KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Natuur - 2
Artikel 4 Tuin
Artikel 5 Verkeer
Artikel 6 Wonen - 1
Artikel 7 Wonen - 2
Artikel 8 Leiding - Riool
Artikel 9 Waarde - Aardkundig
Artikel 10 Waarde - Archeologie 1
Artikel 11 Waarde - Archeologie 4
Artikel 12 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
Artikel 14 Algemene Gebruiksregels
Artikel 15 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 17 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 18 Overgangsrecht
Artikel 19 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Planologische Regeling
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Inleiding
2.2 Huidige Situatie
2.3 De Ontwikkelingen
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Provinciale Milieuverordening
3.4 Waterbeleid
3.5 Gemeente
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 M.e.r.-beoordeling
4.2 Ecologie
4.3 Cultuurhistorie
4.4 Archeologie
4.5 Waterparagraaf
4.6 Bedrijven En Milieuzonering
4.7 Agrarische Bedrijven
4.8 Wegverkeerslawaai
4.9 Luchtkwaliteit
4.10 Bodem
4.11 Externe Veiligheid
4.12 Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet
5.1 Algemeen
5.2 Bestemmingen
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
6.3 Grondexploitatie
Hoofdstuk 7 Vooroverleg En Inspraak
7.1 Vooroverleg
7.2 Inspraak
7.3 Gewijzigd Ontwerpbestemmingsplan
Hoofdstuk 8 Zienswijzen En Vaststelling
8.1 Beantwoording Zienswijzen
8.2 Beoogde Vaststelling
Bijlage 1 Lijst Met Kleinschalige Bedrijfsmatige Activiteiten
Bijlage 2 Niet Genormeerde Regionale Waterkeringen
Bijlage 1 Stedenbouwkundig Programma Van Eisen (Westelijk Deel)
Bijlage 2 Ecologisch Onderzoek
Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 4 Selectiebesluit Archeologie
Bijlage 5 Overzicht Verharding Oud En Nieuw
Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 7 Bodemonderzoek
Bijlage 8 Overzicht Voertuigbewegingen
Bijlage 9 Advies Externe Veiligheid
Bijlage 10 Reactienota Inspraak En Vooroverleg
Bijlage 11 Verkavelingsplan/beeldkwaliteitsplan (Oostelijk Deel)
Bijlage 12 Brief Van De Provincie Noord-holland
Bijlage 13 Zienswijze

Monnickendam - Kloosterdijk 2

Bestemmingsplan - Gemeente Waterland

Vastgesteld op 26-03-2015 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Monnickendam - Kloosterdijk 2 met identificatienummer NL.IMRO.0852.BPLGMOkloosd2012-va01 van de gemeente Waterland;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aanleggelegenheid:

constructie aan een oever of kade, in of op het water, waaronder een steiger, die hoofdzakelijk dient voor het aanleggen en ligplaats innemen van vaartuigen;

1.6 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw, geen bijbehorend bouwwerk en geen overkapping zijnde;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;

1.8 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijfsmatige activiteit aan huis of een beroepsuitoefening aan huis, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.9 beroepsuitoefening aan huis:

het kleinschalig uitoefenen van een vrij en zelfstandig beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig en/of technisch dienstverlenend gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel anders dan productiegebonden detailhandel en prostitutie, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt;

1.10 bestaand:

ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik:

  • bestaand ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;

1.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.14 botenhuis:

een gebouw al dan niet geheel of gedeeltelijk gebouwd over het water, bedoeld voor de stalling en normaal onderhoud van boten;

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwlaag:

de begane grond of een verdieping van een gebouw waarbij per bouwlaag over 100% van het vloeroppervlak een plafondhoogte van ten minste 2,40 m aanwezig c.q. mogelijk is; een volledig onder het peil gelegen ruimte wordt hieronder niet begrepen;

1.18 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.20 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken, zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.22 brutovloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een woonfunctie (hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken) of een andere gebruiksfunctie;

1.23 dakkapel:

een uitspringend venster als onderbreking in een dakvlak voorzien van een eigen dak en van zijwanden;

1.24 dakterras:

een plat dak dat door de wijze van afwerking geschikt is gemaakt om te worden gebruikt als terras. Een balkon (uitsluitend of op een erker) wordt niet als een dakterras gezien;

1.25 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.26 dienstverlening:

werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden al dan niet met inbegrip van ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van garagebedrijven;

1.27 dove gevel:

een gevel zonder te openen delen, met uitzondering van die delen van de gevel die niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte;

1.28 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.29 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een woonhuis of een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.30 erker:

een ondergeschikt bijbehorend bouwwerk aan het hoofdgebouw met een beperkte omvang (breedte, bouwhoogte, diepte) en transparante verschijningsvorm, waardoor het stedenbouwkundig aanzicht niet wezenlijk wordt beïnvloed;

1.31 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.32 evenement:

een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve of daarmee gelijk te stellen activiteiten zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals, en dergelijke;

  • kleinschalig evenement:

een evenement met een kleinschalig karakter met een duur van maximaal één dag, waarbij geen versterkte muziek wordt toegepast en dat geen grote publieksaantrekkende werking met zich meebrengt;

  • middelgroot evenement:

een evenement met een duur van maximaal één of twee dagen, exclusief opbouwdag, waarbij versterkte muziek wordt toegepast en dat een geen grote publieksaantrekkende werking met zich meebrengt;

  • groot evenement:

een evenement met een luidruchtig karakter, een duur van één, twee of drie dagen, exclusief opbouwdag, met een grote publieksaantrekkende werking en een geluidsproductie die tot (ver) buiten het terrein van het evenement hoorbaar is;

1.33 extensief dagrecreatief medegebruik:

een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, rustpunten, vissteigers, picknickplaatsen, of naar de aard daarmee gelijk te stellen vormen van medegebruik;

1.34 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.35 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.36 horecabedrijf en/of -instelling:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

a. horecabedrijf categorie I

een horecabedrijf dat met name etenswaren en maaltijden verstrekt en daardoor slechts beperkt hinder veroorzaakt voor omwonenden, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, lunchroom, theetuin, ijssalon, restaurant, al dan niet als onderdeel van een horecabedrijf categorie III.

b. horecabedrijf categorie II

een horecabedrijf dat aanzienlijke hinder voor omwonenden kan veroorzaken, zoals een bar, een biljartcentrum, een café en zalenverhuur.

c. horecabedrijf categorie III

een horecabedrijf dat met name logies verstrekt, zoals een pension, een motel en een hotel, met de daarbij behorende voorzieningen, waaronder eet- en drinkgelegenheid, sport- en wellness, en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

1.37 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.38 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

de in Bijlage 1 genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, met inbegrip van productiegebonden detailhandel, die door haar beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.39 kleinschalige duurzame energiewinning:

energie die gewonnen wordt uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, niet zijnde windmolens/-turbines, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en die in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar is, zoals zon, wind, water, biomassa, aard- en omgevingswarmte;

1.40 ligplaats:

ligplaats voor elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend wordt gebruikt voor recreatief gebruik;

1.41 luifel:

een open constructie, geen overkapping zijnde, aan een gevel, die al dan niet constructief deel uitmaakt van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk;

1.42 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen, jeugd- en kinderopvangvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.43 mantelzorg:

langdurige, intensieve niet georganiseerde zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak door één of meer leden uit diens directe dan wel sociale omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de zorgverlening wordt uitgeoefend in of bij een (bedrijfs)woning;

1.44 meergeneratiewoning:

één woning die krachtens een omgevingsvergunning geschikt is gemaakt voor bewoning door twee huishoudens met een familierelatie en met een fysieke koppeling, waarbij sprake is van inwoning gerelateerd aan de familierelatie;

1.45 meetverschil:

een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens;

1.46 normaal onderhoud:

het onderhoud dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.47 ondergeschikte lichte horeca:

horeca die ondergeschikt en gerelateerd is aan de bestemming en tot doel heeft het bedrijfsmatig verstrekken van kleine etenswaren en dranken;

1.48 overkapping:

elk bijbehorend bouwwerk, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand, niet bedoeld een luifel;

1.49 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct een duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.50 peil:

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd: het zomerwaterpeil;

1.51 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse of in de directe omgeving worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.52 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.53 rustpunt:

een plek bij een particulier of een agrariër waar passerende wandelaars en fietsers op het erf kunnen pauzeren en op verhaal kunnen komen, in combinatie met een picknickplaats met voorzieningen, zoals een picknicktafel, het verstrekken van lichte versnaperingen, informatie en het bieden van reparatiemogelijkheden voor fietsen;

1.54 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.55 standplaats:

het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen, verstrekken of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, wagen of tafel;

1.56 terras:

een buiten de besloten ruimte van de inrichting deel van het horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken en/of spijzen voor directe consumptie worden verstrekt;

1.57 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel(s);

1.58 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden dan wel een naar de aard daarmee gelijk te stellen groep personen;

1.59 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.60 woonschip:

een zich in het water bevindend, hoofdzakelijk niet voor varen maar voor wonen bedoeld object, waaronder tevens een woonark, een casco en naar de aard daarmee gelijk te stellen object wordt verstaan.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

  1. a. vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt voor balkon- en dakterrashekken: het hoogste punt tussen het balkon- respectievelijk het dakterrashek en de bovenkant van het dak;

2.2 de breedte / diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren);

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de diepte van een aanleggelegenheid:

vanaf de waterkant tot het einde van de aanleggelegenheid;

2.5 de gezamenlijke brutovloeroppervlakte:

tussen de binnenwerkse gevelvlakken en scheidingsmuren van alle ruimten die bij het meten worden betrokken;

2.6 de goothoogte van een bouwwerk:

  1. a. vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat wanneer zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte, de goothoogte van de dakkapel als goothoogte wordt aangemerkt;

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. De inhoud van een bouwwerk wordt berekend exclusief ondergrondse ruimtes, zoals een kelderruimte;

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.9 de afstand tot de weg:

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de rand van de wegberm aan de zijde van de weg.

2.10 Uitzondering meetwijze

Bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.

2.11 Bestaande maatvoeringen

  1. a. Daar waar bestaande afstanden meer of minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, worden de bestaande afstanden als ten hoogste respectievelijk ten minste toelaatbaar aangehouden.
  2. b. In die gevallen dat bestaande hoogten, bestaande inhoud en/of bestaande oppervlakten meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, worden de bestaande maatvoeringen als ten hoogste toelaatbaar aangehouden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Natuur - 2

Link naar de toelichting op de bestemming: Natuur - 2

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden van de meren en poelen, waterlopen, riet- en oeverstroken en eilanden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. c. extensief dagrecreatief medegebruik en educatief medegebruik;
  3. d. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. e. aanleg gelegenheid, ter plaatse van de aanduiding "aanlegsteiger".

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  2. b. het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonschepen, woonarken of casco's, die tot woonschip of woonark kunnen worden omgebouwd.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Tuin

Link naar de toelichting op de bestemming: Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woonhuizen of woongebouwen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. nutsvoorzieningen;
  2. c. kleinschalige duurzame energiewinning;

met de daarbijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken.

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Verkeer

Link naar de toelichting op de bestemming: Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en paden;
  2. b. sloten, bermen en beplanting;
  3. c. parkeervoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. d. bruggen, dammen en/of duikers, en naar de aard daarmee gelijk te stellen kunstwerken;
  2. e. andere bouwwerken.

