Piushavengebied 2009
Bestemmingsplan - Tilburg
Onherroepelijk op 14-12-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
Het bestemmingsplan Piushavengebied 2009 van de gemeente Tilburg.
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO2008 en bijbehorende bijlagen.
1.3 aanbouw
Uitbreiding van een gebouw bestaande uit één bouwlaag welke direct ten dienste staat van het gebouw doch niet één open ruimte vormt met de rest van het gebouw, dat zowel qua bouwmassa als verschijningsvorm ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.4 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aan huis gebonden beroep
Beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als ´aan-huis-verbonden´, zijnde bedrijfs- en/of beroepsmatige activiteiten door tenminste één bewoner, plaats vindend in de betrokken woning en/of bijbehorend bijgebouw, waarbij:
geen sprake is van een activiteit die is vermeld in de categorieën 2 t/m 5 zoals opgenomen in de Bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten of die behoort tot de categorieen van inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet Geluidhinder, uitgewerkt in het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit Milieubeheer (Stbl. 1993,50);
- c. geen sprake is van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de direkte nabijheid aanwezige beroepsvestigingen;
- d. voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
- e. de beroepsuitoefening naar omvang ondergeschikt is aan het wonen, d.w.z. niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning (inclusief bijgebouw) en totaal niet meer dan 80 m² in beslag neemt;
- f. de beroepsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;
- g. geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;
- h. op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt;
- i. geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid welke onder de werking van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50) valt, tenzij het betreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden wel verantwoord is.
1.7 achtergevelrooilijn
De achterste, niet naar het openbaar gebied toegekeerde lijn die het bouwvlak begrensd.
1.8 afhankelijke woonruimte
Een aanbouw of bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
1.9 ambachtelijk bedrijf
Een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen.
1.10 bar
Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse, ook tussen 02:00 uur en 06:00 uur. Tevens deel uitmakend van horecavestigingen metaccent op verstrekking van alcoholhoudende dranken.
1.11 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.12 bebouwingspercentage
Het percentage dat per bouwperceel bepaalt hoeveel procent van het bouwvlak ten hoogste mag worden bebouwd.
1.13 bedrijfsgebouw
Een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.
1.14 bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op onder andere consumentverzorging, welke geheel of overwegend door middel van handwerk plaatsvinden.
1.15 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)
De totale oppervlakte van de ruimten binnen de bebouwing die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-gebonden-beroep of bedrijf, c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.16 bedrijfswoning
Een woning behorend bij en onlosmakelijk verbonden met een op hetzelfde perceel gelegen bedrijf, bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon die verantwoordelijk is voor de bedrijfsmatige activiteiten in dat bedrijf, dan wel die activiteiten uitvoert.
1.17 bedrijven
Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten die liggen op het vlak van industrie, handel en groothandel met eventueel bijbehorende ondergeschikte showroom (derhalve géén detailhandel daaronder te begrijpen), ambacht, nijverheid, productie, distributie, logistiek, vervoer, opslag, reparatie (waaronder autoreparatiebedrijven), e.d.
Tevens worden hiertoe gerekend bijbehorende kantoorruimten en installaties.
Niet tot bedrijven worden gerekend: kantoren, horeca, (perifere) detailhandel, nutsvoorzieningen, tank- en servicestations, autowasplaatsen, dienstverlening, recreatie, sport, agrarisch bedrijf, maatschappelijke instellingen en bedrijfspompen, zijnde pompen die in hoofdzaak zijn bedoeld voor de eigen brandstoffenvoorziening.
(Bedrijf is de technische eenheid van onderneming, met dit laatste begrip is de economische eenheid bedoeld).
1.18 beeldbepalende boom
Bomen met een hoofdwaarde volgens de Boomwaarde zoneringskaart.
1.19 beperkt kwetsbaar object
Object zoals omschreven in het ´Besluit externe veiligheid inrichtingen´.
1.20 beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw
Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinning en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.
1.21 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.22 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.23 bewaarplaats
Een besloten ruimte, bestemd voor het bewaren van verpakt consumentenvuurwerk.
1.24 bijgebouw
Een vrijstaand gebouw ten dienste van en behorende bij het hoofdgebouw bestaande uit maximaal één bouwlaag, dat zowel qua bouwmassa als verschijningsvorm ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.25 bouwblok
Door openbare ruimte omsloten geheel van percelen (al dan niet -reeds- bebouwd), dat te beschouwen is als een stedenbouwkundige eenheid.
1.26 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.27 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.28 bouwhoogte
Onder ´bouwhoogte´ wordt verstaan:
- a. De hoogte van gebouwen, met uitzondering van lift- en trappenhuizen, lichtkappen en ondergeschikte onderdelen van gebouwen zoals schoorstenen, masten en delen van ventilatie-installaties, gemeten uit het hoogste punt boven het (straat-)peil.
- b. De hoogte van bouwwerken die geen gebouw zijn, gemeten uit het hoogste punt boven het (straat-)peil.
1.29 bouwlaag
Een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkant van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten meer dan 1,5 m in hoogte verschillen, zulks met uitzondering van een onderbouw of .
1.30 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.31 bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel.
1.32 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.33 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.34 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)
De som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren -horizontale vlakken ter plaatse van trappen, hellingen en vides daaronder begrepen- voorzover de ruimten waarbinnen de vloeren zich bevinden een grotere inwendige hoogte hebben dan 1,5 m.
1.35 bufferbewaarplaats
Besloten ruimte, waarin verpakt consumentenvuurwerk uit de transportverpakking wordt genomen voor het samenstellen van vuurwerkpakketten of bestellingen voor een klant en het aansluitend bewaren van onverpakt consumentenvuurwerk, al dan niet tezamen met verpakt consumentenvuurwerk.
1.36 cafetaria/snackbar
Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van ter plaatse bereide etenswaren, alsmede het bieden van gelegenheid tot het nuttigen van etenswaren ter plaatse.
1.37 calamiteit
Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk door overmacht: brand, overstroming, aardbeving en dergelijke.
1.38 culturele doeleinden
Het gebruik van de betreffende ruimte voor theater - en muziekvoorstellingen en als expositieruimte. Tevens is ondergeschikte horeca ten dienste van de culturele doeleinden toegestaan.
1.39 dagrecreatie
Een vorm van recreëren die zich beperkt tot één dag (zonder overnachting), dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld kamperen en dergelijke waarbij men zich voor meerdere dagen van huis begeeft.
1.40 dagrecreatieve voorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van dagrecreatief (zie dagrecreatie) (mede)gebruik van gronden; hieronder worden mede begrepen gebouwen, onderkomens, andere bouwwerken en andere werken.
1.41 dakhelling
Hoek die gevormd wordt door een schuin en een horizontaal vlak die elkaar snijden op de goothoogte.
1.42 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkten.
Uitgezonderd zijn: postorderbedrijven, internetbedrijven etc.
1.43 dienstverlening
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van detailhandel en seksinrichtingen.
1.44 discotheek/bardancing
Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van overwegend muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen.
1.45 ecologische verbindingszone
Een ecologische verbindingszone is een verbinding tussen natuurgebieden (met nieuwe of herstelde natuur). Ecologische verbindingszones worden aangelegd met een minimale breedte van 10 m om het migreren van dieren en planten tussen natuurgebieden mogelijk te maken (uitwisseling van genen).
1.46 (eet)café
Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van kleine etenswaren of maaltijden, gedurende beperkte delen van de dag, een en ander al dan niet ter plaatse bereid.
Hieronder worden in ieder geval niet verstaan: discotheken, bars, nachtclubs, erotisch gerichte horeca, speelautomatenhallen en dergelijke.
1.47 erf
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde zijn toegelaten.
1.48 erker
Transparante, ondiepte uitbouw van een gebouw vóór de voorgevel, niet zijnde een entree.
1.49 erotisch gerichte horeca
Een bedrijf dat tot doel heeft het geven van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en tevens bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.
1.50 escortbedrijf
Het op bedrijfsmatige wijze bemiddelen in de totstandkoming van contacten tussen een prostituee en degene die van zijn/haar diensten gebruik wil maken.
1.51 extensief recreatief medegebruik
Extensieve vormen van recreatie, zoals wandelen en fietsen, die plaatsvinden in gebieden waar de hoofdbestemming meestal natuur of bos betreft.
1.52 functionele eenheid
Hieronder wordt verstaan:
- a. Een samenstel van activiteiten dat, gelet op de aard en de organisatie van die activiteiten alsmede op de plaats waar die activiteiten worden verricht, als een eenheid moet worden beschouwd.
- b. Het complex van bebouwde en onbebouwde gronden waarop de hiervoor bedoelde activiteiten worden verricht.
1.53 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.54 geluidshinderlijke inrichtingen
Inrichtingen genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit Milieubeheer (IVB) van 5 januari 1993 houdende aanwijzing van categorieën inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet Geluidhinder.
1.55 geprojecteerd kwetsbaar object
Nog niet aanwezig kwetsbaar object dat op grond van het voor het betrokken gebied geldende bestemmingsplan toelaatbaar is.
1.56 gestapelde woning
Een woning, onderdeel uitmakende van een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en uit twee of meer bouwlagen bestaat, of waarbij (een deel van) de eerste bouwlaag van het gebouw voor andere met de betreffende bestemming in overeenstemming zijnde doeleinden wordt gebruikt.
1.57 goothoogte
De hoogte waarop zich de snijlijn bevindt van een verticaal en een hellend vlak, waarbij die vlakken de begrenzing zijn van het toegestane bouwvolume.
1.58 groenvoorzieningen
het geheel van grootschalige voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair, etc, alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.
1.59 grondgebonden woning
Een met de grond verbonden woning bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, daaronder begrepen beroep aan huis, met een zelfstandige ontsluiting op de begane grond en niet zijnde een gestapelde woning.
1.60 groothandel
Het bedrijfsmatig te koop of ter gebruik aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop / gebruik, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
1.61 hoofdgebouw of hoofdbebouwing
Een gebouw of bebouwing ten dienste van de bestemming van de betreffende gronden, dat/die op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.62 horeca
Onder horeca wordt verstaan het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccomodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
Bij horeca wordt onderscheid gemaakt in drie categorieën, te weten ´horeca van categorie 1´, ´horeca van categorie 2´ en ´horeca van categorie 3´. Voor horecagelegenheden die bestaan op het moment van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan is de categorie van toepassing waarmee deze vestigingen zijn weergegeven op de plankaart.
1.63 horeca van categorie 1
Tot horeca van de categorie 1 worden gerekend: (eet)café, restaurant, brasserie, lunchroom, cafetaria, snackbar e.d. met een netto vloeroppervlak (n.v.o.) van ten hoogste 150 m2. Tevens worden tot horeca van de categorie 1 gerekend winkelondersteunende (d.w.z. op winkelend publiek gerichte) horecavoorzieningen die een onderdeel uitmaken van winkelwarenhuizen of inpandig gesitueerd zijn in besloten winkelpassages en waarvoor de winkelsluitingstijden worden aangehouden.
1.64 horeca van categorie 2
Tot horeca van de categorie 2 worden gerekend dezelfde horecagelegenheden als onder horeca van de categorie 1, maar dan met een netto vloeroppervlak (n.v.o.) van 150 m2 tot maximaal 500 m2 n.v.o, alsmede partycentra tot maximaal 500 m2 n.v.o.
1.65 horeca van categorie 3
- a. Tot horeca van de categorie 3 worden gerekend: discotheek/bardancing, (nacht)bar, hotel, en erotisch gerichte horeca (en -voorzover deze laatste tevens wordt aangemerkt als prostitutie-inrichting, escortbedrijf, e.d.- alleen indien hiervoor vergunning is verleend ingevolge de APV);
- b. grootschalige horecagelegenheden zoals vermeld onder horeca van de categorie 1 of horeca van de categorie 2 of combinaties hiervan met een netto vloeroppervlak (n.v.o.) van meer dan 500 m2.
1.66 horecavestigingen met accent op verstrekking van alcoholhoudende dranken
Hiertoe worden gerekend: café, bar, eetcafé, grand café, brasserie, pool-/snookercafé e.d. alsmede hiermee gelijk te stellen: coffeeshop, theehuis e.d.
1.67 horecavestigingen met accent op verstrekking van maaltijden
Hiertoe worden gerekend: restaurant, partycentrum, cafetaria, snackbar, shoarmazaak, grillroom, lunchroom, broodjeszaak e.d.
1.68 hotel
Een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het op commerciele basis bieden van overnachtingsmogelijkheden met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse.
1.69 huishouden
Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren, waarbij de volgende maxima zijn opgenomen:
- a. studenten: maximaal 5;
- b. beschermd wonen: maximaal 12.
1.70 kantoor
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccomodatie.
1.71 kortstondig
Aansluitende tijdsperiode van maximaal 12 uur.
1.72 kwetsbaar object
Begrip zoals omschreven in het ´Besluit externe veiligheid inrichtingen Milieubeheer´.
1.73 kwetsbare objecten (Vuurwerkbesluit)
Hieronder wordt verstaan:
- a. woningen, met uitzondering van dienst- en bedrijfswoningen die binnen inrichtingen als bedoeld in de artikelen 2.2.1, 2.2.2 of 3.2.1 zijn gelegen;
- b. woonketen of woonwagens als bedoeld in de Woningwet;
- c. woonschepen die uitsluitend of in hoofdzaak voor bewoning bestemd zijn;
- d. gebouwen waar dagopvang van minderjarigen plaatsvindt;
- e. gebouwen die gebruikt worden door een onderwijsinstelling;
- f. ziekenhuizen, verpleeginrichtingen en zorginstellingen;
- g. gebouwen of terreinen die in verband met het verrichten van arbeid worden of plegen te worden gebruikt of die daartoe bestemd zijn;
- h. winkels, hotels, restaurants en cafés;
- i. gebouwen ten behoeve van het belijden van godsdienst of levensovertuiging;
- j. sport-, kampeer- en recreatieterreinen;
- k. andere objecten en terreinen die met die onder a tot en met j gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de aard van hun functie of de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven;
- l. rijkswegen en spoorwegen.
1.74 landschappelijke waarde van een gebied
De aan een gebied toegekende waarde, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet levende natuur.
1.75 langzaam verkeer
Voetgangers- en (snor)fietsverkeer.
