KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden-3
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden-4
Artikel 6 Bedrijf
Artikel 7 Bos
Artikel 8 Horeca
Artikel 9 Kantoor
Artikel 10 Natuur-landgoed
Artikel 11 Recreatie
Artikel 12 Sport
Artikel 13 Verkeer
Artikel 14 Water
Artikel 15 Wonen-buitengebied
Artikel 16 Waarde-archeologie (Dubbelbestemming)
Artikel 17 Waarde-ecologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 18 Antidubbeltelregel
Artikel 19 Algemene Bouwregels
Artikel 20 Algemene Gebruiksregels
Artikel 21 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 22 Algemene Ontheffingsregels
Artikel 23 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 24 Algemene Procedureregels
Artikel 25 Algemene Aanlegvergunningstelsels
Hoofdstuk 4 Overgangsrecht En Slotregel
Artikel 26 Overgangsrecht
Artikel 27 Slotregel
Hoofdstuk 1 Beschrijving Gebied
1.1 Ligging Plangebied
1.2 Juridisch-planologische Situatie
Hoofdstuk 2 Inleiding
2.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling
Hoofdstuk 3 Beleid En Wet- En Regelgeving
3.1 Overzicht
3.2 Beleid Provinciaal-regionaal Niveau
3.3 Beleid Gemeentelijk Niveau
Hoofdstuk 4 Nadere Beleidsbepaling
4.1 Inleiding
4.2 Cultuurhistorie
4.3 Natuur En Ecologie
4.4 Waterparagraaf
4.5 Milieuaspecten
Hoofdstuk 5 Juridische Regeling
5.1 Inleiding
5.2 Bestemmingen
5.3 Ontwikkelingen
Hoofdstuk 6 Financiële Paragraaf
Hoofdstuk 7 Vooroverleg
Hoofdstuk 8 Burgerparticipatie
Hoofdstuk 9 Notitie Behandeling Zienswijzen
Bijlage 1 Lijst Van Dagrecreatieve Voorzieningen
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Boomwaardezoneringskaart
Bijlage 4 Luchtvaartverkeerzone-ihcs-kaart
Bijlage 5 Luchtvaartverkeerzone-funnel-kaart
Bijlage 6 Luchtvaartverkeerzone-ils-kaart
Bijlage 1 Wateradvies
Bijlage 2 Quick Scan Natuurwaarden Landgoederenzone
Bijlage 3 Notitie Behandeling Zienswijzen

Buitengebied Landgoederenzone Bredaseweg

Bestemmingsplan - Tilburg

Onherroepelijk op 14-07-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

Het bestemmingsplan Buitengebied Landgoederenzone Bredaseweg van de gemeente Tilburg.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0855.BSP2008026- en bijbehorende bijlagen.

1.3 afschuiningshoek

Hoek die gevormd wordt door een schuin en een horizontaal vlak die elkaar snijden op de afschuiningshoogte.

1.4 afschuiningshoogte

Hoogte waarop zich de snijlijn bevindt van een vertikaal en een hellend vlak, waarbij die vlakken de begrenzing zijn van het maximaal toegestane bouwvolume.

1.5 agrarisch bedrijf

Een bedrijf waar uitsluitend of in hoofdzaak door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren producten worden voortgebracht, waaronder mede wordt verstaan de met die activiteiten qua aard vergelijkbare activiteiten, zoals een productiegerichte paardenhouderij, inclusief pensionstal.

1.6 agrarisch bedrijf, glastuinbouwbedrijf

Een (niet-grondgebonden) agrarisch bedrijf, waarin de productie geheel of in overwegende mate plaatsvindt in één of meerdere kassen.

1.7 agrarisch bedrijf, grondgebonden

Een agrarisch bedrijf, waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van de onbebouwde gronden in de directe omgeving van het bedrijf. Grondgebonden agrarische bedrijven zijn in elk geval akkerbouw-, fruitteelt- en vollegrondstuinbouwbedrijven, alsmede boomteeltbedrijven, waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant. Melkveebedrijven zijn doorgaans ook grondgebonden.

1.8 agrarisch bedrijf, niet grondgeboden

Een agrarisch bedrijf, waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van de onbebouwde gronden in de directe omgeving van het bedrijf. Niet-grondgebonden agrarische bedrijven zijn in elk geval intensieve veehouderijen, glastuinbouwbedrijven, intensieve kwekerijen en overige gebouwgebonden teeltbedrijven en kwekerijen. Voorbeelden zijn champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, varkenshouderijen, sommige viskwekerijen en nertsenhouderijen.

1.9 agrarisch bedrijf, intensieve kwekerij

Een (niet-grondgebonden) agrarisch bedrijf, waarin de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van de onbebouwde gronden in de directe omgeving van het bedrijf.

1.10 agrarisch bedrijf, intensieve veehouderij

Een (niet-grondgebonden) agrarisch bedrijf, waarin het houden van vee, pluimvee of pelsdieren de hoofdzaak is.

1.11 agrarisch bedrijf, volwaardig

Een agrarisch bedrijf waarin - gelet op aantal dieren, hoeveelheid grond en/of inrichting - ten minste één volwaardige arbeidskracht gedurende het gehele jaar een volledige dagtaak vindt en dat voldoende bestaansmogelijkheden biedt om duurzaam bij wijze van hoofdberoep te worden geëxploiteerd.

1.12 agrarisch-technisch hulpbedrijf

Een bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van andere landbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking.

1.13 agrarisch verwant bedrijf

Een bedrijf of instelling, gericht op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van andere landbouwkundige methoden. Voorbeelden zijn groencomposteringsbedrijven, hoveniersbedrijven en dierenklinieken.

1.14 aan huis gebonden beroep

Beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als ´aan-huis-verbonden´, zijnde bedrijfs- en/of beroepsmatige activiteiten door tenminste één bewoner, plaats vindend in de betrokken woning en/of bijbehorend bijgebouw, waarbij:

  1. a. geen sprake is van een activiteit die is vermeld in de categorieën 2 t/m 5 zoals opgenomen in de bijgevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten of die behoort tot de categorieen van inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet Geluidhinder, uitgewerkt in het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit Milieubeheer (Stbl. 1993,50);
  2. b. geen sprake is van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de direkte nabijheid aanwezige beroepsvestigingen;
  3. c. voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
  4. d. de beroepsuitoefening naar omvang ondergeschikt is aan het wonen, d.w.z. niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning (inclusief bijgebouw) en totaal niet meer dan 80 m² in beslag neemt;
  5. e. de beroepsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;
  6. f. geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;
  7. g. op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt;
  8. h. geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid welke onder de werking van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50) valt, tenzij het betreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden wel verantwoord is.

1.15 aanbouw

Uitbreiding van een gebouw bestaande uit één bouwlaag welke direct ten dienste staat van het gebouw doch niet één open ruimte vormt met de rest van het gebouw, dat zowel qua bouwmassa als verschijningsvorm ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.16 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.17 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.18 afhankelijke woonruimte

Een aanbouw of bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.19 agrarisch loonbedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen of -apparatuur.

1.20 ambachtelijk bedrijf

Een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen.

1.21 bar

Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse, ook tussen 02:00 uur en 06:00 uur. Tevens deel uitmakend van horecavestigingen metaccent op verstrekking van alcoholhoudende dranken.

1.22 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.23 bebouwingsfront

Oriëntatie van de voorzijde van de hoofdbebouwing.

1.24 bebouwingspercentage

Het percentage dat per bouwperceel bepaalt hoeveel procent van het bouwvlak ten hoogste mag worden bebouwd.

1.25 bedrijfsgebouw

Een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.26 bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op onder andere consumentverzorging, welke geheel of overwegend door middel van handwerk plaatsvinden.

1.27 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)

De totale oppervlakte van de ruimten binnen de bebouwing die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-gebonden-beroep of bedrijf, c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.28 bedrijfswoning

Een woning behorend bij en onlosmakelijk verbonden met een op hetzelfde perceel gelegen bedrijf, bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon die verantwoordelijk is voor de bedrijfsmatige activiteiten in dat bedrijf, dan wel die activiteiten uitvoert.

1.29 bedrijven

Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten die liggen op het vlak van industrie, handel en groothandel met eventueel bijbehorende ondergeschikte showroom (derhalve géén detailhandel daaronder te begrijpen), ambacht, nijverheid, productie, distributie, logistiek, vervoer, opslag, reparatie (waaronder autoreparatiebedrijven), e.d.

Tevens worden hiertoe gerekend bijbehorende kantoorruimten en installaties.

De inrichtingen genoemd in bijlage I van het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit Milieubeheer (IVB) van 5 januari 1993 houdende aanwijzing van categorieën inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet Geluidhinder worden alleen tot ´bedrijven´ gerekend voorzover deze zijn gelegen op gezoneerde bedrijventerreinen c.q. bedrijvenlocaties of gedeelten daarvan,

Niet tot bedrijven worden gerekend: kantoren, horeca, (perifere) detailhandel, nutsvoorzieningen, tank- en servicestations, autowasplaatsen, dienstverlening, recreatie, sport, agrarisch bedrijf, maatschappelijke instellingen en bedrijfspompen, zijnde pompen die in hoofdzaak zijn bedoeld voor de eigen brandstoffenvoorziening.

(Bedrijf is de technische eenheid van onderneming, met dit laatste begrip is de economische eenheid bedoeld).

1.30 beeldbepalende boom

Bomen met een hoofdwaarde volgens de Boomwaarde zoneringskaart.

1.31 beperkt kwetsbaar object

Object zoals omschreven in het ´Besluit externe veiligheid inrichtingen´.

1.32 beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinning en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.

1.33 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.34 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.35 bijgebouw

Een vrijstaand gebouw ten dienste van en behorende bij het hoofdgebouw bestaande uit maximaal één bouwlaag, dat zowel qua bouwmassa als verschijningsvorm ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.36 bouwblok

Door openbare ruimte omsloten geheel van percelen (al dan niet -reeds- bebouwd), dat te beschouwen is als een stedenbouwkundige eenheid.

1.37 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.38 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.39 bouwhoogte

Onder ´bouwhoogte´ wordt verstaan:

  1. a. De hoogte van gebouwen, met uitzondering van lift- en trappenhuizen, lichtkappen en ondergeschikte onderdelen van gebouwen zoals schoorstenen, masten en delen van ventilatie-installaties, gemeten uit het hoogste punt boven het (straat-)peil.
  2. b. De hoogte van bouwwerken die geen gebouw zijn, gemeten uit het hoogste punt boven het (straat-)peil.

1.40 bouwlaag

Een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkant van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5 m in hoogte verschillen, zulks met uitzondering van een onderbouw of zolder.

1.41 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.42 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.43 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.44 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.45 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)

De som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren -horizontale vlakken ter plaatse van trappen, hellingen en vides daaronder begrepen- voorzover de ruimten waarbinnen de vloeren zich bevinden een grotere inwendige hoogte hebben dan 1,5 m.

1.46 cafetaria/snackbar

Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van ter plaatse bereide etenswaren, alsmede het bieden van gelegenheid tot het nuttigen van etenswaren ter plaatse.

1.47 calamiteit

Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk door overmacht: brand, overstroming, aardbeving en dergelijke.

1.48 carport

Een aangebouwde of vrijstaand bijgebouw, bestaande uit een (semi) gesloten dakconstructie, ondersteund door palen of kolommen eventueel gedeeltelijk omsloten door wanden die niet tot de constructie behoren.

1.49 dagrecreatie

Een vorm van recreëren die zich beperkt tot één dag (zonder overnachting), dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld kamperen en dergelijke waarbij men zich voor meerdere dagen van huis begeeft.

1.50 dakhelling

Hoek die gevormd wordt door een schuin en een horizontaal vlak die elkaar snijden op de goothoogte.

1.51 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.52 dienstverlening

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van detailhandel en seksinrichtingen.

1.53 discotheek/bardancing

Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van overwegend muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen.

1.54 ecologische verbindingszone

Een ecologische verbindingszone is een verbinding tussen natuurgebieden (met nieuwe of herstelde natuur). Ecologische verbindingszones worden aangelegd met een minimale breedte van 10 m om het migreren van dieren en planten tussen natuurgebieden mogelijk te maken (uitwisseling van genen).

1.55 erf

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde zijn toegelaten.

1.56 erker

Transparante, ondiepte uitbouw van een gebouw vóór de voorgevel, niet zijnde een entree.

1.57 erotisch gerichte horeca

Een bedrijf dat tot doel heeft het geven van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en tevens bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.58 escortbedrijf

Het op bedrijfsmatige wijze bemiddelen in de totstandkoming van contacten tussen een prostituee en degene die van zijn/haar diensten gebruik wil maken.

1.59 extensief recreatief medegebruik

Extensieve vormen van recreatie, zoals wandelen en fietsen, die plaatsvinden in gebieden waar de hoofdbestemming meestal natuur of bos betreft.

1.60 functionele eenheid

Hieronder wordt verstaan:

  1. a. Een samenstel van activiteiten dat, gelet op de aard en de organisatie van die activiteiten alsmede op de plaats waar die activiteiten worden verricht, als een eenheid moet worden beschouwd.
  2. b. Het complex van bebouwde en onbebouwde gronden waarop de hiervoor bedoelde activiteiten worden verricht.

1.61 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.62 gebruiksgerichte paardenhouderij

Een paardenhouderij, niet zijnde een manege, waar het rijden met paarden primair gericht is op de ruiter/amazone.

1.63 geluidshinderlijke inrichtingen

Inrichtingen genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit Milieubeheer (IVB) van 5 januari 1993 houdende aanwijzing van categorieën inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet Geluidhinder.

1.64 geprojecteerd kwetsbaar object

Nog niet aanwezig kwetsbaar object dat op grond van het voor het betrokken gebied geldende bestemmingsplan toelaatbaar is.

1.65 geurgevoelig object

Een gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt;

1.66 goothoogte

De hoogte waarop zich de snijlijn bevindt van een verticaal en een hellend vlak, waarbij die vlakken de begrenzing zijn van het toegestane bouwvolume.

1.67 groenvoorzieningen

het geheel van grootschalige voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair, etc, alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.

1.68 grondgebonden woning

Een met de grond verbonden woning bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, daaronder begrepen beroep aan huis, met een zelfstandige ontsluiting op de begane grond en niet zijnde een gestapelde woning.

1.69 groothandel

Het bedrijfsmatig te koop of ter gebruik aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop / gebruik, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.70 hoofdgebouw of hoofdbebouwing

Een gebouw of bebouwing ten dienste van de bestemming van de betreffende gronden, dat/die op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.71 hoogspanningslijn

Een leiding of kabel met een nominale elektrische spanning van 1000 volt of meer.

1.72 horeca

Onder horeca wordt verstaan het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccomodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

Bij horeca wordt onderscheid gemaakt in drie categorieën, te weten ´horeca van categorie 1´, ´horeca van categorie 2´ en ´horeca van categorie 3´. Voor horecagelegenheden die bestaan op het moment van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan is de categorie van toepassing zoals weergegeven binnen de bestemming 'Horeca'.

1.73 horeca van categorie 1

Tot horeca van de categorie 1 worden gerekend: (eet)café, restaurant, brasserie, lunchroom, cafetaria, snackbar e.d. met een netto vloeroppervlak (n.v.o.) van ten hoogste 150 m2. Tevens worden tot horeca van de categorie 1 gerekend winkelondersteunende (d.w.z. op winkelend publiek gerichte) horecavoorzieningen die een onderdeel uitmaken van winkelwarenhuizen of inpandig gesitueerd zijn in besloten winkelpassages en waarvoor de winkelsluitingstijden worden aangehouden.

1.74 horeca van categorie 2

Tot horeca van de categorie 2 worden gerekend dezelfde horecagelegenheden als onder horeca van de categorie 1, maar dan met een netto vloeroppervlak (n.v.o.) van 150 m2 tot maximaal 500 m2 n.v.o, alsmede partycentra tot maximaal 500 m2 n.v.o.

1.75 horeca van categorie 3

  1. a. Tot horeca van de categorie 3 worden gerekend: discotheek/bardancing, (nacht)bar, hotel, en erotisch gerichte horeca (en -voorzover deze laatste tevens wordt aangemerkt als prostitutie-inrichting, escortbedrijf, e.d.- alleen indien hiervoor vergunning is verleend ingevolge de APV);
  2. b. grootschalige horecagelegenheden zoals vermeld onder horeca van de categorie 1 of horeca van de categorie 2 of combinaties hiervan met een netto vloeroppervlak (n.v.o.) van meer dan 500 m2.

1.76 horecavestigingen met accent op verstrekking van alcoholhoudende dranken

Hiertoe worden gerekend: café, bar, eetcafé, grand café, brasserie, pool-/snookercafé e.d. alsmede hiermee gelijk te stellen: coffeeshop, theehuis e.d.

1.77 horecavestigingen met accent op verstrekking van maaltijden

Hiertoe worden gerekend: restaurant, partycentrum, cafetaria, snackbar, shoarmazaak, grillroom, lunchroom, broodjeszaak e.d.

1.78 hotel

Een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het op commerciele basis bieden van overnachtingsmogelijkheden met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse.

1.79 houtopstand

Houtachtige overblijvende gewassen zoals struiken, heggen en bomen.

1.80 huishouden

Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren, waarbij de volgende maxima zijn opgenomen:

  1. a. studenten: maximaal 5;
  2. b. beschermd wonen: maximaal 12.

1.81 kas

Een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienen voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden.Schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (>1,5 meter) worden beschouwd als een kas.

1.82 kantoor

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccomodatie.

1.83 kleinschalige dienstverlening, niet zijnde zakelijke dienstverlening

Dienstverlening, vallend onder ten hoogste categorie 2 van de bij dit plan gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten en gericht op het aan personen of dieren verlenen van diensten in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze of lichaamsverzorgende sfeer en andere vormen van dienstverlening die min of meer een openbaar karakter hebben, zoals (niet limitatief) een huisartsen- of tandartsenpraktijk, een praktijk voor fysiotherapie, een dierenartsenpraktijk, een nagelstudio, een kapsalon en een kinderopvangcentrum, uitgezonderd:

  1. a. seksuele en erotische dienstverlening;
  2. b. zakelijke dienstverlening met een kantoorfunctie, zoals (niet limitatief) rechtskundige en administratieve dienstverlening, architecten- en technische adviesbureaus, makelaarsbureaus, reclamediensten en uitzendbureaus;
  3. c. detailhandel, met uitzondering van een beperkte verkoop, ondergeschikt aan de dienstverlening;
  4. d. horeca.

1.84 kortstondig

Aaneengesloten tijdsperiode van maximaal 12 uur.

1.85 kwetsbaar object

Begrip zoals omschreven in het ´Besluit externe veiligheid inrichtingen Milieubeheer´.

1.86 landschapselementen

Ecologisch en/of landschappelijk waardevolle elementen, zoals bosjes, bomen, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha.

1.87 landschappelijke waarde van een gebied

De aan een gebied toegekende waarde, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet levende natuur.

1.88 langzaam verkeer

Voetgangers- en (snor)fietsverkeer.

1.89 maatschappelijke voorzieningen

Hieronder wordt verstaan:

  1. a. medische of paramedische voorzieningen, zoals ziekenhuis, kliniek, gezondheidscentrum, centrum voor dagbehandeling, consultatiebureau, e.d.;
  2. b. welzijnsvoorzieningen, zoals verzorgingstehuis, verpleeghuis, inrichtingen voor mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking , tehuis voor daklozen, e.d.;
  3. c. educatieve voorzieningen, zoals basis-, voortgezet en wetenschappelijk onderwijs, beroepsonderwijs, kunstonderwijs, muziekschool, volksuniversiteit, cursuscentrum, onderwijsinstituten t.b.v. specifiek onderwijs, bibliotheken, informatiecentrum met bijbehorende en ondergeschikte kantoorruimte, e.d.;
  4. d. voorzieningen t.b.v. kinderopvang zoals kindercrèche, peuterspeelzaal, kinderdagverblijf en (naschoolse) kinderopvangcentrum, al dan niet commercieel;
  5. e. openbare en bijzondere instellingen waaronder overheidsinstellingen zoals stadskantoren, politiekantoor, brandweerkazerne e.d.;
  6. f. maatschappelijke voorzieningen zoals buurt- en clubhuis, wijkcentrum (o.a. Multi Functionele Accommodatie), sociëteit, e.d.

Tot maatschappelijke voorzieningen worden niet gerekend de zogenaamde ´andere gezondheidszorggebouwen´ (blijkens hun constructie en inrichting bestemd voor doeleinden van medische verpleging, verzorging of behandeling dan wel van medisch onderzoek) zoals bedoeld in de Wet Geluidhinder en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelingen.

