KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Maatschappelijk
Artikel 5 Natuur
Artikel 6 Verkeer
Artikel 7 Verkeer-verblijf
Artikel 8 Waarde-ecologie (Dubbelbestemming)
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Antidubbeltelregel
Artikel 10 Algemene Bouwregels
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 14 Algemene Regels Inzake Nadere Eisen
Artikel 15 Algemene Regels Inzake Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Werken, Geen Bouwwerken Zijnde, Of Van Werkzaamheden
Hoofdstuk 4 Overgangsrecht En Slotregel
Artikel 16 Overgangsrecht
Artikel 17 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
Hoofdstuk 2 Beschrijving Gebied
2.1 Ligging Plangebied
2.2 Juridisch-planologische Situatie
2.3 Historie
2.4 Ruimtelijke Structuur
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
Hoofdstuk 4 Ruimtelijk Beleidskader
4.1 Rijk
4.2 Provincie
4.3 Gemeente
4.4 Verkeer- En Vervoersbeleid
4.5 Groenbeleid
Hoofdstuk 5 Juridische Regelgeving
5.1 Indeling Van De Regels
5.2 Functioneel Beheer
5.3 Ruimtelijk Beheer
5.4 Ontheffingen, Wijzigingsbevoegdheden En Algemene Regels
Hoofdstuk 6 Cultuurhistorische Paragraaf En Welstand
6.1 Archeologie
6.2 Welstand
Hoofdstuk 7 Milieuparagraaf
7.1 Algemeen
7.2 Milieuhinder Bedrijven
7.3 Externe Veiligheid
7.4 Geluid
7.5 Lucht
7.6 Bodem
7.7 Groen En Natuur
Hoofdstuk 8 Waterparagraaf
8.1 Bestaand Watersysteem
8.2 Duurzaam Stedelijk Water
8.3 Watertoets
Hoofdstuk 9 Financiële Paragraaf
Hoofdstuk 10 Burgerparticipatie En Overleg
10.1 Burgerparticipatie
10.2 Overleg Ex Art 3.1.1 Bro
Bijlage 1 Boomwaardekaart
Bijlage 1 Archeologisch Rapport Groenewoud-koningshoeven
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 3 Brief Waterschap
Bijlage 4 Raadsvoorstel En Besluit Dd 4 Juli 2011

St. Elisabeth ziekenhuis e.o. 2009

Bestemmingsplan - Tilburg

Onherroepelijk op 01-10-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

Het bestemmingsplan St. Elisabeth ziekenhuis e.o. 2009 van de gemeente Tilburg.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO2008BSP2008027-0 en bijbehorende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.6 bebouwingspercentage

Het percentage dat per bouwperceel bepaalt hoeveel procent van dat bouwperceel - binnen het aangegeven bouwvlak - ten hoogste mag worden bebouwd.

1.7 beeldbepalende boom

Bomen met een hoofdwaarde volgens de Boomwaarde zoneringskaart.

1.8 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.9 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.10 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.11 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.12 bouwhoogte

Onder ´bouwhoogte´ wordt verstaan:

  1. a. De hoogte van gebouwen, met uitzondering van lift- en trappenhuizen, lichtkappen en ondergeschikte onderdelen van gebouwen zoals schoorstenen, masten en delen van ventilatie-installaties, gemeten uit het hoogste punt boven het (straat-)peil.
  2. b. De hoogte van bouwwerken die geen gebouw zijn, gemeten uit het hoogste punt boven het (straat-)peil.

1.13 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.14 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.15 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.16 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.17 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)

De som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren -horizontale vlakken ter plaatse van trappen, hellingen en vides daaronder begrepen- voorzover de ruimten waarbinnen de vloeren zich bevinden een grotere inwendige hoogte hebben dan 1,5 m.

1.18 calamiteit

Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk door overmacht: brand, overstroming, aardbeving en dergelijke.

1.19 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkten.

Uitgezonderd zijn: postorderbedrijven, internetbedrijven etc.

1.20 dienstverlening

Het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van detailhandel en seksinrichtingen.

1.21 ecologische verbindingszone

Een ecologische verbindingszone is een verbinding tussen natuurgebieden (met nieuwe of herstelde natuur). Ecologische verbindingszones worden aangelegd met een minimale breedte van 10 m om het migreren van dieren en planten tussen natuurgebieden mogelijk te maken (uitwisseling van genen).

1.22 erf

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde zijn toegelaten.

1.23 extensief recreatief medegebruik

Extensieve vormen van recreatie, zoals wandelen en fietsen, die plaatsvinden in gebieden waar de hoofdbestemming natuur betreft.

1.24 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.25 gevoelige bestemming

Een gevoelige bestemming als bedoeld in artikel 2 van de AMvB gevoelige bestemmingen, te weten gebouwen die geheel of gedeeltelijk bestemd of in gebruik zijn;

  • ten behoeve van basisonderwijs, voortgezet onderwijs of overig onderwijs aan minderjarigen;
  • ten behoeve van kinderopvang;
  • als verzorgingshuis, verpleegtehuis, bejaardentehuis;
  • ten behoeve van een combinatie van functies als bovenstaand;

1.26 goothoogte

De hoogte waarop zich de snijlijn bevindt van een verticaal en een hellend vlak, waarbij die vlakken de begrenzing zijn van het toegestane bouwvolume.

1.27 groenvoorzieningen

Het geheel van grootschalige voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair, etc, alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.

1.28 hoofdgebouw of hoofdbebouwing

Een gebouw of bebouwing ten dienste van de bestemming van de betreffende gronden, dat/die op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.29 horeca

Onder horeca wordt verstaan het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccomodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

Bij horeca wordt onderscheid gemaakt in drie categorieën, te weten ´horeca van categorie 1´, ´horeca van categorie 2´ en ´horeca van categorie 3´.

1.30 horeca van categorie 1

Tot horeca van de categorie 1 worden gerekend: (eet)café, restaurant, brasserie, lunchroom, cafetaria, snackbar e.d. met een netto vloeroppervlak (n.v.o.) van ten hoogste 150 m2. Tevens worden tot horeca van de categorie 1 gerekend winkelondersteunende (d.w.z. op winkelend publiek gerichte) horecavoorzieningen die een onderdeel uitmaken van winkelwarenhuizen of inpandig gesitueerd zijn in besloten winkelpassages en waarvoor de winkelsluitingstijden worden aangehouden.

1.31 horeca van categorie 2

Tot horeca van de categorie 2 worden gerekend dezelfde horecagelegenheden als onder horeca van de categorie 1, maar dan met een netto vloeroppervlak (n.v.o.) van 150 m2 tot maximaal 500 m2 n.v.o, alsmede partycentra tot maximaal 500 m2 n.v.o.

1.32 horeca van categorie 3

Tot horeca van categorie 3 worden gerekend:

  1. a. discotheek/bardancing, (nacht)bar, hotel en erotische gerichte horecan -voorzover deze laatste tevens wordt aangemerkt als prostitutie-inrichting, escortbedrijf e.d.- alleen indien hiervoor vergunning is verleend ingevolge de APV);
  2. b. grootschalige horecagelegenheden zoals vermeld onder horeca van categorie 1 of horeca van categorie 2 of combinaties hiervan met een netto vloeroppervlak (n.v.o.) van meer dan 500 m2.

1.33 kantoor

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie.

1.34 kortstondig

Aansluitende tijdsperiode van maximaal 12 uur.

1.35 langzaam verkeer

Voetgangers- en (snor)fietsverkeer.

1.36 maatschappelijke instellingen

Hieronder wordt verstaan:

  1. a. medische of paramedische voorzieningen, zoals ziekenhuis, kliniek, gezondheidscentrum, centrum voor dagbehandeling, consultatiebureau, e.d.;
  2. b. welzijnsvoorzieningen, zoals verzorgingstehuis, verpleeghuis, inrichtingen voor geestelijk en/of lichamelijk gehandicapten, tehuis voor daklozen, e.d.;
  3. c. educatieve voorzieningen, zoals basis-, voortgezet en wetenschappelijk onderwijs, beroepsonderwijs, kunstonderwijs, muziekschool, volksuniversiteit, cursuscentrum, onderwijsinstituten t.b.v. specifiek onderwijs, bibliotheken e.d.;
  4. d. voorzieningen t.b.v. kinderopvang zoals kindercrèche, peuterspeelzaal, kinderdagverblijf en (naschoolse) kinderopvangcentrum, al dan niet commercieel;
  5. e. openbare en bijzondere instellingen waaronder overheidsinstellingen zoals stadskantoren, politiekantoor, brandweerkazerne e.d.;

1.37 monumentale boom

Een boom die is opgenomen in de gemeentelijke lijst van monumentale bomen zoals die geldt op het moment van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan en als zodanig is aangeduid.

1.38 netto vloeroppervlak (n.v.o.)

De som van de binnenwerks gemeten oppervlakten van de voor publiek toegankelijke verblijfsruimten binnen een horeca-inrichting van de categorie 1, 2 of 3, zoals café- en barruimte (inclusief bar), eetzaal, foyer, dansvloer / podium, entree e.d, met uitzondering van oppervlakten t.b.v. keuken, toiletgroepen, garderobe, opslag, dienstruimten e.d.

1.39 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van openbaar nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.

1.40 peil (straatpeil)

Hieronder wordt verstaan:

  1. a. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang.
  2. b. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

1.41 perceel

Zie: ´bouwperceel´.

1.42 plangrens

Een weergegeven lijn, die de grens van plan aanduidt.

1.43 recreatief medegebruik en evenementen

Hieronder wordt verstaan:

  1. a. incidenteel, kortstondig gebruik (enkele dagen) van complexen / voorzieningen t.b.v. evenementen zoals rommelmarkten, antiek-, huishoud-, en computerbeurzen, tentoonstellingen, bedrijvencontactdagen e.d., mits men in het bezit is van een evenementenvergunning;
  2. b. incidenteel -jaarlijks- gebruik gedurende een aantal dagen van stadsparken t.b.v. zomeractiviteiten, -spelen, theater, festival e.d;

1.44 straatpeil

Zie peil (straatpeil).

1.45 verblijfsvoorzieningen

Besloten ruimten, bestemd voor het verblijven van mensen.

1.46 verkeer- en vervoervoorzieningen t.b.v. wegverkeer

Hieronder wordt verstaan het (openbaar) wegverkeers- en wegvervoersgebied waarbij de nadruk ligt op de gebiedsontsluitingsfunctie voor gemotoriseerd en langzaam verkeer met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier hoofdverzamelwegen, verzamelwegen en wijkstraten.

1.47 verkeersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer en verblijf

Hieronder wordt verstaan: het openbaar wegverkeers- en verblijfsgebied waarbij de nadruk ligt op de erftoegangsfunctie (geleider van het bestemmingsverkeer) voor gemotoriseerd en langzaam verkeer en/of de verblijfsfunctie voor voetgangers met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier buurtstraten, woonstraten, woonerven, winkelerven en voetgangersgebied inclusief bijbehorende kunstwerken.

1.48 verkoopvloeroppervlak

De oppervlakte van de geheel of grotendeels voor publiek toegankelijke ruimte die is bestemd en feitelijk ingericht voor de verkoop van goederen, waaronder begrepen showroom, uitstallingsruime, kassa's, e.d. met uitzondering van magazijn, opslagruimte, kantoor, e.d.

1.49 voorgevelrooilijn

De naar het openbaar gebied toegekeerde lijn die het bouwvlak begrenst en aansluit aan het onbebouwd erf c.q. openbaar gebied.

1.50 water en waterhuishoudkundige voorzieningen

Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.51 weg

Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.52 Wet geluidhinder

De wet van 16 februari 1979, staatsblad 99 (1979), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.

1.53 Wet milieubeheer

De wet zoals geplaatst in het staatsblad 551 (1992). Deze wet is in werking getreden op 1 maart 1993.

1.54 wonen

Hieronder wordt verstaan:

  1. a. het geheel van aan huis gebonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, zelfstandige wooneenheden e.d. ten dienste van het verblijven door mensen. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve dagverblijven;
  2. b. huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen, alsmede bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen (en ruimten) c.q. verzorgingsfaciliteiten;

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 Lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

  1. a. de oppervlakte van een bouwwerk buitenwerks gemeten boven het peil met uitzondering van de oppervlakte van:
    1. 1. een ondergeschikt bouwdeel (zoals open buitentrap, hellingbanen, e.d.) waarvan de verticale projectie op het horizontaal vlak kleiner is dan 4 m² óf
    2. 2. een uitkragend constructiedeel (zoals entree-overkapping, dakoverstekken, niet beweegbare zonweringconstructies e.d.) waarvan de breedte van de verticale projectie op het horizontale vlak kleiner is dan 0,75 m;
  2. b. de oppervlakte van een onbebouwd gedacht terrein, gemeten binnen de grenzen van dat terrein.