1.76 maatschappelijke instellingen
Hieronder wordt verstaan:
- a. medische of paramedische voorzieningen, zoals ziekenhuis, kliniek, gezondheidscentrum, centrum voor dagbehandeling, consultatiebureau, e.d.;
- b. welzijnsvoorzieningen, zoals verzorgingstehuis, verpleeghuis, inrichtingen voor geestelijk en/of lichamelijk gehandicapten, tehuis voor daklozen, e.d.;
- c. educatieve voorzieningen, zoals basis-, voortgezet en wetenschappelijk onderwijs, beroepsonderwijs, kunstonderwijs, muziekschool, volksuniversiteit, cursuscentrum, onderwijsinstituten t.b.v. specifiek onderwijs, bibliotheken e.d.;
- d. voorzieningen t.b.v. kinderopvang zoals kindercrèche, peuterspeelzaal, kinderdagverblijf en (naschoolse) kinderopvangcentrum, al dan niet commercieel;
- e. openbare en bijzondere instellingen waaronder overheidsinstellingen zoals stadskantoren, politiekantoor, brandweerkazerne e.d.;
Tot maatschappelijke instellingen worden niet gerekend de zogenaamde ´andere gezondheidszorggebouwen´ (blijkens hun constructie en inrichting bestemd voor doeleinden van medische verpleging, verzorging of behandeling dan wel van medisch onderzoek) zoals bedoeld in de Wet Geluidhinder en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelingen.
1.77 maatvoeringsvlak
Een deel van een bestemmingsvlak dat van een ander maatvoeringsvlak wordt gescheiden door een maatvoeringsvlakgrens. Maatvoeringsvlakken onderscheiden zich door een met de maatvoeringsaanduiding aangegeven verschil in goot-, bouwhoogte, dakhelling en/of bebouwingspercentage.
1.78 mantelzorg
Het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak en hiervoor een medische indicatie heeft, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
1.79 monumentale boom
Een boom die is opgenomen in de gemeentelijke lijst van monumentale bomen zoals die geldt op het moment van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan en als zodanig is aangeduid.
1.80 natuurwaarde van een gebied
De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in hun onderlinge samenhang.
1.81 netto vloeroppervlak (n.v.o.)
De som van de binnenwerks gemeten oppervlakten van de voor publiek toegankelijke verblijfsruimten binnen een horeca-inrichting van de categorie 1, 2 of 3, zoals café- en barruimte (inclusief bar), eetzaal, foyer, dansvloer / podium, entree e.d, met uitzondering van oppervlakten t.b.v. keuken, toiletgroepen, garderobe, opslag, dienstruimten e.d.
1.82 nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van openbaar nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.
1.83 onbebouwd erf
Dat deel van het perceel, dat geen bouwvlak of erf betreft.
1.84 onderbouw
Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen.
1.85 onderkomen
Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken, voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, loodsen, keten en andere soortgelijke verblijfsmiddelen.
1.86 onzelfstandige woonruimte
Een (complex van) woonruimte(n) waarbij:
- a. men wezenlijke voorzieningen (keuken en/of toilet) gemeenschappelijk moet gebruiken en,
- b. van een privé-vertrek, waarvan de deur uitkomt op een gemeenschappelijke (verkeers)ruimte de deur niet (van twee zijden) afsluitbaar is.
1.87 openlucht- en sportieve recreatie
Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. dag-, verblijfs- en sportieve recreatie welke geheel of grotendeels in de openlucht plaatsvindt, zoals een trim- / fitnessparcours, een jongerenhangplek, e.d.
1.88 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, ondersteund door palen of kolommen, eventueel gedeeltelijk omsloten door wanden die niet tot de constructie behoren.
1.89 partycentrum
Een bedrijf dat voornamelijk tot doel heeft het verhuren van zaalruimte(n) t.b.v. bijeenkomsten, ontvangsten, feesten, partijen e.d. al dan niet in combinatie met het verstrekken van dranken, versnaperingen en/of maaltijden.
1.90 peil (straatpeil)
Hieronder wordt verstaan:
- a. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang.
- b. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
1.91 perceel
Zie: ´bouwperceel´.
1.92 perifere detailhandel
Detailhandel welke behoort tot specifieke hierna genoemde branches, waarvan de vestiging behalve binnen gebieden of percelen waarbinnen detailhandel direct is toegestaan ook op percelen met de specifieke bestemming of aanduiding perifere detailahndel zijn toegestaan.
Het betreft de volgende branches:
- 1. detailhandel in brandbare en/of gevaarlijke stoffen;
- 2. detailhandel in motorvoertuigen met een minimale bruto vloeroppervlak van 1.000 m2;
- 3. detailhandel in keukens met een minimale bruto vloeroppervlak van 1.000 m2 ;
- 4. bouwmarkten / detailhandel in doe het zelf artikelen met een minimale bruto vloeroppervlak van 1.000 m2;
- 5. detailhandel in sanitair met een minimale bruto vloeroppervlak van 1.000 m2 ;
- 6. detailhandel in bruin- en witgoed(electra) met een minimale bruto vloeroppervlak van 1.000 m2;
- 7. detailhandel in woninginrichting met een minimale bruto vloeroppervlak van 1.000 m2 ;
- 8. detailhandel in sport en speelgoed met een minimale bruto vloeroppervlak van 1.000 m2;
- 9. tuincentra met een minimale bruto vloeroppervlak van 1.000 m2 ;
- 10. automotive / fietsen met minimale bruto verkoopvloeroppervlak van 1.000 m2.
1.93 plangrens
Een weergegeven lijn, die de grens van plan aanduidt.
1.94 productiegebonden detailhandel
Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.95 professioneel vuurwerk
Vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk.
1.96 prostitutieinrichting
Inrichting waar tegen betaling seksuele omgang te hebben met anderen (ook: bordeel).
1.97 randhoogte
De bestaande hoogte van gebouwen gemeten op bovenkant goot, boeiboord of druiplijn, gemeten boven het gemiddelde peil van het aansluitende afgewerkte terrein.
1.98 recreatief medegebruik en evenementen
Hieronder wordt verstaan:
- a. incidenteel, kortstondig gebruik (enkele dagen) van complexen / voorzieningen t.b.v. evenementen zoals rommelmarkten, antiek-, huishoud-, en computerbeurzen, tentoonstellingen, bedrijvencontactdagen e.d., mits men in het bezit is van een evenementenvergunning;
- b. incidenteel -jaarlijks- gebruik gedurende een aantal dagen van stadsparken t.b.v. zomeractiviteiten, -spelen, theater, festival e.d;
1.99 register horeca
De lijst van binnen het plangebied gelegen horeca die volgens deel uitmaakt van deze regels en waarin de indeling in de categorieën ´horeca van categorie 1´, ´horeca van categorie 2´ en ´horecavan categorie 3´ voor bestaande bedrijven nader is weergegeven.
1.100 religieuze instellingen
Voorzieningen van kerkelijke, religieuze of levensbeschouwelijke aard, zoals kerken, gebedsruimten, kloosters, e.d.
1.101 restaurant
Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse alsmede het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.
1.102 rijstrook
Gemarkeerd gedeelte van de rijweg dat voldoende plaats biedt aan een enkele rij motorvoertuigen op meer dan twee wielen met uitzondering van in- en uitvoegstroken, voorsorteerstroken en fietspaden.
1.103 risicovolle inrichting
- a. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
- b. een AMvB-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet Milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/ of het gebruik van gevaarlijke stoffen;
- c. bedrijven waarvan de aantoonbare PR10-6/jaar contour is gelegen buiten de inrichtingsgrens.
1.104 speelvoorzieningen
Voorzieningen ten dienste van sport en spel.
1.105 sport
Het geheel van voorzieningen t.b.v. sportbeoefening, zoals: ijsbaan/hal, (openlucht)zwembad, sportvelden, atletiekbaan, basketbalveld, handbalveld, jeu de boulesbaan, tennisbaan /-complex, sporthal, alsmede bijbehorende bebouwing zoals kleedruimten, clubhuis/verenigingsgebouw, opslagruimten, technische ruimten e.d.
1.106 straatpeil
Zie peil (straatpeil).
1.107 uitbouw
Uitbreiding van een gebouw welke direct ten dienste staat van het gebouw, één ruimte vormt met de rest van het gebouw en is uitgevoerd in één bouwlaag en dat zowel qua bouwmassa als verschijningsvorm ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.108 veiligheidsafstand
Afstand die met het oog op de kwaliteit van het milieu voor zover het betreft externe veiligheid tenminste moet zijn gelegen tussen een inrichting als bedoeld in de artikelen 2.2.1, 2.2.2 en 3.2.1 van het Vuurwerkbesluit, of een onderdeel van een zodanige inrichting, dan wel een zodanige inrichting waarvoor het geldende bestemmingsplan verlening van een bouwvergunning toelaat enerzijds en kwetsbare objecten en geprojecteerde kwetsbare objecten anderzijds.
1.109 verblijfsvoorzieningen
Besloten ruimten, bestemd voor het verblijven van mensen.
1.110 vergunningplichtig ingevolge Wet Milieubeheer
Milieuvergunning voor inrichtingen (bedrijven) volgens het ´Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer´ (staatsblad 50, 1993) , zonder welke het niet toegestaan is een inrichting op te richten, te veranderen, in werking te hebben of de werking te veranderen.
1.111 verkeer- en vervoervoorzieningen t.b.v. wegverkeer
Hieronder wordt verstaan het (openbaar) wegverkeers- en wegvervoersgebied waarbij de nadruk ligt op de gebiedsontsluitingsfunctie voor gemotoriseerd en langzaam verkeer met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier hoofdverzamelwegen, verzamelwegen en wijkstraten.
1.112 verkeer-, vervoer- en verblijfsvoorzieningen t.b.v. waterverkeer
Hieronder wordt verstaan: het (openbaar) waterverkeers-, watervervoers- en verblijfsgebied t.b.v. goederenvervoer, pleziervaart en oeveractiviteiten zoals vissen / hengelsport, wandelen en fietsen met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier Wilhelminakanaal en Piushaven. Voor de Piushaven geldt specifiek dat het innemen van een ligplaats met een museumschip, een bijzonder vaartuig, een bedrijfsvaartuig en een passantenvaartuig toegelaten is. Horecaboten mogen slechts daar ligplaats hebben waar er een nadere aanduiding aanwezig is. Binnen de Piushaven zijn ook evenementen toegestaan. De Piushaven is de aftakking van het Wilhelminakanaal in het plangebied.
1.113 verkeersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer en verblijf
Hieronder wordt verstaan: het openbaar wegverkeers- en verblijfsgebied waarbij de nadruk ligt op de erftoegangsfunctie (geleider van het bestemmingsverkeer) voor gemotoriseerd en langzaam verkeer en/of de verblijfsfunctie voor voetgangers met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier buurtstraten, woonstraten, woonerven, winkelerven en voetgangersgebied inclusief bijbehorende kunstwerken.
1.114 verkooppunt motorbrandstoffen
Een brandstofverkooppunt met één of meerdere tappunten, al dan niet voorzien van een reparatiewerkplaats en/of een autowasplaats met bijbehorende kiosk / serviceshop (met een verkoopvloeroppervlak van maximaal 100 m2), luifels, opslag van motorbrandstoffen e.d.
1.115 verkoopruimte (volgens Vuurwerkbesluit)
Ruimte waarin verkoop en aflevering van consumentenvuurwerk plaatsvindt.
1.116 verkoopvloeroppervlak
De oppervlakte van de geheel of grotendeels voor publiek toegankelijke ruimte die is bestemd en feitelijk ingericht voor de verkoop van goederen, waaronder begrepen showroom, uitstallingsruime, kassa's, e.d. met uitzondering van magazijn, opslagruimte, kantoor, e.d.
1.117 voorgevelrooilijn
De naar het openbaar gebied toegekeerde lijn die het bouwvlak begrenst en aansluit aan het onbebouwd erf c.q. openbaar gebied.
1.118 Vuurwerkbesluit
Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002), houdende regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk. Dit besluit is in werking getreden op 1 maart 2002.
1.119 waterstaat/waterstaatkundige doeleinden
het openbaar waterverkeers-, watervervoers- en verblijfsgebied t.b.v. goederenvervoer, pleziervaart en oeveractiviteiten zoals vissen / hengelsport, wandelen en fietsen.
Hiertoe worden gerekend:
- a. water en vaarwegen;
- b. haven voor pleziervaart met bijbehorende voorzieningen;
- c. oevers en kaden met beschoeiing;
- d. oeverzones met geplande verruiming vaarwegen;
- e. laad- en losplaats inclusief opslag en laad- en loswerktuigen zoals hijswerktuigen en lopende banden;
- f. zwaaikommen;
- g. water aan- en afvoerkanalen / wegen;
- h. vaarwegmeubilair en tekens;
- i. leidingwerken ten behoeve van de functie;
- j. permanente ligplaatsen voor woonboten, horecaboten, museumschepen, bijzondere vaartuigen, bedrijfsvaartuigen en een passantenvaartuig ;
- k. wegen en (fiets-)paden langs oevers, toegangswegen objecten;
- l. bermen, bermsloten, taluds, e.d.;
- m. kunstwerken zoals bruggen, sluizen, stuwen, aanlegsteiger, bedieningsgebouwen e.d.;
- n. verkeers- en straatmeubilair;
- o. alles wat verder voor het in stand houden van de functie vaarwegen van toepassing is.
Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier Wilhelminakanaal en Piushaven.
1.120 weg
Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
1.121 Wet geluidhinder
De wet van 16 februari 1979, staatsblad 99 (1979), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.
1.122 Wet milieubeheer
De wet zoals geplaatst in het staatsblad 551 (1992). Deze wet is in werking getreden op 1 maart 1993.
1.123 Winkelvloeroppervlak
Winkelvloeroppervlak: de in een winkel voorkomende voor de uitstalling en de verkoop van detailhandelsartikelen bedoelde oppervlakte.
1.124 wonen
Hieronder wordt verstaan:
- a. het geheel van aan huis gebonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, al dan niet zelfstandige wooneenheden, woongebouwen e.d. annex tuin en directe omgeving, ten dienste van het verblijven door mensen. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve dagverblijven;
- b. studentenhuisvesting, huisvesting van ouderen, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en dergelijke, alsmede bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen (en ruimten) c.q. verzorgingsfaciliteiten;
- c. beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als ´aan huis gebonden beroep´, zijnde beroepsactiviteiten van tenminste één bewoner, plaatsvindend in de betrokken woning en/of bijbehorend bijgebouw.
1.125 woning
Een (gedeelte van een) gebouw dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, daaronder begrepen een aan huis gebondenberoep.
