HaVeP-terrein
Bestemmingsplan - Tilburg
Onherroepelijk op 26-04-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
Het bestemmingsplan 'HaVeP-terrein' van de gemeente Tilburg.
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0855.BSP2008020-a001 met bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aanbouw
Uitbreiding van een gebouw bestaande uit één bouwlaag welke direct ten dienste staat van het gebouw doch niet één open ruimte vormt met de rest van het gebouw, dat zowel qua bouwmassa als verschijningsvorm ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.4 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aan huis gebonden beroep
Die beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw, die kunnen worden beschouwd als ´aan-huis-verbonden´, waarbij:
- a. degene die de activiteit uitvoert, tevens de bewoner is van de woning;
- b. geen sprake is van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen, conform de in deze regels opgenomen algemene bouwregels 69.8;
- c. voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
- d. de beroepsuitoefening naar omvang ondergeschikt is aan het wonen, d.w.z. niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning (inclusief aan-, uit en/of bijgebouw) en totaal niet meer dan 80 m2 in beslag neemt;
- e. de beroepsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;
- f. geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;
- g. op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.
1.7 afwijking van de bouwregels en/of de gebruiksregels
Een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening.
1.8 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.9 bebouwingspercentage
Het percentage dat per bouwperceel bepaalt hoeveel procent van het bestemmingsvlak ten hoogste mag worden bebouwd.
1.10 bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op onder andere consumentverzorging, welke geheel of overwegend door middel van handwerk plaatsvinden.
1.11 beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw
Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.
1.12 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.13 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.14 bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.15 bijgebouw
Een vrijstaand gebouw ten dienste van en behorende bij het hoofdgebouw bestaande uit maximaal één bouwlaag, dat zowel qua bouwmassa als verschijningsvorm ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.16 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.17 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.18 bouwhoogte
Onder ´bouwhoogte´ wordt verstaan:
- a. De hoogte van gebouwen, met uitzondering van lift- en trappenhuizen, lichtkappen en ondergeschikte onderdelen van gebouwen zoals schoorstenen, masten en delen van ventilatie-installaties, gemeten uit het hoogste punt boven het (straat-)peil.
- b. De hoogte van bouwwerken die geen gebouw zijn, gemeten uit het hoogste punt boven het (straat-)peil.
1.19 bouwlaag
Een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkant van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten meer dan 1,5 m in hoogte verschillen, zulks met uitzondering van een onderbouw.
1.20 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.21 bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel.
1.22 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan.
1.23 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.24 calamiteit
Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk door overmacht: brand, overstroming, aardbeving en dergelijke.
1.25 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Uitgezonderd zijn: grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkten, postorderbedrijven, internetbedrijven etc.
1.26 dienstverlening
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
1.27 eindwoning
Een eindwoning is een woning die grenst aan een aanliggende woning. De eindwoning ligt op het begin of einde van de reeks woningen.
1.28 erker
Transparante, ondiepte uitbouw van een gebouw vóór de voorgevel, niet zijnde een entree.
1.29 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.30 geluidshinderlijke inrichtingen
Inrichtingen genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit Milieubeheer (IVB) van 5 januari 1993 houdende aanwijzing van categorieën inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet Geluidhinder.
1.31 gestapelde woning
Een woning, onderdeel uitmakende van een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en uit twee of meer bouwlagen bestaat, of waarbij (een deel van) de eerste bouwlaag van het gebouw voor andere met de betreffende bestemming in overeenstemming zijnde doeleinden wordt gebruikt.
1.32 goothoogte
De hoogte waarop zich de snijlijn bevindt van een verticaal en een hellend vlak, waarbij die vlakken de begrenzing zijn van het toegestane bouwvolume.
1.33 groenvoorzieningen
het geheel van grootschalige voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair, etc, alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.
1.34 grondgebonden woning
Een met de grond verbonden woning bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, daaronder begrepen beroep aan huis, met een zelfstandige ontsluiting op de begane grond en niet zijnde een gestapelde woning.
1.35 groothandel
Het bedrijfsmatig te koop of ter gebruik aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop/gebruik, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
1.36 hogere grenswaarde
Een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.
1.37 hoofdgebouw of hoofdbebouwing
Een gebouw of bebouwing ten dienste van de bestemming van de betreffende gronden, dat/die op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.38 huishouden
Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren. Met een huishouden wordt gelijk gesteld:
- a. de huisvesting van maximaal 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);
- b. tijdelijke huisvesting in de vorm van logies aan maximaal 5 seizoenarbeiders;
- c. de huisvesting van maximaal 12 personen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, een psychiatrisch ziektebeeld of psychosociale problemen dan wel de huisvesting van maximaal 12 personen die tijdelijke opvang behoeven, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht, dit alles gericht op zelfstandige bewoning.
1.39 kantoor
Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen/het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het afnemers niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.40 langzaam verkeer
Voetgangers- en (snor)fietsverkeer.
1.41 maatschappelijke voorzieningen
- a. medische of paramedische voorzieningen, zoals ziekenhuis, kliniek, gezondheidscentrum, centrum voor dagbehandeling, consultatiebureau, e.d.;
- b. welzijnsvoorzieningen, zoals verzorgingstehuis, verpleeghuis, inrichtingen voor mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking , tehuis voor daklozen, e.d.;
- c. educatieve en sociaal-culturele voorzieningen, zoals basis-, voortgezet en wetenschappelijk onderwijs, beroepsonderwijs, kunstonderwijs, muziekschool, volksuniversiteit, cursuscentrum, onderwijsinstituten t.b.v. specifiek onderwijs, bibliotheken e.d.;
- d. voorzieningen t.b.v. kinderopvang zoals kindercrèche, peuterspeelzaal, speelterrein, kinderdagverblijf en (naschoolse) kinderopvangcentrum, al dan niet commercieel;
- e. openbare en bijzondere instellingen waaronder overheidsinstellingen zoals stadskantoren, politiekantoor, e.d.;
- f. maatschappelijke voorzieningen zoals buurt- en clubhuis, wijkcentrum (o.a. Multi Functionele Accommodatie), sociëteit, e.d.
Daar waar de geluidbelasting hoger is dan 53 dB mogen geen geluidgevoelige bestemmingen worden gerealiseerd.
1.42 maatvoeringsvlak
Een deel van een bestemmingsvlak dat van een ander maatvoeringsvlak wordt gescheiden door een maatvoeringsvlakgrens. Maatvoeringsvlakken onderscheiden zich door een met de maatvoeringsaanduiding aangegeven verschil in goot-, bouwhoogte, dakhelling en/of bebouwingspercentage.
1.43 nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van openbaar nut in ruime zin zoals: voorzieningen/installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.
1.44 omgevingsvergunning
Een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.45 onderbouw
Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen.
1.46 onderkomen
Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken, voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, loodsen, keten en andere soortgelijke verblijfsmiddelen.
1.47 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, ondersteund door palen of kolommen, eventueel gedeeltelijk omsloten door wanden die niet tot de constructie behoren.
1.48 peil (straatpeil)
Hieronder wordt verstaan:
- a. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang.
- b. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
1.49 perceel
Zie: ´bouwperceel´.
1.50 plangrens
Een weergegeven lijn, die de grens van plan aanduidt.
1.51 rijstrook
Gemarkeerd gedeelte van de rijweg dat voldoende plaats biedt aan een enkele rij motorvoertuigen op meer dan twee wielen met uitzondering van in- en uitvoegstroken, voorsorteerstroken en fietspaden.
1.52 speelvoorzieningen
Voorzieningen ten dienste van sport en spel.
1.53 straatpeil
Zie peil (straatpeil).
1.54 uitbouw
Uitbreiding van een gebouw welke direct ten dienste staat van het gebouw, één ruimte vormt met de rest van het gebouw en is uitgevoerd in één bouwlaag en dat zowel qua bouwmassa als verschijningsvorm ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.55 verkeer- en vervoervoorzieningen t.b.v. wegverkeer
Hieronder wordt verstaan het (openbaar) wegverkeers- en wegvervoersgebied waarbij de nadruk ligt op de gebiedsontsluitingsfunctie voor gemotoriseerd en langzaam verkeer met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier hoofdverzamelwegen, verzamelwegen en wijkstraten.
1.56 verkeersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer en verblijf
Hieronder wordt verstaan: het openbaar wegverkeers- en verblijfsgebied waarbij de nadruk ligt op de erftoegangsfunctie (geleider van het bestemmingsverkeer) voor gemotoriseerd en langzaamverkeer en/of de verblijfsfunctie voor voetgangers met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier buurtstraten, woonstraten, woonerven, winkelerven en voetgangersgebied inclusief bijbehorende kunstwerken.
1.57 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt;
1.58 voorgevelrooilijn
de lijn langs de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan;
1.59 weg
Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
1.60 wonen
- a. het geheel van aan huis gebonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, zelfstandige wooneenheden e.d. ten dienste van het verblijven door mensen. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve dagverblijven;
- b. huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen, alsmede bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen (en ruimten) c.q. verzorgingsfaciliteiten;
- c. beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als ´aan huis verbonden beroep´, zijnde beroepsactiviteiten van tenminste één bewoner, plaatsvindend in de betrokken woning en/of bijbehorend bijgebouw.
1.61 woning
Een (gedeelte van een) gebouw dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, daaronder begrepen een aan huis gebondenberoep.
1.62 woongebouw
Een complex van ruimten dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van meerdere huishoudens, daaronder begrepen aan huis gebonden beroep.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 Lengte, breedte en diepte van een bouwwerk
- a. de oppervlakte van een bouwwerk buitenwerks gemeten boven het peil met uitzondering van de oppervlakte van:
- 1. een ondergeschikt bouwdeel (zoals open buitentrap, hellingbanen, e.d.) waarvan de verticale projectie op het horizontaal vlak kleiner is dan 4 m2 óf
- 2. een uitkragend constructiedeel (zoals entree-overkapping, dakoverstekken, niet beweegbare zonweringconstructies e.d.) waarvan de breedte van de verticale projectie op het horizontale vlak kleiner is dan 0,75 m;
- b. de oppervlakte van een onbebouwd gedacht terrein, gemeten binnen de grenzen van dat terrein.
2.7 Afstand tot zijdelingse perceelgrens
Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de situering en afmeting van gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
- 1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. brandveiligheid;
- 5. de milieusituatie;
- 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
- b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen) en groenvoorzieningen.
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de situering en afmeting van bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
- 1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de ruimtelijke of landschappelijk inpassing;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de sociale veiligheid;
- 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
- b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen) en groenvoorzieningen.
4.4 Afwijking van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.6 Afwijking van de gebruiksregels
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
- 1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. de brandveiligheid;
- 5. de milieusituatie;
- 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
- b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.
5.4 Afwijking van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 6 Verkeer - Verblijf
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
- 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. een goede landschappelijke inpassing;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de sociale veiligheid;
- 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.
6.4 Afwijking van de bouwregels
6.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 7 Woongebied
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
- 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. de brandveiligheid;
- 5. de milieusituatie;
- 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- 7. parkeergelegenheid op eigen terrein;
- b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
- c. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6 m boven het straatpeil in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.
7.4 Afwijking van de bouwregels
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.6 Afwijking van de gebruiksregels
Artikel 8 Wonen - Uit Te Werken
8.1 bestemmingsomschrijving
8.2 uitwerkingsregels
8.3 bouwregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Antidubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene Bouwregels
10.1 Ondergrondse bouwwerken
10.2 Hoofdtoegang woningen
10.3 Onbebouwd terrein bij gebouwen
10.4 Ruimte tussen bouwwerken
10.5 Bouwen in de nabijheid van monumentale en beeldbepalende bomen
10.6 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van de onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de bereikbaarheid van de gebouwen voor wegverkeer;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- c. de parkeergelegenheid en de laad- en losmogelijkheden.
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
11.1 Afwijking geringe afwijkingen van maten
Bij omgevingsvergunning kan worden afgewekenvan de in het plan genoemde maten, anantallen woningen en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
- a. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
- b. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
- c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
- d. voldaan is aan de volgende voorwaarden:
- 1. de ontheffingsmogelijkheid mag niet cumulatief worden gebruikt;
- 2. de ontheffingsmogelijkheid mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.
11.2 Afwijking geringe afwijkingen van grenzen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak en/of bestemmingsvlak indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting o.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
- a. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
- b. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
- c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
11.3 Afwijking overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogten
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan ten behoeve van:
- a. bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van utiliteitsvoorzieningen;
- b. vrijstaande schoorstenen, minaretten en soortgelijke bouwwerken.
11.4 Afwijking parkeer- en stallingsvoorzieningen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan ten behoeve van parkeer- en stallingsvoorzieningen met bijbehorende bovengrondse bouwwerken zoals in- en uitritten, in- en uitgangen, trappenhuizen, liften, hellingbanen, bewakings- /portiersloges e.d., onder de volgende voorwaarden:
- a. de maximale oppervlakte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 30 m2 bedragen;
- b. de maximale hoogte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 4,5 m bedragen.
11.5 Afwijking bouwwerken van algemeen nut
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van algemeen nut, met dien verstande dat:
- a. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
- b. de oppervlakte niet meer dan 50 m2 mag bedragen.
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
12.1 Wijzigingsbevoegdheid verwijderen aanduidingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, zodanig dat een weergegeven aanduiding wordt verwijderd indien de binnen deze aanduiding toegelaten functie is beëindigd en wordt omgezet in een binnen het ter plaatse geldende bestemmingsvlak toegelaten functie.
12.2 Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsvlakgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:
- a. de in het plan begrepen bestemmingen die grenzen aan gronden met de bestemming ´Verkeer´, dan wel ´Verkeer-Verblijf´ te wijzigen voor de indeling van gronden zoals ten behoeve van een herinrichting, een asverschuiving, herinrichting kruispunten, aanleg (mini)rotondes e.d., met dien verstande dat:
- 1. de bestemmingen mogen worden gewijzigd voor een verschuiving van de bestemmingsgrenzen van maximaal 25 m¹;
- 2. de verwerkelijking van de in het plan begrepen bestemmingen gewaarborgd dient te blijven, dat wil zeggen dat de bestemmingen door de wijzigingnen niet onevenredig mogen worden aangetast;
- b. bestemmingsgrenzen te wijzigen indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt noodzakelijk is voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijk ordening van het plan niet schaadt en zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.
12.3 Wijzigingsbevoegdheid bouwwerken van algemeen nut
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van bouwwerken van algemeen nut met een groter oppervlak dan 50 m2 tot een maximale oppervlakte van 100 m2.
Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels
13.1 luchtvaartverkeerzone
Artikel 14 Algemene Nadere Eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de bereikbaarheid van gebouwen vanuit en de situering van de hoofdentree van gebouwen ten opzichte van de openbare ruimte;
- b. de situering en afmetingen van groenvoorzieningen;
- c. de situering en afmetingen van parkeergelegenheid, ook op eigen terrein;
- d. de situering van toegangswegen en -paden tot gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en open erven.
Artikel 15 Algemene Regels Inzake Omgevingsvergunningen Voor Het Uitvoeren Van Werken, Geen Bouwwerken Zijnde, Of Van Werkzaamheden
15.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren binnen een afstand van 15 m respectievelijk 8 m van bomen die zijn weergegeven op de bij dit plan gevoegde Boomwaardekaart als ´monumentale boom´ respectievelijk ´beeldbepalende boom´:
- a. ontgronden, bodem verlagen of afgraven, ophogen, verdichten, verplaatsen, afgraven of egaliseren van grond, inclusief het graven van sleuven en het leggen van (ondergrondse) leidingen;
- b. het wijzigen van het grondwaterpeil;
- c. het verrichten van werken of werkzaamheden die beschadigingen van wortels, stam of kroon van de betrokken boom tot gevolg kunnen hebben.
15.2 Buiten toepassing verklaring
Het bepaalde in 15.1 is niet van toepassing indien:
- a. een omgevingsvergunning is verleend voor het kappen van de boom;
- b. de houtopstand om andere, van overmacht getuigende redenen reeds eerder is geveld, danwel door een calamiteit teniet is gegaan.
15.3 Toelaatbaarheid
De werken en werkzaamheden als bedoeld in 15.1 zijn slechts toelaatbaar indien door de uitvoering van de werken of werkzaamheden of door de gevolgen daarvan geen onherstelbare schade aan de betrokken boom toegebracht wordt. Vergunningverlener is bevoegd om:
- a. voorwaarden te verbinden aan de in 15.1 bedoelde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden ter vermindering of ter voorkoming van schade die de in 15.1 genoemde werken of werkzaamheden of de gevolgen daarvan aan de betrokken boom zouden kunnen toebrengen. Onder schade wordt tevens begrepen een vermindering of verslechtering van groeimogelijkheden;
- b. ten behoeve van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden voor de onder 15.1 genoemde werken/werkzaamheden een BEA- onderzoek (= bomeneffectanalyse) van een onafhankelijk boomtechnisch adviesbureau te eisen.
15.4 Uitzonderingen
Het in 15.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:
- a. werken en werkzaamheden die het normale onderhoud of beheer betreffen;
- b. werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht
16.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de vergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
- c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
16.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
16.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer personen kan de gemeenteraad ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.
Artikel 17 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als ´Regels van het bestemmingsplan 'HaVeP-terrein´.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Aanleiding voor dit bestemmingsplan is de wens tot herontwikkeling van het voormalig HaVeP-terrein. De fabriek van H. van Puijenbroek was één van de laatste nog werkende grote textielfabrieken van Tilburg. Het fabrieksterrein is in 2005 aangekocht door een consortium van ontwikkelaars ten behoeve van herontwikkeling van het terrein. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 4 hectare en ondergaat de komende jaren een functiewijziging naar wonen. Het voormalige bedrijfsterrein wordt ingevuld met woningbouw en gemengde activiteiten met een beperkte verkeersaantrekkende werking en gericht op de Ringbaan Zuid.
1.2 Doel
Doel van dit bestemmingsplan is het mogelijk maken van de voorgestane ontwikkeling van het HaVeP-terrein. Dit bestemmingsplan biedt een planologisch-juridisch kader voor het gewenste initiatief. Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting en een juridisch bindend gedeelte, de regels en de daarbij horende verbeelding.
1.3 Leeswijzer
Na dit inleidende hoofdstuk volgt een beschrijving van het plangebied in de huidige situatie in hoofdstuk 2. De juridisch-planologische en historische context, de ruimtelijke en functionele structuur, als mede de aanwezige infrastructuur worden toegelicht. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het voor het onderhavig plan relevante beleidskader. Hierbij is tevens aangegeven hoe het onderhavig plan aansluit bij het betreffende beleidsplan. In hoofdstuk 4 wordt vervolgens een toelichting gegeven op de juridische regelgeving van het voorliggende bestemmingsplan en hoofdstuk 5 omvat een beschrijving van het plangebied in de toekomstige situatie. In de hiernavolgende hoofdstukken komen de diverse planologische afwegingsaspecten aan bod. Aandacht wordt besteed aan de omgevings- en milieuaspecten en de diverse ter plaatse aanwezige waarden. In hoofdstuk 6 wordt de cultuurhistorische en archeologische context toegelicht. Hoofdstuk 7 omvat de milieuparagraaf en in hoofdstuk 8 vindt u de waterparagraaf. In hoofdstuk 9 wordt ingegaan op de financiële uitvoerbaarheid van het plan en in hoofdstuk 10 tenslotte wordt ingegaan op de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Gebied
2.1 Ligging Plangebied
De locatie ligt in het zuidelijke deel van Tilburg en wordt begrensd door de Oude Goirleseweg, de Ringbaan Zuid, Tafelbergstraat en Afrikaanderstraat. Verder sluit de locatie aan op een bestaand woongebied binnen de zogenoemde ring van Tilburg. We kunnen met recht spreken van een bijzondere ligging en een zichtlocatie. De Ringbaan Zuid is een belangrijke stadsader die bijdraagt aan een zeer goede bereikbaarheid naar alle stadsdelen en een uitstekende verbinding met de A58 voor een regionale bereikbaarheid.
De locatie heeft een centrale ligging met in haar directe omgeving diverse kernpunten die Tilburg zowel lokaal, regionaal als landelijk op de kaart zetten. Hierbij kan ondermeer gedacht worden aan: het Willem-II stadion, de ijssporthal, zwembad Stappegoor, ROC onderwijsgebied, het stadscentrum en de stadsschouwburg. De onderstaande figuur geeft globaal de ligging van het plangebied weer.
Figuur 1: globale ligging plangebied
2.2 Juridisch-planologische Situatie
Voor de planlocatie is bestemmingsplan "Partieel plan van uitbreiding Oerle" van kracht. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de raad op 25 april 1952 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 6 augustus 1952. Vermelde voorschriften zijn aangevuld bij "Wijziging D", vastgesteld bij raadsbesluit, d.d. 22 januari 1960, en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten, d.d. 11 mei 1960, alsmede "Wijziging Q", vastgesteld bij raadsbesluit, d.d. 18 januari 1975, en goedgekeurd, d.d. 22 september 1976. In dit bestemmingsplan heeft de planlocatie de bestemming "Handel en Nijverheid", bouwklasse L.1. Op de als zodanig bestemde gronden mogen de op te richten gebouwen uitsluitend zijn fabrieksgebouwen, bedrijfsgebouwen, gebouwen voor handelsinrichtingen, gebouwen voor andere doeleinden dan bewoning, woningen welke ten dienste staan van de inrichting en voor het beheer of bedrijf daarvan onontbeerlijk zijn en gebouwen voor openbare voorzieningen. Geconcludeerd dient derhalve te worden dat woningbouw in de vorm van grondgebonden en gestapelde woningbouw niet binnen de doeleinden van de vigerende bestemming passen. Deze afwijking vormde de aanleiding voor het opstellen van het voorliggend bestemmingsplan. Tot het moment van inwerkingtreding van het voorliggend bestemmingsplan, blijft het vigerend bestemmingsplan van kracht.
2.3 Historie
Van de vroegste geschiedenis van Tilburg is weinig bekend. In het jaar 709 komt de naam Tilburg voor het eerst voor in de geschriften. Daarna zwijgen de bronnen weer voor enkele eeuwen. In de 14e eeuw wordt Tilburg tot "heerlijkheid" uitgeroepen, samen met Goirle "de heerlijkheid Tilburg en Goirle" vormend. In 1803 wordt Goirle gescheiden van Tilburg en in 1809 krijgt Tilburg stadsrechten. Tilburg is ontstaan uit de zongenaamde "herdgangen", driehoekige pleinen waar enkele wegen (meestal zandweggetjes) op uitkwamen. De herdgangen vormden de gezamenlijke weidegronden voor de schaapskudden. De structuur van de driehoekige pleinen is nog op veel plaatsen in Tilburg terug te vinden. Veel wijken dragen de naam van deze oude buurtschappen, zoals Korvel, Oerle, Broekhoven, Hasselt, Heikant en Heuvel.