5.2 Bouwregels

Artikel 6 Wonen - 1

Link naar de toelichting op de bestemming: Wonen - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een woonhuis met bijbehorende bouwwerken al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    1. 1. beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    2. 2. mantelzorg;
    3. 3. kleinschalig toeristisch overnachten;
  2. b. een meergeneratiewoning, met bijbehorende bouwwerken al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    1. 1. beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    2. 2. kleinschalig toeristisch overnachten;
  3. c. een botenhuis, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - botenhuizen';

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. e. wegen en paden;
  3. f. water;
  4. g. rustpunten;
  5. h. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. i. tuinen, erven en terreinen;
  2. j. andere bouwwerken.

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en de verkeers- en parkeersituatie, worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.1 onder c in die zin dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:

  1. a. de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw niet wordt overschreden;
  2. b. de oppervlakte van het buiten het bouwvlak gelegen gedeelte van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het hoofdgebouw;
  3. c. de diepte van de uitbreiding van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 3,00 m.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit in een woning zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige toeristische overnachting in een woning zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de woning, en meer dan twee kamers worden gebruikt;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden en horecadoeleinden, anders dan kleinschalig toeristisch overnachten, rustpunten en waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  4. d. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning, tenzij het een meergeneratiewoning betreft, in welk geval twee woningen zijn toegestaan;
  5. e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning en voor een beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, en/of een kleinschalige toeristische overnachtingsmogelijkheid;
  6. f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel bij een beroepsuitoefening aan huis of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
  7. g. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak, zwembad en/of een tennisbaan, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 7 Wonen - 2

Link naar de toelichting op de bestemming: Wonen - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een woonhuis met bijbehorende bouwwerken al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    1. 1. beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    2. 2. mantelzorg;
    3. 3. kleinschalig toeristisch overnachten;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. c. wegen en paden;
  3. d. water;
  4. e. rustpunten;
  5. f. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. g. tuinen, erven en terreinen;
  2. h. andere bouwwerken.

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de bouwregels

7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit in een woning zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige toeristische overnachting in een woning zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de woning, en meer dan twee kamers worden gebruikt;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden en horecadoeleinden, anders dan kleinschalig toeristisch overnachten, rustpunten en waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  4. d. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning, tenzij het een meergeneratiewoning betreft, in welk geval twee woningen zijn toegestaan;
  5. e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning en voor een beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, en/of een kleinschalige toeristische overnachtingsmogelijkheid;
  6. f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel bij een beroepsuitoefening aan huis of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
  7. g. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak, zwembad en/of een tennisbaan, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 8 Leiding - Riool

Link naar de toelichting op de bestemming: Leiding - Riool

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. een strook ten behoeve van een rioolpersleiding en het onderhoud en beheer daarvan;

met de daarbijbehorende:

  1. b. andere bouwwerken.

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.2.2 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen, overkappingen of andere bouwwerken, worden gebouwd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de betreffende nutsleiding.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 9 Waarde - Aardkundig

Link naar de toelichting op de bestemming: Waarde - Aardkundig

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Aardkundig' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud, het herstel en de uitbouw van de aardkundige waarden.

9.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het dempen en/of graven van sloten en/of andere waterlopen en/of -partijen.

9.3 Afwijken van de gebruiksregels

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 10 Waarde - Archeologie 1

Link naar de toelichting op de bestemming: Waarde - Archeologie 1 en 4

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.

10.2 Bouwregels

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

10.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde -Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 11 Waarde - Archeologie 4

Link naar de toelichting op de bestemming: Waarde - Archeologie 1 en 4

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.

11.2 Bouwregels

11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

11.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 12 Waterstaat - Waterkering

Link naar de toelichting op de bestemming: Waterstaat - Waterkering

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud, het herstel en het beheer van de waterstaatsdoeleinden en de cultuurhistorische waarden. De cultuurhistorische waarden zijn niet van toepassing op de niet-genormeerde regionale waterkeringen, zoals weergegeven op de kaart in Bijlage 2.

12.2 Bouwregels

12.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 12.2.2 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen, overkappingen of andere bouwwerken, worden gebouwd, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en het beheer van de waterstaatsdoeleinden en de cultuurhistorische waarden.

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Algemene Gebruiksregels

14.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de bestemmingsregels, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van stalling van ten hoogste één toercaravan en/of vaartuig op het bij een woonhuis behorende perceel;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting of het uitoefenen van straatprostitutie;
  3. c. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en/of bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  4. d. het storten van puin en/of afvalstoffen;
  5. e. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
  6. f. het kennelijk ten verkoop stallen en opslaan van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten verkoop;
  7. g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van het beproeven van voertuigen, de beoefening van motorsport en de gemotoriseerde modelsport, het houden van wedstrijden met motorvoertuigen of bromfietsen, het racen of crossen met motorvoertuigen of bromfietsen;
  8. h. het gebruik van de gronden en bouwwerken als ligplaats voor woonschepen en recreatievaartuigen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding "aanlegsteiger";
  9. i. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het plaatsen, doen plaatsen en/of geplaatst hebben van handelsreclame en andere commerciële uitingen, tekens en/of afbeeldingen;
  10. j. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de beoefening van de parasport en voor het gebruik van ultra lichte vliegtuigen;
  11. k. het gebruik van gronden en bouwwerken voor lawaaimakende functies, zoals modelvliegterreinen, motorsportterreinen, en daarmee vergelijkbare functies die verstoring van de rust veroorzaken binnen de in de Provinciale Milieuverordening van 11 juli 2011 aangewezen stiltegebieden.

14.2 Uitzondering op het strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze gebruiksregels, wordt niet gerekend:

  • het tijdelijk, al dan niet periodiek gebruik van de gronden als evenemententerrein.

Artikel 15 Algemene Aanduidingsregels

Link naar de toelichting op de bestemming: Vrijwaringszone - Dijk

15.1 vrijwaringszone - dijk

Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, worden afgeweken van:

  1. a. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen, percentages, tot niet meer dan 15% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10,00 m;
  3. c. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen in die zin dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van dakopbouwen met ten hoogste 1,00 m wordt vergroot;
  4. d. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. het bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. het bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    1. 1. erkers aan de voorgevel van het hoofdgebouw, mits:
      • de diepte van een erker ten hoogste 1,00 m bedraagt;
      • de bouwhoogte ten hoogste de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,20 m, bedraagt;
    2. 2. balkons, mits:
      • de bouwgrens met niet meer dan 1,00 m wordt overschreden;
      • de breedte niet meer dan tweederde van de voorgevelbreedte bedraagt;
    3. 3. liftinstallaties ten behoeve van de huisvesting van minder validen, mits:
      • de bouwgrens met niet meer dan 2,00 m wordt overschreden;
      • de bouwhoogte ten hoogste 6,00 m bedraagt.

Artikel 17 Overige Regels

17.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  2. b. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  3. c. de ruimte tussen bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met ten hoogste 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

18.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplanMonnickendam - Kloosterdijk 2

van de gemeente Waterland.

Behorend bij het besluit van 26 maart 2015.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Bij de gemeente zijn plannen ingediend voor de herontwikkeling van het perceel aan de Kloosterdijk 2, langs de Purmer Ee. Op dit perceel was voorheen een houtzagerij aanwezig. Het plan is om de bedrijfsbebouwing op het erf te slopen. In het kader van de provinciale ruimte-voor-ruimte regeling, wordt hiervoor een aantal woningen teruggebouwd. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.

De beoogde woningen passen niet binnen het geldende bestemmingsplan. De gemeente wil in principe meewerken aan deze plannen door voor het perceel een nieuw bestemmingsplan vast te stellen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0852.BPLGMOkloosd2012-va01_0001.png"

Figuur 1. De ligging van het plangebied

1.2 Planologische Regeling

Het huidige bestemmingsplan is het bestemmingsplan Buitengebied 2013 (vastgesteld op 11 april 2013). In dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming 'Bedrijf'. Ter plaatse van de bestemming mag één bedrijfswoning worden gebouwd en is maximaal 1400 m2 aan bedrijfsbebouwing toegestaan. Binnen deze bestemming is de realisatie van meerdere woningen niet toegestaan. Dit bestemmingsplan biedt de juridisch-planologische regeling om de gewenste ontwikkelingen toe te staan.

1.3 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 is een beschrijving gegeven van het plan. Hierbij wordt ingegaan op de ruimtelijke en functionele aspecten van het plan. Vervolgens is in hoofdstuk 3 een beschrijving gemaakt van het rijks-, provinciaal, water- en gemeentelijk beleid dat een relatie heeft met het plangebied en/of de ontwikkelingen. In hoofdstuk 4 wordt op de diverse omgevingsaspecten ingegaan. Een juridische beschrijving van het plan is gegeven in hoofdstuk 5. In dit hoofdstuk wordt onder andere ingegaan op de bestemmingen. Hoofdstuk 6 gaat in op de uitvoerbaarheid van het plan. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid. Ook wordt er in dit hoofdstuk aandacht besteed aan grondexploitatie. Hoofdstuk 7 tot slot, gaat in op de ingediende vooroverleg- en inspraakreacties.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Inleiding

De huidige situatie en ontwikkelingen worden beschreven in dit hoofdstuk. Dit omdat de huidige situatie de basis is voor de inpassing van de ontwikkelingen. De ontwikkelingen zelf zijn het uitgangspunt voor de juridische regeling van het bestemmingsplan.

2.2 Huidige Situatie

Het plangebied ligt in het veenweidegebied. Dit landschap wordt gekarakteriseerd door ontginningsassen van natuurlijk of gegraven water langs een weg. Haaks op de ontginningsas zijn evenwijdige sloten gegraven, waarmee een strookvormig verkavelingspatroon is ontstaan. Hierdoor is een karakteristiek patroon ontstaan van lange lintdorpen, in een waterrijk gebied met brede sloten en smalle kavels. Het gebied kent een grote mate van openheid.

Het plangebied ligt in het buitendijkse gebied aan de Kloosterdijk. Buitendijks wordt het gebied gekenmerkt door het water de Purmer Ee, overgaand in het Monnickerdammergat. Het Monnickerdammergat loopt op haar beurt uit in het wijdse water van de Gouwzee. De kustlijn is grillig, bestaand uit een wisselend beeld van brede en smalle graslanden grenzend tot aan de dijk. Het hoogteverschil tussen de dijk en buitendijkse gebieden is gering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0852.BPLGMOkloosd2012-va01_0002.jpg"

Figuur 2. Luchtfoto van de huidige situatie ter plaatse van het plangebied

Het plangebied ligt ten noordwesten van Monnickendam. Aan de overzijde van de N247 begint het bebouwde gebied van die stad. Met de toekomstige invulling van het plangebied met enkele woningen wordt aansluiting gevonden op het landelijk gebied.

Ten zuiden van het plangebied en meer naar het westen aan de Kloosterdijk liggen enkele verspreide woningen. Deze woningen liggen vaak binnendijks, maar soms ook buitendijks. Zo grenst het plangebied aan de westzijde aan een buitendijks woonperceel. Verder ligt ter hoogte van het plangebied, ten zuiden van de Kloosterdijk, een agrarisch bedrijf. Door de toekomstige invulling van het westelijke deel van het plangebied met enkele woningen sluit dit deel meer aan bij het landelijke gebied.