1.126 woongebouw
Een complex van ruimten dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van meerdere huishoudens, daaronder begrepen aan huis gebonden beroep.
1.127 zorgwoongebouw
Een complex van ruimten dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van zorgbehoevende mensen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk
- a. de oppervlakte van een bouwwerk buitenwerks gemeten boven het peil met uitzondering van de oppervlakte van:
- 1. een ondergeschikt bouwdeel (zoals open buitentrap, hellingbanen, e.d.) waarvan de verticale projectie op het horizontaal vlak kleiner is dan 4 m² óf
- 2. een uitkragend constructiedeel (zoals entree-overkapping, dakoverstekken, niet beweegbare zonweringconstructies e.d.) waarvan de breedte van de verticale projectie op het horizontale vlak kleiner is dan 0,75 m;
- b. de oppervlakte van een onbebouwd gedacht terrein, gemeten binnen de grenzen van dat terrein. .
2.6 De hoogte van een windturbine
Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.7 Lengte, breedte en diepte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk
2.8 Afstand tot zijdelingse perceelgrens
Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 27.1nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
- 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. de brandveiligheid;
- 5. de milieusituatie;
- 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
- b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.
3.4 Ontheffing van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Bedrijventerrein
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 27.1nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
- 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. de brandveiligheid;
- 5. de milieusituatie;
- 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
- b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.
4.4 Ontheffing van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Detailhandel
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 27nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
- 1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. de brandveiligheid;
- 5. de milieusituatie;
- 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
- b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
5.4 Ontheffing van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 6 Detailhandel - Perifeer
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 27.1nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
- 1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. de brandveiligheid;
- 5. de milieusituatie;
- 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
- b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
6.4 Ontheffing van de bouwregels
6.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 7 Gemengd
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.2 Bouwregels
7.3 Ontheffing van de bouwregels
7.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 27.1nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijde ten behoeve van:
- 1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. de brandveiligheid;
- 5. de milieusituatie;
- 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
- b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
- c. de vorm, afmetingen en plaatsing van de bebouwing boven een hoogte van 10 m boven het straatpeil in een strook ter diepte van 3 m achter de voorgevelrooilijn in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld;
- d. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6 m boven het straatpeil indien de maximale hoogte niet meer bedraagt dan 10 m, zulks in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.6 Ontheffing van de specifieke gebruiksregels
Artikel 8 Gemengd-1
8.1 Bestemmingsomschrijving
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 27.1nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijde ten behoeve van:
- 1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. de brandveiligheid;
- 5. de milieusituatie;
- 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
- b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
- c. de vorm, afmetingen en plaatsing van de bebouwing boven een hoogte van 10 m boven het straatpeil in een strook ter diepte van 3 m achter de voorgevelrooilijn in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld;
- d. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6 m boven het straatpeil indien de maximale hoogte niet meer bedraagt dan 10 m, zulks in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.
8.4 Ontheffing van de bouwregels
8.5 Specifieke gebruiksregels
8.6 Ontheffing van de specifieke gebruiksregels
Artikel 9 Gemengd-2
9.1 Bestemmingsomschrijving
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 27.1nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijde ten behoeve van:
- 1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. de brandveiligheid;
- 5. de milieusituatie;
- 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
- b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
- c. de vorm, afmetingen en plaatsing van de bebouwing boven een hoogte van 10 m boven het straatpeil in een strook ter diepte van 3 m achter de voorgevelrooilijn in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld;
- d. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6 m boven het straatpeil indien de maximale hoogte niet meer bedraagt dan 10 m, zulks in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.
9.4 Ontheffing van de bouwregels
9.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 10 Groen
10.1 Bestemmingsomschrijving
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 27.1nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
- 1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de ruimtelijke of landschappelijk inpassing;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de sociale veiligheid;
- 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
- b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
10.4 Ontheffing van de bouwregels
10.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 11 Kantoor
11.1 Bestemmingsomschrijving
11.2 Bouwregels
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 27.1nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
- 1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. de brandveiligheid;
- 5. de milieusituatie;
- 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
- b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
11.4 Ontheffing van de bouwregels
11.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 12 Maatschappelijk
12.1 Bestemmingsomschrijving
12.2 Bouwregels
12.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 27.1nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijde ten behoeve van:
- 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. de brandveiligheid;
- 5. de milieusituatie;
- 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
- b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
12.4 Ontheffing van de bouwregels
12.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 13 Verkeer
13.1 Bestemmingsomschrijving
13.2 Bouwregels
13.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 27.1nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
- 1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. de brandveiligheid;
- 5. de milieusituatie;
- 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
- b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.
13.4 Ontheffing van de bouwregels
13.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 14 Verkeer-verblijf
14.1 Bestemmingsomschrijving
14.2 Bouwregels
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 27.1nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
- 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. een goede landschappelijke inpassing;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de sociale veiligheid;
- 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
14.4 Ontheffing van de bouwregels
14.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 15 Water - Waterstaatkundige Doeleinden
15.1 Bestemmingsomschrijving
15.2 Bouwregels
15.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 27.1nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de situering en afmeting van bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
- 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
15.4 Ontheffing van de bouwregels
15.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 16 Wonen
16.1 Bestemmingsomschrijving
16.2 Bouwregels
16.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 27.1nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
- 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. de brandveiligheid;
- 5. de milieusituatie;
- 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- 7. parkeergelegenheid op eigen terrein.
- b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
- c. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6 m boven het straatpeil in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.
16.4 Ontheffing van de bouwregels
16.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 17 Wonen-gestapeld
17.1 Bestemmingsomschrijving
17.2 Bouwregels
17.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 27.1nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
- 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. de brandveiligheid;
- 5. de milieusituatie;
- 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
- c. de vorm, afmetingen en plaatsing van de bebouwing boven een hoogte van 10 m boven het straatpeil in een strook ter diepte van 3 m achter de voorgevelrooilijn in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld;
17.4 Ontheffing van de bouwregels
17.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 18 Waarde - Cultuurhistorie
18.1 Bestemmingsomschrijving
18.2 Bouwregels
18.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 27.1, ten behoeve van de instandhouding en versterking van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, nadere eisen stellen aan het materiaal- en kleurgebruik van gebouwen.
18.4 Aanlegvergunning
Artikel 19 Waarde - Ecologie
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Ecologie aangewezen gronden zijn, naast de voor de aldaar voorkomende onderliggende basisbestemming, tevens bestemd voor:
- a. de aanleg en instandhouding van een natte en/of droge ecologische verbindingszone;
- b. waterberging;
met daarbij behorende:
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
19.2 Bouwregels
19.3 Gebruiksregels
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
19.4 Aanlegvergunning
19.5 Voorwaarden verlenen aanlegvergunning
De in artikel 19.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien blijkt dat de werken en werkzaamheden plaatsvinden in het kader van beheer van de gronden en daarmee geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het in ecologisch opzicht waardevolle gebied.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 20 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 21 Algemene Bouwregels
21.1 Ondergrondse bouwwerken
21.2 Verhouding enkel- en dubbelbestemmingen
Waar een hoofdbestemming samenvalt met een dubbelbestemming, geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De regels met betrekking tot de basisbestemming zijn in dat geval uitsluitend van toepassing voorzover deze niet strijdig zijn met bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
21.3 Hoofdtoegang woningen
21.4 Onbebouwd terrein bij gebouwen
21.5 Ruimte tussen bouwwerken
21.6 Bouwen in nabijheid van monumentale en beeldbepalende bomen
Artikel 22 Algemene Ontheffingsbevoegdheden
22.1 Ontheffingsbevoegdheid geringe afwijkingen van maten
Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van de procedureregels in artikel 27.1bevoegd ontheffing te verlenen ten behoeve van een afwijking van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze ontheffing wordt slechts verleend indien:
- a. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
- b. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
- c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
- d. voldaan is aan de volgende voorwaarden:
- 1. de ontheffingsmogelijkheid mag niet cumulatief worden gebruikt;
- 2. de ontheffingsmogelijkheid mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.
22.2 Ontheffingsbevoegdheid geringe afwijkingen van grenzen
Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van de procedureregels in artikel 27.1, bevoegd ontheffing te verlenen van het plan ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak en/of bestemmingsvlak indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting o.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze ontheffing wordt slechts verleend indien:
- a. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
- b. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
- c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
22.3 Ontheffingsbevoegdheid overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogten
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van de procedureregels in 27.1 ontheffing verlenen van het plan ten behoeve van:
- a. bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van utiliteitsvoorzieningen;
- b. vrijstaande schoorstenen, minaretten en soortgelijke bouwwerken.
22.4 Ontheffingsbevoegdheid parkeer- en stallingsvoorzieningen
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van de procedureregels in 27.1 ontheffing verlenen van het plan ten behoeve van parkeer- en stallingsvoorzieningen met bijbehorende bovengrondse bouwwerken zoals in- en uitritten, in- en uitgangen, trappenhuizen, liften, hellingbanen, bewakings- /portiersloges e.d., onder de volgende voorwaarden:
- a. de maximale oppervlakte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 30 m2bedragen;
- b. de maximale hoogte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 4,5 m bedragen.
22.5 Ontheffingsbevoegdheid vuurwerk
Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van de procedureregels zoals bedoeld in artikel 27.1, bevoegd ontheffing te verlenen van het plan ten aanzien van de toelaatbaarheid van activiteiten ten behoeve van:
- a. nieuwbouw van een bewaarplaats of een bufferbewaarplaats c.a. en de daaraan verbonden opslag en verkoop van consumentenvuurwerk;
- b. de verbouwing, uitbreiding en/of verplaatsing van een bestaande bewaarplaats of een bufferbewaarplaats c.a. ten behoeve van opslag voor de verkoop van consumentenvuurwerk daar waar de aanduiding ´verkoop en opslag vuurwerk toegestaan´ voorkomt.
Burgemeester en wethouders stellen voorwaarden aan de ontheffing ter voorkoming van onaanvaardbare overlast en onveiligheid voor de (woon)omgeving onder meer voor wat betreft parkeren, verkeersaantrekkende werking, geluidhinder e.d. en veiligheidsafstanden zoals opgenomen in het Vuurwerkbesluit. Bij nieuwvestiging van verkooppunten en opslagen van consumentenvuurwerk wordt daarnaast te allen tijde aan de ontheffing de voorwaarde verbonden dat de veiligheidscontour zoals is opgenomen in het Vuurwerkbesluit (besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002)) op het eigen perceel gesitueerd dient te zijn tenzij de veiligheidscontour zich uitstrekt over groenvoorzieningen in openbaar gebied waarbij geen sprake is van kwetsbare en/of geprojecteerde kwetsbare objecten.
22.6 Ontheffing dienstverlening i.p.v. detailhandel
Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van de procedureregels in 27.1, bevoegd ontheffing verlenen van het plan ten behoeve van de vestiging van dienstverlening op gronden met de aanduiding ´detailhandel´, indien de detailhandelsfunctie ter plaatse als gevolg autonome processen in de distributiestructuur is beëindigd.
22.7 Ontheffingsbevoegdheid aan-huis-gebonden beroep
Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van de procedureregels zoals bedoeld in artikel 27.1, bevoegd ontheffing te verlenen van het plan voor wat betreft de voorwaarden, zoals beschreven in de begripsregels, waaronder overeenkomstig artikel 16.1 binnen de bestemming ´Wonen´ een aan huis gebonden beroep is toegelaten, indien door de aard van de werkzaamheden het beroep niet of bezwaarlijk anders dan aan huis of op de betreffende locatie kan worden uitgeoefend en de activiteit niet valt in categorie 3 tot en met 6 van bedrijven die zijn genoemd in Bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten.
22.8 Ontheffingsbevoegdheid t.b.v. evenementen
Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van de procedureregels in artikel 27.1bevoegd ontheffing te verlenen van het plan ten behoeve van incidenteel en kortstondig afwijkend gebruik van particuliere percelen/bebouwing voor het plaatsen van tijdelijke onderkomens zoals (feest)tenten, kiosken e.d. ten behoeve van festiviteiten met een openbaar karakter (muziekfestival, zeskamp, sportwedstrijd, show/voorstelling, tentoonstelling, beurs, markt, e.d.) voor de duur van een aantal (aaneengesloten) dagen (over het algemeen 3 á 4), met dien verstande dat aan deze ontheffing voorwaarden kunnen worden verbonden ter beperking van onaanvaardbare overlast van de (woon)omgeving, onder meer voor wat betreft parkeren, geluidhinder, situering van tijdelijke onderkomens e.d.
Artikel 23 Algemene Wijzigingsbevoegdheden
23.1 Wijzigingsbevoegdheid verwijderen aanduidingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, zodanig dat een weergegeven aanduiding wordt verwijderd indien de binnen deze aanduiding toegelaten functie is beeindigd en wordt omgezet in een binnen het ter plaatse geldende bestemmingsvlak toegelaten functie.
23.2 Wijzigingsbevoegdheid aanduiding cultuurhistorische waarden
Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van de procedurevoorschriften zoals bedoeld in artikel 27.1 bevoegd het plan te wijzigen, zodanig dat een op de plankaart aangegeven aanduiding cultuurhistorische waarde wordt geschrapt indien blijkt dat handhaving van het bouwwerk niet meer opportuun is.
23.3 Wijzigingsbevoegdheid t.b.v horeca
- a. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ´Gemengd´ en `Bedrijventerrein` en detailhandel' wijzigen -zodanig dat een aanduiding ´horeca van categorie 1´, of ´horeca kleiner of gelijk aan categorie 2´ wordt toegevoegd- in de zones langs en met een directe oriëntatie op de Piushaven c.q. het havenpark;
- b. Burgemeester en wethouders verklaren op de gewijzigde bestemming de regels van het plan van overeenkomstige toepassing.
23.4 Wijzigingsbevoegdheid uitwisseling van aanduidingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een weergegeven aanduiding te wijzigen in een andere aanduiding, met dien verstande dat:
de ingevolge de aanduiding ter plaatse geldende maximaal toelaatbare milieucategorie voor functies of activiteiten uit de Bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten niet mag worden overschreden;
- c. wijzigingen in de aanduidingen (dhp), (vm) en (vml) niet zijn toegestaan;
- d. een wijziging van de aanduiding (k) niet is toegestaan indien de omvang voor de functie kantoor meer dan 700 m2 bruto vloeroppervlak bedraagt.
