De voorgenomen ontwikkeling behelst de realisatie van een geluidsgevoelige functie (wonen) maar er zijn geen wettelijk geldende geluidgrenswaarden aan de orde omdat in de omgeving van het plan alleen wegen liggen waarop de maximaal toegestane rijsnelheid 30 km/uur bedraagt. Voor dergelijke wegen is de Wet geluidhinder niet van toepassing.
Er is sprake van de nieuwe ontwikkeling van woningen in binnenstedelijk gebied, welke zijn gelegen binnen de invloedsfeer van de Boslaan/Bestseweg, Larikslaan, Berkenlaan en Sparrenlaan/Doctor Berlagelaan. Voor deze wegen geldt een maximum snelheid van 30 km/uur. In de zin van de Wet geluidhinder zijn dergelijke wegen niet-zoneplichtig. Uit jurisprudentie blijkt echter dat, bij een ruimtelijke procedure (in het kader van de goede ruimtelijke ordening in de zin van de Wet ruimtelijke ordening) de mogelijke geluidinvloed van 30 km/uur wegen wel meegewogen dient te worden. Derhalve zijn genoemde wegen meegenomen in onderhavig akoestisch onderzoek.
4.3.2 Onderzoek
Het plangebied is geleden nabij de wegen Boslaan, Bestseweg, Larikslaan, Berkenlaan en Sparrenlaan/ Doctor Berlagelaan. Ondanks het feit dat voor deze wegen een maximum snelheid van 30 km/uur geldt en deze wegen ook niet zoneplichtig zijn, is er door Antea Group (2022) een akoestisch onderzoek uitgevoerd.
In het akoestisch onderzoek is gebruik gemaakt van de uitgangspunten zoals ook in dit bestemmingsplan zijn opgenomen. De geluidsbelasting is bepaald op de randen van het bouwvlak. Voor de vrijstaande woning op de vrije kavel is rekening gehouden met de flexibiliteit welke het bestemmingsplan biedt voor de ontwikkeling van deze kavel.
Met behulp van het geluidrekenmodel is op alle beoordelingspunten en de geluidbelasting vanwege de meegenomen wegen voor het toekomstig richtjaar berekend. De resultaten zijn in eerste instantie per weg weergegeven.
Boslaan / Bestseweg
In onderstaande afbeelding zijn de maatgevende resultaten vanwege de Boslaan / Bestseweg schematisch weergegeven.
Figuur 4.1 Overzicht maatgevende resultaten Lden vanwege de Boslaan/Bestseweg inclusief aftrek ex art. 110g Wgh
Uit de resultaten blijkt dat de geluidbelasting (Lden) ten gevolge van de Boslaan/Bestseweg op de nieuwe appartementen ten hoogste 54 dB inclusief aftrek ex art. 110g Wgh bedraagt. De geluidbelasting vanwege de Boslaan/Bestseweg is het hoogst op de appartementen aan de noordzijde van het complex.
Voor 30 km/uur wegen geldt geen formeel toetsingskader ingevolge de Wet geluidhinder. Daarmee is het vaststellen van hogere waarden niet van toepassing op 30 km/uur wegen. Hoewel de Wet geluidhinder niet van toepassing is op dergelijke wegen, dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening te worden onderzocht of er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Hoewel de grenswaarden uit de Wet geluidhinder niet formeel gelden, hebben we de kaders uit de Wet wel gehanteerd als maat om de resultaten te kunnen duiden. Uit de resultaten blijkt dat de vastgestelde geluidbelasting valt binnen de marges die uit de Wet geluidhinder volgen. De geluidbelasting is weliswaar hoger dan de voorkeurgrenswaarde (54 dB inclusief aftrek), maar niet hoger dan de maximale ontheffingswaarde (63 dB inclusief aftrek). Er is gezien de geluidbelasting vanwege verkeer op de Bestseweg/Boslaan daarom sprake van een aanvaardbare geluidinvloed van deze weg op voorgenomen woningen in het plangebied.
Larikslaan
In onderstaande afbeelding zijn de maatgevende resultaten vanwege de Larikslaan schematisch weergegeven.
Figuur 4.2 Overzicht maatgevende resultaten Lden vanwege de Larikslaan inclusief aftrek ex art. 110g Wgh
Uit de resultaten blijkt dat de geluidbelasting (Lden) ten gevolge van de Larikslaan op de nieuwe appartementen ten hoogste 42 dB inclusief aftrek ex art. 110g Wgh bedraagt. De geluidbelasting vanwege de Larikslaan is het hoogst op de appartementen aan de noordwestzijde van het complex.
Voor 30 km/uur wegen geldt geen formeel toetsingskader ingevolge de Wet geluidhinder.
Daarmee is het vaststellen van hogere waarden niet van toepassing op 30 km/uur wegen. Hoewel de Wet geluidhinder niet van toepassing is op dergelijke wegen, dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening te worden onderzocht of er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Hoewel de grenswaarden uit de Wet geluidhinder niet formeel gelden, hebben we de kaders uit de Wet wel gehanteerd als maat om de resultaten te kunnen duiden. Uit de resultaten blijkt dat de vastgestelde geluidbelasting valt binnen de marges die uit de Wet geluidhinder volgen. De geluidbelasting is niet hoger dan de voorkeurwaarde (48 dB inclusief aftrek). Er is gezien de geluidbelasting vanwege verkeer op de Larikslaan daarom sprake van een aanvaardbare geluidinvloed van deze weg op voorgenomen woningen in het plangebied.
