KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Tuin
Artikel 5 Wonen
Artikel 6 Waarde - Cultuurhistorisch Waardevol Groen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Het Projectgebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Bij Het Plan Behorende Stukken
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Bestaande Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
2.3 Vertaling Naar Nieuw Bestemmingsplan
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieuhygienisch En Planologische Verantwoording
4.1 Bodemkwaliteit
4.2 Bedrijven En Milieuzonering
4.3 Geluid
4.4 Luchtkwaliteit
4.5 Externe Veiligheid
4.6 Milieueffectrapportage
4.7 Kabels, Leidingen En Straalpalen
4.8 Archeologie En Cultuurhistorie
4.9 Water
4.10 Natuur
4.11 Parkeren En Verkeer
Hoofdstuk 5 Financiële Uitvoerbaarheid
5.1 Participatie
5.2 Uitvoerbaarheid
5.3 Kostenverhaal
Hoofdstuk 6 Het Bestemmingsplan
6.1 Het Juridisch Plan
6.2 Opzet Van De Regels
6.3 Beschrijving Van De Bestemmingen
Hoofdstuk 7 Procedures
7.1 Participatie
7.2 Overleg Volgens Artikel 3.1.1. Bro
7.3 Procedures
Bijlage 1 Bedrijven In Categorie 1 En 2
Bijlage 1 Bodemonderzoek
Bijlage 2 Participatieverslag
Bijlage 3 Aerius Berekening
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 5 Quickscan Flora & Fauna
Bijlage 6 Foto's Parkeeronderzoek

Hendrik Veenemanstraat 27A, Son

Bestemmingsplan - gemeente Son en Breugel

Vastgesteld op 24-08-2023 - vastgesteld

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan 'Son Midden; Hendrik Veenemanstraat 27A'met identificatienummer

NL.IMRO.0848.BP305SONMIDDEN-VA01 Van de gemeente Son en Breugel.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels

regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde aanduiding.

1.5 aan-en-uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 aan-huis-verbonden bedrijf

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang dusdanig is dat de activiteit in een woning en/of daarbij behorende andere gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

1.7 aan-huis-verbonden beroep

het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch,

medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, met dien

verstande dat woonfunctie hoofdfunctie blijft. Hieronder worden kapsalons niet begrepen.

1.8 achtererf

De gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw

of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.11 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.12 antenne-installaties

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een

techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.13 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de menselijke aanwezigheid of activiteit in het

verleden, ten minste ouder dan 50 jaar.

1.14 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.15 bestaande situatie (bebouwing en gebruik)

bebouwing en gebruik, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan,

dan wel mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning.

1.16 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 bijgebouw

een gebouw of onderdeel van en gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen

hoofdgebouw dat zich daarvan door zijn kleinere constructie of geringere afmetingen visueel

onderscheidt. Hieronder worden ook carports en overkappingen begrepen.

1.19 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een

bouwwerk

1.20 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende

vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende

voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.22 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende

bebouwing is toegelaten.

1.23 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.24 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde

gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.25 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij

indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.26 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak

bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het

dakvlak is geplaatst.

1.27 dove gevel

een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077

bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de

geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede een bouwkundige

constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct

grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.

een vast raam is dus wel toegestaan of een openend raam op een locatie waar geen geluidsgevoelige

ruimte achter zit.

1.28 functie

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is

toegestaan.

1.29 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden

omsloten ruimte vormt.

1.30 geluidsafschermende voorziening

voorziening ten behoeve van de wering of reducering van geluid(overlast) in de vorm van een gesloten

scherm of muur.

1.31 hoofdfunctie

functie waarvoor het hele bouwperceel als zodanig mag worden gebruikt.

1.32 hoofdgebouw

een gebouw dat gelet op de constructie, vorm of grootte als het belangrijkste bouwwerk op een

bouwperceel kan worden aangemerkt.

1.33 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en

continuïteit in de samenstelling ervan.

1.34 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarbij de woning

in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.35 niet-zelfstandige woonruimte

woonruimte waarbij een of meer wezenlijke voorzieningen, zoals een kook en/of wasgelegenheid en/of

toilet, gedeeld worden met de personen van een of meer andere niet-zelfstandige woonruimte(n) in

hetzelfde hoofdgebouw.

1.36 nokrichting

De richting van de nok van het hoofdgebouw.

1.37 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations,

schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten

behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.38 omgevingsvergunning

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.39 ondergeschikte functies

functie die ondergeschikt is aan de hoofdfunctie.

1.40 ondergronds

beneden het peil.

1.41 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde bestaande uit een vrijstaande dakconstructie met maximaal één

wand.

1.42 peil

maaiveld + 0,1 m dan wel de bovenkant van de afgewerkte vloer.

1.43 perceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.44 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.45 stedenbouwkundig beeld

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld inclusief de ter

plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige)

elementen gevormde ruimte(n).

1.46 voorgevel

de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw

betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel die kennelijk

als zodanig moet worden aangemerkt.

1.47 voorgevelrooilijn

  1. 1. de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de grens van het bouwvlak, die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd, tot aan de perceelsgrenzen;
  2. 2. de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de naar de zijdelingse perceelsgrens gerichte grens van het bouwvlak, die ook naar de weg of het openbaar groen is gekeerd, tot aan de achterste perceelsgrens.

1.48 vrijstaand

bebouwing waarvan het hoofdgebouw vrij staat van/niet aangebouwd is aan andere hoofdgebouwen.

1.49 water en waterhuishoudkundige voorzieningen

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen,

ook als deze incidenteel of structureel droogvallen, alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve

van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij

kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.50 werk

een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.

1.51 wonen

het bewonen van een woning door niet meer dan één huishouden.

1.52 woning/ wooneenheid

een (gedeelte van een) gebouw, dat bestaat uit een complex van ruimten, dat uitsluitend bedoeld is voor

de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.53 zijstrook

de strook grond begrensd door een zijdelingse perceelsgrens en de zijgevel van het hoofdgebouw, dan

wel het verlengde daarvan.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 Algemeen

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt.

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen op daken van gebouwen, zoals liftschachten en glazenwasconstructies, voor wat betreft het bepalen van de goot- en bouwhoogte buiten beschouwing gelaten, mits:

de overschrijding van de maximaal toegestane bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 meter;

de oppervlakte van de ondergeschikte bouwdelen niet meer bedraagt dan 20% van de dakoppervlakte van het gebouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. bermen en beplantingen;
  3. c. speelvoorzieningen;
  4. d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. voorzieningen voor langzaamverkeer;
  6. f. geluidwerende voorzieningen;
  7. g. straatmeubilair;
  8. h. nutsvoorzieningen;

3.2 Bouwregels

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen, erven en verhardingen;
  2. b. erkers, balkons of luifels en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen voor zover deze zijn verbonden met het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming;
  3. c. inritten ten behoeve van parkeren met dien verstande dat parkeren niet is toegestaan vóór de voorgevel van het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming;
  4. d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. tuinen, erven en verhardingen;
  3. c. aan-huis-verbonden beroepen;
  4. d. aan-huis-verbonden bedrijven;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. paden en wegen;
  7. g. (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
  8. h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. i. onoverdekte zwembaden;
  10. j. nutsvoorzieningen

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  1. a. 5.2.2 onder f voor het overschrijden van de bouwhoogte van bijgebouwen tot 5,5 m, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. de bouwhoogte dient vanuit de perceelgrens gelijkmatig op te lopen.
    2. 2. de overschrijding vanuit stedenbouwkundig oogpunt dient aanvaardbaar te zijn.
    3. 3. de dakhelling mag niet minder bedragen dan 30o en niet meer dan 55o.