23.5 Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsvlakgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:
- a. de in het plan begrepen bestemmingen die grenzen aan gronden met de bestemming ´Verkeer´ (V), dan wel ´Verkeer-Verblijf (V-V)´ te wijzigen voor de indeling van gronden zoals ten behoeve van een herinrichting, een asverschuiving, herinrichting kruispunten, aanleg (mini)rotondes e.d., met dien verstande dat:
- 1. de bestemmingen mogen worden gewijzigd voor een verschuiving van de bestemmingsgrenzen van maximaal 25 m¹;
- 2. de verwerkelijking van de in het plan begrepen bestemmingen gewaarborgd dient te blijven, dat wil zeggen dat de bestemmingen door de wijzigingnen niet onevenredig mogen worden aangetast;
- b. bestemmingsgrenzen te wijzigen indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt noodzakelijk is voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijk ordening van het plan niet schaadt en zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.
23.6 Wijzigingsbevoegdheid bouwwerken van algemeen nut
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van bouwwerken van algemeen nut met een groter oppervlak dan 50 m2 tot een maximale oppervlakte van 100 m2.
23.7 Wijzigingsbevoegdheid kantoorvestiging in grote woonpanden
Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van de procedureregels in 27.1 bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de vestiging van een kantoor(functie) tot maximaal 700 m² bruto vloeroppervlak in panden gelegen binnen het bestemmingsvlak Wonen, waarbinnen de vestiging van de functie kantoren niet is toegestaan, mits aan de navolgende voorwaarden wordt voldaan:
- a. het pand is gelegen aan, georiënteerd op en ontsloten op de Ringbaan-Oost en de Ringbaan-Zuid;
- b. het pand heeft een bruto vloeroppervlak van tenminste 300 m²;
- c. de parkeerbehoefte kan op eigen terrein worden opgelost.
Artikel 24 Algemene Nadere Eisen
Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van de procedureregels in artikel 27.1bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de aard en omvang van de horecafunctie ter bescherming van de woonfunctie en/of ter voorkoming van onevenredige aantasting van andere functies in de omgeving;
- b. de afmetingen en situering van bebouwing op percelen die direct gelegen zijn naast percelen die in een beschermd dorpsgezicht, dan wel stadsgezicht vallen en percelen met de aanduiding gemeentelijk monument, dan wel rijksmonument, in verband met de ruimtelijke afstemming van deze bebouwing op het naastgelegen monument, met dien verstande dat advies wordt ingewonnen bij de Monumentencommissie;
- c. de aard en omvang van kantines, restauratieve voorzieningen e.d. die ondersteunend zijn voor (openlucht-)sport en recreatie en maatschappelijke instellingen teneinde de ondergeschiktheid van die voorzieningen veilig te stellen en/of ter bescherming van de woonfunctie en/of ter voorkoming van een onevenredige aantasting van andere functies in de omgeving;
- d. de bereikbaarheid van gebouwen vanuit en de situering van de hoofdentree van gebouwen ten opzichte van de openbare ruimte;
- e. de situering en afmetingen van groenvoorzieningen;
- f. de situering en afmetingen van parkeergelegenheid, ook op eigen terrein;
- g. de situering van toegangswegen en -paden tot gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en open erven.
Artikel 25 Algemene Aanlegvergunningstelsels
25.1 Werken / werkzaamheden nabij monumentale en beeldbepalende bomen
25.2 Uitzonderingen
Het in 25.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:
- a. werken en werkzaamheden die het normale onderhoud of beheer betreffen;
- b. werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis.
Artikel 26 Algemene Aanduidingsregels
26.1 Wijzigingsbevoegdheid ' Wro-zone - wijzigingsgebied 1' (Cementbouw)
- a. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ´Bedrijf´ al dan niet in samenhang met de bestemming van de aangrenzende gronden gelegen binnen de ' Wro-zone - wijzigingsgebied 1' wijzigen in de bestemming Gemengd en/of Verkeer-Verblijf en/of Groen, onder de voorwaarden dat:
- 1. er een waterparagraaf met watertoets wordt opgesteld;
- 2. er een aanvullend onderzoek naar aanwezige flora en fauna dient plaats te vinden;
- 3. dat in de openbare ruimte slechts een beperkt aantal parkeerplaatsen voor bezoekers beschikbaar zijn vanwege de beoogde ruimtelijke kwaliteit van het Havenpark, en dat de rest van de parkeerbehoefte op eigen terrein plaatsvindt volgens de normen en andere regels uit het TVVP zoals die gelden op het moment van ondertekenen van de realisatieovereenkomst.
- 4. dat het bewonersparkeren op eigen terrein plaatsvindt.
- b. Burgemeester en wethouders verklaren op de gewijzigde bestemmingen de regels van het plan van overeenkomstige toepassing.
- c. Burgemeester en wethouders bepalen via maatvoeringsaanduidingen de maximale hoogte en bebouwingspercentage uitgaande van de volgende uitgangspunten
- 1. er dient sprake te zijn van een campusachtige invulling;
- 2. in het noordelijk deel van de locatie neemt de hoogte van de bebouwing af in relatie tot de bestaande bebouwing;
- 3. aan de zuidzijde, de havenzijde, is een hogere bebouwing toelaatbaar met een hoogteaccent waarbij deze zich dient te voegen in de kadewand die aan de noordoever zal ontstaan.
26.2 Wijzigingsgsbevoegdheid ' Wro-zone - wijzigingsgebied 2' (Galjoenstraat Noord)
- a. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ´Bedrijventerrein´ gelegen binnen de ' Wro-zone - wijzigingsgebied 2' wijzigen in de bestemming Gemengd en/of Verkeer-Verblijfen/of Groen, onder de voorwaarden dat
- 1. er er een aanvullend onderzoek naar aanwezige flora en fauna dient plaats te vinden;
- 2. een waterparagraaf met watertoets wordt opgesteld;
- 3. het aantal te bouwen woningen niet meer wordt dan 81;
- 4. dat in de openbare ruimte slechts een beperkt aantal parkeerplaatsen voor bezoekers beschikbaar zijn vanwege de beoogde ruimtelijke kwaliteit van het Havenpark, en dat de rest van de parkeerbehoefte op eigen terrein plaatsvindt volgens de normen en andere regels uit het TVVP zoals die gelden op het moment van ondertekenen van de realisatieovereenkomst;
- 5. er een doorsteek komt voor langzaam verkeer van de Galjoenstraat naar de Hoogvensestraat, die een verbinding vormt tussen het pocketpark bij de Havenmeester en het parkje nabij de Andreasschool aan de Hoogvensestraat.
- b. Burgemeester en wethouders verklaren op de gewijzigde bestemmingen de regels van het plan van overeenkomstige toepassing.
- c. Burgemeester en wethouders bepalen via maatvoeringsaanduidingen de maximale hoogte en bebouwingspercentage aangeven uitgaande van de volgende uitgangspunten
- 1. de bebouwing overwegend in 3 bouwlagen mag plaatsvinden, waarbij de hoogte afloopt in noordelijke richting in verband met de aanpassing aan de bestaande bouw.
26.3 Wijzigingsbevoegdheid ' Wro-zone - wijzigingsgebied 3' (Fabriekskwartier Noord)
- a. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemmingen ´Bedrijventerrein´ Verkeer-Verblijf. en/of Groen gelegen binnen de ' Wro-zone - wijzigingsgebied 3' wijzigen in de bestemming Gemengd en/of Verkeer-Verblijf en/of Groen en/of Water - Waterstaatkundige doeleindenonder de voorwaarden dat
- 1. er een waterparagraaf met watertoets wordt opgesteld;
- 2. er een aanvullend onderzoek naar aanwezige flora en fauna dient plaats te vinden;
- 3. dat in de openbare ruimte slechts een beperkt aantal parkeerplaatsen voor bezoekers beschikbaar zijn vanwege de beoogde ruimtelijke kwaliteit van het Havenpark, en dat de rest van de parkeerbehoefte op eigen terrein plaatsvindt volgens de normen en andere regels uit het TVVP zoals die gelden op het moment van ondertekenen van de realisatieovereenkomst;
- 4. er een wisselwerking kan plaatsvinden met het wijzigingsgebied 4 (Lourdesplein);
- 5. er een mix van woon- werk en leisureprogramma´s plaatsvindt;
- 6. er ruimtelijke relaties ontstaan tussen de Piushaven en het monumentale AaBe-complex;
- b. Burgemeester en wethouders verklaren op de gewijzigde bestemmingen de regels van het plan van overeenkomstige toepassing.
- c. Burgemeester en wethouders bepalen via maatvoeringsaanduidingen de maximale hoogte en het bebouwingspercentage.
26.4 Wijzigingsbevoegdheid ' Wro-zone - wijzigingsgebied 4' (Lourdesplein)
- a. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemmingen ´Maatschappelijk´, Detailhandel, Bedrijventerrein en/groen Verkeer-Verblijf gelegen binnen de ' Wro-zone - wijzigingsgebied 4' wijzigen in de bestemming Gemengd en/of Verkeer-Verblijf en/of Groen, onder de voorwaarden dat:
- 1. er een waterparagraaf met watertoets wordt opgesteld;
- 2. er een aanvullend onderzoek naar aanwezige flora en fauna dient plaats te vinden;
- 3. dat in de openbare ruimte slechts een beperkt aantal parkeerplaatsen voor bezoekers beschikbaar zijn vanwege de beoogde ruimtelijke kwaliteit van het Havenpark, en dat de rest van de parkeerbehoefte op eigen terrein plaatsvindt volgens de normen en andere regels uit het TVVP zoals die gelden op het moment van ondertekenen van de realisatieovereenkomst;
- 4. er een wisselwerking kan plaatsvinden met het wijzigingsgebied 3 (Fabriekskwartier Noord).
- 5. de klokkentoren en de ijzergieterij (aangeduid met (cw)) behouden blijven;
- 6. er dient zo veel mogelijk een gesloten wand aan de Ringbaan gecreerd te worden.
- b. Burgemeester en wethouders verklaren op de gewijzigde bestemming de regels van het plan van overeenkomstige toepassing.
- c. Burgemeester en wethouders bepalen via maatvoeringsaanduidingen de maximale hoogte en het bebouwingspercentage.
26.5 Wijzigingsbevoegdheid 'Wro-zone - wijzigingsgebied 5' (Jeruzalem)
- a. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemmingen Wonen, Wonen-Gestapeld, Verkeer-Verblijf. Maatschappelijk en/of Groen gelegen binnen de ' Wro-zone - wijzigingsgebied 5' wijzigen in de bestemmingen Wonen, Wonen-Gestapeld, Verkeer-Verblijf, Maatschappelijk en/of Groen, onder de voorwaarden dat:
- 1. er een waterparagraaf met watertoets wordt opgesteld;
- 2. er een aanvullend onderzoek naar aanwezige flora en fauna dient plaats te vinden;
- b. Burgemeester en wethouders verklaren op de gewijzigde bestemming de regels van het plan van overeenkomstige toepassing.
- c. Burgemeester en wethouders bepalen via maatvoeringsaanduidingen de maximale hoogte en het bebouwingspercentage uitgaande van het volgende uitgangspunt:
- 1. de bebouwing hoofdzakelijk in maximaal 3 bouwlagen mag plaatsvinden;
- 2. Er dienen overwegend grondgebonden woningen en appartementen in 3 lagen toegelaten te worden.
26.6 Wijzigingsbevoegdheid ' Wro-zone - wijzigingsgebied 6' (Wolstad)
- a. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemmingen ´Bedrijf´, Verkeer-Verblijf. en/of Groen gelegen binnen de ' Wro-zone - wijzigingsgebied 6' wijzigen in de bestemming Gemengd en/of Verkeer-Verblijf en/of Groen , onder de voorwaarden dat:
- 1. er een waterparagraaf met watertoets wordt opgesteld;
- 2. er een aanvullend onderzoek naar aanwezige flora en fauna dient plaats te vinden;
- 3. dat in de openbare ruimte slechts een beperkt aantal parkeerplaatsen voor bezoekers beschikbaar zijn vanwege de beoogde ruimtelijke kwaliteit van het Havenpark, en dat de rest van de parkeerbehoefte op eigen terrein plaatsvindt volgens de normen en andere regels uit het TVVP zoals die gelden op het moment van ondertekenen van de realisatieovereenkomst;
- 4. de ontwikkeling zal moeten inspelen op de structuur van Fatima en de hoeksituatie bij de nieuwe brug en een bijdrage leveren aan de versterking van de kwaliteit van de wand van de Havendijk als waterfront.
- b. Burgemeester en wethouders verklaren op de gewijzigde bestemmingen de regels van het plan van overeenkomstige toepassing.
- c. Burgemeester en wethouders bepalen via maatvoeringsaanduidingen de maximale hoogte en het bebouwingspercentage.
26.7 Wijzigingsbevoegdheid ' Wro-zone - wijzigingsgebied 7' (Spinaker)
- a. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemmingen ´Bedrijventerrein´ Verkeer-Verblijf, en Groen gelegen binnen de ' Wro-zone - wijzigingsgebied 7' wijzigen in de bestemming Gemengd en/of Verkeer-Verblijf en/of Groen, onder de voorwaarden dat
- 1. er een waterparagraaf met watertoets wordt opgesteld;
- 2. er een aanvullend onderzoek naar aanwezige flora en fauna dient plaats te vinden;
- 3. dat in de openbare ruimte slechts een beperkt aantal parkeerplaatsen voor bezoekers beschikbaar zijn vanwege de beoogde ruimtelijke kwaliteit van het Havenpark, en dat de rest van de parkeerbehoefte op eigen terrein plaatsvindt volgens de normen en andere regels uit het TVVP zoals die gelden op het moment van ondertekenen van de realisatieovereenkomst;
- b. Burgemeester en wethouders verklaren op de gewijzigde bestemmingen de regels van het plan van overeenkomstige toepassing.
- c. Burgemeester en wethouders bepalen via maatvoeringsaanduidingen de maximale hoogte en het bebouwingspercentage.
26.8 Wijzigingsbevoegdheid 'Wro-zone wijzigingsgebied 8' (Kanaalzicht)
- a. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemmingen ´Bedrijventerrein´ en/of Verkeer-Verblijf en/of Groen, gelegen binnen de ' Wro-zone - wijzigingsgebied 8' wijzigen in de bestemming Wonen en/of Wonen-Gestapeld en/of Verkeer-Verblijf en/of Groen, onder de voorwaarden dat
- 1. er een waterparagraaf met watertoets wordt opgesteld;
- 2. er een aanvullend onderzoek naar aanwezige flora en fauna dient plaats te vinden;
- 3. voor het treffen van parkeervoorzieningen de normen en andere regels uit het Tilburgs Verkeers- en VervoersPlan (TVVP) worden gehanteerd zoals deze gelden op het moment van het ondertekenen van de realisatieovereenkomst, waarbij minimaal het bewonersparkeren op eigen terrein dient plaats te vinden.