Gecumuleerde geluidbelasting
Indien een geluidgevoelige bestemming waarvoor, ten gevolge van meerdere geluidbronnen, een hogere grenswaarde wordt vastgesteld, dient inzichtelijk gemaakt te worden hoe hoog de gecumuleerde geluidbelasting is. Een wettelijke toets aan een grenswaarde voor deze gecumuleerde geluidbelasting is niet aan de orde. Een hogere waarde procedure is in onderhavige situatie (met alleen 30 km/uur wegen in de nabije omgeving) niet aan de orde. Uit voorgaande resultaten is te herleiden dat de geluidbelasting op het plangebied volledig wordt bepaald door het verkeer op de Boslaan/Bestseweg. Er is derhalve geen sprake van een relevante cumulatie van geluid vanwege wegverkeer.
4.3.3 Conclusie
In verband met onderbouwing van het bestemmingsplan Boslaan 63 is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting vanwege omliggende wegen op de te projecteren woningen. Hierbij is zoals gebruikelijk uitgegaan van het toekomstig richtjaar 10 jaar na planvaststelling, 2032 in dit geval.
Uit de door de gemeente aangeleverde gegevens volgt dat in het toekomstig richtjaar 2032 de maximale rijsnelheid op omliggende wegen 30 km/uur bedraagt. Dit betekent dat er vanuit de Wet geluidhinder geen wettelijke geldende geluidgrenswaarden aan de orde zijn. Desalniettemin is de geluidbelasting vanwege wegverkeer wel inzichtelijk gemaakt en geduid, om hiermee invulling te geven aan goede ruimtelijke ordening in de zin van de Wet ruimtelijke ordening.
Uit de resultaten blijkt dat de geluidbelasting ten gevolge van de omliggende 30 km/uur wegen (Boslaan/Bestseweg, Larikslaan) afzonderlijk, op de nieuwe appartementen ten hoogste 54 dB inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh. bedraagt. Voor 30 km/uur wegen geldt geen formeel toetsingskader ingevolge de Wet geluidhinder. De vastgestelde geluidbelasting is hoger dan de voorkeurgrenswaarde (54 dB inclusief aftrek), maar niet hoger dan de maximale ontheffingswaarde (63 dB inclusief aftrek).
Door gemeente en ODZOB is geadviseerd om bij de verdere invulling en indeling van de appartementen rekening te houden met de aanwezigheid van een geluidluwe gevel/geluidluwe buitenruimte per appartement.
Uit doorrekening van het laatste stedenbouwkundig ontwerp (:19017_RV_2020_KCV_D)1_Situatie-Sheet" voor de begane grond, eerste en tweede verdieping volgt dat het plan uitvoerbaar is, met toepassing van balkonschermen bij enkele appartementen, om aan het advies ten aanzien van een geluidluwe gevel / geluidluwe buitenruimte tegemoet te komen. De toepassing van balkonschermen is dan ook meegenomen in dit plan.
4.4 Bedrijven- En Milieuzonering
4.4.1 Algemeen
Om te bepalen welke bedrijfsactiviteiten uit oogpunt van milieuhinder kunnen worden toegestaan, kan gebruik worden gemaakt van de systematiek van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009). In de VNG-brochure is een bedrijvenlijst opgenomen, die informatie geeft over de milieukenmerken van verschillende typen bedrijven. In de lijst is op basis van een aantal factoren (waaronder geluid, geur en gevaar) een indicatie gegeven van de afstand tussen bedrijven en hindergevoelige functies waarmee gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening kunnen houden. Het doel van milieuzonering is tweeledig:
- door het toepassen van milieuzonering wordt hinder ter plaatse van woningen of andere gevoelige objecten al in het ruimtelijk spoor voorkomen;
- door het toepassen van milieuzonering wordt aan bedrijven voldoende zekerheid geboden dat zij hun activiteiten duurzaam en binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Op basis van de indicatieve afstanden zijn de bedrijven op de bedrijvenlijst in de VNG-handreiking ingedeeld in milieucategorieën die variëren van categorie 1 (indicatieve afstand van 10 meter) tot categorie 6 (indicatieve afstand van 1.500 meter). Als aan de indicatieve afstand kan worden voldaan, is een activiteit qua milieuhinder inpasbaar. Enerzijds is dan ter plaatse van omliggende milieugevoelige objecten (waaronder woningen) sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, anderzijds heeft het bedrijf voldoende zekerheid dat de bedrijfsactiviteiten binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen worden uitgeoefend.
4.4.2 Omgevingstype
In de VNG-brochure worden twee omgevingstypen onderscheiden, namelijk 'rustige woonwijk'/'rustig buitengebied' en 'gemengd gebied'. De richtafstanden uit de VNG-brochure zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een daarmee vergelijkbaar omgevingstype (zoals een rustig buitengebied). De indicatieve afstanden zijn de afstanden die moeten worden aangehouden tot de gevels van woningen in een 'rustige woonwijk'. Voor woningen in een 'gemengd gebied' mag de indicatieve afstand worden gecorrigeerd en kan de afstand met één trede worden verlaagd, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.