2.6 Afstand tot zijdelingse perceelgrens

Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de ruimtelijke of landschappelijk inpassing;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de sociale veiligheid;
    5. 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om binnen de zone ´Wijziging 1´ de bestemming ´Groen´ te wijzigen in ´Maatschappelijk´ met dien verstande dat na wijziging de afstand tussen gebouwen minimaal 20 meter dient te bedragen, de maximale bouwhoogte 10 meter is en de oppervlakte van de bebouwing per gebouw maximaal 750 m2 mag bedragen. Voorwaarde is een door burgemeester en wethouders goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan waarin de overgang naar het Leijpark in voldoende mate is gewaarborgd.

Artikel 4 Maatschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de brandveiligheid;
    5. 5. de milieusituatie;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 5 Natuur

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een goede landschappelijke inpassing;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de brandveiligheid;
    5. 5. de milieusituatie;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 7 Verkeer-verblijf

7.1 Bestemmingsomschrijving

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de bouwregels

7.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. een goede landschappelijke inpassing;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de sociale veiligheid;
    5. 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;

7.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 8 Waarde-ecologie (Dubbelbestemming)

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde-Ecologie (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), tevens bestemd voor:

  1. a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van een natte en/of droge ecologische verbindingszone;
  2. b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

8.4 Specifieke gebruiksregels

8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 9 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene Bouwregels

10.1 Ondergrondse bouwwerken

10.2 Ruimte tussen bouwwerken

10.3 Bouwen in nabijheid van monumentale en beeldbepalende bomen

10.4 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De regels van de Bouwverordening ten aanzien van de onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de bereikbaarheid van de gebouwen voor wegverkeer;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  3. c. de parkeergelegenheid en de laad- en losmogelijkheden.

Artikel 11 Algemene Gebruiksregels

11.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.

Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels

12.1 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van maten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen voor het binnenplans afwijken van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  1. a. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
  2. b. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
  3. c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
  4. d. voldaan is aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet cumulatief worden gebruikt;
    2. 2. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.

12.2 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van grenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak, bestemmingsvlak, functie-aanduidingsvlak of maatvoeringsvlak, indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting o.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  1. a. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
  2. b. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
  3. c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

12.3 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van:

  1. a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van utiliteitsvoorzieningen;
  2. b. vrijstaande schoorstenen, minaretten en soortgelijke bouwwerken.

12.4 Binnenplans afwijken t.b.v. parkeer- en stallingsvoorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van parkeer- en stallingsvoorzieningen met bijbehorende bovengrondse bouwwerken zoals in- en uitritten, in- en uitgangen, trappenhuizen, liften, hellingbanen, bewakings- /portiersloges e.d., onder de volgende voorwaarden:

  1. a. de maximale oppervlakte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 30 m2bedragen;
  2. b. de maximale hoogte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 4,5 m bedragen.

12.5 Binnenplans afwijken t.b.v. evenementen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van incidenteel en kortstondig afwijkend gebruik van particuliere percelen/bebouwing voor het plaatsen van tijdelijke onderkomens zoals (feest)tenten, kiosken e.d. ten behoeve van festiviteiten met een openbaar karakter (muziekfestival, zeskamp, sportwedstrijd, show/voorstelling, tentoonstelling, beurs, markt, e.d.) voor de duur van een aantal (aaneengesloten) dagen (over het algemeen 3 á 4), met dien verstande dat aan deze omgevingsvergunning voorwaarden kunnen worden verbonden ter beperking van onaanvaardbare overlast van de (woon)omgeving, onder meer voor wat betreft parkeren, geluidhinder, situering van tijdelijke onderkomens e.d.

12.6 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken van algemeen nut

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen voor het binnenplans afwijken van de bouwregels, opgenomen in de bestemmingsregels in Hoofdstuk 2, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van algemeen nut, met dien verstande dat:

  1. a. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen en
  2. b. de oppervlakte niet meer dan 50 m² mag bedragen.

Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels

13.1 Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsvlakgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:

  1. a. de in het plan begrepen bestemmingen die grenzen aan gronden met de bestemming ´Verkeer´ (V), dan wel ´Verkeer-Verblijf (V-V)´ te wijzigen voor de indeling van gronden zoals ten behoeve van een herinrichting, een asverschuiving, herinrichting kruispunten, aanleg (mini)rotondes e.d., met dien verstande dat:
    1. 1. de bestemmingen mogen worden gewijzigd voor een verschuiving van de bestemmingsgrenzen van maximaal 25 m¹;
    2. 2. de verwerkelijking van de in het plan begrepen bestemmingen gewaarborgd dient te blijven, dat wil zeggen dat de bestemmingen door de wijzigingnen niet onevenredig mogen worden aangetast;
  2. b. bestemmingsgrenzen te wijzigen indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt noodzakelijk is voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijk ordening van het plan niet schaadt en zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.

13.2 Wijzigingsbevoegdheid bouwwerken van algemeen nut

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat bouwwerken van algemeen nut met een groter oppervlak dan 50 m2 kunnen worden gebouwd, zulks tot een maximale oppervlakte van 100 m2.

Artikel 14 Algemene Regels Inzake Nadere Eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de aard en omvang van de horecafunctie ter bescherming van de woonfunctie en/of ter voorkoming van onevenredige aantasting van andere functies in de omgeving;
  2. b. de afmetingen en situering van bebouwing op percelen die direct gelegen zijn naast percelen die in een beschermd dorpsgezicht, dan wel beschermd stadsgezicht vallen en percelen met de aanduiding gemeentelijk monument, dan wel rijksmonument, in verband met de ruimtelijke afstemming van deze bebouwing op het naastgelegen monument, met dien verstande dat advies wordt ingewonnen bij de Monumentencommissie;
  3. c. de aard en omvang van kantines, restauratieve voorzieningen e.d. die ondersteunend zijn voor (openlucht-)sport en recreatie en maatschappelijke voorzieningen teneinde de ondergeschiktheid van die voorzieningen veilig te stellen en/of ter bescherming van de woonfunctie en/of ter voorkoming van een onevenredige aantasting van andere functies in de omgeving;
  4. d. de bereikbaarheid van gebouwen vanuit en de situering van de hoofdentree van gebouwen ten opzichte van de openbare ruimte;
  5. e. de situering en afmetingen van groenvoorzieningen;
  6. f. de situering en afmetingen van parkeergelegenheid, ook op eigen terrein;
  7. g. de situering van toegangswegen en -paden tot gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en open erven.

Artikel 15 Algemene Regels Inzake Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Werken, Geen Bouwwerken Zijnde, Of Van Werkzaamheden

15.1 Werken / werkzaamheden nabij monumentale en beeldbepalende bomen

15.2 Uitzonderingen

Het in 15.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:

  1. a. werken en werkzaamheden die het normale onderhoud of beheer betreffen;
  2. b. werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis.

Hoofdstuk 4 Overgangsrecht En Slotregel

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
  3. c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

16.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als ´Regels van het bestemmingsplan St. Elisabeth ziekenhuis e.o. 2009´.

Hoofdstuk 1 Inleiding

Het bestemmingsplan ter plaatse van het St. Elisabethziekenhuis e.o. is niet actueel. Bij het opstellen van een actueel bestemmingsplan in de omgeving in 2008 zijn de gronden van het St. Elisabethziekenhuis en omgeving buiten de planherziening gelaten. Dit omdat er op 11 december 2006 door de gemeenteraad is ingestemd met de 'Ruimtelijke Visie St. Elisabeth ziekenhuis en directe omgeving' - nader te noemen Visie - als ruimtelijk kader voor de verdere ontwikkeling van het gebied.

Op basis van de Visie is een concept bestemmingsplan opgesteld en besproken met de partners die op het terrein gevestigd zijn. Dit zijn, naast het St. Elisabethziekenhuis, de Librazorggroep, de Mytylschool Tilburg en Kinderstad.

Uit de besprekingen is gebleken dat met name de in de Visie voorgestane oplossing voor het parkeren, te weten gebouwd parkeren voor de partners op het voorterrein van het ziekenhuis, om financiele redenen niet haalbaar is. Wel is gebleken dat het zogenoemde Wolkatterrein, gelegen op de hoek Berglandweg / Hilvarenbeekseweg, ingericht kan gaan worden als parkeerterrein voor de functies op het terrein van het St. Elisabethziekenhuis en omgeving. Dit terrein is een reeds jaren braakliggend terrein met een bedrijvenbestemming.

Het huidige bestemmingsplan voor het terrein van het ziekenhuis kent de bestemmingen ´Medische Doeleinden I´ en ´Medische Doeleinden II´. ´Medische doeleinden I´ geldt voor het gebied waarin het hoofdgebouw van het St. Elisabeth ziekenhuis is gelegen en ´Medische doeleinden II´ geldt voor het deel dat grenst aan de Prof van Buchemlaan en het Leijpark. Er is in het geldende bestemmingsplan een relatie gelegd tussen de bebouwing van de beide bestemmingvlakken in die zin dat hoe intensiever ´Medische Doeleinden I´ bebouwd wordt, hoe intensiever ´Medische Doeleinden II´ ook bebouwd mag worden. Een dergelijke koppeling is in strijd met de visie omdat daarin voor het gebied met de bestemming ´Medische Doeleinden II´ wordt uitgegaan van een gelimiteerd parklandschap. Daarnaast dient de functionele beschrijving van de genoemde bestemmingen te worden geactualiseerd en verruimd.

Tevens geldt de eis op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dat bestemmingsplannen eens in de tien jaar geactualiseerd moeten worden. Het vigerende bestemmingsplan is in 1976 vastgesteld en dient om die reden al geactualiseerd te worden.

Het nu voorliggende bestemmingsplan is een actualisatie van de thans vigerende planologische regelingen en een gedeeltelijke vertaling van de Visie. Het bestemmingsplan zal niet voorzien in grootschalige veranderingen in de ruimtelijke en functionele structuur in het plangebied met uitzondering van de herbestemming van het Wolkatterrein.. De belangrijkste wijziging uit de Visie die in dit bestemmingsplan wordt overgenomen is dat het park beter beschermd wordt, doordat een deel van het gebied dat op grond van het geldende bestemmingsplan bebouwd kan worden onder dit bestemmingsplan niet meer bebouwd kan worden. Verder wordt de ecologische zone langs de Leij beschermd met dit bestemmingsplan en voorziet het bestemmingsplan in parkeergelegenheid ter plaatse van het Wolkatterrein.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Gebied

2.1 Ligging Plangebied

Het plangebied ligt in het zuidoosten van de gemeente Tilburg en bestaat uit het terein waarop het St. Elisabethziekenhuis is gevestigd alsmede het Wolkatterein. Het gebied wordt begrensd door de Hilvarenbeekseweg, de Leijweg, het Leijpark en de Professor van Buchemlaan. Het Wolkatterrein, gelegen aan de overzijde van de Hilvarenbeekseweg, behoort eveneens tot het plangebied.

2.2 Juridisch-planologische Situatie

Voor het gebied ter plaatse van het ziekenhuisterrein gelden twee bestemmingsplannen te weten "Het Leijpark", vastgesteld op 8 maart 1976, goedgekeurd op 8 december 1976 en onherroepelijk geworden op 9 augustus 1979 en "Het Leijpark, 3e herziening", vastgesteld op 9 oktober 2000, goedgekeurd op 1 december 2000 en onherroepelijk geworden op 3 februari 2001.

Ter plaatse van het Wolkatterrein geldt bestemmingsplan "Groenewoud 2008". Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 8 december 2008 en onherroepelijk geworden op 31 januari 2009.

2.3 Historie

Binnen het plangebied is in 1980/1981 het St. Elisabeth ziekenhuis gebouwd. In 1998 is op het terrein gevestigd het Revalidatiecetrum Leijpark en de Mytylschool. In 2000 is het St. Elisabethziekenhuis, nader te noemen EZ, uitgebreid met een medische boulevard en een nieuwe entree.

Door de jaren heen hebben er allerlei andere uitbreidingen aan het gebouw en op het terrein plaatsgevonden.

2.4 Ruimtelijke Structuur

Het ziekenhuisterrein is één van de eilanden tussen de wijk Groenewoud en de A58. Oorspronkelijk lag het ziekenhuisgebouw solitair in een parklandschap. In de loop van de jaren zijn er gebouwen en parkeerplaatsen bijgekomen die het geheel een versnipperde en rommelige indruk geven. De grens tussen het zorggebied en het groen landschap is vervaagd.

Het zorggebied is gelegen aan de Prof. van Buchemlaan en de Hilvarenbeekseweg.

De Prof. van Buchemlaan functioneert als toevoerroute voor auto´s. De Hilvarenbeekseweg is een historisch lint vanaf de binnenstad naar Hilvarenbeek en functioneert als fietsroute.

Kern van het zorggebied is het ziekenhuis. Daaromheen liggen deelgebieden met diverse functiegroepen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008027-e001_0001.jpg"

Het gebied met zorggerelateerde functies wordt gekarakteriseerd door functies die een autonome relatie hebben met de stad, maar gebruik maken van diensten die gehuisvest zijn in het ziekenhuis. Die functies zijn duidelijk kleiner van schaal en worden gekenmerkt door een paviljoenachtige structuur.