- 4. Bij de opstelling van het wijzigingsplan dient rekening te worden gehouden met de ecologische verbindingszone die langs het kanaal ligt.
- b. Burgemeester en wethouders bepalen via maatvoeringsaanduidingen de maximale hoogte en het bebouwingspercentage waarbij .
- 1. De bouwhoogte voor de woongebouwen op de gronden grenzend aan de Twentestraat bedraagt maximaal 4 bouwlagen eventueel op een parkeerbak;
- 2. De bouwhoogte voor de gebouwen op de overige gronden loopt op richting het water tot maximaal 8 bouwlagen;
- 3. Een aantal gebouwen mag maximaal 12 lagen bedragen;
- 4. Nabij de Meijerijbaan is een hoogteaccent toelaatbaar tot 60 meter.
- c. bij het wijzigingsplan kunnen door het opnemen van functieaanduidingen maatschappelijke instellingen, horecavestiging tot en met categorie 2 en cultuur en ontspanning toe gelaten worden.
- d. Burgemeester en wethouders verklaren op de gewijzigde bestemmingen de regels van het plan van overeenkomstige toepassing.
26.9 Wijzigingsbevoegdheid 'Wro zone-wijzigingsgebied 9' (Schoenerstraat)
Burgemeester en wethouders kan de bestemming Verkeer-Verblijf gelegen binnen de 'Wro-zone - wijzigingsgebied 9' wijzigen in de bestemmingen ´Wonen´ en/of Gemengd eventueel met de aanuduiding garage en de toegelaten bebouwingshoogte binnen de bestemming Gemengd 2 aan de Piusstraat wijzigen.
26.10 Monumenten
- a. Op panden, en/of bouwwerken geen gebouw zijnde en-of gronden met de specifieke bouwaanduiding gemeentelijk monument (sba-gm) is de Monumentenverordening gemeente Tilburg (vastgesteld d.d. 28 april 1997) van toepassing;
- b. Op panden, en/of bouwwerken geen gebouw zijnde en-of gronden met de specifieke bouwaanduiding rijksmonument (sba-rm) is de Monumentenwet 1988 van toepassing.
26.11 Vuurwerkverkooppunt
Op gronden met de de functieaanduiding specifieke vorm van bedrijf-vuurwerkverkooppunt (sb-vvp) is het Vuurwerkbesluit van toepassing (Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002), houdende regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk. Dit besluit is in werking getreden op 1 maart 2002).
Artikel 27 Algemene Procedureregels
27.1 Procedureregels ontheffing en nadere eisen
Indien in dit plan wordt verwezen naar dit artikel, is de volgende procedure van toepassing:
- a. het voornemen tot het verlenen van ontheffing, dan wel het stellen van nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken voor een ieder ter inzage;
- b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in één of meerdere dag- of nieuwsbladen die in de gemeente verspreid worden;
- c. de bekendmaking houdt in de mededeling van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de termijn van de terinzagelegging schriftelijk zienswijzen tegen het voornemen in te dienen bij burgemeester en wethouders;
- d. burgemeester en wethouders nemen zo spoedig mogelijk na bekendmaking en ter inzage legging een beslissing. Deze beslissing is, als tegen het voornemen zienswijzen zijn ingediend, met redenen omkleed. Zij delen hun beslissing mee aan degenen die zienswijzen hebben ingediend.
Hoofdstuk 4 Overgangsrecht En Slotregel
Artikel 28 Overgangsrecht
28.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
- c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
28.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
28.3 Hardheidsclausule
Voor zover van toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer personen kan de gemeenteraad ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.
Artikel 29 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als ´Regels van het bestemmingsplan Piushavengebied 2009´.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Doel Van Het Bestemmingsplan
De gemeente Tilburg wil het gebied rondom de Piushaven ontwikkelen tot een aantrekkelijk stadsdeel met een diversiteit aan stedelijke (woon)milieus en daarbij passende werkfuncties in de sfeer van detailhandel, dienstverlening en horeca. De voormalige AaBefabriek wordt herontwikkeld tot een grootschalige winkelcomplex.
Deze ambitie voor de Piushaven vergt een combinatie van transformatie van oude bedrijfslocaties en herontwikkeling van enkele bestaande werkcomplexen. De totale vernieuwing van dit stadsdeel zal ruimte moeten bieden aan de realisatie van circa 2000 woningen en 80.000 m² aan een breed spectrum van functies als detailhandel, dienstverlening en horeca. Voor een goed functioneren van het gebied is het verder noodzakelijk dat er wordt geïnvesteerd in de openbare ruimte. Om de bereikbaarheid en ontsluiting van het gebied te verbeteren is de aanleg van een nieuwe weg met bijbehorende brug over de Piushaven noodzakelijk. Verder is voorzien in de aanleg van het Havenpark om de ruimtelijke identiteit en samenhang binnen het plangebied te versterken.
Dit bestemmingsplan vormt het juridisch-planologisch instrument om de beoogde ontwikkelingen mogelijk te maken. Naast ontwikkelingsgebieden kent het plangebied ook een aantal beheergebieden waar geen grote herontwikkelingen zijn voorzien. Voor deze deelgebieden geeft dit bestemmingsplan een geactualiseerde regelgeving, die overeenkomt met de regeling zoals die voor alle beheerbestemmingsplannen van de gemeente Tilburg geldt.
1.2 Indeling Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan bestaat uit 3 delen:
- 1. de toelichting; hierin worden de beweegredenen weergegeven die hebben geleid tot het geven van een bepaalde bestemming aan de binnen de plangrens gelegen gronden en opstallen, alsmede een interpretatie en uitleg daarvan,
- 2. de regels; hierin wordt per bestemming een omschrijving van de doeleinden gegeven met betrekking tot het gebruik van de in dit plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen,
- 3. de verbeelding (plankaart), met daarop aangegeven de plangrens en de bestemmingen van de gronden binnen het plangebied.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Gebied
2.1 Ligging Plangebied
Het plangebied ligt aan de oostzijde van Tilburg tussen het stadscentrum en het Wilhelminakanaal. De exacte begrenzing wordt gevormd door de Piusstraat aan de westzijde, de Clercxstraat, de Galjoenstraat, de Lanciersstraat, de Hoogvensestraat, de Prinsenhoeven, de St. Josephstraat, de Oisterwijksebaan aan de noordzijde, het Wilhelminakanaal aan de oostzijde, de Meijerijbaan, de Ringbaan Zuid, de Wethouderslaan, de Fatimastraat, de Jan Van Rijzewijkstraat, de Wethouder Eijkemansstraat, de Van de Coulsterstraat, de Leenherenstraat, de Vendeliersstraat, de Kloveniersstraat en de Gildebroedersstraat aan de zuidzijde.
2.2 Typering Plangebied
Ruimtelijke opzet
In 1923 is de Piushaven geopend. Vanaf die tijd vindt rondom de Piushaven een verdere verstedelijking plaats. De haven wordt gaandeweg omringd door bedrijventerreinen en woonbuurten. Al deze gebieden zijn afzonderlijk en in verschillende tijdvakken gerealiseerd. Mede daardoor presenteert het ruimtelijke totaal van het plangebied zich nu als een verzameling van stedelijke fragmenten. De haven zelf heeft geen betekenis meer als faciliteit voor de bedrijvigheid.
De schaal en maat van stratenpatroon en bebouwing in het gebied is zeer divers. De woongebieden zijn kleinschalig van opzet, terwijl de bedrijventerreinen grootschaliger van karakter zijn.
Vooral aan de zuidzijde van de Piushaven zijn grootschalige werkcomplexen te vinden die zich uitstrekken tot aan Ringbaan Zuid/Meierijbaan. Het gaat daarbij om de omgeving van de voormalige AaBe-fabriek met ondermeer de koopboulevard Leijparc en het bedrijvengebied tussen de woonbuurt Jeruzalem en het Wilhelminakanaal.
In het plangebied zijn enkele grootschalige structuurelementen aanwezig met een betekenis op stedelijk niveau. Het gaat daarbij uitsluitend om infrastructuren lijnen. Deze lijnelementen vormen zowel barrières als ook heldere begrenzingen tussen verschillende stadsdelen.
Het Wilhelminakanaal markeert de grens tussen stad cq het plangebied en het landschapspark Moerenburg. De Piushaven ligt centraal in het plangebied en is betekenisvol als open ruimte, maar vormt daarnaast een barrière tussen de gebieden aan de noord- en zuidzijde daarvan.
De Ringbaan Oost doorsnijdt het plangebied in noord-zuid richting. Mede door de verhoogde ligging nabij de kruising met de Piushaven is er sprake van een ruimtelijke scheiding tussen de oostelijke deelgebieden Armhoef en Jeruzalem/ Kanaalzicht ten opzichte van de westelijke delen van het plangebied. Ringbaan Zuid en de Meierijbaan markeren een overgang naar andersoortige stedelijke gebieden. Dit gaat echter gepaard met een sterke barrièrewerking.
Verkeer
De twee ringbanen vervullen een belangrijke rol in de externe auto-ontsluiting van de diverse deelgebieden. Armhoef en / Kanaalzicht hebben duidelijke ontsluitingen vanaf de Ringbaan Oost. Het gebied aan de zuidzijde van de Piushaven is relatief goed ontsloten vanaf zowel Ringbaan Oost als vanaf (de parallelstructuur) van Ringbaan Zuid. Het (noord)westelijke segment van het plangebied is relatief slecht ontsloten. De afstand tot beide Ringbanen is vrij groot en de drukke route Broekhovenseweg - Piusstraat heeft een aanvullende rol in de externe ontsluiting.
Binnen de woonbuurtjes is de kleinschalige infrastructuur behoorlijk belast met autoverkeer.
Voor het openbaar vervoer zijn de bewoners en de gebruikers van het gebied aangewezen op de buslijnen. Stadsbussen hebben binnen het Piushavengebied haltes aan de Ringbaan Oost en in het zuidelijke deelgebied op de Fatimastraat.
Binnen het plangebied maakt het langzame verkeer gebruik van de (woon)straten. Behalve langs de ringbanen zijn er geen specifieke fietsvoorzieningen. Cruciaal voor de verbindingen binnen het plangebied en naar de binnenstad zijn de brug over de Piushaven tussen Prinsenhoeven en Hoevenseweg plus de verbindingen van de Havendijk onder het viaduct van Ringbaan Oost.
Belangrijke (recreatieve) verbindingen naar het landschapspark Moerenburg lopen via de Oisterwijksebaan en de Meierijbaan.
Groen, natuur en ecologie
Aan de randen van het plangebied bevinden zich belangrijke groengebieden zoals het landschapspark Moerenburg, (de oevers van) het Wilhelminakanaal, het beekdal van de Leij en het Leijpark.
In het plangebied zijn open ruimten in de vorm van groen en water in ruime mate aanwezig, maar in veel situaties ontbreekt een duidelijke identiteit en functie. Uit een inventarisatie van in het plangebied voorkomende bomen blijkt dat er sprake is van één monumentale boom; een suikeresdoorn nabij de hoek Piushaven/Lanciersstraat.
Naast deze formele status zijn er tal van groene plekken die een emotionele waarde hebben, zoals bijvoorbeeld het gebied rond de Holle Boom.
De belangrijkste ecologische waarden zijn te vinden in en langs de Piushaven. Zo zijn ecologisch waardevolle muurvegetaties met muurvaren, steenbreekvaren, tongvaren en gewone eikvaren op de kaden van de havenkom aanwezig. Hoewel niet allemaal wettelijk beschermd, komen ook langs de andere oevers en in het water van de haven bijzondere soorten voor, zoals watervleermuis, ijsvogel, rivierdonderpad, zoetwatersponzen en weidebeekjuffer. Niet alleen de groene buitenruimte en het water vormt leefgebied van diverse soorten ook de gebouwen in het Piushavengebied geven veel mogelijkheden als verblijf- of broedplaats van bijvoorbeeld vleermuizen en vogelsoorten als huismus en gierzwaluw.
Bedrijvigheid
In het plangebied is (van oudsher) een groot aantal grotere bedrijven gevestigd. Het grootste deel van de bedrijvigheid, dat ongeveer 600 arbeidsplaatsen omvat, behoort tot de categorieën handel/horeca en reparatie. Veel van deze bedrijven veroorzaken overlast naar de omgeving of kampen met ruimtegebrek. Omdat de condities voor de oorspronkelijke bedrijven niet meer optimaal is, zijn er ook processen waarneembaar van bedrijfsverplaatsingen, leegstand en tijdelijk gebruik van terreinen en gebouwen. Inmiddels voltrekt zich een proces waarbij gemeente en/of marktpartijen actief inzetten op bedrijfsverplaatsingen, om zo ruimte te maken voor nieuwe bestemmingen.
Daarnaast is er een tendens waarneembaar waarbij het Piushavengebied een voorzichtige aantrekkingskracht uitoefent op 'pioniers', die met kleinschalige ondernemingen anticiperen op een veranderend stedelijk milieu.
Wonen
Binnen het plangebied vallen een aantal delen van 20e eeuwse woonbuurten. Deze buurten vertonen onderling grote verschillen in ruimtelijke en functionele karakteristiek. De sfeer wordt verder ook bepaald door de oude linten zoals de Clercxstraat, Galjoenstraat en de Hoogvensestraat.
Armhoef is een rustige en aantrekkelijke woonbuurt, met nagenoeg alleen grondgebonden woningen uit de 30-er jaren van de vorige eeuw. Het aandeel particulier woningbezit is zeer hoog. Incidenteel komen enkele andere functies voor.
Van deze buurt is alleen de zuidflank in dit bestemmingsplan opgenomen. Dit vanwege de directe relatie met de transformatie van de gronden pal langs de oever van de haven (voormalige gemeentewerf).
