KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden
Artikel 5 Bedrijf
Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 7 Bos
Artikel 8 Horeca
Artikel 9 Natuur
Artikel 10 Sport
Artikel 11 Verkeer
Artikel 12 Verkeer - Nationaal
Artikel 13 Verkeer - Railverkeer
Artikel 14 Water
Artikel 15 Wonen - Buitengebied
Artikel 16 Leiding - Brandstof
Artikel 17 Leiding - Riool (Dubbelbestemming)
Artikel 18 Leiding - Hoogspanningsverbinding (Dubbelbestemming)
Artikel 19 Waarde - Archeologie
Artikel 20 Waterstaat - Attentiegebied Ehs
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 21 Anti-dubbeltelregel
Artikel 22 Algemene Bouwregels
Artikel 23 Algemene Gebruiksregels
Artikel 24 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 25 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 26 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 27 Algemene Procedureregels
Artikel 28 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 29 Overgangsrecht
Artikel 30 Slotregel
Hoofdstuk 1 Algemeen
1.1 Inleiding
1.2 Plangebied
1.3 Aanleiding Tot Het Bestemmingsplan
1.4 Totstandkoming Van Het Plan
1.5 Leeswijzer Toelichting
Hoofdstuk 2 Plangebied
2.1 Inleiding
2.2 Ruimtelijke Aspecten
2.3 Functionele Aspecten
2.4 Gebiedsgerichte Aandachtspunten
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Overzicht
3.2 Beleid Provinciaal-regionaal Niveau
3.3 Beleid Gemeentelijk Niveau
Hoofdstuk 4 Thematische Beleidskaders
4.1 Inleiding
4.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand
4.3 Cultuurhistorie En Archeologie
4.4 Groen En Speelruimte
4.5 Overige Onderwerpen
4.6 Natuur- En Waterparagraaf
4.7 Milieuaspecten
Hoofdstuk 5 Juridische Regeling
5.1 Inleiding
5.2 Bestemmingen
5.3 Ontwikkelingen
Hoofdstuk 6 Plansystematiek En Procedure
6.1 Ro Standaarden 2008
6.2 Wettelijke Procedure
Hoofdstuk 7 Handhaving, Uitvoerbaarheid En Haalbaarheid
7.1 Handhaving
7.2 Uitvoerbaarheid
7.3 Haalbaarheid
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 9 Inspraak En Vooroverleg
9.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro
9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
9.3 Burgerparticipatie
9.4 Zienswijzen
Hoofdstuk 10 Bronnen
10.1 Boeken En Rapporten
10.2 Websites
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Monumentale En Beeldbepalende Bomen
Bijlage 1 Rapport Advies Noodzaak M.e.r.(beoordelings)plicht

Buitengebied De Groene Zoom 2012

Bestemmingsplan - Tilburg

Onherroepelijk op 13-02-2014 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0855.BSP2008025- met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.2 plan:

Het bestemmingsplan Buitengebied De Groene Zoom van de gemeente Tilburg.

1.3 aanbouw

Een gebouw, dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aan huis verbonden beroep

Beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw die kunnen worden beschouwd als ´aan-huis-verbonden´, waarbij:

  1. a. degene die de activiteit uitvoert, tevens de bewoner is van de woning;
  2. b. geen sprake is van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen, conform de in deze regels opgenomen algemene bouwregels;
  3. c. voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
  4. d. de beroepsuitoefening naar omvang ondergeschikt is aan het wonen, dat wil zeggen niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning (inclusief aan-, uit en/of bijgebouw) en totaal niet meer dan 100 m² in beslag neemt;
  5. e. de beroepsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;
  6. f. geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;
  7. g. op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.

1.6 afhankelijke woonruimte

Een aanbouw of bijgebouw, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.7 agrarisch bedrijf

Een bedrijf waar uitsluitend of in hoofdzaak door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren producten worden voortgebracht, waaronder mede wordt verstaan de met die activiteiten qua aard vergelijkbare activiteiten, zoals een productiegerichte paardenhouderij, inclusief pensionstal.

1.8 agrarisch bedrijf, glastuinbouwbedrijf

Een (niet-grondgebonden) agrarisch bedrijf, waarin de productie geheel of in overwegende mate plaatsvindt in één of meerdere kassen.

1.9 agrarisch bedrijf, grondgebonden

Een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering, die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt. Grondgebonden agrarische bedrijven zijn in elk geval akkerbouw-, fruitteelt- en vollegrondstuinbouwbedrijven, alsmede boomteeltbedrijven, waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant. Melkveebedrijven zijn doorgaans ook grondgebonden.

1.10 agrarisch bedrijf, intensieve veehouderij

Een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van een grondgebonden melkveehouderij.

1.11 agrarisch bedrijf, niet-grondgebonden

Een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering, die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt. Niet-grondgebonden agrarische bedrijven zijn in elk geval intensieve veehouderijen, glastuinbouwbedrijven, intensieve kwekerijen en overige gebouwgebonden teeltbedrijven en kwekerijen. Voorbeelden zijn champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, varkenshouderijen, sommige viskwekerijen en nertsenhouderijen. Melkveebedrijven zijn doorgaans wel grondgebonden.

1.12 agrarisch bedrijf, overig niet-grondgebonden

Een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij of een glastuinbouwbedrijf.

1.13 agrarisch bedrijf, volwaardig

Een agrarisch bedrijf met de omvang van ten minste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen.

1.14 agrarisch gebied

Een gebied, waar ontwikkelingsmogelijkheden zijn voor agrarische bedrijven.

1.15 agrarisch verwant bedrijf

Een bedrijf, dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven, waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, tuin-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking.

1.16 agrarisch-technisch hulpbedrijf

Een bedrijf, dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten, waarbij gemachiniseerd loonwerk ten behoeve van land-, tuin-, bos- of natuurbouw wordt verricht of waarbij gebruik wordt gemaakt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, tuin-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking.

1.17 attentiegebied EHS

Gebied gelegen rondom en binnen de ecologische hoofdstructuur waar fysieke ingrepen een negatief effect kunnen hebben op de waterhuishouding.

1.18 bebouwingspercentage

Het percentage dat per bouwperceel bepaalt hoeveel procent van dat bouwperceel - binnen het aangegeven bouwvlak - ten hoogste mag worden bebouwd.

1.19 bebouwingscluster

Een vlakvormige verzameling van gebouwen buiten bestaand stedelijk gebied.

1.20 bebouwingsconcentratie

Een kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster.

1.21 bebouwingslint

Een lijnvormige verzameling van gebouwen langs een weg buiten bestaand stedelijk gebied, doorgaans dubbelzijdig aanwezig, met geringe afstanden tussen de bouwkavels, veelal met een historisch gegroeide menging van kleinschalige buitengebied- en niet-buitengebied-gerelateerde functies.

1.22 bed & breakfast

Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting, al dan niet met de mogelijkheid van ontbijt, kortstondig met een maximum van twee weken.

Hieronder wordt niet verstaan huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen.

1.23 bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op onder andere consumentverzorging, welke geheel of overwegend door middel van handwerk plaatsvinden.

1.24 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)

De totale oppervlakte van de ruimten binnen de bebouwing die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep of bedrijf, c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.25 bedrijfswoning

Een woning behorend bij en onlosmakelijk verbonden met een op hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijf, bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon die verantwoordelijk is voor de bedrijfsmatige activiteiten in dat bedrijf, dan wel die activiteiten uitvoert.

1.26 beeldbepalende boom

Ingevolge de gemeentelijke Boomwaardezoneringskaart als zodanig aangeduide boom.

1.27 belemmeringenstrook

Strook grond waarin leidingen liggen welke privaatrechtelijk is vastgelegd en gereserveerd is voor werkzaamheden van de leidingexploitant.

1.28 beperkt kwetsbaar object

Object zoals omschreven in het ´Besluit externe veiligheid inrichtingen´.

1.29 beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinning en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.

1.30 bestaand

Bij bouwwerken:

Bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften.

1.31 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.32 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.33 bijgebouw

Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.34 bouwen

Het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.35 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.36 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.37 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.38 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.39 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.40 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.41 bouwwerken van algemeen nut

Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen.

1.42 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)

De som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren -horizontale vlakken ter plaatse van trappen, hellingen en vides daaronder begrepen- voorzover de ruimten waarbinnen de vloeren zich bevinden een grotere inwendige hoogte hebben dan 1,5 m.

1.43 calamiteit

Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk door overmacht: brand, overstroming, terroristische en/of oorlogshandelingen, aardbeving en dergelijke.

1.44 cultuurhistorische waarde

De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door een gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of gebied of door de wijze waarop daarin de ontwikkelingen tot uitdrukking komen van de esthetische opvattingen in de loop van de tijd.

1.45 dagrecreatie

Een vorm van recreëren die zich beperkt tot één dag (zonder overnachting, niet gericht op nachtverblijf), dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld kamperen en dergelijke waarbij men zich voor meerdere dagen van huis begeeft.

1.46 dagrecreatieve voorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van dagrecreatief (zie dagrecreatie) (mede)gebruik van gronden, zoals (niet limitatief) wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie, zulks in de vorm van (niet limitatief) aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden, banken en dergelijke.

1.47 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkten.

Uitgezonderd zijn: postorderbedrijven, internetbedrijven etc.

1.48 dienstverlening

Het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van detailhandel en seksinrichtingen.

1.49 ecologische hoofdstructuur

Samenhangend netwerk van natuurgebieden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden.

1.50 ecologische verbindingszone

Een ecologische verbindingszone is een verbinding tussen natuurgebieden (met nieuwe of herstelde natuur). Ecologische verbindingszones worden aangelegd met een minimale breedte van 25 m om het migreren van dieren en planten tussen natuurgebieden mogelijk te maken (uitwisseling van genen).

1.51 extensief (dag)recreatief medegebruik

Extensieve vormen van recreatie, zoals wandelen en fietsen, die plaatsvinden in gebieden waar de hoofdbestemming meestal natuur of bos betreft.

1.52 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met (minimaal twee) wanden omsloten ruimte vormt.

1.53 gebruiksgerichte paardenhouderij

Een paardenhouderij, niet zijnde een manege, waar het rijden met paarden primair gericht is op de ruiter/amazone.

1.54 geluidshinderlijke inrichtingen

Inrichtingen genoemd in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.

1.55 geluidgevoelige objecten

Gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.56 geurgevoelig object

Een gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en dat daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.

1.57 groenblauwe mantel

Als zodanig in de provinciale Verordening ruimte aangewezen gebieden, die grenzen aan de ecologische hoofdstructuur (EHS), een ecologische verbindingszone of een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen en deze verbinden, zijnde gebieden met overwegend grondgebonden agrarisch gebruik en belangrijke nevenfuncties voor natuur en water.

1.58 groenvoorzieningen

Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair, etc, alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.

1.59 groothandel

Het bedrijfsmatig te koop of ter gebruik aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop / gebruik, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.60 hogere grenswaarde

Een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.61 hoogspanningslijn

Een leiding of kabel met een nominale elektrische spanning van 1000 volt of meer.

1.62 horeca

Onder horeca wordt verstaan het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

Bij horeca wordt onderscheid gemaakt in drie categorieën, te weten ´horeca van categorie 1´, ´horeca van categorie 2´ en ´horeca van categorie 3´. Voor horecagelegenheden die bestaan op het moment van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan is de categorie van toepassing waarmee deze vestigingen zijn weergegeven op de Verbeelding.

1.63 horeca van categorie 1

Tot horeca van de categorie 1 worden gerekend: (eet)café, restaurant, brasserie, lunchroom, cafetaria, snackbar e.d. met een netto vloeroppervlak (n.v.o.) van ten hoogste 150 m2. Tevens worden tot horeca van de categorie 1 gerekend winkelondersteunende (d.w.z. op winkelend publiek gerichte) horecavoorzieningen die een onderdeel uitmaken van winkelwarenhuizen of inpandig gesitueerd zijn in besloten winkelpassages en waarvoor de winkelsluitingstijden worden aangehouden.

1.64 horeca van categorie 2

Tot horeca van de categorie 2 worden gerekend dezelfde horecagelegenheden als onder horeca van de categorie 1, maar dan met een netto vloeroppervlak (n.v.o.) van 150 m2 tot maximaal 500 m2 n.v.o, alsmede partycentra tot maximaal 500 m2 n.v.o.

1.65 horeca van categorie 3

  1. a. Tot horeca van de categorie 3 worden gerekend: discotheek/bardancing, (nacht)bar, hotel, en erotisch gerichte horeca (en -voorzover deze laatste tevens wordt aangemerkt als prostitutie-inrichting, escortbedrijf, e.d.- alleen indien hiervoor vergunning is verleend ingevolge de APV);
  2. b. grootschalige horecagelegenheden zoals vermeld onder horeca van de categorie 1 of horeca van de categorie 2 of combinaties hiervan met een netto vloeroppervlak (n.v.o.) van meer dan 500 m2.

1.66 horecavestigingen met accent op verstrekking maaltijden

Hiertoe worden gerekend: restaurant, partycentrum, cafetaria, snackbar, shoarmazaak, grillroom, lunchroom, broodjeszaak e.d.

1.67 horecavestigingen met accent op verstrekking van alcoholische dranken

Hiertoe worden gerekend: café, bar, eetcafé, grand café, brasserie, pool-/snookercafé e.d. alsmede hiermee gelijk te stellen: coffeeshop, theehuis e.d.

1.68 kantoor

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie.

1.69 kas

Een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (>1,5 meter) worden beschouwd als een kas.

1.70 kernrandzone

Een overgangsgebied naar het buitengebied, gelegen langs bestaand stedelijk gebied, met daarinin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar met een ondergeschikte en/of afnemende agrarische functie.

1.71 kleinschalige dienstverlening, niet zijnde zakelijke dienstverlening

Dienstverlening, vallend onder ten hoogste categorie 2 van de bij dit plan gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten en gericht op het aan personen of dieren verlenen van diensten in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze of lichaamsverzorgende sfeer en andere vormen van dienstverlening die min of meer een openbaar karakter hebben, zoals (niet limitatief) een huisartsen- of tandartsenpraktijk, een praktijk voor fysiotherapie, een dierenartsenpraktijk, een nagelstudio, een kapsalon en een kinderopvangcentrum, uitgezonderd:

  1. a. seksuele en erotische dienstverlening;
  2. b. zakelijke dienstverlening met een kantoorfunctie, zoals (niet limitatief) rechtskundige en administratieve dienstverlening, architecten- en technische adviesbureaus, makelaarsbureaus, reclamediensten en uitzendbureaus;
  3. c. detailhandel, met uitzondering van een beperkte verkoop, ondergeschikt aan de dienstverlening;
  4. d. horeca.

1.72 kwetsbaar object

Object zoals omschreven in het ´Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer´.

1.73 landschappelijke waarde van een gebied

De aan een gebied toegekende waarde, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet levende natuur.

1.74 landschapselementen

Ecologisch en/of landschappelijk waardevolle elementen, zoals bosjes, bomen, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha.

1.75 maatvoeringsvlak

Een deel van een bestemmingsvlak dat van een ander maatvoeringsvlak wordt gescheiden door een maatvoeringsvlakgrens. Maatvoeringsvlakken onderscheiden zich door een met de maatvoeringsaanduiding aangegeven afwijking in goot-, bouwhoogte, dakhelling en/of bebouwingspercentage.

1.76 maatschappelijke voorzieningen

Hieronder worden verstaan:

  1. a. medische of paramedische voorzieningen, zoals ziekenhuis, kliniek, gezondheidscentrum, centrum voor dagbehandeling, consultatiebureau, e.d.;
  2. b. welzijnsvoorzieningen, zoals verzorgingstehuis, verpleeghuis, inrichtingen voor mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking , tehuis voor daklozen, e.d.;
  3. c. educatieve en sociaal-culturele voorzieningen, zoals basis-, voortgezet en wetenschappelijk onderwijs, beroepsonderwijs, kunstonderwijs, muziekschool, volksuniversiteit, cursuscentrum, onderwijsinstituten t.b.v. specifiek onderwijs, bibliotheken e.d.;
  4. d. voorzieningen t.b.v. kinderopvang zoals kindercrèche, peuterspeelzaal, speelterrein, kinderdagverblijf en (naschoolse) kinderopvangcentrum, al dan niet commercieel;
  5. e. openbare en bijzondere instellingen waaronder overheidsinstellingen zoals stadskantoren, politiekantoor, e.d.;
  6. f. maatschappelijke voorzieningen zoals buurt- en clubhuis, wijkcentrum (o.a. Multi Functionele Accommodatie), sociëteit, e.d.

1.77 manege

Een bedrijf, dat uitsluitend of in hoofdzaak gericht is op het geven van instructie aan derden in diverse disciplines van paardrijden.

1.78 mantelzorg

Mantelzorg is langdurige, intensieve niet georganiseerde zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een zorgvrager door een of meer leden uit diens omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.

1.79 mestbewerking

Het behandelen van dierlijke mest, zodat deze beter als mest kan worden gebruikt of voor andere functies geschikt wordt.

1.80 monumentale boom

Een boom die is opgenomen in de gemeentelijke lijst van monumentale bomen zoals die geldt op het moment van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan en als zodanig is aangeduid.

1.81 natuurwaarde van een gebied

De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in hun onderlinge samenhang.

1.82 netto vloeroppervlak (n.v.o.)

De som van de binnenwerks gemeten oppervlakten van de voor publiek toegankelijke verblijfsruimten binnen een horeca-inrichting van de categorie 1, 2 of 3, zoals café- en barruimte (inclusief bar), eetzaal, foyer, dansvloer / podium, entree e.d, met uitzondering van oppervlakten t.b.v. keuken, toiletgroepen, garderobe, opslag, dienstruimten e.d.

1.83 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.

1.84 ondergeschikte delen van een bouwwerk

Bouwdelen die ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa van het desbetreffende bouwwerk, zoals overstekende daken, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, trappen en trappenhuizen, liftkappen en lifthuizen, bordessen, funderingen, goten, hijsinrichtingen, gevelreclames, draagconstructies en dergelijke. Hieronder worden in elk geval niet verstaan entrees, erkers en ondergrondse bouwwerken.

1.85 paardenhouderij

Een productiegerichte, gebruiksgerichte of deels productie-, deels gebruiksgerichte paardenhouderij, niet zijnde een manege.

1.86 peil (straatpeil)

Hieronder wordt verstaan:

  1. a. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang.
  2. b. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

1.87 perceel

Een aaneengesloten stuk grond met kadastrale aanduiding.

1.88 productiegebonden detailhandel

Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.89 productiegerichte paardenhouderij

Een paardenhouderij, waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht, die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden.

1.90 recreatief medegebruik en evenementen

Hieronder wordt verstaan:

  1. a. incidenteel, kortstondig gebruik (enkele dagen) van complexen / voorzieningen t.b.v. evenementen zoals rommelmarkten, antiek-, huishoud-, en computerbeurzen, tentoonstellingen, bedrijvencontactdagen e.d., mits men in het bezit is van een evenementenvergunning;
  2. b. incidenteel -jaarlijks- gebruik gedurende een aantal dagen van stadsparken t.b.v. zomeractiviteiten, -spelen, theater, festival e.d;

1.91 rijstrook

Gemarkeerd gedeelte van de rijweg dat voldoende plaats biedt aan een enkele rij motorvoertuigen op meer dan twee wielen met uitzondering van in- en uitvoegstroken, voorsorteerstroken en fietspaden.

1.92 risicovolle inrichting

  1. a. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
  2. b. een AMvB-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/ of het gebruik van gevaarlijke stoffen;
  3. c. bedrijven waarvan de aantoonbare PR10-6/jaar contour is gelegen buiten de inrichtingsgrens.

1.93 ruimtelijke ontwikkelingen

Bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist.

1.94 sport

Het geheel van voorzieningen t.b.v. sportbeoefening, zoals: ijsbaan/hal, (openlucht)zwembad, sportvelden, atletiekbaan, basketbalveld, handbalveld, jeu de boulesbaan, tennisbaan /-complex, sporthal, alsmede bijbehorende bebouwing zoals kleedruimten, clubhuis/verenigingsgebouw, opslagruimten, technische ruimten e.d.

1.95 statische goederen

Goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals (antieke) auto's, boten en caravans.

1.96 teeltondersteunende voorzieningen

Voorzieningen in, op of boven de grond, die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
  • het bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen onkruidbestrijding, effectief omgaan met water, en dergelijke).

Voorbeelden zijn aardbeiteelttafels, afdekfolies, anti-worteldoek, boomteelthekken, hagelnetten, insectengaas, plastic tunnels, teeltondersteunende kassen, schaduwhallen en vraatnetten.

1.97 teeltondersteunende voorzieningen, permanente

Teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde kassen, die voor onbepaalde tijd worden gebruikt.

1.98 teeltondersteunende voorzieningen, tijdelijke

Teeltondersteunende voorzieningen, die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, gedurende maximaal 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik.

1.99 veiligheidsafstand

Afstand die met het oog op de kwaliteit van het milieu voor zover het betreft externe veiligheid tenminste moet zijn gelegen tussen een inrichting als bedoeld in de artikelen 2.2.1, 2.2.2 en 3.2.1 van het Vuurwerkbesluit, of een onderdeel van een zodanige inrichting, dan wel een zodanige inrichting waarvoor het geldende bestemmingsplan verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk toelaat enerzijds en kwetsbare objecten en geprojecteerde kwetsbare objecten anderzijds.

1.100 verblijfsvoorzieningen

Besloten ruimten, bestemd voor het verblijven van mensen.

1.101 verbrede landbouw

Activiteiten bij een agrarisch bedrijf, die voortvloeien uit of nauw samenhangen met het verder in stand te laten agrarisch bedrijf en de bijbehorende agrarische bedrijfsvoering. Voorbeelden zijn agro-toerisme, waaronder agrarisch natuurbeheer, bewerking van ter plaatse geproduceerde producten en zorgboerderijen.

1.102 verkeer- en vervoersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer

Hieronder wordt verstaan het (openbaar) wegverkeers- en wegvervoersgebied waarbij de nadruk ligt op de gebiedsontsluitingsfunctie voor gemotoriseerd en langzaam verkeer met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier hoofdverzamelwegen, verzamelwegen en wijkstraten.

1.103 verkeer-, vervoer- en verblijfsvoorzieningen t.b.v. railverkeer

Hieronder wordt verstaan het (openbaar) railverkeers-, railvervoers- en verblijfsgebied ten behoeve van personen- en goederenvervoer via spoorwegen met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken, waaronder voorzieningen die liggen op het gebied van andere -op spoorwegen aansluitende- soorten van vervoer, logistieke, distributieve en communicatieve voorzieningen e.d. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Hiertoe worden gerekend:

  1. a. spoorwegemplacement waaronder spoorlijnen, rangeerterrein, perrons, overkappingen, opslag- en overslagruimten, wegen, (fiets-)paden, bermen, bermsloten, taluds e.d., kunstwerken zoals tunnels, bruggen, viaducten, traverses, spoorwegmeubilair, e.d.;
  2. b. stationsgebouwen t.b.v. spoorwegen met bijkomende en ondersteunende voorzieningen zoals restauratieve voorzieningen, winkels, videotheek, kiosken, beautysalon, balies, kantoorruimten e.d.;
  3. c. parkeer- en stallingsvoorzieningen met bijbehorende voorzieningen zoals in- en uitritten, hellingbanen, in- en uitgangen, trappenhuizen, liften, portiers- c.q. bewakingsloge, betaalautomaten, fietsverhuur- en reparatie-inrichting, e.d.

1.104 verkoopvloeroppervlak

De oppervlakte van de geheel of grotendeels voor publiek toegankelijke ruimte die is bestemd en feitelijk ingericht voor de verkoop van goederen, waaronder begrepen showroom, uitstallingsruime, kassa's, e.d. met uitzondering van magazijn, opslagruimte, kantoor, e.d.

1.105 water en waterhuishoudkundige voorzieningen

Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.106 waterstaat/waterstaatkundige doeleinden

Het openbaar waterverkeers-, watervervoers- en verblijfsgebied t.b.v. goederenvervoer, pleziervaart en oeveractiviteiten zoals vissen / hengelsport, wandelen en fietsen.

1.107 weg

Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, waaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.108 Wet geluidhinder

De wet van 16 februari 1979, Staatsblad 99 (1979), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.

1.109 Wet milieubeheer

De wet zoals geplaatst in Staatsblad 551 (1992). Deze wet is in werking getreden op 1 maart 1993.

1.110 woning

Een (gedeelte van een) gebouw dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen een aan huis verbondenberoep

1.111 wonen

Hieronder wordt verstaan:

  1. a. het geheel van aan huis gebonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, zelfstandige wooneenheden e.d. ten dienste van het verblijven door mensen. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve dagverblijven;
  2. b. huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen, alsmede bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen (en ruimten) c.q. verzorgingsfaciliteiten;

beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als ´aan huis verbonden beroep´, zijnde beroepsactiviteiten van tenminste één bewoner, plaatsvindend in de betrokken woning en/of bijbehorend bijgebouw.

1.112 zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen

Gebied naast een waterloop, waar maatregelen op het gebied van morfologie en inrichting nodig zijn om de doelstellingen uit het Provinciaal Waterplan 2010-2015 op het gebied van de ecologische kwaliteit van oppervlaktewateren te behalen.

1.113 zoekgebied voor ecologische verbindingszone

Gebied waarbinnen een ecologische verbindingszone is of wordt gerealiseerd.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 Afstand tot zijdelingse perceelgrens

Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Agrarisch Met Waarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de brandveiligheid;
    5. 5. de milieusituatie;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de brandveiligheid;
    5. 5. de milieusituatie;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

6.4 Afwijken van de bouwregels

6.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 7 Bos

7.1 Bestemmingsomschrijving

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

7.4 Afwijken van de bouwregels

7.5 Specifieke gebruiksregels

7.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 8 Horeca

8.1 Bestemmingsomschrijving

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de brandveiligheid;
    5. 5. de milieusituatie;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

8.4 Afwijken van de bouwregels

8.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 9 Natuur

9.1 Bestemmingsomschrijving

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
    1. 1. de verkeersveiligheid;
    2. 2. de sociale veiligheid;
    3. 3. de ruimtelijke en landschappelijke inpassing;
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeersvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en groenvoorzieningen.

9.4 Afwijken van de bouwregels

9.5 Specifieke gebruiksregels

9.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

9.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 10 Sport

10.1 Bestemmingsomschrijving

10.2 Bouwregels

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de brandveiligheid;
    5. 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;

10.4 Afwijken van de bouwregels

10.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 11 Verkeer

11.1 Bestemmingsomschrijving

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de brandveiligheid;
    5. 5. de milieusituatie;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

11.4 Afwijken van de bouwregels

11.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 12 Verkeer - Nationaal

12.1 Bestemmingsomschrijving

12.2 Bouwregels

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. een goede landschappelijke inpassing;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de sociale veiligheid;
    5. 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

12.4 Afwijken van de bouwregels

12.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 13 Verkeer - Railverkeer

13.1 Bestemmingsomschrijving

13.2 Bouwregels

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. een goede landschappelijke inpassing;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de sociale veiligheid;
    5. 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

13.4 Afwijken van de bouwregels

13.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 14 Water

14.1 Bestemmingsomschrijving

14.2 Bouwregels

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

14.4 Afwijken van de bouwregels

14.5 Specifieke gebruiksregels

14.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 15 Wonen - Buitengebied

15.1 Bestemmingsomschrijving

15.2 Bouwregels

15.3 Afwijken van de bouwregels

15.4 Specifieke gebruiksregels

15.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 16 Leiding - Brandstof

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding-Brandstof (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van:

  1. a. een ondergrondse koolwaterstofleiding (PRB-leiding) met een diameter van 8 inch, een druk van 80 bar en een belemmeringenstrook van 5 meter aan weerszijden van de leiding;
  2. b. een ondergrondse brandstofleiding (RRP-leiding I) met een diameter van 24 inch, een druk van 62 bar en een belemmeringenstrook van 5 meter aan weerszijden van de leiding;
  3. c. een ondergrondse brandstofleiding (RRP-leiding II) met een diameter van 36 inch, een druk van 43 bar en een belemmeringenstrook van 5 meter aan weerszijden van de leiding.

16.2 Bouwregels

Waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming, geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. Voor het bouwen geldt dat in afwijking van hetgeen wordt bepaald door de onderliggende basisbestemming(en), binnen de op de verbeelding aangegeven dubbelbestemming 'Leiding-Brandstof' begrepen gronden uitsluitend bouwwerken mogen worden opgericht die zijn bestemd voor de aanleg en instandhouding van de desbetreffende leiding.

16.3 Afwijken van de bouwregels

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 17 Leiding - Riool (Dubbelbestemming)

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Riool (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een hoofdrioolpersleiding en een belemmeringenstrook van 5 m aan weerszijden van deze leiding.

17.2 Bouwregels

Waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. Voor het bouwen geldt dat in afwijking van hetgeen wordt bepaald door de onderliggende basisbestemming(en), binnen de weergegeven dubbelbestemming ´Leiding-Riool´ begrepen gronden uitsluitend bouwwerken mogen worden opgericht die zijn bestemd voor de aanleg en instandhouding van de desbetreffende hoofdtransportleiding.

17.3 Afwijken van de bouwregels

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 18 Leiding - Hoogspanningsverbinding (Dubbelbestemming)

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Hoogspanningsverbinding (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een bovengrondse 380 KV hoogspanningsverbinding, met bijbehorende voorzieningen ten behoeve van het transport van elektriciteit en een belemmeringenstrook van:

  1. a. 39 m ter weerszijden van de as van de 380 KV - hoogspanningsverbinding;

18.2 Bouwregels

Waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. Voor het bouwen geldt dat:

  1. a. in afwijking van hetgeen wordt bepaald door de onderliggende basisbestemming(en), binnen de weergegeven dubbelbestemming ´Leiding - Hoogspanningsverbinding (dubbelbestemming)´ begrepen gronden uitsluitend bouwwerken mogen worden opgericht die zijn bestemd voor de aanleg en instandhouding van de desbetreffende hoofdtransportleiding;
  2. b. de maximale bouwhoogte van hoogspanningsmasten niet meer mag bedragen dan 60 m.