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.5 Afwijken van gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid

4.4.1 sub a voor het toestaan van een maximale gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van

aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven van 60 m² waarbij moet worden voldaan aan de volgende

voorwaarden:

  1. a. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  2. b. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
  3. c. Aan-huis-verbonden bedrijven zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van bedrijven die zijn genoemd in de bijlage bij deze regels alsmede die bedrijven die naar aard en invloed op de omgeving hiermee gelijkgesteld kunnen worden.
  4. d. Detailhandel is niet toegestaan.
  5. e. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

5.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Waarde - Cultuurhistorisch Waardevol Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Cultuurhistorisch waardevol groen' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de bestaande laanbeplanting. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen

6.2 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen gelet op het bepaalde in 6.1 nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van bebouwing/bouwwerken.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde , of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Bestaande afwijkende maatvoering

Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:

  1. a. De op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaande afstands-, hoogte-,inhouds-, hellings- en oppervlaktematen die meer bedragen dan de maximale maten welke in hoofdstuk 2 zijn voorgeschreven, moeten als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. b. De op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, hellings- en oppervlaktematen die minder bedragen dan de minimale maten welke in hoofdstuk 2 zijn voorgeschreven, moeten als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.

8.2 Ondergrondse gebouwen

  1. a. Op plaatsen waar hoofd- en bijgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- danwel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.
  2. b. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw of bijgebouw mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangepast.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Verboden gebruik

Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik van gronden en bebouwing:

  1. a. voor de zelfstandige bewoning van bijgebouwen;
  2. b. voor seksinrichtingen.

9.2 Ondergeschikte functie

Een ondergeschikte functie mag een omvang hebben van niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte

van het hoofdgebouw

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

10.1 Algemene afwijkingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:

  1. a. van deze regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  2. b. van deze regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  3. c. van deze regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ mag bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 meter mag bedragen;
  4. d. van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
    1. 1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 40 meter;
    2. 2. ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot niet meer dan 50 meter;
    3. 3. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10 meter.

10.2 Afwijken huisvesting huishouden

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in dit bestemmingsplan ten behoeve van de huisvesting van een groep personen zonder onderlinge verbondenheid en continuïteit in samenstelling, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. Afwijken is uitsluitend toegestaan binnen de bestemming(en) 'Wonen'.
  2. b. De huisvesting is niet toegestaan in vrijstaande bijgebouwen.
  3. c. Het aantal woningen mag niet toenemen.
  4. d. Huisvesting is uitsluitend toegestaan in niet-zelfstandige woonruimte(n).
  5. e. De huisvesting is uitsluitend toegestaan ten behoeve van een groep van maximaal 4 niet verbonden personen.
  6. f. De huisvesting mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.
  7. g. Er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 11.2 .
  8. h. De huisvesting is uitsluitend toegestaan als sprake is van een goed woon- en leefklimaat, waaronder ook wordt verstaan een evenwichtige spreiding binnen de gemeente van locaties waarvoor afwijking wordt verleend.

Artikel 11 Overige Regels

11.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals

die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

11.2 Parkeren en laden en lossen

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouw

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar nade dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%;
  3. c. het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Son Midden; Hendrik Veenemanstraat 27A'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Initiatiefnemer is voornemens om aan de H. Veenemanstraat op een perceel dat thans in gebruik is als nutsbedrijf maximaal 5 woningen te realiseren.

Volgens het geldende bestemminsplan “bestemmingsplan Son Midden” zijn de gronden binnen het plangebied bestemd voor “Gemengd – 1”. Binnen dit bestemminsplan kunnen de 5 nieuwe woningen niet gerealiseerd worden. Om het initiatief te realiseren is in overleg met de gemeente Son en Breugel dit bestemmingsplan opgesteld.

1.2 Het Projectgebied

Het plangebied ligt ten noorden van het centrum in Son. Dit perceel staat kadastraal bekend als SON00-A-5077. Het perceel heeft een kadastrale oppervlakte van 891m2. Het plangebied ligt aan de Hendrik Veeneman straat, op de hoek van de Vijverlaan. De westkant van het perceel grenst aan een woonbestemming

afbeelding "i_NL.IMRO.0848.BP305SONMIDDEN-VA01_0001.png"

Topografische kaart ligging plangebied (in rode cirkel)

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

1.3.1 Son Midden

Volgens het vigerende bestemmingsplan “Son Midden”, vastgesteld op 14 december 2010 door de gemeenteraad, zijn de gronden binnen het bestemmingsplan bestemd voor “gemengd – 1”. Op dit gebied worden de volgende functies toegestaan:

  1. a. bestaande detailhandel, uitsluitend op de begane grond en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  2. b. kantoren, uitsluitend op de begane grond;
  3. c. bestaande bedrijven, uitsluitend op de begane grond en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf'
  4. d. publiekverzorgend ambacht en dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  5. e. wonen;
  6. f. tuinen, erven en verhardingen;
  7. g. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  8. h. parkeervoorzieningen
  9. i. groenvoorzieningen;
  10. j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  11. k. maatschappelijke en culturele voorzieningen;
  12. l. bestaande nutsvoorziening.

Het realiseren van 5 woningen binnen het huidige bestemmingsplan is reeds toegestaan. Echter is het niet mogelijk om binnen de vigerende maatvoering 5 woningen te realiseren. Hier wordt namelijk uitgegaan van een hoofd- en bijgebouw. Daarom dient een nieuw juridisch-planologisch kader te worden vastgesteld waarmee de voorgenomen ontwikkelen mogelijk worden gemaakt. Dit plan voorziet in een nieuw bestemmingsplan dat als juridisch-planologisch kader gaat dienen voor de voorgenomen ontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0848.BP305SONMIDDEN-VA01_0002.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0848.BP305SONMIDDEN-VA01_0003.png"

Uitsnede verbeelding 'Bestemmingsplan Breugel' (Bron: ruimtelijkeplannen.nl)

1.3.2 Herziening reststroken groen

In 2015 is de gemeente begonnen met de verkoop van reststroken. Hiervoor is per wijk een kaart vastgesteld waarop alle verkoopbare reststroken zijn ingetekend. Het college heeft op 19 december 2017 de kaart voor Breeakker (ten zuiden van de Nachtegaallaan), Son centrum en De Vloed vastgesteld. Begin 2018 zijn de kaarten met reststroken ook vastgesteld voor de wijk "t Zand. Sonniuspark valt buiten het project; hier worden geen reststroken aangewezen en verkocht.

Via de herziening reststroken groen worden al deze kleine bestemmingswijzigingen voor de betreffende reststroken met één bestemmingsplanprocedure voor alle verkochte reststroken juridisch-planologisch vastgelegd. Tevens is in dit bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om bestemmingswijzigingen, van nog niet verkochte reststroken, in de toekomst mogelijk te maken.

Deze herziening blijft onverminderd van kracht, maar in dit bestemmingsplan is dit niet van toepassing dat deze verkocht worden.

1.3.3 Cultuurhistorie

Een deel van het erfgoed van Son en Breugel is nog duidelijk aanwezig en vormt een belangrijk bestanddeel van het DNA van de gemeente Son en Breugel. Een deel van deze cultuurhistorie bevindt zich ook aan de Hendrik Veenemanstraat. Hier geldt de dubbelbestemming 'waarde - cultuurhistorisch waardevol groen'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0848.BP305SONMIDDEN-VA01_0004.png"

Uitsnede verbeelding 'Bestemmingsplan Cultuurhistorie' (Bron: ruimtelijkeplannen.nl)

1.3.4 Herziening bepaling wonen 2019

Toevoegen woningen in geval van splitsing percelen

Sinds jaar en dag hanteert de gemeente Son en Breugel het uitgangspunt dat het toevoegen van woningen, al dan niet in combinatie met splitsing van percelen, in principe niet mogelijk is. Van dit uitgangspunt kan enkel pas na een gemotiveerde integrale afweging worden afgeweken. Om die reden zijn de regelingen binnen onze bestemmingsplannen zodanig ingericht dat toevoeging van woningen niet (rechtstreeks) is toegestaan. Daar waar mogelijk interpretatieverschillen kunnen ontstaan over vigerende bestemmingsplanregelingen, worden deze regelingen zodanig aangepast dat hieruit expliciet blijkt dat toevoeging van woningen niet rechtstreeks is toegestaan.