Al snel besloten de arme keuterboertjes, die de buurtschappen bewoonden, de wol van hun schapen niet langer direct te verkopen, maar zelf te gaan weven. Dit leidde tot het ontstaan van vele wol- en textielfabrieken. Was Tilburg na de Tweede Wereldoorlog nog steeds de Wolstad van Nederland, in de tachtiger jaren zijn de wolfabrieken op één hand te tellen. De hedendaagse industrie van Tilburg kenmerkt zich door een grote verscheidenheid aan bedrijven.
De ruime gordel van ringbanen is door ir. Ruckert in 1907 ontworpen. De Ringbaan had daarbij de functie van o.a. een wandel boulevard. Hoewel het historisch gegroeide patroon binnen de ringbanen nog duidelijk aanwezig is, is Tilburg de laatste decennia van aanblik strek veranderd. De skyline van de stad wordt niet meer zoals vroeger in de eerste plaats beheerst door de torens van de vele parochiekerken en de schoorstenen van de textielfabrieken, maar meer door de hoogbouw van de nieuwe woonwijken, die zowel aan de rand van de stad als ook op de terreinen van de gesloopte wolindustrie is neergezet.
2.4 Ruimtelijke Structuur
Het plangebied betreft een voormalig bedrijfsterrein, gelegen aan de zuidzijde van het centrum van Tilburg. Het plangebied is gelegen op een kruispunt van de oude uitvalsweg vanuit het centrum, de Oude Goirleseweg, en de nieuwere, aan het begin van de 20e eeuw aangelegde rondweg rond de "oude stad", de Ringbaan.
De Oude Goirleseweg sluit naadloos aan op de Korvelseweg en is enerzijds een beëindiging van een historisch stadslint en anderzijds geeft de Oude Goirleseweg een rechtstreekse verbinding met Goirle. De Korvelseweg is alom bekend in Tilburg en voorziet in een ruim winkelaanbod en een goede verbinding naar het stadscentrum.
De Ringbaan Zuid is een belangrijke stadsader die bijdraagt aan een zeer goede bereikbaarheid naar alle stadsdelen en biedt een goede verbinding met de A58 voor de regionale bereikbaarheid.
Aan de overzijde van de Ringbaan Zuid gaat het stedelijke lint van de Oude Goirleseweg langzaam over in een landschappelijk lint (voornamelijk aan de westzijde van de weg).
2.5 Functionele Structuur
Het HaVeP-terrein is op dit moment een braakliggend terrein. De voormalige bedrijfspanden zijn gesloopt. De locatie heeft een centrale ligging en in haar directe omgeving bevinden zich diverse kernpunten die Tilburg zowel lokaal, regionaal als landelijk op de kaart zetten, het Willem II stadion, de ijssporthal, zwembad Stappegoor, het ROC-onderwijsgebied, het stadscentrum en stadsschouwburg Tilburg.
Het plangebied wordt aan de west-, noord- en oostzijde begrensd door woonbebouwing. Deze woonbebouwing bestaat voornamelijk uit grondgebonden woningen van twee woonlagen en een kap. Alle bebouwing is met de voorkant georiënteerd op de openbare weg. De bebouwing aan de Afrikaanderstraat en Tafelbergstraat hebben voornamelijk een langskap (rijwoningen). De stedelijke lintbebouwing aan het verlengde van de Oude Goirleseweg (richting het centrum) heeft een kleinschalige uitstraling, waarbij ieder pand een sterke eigen identiteit heeft. Bebouwing is nauw verbonden met de karakteristiek van de bouwperiode en deze varieert over het hele straatbeeld. Ter hoogte van het HaVeP-terrein kenmerkt de bebouwing zich door grondgebonden en vrijstaande woningen.
Aan de zuidzijde van het plangebied loopt de Ringbaan Zuid, een van de ringbanen rond de oude stad van Tilburg. Aan de zuidoostzijde van het plangebied, aan de ventweg van de Ringbaan Zuid, zijn enkele bedrijfspanden gelegen. De Ringbaan kent een grote diversiteit aan bebouwing. In zijn algemeenheid staan hier grote bouwwerken met een mono-functioneel karakter, variërend van woningbouw, kantoren, ontspanning, bedrijvigheid tot detailhandel en zorg. Met name aan de Ringbaan Zuid zijn deze ingepast in een landschappelijke setting.
2.6 Technische Infrastructuur
In juni 2006 is een klicmelding aangevraagd. Op basis van deze melding is geconcludeerd dat verschillende kabels en een hoge druk gasleiding in het gebied aanwezig zijn. Deze bevinden zich langs de Oude Goirleseweg. Verder is in het plangebied een transformatorhuis aanwezig. Dit transformatorhuis is als nutsvoorzieningen op de verbeelding (plankaart) aangegeven. De hoge druk gasleiding is niet op de verbeelding behorend bij dit bestemmingsplan opgenomen, omdat binnen de voor de leiding geldende bebouwingsvrije zone van 1 meter geen bebouwingsmogelijkheden zijn. Deze leiding ligt volgens het gemeentelijk beleid op 1,6 meter uit de erfgrens, van de woningen, onder de Afrikaanderstraat, terwijl de beschermingszone 1 meter omvat.
Hoofdstuk 3 Gemeentelijk Beleid
In dit hoofdstuk volgt een samenvatting van het gemeentelijk beleid dat relevant is voor dit bestemmingsplan. Tevens is per beleidsstuk aangegeven hoe deze zich verhoudt ten aanzien van de beoogde ontwikkeling van het plangebied.
3.1 Ruimtelijke Structuurvisie 2020
De Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020 is een integraal ruimtelijk plan voor de gehele gemeente Tilburg. Deze visie is de opvolger van het 'Stadsbeheerplan Tilburg' uit 1990. De structuurvisie is de ruimtelijke vertaling en onderlinge afstemming van de ambities van de gemeente Tilburg op de gebieden wonen, werken, voorzieningen, recreatie, mobiliteit, natuur, water en landbouw tot 2020.
´Tilburg, stad van contrasten´ vormt het leidende thema voor de ruimtelijke ontwikkeling en dus het ruimtelijk beeld in de toekomst; contrasten tussen stad en landschap, tussen de stad en de omliggende dorpen, maar ook tussen de stedelijke en de dorpse elementen in de stad. De ruimtelijke contrasten die Tilburg karakteriseren maken de kwaliteiten van de stad zichtbaar. Kiezen voor het benutten en versterken van deze kwaliteiten betekent een verbijzondering van Tilburg ten opzichte van de andere grote steden in Noord-Brabant: een prettige stad om in te verblijven met een goed voorzieningenniveau, woningen en arbeidsplaatsen voor alle geledingen van de bevolking en gelegen in een blijvend groene omgeving.
De speerpunten van de Ruimtelijke Structuurvisie zijn de volgende:
- a. Het buitengebied van Tilburg is gevarieerd, wordt behouden en verder versterkt.
- b. Primair wordt de invulling van de verstedelijkingsopgave gezocht in het bestaand stedelijk gebied (binnen de tangenten). Soms is benutting van het buitengebied echter onvermijdelijk, bijvoorbeeld om de vereiste variatie in woonmilieus aan te bieden. Ruimtelijke ingrepen in het buitengebied zijn altijd kleinschalig en worden alleen gerealiseerd op die plaatsen die op grond van de bestaande kwaliteiten van water, bodem, ecologie en cultuurhistorie zijn geselecteerd.
- c. De kenmerkende ruimtelijke structuur van oude linten en historische driehoekige pleinen blijft altijd herkenbaar. Op enkele plaatsen in de stad wordt op verantwoorde wijze geïntensiveerd. Op plekken met een hoge dynamiek is hoogbouw toegestaan.
- d. De noodzakelijke intensivering van het stedelijk gebied mag niet ten koste gaan van het structurele groen in de stad.
De Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020 is door de Raad vastgesteld in januari 2005.
In de ruimtelijke structuurvisie wordt gesteld dat aan de Ringbanen een verscheidenheid aan functies, waaronder op veel plaatsen wonen voorkomt. Om die reden wordt gesteld dat hoogbouw boven de 30 meter over het algemeen niet wenselijk is aan de Ringbanen. Een uitzondering wordt echter gemaakt voor bijzondere plekken in het stedelijk weefsel. Het onderhavig plangebied is in de ruimtelijke structuurvisie aangeduid als een bijzondere plek in het weefsel. Om die reden mag hier een beperkte oppervlakte tot 70 meter hoogte voor de hoofdgebruiksfunctie worden gebouwd.
Figuur 2: beleid hoogbouw ruimtelijke structuurvisie Tilburg 2020
Hoogbouwbeleid
Aanvullend op de ruimtelijke structuurvisie is specifiek beleid voor hoogbouw in de gemeente Tilburg vastgelegd in de Handreiking Hoogbouw, die op 29 oktober 2007 is vastgesteld door de raad van de gemeente Tilburg.
De gemeente Tilburg staat positief tegenover hoogbouw. Hoogbouw stimuleert de bedrijvigheid, draagt bij aan functiemenging, zorgt voor herkenbaarheid, de leesbaarheid van de stad, kan bijdragen aan de verbetering van de openbare ruimte en zorgt voor het zuinig omgaan met ruimte.
Onder hoogbouw worden gebouwen hoger dan 15 meter verstaan. Hoogbouw kan niet overal in de stad. De gemeente Tilburg geeft in de Handreiking Hoogbouw aan waar zij in de stad op de lange termijn hoogbouw wenselijk acht. Dit is aangegeven op een prioriteitenkaart. Met rood is het voorkeursgebied aangegeven, met geel het gebied waar hoogbouw overwogen kan worden en met grijs de gebieden waar hoogbouw ongewenst is.
Locaties waar de gemeente graag hoogbouw ziet zijn: de Spoorzone tot aan de Universiteit van Tilburg, de Kempenbaan en het Laar.
De plekken waar hoogbouw het overwegen waard is, zijn gebieden langs de hoofdinfrastructuur zoals de Ringbanen, gebieden langs stadsranden en groenranden zoals Piushaven, het St. Elisabeth Ziekenhuis en het Wandelbos en de (winkel)centra Wagnerplein, Paletplein, Heyhoef en De Knoop. Zie onderstaande figuur.
Figuur 3: hoogbouw prioriteitenkaart
Het onderhavig plangebied is gelegen aan de Ringbaan Zuid. De Ringbanen worden aangegeven als één van de plekken in Tilburg waar hoogbouw het overwegen waard is. In overleg met de gemeente Tilburg is het HaVep-terrein aangewezen als een plek, waar hoogbouw in principe toegestaan is. Het plangebied is een overgangsgebied van de Ringbaan naar de oude stad. Daarnaast is de plek knooppunt in het stedelijk weefsel. Rechtstreeks aan de Ringbaan Zuid wordt daarom hoogbouw mogelijk geacht. In de uitwerkingsregels van de nog uit te werken bestemming Woongebied, is het daarom mogelijk om conform de onderliggende stedenbouwkundige visie voor dit terrein tot 70 meter hoog te bouwen. Wanneer de uitwerking plaatsvindt wordt dit geconcretiseerd, rekening houdend met de uitwerkingsregels.
Leidraad voor de Linten
De gemeente Tilburg wil iets doen aan de achteruitgang van de historische linten in de stad. Linten zijn wegen die van oudsher dienden om buurtschappen (de zogenaamde herdgangen) met elkaar te verbinden. Wegen zoals bijvoorbeeld de Bredaseweg, de Korvelseweg, de Besterdring en andere linten zijn in de laatste eeuw langzaamaan volgebouwd met bijvoorbeeld massale appartementencomplexen die niet iedereen waardeert en ook de bedrijven aan de linten kregen het moeilijk. Een goed management van de linten moet deze achteruitgang een halt toeroepen.
De gemeentelijke ambitie betreft:
- a. Behoud en stimulering van de dynamiek van de bedrijvige linten.
- b. Bescherming van de historische structuur en het erfgoed, alsmede aandacht voor de historische uitstraling van de linten.
- c. Vergroting van de herkenbaarheid van de linten.
- d. Behoud en bevordering van de diversiteit van het wonen aan de linten met respect voor de historische perceelsgewijze bouwwijze.
- e. Introductie van een nieuwe manier van bouwen die meer bijdraagt aan het karakter en de sfeer van de linten.
In de periode tot de zomer van 2010 gaat de gemeente aan de slag met de linten Besterdring en Korvelseweg. Tijdens deze experimentele fase is het doel vooral om ervaring op te doen met lintenmanagement. Daarnaast gaat de gemeente aan de slag met een leidraad waarin op een veel breder vlak aandacht is voor de linten.
Het college heeft de voorlopige ruimtelijke uitgangspunten voor alle linten binnen de ringbaan in een leidraad opgenomen. Hierin staan hoofdstukken over historisch erfgoed, woningbouw, economie, stedenbouw, verkeer en openbare ruimte. En natuurlijk ook de nieuwe Lintenkaart. In de experimentele fase wordt projectontwikkelaars en architecten gevraagd alvast rekening te houden met deze leidraad. De leidraad is vastgesteld in de commissie Fysiek van 21 september 2009.
Het plangebied grenst aan de Oude Goirleseweg, welke onderdeel uitmaakt van een historisch lint. Zomerstraat - Korvelseweg - Laarstraat - Oude Goirleseweg. Dit lint wordt gekenmerkt als een 'bedrijvig lint'. In dit lint wil de gemeente bedrijvigheid en een flexibele begane grond stimuleren. Functiemenging, diversiteit en meervoudig ruimtegebruik worden voorgestaan. Aan de Oude Goirleseweg wordt woonbebouwing mogelijk gemaakt waarbij een beroep aan huis of via afwijking met omgevingsvergunning een bedrijf aan huis voorgestaan wordt. Met de korrel van de woningen wordt aangesloten bij het bestaande lint.
3.2 Volkshuisvestingsbeleid
Eén van de speerpunten van het woonbeleid is meer ruimte te bieden aan mensen om hun woonwensen te realiseren. De vraag naar kwaliteit, zowel van de woning als van de woonomgeving, komt hiermee meer centraal te staan. Daarnaast streven de nota's naar een ´stad in balans´, een stad waarin voldoende mate van differentiatie in het woningaanbod is zodat iedereen passende woonruimte kan vinden ongeacht waar men wil wonen. Dit vraagt dus ook een zekere mate van differentiatie bij (grotere) bouwinitiatieven. In deze paragraaf wordt het voor dit bestemmingsplan relevante woonbeleid nader belicht.
3.2.1 WoonVisie
In de WoonVisie komen thema's en trends in het wonen aan de orde, worden actuele knelpunten geduid en worden de woonopgaven voor de komende jaren benoemd. Het centrale thema in de WoonVisie is het streven naar een ´stad in balans´, een stad waarin voldoende mate van differentiatie in het woningaanbod is, zodat iedereen passende woonruimte kan vinden, maar wel met een evenwicht tussen de belangen van het individu en die van het collectief en waar segregatie wordt vermeden.
In de Woonvisie wordt een vijftal speerpunten benoemd, waarmee Tilburg inhoud wil geven aan de 'Stad in balans':
- a. Kwaliteit: aandacht voor duurzaamheid, flexibiliteit en bruikbaarheid, veiligheid en differentiatie in de bouwprogramma's;
- b. Keuzevrijheid en zeggenschap: aandacht voor de specifieke wensen van de consument, o.a. door particulier en mede-opdrachtgeverschapschap;
- c. Maatwerk in wonen, zorg en welzijn: aandacht voor de zorg- en begeleidingsbehoeften van mensen en de (woon)voorzieningen die hierbij nodig zijn;
- d. Aandacht voor de betaalbaarheid van het wonen, zowel voor wat betreft verwervingskosten/huurprijs als voor totale woonlasten;
- e. Samenwerking.
Om meer aansluiting te vinden bij de huidige en toekomstige woonbehoeften is de stad in de WoonVisie ingedeeld in woonmilieus: Centrum-stedelijk, Stedelijk-buiten-centrum, Groen-stedelijk, (Centrum)-dorps en Landelijk. Daarbij wordt per gebied weergegeven in welke richting het zich moet ontwikkelen om aan het gewenste woonmilieu te voldoen. Door de typering in woonmilieus wordt per gebied een duidelijke richting gegeven waarnaar een gebied zich zal ontwikkelen, onder andere gericht op dichtheid, bereikbaarheid, voorzieningen en (menging van) functies.
Figuur 4: Toekomstig woonmilieu
Het plangebied is gelegen in Oud Zuid en is aangeduid als een buiten-centrum milieu. Ter plaatse van de locatie ligt de nadruk op versterking van het huidige woonmilieu. De realisatie van de grondgebonden woningen direct grenzend aan de bestaande woonwijk Oerle levert een versterking van het bestaande woonmilieu op. Tevens ligt het accent op verdichten. Zowel de realisatie van de grondgebonden woningen als gestapelde woningen op het voormalige bedrijventerrein passen binnen dit uitgangspunt.
3.2.2 Kwalitatief Woningbehoefteonderzoek
Uit het vierjaarlijkse woningbehoefteonderzoek (2008) blijkt dat de woonwensen van verhuisgeneigde huishoudens wat bescheidener zijn dan vier jaar geleden. Vergeleken met 2004, toen sprake was van een economische dip, zijn de wensen echter niet wezenlijk veranderd, maar blijkt er wel sprake van een (consistente) vraag naar meer kwaliteit. Zo blijkt er nog steeds een tekort aan dure (half-) vrijstaande woningen en richt de starter - in zijn zoektocht naar meer kwaliteit - zich in toenemende mate op de goedkope koopsector. Daarnaast gaat de vraag van de woonconsument met name uit naar flats/appartementen met lift zowel in de koop- als huursector. Aan de andere kant is er een (potentieel) overschot aan rijtjeswoningen in het goedkope huursegment.
Als de vraag naar woningen van mensen die beslist binnen 2 jaar willen verhuizen wordt afgezet tegen het aanbod dat vrijkomt, dan blijken de tekorten zich vooral voor te doen in de koopsector. Het gaat dan om een tekort aan (dure) vrijstaande woningen en twee-onder-een-kapwoningen, (goedkope) rijtjeshuizen en (middeldure) flats/appartementen met lift. In de huursector bestaat een tekort aan flats/appartementen met lift (met name in het prijssegment van € 343,- tot € 527,-). Het grootste overschot doet zich voor bij goedkope rijtjeswoningen in de huursector (tot € 343,-). Er moet rekening gehouden worden dat het aantal kopers zal oplopen zodra er economisch herstel optreedt, het consumentenvertrouwen opveert en de prijzen in de koopsector min of meer stabiel blijven. Deze verwachting is gebaseerd op de landelijke trend dat veel woonconsumenten blijvend gericht zijn op een kwalitatief hoogwaardige en ruime (koop)woning.
In het onderhavige plan wordt ingestoken op verschillende doelgroepen, met verschillende wensen. Zowel grondgebonden als niet grondgebonden woningen worden gerealiseerd. De woningen worden hoofdzakelijk aaneengeschakeld gebouwd, echter hiervoor is gekozen aangezien op deze manier de stedenbouwkundige elementen van de naastgelegen woonwijken doorgetrokken worden, zodat qua karakter en schaal aangesloten wordt op omringende bebouwing. Aan de Oude Goirleseweg zijn vrijstaande woningen mogelijk die aansluiten bij de mengvorm tussen villa's en lintbebouwing.
3.2.3 Politiekeurmerk ´Veilig Wonen´
Alle nieuwe woningen moeten sinds 1 januari 2006 voldoen aan de criteria die gelden voor het Politiekeurmerk Veilig Wonen®. Deze criteria hebben zowel betrekking op de woning als op de woonomgeving. De nieuwe woningen en woonomgeving, zullen voldoen aan het Politiekeurmerk. Bestaande straten worden echter niet opnieuw ingericht.
3.3 Economisch Beleid
Het gemeentelijk beleid is gericht op het zoveel mogelijk handhaven van passende bedrijvigheid bij herontwikkeling van binnenwijkse bedrijventerreinen. In het geval van het HaVeP-terrein geldt dat de bestaande industriële bedrijvigheid er niet meer is, dus is het zaak om te bezien in hoeverre nieuwe vormen van passende bedrijvigheid mogelijk zijn op de locatie.
Gezien de directe nabijheid van wonen is zware bedrijvigheid niet passend. Dan blijft over bedrijven in milieucategorie 1 en 2 en detailhandel als passende vormen van bedrijvigheid. Vanwege de slechte bereikbaarheid, de parkeerdruk en extra verkeersaantrekkende werking met bijbehorende congestie op de Ringbaan Zuid en Korvelseweg, valt ook dit type af voor deze locatie. Resteert de categorie 'werken aan huis' wat in het kader van wijkeconomie gestimuleerd wordt en wat in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt wordt. Een deel van het bedrijventerrein, aan de Ringbaan Zuid, is in het verleden al omgezet naar detailhandel, dus er is geen sprake meer van een totale transformatie. De vestiging van een supermarkt is niet wenselijk vanwege de directe nabijheid van het Korvelplein met een buurtsuper en het belang dat de gemeente hecht aan deze functie op dit plein (verzorgingsgebied).
Gelet hierop is een verandering van de bedrijfsbestemming in een woonbestemming toelaatbaar.
3.4 Milieubeleid
3.4.1 Luchtkwaliteitsplan 2005-2010
Luchtverontreiniging draagt in belangrijke mate bij aan de vermindering van de levensverwachting, met name in stedelijke gebieden. De problematiek rond luchtkwaliteit in het stedelijk gebied heeft geleid tot Europese regelgeving op het gebied van luchtkwaliteit. Deze regelgeving is op nationaal niveau vertaald in de Wet milieubeheer. Met name hoofdstuk 5 titel 2 uit genoemde wet is veranderd. Omdat titel 2 handelt over luchtkwaliteit staat de nieuwe titel 2 bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Deze wet is op 15 november 2007 (Stb. 2007, 434) in werking getreden en vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. In deze wet zijn voor een aantal stoffen grenswaarden opgenomen. Grenswaarden geven een niveau van de buitenluchtkwaliteit aan, dat in het belang van de bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu in zijn geheel, binnen een bepaalde termijn moeten worden bereikt.
De problematiek van de luchtkwaliteit in de gemeente Tilburg spitst zich toe op de stoffen fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). NO2 wordt voornamelijk veroorzaakt door snelrijdend verkeer en leidt met name langs snelwegen en drukke verkeerswegen tot verhoogde NO2-concentraties. Daarnaast produceert verkeer in stedelijk gebied veel fijn stof (PM10). Dieselverkeer (vrachtwagens en bussen) zorgen voor de grootste bijdrage. Andere luchtverontreinigende bronnen in Tilburg zijn industrie, scheepvaart en huishoudens (open haarden en allesbranders).