18.3 Afwijken van de bouwregels

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 19 Waarde - Archeologie

19.1 Bestemmingsomschrijving

19.2 Bouwregels

19.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken en de inrichting en het gebruik van de gronden voor zover de gronden zijn aangewezen voor Waarde - Archeologie, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

19.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming Waarde - Archeologie naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van archeologisch onderzoek, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 20 Waterstaat - Attentiegebied Ehs

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Waterstaat - Attentiegebied EHS' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), tevens bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van hydrologische waarden.

20.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 21 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 22 Algemene Bouwregels

22.1 Ondergrondse bouwwerken

22.2 Onbebouwd terrein bij gebouwen

22.3 Ruimte tussen bouwwerken

22.4 Monumenten

Op panden, en/of bouwwerken geen gebouw zijnde en/of gronden met de 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' (sba-gm)is de Monumentenverordening gemeente Tilburg (vastgesteld d.d. 1 oktober 2010) van toepassing.

22.5 Bouwen in nabijheid van monumentale en beeldbepalende bomen

22.6 Algemene regels inzake omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

22.7 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De regels van de Bouwverordening ten aanzien van de onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de bereikbaarheid van de gebouwen voor wegverkeer;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  3. c. de parkeergelegenheid en de laad- en losmogelijkheden.

Artikel 23 Algemene Gebruiksregels

23.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.

Artikel 24 Algemene Aanduidingsregels

24.1 geluidzone - industrie

In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' de volgende regels:

  1. a. voor het bouwen geldt dat geen nieuwe bouwwerken mogen worden gebouwd ten behoeve van geluidsgevoelige bestemmingen zoals bedoeld in 'Wet geluidhinder' en 'Besluit geluidhinder', met uitzondering van: ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw, in generlei opzicht wordt vergroot of veranderd; onder verbouwen wordt hier verstaan het bouwkundig veranderen van (een deel) van het gebouw en/of (een van) de daartoe behorende gevels; onder nieuwbouw wordt hier verstaan het geheel of nagenoeg geheel vernieuwen van een gebouw, waarbij de situering, bouwhoogte en bouwmassa geheel of nagenoeg geheel overeenkomen met het gesloopte gebouw; de bouw van een bijgebouw bij een woning of de uitbreiding van een bestaande geluidsgevoelige functie conform de in de basisbestemming voorgeschreven bebouwingsregeling;
  2. b. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in dit lid, onder a., indien:
    1. 1. is, of kan worden voldaan aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder, of indien;
    2. 2. ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is verleend;
  3. c. burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat de gebiedsaanduiding 'geluidszone - industrie' opgeheven wordt indien de bron van de geluidszone is opgehouden te bestaan.

24.2 Reconstructiewetzone-extensiveringsgebied

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Reconstructiezone-extensiveringsgebied' zijn de gronden mede bestemd voor een extensiveringsgebied als bedoeld in de Reconstructiewet concentratiegebieden en de daarop gestoelde regels en plannen.

24.3 Reconstructiewetzone-verwevingsgebied

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Reconstructiezone-verwevingsgebied' zijn de gronden mede bestemd voor een verwevingsgebied als bedoeld in de Reconstructiewet concentratiegebieden en de daarop gestoelde regels en plannen.

24.4 veiligheidszone-leiding

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 geldt dat ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - leiding' de volgende regels in acht dienen te worden genomen:

  1. a. binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone-leiding' mogen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden opgericht.
  2. b. burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
    1. 1. de gebiedsaanduiding ´veiligheidszone-leiding´ opgeheven wordt, indien de aanwezige risicovolle inrichting gesaneerd is, dan wel uit nader onderzoek is gebleken dat de aanwezige risicovolle inrichting buiten werking is gesteld, of;
    2. 2. de gebiedsaanduiding ´veiligheidszone-leiding´ verkleind wordt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de PR 10-6/jaar contour als gevolg van een wijziging in een risicovolle inrichting kleiner is geworden.

24.5 wro-zone - wijzigingsgebied

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' zijn burgemeester en wethouders bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de dubbelbestemming 'Waarde-Ecologie', met dien verstande dat de wijziging uitsluitend plaats kan vinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en landschapsbeleid, zoals het beleid voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), een ecologische verbindingszone, het landschappelijk raamwerk en natuur- en/of landschapscompensatie.

24.6 overig - toegevoegde ecologische hoofdstructuur (EHS)

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overig - toegevoegde ecologische hoofdstructuur' maken de desbetreffende gronden voortaan deel uit van de ecologische hoofdstructuur (EHS).

Artikel 25 Algemene Afwijkingsregels

25.1 Binnenplans afwijken t.b.v. ondergronds bouwen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de regels inzake ondergronds bouwen, opgenomen in Hoofdstuk 2 en in Hoofdstuk 3, ten behoeve van:

  1. a. ondergronds bouwen op plaatsen waar dat ten behoeve van de desbetreffende functie of in het geheel niet is toegestaan, zulks tot een maximale verticale diepte van 3,5 m;
  2. b. ondergronds bouwen boven het straatpeil.

25.2 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken van algemeen nut

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de bouwregels, opgenomen in de bestemmingsregels in Hoofdstuk 2, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van algemeen nut, met dien verstande dat:

  1. a. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen en
  2. b. de oppervlakte niet meer dan 50 m² mag bedragen.

25.3 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van maten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  1. a. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
  2. b. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
  3. c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  4. d. voor zover voldaan is aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet cumulatief worden gebruikt;
    2. 2. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.

25.4 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van grenzen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak, bestemmingsvlak, functie-aanduidingsvlak of maatvoeringsvlak, indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting o.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  1. a. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
  2. b. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
  3. c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

25.5 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van:

  1. a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van utiliteitsvoorzieningen;
  2. b. vrijstaande schoorstenen, torens en soortgelijke bouwwerken.

25.6 Binnenplans afwijken t.b.v. evenementen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van incidenteel en kortstondig afwijkend gebruik van particuliere percelen/bebouwing voor het plaatsen van tijdelijke onderkomens zoals (feest)tenten, kiosken e.d. ten behoeve van festiviteiten met een openbaar karakter (muziekfestival, zeskamp, sportwedstrijd, show/voorstelling, tentoonstelling, beurs, markt, e.d.) voor de duur van een aantal (aaneengesloten) dagen (over het algemeen 3 á 4), met dien verstande dat aan deze omgevingsvergunning voorwaarden kunnen worden verbonden ter beperking van onaanvaardbare overlast van de (woon)omgeving, onder meer voor wat betreft parkeren, geluidhinder, situering van tijdelijke onderkomens e.d.

25.7 Binnenplans afwijken t.b.v. aan-huis-verbonden beroep

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan voor wat betreft de voorwaarden, zoals beschreven in de begripsregels, waaronder overeenkomstig de desbetreffende bestemmingsomschrijving een aan huis verbonden beroep is toegelaten, indien door de aard van de werkzaamheden het beroep niet of bezwaarlijk anders dan aan huis of op de betreffende locatie kan worden uitgeoefend.

Artikel 26 Algemene Wijzigingsregels

26.1 Wijzigingsbevoegdheid bouwwerken van algemeen nut

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat bouwwerken van algemeen nut met een groter oppervlak dan 50 m2 kunnen worden gebouwd zulks tot een maximale oppervlakte van 100 m².

Artikel 27 Algemene Procedureregels

Op het stellen van nadere eisen op grond van enige bepaling van de regels van dit bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

Artikel 28 Overige Regels

Het bevoegd gezag kan, voor zover het ruimtelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied betreft, slechts gebruik maken van de in dit plan opgenomen binnenplanse afwijkingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden, indien zulks gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van het gebied (zoals bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie) of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied waarop de ontwikkeling haar werking heeft, zoals aangegeven in de Verordening Ruimte zoals vastgesteld 11 mei 2012."

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 29 Overgangsrecht

29.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
  3. c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

29.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

Artikel 30 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als ´Regels van het bestemmingsplan Buitengebied De Groene Zoom 2012´.

Hoofdstuk 1 Algemeen

1.1 Inleiding

De aanleiding voor het nieuwe bestemmingsplan "Buitengebied De Groene Zoom 2012" van de gemeente Tilburg is zowel juridisch als inhoudelijk. De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening Noord-Brabant en de Verordening ruimte van de provincie Noord-Brabant vragen om een doorvertaling in een nieuw bestemmingsplan "Buitengebied De Groene Zoom. Momenteel geldt een aantal verschillende bestemmingsplannen voor het plangebied. Een aantal is verouderd en moet worden herzien. In het kader van het opstellen van dit bestemmingsplan heeft een weging van belangen plaatsgevonden en is door de gemeente gezocht naar een passende regeling voor deze belangen.

1.2 Plangebied

Het plangebied bestaat uit het noordoostelijke deel van het buitengebied van de gemeente Tilburg In de onderstaande figuur zijn de topografie en de begrenzing van het plangebied weergegeven. De zuidgrens van het plangebied wordt gevormd door de uitbreidingszone van Berkel-Enschot en de spoorlijn Tilburg - 's Hertogenbosch. Aan de westzijde valt de plangrens samen met de komgrens van Tilburg na voorziene uitbreidingen in oostelijke richting. De plangrens aan de noordzijde valt samen met de Molenhoefstraat, de spoorlijn Tilburg - 's Hertogenbosch en de komgrens van Udenhout. Ten westen loopt de plangrens ongeveer ter hoogte van de wegen Oliviersweg en Molenbaantje (c.q. de gemeentegrens).

Het plangebied heeft overwegend een agrarische functie. Daarnaast komt er ook een groot aantal burgerwoningen voor. Het nieuwe bestemmingsplan geeft invulling aan het behoud van deze kenmerken en waar nodig, mogelijk en wenselijk draagt het bestemmingsplan bij aan versterking van deze kenmerken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008025-e001_0001.png"

Figuur topografie en begrenzing plangebied

1.3 Aanleiding Tot Het Bestemmingsplan

Het doel van dit op beheer gerichte bestemmingsplan is het bieden van een actuele juridisch-planologische regeling voor ruimtelijk relevante zaken in de De Groene Zoom van Tilburg. Ook geeft dit plan inhoud aan nieuwe beleidsontwikkelingen. Actueel beleid van gemeente, provincie en Rijk is het uitgangspunt voor dit plan.

Het nieuwe bestemmingsplan vervangt een aantal geldende bestemmingsplannen. Daarnaast is er nog een aantal kleine (postzegeld)bestemmingsplannen, wijzigingsplannen en oude zgn. art. 19WRO-vrijstellingen tot afwijking voor kleinere gebieden en initiatieven in het verleden opgesteld. Deze bestemmingsplannen, wijzigingsplannen en vrijstellingen zijn ook meegenomen bij het opstellen van het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan is conserverend van aard. Dit betekent dat grootschalige ontwikkelingen niet zijn meegenomen. De ontwikkeling van de zgn. Oostkamer is daarom niet in het plan meegenomen. Hiervoor zal te zijner tijd een aparte planologische procedure moeten worden gevolgd.

De status van het bestemmingsplan buitengebied is zowel beleidsmatig (de plantoelichting) als juridisch (de verbeelding en de regels). De verbeelding en de regels vormen samen het juridische deel van het bestemmingsplan. De plantoelichting maakt geen onderdeel uit van het juridische plan. Het bevat informatie over het beleidskader, het plangebied, de doelen en uitgangspunten van het plan, alsmede de plansystematiek en de uitwerking er van in planthema's en bestemmingen. Onderwerpen die elders worden geregeld, worden overigens niet nogmaals geregeld in het bestemmingsplan. Denk hierbij aan de keur van het waterschap en de provinciale milieuverordening.

1.4 Totstandkoming Van Het Plan

Het bestemmingsplan komt tot stand via een gefaseerde, projectmatige aanpak, waarbij per fase het verzamelen en verwerken van informatie afgewisseld is met een terugkoppeling naar de projectorganisatie. Hierbij is de volgende fasering aangehouden:

1 Oriëntatie en voorbereiding;

2 Inventarisatie, beschrijving en analyse;

3 Beleidsvorming en visievorming;

4 Planvorming bestemmingsplan.

1.5 Leeswijzer Toelichting

Het bestemmingsplan bestaat uit een juridisch bindende plankaart met bijbehorende planregels en uit een (beleidsmatige) plantoelichting, die geen juridisch bindend karakter heeft.

Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving en analyse van het plangebied op basis van de lagenbenadering. Hoofdstuk 3 beschrijft het (ruimtelijk) relevante beleid dat ten grondslag ligt aan dit bestemmingsplan. De hoofdstukken 4 en 5 omvatten de hoofdlijnen van het bestemmingsplan, waaronder de relevante planthema's en bestemmingen. De hoofdstukken 6 en 7 gaan respectievelijk in op de plansystematiek en procedure en de uitvoerbaarheid en haalbaarheid van het plan. In hoofdstuk 8 komen de financiën aan bod en in hoofdstuk 9 staat het een en ander beschreven over inspraak en vooroverleg met betrekking tot het plan. Hoofdstuk 10 betreft een overzicht van de gebruikte bronnen voor het opstellen van het plan.

Hoofdstuk 2 Plangebied

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt verder ingegaan op de karakteristiek, de functies en de kwaliteiten (waarden) van het plangebied. Het betreft hier zowel de landschappelijke onderlegger, de infrastructuur, het grondgebruik en water en milieu. In het volgende hoofdstuk wordt ingegaan op het beleid dat van toepassing is voor het plangebied Groen Zoom. Aan de hand van dit beleid en de beschrijving en analyse in dit hoofdstuk worden in hoofdstuk 4 de hoofdlijnen voor het bestemmingsplan genoemd. De verschillende thema's komen dan weer aan de orde.

Het plangebied kenmerkt zich als een agrarisch gebied gelegen tussen Berkel-Enschot, Udenhout en de stadsrandzone van Tilburg. Het gebied is van belang voor de functies landbouw, wonen, werken, natuur en in mindere mate sportmogelijkheden en toerisme/recreatie.

De korte gebiedskarakteristiek wordt hierna verder uitgewerkt in een nadere beschrijving en analyse van het plangebied.

2.2 Ruimtelijke Aspecten

Ondergrond

Tilburg ligt binnen de Roerdalslenk (vroeger de Centrale Slenk genoemd), een ten opzichte van de omgeving gedaald gebied. Dit is circa 200 miljoen jaar geleden ontstaan als gevolg van breuken in de aardkorst. Gedurende honderdduizenden jaren hebben de Rijn en de Maas hier lagen zand en grind afgezet, met een totale dikte van vele tientallen meters. Bovenop de riviersedimenten ligt een pakket dekzand met een gemiddelde dikte van 5 tot 10 meter. Het bestaat uit fijnkorrelige wind- en beekafzettingen en veen. Globaal neemt de hoogte van het terrein zowel van noord naar zuid als van west naar oost af. Het hoogste punt bevindt zich in de zuidwesthoek van het plangebied naast de spoorlijn (12,9m + NAP), terwijl in het gebied bij de Leemkuilen, in het oostelijk deel van het plangebied, de maaiveldhoogte plaatselijk op 8,9m + NAP ligt. Het microreliëf wordt niet alleen bepaald door de oorspronkelijke beekdalen en fossiele resten van rivierduintjes, maar ook door vroegere menselijke activiteiten zoals het plaatselijk ophogen van akkers en het steken van turf. Het plangebied heeft in grote mate het karakter van het zwakgolvende dekzandlandschap.

De hoger liggende delen van het gebied zijn al vele eeuwen in gebruik als landbouwgrond. In de beekdalen (van de Roomleij en Kolenvenseloop), die vanouds in gebruik zijn als weide, komen beekafzettingen en veen voor.

Samengevat zijn in het plangebied jonge zandontginningen (open), oude zandontginningen (besloten) en beekdalsystemen te vinden.

In het plangebied is een tweetal beken aanwezig, te weten de Roomleij en Kolenvenseloop. Beide beken zijn west-oost gericht en komen uiteindelijk uit in de Zandleij in de gemeente Haaren. Verder liggen er een aantal poelen verspreid in het plangebied. Direct ten oosten van het plangebied liggen de Leemkuilen. Een deel van deze natte natuurparel ligt in het plangebied, evenals de bijbehorende beschermingszone.

De globale stromingsrichting van het ondiepe grondwater in het watersysteem van het gebied de Groene Zoom is zuid-noord gericht. Binnen dit hoofdsysteem zijn deelsystemen aan te wijzen. Deze 'deelwatersystemen' zijn als volgt te beschrijven: Neerslagoverschot zijgt weg in een infiltratiegebied en stroomt deels als ondiep grondwater tot het weer aan de oppervlakte komt in een kwelgebied. In de 'intermediaire gebieden' tussen de inzijg- en kwelgebieden wordt het neerslagoverschot vaak door sloten naar het kwelgebied gevoerd. Met elkaar samenhangende en elkaar beïnvloedende inzijg- en kwelgebieden behoren tot hetzelfde deelwatersysteem. Het plangebied voor het bestemmingsplan Buitengebied De Groene Zoom is bijna geheel een infiltratiegebied.

Landschap

Het landschap van Groene Zoom en omgeving wordt gekenmerkt door een stelsel van hoger gelegen gebieden en lagere gronden met beekdalen. Op de hoger gelegen gronden is vooral akkerbouw te vinden, het lager gelegen gebied is voornamelijk weidegebied. De agrarische gebieden zijn open van karakter en worden sporadisch visueel begrensd door enkele bosgebiedjes en met name laanbeplantingen. Het westelijk deel van het plangebied vormt een onderdeel van het gebied bekend als de Zwaluwenbunders. Het is een gebied dat in de periode 1910-1935 van heide en productiebossen in landbouwgronden is omgezet. Hoe dit gebied er voreger heeft uitgezien is goed terug te zien op historisch kaartmateriaal. Bijzonder zijn de vele drenkpoelen en de restanten van bosopstanden en perceelsrandbegroeiing, welke deels in het plangebied zijn gelegen. Bebouwing komt verspreid in het gebied voor. Een aantal van de ontsluitingswegen is niet verhard en zijn nu zandwegen. Aan de noordzijde is een akkercomplex bij Udenhout aanwezig. Aan de westelijke zijde is nog een klein relict van de bosaanplant ten behoeve van de Nieuwe Warande (1800-1900) aanwezig. In het midden van het plangebied is het karakteristieke buurtschap Heuveltje gelegen.

Natuur en ecologie

Binnen het plangebied is geen sprake van een kenmerkende flora en vegetatie en fauna. De aanwezige natuurwaarden worden bepaald door de combinatie van bodem, waterhuishouding, landschap en (agrarisch) grondgebruik. Ook spelen de ligging in (boven)regionaal verband, het klimaat en de ouderdom van de ecosystemen een belangrijke rol.

Een klein deel van het bestemmingsplangebied bestaat uit bos-/natuurgebied. Het betreft een klein relict van de bosaanplant ten behoeve van de Nieuwe Warande (1800-1900). De bosjes bestaan uit een afwisseling van loof- en naaldhout. Aan de westzijde nabij de bestaande bosgebiedjes ligt een aantal ecologische verbindingszones met een breedte van 25 m. Deze verbinden de eerder genoemde bosgeboedjes met elkaar en dienen in het plan opgenomen te worden.

In het plangebied komen bijna geen waardevolle vegetaties voor. De open gebieden tussen de buurtschappen Heuveltje, Brem en Heikant zijn vogelkundig waardevol. Er zijn ondermeer broedplaatsen van de Rode Lijst soort grasmus aanwezig. Het plangebied biedt minder mogelijkheden voor zoogdieren. Ten behoeve van de realisatie van de EHS is aan de westzijde van het plangebied en aan de oostzijde ter plaatse van en nabij de voormalige steenfabriek een aantal agrarische gronden heringericht en wordt beheerd als natuurgebied (bloemrijke graslanden en enkele poelen).

2.3 Functionele Aspecten

Het grondgebruik /de functies

De Groene Zoom is voornamelijk in agrarisch gebruik. Er zijn nog een beperkt aantal agrarische bedrijven in het plangebied aanwezig, maar deze zijn wel richtinggevend voor het grondgebruik in het plangebied. Volgens gegevens van het CBS neemt het aantal agrarische bedrijven in de gehele gemeente Tilburg gestaag af. De agrarische bedrijvigheid is met name gericht op de akkerbouw en veehouderij (graasdieren). In deze sector is echter ook een afname te herkennen, net als in alle andere sectoren. Dit is ook in het plangebied het geval, hetgeen resulteert in een aantal vrijkomende agrarische bebouwingen. In het plangebied komen vooral grondgebonden agrarische bedrijven voor en zijn er twee intensieve veehouderijen.

In Groene Zoom zijn daarnaast ook een groot aantal burgerwoningen aanwezig en enkele niet-agrarische bedrijven.

Er zijn geen specifieke recreatieve routestructuren aanwezig. Wel bevindt zich in het plangebied een horecagelegenhei en er is een locatie voor kleinschalig kamperen.

Op de locatie 't Hoekske 5 is een loods aanwezig waarin de handboogvereniging zit. Deze loods wordt in de loop van 2012 afgebroken. De handboogvereniging krijgt een nieuwe hal aan de Hoolstraat. Een nieuw bestemmingsplan hiervoor is inmiddels in werking. Zodra de vereniging helemaal is verplaatst zal de loods aan het 't Hoekske 5 worden afgebroken.

Infrastructuur

Door het plangebied loopt de spoorlijn Tilburg - 's-Hertogenbosch. Daarnaast is een aantal plattelandswegen en onverharde wegen aanwezig.

Technische infrastructuur (leidingen en veiligheidzones)

In de Groene Zoom ligt een tweetal olietransportleidingen (36'' en 24'') van de N.V. Rotterdam-Rijn Pijpleiding Maatschappij van Europoort naar Venlo. Voor deze leidingen geldt binnen een strook van 5 m ter weerszijden van de leidingen een bouwverbod en een verbod om zonder schriftelijke vergunning van het bevoegde gezag gepaalde werken en werkzaamheden uit te voeren. Voor deze leidingen is er daarnaast een risicocontour van respectievelijk 33m en 25m aanwezig. In het westelijke deel van het plangebied ligt daarnaast een PRB-leiding voor het transport van gevaarlijke stoffen. Voor deze leiding geldt binnen een strook van 5m ter weerszijden van de leiding een bouwverbod en een een verbod om zonder schriftelijke vergunning van het bevoegde gezag gepaalde werken en werkzaamheden uit te voeren. Voor deze leiding is er daarnaast een risicocontour van respectievelijk 13 m aanwezig.

2.4 Gebiedsgerichte Aandachtspunten

In deze paragraaf staan puntsgewijs belangrijke gebiedsgerichte aandachtspunten die van belang zijn bij de verdere uitwerking van het bestemmingsplan buitengebied Buitengebied De Groene Zoom voor de gemeente Tilburg.

- Landbouw, een goede juridisch-planologische regeling voor de agrarische bedrijven, voor de aanwezige intensieve veehouderij afhankelijk van ligging binnen extensiveringsgebied en verwevingsgebied.

- Vastleggen van de bestaande functies in het plangebied, al dan niet met beperkte ontwikkelingsruimte.

- Behoud en versterking van bos- en natuurgebieden en opnemen van de aanwezige ecologische verbindingszones.

- Passende bestemming geven aan de beken de Roomleij en Kolenvenseloop, mede in relatie tot hun ecologische betekenis.

- Behoud van cultuurhistorische en archeologische waarden.

- Technische infrastructuur en hoofdwegen apart bestemmen en overige wegen binnen gebiedsbestemmingen laten vallen.

Voorgaande gebiedsgerichte aandachtspunten zijn onder meer van belang bij de verdere uitwerking van het nieuwe bestemmingsplan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Overzicht

Zoals al eerder is vermeld, is het bestemmingsplan het enige juridisch bindende ruimtelijke plan. De planningscontext van het bestemmingsplan is weergegeven in tabel 3.1. Hierin is, naast het ruimtelijke planningsstelsel, de relatie aangegeven van het bestemmingsplan met sectoraal beleid van milieu, natuur en landschap, water en landbouw.

Met name het provinciale ruimtelijke beleid heeft grote betekenis voor dit bestemmingsplan 'Buitengebied De Groene Zoom'. Het geeft zeer uitdrukkelijk het kader voor het bestemmingsplan en aanverwant beleid aan. Gemotiveerde afwijkingen zijn mogelijk. Duidelijk is echter wel dat de gemeenten op de hoofdlijnen van het provinciale beleid (Structuurvisie en Verordening) aan moeten sluiten, omdat dat ook het toetsingskader voor dit bestemmingsplan is.

3.2 Beleid Provinciaal-regionaal Niveau

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008025-e001_0002.png"

Bij waterschap is tevens het beleidsstuk "Waterbeheerplan 2010-2015 Krachtig Water" van waterschap De Dommel van belang.

Op provinciaal en regionaal niveau zijn de volgende visies en plannen het meest ruimtelijk relevant. Deze visies en plannen zijn op hun beurt weer doorvertaald in gemeentelijk beleid, zoals bijvoorbeeld de Ruimtelijke Structuurvisie.

Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (Provincie Noord-Brabant, 2010)

Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant in werking getreden. Provinciale Staten hebben deze op 1 oktober 2010 vastgesteld. In de Structuurvisie ruimtelijke ordening hebben gemeenten meer ruimte gekregen om afwegingen te maken. De provincie zet een aantal ontwikkelingen zelf in gang en stelt vooraf kaders aan gemeenten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008025-e001_0003.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008025-e001_0004.png"

Figuur Uitsnede plangebied Structurenkaart (Provincie Noord-Brabant, 2010)

Op de structurenkaart van de Structuurvisie maakt het plangebied deel uit van een groter gebied dat is aangeduid als 'Gemengd landelijk gebied'. Een deel van het plangebied nabij de leemputten is aangebied als Groenblauwe Mantel en Kerngebied Groenblauwe Mantel. Het overgrote deel van het plangebied is aangewezen als 'Zoekgebied verstedelijking'.

Binnen het gemengd landelijk gebied is naast ruimte voor de land- en tuinbouw, ook ruimte voor de ontwikkeling van niet-agrarische functies. Dit kan door verbreding van agrarische activiteiten, maar ook als zelfstandige functie, bijvoorbeeld op vrijkomende locaties. In de gebieden rondom steden en dorpen is daarbij meer ruimte voor de ontwikkeling van functies die zich richten op de inwoners van die kernen, in de gebieden rondom de groenblauwe mantel (waar ook het plangebied deels in is gelegen) is de ontwikkeling van functies meer afgestemd op het ondernemen in een groene omgeving en de versterking van natuur- en landschapswaarden. Ontwikkelingen passen qua aard en schaal bij het ontwikkelingsperspectief van gemengd agrarisch gebied en houden rekening met de omgevingskwaliteiten. Omliggende bestaande functies, zoals volwaardige agrarische bedrijven, mogen niet worden belemmerd in hun mogelijkheden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008025-e001_0005.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008025-e001_0006.png"

Figuur Uitsnede plangebied Visiekaart (Provincie Noord-Brabant, 2010)

Op de visiekaart van de Structuurvisie maakt het plangebied deel uit van een groter gebied dat is aangeduid als 'Brabantstad' en 'Mozaieklandschap'.

De steden Breda, Eindhoven, Helmond, 's-Hertogenbosch en Tilburg vormen samen met de provincie het stedelijk netwerk 'BrabantStad'. Dit samenwerkingsverband vervult een voortrekkersrol bij de ruimtelijke en economische ontwikkeling van Noord-Brabant. Sterke steden zijn een voorwaarde voor de toekomst van Noord-Brabant. Vooral in deze steden is de dynamiek van Noord-Brabant goed zichtbaar. De provincie ziet deze steden als het brandpunt van de verstedelijking. Hier wordt geïnvesteerd in de binnensteden (stationsgebieden, kanaal- en snelwegzones) en worden hoogstedelijke functies, zoals bovenregionale voorzieningen, geconcentreerd.

In het 'mozaïeklandschap' van het Brabantse zand is het het doel om het landschap te versterken door menging van functies die de afwisseling en kleinschaligheid versterken.

Verordening ruimte (Provincie Noord-Brabant, 2011)

Provinciale Staten hebben op 17 december 2010 de Verordening ruimte vastgesteld. De Verordening ruimte is op 1 maart 2011 in werking getreden. De Verordening ruimte is een juridische vertaling van bestaand beleid. De onderwerpen die in de verordening staan komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. De verordening is daarbij een van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen. Voor het plangebied betreft dit bijvoorbeeld de regelingen voor de onderwerpen Groenblauwemantel, Ecologische hoofdstructuur, waterberging, intensieve veehouderij en niet-agrarische ontwikkelingen (b.v. wonen en niet-agrarische bedrijven).

Binnen de Groenblauwemantel is de agrarische sector een grote en belangrijke grondgebruiker. Het behoud en vooral ontwikkeling van natuur, water(-beheer) en landschap is een belangrijke opgave. Nieuwe ontwikkelingen binnen de mantel zijn mogelijk, als ze een positief effect hebben op de bestaande en te ontwikkelen natuur- en landschapswaarden en/of op het bodem- en watersysteem in het gebied. Zij houden rekening met omliggende waarden (omgevingstoets).