Bewoning woning door meerdere huishoudens

Sinds jaar en dag hanteert de gemeente Son en Breugel het uitgangspunt dat het bewonen van één woning door meerdere huishoudens in principe niet mogelijk is. Van dit uitgangspunt kan enkel pas na een gemotiveerde integrale afweging worden afgeweken. Om die reden zijn de regelingen binnen onze bestemmingsplannen zodanig ingericht dat bewonen van één woning door meerdere huishoudens uitsluitend via afwijking mogelijk is. Daar waar mogelijk interpretatieverschillen kunnen ontstaan over vigerende bestemmingsplanregelingen waarin de functie ‘wonen’ is toegestaan, worden deze regelingen zodanig aangepast dat hieruit expliciet blijkt dat één woning uitsluitend door één huishouden mag worden bewoond.

Deze herziening is meegenomen in het voorliggende bestemmingsplan.

1.3.5 Bebouwde kommen; herziening 2017

De gemeenteraad heeft in 2010 en 2011 6 bestemmingsplannen vastgesteld voor de woongebieden in Son en Breugel. De bestemmingsplannen (Breugel, Gentiaan, Son Centrum, Son Midden, Son Zuid) betreffen de gronden ten noorden van het Wilhelminakanaal. In de loop van de tijd is gebleken dat de bestemmingsplannen op (ondergeschikte) onderdelen nog aanpassingen behoefden.

De gewenste aanpassingen van de bestemmingsplannen beperken zich tot ondergeschikte onderdelen. Daarom is er voor gekozen geen integrale herziening te maken maar een parapluplan waarin de betreffende onderdelen zijn verwerkt in de nu vigerende bestemmingsplannen.

Deze herziening is meegenomen in het voorliggende bestemmingsplan.

1.4 Bij Het Plan Behorende Stukken

Dit nieuwe bestemmingsplan “Son Midden; H. Veenemanstraat 27A” bestaat uit een verbeelding met de daarbij behorende regels. In de regels zijn bouw- en gebruiksmogelijkheden van de op de verbeelding vermelde bestemmingen opgenomen. Bij het bestemmingsplan is deze toelichting gevoegd. In de toelichting wordt aangegeven waarom het bestemmingsplan is opgesteld en welke afwegingen hebben plaatsgevonden in het kader van een goede ruimtelijke ordening.

1.5 Leeswijzer

Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2. Hierin is de huidige situatie en de toekomstige situatie beschreven. Hoofdstuk 3 bevat de beleidskaders voor het opstellen van het bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 geeft inzicht in en de verantwoording van alle relevante planologische en milieu hygiënische aspecten, zoals geluid, flora & fauna, bodem en archeologie. In hoofdstuk 5 staat uitleg over de uitvoerbaarheid, waarbij ingegaan wordt op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Hoofdstuk 6 beschrijft het juridische plan waarbij ook een korte beschrijving van de bestemmingsregels wordt gegeven. In hoofdstuk 7 worden de procedures beschreven.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande Situatie

Het plangebied bevindt zich ten noorden van het centrum in Son. Het perceel ligt aan de Hendrik Veenemanstraat. Het plangebied wordt aan de westkant begrensd door woonpercelen en aan de zuidkant door 'gemengde' percelen.

Hendrik Veenemanstraat kenmerkt zich als een straat net buiten het centrum van Son. Hier bevinden zich voornamelijk woon functies en “gemengd – 1” functies. De woningen in deze straat hebben vrijwel allemaal een tuin bestemming voor hun huis.

2.2 Toekomstige Situatie

Het planvoornemen voorziet in de realisatie van maximaal 5 woningen, waarvan 1 vrijstaand en 4 aan-een-gebouwd. De voorgevels van deze woningen zullen worden gesitueerd aan de Vijverlaan. De woningen zullen in overeenstemming met overige woonbebouwing in de directe omgeving worden gebouwd met een maximum goot- en bouwhoogte van respectievelijk 4 en 10 meter. De dakkappen zullen een maximale dakhelling krijgen van 55 graden. Bijgebouwen kunnen worden opgericht volgens de standaard bijgebouwregeling van de gemeente Son en Breugel (zie regels van dit bestemmingsplan). De inritten worden op het perceel gepositioneerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0848.BP305SONMIDDEN-VA01_0005.png"

Situatie tekening H. Veenemanstraat 27A

2.3 Vertaling Naar Nieuw Bestemmingsplan

Het perceel krijgt de bestemming 'Wonen'. De voortuinen worden bestemd als 'Tuin'. De voortuinen zijn 3 meter diep. Aan de oostkant van de woningen bevindt zich de bestemming 'Groen'. De (maximaal) 5 woningen mogen worden gerealiseerd waar op de verbeelding een bouwvlak is opgenomen. In dit bestemmingsplan is bepaald dat binnen dit bouwvlak de volgende woningen worden gerealiseerd; woning 1 wordt een vrijstaande woning en woningen 2, 3, 4 en 5 worden aaneengebouwde woningen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI), vastgesteld op 11 september 2020, vervangt de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012). In de NOVI zijn de kaders van het nieuwe rijksbeleid opgenomen. De NOVI is ontwikkeld in nauwe samenwerking met provincies, gemeenten, waterschappen, maatschappelijke instellingen en burgers.

De NOVI is een instrument van de nieuwe Omgevingswet en loopt vooruit op de inwerkingtreding van die wet. Het is de eerste integrale nationale beleidsvisie conform de Omgevingswet. Vanwege het uitstel van de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de NOVI vastgesteld onder de Wet ruimtelijke ordening als structuurvisie. De inrichting van de NOVI sluit aan op de voorwaarden die op basis van de Omgevingswet aan de visie worden gesteld. Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze structuurvisie gelden als de Nationale Omgevingsvisie, zoals in de Omgevingswet bedoeld.

De NOVI bestaat uit een visie, toelichting en uitvoeringsagenda.

De Visie
De NOVI bevat de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. Nederland staat voor een groot aantal opgaven, op het gebied van klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw. De NOVI biedt daarbij een perspectief om deze grote opgaven aan te pakken. Omgevingskwaliteit is daarbij het kernbegrip.

De NOVI staat voor een nieuwe aanpak waarbij overheden en maatschappelijke organisaties met regie vanuit het Rijk integrale afwegingen maken. Beschreven wordt een toekomstperspectief met de ambities: wat willen we bereiken?

Toelichting
In de toelichting worden 21 nationale belangen in de fysieke leefomgeving beschreven en de daarbij horende opgaven waarvoor het Rijk zich gesteld ziet. Steeds wordt per belang het huidige beleid gekoppeld en wordt de opgave gesteld die met het belang samenhangt.

Uitvoeringsagenda
In de uitvoeringsagenda staat aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. In de Uitvoeringsagenda is onder andere een overzicht van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma's op de verschillende beleidsterreinen opgenomen. De Uitvoeringsagenda zal, indien nodig, jaarlijks worden geactualiseerd. In de uitvoeringsagenda worden de opgaven centraal gesteld aan de hand van vier prioriteiten. De Uitvoeringsagenda beschrijft de volgende vier prioriteiten:

  • Ruimte voor klimaatadaptie en energietransitie;
  • Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • Sterke en gezonde steden en regio's;
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Beoordeling plan

Het onderhavige bestemmingsplangebied is een binnenstedelijke locatie waar de in de NOVI aangegeven Rijksbelangen niet in het geding zijn.

3.1.2 De ladder voor duurzamen verstedelijking

De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 Besluit ruimtelijke

ordening (Bro). Hierin is het volgende aangegeven:

“De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.”

Met artikel 3.1.6 lid 2 Bro is beoogd vanuit een oogpunt van ruimtelijke ordening ongewenste leegstand te vermijden en zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren.

Beoordeling plan

Van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is ingevolge jurisprudentie sprake vanaf de ontwikkeling vanaf minimaal 11 woningen. Voorliggend bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van vijf woningen mogelijk. Toetsing aan de ladder is hiermee niet aan de orde.

3.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Naast de Nationale Omgevingsvisie is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel AMvB Ruimte genoemd, van toepassing. Het besluit bevat regels ter borging van een aantal nationale belangen. Het gaat onder meer over rijksbelangen zoals rijksvaarwegen, zones buisleidingen, zones van hoogspanningsleidingen en militaire objecten.