De belangrijkste knelpunten met overschrijding van de grenswaarde van stikstofdioxide en fijn stof zijn gelegen in delen van Oud-Zuid, Oud-Noord en Centrum. De knelpunten komen met name voor langs de drukkere wegen zoals Ringbaan West, delen van Ringbaan Oost en Hart van Brabantlaan.
Het niet voldoen aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer kan ernstige consequenties hebben voor nieuwe ruimtelijke plannen, verkeersplannen en milieuvergunningen.
Geconcludeerd wordt dat de gemeente Tilburg zonder aanvullende lokaal beleid niet alleen nu maar ook in de toekomst te maken blijft houden met overschrijdingen van de grenswaarden ten aanzien van luchtkwaliteit en met de bijbehorende mogelijke gevolgen voor de gezondheid. Ten aanzien van de ontwikkelingen waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft is een locatiespecifiek luchtkwaliteitonderzoek uitgevoerd. Voor de resultaten daarvan wordt verwezen naar paragraaf 7.5.
3.5 Mobiliteitsbeleid
Het mobiliteitsbeleid is verankerd in het Tilburgse Verkeers- en Vervoersplan (TVVP), ´mobiliteit in balans´. Het TVVP is door de raad van Tilburg vastgesteld op 15 december 2003. Het beleid stuurt aan op een evenwichtige en duurzame mobiliteitsontwikkeling. Er wordt een balans gezocht tussen bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid. Basisprincipe voor mobiliteit is dat 'mobiliteit mag, maar niet altijd en overal'.
Mobilteitsgroei in de verkeersgebieden wordt met name geaccommodeerd op de hoofdnetten voor auto, fiets, openbaar vervoer en goederenvervoer. Sturing vindt plaats door te wisselen in aanbod, kwaliteit en prijs van de voorzieningen, maar ook aan vraagbeïnvloeding in de vorm van mobilteitsmanagement wordt aandacht besteed. De verkeersgebieden krijgen de bestemming 'V'. In het onderhavig plan betreft dit een gedeelte van de Ringbaan Zuid, aangezien dit echt een verkeersader is.
De vormgeving van verblijfsgebieden moet ingericht zijn op het 'gastverblijf' voor gemotoriseerd verkeer en voor het langzaam verkeer (voetgangers- en fietsers) op een aangenaam en veilig verblijfsklimaat. Voldoende adequate parkeervoorzieningen in zowel bestaande als nieuw te realiseren situaties zijn van essentieel belang. De verblijfsgebieden krijgen de bestemming 'V-V'. Dit geldt voor het onderhavig plangebied voor alle woonstraten.
3.6 Groenbeleid
3.6.1 Bomennota Tilburg boomT
Bomen staan steeds meer onder druk van de stad. De verwachting is dat in de loop van de tijd steeds meer bomen of zelfs complete bomenstructuren kunnen uitvallen als gevolg van deze stedelijke druk. Dit beeld is onwenselijk. Bomen dienen juist een toegevoegde waarde aan stedelijke ontwikkelingen te bieden. Om er niet te laat achter te komen dat er teveel bomen op cruciale plekken voor stedelijke ontwikkelingen zijn gesneuveld en om een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand te behouden is het noodzakelijk om belangrijke zaken rondom bomen goed te regelen en vast te leggen. Om deze reden is de boomwaarde zoneringskaart (bwz-kaart) opgesteld. Deze kaart doet uitspraken over de huidige openbare bomen in het stedelijk gebied van de gemeente Tilburg. Op de bwz-kaart worden de boomzones die belangrijk zijn voor de structuur van de stad weergegeven; zones met bomen met een hoofdwaarde, nevenwaarde, basiswaarde of stadsecologie. Voor deze zones zijn criteria opgesteld o.a. met betrekking tot kapvergunningen, onderhoud en beheer en straatbeeld. Door middel van de bwz-kaart wordt duidelijk waar er kansen liggen voor openbare bomen; bomen die op de bwz-kaart staan krijgen extra bescherming, intensiever onderhoud/beheer, bescherming tegen kap, herplantplicht e.d..
De bwz-kaart dient gebruikt te worden als basis bij alle nieuwbouw-, herontwikkelings- of herstructureringsplannen in de bestaande stad waar huidige openbare bomen mee gemoeid zijn. In de bijlage bij deze toelichting is een bomeninventarisatiekaart opgenomen. Het bouwvlak op de bestemmingsplankaart is afgestemd op deze bomeninventarisatie.
Bomen met een hoofdwaarde
Openbare bomen die in een zone met een hoofdwaarde staan hebben een structuurbepalend karakter voor heel Tilburg en/of de stadsdelen en nemen een belangrijke plaats in in het stedelijk netwerk (qua karakter, identiteit en herkenningspunt). Het zijn bomen van stedelijk belang waar meer waarde aan wordt toegekend dan aan een 'normale' stadsboom. De openbare bomen met een hoofdwaarde krijgen alle kans om uit te groeien tot een duurzame en kwalitatief hoge bomenstructuur (maximale grootte moet bereikt kunnen worden/volgroeid). Boombehoud is het uitgangspunt. Het beheer, behoud en stedenbouwkundige projecten dienen hierop te worden afgestemd. Tevens is het uitgangspunt dat de boom in principe belangrijker is dan kabels, leidingen en overige infrastructuren. Indien mogelijk dienen kabels en leidingen te worden verlegd als deze in de weg liggen (zowel in huidige als nieuwe situaties). Op deze manier kan de boom behouden blijven. Vanwege de hoge waarde die wordt toegekend aan bomen die een hoofdwaarde hebben, vallen deze bomen altijd onder de bomenverordening. Dit houdt in dat voor openbare bomen met een hoofdwaarde altijd (ongeacht hun stamomtrek) een kapvergunning dient te worden aangevraagd. Of een boom waarvoor een kapvergunning is aangevraagd ook daadwerkelijk gekapt mag worden, wordt vervolgens beoordeeld door de toetser van de kapaanvraag. Er moeten echter wel gegronde, zeer zwaarwegende, maatschappelijke redenen zijn om een boom met een hoofdwaarde te kappen. Andere oplossingen/alternatieven (zoals bijv. het omleggen van kabels en leidingen, het aanpassen van een ontwerp van een gebied, het direct onder de boom door boren van kabels en leidingen) dienen serieus in ogenschouw te worden genomen.
De lijnvormige (hoofd)structuur van bomen in een zone met een hoofdwaarde mag geen gaten vertonen. Indien bomen uit een structuur/laan uit een hoofdzone toch gerooid worden, dient er - indien mogelijk - een nieuwe gezonde boom van gelijke grootte en/of leeftijd op deze plek (of nabij deze plek) herplant te worden om de lijnvormige structuur te handhaven.
De bomen die in een hoofdzone staan zijn duurzame houtsoorten. Gestreefd wordt naar bomen van een 1e grootte (bijv. eik, beuk, linde of kastanje). Deze bomen moeten kunnen volgroeien zonder last en/of schade te ondervinden van zijn omgeving. Indien mogelijk dienen de bomen met een hoofdwaarde vrij dicht en op een regelmatige onderlinge afstand in de rij, 2-zijdig van de weg te worden geplant. Slechts bij onhaalbaarheid van voldoende ruimte (zowel boven- als ondergronds) wordt voor een minder zware boombeplanting of vorm (zuil) gekozen. Indien mogelijk staan bomen met een hoofdwaarde in gras of vakbeplanting (of onderbeplanting). Bij de keuze van het assortiment moet nadrukkelijk rekening worden gehouden met de grondsoort en de natuurlijke habitat. Per structuur wordt zoveel mogelijk één soort gebruikt.
In de praktijk blijkt dat de hierboven omschreven gewenste invulling van de hoofdzones niet altijd volledig te realiseren is. Toch moet bij het realiseren van (her)inrichtings-, herstructurerings- en herontwikkelingsplannen steeds de gewenste verschijningsvorm/eindbeeld als uitgangspunt worden genomen.
Beheermaatregelen voor bomen met een hoofdwaarde
Bomen die een hoofdwaarde hebben verdienen extra bescherming; zowel boven- als ondergronds. De beheermaatregelen voor bomen die een hoofdwaarde hebben zijn erop gericht om de boom(structuur) in stand te houden en zo mogelijk te optimaliseren. Voor wat betreft beheer betekent dit onder meer:
- Boombescherming: Bij bouwactiviteiten krijgen bomen die in de hoofdzone staan de hoogste mate van bescherming. Dit betekent dat in de definitiefase het behoud van deze bomen (boomkroon, de stam en/of de wortels) uitgangspunt dient te zijn. Onder de kroon van deze bomen mogen geen werkzaamheden plaatsvinden. Daarnaast dienen bij eventuele bouwwerken/plannen minimaal de volgende afstanden tot de stam te worden aangehouden:
- 1. bomen eerste grootte: 8 meter;
- 2. bomen tweede grootte: 5 meter;
- 3. bomen derde grootte: 4 meter;
- 4. zeer waardevolle bomen: 12 meter;
- 5. monumentale bomen: 15 meter.
- Bij werkzaamheden in nabijheid van bomen die in de hoofdzone staan dient daarnaast te allen tijde boombescherming te worden aangebracht. Verder dient er bij werkzaamheden in nabijheid van deze bomen altijd een volledige BomenEffectenAnalyse (BEA) te worden opgesteld.
- Inspectie: Bomen die een hoofdwaarde hebben worden minimaal een keer per drie jaar geïnspecteerd op veiligheid en onderhoud.
- Indien bomen met een hoofdwaarde toch moeten wijken wordt herplantplicht opgelegd. Als blijkt dat een feitelijk gelijkwaardige herplant echt niet (volledig) mogelijk is, dient een deel van de herplant door storting van een bedrag in 'Reserve Bomen' gecompenseerd te worden. De hoogte hiervan wordt bepaald door de adviseur bomen en groen van de gemeente Tilburg.
- In geval van onherstelbare schade aan bomen die een hoofdwaarde hebben zal altijd een herplantplicht opgelegd worden. Voor nieuw geplante bomen zal in de regel géén kapvergunning worden verleend, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand, in het kader van tijdige verjonging of andere uitzonderlijke situaties.
- Verbetering groeiplaats: Indien noodzakelijk en mogelijk zal groeiplaatsverbetering plaatsvinden.
- Bij het uitvoeren van beheermaatregelen (bijvoorbeeld nader onderzoek) zullen de bomen met een hoofdwaarde de hoogste prioriteit krijgen.
- Beheermaatregelen zijn zowel gericht op de veiligheid en behoud van het bomenbestand als op de esthetisch kwaliteit en structuurbepalendheid.
Voor het onderhavig plangebied is in 2003 een bomeninventarisatie uitgevoerd. Gezien het feit dat de Nota Tiburg boomT van latere datum is, komt deze bomeninventarisatie niet geheel overeen met deze nota en mag in afwijking van dit beleid een afstand van 12 meter aangehouden tot de in de Oude Goirleseweg aanwezige bomen.
Binnen deze zone zijn geen werkzaamheden toegestaan tenzij uit de Bomeneffectanalyse, welke in uitvoering is, blijkt dat dit met maatregelen mogelijk is. In het BEA wordt rekening gehouden met de volgens de Nota Tilburg BoomT voorgeschreven 15 meter zone ten aanzien van monumentale bomen.
Een deel van het plangebied, globaal ten zuiden van de doorgetrokken Generaal Smutslaan, heeft volgens de zoneringskaart een nevenwaarde. Bij de planvorming wordt derhalve rekening gehouden met het beleid om het groen langs de Ringbaan Zuid te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld dat parkeren op maaiveldniveau in de groenstrook langs de Ringbaan Zuid niet toegestaan is.
Voor de bomen in de Afrikaanderstraat tot slot wordt een zone van 8 meter in standgehouden. Deze afstand is terug te leiden in de ligging van het op de verbeelding aangegeven bouwvlak.
Hoofdstuk 4 Juridische Regelgeving
4.1 Indeling Van De Regels
De indeling van dit bestemmingsplan is gebaseerd op de SVBP2008 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen). Deze indeling wordt in deze paragraaf toegelicht.
4.1.1 Inleidende regels
Hoofdstuk 1 bevat de ´Inleidende regels´. Dit hoofdstuk omvat twee artikelen: een artikel met een aantal noodzakelijke begripsomschrijvingen en een artikel regelende de wijze van meten.
4.1.2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 bevat de ´Bestemmingsregels´. In dit hoofdstuk komen de verschillende bestemmingen met bijbehorende bouwregels en gebruiksregels aan bod.
Bestemmingsomschrijvingen
In het plan komen de volgende bestemmingen voor:
- Bedrijf-Nutsvoorziening
- Groen
- Verkeer
- Verkeer-Verblijf
- Woongebied
- Woongebied - Uit te werken
Bouwregels
De bouwregels bevatten een uitgebreide regeling ten aanzien van het oprichten van gebouwen en overige bouwwerken in het plangebied (erf, bouwhoogte, regeling bijgebouwen, etc.). Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt in bouwregels voor (hoofd)gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouw zijnde. Ten aanzien van het gebruik van de begrippen voorerf, zijerf en achtererf geldt het volgende:
Nadere eisen en afwijking met omgevingsvergunning
Per bestemming heeft het college de bevoegdheid om met inachtneming van de daarvoor geldende procedures nadere eisen aan bouwplannen te stellen of af te wijken van de bouwregels met een omgevingsvergunning. De hiervoor geldende procedures worden in artikel 15 beschreven. Voor het afwijken met omgevingsvergunning gelden steeds een aantal voorwaarden. Deze worden in het betreffende lid opgesomd.
Specifieke gebruiksregels
Ten slotte worden per bestemming de regels omtrent het gebruik van bouwwerken en gronden gegeven, aangevuld met een aantal afwijkingsmogelijkheden wisselend per bestemming.
4.1.3 Algemene regels
Hoofdstuk 3 betreft de ´Algemene regels´. Dit hoofdstuk bevat regels die voor alle gronden van toepassing zijn, ten aanzien van de volgende aspecten:
Algemene juridische en stedenbouwkundige regels
Artikel 9 bevat algemene anti-dubbeltelregels ter voorkoming van onbedoeld gebruik van de regels.
Artikel 10 bevat een aantal algemene stedenbouwkundige regels die voor alle bestemmingsvlakken van toepassing zijn.
Algemene afwijkingsbevoegdheid
Een algemene afwijkingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders in artikel 11 met betrekking tot geringe afwijkingen van de regels van het plan.
Algemene wijzigingsbevoegdheid
Een algemene wijzigingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders in artikel 12, o.a. wijziging van de bestemmingsgrenzen en het toelaten van utiliteitsvoorzieningen met een oppervlak groter dan 50 m2.
Algemene nadere eisen
Naast een aantal nadere eisen per bestemming zijn burgemeester en wethouders middels artikel 14 bevoegd om een aantal algemene nadere eisen te stellen.
4.1.4 Overgangsrecht en slotregel
Het laatste hoofdstuk bevat ´Overgangsrecht en slotregel´. Dit zijn algemene regels betrekking hebbend op het overgangsrecht. Bouwwerken welke op het moment van tervisielegging van het plan bestaan (of die kunnen worden opgericht volgens een voor dit tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. Tot slot is de citeertitel van het bestemmingsplan opgenomen.
4.2 De Bestemmingen
4.2.1 Bedrijf - Nutsvoorziening
De voor ´Bedrijf-Nutsvoorziening´ aangewezen gronden zijn bestemd voor nutsvoorzieningen, met uitzondering van inrichtingen als bedoeld in artikel 41 Wet Geluidhinder jo. artikel 2.4. van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer van de Wet Milieubeheer en met uitzondering van risicovolle inrichtingen.
4.2.2 Groen
De voor ´Groen´ aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, voorzieningen ten dienste van de verblijfsfunctie, fiets- en voetpaden en bijbehorende voorzieningen. Parkeervoorzieningen op of onder het maaiveld niveau zijn via afwijking met omgevingsvergunning mogelijk, mits aangetoond wordt dat deze landschappelijk inpasbaar zijn.
4.2.3 Verkeer en Verkeer - Verblijf
Op verkeersgebied is het gemeentelijk beleid neergelegd in diverse nota's, zoal weergegeven in paragraaf 3.4. Vanwege het feit dat het verkeersbeleid enorm in beweging is, hetgeen zich uit in verkeerscirculatieplannen, openbaar vervoer plannen, fietsplannen en parkeerplannen, wordt het bestemmingsplan niet als uitvoeringsinstrument gebruikt om het verkeersbeleid tot uitvoering te brengen. Onderscheidend zijn rail-, water- en wegverkeer en de verblijfsaspecten daarbij. Bij de bestemmingen voor wegverkeer en verblijf is een onderscheid gemaakt tussen wegen met als hoofdaccent de gebiedsontsluitingsfunctie en wegen met als hoofdaccent de erftoegangsfunctie.
Rekening houdend met het bepaalde in de wet Geluidhinder is door middel van de bestemming weergegeven of een weg meer dan twee rijstroken heeft. Voorts is een zo groot mogelijke flexibiliteit gehanteerd. Dwarsprofielen (doorsneden over wegen) en wegindelingen worden niet vastgelegd. Dit betekent dat de inrichting van het openbare gebied ten behoeve van verkeers- en verblijfsfuncties voor het overige in principe vrij is. Binnen openbare bestemmingen is het toegestaan de gronden te gebruiken voor evenementen, braderieën e.d. In het plangebied komen twee bestemmingen voor, Verkeer en Verkeer – Verblijf.
4.2.4 Woongebied
De bestemming Woongebied is gegeven aan de gebieden waar grondgebonden woningen gerealiseerd worden. De woningen dienen gebouwd te worden binnen het aangegeven bouwvlak. Het aangegeven bebouwingspercentage moet in acht worden genomen. Er geldt een maximale bouwhoogte van 11 meter voor de woningen ten noorden van de Verlengde Generaal Smutslaan. Ten zuiden van de Verlengde Generaal Smutslaan mag tot 11 meter hoogte worden gebouwd.
Voor het bouwen van aan-, uitbouwen en bijgebouwen geldt het volgende:
- a. Oppervlakte:
- 1. 20 m2 indien erf kleiner is dan 50 m2;
- 2. 40% van erf met maximum van 60 m2 bij erf tussen de 50 m2 en 500 m2;
- 3. 80 m2 indien de oppervlakte van het erf meer dan 500 m2 en niet meer dan 1000 m2 bedraagt;
- 4. 100 m2 indien de oppervlakte van het erf meer dan 1000 m2 bedraagt;
- b. Bouwhoogte: max 3 m bij plat dak, bij schuin dak goothoogte max 3 m en bouwhoogte max 4,5 m.
4.2.5 Woongebied - Uit te werken
De voor 'Woongebied - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor woningen en gemengde voorzieningen, zoals:
- a. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 1 tot en met 2, met uitzondering van inrichtingen als bedoeld in artikel 41 Wet geluidhinder juncto artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer van de Wet Milieubeheer, als ook inrichtingen vallende onder artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
- b. kantoren;
- c. maatschappelijke voorzieningen;
- d. recreatie;
- e. detailhandel;
- f. sport;
- g. dienstverlening.
Op en in de gronden mag echter uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een door Burgemeester en Wethouders uitgewerkt plan. Totdat uitwerking is gegeven aan de gegeven uitwerkingsregels en een zogenoemd uitwerkingsplan is vastgesteld geldt een voorlopig bouwverbod.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Algemeen
Op basis van de stedenbouwkundige visie is voor het voormalige HaVeP-terrein een verkaveling voor woningbouw ontwikkeld, deels grondgebonden woningen en deels gestapelde woningen. Het totale grondgebied heeft een oppervlakte van circa 4 hectare. Het is de bedoeling dat met de invulling van dit terrein de verdere verstedelijking van het gebied 'de oude stad' wordt ingezet. Dit betekent revitalisering van een binnenstedelijke locatie, die moet gaan zorgen voor een verhoging van de basiskwaliteit.
De omgeving van het HaVeP-terrein wordt gekenmerkt door een grote diversiteit aan typologieën, zoals o.a. vrijstaande woningen, rijtjeswoningen, detailhandel en het Willem II stadion aan de zuidzijde van de Ringbaan Zuid. Het plangebied blijkt uit inventarisatie raakvlakken te hebben met een aantal stedenbouwkundige elementen. Het is de bedoeling met de invulling van het HaVeP-terrein deze stedenbouwkundige elementen te completeren. Het gebied is op te splitsen in de volgende elementen:
- De bebouwing aan de Oude Goirleseweg: Het Lint
- De grondgebonden woningen: De Oude Stad
- De bebouwing aan de Ringbaan Zuid: De Strip
Deze drie elementen vormen drie deelgebieden, die verschillende karakteristieken hebben en zorgen voor verscheidenheid in verschijningsvorm. In de navolgende paragrafen wordt van de drie deelgebieden afzonderlijk een sfeerimpressie gegeven.
Figuur 5: Stedenbouwkundige elementen
5.2 Het Lint
Bebouwing in linten langs de invalswegen van Tilburg bevestigt de landelijkheid, het verstedelijkte landschap en de overgang van stad en land. De bebouwing langs de Oude Goirleseweg wordt gekenmerkt door een diversiteit en afwisseling van stijlen. In dit plandeel zijn vrijstaande woningen met een stedelijk karakter opgenomen die het straatbeeld van villa's en lintbebouwing aan de Oude Goirleseweg herstellen. Deze woningen zullen worden ontsloten door een parallelweg. Deze zogenaamde 'ventweg' zorgt tevens voor voldoende ruimte voor de oude (monumentale) bomen langs de Oude Goirleseweg, zodat deze behouden blijven. Het parkeren gebeurt voor een deel op eigen terrein, voor een deel langs parkeerhavens parallel aan de ventweg en voor een deel in parkeerhavens, die zijn opgenomen in het plangebied.
5.3 De Oude Stad
Dit gedeelte van het HaVeP-terrein wordt verkaveld met aaneengesloten grondgebonden woningen. De woonstraten krijgen een gelijke identiteit. De oriëntatie van de hoofdbebouwing moet gericht zijn op de openbare ruimte. Aan de noordzijde van het HaVeP-terrein is deze oriëntatie op de Afrikaanderstraat gericht. De woonstraten zijn voor het autoverkeer doodlopend en voorzien van een keervoorziening. Alleen voor voetgangers en fietsers is het mogelijk de ontsluitingen naar de Afrikaanderstraat te gebruiken. Generaal Smutslaan zal de deelgebieden in één richting (richting het oosten) ontsluiten. Het parkeren in dit deelgebiedvindt plaats in parkeerhavens die vóór de woningen zijn gesitueerd.