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008025-e001_0007.png"

Figuur Uitsnede plangebied Verordening ruimte: Agrarisch Gebied (Provincie Noord-Brabant, 2010)

In het plangebied zijn enkele gebieden aangewezen als onderdeel van de EHS. Aan de oostelijke kant van het gebied en enkele bosgebiedjes in het westen van het plangebied zijn bestemd tot ecologische hoofdstructuur. Rondom de Leemkuilen en in het plangebied is een deel aangewezen als attentiegebied EHS. Dit is een gebied gelegen rondom en binnen de ecologische hoofdstructuur waar fysieke ingrepen een negatief effect kunnen hebben op de waterhuishouding. hiervoor zal in het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden worden opgenomen. Aan de westzijde van het plangebied is een strook aangeduid als ecologische verbindingszone. Dit is een gebied waarbinnen verbindende landschapselementen zijn of worden gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008025-e001_0008.png"

Figuur Uitsnede plangebied Verordening ruimte: Ecologische Hoofdstructuur (Provincie Noord-Brabant, 2010)

Reconstructieplan Meierij (Provincie Noord-Brabant, 2005)

Het reconstructieplan Meierij is, na vaststelling door de provincie en goedkeuring door het rijk, in 2005 in werking getreden. Onderdelen van een reconstructieplan zijn met toepassing van artikel 27 van de Reconstructiewet aangewezen voor (directe) planologische doorwerking.

Het reconstructieplan streeft er naar de problemen in het landelijke gebied structureel en op een samenhangende manier aan te pakken. Een belangrijk onderwerp daarbij is de zonering van de conflicterende functies intensieve veehouderij en natuur, landschap, recreatie en wonen. De integrale zonering geeft inzicht in de ontwikkelingsmogelijkheden voor intensieve veehouderijen in extensiverings-, verwevings- en landbouwontwikkelingsgebieden. Deze zonering heeft een rechtstreekse doorwerking in het bestemmingsplan. Verder zijn er richtlijnen opgenomen voor het aangeven van duurzame locaties intensieve veehouderij. In het reconstructieplan zijn tevens de begrenzingen van natte natuurparels en bijbehorende beschermingszones, inundatiegebieden en in te richten waterbergingsgebieden, beekherstelgebieden en de RNLE's opgenomen. De doorwerking hiervan in het bestemmingsplan is gewijzigd als gevolg van de uitspraak van Raad van State.

Op 30 mei 2007, heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van Raad van State (RvS) uit-spraak gedaan over het Reconstructieplan Meierij. RvS laat de kern van de reconstructieplannen, zijnde de integrale zonering, nagenoeg overeind. Dat geldt ook voor de directe wettelijke planologische doorwerking (ex artikel 27 Reconstructiewet) van de integrale zonering zelf. Daar waar sprake is van vernietigde onderdelen van de zonering wordt, ten behoeve van de voortgang van het bestemmingsplan, door de provincie aanbevolen daarover met de provincie en de reconstructiecommissie overleg te voeren. Afwijkingen van de ontwikkelings(on)mogelijkheden voor intensieve veehouderij, op basis van bestuurlijke overwegingen en/of ingediende zienswijzen, zullen door de gemeente gemotiveerd (op bedrijfsniveau) afgewogen moeten worden.

Op plankaart 1 van het Reconstructieplan 'Omgevingskwaliteit' (zie figuur) zijn binnen het plangebied de volgende aanduidingen opgenomen: Ecologische hoofdstructuur (EHS), Ecologische verbindingszone (EVZ), Te herstellen beken en Beschermingszone natte natuurparel.

Op plankaart 2 van het Reconstructieplan 'Sociale en economische vitaliteit' (zie figuur op de volgende pagina) zijn binnen de gemeente de volgende aanduidingen opgenomen: Extensiveringsgebied natuur, Extensiveringsgebied Overig, Verwevingsgebied, en Bebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008025-e001_0009.jpg"

Figuur Uitsnede plangebied Reconstructieplankaart 1: Omgevingskwaliteit en legenda (Provincie Noord-Brabant, 2005)

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008025-e001_0010.jpg"

Figuur Uitsnede plangebied Reconstructieplankaart 2: Sociale en economische vitaliteit en legenda (Provincie Noord-Brabant, 2005)

Correctieve herziening reconstructieplan Meierij (Provincie Noord-Brabant, 2008)

Naar aanleiding van de uitspraak van Raad van State over de reconstructieplannen hebben Gedeputeerde Staten van Noord Brabant voorstellen gedaan aan de reconstructiecommissies en een aangepaste Correctieve herziening reconstructieplan voor elk reconstructiegebied afzonderlijk opgesteld. De Correctieve Herziening Reconstructieplan is inmiddels vastgesteld (27-6-2008), goedgekeurd (12-8-2008) en in werking getreden (9-9-2008). De herziening betreft de onderdelen integrale zonering intensieve veehouderij, natte natuurparels inclusief beschermingszones en waterbergingsgebieden. Gedeputeerde Staten zijn op basis van de inspraak gekomen met een definitief voorstel aan Provinciale Staten voor de correctieve herziening van de reconstructie-plannen.

In dit bestemmingsplan is uit de correctieve herziening de motivering voor de (beschermingszone rondom) de integrale zonering en natte natuurparels en beschermingszone overgenomen:

Motivering integrale zonering

Bij doorsnijdingen wordt het lichtste regiem van toepassing verklaard op het gehele bouwblok tenzij bij de betreffende doorsnijding een "harde" grens van de integrale zonering in het geding is. Als "harde" grenzen worden aangemerkt 220 meter rondom A-gebieden en 1.000 meter rond Vogel- en Habitatrichtlijngebieden en Natuurbeschermingswetgebieden. Wordt een bouwblok doorsneden door een harde grens dan is het zwaarste regiem van toepassing. Extensiveringsgebied geldt als zwaarste regiem en landbouwontwikkelingsgebied als lichtste.

Indien een bouwblok wordt doorsneden door een harde grens en het gedeelte van het doorsneden bouwblok dat binnen het zwaarste regiem ligt ondergeschikt en niet benut is, is van het lichter regiem uitgegaan. Bouwblokken die door de grens van het stedelijk gebied worden doorsneden worden geheel opgenomen binnen de integrale zonering.

In een enkel geval is een miniem gedeelte van het bouwblok onbedoeld in een andere zone komen liggen. Dit is doorgaans pas zichtbaar geworden bij het inzoomen naar een schaal van 1: 5.000. Hier is eerder sprake van een technische fout op de kaart dan van een doorsnijding. Op plaatsen waar zich dit voordoet wordt onder correctie van de begrenzing de oorspronkelijke zonering gehandhaafd.

Motivering natte natuurparels en beschermingszone

De Raad van State oordeelt dat het op zichzelf niet onredelijk is dat voor de begrenzing van de natte natuurparels en de daarbij behorende beschermingszones wordt uitgegaan van de begrenzing uit de Verordening Waterhuishouding. Er is echter nagelaten te onderzoeken of deze begrenzing zonder nadere motivering ook kan gelden voor de begrenzing van de natte natuurparels in het reconstructieplan. In de correctieve herziening is daarom de volgende motivering opgenomen, waarnaar kan worden verwezen in gemeentelijke bestemmingsplannen.

Als beschermingszone rondom de natte natuurparel is gekozen voor een zone van gemiddeld 500 meter, omdat uit eerder, in opdracht van de provincie Noord-Brabant uitgevoerde berekeningen, is gebleken dat de gezamenlijke effecten van kleine ingrepen in de waterhuishouding zich in de meeste gevallen uitstrekken over ten minste deze afstand en in veel gevallen zelfs over een grotere afstand. Het individueel bepalen van de effecten van elk van deze kleine ingrepen is volgens de provincie Noord-Brabant technisch niet uitvoerbaar. Noord-Brabant kent een zeer gevarieerde bodemopbouw. Uiteraard zullen verschillen in de ondergrond kunnen leiden tot verschillen in effecten en daarmee zou op de ene plaats de beschermingszone kleiner dan 500 meter kunnen zijn en op de andere plaats groter moeten zijn. Het is echter onmogelijk om dergelijke verschillen in algemene regelgeving neer te leggen. Zo hebben ingrepen in hogere delen van een gebied soms geen, maar veel vaker wel degelijk een effect op de lagere delen en vormen breuken slechts in uitzonderlijke gevallen een werkelijke hydrologische barrière tegen de effecten van ingrepen. Gezien het vaak zeer lokale karakter van de verschillen en het feit dat vrijwel nooit in algemene zin uitspraken over effecten kunnen worden gedaan is gekozen voor een zonering.

Dat de zones van - in beginsel - 500 meter in de praktijk in breedte toch variëren, is het gevolg van het feit dat bij de begrenzing zo veel mogelijk herkenbare grenzen zijn gevolgd (bv. wegen of waterlopen) óf, wanneer dat niet mogelijk bleek, de grenzen van percelen zijn gevolgd. Op die manier is voorkomen dat de zone van 500 meter dwars door percelen zou lopen waardoor het beschermingsbeleid niet of zeer lastig kan worden gehandhaafd. Omdat in sommige gevallen zeer grote percelen grenzen aan de natte natuurparels, kon niet altijd worden voorkomen dat in die gevallen de zone groter is dan 500 meter. Anderzijds is in veel gevallen de zone kleiner dan 500 meter, juist om te voorkomen dat als gevolg van de percelering een veel bredere zone zou moeten worden aangewezen.

Cultuurhistorische Waardenkaart (Provincie Noord-Brabant, 2006)

Deze provinciale kaart (zie de figuur op de volgende pagina) biedt inzicht in cultuurhistorische waarden en archeologische verwachtingswaarden binnen gemeenten. De kaart biedt inzicht in karakteristieke en kenmerkende relicten en de historische ruimtelijke ontwikkeling van het landschap, cultuurhistorische elementen, patronen en structuren die het huidige beeld van stad en land mede bepalen. De kaart heeft tot doel de beschikbare informatie op een publieksvriendelijke manier te presenteren.

Kenmerkend voor het plangebied is de Historische Geografie in het zuidwesten van het plangebied. Verder is er sprake van zowel een lage als een (middel)hoge archeologische indicatieve waarde. Ook is er historisch groen aanwezig langs wegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008025-e001_0011.jpg"

Figuur Uitsnede plangebied Cultuurhistorische Waardenkaart en legenda (Provincie Noord-Brabant, 2006)


Aardkundig Waardevolle Gebiedenkaart (Provincie Noord-Brabant, 2010)

Op de aardkundige waardevolle gebieden kaart is te zien of er aardkundige waarden aanwezig zijn in het plangebied. Aardkundige waarden zijn die onderdelen van het landschap die iets vertellen over de natuurlijke ontstaanswijze van een gebied. Denk bijvoorbeeld aan dekzandruggen, beken, kreken en stuifzanden. Bij aardkundige waarden gaat het om de eigen waarde die men aan een aardkundig verschijnsel mag toekennen. Het kan dan gaan om een object of een patroon, bestaande uit een combinatie van objecten. Het kan zelfs gaan over een aardkundig proces. In het plangebied zijn geen aardkundige waarden aanwezig.

Provinciaal Waterhuishoudingplan (Provincie Noord-Brabant, 1998) en Partiële herziening 2003-2006 (Provincie Noord-Brabant, 2002)

Het provinciaal Waterhuishoudingsplan is partieel herzien. Dit plan bevat de hoofdlijnen en uitwerkingen van het provinciale waterbeleid. Het bevat beleid voor onder andere verdrogingbestrijding, beekherstel en waterberging. Dit beleid werkt door in waterbeheerplannen. In het reconstructieplan Meierij is eveneens een vertaling opgenomen van het Waterhuishoudingsplan: onder andere hydrologisch te herstellen natuurgebieden (natte natuurparels), waterconserveringsprojecten, overstromings- en retentiegebieden voor regionale waterberging en maatregelen voor beekherstel.

De hernieuwd in de reconstructieplannen op te nemen concrete begrenzingen en beleidslijnen voor de waterbergingen en natte natuurparels als gevolg van de uitspraak van Raad van State zullen richtinggevend zijn voor de nieuwe bestemmingsplannen. Tot die tijd wordt uitgegaan van de huidige begrenzingen. In paragraaf 4.3.2 wordt verder op de inhoud van het Provinciaal Waterhuishoudingplan in relatie tot het plangebied ingegaan.

Provinciale milieuverordening. Aanpassing 2006 (Provincie Noord-Brabant, 2006)

Deze verordening wijst bijzondere en kwetsbare gebieden aan vanuit milieuoptiek op basis van de Wet Milieubeheer. De PMV richt zich onder andere op het aanduiden van grondwaterbeschermingsgebieden en stiltegebieden. Hierbinnen gelden gebruiksbeperkingen welke door deze verordening geregeld worden. In het plangebied zijn geen gebieden aangewezen als grondwaterbeschermingsgebied of als stiltegebieden.

3.3 Beleid Gemeentelijk Niveau

In deze paragraaf wordt ingegaan op het gemeentelijk ruimtelijke beleid. Per beleidsdocument is kort de algemene inhoud samengevat. Ruimtelijk relevante lokale beleidsuitspraken zullen actief meegenomen worden bij de planvorming voor voorliggend bestemmingsplan Buitengebied De Groene Zoom.

Vigerende bestemmingsplannen (Gemeente Tilburg)

Voor het plangebied geldt op dit moment een aantal verschillende bestemmingsplannen, waaronder het bestemmingsplan Buitengebied 1994, bestemmingsplan Buitengebied Berkel-Enschot en Nieuwe Warande fase1.

Naast de belangrijkste bestemmingsplannen zijn nog enkele (postzegel)bestemmingsplannen, ruimtelijke onderbouwingen en diverse wijzigingsplannen opgesteld die richting geven aan de bestemmingen binnen het plangebied.

Ruimtelijke structuurvisie Tilburg 2020. Tilburg, stad van contrasten (Gemeente Tilburg, 2005)

In januari 2005 heeft de gemeenteraad van Tilburg de Ruimtelijke Structuurvisie vastgesteld. Deze Ruimtelijke Structuurvisie geeft de gemeentelijke kaders aan voor het beheer en ontwikkeling van stedelijk en landelijk gebied. De eigen identiteit en de mogelijkheden om deze te versterken staan hierbij centraal. De Ruimtelijke Structuurvisie beschrijft de visie op de meeste wenselijke ruimtelijke ontwikkelingen voor de komende 10 tot 15 jaar. De Structuurvisie is de ruimtelijke vertaling en onderlinge afstemming van de ambities van de gemeente op de gebieden wonen, werken, voorzieningen, recreatie, mobiliteit, natuur, water en landelijk gebied tot 2020. 'Tilburg, stad van contrasten' vormt het leidende thema voor de ruimtelijke ontwikkeling en beeld in de toekomst. Het is opgebouwd uit de thema's:

- Tilburg, stad in het landschap;

- Tilburg, meer dan de som van dorpen;

- Tilburg, opvallende stad.

In relatie tot het buitengebied in algemene zin geldt het volgende ruimtelijke thema: Tilburg stad in het landschap. Hierin staat de keuze voor behoud van het buitengebied voor natuur, recreatie en landbouw en het intensief bouwen in de bestaande stad centraal.

Op de plankaart Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020 geldt voor het plangebied grotendeels de aanduiding Studiegebied Noordoost. Op dit moment is de gemeente Tilburg bezig met het opstellen van het Structuurplan Noordoost 2020.

Structuurplan Noordoost 2020 (Gemeente Tilburg, 2009)

Het Structuurplan Noordoost 2020 is op 14 december 2009 vastgesteld. De Structuurvisie is een plan voor de toekomst van het gebied tussen Tilburg, Berkel-Enschot en Udenhout. De ontwikkelingen die de gemeente met Noordoost voor ogen heeft zijn divers. De kern is te voldoen aan de woningbouw- en de bedrijventerreinopgave voor dit gebied, en tegelijkertijd bestaande waarden, zoals landschap, natuur en cultuurhistorie te behouden of te versterken. Essentieel in het plan is het behoud en verdere uitbouw van een centraal gelegen landschap. Dit landschap wordt binnen de planperiode van deze visie aan de noord- en oostzijde omringd door woningbouw en aan de zuidkant door bedrijvigheid. Dit landschap vormt de legitimatie voor de ontwikkelingen aan de randen van het landschap, zodat een geïntegreerde ruimtelijke ontwikkeling duurzaam gestalte krijgt. In totaliteit noemen we dit gebied het Landgoed de Nieuwe Warande.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008025-e001_0012.jpg"

Figuur Uitsnede plangebied Plankaart Structuurplan Noordoost 2020 en legenda (Gemeente Tilburg, 2007b)


Twee belangrijke thema's voor het structuurplan zijn:

- Tilburg, meer dan de som van dorpen. Om het dorpse karakter in het buitengebied verder te versterken zijn uitbreidingen in het buitengebied relatief kleinschalig van aard en wordt gebruik gemaakt van de cultuurhistorische waarden van het gebied.

- Tilburg, stad in het landschap. In geval van verstedelijking in het buitengebied is het doel zoveel mogelijk bestaande (natuurlijke) kwaliteiten van het gebied te handhaven en te benutten (natuur, recreatie, landbouw, cultuurhistorie).

Landgoed de Nieuwe Waranda wordt in totaliteit circa 650 ha groot. Hiervan wordt circa 250 ha ingenomen door een 'Centraal Landschap' en zijn de overige circa 400 hectares verdeeld over vier 'Kamers'. Deze kamers worden beperkt verstedelijkt. Overigens vallen de westelijke kamer geheel en de noordelijke kamer voor het grootste gedeelte buiten het plangebied.

Een tweetal opvallende punten uit het structuurplan is:

- De verplaatsing noordwaarts van de verbindingszone langs de Noordoosttangent. Deze verbinding wordt verder uitgewerkt in het Groene Mal verband.

- De verstedelijking (kleinschalige bedrijvigheid en/of woningbouw) van Berkhout, de zuidkant van Udenhout ten oosten van de spoorlijn naar 's-Hertogenbosch.

De gewenste toekomstige inrichting voor de verschillende 'kamers' wordt uitgewerkt in stedenbouwkundige ontwerpen.

Hoofdstuk 4 Thematische Beleidskaders

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders.

4.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand

4.2.1 Welstand

Bouwplannen moeten worden getoetst aan ´redelijke eisen van welstand´, zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd, onder de titel ´Welstandsnota 2004. Meer aandacht waar dat moet, meer vrijheid waar dat kan´.

Op 19 december 2011 heeft de gemeenteraad besloten tot actualisering van de Welstandsnota 2004. Voor een gedetailleerde beschrijving van de thans geldende regeling wordt verwezen naar de Welstandsnota 2004 en het raadsbesluit van 19 december 2011.

Verder heeft de raad in mei 2011 besloten om een omgevingscommissie in te stellen. Deze commissie is op 1 januari 2012 van start gegaan en vervangt drie voormalige adviescommissies, te weten de Welstandscommissie, de Monumentencommissie en de Adviescommissie Stedelijk Groen.

4.3 Cultuurhistorie En Archeologie

Algemeen

Naar aanleiding van de herziening van het beheerbestemmingsplan Buitengebied De Groene Zoom (verder plangebied genoemd) is door Fontys-BILAN in 2008 een cultuurhistorisch en archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd . Dit onderzoek is deel van een reeks onderzoeken die kadert in de globale herziening van de beheersbestemmingsplannen van de gemeente. In de volgende paragraaf wordt volstaan met een globale beschrijving. Voor gedetailleerde informatie wordt verwezen naar het desbetreffende rapport van BILAN.

Historische geografie en ontwikkeling

Het plangebied ligt in het noordoosten van de gemeente Tilburg en bestaat van oudsher grotendeels uit akkergronden. In het westen liggen woeste, deels drassige heidegronden (De Rauwbraken en De Hemeltjens), in het uiterste oosten De Leemputten. Deze twee gebieden werden rond het midden van de negentiende eeuw deels aangeplant met naaldbomen.

Het centrale deel van het plangebied werd ingenomen door akkergronden en de gehuchten Heuveltje, Hoolstraat-Heikant, Berkhoek, De Kraan, Houtsestraat en Brem. In het oosten lag een klein gehucht rond de Kreitenmolen.

Het plangebied wordt doorsneden door een aantal noord-zuid lopende wegen waaronder die van Berkel-Enschot en Oisterwijk naar Udenhout. Andere belangrijke routes liepen vanuit Berkel-Enschot, langs Heuveltje naar het noordwesten richting Waalwijk. Over de exacte ouderdom van deze wegen is niets bekend, hoewel delen van de routes al in de Middeleeuwen werden vermeld. Het feit dat een aantal routes lijkt te zijn bepaald door reliëf en/of water, doet vermoeden dat deze van (zeer) hoge ouderdom zijn. Belangrijk waren ook de oversteekplaatsen over de waterlopen, onder andere ten westen van Heuveltje. Dit zijn vaak (zeer) oude schakels in doorgaande routes.

Ook de ouderdom van de nederzettingen in het plangebied is niet exact bekend. Diverse sporen tonen aan dat onder andere delen van de Berkelse akkers al sinds de ijzertijd zijn bewoond, en zeer waarschijnlijk ook al in de steentijd. Ook zijn er aanwijzingen dat er in de vroege Middeleeuwen (permanente) bewoning aanwezig was. De ontginningen rond Udenhout begonnen vanaf de dertiende eeuw, maar ook hier zijn sporen aangetroffen die duiden op eerdere bewoning. In de Middeleeuwen consolideerden de nederzettingen zich op de huidige locaties.

Tot ver in de twintigste eeuw bleef de indeling van het plangebied nagenoeg ongewijzigd. De belangrijkste 'moderne' ingreep was de aanleg van de spoorlijn van Tilburg naar 's-Hertogenbosch aan het einde van de negentiende eeuw.

Archeologie (bodemarchief)

Het plangebied heeft op de IKAW, afhankelijk van de bodemkundige en geomorfologische gesteldheid, een lage tot hoge verwachting. De lage verwachting geldt voor het westen en oosten van het plangebied waar zich vroeger woeste en/of moerassige gronden bevonden. Een uitzondering vormt de locatie van de voormalige Ridderhof in De Hemeltjens, een geïsoleerde (vroeg-)middeleeuwse ontginning. Het centrale deel van het plangebied, waar zich ook de nederzettingen bevinden, heeft een hoge verwachting die naar het westen overgaat in een middelhoge.

Naast deze bron wordt voor Tilburg gebruik gemaakt van de Archeologische Waarschuwingskaart Tilburg (ARWATI) en het databestand van het Regionaal Archief Tilburg (RAT). Het centrale en oostelijke deel van het plangebied hebben op de Arwati een hoge verwachting. Het gebied ten zuiden van Udenhout (beekdal Roomleij), en het westelijke deel van het plangebied (De Hemeltjens) hebben een basisverwachting. Een klein gebied ten zuiden van Berkhoek, een uitloper van de Berkelse akkers, heeft op de Arwati een zeer hoge verwachting. Ten oosten van de Kreitenmolenstraat, In het uiterste oosten van het plangebied, is de bodem volgens de Arwati verstoord.

Om de verwachting op de IKAW en Arwati nader te kunnen specificeren, is in het uitgevoerde onderzoek vertrokken vanuit de reconstructie van het prestedelijke landschap, die in nauwe relatie staat tot de bewoningsgeschiedenis. Belangrijk onderdeel hierbij is het hanteren van een lagenbenadering. De verschillende landschappelijke lagen zijn reliëf, water, bodem en wegenpatroon. Deze aspecten werden aangevuld met onder andere archeologische waarnemingen, bekende historische bebouwing en toponymisch onderzoek, om een overzicht te krijgen van de historische bewoning en het type landschapsgebruik. De landschapsreconstructie werd gekoppeld aan bekende nederzettingspatronen uit diverse perioden. Op deze manier werd uitspraak gedaan over locaties die gunstig kunnen zijn geweest voor (pre)historische bewoning.

Net als andere stadsdelen van Tilburg voldoet het plangebied aan een groot aantal historisch-landschappelijke criteria dat kansen biedt aan vroege bewoning of deze althans doet vermoeden. Het gaat hierbij om elementen zoals de nabijheid van water, de afwisseling van reliëf (met name het voorkomen van hoger gelegen locaties), de bodemgesteldheid en de voormalige aanwezigheid van oude structuren die een aanduiding kunnen zijn van oude bewoningspatronen.

De archeologische verwachting, zoals aangeduid op de IKAW en ARWATI, is op basis van het uitgevoerde cultuurhistorisch en archeologisch onderzoek nader toegespitst en weergegeven in een verwachtingskaart. Deze verwachting geeft echter een historische situatie weer, waarbij geen rekening is gehouden met moderne en submoderne verstoringen in het plangebied.

In het plangebied is het deel ten oosten van de Kreitenmolenstraat verstoord, evenals het tracé van de spoorlijn Tilburg-'s-Hertogenbosch, hoewel het niet zeker is dat hierdoor de bodem (ernstig) werd verstoord.

Het grootste deel van het plangebied bestaat nog steeds uit weilanden en akkers en zal dan ook weinig tot geen verstoring kennen.

In figuur 1 zijn de verwachtings- en de verstoringskaart samengevoegd tot een kaart, waarin onderscheid wordt gemaakt tussen terreinen met geen tot lage archeologische verwachting, terreinen met middelhoge tot hoge archeologische verwachting en archeologisch waardevolle terreinen (onder andere archeologische monumenten).

In het bestemmingsplan Buitengebied De Groene Zoom liggen echter geen terreinen van bijzondere archeologische trefkans of waarde, waarvoor wordt aanbevolen om deze als primaire bestemming archeologie te geven en waarbij voor wijzigingen aan de bestemming een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden uit te voeren vereist is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008025-e001_0013.png"Figuur. 1: Archeologische verwachtingskaart voor het plangebied Groene Zoom, gebaseerd op Van Dijk 2008. Bron: Gemeente Tilburg.

Richtlijnen en voorwaarden

Archeologie

De resultaten van het archeologisch inventariserend bureauonderzoek met inbegrip van de indicatieve periodenkaart van het plangebied, vormen, in combinatie met de vigerende verwachtingskaart(en) en de bekende archeologische waarnemingen, de basis voor advisering en toetsing betreffende archeologische waarden en eventueel vooronderzoek bij ruimtelijke ontwikkelingen en met name ontheffings- en andere voor archeologie van toepassing zijnde vergunningsprocedures op een bepaalde locatie. Zeker indien het bodemarchief van een bepaald terrein (vermoedelijk) nog niet verstoord is, is nader onderzoek naar eventuele archeologische sporen en vondsten aan de orde (zie Fig. 1).

Gebied met (middel)hoge archeologische verwachting: bij planvorming (c.q. bouwaanvragen) waarbij sprake is van grondverzet geldt, in die locaties die op de waarschuwingskaart een aanduiding hebben van (middel)hoge archeologische verwachting, advies- en/of onderzoeksplicht inzake archeologie. Deze verplichting geldt bovendien op grond van rijks- en provinciaal beleid voor afwijkingsprocedures, bestemmingsplanprocedures en MER-plichtige projecten.

Gebied met lage archeologische verwachting: bij planvorming (c.q. bouwaanvragen) met een oppervlakte van minimaal 5.000 m² waarbij sprake is van grondverzet (minimale diepte , 0,50 m) geldt, in die locatie die op de waarschuwingskaart een aanduiding hebben van lage archeologische verwachting, advies- en/of onderzoeksplicht inzake archeologie. Deze verplichting geldt bovendien op grond van rijks- en provinciaal beleid voor afwijkingsprocedures, bestemmingplanprocedures en MER-plichtige projecten.

Archeologisch waardevol terrein: een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden met als voorwaarde archeologisch vooronderzoek bij planologische ontwikkelingen voor locaties aangeduid op de plankaart als terrein met bestemming archeologie.

Cultuurhistorie

Beschermde monumenten en gebieden (rijks- en gemeentelijke monumenten en beschermde stadsgezichten) vallen onder separate besluitvormingsprocedures, met name de Monumentenwet 1988 en de Monumentenverordening gemeente Tilburg. In geval van wijziging van bestemmingen van percelen waarop deze wet- en regelgeving van toepassing is, zal de cultuurhistorische waarde een afwegingsfactor zijn (zie paragraaf 2.3.1).

De cultuurhistorisch waardevolle objecten en structuren, zoals opgenomen in het MIP (en niet voorzien van een geautoriseerde status (rijks- of gemeentelijk monument)) en die uit de naoorlogse periode (wederopbouw), hebben geen officieel beschermde status. Desondanks dient in eventuele planontwikkeling rekening gehouden te worden met deze elementen, waarbij gestreefd dient te worden naar behoud. Hergebruik verdient de voorkeur boven sloop en vervangende nieuwbouw (zie paragraaf 2.4.1).

Objecten en structuren

Objecten

In het plangebied bevinden zich enkele op grond van de gemeentelijke monumentenverordening beschermde monumenten.

De bebouwing uit de periode 1850 – 1940 is geïnventariseerd in het Monumenten Inventarisatie Project (MIP). Deze bebouwing heeft geen formeel beschermde status maar komt wel voor op de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant en wordt daar ook als waardevol beschouwd. In het plangebied bevinden zich enkele MIP-panden. Voor de architectuur en stedenbouw uit de periode na de Tweede Wereldoorlog in Tilburg dient onderzoek uit 2005 als basis, maar hierin komen geen objecten voor die zijn gesitueerd in het plangebied.

De volgende waardevolle en/of kenmerkende objecten bevinden zich in het plangebied:

Gemeentelijke monumenten:

  • Brem 1;
  • Heuvelstraat 10;
  • Zeshoevenstraat 1;
  • Haarensebaan 3;
  • Heuvelstraat ongenummerd (kruisbeeld);
  • De Kraan 94.

MIP-panden:

  • Brem ongenummerd (kapel), 6;
  • Haarensebaan 1;
  • Heuvelstraat 2, 4, 8;
  • 't Hoekske 6-6a;
  • De Kraan 45, 90, 92;
  • Udenhoutseweg ongenummerd, 2, 4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008025-e001_0014.png"Fig. 2: Waardevolle en/of kenmerkende objecten in het plangebied West. Bron: Gemeente Tilburg.