Aan de achterzijde van het ziekenhuis bestaat de mogelijkheid voor specifieke functies, die de rust van het parklandschap nodig hebben.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

Ruimtelijke visie St. Elisabethziekenhuis en directe omgeving

Op 11 december 2006 heeft de gemeenteraad ingestemd met de Ruimtelijke visie St.Elisabeth ziekenhuis en directe omgeving. De directe aanleiding voor deze Visie vormen enerzijds de volgende problemen:

  • de parkeertekorten op het EZ terrein zelf;
  • de parkeeroverlast in de buurt;
  • de uitbreidingsbehoefte van de Mytylschool;
  • de condities omtrent de realisatie van de ecologische verbindingszone.

Anderzijds bestond de behoefte om de partners op het terrein - met het oog op toekomstige ontwikkelingen in de gezondheidszorg - te voorzien van een geactualiseerd ruimtelijk en functioneel kader. Een kader met meer structuur in de fysieke uitbreidingsmogelijkheden en meer functionele ruimte om in te kunnen spelen op behoeften die zich aandienen. Hierbij valt te denken aan meer commerciële zorggerelateerde functies maar bijv. ook aan de combinatie wonen en zorg.

De Visie is voor een deel vertaald in het bestemmingsplan: het oprukkend park en het planologisch borgen van de ecologische zone zijn uitgangspunten die gehanteerd blijven. De bescherming van het park als compensatie van de in 2006 toegestane aantasting van het park door de uitbreiding van de Mytylschool blijft daarmee gehandhaafd.

Uitgangspunten

Om de partijen op het terrein voldoende ruimte te bieden zijn de bestaande bouwmogelijkheden in dit bestemmingsplan opgenomen.

De parkeeroplossing wordt gevonden op het voormalige Wolkatterrein aan de overzijde van de Hilvarenbeekseweg. Hier wordt gebouwd parkeren mogelijk gemaakt.

Het "oprukkend Leijpark" wordt vastgelegd door achter het ziekenhuis de bestemming Groen op te nemen met een wijzigingsbevoegdheid voor een paviljoenachtig gebouw. Binnen het groen is parkeren niet toegestaan, tenzij daarvoor een aanduiding op de plankaart is opgenomen. Dit betreft met name de bestaande parkeerplaatsen langs de Leijweg en een uit te breiden parkeergelegenheid achter de gebouwen van het Revalidatiecentrum Leijpark.

Voor het overige zijn de geldende bestemmingen met functieomschrijvingen bouw- en gebruiksregels geactualiseerd.

Hoofdstuk 4 Ruimtelijk Beleidskader

In dit hoofdstuk volgt een korte weergave van het bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde ruimtelijke beleidskader.

4.1 Rijk

4.1.1 Nota Ruimte

De Nota Ruimte (afgerond en in werking getreden in 2006) bevat de centrale visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het gaat om de inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij wat betreft de sturingsfilosofie is gekozen voor het motto 'decentraal wat kan, en centraal wat moet'. Dat betekent in veel gevallen dat provincies en gemeenten aan zet zijn. Meer dan voorheen focust het Rijk zich slechts op de ruimtelijke hoofdstructuur (RHS) van Nederland.

4.1.2 Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid

De inwerkingtreding van de Wro op 1 juli 2008 heeft gevolgen gehad voor de doorwerking van het nationale ruimtelijke beleid. Totdat de Wro in werking was getreden, werd het geldende rijksbeleid vastgelegd in Planologische KernBeslissingen (PKB’en), zoals de Nota Ruimte. Per 1 juli 2008 waren deze beslissingen alleen nog bindend voor het Rijk zelf en niet meer voor andere overheden. De Wro gaat voor elke bestuurslaag immers uit van structuurvisies, die burgers en andere overheden niet rechtsreeks binden. Deze structuurvisies moeten ook actiegericht zijn. De desbetreffende overheid moet duidelijk maken hoe ze denkt de voorgenomen ontwikkeling te realiseren. Dit heeft het kabinet in juni 2008 gedaan in de zogenaamde Realisatieparagraaf(‘Realisatie Nationaal Ruimtelijk Beleid’), waarin alle nationale ruimtelijke belangen uit de verschillende PKB'en en de voorgenomen verwezenlijking daarvan zijn gebundeld. Daarbij wordt onder meer ingezet op zuinig ruimtegebruik, de bescherming van kwetsbare gebieden (nationale landschappen en Ecologische Hoofdstructuur) en op bescherming van het land tegen overstromingen en wateroverlast. In de Realisatieparagraaf benoemt het kabinet ruim 30 nationale ruimtelijke belangen en de instrumenten om die uit te voeren. De Realisatieparagraaf is toegevoegd aan de Nota Ruimte en heeft de status van structuurvisie.

4.1.3 AMvB Ruimte

Elke overheidslaag moet dus zijn of haar belangen vooraf benoemen en zorg dragen voor de realisatie en/of borging daarvan. Besloten is dat de nationale belangen, die juridische doorwerking vragen, geborgd worden door een algemene maatregel van bestuur (AMvB). Deze AMvB Ruimtekomt in twee rondes tot stand. De eerste tranche bevat, zoals aangekondigd in de Realisatieparagraaf, een beleidsneutrale omzetting van bestaand beleid. Deze kaders zijn afkomstig uit de PKB’en Nota Ruimte, Derde Nota Waddenzee, Structuurschema Militaire Terreinen en Project Mainportontwikkeling Rotterdam. De tweede tranche van de AMvB heeft betrekking op nieuw beleid.

4.2 Provincie

4.2.1 Structuurvisie

De Interimstructuurvisie, die gold tot en met 2010, is eind 2010 vervangen door een nieuwe, integrale provinciale Structuurvisie, die in werking is getreden op 1 januari 2011. De nieuwe structuurvisie is opgetrokken rondom drie onderwerpen. Dat zijn:

  1. 1. De kwaliteit van het landschap;
  2. 2. De ontwikkeling van het buitengebied;
  3. 3. De regionale verstedelijking.

4.2.2 Verordening Ruimte

Ook ten aanzien van provinciale ruimtelijke belangen geldt dat deze niet zonder meer doorwerken nadat deze zijn opgenomen in een structuurvisie. Zoals op rijksniveau besloten is om de nationale belangen, die juridische doorwerking vragen, te borgen in de AMvB Ruimte, verankert de provincie Noord-Brabant haar ruimtelijke belangen in een Verordening Ruimte. Evenals de AMvB Ruimte komt de provinciale verordening in twee fases tot stand. De eerste fase is op 1 juni 2010 in werking getreden.

In de eerste fase zijn de volgende onderwerpen opgenomen:

  1. 1. Regionaal perspectief voor wonen en werken;
  2. 2. Ruimte-voor-ruimteregeling;
  3. 3. GHS-natuur/EHS;
  4. 4. Bescherming tegen wateroverlast en overstromingen;
  5. 5. Grond- en oppervlaktewatersysteem;
  6. 6. Land- en tuinbouw (integrale zonering, glas, TOV).

De tweede fase is gekoppeld aan het totstandkomingstraject van de provinciale Structuurvisie en heeft betrekking op:

  1. 1. GHS-landbouw/AHS-landschap/AHS-landbouw;
  2. 2. Grondwaterbeschermingsgebieden;
  3. 3. Milieuaspecten;
  4. 4. Biomassavergistingsinstallaties en mestbewerking en –verwerking;
  5. 5. Windenergie;
  6. 6. Cultuurhistorische waarden;
  7. 7. Aardkundige waarden;
  8. 8. Overlegzones infrastructuur;
  9. 9. Kantoren, voorzieningen en detailhandel;
  10. 10. Overige agrarische functies, niet-agrarische functies (buitengebied);
  11. 11. Nieuwe economische dragers;
  12. 12. Toeristisch-recreatieve voorzieningen.

De Verordening Ruimte, tweede fase is vastgesteld op 17 december 2010 en zal in werking treden op 1 maart 2011.

Het bestemmingsplan 'St Elisabeth Ziekenhuis 2009' is grotendeels een zogenaamd beheerbestemmingsplan waarbij de bestaande situatie wordt vastgelegd. Het plangebied maakt onderdeel uit van bestaand stedelijk gebied.

4.3 Gemeente

4.3.1 Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020

De Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020 is een integraal ruimtelijk plan voor de gehele gemeente Tilburg. Deze visie is de opvolger van het 'Stadsbeheerplan Tilburg' uit 1990. De structuurvisie is de ruimtelijke vertaling en onderlinge afstemming van de ambities van de gemeente Tilburg op de gebieden wonen, werken, voorzieningen, recreatie, mobiliteit, natuur, water en landbouw tot 2020. 'Tilburg, stad van contrasten' vormt het leidende thema voor de ruimtelijke ontwikkeling en dus het ruimtelijk beeld in de toekomst; contrasten tussen stad en landschap, tussen de stad en de omliggende dorpen, maar ook tussen de stedelijke en de dorpse elementen in de stad. De ruimtelijke contrasten, die Tilburg karakteriseren, maken de kwaliteiten van de stad zichtbaar. Kiezen voor het benutten en versterken van deze kwaliteiten betekent een verbijzondering van Tilburg ten opzichte van de andere grote steden in Noord-Brabant: een prettige stad om in te verblijven met een goed voorzieningenniveau, woningen en arbeidsplaatsen voor alle geledingen van de bevolking en gelegen in een blijvend groene omgeving.

De speerpunten van de Ruimtelijke Structuurvisie zijn de volgende:

  1. a. Het buitengebied van Tilburg is gevarieerd en wordt behouden en verder versterkt;
  2. b. Primair wordt de invulling van de verstedelijkingsopgave gezocht in het bestaand stedelijk gebied (binnen de tangenten). Soms is benutting van het buitengebied echter onvermijdelijk, bijvoorbeeld om de vereiste variatie in woonmilieus aan te bieden. Ruimtelijke ingrepen in het buitengebied zijn altijd kleinschalig en worden alleen gerealiseerd op die plaatsen die op grond van de bestaande kwaliteiten van water, bodem, ecologie en cultuurhistorie zijn geselecteerd;
  3. c. De kenmerkende ruimtelijke structuur van oude linten en historische driehoekige pleinen blijft altijd herkenbaar. Op enkele plaatsen in de stad wordt op verantwoorde wijze geïntensiveerd. Op plekken met een hoge dynamiek is hoogbouw toegestaan;
  4. d. De noodzakelijke intensivering van het stedelijk gebied mag niet ten koste gaan van het structurele groen in de stad.

De Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020 is door de gemeenteraad vastgesteld in januari 2005.

4.3.2 Overige gemeentelijke structuurvisies

De Structuurvisie Noordoost 2020 (door de gemeenteraad vastgesteld in december 2009) beschrijft de ruimtelijke ontwikkeling tot 2020 van het gebied ten noorden van Tilburg Noord, inclusief Rugdijk / Kouwenberg. De visie heeft geen betrekking op ontwikkelingen in de bestaande bebouwde gebieden van Udenhout en Berkel-Enschot, wel op de uitbreidingen aan de randen van deze dorpen.

Voor het gebied dat in het noorden wordt begrensd door de spoorlijn Tilburg - Breda en de woonbebouwing van DE Wijk, in het oosten door woonwijken De Blaak en De Reit en in het zuiden en westen door de gemeentegrens wordt een Structuurvisie Zuidwest 2020 opgesteld.

Tilburg kent daarnaast één thematische structuurvisie, de Structuurvisie Water en Riolering Tilburg (SWR). Hierin is opgenomen het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP), waarin Tilburg haar beleidsmatige invulling geeft aan de gemeentelijke zorgtaken voor afval-, hemel-, en grondwater. Deze zorgplichten zijn gewijzigd per 1 januari 2008, waardoor gemeentelijke taken zijn uitgebreid. Daarnaast heeft Tilburg er expliciet voor gekozen overige waterdossiers te actualiseren en eveneens op te nemen in de structuurvisie.

4.4 Verkeer- En Vervoersbeleid

4.4.1 Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (Mobiliteit in Balans)

Leefbaarheid en bereikbaarheid staan voorop in het Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (TVVP). Om zich verder te kunnen ontwikkelen moet de stad goed bereikbaar zijn per auto, fiets en openbaar vervoer. De planhorizon van het TVVP is 2015. De kern van de visie is dat de gemeente Tilburg als volgt wil omgaan met de verwachte toename van de mobiliteit:

  1. a. de gemeente verwacht een toename van de mobiliteit en accepteert een groei van verkeer. Echter, de groei mag zich niet overal in dezelfde mate voordoen: groei van het autoverkeer wordt alleen geaccommodeerd op het hoofdnet, waar de verkeersfunctie voorop staat. In de tussenliggende verblijfsgebieden is wonen, werken en winkelen het belangrijkst en moet het verkeer zich daaraan aanpassen. Het gebruik van fiets en openbaar vervoer wordt blijvend gestimuleerd. Tevens dient er meer samenhang te komen tussen de verschillende vervoerswijzen.
  2. b. alle vervoerwijzen moeten een rol kunnen spelen om de groei van de mobiliteit op te vangen. In de stad moeten openbaar vervoer en fiets een belangrijke rol spelen. Deze rol spelen zij ook als schakel in een vervoersketen. Voorwaarde voor succesvol ketenvervoer is een goede samenhang tussen deze vervoerwijzen. De gemeente heeft voor de verschillende vervoerwijzen hoofdnetten vastgesteld, waar een verdere groei van verkeer kan worden opgevangen (hoofdnet auto, hoofdnet openbaar vervoer, hoofdnet fiets, hoofdnet goederenvervoer). Op deze hoofdnetten wordt een goede doorstroming bevorderd. Tevens stelt de gemeente een basisprioriteit vast voor situaties waar de hoofdnetten elkaar kruisen. Voor deze hoofdnetten blijven duidelijke kaders gelden vanuit leefbaarheid en veiligheid.