Voor Son en Breugel is de 380Kv-hoogspanningsleiding van belang. Deze is gelegen in het zuiden van de gemeente. Verder is in het Barro opgenomen dat de provinciale begrenzing van de Natuurnetwerk Brabant (NNB) direct doorwerkt naar het bestemmingsplan. De gebieden die de NNB vormen worden bij provinciale verordening aangewezen. Daarmee is de NNB een provinciaal belang geworden.

3.1.4 Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro)

Volgens de kaarten behorende bij het Rarro is het plangebied niet gelegen binnen het obstakelbeheergebied van de vliegbasis Eindhoven.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Noord-Brabant

De Brabantse Omgevingsvisie bevat de belangrijkste ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. Op 14 december 2018 is de omgevingsvisie vastgesteld. Daarna volgt een doorvertaling in een Omgevingsverordening en programma's. Tot die zijn vastgesteld blijven bestaande beleidsplannen voor natuur, ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer en milieu en water van kracht. Daarmee wil Brabant op tijd klaar zijn voor de Omgevingswet wanneer deze in 2021 wordt ingevoerd.

In de Omgevingswet staan waarden als veiligheid, gezondheid en duurzame omgevingskwaliteit centraal. De Brabantse Omgevingsvisie voegt daar ambities aan toe voor vier hoofdopgaven: de energietransitie, een klimaatproof Brabant, Brabant als slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie. Voor ieder van deze opgaven geeft de omgevingsvisie aan wat de ambities op lange termijn zijn: wat is er nodig om Brabant in 2050 een gezonde, veilige en prettige leefomgeving te laten zijn? Maar ook een concreet tussendoel: waar moeten we in 2030 op zijn minst staan om dat lange termijn doel te halen? De omgevingsvisie geeft ook aan op welke nieuwe manieren de provincie met betrokkenen wil samenwerken aan omgevingsvraagstukken en welke waarden daarbij centraal staan.

3.2.2 Interim omgevingsverordening Noord-Brabant

De interim omgevingsverordening Noord-Brabant is vastgesteld door Provinciale Staten op 16 november 2021.

Om straks klaar te zijn als de Omgevingswet in werking treedt, heeft de provincie eerst een Interim omgevingsverordening vastgesteld. Het is een 'Interim' omgevingsverordening om zo te benadrukken dat dit een tussenstap is naar de 'definitieve' omgevingsverordening gebaseerd op de Omgevingswet.

De Interim omgevingsverordening is gebaseerd op de huidige wetgeving en moet aan de wettelijke bepalingen van die wetgeving voldoen. Dat betekent dat nieuwe mogelijkheden uit de Omgevingswet nog niet zijn verwerkt. Er is wel zo veel als mogelijk aansluiting gezocht bij de Omgevingswet en de voorwaarden voor een omgevingsverordening (bijvoorbeeld bij de opbouw en de digitale vormgeving).Deze Interim omgevingsverordening voegt de bestaande regels over de fysieke leefomgeving zoveel mogelijk samen in één verordening en is beleidsneutraal. Alleen aanpassingen die nodig zijn vanwege de samenvoeging of vanwege al vastgesteld beleid, zoals de omgevingsvisie, worden meegenomen.

In de Interim omgevingsverordening staan regels voor:

  • Burgers en bedrijven: dit zijn zogenaamde rechtstreeks werkende regels voor activiteiten. Deze regels bevatten voorwaarden om zo'n activiteit te verrichten en geven ook aan of je bijvoorbeeld eerst een melding moet doen voordat je mag beginnen.
  • Bestuursorganen van de overheid: dit zijn zogenaamde instructieregels. Met deze regels kan de provincie een opdracht geven aan gemeenten over onderwerpen die zij in het bestemmingsplan moeten opnemen of aan het waterschap over de manier waarop ze hun taken uitvoeren.

Rechtstreeks werkende regels voor burgers en bedrijven

Het gaat hier om regels die naast een eventuele vergunningplicht gelden. Er zijn in de Interim Omgevingsverordening voor de volgende thema's rechtstreeks regels opgenomen: grondwaterbescherming, grondwateronttrekking, bodemsanering, stortplaatsen, ontgrondingen, varend ontgassen, stiltegebied, wegen, natuur en landbouw.

De meeste van deze regels waren eerst opgenomen in de Provinciale milieuverordening, de Verordening wegen, de Verordening ontgrondingen en de Verordening natuurbescherming.

Beoordeling plan

Binnen het plangebied is het volgende werkingsgebied rechtstreekse regels van toepassing: stedelijk gebied. Hiervoor gelden de volgende regels:

Artikel 3.42 duurzame stedelijke ontwikkeling

Lid 1

Een bestemmingsplan dat voorziet in de ontwikkeling van een locatie voor wonen, werken of voorzieningen ligt binnen Stedelijk gebied en bevat een onderbouwing dat:

a. de ontwikkeling past binnen de regionale afspraken, bedoeld in afdeling 5.4 Regionaal samenwerken;

b. het een duurzame stedelijke ontwikkeling is.

Lid 2

Een duurzame stedelijke ontwikkeling voor wonen, werken of voorzieningen:

a. bevordert een goede omgevingskwaliteit met een veilige en gezonde leefomgeving;

b. bevordert zorgvuldig ruimtegebruik, waaronder de transformatie van verouderde stedelijke gebieden;

c. geeft optimaal invulling aan de mogelijkheden voor productie en gebruik van duurzame energie;

d. houdt rekening met klimaatverandering, waaronder het tegengaan van hittestress en voldoende ruimte voor de opvang van water;

e. geeft optimaal invulling aan de mogelijkheden voor duurzame mobiliteit;

f. draagt bij aan een duurzame, concurrerende economie.

Het planvoornemen behelst een duurzame stedelijke ontwikkeling. In dit geval is sprake van een binnenstedelijke ontwikkeling op braakliggend terrein. Dit is een goed voorbeeld van zorgvuldig ruimtegebruik, omdat dit plangebied binnen stedelijk gebied gelegen is. Daarnaast zijn woningen voorzien die wat betreft stedenbouwkunde aansluiten bij de omgeving, wat betreft massa en volume. Hiermee kan worden geconcludeerd dat de ontwikkeling inpasbaar is en sprake is van zorgvuldig ruimte gebruik.

Tevens dient er rekening gehouden te worden met een goede omgevingskwaliteit met een veilige en gezonde leefomgeving. De aanwezige omgevingskwaliteiten van het plangebied komen in hoofdstuk 4 aan bod. Negatieve effecten op de omgevingskwaliteiten zijn niet te verwachten.

3.2.3 Conclusie provinciaal beleid

Het initiatief vindt plaats binnen het stedelijk gebied van de provincie Noord-Brabant en past binnen de regels conform de interim omgevingsverordening. Het initiatief is passend binnen het provinciaal beleid.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Omgevingsvisie 'OOg op een zonnige toekomst'

De gemeente Son en Breugel heeft op 19 mei 2022 de 'omgevingsvisie 'OOg op een zonnige toekomst' vastgesteld. In deze omgevingsvisiezijn de ambities en doelen van de gemeente uitgewerkt. De omgevingsvisie biedt een kader waarin aanspraken op de ruimte kunnen worden afgestemd en gecombineerd. Niet primair gericht op uitbreiding van het stedelijk gebied, maar vooral op behoud en verbetering van de bestaande ruimtelijke kwaliteiten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0848.BP305SONMIDDEN-VA01_0006.png"

Uitsnede Omgevingsvisie (Globale ligging plangebied, rode stip)

Het plangebied maakt op de kaart behorende bij de omgevingsvisie onderdeel uit van het leefgebied 'cultuur historisch lint' en 'cultuurhistorische lanen'. De diverse woonwijken die Son en Breugel ken, hebben een grote mate van leefbaarheid. De grote ruimte, de groene aankleding, de directe nabijheid van voorzieningen sociale en verkeersveilige wijken en straten dragen bij aan deze leefbaarheid. De dynamiek kan verschillend zijn.