1.90 maatvoeringsvlak

Een deel van een bestemmingsvlak dat van een ander maatvoeringsvlak wordt gescheiden door een maatvoeringsvlakgrens. Maatvoeringsvlakken onderscheiden zich door een met de maatvoeringsaanduiding aangegeven verschil in goot-, bouwhoogte, dakhelling en/of bebouwingspercentage.

1.91 manege

Een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak gericht is op het geven van instructie aan derden in diverse disciplines van paardrijden.

1.92 mantelzorg

Het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak en hiervoor een medische indicatie heeft, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.93 mestbewerking

Het behandelen van dierlijke mest, zodat deze beter als mest kan worden gebruikt of voor andere functies geschikt wordt.

1.94 monumentale boom

Een boom die is opgenomen in de gemeentelijke lijst van monumentale bomen zoals die geldt op het moment van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan en als zodanig is aangeduid.

1.95 naschoolse opvang

Professionele kinderopvang voor schoolgaande kinderen buiten schooltijd.

1.96 natuurwaarde van een gebied

De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in hun onderlinge samenhang.

1.97 netto vloeroppervlak (n.v.o.)

De som van de binnenwerks gemeten oppervlakten van de voor publiek toegankelijke verblijfsruimten binnen een horeca-inrichting van de categorie 1, 2 of 3, zoals café- en barruimte (inclusief bar), eetzaal, foyer, dansvloer / podium, entree e.d, met uitzondering van oppervlakten t.b.v. keuken, toiletgroepen, garderobe, opslag, dienstruimten e.d.

1.98 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.

1.99 onbebouwd erf

Dat deel van het perceel, dat geen bouwvlak of erf betreft.

1.100 onderbouw

Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen.

1.101 onderkomen

Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken, voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, loodsen, keten en andere soortgelijke verblijfsmiddelen.

1.102 onzelfstandige woonruimte

Een (complex van) woonruimte(n) waarbij:

  1. a. men wezenlijke voorzieningen (keuken en/of toilet) gemeenschappelijk moet gebruiken en,
  2. b. van een privé-vertrek, waarvan de deur uitkomt op een gemeenschappelijke (verkeers)ruimte de deur niet (van twee zijden) afsluitbaar is.

1.103 openlucht- en sportieve recreatie

Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. dag-, verblijfs- en sportieve recreatie welke geheel of grotendeels in de openlucht plaatsvindt, zoals een trim- / fitnessparcours, een jongerenhangplek, e.d.

1.104 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, ondersteund door palen of kolommen, eventueel gedeeltelijk omsloten door wanden die niet tot de constructie behoren.

1.105 partycentrum

Een bedrijf dat voornamelijk tot doel heeft het verhuren van zaalruimte(n) t.b.v. bijeenkomsten, ontvangsten, feesten, partijen e.d. al dan niet in combinatie met het verstrekken van dranken, versnaperingen en/of maaltijden.

1.106 peil (straatpeil)

Hieronder wordt verstaan:

  1. a. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang.
  2. b. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

1.107 perceel

Zie: ´bouwperceel´.

1.108 paardenhouderij

Een productiegerichte, gebruiksgerichte of deels productie-, deels gebruiksgerichte paardenhouderij, niet zijnde een manege.

1.109 plangrens

Een weergegeven lijn, die de grens van plan aanduidt.

1.110 productiegebonden detailhandel

Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.111 productiegerichte paardehouderij

Een paardenhouderij, waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht, die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden.

1.112 prostitutieinrichting

Inrichting waar tegen betaling seksuele omgang te hebben met anderen (ook: bordeel).

1.113 randhoogte

De bestaande hoogte van gebouwen gemeten op bovenkant goot, boeiboord of druiplijn, gemeten boven het gemiddelde peil van het aansluitende afgewerkte terrein.

1.114 recreatief medegebruik en evenementen

Hieronder wordt verstaan:

  1. a. incidenteel, kortstondig gebruik (enkele dagen) van complexen / voorzieningen t.b.v. evenementen zoals rommelmarkten, antiek-, huishoud-, en computerbeurzen, tentoonstellingen, bedrijvencontactdagen e.d., mits men in het bezit is van een evenementenvergunning;
  2. b. incidenteel -jaarlijks- gebruik gedurende een aantal dagen van stadsparken t.b.v. zomeractiviteiten, -spelen, theater, festival e.d;

1.115 recreatiewoning

Woning bestemd voor niet-permanente bewoning.

1.116 recreatieve voorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van recreatieve doeleinden, niet gericht op nachtverblijf, zoals (niet limitatief) wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van gebouwen, aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden, banken en dergelijke.

1.117 religieuze instellingen

Voorzieningen van kerkelijke, religieuze of levensbeschouwelijke aard, zoals kerken, gebedsruimten, kloosters, e.d. met inbegrip van bij klooster behorende begraafplaats.

1.118 restaurant

Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse alsmede het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.119 rijstrook

Gemarkeerd gedeelte van de rijweg dat voldoende plaats biedt aan een enkele rij motorvoertuigen op meer dan twee wielen met uitzondering van in- en uitvoegstroken, voorsorteerstroken en fietspaden.

1.120 risicovolle inrichting

  1. a. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
  2. b. een AMvB-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet Milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/ of het gebruik van gevaarlijke stoffen;
  3. c. bedrijven waarvan de aantoonbare PR10-6/jaar contour is gelegen buiten de inrichtingsgrens.

1.121 speelvoorzieningen

Voorzieningen ten dienste van sport en spel.

1.122 sport

Het geheel van voorzieningen t.b.v. sportbeoefening, zoals: ijsbaan/hal, (openlucht)zwembad, sportvelden, atletiekbaan, basketbalveld, handbalveld, jeu de boulesbaan, tennisbaan /-complex, sporthal, alsmede bijbehorende bebouwing zoals kleedruimten, clubhuis/verenigingsgebouw, opslagruimten, technische ruimten e.d.

1.123 statische goederen

Goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals (antieke) auto's, boten en caravans.

1.124 straatpeil

Zie peil (straatpeil).

1.125 teeltondersteunende voorzieningen

Voorzieningen in, op of boven de grond, die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  1. a. verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  2. b. verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
  3. c. het bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen onkruidbestrijding, effectief omgaan met water, en dergelijke).

Voorbeelden zijn aardbeiteelttafels, afdekfolies, anti-wordteldoek, boomteelthekken, hagelnetten, insectengaas, plastic tunnels, teeltondersteunende kassen, schaduwhallen en vraatnetten.

1.126 teeltondersteunende voorzieningen, permanente

Teeltondersteunende voorzieningen, die voor onbepaalde tijd worden gebruikt.

1.127 teeltondersteunende voorzieningen, tijdelijke

Teeltondersteunende voorzieningen, die op dezelfde locatie gebruikt gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, gedurende maximaal 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik.

1.128 uitbouw

Uitbreiding van een gebouw welke direct ten dienste staat van het gebouw, één ruimte vormt met de rest van het gebouw en is uitgevoerd in één bouwlaag en dat zowel qua bouwmassa als verschijningsvorm ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.129 verblijfsvoorzieningen

Besloten ruimten, bestemd voor het verblijven van mensen.

1.130 verbrede landbouw

Activiteiten bij een agrarisch bedrijf, die voortvloeien uit of nauw samenhangen met het verder in stand te laten agrarisch bedrijf en de bijbehorende agrarische bedrijfsvoering. Voorbeelden zijn agro-toerisme, waaronder agrarisch natuurbeheer, bewerking van ter plaatse geproduceerde producten en zorgboerderijen.

1.131 vergunningplichtig ingevolge Wet Milieubeheer

Milieuvergunning voor inrichtingen (bedrijven) volgens het ´Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer´ (staatsblad 50, 1993) , zonder welke het niet toegestaan is een inrichting op te richten, te veranderen, in werking te hebben of de werking te veranderen.

1.132 verkeer- en vervoervoorzieningen t.b.v. wegverkeer

Hieronder wordt verstaan het (openbaar) wegverkeers- en wegvervoersgebied waarbij de nadruk ligt op de gebiedsontsluitingsfunctie voor gemotoriseerd en langzaam verkeer met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier hoofdverzamelwegen, verzamelwegen en wijkstraten.

1.133 verkeersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer en verblijf

Hieronder wordt verstaan: het openbaar wegverkeers- en verblijfsgebied waarbij de nadruk ligt op de erftoegangsfunctie (geleider van het bestemmingsverkeer) voor gemotoriseerd en langzaam verkeer en/of de verblijfsfunctie voor voetgangers met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier buurtstraten, woonstraten, woonerven, winkelerven en voetgangersgebied inclusief bijbehorende kunstwerken.

1.134 verkoopvloeroppervlak

De oppervlakte van de geheel of grotendeels voor publiek toegankelijke ruimte die is bestemd en feitelijk ingericht voor de verkoop van goederen, waaronder begrepen showroom, uitstallingsruime, kassa's, e.d. met uitzondering van magazijn, opslagruimte, kantoor, e.d.

1.135 voorgevelrooilijn

De naar het openbaar gebied toegekeerde lijn die het bouwvlak begrenst en aansluit aan het onbebouwd erf c.q. openbaar gebied.

1.136 waterstaat/waterstaatkundige doeleinden

het openbaar waterverkeers-, watervervoers- en verblijfsgebied t.b.v. goederenvervoer, pleziervaart en oeveractiviteiten zoals vissen / hengelsport, wandelen en fietsen.

Hiertoe worden gerekend:

  1. a. water en vaarwegen;
  2. b. haven voor pleziervaart met bijbehorende voorzieningen;
  3. c. oevers en kaden met beschoeiing;
  4. d. oeverzones met geplande verruiming vaarwegen;
  5. e. laad- en losplaats inclusief opslag en laad- en loswerktuigen zoals hijswerktuigen en lopende banden;
  6. f. zwaaikommen;
  7. g. water aan- en afvoerkanalen / wegen;
  8. h. vaarwegmeubilair en tekens;
  9. i. leidingwerken ten behoeve van de functie;
  10. j. permanente ligplaatsen voor woon- of horecaboten;
  11. k. deuren wekplaatsen / opslagterreinen;
  12. l. wegen en (fiets-)paden langs oevers, toegangswegen objecten;
  13. m. bermen, bermsloten, taluds, e.d.;
  14. n. kunstwerken zoals bruggen, sluizen, stuwen, aanlegsteiger, bedieningsgebouwen e.d.;
  15. o. verkeers- en straatmeubilair;
  16. p. alles wat verder voor het in stand houden van de functie vaarwegen van toepassing is.

Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier Wilhelminakanaal en Piushaven.

1.137 weg

Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.138 Wet geluidhinder

De wet van 16 februari 1979, staatsblad 99 (1979), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.

1.139 Wet milieubeheer

De wet zoals geplaatst in het staatsblad 551 (1992). Deze wet is in werking getreden op 1 maart 1993.

1.140 wonen

Hieronder wordt verstaan:

  1. a. het geheel van aan huis gebonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, al dan niet zelfstandige wooneenheden, woongebouwen e.d. annex tuin en directe omgeving, ten dienste van het verblijven door mensen. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve dagverblijven;
  2. b. studentenhuisvesting, huisvesting van ouderen, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en dergelijke, alsmede bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen (en ruimten) c.q. verzorgingsfaciliteiten;
  3. c. beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als ´aan huis gebonden beroep´, zijnde beroepsactiviteiten van tenminste één bewoner, plaatsvindend in de betrokken woning en/of bijbehorend bijgebouw.

1.141 woning

Een (gedeelte van een) gebouw dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, daaronder begrepen een aan huis gebondenberoep.

1.142 woongebouw

Een complex van ruimten dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van meerdere huishoudens, daaronder begrepen aan huis gebonden beroep.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 Lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

  1. a. de oppervlakte van een bouwwerk buitenwerks gemeten boven het peil met uitzondering van de oppervlakte van:
    1. 1. een ondergeschikt bouwdeel (zoals open buitentrap, hellingbanen, e.d.) waarvan de verticale projectie op het horizontaal vlak kleiner is dan 4 m² óf
    2. 2. een uitkragend constructiedeel (zoals entree-overkapping, dakoverstekken, niet beweegbare zonweringconstructies e.d.) waarvan de breedte van de verticale projectie op het horizontale vlak kleiner is dan 0,75 m;
  2. b. de oppervlakte van een onbebouwd gedacht terrein, gemeten binnen de grenzen van dat terrein.

2.7 Afstand tot zijdelingse perceelgrens

Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Ontheffing van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Ontheffing van de gebruiksregels

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Agrarisch Met Waarden-3

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.2 Bouwregels

4.3 Ontheffing van de bouwregels

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Aanlegvergunning

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Agrarisch Met Waarden-4

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

5.4 Aanlegvergunning

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Bedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

6.4 Ontheffing van de bouwregels

6.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 7 Bos

7.1 Bestemmingsomschrijving

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

7.4 Ontheffing van de bouwregels

7.5 Specifieke gebruiksregels

7.6 Aanlegvergunning

7.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 8 Horeca

8.1 Bestemmingsomschrijving

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

8.4 Ontheffing van de bouwregels

8.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 9 Kantoor

9.1 Bestemmingsomschrijving

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 24.1Procedureregels ontheffing en nadere eisen nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de brandveiligheid;
    5. 5. de milieusituatie;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;

9.4 Ontheffing van de bouwregels

9.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 10 Natuur-landgoed

10.1 Bestemmingsomschrijving

10.2 Bouwregels

10.3 Ontheffing van de bouwregels

10.4 Specifieke gebruiksregels

10.5 Ontheffing van de gebruiksregels

10.6 Aanlegvergunning

10.7 Wijzigingsbevoegdheid

10.8 Wro-zone-wijzigingsgebied

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied' zijn burgemeester en wethouders bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de (her-)vestiging van een horecabedrijf, met dien verstande dat sprake is van een horecabedrijf in maximaal de tweede categorie en met een maximum vloeroppervlak van 500 m2.

Artikel 11 Recreatie

11.1 Bestemmingsomschrijving

11.2 Bouwregels

11.3 Ontheffing van de bouwregels

11.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 12 Sport

12.1 Bestemmingsomschrijving

12.2 Bouwregels

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 24.1Procedureregels ontheffing en nadere eisen nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de brandveiligheid;
    5. 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;

12.4 Ontheffing van de bouwregels

12.5 Specifieke gebruiksregels

12.6 Ontheffing van de specifieke gebruiksregels

Artikel 13 Verkeer

13.1 Bestemmingsomschrijving

13.2 Bouwregels

13.3 Nadere eisen

13.4 Ontheffing van de bouwregels

13.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 14 Water

14.1 Bestemmingsomschrijving

14.2 Bouwregels

14.3 Nadere eisen

14.4 Ontheffing van de bouwregels

14.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 15 Wonen-buitengebied

15.1 Bestemmingsomschrijving

15.2 Bouwregels

15.3 Ontheffing van de bouwregels

15.4 Specifieke gebruiksregels

15.5 Ontheffing van de gebruiksregels

Artikel 16 Waarde-archeologie (Dubbelbestemming)

16.1 Bestemmingsomschrijving

16.2 Aanlegvergunning

Artikel 17 Waarde-ecologie

17.1 Bestemmingsomschrijving

17.2 Bouwregels

17.3 Nadere eisen

17.4 Specifieke gebruiksregels

17.5 Aanlegvergunning

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 18 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 19 Algemene Bouwregels

19.1 Ondergrondse bouwwerken

Indien op grond van de regels in Hoofdstuk 2 ondergronds mag worden gebouwd, dienen deze te bouwen ondergrondse bouwwerken te worden gebouwd onder het maaiveld en aan de straatzijde onder het straatpeil.

19.2 Verhouding basis- en dubbelbestemmingen

Waar een basisbestemming samenvalt met een dubbelbestemming, geldt primair het bepaalde ingevolge de dubbelbestemming. De regels met betrekking tot de basisbestemming zijn in dat geval uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

19.3 Monumenten

  1. a. Op panden en/of bouwwerken geen gebouw zijnde en/of gronden met de specifieke bouwaanduiding gemeentelijk monument (sba-gm) is de Monumentenverordening gemeente Tilburg van toepassing.
  2. b. op panden en/of bouwwerken geen gebouw zijnde en/of gronden met de specifieke bouwaanduiding rijksmonument (sba-rm) is de Monumentenwet 1988 van toepassing.

19.4 Bouwen in nabijheid van monumentale en beeldbepalende bomen

19.5 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de bereikbaarheid van de gebouwen voor wegverkeer;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  3. c. de parkeergelegenheid en de laad- en losmogelijkheden.

Artikel 20 Algemene Gebruiksregels

20.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.

Artikel 21 Algemene Aanduidingsregels

21.1 Luchtvaartverkeerzone (in relatie tot IHCS)

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2, geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone' ten behoeve van het obstakelvrije vlak een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien deze een bouwhoogte kennen, die de waarde, die is aangegeven op de bijgevoegde Luchtvaartverkeerzone-IHCS-kaart, overschrijdt.

21.2 Luchtvaartverkeerzone (in relatie tot funnel)

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2, geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerszone' ten behoeve van een obstakelvrij start-en landingsvlak met zijkanten ten behoeve van de vliegverkeersveiligheid een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien deze een bouwhoogte kennen, die de waarde, die is aangegeven op de bijgevoegde Luchtvaartverkeerzone-funnel-kaart, overschrijdt.

21.3 Luchtvaartverkeerzone (in relatie tot ILS)

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2, geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerszone' ten behoeve van het nauwkeuriger uitvoeren van naderingen door vliegverkeer rondom de start- en landingsbaan een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien deze een bouwhoogte kennen, die de waarde, die is aangegeven op de bijgevoegde Luchtvaartverkeerzone-ILS-kaart, overschrijdt. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van een hogere bouwhoogte, onder de voorwaarde dat de werking van de ILS niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed. Hiertoe dienen zij voorafgaand aan de ontheffingverlening schriftelijk advies in te winnen bij Defensie.

21.4 Geluidzone-luchtvaart

Voor het oprichten van bebouwing ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Geluidzone-luchtvaart' is het Besluit van 18 december 2008, houdende wijziging van de Wet luchtvaart inzake vernieuwing van de regelgeving voor burgerluchthavens en militaire luchthavens en de decentralisatie van bevoegdheden voor burgerluchthavens naar het provinciaal bestuur, van toepassing.

21.5 Reconstructiewetzone-extensiveringsgebied

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Reconstructiezone-extensiveringsgebied' zijn de gronden mede bestemd voor een extensiveringsgebied als bedoeld in de Reconstructiewet concentratiegebieden en de daarop gestoelde regels en plannen.

Artikel 22 Algemene Ontheffingsregels

22.1 Ontheffingsbevoegdheid geringe afwijkingen van maten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 24.1, ontheffing te verlenen van de bouwregels, opgenomen in de bestemmingsregels in Hoofdstuk 2, ten behoeve van een afwijking van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze ontheffing wordt slechts verleend indien:

  1. a. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
  2. b. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
  3. c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
  4. d. voldaan is aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. de ontheffingsmogelijkheid mag niet cumulatief worden gebruikt;
    2. 2. de ontheffingsmogelijkheid mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.

22.2 Ontheffingsbevoegdheid geringe afwijkingen van grenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 24.1, ontheffing te verlenen van de bouwregels, opgenomen in de bestemmingsregels in Hoofdstuk 2, ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak en/of bestemmingsvlak indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting o.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze ontheffing wordt slechts verleend indien:

  1. a. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
  2. b. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
  3. c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

22.3 Ontheffingsbevoegdheid overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 24.1, ontheffing te verlenen van de in de bouwregels, opgenomen in de bestemmingsregels in Hoofdstuk 2, genoemde maximale bouwhoogten, zulks tot een maximale bouwhoogte van 30 m en slechts voor zover het betreft:

  1. a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van utiliteitsvoorzieningen;
  2. b. vrijstaande schoorstenen, minaretten en soortgelijke bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

22.4 Ontheffingsbevoegdheid parkeer- en stallingsvoorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 24.1, ontheffing te verlenen van de bouwregels, opgenomen in de bestemmingsregels in Hoofdstuk 2, ten behoeve van parkeer- en stallingsvoorzieningen met bijbehorende bovengrondse bouwwerken, zoals in- en uitritten, in- en uitgangen, trappenhuizen, liften, hellingbanen, bewakings- /portiersloges e.d., met dien verstande dat:

  1. a. de oppervlakte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken maximaal 30 m2 mag bedragen;
  2. b. de bouwhoogte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken maximaal 4,5 m mag bedragen.

22.5 Ontheffing ondergronds bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in 24.1, ontheffing verlenen van de regels inzake ondergronds bouwen, opgenomen in Hoofdstuk 2 en in Hoofdstuk 3, ten behoeve van:

  1. a. ondergronds bouwen op plaatsen waar dat ten behoeve van de desbetreffende functie of in het geheel niet is toegestaan, zulks tot een maximale verticale diepte van 3,5 m;
  2. b. ondergronds bouwen boven het straatpeil.