5.4 De Strip
De zuidzijde van de Generaal Smutslaan zal in het plangebied een totaal andere verschijningsvorm krijgen ten opzichte van De Oude Stad. Hierin wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de bebouwing aan de Ringbaan Zuid. Deze bestaat uit grote bouwvormen in een groene omgeving. Dit suggereert hoogbouw, appartementen en urban villa's. Toch is voor een deel van het gebied 'De Strip' gekozen voor een oplossing met grondgebonden woningen. In hun verschijningsvorm zullen de bouwblokken aansluiting vinden bij de nader uit te werken hoogbouw. Het parkeren vindt daarom plaats in daarvoor bestemde parkeerpockets. Hierdoor onderscheiden de woningen aan de zuidzijde van de Generaal Smutslaan zich van de woningen aan de noordzijde en die behoren tot De Oude Stad. Zo ontstaat in de Generaal Smutslaan een contrasterend straatbeeld.
5.5 Verkeer En Parkeren
De nieuwe wegen en parkeervoorzieningen binnen het plangebied worden gerealiseerd door de ontwikkelaar. Wanneer een en ander gereed is zal de openbare ruimte worden overgedragen aan de gemeente Tilburg.
5.5.1 Parkeren
Het overgrote deel van de nieuwe parkeerplaatsen wordt in de openbare ruimte gerealiseerd als haaksparkeerplaatsen voor de woningen. Enkele woningen, zoals die aan de Oude Goirleseweg worden voorzien van een parkeergelegenheid op eigen terrein.
Voor het nog uit te werken gedeelte van het plangebied, zal op het moment dat de uitwerking wordt toegepast voldaan worden aan de dan geldende parkeernormen, in overeenstemming met het programma waaraan dan uitwerking gegeven wordt. Voor de uitwerking geldt tevens dat de toe te laten functies geen onevenredige verkeersaantrekkende werking tot gevolg mogen hebben.
5.5.2 Ontsluiting
Binnen het plangebied zal de Generaal Smutslaan worden doorgetrokken. Deze weg zal dienen als ontsluitingsweg van het plangebied. De woningen aan de Oude Goirleseweg worden ontsloten middels een nog aan te leggen ventweg. Ten aanzien van de te realiseren ontsluiting is een verkeersanalyse van het HaVeP-terrein (Goudappel Coffeng, 11 april 2008) opgesteld. Er zijn diverse ontsluitingsvarianten onderzocht. Uit deze studie blijkt dat de gekozen variant, eenrichtingsverkeer (van west naar oost) op het verlengde van de Generaal Smutslaan toekomstbestendig is. Los van de uitkomsten van het nog lopende verkeerscirculatieplan voor het totale stadsdeel "Oud Zuid" is de gekozen ontsluitingsvariant de beste oplossing, omdat deze het kruispunt Ringbaan Zuid / Oude Goirleseweg minimaal belast.
Hoofdstuk 6 Cultuurhistorie En Archeologie
6.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de aanwezigheid van cultuurhistorisch waardevolle objecten en structuren in het plangebied en de aanwezige archeologische waarden.
6.2 Cultuurhistorisch Waardevolle Objecten En Structuren
Het plangebied wordt begrensd door de Oude Goirleseweg en de Ringbaan zuid. De Oude Goirleseweg sluit naadloos aan op de Korvelseweg en is een beëindiging van een historisch stadslint. Aan de andere kant van de Ringbaan gaat het stedelijke lint over in een min of meer landschappelijk lint. De Ringbaan Zuid is een belangrijke stadsader, aangelegd aan het begin van de 20e eeuw en draagt bij aan de ontsluiting van het centrum en de regionale bereikbaarheid, aan deze Ringbaan bevonden zich halverwege de 20e eeuw meerdere (textiel)fabrieken. Bedrijfsterreinen welke in de huidige tijd herontwikkeld worden ten behoeve van woningbouw. In cultuurhistorisch opzicht is met name de Oude Goirleseweg van belang. De onderhavige ontwikkeling draagt bij aan versterking van dit lint doordat een open ruimte in het lint ingevuld wordt. Het karakter en de uitstraling van de woningen aan de Oude Goirleseweg zullen dan ook aansluiten op het bestaande lint. In de stedenbouwkundige visie die ten grondslag ligt aan dit bestemmingsplan en waarin ook de stedenbouwkundige randvoorwaarden vertaald zijn, wordt hier verder op ingegaan.
6.3 Archeologie
6.3.1 Inleiding
De locatie is gelegen op een dekzandrug ten noorden van een beekdal. Binnen een straal van 600 meter zijn reeds eerder vondsten gedaan uit met bijvoorbeeld de IJzertijd. Hierbij wordt met name gedacht aan de sites 'het Laar' en 'Stappegoor(weg)'. Daarnaast zijn er bij de gemeente ook archeologische waarnemingen op en rond deze locaties uit de Bronstijd, de Romeinse periode en de Middeleeuwen bekend. Op de Archeologische Waarschuwingskaart Tilburg (ARWATI) wordt de dekzandrug aangegeven als een gebied met een zeer hoge archeologische verwachtingswaarde. Op de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant is de locatie niet gekarteerd. Ook op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) van het Rijksinstituut Oudheidkundig Bodemonderzoek is de archeologische verwachtingswaarde van de locatie zelf niet gekarteerd. Echter, het gebied ten zuiden van de Ringbaan Zuid, dat deel uitmaakt van de dekzandrug, kent een middelhoge tot hoge verwachtingswaarde. Er wordt derhalve van uitgegaan dat deze redenatie kan worden doorgetrokken naar de onderhavige locatie. De bebouwing op het terrein is gesloopt. Hiertoe is door de gemeente Tilburg een sloopvergunning verleend. Het overgrote deel van het terrein was in het verleden bebouwd. Deze gronden zijn derhalve geroerd en archeologisch onderzoek is op deze delen van het terrein niet noodzakelijk.
Op de overige gronden van het plangebied is door BILAN b.v. een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven uitgevoerd. Tijdens het proefsleuvenonderzoek werden twee vindplaatsen aangetroffen, één uit de (ijzertijd/) Romeinse tijd en één uit de Middeleeuwen. Deze vindplaatsen bestonden uit nederzettingssporen zoals paalkuilen, kuilen, greppels en een waterput. Slechts een klein deel daarvan kon aan de hand van vondstmateriaal worden gedateerd. Daarom is het niet mogelijk om te bepalen welke sporen bij welke vindplaats horen en wat de aard, omvang en verloop van de beide vindplaatsen is. Omdat de drie aangetroffen structuren slechts gedeeltelijk in de werkputten lagen was het ook niet mogelijk de plattegronden typologisch in te delen en te dateren. Mogelijk stammen de structuren uit de Romeinse Tijd, maar een datering in de Vroege Middeleeuwen is ook mogelijk.
Naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek is geconstateerd dat in het plangebied behoudenswaardige vindplaatsen uit de Romeinse tijd en Middeleeuwen aanwezig zijn. Op basis van het proefsleuven onderzoek (27 november 2007) is door de gemeente een selectiebesluit genomen. In de loop van 2008 rees echter ambtelijk een ander inzicht met betrekking tot de aanpak van het vervolgonderzoek. Omdat ongestoord behoud in de bodem niet mogelijk is, is besloten tot het opgraven van de archeologische vindplaatsen. Voor het beoogde vervolgonderzoek is een programma van eisen opgesteld en ambtelijk goedgekeurd op 6 maart 2008. De opgraving wordt momenteel uitgevoerd door een gecertificeerd bureau en onder toezicht van het bevoegde gezag. Een en ander is privaatrechtelijk verzekerd.
Hoofdstuk 7 Milieuparagraaf
7.1 Algemeen
Dit hoofdstuk geeft een afweging van het onderhavig ontwikkelingsplan ten opzichte van de wettelijke kaders en het gemeentelijk milieubeleid. De volgende onderwerpen komen aan de orde: milieuhinder bedrijven, externe veiligheid, geluid, lucht, bodem, duurzame ontwikkeling, afval, energie, Groen en natuur, gezondheid, mobiliteit, duurzaam inrichten en bouwen en ruimtegebruik.
7.2 Milieuhinder Bedrijven
Omliggende bedrijven
Door Tebodin B.V. is onderzoek uitgevoerd naar de invloed van omliggende bedrijvigheid op het HaVeP-terrein (17 maart 2010, 40594.00). Maatgevend aspect is het aspect geluid. In totaal zijn 15 bedrijven die dichtbij het HaVeP-terrein gelegen zijn onderzocht. Voor het onderzoek wordt verwezen naar de bijlage bij dit bestemmingsplan. Het onderzoek is verricht conform de 'Handleiding meten en rekenen industrielawaai' uit 1999. Uitgangspunten bij het onderzoek zijn de milieuvergunning en de rapportage van akoestisch onderzoek van de bedrijven zoals deze bekend zijn bij de Gemeente Tilburg. Van de bedrijven die niet over een milieuvergunning of een rapportage akoestisch onderzoek beschikken of waarvan deze niet bij de gemeente beschikbaar waren, zijn aannames en (worst-case) prognoses gedaan.
Tijdens het onderzoek is reeds gebleken dat de vergunde rechten van betaald voetbalorganisatie Willem II, zonder dat er maatregelen genomen worden, problemen opleveren voor woningbouw direct aan de Ringbaan Zuid. Er is derhalve voor gekozen om dit gedeelte van het plangebied te bestemmen met een uit te werken bestemming, waarbij een van de voorwaarden voor uitwerking is dat de vergunde rechten (op moment van uitwerking) van Willem II niet aangetast worden. Dit gebied is derhalve in het verdere onderzoek buiten beschouwing gelaten.
Ten aanzien van de direct tot woongebied bestemde terreinen, waaronder ook de woningen aan de Oude Goirleseweg en de woningen aan de verlengde Generaal Smutslaan (zuidzijde) kan uit het onderzoek geconcludeerd worden dat de geluidsbelasting ten gevolge van de omliggende bedrijvigheid geen belemmering vormt voor de woningbouw. Wel dient bouwakoestisch maatregelen getroffen te worden, gebleken is echter dat deze technische maatregelen ten nemen zijn. Voor aanvraag omgevingsvergunning, wanneer de invulling van het gebied zijn definitieve vorm aangenomen heeft, wordt het gehele plan bouwakoestisch doorgerekend, met inachtneming van geldende wet- en regelgeving.
HaVeP-terrein zelf
Het HaVeP-terrein zelf heeft nog een geluidszone industrielawaai. Deze zone wordt op het moment van vaststelling van voorliggend bestemmingsplan opgeheven.
In een deel van het plangebied worden zowel woningen als bedrijven toegestaan. Dit betreft de bestemming Woongebied – Uit te werken. Een nadere inrichting van het gebied zal dus worden vastgelegd in een uitwerkingsplan. Het voornemen bestaat om hier onder meer bedrijven en andere voorzieningen te realiseren op de begane grond, met daarboven woningen. Omdat woningen hindergevoelig zijn en bedrijven hinderveroorzakers kunnen zijn, zal dit zorgvuldig moeten gebeuren. Het bestemmingsplan gaat daarom uit van bedrijven uit maximaal milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten. Dit zijn bedrijven die passen in een woonomgeving. Vervolgens zal bij de daadwerkelijke omgevingsvergunningverlening een maatwerkafstemming moeten plaatsvinden op perceelsniveau.
7.3 Externe Veiligheid
Bij externe veiligheid gaat het om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Gevaarlijke stoffen komen voor bij risicovolle bedrijven, waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen inclusief de bijbehorende regeling van toepassing is en bij vervoer van gevaarlijke stoffen. De risicobenadering externe veiligheid kent twee begrippen om het risiconiveau voor activiteiten met gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving aan te geven. Dit zijn de begrippen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht, waarbij de oriëntatiewaarden moet worden gezien als ijkpunt.
Het plangebied ligt niet binnen de plaatsgebonden risicocontour van omlliggende inrichtingen. Wel wordt, doordat een groot aantal woningen wordt toegevoegd, het groepsrisico verhoogd. Door Tebodin B.V. is een verantwoording van het groepsrisico opgesteld (24 februari 2010, 40594.10).
Op basis van de Risicokaart (provincie Noord Brabant) van de omgeving van het HaVeP-terrein en aanvullende informatie van de gemeente Tilburg zijn de volgende risicovolle activiteiten geselecteerd die van invloed kunnen zijn op het te ontwikkelen terrein:
- Recreatiebad Stappegoor;
- Texaco Ringbaan West
- Van Doorne's Transmissie;
- Gasdrukregel en -meetstation het Laar en hoge druk gasleiding en Aardgasdistrictsstation Bilderdijk 4-5;
Daarnaast is gekeken naar het transport van gevaarlijke stoffen via spoor, weg en water;
Geconcludeerd kan worden dat er zich in de omgeving geen knelpunten bevinden.
Voor de volledige verantwoording wordt verwezen naar de bijlage bij dit bestemmingsplan.
Daarnaast is onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van chemische stoffen bij de bedrijven ten zuiden van het plangebied, aan de Ringbaan Zuid (4 december 2009, 40594.02). De conclusie hiervan is dat bij het glasverwerkend bedrijf Jongbloed & Zn en bij de Saab-dealer gewerkt wordt met kleine hoeveelheden chemische stoffen, variërend van puimsteenpoeder tot koelvloeistoffen. Er zijn echter geen grote hoeveelheden chemische stoffen op de bedrijven aanwezig die een groot risico voor de geplande woningen op het HaVeP-terrein kunnen vormen.
Ook is onderzoek gedaan naar het bedrijf Jongbloed & Zn. v.o.f. Dit is een glasslijperij en spiegelmakerij gevestigd aan de Ringbaan Zuid nr. 303. In het bedrijf vinden verschillende activiteiten plaats die emissies naar de lucht met zich mee brengen (stof en geur). De conclusie van het onderzoek is dat het bedrijf geen belemmering vormt voor de ontwikkeling van het HaVeP-terrein.
7.4 Geluid
In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) dient voor geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen, akoestisch onderzoek te worden verricht indien deze gelegen zijn binnen onderzoekszones van wegen en/of spoorwegen. Op grond van artikel 74 van de Wgh heeft elke (spoor)weg een onderzoekszone, behoudens wegen met een maximum snelheid van 30 km/uur en woonerven.
In de directe omgeving van het plangebied liggen alleen wegen. Spoorwegen zijn niet aanwezig in de nabijheid van het plangebied. Het plangebied ligt binnen de zones van de drukke Oude Goirlese Weg en de Ringbaan-Zuid. De overige wegen nabij of in het plangebied, zoals de Afrikaanderstraat, Tafelbergstraat en de Generaal Smutslaan, zijn ontsluitingswegen voor de aanliggende woningen met een 30 km-regime. Formeel geldt er voor deze wegen volgens de Wgh geen onderzoeksplicht, omdat de maximaal toegestane snelheid 30 km/uur bedraagt. Deze wegen hebben een zeer lage verkeersintensiteit en hebben daarom geen invloed op het akoestisch klimaat ter plaatse van het plangebied. Akoestisch onderzoek is uitgevoerd naar de geluidhinder, afkomstig van het wegverkeer op de Oude Goirlese Weg en de Ringbaan-Zuid. Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar de bijlage bij dit bestemmingsplan.
Ringbaan Zuid
Uit dit onderzoek blijkt dat bij maximaal 76 grondgebonden woningen en de hoogbouw zijn de geluidsbelastingen hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De hoogste geluidsbelasting bedraagt 56 dB bij de grondgebonden woningen en 63 dB bij de bestemming: Wonen - Uit te werken (hoogbouw), inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh en afronding.
Oude Goirlese Weg
Uit dit onderzoek blijkt dat bij maximaal 21 grondgebonden woningen en de hoogbouw, de geluidsbelastingen hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De hoogste geluidsbelasting bedraagt 60 dB bij de grondgebonden woningen en 54 dB bij de bestemming: Wonen - Uit te werken (hoogbouw), inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh en afronding.
Generaal Smutslaan en Tafelbergstraat
Doordat de Generaal Smutslaan en de Tafelbergstraat een 30 km/uur-regime hebben, zijn deze wegen niet onderzoeksplichtig voor de Wgh. Het is niet mogelijk om voor de woningen ten gevolge van de geluidhinder afkomstig van het wegverkeer op de Generaal Smutslaan en de Tafelbergstraat een hogere waarde aan te vragen bij de gemeente.
Voor de bepaling van de binnenwaarde voor het Bouwbesluit en voor de toetsing aan de normen voor een goede ruimtelijke ordening die zijn genoemd in de Wgh is toch akoestisch onderzoek uitgevoerd.
Uit dit onderzoek blijkt dat bij maximaal 97 grondgebonden woningen en de bestemming: Wonen - Uit te werken (hoogbouw) de geluidsbelastingen hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ten gevolge van het wegverkeer op de Generaal Smutslaan. De hoogste geluidsbelasting bedraagt 56 dB bij de grondge-bonden woningen en 58 dB bij de bestemming: Wonen - Uit te werken (hoogbouw), inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh en afronding.
Tevens wordt ten gevolge van het wegverkeer op de Tafelbergstraat de voorkeursgrenswaarde bij maximaal 32 grondgebonden woningen overschreden. De hoogste geluidsbelasting bedraagt 56 dB, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh en afronding.
De optredende geluidsbelastingen zijn hiermee lager dan de hoogste toelaatbare geluidsbelasting (63 dB), welke geldt voor woningen langs een bestaande 50 km-weg.
In de navolgende tabel is terug te vinden voor welke punten hogere grenswaarden aangevraagd zijn. De punten corresponderen met de aangegeven meetpunten, zoals weergegeven op de kaarten bij het akoestisch onderzoek.
Het plangebied is een geluidsbelaste locatie met een geluidsbelasting van meer dan 53 dB en daarom moet bij de beoordeling van het plan en bij de verlening van de hogere waarden ook nog worden gekeken naar zogenaamde compenserende factoren (aanvullende eisen ten aanzien van het wooncomfort). In overleg met de gemeente zijn de volgende eisen vastgesteld waaraan de grondgebonden woningen in het plan moeten voldoen, zodat het wooncomfort kan worden gewaarborgd:
- Alle woningen moeten minimaal één geluidsluwe gevel hebben op de begane grond en de eerste verdieping.
- Minimaal één slaapkamer in de woning is gelegen aan de geluidsluwe gevel.
- De buitenruimte (tuin) is bij woningen aan de geluidsluwe zijde van de woning gelegen.
Op basis van het akoestisch onderzoek Tilburg, Havep-terrein, d.d. 60342.03 , kan worden geconcludeerd dat bij alle woningen een geluidsluwe gevel hebben op de begane grond en dat de buitenruimte (tuin) is gesitueerd aan de geluidsluwe gevel. Bij een drietal woningen (A31, E25 en E26) is er geen sprake van een geluidsluwe gevel op de eerste verdieping, hierdoor is het ook niet mogelijk om een slaapkamer te situeren aan de geluidsluwe zijde van de woning. Bij alle overige woningen is er wel sprake van een geluidsluwe gevel op de eerste verdieping en daardoor de mogelijkheid om een slaapkamer te situeren aan de geluidsluwe gevel.
Vanuit een akoestisch oogpunt kan worden gesteld dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening..
Het ontwerp-besluit tot ontheffing hogere grenswaarden zal tegelijkertijd met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage liggen.
7.5 Lucht
De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is de Wet luchtkwaliteit. Deze is op 15 november 2007 in werking getreden. Met de 'Wet luchtkwaliteit' wordt de wijziging van de Wet milieubeheer op het gebied van luchtkwaliteitseisen (Hoofdstuk 5 titel 2 Wm, Stb. 2007, 414) bedoeld. De 'Wet luchtkwaliteit' vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. De kern van de 'Wet luchtkwaliteit' bestaat uit de (Europese) luchtkwaliteitseisen. Verder bevat zij basisverplichtingen op grond van de richtlijnen, namelijk: plannen, maatregelen, het beoordelen van luchtkwaliteit, verslaglegging en rapportage. De wet voorziet in het zogenaamde Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).
Voor het onderhavige plan is een onderzoek luchtkwaliteit uitgevoerd1. Het uitgevoerde onderzoek is als bijlage aan dit bestemmingsplan toegevoegd. Het doel van het onderzoek is het bepalen van de luchtkwaliteit in en rond het plangebied en om aan te geven wat de invloed is van de realisatie van het plan op de luchtkwaliteit ter plaatse. Er is onderzocht of er mogelijke belemmeringen zijn vanuit de Wet milieubeheer. Verder is beoordeeld of het in deze context aanvaardbaar is om dit project op de beoogde locatie te realiseren; of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
Het plan leidt 'in betekenende mate' tot verslechtering van de luchtkwaliteit. In de omgeving van het plangebied worden echter geen grenswaarden overschreden. De concentraties van de luchtvervuilende stoffen stikstofdioxide en fijn stof liggen op een aanvaardbaar niveau waardoor de blootstelling aan luchtverontreiniging hier niet leidt tot onaanvaardbare gezondheidsrisico's. Het aspect 'luchtkwaliteit' vormt in deze situatie geen belemmering voor een goede ruimtelijke ordening.
Op basis van het uitgevoerde luchtkwaliteitonderzoek kan geconcludeerd worden dat zowel vanuit de Wet Milieubeheer als vanuit een goede ruimtelijke ordening de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor het onderhavige initiatief.
- 1. SAB onderzoek luchtkwaliteit, 30 september 2008
7.6 Bodem
Op 10 december 2003 is voor het onderhavig plangebied een saneringsplan opgesteld. De aanleiding voor dit plan was de uitgevoerde bodemonderzoeken. In termen van de Wet Bodembescherming is een ernstige verontreiniging met minerale olie vastgesteld. Uit de uitgevoerde risicoanalyse, is gebleken dat er geen actuele risico's aanwezig zijn. Derhalve is geconcludeerd dat sanering van de verontreiniging 'niet urgent' is.
Het saneringsplan had als doel binnen het kader van uitgangspunten en randvoorwaarden de noodzakelijke activiteiten te beschrijven van een referentievariant voor de sanering van de verontreiniging. Het doel van de sanering was het verwijderen van de aangetroffen verontreiniging met oliecomponenten. Tevens is een beschrijving gegeven van de omgang met stromen van verontreinigde grond.
Na verwijdering van de verharding is de verontreinigende grond in vlakken ontgraven. De aanvullingen hebben plaatsgevonden met vrijkomend schoon zand en aangeleverd schoon zand. De diverse stromen vrijkomende materialen en grond is afgezet bij een erkend verwerker. Om de grondwaterverontreiniging op de locatie te actualiseren is na afloop van de grondsanering het grondwater geanalyseerd. Op basis van bovenstaande activiteiten is een nulsituatie vastgelegd. Het bevoegd gezag is akkoord met de uitgevoerde sanering.