Woongebieden

In de omgevingsvisie is het aspect wonen verder uitgewerkt. Son en Breugel heeft een dorps karakter dit wilt de gemeente doorzetten in de toekomst. Om dit te bereiken heeft de gemeente de volgende randvoorwaarden opgesteld:

  • De kenmerkende historische groenstructuur die als het ware is verweven door de dorpskern. De bomenstructuur en laanbeplanting die bijdragen aan het groene karakter van de dorpskern moet behouden worden.
  • Centrale punten in de wijk waar ruimte is voor ontmoeting en (maatschappelijke) voorzieningen;
  • Kaders woningbouwontwikkelingen:
    1. 1. Niet voorbijgaan aan het 'dorps karakter';
    2. 2. Woningen zowel geschikt voor jong als oud (levensloopbestendig);
    3. 3. Nabij voorzieningen en bestaande infrastructurele ontsluiting;
    4. 4. Aandacht voor de stedenbouwkundige kwaliteit;
    5. 5. Zo min mogelijk ten koste van bestaand groen of compensatie van groen;
    6. 6. Klimaat adaptieve inrichting.

3.3.2 Conclusie

De nieuwe woningen passen qua maat en schaal bij het dorpse karakter. Ook liggen de nieuwe woningen nabij het centrum en is sprake van een goede ontsluiting. De stedenbouwkundige kwaliteit is goed en het groen wordt gerespecteerd en verbeterd. De ontwikkeling van het plangebied aan de Hendrik Veenemanstraat ligt in lijn met het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Milieuhygienisch En Planologische Verantwoording

Op Grond van het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het bij het opstellen van een bestemmingsplan verplicht om inzicht te bieden in de relevante planologische en milieuhygiënisch aspecten. In dit hoofdstuk is een verantwoording voor deze aspecten opgenomen.

4.1 Bodemkwaliteit

4.1.1 Algemeen

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening dient bij een bestemmingsplan dat nieuwe bouwmogelijkheden of een herinrichting van bestaande percelen mogelijk maakt, een bodemonderzoek plaats te vinden. Met dit verkennend onderzoek dient de bodem- en grondwaterkwaliteit in voldoende mate te worden vastgesteld.

4.1.2 Verkennend bodemonderzoek

Na uitvoering van het verkennend bodemonderzoek blijkt het volgend:

  • Er zijn geen zintuigelijke kenmerken waargenomen die kunnen duiden op de aanwezigheid van verontreinigende stoffen.
  • De bovengrond (0-0,5 m-mv) is licht verhoogde gehalten aangetoond.
  • De ondergrond (0,5-3,20 m-mv) is niet verontreinigd.
  • Ter plaatse van boring A04 is in de laag met de bodemvreemde bijmenging (0,16 – 0,38 m-mv) een sterk verhoogd gehalte aan koper aangetoond en een licht verhoogd gehalte aan lood en PAK aangetoond
  • Het grondwater is licht verontreinigd met zink en cadcium.

De analyseresultaten zijn met behulp van de rekentool van CROW getoetst aan de veiligheidsnormen. Op basis van gehalten aan chemische parameters is er geen veiligheidsklasse van toepassing; dat betekent dat er gewerkt kan worden onder de ‘Basishygiëne’.

Hierbij wordt het volgende advies gegeven:

Er zijn in milieuhygiënisch opzicht, behoudens de afperking van de koperverontreiniging en de bepaling van de bodemkwaliteit onder de huidige bebouwing, geen belemmeringen voor de voorgenomen herontwikkeling.

Geadviseerd wordt om de horizontale afperking van de koperverontreiniging na het beëindigen van de bedrijfsactiviteiten van de huidige gebruiker van de locatie uit te voeren. Tevens wordt geadviseerd om gelijktijdig met deze afperking de bodemkwaliteit onder de huidige bebouwing te bepalen.

Tijdens de graafwerkzaamheden kan er gewerkt worden onder de ‘Basishygiëne’. De definitieve veiligheidsklasse dient te worden vastgesteld door een hogere of middelbare veiligheidskundige.

Op basis van de resultaten van de onderhavig verkennend bodemonderzoek kan worden geconcludeerd dat geen milieuhygiënisch belemmeringen bestaan voor het huidige en geplande gebruik van de locatie.

4.2 Bedrijven En Milieuzonering

4.2.1 Algemeen

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient tussen kwetsbare of gevoelige objecten, zoals een woning, en bepaalde functies en bedrijven voldoende afstand te worden gehouden. Deze afstand is enerzijds nodig om het woon- en leefklimaat ter plaatse van het gevoelige object niet aan te tasten, anderzijds is deze afstand nodig om het bedrijf of de functie niet te beperken in de betreffende (bedrijfs)activiteiten. Als uitgangspunt worden de richtafstanden uit publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) genomen. In de VNG-publicatie is voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar een richtafstand gegeven, waarbij de grootste richtafstand leidend is.

4.2.2 Beoordeling plan

Het plangebied bevindt zich in een woonbuurt nabij het centrum. In de omgeving zijn enkele winkels aanwezig. Deze winkels passen in de woonbuurt. In de omgeving van het plan zijn geen bedrijven aanwezig waar rekening mee gehouden zou moeten worden in het kader van bedrijven en milieuzonering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0848.BP305SONMIDDEN-VA01_0007.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0848.BP305SONMIDDEN-VA01_0008.png"

kaart ligging bedrijven nabij het plangebied (Paarse kleur)

Op de topografische kaart zijn de bedrijven in de nabije omgeving van het plangebied te zien, paars gekleurd. Op de kaart is goed te zien dat het plangebied duidelijk in een woonbuurt bevindt.

4.3 Geluid

4.3.1 Algemeen

Bij een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, waarbij sprake is van de realisatie van een geluidgevoelig object moet worden getoetst aan de Wet geluidhinder (Wgh). In de Wgh is bepaald hoe voor een gebied waar een ruimtelijke ontwikkeling plaatsvindt dient te worden omgegaan met geluidhinder als gevolg van wegverkeer, industrie en spoorwegen.

In de Wgh staat dat elke weg een geluidszone heeft, met uitzondering van woonerven en wegen waar een maximum snelheid van 30 km/u voor geldt. Bij een ruimtelijke ontwikkeling waarbij sprake is van de ontwikkeling van geluidsgevoelige objecten binnen een geluidszone, dient een onderzoek te worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op deze gebouwen of terreinen.

4.3.2 Wegverkeerslawaai

De projectlocatie bevindt zich langs de wegen Hendrik Veenemanstraat, Nachtegaallaan, Nieuwstraat, Wilhelminalaan, Boslaan en Vijverlaan. Bovenstaande wegen zijn 30 km/u-wegen welke geen geluidszone hebben. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de invloed van de nabijgelegen 30 km/uur wegen wel inzichtelijk gemaakt middels een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai. De rapportage van dit onderzoek is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.

Uit het rapport blijkt dat de Hendrik Veenemanstraat een drukke weg is, meer dan 2000 motorvoertuigen per etmaal. Uit de berekeningen blijkt dat de geluidbelasting niet hoger is dan 48 dB, behalve bij woning 1, die met de zijgevel grenst aan de Hendrik Veenemanstraat. Hier bedraagt de geluidsbelasting 53 dB. Het treffen van geluid reducerende maatregelen is hierbij wenselijk in het kader van een goede ruimtelijke ordening. In het Bouwbesluit zijn voorschriften opgenomen voor het isoleren van de woning, waardoor de binnenwaarde met 20 dB daalt. Dit betekent dat de binnenwaarde van de woning maximaal 33 dB zal bedragen. De wettelijke eis waaraan de binnenwaarde moet voldoen is maximaal 35 dB. Hier voldoet woning 1 aan en zal er dus geen belemmering zijn voor onderhavig plan.

4.4 Luchtkwaliteit

4.4.1 Algemeen

Hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer bevat de regelgeving op het gebied van luchtkwaliteit. Daarin zijn luchtkwaliteitseisen opgenomen voor diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10). In artikel 5.16 van de Wet milieubeheer is vastgelegd in welke gevallen de luchtkwaliteitseisen geen belemmering vormen voor een nieuwe ontwikkeling. Dit is het geval wanneer:

  • Een ontwikkeling niet leidt tot overschrijding van de grenswaarden voor luchtkwaliteit;
  • Ten gevolge van een ontwikkeling de concentraties van de betreffende stoffen verbeteren of ten minste gelijk blijven;
  • Een ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentraties van desbetreffende stoffen in de buitenlucht;
  • Een ontwikkeling past binnen een vastgesteld programma (zoals het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit).