Hoofdbeleidslijnen van het TVVP die mogelijk invloed hebben op het plangebied:

  1. a. Bij vestiging van nieuwe functies en intensivering van bestaande functies worden de nieuwe bijgestelde parkeernormen gehanteerd zoals omschreven in de notitie Parkeernormen Tilburg 2003.

4.4.2 Tilburgs Openbaar Vervoerplan

De provincie Noord Brabant is opdrachtgever van het openbaar vervoer in Tilburg. De lijnvoering en de inrichting van de belangrijkste haltes zijn gebaseerd op het Tilburgs Openbaar vervoer Plan (TOP) uit 2000. De aansturing door de provincie gebeurt op basis van de provinciale OV-Visie: OV in Brabant: Snel - Schoon - Sociaal. Over de dagelijkse uitvoering van het openbaar vervoer zijn door de provincie vastgelegd in de concessie met vervoerder Veolia, die loopt tot 2013. Jaarlijks worden de plannen voor wijziging van het openbaar vervoer vastgelegd in een exploitatieplan.

In 2010 wordt nieuw openbaar vervoerbeleid vastgelegd in een regionale OV-visie Midden Brabant.

4.5 Groenbeleid

Bomen staan steeds meer onder druk van de stad. De verwachting is dat in de loop van de tijd steeds meer bomen of zelfs complete bomenstructuren kunnen uitvallen als gevolg van deze stedelijke druk. Dit beeld is onwenselijk. Bomen dienen juist een toegevoegde waarde aan stedelijke ontwikkelingen te bieden. Om er niet te laat achter te komen dat er teveel bomen op cruciale plekken voor stedelijke ontwikkelingen zijn gesneuveld en om een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand te behouden is het noodzakelijk om belangrijke zaken rondom bomen goed te regelen en vast te leggen. Om deze reden is de Boomwaardezoneringskaart (Bwz-kaart) opgesteld. Deze kaart doet uitspraken over de huidige openbare bomen in het stedelijk gebied van de gemeente Tilburg. Op de Bwz-kaart worden de boomzones die belangrijk zijn voor de structuur van de stad weergegeven; zones met bomen met een hoofdwaarde, nevenwaarde, basiswaarde of stadsecologie. Voor deze zones zijn criteria opgesteld o.a. met betrekking tot kapvergunningen, onderhoud en beheer en straatbeeld. Door middel van de Bwz-kaart wordt duidelijk waar er kansen liggen voor openbare bomen; bomen die op de Bwz-kaart staan krijgen extra bescherming, intensiever onderhoud/beheer, bescherming tegen kap, herplantplicht e.d.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008027-e001_0002.png"

Boomwaardezoneringskaart

Maatregelen in bestemmingsplan

De Bwz-kaart dient gebruikt te worden als basis bij alle nieuwbouw-, herontwikkelings- of herstructureringsplannen in de bestaande stad waar huidige openbare bomen mee gemoeid zijn. Bomen met een hoofdwaarde, bomen van de 1e categorie en monumentale bomen zijn op een bijlage kaart bij dit bestemmingsplan opgenomen. In de regels wordt verwezen naar deze kaart. Bomen met een hoofdwaarde en bomen van de 1e categorie zijn daarop weergegeven als "beeldbepalende boom". Monumentale bomen staan als zodanig aangegeven. De juridisch-planologische bescherming bestaat uit een bouwverbod en een omgevingsvergunningstelsel binnen een straal van respectievelijk 15 en 8 m vanuit het hart van de desbetreffende boom.

4.5.1 Nota Groen

De Nota Groen, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 april 2010, vormt de herziening van de Groenstructuurplannen uit 1992 en 1998. Tilburg wil zich in de toekomst blijven profileren als een groene stad waar het goed wonen en werken is. Tilburg moet in 2020 een stad zijn waar zowel haar inwoners, bezoekers als bedrijven een aantrekkelijke groene woon- en werkomgeving hebben en waar de recreatieve omgeving wordt ervaren als een kwaliteit van de gemeente. Tilburg streeft er dan ook naar een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur duurzaam te ontwikkelen en deze veilig te stellen binnen de stedelijke context. Om dit te bereiken wil het gemeentebestuur de Tilburgers letterlijk en figuurlijk dichter bij groen brengen. Op hoofdlijnen betekent dit:

1. inzet op buitenstedelijke groengebieden en het groene netwerk;

2. het tot zijn recht laten komen van de verschillende karakters van het groen (klassiek, recreatief, en natuurlijk groen);

3. het versterken en behouden van natuurlijk groen.

Het bijbehorende uitvoeringsprogramma wordt nog vastgesteld. Dit uitvoeringsprogramma wordt geïntegreerd met het uitvoeringsprogramma Biodiversiteit.

Hoofdstuk 5 Juridische Regelgeving

5.1 Indeling Van De Regels

De indeling en inhoud van de regels bij dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de Tilburgse bestemmingsplansystematiek, die primair ten behoeve van het actualiseren van bestemmingsplannen (een autonoom proces waarbij uit de aard der zaak de nadruk ligt op beheer) door de afdeling Stedenbouw van de gemeente Tilburg is opgesteld. De plansystematiek is vastgesteld door het gemeentebestuur en wordt doorlopend aan veranderende regelgeving en beleidsinzichten aangepast. De plansystematiek is gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2008 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en IMRO2008 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening). De systematiek is te vinden op www.tilburg.nl/ruimtelijkeplannen. .

5.1.1 Inleidende regels

Hoofdstuk Hoofdstuk 1 bevat de ´Inleidende regels´. Dit hoofdstuk omvat twee artikelen: een artikel met een aantal noodzakelijke begripsomschrijvingen en een artikel regelende de wijze van meten.

5.1.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 bevat de ´Bestemmingsregels´. In dit hoofdstuk komen de verschillende bestemmingen met bijbehorende bouwregels en gebruiksregels aan bod. Bij sommige bestemmingen is daarnaast sprake van aanlegvergunningen.

Bestemmingsomschrijvingen
In het plan komen de volgende bestemmingen voor:

  1. 1. Maatschappelijk
  2. 2. Natuur
  3. 3. Groen
  4. 4. Verkeer
  5. 5. Verkeer-Verblijf

Bouwregels
De bouwregels bevatten een uitgebreide regeling ten aanzien van het oprichten van gebouwen en overige bouwwerken in het plangebied (bouwvlak, erf, bouwhoogte, regeling bijgebouwen, etc.). Voor een uitgebreide toelichting op de bouwregels wordt verwezen naar paragraaf 5.3 ´Ruimtelijkbeheer´. Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt in bouwregels voor (hoofd)gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouw zijnde.

Nadere eisen enomgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels
Vaak heeft het college de bevoegdheid om met in achtneming van de daarvoor geldende voorwaarden en procedure nadere eisen aan bouwplannen te stellen of afwijking van de bouwregels toe te staan.

Gebruiksregels
Bij de meeste bestemmingen worden regels omtrent het gebruik van gronden en bouwwerken gegeven, al dan niet aangevuld met een aantal afwijkingsmogelijkheden, wisselend per bestemming.

Omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
Een aantal bestemmingsartikelen is aangevuld met een vergunningplicht t.a.v. bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde.

5.1.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 betreft de ´Algemene regels´. Dit hoofdstuk bevat regels die voor alle gronden van toepassing zijn, ten aanzien van de volgende aspecten:

Algemene juridische en stedenbouwkundige regels
Artikel 9 bevat algemene anti-dubbeltelregels ter voorkoming van onbedoeld gebruik van de regels.

Artikel 10 bevat een aantal algemene stedenbouwkundige regels die voor alle bestemmingsvlakken van toepassing zijn. Het gaat hierbij om de regeling met betrekking tot ondergrondse bebouwing en de verhouding tussen bouwvlakken en aanduidingen, een regeling over de ruimte tussen gebouwen en een regeling voor het bouwen nabij nader aangeduide bomen.

Algemene afwijkingsregels
Een algemene ontheffingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders in artikel 12 met betrekking tot geringe afwijkingen van de regels van het plan.

Algemene wijzigingsbevoegdheid
Een algemene wijzigingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders in artikel 13 voor wijziging van de bestemmingsgrenzen en het toelaten van utiliteitsvoorzieningen met een oppervlak groter dan 50 m2.

Algemene nadere eisen
Naast een aantal nadere eisen per bestemming zijn burgemeester en wethouders middels artikel 14 bevoegd om een aantal algemene nadere eisen te stellen.

Algemene regels inzake omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
Algemene regels in artikel 15 over het toelaten van werkzaamheden waarvoor een aanlegvergunning vereist is.

5.1.4 Overgangsrecht en slotregel

Het laatste hoofdstuk bevat ´Overgangsrecht en slotregel´. Dit zijn algemene regels betrekking hebbend op het overgangsrecht. Bouwwerken welke op het moment van tervisielegging van het plan bestaan (of die kunnen worden opgericht volgens een voor dit tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. In de slotbepaling wordt de exacte naam van het bestemmingsplan gegeven.

5.2 Functioneel Beheer

5.2.1 Maatschappelijk

De in het plangebied voorkomende voorzieningen zoals het ziekenhuis, het revalidatiecentrum, de mytylschool en het kinderdagverblijf zijn als ´Maatschappelijk´ bestemd. Binnen deze bestemming is detailhandel, horeca en persoonlijke en zakelijke dienstverlening die verwant is aan en ten dienste is van het ziekenhuis en de verzorgingsfunctie toegestaan. Deze voorzieningen dienen gesitueerd te worden aan de centrale hoofdas van het ziekenhuis. De maximale oppervlakte voor detailhandel is, conform het geldende bestemmingsplan, bepaald op 1.000 m2.

5.2.2 Natuur

Tussen de Leijweg en de A58 loopt een ecologische verbindingszone langs de Leij. Deze heeft de bestemming "Natuur" gekregen. Ter bescherming van deze zone is in de regels een omgevingsvergunningvereiste opgenomen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden.

5.2.3 Groen

De gronden die resteren en niet bebouwd zullen worden zijn ondergebracht onder de bestemming ´Groen´. Het betreft het gebied dat grenst aan het Leijpark en de gronden aan de voorzijde van het ziekenhuis nabij de entree alsmede een strook grond met waardevolle boombeplanting. Op de voor Groen bestemde gronden mag niet worden geparkeerd, met uitzondering van de daartoe aangewezen stroken (aangeduid als parkeerterrein) aan de zijkant van het ziekenhuis en achter het Revalidatiecentrum.

5.2.4 Verkeer

De ontsluitingswegen hebben de bestemming Verkeer gekregen. De parkeerterreinen de bestemming Verkeer en Verblijf. Binnen deze laatste bestemming op het voormalige Wolkatterrein is de bouw van parkeergarages toegestaan voor het deel met de nadere aanduiding (pg).

5.3 Ruimtelijk Beheer

Het gebied is in diverse delen te splitsen.

Het hoofdgebouw van het St. Elisabethziekenhuis heeft een maatschappelijke bestemming waarbij een bebouwingspercentage van 75 % en een maximale bouwhoogte van 17 meter geldt. Voor circa 5000 m2 geldt een bebouwingshoogte van 30 meter. Dit zijn de bestaande torens.

Het gebied tussen het hoofdgebouw van het ziekenhuis en de Professor van Buchemlaan, waarin gevestigd zijn de Mytylschool, het revalidatiecentrum, Koordeleij en Kinderstad, hebben eveneens een maatschappelijke bestemming. Hier geldt een bebouwingspercentage van 35% en een maximale hoogte van 11 meter.

Het deelvlak tussen ziekenhuis en Leijpark krijgt grotendeels de bestemming groen. Er is een bestaand bouwvlak (Ronald McDonaldhuis) opgenomen met een maximale bebouwingshoogte van 10 meter. Daarnaast kent het gebied een wijzigingsbevoegdheid die de bouw van een paviljoenachtige gebouw toelaat waarbij de oppervlakte niet meer bedraagt dan 115 % van het Ronald McDonaldhuis. De afstand tussen de gebouwen dient 20 meter te bedragen. Dit om het karakter van paviljoenen in het groen te garanderen.

Voor de parkeerterreinen is de bestemming Verkeer en Verblijf opgenomen. Voor het parkeerterrein ter plaatse van het Wolkatterrein is de aanduiding parkeergarage opgenomen. Het terrein mag op een afstand van drie meter uit de erfgrens volledig worden bebouwd.

5.4 Ontheffingen, Wijzigingsbevoegdheden En Algemene Regels

Ten slotte worden per bestemming verschillende ontheffingen en wijzigingbevoegdheden gegeven die betrekking hebben op het ruimtelijk beheer. Deze komen eveneens terug in de Algemeneregels.