Het plangebied zelf is circa 300 jaar gebruikt door een houtbewerkingbedrijf. Tot 1961 heeft er een houtzaagmolen binnen het plangebied gestaan. Deze molen vormde een baken in het landschap, waardoor het plangebied een belangrijke blikvanger was. In het begin van deze eeuw is het bedrijf definitief geëindigd. Het westelijk deel van het plangebied bestaat uit een bebouwingscluster van voormalige houtdroogschuren en een bedrijfswoning. Een deel van de voormalige houtdroogschuren heeft een vervallen karakter. In de daken van de schuren is asbest aangetroffen. Langs het water bevindt zich een steiger.

Het oostelijk deel betreft een vlakte waar van oudsher het hout werd gewaterd. Dit is het in het water leggen van vers gekapt hout. Hierdoor worden de in het hout aanwezige mineralen, voedingsstoffen en zetmeel in het water opgelost. Het oostelijk deel van het plangebied is in de loop der tijd verland. Momenteel bestaat dit deel voor een aanzienlijk deel uit verharding. Deze verharding werd voorheen gebruikt als parkeerplaats voor bezoekers van de molen. De steiger was de toegangsweg voor voetgangers naar de molen. Naast de verharding liggen er enkele bomen op het perceel, waar nu niets meer mee gebeurt. Dit geheel zorgt voor een rommelig aanzicht.

2.3 De Ontwikkelingen

De ontwikkeling op hoofdlijnen

Het westelijk deel is bestemd voor in totaal drie woningen, waarvan één meergeneratiewoning. Op het oostelijk deel worden twee woningen gerealiseerd. Beide delen worden fysiek van elkaar gescheiden door middel van water. Dit water vormt een scheiding tussen het oostelijk en westelijk eiland. Onderstaand wordt verder ingezoomd op de beide deelontwikkelingen.

Stedenbouwkundig programma

Voor de ontwikkelingen is een stedenbouwkundig programma van eisen (spve) opgesteld waarin de gewenste beeldkwaliteit van het plangebied is beschreven (zie bijlage 1). Dit stedenbouwkundig programma is alleen nog van toepassing op het westelijk deel van de ontwikkeling. Voor het oostelijk deel is een nieuw invulling ontwikkeld. In plaats van zorghotel, zijn hier twee vrijstaande woningen gedacht. De gewijzigde invulling is verbeeld in een verkavelingsplan/beeldkwaliteitsplan (zie bijlage 11).

Onderdelen van het spve en het verkavelingsplan/beeldkwaliteitsplan zullen bij de vaststelling van het bestemmingsplan als vervangend welstandskader worden vastgesteld.

Westelijk deel

In het westelijk plangebied worden de voormalige houtdroogschuren gesloopt. De bedrijfswoning die hier staat, blijft staan. Dit wordt een 'gewone' woning. Op het westelijk deel wordt een nieuwe meergeneratiewoning gerealiseerd, die bedoeld is voor twee gezinnen. De meergeneratiewoning deelt bepaalde gemeenschappelijke ruimten. Daarnaast wordt op het westelijk deel een gezamenlijk botenhuis gerealiseerd. De toekomstige opzet van het westelijk deel is verbeeld in figuur 3.

De huidige woning is 106 m2 groot. De footprint van de meergeneratiewoning wordt maximaal 204 m2. De meergeneratiewoning bestaat uit twee bouwlagen met een kap. Het gezamenlijk botenhuis wordt maximaal 260 m2 groot. De naastgelegen garages zijn 100m². De bouwstijl van de meergeneratiewoning sluit aan bij de stijl die gebruikelijk is in het landelijk gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0852.BPLGMOkloosd2012-va01_0003.png"

Figuur 3. Toekomstige inrichting van het westelijk deel

De totale oppervlakte bebouwing komt uit op 670 m2. De huidige oppervlakte bebouwing is 1.187 m2. Volgens het bestemmingsplan is 1.400 m2 toegestaan. Dat betekent dat er sprake is van een afname van de oppervlakte bebouwing op het westelijk deel van het plangebied.

Op het oostelijk deel worden twee vrijstaande woningen gebouwd. De oppervlakte van de kavels is weergegeven in figuur 4. Het westelijk deel van dit deelgebiedje wordt vrijgehouden van bebouwing, zodat de zichtlijn vanaf de N247 naar de achterliggende stolpboerderij en het achterliggende landschap in stand wordt gehouden. Dit gedeelte krijgt de bestemming tuin, waarop geen bebouwing is toegestaan. Op die manier wordt de openheid in het bestemmingsplan gewaarborgd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0852.BPLGMOkloosd2012-va01_0004.jpg"

Figuur 4. Toekomstige invulling van het oostelijk deel

De twee woningen bestaan beide uit één of anderhalve laag met een kap. In de planregels wordt een goot- en bouwhoogte aangehouden van 4,50 respectievelijk 10,00 meter.

Omdat de woningen relatief dicht op de drukke N247 worden gebouwd, worden een deel van de gevels als dove gevel gebouwd. Dit betekent dat er extra gevelisolatie wordt toegepast en dat er geen te openen delen aan de gevel zitten. Aan de 'stille' kant van de gebouwen, zijn normale gevels mogelijk (zie paragraaf 4.8).

Ruimtelijke kwaliteit

Met de uitvoering van het bestemmingsplan, wordt de ruimtelijke kwaliteit sterk verbeterd. Behalve de sloop van de voormalige bedrijfsgebouwen, waarbij alle asbesthoudende daken worden gesloopt, wordt de betonnen verharding verwijderd. De bedrijfsbebouwing en verharding van het plangebied maken plaats voor enkele woningen in het groen, waarbij aansluiting plaatsvindt op het landelijk karakter van het gebied. De bebouwingsdichtheid in het plangebied neemt af en belangrijke zichtlijnen worden gerespecteerd.

Er wordt een nieuwe watergang gegraven, zodat het eiland in tweeën wordt gedeeld. Rondom het gehele terrein wordt de beschoeiing vernieuwd. Dit is ook een wens van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Ook wordt alle aanwezige bodemvervuiling gesaneerd.

In het stedenbouwkundig programma van eisen (spve) is uitgebreid ingegaan op de ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap, de ordeningsprincipes en bebouwingskarakteristiek van het landschap en de inpassing van de bouwplannen in de wijdere omgeving. Met grote zorg is een analyse gemaakt van het perceel in relatie tot haar omgeving, de gebiedskenmerken, de mogelijkheden voor landschappelijke inpassing, bebouwing typologieën en de ontwikkelingsmogelijkheden. Voor het oostelijk deel van het plangebied is uiteindelijk voor een andere invulling gekozen, met een beperkter en goed inpasbaar bouwprogramma.

De welstandscriteria uit het spve (westelijk deel) en het verkavelingsplan/beeldkwaliteitsplan (oostelijk deel) worden vastgesteld als welstandskader, waarmee de ruimtelijke kwaliteit ook bij de verdere uitwerking van het bouwplan wordt gewaarborgd.

Het terrein de meergeneratiewoning en losse woningen wordt ingericht als tuin en krijgt een open uitstraling. Hoge bomen en hoog opgaand groen worden niet aangelegd. Hierdoor blijft het buitendijks terrein zoveel mogelijk open en transparant, zoals dit ook in de omgeving is. Bij de keuze voor beplanting wordt gebruik gemaakt van inheemse soorten die goed passen bij de karakter van deze boezemranden. Bovendien wordt het terrein zo op een goede manier in het open landschap ingepast. Parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd.

Samenvattend leidt de ontwikkeling tot de volgende kwaliteitsverbetering:

  • de aanwezige kwaliteiten van natuur wordt versterkt door het saneren van de bodemvervuiling en door het voormalige bedrijventerrein deels in te richten met natuur/groen;
  • de aanwezige kwaliteiten van water worden versterkt door het terugbrengen van de oorspronkelijke waterlopen en het weer als twee 'eilanden' inrichten van de kavels;
  • de aanwezige kwaliteit van het landschap worden versterkt door de hierboven beschreven veranderingen van de bebouwingsdichtheid, waarbij belangrijke zichtlijnen worden gerespecteerd.

Verkeer en parkeren

Het plangebied wordt ontsloten via de Kloosterdijk. De Kloosterdijk is aangesloten op de N247. In dit plan wordt gebruik gemaakt van de huidige ontsluitingen op de Kloosterdijk.

Parkeren moet plaatsvinden op eigen terrein. Parkeren kan in een halfopen verharding en een groene setting. Op het erf is voldoende ruimte beschikbaar om voor twee parkeerplaatsen per woning te realiseren. Daarmee voldoet het bestemmingsplan aan de CROW-publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Dit hoofdstuk geeft een samenvatting van de relevante beleidskaders, waarmee bij het opstellen van dit bestemmingsplan rekening is gehouden. De beleidskaders kunnen bovendien leiden tot uitgangspunten en/of een toetsingskader voor de ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals de Nota Ruimte, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland.

Nationale ruimtelijke belangen

Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Deze 13 nationale belangen zijn:

  • Rijksvaarwegen;
  • Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • Kustfundament;
  • Grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • Defensie;
  • Hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
  • Elektriciteitsvoorziening;
  • Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • Ecologische hoofdstructuur;
  • Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  • IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Het plangebied raakt geen van de rijksbelangen. Er zijn dan ook geen rijksbelangen in het geding.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren hanteert het rijk een ladder voor duurzame verstedelijking:

  1. 1. beoordelene of de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale vraag;
  2. 2. beoordelen of deze vraag ook binnen bestaand bebouwd gebied gerealiseerd kan worden;
  3. 3. en een beoordeling of - indien het voorgaande niet het geval is - de locatie buiten bestaande bebouwd gebied wel multimodaal is of kan worden ontsloten.

Met betrekking tot deze drie stappen het volgende:

Stap 1

Uit verschillende woningbouwonderzoeken blijkt dat in het aantal huishoudens in Waterland in de komende jaren blijft groeien en dat er vraag is naar nieuwe woningen.In de regio Amsterdam is behoefte aan landelijke woonmilieus met een bijzondere ligging of met specifieke kwaliteiten. Vanwege de landelijke ligging en de kleinschalige opzet van dit bouwplan, is de verwachting dat er behoefte is aan de beoogde woningen.

Stap 2

Het plangebied heeft betrekking op de herontwikkeling van een bestaande bedrijfslocatie. Volgens de Provinciale ruimtelijke verordening is de bestaande bebouwing of de op grond van een - op het moment van inwerkingtreden van de verordening - geldend bestemmingsplan toegelaten woon- of bedrijfsbebouwing aangewezen als bestaand bebouwd gebied. Volgens deze definitie zou de bebouwing in het oostelijke deel buiten bestaand bebouwd gebied liggen. Er zijn goede redenen om nieuwe bebouwing in dit gebied toch toe te staan:

  • Naast woningbouwprojecten binnen bestaand stedelijk gebied, is ook behoefte aan landelijk gelegen woningbouwlocaties;
  • Het plan voorziet in nieuwbouw met een beperkte omvang en zorgt daarnaast voor een deel natuurontwikkeling en herstel van cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
  • Ten opzichte van de huidige situatie neemt de totale hoeveelheid bebouwing in het plangebied af. Het vaststellen van een nieuw bestemminsplan zorgt er ook voor dat er geen bedrijfsgebouwen worden gebouwd. Bebouwing op het oostelijke deel draagt dus ook bij aan het 'opruimen' van het westelijke deel. Zodoende is ook de provinciale ruimte voor ruimte-regeling van toepassing (zie paragraaf 3.2).