In aanvulling op de sanering is door Search Ingenieursbureau B.V. in juli 2009 nog één verdachte locatie onderzocht, waarbij de eindsituatie is vastgesteld. Het betreft de voormalige deellocatie 'opslag sterkmiddelen'. Tijdens de veldwerkzaamheden is plaatselijk een antropogene bijmenging met puin in de bovengrond aangetroffen. Uit de analyseresultaten blijkt dat in de verdachte bodemlagen geen verhoogde gehalten zijn aangetroffen. Het grondwater bevat een licht verhoogd gehalte aan tetrachlooretheen. Met behulp van de onderzoeksresultaten is de nulsituatie van de bodem vastgelegd. Er zijn geen belemmeringen meer voor de voorgenomen bouwwerkzaamheden.
Ten slotte is een onderzoek conventionele explosieven (OCE) uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat er geen bommen en andere explosieven aanwezig zijn in de grond.
7.7 Duurzaam Bouwen En Inrichten
De gemeente Tilburg hecht aan een duurzame ontwikkeling van de stad. Dat betekent dat bij de (her)ontwikkeling van (binnen)stedelijke locaties duurzaamheidprincipes mede leidend zullen zijn. Tilburg doorloopt elke vier jaar een milieubeleidcyclus: plan, programma, monitoren, verslagleggen en aanpassen. Het eerste Gemeentelijke Milieubeleidsplan (GMP) van Tilburg dateert uit 1990 en is inmiddels een paar keer geactualiseerd: GMP-2 in 1996 en de GMP-impuls in 2000. Met de milieubeleidsvisie voor de periode 2001 t/m 2004 - 'De Koers, De weg naar duurzaamheid' - zijn 3 strategische doelen geformuleerd:
- 1. Tilburg, complete stad (zorgzaam, ondernemend en bruisend);
- 2. Tilburg, duurzame stad (verantwoord omgaan met eindige natuurlijke hulpbronnen zoals fossiele energie, primaire grondstoffen, water en natuur);
- 3. Tilburg, leefbare stad (een schoon en gezond milieu waarbij milieuverontreiniging van bodem, water en lucht worden teruggedrongen dan wel beheerst). Dit betekent onder meer dat er zuinig om moet worden gegaan met de schaarse ruimte. Bij elke planontwikkeling moet dan ook onderzocht worden of er mogelijkheden bestaan voor meervoudig ruimtegebruik.
De Milieubeleidsvisie 2006 - 2010 'Zorgen voor Milieu is Samenspel' bouwt voort op deze strategische doelen. Het accent ligt nu nog meer dan voorheen op gezondheid van en de kwaliteit van de leefomgeving voor de burger. De sleutel in samenwerking en duurzaam bouwen vormt een van de ankerpunten. Om duurzaam bouwen te bevorderen en makkelijker te maken heeft de gemeente Tilburg een instrument ontwikkeld. Dit is de Gemeentelijke Praktijk Richtlijn Duurzaam Bouwen (GPR Gebouw).
GPR Gebouw bestaat uit vijf modules, te weten: energie, milieuzorg, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. Elke module bevat een pakket keuzemaatregelen. De gemaakte keuzes geven aan de module een score (van 6 tot 10). De milieukwaliteit van het gebouw wordt dus weergegeven door vijf cijfers. Het gemeentebestuur heeft bepaald dat GPR Gebouw gebruikt moet worden bij alle nieuw te bouwen gebouwen binnen de gemeente. Voor het voorliggend plan HaVeP-terrein wordt gestreefd naar een score van 7 voor elke module.
7.8 Afval
Naast het bouwbesluit geeft de gemeentelijke nota ´Herijking Afvalbeleid 2005-2007´ richtlijnen voor het beperken en beheersen van bouwafval. Tevens geeft deze nota aanvullend op de Afvalstoffenwet en het daaruit afgeleide Landelijk AfvalbeheerPlan (LAP) richtlijnen over afvalvermindering, betere afvalscheiding en hergebruik. In deze paragraaf wordt ingegaan op het afval in relatie tot nieuwbouw.
7.8.1 Bouwafval
Het afvalbeleid voor bouwen richt zich voornamelijk op vermindering van materiaalgebruik en duurzaam gebruik van grond- en hulpstoffen. Het Bouwbesluit geeft richtlijnen voor het afval afkomstig bij bouwactiviteiten, het hergebruik van materialen en stimuleert flexibel en demontabel bouwen, hoge restwaarde (economisch en milieutechnisch). Samenvattend is het beleid gericht op:
- a. vermindering gebruik van materialen door flexibel en demontabel te bouwen;
- b. gebruik van secundaire en her te gebruiken grondstoffen;
- c. toepassing herbruikbare materialen met hoge restwaarde.
Bij uitvoering van het onderhavige nieuwbouwproject worden deze uitgangspunten in achtgenomen.
7.8.2 Nieuwbouw en huishoudelijk afval
De Afvalstoffenwet en het daaruit afgeleide Landelijk AfvalbeheerPlan (LAP) stuurt aan op afvalvermindering, betere afvalscheiding en hergebruik. Binnen Tilburg is het afvalbeleid beschreven in de nota Herijking Afvalbeleid 2005 - 2007, Deze nota is op 7 december 2004 behandeld in het college van B&W en in de raad vastgesteld op 31 januari 2005. Binnen de gemeente Tilburg worden veel voorzieningen aangeboden waardoor het voor de burgers gemakkelijker wordt om hun afval gescheiden aan te bieden. Een deel van de voorzieningen wordt geplaatst in de openbare ruimte, denk hierbij aan glasbakken en textielbakken.
Een deel van de voorzieningen staat bij de burgers thuis en hiervoor zal dus ruimte in de woning, de berging of binnen het perceel aanwezig moeten zijn. Deze ruimte kan inpandig gelegen zijn of de containers kunnen in de achtertuin worden geplaatst. Voor verschillende woningbouwtypen worden verschillende eisen gesteld:
Grondgebonden woningen
Per grondgebonden woning gaat het om 2 * 240 liter containers (een duobak van 240 liter voor rest- en GFT-afval en een 140- of 240 litercontainer voor papier- en kartonafval) en een chemosafe.
Gestapelde woningen in minder dan vier woonlagen
Bij gestapelde bebouwing met minder dan vier woonlagen gaat de voorkeur uit naar een aparte inpandige ruimte, per adres, voor een duocontainer en een papiercontainer. Indien dit niet mogelijk is dan verdient een gezamenlijke inpandige voorziening, zoals bij de hoogbouw met vier woonlagen of meer, de voorkeur.
Gestapelde woningen in meer dan vier woonlagen
Bij gestapelde bebouwing in vier of meer woonlagen is een inpandige ruimte noodzakelijk welke voldoet aan de eisen zoals gesteld in het bouwbesluit voor het plaatsen van voldoende 1000 liter (rol)containers voor rest- en papierafval. Binnen ieder nieuwbouwproject dient deze inpandige ruimte te worden gerealiseerd. Bij bestaande hoogbouw is het niet altijd mogelijk om een inpandige voorziening te creëren. Indien genoemde voorziening niet realiseerbaar is kan in overleg met het BAT hiervan afgeweken worden. Verder kan er gezocht worden naar alternatieven zoals buitenpandige of ondergrondse containers. Hierbij dient onderstaande lijst als richtlijn op volgorde van voorkeur, waarbij gescheiden dient te worden ingezameld:
- a. Inpandig
- b. Ondergrondse containers op eigen terrein
- c. Bovengrondse containers op eigen terrein
- d. Ondergrondse containers buiten eigen terrein
- e. Bovengrondse containers buiten eigen terrein
Verder dient in de ontwikkelingsfase van een bouwplan reeds de afvalinzameling meegenomen te worden. Daarnaast dient het BAT op de hoogte te zijn ingrijpende ontwikkeling(en). Mochten er ingrijpende bouwactiviteiten of wegwerkzaamheden plaatsvinden, dan dient vooraf met het BAT gesproken te worden over de bereikbaarheid en de mogelijkheid voor het BAT om containers in te zamelen of te legen tijdens de bouwactiviteiten.
De hierboven genoemde uitgangspunten worden in de realisatiefase in acht genomen.
7.9 Groen En Natuur
Binnen de gemeente Tilburg zijn een groot aantal wetten en beleidsstukken met betrekking tot natuur en groen van kracht. Beleid en wetgeving is verdeeld over rijk, provincie en gemeente.
Op rijksniveau zijn Natuurbeschermingswet 1998, Flora- en faunawet en Boswet van kracht. De Natuurbeschermingswet 1998 (vastgesteld in 2006) biedt bescherming aan gebieden met bijzondere waarden, zoals de Natura2000-gebieden. De Flora- en faunawet (2002) beschermt vrijwel alle in het wild voorkomende planten- en diersoorten (incl. de soorten, die genoemd worden in het Verdrag van Bern, de Vogel- en de Habitatrichtlijn). In de Boswet (1961) is de kap van individuele bomen en bos buiten de bebouwde kom geregeld.
In de Verordening Ruimte, eerste fase van provincie Noord Brabant is vormgegeven aan de provinciale Ecologische Hoofdstructuur. In Noord-Brabant wordt deze de Groene Hoofdstructuur (GHS) genoemd. Uitgangspunt van de GHS is het bereiken van een duurzaam ecologisch netwerk door de ontwikkeling van grootschalige natuur en tussenliggende ecologische verbindingszones. Naast strikte begrenzingen, zijn op provinciaal niveau ook zoekgebieden voor de GHS aangegeven. Per gemeente wordt de begrenzing nader uitgewerkt.
Op gemeentelijk niveau zijn met name de Kadernota Groene Mal, het Groenstructuurplan Plus en de Bomenverordening van belang. In de Kadernota Groene Mal (2002) is het rijks- en provinciaal beleid uitgewerkt en zijn aanvullende regels voor natuur en ecologie binnen de gemeentegrenzen opgenomen. Het Groenstructuurplan Plus (1998) geeft een lange-termijn visie op beheer en inrichting van het openbaar groen. In de Bomenverordening (2008) is de bescherming van bomen binnen de bebouwde kom van de gemeente Tilburg vastgelegd.
7.9.1 Bomeninventarisatie
Voor het onderhavig plangebied is in 2003 een bomeninventarisatie uitgevoerd. Een kaart van de bomeninventarisatie is terug te vinden in de bijlage bij dit bestemmingsplan.
Gezien het feit dat de Nota Tiburg boomT van latere datum is, komt deze bomeninventarisatie niet geheel overeen met deze nota en mag in afwijking van dit beleid een afstand van 12 meter aangehouden worden tot de in de Oude Goirleseweg aanwezige bomen.
Binnen deze zone zijn geen werkzaamheden toegestaan tenzij uit de Bomeneffectanalyse blijkt dat dit met maatregelen mogelijk is. Deze Bomeneffectanalyse is uitgevoerd. Hieruit komt naar voren dat de bomen langs de Oude Goirleseweg monumentale waarde hebben. Binnen een zone van 15 meter moet rekening worden gehouden met deze monumentale waarde. Bij de aanleg van de ventweg ter plaatse zullen dan ook maatregelen worden genomen om deze waarde te beschermen.
Een deel van het plangebied, globaal ten zuiden van de doorgetrokken Generaal Smutslaan, heeft volgens de zoneringskaart een nevenwaarde. Bij de planvorming wordt derhalve rekening gehouden met het beleid om het groen langs de Ringbaan Zuid te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld dat parkeren op maaiveldniveau in de groenstrook langs de Ringbaan Zuid niet toegestaan is.
Voor de bomen in de Afrikaanderstraat dient een beschermingszone van 8 m aangehouden te worden. De ligging van het bouwvlak is hierop aangepast en ten behoeve van de te realiseren woningen wordt een BEA uitgevoerd, zodat instandhouding van de bomen met de uitvoering gewaarborgd blijft.
7.9.2 Onderzoek natuurwaarden
Op grond van de Flora- en faunawet dient de aanwezigheid en verspreiding van beschermde planten- en diersoorten onderzocht te worden. Ten behoeve van het initiatief is door SAB Arnhem B.V zowel in 2006 als in 2008 een (actualisatie) quick scan flora en fauna opgesteld. Daarnaast heeft een nadere inspectie naar vleermuizen en rugstreeppadden plaatsgevonden, uitgevoerd door IJzerman advies B.V. De verschillende rapporten zijn als bijlage bijgevoegd.
Gebiedsbescherming
Het plangebied en de directe omgeving maken geen onderdeel uit van de EHS en is niet in of nabij speciale beschermingszones gelegen, als bedoeld in de Natuurbeschermingswet. Met gebiedsbescherming hoeft dan ook geen rekening te worden gehouden.
Soortenbescherming
De gegevens van Natuurloket geven een indicatie van de aanwezigheid van (beschermde) plant- en diersoorten in een kilometerhok weer. Het betreffende kilometerhok is matig tot niet onderzocht. Dit geldt voor bijna alle soortgroepen.
Planten
Het terrein ligt sinds de sloop van de bedrijfsbebouwing braak. De vegetatie op het terrein bevindt zich in een pioniersstadium, waarbij grote delen van het terrein nog onbegroeid zijn. Volgens gegevens van Natuurloket komt in de omgeving van het plangebied tenminste één beschermde vaatplant voor. Gezien de veranderde terreinomstandigheden (bebouwing reeds gesloopt en braakligging) zijn deze gegevens niet meer van toepassing op het plangebied. Soms kunnen pioniersomstandigheden interessante plantensoorten herbergen, vaak doordat sprake is van een schrale zandgrond (na sloop en grondwerken) en de mogelijkheid voor soorten om zich op een onbegroeid terrein te vestigen. Tijdens het veldbezoek is een inschatting gemaakt van de geschiktheid van de aanwezige biotopen als groeiplaats voor beschermde planten. Het plangebied bestaat uit zandige grond met algemene soorten als Jacobskruiskruid (Jacobaea vulgaris vulgaris), Middelste teunisbloem (Oenothera biennis), Smalle wegbree (Plantago lanceolata) en Canadese fijnstraal (Conyza canadensis). Dit zijn typisch planten die in het eerste stadium van de vegetatieontwikkeling zich vestigen. Op het moment van het veldbezoek zijn geen (resten van) beschermde soorten aangetroffen. Op basis van de waargenomen soorten is de verwachting dat beschermde soorten van de Flora- en faunawet niet voorkomen. Ook is het niet waarschijnlijk dat er een goed ontwikkelde zaadbank aanwezig is gezien de historie van het terrein. Het terrein was bebouwd en is hoogst waarschijnlijk opgespoten. Als het terrein lang braak ligt en successie verder verloopt, is de kans groter dat soorten van een schraal grasland zich gaan vestigen.
Grondgebonden zoogdieren
Gezien de aard van het plangebied zijn grondgebonden zoogdieren wel te verwachten, maar in beperkte mate. Het terrein is door de recente sloop van de bedrijfspanden en de korte braakligging nog weinig begroeid. Daardoor biedt het nauwelijks beschutting die dieren kunnen gebruiken om er vaste verblijfsplaatsen te hebben. In het veld zijn diverse muizensporen aangetroffen. Soorten als huismuis (Mus domesticus) en veldmuis (Microtis arvalis) mogen hier zeker worden verwacht. Het terrein lijkt op zich geschikt als leefgebied voor bijvoorbeeld konijnen, maar de binnenstedelijke ligging is mogelijk beperkend voor de daadwerkelijke aanwezigheid van deze soort. Het terrein zelf biedt weinig beschutting tegen predatoren.
Vleermuizen
Alle vleermuizen zijn strikt beschermd, zowel de soort zelf als hun leefgebied. Gezien de solitaire bomen in het terrein en de laanbeplanting langs de Oude Goirleseweg, Afrikaanderstraat en Laarstraat is het niet geheel uit te sluiten dat vleermuizen als rosse vleermuis (Nyctalus noctula) van deze bomen gebruikmaken. De rosse vleermuis is een boombewonende soort die mogelijk de bomen als zomerverblijfplaats gebruikt. De lanen kunnen gebruikt worden als vliegroute door onder andere de gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus). De laanbomen langs de Oude Goirleseweg, Afrikaanderstraat en Tafelbergstraat blijven behouden. Hierdoor zullen hier geen verblijfplaatsen vernietigd worden. Er wordt wel geadviseerd bebouwing en verlichting op circa 10-15 meter van de bestaande laanbomen te houden. Aangezien tevens ten opzichte van de bomen al afstand gehouden dient te worden, wordt hierdoor al een afstand tussen bebouwing en de groenstructuur gewaarborgd waardoor voor vleermuizen geen significante verstoring zal optreden.
Vissen
Open water ontbreekt in het plangebied. Daardoor is de aanwezigheid van de soortgroep vissen uit te sluiten.
Amfibieën
In het plangebied is geen open water aanwezig, echter een aantal amfibieën is niet het gehele jaar afhankelijk van water, bijvoorbeeld rugstreeppad (Bufo calamita) en gewone pad (Bufo bufo). De soorten die beschermd zijn in de Flora- en faunawet, zijn doorgaans beperkt tot natuurgebieden. De gewone pad is een soort die zich kan handhaven in groene woonwijken met tuinvijvers en kan in de omgeving van het plangebied voorkomen. De gewone pad is een soort van beschermingscategorie 1 waarvoor geen ontheffing voor nodig is. De rugstreeppad is een soort van open, zandige en instabiele terreinen zoals bouwputten, zandafgravingen, opgespoten vlakten en pas ontgonnen gronden. Aan het eind van de zomer trekken de rugstreeppadden vanuit hun (waterrijke) voortplantingsgebieden naar zandige locaties om zich in te graven en te overwinteren. In de omgeving van Tilburg komt de rugstreeppad voor. De rugstreeppad is aangewezen onder beschermingscategorie 3, waarvoor een ontheffing nodig is. Gezien het feit dat het plangebied circa 2 jaar braak ligt, is nader onderzoek naar de rugstreeppad gedaan.
Reptielen
Volgens verspreidingsgegevens van RAVON komen er geen reptielen in de omgeving voor. Geschikte biotopen voor reptielen worden veelal gevonden in natuurlijke bos-, heide- en veengebieden. Dergelijke omstandigheden doen zich in het plangebied niet voor. Reptielen kunnen hier ook worden uitgesloten.
Insecten
Slechts een beperkt aantal van de zeer soortenrijke groep van de insecten is beschermd.
De habitateisen van beschermde soorten binnen deze groep zijn vaak zeer locatiespecifiek en gebonden aan zeer bijzondere biotopen en waardplanten. Dergelijke biotopen zijn niet in het plangebied aanwezig.
Vogels
In de struwelen, hagen en de in de omgeving aanwezige tuinen en bebouwing kunnen algemeen voorkomende vogels broeden zoals merel (Turdus merula). Vogels die broeden op kale grond, zijn in het plangebied niet te verwachten. Het plangebied is gelegen in bebouwd gebied en tussen (snel)wegen. Er zijn veel verstorende invloeden (geluid, honden, katten) waardoor het ongeschikt wordt voor deze groep broedende vogels. In het broedseizoen van vogels (half maart tot half juli) zijn kapwerkzaamheden verboden. Werkzaamheden tijdens deze periode kunnen leiden tot directe verstoring van broedvogels en het broedsucces. Alle vogels zijn beschermd. Het is niet mogelijk om een vrijstelling te verkrijgen voor activiteiten die vogels in het broedseizoen kunnen storen.
Conclusie
In het plangebied komen voornamelijk plantensoorten voor uit een pioniersstadium. Er zijn geen beschermde soorten aangetroffen en gezien de omstandigheden zijn deze ook niet waarschijnlijk. Wel dient rekening te worden gehouden dat als het terrein lang braak ligt, de mogelijkheid bestaat dat kolonisatie van beschermde soorten plaatsvindt.
Door het ontbreken van water in het terrein en directe omgeving zijn de diergroepen vissen en amfibieën uit te sluiten. Aangezien het terrein al 2 jaar braak ligt, is echter wel nader onderzoek naar de rugstreeppad gedaan. Zie hierna.
Reptielen en beschermde insectensoorten zijn niet te verwachten vanwege de specifieke eisen die de beschermde soorten van deze groepen nodig hebben en het ontbreken van deze omstandigheden in het plangebied. Grondgebonden zoogdieren zijn wel te verwachten. De soorten die te verwachten zijn, zoals veldmuis, zijn soorten die algemeen in Nederland voorkomen en waarvoor geen ontheffingsplicht geldt. Langs de Afrikaanderstraat en Laarstraat staan laanbomen. Deze kunnen gebruikt worden door vleermuizen als vliegroute.
Nadere inspectie vleermuizen en rugstreeppadden
Op basis van de resultaten van het verkennend onderzoek is een nadere ecologische inspectie naar vleermuizen en rugstreeppadden uitgevoerd. Deze nadere inspectie heeft plaatsgevonden in het najaar van 2008 en de voorjaar-zomer van 2009.
vleermuizen
Op de planlocatie zijn geen in- of uitvliegende dieren of zwermende dieren waargenomen. Op de planlocatie bevinden zich geen vaste verblijfslocaties. Bij alle rondes werden foeragerende dieren waargenomen rondom de planlocatie. Het betrof in alle gevallen jagende gewone dwergvleermuizen (Pipistrellus pipistrellus). Rondom de straatverlichting en de bomenlaan van de Oude Goirleseweg en rondom de bebouwing en achtertuinen op de hoek met de Ringbaan Zuid en de Afrikaanderstraat zijn bij alle onderzoeksrondes jagende dwergvleermuizen waargenomen. Het betrof maximaal 2 dieren per keer en de meeste activiteit was waar te nemen na de schemerperiode. Op het braakliggende terrein werd in de juni-ronde eenmaal een overvliegend dier waargenomen.
rugstreeppadden
Het onderzoek naar de aanwezigheid van rugstreeppadden op het terrein bestond uit een aantal vlakdekkende inspecties en het waarnemen van kooractiviteit van roepende mannetjesdieren. Er werden geen kooractiviteiten of dieren waargenomen op de planlocatie. Vermoedelijk ligt de locatie te ver geïsoleerd ten opzicht van bestaand leefgebied. Door de stedelijke ligging kan dit kolonisatie vanuit het buitengebied bemoeilijken.
Er kan geconcludeerd worden dat de ruimtelijke ingrepen in het plangebied door het ontbreken van vaste verblijfs- en gebruiksplaatsen voor vleermuizen en rugstreeppadden, geen nadelige effecten op de instandhouding van de lokale populaties hebben. Een ontheffing op de Flora- en faunawet is dan ook niet vereist. Het aspect flora en fauna vormt daarmee geen belemmering voor de doorgang van het project.