Structuren

Uit het BILAN-rapport blijkt dat het plangebied tot ver in de twintigste eeuw doorkruist werd door een aantal wegen en paden, dat mogelijk teruggaat op een zeer oud padenpatroon. Slechts een zeer klein deel van dit netwerk is verloren gegaan en het tracé van de meeste van deze oude wegen en paden is nog herkenbaar in het huidige wegenpatroon:

Van Ginnekenweg – Haarensebaan - Kreitenmolenstraat – Heikantsebaan – Hoolstraat – Berkhoek – Brem – Zeshoevenstraat – Udenhoutseweg – Heuvelstraat – Waalwijkseweg – Waalwijksebaan - 't Hoekske – De Hemeltjens – De Kraan – Riddershofpad – Rauwbrakenweg – Hazenest

Volgens de Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Brabant bevinden zich in het gebied de

volgende historisch geografisch waardevolle lijnen met de waardering 'redelijk hoog':

  • Haarensebaan – Kreitenmolenstraat (deel) – Heikantsebaan – Berkhoek – Udenhoutseweg – Heuvelstraat – Waalwijkseweg – 't Hoekske (deel) – De Hemeltjens (deel) – Riddershofpad (deel) – Rauwbrakenweg - spoorlijn Tilburg-'sHertogenbosch – enkele paden in het voormalige gebied Rauwbraken-De Hemeltjens – enkele paden ten oosten van de Kreitenmolenstraat, richting De Leemputten.

Historisch geografisch waardevolle lijnen met de waardering 'hoog' en 'zeer hoog':

  • Molenbaantje – Kreitenmolenstraat (deel) - Hoolstraat – Molenhoefstraat – 't Hoekske (deel) – De Hemeltjens (deel) – De Kraan – Riddershofpad (deel).

Volgens de Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Brabant bevinden zich in het gebied de

volgende waardevolle historische groenstructuren:

  • Bosschage, laanbeplanting Hoolstraat, Molenbaan, Brem, Heikant.
  • Laanbeplanting Waalwijkseweg.
  • Bos Hemeltjens, Hazenest.

Volgens de Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Brabant bevinden zich in het gebied de

volgende waardevolle vlakken met de waardering 'redelijk hoog':

  • Heideontginning en akkers Zwaluwbunders.

4.4 Groen En Speelruimte

4.4.1 Bomennota Tilburg boomT

Bomen staan steeds meer onder druk van de stad. De verwachting is dat in de loop van de tijd steeds meer bomen of zelfs complete bomenstructuren kunnen uitvallen als gevolg van deze stedelijke druk. Dit beeld is onwenselijk. Bomen dienen juist een toegevoegde waarde aan stedelijke ontwikkelingen te bieden. Om er niet te laat achter te komen dat er teveel bomen op cruciale plekken voor stedelijke ontwikkelingen zijn gesneuveld en om een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand te behouden is het noodzakelijk om belangrijke zaken rondom bomen goed te regelen en vast te leggen. Om deze reden is de Boomwaardezoneringskaart (Bwz-kaart) opgesteld, die deel uitmaakt van de Bomennota Tilburg boomT. Deze kaart doet uitspraken over de huidige openbare bomen in het stedelijk gebied van de gemeente Tilburg. Op de Bwz-kaart worden de boomzones die belangrijk zijn voor de structuur van de stad weergegeven; zones met bomen met een hoofdwaarde, nevenwaarde, basiswaarde of stadsecologie. Voor deze zones zijn criteria opgesteld o.a. met betrekking tot het verlenen van omgevingsvergunningen, onderhoud en beheer en straatbeeld. Door middel van de Bwz-kaart wordt duidelijk waar er kansen liggen voor openbare bomen; bomen die op de Bwz-kaart staan krijgen extra bescherming, intensiever onderhoud/beheer, bescherming tegen kap, herplantplicht e.d.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008025-e001_0015.png"

Boomwaardezoneringskaart

Maatregelen in bestemmingsplan

De Bwz-kaart dient gebruikt te worden als basis bij alle nieuwbouw-, herontwikkelings- of herstructureringsplannen in de bestaande stad waar huidige openbare bomen mee gemoeid zijn. Bomen met een hoofdwaarde, bomen van de 1e categorie en monumentale bomen zijn op een bijlagekaart bij dit bestemmingsplan opgenomen. In de regels wordt verwezen naar deze kaart. Bomen met een hoofdwaarde en bomen van de 1e categorie zijn daarop weergegeven als "beeldbepalende boom". Monumentale bomen staan als zodanig aangegeven. De juridisch-planologische bescherming bestaat uit een bouwverbod en een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen een straal van respectievelijk 8 en 15 m vanuit het hart van de desbetreffende boom.

4.4.2 Nota Groen

De Nota Groen, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 april 2010, vormt de herziening van de Groenstructuurplannen uit 1992 en 1998. Tilburg wil zich in de toekomst blijven profileren als een groene stad waar het goed wonen en werken is. Tilburg moet in 2020 een stad zijn waar zowel haar inwoners, bezoekers als bedrijven een aantrekkelijk groene woon- en werkomgeving hebben en waar de recreatieve omgeving wordt ervaren als een kwaliteit van de gemeente. Tilburg streeft er dan ook naar een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur duurzaam te ontwikkelen en deze veilig te stellen binnen de stedelijke context. Om dit te bereiken wil het gemeentebestuur de Tilburgers letterlijk en figuurlijk dichter bij groen brengen. Op hoofdlijnen betekent dit:

  1. 1. Inzet op buitenstedelijke groengebieden en het groene netwerk;
  2. 2. Het tot zijn recht laten komen van de verschillende karakters van het groen (klassiek-, recreatief- en natuurlijk groen);
  3. 3. Het versterken en behouden van het natuurlijk groen.

In 2011 wordt het bijbehorende uitvoeringsprogramma vastgesteld. Dit uitvoeringsprogramma wordt geïntegreerd in het uitvoeringsprogramma Biodiversiteit.

4.4.3 Kadernota Groene Mal

Bij verschillende nieuwe stedelijke ontwikkelingen ontstonden discussies tussen natuur- en milieuorganisaties, de landbouwsector en de gemeente Tilburg. Hierdoor traden onder andere vertragingen in de besluitvorming van plannen op. Verder was er sprake van onvoldoende duidelijkheid en begrip over wederzijdse standpunten en bestond er onzekerheid over het compenseren van aangetaste groene gebieden. Om hieraan een einde te maken is in 1997 een start gemaakt met het opstellen van de Kadernota Groene Mal. Deze nota is in gezamenlijkheid opgesteld door de gemeente Tilburg, de Stichting Brabantse Milieufederatie, de Stichting Het Noordbrabants Landschap, de Vereniging Natuurmonumenten, de Milieuwerkgroep WNM Tilburg, de Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie, de provincie Noord-Brabant en de waterschappen De Dongestroom en De Dommel. De nota heeft als doel een ruimtelijk kader vast te leggen: een robuuste en duurzame samenhangende ecologische structuur rondom de stad Tilburg en de kernen Berkel-Enschot en Udenhout, die sturing geeft aan (stedelijke) ruimtelijke ontwikkelingen, kortom een ´Groene Mal´. In de nota zijn afspraken over het behoud en de ontwikkeling van deze Groene Mal tot 2015 vastgelegd. De Groene Mal maakt verstedelijking mogelijk in balans met de groene omgeving waarbij zij voldoende robuust is om de indirecte gevolgen van verstedelijking, zoals recreatief medegebruik, op te kunnen vangen. Water speelt als ordenend principe een belangrijke rol binnen de Groene Mal.

Belangrijke delen van de Groene Mal behoren tot de provinciale Groene Hoofdstructuur (GHS), zoals die oorspronkelijk is vastgelegd in het Streekplan en vallen onder het beschermingsregiem van de GHS. De delen die buiten de GHS vallen genieten een andere bescherming. Daarvoor is afgesproken dat zij niet zullen verstedelijken, maar benut zullen worden voor de uitvoering van natuurontwikkeling en compensatie. Daarbij is aangegeven dat deze bescherming niet mag leiden tot extra beperkingen voor de landbouw. Naast bescherming op provinciaal niveau vindt op gemeentelijk niveau bescherming plaats door de Groene Mal op te nemen in bestemmingsplannen. Daarin worden de exacte grenzen aangegeven. In de regels worden de (on)gewenste ontwikkelingen beschreven. Het handhaven van niet-groene vigerende bestemmingen binnen de Groene Mal worden zo geïnterpreteerd dat ook andere bestemmingen die uit oogpunt van natuur en milieu kwalitatief vergelijkbaar zijn met deze vigerende bestemmingen mogelijk zijn.

De Kadernota Groene Mal is vastgesteld door de Raad. Onderdeel van de nota is een intentieovereenkomst, die is ondertekend door de gezamenlijke partners. Hiermee verklaren zij zich te houden aan afspraken over het behoud en de ontwikkeling van de Groene Mal tot 2015. Ondertekening leidt niet tot verlies van enige wettelijke bevoegdheid die de partners hebben.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008025-e001_0016.png"

4.5 Overige Onderwerpen

4.5.1 Toerisme en recreatie

Toerisme en recreatie komen aan bod in de Kadernota ´Toerisme en Recreatie 2003 - 2010: de Tilburgse Ervaring´. Bij toerisme denken we nadrukkelijk aan bezoekers van buiten de stad, bij recreatie ligt het accent op vrijetijdsbesteding van de eigen bewoners.

In de huidige belevingseconomie is toerisme en recreatie een groeisector die bijdraagt aan de stedelijke ontwikkeling, de economie en het woon/werkklimaat. Voor de gemeente Tilburg is toerisme en recreatie een relatief nieuw aandachtsgebied binnen het economisch beleid.

Ontwikkelingen op o.a. het Pieter Vreedeplein, in het Veemarktkwartier, in Moerenburg en in de Piushaven hebben de afgelopen jaren geleid en leiden de komende jaren tot een vergroting van het toeristisch-recreatieve aanbod. Met de start van de StadsVVV en de nieuwe stadspromotiecampagne is een belangrijke stap gezet op weg toeristische stadspromotie.

Samengevat wordt in deze nota gepleit voor een strategie met 4 sporen:

  1. 1. randvoorwaarden: gemeentelijke inbedding van toerisme en (regionale) samenwerking;
  2. 2. toeristische infrastructuur: uitbreiding van (verblijfs)accommodatie en bewegwijzering;
  3. 3. productontwikkeling: gericht op de speerpunten cultuurtoerisme, evenementen gecombineerd met de recreatieve mogelijkheden van de groene regio;
  4. 4. promotie: toerisme en recreatie als nieuw element van stadspromotie.

4.5.2 Mantelzorg

In het kader van de toenemende mate waarin de overheid stimuleert dat burgers zelf zorg dienen te organiseren voor hun zorgbehoeftige familieleden blijkt dat er een toenemende behoefte is aan huisvesting ten behoeve van mantelzorg. De reeds bestaande vorm van mantelzorg in de vorm van inwoning waarbij sprake van huisvesting door een zorgbehoeftige in de woning zelf wordt in het bestemmingsplan rechtstreeks toegestaan omdat er sprake blijft van één huishouding in een gebouw dat op basis van het bestemmingsplan bestemd is voor woondoeleinden. Er is immers sprake van gemeenschappelijke voorzieningen (keuken, toilet, badgelegenheid) en een gezamenlijke toegang.

In de praktijk blijkt dit soms onvoldoende te werken omdat de woning onvoldoende groot is, er een gebrek aan privacy ontstaat etc. Er bleek behoefte te bestaan aan een meer zelfstandige woonvorm met eigen voorzieningen en een eigen toegang in een vrijstaand bijgebouw op het terrein of in een aan- of uitbouw aan de woning van waaruit de mantelzorg wordt verleend. Vanwege het gevaar van het ontstaan van nieuwe zelfstandige woonruimten zijn burgemeester en wethouders slechts bereid onder strikte voorwaarden aan deze vorm van huisvesting mee te werken.

Een van de voorwaarden is dat er aantoonbaar sprake dient te zijn van een zorgbehoeftige welke naar zijn aard tijdelijk is. Deze tijdelijkheid betreft een minimum-priode van 3 maanden. De regeling houdt in dat een (vrijstaand) bijgebouw van maximaal 80 m² ten behoeve van mantelzorg kan worden benut.

Het uitgangspunt van de regeling is dat er sprake blijft van één huishouden op het perceel, waarbij een gedeelte van dat huishouden in een aan- of uitbouw dan wel in een bijgebouw is gehuisvest.

4.6 Natuur- En Waterparagraaf

In het plangebied spelen verschillende natuur- en wateraspecten een rol van betekenis. Een groot deel van deze aspecten ligt in het verlengde van de landschappelijke onderlegger. Genoemde aspecten hebben een sterke relatie met het natuur- en waterbeleid. In deze paragraaf wordt voorliggend ruimtelijk beleid afgewogen in relatie tot de natuur- en wateraspecten ofwel omgevingsaspecten.

4.6.1 Natuurparagraaf

Ruimtelijke plannen moeten expliciet rekening houden met aanwezige natuurwaarden. Deze waarden zijn als zodanig vastgelegd in Europees beleid, rijksbeleid en provinciaal beleid. Hieronder wordt aangegeven hoe er in dit plan rekening is gehouden met ecologische structuren, belangrijke gebieden en belangrijke soorten.

De beschikbare informatie van de provincie (provinciaal landschapsonderzoek) en terreinbeherende instanties wordt /is actief betrokken bij dit plan.

Bescherming ecologische structuren (Ecologische Hoofdstructuur, EHS)

Het natuurbeleid van rijk en provincie is actief benut voor dit plan. Actuele natuur- en landschapswaarden worden als zodanig beschermd. De provinciale zoneringen van de (Interim)structuurvisie en de Verordening ruimte vormen hiervoor de leidraad (zie systematiek gebiedsbestemmingen). Bescherming van deze waarden geschiedt via een gerichte gebiedsbestemming. De EHS is in de gebiedsbestemmingen verwerkt. Voor het plangebied zijn dit de bosgebiedjes aan de westzijde. Daarnaast is ook een regeling opgenomen voor de gewenste ecologische verbindingszones in de westkant van het plangebied.

Bescherming gebieden (Natura 2000, NB Wet)

In het plangebied is een klein deel van het Natura 2000-gebied de Leemkuilen gelegen. De gebiedenbescherming is primair geregeld via de Natuurbeschermingswet 1998. De reeds beschermde natuurmonumenten en de Natura 2000-gebieden worden via deze wet beschermd. De Natura 2000-gebieden genieten een bijzondere bescherming. Artikel 7.2a Wm schrijft voor dat wanneer een plan voorziet in activiteiten waarvan op voorhand niet is uit te sluiten dat deze significante gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van nabijgelegen Natura2000-gebieden een passende beoordeling ex artikel 19f lid 1 Natuurbeschermingswet (Nbw 1998) opgesteld moet worden. Voor de vraag of het onderhavige plan nieuwe ontwikkelingen of activiteiten mogelijk maakt die tot significante gevolgen leiden voor Natura-2000-gebieden waardoor een passende beoordeling nodig is wordt verwezen naar paragraaf 4.7.1.

Bescherming soorten (Flora- en faunawet)

De soortenbescherming is primair geregeld via de Flora- en faunawet. Deze wet voorziet in de bescherming van in het wild voorkomende inheemse plant- en diersoorten. Deze wet kent een algemene zorgplicht met verbodsbepalingen, afwijkingsmogelijkheden en gedragscodes. Voor beschermde soorten is behoud van hun leefgebied van levensbelang. De bescherming van soorten vindt waar nodig plaats via aanduidingen bij de verschillende gebiedsbestemmingen.

Verder wordt bij ontheffingen en wijzigingen als nadere eis opgenomen dat er geen negatieve effecten mogen zijn op beschermde NB-wet gebieden dan wel op beschermde planten en dieren.

Compensatie tbv bestemmingsplan Den Bogerd

Ten noorden van Udenhout wordt een nieuw bestemmingsplan voorbereid, Den Bogerd genaamd. Dit bestemmingsplan regelt de bouw van 380 woningen en de aanleg van een randweg.

Bij de ontwikkeling van Den Bogerd moet in verband met de aanwezigheid van EHS rekening gehouden worden met een bufferzone van 50 meter ten opzichte van stedelijke ontwikkelingen. Omdat de bufferzone (bosrandzone voor het beschermen van het leefgebied van bosvogels) in het bestemmingsplan slechts 15 meter is (parkgebied) dienen de resterende 35 meter gecompenseerd te worden.

Compensatie vindt deels plaats in bestemmingsplan Den Bogerd zelf en deels op een perceel aan de Rauwbrakenweg. Dit perceel ligt in het onderhavige bestemmingsplan en krijgt de bestemming "Bos" met de gebiedsaanduiding "overig toegevoegde ehs". Dit ter versteviging van de bestaande bosstructuur in de omgeving

Onderstaand wordt een uitgebreidere motivatie gegeven waarom op het perceel bos aangelegd dient te worden. Verder is een kaartje bijgevoegd met de locatie van het perceel.

Momenteel bestaat het compensatieperceel nabij de Rauwbrakenweg uit landbouwgrond met nauwelijks enige natuurwaarde. De bodem bestaat volgens de Bodemkaart van Nederland uit hoge zwarte enkeerdgrond die leemrijk is. De grondwaterstand is door de intensieve landbouw de laatste tientallen jaren zeer waarschijnlijk gedaald naar grondwatertrap VII, hetgeen betekent dat het grondwater ook in de winter niet hoger komt dan maximaal 80 centimeter onder het maaiveld. De bodemkaart geeft nog een grondwatertrap VI aan, waarbij het grondwater in de winter stijgt tot 40-80 centimeter onder het maaiveld. Op het compensatieperceel kunnen in principe diverse natuurtypen van een (tamelijk) voedselrijk milieu worden ontwikkeld, zoals bloemrijk grasland, ruigte, struweel en loofbos.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008025-e001_0017.png"

Ter versteviging van de bestaande bosstructuur in de omgeving van het compensatieperceel is het wenselijk om op de compensatieperceel bos te ontwikkelen. Op de nevenstaande kaart is naast de bestaande bosstructuur het nieuwe bos aangegeven op het compensatieperceel. Op de ambitiekaart van het Natuurbeheerplan Noord-Brabant is voor de bestaande bossen in de omgeving van het compensatieperceel het beheertype Droog of Vochtig bos met productie aangegeven. Uitgaande van de (potentiële) grondwaterstand zou voor het nieuwe bos het beheertype Vochtig bos met productie gelden. Het beheertype bestaat uit loofbossen waarin diverse boomsoorten voorkomen, zoals populier, es, esdoorn, beuk, haagbeuk, eik, iep en els. Dit bostype is de productievariant van het haag-beuken- en essenbos en beek- en rivierbegeleidend bos.

Uitgaande van de boom- en struiksamenstelling van de bestaande bossen in de omgeving van het nieuwe bos is de zomereik de dominerende boomsoort. Aanplant van de zomereik is dan ook noodzakelijk om een snelle(re) bosontwikkeling te kunnen realiseren. De overige (lokaal) kenmerkende boom- en struiksoorten zullen zich zeer waarschijnlijk spontaan vestigen, hierbij gaat het om de gewone esdoorn, ruwe berk, beuk, gewone es en in de struiklaag wilde lijsterbes, sporkehout, eenstijlige meidoorn, hulst en gewone braam. Op zeer lange termijn zullen zich in de kruidlaag kenmerkende bos- en zoomplanten ontwikkelen, zoals de gewone salomonszegel, brede wespenorchis, grote muur, valse salie, dubbelloof, wijfjesvaren en smalle stekelvaren.

Het nieuwe bos kan evenals de bestaande bossen in de omgeving een broedplaats worden voor ondermeer de groene en grote bonte specht, boomklever, boomkruiper, grauwe vliegenvanger en gekraagde roodstaart. Daarnaast zijn de bosranden op lange termijn waardevolle foerageergebieden voor vleermuizen, zoals de gewone dwergvleermuis en laatvlieger.

Een alternatief voor de ontwikkeling van bos kan de ontwikkeling van ruigte en struweel zijn. Deze combinatie van natuurtypen is vooral van belang voor bepaalde vogelsoorten (roodborsttapuit, grasmus, patrijs), dagvlinders en kleine zoogdieren. In de omgeving van de compensatieperceel zijn gebiedjes met ruigte en struweel niet of nauwelijks aanwezig

4.6.2 Waterparagraaf

Bestaand watersysteem

Gebiedskenmerken

Het plangebied ligt in het noordoosten van Tilburg en heeft een oppervlakte van ongeveer 495 ha, ligt in hoofdlijnen tussen Tilburg, Berkel-Enschot en Udenhout en is voornamelijk in agrarisch gebruik.

Het maaiveld loopt globaal af van circa 12,00+ in de zuidwestelijke hoek, tot circa 9,00+ in de noordoostelijke grens. De bestaande wegen en bebouwing liggen over het algemeen iets hoger dan het omliggende terrein. De bestaande stedelijke gebieden liggen gelijk of enkele tientallen centimeters hoger dan het plangebied. Het terrein loopt globaal af naar het noordoosten.

Bodemopbouw

De geohydrologisch opbouw bestaat uit:

  • Deklaag: 5 à 10 m onder maaiveld met fijn zandige lagen afwisselend met leemlaagjes, uit de formatie Nuenengroep;
  • Eerste watervoerend pakket: tot 50 à 55 m onder maaiveld met afwisselend grof en matig grof zandige afzettingen, uit de formatie van Veghel en Sterksel;
  • Eerste scheidende laag: tot ongeveer 135 m onder maaiveld met afwisselend leemlagen en fijn zand, uit de formatie van Kedichem en Tegelen.

Uit diverse bodemkundig-hydrologisch onderzoeken blijkt de deklaag in het plangebied te bestaan uit een toplaag van hoofdzakelijk sterk lemig zand, met een dikte van 0,5 à 1,5 m. Daaronder is veelal sterk lemig zand tot zandige leem aangetroffen tot 2,0 à 3,0 m onder het maaiveld. Onder deze leemlaag komt zeer tot matig fijn, matig leemarm zand voor. Uit diepboringen blijkt dat op nog grotere diepten de zandgrofheid toeneemt en het leemgehalte verder afneemt. In uitzonderingsgevallen is zelfs grind aangetroffen.

Grondwater

Globaal stroomt het grondwater van de deklaag in de noordoostelijke richting. De gemiddeld hoogste grondwaterstanden variëren van 11,50+ in langs de stadsrand van Tilburg tot 8,0+ langs de Van Ginnekenweg. De gemiddelde grondwaterstanden variëren in deze referentiepunten respectievelijk tussen 10,75+ en 8,25+. De ontwatering is globaal beschouwd voldoende voor het huidige gebruik. Daar waar onvoldoende ontwateringdiepte in de loop van de jaren is geconstateerd, heeft men het terrein partieel opgehoogd. De aanwezigheid van storende lagen vergroot de kans op schijngrondwaterspiegels: door de opbouw en structuur van de bodem stagneert de stroom van hemelwater richting het grondwater.

Buiten het plangebied bevinden zich twee gebieden waar het watersysteem een aparte status heeft gekregen: ten oosten van Udenhout de Leemkuilen en ten noorden van Udenhout de Brand. Om deze natte natuurgebieden te beschermen zijn attentie- en Keurbeschermingsgebieden vastgesteld. Het noordoostelijke deel van de Groene Zoom is aangemerkt deels als attentie en deels als keurbeschermingsgebied. Hiervoor geld antiverdrogingsbeleid, waarbij dat de hydrologische omstandigheden niet verslechterd mogen worden. Daarom zijn in de Verordening Ruimte deze gebieden ook beschermd. Voor dit bestemmingsplan is dat een klein deel attentiegebied EHS en Groen Blauwe mantel. De Verordening geeft aan welke regels er doorwerken in het bestemmingsplan (o.a. mbt tot drainage en verhardingen).

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008025-e001_0018.png"

Figuur 1. Attentie- (geel) en Keurbeschermingsgebieden (lichtgroen)

Oppervlaktewater

Het plangebied bevindt zich net ten noorden van de waterscheiding tussen het stroomgebied van de Voorste Stroom en de Zandleij. Het Waterschap De Dommel is verantwoordelijk voor het beheer van zowel de kwantiteit als de kwaliteit van het oppervlaktewater in het gebied.

Het oppervlaktewater stroomt voornamelijk in drie watergangenstelsels en bijhorend detailafwatering:

  • ZL7, ZL8, ZL9, ZL10 en ZL11 naar het noordwest, richting de Kasteelloop;
  • ZL16, de Roomleij, naar het noordoost;
  • ZL20, ZL21, ZL22 en ZL23 naar het oost-noordoost, richting de Leemkuilen.

Het betreft watervoerende watergangen met een sterk seizoengebonden regime. In de zomer valt het merendeel ervan droog en in de winter zorgen ze voor de ont- en afwatering van omliggende terreinen. Stroomafwaarts meer naar het noordoosten komen al deze watergangen samen bij de Zandleij.

Gekoppeld aan de regionale afwatering is de stedelijke afwatering van aangrenzende stedelijke gebieden.

Gebied + Invulling Bruto
Opp.
Stedelijk watersysteem Afwatering
Loven Noord I B 20 ha Duurzaam VGS ZL9
Berkel-Enschot W+B 255 ha
28 ha
Meng. Riolering
(V)GS
ZL9, ZL20
Udenhout W+B 216 ha
21 ha
Meng. riolering
(V)GS
ZL10, ZL11, ZL16, ZL23

Tabel 1. Overzicht stedelijke gebieden. B (Bedrijven); W (Wonen);

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008025-e001_0019.jpg"

Figuur 2. Regionaal afwateringssysteem

Riolering

In het plangebied ligt vrijwel alleen riolering in de bebouwde delen. Alleen in de uiterste zuidwest hoek van het plangebied ligt een stukje transportpersleiding van het waterschap De Dommel. De verspreide bebouwing buiten de stedelijke kernen is gerioleerd door middel van drukriolering.

Het afvalwater van de verschillende stedelijke gebieden stroomt af tot de rioolwaterzuiveringsinstallatie Tilburg:

  • Berkel-Enschot via het eindgemaal Zwarte Rijt
  • Udenhout via het eindgemaal Groenstraat
  • Tilburg direct onder vrijverval

De eindgemalen en de zuivering zijn in beheer van waterschap De Dommel. De opvoergemalen en rioolstelsels vallen onder de zorgplicht van de gemeente.

De bestaande riolering van Berkel-Enschot en Udenhout hebben een directe invloed op de Groene Zoom. De bestaande gemengde rioolstelsels en verbeterd gescheiden stelsels hebben overstorten op de watergangen. De conventionele gescheiden rioolstelsels lozen direct op het oppervlaktewater. Tabel 2 geeft een overzicht er weer van.

Gebied Overstort Lozing Frequentie Afwatering
Tilburg Loven Noord VGS 0,1 ZL9
Zwaluwenbunders VGS 0,1 ZL7
Berkel-Enschot Rauwbrakenweg Meng 13,6 ZL9
Raadhuisstraat Meng 8,0 ZL9
Berkelseweg via BBB Meng 15,3 ZL20
De Zicht VGS 45 ZL20
Koningsoord GS 0,1 ZL8
Hoge Hoek GS 0,1 ZL16
Udenhout Handelweg VGS Nog onbekend ZL23
Energieweg via BBB Meng Nog onbekend ZL23
Energieweg VGS Nog onbekend ZL23

Tabel 2. Overzicht bestaande lozingen. Meng (Gemengde riolering); VGS (Verbeterd gescheiden Stelsels); BBB (BergBezinkBassin)

In de Structuurvisie Water en Riolering is vastgesteld dat in de stedelijk gebieden geen water op straat mag ontstaan bij een neerslag met een herhalingstijd van 2 jaar. De afvoer van de riolering wordt dan ook hierop afgestemd. Vooral de bestaande gemengde riolering heeft moeite om aan deze opgave te voldoen. Om dat te kunnen realiseren is de strategie gekozen om het regenwater gericht en grootschalig af te koppelen van gemengde riolering. De gekozen oppervlakten hebben een laag vervuilingprofiel en zijn bepaald aan de hand van hydraulische berekeningen.

Het regenwater wordt verzameld en getransporteerd door middel van regenwaterleidingen (Blauwe Aders) tot bergingsvoorzieningen buiten de stad (Waterparken). In het centrale landschapspark in Tilburg Noordoost wordt zo'n waterpark geprojecteerd voor de afkoppelgebieden ten noorden van de spoorweg. Voor de afkoppelgebieden van Berkel-Enschot en Udenhout wordt het regenwater aan de randen van deze kernen op een soortgelijke manier verwerkt: deels in het waterpark in het centrale landschapspark, deels langs de watergangen in nog uit te werken locaties buiten de dorpskernen.

Randvoorwaarden

Beleidskader

De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat er, in tegenstelling tot vroeger, meer rekening gehouden moet worden met water. Het huidige beleid van het rijk, de provincie, de waterbeheerder en de gemeente is gericht op een duurzamer waterbeheer. Belangrijk in deze aanpak is het realiseren van veerkrachtige watersystemen die weer de ruimte krijgen, het niet afwentelen van knelpunten in tijd of plaats, de drietrapsstrategie 'vasthouden, bergen, afvoeren', en het reserveren van de ruimte die nodig is voor de wateropgave.

Sinds 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. De KRW stelt doelen voor een goede ecologische en chemische toestand van het oppervlakte- en grondwater in 2015. De EU stelt de normen voor prioritaire stoffen. De ecologische doelstellingen zijn regionaal vastgesteld in het stroomgebiedbeheersplan Maas. De grondwatervoorraad moet stabiel zijn en natuur gebieden mogen niet verdrogen door een te lage grondwaterstand. In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) hebben rijk, provincies, waterschappen en gemeenten afgesproken het beleid van WB21 en de KRW uit te voeren. Het NBW houdt simpel gezegd in dat de watersystemen in 2015 op orde moeten zijn wat betreft waterkwantiteit (WB21), -kwaliteit en ecologie (KRW).