Jeruzalem is een naoorlogse woonbuurt met een mix van flatwoningen en rijwoningen in het sociale huursegment. Jeruzalem heeft geen eigen voorzieningenstructuur meer. De stedenbouwkundige basis kenmerkt zich door een planmatige, ruime en groene opzet. De fysieke structuur van dit deelgebied is sterk aan slijtage onderhevig. Inmiddels is de corporatie een proces gestart voor een ingrijpende verbetering van de buurt. Naast forse investeringen in delen van de bestaande woningvoorraad zijn ook enkele herontwikkelingen gepland. Voor het bedrijvengebied tussen het Wilhelminakanaal en de bestaande buurt wordt een transformatie naar woongebied voorbereid.
Hoogvenne is een levendige stadsbuurt tussen het Tilburgse centrum, Spoorlaan, Ringbaan Oost en de Piushaven. De buurt kenmerkt zich door een mix van woonfuncties en verspreid liggende clusters en structuurlijnen met tal van andersoortige functies. Door de functiemix en de dynamiek is Hoogvenne te typeren als een centrumstedelijke buurt.
Van oudsher wordt de woontypologie gedomineerd door grondgebonden woningen aan woonstraten. In de afgelopen decennia zijn door herontwikkelingen ook verspreid woonhofjes en appartementencomplexen ontstaan. Het aandeel van particulier woningbezit is groot. In zijn algemeenheid is de verkeersdruk in Hoogvenne hoog.
Van deze stadsbuurt is alleen de zuidelijke rand in dit bestemmingsplan opgenomen. Dit is het gebied dat direct grenst aan de clusters met bedrijvigheid langs de Piushaven en daarmee onder directe invloed staat van de beoogde veranderingsprocessen.
Fatima ligt ten zuiden van de Piushaven en is een kleinschalig woongebied met overwegend grondgebonden woningen. De noordflank van deze buurt is in dit bestemmingsplan meegenomen omdat dit deel in de directe invloedssfeer ligt van de Piushaven.
Aan de oostzijde van het Fabriekskwartier ligt ten zuiden van de Fatimastraat, tussen het lint van de Hoevenseweg en de Ringbaan Oost, nog een klein en betrekkelijk anoniem wooncluster met grondgebonden woningen.
De haven
In de afgelopen decennia is het gebruik en daarmee de betekenis van de Piushaven veranderd. De haven vervult geen rol meer als logistieke faciliteit voor de omliggende bedrijvigheid. In de 80-er jaren is de zuidelijke havenkom gedempt en is op die plek woningbouw gerealiseerd. De beroepsvaart is uit de haven verdwenen en heeft plaats gemaakt voor een meer recreatief en cultureel gebruik. De haven biedt tegenwoordig ligplaatsen aan ondermeer enkele 'museumschepen' (historische bruine vloot), de watersporter (passanten), een partyboot en een drijvende kapperszaak. Verder ontwikkelt zich een tendens waarbij de Piushaven in trek raakt als omgeving voor evenementen.
In stedenbouwkundige zin heeft de haven een waardevolle betekenis als een brede blauwgroene 'inprikker' vanaf de oostelijke stadsrand bij Moerenburg tot aan het centrumgebied. Het westelijke deel van de haven heeft een enigszins stedelijk karakter door de aanwezigheid van kaden. Het oostelijke deel ademt een meer natuurlijke sfeer door de groene taluds met bijbehorende bermen.
Wilhelminakanaal
Het Wilhelminakanaal vormt ter hoogte van het plangebied het 'blauwe' grensvlak tussen de stadsrand en het buitengebied. Als vaarroute heeft het kanaal een betekenis voor zowel de beroepsvaart als de recreatievaart. De oevers van het kanaal vervullen een rol in het ecologische systeem in dit deel van het stedelijke grondgebied.
2.3 Juridisch-planologische Situatie
Zoals uit onderstaand overzicht blijkt zijn in het plangebied 4 bestemmingsplannen van kracht.
Bestemmingsplan | Raad | GS |
De Haven | 25-04-1952 | 17-09-1952 |
Stuivesant | 17-08-1981 | 09-11-1982 |
Uitbreidingsplan 'De Hoeven' | 21-08-1931 | 24-02-1932 |
Bedrijventerrein Ringbaan Zuid | 20-08-1990 | 18-01-1991 |
Inmiddels zijn voor deelgebieden vrijstelllingen van het bestemmingsplan op basis van artikel 19 WRO verleend.
Het betreft met name de deelgebieden
- Piushaven 17
- De Havenmeeester
- De Werf
- De gebiedontsluitingsweg
- St Josephstraat 38
Rondom het plangebied zijn recent beheerbestemmingsplannen vastgesteld. Het betreft de volgende plannen:
Fatima 2007, vastgesteld op 17 juli 2008, onherroepelijk geworden 21 november 2008.
Hoogvenne - Armhoef 2007, vastgesteld op 27 oktober 2008, in werking getreden 17 juli 2009.
Bij de bepaling van de plangrenzen van deze bestemmingsplannen is rekening gehouden met de plangrens van het bestemmingsplan Piushavengebied 2009.
Hoofdstuk 3 Rijks En Provinciaal Beleid
3.1 Rijksbeleid
Per 1 juli 2008 hebben de destijds vigerende planologische kernbeslissingen (PKB's) op basis van het overgangsrecht de status van structuurvisie gekregen.
Nieuwe structuurvisies moeten volgens de Wro een beschrijving bevatten waaruit blijkt hoe het rijk de in de structuurvisie verwoorde nationale ruimtelijke belangen wil verwezenlijken. Omdat de destijds vigerende PKB's nog niet over een dergelijke realisatieparagraaf beschikten heeft het kabinet de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid vastgesteld. Hierin zijn alle ruimtelijke belangen uit de verschillende PKB's en de voorgenomen verwezenlijking daarvan gebundeld. Op basis van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) dienen de medeoverheden over de voorbereiding van bestemmingsplannen en projectbesluiten overleg te voeren met het rijk indien nationale belangen in geding zijn. De Realisatieparagraaf geeft helderheid over de nationale belangen en daarmee ook over de vraag of over een ruimtelijk plan vooroverleg met het rijk noodzakelijk is
Het overzicht van alle nationale ruimtelijke belangen uit de verschillende PKB's en de voorgenomen verwezenlijking daarvan zijn gebundeld in één Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid. De Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid is toegevoegd aan de Nota Ruimte en heeft de status van structuurvisie. Er is een overzicht opgenomen van 34 nationaalruimtelijke belangen. Dit vormt de ruggegraat van de Realisatieparagraaf. Bij negen onderwerpen die ontleend zijn aan de Nota Ruimte en bij drie andere PKB's wordt de nieuwe amvbbevoegdheid ingezet. Een onderwerp dat raakvlak heeft met dit bestemmingsplan is de Nota Ruimte. Een belangrijk onderwerp uit de Nota Ruimte is bundeling van verstedelijking en economische activiteiten.
Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten ondersteunt de steden in hun functie van economische en culturele motor en zorgt voor een bepaalde basiskwaliteit.
AMVB Ruimte
Een zeer beperkt aantal belangen, namelijk de kaderstellende onderdelen uit de PKB, zal worden geborgd in een algemene maatregel van bestuur (amvb). Vanuit het oogpunt van het versterken van de samenhang en de doorwerking van het nationaal ruimtelijke beleid, de herkenbaarheid voor de andere overheden en het terugdringen van bestuurlijke lasten kiest het kabinet ervoor om deze bestaande kaders te borgen in één amvb Ruimte.
Het ontwerp van de AMvB Ruimte bevat de juridische kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de rijksbufferzones, nationale landschappen, de ecologische hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, de mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee.
Omdat een deel van deze kaders in ontwikkeling is, zal de amvb Ruimte in tranches worden opgesteld en inwerkingtreden. Naar verwachting zal de eerste tranche van de amvb Ruimte medio 2010 in werking treden.
3.2 Provinciaal Beleid
Per 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Deze wet verplicht overheden tot het opstellen van een structuurvisie waaruit blijkt wat hun belangen zijn en welke instrumenten ze inzetten om deze ter realiseren. Naar aanleiding hiervan heeft de provincie Noord-Brabant de Interimstructuurvisie 'Brabant in ontwikkeling' opgesteld. Hierin zijn de (ruimtelijke) belangen en doelen van de provincie Noord-Brabant benoemd en op hoofdlijnen in beleid uitgewerkt. De interimstructuurvisie bevat in hoofdzaak bestaand ruimtelijk beleid, zoals opgenomen in het streekplan 'Brabant in Balans' van 2002.
De belangen en doelen zoals verwoord in de Interimstructuurvisie zijn verder geconcretiseerd in de Paraplunota ruimtelijke ordening. Deze paraplunota heeft de status van beleidsregel als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht (art. 4:81 lid 1 Awb). Een beleidsregel heeft betrekking op de afweging van belangen, de vaststelling van feiten en/of de uitleg van wettelijke voorschriften bij de uitoefening van bevoegdheden die het bestuursorgaan heeft. Omdat Gedeputeerde Staten bij de toetsing van bestemmingsplannen deze beleidsregels in acht dienen te nemen, worden deze inzichtelijk gemaakt voor gemeenten en andere partijen.
3.2.1 Interimstructuurvisie
In de Interimstructuurvisie is één overkoepelend hoofdbelang genoemd en dat is thematisch uitgewerkt in deelbelangen en doelen. Het hoofdbelang is zorgvuldig ruimtegebruik. Om dit te bereiken wordt in het ruimtelijk beleid de nadruk gelegd op de volgende vijf aspecten:
1. Lagenbenadering: het afstemmen van ruimtelijke ontwikkelingen op de draagkracht van het watersysteem en de bodem, op de waarden van natuur, landschap en cultuurhistorie, in aansluiting op de kwaliteiten van de infrastructuur.
2. Zuinig ruimtegebruik: afremmen van de groei en spreiding van het stedelijk ruimtebeslag
3. Concentratie van verstedelijking: het leeuwendeel van de woningenbouw en de aanleg van bedrijventerreinen en infrastructuur moet plaatsvinden in de vijf stedelijke regio's, om zo het dichtslibben van het landelijk gebied tegen te gaan.
4. Zonering van het buitengebied: het buitengebied moet in hoofdzaak bestemd blijven voor landbouw, natuur en recreatie.
5. Grensoverschrijdend denken en handelen: regionale, intergemeentelijke afstemming van ruimtelijke vraagstukken.
3.2.2 Paraplunota
In de paraplunota is het beleid ten aanzien van bovengenoemde vijf aspecten opgenomen. Dit komt grotendeels overeen met hoofdstuk 3 van het streekplan 2002, herzien 2004. Daarnaast wordt verwezen naar de bestaande plannen, beleidsnota's en -brieven die ook onder vigeur van de nieuwe Wro uitgangspunt van het provinciaal beleid en handelen blijven. Deze maken deel uit van de paraplunota.
2. Provinciaal Uitwerkingsplan Tilburg Breda
Op de bij de paraplunota behorende kaart 'Zonering van het buitengebied' is onderhavig plangebied aangeduid als bestaand stedelijk gebied. Het beleid ten aanzien van dit gebied is verder uitgewerkt in het Provinciaal Uitwerkingsplan Tilburg - Breda. Hierin is onderhavig plangebied aangewezen als 'Beheer en intensivering'. Het beleid is gericht op het beheer van bestaande kwaliteiten en intensivering van het ruimtegebruik waar dat vanwege ruimtelijke kwaliteiten mogelijk en verantwoord is. Een klein deel van het Piushavengebied, namelijk Het Wilhelminakanaal, is opgenomen in de 'Zonering van het buitengebied' als vaarweg en ecologische verbindingszone. Deze ecologische verbindingszone maakt onderdeel uit van de Groene Hoofdstructuur - Natuur en dus van de Ecologische Hoofdstructuur. Doel van deze ecologische verbindingszone is het verbinden van natuurgebieden met elkaar. De zone moet zodanig zijn of kunnen worden ingericht dat planten- of diersoorten zich van het ene naar het andere natuurgebied kunnen verplaatsen. De breedte en de inrichting van de ecologische verbindingszone is afhankelijk van de natuurfunctie die deze moet vervullen.
3.2.3 Verordening ruimte
Behalve een nieuwe Structuurvisie wordt er ook een provinciale verordening Ruimte opgesteld. De Verordening Ruimte draagt bij aan het realiseren van de provinciaal ruimtelijke belangen en doelen zoals die benoemd zijn in de (Interim)structuurvisie Ruimtelijke Ordening en bevat hiertoe instructieregels die van belang zijn voor gemeenten bij het opstellen van hun bestemmingsplannen.
In de Startnotitie Verordening Ruimte staat dat de Brabantse verordening tot stand komt in twee fasen. Fase 1 gaat over de onderwerpen waarvoor het Rijk uitwerking van de provincie vraagt (onder andere de ecologische hoofdstructuur) of waarvan duidelijk is dat ze inhoudelijk niet ter disussie staan in de nieuwe structuurvisie (onder andere de integrale zonering intensieve veehouderij). Daarna worden de overige in (fase 2 van) de verordening te regelen onderwerpen bepaald en uitgewerkt. Dit gebeurt tegelijkertijd met het traject nieuwe structuurvisie. Op 12 december 2008 hebben Provinciale Staten besloten tot vaststelling van de StartnotitieVerordening Ruimte. Deze startnotitie legt de basis voor het uitwerken van de in deInterimstructuurvisie 'Brabant in Balans' (juni 2008) opgenomen 'voornemens tot verordening'.
Eind 2009 is fase 1 van de verordening gereed, medio 2010 fase 2.
Hoofdstuk 4 Gemeentelijk Beleid Algemeen
In dit hoofdstuk volgt een samenvatting van het algemene gemeentelijk beleid dat van invloed is op het bestemmingsplan.
4.1 Ruimtelijke Structuurvisie 2020
De Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020 is een integraal ruimtelijk plan voor de gehele gemeente Tilburg. Deze visie is de opvolger van het 'Stadsbeheerplan Tilburg' uit 1990. De structuurvisie is de ruimtelijke vertaling en onderlinge afstemming van de ambities van de gemeente Tilburg op de gebieden wonen, werken, voorzieningen, recreatie, mobiliteit, natuur, water en landbouw tot 2020. ´Tilburg´, stad van contrasten´ vormt het leidende thema voor de ruimtelijke ontwikkeling en dus het ruimtelijk beeld in de toekomst; contrasten tussen stad en landschap, tussen de stad en de omliggende dorpen, maar ook tussen de stedelijke en de dorpse elementen in de stad. De ruimtelijke contrasten die Tilburg karakteriseren maken de kwaliteiten van de stad zichtbaar. Kiezen voor het benutten en versterken van deze kwaliteiten betekent een verbijzondering van Tilburg ten opzichte van de andere grote steden in Noord-Brabant: een prettige stad om in te verblijven met een goed voorzieningenniveau, woningen en arbeidsplaatsen voor alle geledingen van de bevolking en gelegen in een blijvend groene omgeving.