Stap 3

Deze stap is strikt genomen niet aan de orde, omdat het plan wordt gerealiseerd binnen bestaand bebouwd gebied. Voor de volledigheid wordt dit nog beschreven. Het perceel ligt dichtbij de provinciale route tussen Amsterdam en Volendam/Hoorn (de N247). De locatie ligt op fietsafstand van Monnickendam. Via een fietsroute onder de brug met de Purmer Ee, kan het stadscentrum Monnickendam eenvoudig en veilig worden bereikt. Daarnaast verbindt de bushalte aan de Lagedijk de locatie met steden en dorpen in de omgeving.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden en aangevuld op 1 oktober 2012. Het Barro stelt niet alleen regels over de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, maar stelt ook regels die in bestemmingsplannen moeten worden opgenomen.

3.1.3 Conclusie rijksbeleid

Geconcludeerd wordt dat de herontwikkeling van het plangebied aansluit bij de ladder voor duurzame verstedelijking. Het plangebied raakt verder geen Nationale ruimtelijke belangen.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040

Het ruimtelijk beleid van de provincie Noord - Holland is vastgelegd in de Structuurvisie Noord-Holland 2040 (vastgesteld door Provinciale Staten op 21 juni 2010). In de structuurvisie geeft de provincie een toekomstbeeld, waaruit het provinciaal belang volgt. Het toekomstbeeld is als volgt gedefinieerd: 'De Provincie Noord-Holland zorgt dat Noord-Holland een mooie, veelzijdige en internationaal concurrerende provincie blijft door in te zetten op klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik.'

Om het geschetste toekomstbeeld ruimtelijk te realiseren zijn provinciale belangen benoemd. De drie hoofdbelangen (klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik) vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de Provincie. De hoofdbelangen zijn in de Structuurvisie uitgewerkt.

3.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening

Op 3 februari 2014 is de geactualiseerde Provinciale Ruimtelijke Verordening vastgesteld. In deze verordening zijn op grond van art. 4.1 Wro regels gesteld om de bovenstaande provinciale belangen te waarborgen. In onderstaande tabel wordt het bestemmingsplan getoetst aan de relevante artikelen van de provinciale verordening (PRV).

Artikel PRVS Toetsingscriterium Conclusie
Artikel 8 Aardkundige waarden Delen van het plangebied zijn aardkundig waardevol. De verordening stelt dat in het bestemmingsplan beschreven moet worden op welke wijze er rekening wordt gehouden met de aanwezige aardkundige waarden. De aardkundige waarden worden beschermd door middel van een beschermende dubbelbestemming. In paragraaf 4.3 is aangegeven op welke wijze de ontwikkelingen rekening houden met aardkundige waarden.
Artikel 9 Aanwijzing Bestaand Bebouwd Ge-bied De bestaande of de bij een - op het moment van inwerkingtreden van de verordening - geldend bestemmingsplan toegelaten woon- of bedrijfsbebouwing en kassen zijn aangewezen als bestaand bebouwd gebied. Op basis van het geldende be-stemmingsplan is maximaal 1400m2 aan bedrijfsbebouwing toegestaan. De bestaande be-bouwing staat uitsluitend op het westelijke deel van het plange-bied, maar niet alle bebouwings-mogelijkheden zijn gebruikt. Met bijlagen 1 en 11 behorende bij de toelichting, in combinatie met alinea 2.3 is aangetoond waarom de beoogde bebouwing kan worden gerealiseerd. De ruimte voor ruimte regeling is hiervoor de basis (zie artikel 16).
Artikel 13 Nieu-we woningbouw In het landelijk gebied voorziet een bestemmingsplan niet in nieuwe woningbouw. Uitzondering hierop is mogelijk door gebruik te maken van de ruimte voor ruimte regeling, zie artikel 16.
Artikel 15 Ruim-telijke kwali-teitseis ingeval van verstedelijking in het lan-delijk gebied Een bestemmingsplan dat voorziet in nieuwe verstedelijking in het landelijk gebied, moet inzicht bie-den hoe er rekening is gehouden met:
- de ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap;
- de ordeningsprincipes van het landschap;
- de bebouwingskarakteristieken ter plaatse;
- de inpassing van de nieuwe functies in de wijdere omge-ving;
- de bestaande kwaliteiten van het gebied als hiervoor bedoeld en de maatregelen die nodig zijn om negatieve effecten op deze kwaliteiten op te heffen in relatie tot de nieuwe functies.

De twee woningen op het ooste-lijke deel zijn geprojecteerd in landelijk gebied. Voor deze woningen is een verkavelings-plan/beeldkwaliteitsplan gemaakt waarbij wordt ingegaan op de genoemde criteria (zie bijlage 11).
Artikel 16 De ruimte voor ruimte regeling Nieuwbouw in het landelijk gebied is niet toegestaan, tenzij er sprake is van sanering van vrijkomende (agrarische) bedrijfsbebouwing en er wordt bijgedragen aan de ruim-telijke en functionele kwaliteit van het gebied. Dit wordt in de veror-dening de ruimte voor ruimte regeling genoemd. Onder deze regeling zijn nieuwe woningen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- er is sprake van een netto-afname van bebouwing;
- er is zekerheid van herstructurering en sloop;
- er worden niet meer woningen gebouwd dan noodzakelijk is om de sloop te realiseren;
- compensatie vindt bij voorkeur plaats in of tegen bestaand be-bouwing.

De Provincie Noord-Holland heeft aangegeven dat voor dit plan de provinciale ruimte voor ruimte-regeling van toepassing is (zie bijlage 12) .

Bij het voorliggende plan is sprake van de afname van de hoeveelheid bebouwing in het westelijk deel van het plangebied. De nieuwe bebou-wing komt deels op dezelfde locatie te liggen als de bestaande, waarmee de zekerheid tot sloop is gegarandeerd. Daarnaast zorgt de bestemmingslegging ervoor dat bedrijfsgebouwen niet meer zijn toegestaan.

De realisatie van de meergezins-woning en 2 losse woningen is nodig om de sloop en sanering te kunnen financieren. Hier is een exploitatieopzet voor gemaakt.

Het totale plan is qua ruimtelijke opzet en financiële opzet besproken met het 'ruimte voor ruimte team' en onder voorbehoud inhoudelijk akkoord bevonden.
Artikel 24 Bufferzones Het plangebied ligt in de bufferzone Amsterdam - Purmerend. De verordening bepaalt dat voor bufferzones verdere verstedelijking voor verschillende functies niet mogelijk is. Van deze regel kan voor verschillende typen bebouwing worden afgeweken. Het gaat daarom onder andere om woningbouw als de ruimte-voor-ruimte regeling wordt toegepast en bebouwing die is gekoppeld aan een substantiële verbetering van de kwaliteiten van natuur, water of landschap of de recreatieve mogelijkheden, waarbij als voorwaarde geldt dat er in een provinciale of intergemeentelijke structuurvisie aanwijzingen zijn gegeven voor de locatie. Voor de realisatie van het bouw-plan wordt de ruimte voor ruim-te-regeling toegepast (zie artikel 16).

Daarnaast levert het project een substantieele bijdrage aan het verbeteren van de natuurkwaliteit en het versterken van de land-schappelijke waarden (zie hoofdstuk 2).

Artikel 30 Regionale
waterkeringen
De Kloosterdijk is aangewezen als regionale waterkering. De verordening bepaalt dat bestemmingsplannen moeten voorzien in de bescherming van de waterkerende functie. Ook moet de vrijwaringszone in bestemmingsplannen worden opgenomen zodat toekomstige reconstructies van de waterkeringen niet onmogelijk worden gemaakt. In de omgeving van het plangebied ligt een regionale waterkering. Het plangebied ligt buiten de kering zelf. De vrijwaringszone van de waterkering is door middel van een aanduiding wel opgenomen.

Tabel 1 Toetsing aan het provinciaal beleid

3.3 Provinciale Milieuverordening

Overeenkomstig de Provinciale Milieuverordening ligt het plangebied voor een deel binnen een stiltegebied (het westelijk deel). Structurele lawaaibronnen moeten zoveel mogelijk uit een stiltegebied worden geweerd (zoals wegen, bedrijven en lawaaiige recreatie). De vervanging van een bedrijf door een aantal woningen wordt gezien als een verbetering voor het stiltegebied.

3.3.1 Conclusie provinciaal beleid

Het initiatief voldoet aan de Provinciale Ruimtelijke Verordening en de Provinciale Milieuverordening.

3.4 Waterbeleid

3.4.1 Algemeen

Het waterbeleid is vastgelegd in verschillende beleidsdocumenten. Op Rijksniveau is het Nationaal Waterplan 2009 - 1015 (22 december 2009) vastgesteld. De provincie heeft op 16 november 2009 het Provinciaal Waterplan 2010 - 2015 vastgesteld. Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft haar waterbeleid vastgelegd in het Waterbeheersplan 4, 2010 - 2015, het Raamplan Bescherming tegen Wateroverlast (2004) en het Beheersplan Waterkering 2006 - 2010. Bovendien geldt voor de watergangen en waterkeringen in het plangebied de Keur van het Hoogheemraadschap. Voor diverse handelingen in en aan watergangen en waterkeringen is een zogenoemde watervergunning van het Hoogheemraadschap nodig.

3.4.2 Conclusie waterbeleid

Bij het opstellen van het bestemmingsplan is rekening gehouden met het waterbeleid. In paragraaf 6.5 worden de waterrelevante zaken beschreven. Dit bestemmingsplan voldoet daarmee aan het waterbeleid.

3.5 Gemeente

3.5.1 Beleidsregel dakterrassen

Onder welke voorwaarden dakterrassen zijn toegestaan is geformuleerd in de 'Beleidsregel met betrekking tot dakterrassen bij woonhuizen' (vastgesteld op 23 juni 2009). De voorwaarden die voor de dakterrassen gelden zijn verwerkt in dit bestemmingsplan. De beleidsregel is daardoor niet meer van toepassing op dit bestemmingsplan.

3.5.2 Beleidsregel kleinschalig toeristisch overnachten

Om Bed en Breakfast en het kleinschalig toeristisch overnachten binnen de gemeente Waterland te stimuleren is de 'Beleidsregel met betrekking tot het kleinschalig toeristisch overnachten in de gemeente Waterland' op 5 juli 2011 vastgesteld. In de beleidsregel worden drie onderscheiden:

  • klein: Bed en Breakfast bij (bedrijfs)woningen;
  • midden: kleinschalig toeristisch overnachten in een groter deel van de woonfunctie;
  • groot: ondernemingen die de maatvoering van de categorie midden te boven gaat. Ondernemingen in de grote categorie vallen buiten de beleidsregel.