Het omgevingstype van de woningen in de omgeving van het plangebied kan worden getypeerd als 'gemengd gebied'. Het plangebied is direct gelegen aan de Boslaan. Deze weg kan worden beschouwd als de hoofdinfrastructuur voor het doorgaand verkeer van de afrit A50 tot aan het centrum van Son. Deze kenmerken behoren tot het omgevingstype ‘Gemengd gebied’. De indicatieve afstanden kunnen worden gecorrigeerd.
4.4.3 Onderzoek
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven gelegen. Op circa 250 meter afstand ligt een basisschool. De richtafstand hiervoor bedraagt 30 meter, welke kan worden gecorrigeerd tot 10 meter. Er wordt voldaan aan de gestelde richtafstand.
4.4.4 Conclusie
Het aspect bedrijven- en milieuzonering betreft geen belemmeringen voor dit plan.
4.5 Externe Veiligheid
4.5.1 Algemeen
Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten is verbonden voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport. Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen.
Het veiligheidsbeleid in Nederland is gebaseerd op een tweetal begrippen, het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR):
- het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat één persoon, die onafgebroken en onbeschermd op een plaats langs een transportroute of nabij een inrichting verblijft, komt te overlijden als gevolg van een incident met het vervoer, de opslag en/of de handeling van gevaarlijke stoffen. Daarbij is de omvang van het risico een functie van de afstand waarbij geldt: hoe groter de afstand, des te kleiner het risico. De risico's worden weergegeven in PR risicocontouren;
- het groepsrisico is de kans per jaar dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van een transportroute of een inrichting voor handelingen met gevaarlijke stoffen in één keer het (dodelijk) slachtoffer wordt van een ongeval. In tegenstelling tot het plaatsgebonden risico geldt voor het groepsrisico geen grenswaarde maar een oriëntatiewaarde. Deze oriëntatie-waarde kan gezien worden als een streefwaarde en heeft geen juridische status. Het overschrijden van de oriëntatiewaarde is mogelijk mits dit in de besluitvorming door het bevoegd gezag wordt gemotiveerd.
Risicobronnen kunnen worden onderscheiden in risicovolle inrichtingen (waaronder lpg-tankstati-ons), vervoer van gevaarlijke stoffen en buisleidingen. Om voldoende ruimte te scheppen tussen een risicobron en personen of objecten die risico lopen (kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten) moeten vaak afstanden in acht worden genomen. Ook ontwikkelingsmogelijkheden die ingrijpen in de personendichtheid kunnen om onderzoek vragen. Het beoordelingskader voor risicovolle inrichtingen wordt gevormd door het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), waarin de Basis-netten voor weg, spoor en water zijn vastgelegd. Voor buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
4.5.2 Onderzoek
Met de bestemmingsplanwijziging voor de Boslaan 63 te Son en Breugel is er geen sprake van een functiewijziging. De originele functie wonen in het bestemmingsplan 'Son Zuid' wordt behouden. De ontwikkellocatie is gelegen binnen het invloedsgebied van de risicobronnen: A50 en het bedrijf v.d. Anker.
De locatie ligt op meer dan 200 meter van de A50, dit betekent dat artikel 7 Besluit externe veiligheid transportroutes van toepassing is. Dit artikel geeft aan dat wanneer een locatie valt binnen een invloedsgebied van een risicobron er in ieder geval moet worden ingegaan op:
- Mogelijkheden op voorbereiding en bestrijding van een incident bij de risicobron (de A50)
- De zelfredzaamheid van de personen op de planlocatie
Ten aanzien van de bestrijding van een incident beschikt de veiligheidsregio over protocollen om een dergelijk incident te bestrijden. Ten aanzien van de zelfredzaamheid is relevant dat de ontwikkeling niet het verblijf van zeer kwetsbare groepen beoogt. Gezien de afstand is alleen het toxisch scenario relevant. Bescherming wordt geboden door na een incident met gevaarlijke stoffen op de A50 ramen en deuren te sluiten en de mechanische ventilatie af te schaken. Als de Omgevingswet van kracht is, moet bij nieuwbouw de mechanische ventilatie handmatig afschakelbaar worden uitgevoerd.
De locatie ligt binnen het invloedsgebied van Van de Anker. Gezien de afstand tot dit bedrijf is alleen het toxisch scenario relevant. Hiervoor zijn dezelfde zelfredzaamheidsmaatregelen van toepassing als bij de A50. Gezien de afstand heeft de ontwikkeling geen invloed op de hoogte van het groepsrisico van Van den Anker.
4.5.3 Conclusie
Het aspect externe veiligheid betreft geen belemmeringen voor dit plan.
4.6 Kabels En Leidingen
In het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig die een belemmering vormen voor de voorgenomen ontwikkeling.
4.7 Luchtkwaliteit
4.7.1 Algemeen
In de Wet milieubeheer is de regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteit vastgelegd. In artikel 5.16 is vastgelegd dat bestuursorganen bevoegdheden, zoals het vaststellen van een bestemmingsplan of het verlenen van een omgevingsvergunning, mogen uitoefenen wanneer sprake is van één van de volgende gevallen:
- a. er is geen sprake van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden;
- b. de concentratie van de desbetreffende stoffen in de buitenlucht verbetert of blijft ten minste gelijk;
- c. het plan draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de concentratie van de desbetreffende stoffen in de buitenlucht;
- d. de ontwikkeling is opgenomen in een vastgesteld programma, zoals het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).