Wat het regionale beleid betreft, beheert Rijkswaterstaat het Wilhelminakanaal, de provincie de strategisch grondwatervoorraden en de waterschappen het oppervlaktewater en het operationeel grondwater. Het Provinciale Waterplan 2010 - 2015 beschrijft het strategische waterbeleid. De uitvoering van de Europese KRW-doelstellingen is daarin opgenomen. Parallel aan het provinciale beleid, zoeken de waterpartners samen met de betrokken landbouw-, natuur- en andere organisaties samen naar passende oplossingen om deze KRW-doelstellingen te realiseren.

Het waterschap De Dommel heeft het Waterbeheerplan 'Krachtig Water' 2010 - 2015 vastgesteld, in dezelfde periode als het Nationale Waterplan2010 - 2015 en het bovengenoemde Provinciale Waterplan2010 - 2015. Het plan beschrijft de doelen en inspanningen van het waterschap, en maakt een indeling in zes thema's: droge voeten, voldoende water, natuurlijk water, schoon water, schone waterbodem en mooi water. Naast dit beheerplan beschikt het waterschap over verschillende beleidsregels en van de verordening Keur waterschap De Dommel (datum intrede 22 december 2009), die van belang is voor eventuele ontwikkelingen.

Het waterbeleid van de gemeente Tilburg is vastgelegd in de Structuurvisie Water en Riolering (SWR), met daarin opgenomen het GRP voor de periode 2010 - 2015, met een visie voor de komende 30 jaar. Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. De SWR vervangt het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002) en het Gemeentelijk Rioleringsplan (2005-2009), en werkt de nieuwe wet- en regelgeving uit, voornamelijk wat de nieuwe zorgplichten betreft voor het regen- en grondwater, en het actuele rijks-, het provinciale en het regionale beleid.

De visie hanteert de in het Waterplan (1997) vastgestelde algemene doelstellingen voor de lange termijn, gebaseerd op de duurzaamheidgedachte:

  • Streven naar een duurzaam en veerkrachtig watersysteem;
  • Optimalisatie van de waterketen; zuinig en efficiënt gebruik van water;
  • Vergroten van de belevings-, ecologische, economische en recreatieve waarde van water.

Deze visie is samengesteld op basis van bijdragen van burgers, gemeenteraad, en betrokken waterbeheerders. Uit de visie vloeit de opgave voort voor de komende jaren. Als uitwerking van de visie zijn er opgaven geformuleerd en strategische keuzes gemaakt, die gelden als randvoorwaarden voor de ruimtelijke ontwikkelingen in Tilburg. Deze randvoorwaarden geven onder andere invulling aan het water als ordenend principe.

Ten behoeve van het handhaven van de eco-hydrologische relaties met het nabijgelegen natuurgebied De Brand zijn uitgangspunten geformuleerd en vastgesteld in het rapport 'De Lekkende Stad', van februari 1997. Bij de 'Lekkende Stad' zijn de volgende specifieke uitgangspunten opgenomen:

  • de grondwater-, oppervlaktewater-, neerslagwater en vuilwaterhuishouding worden integraal als één systeem benaderd;
  • alleen schoon hemelwater, dakwater en water afkomstig van extensief gebruikte wegen is van voldoende kwaliteit voor infiltratie, conform de Handreiking afkoppelen en niet aankoppelen.
  • ter plaatse van de infiltratievoorziening dient de doorlatendheid verbeterd te worden;
  • in de omvangrijke groene gebieden wordt ook schoon hemelwater, dakwater en water afkomstig van extensief gebruikte wegen geïnfiltreerd;
  • ten behoeve van de multifunctionele inrichting, dient rekening gehouden te worden met eisen van techniek, ecologie, landschap en extensieve recreatie;
  • waar mogelijk, in grote groengebieden, naast droogvallende groengebieden, ook open water, in de vorm van poelen.

Afwegingen

Voor alle bouwinitiatieven is het vastgestelde beleid het kader voor de afwegingen voor het watersysteem. In de Structuurvisie Water en Riolering zijn samen met de waterbeheerders deze afwegingen gedaan, en verwoord in referentiebeelden en beleidskeuzes. Het toepassen van de principes in het buitengebied, waaronder Groene Zoom is maatwerk en mede afhankelijk van de nabijheid tot de geplande verstedelijking. In principe wordt hemelwater in het buitengebied zoveel mogelijk vastgehouden waar het valt, maar in de nabijheid van een waterpark kan hiervan worden afgeweken.

Watertoets

De informatie verwerkt in deze waterparagraaf is door waterschap de Dommel getoetst op 24 augustus 2011. Aangezien het een beheerbestemmingsplan betreft heeft het waterschap geen voorlopig wateradvies afgegeven. Het advies van het waterschap in het kader van de watertoets, wordt direct verstrekt bij de terinzagelegging.

4.7 Milieuaspecten

4.7.1 Noodzaak m.e.r.(beoordelings)plicht

Onderzocht is of het onderhavige bestemmingsplan m.e.r.(beoordelings)plichtig is. Door een wijziging in het besluit per 1 april 2011 is het ook voor plannen, die onder de grenzen genoemd in bijlagen C en D van vorengenoemd besluit blijven, noodzakelijk te toetsen op m.e.r.(beoordelings)plicht en te motiveren waarom, indien dat het geval is, geen m.e.r.(beoordelings)plicht noodzakelijk is. In de bijlage bij deze Toelichting wordt in het rapport "Advies noodzaak m.e.r.-(beoordelings)plicht. Motivatie beoordeling bestemmingsplan Buitengebied De Groene Zoom gemeente Tilburg" van 7 december 2011 hier nader op ingegaan

Het rapport concludeert het volgende:

Het bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt geen concrete ontwikkelingen mogelijk. Het bestemmingsplan blijft daarmee onder de D-lijst drempel van het Besluit MER.

Gelet op de wijziging van het Besluit MER per 1-4-2011 moet vervolgens gemotiveerd worden aangegeven of er toch significante effecten kunnen optreden waardoor voor het bestemmingsplan De Groene Zoom een m.e.r.(beoordelings)plicht nodig is.

Het bestemmingsplan De Groene Zoom is beoordeeld op 12 relevante milieuaspecten aan het Besluit MER:

  • externe veiligheid;
  • geluidhinder;
  • luchtkwaliteit;
  • geurhinder agrarische bedrijvigheid;
  • bedrijven en milieuzonering;
  • bodemkwaliteit (bodemtoets);
  • duurzaamheid;
  • archeologie;
  • cultuurhistorie;
  • flora en fauna;
  • bos, natuur en landschap;
  • water.

Op basis van de beoordeling van vorengenoemde milieuaspecten in hoofdstuk 3 van het rapport wordt geconcludeerd dat er nu geen sprake is van significante effecten, die een m.e.r.(beoordelings)plicht noodzakelijk maken.

Door de beperkte ontwikkelingen en mogelijkheden van de veehouderij in het gebied, de afnemende ammoniakemissie (en depositie), het effect van het toepassen van het gecorrigeerd emissieplafond bij het salderen van de ammoniakdepositie, zijn significante effecten niet te verwachten en is geen passende beoordeling nodig.

4.7.2 Overige milieuaspecten

Het ruimtelijk beleid en milieubeleid hebben raakvlakken. Kwaliteiten, waarden en functies hangen samen met het fysieke milieu (bodem, water, lucht). Het milieu stelt enerzijds randvoorwaarden aan de ruimtelijke ordening. De milieukwaliteit kan anderzijds verbeterd worden door ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 5 Juridische Regeling

5.1 Inleiding

Het beleid van verschillende overheden en de actuele situatie hebben geleid tot een nadere indeling in gebiedsbestemmingen en detailbestemmingen. In de plantoelichting komt te zijner tijd een korte toelichting met betrekking tot de planologisch - juridische regeling bij de betreffende bestemming. Op basis van het beleidskader en het gebied is gekozen voor het volgende voorstel voor de legenda van de plankaart wat betreft gebieds- en detailbestemmingen. Deze is gebaseerd op de standaard van de gemeente voor het buitengebied en de SVBP2008.

5.2 Bestemmingen

Algemeen

Om tot gebiedsbestemmingen te komen is gebruik gemaakt van provinciale beleidsmatige gegevens. Deze gegevens bestaan onder andere uit informatie uit de Structuurvisie, de Verordening ruimte, Cultuurhistorische waardenkaart (CHW) en de begrenzing van de EHS. Daarnaast is gekeken naar gemeentelijke informatie / plannen om de bestemmingsbepaling te completeren. Afhankelijk van de specifieke waarden in het gebied en de bron waaruit deze afkomstig zijn, is er een bestemming toegekend.

Agrarisch en Agrarisch met waarden

Algemeen

In het bestemmingsplan heeft het overgrote deel van de gronden de agrarische bestemming “Agrarisch”. Een deel van het oostelijke plangebied is onderdeel van de Groen-blauwe mantel. Voor deze gronden is de bestemming "Agrarisch met waarden" opgenomen. Ter bescherming van de landschaps- en natuurwaarden binnen die bestemming is het wenselijk dat een aantal werken en werkzaamheden (buiten het bouwvlak) eerst wordt getoetst, alvorens toestemming wordt verleend. Dit vereiste van een zogenaamde omgevingsvergunning betreft de werkzaamheden. Teneinde alleen een omgevingsvergunning te vragen, wanneer dit echt noodzakelijk is, is het omgevingsvergunningstelsel gekoppeld aan de betreffende agrarische gebiedsbestemming.

Regeling

De bestemmingsomschrijving staat agrarische activiteiten, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen toe. Daarnaast zijn wegen en paden, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en extensief recreatief medegebruik toegestaan. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken tbv de bouw van een agrarische bedrijfswoning of tbv bouwwerken voor seizoensarbeiders. Daarnaast hebben burgemeester en wethouders een aantal wijzigingsbevoegdheden. In het plangebied komen op de agrarische gronden enkele rijbakken voor. Deze hebben een aanduiding gekregen met bijbehorende regeling in de regels. Aan de Haarensebaan is daarnaast nog een kleinschalige kampeerplaats aanwezig. Deze is door middel van een aanduiding met bijbehorende regeling in de regels opgenomen.

Agrarisch – Agrarisch Bedrijf

Algemeen

Deze bestemming is toegekend vanwege de overwegend agrarische functie van de gronden gelegen binnen deze bestemming. Een agrarische bedrijf is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van vee op of met gebruikmaking van de open grond daaronder niet begrepen bosbouw. Naast de agrarische functie laat deze bestemming ook ondergeschikt extensief recreatief medegebruik toe. Het bepalen van de volwaardigheid is een separaat onderdeel bij het opstellen van het plan.

Regeling

De bestemmingsomschrijving staat agrarische bedrijfsuitoefening in de vorm van grondgebonden agrarische bedrijven toe. De intensieve veehouderijen zijn specifiek aangeduid. Daarnaast zijn binnen de bestemming wegen en paden, water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan. Het bebouwen van de gronden is uitsluitend toegestaan binnen het bestemmingsvlak. De bestemmingsregeling biedt burgemeester en wethouders een aantal afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden. Binnen de bestemming Agrarisch - Agrarisch Bedrijf is ter plaatse van de gelijknamige aanduiding een hovenier toegestaan.

Bedrijf

Algemeen

Deze bestemming is toegekend vanwege de bestaande bedrijvigheid op deze gronden. Het betreft een viertal bedrijven en een nutsvoorziening. De specifieke bedrijfsvoering is door middel van een aanduiding aangegeven. De algemene bouwregels zijn in de regels opgenomen.

Regeling

Voorts zijn paden en wegen en parkeervoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het aangegeven bouwvlak. De maatvoeringen (goot- en bouwhoogte en bebouwingspercentage) zijn op de verbeelding opgenomen. Eventuele bedrijfswoningen zijn tevens specifiek aangeduid.

Bos

Algemeen

Deze bestemming is van toepassing op de gronden waarop bos aanwezig is. Het betreft de bosgebiedjes aan de westzijde van het plangebied en enkele die verspreid door het plangebied liggen. Deze zijn onderdeel van de ecologische hoofdstructuur (EHS). Middels deze bestemming wordt verzekerd dat de functies van het bos gehandhaafd blijven en/of zich verder kunnen ontwikkelen. Ook het behoud van met het bos samenhangende landschappelijke en natuurwaarden worden middels deze bestemming gewaarborgd.

De bosgebieden zijn begrensd op basis van luchtfoto's, topografische gegevens en de bestaande bos- en natuurgebieden uit de EHS.

Regeling

Binnen deze bestemming worden de volgende doeleinden toegestaan: het behoud, herstel en/of ontwikkeling van het bos, het behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke en natuurwaarden, het behoud van (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en extensief recreatief medegebruik. Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van bos- en natuurbeheer worden gebouwd. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplanse afwijking van het plan tbv de bouw van beheer- en onderhoudsgebouwen en brandtorens. Wel is voor een aantal aanwezige bestaande schuren aan het Ridderhofpad een aanduiding opslag opgenomen. Daarnaast is ter bescherming van de gronden en hun waarden een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde. Bij de gebieden die wellicht in aanmerking komen voor natuurontwikkeling (bijvoorbeeld de ecologische verbindingszone) gaat het vooral om bestaande agrarische gebieden met hoge potenties voor natuurontwikkeling. In het plan is een regeling opgenomen voor wijziging een bestemming gericht op ontwikkeling van natuur.

Horeca

Algemeen

Deze bestemming is toegekend vanwege de bestaande locatiehoreca aan de Rijksweg. De algemene bouwregels zijn in de regels opgenomen.

Regeling

Naast het horecabedrijf zijn voorts paden en wegen en parkeervoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het aangegeven bouwvlak. De maatvoeringen (goot- en bouwhoogte en bebouwingspercentage) zijn op de verbeelding opgenomen. Eventuele bedrijfswoningen zijn tevens specifiek aangeduid.

Natuur

Algemeen

Deze bestemming betreft de gronden die een onderdeel vormen van grotere bos- en natuurcomplexen en die onderdeel zijn van de ecologische hoofdstructuur (EHS), maar in tegenstelling tot de bestemming bosgebied bestaan uit grasland-, heide- en moerasvegetaties. Meer dan in bosgebieden ligt hier het primaire doel bij natuurbeheer. De gronden met een natuur-bestemming zijn voornamelijk gelegen in het noordelijke deel van het plangebied.

Regeling

Binnen deze bestemming worden de volgende doeleinden toegestaan; het behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke en natuurwaarden, paden en wegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en extensief recreatief medegebruik. Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van bos- en natuurbeheer en eenvoudige voorzieningen voor dagrecreatief medegebruik worden gebouwd. Daarnaast is ter bescherming van de gronden en hun waarden een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde.

Ten behoeve van de realisatie van de ecologische verbindingszone in het westen van het plangebied is de aanduiding 'WRO-zone - wijzigingsgebied zoekgebied ecologische verbindingszone' met bijbehorende wijzingingsbevoegdheid opgenomen.

Sport

Algemeen

Deze bestemming is van toepassing op de gronden bestemd tot sportterrein ten behoeve van een manege en een schietterrein.

Regeling

Binnen deze bestemming worden infrastructurele voorzieningen, zoals wegen, stallingen en parkeervoorzieningen mogelijk gemaakt. Aanvullend daarop zijn groen- en speelvoorzieningen opgenomen in de planregels. De maatvoeringen (goot- en bouwhoogte en bebouwingspercentage) zijn op de verbeelding opgenomen. Op het schietterein en de manege zijn geen bedrijfswoningen toegestaan. Tevens zijn bouwwerken, geen gebouw zijnde toegestaan in de vorm van erf- en terreinafscheidingen, lichtmasten en overige bouwwerken, geen gebouw zijnde. In de bebouwingsregels zijn de exacte voorwaarden aangaande de maatvoeringen van de gebouwen, aan- en uit-en bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde opgenomen.

Het onderhavige bestemmingsplan staat één nieuwe bouwontwikkeling toe, zijnde een uitbreiding van de oefenhal van manege De Kraan aan de Kraan 39a.Manege De Kraan bestaat uit een oefenhal van 25 bij 62 meter die wordt gebruikt door de paardrijvereniging De Cavalieren. De vereniging heeft ongeveer 30 rijdende leden en organiseert enkele keren per jaar dressuur- en springwedstrijden en allerlei andere activiteiten op het gebied van de paardensport. In de oefenhal wordt uitsluitend gereden met eigen paarden en pony's. Er worden geen paarden of pony's gestald in de oefenhal. Vanwege de groei van het aantal leden is de oefenhal te klein geworden. Devereniging heeft dan ook verzocht om uitbreiding van de rijhal met 45 meter. Aan de uitbreiding van de bouwmogelijkheid is een kwaliteitsverbetering gekoppeld in die zin dat pas gebouwd mag worden nadat de landschappelijke inpassing is verzekerd.

Verkeer

Algemeen

Deze bestemming betreft de in het plangebied aanwezige lokale verharde wegen. De bescherming van de cultuurhistorische waarden van de onverharde wegen wordt in de betreffende gebiedsbestemming geregeld.

Regeling

Binnen deze bestemming zijn verkeersdoeleinden toegestaan. De gronden mogen niet met gebouwen worden bebouwd. Bouwwerken, geen gebouwzijnde, zijn toegestaan voor zover deze ten dienste staan van de verkeersdoeleinden.

Verkeer - Nationaal

Algemeen

Deze bestemming betreft de in het plangebied aanwezige N65.

Regeling

Binnen deze bestemming zijn verkeersdoeleinden toegestaan. De gronden mogen niet met gebouwen worden bebouwd. Bouwwerken, geen gebouwzijnde, zijn toegestaan voor zover deze ten dienste staan van de verkeersdoeleinden.

Verkeer - Railverkeer

Algemeen

Deze bestemming betreft de in het plangebied aanwezige spoorweg van Tilburg naar Den-Bosch met bijbehorende verkeer, vervoer- en verblijfsvoorzieningen en voorzieningen van openbaar nut.

Regeling

Tot de infrastructuur voor railverkeer worden schermen, wallen, luifelconstructies e.d. gerekend. Eveneens vallen reclametoestellen en daartoe benodigde draagconstructies, objecten voor beeldende kunst en nabijgelegen bouwwerken, geen gebouw zijnde onder de bestemming Verkeer - Railverkeer. Het bouwen van gebouwen blijft beperkt tot het bouwvlak, waarbij de maatvoeringen zoals in de maatvoeringsaanduidingen is opgenomen in acht dient te worden genomen. Gebouwen mogen ondergronds worden gebruikt. Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden voor erf- en terreinafscheidingen beperkingen tot 2 m en voor overige van dergelijke bouwwerken tot 10 m.

Water

Algemeen

Deze bestemming is toegekend aan het binnen het plangebied aanwezige open water. Het water is als zodanig bestemd en vervult vaak meerdere functies (waterberging, recreatie, natuur). Het betreft de aanwezige beken en grotere poelen.

Regeling

Binnen deze bestemming is water, ten behoeve van aanvoer en afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen, oevers en taluds toegestaan. Daarnaast is de bestemming gericht op het behoud van bijzondere waarden van de oevers en oeverbeplanting. Tot slot zijn groenvoorzieningen, voorzieningen voor verkeer en verblijf zoals bruggen en steigers en dergelijke en recreatief medegebruik toegestaan. Binnen de bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van het water toegestaan.

Wonen - Buitengebied

Algemeen

Deze bestemming betreft de verschillende burgerwoningen binnen het plangebied, niet zijnde (agrarische) bedrijfswoningen. Het betreft hier het hoofdgebouw en eventueel aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen.

Regeling

Binnen deze bestemming zijn woondoeleinden toegestaan, alsmede aan huis verbonden beroepen of bedrijven. In de bebouwingsregeling is aangegeven op welke wijze de gronden mogen worden bebouwd. De maximale inhoudsmaat voor de woningen is 600 m3. De oppervlakte aan bijgebouwen mag maximaal 75 m2 bedragen. Indien het aantal m2 bijgebouw in de huidige situatie groter is dan 75 m2 dan mag deze oppervlakte benut worden voor opslag (tot maximaal 1000 m2). Op de plankaart is de toegestane oppervlaktemaat aan bijgebouw (exclusief de 75 m2) en opslag via een matrixsymbool opgenomen.

Leiding - Brandstof

Algemeen

De voor Leiding - Brandstof aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van de door het plangebied lopende koolwaterstofleiding en 2 olieleidingen.

Regeling
De planregels zijn erop gericht de belangen van de koolwaterstofleiding met een diameter van 8 inch en 2 olieleidingen van resp. 24 en 36 inch te beschermen door een overleg met de leidingbeheerder op te nemen. Verder geldt een omgevingsvergunningstelsel met een beperking van activiteiten in de bodem rondom de leiding.

Waarde – Archeologie

Algemeen

Deze dubbelbestemming is toegekend aan de gronden die op basis van de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie de aanduiding hoog/middelhoger archeologische verwachtingswaarde hebben.

Regeling

Aan deze dubbelbestemming is een omgevingsvergunningenstelsel gekoppeld, waarmee archeologisch vooronderzoek verplicht wordt gesteld in het geval van (bosbouw- en bosaanleg) werkzaamheden in de bodem met een gezamenlijke omvang groter dan 100 m² en dieper dan 50 cm beneden maaiveld. Indien op het betreffende perceel archeologisch onderzoek is uitgevoerd en er is niets aangetroffen zal het omgevingsvergunningvereiste van het perceel worden verwijderd.

Waterstaat - Attentiegebied EHS

Algemeen
Deze dubbelbestemming is toegekend aan de gronden welke bijzondere bescherming verdienen op basis van de aldaar aanwezige hydrologische waarden. Het betreft een deel van de kernzone van de natte natuurparel De Leemkuilen.

Regeling
Een omgevingsvergunningenstelsel beschermt tegen verstoring van de bovengenoemde waarden. Een beperkt gebruik van de gronden, bijvoorbeeld voor onderhoudswerkzaamheden, is toegestaan zonder omgevingsvergunning.

5.3 Ontwikkelingen

Onder meer ten behoeve van de realisatie van ecologische verbindingszones is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor wijziging naar een nieuwe passende bestemming.

Binnen de verschillende bestemmingen en in de algemene regels zijn enkele mogelijkheden opgenomen ten behoeve van ontwikkelingen bij agrarische bedrijven en wonen. Deze sluiten aan bij de in het vorige hoofdstuk genoemde thema's.

Hoofdstuk 6 Plansystematiek En Procedure

6.1 Ro Standaarden 2008

De wijze waarop de het plan is opgesteld sluit aan bij de wettelijke voorgeschreven RO standaarden 2008. Hieronder vallen onder meer IMRO2008 en SVBP2008. Daarnaast is aansluiting gezocht bij de standaard voor het buitengebied van de gemeente Tilburg. Ten aanzien van deze standaard zijn enkele toevoegingen gedaan die specifiek zijn voor het buitengebied.

Voor de wijze van toekenning van de bestemmingen en de toelichting op de regeling wordt verwezen naar Hoofdstuk 5 van deze toelichting.

6.2 Wettelijke Procedure

Het voorontwerp bestemmingsplan Buitengebied De Groene Zoom zal in vooroverleg worden gezonden naar de betreffende personen en instanties. Daarnaast zal het voorontwerp bestemmingsplan overeenkomstig de gemeentelijke inspraakverordening ter inzage worden gelegd.

Na inspraak en vooroverleg zal het plan de procedure van artikel 3.8 en verder van de Wet ruimtelijke ordening doorlopen. De resultaten van deze procedure zullen te zijner tijd in deze toelichting worden vermeld.

Hoofdstuk 7 Handhaving, Uitvoerbaarheid En Haalbaarheid

7.1 Handhaving

In dit hoofdstuk is verwoord hoe de gemeente Tilburg invulling wil gaan geven aan de uitvoering van dit bestemmingsplan. Dit hoofdstuk gaat eerst in op vergunningverlening/handhaving en vervolgens op de eventuele uitvoering van maatregelen en projecten.

Voor een goede vergunningverlening zijn transparante richtlijnen nodig hoe om te gaan met verzoeken om een omgevingsvergunning, afwijkingen en eventuele wijzigingen. Met name de laatste categorie is lastig te benoemen. Een algemene richtlijn is dat de eerste jaren er in principe niet afgeweken wordt van het nieuwe plan tenzij er een noodzaak aanwezig is. Voor de vergunningverlening zijn verordeningen van andere overheden ook van belang. Denk hierbij aan het ontgrondingenbeleid en de landschapsverordening, waterverordening en milieuverordening van de provincie en het waterbeleid (de keur) van het Waterschap. Van geval tot geval dient de relevante wet en regelgeving van deze overheden in beeld te worden gebracht.

Een goede, actieve handhaving is van groot belang voor een gemeente, niet alleen vanwege het rijksbeleid en provinciaal beleid en de jurisprudentie, maar ook in het licht van de geloofwaardigheid, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid binnen de gemeente. Voor een adequate handhaving van een plan is een structurele, uniforme en integrale aanpak nodig, waarbij expliciet aandacht geschonken wordt aan:

1 De (nul)metingen: de uitgangssituatie en monitoring, onder andere via registratie vergunningen en luchtfoto's.

2 Het stappenplan: de procedure, bijvoorbeeld eerst onderzoek legalisatie, dan minnelijk overleg, dan vooraanschrijving, dan formele aanschrijving, dan inzet dwangsom en tenslotte inzet bestuursdwang, mede in relatie tot de gewenste en benodigde communicatie.

3 Het programma: de prioriteiten aan de hand van thema's en de ernst van de overtreding.

4 De organisatie van de handhaving: de afstemming, samenwerking, alsmede personele en financiële inzet.

Bij handhaving wordt onderscheid gemaakt tussen preventieve handhaving en repressieve handhaving.

Onder preventieve handhaving wordt het volgende verstaan:

- goede informatievoorziening en gerichte voorlichting aan de burger;

- kwalitatief hoogstaande verlening van vergunningen;

- actualiseren en handhaafbaarheid van verordeningen en bestemmingsplannen;

- het houden van gedegen toezicht.

Onder repressieve handhaving worden de volgende vormen onderscheiden:

- bestuursrechtelijke handhaving;

- privaatrechtelijke handhaving;

- strafrechtelijke handhaving;

- bestuurlijke boete.

Naast deze twee vormen van handhaving kan er ook nog worden gedoogd.

Middels dit bestemmingsplan wordt invulling gegeven aan 'preventieve handhaving'. Dit bestemmingsplan biedt juridisch-planologische kaders waaraan actief kan worden getoetst. De gemeente wil voor wat betreft de bouwregelgeving en het ruimtelijk beleid toezicht, controle en handhaving actief verstevigen op basis van duidelijke regelgeving en actieve voorlichting.

7.2 Uitvoerbaarheid

Zoals in hoofdstuk 1 is aangegeven betreft dit bestemmingsplan een actualisatie van de voor het van kracht worden van dit plan vigerende planologische regelingen. Daarom wordt het een “beheerbestemmingsplan” genoemd. Het gaat immers om een gebied met bestaande functies en bebouwing die worden vastgelegd.

Er zullen geen voorzieningen van openbaar nut getroffen worden. De enige gemeentelijke kosten die gemaakt worden zijn de plan- en apparaatskosten ten behoeve van het opstellen van dit bestemmingsplan. Deze kosten worden gedekt uit het budget voor de opstelling van beheerbestemmingsplannen.

Indien er uitkeringen moeten worden verricht naar aanleiding van verzoeken om tegemoetkoming in schade (afd. 6.1 Wro) naar aanleiding van onderhavig bestemmingsplan, dan zullen deze ten laste van de algemene middelen worden gebracht.

Aangezien het verhaal van kosten anderszins verzekerd is, het bepalen van een tijdsvak of fasering en het stellen van eisen en regels als bedoeld in artikel 6.13 tweede lid Wro niet noodzakelijk is, is er geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro opgesteld.

Het plan is economisch uitvoerbaar.

7.3 Haalbaarheid

Een bestemmingsplan als zodanig is een planologisch juridisch kader. De maatschappelijke uitvoerbaarheid hangt in sterke mate af van het draagvlak voor de uitwerking van dit gemeentelijk ruimtelijk beleid voor het landelijk gebied. Dit bestemmingsplan buitengebied is opgesteld via een integraal, interactief planproces teneinde de vorming van draagvlak vanaf de start van het proces te waarborgen.

Dit bestemmingsplan richt zich met name op de bescherming en het beheer van bestaande kwaliteiten en functies. Het betreft derhalve een beheergericht plan. Het brengt voor de gemeente geen bijzondere kosten met zich mee en is derhalve economisch uitvoerbaar te achten. Eventuele planschaderisico's worden separaat bekeken op basis van specifieke verzoeken en bouwplannen. De gemeente verwacht dat zij op deze manier voldoende zicht op uitvoering geeft.

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

Het onderhavige bestemmingsplan betreft een actualisatie van de voor het van kracht zijnde van dit plan vigerende planologische regelingen. Daarom wordt het een "beheerbestemmingsplan" genoemd. Het gaat immers om een gebied met bestaande functies en bebouwing die worden vastgelegd.

Er zullen geen voorzieningen van openbaar nut worden getroffen. De enige gemeentelijke kosten die gemaakt worden zijn de plan- en apparaatskosten ten behoeve van het opstellen van dit bestemmingsplan. Deze kosten worden gedekt uit het budget voor de opstelling van beheerbestemmingsplannen.

Indien er uitkeringen moeten worden verricht naar aanleiding van verzoeken om tegemoetkoming in schade (afd. 6.1 Wro) naar aanleiding van onderhavig bestemmingsplan, dan zullen deze ten laste van de algemene middelen worden gebracht.

Aangezien het verhaal van kosten anderszins verzekerd is, het bepalen van een tijdsvak of fasering en het stellen van eisen en regels als bedoeld in artikel 6.13 tweede lid Wro niet noodzakelijk is, is er geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro opgesteld.

Het plan is economisch uitvoerbaar.