Bij de kleine categorie wordt Bed en Breakfast gezien als een nevenactiviteit bij (bedrijfs)woningen. Voor woningen geldt dat er bij recht maximaal twee kamers mogen zijn, met een maximum van 30% van de oppervlakte van de woning. Bed en Breakfast mag niet leiden tot een onevenredige parkeerdruk op de omgeving. Overigens komt de term Bed en Breakfast niet terug in de regels van het bestemmingsplan. Hier wordt het net als de middencategorie kleinschalig toeristisch overnachten genoemd. Dit komt op hetzelfde neer.

De middencategorie wordt mogelijk gemaakt met een afwijking. Met de afwijking kan een groter deel van de woonfunctie tot maximaal 50% van de oppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 100 m2 voor het kleinschalig toeristisch overnachten worden gebruikt.

Deze beleidsregel is vertaald in dit bestemmingsplan. De beleidsregel is daardoor niet meer van toepassing op dit bestemmingsplan.

3.5.3 Beleidsregel mantelzorg

Het gebruik van bestaande bijbehorende bouwwerken voor de huisvesting voor mantelzorg is vastgelegd in de 'Beleidsregel met betrekking tot huisvesting ten behoeve van mantelzorg in bij woningen behorende bijgebouwen in de gemeente Waterland (vastgesteld op 17 september 2009). Op basis van de beleidsregel is mantelzorg toegestaan binnen de (bedrijfs)woningen. Met een afwijking wordt mantelzorg ook in vrijstaande bijbehorende bouwwerken toegestaan (afhankelijke woonruimte). De afhankelijke woonruimte mag maximaal 60 m2 bedragen. Bij mantelzorg in een bijbehorend bouwwerk geldt als voorwaarde dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen van derden waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.

Deze beleidsregel is vertaald in dit bestemmingsplan. De beleidsregel is daardoor niet meer van toepassing op dit bestemmingsplan.

3.5.4 Maatschappelijke ondersteuning

In de beleidsnota Wet maatschappelijke ondersteuning Gemeente Waterland 2009 - 2012 (februari 2009) is het beleid ten aanzien van maatschappelijke ondersteuning weergegeven. In aansluiting op de regionale nota Gezondheidsbeleid is in de gemeentelijke nota aangegeven dat mantelzorg ondersteund moet worden. Daarom is in dit bestemmingsplan mantelzorg toegestaan bij de woningen.

3.5.5 Welstandsbeleid

De gemeente Waterland heeft haar welstandsbeleid beschreven in de Welstandsnota Waterland (2013). In de Welstandsnota worden algemene en gebiedsgerichte welstandscriteria onderscheiden. De algemene welstandscriteria gelden als uitgangspunt voor iedere welstandsbeoordeling. De gebiedsgerichte welstandscriteria worden gebruikt om te beoordelen hoe het bouwwerk past in zijn omgeving. (Ver)bouwplannen worden getoetst aan de Welstandsnota.

Een deel van de paragraven 6.4 en 6.5 van het SPVE (bijlage 1), alsmede het verkavelingsplan/beeldkwaliteitsplan (bijlage 11) worden vastgesteld als onderdeel van de Welstandsnota Waterland 2013.

3.5.6 Conclusie gemeentelijk beleid

Het gemeentelijk beleid is vertaald in dit bestemmingsplan. Daarnaast kunnen de toekomstige omgevingsaanvragen met de aanvullingen op van de Welstandsnota Waterland 2013 ook voldoen aan redelijke eisen van welstand.

Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten

Voor het plangebied en omgeving kunnen (wettelijke) belemmeringen en/of voorwaarden een rol spelen. Het uitgangspunt voor dit bestemmingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In de volgende paragrafen zijn de randvoorwaarden die voortvloeien uit de milieu- en omgevingsaspecten beschreven.

4.1 M.e.r.-beoordeling

4.1.1 Normstelling en beleid

In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig (bijlage C en D), projectmer-plichtig (bijlage C) of mer-beoordelingsplichtig (bijlage D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, nagaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

4.1.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

In bijlage D van het Besluit m.e.r. zijn stedelijke ontwikkelingsprojecten genoemd (D11). Voor woningbouw geldt een drempelwaarde van 2.000 woningen in een aaneengesloten gebied.

Gelet op de kenmerken van het plan (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de plandrempels uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten treden geen belangrijke negatieve milieugevolgen op. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in dit hoofdstuk zijn opgenomen.

4.1.3 Conclusie

Voor het bestemmingsplan is het doorlopen van mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure niet aan de orde.

4.2 Ecologie

4.2.1 Normstelling en beleid

Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op beschermenswaardige natuurwaarden, rekening worden gehouden met de regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Natuurbeschermingswet (Nbw). Als ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een Nbw-vergunning worden aangevraagd. Als een Nbw-vergunning nodig is dan 'haakt' deze aan bij de omgevingsvergunning. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van de Ecologisch Hoofdstructuur (EHS). Ten aanzien van ontwikkelingen binnen de EHS geldt het 'nee, tenzij-principe'.

Soortenbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng. Het bevoegd gezag voor de Flora- en faunawet is de provincie. In de gevallen dat een ontheffing van de Flora- en faunawet noodzakelijk is, dan 'haakt' de ontheffing aan bij de omgevingsvergunning.

4.2.2 Toetsing en uitgangspunten

Gebiedsbescherming

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is het gebied 'Markermeer & IJmeer'. Dit gebied is ook onderdeel van de EHS. Dit gebied ligt op een afstand van circa 700 meter vanaf het plangebied. Verder ligt het buitendijkse gebied ten westen van het plangebied binnen de EHS. Het plangebied ligt echter niet in dit gebied. Gezien de aard van de ingreep is er ook geen negatief effect op deze gebieden.

Conclusie

Het aspect gebiedsbescherming belemmert de gewenste ontwikkelingen niet.

Soortenbescherming

In het plangebied is ecologisch onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 2). Uit het onderzoek blijkt dat in het plangebied de strikt beschermde Tongvaren voorkomt. In de grote schuur van de voormalige houtzagerij zijn zo'n 45 (oude) nesten van Boerenzwaluw aangetroffen. Een deel van deze nesten is in gebruik geweest. In het plangebied zijn daarnaast broedvogels te verwachten van bebouwde terreinen, overhoekjes en ruigten; zoals de Witte kwikstaart, Houtduif, Kauw en Winterkoning. In de oeverzones van de omringende waterpartijen en sloten zijn algemene broedvogels als Kleine karekiet, Wilde eend, Meerkoet en Waterhoen te verwachten. De waterpartijen en sloten rondom het plangebied vormen geschikt leefgebied voor de strikt beschermde Bittervoorn en Kleine modderkruiper.

Ten aanzien van de aangetroffen groeiplaats van de Tongvaren zijn al een aantal passende maatregelen getroffen. De planten zijn uitgestoken en verplaatst naar een geschikte groeiplaats in de omgeving. Daarbij is gewerkt volgens een ecologisch werkprotocol, waardoor het aanvragen van een ontheffing van de Flora- en faunawet niet noodzakelijk was.

Werkzaamheden die broedbiotopen van aanwezige vogels verstoren of beschadigen moeten te allen tijde worden voorkomen. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering te starten in de periode voor begin maart en na eind juli (buiten het broedseizoen) of door het onderzoeksgebied kort voorafgaand aan het werk te controleren op broedende vogels en nesten binnen de invloedsfeer van de plannen.

Wanneer er wordt gewerkt in de wateren en oeverzones rondom de planlocatie, kunnen effecten optreden voor het leefgebied van de Bittervoorn en Kleine modderkruiper. Omdat het plan voorziet in het (ver)graven van watergangen en oevers, wordt voorafgaand aan de werkzaamheden een ecologisch werkprotocol opgesteld waarin maatregelen worden beschreven die verstoring voor deze soorten tot een minimum beperken (mitigatie) de functionaliteit van het leefgebied duurzaam garanderen (compensatie).

Conclusie

Het aspect soortenbescherming belemmert de gewenste ontwikkelingen niet.

4.3 Cultuurhistorie

4.3.1 Normstelling en beleid

De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van bestemmingsplannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.

De provincie Noord-Holland heeft de Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie vastgesteld. De kaart is een geografische uitwerking van de Leidraad landschap en cultuurhistorie - die deel uitmaakt van de verordening - en een herziening van de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW). De Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie geeft onder andere informatie over cultuurhistorische objecten.

4.3.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Volgens de Informatiekaart ligt het plangebied in een aardkundig waardevol gebied. Het gaat om het gebied Purmer Ee; een binnendelta met kleidek. Aan de rand van de Purmer (bij de Purmer Ee) is een zee-erosiewelving zichtbaar. Langs de Monnickendammerweg zijn veenrestanten zichtbaar. Het gebied mag niet afgegraven of geëgaliseerd worden. Het bestemmingsplan voorzien ook niet in afgraving of egalisatie van dit gebied. Om de aardkundige waarde van het gebied ook in de toekomst te waarborgen, wordt in het bestemmingsplan een dubbelbestemming opgenomen.

Verder zijn er geen cultuurhistorische objecten in het plangebied aanwezig.

4.3.3 Conclusie

Het aspect cultuurhistorie belemmert de gewenste ontwikkelingen niet.

4.4 Archeologie

4.4.1 Normstelling en beleid

Voor de bescherming van archeologische waarden is de Monumentenwet van toepassing. De bedoeling is dat, wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ).

Voor rijksbeschermde archeologische monumenten geldt de bescherming op grond van de Monumentenwet en hoeft in het bestemmingsplan geen aanvullende regeling te worden getroffen.

Het archeologisch beleid van de gemeente Waterland is vastgelegd in de 'Archeologienota Waterland 2011'. In deze nota is verwoord hoe het behoud van archeologische waarden of het onderzoek daarnaar worden zeker gesteld. In de Archeologienota worden archeologische monumenten en vijf categorieën met archeologische verwachtingswaarden onderscheiden. Deze categorieën zijn weergegeven op een beleidskaart. Deze beleidskaart is opgesteld op basis van de kennis die de afgelopen jaren is verkregen bij diverse archeologische onderzoeken en op basis van de kennis over de ontstaansgeschiedenis van het gebied.

4.4.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Volgens de gemeentelijke archeologische waardenkaart is in een deel van het plangebied onderzoek nodig bij alle plannen. Voor de rest van het plangebied geldt dat er onderzoek nodig is bij plannen groter dan 2.500 m2 en dieper dan 40 centimeter. Daarom is in het plangebied archeologisch onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 3).

Uit het onderzoek blijkt dat de zone waarbinnen de molen de Vriendschap heeft gestaan is een hoge archeologische verwachting is toegekend. Deze hoge waarde kan met een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' in het bestemmingsplan worden opgenomen. Binnen deze zone kunnen naast resten van de molen de Vriendschap ook resten van een voorganger uit de 17e eeuw aanwezig zijn (de Bonsem).

Voor de overige delen van het plangebied geldt een lage verwachting op het voorkomen van archeologische resten. Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek bestaat er in archeologisch opzicht geen bezwaar tegen de voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied. Aanvullende maatregelen ten behoeve van de archeologische monumentenzorg (AMZ) hoeven niet genomen te worden. De rest van het terrein is voorzien van een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'.