Een nadere uitwerking van de regelgeving met betrekking tot het begrip 'niet in betekende mate' is vastgelegd in het 'Besluit niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)'. Voor ontwikkelingen die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden. In de Regeling zijn categorieën van gevallen benoemd die in ieder geval als 'niet in betekenende mate' worden aangemerkt en waarvoor toetsing aan de grenswaarden dus zonder meer achterwege kan blijven. Er is volgens deze regeling geen onderzoek nodig voor 'woningbouwlocaties, indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1.500 nieuwe woningen omvat, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 3.000 woningen omvat'.
4.7.2 Onderzoek
De voorgenomen ontwikkeling heeft betrekking op de toevoeging van 12 appartementen en één vrijstaande woning. Hiermee wordt ruimschoots onder de aantallen gebleven zoals genoemd in de 'Regeling niet in betekende mate bijdragen'. Geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling niet in strijd is met het bepaalde in de Wet milieubeheer.
In het kader van goede ruimtelijke ordening is de luchtkwaliteit getoetst. Met de NIBM-tool (versie 34-04-2022) is de maximale toename van de jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10 berekend als gevolg van het extra verkeer. De NIBM-tool gaat uit van de voor luchtkwaliteit meest ongunstige situatie en berekent daardoor het maximale effect. In onderstaande figuur is de berekening met de NIBM-tool opgenomen. In het kader van het verkeersonderzoek voor de onderhavige ontwikkeling is een netto-verkeersgeneratie (toekomstige minus huidige situatie) van 102 per etmaal bepaald voor een weekdag. Voor de NIBM-berekening is worst-case uitgegaan van 3% vrachtverkeer.
Figuur 4.3: NIBM-tool
Op basis van de uitkomst van de NIBM-tool worden geconcludeerd dat er ten aanzien van de luchtkwaliteit de voorgenomen ontwikkeling in niet betekenende mate bedraagt aan de toename van luchtverontreinigende stoffen.
4.7.3 Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit betreft geen belemmeringen voor dit plan.
4.8 Natuur
4.8.1 Algemeen
Ruimtelijke plannen dienen te worden beoordeeld op de uitvoerbaarheid in relatie tot actuele natuurwetgeving, met name de Wet natuurbescherming. Er mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden die op onoverkomelijke bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden en/of flora en fauna. In dit kader is inzicht gewenst in de aanwezige natuurwaarden en de mogelijk daarmee samenhangende consequenties vanuit de actuele natuurwetgeving.
4.8.2 Onderzoek
Door Faunaconsult is op 25 april 2022 een quickscan natuurwetgeving verricht. De rapportage is als bijlage bij onderhavig bestemmingsplan opgenomen. De conclusies uit het rapport zijn hierna beschreven. Er is een aanvullend onderzoek naar de Alpenwatersalamander uitgevoerd.
4.8.3 Conclusie
Het aspect natuur betreft geen belemmeringen voor dit plan.
4.9 Stikstof
4.9.1 Algemeen
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. In deze wet worden drie eerdere wetten vervangen. Het gaat om de Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet) inclusief het Programma Aanpak Stikstof, de Boswet en de Flora- en faunawet. De bescherming van de Natura 2000-gebieden is ondervangen in onderdeel gebiedsbescherming (vervangt Nb-wet). Voor bestemmingsplannen is het toetsingskader voor deze gebieden in de basis ongewijzigd gebleven ten opzichte van de Nb-wet.
Als (een wijziging van) een bestemmingsplan negatieve gevolgen heeft voor de Natura 2000-gebieden kan het plan in beginsel niet worden vastgesteld. In dat geval moet het bevoegd gezag volgens artikel 2.8, van de Wet natuurbescherming (Wnb) eerst een passende beoordeling opstellen. Uit de passende beoordeling moet blijken dat de instandhoudingsdoelstellingen van de betreffende gebieden niet aangetast worden door het plan.
4.9.2 Onderzoek
Uit de AERIUS-berekeningen blijkt dat de stikstofdepositie, als gevolg van de realisatie en ingebruikname van het plan, ter plaatse van de nabij gelegen Natura 2000-gebieden maximaal 0,00 mol/ha/jaar betreft. Hiermee wordt voldaan aan het wettelijk kader en is een Wnb-vergunning, in het kader van stikstofdepositie, niet noodzakelijk.
Aangetoond is dat als gevolg van het project geen toename van stikstofdepositie te verwachten is op nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Dit betekent dat significante gevolgen voor beschermde habitats en hieraan gekoppelde soorten als gevolg van stikstofdepositie op voorhand zijn uitgesloten. De instandhoudings-doelstellingen van de Natura 2000-gebieden worden gerespecteerd en de natuurlijke kenmerken worden niet aangetast.
4.9.3 Conclusie
Het aspect stikstof betreft geen belemmeringen voor dit plan.