Hoofdstuk 8 Waterparagraaf
8.1 Waterwetgeving En -Beleid
8.1.1 Europees en nationaal beleid
Kaderrichtlijn Water
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is sinds 22 december 2000 van kracht. Deze richtlijn heeft als doel de toestand van het oppervlaktewater en grondwater binnen de Europese Unie in stand te houden en waar mogelijk te verbeteren. Het gaat hierbij primair om de waterkwaliteit, al speelt de waterkwantiteit ook een rol. Meer in detail stelt de KRW als doelen:
- aquatische ecosystemen (een natte component van terrestrische systemen) beschermen tegen verdere achteruitgang en deze verbeteren waar mogelijk;
- duurzaam gebruik van water bevorderen door bescherming van beschikbare waterbronnen;
- verbetering van het aquatisch milieu door vermindering van lozingen, emissies en verliezen van prioritaire stoffen en geleidelijk beëindigen van lozingen, emissies en verliezen van prioritair gevaarlijke stoffen;
- terugdringen van de verontreiniging van grondwater en voorkómen van verdere verontreiniging;
- bijdragen aan vermindering van de gevolgen van overstromingen en perioden van droogten.
De Kaderrichtlijn Water gaat uit van de zogeheten stroomgebiedbenadering. Een stroomgebied bestaat uit het gehele watersysteem van bron tot monding van een rivier inclusief het hele gebied dat hierop afwatert. Nederland maakt onderdeel uit van vier stroomgebieden: Eems, Rijn, Maas en Schelde.
Voor elk stroomgebied dient om de 6 jaar een stroomgebiedbeheerplan (SGBP) te worden opgesteld. Hierin is aangegeven hoe de lidstaat voor elk stroomgebied de milieudoelstellingen van de KRW wil gaan halen inclusief de maatregelen die hiervoor worden genomen. Daarnaast moeten hierin ook de toegepaste uitzonderingen worden beargumenteerd. Het SGBP is opgebouwd uit onderdelen van het Nationaal Waterplan, Beheerplan Rijkswateren, Provinciale Waterplannen en Waterbeheerplannen van de waterschappen en gemeentelijke besluiten.
Waterwet
De Waterwet ( 22 december 2009) regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. op grond van deze wet moeten de provincies één of meer regionale waterplannen vaststellen die wat betreft de ruimtelijke aspecten de status van provinciale structuurvisie hebben.
De Waterwet vervangt de bestaande wetten voor het waterbeheer in Nederland, met uitzondering van de Waterschapswet.
Het Nationaal Waterplan 'Een veilige leefbare delta, nu en in de toekomst'
Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande Nota's Waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van het wetsvoorstel Waterwet dat naar verwachting in 2009 in werking zal treden. Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
Belangrijke onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid, het beleid voor het IJsselmeergebied, het Noordzeebeleid en de Stroomgebiedbeheerplannen op grond van de KRW. Tevens bevat het Nationaal Waterplan een eerste beleidsmatige uitwerking van de kabinetsreactie op het advies van de Deltacommissie.
In de vier Stroomgebiedbeheerplannen (SGBP's) voor Eems, Maas, Rijn en Schelde zijn de waterkwaliteitsmaatregelen van alle waterbeheerders (Rijkswaterstaat, provincies, waterschappen, gemeenten) per stroomgebied gebundeld. De SGBP's worden aan de Europese Commissie toegezonden. Daarmee wordt invulling gegeven aan de verplichtingen uit de Kaderrichtlijn Water.
8.1.2 Provinciaal beleid
Provinciaal Waterplan en provinciale Waterverordening
Het Provinciaal Waterplan, vastgesteld op 20 november 2009 en in werking getreden op 22 december 2009, beschrijft het strategische waterbeleid voor Noord-Brabant in hoofdlijnen en maakt duidelijk hoe aan het beleiduitvoering invulling wordt gegeven.
Het Provinciaal Waterplan bestaat uit een plantekst en 2 plankaarten. De plantekst beschrijft het provinciale waterbeleid. Het plan bestaat uit een strategisch deel en een operationeel deel.
De hoofddoelstelling is dat 'het water bijdraagt aan een gezonde omgeving voor mens, dier en plant, waarin we veilig kunnen wonen en waar ruimte is voor economische, maatschappelijke en ecologische ontwikkelingen. Dit wordt vertaald in de volgende maatschappelijke doelen:
- schoon grond- en oppervlaktewater voor iedereen;
- adequate bescherming van Noord-Brabant tegen overstromingen;
- Noord-Brabant heeft de juiste hoeveelheden water (niet te veel en niet te weinig).
In aansluiting op de Waterwet is tevens een nieuwe provinciale Waterverordening inwerking getreden.
Het projectgebied geen bijzondere status op basis van het provinciale beleid.
8.1.3 Waterschap De Dommel
Waterbeheerplan 2010-2015 'Krachtig Water'
Het waterbeheerplan (22 december 2009) beschrijft hoe waterschap De Dommel samen met andere partijen invulling wil geven aan het waterbeheer in het stroomgebied van De Dommel. Het plan heeft een looptijd van 2010 tot en met 2015. Het betreft alle aspecten rondom het beheer van de watergangen, stuwen, gemalen, transportstelsels en rioolwaterzuiveringen, zowel onder normale omstandigheden als in het geval van calamiteiten.
Het waterbeheerplan is een strategisch document. Het geeft op hoofdlijnen een beschrijving van de doelen van het Waterschap en hoe de doelen gerealiseerd worden. Concrete uitwerking van deze doelen vindt voor een groot deel plaats in gebiedsprojecten.
Ten aanzien van de doelen is een indeling gemaakt in thema's:
- droge voeten;
- voldoende water;
- natuurlijk water;
- schoon water;
- schone waterbodems;
- mooi water.
Binnen de kerntaken van het Waterschap is daarnaast gekozen voor 2 prioriteiten:
- 1. Waterberging: in 2015 dient het bebouwd gebied, conform het Nationaal Bestuursakkoord Water voldoende beschermd zijn;
- 2. Natura 2000: De Natura 2000-gebieden hebben zeer hoge natuurwaarden en veel potenties voor het vergroten hiervan. Deze gebieden maken deel uit van de 'beschermde gebieden' van de KRW, waarvoor herstel en bescherming urgent is.
Om de doelen te behalen zal worden samengewerkt met andere organisaties. Samenhangende projecten worden uitgewerkt in concrete gebiedsplannen.
Toetsinstrumentarium Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen
Waterschap De Dommel en Waterschap Aa en Maas hebben in de notitie "Ontwikkelen met duurzaam wateroogmerk" (11 juli 2006) een definitie en randvoorwaarden gegeven voor het Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen. Daarbij is een vertaalslag gemaakt naar vijf toetsaspecten waaraan een plan of ontwikkeling getoetst kan worden. Voor de toetsing zijn drie methodieken onderscheiden met een verschillend detailniveau: de kengetallen methode, het bakjesmodel en een (geo)hydrologische modellering.
In dit project is een toetsinstrumentarium ontwikkeld om het Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen te implementeren in het watertoetsproces en de verschillende aspecten van een plan daadwerkelijk te kunnen toetsen. Daarbij is echter geen onderscheid gemaakt tussen de kengetallenmethode of het bakjesmodel, maar is voor alle kleine tot middelgrote plannen één eenduidig toetsinstrumentarium ontwikkeld.
Hydrologisch neutraal ontwikkelen houdt in dat de ontwikkeling geen hydrologische achteruitgang ten opzichte van de referentiesituatie tot gevolg heeft.
Er mogen geen hydrologische knelpunten worden gecreëerd voor de te handhaven en de vastgelegde toekomstige landgebruikfuncties in het plangebied en het beïnvloedingsgebied.
Concreet betekent dit dat:
- De afvoer uit het gebied niet groter is dan in de referentiesituatie.
- De omvang van grondwateraanvulling in het plangebied gelijk blijft of toeneemt.
- De grond- en oppervlaktewaterstanden in de omgeving gelijk blijven, of verbeteren voor de huidige en toekomstige landgebruiksfuncties.
- De (grond)waterstanden in het plangebied moeten aansluiten op de (nieuwe) functie(s) van het plangebied zelf.
- Het plangebied zo moet worden ingericht, dat de gevolgen van vastgestelde toekomstige ontwikkelingen in de omgeving, die van invloed zijn op de
- (Grond)waterstanden, niet leiden tot knelpunten in het plangebied.
8.1.4 Gemeentelijk waterbeleid
Het waterbeleid van de gemeente Tilburg is vastgelegd in het Waterplan (1997) en verder uitgewerkt en ruimtelijk vertaald in het Waterstructuurplan (2002). In het Waterplan zijn algemene doelstellingen geformuleerd met betrekking tot het gemeentelijk waterbeleid op de lange termijn, gebaseerd op de duurzaamheidsgedachte. Het Waterstructuurplan koppelt het actieprogramma uit het Waterplan aan ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente en geeft hiermee onder andere invulling aan water als ordenend principe. In het waterstructuurplan zijn de volgende hoofddoelstellingen voor het gemeentelijk waterbeleid opgenomen:
- Streven naar een duurzaam en veerkrachtig watersysteem;
- Optimalisatie van de waterketen; zuinig en efficiënt gebruik van water;
- Vergroten van de belevings-, ecologische, economische en recreatieve waarde van water.
De principes van duurzaam waterbeheer zijn nog steeds actueel, wel hebben de laatste jaren er op landelijk (Nationaal Bestuursakkoord Water) en europees niveau (Kaderrichtlijn Water) veel ontwikkelingen plaatsgevonden op dit beleidsveld. Afgesproken is om in 2015 het watersysteem op orde te hebben en vervolgens op orde te houden richting 2050 om wateroverlast zoveel mogelijk te voorkomen. Tevens dient in 2015 de goede chemische en ecologische toestand van het watersysteem te zijn bereikt. Het Tilburgse waterbeleid zal hiertoe worden geactualiseerd.
8.2 Waterhuishoudkundige En Civieltechnische Aspecten
8.2.1 Huidige situatie
In het verleden is het terrein in gebruik geweest als textielfabriek. Op het terrein waren enkele panden aanwezig het overige deel van het terrein was grotendeels verhard. Momenteel is alle bebouwing gesloopt en is de verharding verwijderd. Het terrein ligt nu braak. Het gebied beslaat een oppervlakte van ca. 38.250 m2 en is gelegen in het stroomgebied van de Dommel en de Zandleij. De locatie behoort zowel kwalitatief als kwantitatief tot het beheergebied van Waterschap de Dommel.
In de voormalige situatie was de locatie vrijwel geheel verhard. Zowel de gebouwen als de verharding waren aangesloten op een gemengd rioleringstelsel. Via dit rioleringstelsel werd al het vuil- en het hemelwater afgevoerd naar het eindgemaal Moerenburg.
Rondom het plangebied is een gemengd rioolstelsel aanwezig. Via dit rioleringstelsel wordt vuil- en het hemelwater uit de omgeving van het plangebied afgevoerd naar de rioolwaterzuivering Tilburg Oost. Een uitzondering vormen de bedrijfspanden met de huisnummers 301, 303 en 305 aan de Ringbaan Zuid. Het hemelwater van deze panden en het omliggende terrein watert af op een infiltratievijver langs de ringbaan. Volgens opgave van de gemeente Tilburg heeft deze infiltratievijver een inhoud van 530 m3. De afwatering op de infiltratievijver is een absoluut systeem, zonder overstort. Bij een eventuele uitbreiding van de infiltratievijver dient hier rekening mee gehouden te worden.
8.2.2 Toekomstige situatie
Het plangebied zal worden herontwikkeld tot woongebied. Onderhavig plangebied is opgesteld ten behoeve van deze herontwikkeling. In grote lijnen bestaat de toekomstige inrichting uit een tweetal woongebieden, welke van elkaar worden gescheiden door een nieuw aan te leggen woonstraat. Deze nieuwe woonstraat loopt in het verlengde van de Generaal Smutslaan, naar de Oude Goirleseweg. Aan de zuidzijde van het plangebied, langs de Ringbaan Zuid is een groengebied geprojecteerd.
Voor het uitwerken van het watersysteem is met name de oppervlakte die verhard zal worden van belang. Op basis van de situatie tekening d.d. 17-09-2009 heeft een berekening van de oppervlakten plaatsgevonden. De totale oppervlakte van het plangebied bedraagt 38.250 m2
In het navolgende schema staan de deeloppervlakken weergegeven.
Dit betekent dat in de toekomstige situatie circa 22.570m2 verhard oppervlak aanwezig zal zijn.
8.2.3 Bodemopbouw
In 2006 is door Cauberg-Huygen onderzoek verricht naar de bodemopbouw en de geohydrologische kenmerken van het plangebied, met als doel te onderzoeken of de bodem geschikt is voor het infiltreren van regenwater. De resultaten van dit onderzoek staan beschreven in het rapport 2005.2666-02: "Watertoets uitbreiding bestemmingsplan "Oerle" te Tilburg". In dit hoofdstuk zijn de resultaten en de conclusie van dit onderzoek beknopt beschreven.
De bodem van het plangebied bestaat globaal uit zwak tot sterk siltig, zeer fijn zand. Plaatselijk komt op een diepte van 1,30 tot 1,80 m minus maaiveld leemlaagjes voor. Ten tijde van het grondonderzoek is een grondwaterspiegel aangetroffen van 3,8 m minus maaiveld.
Ter plaatse zijn twee doorlatendheidmetingen verricht met behulp van de omgekeerde boorgatmethode met een diepte van 0,8 m en van 2,0 m minus maaiveld. De resultaten van deze metingen staan in het onderstaande schema weergegeven.
8.2.4 Geohydrologie
Het plangebied is gelegen nabij het hoogste punt van Tilburg. Het terrein loopt af van zuid naar noord. Het hoogste punt is gelegen in de zuidwesthoek op ca. 16.50m +NAP. De noordwestelijke hoek is het laagst. Deze hoek ligt op ca. 15,20+ NAP. De oostelijke rand loopt af van ca. 15,60 m NAP naar 15,40 m +NAP.
Uit de rapportage blijkt dat het grondwater in het plangebied vrij diep staat, namelijk minstens op 3,0 m minus maaiveld. Uit peilbuis in de buurt van het plangebied, blijkt dat de GHG ligt tussen de 12,00 en de 12,20 m +NAP.
Aan de zuidwestzijde van de locatie op ca 2 kilometer afstand stroomt de Leij. Op ca. 500 meter van de locatie zijn diverse waterplassen gelegen. In de onmiddellijke omgeving van het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.
8.2.5 Mogelijke oplossing
Gezien er in de directe omgeving geen oppervlaktewater aanwezig is en de doorlatendheid van de bodem goed is, ligt het voor de hand om te kiezen voor het infiltreren van water in de bodem. Er zijn verschillende systemen om hemelwater in de bodem te infiltreren, zoals infiltratievijvers; wadi's; kunststof infiltratiekratten; waterdoorlatende rioolbuizen of waterdoorlatende verharding.
De gemeente Tilburg heeft in haar waterparagraaf d.d. 28-06-2004 reeds haar voorkeur uitgesproken om in het plangebied een conventioneel gescheiden rioolstelsel aan te leggen, waarbij hemelwater afgevoerd wordt naar de reeds bestaande infiltratievijver aan de Ringbaan. Vuilwater wordt binnen het plangebied verzameld en aangesloten op het bestaande gemengde stelsel rondom het plangebied.
In een overleg tussen de gemeente en de ontwikkelaar d.d. 15-09-2009 heeft ook de ontwikkelaar haar voorkeur uitgesproken voor deze variant.
8.2.6 Uitwerking watersysteem
Conform het voorstel van de gemeente Tilburg wordt er in het plangebied een conventioneel gescheiden rioolstelsel aangelegd. Vuilwater wordt per perceel verzameld en aan de perceelgrens aangeboden. Vanaf hier wordt het vuilwater via een rioolstelsel getransporteerd naar het omliggende gemengd stelsel, van waaruit het wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie.
Ook het hemelwater wordt per perceel verzameld en aan de perceelsgrens aangeboden. Het hemelwater wordt via een hemelwaterstelsel verder getransporteerd naar de bestaande infiltratievijver aan de Ringbaan. Hiertoe dient aan de zuidzijde, tussen de toekomstige hoogbouw en het bestaande garagebedrijf een nieuwe leiding aangelegd te worden. Deze leiding kan aangesloten worden op de bestaande transportleiding, langs de Ringbaan, richting de infiltratievijver. Bij de verdere uitwerking van het rioleringsplan dient te worden bezien of de capaciteit van deze bestaande leiding voldoende is.
Door het extra wateraanbod, zal de bestaande infiltratievijver vergroot moeten worden. De Gemeente Tilburg gaat ervan uit dat 10 mm van het verharde oppervlak geborgen moet kunnen worden. Bij een toekomstig verhard oppervlak van circa 22.570 m2 betekent dat er 226 m3 geborgen moet kunnen worden. Om deze berging te kunnen realiseren moet de infiltratievijver zodanig worden aangepast dat de capaciteit van de infiltratievijver met 226 m3 wordt vergroot. De vergroting van deze retentievijver maakt onderdeel uit van de privaat-rechtelijke overeenkomst tussen de gemeente en de ontwikkelingscombinatie HaVeP. In het voorliggend bestemmingsplan zijn binnen alle bestemmingen de functies water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan.
Navolgende figuur geeft een weergave van de bestaande leiding en vijver, waarbij met de nog technisch nader uit te werken oplossing bij aangesloten zal worden.
Materiaalgebruik
Afkoppeling van het hemelwater van het afvalwater maakt dat er in de bebouwing geen materialen gebruikt mogen worden die de grondwaterkwaliteit negatief kunnen beïnvloeden. Het betreft uitlogende materialen zoals zink en lood. Dat betekent dat slechts duurzame, niet-uitloogbare materialen gebruikt worden.
8.3 Advies Waterbeheerder
Voorliggende waterparagraaf is overlegd met de waterbeheerder, Waterschap de Dommel. In relatie tot de uitwerking van de plannen is reeds contact gelegd. Bij brief van 14 januari 2010 heeft het Waterschap laten weten in te stemmen met de waterparagraaf en de daarin voorgestelde oplossingsrichting. Concrete uitwerking van de waterhuishouding zal plaatsvinden in een waterhuishoudkundig plan, welke voor uitvoering aan het waterschap voorgelegd zal worden. Bij realisatie van de woningen zal geen gebruik gemaakt worden van uitlogende materialen.
Hoofdstuk 9 Financiële Paragraaf
9.1 Exploitatieovereenkomst
De gemeente Tilburg heeft met de ontwikkelingscombinatie HaVeP voor deze locatie een exploitatieovereenkomst opgesteld. Deze overeenkomst is door beide partijen getekend voordat het ontwerpbestemmingsplan in procedure genomen is. Aangezien als gevolg van deze overeenkomst eventuele exploitatiekosten anderszins verzekerd zijn, wordt door de gemeente Tilburg geen exploitatieplan opgesteld.
9.2 Precario
Alvorens er met de bouwactiviteiten wordt begonnen, zal de aanvrager een precario-overeenkomst met de gemeente afsluiten. Hierin wordt geregeld dat eventuele beschadigingen aan het openbaar gebied als gevolg van de bouwactiviteiten (openbaar groen, trottoir, etc.) op kosten van de aanvrager worden hersteld. Tevens wordt het plaatsen van eventuele bouwcontainers, het tijdelijke gebruik van gemeentegronden etc. in de precario-overeenkomst geregeld.
9.3 Tegemoetkoming In Planschade
Als een belanghebbende ten gevolge van inwerkingtreding van onderhavig bestemmingsplan schade lijdt of zal lijden en deze niet of niet geheel voor rekening van de belanghebbende behoort te komen en de vergoeding ervan niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, kennen Burgemeester en wethouders hem op aanvraag naar billijkheid een schadevergoeding toe.
De Gemeente Tilburg heeft met de ontwikkelingscombinatie HaVeP een planschadeovereenkomst opgesteld voor deze locatie en bijbehorende plan. Ook deze overeenkomst is afgesloten.
Hoofdstuk 10 Burgerparticipatie En Vooroverleg
10.1 Vooroverleg
Op 9 oktober 2008 is het voorliggend woningbouwplan ambtelijk voorbesproken met de provincie en inspectie VROM. In dit overleg is aan de orde gekomen dat de functiewijziging van bedrijfslocatie naar woningbouwlocatie in het bestemmingsplan onderbouwd moet worden. In de paragraaf economisch beleid is deze motivatie opgenomen.
Vervolgens is het voorontwerpbestemmingsplan "HaVeP terrein" op 26 juli 2010 aan het ministerie van VROM, Provincie Noord Brabant en Waterschap de Dommel toegezonden. Alle gevraagde instanties hebben gereageerd. Deze reacties zijn als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.
Door het Waterschap is aangegeven dat reeds eerder is ingestemd met de waterparagraaf. Derhalve wordt ook ingestemd met het nu voorliggende bestemmingsplan. Het waterhuishoudkundige plan zal, inclusief resultaten van bodemonderzoek, nog aan het waterschap voor worden gelegd.
Provincie Noord Brabant heeft laten weten geen provinciaal belang te zien in het bestemmingsplan en is derhalve akkoord met het voorontwerp.
Het ministerie van VROM tot slot heeft ook aangegeven dat het voorliggend plan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen, gelet op de nationale belangen uit de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijke Beleid.
10.2 Burgerparticipatie
Op 8 december 2008 is een informatiebijeenkomst gehouden voor omwonenden en belangstellenden over de stedenbouwkundige visie voor het HaVeP-terrein. Op deze avond is het stedenbouwkundig plan toegelicht en is ingegaan op de verkeersontsluiting van het plangebied. Uit deze avond is met name gebleken dat de verkeerssituatie in de omliggende wijken de omwonenden zorgen baart. Naar het aspect verkeersontsluiting is naar aanleiding van deze avond dan ook nog goed gekeken. Langs de Oude Goirleseweg zal een ventweg aangelegd worden. Voor de Verlengde Generaal Smutslaan wordt gekozen voor eenrichtingsverkeer van west naar oost. Uit onderzoek is gebleken dat deze variant toekomst bestendig is en het kruispunt Ringbaan - Zuid / Oude Goirleseweg minimaal belast. Voor een verslag van de gehouden avond wordt verwezen naar de bijlage.
Op 15 november 2010 heeft opnieuw een informatiebijeenkomst plaatsgevonden. Ook nu was de verkeersafwikkeling in Oud Zuid het belangrijkste zorgpunt voor omwonenden alsmede de geplande hoogbouw in het plan.