Hoofdstuk 6 Cultuurhistorische Paragraaf En Welstand

6.1 Archeologie

6.1.1 Inleiding

Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Hiermee is het Verdrag van Malta uit 1992 in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Dit betekent onder meer het volgende:

  1. 1. De introductie van het veroorzakersprincipe, waardoor de kosten van archeologisch onderzoek verhaald kunnen worden op de verstoorder.
  2. 2. De verankering van de archeologische monumentenzorg in de ruimtelijke ordening.

Met de komst van de wet is het archeologiebestel in Nederland met name voor de overheidsorganen sterk gewijzigd. De nota 'Grond voor het verleden' (2007) is het beleidsplan voor het Tilburgse archeologiebeleid.

Naar aanleiding van de herziening van het beheerbestemmingsplan Leijpark Koningshoeven (verder plangebied genoemd) is door Fontys-BILAN in 2007 een cultuurhistorisch en archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is deel van een reeks onderzoeken in het kader van de globale herziening van de beheersbestemmingsplannen van de gemeente. Het plangebied Elisabethziekenhuis maakt deel uit van het gebied Leijpark Koningshoeven en derhalve kunnen de cultuurhistorische gegevens van dit laatste plangebied overgenomen voor het gebied Elisabethziekenhuis. In de volgende paragraaf wordt volstaan met een globale beschrijving. Voor gedetailleerde informatie wordt verwezen naar het desbetreffende rapport van BILAN (zie bijlage 1 bij toelichting: Archeologisch rapport Groenewoud-Koningshoeven).

Om de cultuurhistorische waarden van het gebied duidelijk in beeld te brengen worden vier aspecten uitgewerkt:

  • Historische geografie en ontwikkeling van het landschap
  • Archeologie
  • Objecten en structuren (monumentale objecten, ensembles en gebieden)
  • Richtlijnen en voorwaarden

Al naar hun belang en de beschikbare informatie worden deze aspecten nader belicht. Tevens wordt aangegeven welke aspecten onder enige vorm van beschermende wet- en regelgeving vallen.

Bronnen:

  • H. van Dijk & E. de Boer, Van Eselven tot Vyf Hoeven. Tilburg, Groenewoud-Koningshoeven Archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek, BILAN 2007 (concept).
  • Cultuurhistorische Inventarisatie Noord-Brabant / M.I.P., gemeente Tilburg, opgesteld door de provincie Noord-Brabant, oktober 1995.
  • Architectuur en stedenbouw 1940-1965, gemeente Tilburg, STOA 2005.
  • Herinventarisatie M.I.P.-panden, BILAN 2006.

6.1.2 Historische geografie en ontwikkeling

Het plangebied bevindt zich op het meest zuidoostelijke deel van de hoge gronden waarop de verschillende nederzettingen van Tilburg lagen. Het plangebied en de onmiddellijke omgeving kan grofweg worden verdeeld in hoge akkergronden in het noordwesten en het lage beekdal van de Oude en Nieuwe Leij in het zuidoosten.

Het gebied ten noorden van het plangebied behoorde tot de hooggelegen akkergronden van Broekhoven, Driehuizen en De Hoeven of De Vijfhoeven die de zuidelijkste uitloper vormden van het grootste, centrale akkercomplex van Tilburg (De Schijf). Er zijn aanwijzingen dat in dit gebied al in de twaalfde eeuw, maar zeer waarschijnlijk nog eerder, ontginningen plaatsvonden.

De hoge akkergronden van Tilburg werden in het zuiden begrensd door het brede beekdal van de Oude en Nieuwe Leij. Hier bevind zich ook het plangebied Elisabethziekenhuis. De Nieuwe Leij is een aftakking van de Oude, een waterloop die ontspringt in de omgeving van Ravels (B). Voorbij de grens met Tilburg stroomden beide beken door een zeer breed beekdal om ter hoogte van Moerenburg, aan de oostzijde van het Wilhelminakanaal, weer samen te komen. Het beekdal bestond uit beemden (hooi- en graslanden), weidegronden en 'moerassen'.

De omgeving van het plangebied werd van noordwest naar zuidoost doorsneden door een aantal dijken die het beekdal van de Oude en Nieuwe Leij overstaken. Dit waren, van oost naar west, de Harmen Aerts Dyck (nu Koningshoeven), de Driehuizen Dyk (nu in het Leijpark) en de Broekhovenschen Dyk (nu gedeeltelijk de Hilvarenbeekseweg). De laatste dijk ligt in het plangebied Elisabethziekenhuis. De meeste wegen waren in de Middeleeuwen (of wellicht al eerder) verhoogd om de routes naar het zuiden zeker te stellen. Vanaf die periode komt men de aanduiding 'dijk' dan ook veelvuldig tegen. De nederzettingen in het plangebied, Broekhoven, Driehuizen en De (Vyf)Hoeven, lagen bij het begin van deze verhoogde wegen.

Tot ver in de twintigste eeuw bleef het plangebied en de directe omgeving een overwegend agrarisch gebied. Rond 1920 werd ten noorden van Broekhoven een kleine wijk gebouwd (Vogeltjesbuurt). In 1939 werd het grootste deel van het plangebied omgevormd tot het Leijpark, naar een ontwerp van L. Springer. Rond de Koningshoeven ontwikkelde zich een klein bedrijventerrein, met name na de vestiging van de fabrieken van de familie Houben in de tweede helft van de negentiende eeuw die aan deze weg ook een aantal villa's liet bouwen.

In 1947 is langs de noordgrens van het plangebied de Ringbaan Zuid aangelegd als onderdeel van de Rijksweg 63 naar Breda. In 1958 werd ten zuiden hiervan de A58 aangelegd waarvoor vanaf de Ringbaan Zuid een verbindingsweg werd aangelegd (Kempenbaan).

6.1.3 Archeologie (bodemarchief)

Het gebied ten noorden van het plangebied heeft op de Archeologische Waarschuwingskaart van Tilburg (ARWATI), vanwege de ligging op een relatief hooggelegen dekzandrug, deels een zeer hoge archeologische verwachtingswaarde. Het iets lager gelegen gebied ten zuiden hiervan, in de omgeving van het Leijpark, heeft een hoge verwachtingswaarde, terwijl de noordoever van het beekdal van de Oude en Nieuwe Leij een basis- tot middelhoge verwachtingswaarde is toegekend. Het beekdal ter hoogte van het plangebied heeft een 'onbekende' verwachting. De grote wegen in en langs het plangebied hebben eveneens een onbekende verwachtingswaarde. Om deze verwachting nader te kunnen specificeren is in het uitgevoerde onderzoek vertrokken vanuit de reconstructie van het prestedelijke landschap, die in nauwe relatie staat tot de bewoningsgeschiedenis. Belangrijk onderdeel is hierbij het hanteren van een lagenbenadering. De verschillende landschappelijke lagen zijn reliëf, water, bodem en wegenpatroon. Deze aspecten werden aangevuld met onder andere archeologische waarnemingen, bekende historische bebouwing en toponymisch onderzoek om een overzicht te krijgen van de historische bewoning en het type landschapsgebruik. De landschapsreconstructie werd gekoppeld aan bekende nederzettingspatronen uit diverse perioden. Op deze manier werd uitspraak gedaan over locaties die gunstig kunnen zijn geweest voor (pre)historische bewoning.

De archeologische verwachting, zoals aangeduid op de ARWATI, is op basis van het uitgevoerde cultuurhistorisch en archeologisch onderzoek nader toegespitst en weergegeven in een verwachtingskaart. Deze verwachting geeft echter een historische situatie weer, waarbij geen rekening is gehouden met moderne en submoderne verstoringen waarmee de snelle urbanisatie van het plangebied in de twintigste eeuw gepaard is gegaan. Zo zullen bij de aanleg van woonwijken delen van het plangebied zijn geëgaliseerd en/of afgegraven (funderingen), waardoor de kans op archeologische waarden sterk is verminderd of zelfs geheel is verdwenen. Deze delen van het plangebied hebben daardoor een lagere archeologische verwachting. In figuur 1 zijn de verwachtings- en de verstoringskaart samengevoegd tot een kaart, waarin onderscheid wordt gemaakt in terreinen met geen tot lage archeologische verwachting, terreinen met middelhoge tot hoge archeologische verwachting en archeologisch waardevolle terreinen (o.a. archeologische monumenten).

In het plangebied liggen geen terreinen van bijzondere archeologische trefkans of waarde, waarvoor wordt aanbevolen om deze als primaire bestemming archeologie te geven.

6.1.4 Structuren

Uit het BILAN-rapport blijkt dat het plangebied tot ver in de twintigste eeuw doorkruist werd door een aantal wegen en paden, dat mogelijk teruggaat op een zeer oud padenpatroon. Bij de aanleg van het Leijpark, de bouw van het Sint-Elisabethziekenhuis en de aanleg van de Kempenbaan is een deel van het netwerk van wegen en paden verloren gegaan. Het tracé van enkele van deze wegen en paden is echter nog deels herkenbaar in het huidige wegenpatroon. Tot de meest bijzondere structuren behoren de Driehuizen Dyk (nu in het Leijpark) en de Broekhovenschen Dyk (gedeeltelijk bewaard tussen de gebouwen van het Sint-Elisabethziekenhuis en bijhorende parkeerplaats).

6.1.5 Richtlijnen en voorwaarden

De resultaten van het archeologisch inventariserend bureauonderzoek met inbegrip van de indicatieve periodenkaart van het plangebied, vormen, in combinatie met de vigerende verwachtingskaart(en) en de bekende archeologische waarnemingen, de basis voor advisering en toetsing betreffende archeologische waarden en eventueel vooronderzoek bij ruimtelijke ontwikkelingen en met name vrijstellings- en andere voor archeologie van toepassing zijnde vergunningsprocedures op een bepaalde locatie. Zeker indien het bodemarchief van een bepaald terrein (vermoedelijk) nog niet verstoord is, is nader onderzoek naar eventuele archeologische sporen en vondsten aan de orde.

a. Gebied met (middel)hoge archeologische verwachting: bij planvorming (c.q. bouwaanvragen) waarbij sprake is van grondverzet geldt, in die locaties die op de waarschuwingskaart een aanduiding hebben van (middel)hoge archeologische verwachting, advies- en/of onderzoeksplicht inzake archeologie. Deze verplichting geldt bovendien op grond van rijks- en provinciaal beleid voor vrijstellingsprocedures, bestemmingsplanprocedures en MER-plichtige projecten.

b. Archeologisch waardevol terrein: aanlegvergunning met als voorwaarde archeologisch vooronderzoek bij planologische ontwikkelingen voor locaties aangeduid op de plankaart als terrein met bestemming archeologie.

6.2 Welstand

Bouwplannen moeten worden getoetst aan ´redelijke eisen van welstand´. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd, onder de titel ´Welstandsnota 2004. Meer aandacht waar dat moet, meer vrijheid waar dat kan´. De Welstandsnota is recent gewijzigd (1 oktober 2010).

De Welstandsnota heeft een duidelijke relatie met de bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan beschrijft naast de toegelaten functies in stedenbouwkundige termen de toegestane bouwmassa´s in een gebied en de plaats waar deze mogen worden gebouwd. Een bestemmingsplan heeft veelal als doel het beheren van de bestaande situatie en biedt soms ruime mogelijkheden voor veranderingen aan de bouwmassa´s. Het is de taak van welstand dat bij veranderingen de verschijning van de bouwmassa´s passend is en blijft in de omgeving. De Welstandsnota verdeelt de gemeente hierbij op basis van de opbouw en ontstaansgeschiedenis in tien verschillende soorten gebieden, met ieder hun eigen gebiedsgerichte criteria. Daarbij maakt de Welstandsnota onderscheid in drie niveaus, afgestemd op functie en karakter van de omgeving. Het zwaarste niveau heeft betrekking op de belangrijke stedelijke elementen. Het lichtste, welstandsvrije niveau op delen van bedrijventerrein en terreinen die nauwelijks of geen relatie met het openbaar gebied hebben. De meeste beheergebieden kennen het gemiddelde niveau; een voldoende kwaliteit is hier de norm. Daarnaast kent de Welstandsnota uniforme ´loketcriteria´ voor een aantal veelvoorkomende kleine licht-vergunningsplichtige bouwwerken.

Een algemeen onderwerp van welstandszorg is de waarborging van het kwaliteitsonderscheid tussen de hoofdstructuur enerzijds en de overige gebieden anderzijds: diversiteit voortkomend uit gegroeide lintbebouwing tegenover eenheid en samenhang in ontworpen (woon)buurten. Planologisch worden in de lintbebouwde hoofdstructuur meer mogelijkheden geboden dan daarbuiten. Dit wordt gelegitimeerd vanuit het grotere belang van die straten voor de stad en het individuele karakter van de bebouwing. Hierdoor zijn grote contrasten denkbaar tussen buurpanden. Welstandscriteria kunnen die niet geheel ondervangen. Daarom is ook in planologische zin afstemming tussen buurpanden noodzakelijk ten aanzien van bouwhoogte en bouwdiepte. Nadere eisen kunnen hierin voorzien, waarbij in bepaalde mate overgangszones kunnen worden afgedwongen boven 9 m hoogte en 12 m diepte. Deze overgangszones hebben tot doel om ruimtelijke conflicten in bestaande situaties te verzachten. De algemene doelstelling blijft om de stedelijke veranderings- en verdichtingsdynamiek mogelijk te houden.