22.6 Ontheffing bouwen in nabijheid van monumentale en beeldbepalende bomen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in 24.1, ontheffing verlenen van het bepaalde in 19.4.1, indien zodanige maatregelen worden getroffen dat het voortbestaan van de betrokken houtopstand / boom wordt gewaarborgd. Als voorwaarde voor deze ontheffing kunnen burgemeester en wethouders een bomeneffectanalyse van een onafhankelijk boomtechnisch adviesbureau eisen. Deze analyse wordt in elk geval vereist indien:

  1. a. er sprake is van een monumentale boom;
  2. b. er gegronde vermoedens bestaan dat het bouwwerk of de bouwwerkzaamheden het voortbestaan van de betreffende boom of houtopstand/boom in gevaar kunnen brengen.

22.7 Ontheffing bouwwerken van algemeen nut

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in 24.1, ontheffing verlenen van de bouwregels, opgenomen in de bestemmingsregels in Hoofdstuk 2, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van algemeen nut, met dien verstande dat:

  1. a. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen en
  2. b. de oppervlakte niet meer dan 50 m² mag bedragen.

Artikel 23 Algemene Wijzigingsregels

23.1 Wijzigingsbevoegdheid bouwwerken van algemeen nut

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat bouwwerken van algemeen nut met een groter oppervlak dan 50 m2 kunnen worden gebouwd.

Artikel 24 Algemene Procedureregels

24.1 Procedureregels ontheffing en nadere eisen

Indien in dit plan wordt verwezen naar dit artikel, is de volgende procedure van toepassing:

  1. a. het voornemen tot het verlenen van ontheffing, dan wel het stellen van nadere eisen, ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken voor een ieder ter inzage;
  2. b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in één of meerdere dag- of nieuwsbladen die in de gemeente verspreid worden;
  3. c. de bekendmaking houdt in de mededeling van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de termijn van de terinzagelegging schriftelijk of mondeling zienswijzen tegen het voornemen in te dienen bij burgemeester en wethouders;
  4. d. burgemeester en wethouders nemen zo spoedig mogelijk na bekendmaking en ter inzage legging een beslissing. Deze beslissing is, als tegen het voornemen zienswijzen zijn ingediend, met redenen omkleed. Zij delen hun beslissing mee aan degenen die zienswijzen hebben ingediend.

Artikel 25 Algemene Aanlegvergunningstelsels

25.1 Werken / werkzaamheden nabij monumentale en beeldbepalende bomen

Hoofdstuk 4 Overgangsrecht En Slotregel

Artikel 26 Overgangsrecht

26.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

26.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

Artikel 27 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan Landgoederenzone'.

Hoofdstuk 1 Beschrijving Gebied

1.1 Ligging Plangebied

Het plangebied is gelegen aan de westkant van Tilburg en is gesitueerd ter weerszijden van de Bredaseweg. De begrenzing van het plangebied kan op hoofdlijnen als volgt worden omschreven:

  • aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door nieuwbouwwijken behorend tot het bestemmingsplan De Wijk (Koolhoven, Witbrant), de Burg. Baron van Voorst tot Voorstweg en de spoorlijn Tilburg-Breda;
  • aan de oostkant vormen de bebouwing van de Universiteit een woonwijk direct ten zuiden (de Baroniebaan en de wijk Delmerweiden) daarvan de begrenzing;
  • aan de zuidzijde vormen de Gilzerbaan en het pompstation van de waterwinning de begrenzing van het plangebied;
  • aan de westkant wordt de grens gevormd door de Oude Rielse baan, bospercelen en de beekloop van de Oude Leij/Donge.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008026-e001_0001.jpg"

1.2 Juridisch-planologische Situatie

De gronden binnen het plangebied vallen thans nog onder de werking van de volgende tien bestemmingsplannen:

  • het bestemmingsplan "De Wijk"; dit plan is van toepassing op het gedeelte van het plangebied ten noorden van de Bredaseweg en ten westen van de Burgemeester Baron van Voorst tot Voorstweg. Dit plan is vastgesteld door de gemeenteraad op 21 juni 1999, goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant op 18 januari 2000 en onherroepelijk geworden op 19 september 2001;
  • het bestemmingsplan "Buitengebied Zuid-West"; dit plan is van toepassing op het grootste deel van de gronden tussen de Bredaseweg en de Gilzerbaan. Het is vastgesteld op 27 april 1992 door de gemeenteraad en gedeeltelijk goedgekeurd door gedeputeerde staten op 11 december 1992 en onherroepelijk geworden op 5 april 1995;
  • het bestemmingsplan "Buitengebied Zuis-West 2e herziening"; dit is van toepassing op dat deel van de gronden uit het bestemmingsplan Zuid-West waaraan in eerste instantie goedkeuring is onthouden. Het plan is vastgesteld door de raad op 8 maart 1999, goedgekeurd door gedeputeerde staten op 5 oktober 1999 en onherroepelijk geworden op 6 september 2001;
  • het bestemmingsplan "Reeshof-Vossenberg"; dit geldt voor de gornden in het noorden van het plangebied gelegen tussen Burgemeester Baron van Voorst tot Voorstweg en het voormalig tracé van het Bels Lijntje. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 2 mei 1977 en gedeelteliujk goedgekeurd door de provincie op 28 juni 1978;
  • het bestemmingsplan "Zwartvenseweg"; dit plan is van toepassing op een gedeelte van het bosgebied dat eerder onder het bestemmingsplan Reeshof-Vossenberg viel en waaraan goedkeuring was onthouden. Dit plan is vastgesteld op 24 februari 1992, goedgekeurd op 2 juni 1992 en onherroepelijk geworden op 3 augustus 1992;
  • het bestemmingsplan "Oude Warande"; dit plan is van toepassing op een groot deel van de gronden ten noorden van de Bredaseweg gelegen tussen het voormalig tracé van het Bels Lijntje en de Warandelaan. Dit plan is vastgesteld op 5 augustus 1974, gedeeltelijk goedgekeurd op 29 januari 1975 en onherroepelijk geworden op 29 november 1979;
  • het bestemmingsplan "Oude Warande II"; dit plan is van toepassing op het perceel Bredaseweg 441 (Auberge du Bonheur), is vastgesteld op 9 juni 1997, goedgekeurd op 11 september 1997 en onherroepelijk geworden op 27 november 2000;
  • het bestemmingsplan "Oude Warande III"; dit plan is van toepassing op het perceel Bredaseweg 443 (kantoorpland F. van Lanschot Bankiers), is vastgesteld door de gemeente op 13 maart 2000, goedgekeurd op 5 september 2000 en onherroepelijk geworden op 27 november 2000;
  • het bestemmingsplan "Hogeschoollaan e.o."; dit plan is van toepassing op de gronden ten noorden van de Bredaseweg en ten oosten van de Warandelaan. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 11 december 1989 en gedeeltelijk goedgekeurd op 22 juni 1990.

Hoofdstuk 2 Inleiding

2.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling

De "Structuurvisie Bredaseweg", die in oktober 2000 is verschenen, is op 18 december 2000 vastgesteld door College van B& W van Tilburg. De Structuurvisie is opgesteld in opdracht van de gemeente Tilburg om diverse ontwikkelingen die rond de "landgoederenzone" langs de Bredaseweg spelen een richtinggevend kader te bieden. Daarmee wil de gemeente de kwaliteiten van deze "grote groene eenheid" binnen de (toekomstige) ring rond de stad behouden en versterken. De landgoederenzone langs de Bredaseweg is gesitueerd in de "boszone van de Blaak". Hier is het beleid met name gericht op handhaving, bescherming en kwaliteitsverbetering van het bestaande boslandschap. Er is sprake van terughoudendheid ten aanzien van ingrepen die samenhangen met verstedelijking in de breedste zin van het woord.

Doel van dit bestemmingsplan is het eenduidig vastleggen van de bestaande situatie en de daarbij behorende bestemmingen in de gebieden ter weerszijden van de Bredaseweg, waarbij sprake is van een duidelijke beleidslijn voor het gebied als geheel. Vanwege de groene hoofdfunctie heeft het bestemmingsplan voor dit gebied een conserverend karakter, met name voor wat betreft bebouwing en intensivering van het ruimtegebruik. Dat geldt vooral voor uitbreiding, verbouw of herbouw van bestaande panden.

Het plangebied omsluit het voormalige Piusoord (nu Amarant), zijnde een instituut voor mensen met een verstandelijke beperking en Mariahof, zijnde een verzorgingshuis voor oudere religieuzen. Vanwege veranderde inzichten in de zorg zullen deze twee complexen omgevormd worden. Hiervoor wordt separaat een bestemmingsplanprocedure gevoerd.

Hoofdstuk 3 Beleid En Wet- En Regelgeving

In dit hoofdstuk volgt een samenvatting van het beleid dat van invloed is op bestemmingsplan "Landgoederenzone Bredaseweg". Het beleid omtrent milieu volgt in de milieuparagraaf.

3.1 Overzicht

Het bestemmingsplan is het enige juridisch bindende ruimtelijke plan. De planningscontext van het bestemmingsplan is weergegeven in tabel 3.1. Hierin is, naast het ruimtelijke planningsstelsel, de relatie aangegeven van het bestemmingsplan met sectoraal beleid van milieu, natuur en landschap, water en landbouw.

Met name het provinciale ruimtelijke beleid heeft grote betekenis voor dit bestemmingsplan Landgoederenzone Bredaseweg. Het geeft zeer uitdrukkelijk het kader voor het bestemmingsplan en aanverwant beleid aan. Gemotiveerde afwijkingen zijn mogelijk. Duidelijk is echter wel dat de gemeenten op de hoofdlijnen van het provinciale beleid aan moeten sluiten, omdat dat ook het toetsingskader voor dit bestemmingsplan is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008026-e001_0002.png"

Tabel: planningscontext

3.2 Beleid Provinciaal-regionaal Niveau

Op provinciaal en regionaal niveau zijn de volgende visies en plannen het meest ruimtelijk relevant. Deze visies en plannen zijn op hun beurt weer doorvertaald in gemeentelijk beleid, zoals bijvoorbeeld de Ruimtelijke Structuurvisie.

Interimstructuurvisie en Paraplunota (Provincie Noord-Brabant, 2008)

De Interimstructuurvisie beschrijft de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid. Ook benoemt ze op hoofdlijnen hoe het beleid wordt uitgevoerd. Nieuw zijn het overzicht van ruimtelijke belangen, het overzicht van instrumenten en het overzicht van ontwikkelprojecten. De uitwerking van het beleid is opgenomen in de Paraplunota ruimtelijke ordening. Deze nota vormt de basis voor het dagelijks handelen van Gedeputeerde Staten en voor de inzet van de instrumenten uit de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Dit document bevat de beleidsregels van de provincie.

De Interimstructuurvisie komt inhoudelijk grotendeels overeen met de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Noord-Brabant, zoals uiteengezet in het Streekplan Noord-Brabant 2002 'Brabant in balans'. Actualiseringen van beleid zijn meegenomen. Het hoofdbelang, zorgvuldig ruimtegebruik, is thematisch uitgewerkt in provinciale belangen en doelen. De hoofdlijnen van het te voeren ruimtelijk beleid worden uiteengezet aan de hand van de vijf leidende ruimtelijke principes:

  • meer aandacht voor de onderste lagen;
  • zuinig ruimtegebruik;
  • concentratie van verstedelijking;
  • zonering van het buitengebied;
  • grensoverschrijdend denken en handelen.

Ad 1: Lagenbenadering

De Lagenbenadering gaat uit van drie lagen. De eerste en onderste laag wordt enerzijds gevormd door 'Water en bodem' en anderzijds door 'Natuur, landschap en cultuurhistorie'. De onderste lagen moet meer sturend worden voor de ruimtelijke ontwikkeling in Noord Brabant. De tweede laag wordt gevormd door de infrastructuur en de derde door de occupatiepatronen.

Ad 2: Zuinig ruimtegebruik

Zuinig ruimtegebruik wordt voornamelijk uitgelegd in de zin van minder ruimtebeslag van de bebouwde ruimte. De bestaand ruimte (opnieuw) en betere benutten, efficiënte benutting van de bouwblokken en het voorkomen van verstening van het buitengebied.

Ad 3: Concentratie van verstedelijking

In de Interimstructuurvisie worden 5 stedelijke en 11 landelijke regio's aangegeven. Het plangebied maakt deel uit van de stedelijke regio Breda-Tilburg.

Ad 4: Zonering van het buitengebied

Om de hoofdfuncties van het landelijk gebied (landbouw, natuur en recreatie) goed tot hun recht te laten komen, is een onderscheid aangebracht tussen de Groene Hoofdstructuur (onderverdeeld in GHS-Natuur en GHS-Landbouw) en de Agrarische Hoofdstructuur (AHS-Landschap en AHS-Landbouw). In de GHS is in beginsel alleen plaats voor natuur, extensieve landbouw, extensieve recreatie en andere laagdynamische functies, zoals bosbouw en waterbeheer.

De hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid, inclusief de hoofdzonering van het buitengebied, worden weergegeven op de kaart 'Ruimtelijke Hoofdstructuur' van de Interimstructuurvisie. In de uitvoeringsagenda geeft de provincie aan welke instrumenten worden ingezet om de belangen en doelen te realiseren. Op genoemde kaart staat in het plangebied overwegend de aanduiding GHS Natuur

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008026-e001_0003.jpg"

Figuur: uitsnede Interimstructuurvisie

Op de kaart 'Zonering van het buitengebied' van de Paraplunota staan in het plangebied de volgende aanduidingen: GHS-natuur, Overig bos- en natuurgebied, Ecologische Verbindingszone, Natuurparel, Leefgebied kwetsbare soorten, Leefgebied struweelvogels, Natuurontwikkelingsgebied, Waterwingebied en Boringsvrije zone alsmede bestaand stedelijk gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008026-e001_0004.jpg"

Figuur: uitsnede Paraplunota

De genoemde hoofdzones zijn uitgewerkt in meerdere subzones (o.a. verschillende leefgebieden). Deze provinciale aanduidingen zijn als richtinggevend beleidskader benut voor de uitwerking van de gebiedsbestemmingen en eventuele aanduidingen op de plankaart. In de onderstaande tabel is weergegeven welke zones er zijn.

Hoofdzone Subzone
GHS Natuur 1 Natuurparel
2 Overig bos– en natuurgebied
3 Ecologische verbindingszone
GHS Landbouw 4 Leefgebied kwetsbare soorten
5 Leefgebied struweelvogels
6 Natuurontwikkelingsgebied
AHS Lanschap 7 RNLE-landschapsdeel
8 Leefgebied Dassen
9 Waterpotentiegebied
AHS Landbouw 10 Zoekgebied veeverdichtingsgebieden
11 Vestigingsgebied glastuinbouw
12 Doorgroeigebied glastuinbouw
13 Glasboomteeltgebied
14 AHS-Overig


Concreet komen in het plangebied de volgende subzones voor:

1. Natuurparel

Natuurparels zijn alle begeleid-natuurlijke eenheden en de daarbuiten gelegen bos- en natuurgebieden waar wordt gestreefd naar behoud dan wel ontwikkeling van bijzondere natuurwaarden. In het plangebied komen een viertal wateren voor die door de provincie zijn aangewezen als natuurparel; een poel en vijver in de Oude Warande, een poel in het zuidelijk deel van het Heidepark en een vijver in Sparrenhof.

2. Overig bos- en natuurgebied

Binnen de natuurparels wordt in de overige bos- en natuurgebieden gestreefd naar behoud dan wel ontwikkeling van veelal minder hoge natuurwaarden. Meestal zijn het (productie)bossen op droge(re) gronden en voor een klein deel ook landbouwgronden alwaar door de inzet van ´nieuwe´ natuur de gewenste natuurwaarden ontwikkeld zullen worden. Alle bossen en wateren met natuurwaarden zoals die momenteel voorkomen in het plangebied behoren tot de subzone ´Overig bos- en natuurgebied´.

3. Ecologische verbindingszone

Ecologische verbindingszones zijn veelal langgerekte landschapselementen die ervoor moeten zorgen dat planten- of diersoorten zich van het ene naar het andere natuurgebied kunnen verplaatsen. Deze verbindingszones zijn veelal langgerekte landschapselementen langs waterlopen of langs dijken, wegen, spoor- en waterwegen, respectievelijk natte of droge verbindingszones. Binnen het plangebied bestaat de oostzijde van de Oude Leij, gelegen ten zuiden van de Bredaseweg, voornamelijk uit bos, zodat de ontbrekende elementen zoals poelen, ruigten en struweel voornamelijk aangelegd dienen te worden aan de westzijde van de beek buiten het plangebied. Binnen het plangebied dient wel voor een deel van de volkstuin en het aangrenzende weiland ingericht te worden als ecologische verbindingszone.

4. Leefgebied kwetsbare soorten

Het leefgebied kwetsbare soorten omvat onder andere landbouwgronden waarop zeldzame planten of dieren voorkomen die hoge eisten stellen aan de inrichting en het gebruik van hun omgeving. Het gaat hier onder meer om weidevogels, ganzen en zwanen, amfibieen, reptielen en bijzondere planten. In het leefgebied kwetsbare soorten moeten landbouw, recreatie en andere activiteiten worden uitgeoefend met respect voor deze voorwaarden.

Tot de natuurkerngebieden voor amfibieen behoren de volgende locaties in het plangebied:

  • de weilanden en grasvelden, poelen, ruigten en omliggende bosdelen in Heidepark;
  • de poel en omringende bosdelen in het Wilmabos;
  • de poel in het noordelijk deel van de Oude Warande.

Volgens de provincie Noord-Brabant behoren ook de vijver en aangrenzende tuin in Vredelust en de vijver, ruigte en weilanden in het zuidelijk deel van Sparrenhof nog tot bovengenoemde categorie.

Tot de natuurkerngebieden voor planten behoren de volgende locaties in het plangebied:

  • de Drassige Driehoek;
  • de poel in het Wilmabos;
  • de poel in het Heidepark.

5. Leefgebied struweelvogels

In deze gebieden komen bepaalde soorten voor met een minimum aantal broedparen. Daarnaast is voor enkele soorten ook het criterium gesteld dat er voldoende andere waarden aanwezig zijn, zoals kleinschaligheid, houtwallen, bosjes of belangrijke dichtheden van de andere selectiesoorten. Slechts zeer plaatselijk zijn binnen het plangebied struweelvogelsoorten voor, echter meestal uitsluitend foeragerend dan wel een (te) klein aantal broedparen. Binnen het plangebied komen dan ook geen gebieden voor die voldoen aan de criteria die door de provincie zijn gesteld ten aanzien van de subzone Leefgebied struweelvogels.

6. Natuurontwikkelingsgebied

Onder natuurontwikkelingsgebied wordt verstaan een landbouwgebied waarvoor op korte termijn geen voornemen bestaat om het in te richten als natuurgebied en waarvoor momenteel geen bijzondere planten- en/of diersoorten aanwezig zijn. Door de aanwezigheid van bepaalde bodemtypen en hydrologische waarden, is een dergelijk gebied wel uitermate geschikt voor de ontwikkeling van bijzondere natuurwaarden. De natuurontwikkelingsgebieden zoals die door de provincie zijn aangewezen zijn nagenoeg allemaal gelegen in beekdalen en uiterwaarden.

Nota Buitengebied in Ontwikkeling (Provincie Noord-Brabant, 2004)

Deze nota (nota BiO) biedt handvatten voor de wijze waarop beleidsmatig dient te worden omgegaan met bebouwingsconcentraties (linten, bebouwingsclusters en kernranden) in relatie tot voormalige agrarische bedrijfslocaties in het buitengebied, paardenhouderijen, nevenfuncties en verbrede landbouw. Deze beleidsnota biedt gemeenten de kans hun eigen beleidsruimte af te bakenen met betrekking tot de hiervoor genoemde onderwerpen. Dit kan op een creatieve, actieve en ontwikkelingsgerichte manier in een consistente visie. Het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit is hierbij het uitgangspunt. In het plangebied zijn geen bebouwingsconcentraties aangewezen.

Uitwerkingsplan Breda-Tilburg (Provincie Noord-Brabant, 2004)

De uitwerkingsplannen die gebaseerd zijn op het oude streekplan Noord-Brabant 2002 geven de kaders voor ruimtelijke ontwikkelingen op het gebied van wonen en werken. Op de bijbehorende plankaart en het daarin opgenomen duurzame ruimtelijk structuurbeeld is een globale visie op de kwaliteiten en ontwikkelingskansen van de regio opgenomen. Deze dient als basis voor de verdere planvorming. Uitwerkingsplannen bevatten met name een uitwerking van het verstedelijkingsbeleid. Voor belang voor het buitengebied zijn onder meer aanduidingen als landschappelijke zones, transformatiegebieden en integratie stad-land.