De speerpunten van de Ruimtelijke Structuurvisie zijn de volgende:
- a. Het buitengebied van Tilburg is gevarieerd en wordt behouden en verder versterkt;
- b. Primair wordt de invulling van de verstedelijkingsopgave gezocht in het bestaand stedelijk gebied (binnen de tangenten). Soms is benutting van het buitengebied echter onvermijdelijk, bijvoorbeeld om de vereiste variatie in woonmilieus aan te bieden. Ruimtelijke ingrepen in het buitengebied zijn altijd kleinschalig en worden alleen gerealiseerd op die plaatsen die op grond van de bestaande kwaliteiten van water, bodem, ecologie en cultuurhistorie zijn geselecteerd;
- c. De kenmerkende ruimtelijke structuur van oude linten en historische driehoekige pleinen blijft altijd herkenbaar. Op enkele plaatsen in de stad wordt op verantwoorde wijze geïntensiveerd. Op plekken met een hoge dynamiek is hoogbouw toegestaan;
- d. De noodzakelijke intensivering van het stedelijk gebied mag niet ten koste gaan van het structurele groen in de stad.
De Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020 is door de Raad vastgesteld in januari 2005.
4.2 Volkshuisvestingsbeleid
4.2.1 WoonVisie
In de WoonVisie komen thema's en trends in het wonen aan de orde, worden actuele knelpunten geduid en worden de woonopgaven voor de komende jaren benoemd. Het centrale thema in de WoonVisie is het streven naar een ´stad in balans´, een stad waarin voldoende mate van differentiatie in het woningaanbod is zodat iedereen passende woonruimte kan vinden maar wel met een evenwicht tussen de belangen van het individu en die van het collectief en waar segregatie wordt vermeden.
In de Woonvisie wordt een vijftal speerpunten benoemd, waarmee Tilburg inhoud wil geven aan de 'Stad in balans':
- a. kwaliteit: aandacht voor duurzaamheid, flexibiliteit en bruikbaarheid, veiligheid en differentiatie in de bouwprogramma's;
- b. keuzevrijheid en zeggenschap: aandacht voor de specifieke wensen van de consument, o.a. door particulier en mede-opdrachtgeverschapschap;
- c. maatwerk in wonen, zorg en welzijn: aandacht voor de zorg- en begeleidingsbehoeften van mensen en de (woon)voorzieningen die hierbij nodig zijn;
- d. aandacht voor de betaalbaarheid van het wonen, zowel voor wat betreft verwervingskosten/huurprijs als voor totale woonlasten;
- e. samenwerking.
Om meer aansluiting te vinden bij de huidige en toekomstige woonbehoeften is de stad in de WoonVisie ingedeeld in woonmilieus: Centrum-stedelijk, Stedelijk-buiten-centrum, Groen-stedelijk, (Centrum)-dorps en Landelijk. Daarbij wordt per gebied weergegeven in welke richting het zich moet ontwikkelen om aan het gewenste woonmilieu te voldoen. Bij (woningbouw)ontwikkelingen in een bepaald gebied dient nadrukkelijk rekening te worden gehouden met deze woonmilieuopgave. De eerder genoemde ´stad in balans´dient vorm te krijgen binnen de woonmilieus.
4.2.2 Nota Wonen
Door het regelmatig monitoren van alle bouwinitiatieven blijkt dat er in Tilburg veel plannen zijn voor het realiseren van appartementen in de middeldure en dure (koop)sector. Het aantal initiatieven is dusdanig groot dat daadwerkelijke ontwikkeling onwaarschijnlijk lijkt. Deze ontwikkeling vormt een bedreiging voor de Tilburgse woningmarkt. In de eerste plaats omdat er veel vertragingen optreden in de woningbouwproductie als geheel. Ten tweede omdat dit belemmerend werkt op gewenste en haalbare woningbouwinitiatieven in de herstructurering, bij herontwikkeling van pleinen en transformatie- en inbreidingslocaties als Piushaven en op middellange termijn Stationszone. De gemeente heeft daarom besloten nadrukkelijker sturing te geven aan de nieuwbouw van middeldure en dure koop appartementen in Tilburg door bouwplannen te prioriteren. Prioritering zal plaatsvinden aan de hand van het in 2006 door de raad vastgestelde toetsingskader bestaande uit de volgende vier criteria:
- a. Woonmilieutypering: ligt het planinitiatief in een gebied met een woonmilieu waar veel/voldoende vraag naar is (vraag-aanbod naar woonomgeving);
- b. Ruimtelijk-Stedenbouwkundig: past het planinitiatief in een gebied onder andere in de nog op te stellen kaders van de in voorbereiding zijnde lintenaanpak en de Nota Hoogbouw;
- c. Consumentgerichtheid: richt het initiatief zich op een uniek product dat niet concurrerend is met andere appartementen(plannen), bijvoorbeeld bijzonder woonconcept en/of bedoeld voor een specifieke doelgroep. (woon-zorg, (kwaliteit voor de) doelgroepen, woonconcepten e.d.);
- d. Maatschappelijke prioriteiten in het kader van integrale gebiedsontwikkeling: is het planinitiatief onderdeel van een voor de gemeente prioritaire gebiedsontwikkeling (herstructurering bestaande woongebieden of woonzorgomgevingen).
Toepassing van deze criteria betekent derhalve dat plannen, naarmate ze op meer criteria scoren, een hogere prioriteit hebben, en derhalve op gemeentelijke medewerking kunnen rekenen. Plannen die niet op de criteria scoren en niet hard zijn, zullen niet vanzelfsprekend op gemeentelijke medewerking kunnen rekenen. Hierover zal de discussie moeten plaatsvinden over aanpassing naar grondgebonden types, wijziging in doelgroep/concept, fasering in tijd of anderszins.
Het Piushavengebied is aangewezen als prioritaire gebiedsontwikkeling waar appartementenbouw toelaatbaar is.
4.2.3 Kwalitatief Woningbehoefteonderzoek
Uit het vierjaarlijkse woningbehoefteonderzoek waarvan de meest recente is uitgevoerd in 2004, blijkt dat de woonwensen van verhuisgeneigde huishoudens wat bescheidener zijn dan vier jaar geleden. De vraag naar koopwoningen is groot al is deze ten opzichte van 2000 wat afgenomen, de gewenste huur- en koopprijzen liggen wat lager, de grote vraag naar vrijstaande en half-vrijstaande typen is afgenomen ten gunste van de rijtjeswoning, en de vraag naar grote woningen is afgenomen ten faveure van de driekamerwoning.
Toch betekent dit niet dat de Tilburgse woningmarkt in kwalitatief opzicht in evenwicht is gekomen. Als de vraag naar woningen wordt afgezet tegen het aanbod, blijft er een relatief overschot aan rijtjeshuizen en met name huurflats zonder lift, terwijl er een relatief tekort is aan vrijstaande en half-vrijstaande woningen in de koopsector, en aan flatwoningen met lift in met name de huursector. Bedacht moet worden dat het aantal koopstarters weer zal oplopen zodra een economisch herstel optreedt, het consumentenvertrouwen opveert en de prijzen in de koopsector stabiel blijven. Deze verwachting is gebaseerd op de landelijke trend dat veel woonconsumenten blijvend gericht zijn op een kwalitatief hoogwaardige en ruime (koop)woning.
4.2.4 Wonen en zorg
De huisvesting van zorgbehoevenden (ouderen en gehandicapten) is een belangrijk aandachtspunt van het Tilburgse woonbeleid. Doelstelling hierbij is dat deze groep zoveel mogelijk wordt gemengd met de overige bevolking. Streven hierbij is wel dat er voldoende zorg, welzijn en diensten in de nabijheid zijn, danwel gerealiseerd worden. Hiertoe is het principe van woonzorgservicezones ontwikkeld, waarbij het geheel van woon-, zorg- en dienstverleningsfuncties in een bepaald gebied optimaal op elkaar worden afgestemd. Bij nieuwe uitleglocaties dient invulling aan dit principe te worden geven. Ten aanzien van woningbouwontwikkeling in bestaand stedelijk gebied geldt dat er gestreefd moet worden naar het creëren danwel versterken van woonzorgservicezones.
Alle nieuwe woningen moeten voldoen aan de criteria die gelden voor het niveau 'bezoekbaarheid' uit Aanpasbaar bouwen. Voor grotere bouwontwikkelingen geldt bovendien dat minimaal 40% uitgevoerd moet worden als nul-tredenwoning (levensloopbestendig).
4.2.5 Politiekeurmerk ´Veilig Wonen´
Alle nieuwe woningen moeten sinds 1 januari 2006 voldoen aan de criteria die gelden voor het Politiekeurmerk Veilig Wonen®. Deze criteria hebben zowel betrekking op de woning als op de woonomgeving.
4.3 Economisch Beleid
4.3.1 Hoofdlijnen economische beleid Tilburg 2001-2010
De beleidsnota beoogt de hoofdpunten weer te geven van het toekomstige Tilburgse economische beleid en vormt een onderdeel van het totale gemeentelijke beleid zoals onder andere is vastgelegd in het meerjaren ontwikkelingsprogramma (MOP), de programmabegroting en het college-akkoord, het ABC. In deze beleidsnota is geconstateerd dat Tilburg haar toekomstige economisch beleid moet richten op het verder verbeteren van haar vestigingsklimaat door onder andere:
- a. Het scheppen van een gevarieerd en kwalitatief hoogwaardig aanbod van bedrijventerreinen en kantorenlocaties;
- b. Het voeren van een aanbod- en vraaggericht arbeidsmarktbeleid;
- c. Te investeren in projecten en samenwerkingsverbanden;
- d. De aandacht voor de industrie te verbreden naar andere sectoren als de zakelijke dienstverlening en daarop een flinke acquisitie-inspanning plegen.
Als beleidsvoornemen staat in de nota vermeld dat de gemeente zich zal blijven inspannen voor de industrie. Een goede bereikbaarheid is voor de industrie en andere sectoren van groot belang. Hierbij van belang zijnde projecten zijn de realisatie van de Noordwesttangent, de ontwikkeling van Vossenberg West II, Tradepark 58 en de verdieping van het Wilhelminakanaal. Tilburg versterkt haar positie als logistiek knooppunt. Rijk en provincie werken mee aan en participeren de komende periode substantieel in de gewenste multimodale ontsluiting van Tilburg.
4.3.2 Ruimte voor Bedrijven
In 1998 heeft de gemeenteraad de kadernota Ruimte voor Bedrijven vastgesteld. Het doel van de nota is het oplossen van de knelpunten op korte termijn en het reserveren van voldoende ruimte op langere termijn om in de vraag naar bedrijventerreinen te kunnen voorzien. Gezien de lange productietijd van bedrijventerreinen wordt als planhorizon het jaar 2015 aangehouden.
In de nota is de behoefte aan bedrijventerreinen in kaart gebracht. De behoefte is sterk afhankelijk van de conjunctuur en alleen globaal te ramen. Kwantitatief wordt de behoefte tot 2015 geraamd op 519 hectare. Kwalitatief wordt daarbij onderscheid gemaakt in twee typen terreinen:
- a. Grootschalige gemengde terreinen (voor milieuhinderlijke bedrijven en bedrijven die verkeer aantrekken): totaal 252 ha;
- b. Kleinschalige gemengde terreinen (voor het midden- en kleinbedrijf en voor kantoorachtige bedrijven): totaal 267 ha.
Binnen beide typen worden twee subtypen onderscheiden; standaardterreinen en hoogwaardige terreinen.
De feitelijke ontwikkelingen ten aanzien van de vraag naar en het aanbod van nieuwe bedrijventerreinen worden sindsdien gevolgd door middel van voortgangsrapportages. Na vaststelling van de kadernota Ruimte voor Bedrijven heeft zich een aantal belangrijke ontwikkelingen voorgedaan die de vraag naar, het aanbod van, de uitgifte en de beschikbaarheid van nieuwe bedrijventerreinen in de tijd hebben beïnvloed. Op basis van de in de voortgangsrapportages gesignaleerde ontwikkelingen wordt het ontwikkelingsprogramma voor nieuwe bedrijventerreinen periodiek geactualiseerd, zowel kwantitatief als kwalitatief.
In de Voortgangsrapportage Bedrijventerreinen 2004 is de bovengenoemde segmentering enigszins aangepast. Nieuwe bedrijventerreinen worden in drie segmenten verdeeld (kwantitatief):
- a. Grootschalig gemengd (kavelgrootte 2 ha): voor milieuhinderlijke bedrijven (t/m hindercategorie 5) en voor bedrijven die veel verkeer aantrekken, zoals grote verladers, transport en distributie.
- b. Kleinschalig gemengd (kavelgrootte 2 ha): voor industrie (t/m hindercategorie 4), ambacht, bouw, reparatie, groothandel, perifere detailhandel en kantoorachtige bedrijven.
- c. Lokaal gemengd (kavelgrootte 5.000 m2): voor bedrijvigheid met een lokale afzet- of arbeidsmarkt, zoals installatie- of reparatiebedrijven. Op deze bedrijventerreinen behoort werken aan huis ook tot de mogelijkheden.
Het segment lokaal gemengd is te zien als verbijzondering van het segment kleinschalig gemengd en is te vinden in de dorpen en in woonwerkgebieden in het stedelijke gebied. Deze segmentering is als uitgangspunt genomen in de Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020.
4.3.3 Verspreide bedrijvigheid
Verspreide bedrijven zijn bedrijven die niet op bedrijventerreinen, binnenwijkse bedrijventerreinen of in het centrum zijn gevestigd. Het gaat dus om bedrijven in woongebieden of gemengde gebieden (nota verspreide bedrijvigheid, 2002). Verspreide bedrijvigheid is van wezenlijk belang voor de Tilburgse economie. Er werken veel mensen en voor de zakelijke dienstverlening zijn woonmilieus en gemengde milieus zelfs de belangrijkste vestigingsplaats. Behoud en waar mogelijk versterking van deze vestigingsplaatsen is vanuit economisch oogpunt zeer gewenst, ook vanwege het tekort aan ruimte op bedrijventerreinen.