Hoofdstuk 7 Milieuparagraaf

7.1 Algemeen

Dit hoofdstuk geeft weer hoe de wettelijke kaders en het gemeentelijk milieubeleid een rol hebben gespeeld bij het opstellen van de plan regels. De volgende onderwerpen komen aan de orde: milieuhinder bedrijven, externe veiligheid, geluid, lucht, bodem en groen en natuur.

Aangezien er binnen het onderhavige een verschuiving van de bouwmogelijkheden plaats vindt zonder een uitbreiding van de bouwmogelijkheden zullen zich ook geen essentiële veranderingen en daarmee samenhangende veranderingen in verkeersstromen voordoen.

7.2 Milieuhinder Bedrijven

Op dit moment zijn er inrichtingen (Mytylschool, evalidatiecentrum, kinderdagverblijf etc.) met een maatschappelijke functie in het bestemmingsplan aanwezig. Deze inrichtingen hebben onderling geen nadelige invloed (geur, stof, geluid of gevaar) op elkaar. Er vinden geen wijzigingen plaats waardoor inrichtingen met grotere (indicatieve) afstanden zoals wordt beschreven in bedrijven en Milieuzonering (uitgave van de VNG) zich binnen het plangebied zouden kunnen vestigen.

Bij het ziekenhuis is een helihaven aanwezig ten behoeve van de trauma helikopter. Het gebruik hiervan kan hinder voor de omgeving opleveren. Landingen en opstijgingen van hefschroefvliegtuigen buiten de luchtvaartterreinen zijn dan ook niet toegelaten in de steden en bebouwde gedeelten van gemeenten behalve dan wanneer hefschroefvliegtuigen er aan reddingsoperaties moeten deelnemen.

7.3 Externe Veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's die mensen lopen ten gevolge van mogelijke ongelukken met gevaarlijke stoffen bij bedrijven en transportverbindingen (wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen). Omdat de gevolgen van een ongeluk met gevaarlijke stoffen groot kunnen zijn, zijn de aanvaardbare risico's vastgelegd in diverse besluiten, regelingen en andere documenten. De belangrijkste zijn:

  1. 1. Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 2004;
  2. 2. Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi);
  3. 3. Circulaire " Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen" 2004;
  4. 4. Circulaire "Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen" 1984;
  5. 5. Circulaire "Bekendmaking van beleid ten behoeve van de zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie" 1991;
  6. 6. Brief "Externe Veiligheid en transportleidingen met brandbare vloeistoffen K1K2K3 in de interimperiode" d.d. 5 augustus 2008 (Ministerie van VROM);
  7. 7. Document "Risicoafstanden buisleidingen met brandbare vloeistoffen K1K2K3" van augustus 2008 (RIVM).

Daarnaast is op 28 augustus 2009 het ontwerp van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) gepubliceerd, met bijbehorende aanbiedingsbrief. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsaftanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen.

De normen in deze documenten zijn vastgelegd in de vorm van grenswaarden en richtwaarden. De grenswaarden geven de milieukwaliteit aan die op een bepaald tijdstip ten minste moet zijn bereikt, en die, waar zij aanwezig is, ten minste in stand moet worden gehouden. De richtwaarden geven de kwaliteit aan die op een bepaald tijdstip zoveel mogelijk moet zijn bereikt en die, waar zij aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan bovengenoemde normen. De ontwikkelingen zijn niet toegestaan als deze leiden tot een overschrijding van de grenswaarden. Van de richtwaarden kan wel worden afgeweken. Het externe risico wordt uitgedrukt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).

Het bestemmingsplan Elisabeth ziekenhuis 2009 omvat een plan dat per saldo niet meer aan bebouwing mogelijk maakt dan in het voorgaande bestemmingsplan. In het plan zijn enkele opslagen aanwezig met gevaarlijke stoffen. Deze opslagen zijn echter zodanig gering van omvang dat deze geen risico's aan gebouwen van andere inrichtingen teweeg kunnen brengen. Daarnaast vindt er vervoer plaats van gevaarlijke stoffen over de A58. Doordat er niet meer gebouwd kan worden dan in de huidige situatie, levert deze wijziging geen toename op van het groepsrisico. Hierdoor kan er wel gesproken worden van het indikken van de bouwmassa's ten gunste van groen, zonder dat dit leidt tot een groter aantal mensen binnen het gebied dan voorzien in het voorgaande bestemmingsplan. Bij calamiteiten die plaatsvinden op de rijbaan zal er binnen het ziekenhuis een veilig onderkomen gecreëerd moeten worden. Om dit voor de meeste calamiteiten te waarborgen is gemeend de afstand tot aan het midden van de rijbaan (A58) het dichtst bij het ziekenhuis ten minste 85m te laten bedragen. Dit omdat ervan wordt uitgegaan dat het ziekenhuis bij een calamiteit niet binnen 15 minuten kan worden ontruimd, en dat de personen in dit gebouw dus voldoende veiligheid geboden moet kunnen worden. De meeste calamiteiten hebben hun impact binnen deze 85m grens. Bij een BLEVE (dit kan optreden bij een calamiteit met vervoer van bijvoorbeeld LPG) zal een gedeelte van het gebouw worden verwoest, hierdoor zullen naar verwachting wel slachtoffers kunnen vallen doordat het gebouw niet volledig bestand is tegen de druk en hitte bij een dergelijk incident.

Conform een convenant van de LPG branche en het Rijk zullen op termijn tankauto met tot vloeistof geperst gas worden voorzien van een hittewerende coating. Met deze technische maatregel is mits voldoende bluswater aanwezig, de mogelijkheid van een Bleve weggenomen. De brandweer Midden en West Brabant adviseert om binnen een afstand van 225 vanaf de locatie een secundaire bluswatervoorziening aan te brengen van ten minste 90 m3/h. Dit aspect zal worden meegenomen in de structuurvisie externe veiligheid.

Ten aanzien van het Wolkat-terrein is geen sprake van een kwetsbare of beperkt kwetsbare functie (bestemming Verkeer-Verblijf). Dit onderdeel kan wat betreft externe veiligheid dan ook verder buiten beschouwing blijven.

7.4 Geluid

Door de afdeling Milieu van de gemeente Tilburg is een akoestisch onderzoek ten behoeve van het bestemmingsplan St Elisabethziekenhuis e.o. 2009 opgesteld. Zie bijlage Akoestisch onderzoek

De conclusie uit dit onderzoek is:

Aangezien er sprake is van een beheerbestemmingsplan is artikel 76 lid 3 van de Wet geluidhinder van toepassing. Dit artikel bepaalt dat voor reeds aanwezige geluidsgevoelige gebouwen er geen waarden ter zake van de geluidsbelasting vanwege de weg in acht genomen behoeven te worden. Bij navraag bij Infomil (adviesorgaan van het ministerie van VROM) blijkt dat ook als het plan kleine uitbreidingen toelaat dit artikel van toepassing is. Derhalve behoeft er geen waarden voor het ziekenhuis terrein in acht te worden genomen.

De geluidbelasting vanwege de parkeergarage op het Wolkatterrein bedraagt 47 dB(A). Tengevolge van de verkeersaantrekkende werking van de parkeergelegenheid op het Wolkatterrein bedraagt de geluidbelasting op omliggende woningen ten hoogste 50 dB(A). Hiermee wordt voldaan aan de vigerende richtlijnen uit de Wet milieubeheer (Activiteitenbesluit en indirecte hinder).

Door de realisatie van het parkeerterrein neemt de geluidbelasting op de meest nabijgelegen woningen met ten hoogste 1 dB toe. Een dergelijke toename van de geluidbelasting is niet waarneembaar. Vanuit 'een goede ruimtelijke ordening' is de realisatie van het parkeerterrein toelaatbaar.

7.5 Lucht

De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is de Wet luchtkwaliteit. Deze is op 15 november 2007 in werking getreden. Met de 'Wet luchtkwaliteit' wordt de wijziging van de Wet milieubeheer op het gebied van luchtkwaliteitseisen (Hoofdstuk 5 titel 2 Wm, Stb. 2007, 414) bedoeld. De 'Wet luchtkwaliteit' vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. De kern van de 'Wet luchtkwaliteit' bestaat uit de (Europese) luchtkwaliteitseisen. Verder bevat zij basisverplichtingen op grond van de richtlijnen, namelijk: plannen, maatregelen, het beoordelen van luchtkwaliteit, verslaglegging en rapportage. De wet voorziet in het zogenaamde Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit samenwerkingsprogramma zal in 2009 in werking treden. De gemeente Tilburg heeft er voor gekozen om toe te treden tot het NSL. Onderdeel van het NSL is een jaarlijks monitoringsprogramma.

Uit dit programma, de monitoringstool, blijkt dat voor de richtjaren 2011, 2015 en 2020 voor de binnenstedelijke wegen nergens meer in Tilburg overschrijdingen van wettelijke normen zullen voorkomen. Dit geldt ook voor de Rijksweg A58. Voorwaarde hierbij is dat de maatregelen zoals genoemd in het NSL tijdig worden uitgevoerd.

Uit de jaarlijkse rapportage luchtkwaliteit (luchtmonitor 2008) blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied geen overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen voorkomen.

Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van een parkeervoorziening op het Wolkatterrein. Deze uitbreiding zal leiden tot een toename van maximaal 1.200 extra motorvoertuigbewegingen op een klein deel van de Berglandweg. Het betreft echter parkeerbewegingen die in de huidige situatie ook al in de directe omgeving van het ziekenhuis plaats vinden.

Bovenstaande houdt in dat door voorgenomen bestemmingsplanwijziging de luchtkwaliteit 'niet in betekenende mate' zal verslechteren. Er wordt voldaan aan artikel 5.16 lid 1 sub c uit de Wet milieubeheer.

7.6 Bodem

In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek.

Voor zover bekend ligt het hele gebied op oude vuilstorten. Bij de aanleg van het ziekenhuis is ter plaatse van de bebouwing de verontreinigde grond verwijderd. Het terrein blijft verdacht voor bodemverontreiniging. In noordelijke richting (Leijpark) en ook langs de Hilvarenbeekseweg richting de A58 worden verontreinigingen door stortmateriaal verwacht. Ten zuiden van de locatie is een textielfabriek (Wolkat) gesitueerd waarvan bekend is dat deze in het verleden ook gebruik heeft gemaakt van een vuilstort op eigen terrein. Ook heeft de Wolkat een bodemverontreiniging veroorzaakt met oplosmiddelen, mogelijk heeft deze verontreiniging zich verspreid onder een gedeelte van de huidige parkeerplaats.

In 1998 en 1999 zijn ter plaatse van het Wolkat-terrein onderzoeken uitgevoerd. Daarbij zijn meerdere gevallen van ernstige bodemverontreiniging in grond en grondwater geconstateerd. Op basis van de omvang van de verontreinigingen is vastgesteld dat het om urgente gevallen gaat. In de beschikking is vastgelegd dat men voor 2009 met de sanering diende te beginnen.

In de beschikking wordt uitgegaan van een gefaseerde sanering. De olieverontreinigingen worden/zijn momenteel aangepakt (fase 1) en de VOCl verontreiniging zou nog nader in beeld gebracht moeten worden. Vorig jaar is door de eigenaar aangegeven dat het nader onderzoek zal worden opgestart. Of dit daadwerkelijk is uitgevoerd is niet bekend. Ook voor de fase 1 sanering dient nog een evaluatierapport ingediend te worden.

Voor een bouwvergunning moet een actueel bodemonderzoek worden ingediend. Dit onderzoek mag niet ouder zijn dan 2 jaar.

Het traject van bodemonderzoek en eventueel beschikking moet worden afgerond voor een bouwvergunning verstrekt kan worden. Mogelijk moeten in verband met de aanwezigheid van een stortplaats een hergebruiksplan en een vergunningsaanvraag voor afvalverwerking bij de provincie ingediend worden.

Voor het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek moet met 8 weken rekening worden gehouden vanaf de start van het bodemonderzoek. Indien er aanleiding is tot nader onderzoek zal hiervoor een aantal maanden nodig zijn. Bij de noodzaak tot saneren moet uitgegaan worden van een termijn van minstens een jaar.

7.7 Groen En Natuur

In het gebied vormt de Nieuwe Leij een natte ecologische verbindingszone in het beekdal tussen het gebied ten zuiden van Groenewoud en Bakertand aan de ene kant en Moerenburg en de Oisterwijkse Vennen aan de andere kant. De natuurwaarden rond de Nieuwe Leij zullen versterkt worden.