Op het bovenstaande wordt één uitzondering gemaakt en wel voor een bouwplan voor uitbreiding van de rijhal van manege De Kraan aan de Kraan nr 39a te Berkel-Enschot. Conform de legesverordening zou aanvrager legeskosten moeten betalen ter dekking van de plan- en apparaatskosten voor wat betreft het perceel waarop het bouwplan betrekking heeft. Deze kosten zijn echter verrekend met de strook grond die aanvrager heeft afgestaan aan de gemeente ten behoeve van de aanleg van een fietspad langs de manege. Met de aanvrager is een planschade-overeenkomst gesloten op basis waarvan eventueel uit het bouwplan voortvloeiende planschade op de aanvrager verhaald kan worden. Hiermee is voldaan aan het vereiste kostenverhaal op basis van de Wet ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 9 Inspraak En Vooroverleg

9.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro

Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan Buitengebied De Groene Zoom op 10 december 2009 gepubliceerd in De Tilburgsche Koerier.

9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

Het concept-ontwerpbestemmingsplan is onder vermelding van een reactietermijn van vier weken verzonden naar de in artikel 3.1.1 Bro genoemde overleginstanties, aangevuld met enkele organisaties, die de gemeente op vrijwillige basis de mogelijkheid wenste te geven op het concept te reageren. Het concept is verzonden aan de volgende organisaties:

Instantie Datum verzending Datum ontvangst reactie Opmerkingen?
Directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving provincie Noord Brabant
28-3-2012
Rijkswaterstaat Directie Noord-Brabant -------
Brabant Water -----------
Railinfrabeheer Beheer en instandhouding regio Zuid ------------
Waterschap De Dommel 23-1-2012
Nederlandse Gasunie 19-1-2012
NV Rotterdam-Rijn Pijpleidingmaatschappij 22-12-2011




Brandweer Midden-West Brabant ----------------------
ZLTO Hart van Brabant ------------------------
Sabic Pipelines b.v. 14-2-2012
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed -------------------
Tennet bv 4-1-2012
College van burgemeester en wethouders van Haaren --------------------
College van burgemeester en wethouders van Oisterwijk -------------------
Brabantse Milieufederatie 23-2-2012
Vereniging Natuurmonumenten -----------------

Hieronder worden de overlegreacties (samengevat) weergegeven, waarbij tevens het standpunt van het college van burgemeester en wethouders wordt vermeld.

Provincie (Directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving) bij brief van 28 maart 2012.

  1. 4. Bij relevante wijzigingsbepalingen en overige flexibiliteitsbepalingen ontbreken de voorwaarden mbt de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit. Het gaat hier o.a. (niet limitatief opgesomd)om de artikelen 3.6.2, art. 4.2.3 sub d, art. 4.3.2, art. 4.3.3, art. 6.5.2 en art. 16.2.3.

Reactie: In de algemene regels is opgenomen dat van een wijzigingsbevoegdheid of binnenplanse afwijkingsmogelijkheid slechts gebruik gemaakt kan worden indien voldaan wordt aan het bepaalde in de artikelen 2.1 en 2.2 van de Verordening ruimte Noord-Brabant.

  1. 5. Bij het bestemmingsplan dient een retrospectieve toets gevoegd te worden die inzicht geeft in alle relevante (functie)veranderingen ( o.a. bestemmingswijziging, bestemmingsvlak, bouwvlak en bouwperceelvergrotingen, vergrotingen van toegestane bebouwing en nieuwe positieve bestemmingen waarover niet eerder een Wro-procedure met instemming van de provincie is gevoerd.

Reactie:

57 percelen in het plangebied hadden een woonbestemming en krijgen wederom een woonbestemming.

19 percelen hadden een agrarische bedrijfsbestemming en krijgen die nu ook weer.

Twee percelen hadden een bedrijfsbestemming en krijgen die nu ook weer.

Een perceel had een horecabestemming en krijgt die nu ook weer.

Twee percelen krijgen een Sport-bestemming maar hadden die feitelijk al. Schietterrein was recreatieve doeleinden en manege was bedrijfsdoeleinden (manege). Feitelijk vindt er dus geen wijziging plaats.

Wegbestemd zijn de van Ginnekenweg 12 (voormalige steenfabriek) en bijbehorende woning van Ginnekenweg 10. Dit alles heeft een natuurbestemming gekregen.

Hazennest 1 had een bedrijfsbestemming (via het niet geëffectueerde bestemmingsplan Nieuwe Warande) maar krijgt een woonbestemming. Alle omliggende schuren en loodsen zijn gesloopt.

Berkhoek 7 had een woonbestemming en krijgt een bedrijfsbestemming (montage en installatiebedrijf). Op 10 aug. 1999 heeft Tilburg via een vrijstelling bouwvergunning verleend om de bestaande bedrijfswerkplaats te vergroten. Verder rust er sedert 1996 een milieuvergunning voor een installatiebedrijf op het pand.

Negen voormalige agrarische bedrijfsbestemmingen krijgen een woonbestemming. Deze wijziging wordt gezien als een verbetering van de kwaliteit van het buitengebied. Daarnaast heeft bij de meeste bedrijven forse sloop van bedrijfsbebouwing plaatsgevonden en zijn de milieuvergunningen ingetrokken. Het gaat om 4 bedrijven die door de gemeente zijn aangekocht, namelijk Hoekske 5, De Kraan 47, 94 en 88. Hierbij zijn alle bedrijfsgebouwen gesloopt. De loods bij Hoekske 5 zal zeer binnenkort worden gesloopt. Bij Heikantsebaan 15 en Haarensebaan 2 en 4 is bedrijfsbebouwing gesloopt op resp. 111m2, 181m2 en 51m2 na. De Kraan 45 heeft een woonbestemming met de aanduiding paardenhouderij gekregen omdat op het perceel nog een milieuvergunning rust voor 10 paarden. De bedrijfsbebouwing is gesloopt op 231m2 na.

Tot slot Heikantsebaan 18. Dit is een voormalig champignonbedrijf dat in 1985 een loods heeft gebouwd en in 2000 de bedrijfswoning. Het perceel wordt thans gebruikt voor burgerbewoning.

De enige nieuwe ontwikkeling in het plan is de uitbreiding van de rijhal van manege De Kraan aan de Kraan 39a met 45 m2 vanwege uitbreiding van het aantal leden. De manege is feitelijk geen manege maar een rijhal die door leden van de vereniging wordt gebruikt. In de hal worden geen paarden gestald. Aan de uitbreiding van de bouwmogelijkheid is een kwaliteitsverbeteringsregeling gekoppeld in die zin dat pas gebouwd mag worden nadat de landschappelijke inpassing is verzekerd.

  1. 6. In het noordoostelijk deel van het plangebied is ten onrechte een perceel niet bestemd als EHS. Verder heeft het perceel de aanduiding WR-E die in de regels noch op de legenda voorkomt. Verzocht wordt om een verduidelijking.

Reactie: het gebied ten noorden van Molenbaantje nr 5 en nr 10 is inderdaad op basis van de Verordening aangewezen als EHS. De verbeelding is zodanig aangepast dat het gebied bestemd is als Natuur. De aanduiding WR-E is ten onrechte op de verbeelding opgenomen. Deze is verwijderd.

  1. 7. Artikel 4.1.1. sub b staat ten onrechte de bouw van meerdere bedrijfswoningen toe. Alleen bestaande positief bestemde 2e bedrijfswoningen mogen positief bestemd worden. De provincie wil inzage in de vraag of deze bepaling hierop voorziet. Bij de regeling van de bouw van de 1e bedrijfswoning dient in de regels opgenomen te worden dat dit niet het gevolg is van een eerdere aanwezige maar afgestoten bedrijfswoning.

Reactie: artikel 4.1.1. sub b.2 ziet inderdaad op bestaande 2e agrarische bedrijfswoningen. Aan de regels is toegevoegd dat de bouw van een bedrijfswoning niet toegestaan indien er eerder reeds een bedrijfswoning aanwezig was maar deze is afgestoten van het bedrijf. Verder is toegevoegd dat de bouw van een tweede bedrijfswoning is uitgesloten.

  1. 8. Binnen de bestemming Verkeer-Railverkeer zijn reclameborden en beeldende kunst toegestaan, zonder nadere voorwaarden. Onduidelijk is hoe deze voorzieningen zich verhouden met het streven naar kwaliteit van het buitengebied. Verzocht wordt het plan hierop toe te lichten dan wel aan te passen.

Reactie: de mogelijkheid tot reclametoestellen, draagconstructies voor reclame, sanisettes e.d. evenals objecten voor beeldende kunst zijn verwijderd uit de regels.

Vooroverlegreactie Waterschap De Dommel via mail van 23 jan. 2012:

  1. 9. Graag rioolpersleiding opnemen op de plankaart en in de regels.

Reactie: de rioolpersleiding is op de verbeelding en in de regels opgenomen.

  1. 10. Alleen de kernzone van de natte natuurparel Leemkuilen is als attentiegebied opgenomen. Volgens de Verordening Ruimte is een groter gebied als attentiegebied EHS opgenomen. De verbeelding moet hierop worden aangepast.

Reactie: verbeelding is aangepast.

  1. 11. Wat is hydrologisch waardevol gebied? Is dit attentiegebied EHS?

Reactie: dit is inderdaad attentiegebied EHS. De regels zijn hierop aangepast.

  1. 12. Verzocht wordt de tabel in hoofdstuk 3.2. aan te passen door bij waterschap het beleidsstuk "Waterbeheerplan 2010-2015 Krachtig Water" van waterschap De Dommel te noemen.

Reactie: de Toelichting is hierop aangepast.

  1. 13. In de begripsbepaling staat dat de een ecologische verbindingszone een minimale breedte van 10 meter dient te hebben. De Verordening Ruimte gaat uit van minimaal 25 meter.

Reactie: de begripsbepaling is aangepast.

Vooroverlegreactie N.V. Nederlandse Gasunie via mail d.d. 19 januari 2012.

1. Gasunie geeft aan dat er net buiten het plangebied ter hoogte van de Hoolstraat te Berkel-Enschot een gasontvangststation aanwezig is. Gasunie heeft geconstateerd dat het voorontwerpplan ter hoogte van Hoolstraat 1 een functiewijziging mogelijk maakt. Volgens Gasunie rust op het perceel Hoolstraat 1 thans de bestemming "Agrarische Hoofdstructuur" en maakt het nieuwe plan een functiewijziging mogelijk van bedrijfswoning naar Wonen-Buitengebied. Gasunie geeft aan dat bij deze functiewijziging onvoldoende rekening is gehouden met de aanwezigheid van het gasontvangstation. Realisatie van de woning is niet toegestaan omdat niet voldaan wordt aan de minimale veiligheidseisen en minimale geluidsnormen.

Reactie: Op basis van het bestemmingsplan "Buitengebied 94" vigeert blijkens plankaart 1 op het perceel Hoolstraat 1 inderdaad de hoofdbestemming "Agrarische Hoofdstructuur". Echter er geldt ook nog een plankaart 2 "Ontwikkelingen" en er zijn detail-plankaarten die medebestemmingen aangeven. Op basis van detail-plankaart nr 13 rust op perceel Hoolstraat 1 de bestemming W (v2). De bestemming W betekent Woondoeleinden. De v2 betekent: "maximale goothoogte 6 meter. Voor het woonhuis met aanbouw is in 1928 bouwvergunning verleend. Dit betekent dat er sprake is van een bestaande woning die ook al in het vigerende bestemmingsplan Buitengebied 94 positief is bestemd. Omdat het gaat om een (reeds lang) bestaande positief bestemde woning hoeft niet meer getoetst te worden aan de veiligheidseisen en geluidsnormen van het Activiteitenbesluit.

Vooroverlegreactie Tennet via brief d.d. 4 januari 2012

1. Tennet geeft aan dat er geen ondergrondse hoogspanningskabels of bovengrondse hoogspanningslijnen vallen binnen het plangebied en dat zij daarom geen op- of aanmerkingen hebben op het plan.

Reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.

Petrochemical Pipeline Services bv via brief d.d. 14 februari 2012

1. Pretrochemical geeft aan dat er een buisleidingstrook van nationaal belang door het plangebied loopt en dat de vrij te houden stroken hierbij in acht genomen moeten worden.

Reactie: de vrij te houden stroken worden inderdaad in acht genomen.

2. Door het westen van het plangebied loopt een "8" PRB-leiding (koolwaterstofleiding). Hierbij dient rekening gehouden te worden met het Bevb en het Revb. Op basis van deze regelingen geldt een afstandsnorm van 13 meter aan weerszijden van de leiding voor wat betreft het plaatsgebonden risico en 29 meter aan weerszijden van de leiding voor wat betreft het groepsrisico.

Reactie: dit is correct. De Toelichting en verbeelding is hierop aangepast.

3. Op de verbeelding dient de PRB-leiding alsmede de belemmeringenstrook van 5 meter en de veiligheidszone te worden opgenomen.

Reactie: deze 5 meter brede strook is zowel op de verbeelding als in de regels opgenomen.

Rotterdam Rijn Pijpleiding via brief d.d. 22 december 2011

1. In de Toelichting staat in hfdst 2.3 onder technische infrastructuur dat er een bouwverbod is in een strook van 10 meter aan weerszijden van de leiding. Dit moet zijn 5 meter.

Reactie: Dit is correct, de Toelichting is hierop aangepast.

2. Externe veiligheid is onderdeel van de paragraaf Milieu. RRP acht externe veiligheid van een zodanig belang dat ze verzoeken dit in een separaat stuk te beschrijven.

Reactie: Tilburg hanteert bij het maken van bestemmingsplannen een door de raad vastgesteld bestemmingsplansystematiek. Voor de milieuaspecten is een aparte paragraaf opgenomen in de Toelichting. Deze paragraaf is verdeeld in twee subparagrafen. De diverse milieuaspecten worden onder aparte kopjes behandeld. Een van deze kopje (4.7.2.3) is "Externe veiligheid". RRP wenst dat externe veiligheid in een separaat stuk wordt beschreven. Niet duidelijk is wat met een "separaat stuk" wordt bedoeld. Ook dit stuk zal dan als bijlage bij de Toelichting gevoegd moeten worden. Dit vermindert de leesbaarheid van de Toelichting. Besloten is daarom om de geldende plansystematiek te handhaven en het aspect externe veiligheid te handhaven als een apart kopje 4.7.2.3 van het hoofdstuk 4.7 Milieu-aspecten.

3. RRP geeft aan dat in de Toelichting in par. 4.7.2 onder het kopje Externe veiligheid ten onrechte niet is opgenomen dat er geen ontwikkelingen mogen plaatsvinden in de risicocontour.

Reactie: In "Hoofdstuk 4.7.2.3.5. Inrichtingen" is opgenomen dat in het voorliggende plan nieuwe Bevi-inrichtingen en -opslagvoorzieningen zijn uitgesloten. Verder is in artikel 6 "Bedrijf" bepaald dat risicovolle inrichtingen zijn uitgesloten.

4. RRP geeft aan dat het aanlegvergunningstelsel van de Leiding-Brandstof niet volledig genoeg is. Zij verzoeken een aantal punten over te nemen.

Reactie: de punten zijn deels overgenomen daar waar het een aanvulling betekent. Wat betreft het plaatsen van voorzieningen wordt opgemerkt dat deze in het bestemmingsplan geregeld is via een (algemene) binnenplanse afwijkingsbevoegdheid.

5. RRP verzoekt bij leidingen op de verbeelding in te tekenen met de bijbehorende belemmeringen strook en de veiligheidszone.

Reactie: de leidingen, inclusief de bijbehorende belemmeringen en de veiligheidszone zijn ingetekend op de verbeelding.

Brabantse Milieufederatie bij brief van 23 februari 2012.

  1. 1. De Milieufederatie geeft aan dat gezien de ligging van het plangebied nabij twee Natura2000-gebieden het opstellen van een m.e.r. verplicht is. Niet alleen de intensieve veehouderijen moeten dan meegenomen worden maar ook de melkrundveehouderijen. Binnen de bouwblokken zit nog onbenutte bouwruimte en door de wijzigingsbevoegdheden van art. 3.6.1 en 3.6.2 zijn significante effecten niet uit te sluiten. Kennelijk is ook de bouw mogelijk van installaties voor mestverwerking. Ook dit heeft effecten op geur, ammoniak etc.

Reactie: In de bijlage bij het bestemmingsplan is het "Advies noodzaak m.e.r.-(Beoordelings)plicht" gevoegd. In dit rapport is de vraag beoordeeld of als gevolg van het bestemmingsplan Buitengebied de Groene Zoom significante effecten kunnen optreden naar de omgeving waardoor het plan m.e.r.(beoordelings)plichtig is. Het bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt geen concrete ontwikkelingen mogelijk. De in artikel 3.6.1, 3.6.2 en 4.6.1 opgenomen wijzigingsbevoegd-heden zijn geschrapt uit het bestemmingsplan. Verder blijft het bestemmingsplan onder de D-lijst drempel van het Besluit MER. Als gevolg van de wijziging van het Besluit MER per 1 april 2011 is vervolgens aan de hand van 12 relevante milieu-aspecten beoordeeld of er toch significante effecten kunnen optreden waardoor voor het bestemmingsplan een m.e.r.(beoordelings)plicht nodig is. Op basis van de beoordeling van die aspecten is geconcludeerd dat er geen sprake is van significante effecten die een m.e.r.(beoordelings)plicht noodzakelijk maken. Door de beperkte ontwikkelingen en mogelijkheden van de veehouderij in het gebied, de afnemende ammoniakemissie (en depositie), het effect van het toepassen van het gecorrigeerd emissieplafond bij het salderen van de ammoniakdepositie, zijn significante effecten niet te verwachten en is geen passende beoordeling nodig.

Wat betreft de nog onbenutte bouwruimte binnen de bouwblokken wordt verwezen naar de systematiek van de Verordening stikstof die ervoor zorgt dat invulling van de onbenutte ruimte niet leidt tot een toename van ammoniakemissie en -depositie op de nabij gelegen Natura 2000-gebieden. Door de verordening dient het depositieniveau in ieder geval gelijk dan wel lager te blijven dan die van de peildatum van 7 december 2004. Invulling van de onbenutte ruimte kan enkel wanneer emissiereducerende technieken worden toegepast en wanneer deze technieken niet toereikend zijn of niet beschikbaar zijn dan kan de depositie gesaldeerd worden via een depositiebank.

Wat betreft de mestverwerkingsinstallaties wordt opgemerkt dat het bestemmingsplan geen mestverwerkingsinstallaties toestaat.

  1. 2. Het voorontwerpplan voldoet op het punt van vormverandering bij de bestemming Agrarisch-Agrarisch bedrijf niet aan de Verordening Ruimte omdat iv-bedrijven in extensiveringsgebied ten onrechte niet zijn uitgesloten.

Reactie: De wijzigingsbevoegdheid is geschrapt uit het bestemmingsplan.

  1. 3. Het plan is strijdig met artikel 9.2. (iv in extensiveringsgebied) voor wat betreft twee iv-bedrijven aan de Hoolstraat.

Reactie: in het plangebied bevinden zich twee iv-bedrijven. Een aan de Hoolstraat 17 en de ander aan de Molenhoefstraat 23. Alleen de eerste is gelegen in extensiveringsgebied en voor deze geldt het zgn. slot op de muur. Binnen het bestemmingsvlak Hoolstraat 17 is een bebouwingspercentages opgenomen waar in de regels naar wordt verwezen. Hierdoor wordt voldaan aan het zgn. principe van slot op de muur.

  1. 4. Bij vormverandering en vergroting van bestemmingsvlakken en wijziging van de bestemming voor ruimtelijke ontwikkelingen dient voldaan te worden aan hfdst. 2 van de Verordening, de zgn. bevordering van de ruimtelijke kwaliteit.

Reactie: de vormverandering en vergroting van de bouwvlakken zijn geschrapt. Wat betreft de overige wijzigingsbevoegdheden en binnenplanse afwijkingsmogelijkheden is in de algemene regels opgenomen dat van een wijzigingsbevoegdheid of binnenplanse afwijkingsmogelijkheid slechts gebruik gemaakt kan worden indien voldaan wordt aan het bepaalde in de artikelen 2.1 en 2.2 van de Verordening ruimte Noord-Brabant.

  1. 5. Bij iv-bedrijven geldt dat voldaan moet worden aan hfdst 9, o.a. wat betreft landschappelijke inpassing.

Reactie: het gaat om 2 bestaande IV-bedrijven. Een ligt in verwevingsgebied en de ander in extensiveringegebied. Bij beide bedrijven wordt voldaan aan hoofdstuk 9 van de Verordening.

  1. 6. De integrale zonering ontbreekt op de verbeelding.

Reactie: de integrale zonering is vanwege de leesbaarheid van de analoge plankaart niet op de plankaart aangegeven. Op het digitale verbeelding zijn het extensiveringsgebied en het verwevingsgebied wel opgenomen. Het ontwerp-bestemmingsplan zal ook digitaal ter beschikking worden gesteld en daarin zal de integrale zonering dus wel te zien zijn.

  1. 7. Op de verbeelding ontbreken de EHS, de attentiezone EHS natte natuurparel, het zoekgebied voor de EVZ's en de groen blauwe mantel. Dit dient tevens in de regels te worden vastgelegd.

Reactie: de EHS is vertaald in de bestemming Bos of Natuur. De attentiezone EHS natte natuurparel is vertaald in de bestemming Waterstaat-Attentiezone ehs. Het zoekgebied voor de EVZ's is vertaald in de Wro-zone-wijzigingsgebied. De groen-blauwe mantel is vertaald in Agrarisch met waarden. Al de bestemmingen zijn ook als zodanig vertaald in de regels.

  1. 8. De Milieufederatie geeft aan dat het N2000-gebied Leemkuilen dat deel uitmaakt van de EHS ten onrechte bestemd is als Agrarisch gebied. Ze verzoeken om een passende bestemming en een dubbelbestemming EHS.

Reactie: de verbeelding is hierop aangepast. Dit gebied heeft de bestemming Natuur gekregen.

  1. 9. Het gebied ten westen van de Leemkuilen behoort tot de groen blauwe mantel en tot attentiegebied EHS. Het gebied is niet als zodanig bestemd. BMF verzoekt het gebied een dubbelbestemming te geven.

Reactie: de begrenzing van de groen-blauwe mantel is vertaald in Agrarisch gebied met Waarden en deze is conform provinciale verordening overgenomen.

  1. 10. De verspreide bosgebieden in het plan dienen een dubbelbestemming EHS te krijgen zodat ze passend beschermd worden.

Reactie: de verspreide bosgebieden in het plangebied zijn in de provinciale verordening Ruimte niet aangewezen als EHS en niet als zodanig beschermd. Nochtans zijn een groot aantal van deze verspreide bosgebiedjes bestemd als Bos.

  1. 11. De WRO-zone wijzigingsgebied 1 valt samen met de EHS. In het plan zijn hiervoor geen regels opgenomen of het zou moeten gaan om de wijziging in zoekgebied EVZ. Dit laatste is aanvaardbaar. Elke andere ruimtelijke ontwikkeling moet worden uitgesloten.

Reactie: Hier is inderdaad de wijzigingsmogelijkheid naar zoekgebied EVZ bedoeld.

  1. 12. De afwijkingsbevoegdheid voor gebouwen en de wijzigingsbevoegdheid naar water binnen de bestemming Natuur vindt de BMF bezwaarlijk. Voor bebouwing is geen noodzaak en de wijzigingsbevoegdheid naar water is overbodig en ongewenst omdat water kennelijk bedoeld is als natuurfunctie en water behoort tot een functie binnen de bestemming Natuur.

Reactie: de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid voor gebouwen is uitsluitend bedoeld voor gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer van natuur. Verder is de maatvoering beperkt to max. 30m2 en een bouwhoogte van max. 4 m. De wijzigingsbevoegdheid naar Water is opgenomen omdat de grotere watergangen apart bestemd worden als 'Water". Wanneer een watergang wordt verlegd (zoals recentelijk bijv. bij de Endekeloop) kan gebruik worden gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheid.

  1. 13. Het onderscheid tussen bouwvlak en bestemmingsvlak is onduidelijk. Bouwen van gebouwen en bebouwing dient binnen het bouwvlak plaats te vinden.

Reactie: de digitale versie van de verbeelding laat duidelijker het onderscheid tussen een bouwvlak en een bestemmingsvlak zien. De bestemmingsplansystematiek van Tilburg is zodanig dat in principe uitsluitend gebouwd kan worden binnen bouwvlakken. Een uitzondering op deze regel zijn de agrarische bedrijven voor zover het niet gaat om iv-bedrijven in extensiveringsgebied en om burgerwoningen in het buitengebied. Bij deze twee bestemmingen kan in principe in het bestemmingsvlak worden gebouwd tenzij er een bouwvlak is aangegeven.

  1. 14. Het afwegingskader voor het aanlegvergunningstelsel is onvoldoende om te kunnen bepalen of en zo ja of er wel of geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschaps- en natuurwaarden.

Reactie: Er is inderdaad geen uitgebreid afwegingskader opgenomen. Echter, de omgevings-vergunning (aanlegvergunning) zal gemotiveerd verleend moeten worden en dit betekent dat aangegeven moet worden dat er geen onevenredige inbreuk wordt gedaan aan het behoud, herstel en ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden. De beoordeling of hiervan sprake is wordt gedaan door een ecoloog.

  1. 15. Ook binnen de bestemming Sport, Verkeer, Verkeer-railverkeer, Verkeer-Nationaal en andere bestemmingen waar behoud van groen, groenvoorzieningen, landschapselementen en water tot de bestemmingsdoelen hoort dient een omgevingsvergunningstelsel opgenomen te worden. Het alternatief is dat dit wordt aangemerkt als strijdig gebruik.

Reactie: De gronden binnen de genoemde bestemmingen zijn mede bestemd zijn voor groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Niet is aangegeven dat ze bestemd zijn voor behoud hiervan. Ook worden landschapselementen niet genoemd binnen deze bestemming. Nu het om een mede-bestemming naast de hoofdbestemming Sport, Verkeer etc. en het nadrukkelijk niet gaat om het behoud van groen is een omgevingsvergunningstelsel niet op zijn plaats.

  1. 16. Verzocht wordt teeltvrije zones op te nemen langs de waterlopen die de Natura 2000-gebieden en de EHS instromen. Dit om de waterkwaliteit in deze gebieden te waarborgen.

Reactie: Niet duidelijk is hoe breed deze zones zouden moeten zijn en tot hoever deze zones zich zouden moeten uitstrekken om de waterkwaliteit van de waterlopen die het natura 2000-gebieden en de EHS instromen te waarborgen. Ook is niet duidelijk om welke teelt beplanting het gaat.

  1. 17. Uit de rapportage van de SRE Milieudienst blijkt dat veel gestopte agrarische bedrijven nog niet doorgegeven zijn aan de provincie voor het BVB-bestand. Verzocht wordt een passende bestemming op te nemen en de milieuvergunning in te trekken en het provinciaal BVB-bestand te actualiseren.

Reactie: De voormalige agrarische bedrijven hebben allemaal een woonbestemming gekregen. Met uitzondering van Berkhoek 7 en Kreitenheidestraat 3 die een bedrijfsbestemming en daarbij behorende milieuvergunning hebben gekregen. Alleen op Berkhoek 1 rust nog een melding en op Berkhoek 5 rust nog een vergunning voor 2 pony's en wat pluimvee, die van rechtswege is overgegaan in een melding. In het kader van de mailing mbt het Bedrijfsontwikkelingsplan hebben beide aangegeven geen vee meer te houden. De meldingen kunnen dus ingetrokken worden. Probleem is echter dat meldingen juridisch niet ingetrokken kunnen worden. Met de provincie vindt overleg plaats over hoe om te gaan met gestopte meldingsplichtige bedrijven, mede in relatie tot actualisatie van het BVB-bestand. Hetzelfde geldt voor Haarensebaan 2. Ook deze heeft een woonbestemming gekregen. Zij hadden een milieuvergunning voor 6 koeien, 4 jongvee, 1 varken en 45 kippen. Ook deze vergunning is in 1993 van rechtswege overgegaan in een melding en ook hiervoor geldt dat deze melding juridisch niet kan worden ingetrokken.

  1. 18. De boomwaardekaart dient verankerd te worden aan het juridische deel van het bestemmingsplan door deze bijvoorbeeld te koppelen aan een aanlegvergunningstelsel.

Reactie: de boomwaardekaart (Bijlage 2 Monumentale en beeldbepalende bomen) is in artikel 23.5.1 met het opnemen van bepaalde bebouwingsafstanden verankerd in de regels. Verder is de boomwaardekaart in artikel 23.6 via een omgevingsvergunning (aanlegvergunningstelsel) verankerd in de regels.

9.3 Burgerparticipatie

Op 5 april 2011heeft ter uitvoering van het bepaalde in de door de raad vastgestelde Handreiking Burgerparticipatie een informatieavond gehouden in hotel en zalencomplex De Druiventros te berkel-Enschot, gelegen nabij het plangebied. Tijdens deze informatieavond is aan de individuele bewoners een toelichting gegeven op de aard en het doel van het bestemmingsplan. Daarnaast is het eerste concept van de verbeelding gepresenteerd. Tevens is de gelegenheid gegeven tot het stellen van vragen en het maken van opmerkingen. De avond is door een 50-tal bewoners bezocht.

Onderstaand volgt een beperkt verslag van deze avond. Degene die een reactieformulier hebben ingediend danwel anderszins hebben gereageerd hebben een uitvoeriger verslag met reactie op hun vraag, verzoek etc.ontvangen.

Op 5 april 2011 heeft ter voldoening aan het bepaalde in de gemeenteraad vastgestelde Handreiking burgerparticipatie een inloopavond plaatsgevonden in De Druiventros in Berkel-Enschot.

Deze avond is druk bezocht. Mensen konden hun reactie doorgeven aan twee ambtenaren die aanwezig waren. Deze werden dan genoteerd. Verder lagen er reactieformulieren in de zaal waarop mensen zelf hun reactie konden schrijven. Ook is er na die avond nog gereageerd via mail.