4.10 Water
4.10.1 Algemeen
Doel van de waterparagraaf is de component water in een zo vroeg mogelijk stadium te agenderen in het besluitvormingsproces van ruimtelijke plannen. De paragraaf beschrijft de actuele waterhuishouding in het plangebied. Daarnaast wordt, binnen de gestelde randvoorwaarden van het bestemmingsplan, vastgelegd aan welke watereisen de ontwikkeling moet voldoen. Ruimtelijke plannen worden onder meer getoetst aan "hydrologisch neutraal" ontwikkelen conform landelijk en lokaal waterbeleid. Met deze waterparagraaf wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 1, onder c van het Besluit ruimtelijke ordening.
4.10.2 Waterrelevant beleid en regelgeving
Regionaal Water- en Bodemprogramma Noord-Brabant (2022-2027)
Het Regionaal Water- en Bodemprogramma 2022 – 2027 (RWP) bevat de ambitie, opgaven, doelen en de aanpak, inclusief de zeven leidende principes bij het tot stand komen van een klimaatbestendig en verkeerkrachtig water- en bodemsysteem binnen de provincie Noord-Brabant. In het RWP zijn de volgende leidende principes opgenomen:
- watervoorraad in balans;
- elke druppel telt;
- niet alles kan overal;
- brabant is in staat extreme weersituaties op te vangen;
- bescherming van water- en bodemkwaliteit;
- gebruikers zijn maximaal verantwoordelijk;
- circulair denken en doen.
Visie klimaatadaptatie
De provincie Noord-Brabant heeft een aparte visie ten behoeve van klimaatadaptatie opgesteld. Hierin zijn de volgende uitgangspunten opgenomen:
- Klimaatadaptatie is als vanzelfsprekend een vast onderdeel van provinciale opgaven en is geborgd in de provinciale programma's;
- De provincie gaat uit van een klimaatbestendig en robuust watersysteem. Daarbij worden vijf principes gehanteerd:
- 1. Niet meer gebruik dan is aangevuld;
- 2. In hogere gebieden water infiltreren;
- 3. Lagere gebieden zijn natter;
- 4. Het systeem kan omgaan met extremen;
- 5. De waterkwaliteit is op orde.
- De provincie maakt op basis van een klimaatbestendig en robuust watersysteem, de overgang naar een nieuwe systematiek voor wateroverlast bij extreme buien;
- De provincie kiest ervoor om voorrang te geven aan de robuustheid van het watersysteem en niet aan individuele belangen;
- De provincie werkt via een gebiedsgerichte en samenhangende aanpak;
- Via de gebiedsgerichte aanpak zet de provincie zijn middelen in samenhang en waar mogelijk gebundeld in.
Interim Omgevingsverordening
Vanuit de nieuwe Omgevingswet (welke per 2023 ingaat) zijn alle provincies verplicht om een omgevingsvisie op te stellen. In de omgevingsvisie staat wat de provincie wil bereiken en wat ze wil doen om dat te bereiken. Naast een omgevingsvisie moet de provincie vanuit de Omgevingswet ook een omgevingsverordening vaststellen voor haar grondgebied. De Brabantse Omgevingsverordening vervangt een aantal provinciale verordeningen, zoals de provinciale milieuverordening en de provinciale verordening water.
Waterbeheerprogramma 2022-2027 - Water als basis voor een toekomstbestendige leefomgeving. Waterschap de Dommel
Het waterschap heeft daarnaast het waterbeheerprogramma 2022-2027 opgesteld waarin de visie en ambities van het waterschap in opgenomen zijn. De visie voor 2050 vanuit waterschap De Dommel is dat de leefomgeving en het watersysteem toekomstbestendig zijn. Zo zijn bijvoorbeeld relevante waterthema's gekoppeld aan de belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen in de regio.
De drie doelen waaraan gewerkt moet zijn:
- Droge voeten: voorkomen van wateroverlast
- Schoon water: Waterkwaliteit moet voldoen aan de KRW eisen.
- Voldoende water: Voldoende water beschikbaar houden voor periodes waarin weinig tot geen neerslag valt, dit doormiddel van:
- 1. meer water vasthouden om het grondwater aan te vullen.
- 2. minder grondwater onttrekken.
- 3. het watersysteem slimmer sturen.
Keur Waterschap de Dommel
Vanaf 1 januari 2019 geldt er een nieuwe Keur voor waterschap de Dommel. De Keur is een verordening met de regels die het waterschap hanteert bij de bescherming van waterkeringen, watergangen (sloten, beken en rivieren) en bijbehorende kunstwerken (gemalen, stuwen). Voor sommige werkzaamheden zijn in de Keur algemene regels opgesteld. Als aan deze regels wordt voldaan, is er geen watervergunning nodig. De werkzaamheden moeten wel bij het waterschap worden gemeld.
De Keur verbiedt volgens artikel 3.6 het zonder vergunning afvoeren van neerslag door een toename van verhard oppervlak naar een oppervlaktewaterlichaam. De algemene regels van waterschap de Dommel zijn herzien op 25 maart 2021. Volgens artikel 15.1.a van de Algemene Regels geldt er een vrijstelling voor het verbod, bedoeld in artikel 3.6 van de Keur, wanneer de waterparagraaf van het bestemmingsplan na 1 augustus 2019 de schriftelijke instemming heeft verkregen van het waterschap en de in de waterparagraaf genoemde maatregelen zijn uitgevoerd. Indien hieraan niet wordt voldaan geldt er in de volgende gevallen een vrijstelling:
- het afkoppelen van verhard oppervlak maximaal 10.000 m² is, of;
- de toename van verhard oppervlak maximaal 500 m² is, of;
- de toename van verhard oppervlak bestaat uit een groen dak.