7.7.1 Ecologische Hoofdstructuur

De term 'Ecologische Hoofd Structuur' (EHS) werd in 1990 geïntroduceerd in het Natuurbeleidsplan (NBP) van het ministerie van LNV. Destijds was voorzien in "een samenhangend geheel van nationaal belang", met daarin 440.000 hectare bestaand natuurgebied, 200.000 hectare agrarisch gebied en 50.000 hectare natuurontwikkelingsgebied. In 1995 werden de doelsoorten en de natuurdoeltypen gedefinieerd, die pas in 2000 waren doorgevoerd in alle provinciale plannen. Er is toen besloten om een extra beleidsinspanning te leveren in de nota Natuur voor Mensen, Mensen voor Natuur. Het bijbehorende Meerjarenprogramma Ontsnippering is in 2005 door het parlement goedgekeurd.

De EHS betreft een netwerk van zowel grote als kleine gebieden in Nederland waar de natuur (flora en fauna) in feite voorrang heeft. De EHS is bedoeld om natuurgebieden te vergroten en met elkaar te verbinden. Door verbindingen tussen natuurgebieden te maken, kunnen planten en dieren zich makkelijker verspreiden over meergebieden. Hierdoor zijn deze gebieden beter bestand tegen negatieve milieu-invloeden. Grotere natuurgebieden zijn gevarieerder en er kunnen meer soorten planten en dieren leven.

Elk EHS-gebied heeft een zogenoemd natuurdoel. Een natuurdoel beschrijft een bepaalde natuurkwaliteit en wordt gebruikt als een toetsbare doelstelling voor een natuurgebied. De provincies wijzen de natuurdoelen aan. Als de natuurdoelen zijn gehaald en de natuurgebieden een samenhangend geheel vormen, zal de EHS klaar zijn. De EHS moet in 2018 gereed zijn en zal dan een totale oppervlakte van 728.500 hectare omvatten. Dat is gelijk aan ongeveer 17,5% van de totale oppervlakte van Nederland.

Het streven is om in Nederland in 2020 meer dan 750.000 hectare aan EHS-gebieden te hebben. Het grootste deel daarvan zijn bestaande bossen en natuurgebieden. Daarbij komt nog ruim zes miljoen hectare natte natuur: meren, rivieren en de Nederlandse delen van de Noordzee en de Waddenzee. Voor de totstandkoming van de EHS zal volgens de doelstelling tot 2018 ongeveer 150.000 hectare grond aan de landbouw worden onttrokken. Om te voorkomen dat natuurgebieden geïsoleerd raken, zijn tussen deze gebieden verbindingen nodig. Deze zorgen ervoor dat soorten in een gebied kunnen terugkeren als ze dreigen te verdwijnen (bijvoorbeeld door ziekte).

Verbindingen zijn ook gunstig voor de uitwisseling tussen verschillende groepen dieren en bevordert hun gezondheid. Vaak zijn zogenoemde faunapassages (bijvoorbeeld wildtunnels) nodig om natuurgebieden te verbinden. Via deze Robuuste verbindingszones wordt circa 27.000 hectare nieuwe natuur aan de EHS toegevoegd.

Daarnaast is het voor het goed kunnen functioneren van de EHS van belang dat barrières, zoals snelwegen en kanalen, worden overwonnen. Hiervoor heeft de overheid een plan gemaakt: het Meerjarenprogramma Ontsnippering (MJPO). In dit plan zijn de belangrijkste barrières en manieren om ze te overwinnen in kaart gebracht. In de periode tot 2018 moeten deze barrières die rijksinfrastructuur in de EHS veroorzaakt worden opgeruimd. Hiervoor is meer dan 400 miljoen euro beschikbaar. Aan de provincies is gevraagd om zo nodig ook provinciale wegen te 'ontsnipperen'. Voor edelherten worden bijvoorbeeld ecoducten over snelwegen gebouwd. Voor dassen en andere kleine dieren worden tunnels onder wegen aangelegd.

De Nieuwe Leij en haar oevers maken deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur en fungeert als ecologische verbindingszone. Door de bestemming Natuur wordt extra bescherming geboden aan deze natuurwaarden.

Hoofdstuk 8 Waterparagraaf

8.1 Bestaand Watersysteem

8.1.1 Gebiedskenmerken

Het plangebied is gelegen in het stroomgebied Beneden Dommel en Zandleij, en behoort zowel kwalitatief als kwantitatief tot het beheergebied van het waterschap de Dommel.

Het gebied is ongeveer 24 ha groot en daarin zijn een ziekenhuis en enkele gebouwen met aanverwant gebruik gesitueerd. Voor de hoofdbouw is momenteel iets meer dan 9 ha beschikbaar.

Het plangebied gelegen in de dalstructuur van de Leij welke van zuidwest naar noordoostelijke richting in het gebied ligt. Het terrein verloopt vanuit het midden van ongeveer 13,30 m + NAP tot ongeveer 12,25 m + NAP en 12,80 m + NAP aan de randen van het gebied. De noordzijde ligt op ongeveer 11,90 m + NAP en ter plaatse van de insteek van De Leij ligt het maaiveld op ongeveer 12.20 m + NAP. Het terrein ten westen van de Hilvarenbeekseweg ligt op 12,80 m + NAP tot 13,00 m + NAP.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008027-e001_0003.jpg"

fig. 1 bestaande maaiveldhoogten

8.1.2 Bodem en grondwater

Uit het globaal onderzoek Beheerbestemmingsplannen Gemeente Tilburg, GEOFOX, 23 oktober 2006, blijkt de bodemopbouw te bestaan uit overwegend zandig met voornamelijk sterk lemig, matig fijn zand in grondlagen van een dikte van meer dan 1 m. Daarin komen geen of slechts dunne leemlenzen voor. De doorlatendheid is matig tot goed.

Buiten het plangebied ligt langs de rijksweg een voormalige vuilstortlocatie, tussen de Kempenbaan en het Elisabeth ziekenhuis. Bij de ontwikkeling van Kempenbaan is zoveel mogelijk rekening gehouden met de inpassing van de ecologische verbindingszone waar De Leij deel van uitmaakt. Deze inpassing heeft consequenties voor het plangebied Elisabethziekenhuis en de zone liggend tussen dit plangebied en de Rijksweg.

Uit regionale gegevens blijkt onder de deklaag het eerste watervoerende pakket (Formatie van Sterksel) te liggen, van matig grof tot uiterst grof grindhoudend zand, met een dikte van ongeveer 50 m. Daaronder ligt de eerste scheidende laag, met slibhoudend matig fijn tot matig grof zand en een dikte van ongeveer 100 m.

De maatgevende grondwaterstand varieert tussen 11,60 m + NAP aan de oostelijke zijde, en 11,80 m + NAP aan de westelijke zijde. De gemiddelde grondwaterstanden fluctueren rond de 11,00 m + NAP. Het grondwater stroomt globaal in oostelijke richting. Lokaal is de stroomrichting beïnvloed door het drainerende effect van De Leij en de hoogteverschillen in het reliëf. Met maatgevende grondwaterstanden ruim 1,0 m onder het maaiveld, is de ontwatering in de bestaande situatie over het algemeen voldoende. Met maatgevende grondwaterstanden van 0,30 m onder maaiveld is de ontwatering direct langs de Leij onvoldoende. Lokaal kan er sprake zijn van schijngrondwaterspiegels, welke ontstaan door stagnerend water in slecht waterdoorlatend bodemlagen in de onverzadigde zone.

8.1.3 Oppervlaktewater

Door het plangebied stroomt de Nieuwe Leij. De waterstanden van de Nieuwe Leij fluctueren ter hoogte van het Wilhelminakanaal tussen de 9,32 m + NAP en 11,46 m + NAP. Het gemiddelde peil ter hoogte van het kanaal is 9,86 m + NAP . De Nieuwe Leij is als ecologische verbindingszone aangewezen en heeft als functie viswater. Voor kwaliteit en kwantiteit is de Nieuwe Leij in beheer en onderhoud bij De Dommel.

Ten noorden, buiten het plangebied bevindt zich aan de noordoostkant een sloot welke via duikers in verbinding staat met de vijvers in het Leypark, eveneens buiten het plangebied. De functie van deze sloot is het opvangen van overtollig regenwater wat uit de vijvers in het Leijpark komt. De vijvers zijn grondwaterafhankelijk en samen met de sloot in beheer en onderhoud van de gemeente.

Het Wilhelminakanaal ligt op een afstand van ongeveer 400 meter ten noordoosten buiten het plangebied, met een streefpeil van 12,55 m + NAP. Tweede alarmfase hoog water treedt in bij 12,85 m + NAP; tweede alarmfase laag water treedt in bij 12,35 m + NAP. Dit kanaal heeft een belangrijke transportfunctie en een beperkte waterhuishoudkundige functie. De bodem is niet volledig waterdicht, waardoor het, zij het in geringe mate, invloed heeft op het grondwater. Het waterschap De Dommel beheert de waterkwaliteit; Rijkswaterstaat is de beheerder van de waterkwantiteit.

8.1.4 Riolering

In de bestaande situatie is aan in het noordelijk en westelijk deel van het gebied gemengd rioolstelsel aanwezig. Aan de zuidzijde binnen het plangebied ligt een lozingsput van het drukrioleringssysteem voor vuil water buiten het plangebied. Het betreft een aangesloten gebied met verspreidde bebouwing ten zuiden van de rijksweg A58.

Het Elisabethziekenhuis en enkele gebouwen met aanverwant gebruik zijn volledig gerioleerd middels een gescheiden stelsel. Het hemelwater loopt in een daarvoor aangelegde buffervijver op het terrein van het Elisabeth-ziekenhuis. De buffervijvers retenderen en infiltreren het hemelwater en zijn in beheer bij het ziekenhuis.

Het vuilwater van het gehele gebied stroomt af via de gemengde riolering tot het eindgemaal Moerenburg, en vanaf hier verpompt naar de afvalwaterzuiveringinstallatie Tilburg. Beide installaties in beheer van waterschap De Dommel. In de Leijparkweg wordt het hemelwater afgekoppeld van de gemengde riolering, binnen het plan Blauwe Aders van de Structuurvisie Water en Riolering. Bij voltooiing van deze secundaire afwatering, stroomt het regenwater af richting het geprojecteerde waterpark in Moerenburg.

In het plandeel bij de voormalige fabriek Wolkat, lag een op de gemengde riolering afwaterende oppervlakte van ongeveer 7.395 m². Er lag een oppervlakte van ongeveer 3.800 m², die niet afwaterde op de riolering.

8.1.5 Functies

Waterschappen De Dommel alsook Brabantse Delta, voeren een zodanig beleid dat oppervlaktewateren aan alle kwalitatieve en kwantitatieve eisen voldoen om zijn functies te vervullen. Deze eisen zijn gesteld aan het betreffende oppervlaktewater, rekening houdend met de mogelijkheden en beperkingen.

In het Provinciaal Waterhuishoudingplan zijn daarop, na integrale belangenafwegingen, door de provincie waterhuishoudkundige functies toegekend. Dit vooruitlopend op de Europese Kader Richtlijn Water (KRW) waarin wateren dienen te zijn onderverdeeld naar typologie. Hierbij zal aquatische ecologie een prominent item zijn.

Het beleid van beide waterschappen is in grote lijnen weergegeven in de Keur oppervlaktewateren Waterschap De Dommel 2005 (vastgesteld op 29 juni 2005 en in werking is sinds 17 september 2005), en in de Keur waterkeringen en oppervlaktewateren waterschap Brabantse Delta (d.d. 29 juni 2005).

Uit de Keurkaarten blijkt één oppervlaktewater met bijzondere waarde binnen het plangebied te bevinden. Het betreft de Nieuwe Leij alsmede de oude bedding met aangrenzende gronden, welke als keurbeschermingsgebied zijn aangeduid.

In de nabijheid van het plangebied bevinden zich enkele andere keurbeschermingsgebieden. Het betreft het ten oosten gelegen gebied Moerenburg en grote gebieden ten zuiden van rijksweg A58.

8.2 Duurzaam Stedelijk Water

8.2.1 Beleidskader

De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat er in tegenstelling tot vroeger, meer rekening gehouden moet worden met water. Het huidige beleid van het rijk, de provincie, de waterbeheerder en de gemeente is gericht op een duurzamer waterbeheer. Het Rijk heeft met het Kabinetsstandpunt Anders omgaan met Water, Waterbeleid 21ste eeuw (2000) het advies van de Commissie Waterbeheer 21ste eeuw omarmd. Het waterbeheer moet veranderen om Nederland in de toekomst, wat water betreft, veilig, leefbaar en aantrekkelijk te houden. Belangrijk in de nieuwe aanpak is het realiseren van veerkrachtige watersystemen die weer de ruimte krijgen, het niet afwentelen van knelpunten in tijd of plaats, de drietrapsstrategie 'vasthouden, bergen, afvoeren', en het reserveren van de ruimte die nodig is voor de wateropgave.

Sinds 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. De KRW stelt doelen voor een goede ecologische en chemische toestand van het oppervlakte- en grondwater in 2015. De EU stelt de normen voor prioritaire stoffen. De ecologische doelstellingen mogen de lidstaten en regio's zelf vaststellen. Voor grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Ook moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand.

In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) hebben rijk, provincies, waterschappen en gemeenten afgesproken het beleid van WB21 en de KRW uit te voeren. Het NBW houdt simpel gezegd in dat de watersystemen in 2015 op orde moeten zijn wat betreft waterkwantiteit (WB21), -kwaliteit en ecologie (KRW).