Door de gemeentelijk archeoloog is een selectiebesluit genomen. Daarin worden de conclusies van het onderzoek onderschreven. Het selectiebesluit is opgenomen in bijlage 4.

4.4.3 Conclusie

Het aspect archeologie belemmert de gewenste ontwikkelingen niet.

4.5 Waterparagraaf

4.5.1 Normstelling en beleid

Een belangrijke ontwikkeling in het waterbeleid is de Watertoets. Het doel van de Watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen meer expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Het plangebied valt in het werkgebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

4.5.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Op dit moment staan er heel veel bedrijfsgebouwen op het westelijke perceel en is de rest van het perceel grotendeels verhard. In de nieuwe plannen wordt wateroppervlak toegevoegd en neemt het verhard oppervlak af. Een overzicht met de oppervlaktes oud en nieuw is bijgevoegd als bijlage 5.

De percelen krijgen nieuwe beschoeiingen. Er wordt gekozen voor afkoppeling en lozing van het regenwater op het oppervlaktewater. In de bouwplannen worden geen bouwmaterialen met uitloogeffecten gebruikt. Voor het afvalwater wordt met een klein gemaal aangetakt op het persriool in de Kloosterdijk. Door het plangebied loopt een persleiding van het HHNK. Deze leiding blijft onbebouwd en is als dubbelbestemming in het bestemmingsplan opgenomen.

Ten aanzien van de regionale waterkering ontstaat een verbetering. Op dit moment staat de bebouwing tot aan de sloot direct naast de dijk. Deze bebouwing verdwijnt grotendeels (één woning blijft gehandhaafd). Daarmee ontstaat er meer ruimte voor mogelijke dijkversterking in de toekomst.

4.5.3 Conclusie

Het aspect water belemmert de gewenste ontwikkelingen niet.

4.6 Bedrijven En Milieuzonering

4.6.1 Normstelling en beleid

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.

4.6.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

In de omgeving van het plangebied liggen geen bedrijven die hinder kunnen veroorzaken voor de woningen in het plangebied. Wel ligt er een agrarisch bedrijf. De relatie met het agrarische bedrijf in de omgeving is in de volgende paragraaf beschreven.

4.6.3 Conclusie

Het aspect milieuzonering belemmert de gewenste ontwikkelingen niet.

4.7 Agrarische Bedrijven

4.7.1 Normstelling en beleid

Voor kleinschalige veehouderijen en akkerbouwbedrijven gelden de vaste afstanden uit het Activiteitenbesluit. Deze afstanden zijn afhankelijk van het type omgeving (binnen of buiten de bebouwde kom). Daarnaast gelden er grotere afstanden voor inrichtingen waar landbouwhuisdieren worden gehouden.

4.7.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Ten zuiden van het plangebied ligt een veehouderijbedrijf. Hiervoor geldt op basis van het Activiteitenbesluit een afstand van 50 meter buiten de bebouwde kom. Alle geprojecteerde woningen liggen op grotere afstand vanaf het veehouderijbedrijf. Op deze wijze leveren de nieuwe woningen geen beperking op in de bedrijfsvoering van het bedrijf. Andersom is het zo dat het agrarische bedrijf geen hinder veroorzaakt voor de functies in het plangebied.

4.7.3 Conclusie

De geprojecteerde woningen belemmeren de bedrijfsvoering van het nabijgelegen agrarisch bedrijf niet.

4.8 Wegverkeerslawaai

4.8.1 Normstelling en beleid

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidszone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidszones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkelingen voldoen aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

4.8.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Het plangebied ligt binnen de geluidszone van de N247, de Kloosterdijk en de Nieuwendam. De beoogde woningen zijn geluidsgevoelig in de zin van de Wet geluidhinder. Daarom is akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 6).

In het onderzoek is voor de Kloosterdijk uitgegaan van een maximale snelheid van 50 km/u in plaats van de toegestane 60 km/uur. In beide richtingen zijn er namelijk omstandigheden waardoor automobilisten minder hard rijden dan de toegestane 60 km/u. Het betreft de volgende omstandigheden:

  • automobilisten rijden naar of van de t-splitsing met de N247. Dat betekent dat de snelheid laag is. Een t-splitsing maakt dat er altijd voldoende moet worden afgeremd om de bocht te nemen. Nog snel gas geven om nog door groen of oranje lichtsignaal te kunnen is beperkter als dat er sprake zou zijn geweest van een kruispunt;
  • in de eerste 50 meter van de Kloosterdijk zitten 3 bochten. Dit beperkt de snelheid van de automobilist;
  • na 100 meter beginnen er aan beide zijde van de rijweg stroken voor brommerverkeer. Het vrij liggende fietspad is vanaf dat punt alleen voor fietsers. Deze stroken geven de weg een visuele versmalling, hetgeen ook snelheidsremmend werkt.

De Milieudienst regio Waterland kan zich in deze motivering vinden.

Uit het onderzoek blijkt het volgende:

  • ten gevolge van wegverkeer op de provinciale weg N247 vinden overschrijdingen plaats van de voorkeursgrenswaarde (48 dB) en op een aantal geveldelen de maximale ontheffingswaarde (53 dB);
  • ten gevolge van wegverkeer op de Kloosterdijk vinden overschrijdingen van de voorkeursgrenswaarde plaats, maar niet van de maximale ontheffingswaarde van 53 dB;

ten gevolge van de Nieuwendam wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde.

Maatregelen

Naar aanleiding van de berekende overschrijdingen is een aantal maatregelen aan de bron en in het overdrachtsgebied onderzocht. Deze maatregelen worden vanuit verkeerskundig of stedenbouwkundig oogpunt niet wenselijk geacht (zie H6 van het akoestisch onderzoek). Zodoende wordt er voor gekozen om maatregelen aan de ontvangstzijde te treffen:

  • Daar waar de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden worden hogere grenswaarden aangevraagd;
  • De gevels die boven de maximale ontheffingswaarde van 53 dB uitkomen worden uitgevoerd als dove gevel. In figuur 5 is weergegeven welke gevels het betreft doof worden uitgevoerd. De rode lijn betreft een volledig dove gevel en de rood gestippelde lijnen betreffen gedeeltelijk dove gevels.

afbeelding "i_NL.IMRO.0852.BPLGMOkloosd2012-va01_0005.png"

Figuur 5. Bouwdelen met dove gevels (rode lijn) of gedeeltelijk dove gevels (rood gestippeld)

4.8.3 Conclusie

Door middel van akoestisch onderzoek is de geluidsbelasting van wegen in de omgeving van het plangebied in beeld gebracht. Ter plaatse van gevels waar niet aan de maximale ontheffingswaarde kan worden voldaan, worden dove gevels gerealiseerd. Daarmee voldoet het bestemmingsplan aan de Wet geluidhinder.

4.9 Luchtkwaliteit

4.9.1 Normstelling en beleid

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Plannen die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn op grond van de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de ministeriële regeling 'Niet in betekenende mate bijdragen' zijn (onder andere) de volgende plannen vrijgesteld van toetsing:

  • woningbouwplannen met minder dan 1.500 woningen;
  • kantoorlocaties met een vloeroppervlak van minder dan 100.000 m2;
  • plannen die minder dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor stikstofdioxide of fijnstof bijdragen. Dit komt overeen met 1,2 µg/m3.

4.9.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Ten tijde van het gebruik als houtzagerij waren er circa 100 voertuigbewegingen met vrachtwagens en 26 met personenauto's. In de nieuwe situatie zijn er circa 40 verkeersbewegingen met personenauto's. De voertuigbewegingen zijn in bijlage 8 inzichtelijk gemaakt. Omdat het aantal voertuigbewegingen per saldo afneemt, is er geen toename van de concentratie luchtverontreinigende stoffen. Het aspect luchtkwaliteit staat beoogde ontwikkeling dan ook niet in de weg.

4.9.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit belemmert de gewenste ontwikkelingen niet.

4.10 Bodem

4.10.1 Normstelling en beleid

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet tenminste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat als ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.

4.10.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

In het plangebied is bodemonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 7). Uit het bodemonderzoek blijkt dat er sprake is van een ernstige verontreiniging. In overleg met het bevoegd gezag wordt een saneringsplan opgesteld. Het saneringsplan heeft tot doel om de bodem geschikt te maken voor het beoogde gebruik. Op de locaties voor de woningen is geen ernstige verontreiniging gevonden. Daar zijn concentraties lood en PAK aangetroffen tussen de advies- en toetsingswaarde.

4.10.3 Conclusie

Na uitvoering van de maatregelen belemmert het aspect bodem de gewenste ontwikkelingen niet.

4.11 Externe Veiligheid

4.11.1 Normstelling en beleid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. De wetgeving over 'externe veiligheid' heeft tot doel de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).

4.11.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen. Wel ligt ten zuiden van het plangebied een hoofdgasleiding en ten oosten van het plangebied de N247. Hieronder worden beide risicobronnen besproken.

Hoofdgasleiding

Ten zuiden van het plangebied liggen twee hoofdgasleidingen. Beide leidingen hebben een werkdruk van 40 bar. De diameter van beide leidingen is verschillend. De ene leiding heeft een diameter van 5 inch en de andere leiding van 7 inch.

Volgens de risicokaart ligt de plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6) bij beide leidingen op het hart van de leidingen. De leiding van 5 inch heeft een invloedsgebied (1% letaliteit) van 45 meter. De leiding van 7 inch heeft een invloedsgebied van 70 meter. Het plangebied ligt op een afstand van ruim 150 meter vanaf de leidingen. Het plangebied ligt daardoor buiten het invloedsgebied van de leidingen.

N247

Uit onderzoek blijkt dat er momenteel binnen de gemeente Waterland geen overschrijdingen van de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico en de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico worden veroorzaakt door het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg. Als gevolg van dit plan neemt het groepsrisico wel toe. Iets verderop aan de N247 is externe veiligheidsonderzoek verricht in het kader van een plan aan de Eilandweg in Broek in Waterland. Dit ging om een plan met 47 woningen. Uit het onderzoek blijkt dat als gevolg van dit plan het groepsrisico daar niet wordt overschreden. Vanwege de stedelijkheid aan de Eilandweg is het groepsrisico daar zonder de bouwplannen al hoger dan de situatie in het plangebied. Omdat er maar een geringe afstand (circa vijf kilometer) zit tussen dit plan en het plan aan de Eilandweg wordt aangenomen dat ook in het plangebied de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden. Wel wordt het groepsrisico verantwoord door het gemeentebestuur. Een onderdeel van de verantwoording van het groepsrisico is een advies van de brandweer.

Advies Veiligheidsregio

De Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland heeft een advies uitgebracht ten aanzien van externe veiligheid (zie bijlage 9). Uit het advies blijkt dat in het plangebied sprake kan zijn van de volgende ongevallenscenario's:

  • Explosie of wolkbrand van een LPG-tankwagen;
  • Plasbrand bij een lekkende tankwagen met benzine;
  • Giftige wolk uit een tankwagen met giftige stoffen;
  • Fakkelbrand bij een gescheurde buisleiding.