Voor het plangebied gelden de aanduidingen Landschapsbeheer, Integratie Stad en Land, Beheer beekdalsysteem, Bos en Heide, Dorpverbindingsweg en KE-contour (vliegveld Gilze-Rijen). Ook is op de uitwerkingsplankaart (zie figuur Uitwerkingsplankaart) de grens van de Stedelijke Regio opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008026-e001_0005.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008026-e001_0006.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008026-e001_0007.jpg"

Figuur: uitwerkingsplankaart regio Tilburg

Reconstructieplan De Meierij (Provincie Noord-Brabant, 2005)

Het reconstructieplan De Meierij is, na vaststelling door de provincie en goedkeuring door het rijk, in 2005 in werking getreden. Onderdelen van een reconstructieplan zijn met toepassing van artikel 27 van de Reconstructiewet aangewezen voor (directe) planologische doorwerking.

Het reconstructieplan streeft er naar de problemen in het landelijke gebied structureel en op een samenhangende manier aan te pakken. Een belangrijk onderwerp daarbij is de zonering van de conflicterende functies intensieve veehouderij en natuur, landschap, recreatie en wonen. De integrale zonering geeft inzicht in de ontwikkelingsmogelijkheden voor intensieve veehouderijen in extensiverings-, verwevings- en landbouwontwikkelingsgebieden. Deze zonering heeft een rechtstreekse doorwerking in het bestemmingsplan. Verder zijn er richtlijnen opgenomen voor het aangeven van duurzame locaties intensieve veehouderij. In het reconstructieplan zijn tevens de begrenzingen van natte natuurparels en bijbehorende beschermingszones, inundatie-gebieden en in te richten waterbergingsgebieden, beekherstelgebieden en de RNLE's opgenomen. De doorwerking hiervan in het bestemmingsplan is gewijzigd als gevolg van de uitspraak van Raad van State.

Op 30 mei 2007, heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van Raad van State (RvS) uitspraak gedaan over het Reconstructieplan De Meierij. RvS laat de kern van de reconstructieplannen, zijnde de integrale zonering, nagenoeg overeind. Dat geldt ook voor de directe wettelijke planologische doorwerking (ex artikel 27 Rcw) van de integrale zonering zelf. Daar waar sprake is van vernietigde onderdelen van de zonering wordt, ten behoeve van de voortgang van het bestemmingsplan, door de provincie aanbevolen daarover met de provincie en de reconstructiecommissie overleg te voeren. Afwijkingen van de ontwikkelings(on)mogelijkheden voor intensieve veehouderij, op basis van bestuurlijke overwegingen en/of ingediende zienswijzen, zullen door de gemeente gemotiveerd (op bedrijfsniveau) afgewogen moeten worden.

De hernieuwd in de reconstructieplannen op te nemen concrete begrenzingen en beleidslijnen voor de waterbergingen en natte natuurparels zullen richtinggevend zijn voor de nieuwe bestemmingsplannen. Tot die tijd wordt uitgegaan van de begrenzingen zoals weergegeven in verordening waterhuishouding.

Op plankaart 1 van het Reconstructieplan (Omgevingskwaliteit) zijn binnen het plangebied de volgende aanduidingen opgenomen: Ecologische hoofdstructuur (EHS), Ecologische verbindingszone (EVZ),en Ruimte voor Beek- en kreekherstel.

Op plankaart 2 van het Reconstructieplan (Sociale en economische vitaliteit) zijn binnen de gemeente Tilburg de volgende aanduidingen opgenomen: Extensiveringsgebied natuur en Stedelijk uitloopgebied.

Correctieve herziening reconstructieplan De Meierij (Provincie Noord-Brabant, 2008)

Naar aanleiding van de uitspraak van Raad van State over de reconstructieplannen hebben Gedeputeerde Staten van Noord Brabant voorstellen gedaan en aan de reconstructiecommissies en een aangepast correctieve herziening reconstructieplan voor elk reconstructiegebied afzonderlijk opgesteld. De herziening betreft de onderdelen integrale zonering intensieve veehouderij, natte natuurparels inclusief beschermingszones en waterbergingsgebieden. De Correctieve Herziening Reconstructieplan is inmiddels vastgesteld (27-6-2008), goedgekeurd (12-8-2008) en in werking getreden (9-9-2008). In dit bestemmingsplan is uit de correctieve herziening de motivering voor de (beschermingszone rondom) de integrale zonering en waterbergings-gebieden overgenomen:

Voor het plangebied is de herziening niet van toepassing.

Cultuurhistorische Waardenkaart (Provincie Noord-Brabant, 2006)

Deze provinciale kaart (zie figuur) biedt inzicht in cultuurhistorische waarden en archeologische verwachtingswaarden binnen gemeenten. De kaart biedt inzicht in karakteristieke en kenmerkende relicten en de historische ruimtelijke ontwikkeling van het landschap, cultuurhistorische elementen, patronen en structuren die het huidige beeld van stad en land mede bepalen. De kaart heeft tot doel de beschikbare informatie op een publieksvriendelijke manier te presenteren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008026-e001_0008.jpg"

Figuur: uitsnede Cultuurhistorische Waardenkaart

Aardkundige Waardevolle Gebiedenkaart (Provincie Noord-Brabant, 2005)

Op de aardkundige waardevolle gebieden kaart is te zien of er aardkundige waarden aanwezig zijn in het plangebied. Aardkundige waarden zijn die onderdelen van het landschap die iets vertellen over de natuurlijke ontstaanswijze van een gebied. Denk bijvoorbeeld aan dekzandruggen, beken, kreken en stuifzanden. Bij aardkundige waarden gaat het om de eigen waarde die men aan een aardkundig verschijnsel mag toekennen. Het kan dan gaan om een object of een patroon, bestaande uit een combinatie van objecten. Het kan zelfs gaan over een aardkundig proces. In het plangebied zijn geen aardkundige waarden aanwezig.

Provinciaal Waterhuishoudingplan (Provincie Noord-Brabant, 1998) en Partiële herziening 2003-2006

Het provinciaal Waterhuishoudingsplan is partieel herzien. Dit plan bevat de hoofdlijnen en uitwerkingen van het provinciale waterbeleid. Het bevat beleid voor o.a. verdrogingbestrijding, beekherstel en waterberging. Dit beleid werkt door in waterbeheerplannen. In het reconstructieplan De Meierij is eveneens een vertaling opgenomen van het Waterhuishoudingsplan: onder andere hydrologisch te herstellen natuurgebieden (natte natuurparels), waterconserveringsprojecten, overstromings- en retentiegebieden voor regionale waterberging en maatregelen voor beekherstel.

De hernieuwd in de reconstructieplannen opgenomen concrete begrenzingen en beleidslijnen voor de waterbergingen en natte natuurparels als gevolg van de uitspraak van Raad van State zijn richtinggevend voor de nieuwe bestemmingsplannen. In hoofdstuk 4 wordt verder op de inhoud van het Provinciaal Waterhuishoudingplan in relatie tot het plangebied ingegaan.

Integraal Waterbeheersplan West- Brabant 2 (IWWB-2) (Waterschap Brabantse Delta, 2000-2004)

Het plangebied valt binnen het Waterschap Brabantse Delta. De voormalige waterschappen Het Scheldekwartier, Land van Nassau, De Dongestroom, Mark en Weerijs en het Hoogheemraadschap van West-Brabant beschikten over het Integraal Waterbeheersplan West-Brabant II (IWWB-2) 2000-2004. Waterschap Brabantse Delta heeft dit plan verlengd tot 2009.

Dit plan beschrijft de uitwerking van het provinciale (oppervlakte)waterbeleid door het Waterschap, zoals is vastgelegd in het provinciale streekplan of provinciale waterhuishoudingsplan. Het plan is richtinggevend voor het te voeren beleid en beheer van het Waterschap gedurende de planperiode. In het IWWB-2 zijn de hoofdlijnen voor het te voeren waterbeleid beschreven. Op de waterfunctiekaart hebben de waterlopen en gebieden dezelfde functies als in het Provinciaal Waterhuishoudingsplan. Het ruimtelijk relevante waterbeleid zal doorwerken in het bestemmingsplan. In hoofdstuk 4 volgt een inhoudelijke beschrijving van dit beleid.

Provinciale Milieuverordening (PMV) (Provincie Noord-Brabant, 2002)

Deze verordening wijst bijzondere en kwetsbare gebieden aan vanuit milieuoptiek op basis van de Wet Milieubeheer. De PMV richt zich onder andere op het aanduiden van bodembeschermingsgebieden, grondwaterbeschermingsgebieden en stiltegebieden. Hierbinnen gelden gebruiksbeperkingen welke door deze verordening geregeld worden. In het plangebied is een klein gedeelte aangewezen als in te richten waterbergingsgebied en een klein gedeelte als reserveringsgebied 2016. Er zijn geen stiltegebieden in het plangebied aanwezig.

Beleidsnota Glastuinbouw, incl. teeltondersteunende kassen (Provincie Noord-Brabant, 2006)

Deze nota vormt een herziening van de Beleidsnota Glastuinbouw 1999. Het glastuinbouwbeleid zoals verwoord in deze nieuwe nota past grotendeels binnen het huidige Streekplanbeleid. De nieuwe beleidsnota glastuinbouw wijkt af van het Streekplan 2002 op de volgende punten:

  • de mogelijkheid nieuwe concentratiegebieden buiten de in het Streekplan aangewezen concentratiegebieden te ontwikkelen aan de hand van in de nota opgenomen locatie- en inrichtingscriteria (onder andere ligging in AHS en minimaal 50 ha);
  • de mogelijkheid tijdelijk maatwerk te leveren bij solitaire bedrijven in de AHS- landbouw die tegen de grens van 3 ha zitten en niet kunnen verplaatsen naar een concentratiegebied.

Ten aanzien van tunnelkassen (schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (>1,5 meter)) wordt in de nota afgeweken van de provinciale Beleidsnota Teeltondersteunende Voorzieningen uit 2003 op de volgende punten:

  • in de AHS- landschap wordt een verruiming van teeltondersteunende kassen toegestaan op het bouwblok tot 5.000 m², waarbij de goedkeuringsvereiste van Gedeputeerde Staten vervalt;
  • in de AHS- landbouw wordt voor een aantal nog nader aan te wijzen en te begrenzen gebieden door middel van maatwerk en onder voorwaarden groei tot maximaal 1,5 ha mogelijk gemaakt.

Teeltondersteunende kassen zijn alleen toegestaan op het bouwblok.

Tevens zijn in de nota de provinciale ambities ten aanzien van duurzaamheidsaspecten als energie, water, licht, geluid, lucht, afval, natuur en landschap, cultuurhistorie en aardkundige waarden opgenomen.

Beleidsnota teeltondersteunende voorzieningen (Provincie Noord-Brabant, 2007)

Het beleid voor teeltondersteunende voorzieningen (TOV) gaat uit van een onderscheid tussen permanente voorzieningen en tijdelijke voorzieningen (maximaal 6 maanden per jaar). Permanente voorzieningen moeten op het bouwblok. Indien het bouwblok te klein is, dan kan een bouwblokvergroting worden aangevraagd. In kwetsbare gebieden geldt daarvoor een maximum maat, in de agrarische hoofdstructuur (AHS) landbouw niet (conform streekplanbeleid). Tijdelijke voorzieningen mogen buiten het bouwblok worden opgericht. Hiervoor moet de gemeente op basis van het beleid op gebied van natuur, milieu, cultuurhistorie, water etcetera afwegen of een tijdelijke voorziening inpasbaar is.

NB: Het beleid voor de teeltondersteunende kassen is overgeheveld naar de Beleidsnota glastuinbouw.

3.3 Beleid Gemeentelijk Niveau

In deze paragraaf wordt ingegaan op het gemeentelijke ruimtelijke beleid. Per beleidsdocument is kort de algemene inhoud samengevat. Ruimtelijk relevante lokale beleidsuitspraken zullen actief meegenomen worden bij de planvorming voor het voorliggende bestemmingsplan.

Ruimtelijke Structuurvisie 2020 Tilburg, Stad van Contrasten (gemeente Tilburg, 2005)

In januari 2005 heeft de gemeenteraad van Tilburg de Ruimtelijke Structuurvisie vastgesteld. Deze Ruimtelijke Structuurvisie geeft de gemeentelijke kaders aan voor het beheer en ontwikkeling van stedelijk en landelijk gebied. De eigen identiteit en de mogelijkheden om deze te versterken staan hierbij centraal. De Ruimtelijke Structuurvisie beschrijft de visie op de meeste wenselijke ruimtelijke ontwikkelingen voor de komende 10 tot 15 jaar. De Structuurvisie is de ruimtelijke vertaling en onderlinge afstemming van de ambities van de gemeente op de gebieden wonen, werken, voorzieningen, recreatie, mobiliteit, natuur, water en landelijk gebied tot 2020. 'Tilburg, stad van contrasten' vormt het leidende thema voor de ruimtelijke ontwikkeling en beeld in de toekomst. Het is opgebouwd uit de thema's:

  • Tilburg stad in het landschap
  • Tilburg meer dan de som van dorpen
  • Tilburg opvallende stad.

In relatie tot het buitengebied in algemene zin geldt het volgende ruimtelijke thema: Tilburg stad in het landschap. Hierin staat de keuze voor behoud van het buitengebied voor natuur, recreatie en landbouw en het intensief bouwen in de bestaande stad centraal. Op de plankaart Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020 geldt voor het plangebied grotendeels de aanduiding GHS-natuur. . De Oude Leij en Oude Warande hebben volgens de plankaart een groenrelatie met de omgeving.

Structuurvisie Zuid West 2020

Op 16 december 2008 heeft het college de uitgangspunten en het ambitieniveau voor de Structuurvisie Zuidwest 2020 vastgesteld. Op basis hiervan wordt samen met de betrokken partijen een (ontwerp-structuurvisie opgesteld voor het gebied dat in het noorden wordt begrensd door het spoor Eindhoven-Breda en de woonbebouwing van Witbrant en Koolhoven (samen 'De Wijk'). Het oostelijke gedeelte van het gebied wordt begrensd door de woonwijken De Blaak en De Reit. Het zuiden en westen eindigen bij de gemeentegrens. Belangrijke componenten van de structuurvisie zijn bedrijventerrein Wijkevoort (in de zuidwesthoek van het plangebied), Landgoed de Groene Kamer, het agrarische gebied tussen de Groene Kamer en Wijkevoort, thema recreatie sport en de ontwikkeling van het bosgebied/waterwingebied. De mogelijkheden en randvoorwaarden voor deze ontwikkelingen zullen in het vervolg van het traject nader worden onderzocht.

Structuurvisie Landgoederenzone Bredaseweg

In 2000 is de Structuurvisie Bredaseweg vastgesteld. In deze structuurvisie wordt voor het gebied ten noorden en ten zuiden van de Bredaseweg een visie vastgelegd. De landgoederenzone maakt deel uit van het plangebied. Aanleiding voor de structuurvisie is de dynamiek die in het gebied plaatsvindt. Op gemeentelijk niveau moeten regelmatig beslissingen worden genomen die de toekomst van de landgoederenzone raken. Om bij het nemen van beslissingen niet van incident naar incident te hollen, is er behoefte aan een richtinggevend kader. De structuurvisie voorziet hierin.

De structuurvisie beweegt zich op het grensvlak tussen bescherming en ontwikkeling. Aan de ene kant klinkt in de visie zorgd door voor een gebied met een hoge recreatieve en ecologische waarde en aan de andere kant het besef dat maatscahppelijke veranderingen vragen om vernieuwing.

Kadernota Groene Mal (gemeente Tilburg, 2002)

In de Kadernota Groene Mal (door de gemeente vastgesteld op 14 januari 2002) is het beleid ten behoeve van behoud en ontwikkeling van een duurzaam functionerende ecologische structuur in de gemeente Tilburg uiteengezet. De nota is een gezamenlijk product van de gemeente Tilburg, milieu- en natuurorganisaties (BMF, BL, NM en WNM), zuidelijke land- en tuinbouworganisatie, waterschappen en provincie onder het motto 'samen oplossingen zoeken' in het spanningsveld tussen groene ruimte en groeiende stad.

Doel is gezamenlijk een Groene Mal te ontwikkelen en afspraken te maken over het behoud en de ontwikkeling hiervan tot 2015. Onder de Groene Mal wordt verstaan: 'de ruimtelijke weergave van een robuuste duurzame samenhangende ecologische structuur rondom de stad Tilburg en de kernen Berkel-Enschot en Udenhout welke sturend is voor de (stedelijke) ruimtelijke plannen'. Belangrijke delen van de Groene Mal behoren tot de provinciale EHS/GHS. Het is een casco waarin alle actuele en potentiële groengebieden in Tilburg zijn opgenomen. Met name de ecologische verbindingen tussen bestaande bos- en natuurgebieden worden sterk aangezet. Doel van de Groene Mal is de verstedelijking te sturen en aantasting van natuurgebieden zoveel mogelijk te voorkomen. Onvermijdbare incidentele ingrepen zullen gecompenseerd worden waartoe in de Groene Mal ruimte is opgenomen.

De kadernota bestaat uit 3 delen. Deel A beschrijft het waarom van de Groene Mal in relatie tot het geldende groenbeleid. Deel B handelt over de opbouw van de Groene Mal (zie kaart). Deel C is de intentieovereenkomst die op 23 januari 2002 door alle samenwerkende partners is ondertekend. Daarin zijn onder meer de volgende afspraken vastgelegd over het behoud en de ontwikkeling van de Groene Mal tot 2015.

De beschrijving van het beschermingsbeleid uit de intentieovereenkomst is gehandhaafd, maar is inmiddels aangepast (vanwege het Streekplan). De vervangende tekst is overeengekomen in het bestuurlijke evaluatie-overleg Groene Mal van 22 maart 2004. De tekst luidt:

Bescherming

Voor de Groene Mal binnen de GHS gelden de beschermingsformules van de GHS conform het Streekplan (laatstelijk gewijzigd 2002). Voor de Groene Mal buiten de GHS moet veilig gesteld zijn dat zij:

  • sturend is voor (stedelijke) ruimtelijke plannen, en
  • benut wordt voor de uitvoering van gemeentelijke natuurprojecten en natuurcompensatie (het laatste bij incidentele onvermijdbare aantasting van waarden van de Groene Mal), en
  • de bescherming mag niet leiden tot extra (planologische) beperkingen aan de agrarische bedrijven of bedrijfsvoering.

Het Streekplan 2002 onderscheidt binnen de GHS en AHS (Agrarische Hoofdstructuur) een groot aantal categorieën en subcategorieën. Deze komen in belangrijke mate ook voor binnen de begrenzing van de gemeentelijke Groene Mal-projecten, op de Kaart Groene Mal aangeduid als 'maatregelen gemeentelijk beleid GSP (+)' en 'maatregelen aanvullend beleid Groene Mal/natuurcompensatie'. Hierbij zijn de projecten gebiedsdekkend aangegeven (volledige benutting van het terrein voor natuurmaatregelen) of voorzien van een 'ruime jas'-aanduiding (natuurontwikkeling nader te situeren in samenhang met de landbouwfunctie). Binnen de begrenzing van deze gebieden gelden de beschermingsregimes van de (sub)categorieën GHS en AHS. Hiernaast gelden de voorwaarden dat de Groene Mal sturend is voor (stedelijke) ruimtelijke plannen, de Groene Mal benut wordt voor de uitvoering van gemeentelijke natuurprojecten en natuurcompensatie en de bescherming niet mag leiden tot extra (planologische) beperkingen aan agrarische bedrijven en bedrijfsvoering.

Compensatie

Op de Groene Mal is de beleidsregel Natuurcompensatie (Provincie Noord-Brabant, vastgesteld op 22 november 2005) van toepassing. De compensatie heeft bij aantasting buiten de provinciale GHS alleen betrekking op de uitvoering van gemeentelijke natuurprojecten. Het compensatiebeleid met betrekking tot de Groene Mal omvat aanvullend op het provinciale beleid de instelling van een Natuurfonds en de mogelijkheid onder voorwaarden compensatie uit te voeren voorafgaand aan de aantasting van natuurwaarden (compensatie-vooraf).

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008026-e001_0009.jpg"

Figuur: Kadernota Groene Mal

Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan vormt het juridisch kader voor de realisering van de Groene Mal. Gedurende de periode van vastlegging in de bestemmingsplannen wordt bij twijfel over aantasting door een ingreep, een zorgvuldige afweging gemaakt in de (ambtelijke) werkgroep Groene Mal. De uitvoering van natuurmaatregelen mag niet leiden tot bestemmingsaanpassing van agrarische gronden in de directe omgeving.