Het waterbeleid van de gemeente Tilburg is vastgelegd in de Structuurvisie Water en Riolering (SWR), met daarin opgenomen het GRP voor de periode 2010 - 2015, met een visie voor de komende 30 jaar. Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. De SWR vervangt het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002) en het Gemeentelijk Rioleringsplan (2005-2009), en werkt de nieuwe wet- en regelgeving uit, voornamelijk wat de nieuwe zorgplichten betreft voor het regen- en grondwater, en het actuele rijks-, het provinciale en het regionale beleid.

De visie hanteert de in het Waterplan (1997) vastgestelde algemene doelstellingen voor de lange termijn, gebaseerd op de duurzaamheidgedachte:

  • Streven naar een duurzaam en veerkrachtig watersysteem;
  • Optimalisatie van de waterketen; zuinig en efficiënt gebruik van water;
  • Vergroten van de belevings-, ecologische, economische en recreatieve waarde van water.

Deze visie is samengesteld op basis van bijdragen van burgers, gemeenteraad, en betrokken waterbeheerders. Uit de visie vloeit de opgave voort voor de komende jaren. Als uitwerking van de visie zijn er opgaven geformuleerd en strategische keuzes gemaakt, die gelden als randvoorwaarden voor de ruimtelijke ontwikkelingen in Tilburg. Deze randvoorwaarden geven onder andere invulling aan het water als ordenend principe.

8.2.2 Afwegingen

Het betreft hier herziening van de gebiedsinrichting in verband met een nieuwe visie voor het plangebied. Het plangebied is volledig gerioleerd. Daarom is een nader bodemkundig / hydrologisch onderzoek momenteel niet noodzakelijk. Bij eventuele planontwikkelingen dient het vuil- en hemelwater inpandig gescheiden verzameld en op de riolering aangesloten te worden. Rechtstreeks lozen van hemelwater is niet gewenst in verband met beheersingsoverwegingen. Eventuele toekomstige uitbreidingen van verharding, waaronder ook gebouwen, mag geen negatieve gevolgen hebben voor het watersysteem. Daartoe dient regenwater binnen de plangrenzen te worden geretendeerd en geïnfiltreerd.

Het terrein van de voormalige Tilburgse Wolwasserij wordt herontwikkeld tot parkeergebouw ten behoeve van het ziekenhuis. Aangezien het terrein volledig valt in de afkoppelgebieden, wordt het hemelwater verzameld en aangesloten op de geprojecteerde Blauwe Ader. In de nieuwe situatie wordt het terrein van de voormalige fabriek Wolkat grotendeels verhard: ongeveer 13.075 m².

De vertaling van hydrologisch neutraal ontwikkelen in stedelijk gebied is in de Structuurvisie Water en Riolering vertaald in beleidskeuzes. Conform deze beleidskeuzes (10 mm voor bestaande afwaterende oppervlakte; 40 mm voor nieuwe afwaterende oppervlakten) bedraagt de bergingsopgave ongeveer 300 m³.

In de bergingsvijver is het mogelijk het regenwater te laten infiltreren in de bodem. Het terrein is gesaneerd, en deze infiltratie heeft geen nadelige gevolgen voor bodem- en / of grondwaterverontreiniging.

De ontwikkelende partij richt een retentievijver in voor het realiseren van de bergingsopgave, met nooduitlaat op de Blauwe Ader. De aansluiting op deze secundaire afwateringsstructuur geschiedt via de nooduitlaat op de aan te leggen regenwaterleiding in de Berglandweg. Voor de tijdelijke situatie wordt de overstort aangesloten op de bestaande gemengde riolering via de bestaande aansluitleiding op de Berglandweg.

8.2.3 Watersysteem

Op grond van het bovengenoemde globale gegevens, ontwikkelingen en beleidsdocumenten, zijn in overleg met de waterbeheerder de bouwstenen vastgelegd voor het nieuwe watersysteem. In het plangebied en voor rekening van de ontwikkelende partij(en), dienen de volgende randvoorwaarden in acht genomen te worden bij het herontwikkelen van het plangebied;

  • De terreinhoogte dienen minimaal te worden gehandhaafd en de z.g. T-hoogte wordt hiermee vastgesteld op 13,30 m + NAP nabij De Leij, in de overgangszone tussen park en hoofdbebouwing op 13,00 m + NAP en aan de westzijde aansluitend op de bestaande situatie met een hoogte van minimaal 13,40 m + NAP. Bij het gedeelte Wolcat is de minimale terreinhoogte 13,30 m + NAP;
  • Alle bouwdelen onder de T-hoogte dienen waterdicht gebouwd te worden;
  • Het vuilwater en hemelwater wordt inpandig gescheiden ingezameld;
  • Het vuilwater dient aangesloten te worden op de bestaande gescheiden riolering;
  • Het hemelwater dat vrijkomt ten oosten van de Hilvarenbeekseweg dient te worden ingezameld, geretendeerd en indien mogelijk geïnfiltreerd binnen het gescheiden stelsel van het ziekenhuis;
  • Het hemelwater dat vrijkomt in het terrein van de voormalige Tilburgse Wolwasserij wordt geborgen in een infiltratievijver binnen het plangebied;
  • De nooduitlaat van deze vijver sluit aan op de nog aan te leggen Blauwe Ader in de Berglandweg; totdat deze leiding aangelegd wordt, wordt de overstortleiding tijdelijke aangesloten op de gemengde stelsel via de bestaande aansluitleiding.

8.3 Watertoets

8.3.1 Beleidskader

Het waterbeleid van de gemeente Tilburg is vastgelegd in het Structuurvisie Water en Riolering (SWR), en is van kracht per 1 januari 2010. In de SWR is tevens het Gemeentelijke Rioleringsplan (GRP) opgenomen. Het tot 2010 vigerende GRP, alsmede het Waterplan en Waterstructuurplan zijn geëvalueerd en geactualiseerd. Wijzigingen in wet- en regelgeving hebben gezorgd voor nieuwe taken bij de gemeente.

In de SWR worden de tot heden gehanteerde hoofddoelstellingen bevestigd voor het nieuwe gemeentelijk waterbeleid:

  • Streven naar een duurzaam en veerkrachtig watersysteem;
  • Optimalisatie van de waterketen; zuinig en efficiënt gebruik van water;
  • Vergroten van de belevings-, ecologische, economische en recreatieve waarde van water.

De hoofddoelstellingen zijn in overleg met de waterpartners vertaald in een visie voor de lange termijn. De bovengenoemde doelstellingen zijn samenhangend op de vijf waterpijlers regen-, afval-, oppervlakte-, gebruiks- en grondwater vertaald naar een aantal opgaven. Aan de hand van de geformuleerde strategie krijgen deze opgaven concrete betekenis voor de uitwerking in studies en maatregelen. Bij het proces voor de totstandkoming zijn overigens het provinciale en waterschapsbeleid uitdrukkelijk betrokken. De burger en relevante instanties zijn tevens geconsulteerd. De SWR is afgerond met instemming van de waterpartners.

Het waterbeleid van de gemeente Tilburg is gericht op een duurzaam waterbeheer. De verschillende functies van het water dienen daarbij zoveel mogelijk te worden gesitueerd en afgestemd op het onderliggende watersysteem. Water wordt als een sturend en ordenend principe gehanteerd voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in en rond de stad. Belangrijke thema's daarbij zijn de betekenis voor ecologische systemen, het vasthouden van water (waterconservering, waterretentie), vernatten van natuur en bos, optimale infiltratie (afkoppelen regenwater e.d.) en het verbeteren van de waterkwaliteit.

Het plan Blauwe Aders houdt in het grootschalig afkoppelen van de afwaterende verharde oppervlakten in het stedelijk gebied met gemengde rioolstelsels en het transporteren van het verzamelde regenwater naar zogenaamde waterparken. Daarin wordt het regenwater verwerkt: vastgehouden, geïnfiltreerd, afgevoerd naar het regionaal watersysteem. Het voornaamste doel is het stedelijk gebied zoveel mogelijk te ontlasten bij hevige neerslag. Bijkomende doelen zijn: de ecologische en recreatieve waarden in de stadsranden te versterken, bijvoorbeeld door de ondiepe kwelstroom in Noordoost richting De Brand weer op gang te brengen en profiteren van de effecten van het regenwater anders te verwerken, zoals minder zuivering van schoon water, minder overstort van afvalwater, eenvoudiger beheer dan bij verwerking in stedelijk gebied, enz.

8.3.2 Proces

Het oorspronkelijke plan ten oosten van de Hivarenbeekseweg is voorgelegd aan de waterbeheerder, in casu, waterschap De Dommel, via de e-mail d.d. 28 november 2008. Aan de hand van de gerealiseerde verkenning is een conceptparagraaf opgesteld en voorgelegd aan de waterbeheerder. De Dommel leverde op- en aanmerkingen / een wateradvies aan, als reactie op het concept. Deze opmerkingen zijn verder verwerkt in de definitieve waterparagraaf. Het waterschap stemde in met deze waterparagraaf. Haar wateradvies, is verwoord in de e-mail met kenmerk U-08-11386, d.d. 16 december 2008.

Het plan (met de uitbreiding ten westen van de Hilvarenbeekseweg) en de bijhorende waterparagraaf is voorgelegd aan het waterschap via de e-mail d.d.25 maart 2010. De Dommel stemt in met deze waterparagraaf. Haar wateradvies is verwoord in de e-mail / brief met kenmerk U-10-02761, d.d. 16 april 2010.

Hoofdstuk 9 Financiële Paragraaf

Zoals in hoofdstuk 1 is aangegeven betreft dit bestemmingsplan voornamelijk een actualisatie van de voor het van kracht worden van dit plan vigerende planologische regelingen. Daarnaast bevat het bestemmingsplan de ontwikkeling van het Wolkatterrein als parkeerplaats met gebouwde parkeervoorziening.

Deel actualisatie

Voor zover het gaat om actualisatie betreft het een gebied met bestaande functies en bebouwing. Het bestemmingsplan zal voor dat deel niet voorzien in grootschalige veranderingen in de ruimtelijke en functionele structuur in het plangebied. De belangrijkste wijziging die het bestemmingsplan tot stand brengt is dat het park beter beschermd wordt, doordat een deel van het gebied dat op grond van het geldende bestemmingsplan bebouwd kan worden onder dit bestemmingsplan niet meer bebouwd kan worden.

Er zullen voor dit deel geen voorzieningen van openbaar nut getroffen worden. De enige gemeentelijke kosten die gemaakt worden zijn de plan- en apparaatskosten ten behoeve van het opstellen van dit bestemmingsplan.

Deel ontwikkeling Wolkatterrein

Het Wolkatterrein betreft een ontwikkeling. Hiervoor is een exploitatieovereenkomst gesloten waarin kostenverhaal wordt vastgelegd. Daarnaast is hiervoor een planschadeovereenkomst gesloten. Tevens zijn leges betaald die ten goede komen van het reguliere budget waaruit de plan en apparaatskosten worden betaald.

Conclusie

Aangezien het verhaal van kosten anderszins verzekerd is, het bepalen van een tijdsvak of fasering en het stellen van eisen en regels als bedoeld in artikel 6.13 tweede lid Wro niet noodzakelijk is, is er geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro opgesteld.

Het plan is economisch uitvoerbaar.

Hoofdstuk 10 Burgerparticipatie En Overleg

10.1 Burgerparticipatie

Omdat dit bestemmingsplan grotendeels een beheerbestemmingsplan betreft is er voor het totale plan geen burgerparticipatie toegepast. Het St. Elisabethziekenhuis heeft voor het onderdeel voormalig Wolkatterrein wel een informatieavond georganiseerd op 10 maart 2010. . Er zijn 300 bewonersbrieven verspreid door de initiatiefnemer. Ongeveer 30 personen waren aanwezig. Men was zeer positief over het feit dat op korte termijn iets gedaan werd aan de parkeerdruk. De uitkomsten van deze avond zijn geen aanleiding om het plan aan te passen.

Het concept bestemmingsplan is voorgelegd aan de partijen die in het gebied eigendommen hebben. Naar aanleiding van opmerkingen van deze partijen is het plan aangepast.

10.2 Overleg Ex Art 3.1.1 Bro

Het plan is ingezonden voor overleg. De provincie heeft bij brief van 19 april 2010 aangegeven dat de provinciale belangen in dit plan goed zijn geborgd.

Het Waterschap De Dommel heeft een reactie ingestuurd. Zie bijlage Brief Waterschap.

Naar aanleiding van deze brief is het plan aangepast.

Bijlage 1 Boomwaardekaart

Bijlage 1 Boomwaardekaart

Bijlage 1 Archeologisch Rapport Groenewoud-koningshoeven

Bijlage 1 Archeologisch rapport Groenewoud-Koningshoeven

Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 2 Akoestisch onderzoek

Bijlage 3 Brief Waterschap

Bijlage 3 Brief Waterschap

Bijlage 4 Raadsvoorstel En Besluit Dd 4 Juli 2011

Bijlage 4 Raadsvoorstel en besluit dd 4 juli 2011