Omdat de risicobronnen (N247 en gasleiding) buiten het plangebied liggen vallen maatregelen bij de bron buiten de reikwijdte van dit bestemmingsplan. Wel zijn er effectbeperkende maatregelen en maatregelen ter bevordering van de zelfredzaamheid mogelijk. Ook deze maatregelen kunnen niet worden verankerd in het bestemmingsplan maar wel worden overwogen bij de uitvoering van het bestemmingsplan:

  • Constructies van de gebouwen zodanig uitvoeren dat zij bestand zijn tegen de overdrukeffecten en hittestraling;
  • Een voorziening treffen in het gebouw waardoor snel de toevoer van buitenlucht kan worden gestopt;
  • De woningen voorzien van (nood)uitgangen die van de risicobron af zijn gericht;
  • Gerichte risicocommunicatie en het bieden van handelingsperspectieven;
  • Een snelle alarmering bij een dreigend ongeval met gevaarlijke stoffen;
  • Infrastructuur voor goede bereikbaarheid en vluchtwegen;
  • Zorgdragen voor blusvoorzieningen ter voorkoming/bestrijding (secundaire) effecten bij de woningen.

Het advies van de brandweer gemeente Waterland komt overeen met het advies van de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland.

4.11.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid belemmert de gewenste ontwikkelingen niet.

4.12 Kabels En Leidingen

4.12.1 Normstelling en beleid

In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

4.12.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Door het plangebied loopt een rioolpersleiding. Deze leiding wordt door middel van een dubbelbestemming in het bestemmingsplan beschermd. Binnen de zone van deze dubbelbestemming mag niet worden gebouwd.

4.12.3 Conclusie

Het aspect kabels en leidingen belemmert de gewenste ontwikkelingen niet.

Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet

5.1 Algemeen

5.1.1 Digitalisering

In de Wet ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat alle bestemmingsplannen digitaal moeten worden ontsloten. Bij het teken van de digitale plankaart (verbeelding) is gebruik gemaakt van een actuele ondergrond van de Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN) van 13 oktober 2014.

5.1.2 Opbouw van de bestemmingen

In dit hoofdstuk zijn de verschillende bestemmingen toegelicht. Alle bestemmingen starten met een toelichting waarin een bestemmingsomschrijving wordt weergegeven en waarin kort wordt ingegaan op de specifieke bouw- en gebruiksregels. Daarnaast wordt ingegaan op de afwijkingsregels en de wijzigingsregels. In de planregels zijn alle bestemmingen als volgt opgebouwd.

Bestemmingsomschrijving

Hierin staat beschreven voor welke functie(s) de gronden mogen worden ingericht, gebruikt en hoe de onderlinge rangorde van functies is. Met aanduidingen wordt op enkele specifieke locaties extra functiemogelijkheden geboden.

Bouwregels

Hierin is aangegeven welke gebouwen en andere bouwwerken zijn toegestaan en welke maatvoering daarbij aangehouden moet worden.

Specifieke gebruiksregels

Gronden en gebouwen worden gebruikt passend bij de bestemming. Wanneer nodig worden bepaalde gebruiksvormen uitgesloten. In enkele gevallen zijn objectieve grenzen opgenomen voor functies, zoals oppervlaktematen, hoogtes en dergelijke.

Afwijking van de bouw- en gebruiksregels

In het bestemmingsplan is voor een aantal omstandigheden de mogelijkheid opgenomen om af te wijken van de bouw- en gebruiksregels. Hierdoor krijgt het college de benodigde flexibiliteit af te wijken voor bepaalde, voorzienbare situaties. Van geval tot geval wordt daarvoor door het bevoegd gezag een afweging gemaakt. Indien van toepassing wordt advies ingewonnen van de waterbeheerder, leidingbeheerder, wegbeheerder en dergelijke.

Er zijn ook gebruiksvormen die beleidsmatig wel mogelijk zijn, maar die vanwege de benodigde afweging onder een afwijking zijn gebracht. Deze zogenoemde binnenplanse afwijkingen wordt (door middel van een omgevingsvergunning) slechts verleend na een zorgvuldige afweging van waarden en functies in de bestemmingen. Vergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden

Voor een aantal werken en werkzaamheden geldt een vergunningplicht voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde. Het gaat daarbij om werken en werkzaamheden die structureel ingrijpen in de aard van de gegeven bestemming. Dat betekent dat deze pas mogen worden uitgevoerd, nadat een omgevingsvergunning is verkregen. Hierbij vindt een afweging van belangen naar evenredigheid plaats. Als het gaat om activiteiten die behoren tot het normale onderhoud, normaal beheer of het normaal gebruik, is geen vergunning vereist. Bij de toelaatbaarheid van activiteiten wordt vanuit het evenredigheidsbeginsel een belangenafweging gemaakt tussen het belang van de functies van waaruit de vergunning wordt aangevraagd en de specifieke waarden die ter plaatse aanwezig zijn.

5.1.3 Overgangsbepaling

Het overgangsrecht is gericht op bouwwerken die met een vergunning of een melding zijn gebouwd, of een gebruik dat ooit is toegestaan, maar dat nu, vanwege een bestemmings- of beleidswijziging onder het overgangsrecht is gebracht. Ook tientallen jaren aanwezige bouwwerken, die niet met een vergunning zijn gebouwd, of langdurig aanwezig gebruik wordt met het overgangsrecht beschermd. Het overgangsrecht is gericht op het uiteindelijk verdwijnen van deze bouwwerken of de beëindiging van het gebruik ervan, zodat de situatie in overeenstemming raakt met de gegeven bestemming.

In beginsel mogen de bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen, slechts in ondergeschikte mate gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd. Het is niet mogelijk om hiermee geheel of in stappen tot een nieuw bouwwerk te komen.

5.1.4 Algemene toetsingscriteria

In de regels wordt verwezen naar algemene toetsingscriteria. Dit speelt ten aanzien van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Hieronder volgt een toelichting op deze criteria.

Het bebouwingsbeeld

Er moet worden gestreefd naar een in stedenbouwkundig opzicht samenhangend bebouwingsbeeld. Dit betekent dat bij bebouwing wordt gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede bouwhoogte- / breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
  • een samenhang in bouwvorm / architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar is georiënteerd.

De woonsituatie

Er moet rekening worden gehouden met het in stand houden en garanderen van een redelijke lichttoetreding, een redelijk uitzicht, de aanwezigheid van voldoende privacy en een goed woon- en leefmilieu.

De verkeersveiligheid

Verkeersveiligheid staat onder druk door de toename van (zwaarder) verkeer op de kleinere wegen. Deze wegen worden ook gebruikt voor toeristisch verkeer. Bij functies waarbij het verkeer toeneemt, moet een zorgvuldige afweging plaatsvinden. In een verkeersveilige situatie worden vrije uitzichthoeken bij kruisingen van wegen en uitritten gegarandeerd.

De milieusituatie

Hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking moet worden voorkomen. Bij de situering en omvang van milieubelastende functies moet erop worden gelet dat bestaande milieugevoelige functies niet in het functioneren worden beperkt. Omgekeerd moet er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies op worden gelet dat bestaande milieubelastende functies niet in het functioneren worden beperkt. Voor de afweging worden de afstanden van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) gehanteerd.

De gebruiksmogelijkheden

In principe moeten gronden en gebouwen worden gebruikt in overeenstemming met de bestemming. Bij een nieuw gebruik moet altijd worden getoetst aan het huidige gebruik van de aangrenzende bestemmingen. Het aangrenzend gebruik mag niet onevenredig worden gehinderd door het nieuwe gebruik.

5.2 Bestemmingen

In deze paragraaf wordt een korte toelichting gegeven op de inhoud van de bestemmingen in dit bestemmingsplan.

5.2.1 Natuur - 2

Tussen het oostelijk en westelijk deel van het plangebied wordt watercompensatie gerealiseerd. Dit water krijgt de bestemming 'Natuur - 2'. Daarnaast valt het water ten noorden van de bebouwing onder deze bestemming. Deze bestemming sluit aan bij de bestemming die de Purmer Ee heeft in het bestemmingsplan Buitengebied 2013. Deze bestemming ziet toe op het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden van de meren en poelen, waterlopen, riet- en oeverstroken en eilanden in het buitengebied van Waterland. Ter bescherming van deze waarden mogen er geen gebouwen worden gebouwd. Daarnaast is voor diverse werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning nodig.

Er mag niet in het water gebouwd worden. In het plangebied lag een steiger langs de noordzijde van het plangebied. Op het westelijk en oostelijk deel van het plangebied komen in de nieuwe situatie steigers te liggen. Deze zijn op de verbeelding aangeduid.

5.2.2 Tuin

Op het deel van de woonkavel die in de toekomstige situatie vrij moet blijven van bebouwing (in verband met zichtlijnen), wordt de bestemming 'Tuin' gelegd. Bebouwing is ter plaatse van deze bestemming niet toegestaan. Erfverharding en beplanting zijn dat wel.

5.2.3 Verkeer

De oorspronkelijke bedrijfsbestemming van de houtzagerij strekte zich uit tot de provinciale weg. Omdat dit deel van het plangebied ondertussen wordt gebruik voor verkeersdoeleinden, is hier de bestemming 'Verkeer' opgenomen.

5.2.4 Wonen - 1

Omdat het westelijke en het oostelijke deel verschillende typen woonbebouwing geprojecteerd zijn, is er voor gekozen om in het bestemmingsplan twee woonbestemmingen op te nemen.

Voor de meergeneratiewoning, losse woning en het boothuis geldt de bestemming 'Wonen - 1'. Zowel de woningen als het boothuis moeten binnen de bouwvlakken worden gebouwd. Binnen het bouwvlak is het boothuis aangeduid.

Er is geregeld dat er maximaal één woning en één meergeneratiewoning zijn toegestaan met een gezamenlijke oppervlakte van 315 m2. Het boothuis mag maximaal 260 m2 zijn. Voor garages of andere bijbehorende bouwwerken blijft dan maximaal 100m² over. Ook is een maximale goot- en bouwhoogte in planregels opgenomen. Op die manier wordt de bouwmassa op het erf begrensd.

Het gemeentelijk beleid voor beroepen aan huis, kleinschalig toeristisch overnachten en mantelzorg is in deze bestemming vertaald in gebruiksregels en afwijkingsregels (zie ook hoofdstuk 3).

5.2.5 Wonen - 2

De bestemming 'Wonen - 2' is van toepassing op het oostelijk deel van het plangebied. In dit deelgebied zijn maximaal 2 woningen toegestaan. De woningen moeten worden gebouwd ter plaatse van de bouwvlakken die zijn aangeven op de verbeelding. Bijgebouwen mogen ook buiten dit vlak worden gebouwd. Ook in deze bestemming is een maximale goot- en bouwhoogte in de planregels opgenomen.

Het gemeentelijk beleid voor beroepen aan huis, kleinschalig toeristisch overnachten en mantelzorg is in deze bestemming vertaald in gebruiksregels en afwijkingsregels (zie ook hoofdstuk 3).

Tot slot is in de bouwregels van deze bestemming een bepaling opgenomen, dat de gebouwen in het plangebied worden gebouwd met de dove gevels die in het akoestisch onderzoek zijn voorgeschreven (zie bijlage 6 van deze toelichting).