De uitwerking van het begrip 'niet in betekende mate' staat in het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)'. In de Regeling zijn categorieën van gevallen benoemd die in ieder geval als 'niet in betekenende mate' worden aangemerkt en waarvoor toetsing aan de grenswaarden dus zonder meer achterwege kan blijven. Er is volgens deze regeling geen onderzoek nodig voor 'woningbouwlocaties, indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1.500 nieuwe woningen omvat, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 3.000 woningen omvat'.

4.4.2 Beoordeling plan

In dit geval gaat het om de ontwikkeling van maximaal 5 grondgebonden woningen.

Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor onderhavig plan.

4.5 Externe Veiligheid

4.5.1 Algemeen

Externe veiligheid gaat over het beperken en beheersen van risico's en effecten van calamiteiten, en over het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten (bedrijven en transport) met gevaarlijke stoffen. Dat gebeurt door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, door de zelfredzaamheid te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren.

In deze paragraaf wordt ingegaan op externe veiligheid in relatie tot verschillende risicovolle bronnen en/of objecten in en nabij het plangebied.

4.5.2 Wettelijk kader

Op nationaal niveau zijn verschillende wetten en regels ten aanzien van externe veiligheid. Voor bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Voor transport is Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) van toepassing. Voor buisleidingen moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen Plaatsgebonden risico en Groepsrisico.

Plaatsgebonden Risico (PR)

Dit is een maat voor de kans dat iemand dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met een gevaarlijke stof. De gestelde norm is een ten minste in acht te nemen grenswaarde (PR 10- 6/jr) die niet mag worden overschreden ten aanzien van 'kwetsbare objecten', alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde (PR 10-6/jr) ten aanzien van 'beperkt kwetsbare objecten'.

Groepsrisico (GR)

Dit is een maat voor de kans dat een grotere groep tegelijkertijd dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt in bepaalde gevallen een verantwoordingsplicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0848.BP305SONMIDDEN-VA01_0009.png"

Uitsnede professionele risicokaart (plangebied bij blauwe punt)

4.5.3 Beoordeling plan

Op basis van de Risicokaart (www.risicokaart.nl) is beoordeeld of er zich in de nabijheid van het plangebied risicobronnen bevinden. Daarbij is bekeken of er in de nabijheid van het plangebied risicovolle inrichtingen aanwezig zijn, of er wellicht transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (wegen, spoorwegen, vaarwegen of buisleidingen) in de nabijheid gelegen zijn en of dat het plangebied gelegen is binnen een zone waarbinnen het risico op een luchtvaartongeval verhoogd is.

Omdat geen sprake is van bovenstaande risicobronnen vormt het aspect externe veiligheid dan ook geen belemmering voor de beoogde realisatie van maximaal 5 woningen t.b.v. dit bestemminsplan.

4.6 Milieueffectrapportage

4.6.1 Algemeen

Met een milieueffectrapportage (m.e.r.) worden de milieugevolgen van een plan in beeld gebracht. De m.e.r. is gebaseerd op Europese regelgeving. In Nederland is de m.e.r. geregeld in de Wet milieubeheer (Wm) en in het Besluit m.e.r.. De Wm gaat vooral in op de procedure en de inhoudsvereisten. In het Besluit m.e.r. is geregeld in welke gevallen een m.e.r. moet worden opgesteld.

Bij het Besluit m.e.r. is een bijlage opgenomen waarin de criteria voor m.e.r.-plicht (onderdeel C) en een m.e.r.-beoordelingsplicht (onderdeel D) staan. Een beoordelingsplicht houdt in dat moet worden nagegaan of er sprake is van (mogelijke) belangrijke milieugevolgen. Als deze niet kunnen worden uitgesloten, dan geldt een m.e.r.-plicht.

De onderdelen C en D zijn onderverdeeld in 4 kolommen:

  • Kolom 1: de activiteit zelf
  • Kolom 2: drempelwaarden activiteit
  • Kolom 3: de kaderstellende plannen (zoals een bestemmingsplan)
  • Kolom 4: de besluiten

De drempelwaarden van activiteiten die zijn opgenomen in onderdeel D zijn indicatief. Indien een activiteit wordt genoemd in onderdeel D, maar beneden de drempelwaarde van kolom 2 valt, moet een vormvrije m.e.r.-beoordeling plaatsvinden. Dit geldt zowel voor kaderstellende plannen, zoals een bestemminsplan, als voor besluiten.

In dit kader is met name 11.2 van onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. van belang het gaat daarbij om: de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen.

4.6.2 Beoordeling plan

Uit de jurisprudentie (ECLI:NL:RVS:2017:694) volgt dat of er sprake is van een (wijziging van een) stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van Besluit m.e.r. afhangt van de concrete omstandigheden van het geval, waarbij onder meer aspecten als aard, omvang en locatie van de voorziene wijzigingen van de stedelijke ontwikkeling een rol spelen. Hieronder wordt ingegaan op deze aspecten.

Binnen het plangebied worden maximaal vijf woningen gerealiseerd na sloop van een hoofdgebouw. Het plangebied ligt in stedelijk gebied. Een dergelijke stedelijke ontwikkeling past daardoor goed in het aanwezige stedelijke woonmilieu.

Het planvoornemen zal wat betreft verkeer aansluiten op de aanwezige infrastructuur. De infrastructuur heeft voldoende capaciteit en hoeft hierdoor niet te worden opgeschaald. Het plangebied is goed bereikbaar. De parkeerbehoefte die deze ontwikkeling met zich mee brengt wordt op eigen terrein opgelost.

Tenslotte wordt nog opgemerkt dat de uitgevoerde onderzoeken aantonen dat het realiseren van deze woningen op de locatie voldoet aan de wettelijke eisen vanuit milieuoogpunt. Omdat geen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject is het uitvoeren van een vormvrije m.e.r.- beoordeling niet noodzakelijk.

4.7 Kabels, Leidingen En Straalpalen

Binnen en in de nabijheid van het plangebied zijn geen planologisch beschermde kabels, leidingen of straalpaden aanwezig die tot belemmeringen in het plangebied leiden. Het aspect kabels, leidingen en straalpaden vormt dan ook geen belemmering voor onderhavig plan.

4.8 Archeologie En Cultuurhistorie

4.8.1 Archeologie

Sinds 2007 kent Nederland de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, gewijzigde Monumentenwet 1988). Per 1 juli 2016 zijn de bepalingen van de Wamz 2007 gedeeltelijk overgegaan in de Erfgoedwet. Op basis van deze wet zijn gemeenten belast met de zorgplicht voor het archeologisch erfgoed. Verder stelt de Wamz 2007 dat gemeenten archeologieparagrafen moeten opnemen in bestemmingsplannen en archeologische waarden en verwachtingen op te nemen op de verbeelding en ze te beschermen middels regels.

Het beleid 'cultuurhistorie' is vastgesteld op 21 oktober 2020 door de gemeente Son en Breugel. In dit rapport is het archeologiebeleid voor het hele grondgebied van de gemeente vastgesteld.

Teneinde in een vroeg stadium te kunnen bepalen of archeologisch onderzoek verplicht is in het kader van het verlenen van omgevingsvergunningen, dan wel bij concrete voorstellen tot ruimtelijke ordeningsprojecten, zijn bij het vaststellen van het rapport 'Cultuurhistorie' voor diverse ruimtelijke ingrepen selectiecriteria opgenomen. Door middel van ondergrenzen is aangegeven voor welke ruimtelijke ingrepen in de bodem wel dan wel geen archeologische vervolgactiviteiten gelden. In de diverse ruimtelijke plannen werkt dit door in archeologische planregels.

De archeologische beleidskaart betreft een kaart, zonder archeologisch inhoudelijke informatie, die duidelijk aangeeft voor welke gebieden welke ondergrens geldt in de gemeente Son en Breugel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0848.BP305SONMIDDEN-VA01_0010.png"

Uitsnede Archeologische beleidskaart (plangebied rood omcirkeld)

4.8.2 Beoordeling plan

Het plangebied ligt binnen een gebied waar geen archeologische waarde te vinden is. De archeologische waarde staat hiermee de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.8.3 Cultuurhistorie

Cultuurhistorische waarden kunnen betrekking hebben op bebouwde cultuurhistorie (monumenten), cultuurhistorische landschappen en archeologische waarden van een gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0848.BP305SONMIDDEN-VA01_0011.png"

Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart (plangebied rood omcirkeld)

4.8.4 Beoordeling plan

Het plangebied ligt binnen een gebied waar geen archeologische waarde te vinden is. De archeologische waarde staat hiermee de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg.