Voor wat betreft de verkeerscirculatie geldt dat voor de ontsluiting van het Havep terrein is gekozen voor de variant die nagenoeg geen effect heeft op de black spot. Namelijk door het gebied te ontsluiten via een ventweg (éénrichtingsverkeer in noordelijke richting) net zoals aan de zuidzijde van Ringbaan Zuid voor de Goirleseweg het geval is. En door éénrichtingsverkeer op de verlengde Generaal Smutslaan in oostelijke richting.
Met betrekking tot de zorgen over de hoogbouw kan worden gesteld dat te zijner tijd een plan ontwikkeld zal worden dat onderwerp zal zijn van burgerparticipatie.
10.3 Zienswijzen
Het ontwerp bestemmingsplan heeft samen met de ontwerp omgevingsvergunning voor 120 woningen en de ontwerp beschikking hogere waarde geluidhinder van vrijdag 7 januari 2011 tot en met donderdag 17 februari 2011 ter inzage gelegen. Gedurende bovengenoemde termijn zijn 12 zienswijzen ingediend.
Hierna volgt per zienswijze een samenvatting, het standpunt van de gemeente en de conclusie over de beoordeling. De standpunten zijn gebaseerd op de volledige tekst van de zienswijzen; er heeft een integrale beoordeling plaatsgevonden.
N.B.: in verband met de toepassing van de Wet bescherming persoonsgegevens zijn de zienswijzen geanonimiseerd weergegeven.
Zienswijze 1
- a. De buurtraad voert aan dat de Generaal Smutslaan een lange weg wordt zonder fysieke belemmeringen en er een nieuwe sluiproute gecreëerd wordt via de Generaal Smutslaan. De hoek Tafelbergstraat/Generaal Smutslaan is nu al onoverzichtelijk en wordt door dit plan nog onoverzichtelijker en gevaarlijker. Het oversteken van zowel bewoners van de Zuidkaapflat als spelende kinderen wordt gevaarlijker. Men verzoekt om een verhoogde kruising Generaal Smutslaan/Tafelbergstraat zodat deze vanaf het HaVeP terrein een uitrit wordt. Deze verhoogde kruising zal als snelheidsremmer werken.
- b. Tevens verzoekt men om voor de Zuidkaapflat een oversteekplaats te markeren met belijning. Deze standpunten zijn ook geuit in een overleg op 3 februari 2011.
Standpunt gemeente
- a. Naar aanleiding van deze zienswijze en het gevoerde overleg is besloten de kruising Tafelbergstraat / Generaal Smutslaan uit te voeren als verhoogde kruising. In de verlengde Generaal Smutslaan komen ook verkeersremmende maatregelen.
- b. De oversteek zal worden gemarkeerd met behulp van kanalisatielijnen en een bandverlaging waardoor de oversteek beter zichtbaar wordt en de oversteek makkelijker is.
CONCLUSIE
Zienswijze gegrond, het bestemmingsplan behoeft hiervoor niet aangepast te worden.
Zienswijze 2
- a. Reclamant verzoekt om het maaiveld van de nieuwe woningen maximaal dezelfde hoogte te geven als de centrale as van de Oude Goirleseweg. Hij verzoekt om de vloer van de nieuw te bouwen woningen niet hoger te leggen dan de Oude Goirleseweg. Deze weg ligt ten opzichte van de bestaande woningen aan de Oude Goirleseweg al erg hoog.
- b. Hij heeft eerder aan de gemeente de suggestie gedaan om de rij te bouwen woningen aan de Oude Goirleseweg aaneengesloten te maken en de ontsluiting voor auto's van deze wijk bijvoorbeeld te laten plaatsvinden via de Afrikaanderstraat.
Standpunt gemeente
- a. De hoogte van het openbaar gebied grenzend aan het Havep terrein wordt bepaald a.d.h.v. de bestaande hoogtes van het aangrenzend bestaand openbaar gebied, w.o. dus de Oude Goirleseweg. Het bouwpeil van de nieuwe woningen zal iets hoger worden dan de nieuwe hoogte van het direct aangrenzend openbaar gebied. De afwatering speelt hierbij een rol alsmede een bepaalde veiligheid in het bergen van mogelijk optredende wateroverlast.
- b. Het is niet mogelijk om al het verkeer via de Afrikaanderstraat in- en uit te laten rijden omdat de belasting voor de Oude Goirleseweg en de Afrikaanderstraat dan te groot wordt. Vanuit stedenbouwkundige overwegingen is het gewenst om de Generaal Smutslaan door te trekken tot aan de Oude Goirleseweg.
CONCLUSIE
Zienswijze ongegrond.
Zienswijze 3
- c. Reclamant is van mening dat het plan slecht is voorbereid. Er is geen planrisico analyse gemaakt waardoor de invloed op de omgeving onvoldoende in kaart is gebracht. De uitgevoerde onderzoeken zijn onbetrouwbaar.
- d. De burgerparticipatie is onvoldoende geweest. Het college besluit om het stedenbouwkundig plan en het verkeersonderzoek vrij te geven voor bewonersconsultatie is niet uitgevoerd. Op de bewonersavond stuitte niet het bouwplan maar de hoogbouw en de verkeersontsluiting op grote bezwaren. De tweede avond is georganiseerd door de ontwikkelaar en niet door de gemeente.
- e. Het nieuwe plan leidt tot een toename van het aantal bewoners en het aantal auto's. De toenemende verkeersdruk kan volgens reclamant niet worden opgevangen en het bestemmingsplan voorziet niet in een goede ontsluiting. De bestaande files zullen toenemen en het verkeer zal op de Ringbaan Zuid vastlopen vanwege de ontsluiting van het HAVEP-terrein. Opgemerkt wordt dat het verkeersrapport te beperkt van opzet is. Het onderzoek beperkt zich tot de directe omgeving van het Havep-terrein zonder rekening te houden met de ontwikkelingen op Stappegoor en de activiteiten in het Willem II stadion. Verder is het onderzoek ook uitgegaan van verkeerde aannames en misplaatste ambtelijke aanwijzingen. Het uitgangspunt van alle berekeningen vormt het aantal extra autobewegingen waarmee gerekend wordt. Het rapport (april 2008) is gebaseerd op de verouderde plannen. Het kruispunt Oude Goideseweg - Ringbaan Zuid zit in de huidige situatie al aan haar maximale capaciteit. In de variant D wordt gekozen voor een enkele ontsluiting naar het Havep-gebied vanaf de al overbelaste Oude Goirleseweg. Dit zal leiden tot stilstaand verkeer op de Oude Goideseweg in twee richtingen waardoor onvermijdelijk de kruising bij het stadion zal worden geblokkeerd.
- f. Een grote omissie in het Goudappel Coffeng-onderzoek is dat er niet gekeken is naar de reeds aanwezige aansluiting die het plangebied al heeft op de Ringbaan Zuid. De daar aanwezige uitvoegstroken vormen feitelijk de meest logische en minst belastende ontsluiting voor de nieuwe wijk. Indien men de bestaande Ringbaan Zuid afslag alleen zou gebruiken voor ingaand verkeer voor het plangebied, wordt het verkeer op de Ringbaan Zuid op geen enkele manier belast. Er liggen namelijk al uitvoegstroken.
- g. Reclamant heeft bezwaren tegen de hogere grenswaarde omdat geen rekening is gehouden met de geluidbelasting op de bestaande woningen aan de Oude Goirleseweg. De geluidbelasting op deze woningen is al te hoog en de isolatie van de woning van reclamant is onvoldoende.
- h. Reclamant is van mening dat het onderzoek door SAB Eindhoven naar de luchtkwaliteit niet betrouwbaar is, althans niet zorgvuldig is uitgevoerd. Ook dit rapport maakt gebruik van gedateerde gegevens. Uitgaande van het aantal woningen dat wordt gerealiseerd - hierbij ook de wooneenheden in de hoogbouw meegerekend - gaat het om een significant hoger aantal voertuigbewegingen per etmaal dan waar het SAB-rapport van uitgaat. De conclusies in het SAB rapport zijn dan ook niet valide. Dit rapport gaat uit van een ander getal dan het verkeersonderzoek. Er is klaarblijkelijk weinig samenhang in de planvoorbereiding van plan HaVeP.
- i. Reclamant is van oordeel dat onvoldoende is onderzocht of de uitvoering van het bestemmingsplan financieel haalbaar is. Onduidelijk is of er voldoende belangstelling is voor woningen in de prijscategorie waarin het plan voorziet. Reclamant vreest dat er leegstand zal ontstaan of dat bepaalde delen van het plan niet zullen kunnen worden gerealiseerd. Reclamant is van mening dat hier nader onderzoek naar dient te worden verricht.
- j. Reclamant is van mening dat de geplande woningen langs de Oude Goirleseweg niet passen bij de bestaande woningen en dat in het plan zou moeten worden opgenomen dat aan de Oude Goirleseweg slechts woningen gebouwd mogen worden die aansluiten bij de stijl van de bestaande woningen. Hij verwijst daarbij naar de kritische opmerkingen van de Welstandscommissie d.d. 2 september 2010.
- k. Reclamant is van mening dat de hoogbouw in relatie tot de Gemeentelijke Handreiking Hoogbouw van 29 oktober 2007 niet onderbouwd is. De nieuwe woontoren zal door de hoogte een grote impact hebben op de omgeving. Reclamant is van mening dat binnen het plan de combinatie van een hoogte van 70 meter in combinatie met de te ontwikkelen grondgebonden woningen niet passend is. Daarnaast is de geplande ligging van deze 70 meter hoge flat zodanig dat de afstand tot de RingbaanZuid net zo ver is als de afstand tot de villa's aan de Oude Goirleseweg. De woontoren staat onvoldoende aan de Ringbaan Zuid en teveel tegenover de villa's en de grondgebonden woningen in het HaVeP-plan. Deze villa's zullen tengevolge van de woontoren nadelig beïnvloed worden. Dit vanwege extra verkeersbewegingen direct voor de deur, geluidsreflectie, zonlichtbeperking en nadelige schaduwwerking. Gezien de impact van woontoren op de omgeving is reclamant van mening dat de geplande woontoren niet op deze manier kan worden gerealiseerd.
- l. Reclamant vreest dat zijn woning in waarde daalt na realisering van het bouwplan. Hij stelt dat de bouw zorgt voor een zodanig waardeverminderend effect op omringende onroerende zaken dat dit dient te worden betrokken bij de oordeelsvorming.
Standpunt gemeente
- a. Er is inderdaad door de gemeente geen planschade risico analyse gemaakt. Er is met de ontwikkelaar een planschadeovereenkomst gesloten die inhoudt dat indien er sprake is van een plicht bij de gemeente tot het vergoeden van planschade deze vergoeding bij de ontwikkelaar in rekening wordt gebracht. Overigens wordt bij planschade een vergelijking gemaakt tussen de geldende planologische regeling en het nieuwe bestemmingsplan. Het huidige bestemmingsplan laat ter plaatse bebouwing toe met fabrieksgebouwen, bedrijfsgebouwen enzovoort. Het gehele terrein mag bebouwd worden en de maximale hoogte bedraagt 25 meter. Gelet op de huidige bouwmogelijkheden in relatie tot het nieuwe bestemmingsplan achten wij de kans op planschade niet erg groot.
- b. Voor wat betreft de burgerparticipatie geldt dat er op 8 december 2008 een informatieavond is georganiseerd door de gemeente over de stedenbouwkundige visie en het verkeersonderzoek. Het verslag van deze avond is als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd. Op 16 maart 2009 is door de gemeenteraad de Handreiking burgerparticipatie vastgesteld. Op grond van die handreiking dient een initiatiefnemer de betrokkenen, de belangen en de mogelijke weerstand met betrekking tot het plan in kaart te brengen. De initiatiefnemer dient te rapporteren over hoe hij de burgerparticipatie vorm heeft gegeven en wat er met de inbreng is gedaan. De initiatiefnemer heeft op 15 november 2010 het plan aan de buurt gepresenteerd en aan de gemeente gerapporteerd dat de verkeersafwikkeling en de geplande hoogbouw op weerstand stuit. (zie ook hiervoor onder c.)
- c. Het doel van het verkeersrapport was om te onderzoeken of de bestaande kruising en wegen de toename van het verkeer naar Havep terrein aankon. Het rapport is niet opgesteld om de totale verkeersstructuur voor Oud Zuid te onderzoeken. Het rapport van Goudappel toont aan dat de manier van ontsluiten zoals in het huidig plan is opgenomen, voldoet. Uit het rapport blijkt dat de filevorming niet dusdanig is dat dit tot een onaanvaardbare situatie leidt. De conclusie is dat er geen noemenswaardige verslechtering op de Ringbaan Zuid en de Oude Goirleseweg zal plaatsvinden. In het verkeersmodel dat ten grondslag ligt aan dit rapport zijn de activiteiten in het Willem II stadion en de ontwikkeling Stappegoor opgenomen, net als alle overige ontwikkelingen in de stad en daarbuiten.
De toegang voor verkeer komende van de Korvelseweg/Laarstraat het gebied in is mogelijk. Een beperkt deel van het totale verkeer komt vanuit deze richting. De aangewezen en logische route voor het verkeer vanuit het centrum is via de Ringbanen.
De vrees voor blokkade van de kruising wordt niet gedeeld. Ervaring leert dat om terugslag op een kruising te voorkomen er minimaal 40 meter dient te zijn tussen de kruising en de toerit. In dit geval komt de toerit op 80 m van de kruising (Dit is een opstelruimte van ongeveer 12 auto's). Door de aanwezigheid van de verkeerslichten vallen er regelmatig hiaten in het fietsverkeer. Dus de doorstroming van de afslaande auto's stagneert maar beperkt. Gelet op deze overwegingen is er geen aanleiding om die afstand te vergroten. Een toerit verder op heeft als nadeel dat een gedeelte van het autoverkeer tegen de richting in dient te rijden. - d. Om de volgende reden is niet gekozen voor een aansluiting van de wijk via de ventweg van de Ringbaan Zuid
- 1. De Ringbaan maakt onderdeel uit van de hoofdverkeerstructuur van Tilburg, met als doel het verkeer op een veilige manier te laten stromen. Iedere aansluiting is een potentieel conflictpunt en een belemmering voor de doorstroming. De aansluitingen worden bij voorkeur geregeld met verkeerslichten. De bestaande afslag naar de drie bedrijven is niet geschikt als entree voor de hele wijk.
- 2. Vooral de ongeregelde keerlus op de Ringbaan Zuid voor verkeer komende vanaf de westelijke richting is niet geschikt te maken voor de toevoer van het verkeer voor het plangebied en de achterliggende wijk en deze wordt door de beperkte ruimte erg onveilig.
- 3. De kans op sluipverkeer is erg groot, doordat verkeer komende van het oosten de verkeerslichten op de kruising Oude Goirleseweg / Ringbaan Zuid kan omzeilen, door het Havep terrein op te rijden.
- 4. Bij het realiseren van een aansluiting van het Havep-terrein op de ventweg van de Ringbaan Zuid het plan in, is de kans op het negeren van dit eenrichtingsverkeer groot. De gevolgen hiervan voor de verkeersveiligheid zijn erg groot omdat men meteen op 70 km uur weg komt. Deze situatie verschilt van de situatie aan de Oude Goirleseweg. Hier komt men op een ventweg die vervolgens op een 50 km weg aansluit. De verkeersveiligheid is daar veel minder in het geding.
- e. Het verlenen van een hogere grenswaarde heeft bij dit plan alleen betrekking op nieuw te bouwen woningen in de geluidzone van een bestaande weg (Wet geluidhinder, art 76 en 83 Wgh). Het is correct dat bij de afweging voor de te verlenen hogere waarde voor de nieuw te bouwen woningen er in principe geen rekening is gehouden met de bestaande woningen. De Wgh/Wro biedt ook geen mogelijkheid voor het vaststellen van hogere grenswaarde op bestaande woningen buiten het te wijzigen bestemmingsplan. In het kader van het hogere waardebesluit en in het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn maatregelen onderzocht die, zij het indirect, ook van toepassing zijn op de bestaande woningen. Er heeft onderzoek naar het toepassen van bron- of overdrachtsmaatregelen plaatsgevonden die de geluidbelasting vanwege de Oude Goirleseweg kunnen verminderen. Van bronmaatregelen kunnen de bestaande woningen profijt hebben. Uit het akoestisch onderzoek (SAB, 6 december 2010) blijkt dat het toepassen van een stiller wegdek op de Oude Goirleseweg niet doelmatig is. Met een "stil wegdek" wordt bedoeld een wegdek dat een geluidreductie van circa 4 dB bewerkstelligt ten opzichte van standaard asfaltbeton, ook wel Dicht Asfalt Beton (DAB) genoemd. Voornaamste reden voor het niet toepassen van een stille wegdek is dat een dergelijk wegdektype niet goed bestand is tegen "wringend verkeer". Hiermee wordt bedoeld verkeer dat "afslaat" van de Oude Goirleseweg. Tevens zijn deze wegdekken niet goed bestand tegen optrekkend en afremmend verkeer. Dergelijke bewegingen vinden op de Oude Goirleseweg veelvuldig plaats. De bestaande woningen aan de westzijde worden (grotendeels) ontsloten door een eigen afslag. Daarnaast is er een met verkeerslichten beveiligd kruispunt aanwezig. Afgezien van de civieltechnische bezwaren is van "stille wegdekken" bekend dat de geluidreductie in dergelijke situaties na 2-3 jaar al fors is afgenomen of zelfs tot nul is gereduceerd. De meerkosten van het aanleggen van een stiller wegdek zullen circa €100.000,- bedragen. Dit geldt ook voor het vervangen van het wegdek dat nu aanwezig is. Aangezien een stil wegdek een levensduur (ca 6-8 jaar) heeft die 2 keer zo kort is als een standaard wegdek én uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde bij 14 grondgeboden woningen en de hoogbouw nog wordt overschreden bij het toepassen van een stil wegdek, is de conclusie dat deze maatregel "niet doelmatig" is. Een tweede mogelijkheid is het toepassen van een geluidsscherm. Het toepassen van een geluidscherm is gezien het karakter van de straat (laanstructuur met bomen, binnenstedelijke situatie) vanuit stedenbouwkundig oogpunt ongewenst. Naar aanleiding van dit punt is inmiddels onderzocht wat de geluidbelasting op de bestaande woningen is. (zie memo van SAB dd 15 maart 2011). Onderzocht is of er sprake is van een reconstructie in het kader van de Wet geluidhinder. Dit is niet het geval. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is vervolgens afgewogen of de toename van de geluidbelasting op de bestaande woningen acceptabel is. Door de realisering van het plan zal de geluidbelasting op de bestaande woningen ten hoogste 0,75 dB toenemen. Dit is een niet merkbare toename van de geluidbelasting. Derhalve wordt deze toename acceptabel geacht. Temeer daar bij de berekeningen niet de verkeersbewegingen zijn opgenomen die de functies die op grond van het geldende bestemmingsplan hier gevestigd kunnen worden (bedrijven). De conclusie is dat de woon- en leefklimaat als gevolg van dit plan niet verslechterd.
- f. Het is correct dat het Luchtrapport van verouderde data uitgaat. Naar aanleiding van deze zienswijze is een nieuw rapport opgesteld voor wat betreft de luchtkwaliteit. De conclusie van het rapport is dat het plan voldoet aan de grenswaarden zoals gesteld in titel 5.2 in samenhang met bijlage 2 van de Wet milieubeheer. Naar aanleiding van deze zienswijzen zijn de rapporten en het bestemmingsplan kritisch doorgenomen. De rapporten (verkeer, geluid en het nieuwe luchtrapport gaan allen uit van 350 woningen en 1200 m2 commerciële ruimtes). Het bestemmingsplan laat maximaal 400 woningen toe. Ondanks het feit dat een verschil van 50 woningen (betekent maximaal 300 verkeersbewegingen per dag) voor lucht en geluid nauwelijks een negatief effect hebben, wordt het bestemmingsplan aangepast in die zin dat maximaal 350 woningen worden toegelaten. Om enige flexibiliteit in het plan op te nemen wordt de 10 % afwijkingsmogelijkheid van artikel 11.1 hier ook op van toepassing verkaard.
- g. De initiatiefnemer heeft de woningen nog niet in de verkoop maar er zijn reeds 40 opties verstrekt van de eerste 120 woningen. De woningen zitten in een prijsklasse waar veel vraag naar is. De initiatiefnemer is een commerciële partij die wel een markt ziet voor deze woningen.
- h. In de oorspronkelijke plannen is gedacht om het bestaande lint / de lintbebouwing van de Korvelseweg door te trekken. Dit betekende een bouwmogelijkheid van 15 meter hoog en 15 meter diep waarbij invulling met appartementen en dienstverlening mogelijk was. Hiervan is afgezien. Er is voor gekozen om de bebouwing aan de Oude Goirleseweg te laten reageren op de bestaande villa achtige bebouwing aan deze weg. Deze bebouwing dient aaneengesloten of geschakeld gebouwd te worden om geluidafschermend te werken voor de achterliggende bebouwing. De maximale hoogte bedraagt 11 meter en de maximale diepte van het hoofdgebouw bedraagt 12,5 meter. In architectuur wordt gestreefd naar het realiseren van het villa karakter. Het bouwplan voor de bebouwing aan de Goirleseweg dient nog aan welstand voorgelegd te worden. De welstandcommissie bepaalt of de bebouwing voldoet aan redelijke eisen van welstand. Dit wordt niet in een bestemmingsplan bepaald. Onder andere naar aanleiding van het welstandsadvies van 2 september 2010 zijn de woningen aan de Oude Goirleseweg uit de aanvraag om omgevingsvergunning gelaten en zullen er nieuwe bouwplannen ontwikkeld worden.
- i. Op 29 oktober 2007 is door de raad de Handreiking Hoogbouw vastgesteld. Het HaVeP-terrein ligt in het gebied "Hoogbouw te overwegen". Voor dergelijke plekken dient via een gebiedsprofiel aangetoond te worden dat hoogbouw ter plaatse gewenst is. Dit is gebeurd in de Stedenbouwkundige Visie en in paragraaf 3.1. van het ontwerp bestemmingsplan. Daarbij is het volgende overwogen. De hoogbouw zal een belangrijke toegangsweg naar het centrum markeren, sluit aan op de diverse hoge bouwvolumes langs de Ringbaan Zuid en de hoogbouw geeft ruimte om zorg te dragen voor een landschappelijke inpassing van het plan. In de Handreiking Hoogbouw wordt vervolgens aangegeven dat er een projectprofiel opgesteld moet worden. Hierbij moet aandacht besteed worden aan windhinder, schaduwwerking, uitzicht, privacy en schaalsprong. Voor de hoogbouw kent het bestemmingsplan een uitwerkingsplicht. In de uitwerkingsregels is opgenomen dat het ontwerp stedenbouwkundig inpasbaar in de omgeving dient te zijn, dat een goed woon en leefklimaat wordt gegarandeerd en dat de belangen van omwonenden niet onevenredig worden geschaad. In het kader van het opstellen van het uitwerkingsplan dient derhalve aandacht gegeven te worden aan de genoemde aspecten uit het projectprofiel. Om dit duidelijker tot uiting te brengen zullen de regels aangevuld worden met deze aspecten. In de uitwerkingsregels staat dat gebouwen minimaal 15 meter uit de perceelsgrens gebouwd mogen worden. Hierdoor komt de hoogbouw op minimaal 60 meter van de woning van reclamant.