Ambtelijk zijn vragen genoteerd omtrent de groen-blauwe mantel in relatie tot een aanlegvergunning voor het scheuren/ ploegen van grasland tbv maïsteelt. Hierover is uitleg gegeven.Over het ontbreken van aanduidingen voor waterlopen, over de ligging van de EVZ, over de ligging en verklaring van de veiligheidszone BEVI. Naar aanleiding hiervan zijn, waar nodig de plankaart, regels en toelichting aangepast. Danwel is er uitleg gegeven. Er zijn vragen gesteld over landschapselementen, de begrenzing van bepaalde percelen dan wel bouwblokken en de bestemming van bepaalde percelen. Ook hierbij is er uitleg gegeven en daar waar nodig zijn de plankaart, regels en eventueel toelichting aangepast.

Verder zijn er reactieformulieren ingediend en is er ook kort daarna nog gereageerd via mail en brief met vragen/verzoeken omtrent de begrenzing van agrarische bouwblokken, over nieuwe ontwikkelingen in het gebied, over de begrenzing van bouw- en bestemmingsvlakken, over uitbreidingsmogelijkheden, over de bestemming van percelen en overlandschapselementen. Ook hier is er uitleg gegeven en daar waar nodig zijn de plankaart, regels en toelichting aangepast.

9.4 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.8. van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), gedurende zes weken ter inzage gelegen, te weten van 18 juni tot en met 30 juli 2012. Tijdens deze periode zijn er 17 zienswijzen ingediend. Deze worden hieronder zakelijk weergegeven, met daarbij het uiteindelijke standpunt van het gemeentebestuur ten aanzien van die zienswijzen.

N.B: in verband met de toepassing van de Wet bescherming persoonsgegevens zijn de zienswijzen van natuurlijke personen geanonimiseerd weergegeven (zulks o.a. n.a.v. een bericht van de VNG van 2 oktober 2009).

Bijlage 3 Notitie behandeling zienswijzen tegen ontwerp-bestemmingsplan "Buitengebied De Groene Zoom 2012".

1. Tennet,

Tennet geeft aan geen op- of aanmerkingen te hebben op het ontwerp-bestemmingsplan Buitengebied De Groene Zoom 2012"

Standpunt gemeente: De zienswijze is ongegrond en wordt voor kennisgeving aangenomen.

2. Waterschap De Dommel,

Waterschap De Dommel stemt in met het plan en de afstemming met hen.

Informeel hebben zij er via mail d.d. 25 juli 2012 op gewezen dat in de toelichting van het plan verwezen wordt naar een beleidsnota van Waterschap Brabantse Delta. Omdat het plangebied niet gelegen is in het beheergebied van Brabantse Delta verzoeken zij om deze verwijzing ambtshalve te verwijderen. Ook merken zij op dat deze reactie niet als een zienswijze beschouwd hoeft te worden.

Standpunt gemeente: De zienswijze is gegrond en geeft aanleiding tot aanpassing van de toelichting in die zin dat in hoofdstuk 3.2 de passage omtrent het Integraal Waterbeheersplan West Brabant II 2000-2004 van Waterschap Brabantse Delta verwijderd zal worden.

3. Petrochemical Pipeline Services,.

Het ontwerp-bestemmingsplan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

Standpunt gemeente: De zienswijze is ongegrond en wordt voor kennisgeving aangenomen.

4. Rotterdam-Rijn Pijpleiding,(RRP).

RRP verzoekt om aanpassing van par. 4.7.2.3.6 van de toelichting waarin staat dat met RRP een traject loopt tot het definitief vaststellen van de saneringsopgave van de locaties van meerdere kwetsbare objecten. RRP geeft echter aan dat zij nog volop bezig met het in kaart brengen van de (beperkt) kwetsbare objecten. Zodra die conclusie vastligt zullen ze het saneringstraject bewandelen. Ze vinden het daarom te vroeg om te vermelden dat een locatie dus kwetsbaar is. Ze verzoeken daarom om alleen te vermelden dat genoemde locatie nog in de beoordelingsfase zit en indien van toepassing een saneringsopgave zal worden meegewogen.

Standpunt gemeente: De zienswijze is gegrond. De zin dat een traject loopt tot het definitief vaststellen van de saneringsopgave zal worden gewijzigd in: De N.V. Rotterdam-Rijn Pijpleiding Maatschappij, de leidingbeheerder van de RRP-leiding, is nog volop bezig met het in kaart brengen van de (beperkt) kwetsbare objecten. Zodra die conclusie vast ligt zullen ze het saneringstraject bewandelen.

5. ZLTO, Afdeling Hart van Brabant,

A. De ZLTO verzoekt om bedrijven die in de nabijheid van de Oostkamer liggen duidelijkheid te verschaffen omtrent hun toekomstperspectief en voldoende alternatieven te bieden indien het bedrijf niet in zijn huidige vorm kan worden voortgezet. Het zomaar insluiten van agrarische bedrijven door woningbouw is niet acceptabel. De mogelijkheid die dit bestemmingsplan biedt voor alternatieve stadsgerichte activiteiten zijn zeer beperkt. Voor ondernemers is onvoldoende duidelijk wat zij kunnen op hun locatie en als ze iets willen komen ze in lange procedures terecht. De gemeente wordt gevraagd hier kritisch naar te kijken.

Standpunt gemeente: Het onderhavige bestemmingsplan regelt het toekomstige woongebied Oostkamer niet. Hiervoor wordt een apart bestemmingsplan gemaakt. In het kader van dat bestemmingsplan wordt duidelijk wat de gevolgen van de Oostkamer zijn voor omliggende agrarische bedrijven. Wanneer ondernemers kun agrarische bedrijf willen uitbreiden met bepaalde alternatieve stadsgerichte activiteiten die niet passen binnen het onderhavige bestemmingsplan kan een verzoek tot herziening van het bestemmingsplan worden ingediend en zal per geval geoordeeld worden of hieraan medewerking verleend kan worden.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

B. ZLTO geeft aan dat de gemeenten vaak nauwkeurig omschrijven wat zij wel en niet toestaan en wanneer zij hier niet aan voldoen zijn lange procedures nodig. Zij vragen in plaats van een exacte beschrijving om criteria te benoemen waaraan nieuwe activiteiten moeten voldoen.

Standpunt gemeente: Omdat er zeer veel wet- en regelgeving is met betrekking tot activiteiten in het buitengebied is het heel moeilijk om criteria te geven waaraan de nieuwe activiteiten moeten voldoen. Ook dan zal blijken dat deze criteria star zijn en veel activiteiten niet mogelijk zijn. Het college heeft daarom een systeem van het indienen van zgn. principe-verzoeken geïntroduceerd waarbij een ondernemer zijn gewenste activiteit als principe-verzoek kan indienen en hij of zij in redelijk korte termijn verneemt of hieraan medewerking verleend kan worden. Deze principe-verzoeken worden uiteraard ook getoetst aan wet- en regelgeving echter het voordeel is dat er overleg met verzoeker mogelijk is over aanpassing van het verzoek wanneer niet helemaal wordt voldaan aan de criteria en er evt. aanvullende voorwaarden gesteld kunnen worden waardoor wel medewerking verleend kan worden.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

C. In het bestemmingsplan zijn geen ontwikkelmogelijkheden opgenomen voor uitbreiding van agrarische bedrijven. Zij verzoeken om hiertoe een wijzigingsbevoegdheid op te nemen. Verder vragen ze om voor bedrijven met een iv- bestemming aan te sluiten op de regels van de Verordening Ruimte.

Standpunt gemeente: Wanneer een wijzigingsbevoegdheid voor uitbreiding van agrarische bedrijven opgenomen wordt betekent dit dat er voor het bestemmingsplan een m.e.r.(beoordelings)procedure gevoerd dient te worden. Dit is een conserverend bestemmingsplan. Voor nieuwe ontwikkelingen c.q. uitbreidingen worden aparte ontwikkelplannen gemaakt.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

D. ZLTO verzoekt om een wijzigingsbevoegdheid op te nemen voor de aanleg van permanente teeltondersteunende voorzieningen.

Standpunt gemeente: Permanent teeltondersteunende voorzieningen dienen (ook basis van provinciaal beleid) binnen een agrarisch bouwvlak opgericht te worden. Dit betekent dat er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen zou moeten worden voor vergroting van agrarische bouwvlakken. Deze wijzigingsbevoegdheid is niet opgenomen vanwege redenen genoemd onder punt C.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

E. ZLTO vraagt om een nadere onderbouwing voor het opnemen van een omgevingsvergunningsplicht voor bodemingrepen dieper dan 0,40 meter en het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling. Ze vragen om de bewerkingsdiepte voor agrarisch gebruik te verruimen naar 0,50 m.

Standpunt gemeente: De nadere onderbouwing is gelegen in het feit dat het hier gaat om een gebied dat ingevolge de provinciale Verordening ruimte is aangewezen als Groenblauwe mantel, dat deze agrarische percelen daarom de bestemming Agrarisch met waarde heeft gekregen met een toetsmoment in de vorm van een omgevingsvergunning voor bodemingrepen dieper dan 0,40 cm dan wel het verlagen van de grondwaterstand. Navraag bij andere gemeenten toont aan dat de maat van 0,40 cm voor dit soort gebieden een gebruikelijke maat is.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

F. ZLTO maakt voor het gebied Agrarisch met Waarden bezwaar tegen de vergunningplicht voor het permanent omzetten van grasland in een andere bodemcultuur. Deze bepaling belemmert het normaal agrarisch gebruik.

Standpunt gemeente: De bestemming Agrarisch met waarden is gelegd op die percelen die door de provincie zijn aangewezen als Groenblauwe mantel. Het beleid binnen dit gebied is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. Deze gebieden worden beschermd via het zgn. ja, mits-systeem. Dit betekent dat nieuwe ontwikkelingen mogelijk zijn mits ze ecologische en landschappelijke waarden behouden en versterken. Door het opnemen van een omgevingsvergunning voor het permanent omzetten van grasland in een andere bodemcultuur is er een toetsmoment om na te gaan of hier sprake is van behoud en versterking van de ecologische en landschappelijke waarden. Wanneer hiervan sprake kan de vergunning verleend worden.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

G. ZLTO verzoekt om de dubbelbestemming Waarde- archeologie te verwijderen van de agrarische bouwvlakken.

Standpunt gemeente: Het beleid van de gemeente is om geen dubbel- bestemming Waarde- Archeologie op te nemen binnen bestaande agrarische bouwvlakken omdat de grond binnen deze bestemming vaak al diep gewoeld is en dit onnodige kosten en tijdrovende procedures met zich meebrengt. Dit is ten onrechte toch gebeurd.

De ingediende zienswijze is gegrond en op de plankaart/ verbeelding zal de dubbelbestemming Waarde- Archeologie dan ook van het agrarische bouwvlak worden verwijderd.

H. ZLTO verzoekt om op een aantal plaatsen het bouwvlak aan te passen in die zin dat sleufsilo's en kuilvoerplaten binnen het bouwvlak komen te liggen.

Standpunt gemeente: Dit verzoek is ook gedaan door enkele andere agrariërs dan wel door hun adviseur. Deze gevallen zijn alle separaat beoordeeld en voor het standpunt wordt verwezen naar deze gevallen. Algemene regel is dat de begrenzing van de bestaande bouwvlakken is overgenomen en dat voor uitbreiding van agrarische bouwvlakken separate procedures worden gevoerd.

Deze ingediende zienswijze is ongegrond.

6. Provincie Noord-Brabant.

A. De provincie verzoekt de retrospectieve toets op de volgende punten aan te vullen: op basis van het vigerende bestemmingsplan zijn aan de Heuvelstraat 2-4 2 woningen bestemd terwijl het nieuwe bestemmingsplan 3 woningen regelt.

Standpunt gemeente: Op 9 augustus 1994 is door het college van de toenmalige gemeente Berkel-Enschot bouwvergunning verleend voor het splitsen van het woonhuis Heuvelstraat 4 in twee woningen.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

B. In het vigerende bestemmingsplan heeft het perceel Udenhoutseweg 2 een VAB-bestemming terwijl het nu bestemd is als agrarisch bedrijf.

Standpunt gemeente: Blijkens detailkaart 12 behorende bij het bestemmingsplan Buitengebied 94 heeft het perceel Udenhoutseweg 2 de bestemming Agrarische bedrijfsdoeleinden. Het er aan de westzijde naast gelegen perceel heeft VAB-bestemming. Het bedrijf behoudt zijn agrarische bedrijfsbestemming.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

C. In het vigerende bestemmingsplan heeft Brem 1 een VAB-bestemming. De huidige zeer grote woonbestemming is in strijd met de principes van zuinig ruimtegebruik.

Standpunt gemeente: Het bestemmingsvlak zal de omvang van het huidige bestemmingsvlak aan de oost- en westzijde worden verkleind tot de omvang van het huidige bestemmingsplan. Wel zal de toegangsweg tot de woning bij het bestemmingsvlak worden gevoegd.

De ingediende zienswijze is gegrond en geeft aanleiding tot aanpassing van de verbeelding/plankaart.

D. Gevraagd wordt een verduidelijking van de procedure van de woonbestemming Hazennest 1.

Standpunt gemeente: Hazennest 1 is een woning die aangekocht is door de gemeente in het kader van de plannen voor aanleg van het nieuwe bedrijventerrein de Nieuwe Warande. Op basis van het bestemmingsplan Nieuwe Warande fase I kreeg dit perceel de bestemming Bedrijven met bijbehorende voorzieningen. Omdat het bedrijventerrein Nieuwe Warande niet doorgaat is besloten om het vigerende gebruik van het pand (zijnde woning) weer positief te bestemmen. Dit sluit aan op de toekomstige woningbouwplannen in de omgeving, namelijk de Oostkamer.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

E. Het agrarisch bedrijf aan de Hoolstraat 8 is in het vigerende bestemmingsplan gekoppeld aan een bouwvlak aan de overzijde van de weg. In het huidige plan ontbreekt die koppeling. Verzocht wordt te waarborgen dat hier geen zelfstandig agrarisch bedrijf kan ontstaan.

Standpunt gemeente: Het bestemmingsplan regelt het agrarisch bedrijf aan de Hoolstraat 9 (noordzijde). Het plan zal worden uitgebreid met het agrarische bouwvlak aan de Hoolstraat 8 (zuidzijde). Verder zal er tussen de agrarische bouwvlakken Hoolstraat 8 en 9 de figuuraanduiding 'relatie' worden aangegeven om aan te geven dat deze bestemmingsvlakken worden aangemerkt als één bestemmingsvlak. Uit de regels blijkt dat er binnen deze twee bestemmingsvlakken maar één bedrijfswoning is toegestaan. In 2009 is bouwvergunning verleend voor een nieuwe bedrijfswoning op het noordelijke bestemmingsvlak onder voorwaarde dat de bestaande bedrijfswoning op het zuidelijke bestemmingsvlak ontmanteld zou worden.

De ingediende zienswijze is gegrond en geeft aanleiding tot aanpassing van de verbeelding/plankaart.

F. Gevraagd wordt of bij de uitbreiding van de bouwvlakken aan de Heikantsebaan 14 en 16 toepassing is gegeven aan artikel 2.2. van de Verordening Ruimte?

Standpunt gemeente: Met betrekking tot Heikantsebaan 14 zal de rijbak binnen het agrarische bouwvlak worden gelegd. En aan de regels voor Agrarisch-Agrarisch bedrijf zal bij de algemene Bouwregels, artikel 4.2.1. het volgende lid 5 worden toegevoegd: Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch- rijbak" mogen geen gebouwen worden gebouwd. Met betrekking tot Heikantsebaan 16 zal het bouwvlak conform de bestaande situatie worden aangepast in die zin dat alle bestaande erfverharding binnen het bestemmingsvlak worden gebracht. In ruil voor deze uitbreiding van het bestemmingsvlak zullen er ter voorkoming van verdere uitbreiding van bebouwing (op deze uitbreiding) bouwvlakken om de bestaande bebouwing worden gelegd. Delen van beide bestemmingsvlakken zijn al landschappelijk ingepast. Het na al deze jaren nog verdere toepassing geven van artikel 2.2. van de verordening is niet reëel.

De ingediende zienswijze is ongegrond. Ambtshalve zal de verbeelding/plankaart in die zin worden aangepast dat de rijbak binnen het agrarische bouwvlak wordt gebracht en het agrarische bouwvlak aan de Heikantsebaan 16 conform bestaande situatie zal worden aangepast opdat de bestaande erfverharding binnen het bouwvlak valt. Om uitbreiding van gebouwen te voorkomen zal om de bestaande gebouwen een bouwvlak worden gelegd.

G. Bij de voorwaarden voor binnenplanse afwijkingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden wordt verwezen naar een externe norm (artikel 2.1. en 2.2. de Verordening Ruimte) en dit houdt geen stand in een rechterlijke procedure. De voorwaarden dienen als eigen norm verwoord te worden. Verder dient het begrip ruimtelijke ontwikkeling aan de begripsbepalingen toegevoegd te worden.

Standpunt gemeente: De verwijzing naar de externe norm in artikel 29 van de regels zal worden aangepast in een eigen norm en het begrip Ruimtelijke ontwikkeling zal aan de begripsbepalingen worden toegevoegd.

De ingediende zienswijze is gegrond en geeft aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan.

H. Aan de voorwaarden voor splitsing van kenmerkende boerderijen (artikel 4.6.5) dient als voorwaarde toegevoegd te worden dat de splitsing gericht moet zijn op behoud en herstel van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing.

Standpunt gemeente: De huidige voorwaarde in artikel 4.6.5. lid j dat het bestaande architectonische karakter van de boerderij en de daaraan verbonden cultuurhistorische waarden niet mag worden aangetast zal gewijzigd worden in "de splitsing moet gericht zijn op behoud en herstel van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing".

De ingediende zienswijze is gegrond en geeft aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan.

I. Ten aanzien van rijbakken bij een woonbestemming dient geregeld te worden dat deze gesitueerd dienen te worden direct aansluitend aan de woonbestemming om daarmee een zorgvuldig ruimtegebruik te garanderen.

Standpunt gemeente: Rijbakken mogen uitsluitende ter plaatse van de betreffende functie-aanduiding worden opgericht en ze zijn allen gesitueerd direct aansluitend aan de woonbestemming. Voor verplaatsing van een rijbak is een bestemmingsplanherziening noodzakelijk. Een aanvullende regeling is daarom niet noodzakelijk. De ingediende zienswijze is ongegrond.

J. De rijbak bij het agrarische bedrijf aan de Heikantsebaan dient geconcentreerd te worden binnen het bouwvlak.

Standpunt gemeente: Het bestemmingsvlak 'Agrarisch-Agrarisch Bedrijf' aan de Heikantsebaan 14 zal zodanig worden verruimd dat de rijbak binnen het bestemmingsvlak valt. Om te voorkomen dat het agrarisch bouwvlak wordt uitgebreid ten behoeve van agrarische bedrijfsgebouwen zal in de algemene bouwregels worden opgenomen dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch- rijbak' geen gebouwen mogen worden gebouwd.

De ingediende zienswijze is gegrond en geeft aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan.

K. Negen voormalige agrarische bedrijven hebben een woonbestemming gekregen echter de bouwvlakken zijn niet in alle gevallen verkleind (bijv. Heikantsebaan 18). Omdat dit in strijd is met het zuinig ruimtegebruik wordt verzocht de bouwvlakken te verkleinen.

Standpunt gemeente: Heikantsebaan 18 (voormalige champignonkwekerij) is inderdaad de enige locatie waar het bouwvlak niet is verkleind en waar geen sloop heeft plaatsgevonden. Er heeft geen sloop plaats gevonden omdat er geen sprake is van overtollige bebouwing. De bestaande loods (gebouwd in 1985) wordt gebruikt voor opslag van het ter plaatse gevestigde klussenbedrijf. Nadere bestudering heeft wel aanleiding gegeven tot verkleining van het bouwvlak.

De ingediende zienswijze is gegrond en geeft aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan.

7.Brabantse Milieufederatie

  • A. BMF geeft aan dat vanwege de ligging nabij twee Natura2000-gebieden voor het bestemmingsplan een passende beoordeling en een plan-MER verplicht is. In de Toelichting staat dat er geen plan-MER en passende beoordeling nodig is omdat er geen concrete ontwikkelingsmogelijkheden zouden zijn terwijl vanaf blz 90 staat dat het plan ontwikkelingen bij agrarische bedrijven niet onmogelijk maakt.

Standpunt gemeente: Blz 90 is blz 9 van het SRE-advies. In hfdst 2.2., in de 5e zin staat inderdaad: "Het bestemmingsplan, zoals nu voorligt, maakt ontwikkelingen bij agrarische bedrijven niet direct mogelijk, maar ook niet onmogelijk." Op de volgende pagina (pagina 10 bovenaan) wordt uitgelegd wat hier mee wordt bedoeld: “De mogelijke m.e.r.-plicht voor bestemmingsplannen buitengebied is het gevolg van de ruimte die soms wordt geboden voor de ontwikkeling van intensieve veehouderij”. Het betreft hier ruimte die al (latent) aanwezig is en nog niet benut is door de agrarische bedrijven. Deze beschikbare niet gebruikte ruimte op het bouwblok kan in theorie leiden tot een toename van de ammoniakemissie. Een dergelijke ontwikkeling is echter niet te verwachten. De laatste 8-10 jaar is de ammoniakemissie juist afgenomen en de verwachting is dat deze ontwikkeling zal doorzetten. Als gevolg van de economisch perspectieven verwacht de sector zelf (banken en landbouworganisaties) dat de komende jaren 40-50% van de bedrijven zal stoppen. Dit wordt door bedrijven in hun Bedrijfsontwikkelingsplan (BOP) in het kader van het Actieplan ammoniak ook aangegeven.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

  • B. In rapport SRE staat dat een plan-MER niet gemaakt hoeft te worden omdat er geen activiteiten in het plan worden ontwikkeld die onder de D-lijst vallen. BMF onderschrijft dit niet. Bij een plan-MER dienen meer aspecten dan alleen stikstof meegenomen te worden. Wat betreft stikstof wordt gewezen op de de Nb-wet en de stikstofverordening maar niet duidelijk is of de beoordeelde bedrijven beschikken over een Nb-wetvergunning en er bedrijven zijn die deze niet hebben en waarbij legalisatie niet mogelijk is.

Standpunt gemeente: In het SRE rapport zijn cumulatieve aspecten meegenomen, niet alleen voor stikstof maar ook voor andere aspecten zoals voor externe veiligheid, luchtkwaliteit en geur. De bedrijven in het plangebied hebben een rechtsgeldige Wabo vergunning voor de onderdelen bouwen en milieu. Aangenomen mag worden dat een deel van de veehouderijen niet beschikt over een Natuurbeschermingswet vergunning. Deze situatie is historisch gegroeid als gevolg van onduidelijkheid over het toetsingskader van de Natuurbeschermingswet. De Afdeling bestuursrechtspraak vernietigde in 2008 en 2009 een aantal besluiten waarbij vergunning was verleend. De onderbouwing van het toetsingskader was onvoldoende en het bestaande gebruik was omstreden. Vanaf dat moment ging de vergunningverlening aan bedrijven weer op slot. Vervolgens hebben twee commissies zich gebogen over de ontstane situatie (Trojan en Huys). Deze kwamen tot vergelijkbare conclusies. Een nieuw toetsingskader moet wettelijk zijn verankerd. De oplossing moet komen van een geïntegreerde aanpak van de stikstofproblematiek (depositie vanuit veehouderij, industrie, verkeer en andere activiteiten). Hieruit is de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) voortgekomen. Deze is in ontwikkeling en zal eind 2013 worden vastgesteld. Daarnaast adviseerden de commissies om voor wat betreft stikstofdepositie het bestaand gebruik wettelijk te regelen. Dit is gebeurd in de Crisis- en Herstelwet(CHW) door de peildatum van 7 december 2004 op te nemen. De CHW is op 31 maart 2010 in werking getreden en sindsdien zijn de hiervoor aangehaalde regels onderdeel geworden van de Natuurbeschermingswet (Nbw). De Verordening stikstof en Natura 2000 zorgt er voor dat de veehouderijen in alle gevallen tot een depositieniveau op Natura 2000-gebieden, dat lager is of gelijk aan die op de peildatum van 7 december 2004. Dit wordt bereikt doordat onder de werkingssfeer van de Verordening stikstof vergaande emissiearme stalsystemen moeten worden toegepast en dat aanvullend zo nodig en zo mogelijk wordt gesaldeerd. Ook is geregeld dat het depositieniveau van bedrijven die zich tussen 2004 (peildatum) en 2010 (in werking treden Verordening stikstof) en van de bedrijven die zich niet ontwikkelen, wordt teruggebracht tot een niveau dat lager is of gelijk aan die op de peildatum (door saldering van depositie). Dit betekent dat alle veehouderijen met een rechtsgeldige Wabo vergunning in aanmerking komen voor een Natuurbeschermingswetvergunning (legalisatie zoals de BMF dit noemt). Daarmee is het voor het opstellen van plan-MER niet relevant of een veehouderij al dan niet in het bezit is van Natuurbeschermingwetvergunning.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

  • C. Er is in de regels geen koppeling gelegd tussen de Nb-wetvergunning als voorwaarde voor het toestaan van een ontwikkeling.

Standpunt gemeente: Het is niet nodig om een voorwaarde op te nemen voor ontwikkeling van bedrijven dat men in het bezit is van een Natuurbeschermingwet. De Natuurbeschermingswet haakt aan, aan de Wabo, hetgeen betekent dat de bij een Wabo procedure de provincie een verklaring van geen bedenkingen moet afgeven (NB. Een verklaring van geen bedenkingen is niet nodig als voorafgaand aan de aanvraag om een Wabo vergunning al een aanvraag om een Natuurbeschermingswetvergunning is aangevraagd bij de provincie). Voor meldingsplichtige bedrijven is het aanhaken van de Natuurbeschermingwet aan de Wabo niet van toepassing. Door controles van de provincie - in samenwerking met de gemeenten - wordt op dit moment een grote inzet gepleegd om vast te stellen of de bedrijven voldoen aan de Natuurbeschermingswet.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

  • D. De BMF geeft aan dat er een plan-MER gemaakt moet worden vanwege de ontwikkelings-mogelijkheden die dit bestemmingsplan biedt. In bepaalde bouwvlakken zit nog behoorlijk wat ontwikkelruimte.

Standpunt gemeente: verwezen wordt naar het standpunt onder A.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

  • E. Het plan maakt omschakeling naar grondgebonden veehouderij rechtstreeks mogelijk.

Standpunt gemeente: Wanneer de twee iv-bedrijven in het plangebied omschakelen naar een grondgebondenbedrijf is dit qua ammoniak naar verwachting een verbetering. De grondgebonden bedrijven kunnen pas na een herziening van het bestemmingsplan omschakelen naar iv. Het huidige plan laat dit niet toe. Er zijn 4 agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen. Deze kunnen inderdaad omschakelen naar een grondgebonden veehouderij. In theorie, want in de praktijk bieden de betreffende locaties onvoldoende huiskavel voor het beweiden van melkvee. Omschakeling zou betekenen dat melkvee permanent opgestald zou moeten worden. In het licht van de Verordening ruimte zou een dergelijke melkrundveehouderij weer als intensief moet worden beschouwd en omschakeling naar een intensieve veehouderij is niet mogelijk.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

  • F. Gestopte bedrijven kunnen opnieuw starten, bijv. via een melding. Het merendeel staat nog in het BVB-bestand als bestaande veehouderij hetgeen erop duidt dat de vergunning of melding nog voortbestaan.

Standpunt gemeente: Gestopte bedrijven hebben een woonbestemming gekregen en kunnen dus pas na een herziening van het bestemmingsplan opnieuw een bestemming agrarisch bedrijf krijgen.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

  • G. Bouw van mestverwerkingsinstallaties en mestsilo's is rechtstreeks toegestaan.

Standpunt gemeente: Mestsilo's behoren tot de normale agrarische bedrijfsvoering van veehouderijen. Het bestemmingsplan laat geen zelfstandige mestinstallaties toe. Ook niet bij bestaande veehouderijen.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

  • H. In het plan zitten nog ontwikkelingsmogelijkheden via een binnenplanse afwijking, zoals tot 2,5 ha aan tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, huisvesting seizoenarbeiders, 25 kampeerplaatsen etc.

Standpunt gemeente: Van deze ontwikkelingsmogelijkheden zijn geen significante effecten te verwachten.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

  • I. Er zijn ontwikkelingsmogelijkheden via wijzigingsbevoegdheden voor recreatieve voorzieningen met ondergeschikte horeca, agrarisch technische bedrijven, paardenhouderijen etc. Omdat significante effecten niet uit te sluiten zijn moet een plan-MER gemaakt worden.

Standpunt gemeente: Deze ontwikkelingen zijn van (zeer) beperkte omvang en kunnen daardoor geen significante gevolgen met zich meebrengen.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

  • J. Vervolgens geeft de BMF aan waaraan de plan-MER moet voldoen en wat de uitgangspunten dienen te zijn.

Standpunt gemeente: Dit wordt voor kennisgeving aangenomen.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

  • K. BMF verzoekt de gemeente in het bestemmingsplan een doorvertaling te maken van de in artikel 2.1 van de Verordening Ruimte vastgelegde verplichting voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied. Bij een ontwikkeling in het buitengebied dient het hele bouwvlak goed landschappelijk ingepast te worden.

Standpunt gemeente: Verwezen wordt naar zienswijze 16 van de provincie onder punt G.

De ingediende zienswijze is gegrond en geeft aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan.

  • L. In een plan voor landschappelijke inpassing moet duidelijk staan waar beplanting wordt aangebracht en hoe deze beplanting wordt onderhouden en beheerd. De borging kan geschieden in het bestemmingsplan zelf. Groen landschapselement op het bouwvlak en middels een overeenkomst met een kettingbeding.

Standpunt gemeente: Wat in een landschapsplan moet staan en hoe de borging moet plaatsvinden wordt onderschreven. De ingediende zienswijze is ongegrond.