Uit de cultuurhistorische waardenkaart blijkt dat er binnen het plangebied cultuurhistorische elementen aanwezig zijn. Deze elementen moeten behouden en versterkt worden. Dit wordt gedaan door de boom de ruimte te geven en daar een groenbestemming omheen te plannen. Er bevindt zich aan de oostkant van het plangebied de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevol groen' en 'cultuurhistorisch wegenstructuur'. Dit bestemmingsplan zal geen invloed hebben op de cultuurhistorische waarden. Het aspect cultuurhistorie staat de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan niet in de weg.

4.9 Water

4.9.1 Algemeen

Doel van de waterparagraaf is de component water in een zo vroeg mogelijk stadium te agenderen in het besluitvormingsproces van ruimtelijke plannen. De paragraaf beschrijft de actuele waterhuishouding in het plangebied. Daarnaast wordt, binnen de gestelde randvoorwaarden van het bestemmingsplan, vastgelegd aan welke watereisen de ontwikkeling moet voldoen. Ruimtelijke plannen worden onder meer getoetst aan "hydrologisch neutraal" ontwikkelen conform landelijk en lokaal waterbeleid. Met deze waterparagraaf wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 1, onder c van het Besluit ruimtelijke ordening.

4.9.2 Beleid

4.10 Natuur

4.10.1 Algemeen

Ruimtelijke plannen dienen te worden beoordeeld op de uitvoerbaarheid in relatie tot actuele natuurwetgeving, met name de Wet natuurbescherming. In het kader van de Wet natuurbescherming mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden die op onoverkomelijke bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden. De wet voorziet tevens in de bescherming van plant- en diersoorten en de leefgebieden van deze diersoorten.

4.10.2 Gebiedsbescherming en stikstof

Er bevindt zich geen Natuurnetwerk Nederland (NNN) binnen het plangebied. Er is van directe aantasting van het NNN dan ook geen sprake. In de omgeving van het plangebied liggen wel NNN-gebieden. De ontwikkeling in het plangebied heeft, gezien de beperkte omvang, geen effect op de directe omgeving van het plangebied. Daardoor zijn significant negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN uitgesloten. Vanuit dit oogpunt zijn er voor NNN geen belemmeringen.

Er bevindt zich geen Natura 2000-gebied binnen het plangebied. Het meest dichtbijgelegen natura-2000 gebied is de 'Strabrechtse Heide & Beuven' op circa 14 kilometer. Gelet op de beperkte omvang van het initiatief en de grote afstand tot het meest nabijgelegen Natura-2000 gebied kan gesteld worden dat het aspect 'stikstof' geen belemmering oplevert, zoals ook uit de in opdracht van gemeente Son en Breugel gestandaardiseerde berekening van de ODZOB is gebleken. Bij woningbouwplannen tot 10 woningen vindt minder dan 100 kg NOx/jaar plaats. Hieruit kan geconcludeerd worden dat dergelijke kleinschalige woningbouwplannen in de gemeente Son en Breugel geen stickstofdepositie veroorzaken op Natura 2000-gebieden.

Voor dit initiatief is nog wel een Aerius berekening opgesteld. Uit de berekening is gebleken dat het projecteffect op de Natura 2000-gebieden kleiner is of gelijk aan 0,00 mol/ha/jaar. Bij een dergelijk projecteffect zal het beoogde plan niet voor een significante toename in stikstofdepositie zorgen en kunnen negatieve effecten worden uitgesloten. Op basis van het onderzoek blijkt dat er geen vergunning benodigd is voor het aspect stikstof.

Er hoeft dan ook geen vergunning Wet natuurbescherming aangevraagd te worden.

4.10.3 Soortenbescherming

In dit kader heeft een quickscan flora & fauna plaatsgevonden, uitgevoerd door Econsultancy. De rapportage is als bijlage toegevoegd aan deze toelichting. Hieronder worden de belangrijkste bevindingen weergegeven.

De verspreidingsgegevens en het oriënterend veldbezoek geven een voldoende duidelijk beeld van het (mogelijk) voorkomen van vaatplanten, grondgebonden zoogdieren, algemene broedvogels, jaarrond beschermde nestplaatsen, reptielen, amfibieën, vissen en ongewervelde diersoorten. Er is geen aanleiding tot het uitvoeren van een soortgericht onderzoek om het voorkomen van bovengenoemde soorten en soortgroepen en/of hun verblijfplaatsen nader vast te stellen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0848.BP305SONMIDDEN-VA01_0013.png"

Uit onderzoek is gebleken dat er vleermuizen in het projectgebied aanwezig zijn, hiervoor zal aanvullend onderzoek noodzakelijk geacht worden.

Dit onderzoek wordt uitgevoerd in 2023. De verwachting is dat als er vleermuizen worden aangetroffen dat een ontheffing kan worden verkregen en/of dat mitigerende maatregelen mogelijk zijn. Hierdoor vormt dit geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

Voor grondgebonden zoogdieren, amfibieën, en broedvogels geldt de algemene zorgplicht.

4.10.4 Mitigerende maatregelen

Uit de effectbeoordeling van de soortenbescherming blijkt de aanvullende specifieke beschermende maatregelen noodzakelijk zijn om negatieve effecten te voorkomen of te beperken.

  • De werkzaamheden in het plangebied moeten uitgevoerd worden buiten het broedseizoen of er moet voorafgaand aan de werkzaamheden een broedvogelcheck gedaan worden door een ecologisch deskundige.

4.10.5 zorgplicht

Te allen tijde geldt voor alle soortgroepen de algemene zorgplicht. Het is van belang dat iedereen bij de uitvoering van de werkzaamheden zich hiervan bewust is. geadviseerd wordt om activiteiten die nadelig zijn voor in het wild levende dieren en planten (ongeacht bescherming), in redelijkheid zo veel mogelijk nalaat of maatregelen te nemen om onnodige schade aan deze soorten te voorkomen. bij het aantreffen van diersoorten moeten deze de kans worden gegeven om de werkzaamheden te ontvluchten.

4.10.6 Beoordeling plan

Het aspect gebiedsbescherming vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemminsplan. Het planvoornemen heeft geen negatieve effecten op beschermde natuurgebieden.

Met in achtneming van de hiervoor opgenomen maatregelen m.b.t. soorten, kunnen de werkzaamheden conform het planvoornemen in overeenstemming met de Wet natuurbescherming plaatsvinden.

4.11 Parkeren En Verkeer

4.11.1 Parkeren

Dit bestemminsplan maakt de bouw van maximaal 5 woningen mogelijk. De gemeente Son en Breugel heeft een stedelijkheidsgraad van: weinig stedelijk. Het plangebied bevindt zich binnen de bebouwde kom.

In de gemeente Son en Breugel worden de parkeernormen van de kennismodule 'publicatie Toekomstbestendig parkeren - Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' van CROW gehanteerd. Het plangebied ligt in het aanloopgebied naar het centrum toe daarom geldt hier een parkeernorm van 1,6 voor tussen/hoek woningen en 1,9 voor vrijstaande woningen. Voor parkeren door bezoekers geldt een parkeernorm van 0,3.

Er komt 1 vrijstaande woning en er komen 4 tussenwoningen.

Schematisch ziet het benodigde aantal parkeerplaatsen er als volgt uit

Parkeren bewoners Parkeren bezoekers
1 vrijstaande woning 1,9 0,3
4 tussenwoningen 6,4 1,2
Totaal 5 woningen 8,3 1,5

Voor deze vijf woningen dienen er 10 parkeerplaatsen (8,3+1,5) aanwezig te zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0848.BP305SONMIDDEN-VA01_0014.png"

Parkeer voorzieningen in plangebied (Rode cirkel: in openbare ruimte, paarse cirkel: eigen terrein)

Het parkeren wordt opgelost door 2 lange opritten, echter worden deze niet als volwaardige parkeerplaats gerekend. Het berekeningsaantal voor een oprit is daarom in dit geval 1 parkeerplaats. Dit betekent dat er in totaal 2 parkeerplaatsen op eigen terrein voorzien worden.