De volgende tekst is overeengekomen in het bestuurlijke evaluatie-overleg Groene Mal van 22 maart 2004:

'De planologische doorvertaling van de GHS- en AHS-aanduiding binnen de begrenzing van de gemeentelijke Groene Mal-projecten valt onder het provinciale regime. Voor het overige geldt voor de gebieden een specifieke bescherming. Zo wordt in de toelichting van bestemmingsplannen ingegaan op de achtergrond en het beleid van de Groene Mal (proces, inhoud en doel). In het grootste deel van deze gebieden wordt natuurontwikkeling beoogd en/of is natuurcompensatie -bij incidentele onvermijdbare aantasting van de Groene Mal- mogelijk.

Indien er nog geen concrete uitvoeringsplannen zijn, zodat wijziging naar een natuurbestemming binnen de planperiode niet reëel is, wordt op het renvooi van de bestemmingsplankaart de aanduiding 'Onderdeel van de Groene Mal' (of in andere benaming) opgenomen. In de toelichting wordt zonder afbreuk aan de huidige bestemming te doen genoemd dat de op de plankaart aangeduide gebieden onderdeel uitmaken van de Groene Mal. Deze gronden behoren tot een grotere ecologische structuur. De feitelijke bestemming (b.v. Agrarisch gebied) regelt het huidige gebruik. Er zijn geen (extra) beperkingen voor agrarische bedrijven of de agrarische bedrijfsvoering.

Zijn er wel concrete uitvoeringsplannen waarvan de uitvoering (nagenoeg) zeker is dan wordt in het bestemmingsplan voor de betreffende gronden een wijzigingsbevoegdheid naar een natuurbestemming opgenomen, waarbij voorwaarde voor toepassing van deze bevoegdheid is dat de gronden eigendom zijn van de gemeente of een natuurbeherende instantie. Indien de gemeente of een natuurbeherende instantie reeds eigenaar van de gronden is wordt direct een natuurbestemming aan de gronden gegeven.Voor gebieden Groene Mal waarvoor niet voorzien is in natuurontwikkeling en/of -compensatie geldt dat bestaande natuur- en landschapswaarden die de aanleiding voor opname in de Groene Mal vormen in stand blijven. Ook hier regelt de feitelijke bestemming (bijv. Agrarisch gebied) het huidige gebruik.'

De projecten van de Groene Mal moeten in principe in de periode tot en met 2015 gerealiseerd zijn en vallen dus in principe alle binnen de planperiode.

Financiën

De gemeente stelt in beginsel jaarlijks de middelen beschikbaar voor de uitvoering van de natuurprojecten Groene Mal. Daarnaast worden bijdragen van derden verwacht.

De bestemmingen en ontwikkelingsmogelijkheden in dit bestemmingsplan Landgoederenzone zijn in overeenstemming met het hiervoor beschreven beleid, zoals opgenomen in de Kadernota Groene Mal.

Noordzuidverbinding

In de kadernota Groene Mal is een noordzuidverbinding opgenomen om de bossen (met o.a. Oude Warande, landgoederenzone, de Blaak, etc.) aan de westzijde van Tilburg via de Drijflanen te verbinden met het bosgebied ten noorden van het Wilhelminakanaal (de Mast en Huis ter Heide). In 2004 is door Alterra onderzoek gedaan naar de nut en noodzaak, de alternatieven en de inpassing van deze noordzuid-verbinding (Alterra rapport nr 1099). Op basis van dit onderzoek heeft het college in 2005 besloten dat deze verbinding niet wordt gerealiseerd. Als voorwaarde werd gesteld dat het bosgebied ten westen van Tilburg versterkt wordt, conform de door Alterra voorgestelde kwaliteitsimpuls. Het bosgebied dient beter doorlaatbaar te worden voor soorten van open en halfopen landschap. Hiertoe worden onder andere voorgesteld om langs het Bels Lijntje en de zuidelijke bosrand van de Blaak een mantel- en zoomvegetatie te ontwikkelen en het aantal hekwerken in het bosgebied te verminderen.

Bomennota Tilburg boomT

Bomen staan steeds meer onder druk van de stad. De verwachting is dat in de loop van de tijd steeds meer bomen of zelfs complete bomenstructuren kunnen uitvallen als gevolg van deze stedelijke druk. Dit beeld is onwenselijk. Bomen dienen juist een toegevoegde waarde aan stedelijke ontwikkelingen te bieden. Om er niet te laat achter te komen dat er teveel bomen op cruciale plekken voor stedelijke ontwikkelingen zijn gesneuveld en om een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand te behouden is het noodzakelijk om belangrijke zaken rondom bomen goed te regelen en vast te leggen. Om deze reden is de boomwaarde zoneringskaart (bwz-kaart) opgesteld. Deze kaart doet uitspraken over de huidige openbare bomen in het stedelijk gebied van de gemeente Tilburg. Op de bwz-kaart worden de boomzones die belangrijk zijn voor de structuur van de stad weergegeven; zones met bomen met een hoofdwaarde, nevenwaarde, basiswaarde of stadsecologie. Voor deze zones zijn criteria opgesteld o.a. met betrekking tot kapvergunningen, onderhoud en beheer en straatbeeld. Door middel van de bwz-kaart wordt duidelijk waar er kansen liggen voor openbare bomen; bomen die op de bwz-kaart staan krijgen extra bescherming, intensiever onderhoud/beheer, bescherming tegen kap, herplantplicht e.d..

De bwz-kaart dient gebruikt te worden als basis bij alle nieuwbouw-, herontwikkelings- of herstructureringsplannen in de bestaande stad waar huidige openbare bomen mee gemoeid zijn. Bomen met een hoofdwaarde, bomen van de 1e categorie en monumentale bomen zijn op een kaart bij dit bestemmingsplan opgenomen. Bomen met een hoofdwaarde en bomen van de 1ecategorie zijn op de plankaart weergegeven als "beeldbepalende boom". Monumentale bomen staan als zodanig aangegeven.

Bomen met een hoofdwaarde

Openbare bomen die in een zone met een hoofdwaarde staan hebben een structuurbepalend karakter voor heel Tilburg en/of de stadsdelen en nemen een belangrijke plaats in in het stedelijk netwerk (qua karakter, identiteit en herkenningspunt). Het zijn bomen van stedelijk belang waar meer waarde aan wordt toegekend dan aan een 'normale' stadsboom. De openbare bomen met een hoofdwaarde krijgen alle kans om uit te groeien tot een duurzame en kwalitatief hoge bomenstructuur (maximale grootte moet bereikt kunnen worden/volgroeid). Boombehoud is het uitgangspunt. Het beheer, behoud en stedenbouwkundige projecten dienen hierop te worden afgestemd. Tevens is het uitgangspunt dat de boom in principe belangrijker is dan kabels, leidingen en overige infrastructuren. Indien mogelijk dienen kabels en leidingen te worden verlegd als deze in de weg liggen (zowel in huidige als nieuwe situaties). Op deze manier kan de boom behouden blijven. Vanwege de hoge waarde die wordt toegekend aan bomen die een hoofdwaarde hebben, vallen deze bomen altijd onder de bomenverordening. Dit houdt in dat voor openbare bomen met een hoofdwaarde altijd (ongeacht hun stamomtrek) een kapvergunning dient te worden aangevraagd. Of een boom waarvoor een kapvergunning is aangevraagd ook daadwerkelijk gekapt mag worden, wordt vervolgens beoordeeld door de toetser van de kapaanvraag. Er moeten echter wel gegronde, zeer zwaarwegende, maatschappelijke redenen zijn om een boom met een hoofdwaarde te kappen. Andere oplossingen/alternatieven (zoals bijv. het omleggen van kabels en leidingen, het aanpassen van een ontwerp van een gebied, het direct onder de boom door boren van kabels en leidingen) dienen serieus in ogenschouw genomen te worden.

De lijnvormige (hoofd)structuur van bomen in een zone met een hoofdwaarde mag geen gaten vertonen. Indien bomen uit een structuur/laan uit een hoofdzone toch gerooid worden, dient er - indien mogelijk -een nieuwe gezonde boom van gelijke grootte en/of leeftijd op deze plek (of nabij deze plek) herplant te worden om de lijnvormige structuur te handhaven.

De bomen die in een hoofdzone staan zijn duurzame houtsoorten. Gestreefd wordt naar bomen van een 1e grootte (bijv. eik, beuk, linde of kastanje). Deze bomen moeten kunnen volgroeien zonder last en/of schade te ondervinden van zijn omgeving. Indien mogelijk dienen de bomen met een hoofdwaarde vrij dicht en op een regelmatige onderlinge afstand in de rij, 2-zijdig van de weg te worden geplant. Slechts bij onhaalbaarheid van voldoende ruimte (zowel boven- als ondergronds) wordt voor een minder zware boombeplanting of vorm (zuil) gekozen. Indien mogelijk staan bomen met een hoofdwaarde in gras of vakbeplanting (of onderbeplanting). Bij de keuze van het assortiment moet nadrukkelijk rekening worden gehouden met de grondsoort en de natuurlijke habitat. Per structuur wordt zoveel mogelijk één soort gebruikt.

In de praktijk blijkt dat de hierboven omschreven gewenste invulling van de hoofdzones niet altijd volledig te realiseren is. Toch moet bij het realiseren van (her)inrichtings-, herstructurerings- en herontwikkelingsplannen steeds de gewenste verschijningsvorm/eindbeeld als uitgangspunt worden genomen.

Beheermaatregelen voor bomen met een hoofdwaarde

Bomen die een hoofdwaarde hebben verdienen extra bescherming; zowel boven- als ondergronds. De beheermaatregelen voor bomen die een hoofdwaarde hebben zijn erop gericht om de boom(structuur) in stand te houden en zo mogelijk te optimaliseren. Voor wat betreft beheer betekent dit onder meer:

  • Boombescherming: bij bouwactiviteiten krijgen bomen die in de hoofdzone staan de hoogste mate van bescherming. Dit betekent dat in de definitiefase het behoud van deze bomen (boomkroon, de stam en/of de wortels) uitgangspunt dient te zijn. Onder de kroon van deze bomen mogen geen werkzaamheden plaatsvinden. Daarnaast dienen bij eventuele bouwwerken/plannen minimaal de volgende afstanden tot de stam te worden aangehouden:
  1. 1. beeldbepalende bomen: 8 meter;
  2. 2. monumentale bomen: 15 meter.
  • Bij werkzaamheden in nabijheid van bomen die in de hoofdzone staan dient daarnaast te allen tijde boombescherming te worden aangebracht. Verder dient er bij werkzaamheden in nabijheid van deze bomen altijd een volledige BomenEffectenAnalyse (BEA) te worden opgesteld.
  • Inspectie: bomen die een hoofdwaarde hebben worden minimaal een keer per drie jaar
    geïnspecteerd op veiligheid en onderhoud.
  • Indien bomen met een hoofdwaarde toch moeten wijken wordt herplantplicht opgelegd. Als blijkt dat een feitelijk gelijkwaardige herplant echt niet (volledig) mogelijk is, dient een deel van de herplant door storting van een bedrag in 'Reserve Bomen' gecompenseerd te worden. De hoogte hiervan wordt bepaald door de adviseur bomen en groen van de gemeente Tilburg.
  • In geval van onherstelbare schade aan bomen die een hoofdwaarde hebben zal altijd een herplantplicht opgelegd worden. Voor nieuw geplante bomen zal in de regel géén kapvergunning worden verleend, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand, in het kader van tijdige verjonging of andere uitzonderlijke situaties.
  • Verbetering groeiplaats: indien noodzakelijk en mogelijk zal groeiplaatsverbetering
    plaatsvinden.
  • Bij het uitvoeren van beheermaatregelen (bijvoorbeeld nader onderzoek) zullen de bomen met een hoofdwaarde de hoogste prioriteit krijgen.
  • Beheermaatregelen zijn zowel gericht op de veiligheid en behoud van het bomenbestand als op de esthetische kwaliteit en structuurbepalendheid.

Groenstructuurplan en Groenstructuurplan Plus

Het Groenstructuurplan (GSP) dateert uit 1992 en geeft een lange termijnvisie op de inrichting en het beheer van de openbare ruimte met speciale aandacht voor groen. Enerzijds gaat het om het scheppen van kwaliteit, anderzijds om het in stand houden van deze kwaliteit door een effectief beheer. In het Groenstructuurplan Plus (GSP+) vastgesteld in 1998, wordt het Groenstructuurplan geëvalueerd en geactualiseerd (voor de periode 1997 - 2013). Gronden die in deze stukken zijn aangemerkt als structureel groen, zijn in het bestemmingsplan als groen bestemd. Gronden die daarnaast een natuur- of ecologische waarde kennen, zijn als zodanig bestemd.

Het Groenstructuurplan en het Groenstructuurplan plus geven aan dat kwaliteit wordt gerealiseerd door de volgende elementen te realiseren en te versterken:

  1. a. De natuurkernwaarden in Tilburg worden versterkt door een duurzaam ecologisch raamwerk te realiseren. Dit netwerk bestaat uit:
    1. 1. Vennen, poelen en moerassen rondom Tilburg
    2. 2. Bos in het buitengebied
    3. 3. Beken en beekdalen; Dommel, Leij en Zandleij
  2. b. Een samenhangend netwerk van lange lijnen geeft structuur aan de stad. De lange lijnen worden gevormd door:
    1. 1. Ringbanen
    2. 2. Wilhelminakanaal
    3. 3. Beeldbepalende linten in de Oude Stad
    4. 4. Lanen die stad en landschap verbinden. Het patroon van lange lijnen kan worden geactualiseerd en aangevuld o.a. de genoemde noord-zuidas en oost-weststrip.
  3. c. Hiernaast zijn strategische plekken van belang zoals Frankische driehoeken, parken en pleinen.

Het groen in de stad dient aan verschillende eisen te voldoen. Het groen moet bruikbaar en herkenbaar zijn en dient een bepaalde mate van representativiteit hebben, de inrichting moet helder zijn, de sociale veiligheid dient te zijn gewaarborgd en er moet geïnvesteerd worden in de ecologische duurzaamheid.

Nota 'Grond voor het verleden' (gemeente Tilburg, 2007)

Op 1 september 2007 is de wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Hiermee is het Verdrag van Malta uit 1992 in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Dit betekent onder meer het volgende:

  • De introductie van het veroorzakersprincipe, waardoor de kosten van archeologisch onderzoek verhaald kunnen worden op de verstoorder;
  • De verankering van de archeologische monumentenzorg in de ruimtelijke ordening.

Met de komst van de wet wijzigt het archeologiebestel in Nederland met name voor de overheidsorganen sterk. De nota 'Grond voor het verleden' is een beleidsplan voor het toekomstig Tilburgs archeologiebeleid alsmede een formalisering van het huidige interim-beleid. De nota richt zich op het aanreiken van beleidsregels en intenties betreffende het archeologisch erfgoed in Tilburg. Met de implementatie van dit beleid worden de instrumenten voor de uitvoer van en het toezicht op de Monumentenwet en de kwaliteitsborging (KNA) wettelijk vastgelegd. De gemeente heeft onder andere als taak de advisering bij bestemmingsplan- en ontheffingsprocedures en de selectie en waardering van voor te dragen gemeentelijke archeologische monumenten.

Uitwerking van de nota zal onder meer nog plaatsvinden in een gemeentelijke archeologische beleidskaart. In de toekomst kunnen, na gemeentelijke vaststelling van deze kaart, archeologische gebieden van deze beleidskaart worden overgenomen in het bestemmingsplan.

Kadernota Toerisme en Recreatie 'De Tilburgse Ervaring' 2003-2010 (gemeente Tilburg, 2003)

In de huidige beleveniseconomie is toerisme en recreatie een groeisector die bijdraagt aan de stedelijke ontwikkeling, de economie en het woon/ werkklimaat. Voor de gemeente Tilburg is toerisme en recreatie een nieuw aandachtsgebied binnen het economisch beleid. Vooral de combinatie van dit stedelijk product met de toeristische kracht van de regio is uniek. Tilburg heeft potentie op toeristisch gebied. Toerisme staat in Tilburg nog in de kinderschoenen. Daarom wordt gekozen voor een groeiend ambitieniveau. Dit betekent dat toeristisch beleid in het verlengde ligt van voorzieningen die de gemeente creëert voor de eigen inwoners. Daarnaast dient het integrale beleidsveld van toerisme en recreatie ingebed te worden in de gemeentelijke organisatie en in regionale samenwerkingsverbanden tussen gemeenten en het bedrijfsleven. In deze kadernota wordt gepleit voor een strategie met 4 sporen te weten:

  1. 1. Randvoorwaarden: gemeentelijke inbedding van toerisme en (regionale) samenwerking;
  2. 2. Toeristische infrastructuur: uitbreiding van (verblijfs)accommodatie en bewegwijzering;
  3. 3. Productontwikkeling: gericht op drie speerpunten: cultuurtoerisme, evenementen en recreëren in het groen;
  4. 4. Promotie: toerisme en recreatie als nieuw element van stadspromotie.

Wat betreft het inhoudelijke beleid wordt in het toeristisch beleid 2003 - 2010 gekozen voor Tilburg als een dynamische stad met als belangrijkste toeristische troeven een onderscheidend stedelijk aanbod van kunst en cultuur en wervelende evenementen gecombineerd met de recreatieve mogelijkheden van de groene regio.

Waterplan 'Naar een duurzaam waterbeheer' (gemeente Tilburg, 1997)

In het Waterplan dat de gemeente in 1997 heeft opgesteld zijn algemene doelstellingen geformuleerd met betrekking tot het gemeentelijk waterbeleid op de lange termijn. Het actieprogramma uit het Waterplan zijn in het Waterstructuurplan verder uitgewerkt en gekoppeld aan ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente.

Waterstructuurplan (gemeente Tilburg, 2002)

Het Waterstructuurplan Tilburg vormt een ruimtelijke vertaling van de actiepunten uit het Waterplan (1997) van de gemeente. Het is een product van alle bij het waterbeleid en –beheer betrokken partners op gemeentelijk niveau en biedt inzicht in het functioneren van het Tilburgse watersysteem, in problemen en mogelijke ingrepen gericht op het verbeteren van de waterhuishouding.

De zorg voor 'voldoende en schoon' water vereist samenwerking tussen de diverse waterpartners in de gemeente. Bij die aanpak staat een drietal hoofddoelstellingen centraal:

  • Streven naar een duurzaam, veerkrachtig watersysteem. Het evenwicht in de waterbalans zou hersteld moeten worden, door afkoppeling en infiltratie van hemelwater te stimuleren en gebiedseigen water zoveel mogelijk vast te houden. Ook het herstel van het natuurlijk karakter van de beken rondom de stad is in dit kader van belang.
  • Optimalisatie van de waterketen. Een zuinig en efficiënt gebruik van water: grondwater alleen benutten voor hoogwaardige doelen (drinkwater bijvoorbeeld) en alternatieve waterbronnen (hemelwater, effluent, kanaalwater) inzetten als ook met water van een iets mindere kwaliteit kan worden volstaan.
  • Vergroten van de belevings-, ecologische, recreatieve en economische waarde van water. Niet alleen hydrologische aspecten verdienen aandacht, een integrale aanpak van waterproblemen staat centraal. Daarbij draait het niet alleen om het verbeteren van het watersysteem, maar is ook het verbeteren van de betekenis van water voor andere functies van groot belang.

Een drietal clusters van maatregelen vormt de leidraad voor de uitwerking van de doelstellingen in een concreet waterprogramma. Deze clusters zijn gericht op:

  • Het voorkomen van nieuwe problemen. Wanneer water als mede ordenend principe voor de lokatie en technische inrichting van stedelijke functies, landbouw en natuur wordt ingezet, kunnen kwantitatieve en kwalitatieve problemen in de waterhuishouding voorkomen worden. Water als ordenend principe voor de lokatie van bepaalde functies houdt bijvoorbeeld in: in eerste instantie niet bouwen of 'boeren' op plaatsen die van nature te nat zijn. Hydrologisch neutraal bouwen en voldoende ruimte reserveren voor het (infiltreren en) vasthouden van gebiedseigen water is belangrijk, wanneer het de technische inrichting van nieuwe woon- en werkgebieden betreft.
  • Het herstellen en oplossen van bestaande problemen. Bestaande problemen kunnen worden opgelost door de versnelde afvoer van hemelwater tegen te gaan en het vasthouden van gebiedseigen water te stimuleren. Dat kan door afkoppeling van hemelwater in het stedelijk gebied en door waterconserverende maatregelen te nemen in landbouwgebieden.
  • Het sturen. Stimuleren en monitoren van ontwikkelingen, voorlichten en het handhaven van regels en normen. Samenwerking tussen waterpartners is geboden als het gaat om het monitoren van ontwikkelingen en het beheren van databestanden, die het watersysteem en de bodem betreffen. Ook wanneer het stimuleren van nieuwe ontwikkelingen betreft, is die samenwerking essentieel. De gemeente Tilburg kan daarin een trekkersrol vervullen. Zij heeft op haar beurt ook een taak in het voorlichten van burgers en het handhaven van regels en normen.