- de toename van verhard oppervlak groter dan 500 m² tot en met 10.000 m² is en compenserende maatregelen zijn getroffen om versnelde afvoer van hemelwater tegen te gaan, in de vorm van een voorziening met een minimale compensatie conform de rekenregel:
Benodigde compensatie (in m3) = toename verhard oppervlak (in m2) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m)
De gevoeligheidsfactor: nominale waarde die de hydrologische gevoeligheid en infiltratiepotentie van de locatie uitdrukt, zie bijlage 2. Uit deze kaart blijkt dat het plangebied een gevoeligheidsfactor heeft van 1.
De voorziening voldoet aan de volgende eisen:
- de bodem van de voorziening ligt boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG);
- de afvoer uit de voorziening vindt plaats via een functionele bodempassage naar het grondwater en/of via een functionele afvoerconstructie naar het oppervlaktewater. Indien een afvoerconstructie wordt toegepast, dient deze een diameter van 4 cm te hebben;
- daarnaast moet er altijd een overloopconstructie zijn, om beschadiging van het oppervlaktewaterlichaam te voorkomen.
Met ingang van de Omgevingswet wordt de keur vervangen door de waterschapsverordening.
4.10.3 Uitgangspunten en randvoorwaarden
4.10.4 Onderzoek
Het plangebied is gelegen aan de Boslaan 63 te Son en Breugel. In onderstaande afbeelding is het plangebied weergegeven. Het plangebied is gelegen in een bosrijke omgeving. De huidige inrichting van het plangebied bestaat uit een woning, met daaromheen een grasveld en verschillende bomen.
Figuur 4.4: Plangebied is aangegeven met het rode kader
4.10.5 Conclusie
Het plangebied heeft voldoende ruimte om afstromend hemelwater te bergen en te laten infiltreren. Er is voldoende ruimte om de voorgenomen ontwikkeling hydrologisch neutraal te ontwikkelen.
4.11 Archeologie En Cultuurhistorie
4.11.1 Archeologie
4.11.2 Cultuurhistorie
Het plangebied is gelegen aan de rand van de bebouwing in Son Zuid. De straat Boslaan en het groen hieromheen is aangeduid als cultuurhistorisch waardevol groen in bestemmingsplan 'Cultuurhistorie' (21-10-2020) en de hieraan gekoppelde erfgoedkaart. Onderstaand is op een uitsnede van de erfgoedkaart het plangebied rood omkaderd. Te zien is dat de laanbeplanting langs de Boslaan aangeduid is als cultuurhistorisch waardevol.
De Larikslaan is niet aangeduid als lijn met enige waarden. In het plangebied zijn geen Rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten aanwezig.
Figuur 4.6: Uitsnede 'Kaart behorende bij het erfgoedbeleid'
Indien werkzaamheden aan de laanbeplanting noodzakelijk zijn dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd en deze wordt pas verleend indien de te verwijderen laanbeplanting zoals opgenomen op de 'Kaart behorende bij het Erfgoedbeleid' wordt gecompenseerd volgens een door het college van burgemeester en wethouders goedgekeurd beplantingsplan. Bij de planvorming is rekening gehouden met de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het gebied. Er is geen sprake van aantasting van cultuurhistorische waarden.
4.12 Besluit Milieueffectrapportage
4.12.1 Algemeen
Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen hebben voor het milieu, waardoor het opstellen van een milieueffectrapportage (m.e.r.) of het verrichten van een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is. In het Besluit milieueffectrapportage is vastgelegd welke activiteiten m.e.r-plichtig zijn en voor welke activiteiten een m.e.r-beoordeling moet worden verricht. In onderdeel C van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten, plannen en besluiten opgenomen ten aanzien waarvan het maken van een milieueffectrapportage (m.e.r.) verplicht is. In onderdeel D van de bijlage zijn de activiteiten, plannen en besluiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd. Als een activiteit op grond van onderdeel D m.e.r.-beoordelingsplichtig is, geldt voor een kaderstellend (bestemmings-)plan dat die activiteit mogelijk maakt, een plan-m.e.r-plicht.
Voor alle activiteiten zijn drempelwaarden opgenomen. Als een activiteit voorkomt in kolom 1 van de C- of D-lijst en de drempelwaarden uit kolom 2 worden overschreden, is een m.e.r. (onderdeel C) of een m.e.r.-beoordeling (onderdeel D) verplicht. Voor activiteiten die genoemd worden in onderdeel D, maar waarbij de drempelwaarde niet wordt overschreden, geldt de verplichting om na te gaan of tóch een m.e.r.-beoordeling (of een m.e.r.) moet worden uitgevoerd. Het bevoegd gezag moet in zo'n geval nagaan of er sprake is van omstandigheden die - ondanks dat de drempelwaarden niet worden overschreden - aanleiding geven voor het verrichten van een m.e.r.(beoordeling). De motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij de verplichte m.e.r.-beoordeling. Voor de toets gelden echter geen vormvereisten, daarom wordt de term 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' gehanteerd.