  • M. Op grond van de Verordening Ruimte dienen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere permanente voorzieningen, zoals rijbakken, in het bouwvlak gerealiseerd te worden.

Standpunt gemeente: De artikelen waarnaar de BMF verwijst hebben alle betrekking op agrarische bedrijven. Wat betreft de rijbak bij het agrarische bedrijf aan de Heikantsebaan 14 zal het bestemmingsplan worden aangepast in die zin dat de rijbak binnen het bestemmingsvlak valt. Wat betreft het kleinschalig kamperen is dit op basis van een functie-aanduiding geregeld. Hiermee is de locatie voldoende geborgd.

De ingediende zienswijze is deels gegrond en geeft wat betreft de rijbak aan de Heikantsebaan 14 aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan.

  • N. BMF geeft aan dat de groenblauwe mantel ontbreekt als aanduiding op de verbeelding. Wel is de correcte bestemming Agrarisch met Waarden toegekend. Zij menen dat een AW-LN-bestemming passender zou zijn. In de toelichting ontbreekt een onderbouwing van de waarden op basis van onderzoek. Op basis van dat onderzoek dienen de gebieden met waarden een passende bestemming te krijgen.

Standpunt gemeente: De aanduiding groenblauwe mantel is niet noodzakelijk nu deze gebieden de bestemming Agrarisch met Waarden hebben gekregen. Separaat onderzoek is niet noodzakelijk nu niet afgeweken wordt van de begrenzing zoals deze in provinciale Verordening ruimte is aangegeven.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

  • O. De verspreide bosgebieden dienen een dubbelbestemming EHS te krijgen om ze een passende bescherming te geven.

Standpunt gemeente: De verspreide bosgebieden in het plangebied zijn in de provinciale verordening Ruimte niet aangewezen als EHS en behoeven op basis daarvan geen bescherming. Nochtans is besloten deze bosjes te bestemmen als Bos en ze via deze bestemming een passende bescherming te geven.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

  • P. BMF verzoekt de poelen, putten en vijvers gelegen binnen het N2000 gebied Leemkuilen die de bestemming Water hebben gekregen een Natuurbestemming te geven. Zij verwijzen naar in uitspraak inzake Alphen-Chaam waar de Raad van State daar waar de natuurfunctie boven de waterhuishoudkundige functie staat een natuurbestemming passender.

Standpunt gemeente: Het gaat hierbij om een grote en een kleine waterpartij achter het pand Haarensebaan 5 en een grote waterpartij achter het pand Molenbaantje 10. De drie waterpartijen liggen alle in een landschapspark dat hoort bij de betreffende woningen. De kleine waterpartij ligt geheel in het Natura 2000-gebied, de twee grote gedeeltelijk. Nu de waterpartijen meer gericht zijn op een landschaps- en natuurfunctie en minder op een waterhuishoudkundige functie is de bestemming natuur inderdaad beter passend dan de bestemming water. Zeker nu deze bestemming ook expliciet de functie water en waterhuishoudkundige voorzieningen kent.

De zienswijze is gegrond en geeft aanleiding tot aanpassing van de plankaart/verbeelding.

  • Q. BMF acht binnen de bestemming Natuur de afwijkingsbevoegdheid voor gebouwen en de wijzigingsbevoegdheid naar Water bezwaarlijk. Voor bebouwing is geen noodzaak en de wijzigingsbevoegdheid naar Water is ongewenst omdat Water al binnen de Natuurfunctie is geregeld.

Standpunt gemeente: De afwijkingsbevoegdheid voor gebouwen binnen de bestemming Natuur beperkt zich tot gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer van de natuur tot een maximale oppervlakte van 30m2 en tot de bouw van een brandtoren. De noodzaak van deze bebouwing dient aangetoond te worden dmv de eis dat deze zijn voor het onderhoud en beheer van de natuur dan wel uit oogpunt van brandpreventie of brandbestrijding. De wijzigingsbevoegdheid van Natuur naar Water vloeit voort uit afspraken met de waterschappen. De afspraak is dat daar waar het waterlopen betreft die vermeld staan in de legger waterlopen deze een bestemming Water krijgen omdat de waterhuishoudkundige functie prevaleert boven de natuurfunctie.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

  • R. Het afwegingskader voor het vergunningstelsel voor werken en werkzaamheden is onvoldoende om te kunnen bepalen of er een onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschaps- en natuurwaarden. Aangegeven moet worden welke landschaps- en natuurwaarden worden beschermd, welke werken en werkzaamheden hier afbreuk aan kunnen doen en wanneer vergunningverlening wel of niet mogelijk is en onder welke voorwaarden.

Standpunt gemeente: Het afwegingskader is dat de vergunning slechts wordt verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de betreffende bestemmingsomschrijving genoemde waarden en/of functies. Welke werken en werkzaamheden hier afbreuk aan kunnen doen worden ook aangegeven. Namelijk die werken en werkzaamheden waarvoor een vergunningsplicht is opgenomen. Wanneer vergunningverlening wel of niet mogelijk is, is in het betreffende artikel te lezen onder het kopje "Toelaatbaarheid". Daarin is ook aangeven dat in bepaalde gevallen advies van deskundigen wordt gevraagd. Of en welke voorwaarden aan de vergunning worden verbonden wordt per geval beoordeeld.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

  • S. Binnen de bestemming Sport, Verkeer, Verkeer-Railverkeer, Verkeer-Nationaal en andere bestemmingen waar het behoud van groen, groenvoorzieningen, landschapselementen en water tot de bestemmingsdoelen behoort moet een omgevingsvergunningstelsel worden opgenomen voor het verwijderen, rooien etc. van bos-, natuur- en landschapselementen, etc. etc. Anders zouden deze waarden niet beschermd worden zodat de bestemming niet duurzaam verwezenlijkt wordt of blijft.

Standpunt gemeente: De gronden binnen de genoemde bestemmingen hebben naast de hoofdfunctie Sport, verkeer etc. (mede) de functie van groenvoorzieningen en/of water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Landschapselementen worden niet genoemd. Niet is aangegeven dat er sprake dient te zijn van het behoud van de functie groen, water etc. Een omgevingsvergunningstelsel is dan ook niet op zijn plaats. Wanneer er wel gekozen zou zijn voor het behoud van groen, water of landschapselementen zouden deze elementen (separaat) bestemd zijn als Groen, Water of Natuur en op basis daarvan bescherming genieten via een omgevingsvergunningstelsel.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

  • T. BMF verzoekt om teeltvrije zones van tenminste gemiddeld 10 meter op te nemen langs de waterlopen die het Natura2000-gebied en de EHS instromen.

Standpunt gemeente: De gevraagde breedte van 10 meter van de teeltvrije zones wordt niet nader onderbouwd.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

  • U. BMF verzoekt om zandwegen en zandpaden te bestemmen als onverharde wegen en deze als zodanig te beschermen zodat verharding kan worden voorkomen.

Standpunt gemeente: Zandpaden en zandwegen hebben geen Verkeersbestemming gekregen maar vallen binnen de bestemming Agrarisch (met waarden), Bos of Natuur. Binnen al deze bestemmingen is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor het aanleggen en/of verharden van wegen, paden of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 100m2 per perceel. Een perceel is een aaneengesloten stuk grond met een kadastrale aanduiding. De vergunning wordt slechts verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, herstel en ontwikkeling van de in de betreffende functie genoemde waarden en/of functies. Op deze wijze worden bestaande zandpaden voldoende beschermd.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

  • V. BMF verzoekt om intrekking van de milieuvergunningen van de gestopte agrarische bedrijven en om het provinciale BVB-bestand te actualiseren. Verder verzoekt zij om de gestopte agrarische bedrijven een passende bestemming te geven, gekoppeld aan de sloop van overtollige gebouwen. Hierdoor wordt voorkomen dat deze bedrijven(her)starten.

Standpunt gemeente: In het plangebied zijn 9 agrarische bedrijven gestopt en deze krijgen een woonbestemming. Bij de meeste bedrijven heeft forse sloop van bedrijfsbebouwing plaatsgevonden en zijn de milieuvergunningen ingetrokken. Een aantal (voormalige) milieuvergunningen is niet ingetrokken omdat deze van rechtswege zijn overgegaan in een melding en meldingen kunnen juridisch niet ingetrokken worden.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

8. Eigenaar Berkhoek 6, Udenhout,

Reclamant verzoekt het bestemmingsvlak aan te passen. De woning is gelegen in een landschapsplan van ongeveer 2 ha. Het gewenste bestemmingsvlak is geheel omzoomd door erfbeplanting. Verder verzoekt hij de opslag te maximaliseren op 266 m2. Dit laatste op basis van gemaakte afspraken met een ambtenaar in 2000. Hiertoe heeft de eigenaar een gesprekverslag bijgevoegd.

Standpunt gemeente: In het kader van het principe van zuinig ruimtegebruik krijgen alleen een woning en het direct aansluitende erf en tuin een woonbestemming. Van het ongeveer 2 ha gewenste bestemmingsvlak heeft ongeveer 2800m2 een woonbestemming gekregen. De overige gronden behouden hun agrarische bestemming. Wat betreft het maximaliseren van de opslag tot 266m2 wordt opgemerkt dat uit overlegde gegevens niet blijkt dat er toezeggingen gedaan zouden zijn omtrent het toestaan van maximaal 266m2 aan bijgebouwen. Uitgangspunt blijft daarom dat alleen de bestaande bijgebouwen tbv opslag worden geregeld, zijnde 48m2 en 156m2.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

9. Eigenaar Waalwijkseweg 2a, Berkel-Enschot

Reclamant geeft aan dat bij zijn agrarische bedrijf 165m2 opslag staat vermeld. Echter op 20 januari 2012 is bouwvergunning verleend voor een nieuwe loods. Reclamant vraagt zich af waarom er opslag staat vermeld bij zijn bedrijf.

Standpunt gemeente: In het bestemmingsplan Buitengebied 94 is het perceel bestemd als Agrarische bedrijfsdoeleinden. Deze bestemming is gehandhaafd. Het bedrijf is thans bestemd als Agrarisch- Agrarisch bedrijf. De aanduiding 'opslag' is niet van toepassing bij deze bestemming.

De zienswijze is gegrond en de aanduiding 'opslag' zal dan ook van de plankaart/verbeelding verwijderd worden. Het bouwvlak zal zodanig worden aangepast dat de nieuwe loods erbinnen valt. Omdat in de bouwaanvraag voor de nieuwe loods is aangegeven dat 4 bestaande loodsen worden gesloopt zal het bouwvlak ook hierop worden aangepast.

10. Eigenaar Kreitenmolenstraat 226, 5071 Udenhout

Reclamant verzoekt om aanpassing van de archeologische verwachtingswaarde voor zijn perceel.. Hiertoe heeft hij als bijlage een bodemonderzoek bijgevoegd.

Standpunt gemeente: Het beleid van de gemeente is om geen dubbel-bestemming Waarde-Archeologie op te nemen binnen bestaande agrarische bouwvlakken omdat de grond binnen deze bestemming vaak al diep gewoeld is en dit onnodige kosten en tijdrovende procedures met zich meebrengt. Dit is ten onrechte toch gebeurd in dit geval..

De ingediende zienswijze is gegrond en op de plankaart/ verbeelding zal de dubbelbestemming Waarde- Archeologie dan ook van het agrarische bouwvlak worden verwijderd.

11. Zienswijze door een adviesbureau mbt De Hemeltjens 1 te Berkel-Enschot..

A. Reclamant geeft aan dat zijn cliënt op de huiskavel een kas heeft van ruim 3000m2. Volgens de bestemming Agrarisch mogen slechts grondgebonden bedrijven aanwezig zijn. Gelet op de bestemming Agrarisch zouden er slechts grondgebonden agrarische bedrijven aanwezig mogen zijn. Gelet op de definities in artikel 1 kan het bedrijf van cliënt, onder meer vanwege de gedeeltelijke teelt onder glas, niet worden aangemerkt als grondgebonden, in elk geval niet voor dat deel waarop de kas aanwezig is wat een substantieel deel is van het totale bedrijf. Dit zou betekenen dat een deel van de bedrijfsvoering zoals deze thans plaatsvindt onder overgangsrecht wordt gebracht. Verzocht wordt de bestemmingsbeschrijving zodanig aan te passen dat kassen expliciet binnen het gehele bouwvlak worden toegestaan en verder de bestemmingsomschrijving zodanig te wijzigen dat ter plaatse een glastuinbouwbedrijf c.q. kwekerij onder glas aanwezig mag zijn.

Standpunt gemeente: Het bedrijf heeft de bestemming Agrarisch- Agrarisch bedrijf gekregen en is bestemd voor een grond gebonden agrarisch bedrijf. Ingevolge de begripsbepalingen in artikel 1.7 is een grondgebonden bedrijf een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt. Een glastuinbouwbedrijf daarentegen (art. 1.6) is een (niet-grondgebonden) agrarisch bedrijf, waarin de productie geheel of in overwegende mate plaatsvindt in één of meerdere kassen. Zoals reclamant zelf aangeeft exploiteert het bedrijf een boom- en tuinplantenkwekerij met verkoop van producten aan huis ( de Hemeltjens 1) en worden gronden van ongeveer 5 ha gelegen aan het Riddershofpad gebruikt voor de teelt van bomen en planten. Op de huiskavel bevindt zich een kas van ruim 3000m2. Dit betekent dat er sprake is van een bedrijfsvoering die in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt en daarmee terecht bestemd is als een grondgebonden agrarisch bedrijf.

De zienswijze is ongegrond.

B. Reclamant verzoekt om de productiegebonden detailhandel in de omvang zoals deze thans plaats vindt te blijven toestaan, subsidiair om deze oppervlakte vast te leggen op 1000m2.

Standpunt gemeente: Het bestemmingsplan staat een productiegebonden detailhandel toe van maximaal 200m2. In het voorheen geldende bestemmingsplan Buitengebied 94 had het perceel de bestemming "Agrarische bedrijfsdoeleinden A". Productiegebonden detailhandel was hierin niet geregeld. Bij brief van 21 januari 1999 heeft het college medegedeeld dat beperkte verkoop van ter plaatse vervaardigde producten is toegestaan. Tilburg hanteert thans het beleid dat bij agrarische bedrijven maximaal 200m2 aan productiegebonden detailhandel wordt toegestaan. Dit is ook provinciaal beleid. Het toestaan van een grotere oppervlakte detailhandel is verder in strijd met het Tilburgs detailhandelsbeleid. Op basis van deze argumenten wordt vastgehouden aan maximaal 200m2. Echter gezien het karakter van het bedrijf dat producten vervaardigt waarbij de (grotere) verkoop zich tijdelijk concentreert op een aantal weken per jaar zal in het onderhavige bestemmingsplan worden bepaald dat de totale gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte voor productiegebonden detailhandel van medio april tot medio mei, van medio september tot medio oktober en van eind november tot kerstmis (met een maximum van in totaal 12 weken per jaar) maximaal 1000m2 mag bedragen.

De zienswijze is deels gegrond en geeft aanleiding tot aanpassing van regels en de verbeelding/plankaart.

C. Reclamant geeft aan dat cliënt een milieuvergunning heeft voor 96 vleesvarkens en verzoekt daarom de aanduiding intensieve veehouderij op te nemen binnen het bestemmingsvlak.

Standpunt gemeente: Blijkens artikel 1.8 van de begripsbepalingen is een intensieve veehouderij een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals ………varkens, ….… of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van een melkveehouderij. In dit onderhavige geval is geen sprake van bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate plaats vindt in gebouwen en gericht is op het houden van varkens. Het gaat om het (incidenteel) houden van 96 vleesvarkens, die gezien moeten worden als een neveninkomen bij de boom- en tuinplantenkwekerij. Het (incidenteel) houden van de 96 vleesvarkens is mogelijk binnen de bestemming Agrarisch- Agrarisch bedrijf zonder dat daarvoor de aanduiding intensieve veehouderij noodzakelijk is. Omdat de locatie is gelegen in zgn. extensiveringsgebied is uitbreiding van het bedrijf wat betreft de varkenstak niet mogelijk.

De zienswijze is ongegrond.

D. Het huisperceel van cliënt en de daartegenover gelegen gronden die eveneens zijn eigendom zijn hebben de dubbelbestemming Archeologie gekregen. Hierdoor worden er allerlei beperkingen gesteld indien grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,5 m. Deze beperking is niet zinvol en onnodig bezwarend.

Standpunt gemeente: Voor zover het gaat om het agrarische bouwvlak aan de Hemeltjens 1 zal de dubbelbestemming Waarde-Archeologie van dit bouwvlak worden afgehaald omdat deze gronden inderdaad al grotendeels zijn geroerd en deze dubbelbestemming niet zinvol en onnodig bezwarend is. Wat de overige gronden betreft blijft de dubbelbestemming gehandhaafd vanwege het belang van de bescherming van mogelijke archeologische waarden in de bodem. Werkzaamheden dieper dan 0,5 m blijven mogelijk, zij het dat er een omgevingsvergunning nodig is wanneer deze werkzaamheden een oppervlakte van meer dan 500m2 beslaan. Echter, hiervoor gelden ook weer een aantal uitzonderingen, bijvoorbeeld voor normaal beheer en onderhoud (zie artikel 20.4.2). Hierdoor is de dubbel-bestemming niet onnodig bezwarend.

De zienswijze is in zoverre gegrond dat de dubbel bestemming Waarde Archeologie op de plankaart/verbeelding van het agrarische bouwvlak zal worden verwijderd. Voor het overige is de zienswijze ongegrond.

12. ZLTO namens bedrijven resp. Brem 3 te Berkel-Enschot en Enschotsebaan 23 Berkel-Enschot.

A. ZLTO verzoekt namens twee boomtelers om voor bepaalde door hen aangewezen gronden binnen het plangebied bodemingrepen (planten en rooien van bomen) tot tenminste 0,50m onder maaiveld te mogen uitvoeren zonder dat hiervoor een omgevingsvergunning nodig is. Nu is de grens 0,40 m onder maaiveld.

Standpunt gemeente: H-et betreft hier allemaal percelen met de bestemming Agrarisch. Binnen deze bestemming is een aanlegvergunning noodzakelijk voor het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschaps-elementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiedoeleinden. Aangezien het hier gaat om bomen t.b.v. agrarische productie doeleinden is voor het planten en rooien van deze bomen geen aanlegvergunning noodzakelijk.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

B. Verder verzoeken zij om binnen de bestemming "agrarisch" een wijzigingsbevoegdheid op te nemen voor het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage.

Standpunt gemeente: Binnen de bestemming Agrarisch is het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling mogelijk. Hiervoor dient echter wel een omgevingsvergunning aangevraagd te worden. Zie artikel 3.5.1. Een wijzigingsbevoegdheid is dan ook niet nodig.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

13.Een adviesbureau namens bedrijf Kreitenmolenstraat 224, 5071 ND Udenhout, ingekomen 23 juli 2012.

A. Reclamant geeft aan dat de bestaande kuilplaten voor een gedeelte buiten het bouwvlak zijn gelegen. De kuilplaten zijn reeds geruime tijd aanwezig en maken deel uit van de vigerende milieuvergunning. Verzocht wordt de kuilplaten binnen de grenzen van het bouwvlak op te nemen.

Standpunt gemeente: Het bouwvlak zal aan de zuidzijde zodanig worden vergroot dat de kuilplaten erbinnen vallen. Totaal is dit een uitbreiding van 1617m2. Aan de oostzijde/achterzijde zal ongeveer eenzelfde oppervlakte van het bouwvlak worden afgehaald waardoor er bijna geen vergroting plaats vindt maar er sprake is van vormverandering.

De ingediende zienswijze is gegrond en geeft aanleiding tot aanpassing van de verbeelding/plankaart.

B. Het bedrijf heeft een milieuvergunning en bouwvergunningen voor het houden van 2184 mestvarkens en verzoekt om op het betreffende perceel de aanduiding intensieve veehouderij op de plankaart te vermelden.

Standpunt gemeente: Tussen 1991 en 2009 zijn er diverse milieuvergunningen voor varkens verleend en ingetrokken. Thans vigeert de milieuvergunning uit 2009 en een bouwvergunning uit 2010. Tot op heden is geen aanvang gemaakt met de bouw. De iv-aanduiding zal dan ook niet op de verbeelding/plankaart worden opgenomen.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

C. Verzocht wordt de dubbelbestemming waarde archeologie van het bouwvlak te verwijderen. Dit om onnodige kosten en tijdrovende procedures te voorkomen. Verder is de bodem op deze locatie al diep gewoeld t.b.v. andere bouwwerken.

Standpunt gemeente: Het beleid van de gemeente is om geen dubbel-bestemming Waarde-Archeologie op te nemen binnen bestaande agrarische bouwvlakken omdat de grond binnen deze bestemming vaak al diep gewoeld is en dit onnodige kosten en tijdrovende procedures met zich meebrengt. Dit is ten onrechte toch gebeurd.

De ingediende zienswijze is gegrond en geeft aanleiding tot aanpassing van de verbeelding/plankaart.

14. Een adviesbureau namens eigenaar Haarensebaan 3, Udenhout.

A. Reclamant verzoekt tot een beperkte aanpassing van het bouwvlak opdat de bestaande erfverharding volledig binnen het bouwvlak valt.

Standpunt gemeente: Aan de noordzijde zal het bouwvlak beperkt worden aangepast waardoor de bestaande erfverharding volledig binnen het bouwvlak valt.

De ingediende zienswijze is gegrond en geeft aanleiding tot aanpassing van de verbeelding/plankaart.

B. Verzocht wordt de dubbelbestemming waarde archeologie van het bouwvlak te verwijderen. Dit om onnodige kosten en tijdrovende procedures te voorkomen. Verder is de bodem op deze locatie al diepgewoeld tbv andere bouwwerken.

Standpunt gemeente: Het beleid van de gemeente is om geen dubbel-bestemming Waarde-Archeologie op te nemen binnen bestaande agrarische bouwvlakken omdat de grond binnen deze bestemming vaak al diep gewoeld is en dit onnodige kosten en tijdrovende procedures met zich meebrengt. Dit is ten onrechte toch gebeurd.

De ingediende zienswijze is gegrond en geeft aanleiding tot aanpassing van de verbeelding/plankaart.

15. Een adviesbureau namens eigenaar, Udenhoutseweg 3a, 5056 PE Berkel-Enschot

Reclamant verzoekt om een geringe aanpassing van het bouwvlak. Ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan is het bouwvlak richting straatzijde verschoven waardoor een klein deel van de rundveestal, mixputten en verharding buiten het bouwvlak is komen te vallen.

Standpunt gemeente:. Uit nameting blijkt dat door de verschuiving het bouwvlak aan de achterzijde met ongeveer 10 meter is verkleind. Omdat aan de straatzijde ook agrarische activiteiten plaatsvinden is terugschuiven van het bouwvlak geen optie. Aan de zuid-westzijde is daarom een strook van dezelfde omvang als de uitbreiding afgehaald waardoor het bouwvlak niet wordt vergroot maar alleen van vorm verandert.

De zienswijze is gegrond en geeft aanleiding tot aanpassing van de verbeelding/plankaart.

B. Verzocht wordt de dubbelbestemming waarde archeologie van het bouwvlak te verwijderen. Dit om onnodige kosten en tijdrovende procedures te voorkomen. Verder is de bodem op deze locatie al diep gewoeld t.b.v. andere bouwwerken.

Standpunt gemeente: Het beleid van de gemeente is om geen dubbel-bestemming Waarde-Archeologie op te nemen binnen bestaande agrarische bouwvlakken omdat de grond binnen deze bestemming vaak al diep gewoeld is en dit onnodige kosten en tijdrovende procedures met zich meebrengt. Dit is ten onrechte toch gebeurd.

De ingediende zienswijze is gegrond en geeft aanleiding tot aanpassing van de verbeelding/plankaart.

16. ZLTO namens eigenaar Hoolstraat 17 Berkel-Enschot

ZLTO verzoekt aanpassing van het bouwvlak conform vigerend bestemmingsplan. Door de bouwvlakverkleining wordt initiatiefnemer beperkt in zijn bedrijfsvoering.

Standpunt gemeente: het bestemmingsvlak Agrarisch-Agrarisch Bedrijf zal alsnog conform vigerend bestemmingsplan worden overgenomen nu reclamant heeft aangetoond dit deel van het perceel onder ontbindende voorwaarden is verkocht en hij aannemelijk heeft gemaakt dat deze ontbindende voorwaarden in werking treden.

De ingediende zienswijze is gegrond en geeft aanleiding tot aanpassing van de verbeelding/plankaart.

17. Eigenaar, Berkhoek 7, 5071 NE Udenhout, ingekomen 31 juli 2012

Reclamant verzoekt om twee kleine gebouwen die nu buiten het bouwvlak zijn getekend in het bouwvlak te laten vallen.

Standpunt gemeente: De twee kleine gebouwtjes zijn ten onrechte niet binnen het bestemmingsvlak Bedrijf ingetekend.

De ingediende zienswijze is gegrond en geeft aanleiding tot aanpassing van de verbeelding/plankaart.

Hoofdstuk 10 Bronnen

10.1 Boeken En Rapporten

- ANWB (2004). ANWB Topografische Atlas Noord-Brabant. Den Haag: ANWB.

- Europese Commissie (2000). Kaderrichtlijn water. Europese Commissie.

- Gemeente Tilburg (2007a). Grond voor verleden. Archeologische monumentenzorg in Tilburg. Tilburg: Gemeente Tilburg.

- Gemeente Tilburg (2007b). Voorontwerp Structuurplan Noordoost 2020. Tilburg: Gemeente Tilburg.

- Gemeente Tilburg (2005a). Milieubeleidsvisie 2006-2010. Zorgen voor milieu is samenspel. Tilburg: Gemeente Tilburg.

- Gemeente Tilburg (2005b). Ruimtelijke structuurvisie Tilburg 2020. Tilburg, stad van contrasten. Tilburg: Gemeente Tilburg.

- Gemeente Tilburg (2003). Kadernota Toerisme en Recreatie 2003-2010. De Tilburgse Ervaring. Tilburg: Gemeente Tilburg.

- Gemeente Tilburg (2002). Kadernota Groene Mal. Tilburg: Gemeente Tilburg.

- Gemeente Tilburg (2001). Kaart Groene Mal. Tilburg: Gemeente Tilburg.

- Gemeente Tilburg (1992). Bestemmingsplan Buitengebied Groene Zoom. Tilburg: Gemeente Tilburg.

- Ministerie van LNV (2004). Agenda Vitaal Platteland. Inspelen op veranderingen. 's-Gravenhage: Ministerie van LNV.

- Ministerie van LNV (2002). Flora- en faunawet. 's-Gravenhage: Ministerie van LNV.

- Ministerie van LNV (2000). Nota natuur, bos en landschap in de 21e eeuw. Natuur voor mensen, mensen voor natuur. 's-Gravenhage: Ministerie van LNV.

- Ministerie van OCW (2007). Wet op de archeologische monumentenzorg. 's-Gravenhage: Ministerie van OCW.

- Ministerie van OCW, VROM, LNV & V&W (1999). Nota Belvedère. Beleidsnota over de relatie cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting. 's-Gravenhage: Ministerie van OCW.

- Ministerie van Verkeer en Waterstaat (2000). Anders omgaan met water. Waterbeleid voor de 21e eeuw. 's-Gravenhage: Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

- Ministerie van VROM (2007a). Wet geluidhinder. 's-Gravenhage: Ministerie van VROM.

- Ministerie van VROM (2007b). Wet geurhinder en veehouderij. 's-Gravenhage: Ministerie van VROM.

- Ministerie van VROM (2007c). Wet milieubeheer. 's-Gravenhage: Ministerie van VROM.

- Ministerie van VROM, LNV, V&W & EZ (2006). Nota Ruimte. Ruimte voor Ontwikkeling. 's-Gravenhage: Ministerie van VROM.

- Provincie Noord-Brabant (2008b). Correctieve herziening Reconstructieplan Meierij. 's-Hertogenbosch: Provincie Noord-Brabant.

- Provincie Noord-Brabant (2006c). Provinciale milieuverordening Noord-Brabant. Aanpassing 2006, concept. 's-Hertogenbosch: Provincie Noord-Brabant.

- Provincie Noord-Brabant (2005a). Aardkundig Waardevolle Gebiedenkaart. 's-Hertogenbosch: Provincie Noord-Brabant.

- Provincie Noord-Brabant (2005b). Reconstructieplan Meierij. 's-Hertogenbosch: Provincie Noord-Brabant.

- Provincie Noord-Brabant (2004b). Uitwerkingsplan Breda-Tilburg. 's-Hertogenbosch: Provincie Noord-Brabant.

- Provincie Noord-Brabant (2002). Partiële herziening Provinciaal Waterhuishoudingsplan 2003-2006. 's-Hertogenbosch: Provincie Noord-Brabant.

- Provincie Noord-Brabant (1998). Provinciaal Waterhuishoudingsplan. 's-Hertogenbosch: Provincie Noord-Brabant.

- Unie van Waterschappen (2000). Nationaal Beleidsakkoord Water. 's-Gravenhage: Unie van Waterschappen.

- Waterschap Brabantse Delta (1999). Integraal Waterbeheersplan West-Brabant II 2000-2004. Breda: Waterschap Brabantse Delta.

10.2 Websites

- Ministerie van LNV (2009). Natura 2000-gebieden - Noord-Brabant. Geraadpleegd op 16 april 2009, www.synbiosys.alterra.nl.

- Provincie Noord-Brabant (2006b). Cultuurhistorische waardenkaart. Geraadpleegd op 16 april 2009, www.brabant.esrinl.com.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Monumentale En Beeldbepalende Bomen

Bijlage 2 Monumentale en beeldbepalende bomen

Bijlage 1 Rapport Advies Noodzaak M.e.r.(beoordelings)plicht

Bijlage 1 Rapport Advies noodzaak m.e.r.(beoordelings)plicht