Dit leidt tot een programma van maatregelen, waarin projecten zijn opgenomen die bijdragen aan de verbetering van het Tilburgse watersysteem. Speciale aandacht gaat uit naar de speerpuntprojecten (zie onderstaande afbeelding): deze projecten verdienen prioriteit, omdat ze op vele fronten (water, natuur en belevingswaarde) verbeteringen brengen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008026-e001_0010.jpg"

Figuur: Waterstructuurplan

Milieubeleidsvisie 2006-2010 (gemeente Tilburg, 2005)

Bij de aanpak van de milieuproblemen is integratie cruciaal. Milieuwinst kan voor een belangrijk deel alleen worden bereikt als er binnen andere beleidsterreinen de juiste beslissingen worden genomen. Voor de komende 5 jaar zijn de volgende integratiedoelen relevant:

  • Gezondheid: minder Tilburgers hebben last van milieuverontreiniging. Specifieke aandacht gaat uit naar de doelgroep verkeer en integratie van milieumaatregelen in het mobiliteitsbeleid;
  • Ruimtelijke ontwikkeling: ruimtelijke plannen mogen niet leiden tot een verslechtering van het leefmilieu in Tilburg. De grote milieuwinst halen we bij de realisatie van uitbreidingslocaties en grote herstructurering operaties. De afgelopen jaren zijn voor vrijwel alle milieuthema´s beleidsnota´s en -programma´s opgesteld in Tilburg. Ook zijn er richtlijnen ontwikkeld.

Hoofdstuk 4 Nadere Beleidsbepaling

4.1 Inleiding

Bij de voorgestelde inhoudelijke beleidsbepaling voor het bestemmingsplan Landgoederenzone zijn ondermeer de Interimstructuurvisie en overige reeds bestaande bestemmingsplannen voor het buitengebied van de gemeente Tilburg, het reconstructieplan De Meierij en de Kadernota Groene Mal betrokken (zie hoofdstuk 3). Wat betreft plansystematiek heeft dit bestemmingsplan echter een geheel nieuwe basis die uitgaat van de Wro en de SVBP 2008.

Deze plansystematiek wordt verder behandeld in hoofdstuk 5. In dit hoofdstuk wordt voor de volgende thema's de nadere beleidsbepaling beschreven:

  • cultuurhistorie
  • natuur en water
  • milieu

4.2 Cultuurhistorie

De landgoederenzone is een langgerekt gebied dat zich uitstrekt in westelijke richting aan weerszijden van de Bredaseweg vanaf de westelijke zijde van de wijken De Reit, Zorgvlied en De Blaak tot aan het stroomgebied van het riviertje De Donge.

Uitgezonderd in dit plangebied is het grote bebouwde complex van Amarant, het vroegere Piusoord, dat in de periode vanaf 1938 en de daaropvolgende decennia werd aangelegd aan de zuidelijke zijde van de Bredaseweg.

Tot de eerste helft van de negentiende eeuw bestaat het overige deel van het gebied voornamelijk uit heidevelden die gedurende de negentiende eeuw ontgonnen en grotendeels bebost worden. Deze ontginning is omstreeks 1920 nagenoeg voltooid. Kenmerkend hierbij is de langgerekte vorm van de percelen die zowel aan de noordelijke als aan de zuidelijke zijde haaks op de Bredaseweg staan. De nu grotendeels beboste percelen zijn veelal door brandgangen of smalle slootjes van elkaar gescheiden.

De belangrijkste ruimtelijk factor in het gebied is de Bredaseweg. Deze werd in de periode tussen 1820 en 1826 aangelegd als onderdeel van de Rijksweg van Tholen naar Grave. De nieuw aangelegde weg volgde deels enkele zandpaden die tenminste tot de late Middeleeuwen teruggaan en benutte de bestaande oversteekplaatsen van beekjes en de Donge. Kenmerkend voor de nieuwe Rijksweg was de beplating langs het gehele tracé met een dubbele rij eikenbomen. In de decennia na de aanleg worden langs de weg ruim opgezette landhuizen opgetrokken, vaak omgeven door een ruime tuin en/of bosaanleg. Langs de Bredaseweg werd in 1902 het eerste verharde fietspad van Nederland aangelegd.

Sinds 1897 wordt de bodem van het gebied deels benut voor waterwinning. Ten behoeve hiervan werd aan de Gilzerbaan een pompstation gebouwd.

Westelijk van de Burgemeester van Voorst tot Voorstweg wordt in het eerste decennium van de 21ste eeuw de nieuwe wijk Witbrant West aangelegd.

Cultuurhistorische waardenkaart provincie

In paragraaf 3.2 is een uitsnede opgenomen van de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW-kaart) (2006) van de provincie Noord-Brabant. Hierna volgen afzonderlijk de aspecten cultuurhistorie en archeologie.

Cultuurhistorie

Het plangebied kent zowel lage als middelhoge tot hoge indicatieve archeologische verwachtingswaarden. Ter plaatse van de Oude Warande is de historische geografie hoog te noemen, hier is eveneens sprake van historisch groen. Verder zijn er nog een aantal monumentale bomen in het plangebied opgenomen.

De in het plangebied voorkomende rijksmonumenten:

  • Bredaseweg 546 en 600.

Het in het plangebied voorkomende gemeentelijk monument:

  • Bredaseweg 602.

Verder zijn er nog een aantal panden in het plangebied die op de MIP-lijst (Monumenten Inventarisatie Project) staan. Het gaat om de volgende panden:

  • Bredaseweg, 530, 570, 429, 455, 461 en 529,
  • diverse gebouwen in de omgeving Oude Warande.

De beschermde monumenten en gebieden (rijks- en gemeentelijke monumenten en beschermde stadsgezichten) vallen onder separate besluitvormingsprocedures, met name de Monumentenwet 1988 en de Monumentenverordening gemeente Tilburg. In geval van wijziging van bestemmingen van percelen waarop deze wet- en regelgeving van toepassing is, zal de cultuurhistorische waarde een afwegingsfactor zijn.

De cultuurhistorisch waardevolle objecten en structuren, zoals opgenomen in het MIP (en niet voorzien van een geautoriseerde status (rijks- of gemeentelijk monument)) en die uit de naoorlogse periode (wederopbouw), hebben geen officieel beschermde status. Desondanks dient in eventuele planontwikkeling rekening gehouden te worden met deze elementen, waarbij gestreefd dient te worden naar behoud. Hergebruik verdient de voorkeur boven sloop en vervangende nieuwbouw. Overigens zijn in het plangebied geen MIP-objecten aanwezig.

Verder worden de volgende objecten binnen het plangebied als cultuurhistorisch waardevol aangemerkt:

  • Bredaseweg 467.
  • Oude Warande, een jachtbos dat tussen 1712 en 1715 werd aangelegd door landgraaf Willem van Hessen Kassel. Hoewel het oostelijk deel van het bos tussen 1932 en 1973 werd benut door het Tilburgs dierenpark en er ook bebouwing aan de zijde van de Bredaseweg werd gerealiseerd (Auberge du Bonheur), is het park een nog steeds gaaf bewaard voorbeeld van de tuinarchitectuur en landschapsvisie van de vroege achttiende eeuw. In het centrum van de Oude Warande bevinden zich diverse, door de architect Jan van der Valk omstreeks 1915 ontworpen gebouwen: onder meer een veldwachterswoning en een woonhuis, beiden met schuren.
  • Tracé Bels Lijntje, dit deel (nu een fietspad) werd in 1965 aangelegd om de lijn buiten de toenmalige bebouwde kom te laten lopen. Het binnenstedelijke deel werd opgebroken. Het westelijke deel van het plangebied werd vroeger van noord naar zuid doorkruist door het Bels Lijntje, een spoorwegverbinding van Tilburg naar Turnhout. De lijn werd in 1867 in gebruikgenomen. In 1958 werd een deel van het tracé verlegd over de huidige Vierwindenlaan en het Dongepad in de wijk De Blaak. In 1973 reed de laatste trein en in het midden van de jaren tachtig werd het hele tracé opgebroken. Het is nu, vanaf het Dongepad, in gebruik als fietspad.
  • Een aparte plaats wordt ingenomen door de spoorlijn Tilburg-Breda die de noordgrens van het plangebied vormt. De spoorlijn kwam in 1863 gereed en werd in de jaren 1960-1965 in het stadscentrum omgebouwd tot hoogspoor.

Archeologie

De indicatieve archeologische waarde is volgens de CHW-kaart in grote delen van het plangebied hoog of middelhoog. In het plangebied liggen volgens de CHW-kaart geen archeologische monumenten. De gebieden met een hoge of middelhoge indicatieve archeologische verwachtingswaarde krijgen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. De gemeente Tilburg heeft het voornemen om een gemeentelijke archeologische beleidskaart op te stellen. In de toekomst kunnen, na gemeentelijke vaststelling van deze kaart, archeologische gebieden van deze beleidskaart worden overgenomen in het bestemmingsplan.

In archeologisch waardevol gebied is bij bodemingrepen dieper dan 30cm onder maaiveld altijd archeologisch onderzoek verplicht. Voor verwachtingsgebieden met een archeologische waarde is archeologisch onderzoek noodzakelijk bij ingrepen dieper dan 40cm -Mv met een oppervlakte van meer dan 100m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008026-e001_0011.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008026-e001_0012.png"

Figuur: archeologie ArWaTi

4.3 Natuur En Ecologie

In het plangebied spelen verschillende natuur-, water- en milieuaspecten een rol van betekenis. Een groot deel van deze aspecten ligt in het verlengde van de landschappelijke onderlegger. Genoemde aspecten hebben een sterke relatie met het natuur-, water- en milieubeleid. In deze paragraaf wordt voorliggend ruimtelijk beleid afgewogen in relatie tot de natuur-, water- en milieuaspecten ofwel omgevingsaspecten.

Natuurparagraaf

Ruimtelijke plannen moeten expliciet rekening houden met aanwezige natuurwaarden. Deze waarden zijn als zodanig vastgelegd in Europees beleid, rijksbeleid en provinciaal beleid. Hieronder wordt aangegeven hoe er in dit plan rekening is gehouden met ecologische structuren, belangrijke gebieden en belangrijke soorten. Dit plan regelt alleen aanvullend op natuurbeleid.

4.3.1 Algemeen

Bij de vaststelling van de begrenzing van de GHS zijn actuele en potentiële natuurwaarden van belang voor het bepalen van de status van een gebied. Gebieden met een hoge actuele natuurwaarde worden daarbij begrensd als "natuurparel" of "overig bos- en natuurgebied". Naast de actuele kwaliteit spelen potentiële natuurwaarden een rol bij het bepalen van de status, bijvoorbeeld als "natuurontwikkelingsgebied" of als "ecologische verbindingszone". Daarnaast zijn er landbouwgronden waar gestreefd wordt naar behoud dan wel ontwikkeling van leefgebieden van kwetsbare soorten, die begrensd dienen te worden als "leefgebied kwetsbare soorten". Deze beoordeling t.b.v. deze begrenzing vindt plaats op basis van de door de provincie vastgestelde criteria. Om deze reden is een landschapsecologische visie op het plangebied van belang. Deze visie en een beoordeling van de begrenzing zijn door Ecologisch Adviesbureau Cools uitgevoerd en in het rapport Quick scan natuurwaarden Landgoederenzone

4.3.2 Landschapsecologische visie

In paragraaf 2 is een overzicht opgenomen van de bestaande natuurwaarden in het plangebied. Deze waarden hangen nauw samen met de aanwezigheid van een afwisseling van bossen, landgoederen, open ruimten zoals landbouwenclaves en lokaal open water. De verschillende daarin te onderkennen eenheden vormen tezamen de basis van de landschapsecologische structuur binnen het plangebied.

De actuele en potentiële natuurkwaliteit in het plangebied wordt daarnaast bepaald door de aanwezigheid van waardevolle natuur- en bosgebieden in de omgeving van het plangebied. In het bijzonder gaat het daarbij om de gebiedsdelen Drijflanen, Kaaistoep/De Blaak, de eigendommen van de TWM en de heringerichte Dongezone (Reeshof). Tezamen met het plangebied is sprake van een relatief groot aaneengesloten bos- en natuurgebied.

In het plangebied bevinden zich uiteenlopende typen bos, waaronder monotone naaldboscomplexen, beukenbossen en gevarieerde, structuurrijke loofbossen. Vooral delen van de landgoederen (veelal rondom bebouwing) en enkele afzonderlijke bospercelen zijn vanuit de actuele natuurkwaliteit (bosflora, broedvogels en vleermuizen) belangwekkend.

De overgang van bos naar grasland is op veel plaatsen vrij abrupt. Hierdoor ontbreekt een belangrijke ecologische gradiënt via struweel en ruigte naar grasland. Lokaal is er wel sprake van een dergelijke waardevolle overgang, zoals plaatselijk langs het Bels Lijntje, lokaal langs de Donge/Oude Leij, op verschillende landgoederen en op het terrein van Amarant. Deze gebiedsdelen zijn dan ook van belang voor vogels, vlinders, reptielen en planten.

Waardevolle graslanden zijn in het plangebied feitelijk niet aanwezig. Lokaal bevinden zich binnen het gebied wel extensief beheerde graslanden zoals op Landgoed Heidepark, in het westelijk deel van de Drassige Driehoek, langs de spoorlijn, ten noorden van Wildrijk en rond Amarant. In de Drassige Driehoek alsmede langs de spoorlijn is tevens sprake van waardevolle ruigte.

De overige graslanden en akkers in het plangebied zijn intensief in gebruik bij de landbouw. In perceelsranden en sloten langs de Donge/Oude Leij en in het bijzonder in de Drassige Driehoek komen echter wel enkele bijzondere aandachtsoorten voor. Vermeldenswaardig is ook het heiderestant De Gaas. Het betreft het enige heideveldje in het plangebied, dat van belang is voor reptielen en struweelvogels. Voor de rest komen er verspreid langs bermen, bospaden en in het bijzonder langs het Bels Lijntje heideachtige vegetaties voor.

De open wateren binnen het plangebied bestaan uit de Donge/Oude Leij, diverse vijvers en enkele poelen en vennen. Deze wateren zijn met name van belang voor vissen, amfibieën en libellen. Vooral voor amfibieën en in mindere mate voor libellen is ook de directe omgeving van het water van belang als foerageer- en overwinteringsgebied.

4.3.3 Begrenzing Groene Hoofdstructuur

Op basis van de actuele natuurwaarden in het plangebied en op grond van verwachtingen omtrent potentiële ontwikkelingen, is voor het bestemmingsplangebied een voorstel voor de nadere begrenzing van de Groene Hoofdstructuur (GHS) vastgelegd. In navolging van de systematiek uit het streekplan is daarbij de indeling in de categorieën "natuurparel", "overig bos- en natuurgebied", "ecologische verbindingszone", "leefgebied kwetsbare soorten" en "natuurontwikkelingsgebied" gehanteerd. In het plangebied komen de categorieën "natuurparel", "overig bos- en natuurgebied", "ecologische verbindingszone" en "leefgebied kwetsbare soorten" voor. Deze categorieën zijn echter niet één op één in gelijknamige bestemmingen te vatten. De verschillende onderdelen van GHS zijn als volgt op de plankaart weergegeven:

Bos en Natuur: de categorieën "natuurparel" en "overig bos- en natuurgebied" zijn vertaald in de bestemmingen Bos en Natuur. De natuurparels betreffen de poelen gelegen in het noordelijk deel van de Oude Warande, in het gebied Heidepark en in het Wilmabos. Deze gebieden zijn van belang vanwege het voorkomen van diverse soorten amfibieën (o.a. vinpootsalamander en noordelijke kamsalamander) en bijzondere plantensoorten. Het beleid voor deze natuurparels is zowel gericht op bescherming van de bestaande waarden als op ontwikkeling van deze bijzondere natuurwaarden. Daarnaast behoren alle bossen en overige wateren met natuurwaarden zoals die momenteel voorkomen binnen het plangebied tot de categorie "overige bos- en natuurgebied".

Ook de categorie "ecologische verbindingszone" is opgenomen binnen de bestemmingen bos en natuur. De Donge/Oude Leij is in het plangebied aangewezen als ecologische verbindingszone. Binnen de bestemmingen bos en natuur bestaat de mogelijkheid om een natte ecologische verbindingszone met een gemiddelde breedte van 25 meter en het gewenste natuurlijke herstel van de beekloop te realiseren. Hier is het beleid gericht op het ontwikkelen van "natte natuur".

Agrarisch met landschappelijke en natuurwaarden: de categorie "leefgebied kwetsbare soorten" is vertaald in de bestemming "agrarisch met landschappelijke en natuurwaarden". Deze categorie bestaat namelijk vooral uit landbouwgronden waar gestreefd wordt naar het behoud dan wel de ontwikkeling van leefgebieden van veelal minder algemene tot en met zeldzame planten of dieren, die hoge eisen stellen aan de inrichting en het gebruik van hun omgeving. Ten behoeve van amfibieën betreft het in dit plangebied

de weilanden en grasvelden, poelen, ruigten en omringende bosdelen in Heidepark (noordelijke kamsalamander, vinpootsalamander, kleine watersalamander, groene en bruine kikker, gewone pad);

de poel en omringende bosdelen in het Wilmabos (vinpootsalamander);

de poel in het noordelijk deel van de Oude Warande (vinpootsalamander).

Ten behoeve van planten betreft het in dit plangebied:

  • de Drassige Driehoek;
  • de poel in het Wilmabos (Witte waterranonkel en Moerashertshooi);
  • de poel in het Heidepark (Draadrus).

De gebiedsdelen die reeds binnen de categorieën "natuurparel" en "overig bos- en natuurgebied" vallen zijn opgenomen binnen de bestemmingen bos en natuur.

Naast de landbouwgebieden in de Drassige Driehoek en het Heidepark die op basis van actuele gegevens kunnen worden aangemerkt als de categorie "leefgebied kwetsbare soorten" worden ook de landbouwgebieden in het Leijbos, Dongewijk en Prinsenhoef bestemd als Agrarisch met landschappelijke en natuurwaarden t.b.v. de ontwikkeling als leefgebied kwetsbare soorten.

Ten aanzien van de in de 'Quick scan natuurwaarden Landgoederenzone' weergegeven streefbeelden voor natuurontwikkeling wordt expliciet bedoeld dat deze ontwikkelingen vanuit ecologisch oogpunt zouden kunnen plaatsvinden indien activiteiten (in het bijzonder sportactiviteiten) zouden worden beëindigd. Het bestemmingsplan 'Buitengebied Landgoederenzone Bredaseweg' schept geen kader om bestaande sportactiviteiten uit het gebied te weren dan wel te beëindigen.

4.3.4 Inrichtingsmaatregelen

Voor de hierboven genoemde verschillende onderdelen van de GHS zijn diverse inrichtingsmaatregelen denkbaar om tot de gewenste natuurdoeltypen voor de gebiedsdelen te komen. Deze maatregelen kunnen van belang zijn bij de instandhouding en verdere ontwikkeling van de natuurwaarden in de betreffende gebiedsdelen. Onderstaand wordt per natuurdoeltype kort ingegaan op een aantal relevante inrichtingsmaatregelen.

Beek en waterloop met natuurvriendelijke oevers

De Donge/Oude Leij en de Oude Leij in de Drassige Driehoek bestaan uit dit natuurdoeltype, waarbij de oevers zijn begroeid met moeras-, ruigte-, struweel- en/of bosvegetaties. In, boven en/of langs de beek en waterloop leven diverse vis-, libelle-, dagvlinder-, planten-, zoogdier- en vogelsoorten.

Ven

Het natuurdoeltype bestaat binnen het plangebied uit poelen met een venmilieu. In en langs de voedselarme(re) poelen groeien onder meer veenmossen, wilde gagel, moerashertshooi en witte waterranonkel, zoals de poel in het Wilmabos en in het noordelijk deel van de Oude Warande. De poelen in het noordelijk deel van het Heidepark zijn voedselrijker met amfibiesoorten zoals de noordelijke kamsalamander, kleine watersalamander, groene kikker en de vinpootsalamander. De vinpootsalamander leeft ook in de voedselarme(re) poelen. Daarnaast zijn de poelen van belang als voortplantings- en/of foerageergebied voor met name libellen.