5.2.6 Leiding - Riool

Door het plangebied loopt een rioolleiding. Deze heeft deze dubbelbestemming 'Leiding - Riool' gekregen. Ter bescherming van deze leiding mogen hier geen gebouwen worden gebouwd. Daarnaast is er een omgevingsvergunning nodig voor diverse werken en werkzaamheden. Als de leiding wordt verwijderd, kan de dubbelbestemming door middel van een wijzigingsbevoegdheid worden verwijderd.

5.2.7 Waarde - Aardkundig

De provincie Noord-Holland heeft in de structuurvisie en de verordening een aantal aardkundig waardevolle gebieden aangewezen. Ook het plangebied betreft een aardkundig waardevol gebied. Dit gebied valt onder de dubbelbestemming 'Waarde - Aardkundig'. Ter bescherming van de aardkundige waarde, is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen. Voor bepaalde werken en werkzaamheden moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd.

5.2.8 Waarde - Archeologie 1 en 4

Ter bescherming van archeologische waarden zijn dubbelbestemmingen opgenomen. De gronden binnen deze dubbelbestemmingen zijn ook bestemd voor het behoud van de aanwezige archeologische waarden. Deze zones zijn overgenomen uit de Archeologienota Waterland 2011. Per zone is aangegeven vanaf welke oppervlakte en diepte een omgevingsvergunning nodig is voor werkzaamheden die de bodem kunnen verstoren. Bij ingrepen kleiner dan de genoemde oppervlakte en diepte is geen omgevingsvergunning noodzakelijk. Overeenkomstig de Archeologienota gaat het in het plangebied om de volgende oppervlaktes en dieptes:

  • 'Waarde - Archeologie 1': bij alle bodemingrepen rekening houden met archeologie;
  • 'Waarde - Archeologie 4': rekening houden met archeologie bij een planomvang vanaf 2.500 m2 en diepte van grondroerende werkzaamheden vanaf 40 centimeter.

5.2.9 Waterstaat - Waterkering

De dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' heeft betrekking op de regionale waterkering, zijnde de Kloosterdijk. Op basis van het beleid van het hoogheemraadschap moet deze waterkering worden beschermd. Ter bescherming van de waterkerende functie is voor diverse werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning nodig.

5.2.10 Vrijwaringszone - Dijk

Ter bescherming van de waterkerende functie van de dijk, mag er in de vrijwaringszone van de dijk niet worden gebouwd. De vrijwaringszone is in dit bestemmingsplan aangeduid met 'vrijwaringszone - dijk'. Er mogen geen ingrepen plaatsvinden die de structuur van de dijk negatief beïnvloeden. Gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken mogen daarom niet bij recht worden gebouwd. Deze kunnen bij afwijking worden toegestaan. Hiervoor moet een omgevingsvergunning worden verleend.

De vrijwaringszone betreft een theoretische zone. Met een berekening wordt de werkelijke zone berekend. Dit gebeurt doorgaans in het kader van ontwikkelingen binnen de vrijwaringszone. Als van een tracé de werkelijke zone is berekend, kan met een wijzigingsprocedure het overige deel van de zone worden verwijderd.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Onderdeel hiervan is de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid. Ook wordt in dit hoofdstuk aandacht besteedt aan het aspect grondexploitatie.

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wro vastgelegde procedure. Tijdens deze procedure zijn verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken. Hieronder volgt een nadere toelichting.

6.1.1 Voorbereidingsfase

Het voorontwerpbestemmingsplan is opgestuurd naar de overlegpartners. Daarnaast heeft er inspraak plaatsgevonden en heeft er een informatiebijeenkomst voor omwonenden plaatsgevonden. In hoofdstuk 7 is een uitgebreidere beschrijving opgenomen van deze fase.

6.1.2 Ontwerpfase

Het ontwerpbestemmingsplan doorloopt de in de Wro opgenomen formele procedure. Dit betekent dat het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage wordt gelegd. In 2013 heeft het bestemmingsplan al eens als ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegen. Omdat de opzet van het oostelijke deel van het plangebied behoorlijk gewijzigd is, is er voor gekozen om het plan opnieuw ter inzage te leggen (zie paragraaf 7.3).

Tijdens deze periode heeft een ieder de gelegenheid voor het indienen van zienswijzen (zie hoofdstuk 8).

6.1.3 Vaststellingsfase

Zienswijzen worden beoordeeld en al dan niet verwerkt in het bestemmingsplan. Het (mogelijk gewijzigde) bestemmingsplan wordt vervolgens door de gemeenteraad vastgesteld. De indieners van de zienswijzen worden hiervan op de hoogte gesteld. Tot slot is tegen de vaststelling van het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

Het gaat hier om een particulier initiatief. De gemeente draagt hier dus geen financiële verantwoordelijkheid en risico's. De meergeneratiewoning gaat door de initiatiefnemer van het westelijk deel en zijn familie bewoond worden. De economische uitvoerbaarheid hangt dus niet af van de verkoopbaarheid van de meergeneratiewoning. Er is een planschaderisicoanalyse uitgevoerd. Hieruit blijkt dat er geen planschade te verwachten is. De economische uitvoerbaarheid is daarmee voldoende aangetoond.

6.3 Grondexploitatie

Met de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten, indien sprake is van bouwplannen zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor het bestemmingsplan. Daarnaast hebben gemeenten sturingsmogelijkheden, omdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden.

Tussen de gemeente en de grondeigenaar van het gehele plangebied (en de ontwikkelaar van de meergeneratiewoning) is een overeenkomst gesloten. In deze overeenkomst is geregeld dat alle kosten die verband houden met het initiatief, te weten de kosten voor het maken van het bestemmingsplan (inclusief onderzoekskosten), de kosten voor de uitvoering van het plan, de kosten voor nutsvoorzieningen en eventuele planschade worden betaald door de ontwikkelaar. Verder zijn er geen gemeentelijke kosten die verhaald dienen te worden. Omdat met deze overeenkomst het kostenverhaal op een andere manier verzekerd is en het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is, besluit de gemeenteraad bij de vaststelling van het plan dat de vaststelling van een exploitatieplan niet nodig is.

Hoofdstuk 7 Vooroverleg En Inspraak

7.1 Vooroverleg

In het kader van het bestuurlijk vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, is het voorontwerpbestemmingsplan verzonden aan de overlegpartners. Er zijn drie overlegreacties ingediend. In bijlage 10 zijn de reacties samengevat en voorzien van een gemeentelijke beantwoording. Naar aanleiding van de reacties is het bestemmingsplan aangepast en als ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd. Als gevolg van gewijzigde inzichten is het plan echter aangepast en opnieuw ter inzage gelegd (zie paragraaf 7.3).

7.2 Inspraak

Tijdens de periode dat het voorontwerpbestemmingsplan ter inzage lag konden burgers en belanghebbenden inspraakreacties indienen. Ook is de stadsraad van Monnickendam de mogelijkheid geboden een reactie in te dienen. Tijdens de inspraakperiode is ook een informatiebijeenkomst voor omwonenden georganiseerd. Van de mogelijkheid van inspraak is geen gebruik gemaakt.

7.3 Gewijzigd Ontwerpbestemmingsplan

In een eerder stadium voorzag dit bestemmingsplan in de realisatie van een zorghotel. De provincie heeft een zienswijze op dit plan ingediend. Deze zienswijze heeft aanleiding gegeven om voor het oostelijk plangebied te kiezen voor een andere ruimtelijke ontwikkeling. Omdat het bestemmingsplan daarmee behoorlijk is gewijzigd, is er voor gekozen om opnieuw een ontwerpbestemmingsplan ter inzage te leggen.

Hoofdstuk 8 Zienswijzen En Vaststelling

8.1 Beantwoording Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan 'Monnickendam - Kloosterdijk 2' heeft in een eerder stadium ter inzage gelegen voor een ieder. Het gewijzigde ontwerpbestemmingsplan heeft opniew zes weken ter inzage gelegen met ingang van 12 december 2014.

In de zienswijzefase van het ontwerpbestemmingsplan Monnickendam Kloosterdijk 2 zijn geen zienswijzen ingediend. Wel is op de vorige versie (toen nog met een zorghotel) een zienswijze ingediend. De gemeente heeft de indiener gemeld dat zijn zienswijze bij de nieuwe versie van het bestemmingsplan wordt betrokken. De indiener heeft geen nieuwe/aangevulde zienswijze ingediend.

De zienwijze is onderstaand samengevat en voorzien van een antwoord van de gemeente. De volledige zienswijze is opgenomen als bijlage 13.

Reactie:

Een bewoner van Monnickendam vraagt zich af of in het kader van de monumentenwet er geen fiat op de sloop van de bestaande gebouwen moet worden gegeven omdat de bestaande gebouwen een rijksmonument zijn.

Beantwoording:

Binnen het plangebied zijn geen monumentale, beeldbepalende of waardevolle gebouwen aanwezig, waardoor dit niet aan de orde is.

Reactie:

Er is een aantal opmerkingen geplaatst en vragen gesteld over het waarom van een zorghotel en financiële haalbaarheid daarvan.

Beantwoording:

Het zorghotel maakt geen onderdeel (meer) uit van dit bestemmingsplan. De door de indiener aangegeven opmerkingen en vragen zijn hierdoor niet meer relevant.

Conclusie:

De zienswijze geeft geen aanleiding het huidige bestemmingsplan te wijzigen.

8.2 Beoogde Vaststelling

De gemeenteraad is bevoegd om het bestemmingsplan vast te stellen. Daarbij zal zij bovenstaande zienswijze betrekken bij de vaststelling van het plan. Behandeling van het bestemmingsplan is gepland voor 5 maart 2015, waarna de besluitvorming kan plaatsvinden op 26 maart 2015.

Bijlage 1 Lijst Met Kleinschalige Bedrijfsmatige Activiteiten

Bijlage 1 Lijst met kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Bijlage 2 Niet Genormeerde Regionale Waterkeringen

Bijlage 2 Niet genormeerde regionale waterkeringen

Bijlage 1 Stedenbouwkundig Programma Van Eisen (Westelijk Deel)

Bijlage 1 Stedenbouwkundig programma van eisen (westelijk deel)

Bijlage 2 Ecologisch Onderzoek

Bijlage 2 Ecologisch onderzoek

Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 3 Archeologisch onderzoek

Bijlage 4 Selectiebesluit Archeologie

Bijlage 4 Selectiebesluit archeologie

Bijlage 5 Overzicht Verharding Oud En Nieuw

Bijlage 5 Overzicht verharding oud en nieuw

Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 6 Akoestisch onderzoek

Bijlage 7 Bodemonderzoek

Bijlage 7 Bodemonderzoek

Bijlage 8 Overzicht Voertuigbewegingen

Bijlage 8 Overzicht voertuigbewegingen

Bijlage 9 Advies Externe Veiligheid

Bijlage 9 Advies externe veiligheid

Bijlage 10 Reactienota Inspraak En Vooroverleg

Bijlage 10 Reactienota inspraak en vooroverleg

Bijlage 11 Verkavelingsplan/beeldkwaliteitsplan (Oostelijk Deel)

Bijlage 11 Verkavelingsplan/Beeldkwaliteitsplan (oostelijk deel)

Bijlage 12 Brief Van De Provincie Noord-holland

Bijlage 12 Brief van de Provincie Noord-Holland

Bijlage 13 Zienswijze

Bijlage 13 Zienswijze