4.12.2 Activiteit en drempelwaarden
In artikel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage is een categorie 'stedelijk ontwikkelingsproject' (D11.2) opgenomen. Op grond van het Besluit milieueffectrapportage dient voor de 'aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject, met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen' een m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
1° een oppervlakte van 100 hectare of meer,
2° een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of
3° een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.
Het plan voorziet in 12 appartementen en 1 vrije kavel. Het plangebied heeft een grootte van circa 0.8 hectare. De voorgenomen activiteit blijft dus ruimschoots onder de drempel van 2.000 woningen en/of 100 hectare zoals opgenomen in het Besluit milieueffectrapportage. De activiteit is dus niet m.e.r.-beoordelingsplichting. Omdat de activiteit voorkomt in kolom 1 van de D-lijst, dient wel een vormvrije m.e.r.-beoordeling te worden verricht.
4.12.3 Vormvrije m.e.r.-beoordeling
In een vormvrije m.e.r.-beoordeling wordt getoetst of een activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Een vormvrije m.e.r.-beoordeling kan leiden tot twee conclusies:
- belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn uitgesloten: er is geen m.e.r. of m.e.r.-beoordeling noodzakelijk;
- belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor een m.e.r..
De criteria waaraan moet worden getoetst zijn opgenomen in bijlage III van de Europese richtlijn 'betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten'. De criteria vallen uiteen in criteria betreffende de:
- kenmerken van het project: omvang van het project, cumulatie met andere projecten, gebruik van natuurlijke hulpbronnen, productie van afvalstoffen, verontreiniging en hinder en risico op ongevallen;
- plaats van het project: bestaand gebruik van de locatie, natuurlijke hulpbronnen en opnamevermogen/gevoeligheid van het milieu;
- kenmerken van het potentiële effect: bereik, grensoverschrijdend karakter, orde van grootte en complexiteit, waarschijnlijkheid en duur, frequentie en omkeerbaarheid van het effect.
4.12.4 Toetsing
Kenmerken van het project
Uit de vormvrije m.e.r-beoordeling komt naar voren dat de intensiteit en complexiteit van het effect beperkt zijn. Er worden geen vervolg of indirecte effecten verwacht. Indien er effecten zijn, zullen deze zeer lokaal zijn. Daarnaast worden er omtrent natuur mogelijk mitigerende maatregelen toegepast, zoals het behouden van een vijverpartij
Cumulatie
Er zijn geen andere plannen of ontwikkelingen in de omgeving bekend die zouden kunnen leiden tot cumulatieve effecten, door bijvoorbeeld een toename van het verkeer. Omdat de te verwachten effecten beperkt van omvang zijn, zal ook voor andere aspecten de cumulatie met effecten van andere ontwikkelingen niet tot aanmerkelijke effecten leiden.
4.12.5 Conclusie
Uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling (Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling) blijkt dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden ten aanzien van kenmerken en locatie van het plan, die zouden kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu ter plaatse. Voor de getoetste milieuaspecten geldt dat er geen effecten optreden dan wel dat deze effecten met mitigerende maatregelen worden beperkt, zodat voldaan wordt aan de gelende wet- en regelgeving.
Geconcludeerd wordt dat er geen noodzaak is voor het doorlopen van een m.e.r.-procedure en het opstellen van een milieueffectrapport (MER) voor de voorgenomen ontwikkeling.
Hoofdstuk 5 Financiële Haalbaarheid
5.1 Uitvoerbaarheid
De kosten die worden gemaakt bij de uitvoering van de ontwikkeling zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De ontwikkeling heeft voor de gemeente geen negatieve financiële gevolgen. Het bestemmingsplan is hiermee financieel uitvoerbaar.
5.2 Kostenverhaal
Wanneer met een bestemmingsplan een bouwplan, zoals gedefinieerd in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening, mogelijk wordt gemaakt, dient conform artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening een exploitatieplan te worden opgesteld. Deze eis geldt niet indien het kostenverhaal anderszins is verzekerd. Aangezien in voorliggend geval het kostenverhaal is vastgelegd door middel van een anterieure overeenkomst tussen gemeente en initiatiefnemer, kan de vaststelling van een exploitatieplan achterwege blijven.
Hoofdstuk 6 Het Bestemmingsplan
6.1 Het Juridisch Plan
Bij het opstellen van het bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Daarnaast is voor het bestemmingsplan aangesloten bij de landelijke standaard voor bestemmingsplannen: de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Inhoudelijk is aangesloten bij het vigerend bestemmingsplan 'Son Zuid' waarbij op sommige aspecten is afgeweken van deze standaard. Tevens zijn de wijzigingen uit het bestemmingsplan 'Bebouwde kommen; herziening 2017' verwerkt.
Hierna wordt inhoudelijk ingegaan op de 4 hoofdstukken die tezamen de juridische regeling van het voorliggende bestemmingsplan vormen en volgt een beschrijving van de toegepaste bestemming.
6.2 Opzet Van De Regels
In het kader van de SVBP2012 dient een vaste volgorde en indeling van het bestemmingsplan aangehouden te worden. Deze is hieronder aangegeven.