Multifunctioneel water

Naast bepaalde natuurwaarden bezitten deze wateren ook recreatieve waarden. De inrichting en het beheer is dan ook niet specifiek gericht op behoud en/of ontwikkeling van natuurwaarden, zoals bij het doeltype Ven. Tot het doeltype behoren de vijvers gelegen in het midden van de Oude Warande, in het zuidelijk deel van Sparrenhof en in Vredelust.

Bloemrijke akker

Het natuurdoeltype bestaat uit graanakkers met kenmerkende plantensoorten zoals de korenbloem, gele ganzenbloem en driekleurig viooltje. Bloemrijke akkers worden voorgesteld in Prinsenhoef.

Bloemrijk grasland

Het graslandtype wordt op diverse plaatsen binnen het plangebied voorgesteld, zowel op droge als tamelijk natte gronden. Naast diverse grassoorten treft men in het natuurdoeltype allerlei kruiden, zoals de pinksterbloem, margriet, veldzuring en gewoon biggenkruid. Het graslandtype is ook geliefd bij dagvlinders, zoals het oranjetipje, alsook vele andere insectensoorten. Haas, konijn, ree, veldmuis, patrijs en roofvogels gebruiken het bloemrijk grasland als foerageer- en/of voortplantingsgebied.

Ruigte/Struweel

Het natuurdoeltype komt veelal voor als een zoom langs bossen en is een belangrijk foerageer- en/of voortplantingsgebied voor dagvlinders en struweelvogels. Het struweel bestaat veelal uit braamstruiken, hier en daar ook uit meidoorns en rozen. Het natuurdoeltype wordt met name voorgesteld op de kleine(re) percelen binnen en langs de bosgebieden.

Multifunctioneel bos

Het bostype heeft een functie voor respectievelijk de natuur, recreatie en bosbouw. Multifunctionele bossen zijn een leefgebied voor met name diverse vogel- en zoogdiersoorten. Tot het natuurdoeltype behoren ondermeer

de Oude Warande, Amarant en de Landgoederenzone aan weerszijden van de Bredaseweg.

Bos met verhoogde natuurwaarde

In tegenstelling tot Multifunctioneel bos bestaat Bos met verhoogde natuurwaarde voor het merendeel uit inheemse boomsoorten en heeft de natuurfunctie een grotere rol. De bossen zijn een leefgebied voor diverse vogel- en zoogdiersoorten, zoals de havik, wespendief, kleine bonte, groene en zwarte specht en de ree. Voor een groot deel van de bestaande (multifunctionele) bossen wordt dit natuurdoeltype nagestreefd.

Bomenrij/Houtsingel

Een bomenrij en/of houtsingel behoren volgens de systematiek van de Provincie Noord-Brabant niet tot de natuurdoeltypen, maar tot de landschapselementen. Binnen deze elementen treft men deels dezelfde planten- en diersoorten als binnen de bossen.

4.4 Waterparagraaf

4.4.1 Bestaand watersysteem

4.4.2 Duurzaam stedelijk water

Bij toekomstige ontwikkelingen dient de omgang met regenwater te passen binnen de beleidsuitgangspunten zoals die omschreven zijn in het gemeentelijke waterplan (GWP), het Waterstructuurplan (WSP), het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) en de vierde nota waterhuishouding (NW4). Bij nieuwbouwplannen dienen de mogelijkheden onderzocht te worden of er op een duurzame manier omgegaan kan worden met regenwater.

Mogelijkheden hiervoor zijn:

  • Regenwater opvangen en hergebruiken, bijv. voor toiletspoeling;
  • Regenwater infiltreren in de bodem;
  • Een combinatie van beide mogelijkheden.

In het kader van grote renovaties, stadsvernieuwing en grote bouwplannen wordt het omgaan met het watersysteem structureel duurzaam aangepakt. De mogelijkheden om anders om te gaan met het hemelwater worden verkend en afgewogen. Waar technisch en financieel haalbaar, wordt de afvoer van hemelwater afgekoppeld van het gemengde rioolstelsel. Deze aanpak is bij elk plan maatwerk.

In het Waterstructuurplan van de gemeente Tilburg (juni 2000) wordt het plangebied grotendeels gekenmerkt als een infiltratiegebied. De stromingsrichting van het (freatische) grondwater verloopt globaal zuidoost - noordwest in de richting van het dal van de Donge / Oude Leij. Een lokaal afwijkende stroming van het freatisch grondwater vindt plaats in de richting van o.a. de Drassige Driehoek in het noorden van het gebied en nabij enkele lokale waterpartijen. De Donge en de waterloop vanuit de Drassige Driehoek zorgen voor de afwatering van het oppervlaktewater. Lokaal zijn geïsoleerde poelen en vijvers aanwezig. Binnen het plangebied wordt als belangrijk speerpunt vermeld het combineren van natuurherstel langs de Donge / Oude Leij en in de Drassige Driehoek met een optimaal waterbeheer. Daarbij wordt onder meer gedacht aan:

  • Versterken van de infiltratie in hoger gelegen gebieden in de omgeving, ter verbeteren van de relatie tussen infiltratie en kwel;
  • Vasthouden van water in deze natte gebieden door waterconservering en retentie en het zoeken naar mogelijkheden voor hergebruik (overtollig water) voor bijvoorbeeld singels en vijvers (doorspoeling; zomers droogvallen), landbouw en overige natuur (verdrogingbestrijding).

Daarnaast kan worden gewezen op het beleid dat door de gemeente, in samenspraak met het waterschap, wordt gehanteerd voor de inrichting van "natte ecologische verbindingszones", zoals beschreven in paragraaf 6.1. De gewenste waterhuishoudkundige situatie voor ‘viswater’ is gekenmerkt door:

Ecologie

De doelstelling richt zich op een bij het watertype behorende natuurlijke visstand. Het bereiken van de gewenste visfauna moet zoveel mogelijk via een natuurlijke ontwikkeling verlopen. Het uitzetten van vis geschiedt terughoudend en, indien onvermijdelijk, bij voorkeur met soorten van inlandse herkomst.

Waterkwaliteit

De kwaliteitsdoelstelling is water voor ‘karperachtigen’. Beide kwaliteitsdoelstellingen zijn op basis van artikel 1c. van de Wet verontreiniging oppervlaktewater, vastgelegd in artikel 5 van het Besluit kwaliteitsdoelstellingen en metingen oppervlaktewateren en de bijbehorende bijlage III. Beide kwaliteitsdoelstellingen gelden niet voor bovenlopen die van natuur een deel van het jaar droogvallen. Voor dergelijke waterlopen ontwikkelen de waterschappen criteria die behoren bij de natuurlijke condities ter plaatse.

Inrichting

De inrichting voorziet in geschikte paaiplaatsen, opgroeigebieden en migratiemogelijkheden. Paai- en opgroeigebieden zijn in voldoende mate aanwezig en zijn zonder barrières bereikbaar. Dankzij uitwisseling tussen de populaties in de verschillende wateren worden de soorten voor uitsterven behoed.

Kwantiteit en beheer

De waterstand en de eventuele stroomsnelheid zijn afgestemd op de vissoorten uit het streefbeeld. De belangrijkste reden voor opname van de zoekgebieden in dit plan, evenals opname in het Streekplan, is het vrijwaren van deze gebieden van mogelijk nadelige ontwikkelingen, zolang nog onzeker is welke gebieden uiteindelijk als bergingsgebied zullen worden ingezet en welke niet.

4.4.3 Watertoets

4.5 Milieuaspecten

4.5.1 Algemeen

Dit hoofdstuk geeft weer hoe de wettelijke kaders en het gemeentelijk milieubeleid een rol hebben gespeeld bij het opstellen van de plan regels. De volgende onderwerpen komen aan de orde: milieuhinder bedrijven, externe veiligheid, geluid, lucht, bodem, duurzame ontwikkeling, afval, energie, Groen en natuur, gezondheid, mobiliteit, duurzaam inrichten en bouwen en ruimtegebruik.

Aangezien er binnen het onderhavige (beheer)bestemmingsplan geen locaties zijn aan te geven waar nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, zullen zich ook geen essentiële veranderingen van het aantal woningen en daarmee samenhangende veranderingen in verkeersstromen voordoen. Mocht er wel van de feitelijke situatie worden afgeweken, betekent dit dat een nadere planologische procedure moet worden gevolgd.

4.5.2 Milieuzonering

Bij de toekenning van functies is zoveel mogelijk rekening gehouden met de milieukwaliteit op basis van de volgende milieuaspecten: geluid, hinderlijke bedrijvigheid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, geur/stank en locaties met bodemverontreiniging/oude stortplaatsen.

NB: Er is niet direct gekeken naar de milieuaspecten verzuring, vermesting, verspreiding en verstoring, omdat hier separaat generiek beleid voor geldt.

NB: een aantal beschermingsgebieden (bodembescherming, grondwaterbescherming, stilte) worden beschermd via de Provinciale Milieuverordening. Deze gebieden behoeven niet dubbel beschermd te worden in het bestemmingsplan.

Zonering is een belangrijke methode om functies, waarden en kwaliteiten te ordenen. Er is vooral gekeken naar de aanwezigheid van milieuzonering(en) die ruimtelijk relevant zijn voor functieveranderingen in het bestemmingsplan in de vorm van het toevoegen van woon- en/of verblijfsfuncties. Denk hierbij aan bedrijven en milieuzonering en aan milieuzones voor geluidhinder wegverkeer, railverkeer, vliegtuiglawaai. Ruimtelijk relevante milieuzones zijn als zodanig vastgelegd op de plankaart. Zo zijn geluidscontouren welke over het plangebied zijn gelegen opgenomen op de plankaart. Bij dit plan behoort een Staat van Bedrijfsactiviteiten.

4.5.3 Milieuhinder bedrijven

Alle bedrijven in het plangebied zijn geïnventariseerd. Deze inventarisatie verschaft inzicht tot welke milieucategorie het bedrijf behoort, hun activiteiten en de opslag van gevaarlijke stoffen. De inventarisatie is gebruikt om de bestaande bedrijven in het bestemmingsplan vast te leggen en eventuele knelpunten te signaleren. De inventarisatie is opgenomen in de bijlage: register van bedrijven in het plangebied

In de bijlage treft u tevens een lijst aan met opslagen en voorzieningen. Dit is geen zelfstandige lijst maar moet gezien worden als een aanvulling op de bedrijvenlijst voor bepaalde opslagen en voorzieningen. Activiteiten uit deze lijst kunnen lijden tot een verzwaring van de milieucategorie van een bedrijf.

Omdat het bestemmingsplangebied in hoofdzaak een beheermatig karakter heeft zijn de bedrijven uit de inventarisatie in het bestemmingsplan opgenomen. Er is vanuit gegaan dat alle bedrijven voldoen aan de voorschriften uit de milieuvergunning of Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB), en zodoende geen overlast veroorzaken voor de omgeving.

Het bestemmingsplan heeft vooral als doel het handhaven, beschermen en verbeteren van het bestaande groene en cultuurhistorische karakter. Daarom wordt terughoudend omgegaan ten aanzien van ingrepen die samenhangen met verstedelijking. Omdat het niet de bedoeling is dat zich in het gebied zware milieubedrijven kunnen vestigen is de Staat_van_bedrijfsactiviteiten daarop aangepast. In de lijst zijn uitsluitend de milieucategorieën 1 en 2 opgenomen omdat deze goed ingepast kunnen worden. Aangevuld met die activiteiten die nu ook al binnen het gebied uitgevoerd worden.

Tenslotte is voor Horecabedrijven aangesloten bij de indeling zoals vermeld in de planvoorschriften. Gezien de aard en samenstelling van Horeca I en II zijn dit soort bedrijven uit milieu oogpunt in te passen binnen het plangebied. Deze bedrijven vallen over het algemeen onder het Besluit Horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer. Door het treffen van (akoestische)voorzieningen kan het horecabedrijf voldoen aan de normen uit het besluit.

4.5.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's die mensen lopen ten gevolge van mogelijke ongelukken met gevaarlijke stoffen bij bedrijven en transportverbindingen (wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen). Omdat de gevolgen van een ongeluk met gevaarlijke stoffen groot kunnen zijn, zijn de aanvaardbare risico's vastgelegd in diverse besluiten en regelingen. De belangrijkste zijn:

- Besluit externe veiligheid inrichtingen van 2004.

- Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen van 2004;

- Circulaire Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen van 1984;

- Circulaire "Bekendmaking van beleid ten behoeve van de zondering langs transportleidingen voor brandgare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie" 1991;

In het Besluit externe veiligheid inrichtingen staat dat er invulling moet worden gegeven aan de Verantwoordingsplicht bij het opstellen van een bestemmingsplan als het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van een risicobron. Voor het groepsrisico ten gevolge van transportbronnen is de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen gepubliceerd. Ook deze circulaire kent het principe van de verantwoordingsplicht.

De Landgoederenzone Bredaseweg is een plan dat niet meer aan bebouwing mogelijk maakt dan in het voorgaande bestemmingsplan. In het plan ligt de Bredaseweg, deze weg is aangewezen als route gevaarlijke stoffen, en wordt gezien als een risicobron. Doordat er niet meer gebouwd kan worden dan in de huidige situatie, zijn er geen wijzigingen van het groepsrisico. Er is dan ook geen verantwoording van het groepsrisico opgesteld.

Bij de THMC wordt naast het hockeyen een nieuw initiatief ontwikkeld. Hier wil men kinderen op gaan vangen tussen de 7 en 12 jaar oud. Het doel is om een combinatie van kinderopvang te creëren, waarbij nadrukkelijk mogelijkheden worden geboden om te bewegen. Het gaat hierbij in totaal om twee groepen van ongeveer 30 kinderen, waarbij naast buitenschoolse opvang ook in schoolvakanties opvang wordt geboden voor de kinderen. De opvang van de kinderen in de accommodatie ligt op ongeveer 250 meter van de weg. Omdat de accommodatie buiten het invloedsgebied is gelegen is afgezien van invulling van de verantwoordingplicht.

Binnen het plangebied zijn uitsluitend bedrijven toegestaan die in een woonomgeving passen, naast horecabedrijven. Dit zijn geen bedrijfscategorieën die kunnen leiden tot risico's voor de directe omgeving. Wel kunnen propaantanks aanleiding geven tot risico's zowel bij particulieren als bij bedrijven.

4.5.5 Vliegbasis Gilze-Rijen

Vliegbasis Gilze-Rijen

Geluidzone-Luchtvaart

Het plangebied bevindt zich gedeeltelijk binnen de geluidzone van de vliegbasis Gilze Rijen. De zone is aangegeven op de verbeelding. Binnen de zones bedraagt de geluidbelasting als gevolg van het luchtvaartverkeer meer dan 35 respectievelijk 45 Kosteneenheden. In verband met het vliegverkeer zal voor zo ver dit betrekking heeft op het plangebied binnen de 35 Kosteneenheden (KE) geluidscontour vliegverkeer aan de bepalingen van het Besluit Geluidsbelasting Grote Luchtvaart voldaan moeten worden. Dit betekent onder andere dat tussen de 35 en 45 KE-geluidscontour slechts zeer beperkt nieuwbouw van (bedrijfs)woningen of boerderijsplitsing mogelijk is en dat tussen de 45 en 65 KE-geluidscontour slechts onder voorwaarden vervangende nieuwbouw van (bedrijfs)woningen mogelijk is. Het plan voorziet echter niet in de realisering van geluidsgevoelige objecten binnen de geluidzone, zodat in zoverre geen rekening behoeft te worden gehouden met de geluidszones.

De geluidszones zijn vastgesteld bij de aanwijzing van het luchtvaartterrein op grond van de Luchtvaartwet. In zoverre heeft het opnemen van de geluidszones op de verbeelding ook geen gevolgen voor bestaande geluidsgevoelige objecten in het gebied.

Invliegfunnel

Het plangebied is deels gelegen binnen de zogenaamde funnel van de vliegbasis Gilze-Rijen; dit is een obstakelvrij start-en landingsvlak met zijkanten dat ten behoeve van de vliegverkeersveiligheid is vastgesteld. In het Tweede Structuurschema Militaire Terreinen (SMT-2) is opgenomen dat in het gebied van de funnel geen objecten mogen worden opgericht die hoger zijn dan de maximaal toelaatbare hoogte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008026-e001_0013.jpg"

Figuur: invliegfunnel

Instrumental Landing system (ILS)

De vliegbasis Gilze-Rijen beschikt over een Instrument Landing System (ILS). Het ILS is bedoeld voor het nauwkeuriger uitvoeren van naderingen door vliegverkeer, ook onder slechte weersomstandigheden. Voor het goed functioneren van het ILS is het noodzakelijk dat in een gebied, het verstoringsgebied, rondom de start- en landingsbaan geen verstoring optreedt. Dit gebied bestaat uit meerdere vlakken met daarbij behorende hoogtes, zowel horizontaal als oplopend. Een object dat beneden de betreffende hoogte blijft zal geen verstoring op het ILS opleveren en zou toelaatbaar kunnen zijn. Een object dat hoger is dan de (zonder meer toelaatbare) betreffende hoogte moet worden getoetst op eventuele verstoringseffecten. Om dit te borgen zijn de maximum toelaatbare hoogtes opgenomen op een kaart bij het bestemmingsplan. Hieraan kan een door B&W te verstrekken ontheffing worden gekoppeld ten behoeve van een hogere bouwhoogte onder de voorwaarde dat de werking van het ILS niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed. Voorafgaand aan het verlenen van de ontheffing dient schriftelijk advies te zijn ingewonnen bij de beheerder (DVD, Directie Zuid, Postbus 412, 5000 AK Tilburg) van het betrokken ILS.

Inner Horizontal en Conical Surface (IHCS)

Inner horizontal en Conical Surface (IHCS): Het plangebied is gelegen binnen de zogenaamde Inner Horizontal Surface en Conical Surface (IHCS) van de vliegbasis Gilze-Rijen; dit gebied is vastgesteld ten behoeve van de vliegverkeersveiligheid. In het Tweede Structuurschema Militaire Terreinen (SMT-2) is opgenomen dat, conform de ICAO-normen, rondom de gehele luchthaven een obstakelvrij vlak van 45 m hoog is gelegen met een straal van 4 km rond de landingsdrempels, dat overgaat in een conisch vlak met een helling van 5% tot 145 m over een afstand van 2 km.

4.5.6 Geluid

Binnen het plangebied van de landgoederenzone Bredaseweg zijn drie afzonderlijke geluidsbronnen aanwezig waarmee bij nieuwe ontwikkelingen rekening gehouden moet worden. Dit zijn het wegverkeerslawaai, het railverkeerslawaai en luchtvaartlawaai.

De enige mogelijke verandering in het plangebied geldt een functiewijziging van de hockeyvelden aan de Bredaseweg. Op deze locatie zou een voorziening voor buitenschoolse opvang mogelijk zijn. Dit is echter geen geluidgevoelige bestemming.

In het kader van de Wet geluidhinder hoeft er daarom geen geluidonderzoek te worden uitgevoerd.

4.5.7 Lucht

Getoetst wordt aan de luchtkwaliteitsnormen uit de Wet milieubeheer (Wm). In titel 5.2 van deze wet staan de luchtkwaliteitseisen genoemd en in bijlage 2 de luchtkwaliteitsnormen. De wijze van toetsing is geregeld in artikel 5.16 Wm.

Het onderhavig plan is in hoge mate conserverend van aard; er vinden geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen plaats. Alleen de vestiging van een buitenschoolse opvang aan de Bredaseweg ter plaatse van de hockeyvelden wordt mogelijk gemaakt. Door de vestiging van een buitenschoolse opvang zal de verkeersintensiteit ten opzichte van de huidige intensiteit niet zodanig toenemen dat er sprake kan zijn van een in betekende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit ter plaatse. Er kan derhalve voldaan worden aan artikel 5.16 lid 1 onder c van de Wm.

4.5.8 Bodem

In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek.

Voor de inventarisatie van bodemgegevens voor de Landgoederenzone is gebruikgemaakt van de bodemgegevens zoals die in InfoGIS zijn weergegeven.

Uit de inventarisatie (zie tabel in bijlage) blijkt dat binnen het gebied diverse bronnen van bodemverontreiniging aanwezig zijn of zijn geweest, waaronder ondergrondse brandstoftanks, een benzinepompinstallatie, erfverhardingen, gedempte sloten en een ontgronding. Verder blijkt uit de resultaten van diverse bodemonderzoeken waarover wij beschikken, dat de bodem plaatselijk sterk verontreinigd is.

Bij wijzigingen in het gebruik van percelen binnen het plangebied of voor het verkrijgen van een bouwvergunning vormen bovenstaande gegevens mogelijk aanleiding om een bodemonderzoek of -sanering uit te voeren.