Ook zullen er 5 nieuwe parkeerplaatsen gerealiseerd worden binnen het plangebied in de openbare ruimte. In totaal komen er 7 parkeerplaatsen. Dit zijn 3 parkeerplaatsen te weinig op basis van de benodigde parkeernorm. Deze worden in de openbaar ruimte opgevangen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0848.BP305SONMIDDEN-VA01_0015.jpg"

Foto parkeergelegenheid omgeving H. Veenemanstraat 27

Aan de H. Veenemanstraat is te zien dat er langs geparkeerd kan worden aan de oost en westzijde. Uit het onderzoek is gebleken dat er in de openbare ruimte voldoende parkeergelegenheid is om de 3 parkeerplaatsen op te vangen.

Hoofdstuk 5 Financiële Uitvoerbaarheid

5.1 Participatie

Het participatieverslag is het gesprek dat de initiatiefnemer voert met de omgeving en bestaat uit het overleg dat tussen de initiatiefnemer en de omgeving over het plan is gevoerd.

In september en oktober 2022 zijn de directe omwonenden en aangrenzende eigenaren persoonlijk geïnformeerd door de initiatiefnemer. Hij heeft daarbij de voorgenomen bouwplannen besproken. De direct omwonenden hebben na de toelichting aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het plan. In de bijlage is het participatieverslag opgenomen.

5.2 Uitvoerbaarheid

De kosten die worden gemaakt bij de uitvoering van de ontwikkeling zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De ontwikkeling heeft voor de gemeente geen negatieve financiële gevolgen. Het bestemmingsplan is hiermee financieel uitvoerbaar.

5.3 Kostenverhaal

Wanneer met een bestemmingsplan een bouwplan, zoals gedefinieerd in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening, mogelijk wordt gemaakt, dient conform artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening een exploitatieplan te worden opgesteld. Deze eis geldt niet indien het kostenverhaal anderszins is verzekerd. Aangezien in voorliggend geval het kostenverhaal is vastgelegd door middel van een anterieure overeenkomst tussen gemeente en initiatiefnemer, kan de vaststelling van een exploitatieplan achterwege blijven.

Hoofdstuk 6 Het Bestemmingsplan

6.1 Het Juridisch Plan

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan 'Son Midden; H. Veenemanstraat 27' is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. De inhoud van de regeling sluit aan op 'Son Midden' (vastgesteld op 14 december 2010) en de bijbehorende herzieningen. Gezien de aard en omvang van het planvoornemen is op sommige aspecten maatwerk geleverd. Hierna wordt inhoudelijk ingegaan op de 4 hoofdstukken die tezamen de juridische regeling van het voorliggende bestemmingsplan vormen en volgt een beschrijving van de toegepaste bestemming.

6.2 Opzet Van De Regels

In het kader van de SVBP2012 dient een vaste volgorde en indeling van het bestemmingsplan aangehouden te worden. Deze is hieronder aangegeven.

6.2.1 Hoofdstuk 1 - inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat twee artikelen. In het eerste artikel zijn de begrippen opgenomen die van belang zijn voor de toepassing van het plan. Het tweede artikel betreft de wijze van meten, waarin wordt aangegeven hoe bij de toepassing van de bestemmingsregels wordt gemeten.

6.2.2 Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels

In dit hoofdstuk worden planregels gegeven voor de binnen het plangebied bestaande functies. Voor de toegepaste bestemming zijn de doeleinden en de toegelaten gebruiksvormen van de gronden aangegeven. In beginsel is iedere vorm van bebouwing, die past binnen de desbetreffende bestemming tot een bepaalde omvang rechtstreeks (dus zonder voorafgaande afwijking of wijziging) toegestaan. Wel dient er te worden voldaan aan de voorgeschreven maatvoering (bouwhoogte, dakhelling en dergelijke).

6.2.3 Hoofdstuk 3 - Algemene regels

Dit hoofdstuk bevat de volgende algemene regels:

  • een anti-dubbeltelbepaling;
  • algemene bouwregels: hierin is een regeling voor ondergronds bouwen opgenomen;
  • algemene gebruiksregels: hierin is opgenomen wat als strijdig gebruik wordt aangemerkt;
  • algemene afwijkingsregels: hierin wordt bepaald waarvoor het bevoegd gezag een omgevingsvergunning voor het afwijken van de regels kan verlenen;
  • overige regels: hierin is een regeling voor parkeren en laden en lossen opgenomen.

6.2.4 Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels

Dit hoofdstuk bevat:

  • het overgangsrecht;
  • de slotregel.

6.3 Beschrijving Van De Bestemmingen

6.3.1 Artikel 3 - groen

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor, groenvoorzieningen; bermen en beplantingen; speelvoorzieningen; water en waterhuishoudkundige voorzieningen; voorzieningen voor langzaam verkeer; geluidwerende voorzieningen; straatmeubilair; nutsvoorzieningen.

Op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd ten behoeve van nutsvoorzieningen.

6.3.2 Artikel 4 - tuin

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, erven en verhardingen, erkers, balkons of luifels en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen voor zover deze zijn verbonden met het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming, onoverdekte zwembaden, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Op of in deze gronden mogen uitsluitend erkers, balkons of luifels en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen worden gebouwd voor zover deze zijn verbonden met het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming.

6.3.3 Artikel 5 - wonen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, tuinen, erven en verhardingen, aan-huis-verbonden beroepen, aan-huis-verbonden bedrijven, onoverdekte zwembaden, groenvoorzieningen, paden en wegen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

De bebouwingsregels voor hoofdgebouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, zijn in de planregels bij deze bestemming opgenomen. Ook is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om af te wijken van de bouwregels.

Onder bepaalde voorwaarden zijn aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven in de woning rechtstreeks toegestaan. Binnen de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen ten behoeve van het gebruik van de woning voor een aan-huis-verbonden beroep en bedrijf tot een maximum beroepsvloeroppervlak van 60 m².

Hoofdstuk 7 Procedures

7.1 Participatie

Het participatieverslag is het gesprek dat de initiatiefnemer voert met de omgeving en bestaat uit het overleg dat tussen de initiatiefnemer en de omgeving over het plan is gevoerd.

In september en oktober 2022 zijn de directe omwonenden en aangrenzende eigenaren persoonlijk geïnformeerd door de initiatiefnemer. Hij heeft daarbij de voorgenomen bouwplannen besproken. De direct omwonenden hebben na de toelichting aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het plan. In de bijlage is het participatieverslag opgenomen.

7.2 Overleg Volgens Artikel 3.1.1. Bro

In artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) is aangegeven dat een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg dient te plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en diensten van de provincie en het Rijk in zoverre belangen van deze overheden in het geding zijn. Vanwege hun belang bij onderhavig bestemmingsplan is dit plan ter vooroverleg toegestuurd aan het waterschap en de provincie.

Van het Waterschap De Dommel is een vooroverlegreactie ontvangen. Deze reactie is als vooroverlegreactie in het kader van dit bestemmingsplan meegenomen en verwerkt.

7.3 Procedures

Het plan doorloopt de procedure van artikel 3.8 en verder van de Wro. In het kader van deze procedure heeft het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegen, waarbij de mogelijkheid is geboden tot het indienen van zienswijzen.

Bijlage 1 Bedrijven In Categorie 1 En 2

Bijlage 1 Bedrijven in categorie 1 en 2

Bijlage 1 Bodemonderzoek

Bijlage 1 Bodemonderzoek

Bijlage 2 Participatieverslag

Bijlage 2 Participatieverslag

Bijlage 3 Aerius Berekening

Bijlage 3 AERIUS berekening

Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 4 Akoestisch onderzoek

Bijlage 5 Quickscan Flora & Fauna

Bijlage 5 Quickscan Flora & Fauna

Bijlage 6 Foto's Parkeeronderzoek

Bijlage 6 Foto's parkeeronderzoek