6.2.1 Hoofdstuk 1 - Inleidende regels
Dit hoofdstuk bevat twee artikelen. In het eerste artikel zijn de begrippen opgenomen die van belang zijn voor de toepassing van het plan. Het tweede artikel betreft de wijze van meten, waarin wordt aangegeven hoe bij de toepassing van de bestemmingsregels wordt gemeten.
6.2.2 Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk worden planregels gegeven voor de binnen het plangebied bestaande functies. Voor de toegepaste bestemming zijn de doeleinden en de toegelaten gebruiksvormen van de gronden aangegeven. In beginsel is iedere vorm van bebouwing, die past binnen de desbetreffende bestemming tot een bepaalde omvang rechtstreeks (dus zonder voorafgaande afwijking of wijziging) toegestaan. Wel dient er te worden voldaan aan de voorgeschreven maatvoering (bouwhoogte, dakhelling en dergelijke).
6.2.3 Hoofdstuk 3 - Algemene regels
Dit hoofdstuk bevat de volgende algemene regels:
- een anti-dubbeltelbepaling;
- algemene bouwregels: hierin is een regeling voor ondergronds bouwen opgenomen;
- algemene gebruiksregels: hierin is opgenomen wat als strijdig gebruik wordt aangemerkt;
- algemene aanduidingsregels: hierin is conform de Interim omgevingsverordening een drietal aanduidingen opgenomen t.b.v. het provinciale herbegrenzingsverzoek;
- algemene afwijkingsregels: hierin wordt bepaald waarvoor het bevoegd gezag een omgevingsvergunning voor het afwijken van de regels kan verlenen;
- overige regels: hierin is een regeling voor parkeren en laden en lossen opgenomen.
6.2.4 Hoofdstuk 4 - Overgengs- en slotregels
Dit hoofdstuk bevat:
- het overgangsrecht;
- de slotregel.
6.3 Beschrijving Van De Bestemmingen
Tuin - Boswonen
De voor 'Tuin - Boswonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, erven en verhardingen, erkers, balkons of luifels en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen voor zover deze zijn verbonden met het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming, inritten ten behoeve van parkeren, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Op of in deze gronden mogen uitsluitend erkers, balkons of luifels en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen worden gebouwd voor zover deze zijn verbonden met het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming.
De bebouwingsregels voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn in de planregels bij deze bestemming opgenomen.
Wonen - Boswonen
De voor 'Wonen - Boswonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, tuinen, erven en verhardingen, aan-huis-verbonden beroepen, aan-huis-verbonden bedrijven, onoverdekte zwembaden, groenvoorzieningen, paden en wegen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen.
De bebouwingsregels voor hoofdgebouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, zijn in de planregels bij deze bestemming opgenomen. Ook is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om af te wijken van de bouwregels.
Waarde - Cultuurhistorisch waardevol Groen
De gronden met deze dubbelbestemming zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de bestaande laanbeplanting zoals opgenomen op de 'Kaart behorende bij het Erfgoedbeleid'. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
Hoofdstuk 7 Procedure
Het ontwerpbestemmingsplan 'Son en Breugel; Boslaan 63' is conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening ten behoeve van het vooroverleg gezonden naar de betreffende personen en instanties. Na vooroverleg doorloopt het plan de procedure van artikel 3.8 en verder van de Wet ruimtelijke ordening. In het kader van deze procedure is het ontwerpbestemmingsplan in de periode van 8 juni 2023 tot en met 19 juli 2023 gedurende zes weken ter visie gelegd, samen met de ontwerpvergunning. In deze periode is de mogelijkheid geboden om een zienswijze in te dienen.
In de genoemde periode zijn twee zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan bij de gemeente en ontvangen. Daarnaast zijn er twee zienswijzen ingediend tegen de ontwerpvergunning. De zienswijzen hebben geleid tot kleine wijzigingen in het bestemmingsplan. Het resultaat van de procedure is in de 'Zienswijzennotitie Coördinatieregeling ontwerpbestemmingsplan Son Zuid; Boslaan 63 en de daarbij behorende gecoördineerde ontwerpomgevingsvergunning' samengevat. In deze notitie, die als Bijlage 9 bij dit bestemmingsplan is gevoegd, is aangegeven welke aanpassingen naar aanleiding van de ingediende zienswijzen zijn gedaan. In de regels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor waterberging binnen de bestemmingen.
De gemeenteraad heeft op 21 december 2023 het bestemmingsplan vastgesteld. Tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan staat direct beroep open bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Direct na de beroepstermijn treedt, indien tijdens de beroepstermijn geen verzoek om voorlopige voorziening is ingediend, het plan in werking.
Bijlage 1 Verkeer En Parkeren
Bijlage 2 Bodem
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Boslaan 63 Son En Breugel
Bijlage 3 Akoestisch onderzoek Boslaan 63 Son en Breugel
Bijlage 4 Natuur
Bijlage 5 Nader Onderzoek Alpenwatersalamander
Bijlage 5 Nader onderzoek alpenwatersalamander
Bijlage 6 Watertoets
Bijlage 7 Stikstof Berekening
Bijlage 8 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 8 Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling
Bijlage 9 Zienswijzennota Coördinatieregeling Obp Son Zuid; Boslaan 63 En Gecoördineerde Oov
Bijlage 9 Zienswijzennota coördinatieregeling obp Son Zuid; Boslaan 63 en gecoördineerde oov