Hoofdstuk 5 Juridische Regeling

5.1 Inleiding

Het beleid van verschillende overheden en de actuele situatie hebben geleid tot een nadere indeling in gebiedsbestemmingen en detailbestemmingen. Op basis van het beleidskader en het gebied is gekozen voor het volgende voorstel voor de legenda van de plankaart wat betreft gebieds- en detailbestemmingen. Deze keuze is gebaseerd op de SVBP 2008.

5.2 Bestemmingen

Algemeen

Om tot gebiedsbestemmingen te komen is gebruik gemaakt van provinciale beleidsmatige gegevens. Deze gegevens bestaan onder andere uit informatie uit de Interimstructuurvisie, Reconstructieplan, Aardkundig waardevolle gebieden-kaart (AWK), Cultuurhistorische waardenkaart (CHW) en de begrenzing van de EHS. Daarnaast is gekeken naar gemeentelijke informatie / plannen om de bestemmingsbepaling te completeren. Afhankelijk van de specifieke waarden in het gebied en de bron waaruit deze afkomstig zijn, is er een bestemming toegekend. De waarden zijn opgesplitst aan de hand van de onderverdeling in de GHS-zonering en uit andere bronnen beschikbare landschappelijke waarden. De nadruk op de GHS-zonering volgt uit het provinciale vestigingsbeleid dat hieraan gekoppeld is en zijn doorvertaling behoeft naar het bestemmingsplan.

Agrarisch met waarden-3

Algemeen

De voor Agrarisch met waarden-3 aangewezen gronden zijn bestemd voor agrarisch gebruik en tevens wordt de landschappelijke en natuurlijke karakteristiek bewaakt.

Regeling

De bestemmingspmschrijving staat agrarische activiteiten in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen toe. Daarnaast zijn ondergeschikte verharde en onverharde paden, wegen en parkeervoorzieningen toegestaan. Ook water en waterhuishoudkundige voorzieningen en extensief recreatief medegebruik zijn mogelijk binnen deze bestemming. Er mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht en er geldt een aanlegvergunningenstelsel.

Agrarisch met waarden-4

Algemeen

De voor Agrarisch met waarden-4 aangewezen gronden zijn bestemd voor agrarisch gebruik en tevens wordt de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke karakteristiek bewaakt.

Regeling

De bestemmingsomschrijving staat agrarische activiteiten in de vorm van agrarische bodemexploitatie met (beperkte) bijbehorende voorzieningen toe. Daarnaast zijn wegen en paden, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en extensief recreatief medegebruik toegestaan. In deze bestemming gelden strenge beperkingen wat betreft bebouwingsmogelijkheden en is er een aanlegvergunningenstelsel, met betrekking tot eventuele werkzaamheden die de landschappelijke en natuurlijke waarden kunnen verstoren, van toepassing. Bebouwing beperkt zich tot enkele bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Agrarisch – Agrarisch Bedrijf

Algemeen

Deze bestemming is toegekend vanwege de overwegend agrarische functie (met bedrijfsbebouwing) van de gronden gelegen binnen deze bestemming. Een agrarisch bedrijf is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van vee op of met gebruikmaking van de open grond, daaronder niet begrepen bosbouw. Het bepalen van de volwaardigheid is een separaat onderdeel bij het opstellen van het plan.

Regeling

De bestemmingsomschrijving staat agrarische bedrijfsuitoefening in de vorm van grondgebonden agrarische bedrijven toe. Intensieve veehouderijen zijn in dit bestemmingsplan niet toegestaan. Daarnaast zijn wegen en paden, water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan. Het bebouwen van de gronden is toegestaan binnen het gehele bestemmingsvlak. De bestemmingsregeling biedt burgemeester en wethouders een aantal ontheffings- en wijzigingsbevoegdheden.

In dit bestemmingsplan is één agrarisch bedrijf aanwezig. Ter plaatse van dit bedrijf zijn verder de aanduidingen 'kas' en 'paardenhouderij' opgenomen. De bij het agrarische bedrijf aanwezige paardenbak (rijbak) is opgenomen als aanduiding binnen het bouwvlak. Nieuwe rijbakken zijn mogelijk via wijzigingsbevoegdheid.

Bedrijf

Algemeen

Deze bestemming is toegekend vanwege de bestaande bedrijvigheid op deze gronden. Binnen het plangebied is één bedrijf aanwezig. Het betreft een gemeentewerf.

Regeling

Ter plaatse van de bestemming bedrijf in dit bestemmingsplan is de aanduiding 'opslag' opgenomen. Hierdoor zijn de gronden binnen deze bestemming uitsluitend bestemd voor de opslag van materialen ten behove van het onderhoud van wegen, voor het stallen van wegenhoudsapparatuur, voor bijbehorende gebouwen en bouwwerken die geen gebouw zijn.

Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het aangegeven bouwvlak. Tevens is het maximale bebouwingspercentage opgenomen.

Bos

Algemeen

Deze bestemming is van toepassing op de gronden waarop bos aanwezig is. Het betreft zowel bossen met de hoofdfunctie natuur als multifunctionele bossen en zowel grotere boscomplexen die onderdeel zijn van de ecologische hoofdstructuur (EHS) als kleine bosgebiedjes daarbuiten. Middels deze bestemming wordt verzekerd dat de functies van het bos gehandhaafd blijven en/of zich verder kunnen ontwikkelen. Ook het behoud van met het bos samenhangende landschappelijke en natuurwaarden worden middels deze bestemming gewaarborgd.

De bosgebieden zijn begrensd op basis van luchtfoto's, topografische gegevens, vigerende bestemmingsplannen en de bestaande bos- en natuurgebieden uit de EHS.

Regeling

Binnen deze bestemming worden de volgende doeleinden toegestaan: het behoud, herstel en/of ontwikkeling van het bos, het behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke en natuurwaarden, het behoud van (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en extensief recreatief medegebruik. Op de gronden mogen uitsluitend noodzakelijke bouwwerken, geen gebouwen zijnde en - indien reeds bestaand - eenvoudige voorzieningen voor dagrecreatief medegebruik worden gebouwd. Daarnaast is ter bescherming van de gronden en hun waarden een aanlegvergunningenstelsel opgenomen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde.

Binnen de bestemming Bos zijn een of meerdere dagrecreatieve voorzieningen opgenomen. Deze zijn aangeduid met de aanduiding 'dagrecreatieve voorziening'. Het nummer op de plankaart correspondeert met de lijst dagrecreatieve voorzieningen zoals opgenomen in de regels. De bestaande dagverblijven zijn door de gemeente in 1991 geinventariseerd en opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied Zuid-West van 1992. In 2009 zijn de dagrecreatieve voorzieningen opnieuw geinventariseerd en voor zover bouwwerken zijn verdwenen, worden deze in dit bestemmingsplan ook niet meer opgenomen. Het bouwen van nieuwe dagrecreatieve voorzieningen is nadrukkelijk niet toegestaan.

Bij de dagverblijven komen diverse bijgebouwen voor, zoals bergingen, dierenverblijven, toiletten, tennisbanen, barbecuekuilen en hekwerken.

Horeca

Algemeen

De voor deze bestemming aangewezen gronden zijn bedoeld voor een horecabedrijf, met bijbehorende voorzieningen zoals ontsluiting via paden, wegen en parkeervoorzieningen. Tevens zijn groenvoorzieningen en water toegestaan.

Regeling

Binnen deze bestemming is het uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak te bouwen, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen. Het bouwperceel mag percentueel niet verder worden bebouwd dan via een maatvoeringsaanduiding is aangegeven.

Kantoor

Algemeen

De voor deze bestemmings aangewezen gronden zijn bedoeld voor een kantoor met bijbehorende voorzieningen, zoals vergader- en conferentiecentra, expositie- beurs- en tentoonstellingsruimten, kantines en restauratieve voorzieningen. Gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Binnen het bouwvlak zijn deelvlakken opgenomen, waarbij in de regels is bepaald welke bouwvoorschriften van toepassing zijn.

Natuur-Landgoed

Algemeen

De voor deze bestemming aangewezen gronden zijn bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden en landschappelijke waarden, alsmede dat van een landgoed of een landgoederenzone. Per bouwvlak is één woning toegestaan met een maximale inhoud van 750 m3. Recreatief nachtverblijf in de vorm van logies en ontbijt is mogelijk tot een maximum van 200 m2. Verder zijn er bijbehorende en ondergeschikte paden, wegen en parkeervoorzieningen, tuinen en erven, groen- en speelvoorzieningen toegelaten evenals water.

Regeling

Op de gronden mogen uitsluitend woningen, aan- en bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde en - indien reeds bestaand - eenvoudige voorzieningen voor dagrecreatief medegebruik worden gebouwd. Daarnaast is ter bescherming van de gronden en hun waarden een aanlegvergunningenstelsel opgenomen voor het uitvoeren van diverse werken en werkzaamheden.

Op een van de percelen met de bestemming Natuur-Landgoed is een aanduiding 'paardenhouderij' opgenomen.

Binnen de bestemming Natuur-Landgoed zijn een of meerdere dagrecreatieve voorzieningen opgenomen. Deze zijn aangeduid met de aanduiding 'dagrecreatieve voorziening'. Het nummer op de plankaart correspondeert met de lijst dagrecreatieve voorzieningen zoals opgenomen in de regels. De bestaande dagverblijven zijn door de gemeente in 1991 geinventariseerd en opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied Zuid-West van 1992. In 2009 zijn de dagrecreatieve voorzieningen opnieuw geinventariseerd en voor zover bouwwerken zijn verdwenen, worden deze in dit bestemmingsplan ook niet meer opgenomen. Het bouwen van nieuwe dagrecreatieve voorzieningen is nadrukkelijk niet toegestaan.

Bij de dagverblijven komen diverse bijgebouwen voor, zoals bergingen, dierenverblijven, toiletten, tennisbanen, barbecuekuilen en hekwerken.

Ter plaatse van het pand Bredaseweg 602 ligt de aanduiding Wro Zone-Wijzigingsgebied. Door middel van het voeren van een procedure op grond van de Wro kunnen burgemeester en wethouders hun wijzigingsbevoegdheid uitoefenen en de bestemming Natuur-Landgoed wijzigen naar een horecabestemming, waarbij sprake mag zijn van een maximale vloeroppervlakte van 500 m2 en horeca van maximaal de tweede categorie.

Ter plaatse van de aanduiding 'paardenstal' mag een paardenstal worden gebouwd met een maximum van 4 x 8 meter.

Recreatie

Algemeen

De gronden met deze bestemming zijn bestemd voor recreatieve voorzieningen, ondergeschikte kantines en restauratieve voorzieningen, paden en wegen, natuur bossen en groenvoorzieningen alsmede speelvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Regeling

Een van de percelen in het plangebied met de bestemming Recreatie heeft daarnaast de aanduiding 'kampeerboerderij'. Binnen het bouwvlak mag worden gebouwd tot het gehanteerde maximum. Binnen het bouwvlak mag één dienstwoning worden opgericht.

Het andere perceel binnen het plangebied met de bestemming Recreatie heeft daarnaast de aanduiding 'volkstuinen'. Deze gronden mogen worden gebruikt ten behoeve van volkstuinen. Voor wat betreft bouwen mag op gronden met deze aanduiding maximaal één (gezamenlijk) gebouw worden opgericht. Verder mag per 150 m2 bestemmingsoppervlak één bouwwerk geen gebouw zijnde ter grootte van 10 m2 worden opgericht.

Sport

Deze bestemming is toegekend aan de voetbalvelden aan de Gilzerbaan, de hockeyvelden en het rugbyveld aan de Bredaseweg.

Regeling

Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het aangegeven bouwvlak. Tevens is het maximale bebouwingspercentage en de maximale goot- en bouwhoogte opgenomen.

Verkeer

Algemeen

Deze bestemming betreft de in het plangebied aanwezige verharde wegen.De bescherming van de cultuurhistorische waarden van de onverharde wegen wordt in de betreffende gebiedsbestemming geregeld.

Regeling

Binnen deze bestemming zijn verkeersdoeleinden toegestaan. De gronden mogen niet met gebouwen worden bebouwd. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan voor zover deze ten dienste staan van de verkeersdoeleinden.

Water

Algemeen

Deze bestemming is toegekend aan het binnen het plangebied aanwezige open water. Het water is als zodanig bestemd en vervult vaak meerdere functies (waterberging, recreatie, natuur). De leggerwaterlopen zijn opgenomen in de bestemming 'Water'.

Regeling

Binnen deze bestemming is water, ten behoeve van aanvoer en afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen, oevers en taluds toegestaan. Daarnaast is de bestemming gericht op het behoud van bijzondere waarden van de oevers en oeverbeplanting. Tot slot zijn groenvoorzieningen, voorzieningen voor verkeer en verblijf zoals bruggen en steigers en dergelijke en recreatief medegebruik toegestaan. Binnen de bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van het water toegestaan.

Wonen - Buitengebied

Algemeen

Deze bestemming betreft de verschillende burgerwoningen binnen het plangebied, niet zijnde (agrarische) bedrijfswoningen. Het betreft hier het hoofdgebouw en eventueel aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen.

Regeling

Binnen deze bestemming zijn woondoeleinden toegestaan, alsmede aan huis verbonden beroepen of bedrijven. In de bebouwingsregeling is aangegeven op welke wijze de gronden mogen worden bebouwd.

Waarde – Archeologie

Algemeen

Deze dubbelbestemming is toegekend aan de gronden die op grond van het archeologische onderzoek van Bilan de aanduiding hoog/middelhoger archeologische verwachtingswaarde hebben.

Regeling

Aan deze dubbelbestemming is een aanlegvergunningenstelsel gekoppeld, waarmee archeologisch vooronderzoek verplicht wordt gesteld in het geval van (bosbouw- en bosaanleg) werkzaamheden in de bodem met een gezamenlijke omvang groter dan 100 m² en dieper dan 50 cm beneden maaiveld. Indien op het betreffende perceel archeologisch onderzoek is uitgevoerd en er is niets aangetroffen zal het aanlegvergunningvereiste van het perceel worden verwijderd.

Waarde - Ecologie

Algemeen

Deze dubbelbestemming is toegekend aan gronden die de functie ecologische verbindingszone hebben.

Regeling

Op de gronden binnen deze bestemming mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken geen gebouw zijnde ten dienste van en ondergeschikt aan de bestemming. Daarnaast geldt voor gronden met deze dubbelbestemming een aanlegvergunningenstelsel.

Gebiedsaanduidingen

Algemeen

Door middel van gebiedsaanduidingen wordt een contour opgenomen voor de modelvliegbaan, een luchtvaartverkeerzone ingesteld ten behoeve van de vliegbasis Gilze-Rijen, et cetera. Ingevolge de Reconstructiewet aangewezen verwevings- en extensiveringsgebieden worden als zodanig eveneens aangeduid met een gebiedsaanduiding.

5.3 Ontwikkelingen

Ten behoeve van de realisatie van ecologische verbindingszones is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor wijziging naar een nieuwe passende bestemming (Waarde-Ecologie).

Binnen de verschillende bestemmingen en in de algemene regels zijn enkele mogelijkheden opgenomen ten behoeve van ontwikkelingen bij agrarische bedrijven en wonen. Deze sluiten aan bij de in het vorige hoofdstuk genoemde thema's.

Hoofdstuk 6 Financiële Paragraaf

Zoals in hoofdstuk 1 is aangegeven betreft dit bestemmingsplan een actualisatie van de voor het van kracht worden van dit plan vigerende planologische regelingen. Daarom wordt het een “beheerbestemmingsplan” genoemd. Het gaat immers om een gebied met bestaande functies en bebouwing die worden vastgelegd.

Er zullen geen voorzieningen van openbaar nut getroffen worden. De enige gemeentelijke kosten die gemaakt worden zijn de plan- en apparaatskosten ten behoeve van het opstellen van dit bestemmingsplan. Deze kosten worden gedekt uit het budget voor de opstelling van beheerbestemmingsplannen.

Indien er uitkeringen moeten worden verricht naar aanleiding van verzoeken om tegemoetkoming in schade (afd. 6.1 Wro) naar aanleiding van onderhavig bestemmingsplan, dan zullen deze ten laste van de algemene middelen worden gebracht.

Aangezien het verhaal van kosten anderszins verzekerd is, het bepalen van een tijdsvak of fasering en het stellen van eisen en regels als bedoeld in artikel 6.13 tweede lid Wro niet noodzakelijk is, is er geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro opgesteld.

Het plan is economisch uitvoerbaar.

Hoofdstuk 7 Vooroverleg

Een tweetal eerste concepten zijn besproken in het 'Vooroverleg Wro Provincie Noord-Brabant, Vrom, gemeente Tilburg' d.d. 6 april 2009 en d.d. 8 oktober 2009.

Het concept-ontwerpbestemmingsplan is onder vermelding van een reactietermijn van drie of vier weken verzonden naar de in artikel 3.1.1 genoemde overleginstanties, aangevuld met enkele organisaties, die de gemeente op vrijwillige basis de mogelijkheid wenste te geven op het concept te reageren. Het concept is verzonden aan de volgende organisaties:

Instantie Datum verzending Datum ontvangst reactie Opmerkingen?
Directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving provincie Noord Brabant 22 oktober 2009 19 november 2009 ja
Inspectie VROM
22 oktober 2009 niet ontvangen n.v.t.
Rijkswaterstaat
Directie Noord Brabant
27 oktober 2009 niet ontvangen n.v.t.
Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschappen en Monumenten 27 oktober 2009 niet ontvangen n.v.t.
Ministerie van LNV 27 oktober 2009 niet ontvangen n.v.t.
Ministerie van Defensie 27 oktober 2009 6 november 2009 (telefonisch) nee
Waterschap Brabantse Delta 22 oktober 2009 12 november 2009 nee
Nederlandse Gasunie
27 oktober 2009 4 november 2009 nee
KPN
27 oktober 2009 niet ontvangen n.v.t.
Essent
27 oktober 2009 niet ontvangen n.v.t.
TenneT BV 27 oktober 2009 6 november 2009 nee
ProRail Railinfrabeheer Beheer en instandhouding regio Zuid 27 oktober 2009 niet ontvangen n.v.t.
Kamer van Koophandel Brabant 27 oktober 2009 niet ontvangen n.v.t.
Brandweer Midden-West Brabant
27 oktober 2009 niet ontvangen n.v.t.
Brabantse Milieufederatie 27 oktober2009 niet ontvangen n.v.t.
Vereniging Natuurmonumenten 27 oktober 2009 niet ontvangen n.v.t.
ZLTO Hart van Brabant 27 oktober 2009 niet ontvangen n.v.t.
Sabic Pipelines B.V. 27 oktober 2009 niet ontvangen n.v.t.
Vereniging van Bosbeheerders
't Geregt
27 oktober 2009 niet ontvangen n.v.t.

Op 19 november 2009 is het concept bestemmingsplan besproken op het provinciehuis. Dit overleg heeft geleid tot enkele aanpassingen van ondergeschikte aard in het concept ontwerp.

Hoofdstuk 8 Burgerparticipatie

Op 4 november 2009 is ter uitvoering van het bepaalde in de door de raad vastgestelde Handreiking Burgerparticipatie een informatieavond gehouden in Stadskantoor 1 in Tilburg. Tijdens deze informatieavond is een toelichting gegeven op de aard en het doel van het bestemmingsplan. Daarnaast zijn de concepten van plankaart en regels gepresenteerd. Tevens is de gelegenheid gegeven tot het stellen van vragen en het maken van opmerkingen en was er de mogelijkheid een formulier in te vullen.

De opmerkingen en vragen die tijdens de informatieavond zijn gemaakt hebben gediend als input voor het uiteindelijke ontwerpbestemmingsplan.

Hoofdstuk 9 Notitie Behandeling Zienswijzen

Bijlage 1 Lijst Van Dagrecreatieve Voorzieningen

Bijlage 1 Lijst van dagrecreatieve voorzieningen

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 3 Boomwaardezoneringskaart

Bijlage 3 Boomwaardezoneringskaart

Bijlage 4 Luchtvaartverkeerzone-ihcs-kaart

Bijlage 4 Luchtvaartverkeerzone-IHCS-kaart

Bijlage 5 Luchtvaartverkeerzone-funnel-kaart

Bijlage 5 Luchtvaartverkeerzone-funnel-kaart

Bijlage 6 Luchtvaartverkeerzone-ils-kaart

Bijlage 6 Luchtvaartverkeerzone-ILS-kaart

Bijlage 1 Wateradvies

Bijlage 1 Wateradvies

Bijlage 2 Quick Scan Natuurwaarden Landgoederenzone

Bijlage 2 Quick scan natuurwaarden Landgoederenzone

Bijlage 3 Notitie Behandeling Zienswijzen

Bijlage 3 Notitie behandeling zienswijzen