- j. Indien er sprake zal zijn van waardevermindering van de woning biedt artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening de mogelijkheid dat het college van burgemeester en wethouders op verzoek na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan een tegemoetkoming in de schade toekent. De schade moet een gevolg zijn van de bepalingen van het bestemmingsplan en de schade behoort redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager te blijven. (zie ook onder 1.)
CONCLUSIE
Zienswijze gegrond voor wat betreft rapport luchtkwaliteit, de berekening van de geluidbelasting op de bestaande woningen en de regeling voor de hoogbouw en de aantallen woningen, overigens ongegrond. Er is een nieuw luchtkwaliteitonderzoek uitgevoerd en de conclusie is dat het plan voldoet aan de Wet Milieubeheer. Tevens is een berekening gemaakt naar de geluid belasting op de bestaande woningen. Dit onderzoek wordt aan de stukken toegevoegd.
Voor de uit te werken bestemming zullen de regels aangepast worden door de criteria die opgenomen zijn in de handreiking Hoogbouw op te nemen in de uitwerkingsregels.
Het aantal woningen voor de bestemming Woongebied wordt gemaximeerd op 153 woningen en voor de bestemming Wonen uit te werken op 197 woningen
Artikel 11.1 wordt aangevuld zodat de standaard 10% afwijking ook op aantal woningen van toepassing is.
Zienswijze 4
Reclamant is van mening dat door het doortrekken van de Generaal Smutslaan naar de Oude Goirleseweg deze route geschikt wordt voor sluipverkeer verwacht hij een grote verhoging van de verkeersdruk bij De Zuidkaap. Hij verzoekt dan ook om bij de kruising Generaal Smutslaan, Tafelbergstraat een verkeersremmende oplossing aan te brengen. Deze standpunten zijn ook geuit in een overleg met de gemeente op 3 februari 2011.
Standpunt gemeente
Zie hiervoor onder zienswijze 1.
CONCLUSIE
Zienswijze gegrond, plan behoeft hiervoor niet aangepast te worden.
Zienswijze 5
Maakt bezwaar tegen de vrijstelling tot hogere waarden van 54 van de 200 gestapelde woningen. Deze waarde is niet correct omdat de geluidswaarde van de wegen gecumuleerd dienen te worden met het geluid dat geproduceerd word door de drie bedrijven aan de Ringbaan Zuid. De gemeente stelt als voorwaarde aan deze vrijstelling dat de buitenruimtes van de hoogbouw aan de geluidsluwe zijde dienen te komen. Hierdoor dienen alle balkons aan de noordzijde te komen en 200 mensen recht in de slaapkamer van reclamant binnen kijken. Met extra geluidsoverlast vanuit die hoogte naar zijn woning. De geluidsrapporten van het akoestisch bureau zijn zeer summier en hij twijfelt aan de juistheid.
Standpunt gemeente
In de Wet geluidhinder (Wgh, art 110f) is vastgelegd hoe een hogere waarde moet worden vastgesteld waarbij er samenloop kan zijn van verschillende geluidssoorten. Het HAVEP terrein zelf heeft weliswaar momenteel nog een geluidszone vanwege industrielawaai. De reden hiervoor was de (vroegere) aanwezigheid van de het textielbedrijf "van Puijenbroek". Deze fabriek is al lang niet meer op het terrein aanwezig. Omdat de functie van het terrein wijzigt van "bedrijventerrein" naar "wonen" zal de geluidszone vanwege industrielawaai op het moment van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan van rechtswege komen te vervallen. Hierdoor is het cumuleren ten aanzien van de hogere waarde niet vereist.
Wat betreft de buitenruimtes in de hoogbouw; het is nog niet bekend waar deze ruimten komen. Door middel van het treffen van maatregelen is het in principe mogelijk deze bijvoorbeeld ook aan de zuidzijde of andere zijden te positioneren. Het standpunt dat de geluidsrapporten van het akoestisch bureau zeer summier zijn en niet juist zouden zijn wordt door de gemeente niet gedeeld. De onderzoeken zijn uitgevoerd conform de hiervoor geldende bepalingen en voorschriften zoals de "Handleiding Meten en rekenindustrielawaai" en het "Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2006" en de omliggende bedrijven zijn bezocht waarbij de milieubelastende activiteiten en bronnen in beeld zijn gebracht.
CONCLUSIE
Zienswijze ongegrond.
Zienswijze 6.
- a. Reclamant heeft bezwaren tegen het bebouwingspercentage van 80% voor de gronden direct gelegen aan de Oude Goirleseweg. Dit geeft een veel te verdichte uitstraling naar de woningen aan de westzijde van de Oude Goirleseweg, Dit percentage mag hooguit 50% zijn net zoals aan de westzijde van de Oude Goirleseweg.
- b. Maakt bezwaar tegen de ontsluiting van de toekomstige 400 woningen via de Oude Goirleseweg. Er word weliswaar geopperd dat dit eenrichtingsverkeer wordt (alleen in). Dit wordt en kan niet vastgelegd worden in het bestemmingsplan. Als het bestemmingsplan onherroepelijk is kan dit zonder enige moeite weer veranderd worden in twee richtingsverkeer. En dit kan het kleine stukje Oude Goirieseweg verkeerstechnisch niet aan. Alle woningen aan de westzijde van de Oude Goirleseweg moeten achteruit de weg opdraaien wat bij deze verkeersstroom geheel onmogelijk wordt. Daarom dient de ontsluiting ook via de Ringbaan Zuid plaats te vinden.
- c. Is tegen de bestemming Wonen uit te werken. Is van mening dat hoogbouw moet worden uitgesloten. Ten eerste omdat de gemeente met twee maten meet. Sinds 2006 probeert reclamant namens Verhagen Vastgoed BV een 50 tal appartementen aan de Korvelseweg 190-200 verderop aan hetzelfde lint te realiseren. Dit plan wordt door de gemeente op allerlei manieren tegengewerkt. Bij dit HaVeP plan wordt zomaar een bedrijventerrein omgeturnd tot woningbouwgrond met bouwmogelijkheden tot 70 meter hoog. Door de bestemming Wonen uit te werken krijgt een perceel van ongeveer 600 m2 de mogelijkheid van maximaal 200 woningen en 3000 meter commerciële ruimte. De grondwaarde van dit stukje grond stijgt door dit bestemmingsplan tot wel 10 miljoen euro. Het belang van de 10 bewoners die aan de andere kant van de Oude Goirleseweg wonen vindt de gemeente ondergeschikt, met alle nadelen van deze hoogbouw zoals minder zon, geluidsoverlast en geen privacy. De gemeente stelt dat er een overschot aan appartementen is in de stad. Als men dat werkelijk meent, moet hier direct de mogelijkheid voor gestapeld wonen worden geschrapt.
Standpunt gemeente
- a. De bebouwingsregeling van de woningen aan de Oude Goirleseweg is als volgt. De hoofdbebouwing mag 11 meter hoog worden en mag maximaal 12,5 meter diep worden. Daarachter mogen aan- en bijgebouwen worden opgericht in 1 bouwlaag conform de algemene aan en bijgebouwen regeling. Omdat de woningen een afschermende werking naar de achtergelegen woningen dienen te hebben mag het perceel over de volle breedte worden bebouwd.
- b. Zie hiervoor onder zienswijze 3. Eénrichtingsverkeer kan inderdaad niet opgenomen worden in het bestemmingsplan. Alle milieuonderzoeken gaan echter uit van eenrichtingsverkeer. Het college zal een verkeersbesluit nemen om eenrichtingsverkeer in te voeren. Mocht dit besluit herroepen worden (er is overigens geen enkele aanleiding om dit te veronderstellen), dan is dit besluit voor bezwaar en beroep vatbaar. De inrichting wordt ook geheel aangepast aan het eenrichtingsverkeer dat wil zeggen smallere weg en schuin parkeren in de rijrichting.
- c. In de beheerbestemmingsplannen die zijn opgesteld voor de linten is aan de bebouwing langs de linten de bestemming Gemengde Doeleinden of Gemengd toegekend. Op grond van deze bestemming is gestapelde bebouwing toegestaan. Voorwaarde daarbij is dat het parkeren conform de bouwverordening geregeld kan worden. Het gebied waarvoor de uitwerkingsplicht geldt maakt stedenbouwkundig onderdeel uit van de Ringbaan Zuid. Hier is hoogbouw in beginsel mogelijk. Ook is hier ruimte om het parkeren op te vangen. Zoals hiervoor aangegeven dient in het kader van de uitwerking de aspecten privacy, schaduwwerking enz. nader onderbouwd te worden. Overigens wordt door de initiatiefnemer een onderzoek uitgevoerd naar de behoefte aan appartementen op deze locatie en de eisen die daaraan gesteld moeten worden en voor welke doelgroep deze gebouwd kunnen worden. In tegenstelling tot wat reclamant aanvoert , laat het bestemmingsplan maximaal 1200 m2 voorzieningen toe.
CONCLUSIE
Zienswijze ongegrond.
Zienswijze 7
- a. De gemeente heeft het beleid dat binnen een straal van 50 meter van hinderlijke bedrijven geen woningen mogen worden gebouwd. In dit ontwerp bestemmingsplan wordt de bouw van ongeveer 40 woningen toegestaan welke aan het bedrijvencomplex aan de Ringbaan Zuid grenzen. Vooral ten opzichte van het bedrijf op nummer 301 (Autobedrijf Zuidoost met onderhoud-herstelplaatwerk) is zowel uit geluids- als gevaren oogpunt het onaanvaardbaar dat hier woningen binnen een straal van 50 meter van dit bedrijventerrein gebouwd wordt. De gemeente beroept zich hier op rapporten van Tebodin. De bruikbaarheid van deze rapporten wordt in twijfel getrokken omdat deze rapporten niet de tijdstippen en data van de geluidsmeting vermelden (zomer/winter,roldeur/roldeur dicht etc). De gemeente wil autobedrijven uit woonwijken weg hebben en hier laat zij het toe dat een woonwijk om een garagebedrijf gebouwd wordt. Reclamant verzoekt daarom ook om alle woningen binnen een straal van 50 meter van het bedrijven terrein aan Ringbaan Zuid te schrappen.
- b. De gemeente heeft als beleid in heel de stad dat er geen kamerverhuur van woningen plaats mag vinden i.v.m. overlast. Reclamant vreest dat als de mogelijk te bouwen 400 woningen niet verkocht worden deze mogelijk verhuurd worden aan hoofdzakelijk Oosteuropeanen. Hij verzoekt om in het bestemmingsplan vast te leggen dat er geen kamergewijze verhuur plaats mag vinden of in ieder geval dit te binden aan een maximaal percentage.
Standpunt gemeente
- a. In de zienswijze wordt gesteld dat de gemeente het beleid heeft dat "binnen een straal van 50 meter geen woningen mogen worden gebouwd". Waarschijnlijk wordt hier een richtafstand uit de VNG brochure "bedrijven en milieuzonering" mee bedoeld. In deze brochure zijn richtafstanden opgenomen voor de aspecten geur, stof, gevaar en geluid. De richtafstand geeft een indicatie van de ruimtelijke impact per activiteit. De feitelijk impact hangt af van grootte en specifieke werkzaamheden van de feitelijke situatie. Daarom geeft de brochure de mogelijkheid om gemotiveerd af te wijken van deze afstanden. Wonen binnen de richtafstand is dus mogelijk mits dit goed is gemotiveerd. De gemeente heeft bij de afweging gebruik gemaakt van deze brochure. In eerste instantie is een screening uitgevoerd met het milieuinformatiesysteem (MPM) van de gemeente. In dit systeem zijn de activiteiten van alle bedrijven binnen Tilburg op basis van de milieuvergunningen en handhavingsbezoeken opgenomen. Uit de screening bleek dat er woningen gepland zijn binnen de eerder genoemde richtafstand van een aantal omliggende bedrijven, waaronder het bedrijf aan de Ringbaan Zuid 301(Autobedrijf Zuidoost). Deze bedrijven zijn bezocht waarbij de milieubelastende activiteiten en bronnen zijn geïnventariseerd. Op basis van deze gegevens is voor het Autobedrijf Zuidoost de geluidbelasting berekend richting de nieuw te bouwen woningen. Er hebben zoals in de zienswijze wordt verondersteld geen geluidsmetingen plaatsgevonden. In de rapporten is uitgegaan is van actuele en representatieve gegevens waarmee de milieubelasting is berekend en afgewogen. Uit deze afweging blijkt dat de aanwezige bedrijvigheid aan de Ringbaan Zuid geen belemmering vormt (en vice versa) voor de woningbouwontwikkeling op het HAVEP terrein. De vrees dat toekomstige bewoners zullen klagen over geluidsoverlast waarna de gemeente het bedrijf zal moeten gaan uitkopen wordt niet gedeeld.
- b. In het bestemmingsplan is de standaardregeling m.b.t. kamerverhuur opgenomen. Een woning is geschikt en bedoeld voor de huisvesting van één huishouden. Onder een huishouden wordt ook verstaan de huisvesting van maximaal 5 personen in onzelfstandige wooneenheden. Gelet op het feit dat de initiatiefnemer de woningen bouwt in fases en deze bouwt voor de verkoop verwacht de gemeente geen overlast als gevolg van kamerverhuur. Mocht dit onverhoopt toch het geval zijn en wordt daarmee de leefbaarheid in de buurt ontoelaatbaar onder druk gezet dan kan op basis van de Verordening voor kamerverhuur- en logiespanden het college besluiten het Havep-terrein aan te wijzen als gebied waar een toename van concentratie aan verhuur van kamers niet gewenst is en waar geen nieuwe kamerverhuur mag ontstaan.
CONCLUSIE
Zienswijze ongegrond
Zienswijze 8:
- a. Er is geen speelruimte voor de allerkleinsten opgenomen.
- b. Men voorziet problemen op de nieuwe aansluiting Generaal Smutslaan / Tafelbergstraat. Men verzoekt een minirotonde of verhoogde kruising aan te leggen. Men voorziet gevaarlijke situaties in de Generaal Smutslaan en de Tafelbergstraat door toename van het aantal verkeersbewegingen
Standpunt gemeente
- a. In het plan is wel speelruimte voor de allerkleinsten opgenomen namelijk in de 3 hofjes die gerealiseerd worden in het deel Oude Stad. Dit betreft circa 800 m2 terwijl in het deel dat rechtstreeks bestemd is (deel Oude Stad en Lint) 18.778 m2 grond wordt uitgegeven. Hiermee wordt voldaan aan de norm uit de Nota Buiten Spelen van 3%.
- b. Zie voor verkeersveiligheid onder zienswijze 1.
CONCLUSIE
Zienswijze gedeeltelijk ongegrond en gedeeltelijk gegrond. Plan behoeft niet aangepast te worden.
Zienswijze 9:
Dit behelst een proforma zienswijzen waarbij uitstel is verleend tot 28 februari. In de aanvulling voert men aan dat de bezwaren zich richten op de ontsluiting, de verslechterende luchtkwaliteit en de verkeersonveiligheid. Men vindt de geplande woningen aan de Oude Goirleseweg niet in balans met hun eigen hoogwaardige woningen. Men is tegen de hoogbouw tot 70 meter met de negatieve verschijnselen zoals schaduwwerking, geluidsreflectie, toename verkeersbewegingen, privacyverlies en vermindering woongenot. Tenslotte vreest men waardevermindering van de woningen. Men verwijst naar de zienswijze onder 3.
Standpunt gemeente en conclusie
Zie onder zienswijze 3.
Zienswijze 10
- a. Het bestemmingsplan voorziet niet in een goede ontsluiting, door geen rekening te houden met de filevorming rond spitsuren op de Oude Goirleseweg en het negeren van de mogelijkheid het plan te ontsluiten via Ringbaan Zuid.
- b. De geluidswaarden aan de Oude Goirleseweg zijn reeds te hoog (boven 63db) en de gekozen ontsluiting zal een nog hogere geluidsbelasting aan de Oude Goirleseweg genereren. In het akoestisch onderzoek is ten onrechte voorbij gegaan aan de invloed van de extra verkeersbewegingen door het plan op de reeds aanwezige woningen.
- c. Verzoekt om aan de Oude Goirleseweg slechts woningen te bouwen die aansluiten bij de stijl van de bestaande woningen, met een vergelijkbare bouwintensiteit/woningdichtheid (niet de in het plan toegestane 80%).
- d. De hoogbouw tot 70 meter sluit onvoldoende aan bij de omgeving ten nadele van de villa's aan de Oude Goirleseweg vanwege geluidsreflectie, zonlichtbeperking en nadelige schaduw werking.
- e. De bouw zorgt voor een zodanig waardeverminderend effect op de omliggende onroerende zaken dat dit dient te worden betrokken bij de oordeelsvorming.
Standpunt gemeente en conclusie
Zie hiervoor onder zienswijze 3.
Zienswijze 11
- a. Het verslag van de bijeenkomst op 15 november 2010 is niet bijgevoegd.
- b. Op de bijeenkomst in 2002 werden de problemen m.b.t. de verkeerssituatie gebagatelliseerd en werd medegedeeld dat e.e.a. geregeld zou worden in een verkeers-circulatieplan voor Zuid. In 2008 is dit herhaald. En nu is het er nog steeds niet. Er is gekozen voor een ad-hoc oplossing.
Standpunt gemeente
- a. Van de bijeenkomst van 15 november 2010 is geen verslag gemaakt. Het verslag van de bijeenkomst van 8 december 2008 is wel bijgevoegd.
- b. Voor wat betreft het verkeerscirculatieplan Oude Stad Zuid West is op 18 januari 2011 besloten om geen verkeerscirculatieplan op te stellen en de huidige situatie te handhaven. Verder wordt verwezen naar zienswijze 3 onder punt 3.
CONCLUSIE
Zienswijze ongegrond
Zienswijze 12
- a. In de aanvullende zienswijze op de proforma zienswijze 9 voert men aan dat de onderzoeken die uitgevoerd zijn onvolledig zijn. Nergens wordt bv aandacht besteed aan de geluidstoename op de bestaande woningen.
- b. De burgerparticipatie is onvoldoende geweest.
- c. Met betrekking tot de geluid is ten onrechte volledig voorbij gegaan aan de invloed van de extra verkeersbewegingen door het plan op de reeds aanwezige woningen van de huidige aanwonenden in het plan. Men vindt het in dat kader teleurstellend om de ontwerpbeschikking hogere waarde te lezen dat de gemeente vanwege financiële redenen niet bereid is om geluidsreductie door middel van een ander wegdek aan te brengen.
- d. Men heeft bezwaren tegen de hoogbouw. Binnen het ontwerpplan is de combinatie van een hoogte van 70 meter met de geprojecteerde grondgebonden woningen niet passend. Daarnaast is de geplande ligging van deze 70 meter hoge flat zodanig dat de afstand tot de Ringbaan Zuid net zo ver is als de afstand tot de villa's aan de Oude Goirleseweg. De woontoren staat dus onvoldoende aan de Ringbaan Zuid en teveel tegenover de villa/s en de grondgebonden woningen in het HaVeP-plan. Deze villa's zullen ten gevolge van de woontoren nadelig beïnvloed worden. Dit vanwege de extra verkeersbewegingen direct voor de deur, geluidsreflectie, zonlichtbeperking en nadelige schaduwwerking.
- e. De waarde van het eigendom van reclamante zal evenredig nadelig beïnvloed worden.
- f. Met betrekking tot de verkeersontsluiting merkt men op dat het rapport te beperkt van opzet is (geen rekening gehouden met evenementen in Willem II en de ontwikkelingen in het Stappegoorgebied), is in het onderzoek ook uitgegaan van verkeerde aannames en misplaatste ambtelijke aanwijzingen. De inhoudelijke bezwaren komen overeen met de door reclamant 3 naar voren gebrachte bezwaren.
- g. M.b.t. luchtkwaliteit voert men aan dat het rapport onbetrouwbaar is en uit gaat van verkeerde gegevens.
- h. Tot slot voert men aan dat de woningen te dicht bij bestaande bedrijven aan de Ringbaan Zuid geprojecteerd worden.
Standpunt gemeente en conclusie
Punten 1 tot en met 7: Zie hiervoor onder zienswijze 3
punt 8 zie zienswijze 7.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Stedenbouwkundige Visie (Vastgesteld 11 November 2008)
Bijlage 2 Stedenbouwkundige visie (vastgesteld 11 november 2008)
Bijlage 3 Boomwaardezoneringskaart
Bijlage 3 Boomwaardezoneringskaart
Bijlage 4 Luchtvaarverkeerszone
Bijlage 4 Luchtvaarverkeerszone
Bijlage 5 Beschikking Hogere Waarde
Bijlage 5 Beschikking hogere waarde
Bijlage 1 Wateradvies
Bijlage 2 Archeologie
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Bedrijvigheid
Bijlage 3 Akoestisch onderzoek bedrijvigheid
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Wegverkeer
Bijlage 4 Akoestisch onderzoek wegverkeer
Bijlage 5 Memo Akoestisch Onderzoek
Bijlage 5 Memo akoestisch onderzoek
Bijlage 6 Memo Opslag Chemische Stoffen
Bijlage 6 Memo opslag Chemische stoffen
Bijlage 7 Verantwoording Externe Veiligheid
Bijlage 7 Verantwoording Externe Veiligheid
Bijlage 8 Bodemonderzoek
Bijlage 9 Luchtkwaliteitsonderzoek
Bijlage 9 Luchtkwaliteitsonderzoek
Bijlage 10 Ecologische Onderzoeken
Bijlage 10 Ecologische onderzoeken
Bijlage 11 Bomeninventarisatie
Bijlage 11 Bomeninventarisatie
Bijlage 12 Verslag Informatieavond Stedenbouwkundige Visie 8 December 2008
Bijlage 12 Verslag informatieavond stedenbouwkundige visie 8 december 2008
Bijlage 13 Memo Overwegingen Stof- En Geuroverlast Firma Jongbloed & Zn V.o.f. 7 December 2010
Bijlage 13 Memo Overwegingen stof- en geuroverlast firma Jongbloed & Zn v.o.f. 7 december 2010
Bijlage 14 Verkeersanalyse Havep-terrein Tilburg 11 April 2008
Bijlage 14 Verkeersanalyse Havep-terrein Tilburg 11 april 2008