Vanuit de woonfunctie bezien blijkt dat de aanwezigheid van bedrijven tussen woningen goed is in te passen en maar weinig overlast veroorzaakt. Voor een bepaalde groep woonconsumenten geldt dat ze een duidelijke voorkeur hebben voor een woonmilieu met meer functiemenging en allerlei voorzieningen in de omgeving.
In de nota is vastgesteld om, binnen allerlei planologische en milieutechnische beperkingen, functiemenging in woonwijken te bevorderen. Tevens worden voorstellen gedaan om kleine en middelgrote bedrijven (waar de meeste verspreide bedrijven bij horen) op andere manieren zoveel mogelijk te faciliteren, bijv. door een adequate startersbegeleiding.
De grootste bijdrage van de gemeente aan het ontstaan en behoud van passende bedrijvigheid is het voeren van een planologisch beleid dat zoveel mogelijk ruimte biedt voor bedrijvigheid, zonder problemen in de woonomgeving te veroorzaken. Drie zaken zijn hierbij bepalend:
- 1. de aard van het bedrijf, en daarmee samenhangend de te verwachten hinder voor de omgeving;
- 2. het gewenste woonmilieu ter plaatse;
- 3. ruimte obv het bestemmingsplan.
In de nota verspreide bedrijvigheid wordt voorgesteld om bij nieuwe bestemmingplannen in dit opzicht een onderscheid te maken in verschillende soorten woongebieden:
- a. woongebieden met lage functiemenging;
- b. woongebieden met gemiddelde functiemenging;
- c. woongebieden met hoge functiemenging;
- d. concentratiegebieden.
In geografische zin wordt ernaar gestreefd om in élke woonwijk plekken aan te wijzen waar kleinschalige bedrijvigheid de ruimte krijgt. Onder andere bufferzones tussen woongebieden en bedrijventerreinen, de directe omgeving van winkelcentra of voorzieningenclusters en geluidsbelaste locaties zijn logische plekken waar bedrijvigheid kan worden toegelaten. Om tot concretisering van functiemenging te komen is een ´basiskaart functiemenging wonen en verspreide bedrijvigheid´ uitgewerkt.
Vitaal bij elkaar, basiskaart functiemenging wonen en verspreide bedrijvigheid
Op de basiskaart 'functiemenging wonen en verspreide bedrijvigheid' worden zogenaamde kansenzones voor ruimtelijk-functionele mogelijkheden voor functiemenging weergegeven. Deze kansenzones zijn bestaande straten of woonblokken waarin functiemenging met verspreide bedrijvigheid nadrukkelijk gewenst is. Op basis van deze informatie kan de gemeente nog gerichter sturen op een grotere functiemenging in die gebieden die zich daar voor lenen. Waar nodig zullen bestemmingsplannen worden aangepast om de geïnventariseerde kansenzones te kunnen faciliteren. Hierdoor kan de gemeente bedrijven attenderen op deze kansenzone en de specifieke vestigingsmogelijkheden, bijv. als alternatieve locatie bij ver- of uitplaatsing van bestaande bedrijven in het stedelijk woongebied. Tevens kan de gemeente bedrijven, ontwikkelaars etc. eerder duidelijkheid verschaffen wanneer die met initiatieven komen die passen binnen de kansenzone.
4.3.4 Ruimte voor Detailhandel
Het uitgangspunt van het gemeentelijke detailhandelsbeleid (nota Ruimte voor Detailhandel, 2002; voortgangsrapportage detailhandel 2007) is een bijdrage te leveren aan versterking en verbreding van de detailhandel in de buurten, in de wijken, in de dorpen, in de binnenstad en in de werkgebieden teneinde de werkgelegenheid te versterken en de inwoners van stad en regio een winkelaanbod te bieden dat past bij de status van Tilburg als zesde stad van het land.
In deze verzorgingsstructuur wordt een drieslagmodel gehanteerd. Dit model legt een relatie tussen het koopgedrag van consumenten en de in het winkelgebied aanwezige soorten winkels en branches. Het drieslagmodel onderscheidt drie typen winkelgebieden:
- a. De centra voor recreatief winkelen. Meestal gevestigd in stadscentra en stadsdeelcentra waarbij veel functiemening plaatsvindt tussen winkelen, cultuur, horeca en leisure.
- b. De gemakscentra voor dagelijkse artikelen. Deze gemakscentra zijn veelal gevestigd in wijk- en buurtcentra, maar als gemakswinkel ook daarbuiten en als solitaire supermarkt ook te vinden aan belangrijke verkeersassen; het accent ligt op de dagelijkse behoeften van de consumenten.
- c. De centra voor doelgerichte aankopen. Hieronder worden concentraties detailhandel verstaan gelegen buiten het stadscentrum en buiten de woongebieden, goed bereikbaar per auto, met grote vestigingen, het accent ligt op volumineuze artikelen.
Perifere detailhandel
Voor de centra voor doelgerichte aankopen zal de bestemming perifere detailhandel gelden. In deze centra zijn uitsluitend detailhandelsactiviteiten toegestaan die vallen onder de hoofdbranches: sport/spel, plant/dier, bruin- & witgoed, fiets & auto-accessoires, doe-het-zelf, wonen, auto/boot/caravan. Daarnaast mogen de winkels in deze centra producten verkopen uit andere hoofdbranches, mits ze verwant zijn aan de hoofdactiviteit van de betreffende winkel. Winkels in de centra dienen een minimale omvang te hebben van 1.000 m2 v.v.o. winkelruimte. Daarvan mag met een beperkt aantal kleinere winkels afgeweken worden als dat voor de completering van een themacentrum nodig is. In bijzondere gevallen kan de gemeente aanvullende brancheregels stellen, bijvoorbeeld waar het gaat om een zeer bijzonder concept als een groen tuincentrum of om beperkte detailhandelactiviteiten binnen een sportinstelling.
Verspreide winkels
Tilburg telt momenteel een groot aantal verspreide winkels. Deze structuur wordt gekoesterd, maar er wordt wel erkend dat de autonome ontwikkelingen in de toekomst zullen leiden tot een grofmazigere structuur. Er zal een aantal verspreide winkels verdwijnen.
De functie die de verspreide bedrijvigheid vervult, verschilt van buurt tot buurt. In de oude stad maken verspreide winkels deel uit van de historische gegroeide structuur. Daarbuiten dragen zij duidelijk bij aan de levendigheid en leefbaarheid van buurten. In het detailhandelsbeleid verleent de gemeente planologisch medewerking aan de uitbreiding en/of realisatie van verspreide winkels in woongebieden wanneer deze bijdragen aan het voorzieningenniveau van de betreffende buurt en aansluiten bij de stedenbouwkundige structuur van het gebied.
4.3.5 Horeca
Doelstellingen van de horecanota ´over smaak valt best te twisten´ (2006) zijn:
- a. actualiseren van en inzicht geven in de hoofdlijnen van het gemeentelijk horecabeleid in relatie tot andere voor de horeca van belang zijnde beleidsterreinen en of -aspecten;
- b. het geven van inzicht in de toepasselijke wet- en regelgeving ten aanzien van de horeca;
- c. Het vormen van een objectief en duidelijk toetsingskader voor beoordeling van aanvragen voor vergunningen ook in relatie tot bijvoorbeeld monumentenzorg en welstand;
- d. het bereiken van een dynamisch evenwicht tussen de bescherming van het woon- en leefklimaat en het zo goed mogelijk benutten van de sociaal-recreatieve en economische waarde van de horeca;
- e. inzicht geven in en voorstellen doen voor versterking van de economische positie van de horeca in de gemeente;
- f. het benoemen van onderwerpen voor aanvullend beleid, welke in de vorm van modules aan deze nota worden toegevoegd.
In de horecanota is het beleid voor (nieuwvestiging van) horecabedrijven, buiten het zogenaamde horecaconcentratiegebied, sterk aan banden gelegd. De nota onderscheidt drie - in zwaarte oplopende - categorieën horeca. Tot de categorie ´horeca 1´ worden cafe's, restaurants, koffieshops, lunchrooms, brasserieën, cafetaria's, snackbars etc. met een maximum vloeroppervlak van 150 m2 gerekend. Ook de horeca die een inpandig onderdeel uitmaakt van winkels of binnen hetzelfde sluitingsregime van de detailhandel valt, behoort tot deze categorie.
Tot ´horeca 2´ worden dezelfde horecagelegenheden gerekend, maar dan met een netto vloeroppervlakte van tsen de 150 en 500 m. In de categorie ´horeca 3´ vallen bar-dancings, discotheken, (nacht)bars, hotels en erotisch gerichte horeca. Ook de onder categorie 1 en 2 genoemde gelegenheden die een groter netto vloeroppervlak hebben dan 500 m2 worden tot deze categorie gerekend.
Het horecabeleid verschilt per gebiedstype. Kort gezegd komt het er op neer dat alleen in het aangewezen horecaconcentratiegebied de horeca zich nog in alle categorieën kan ontwikkelen en uitbreiden. Voor overige gebieden geldt het profiel consolideren of beperkt ontwikkelen.
Winkelcentra
In de winkelcentra is alleen uitbreiding van de horeca in categorie 1 toegestaan. Daarbij geldt als extra beperking dat horecagelegenheden die zich voornamelijk richten op het verstrekken van alcoholhoudende dranken (cafés) alleen toestemming krijgen voor nieuwvestiging als er zich binnen een straal van 250 m nog geen andere cafés bevinden. Uitzonderingen op deze regel moeten zijn beschreven in het gebiedsprofiel van de horecanota.
Lijnstructuur horeca
Aan de ´lijnstructuur horeca´ die geldt voor dit gebied geldt dat zowel horeca 1 als 2 middels een wijzigingsbevoegdheid onder voorwaarden mogelijk zijn voor percelen met de bestemming Centrum, Gemengd-1, Gemengd-2, Gemengd-Dorps, Gemengd-Grootschalig en Wonen. Voor percelen met de bestemming Bedrijf die binnen de lijnstructuur vallen, is horeca 3 middels een wijzigingsbevoegdheid onder voorwaarden mogelijk.
De percelen dienen dan wel gelegen te zijn aan en georiënteerd zijn op de wegen die als zodanig zijn aangeduid.
Voorts geldt ook hier voor cafe's de beperking dat er zich binnen 250 m géén ander café mag bevinden. Voor horecagelegenheden die zijn gericht op het verstrekken van (on)volledige maaltijden geldt dat zich binnen een straal van 250 m niet meer dan twee van soortgelijke vestigingen mogen bevinden.
Binnen het plangebied betreffen dit de Ringbanen, de Piusstraat, de Koopvaardijstraat en de Havendijk.
Voor het Piushavengebied is bepaald dat ruimte geboden zal worden aan het beperkt ontwikkelen van horeca in de categorie I en II, die ondersteunend dient te zijn aan de diverse functies in het gebied.
Woonbuurten
Tot slot noemt de nota horeca de woonbuurten. In de woonbuurten zullen uitsluitend nieuwvestigingen in de categorie 1 worden toegestaan, mits zich binnen een straal van 500 m geen andere horecagelegenheid van de categorie 1, 2 of 3 bevindt. Hetzelfde geldt voor horecavormen gericht op het verstrekken van volledige dan wel onvolledige maaltijden.
Overige gebieden
Voor de overige gebieden geldt een zeer restrictief beleid.
Het horecabeleid is in dit bestemmingsplan vertaald middels een wijzigingsbevoegdheid voor bepaalde bestemmmingsvlakken en het opnemen van de mogelijkheid voor horeca vestiging in de diverse te ontwikkelen deelgebieden.
4.3.6 Kadernota Toerisme en Recreatie 2003 - 2010: de Tilburgse Ervaring
Toerisme en recreatie staan nationaal en internationaal in grote belangstelling. Bij toerisme denken we nadrukkelijk aan bezoekers van buiten de stad, bij recreatie ligt het accent op vrijetijdsbesteding van de eigen bewoners.
In de huidige belevingseconomie is toerisme en recreatie een groeisector die bijdraagt aan de stedelijke ontwikkeling, de economie en het woon/werkklimaat. Voor de gemeente Tilburg is toerisme en recreatie een nieuw aandachtsgebied binnen het economisch beleid.
Ontwikkelingen op het Pieter Vreedeplein, in het Veemarktkwartier en in de Piushaven leiden de komende jaren tot een vergroting van het toeristisch-recreatieve aanbod. Met de start van de StadsVVV en de nieuwe stadspromotiecampagne is een belangrijke stap gezet op weg toeristische stadspromotie.
Samengevat wordt in deze kadernota gepleit voor een strategie met 4 sporen:
- a. randvoorwaarden: gemeentelijke inbedding van toerisme en (regionale) samenwerking;
- b. toeristische infrastructuur: uitbreiding van (verblijfs)accommodatie en bewegwijzering;
- c. productontwikkeling: gericht op de speerpunten cultuurtoerisme, evenementen gecombineerd met de recreatieve mogelijkheden van de groene regio;
- d. promotie: toerisme en recreatie als nieuw element van stadspromotie.
4.4 Verkeer- En Vervoersbeleid
4.4.1 Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (Mobiliteit in Balans)
Leefbaarheid en bereikbaarheid staan voorop in het Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (TVVP). Om zich verder te kunnen ontwikkelen moet de stad goed bereikbaar zijn per auto, fiets en openbaar vervoer. De planhorizon van het TVVP is 2015. De kern van de visie is dat de gemeente Tilburg als volgt wil omgaan met de verwachte toename van de mobiliteit:
- a. de gemeente verwacht een toename van de mobiliteit en accepteert een groei van verkeer. Echter, de groei mag zich niet overal in dezelfde mate voordoen: groei van het autoverkeer wordt alleen geaccommodeerd op het hoofdnet, waar de verkeersfunctie voorop staat. In de tussenliggende verblijfsgebieden is wonen, werken en winkelen het belangrijkst en moet het verkeer zich daaraan aanpassen. Het gebruik van fiets en openbaar vervoer wordt blijvend gestimuleerd. Tevens dient er meer samenhang te komen tussen de verschillende vervoerswijzen.
- b. alle vervoerwijzen moeten een rol kunnen spelen om de groei van de mobiliteit op te vangen. In de stad moeten openbaar vervoer en fiets een belangrijke rol spelen. Deze rol spelen zij ook als schakel in een vervoersketen. Voorwaarde voor succesvol ketenvervoer is een goede samenhang tussen deze vervoerwijzen. De gemeente heeft voor de verschillende vervoerwijzen hoofdnetten vastgesteld, waar een verdere groei van verkeer kan worden opgevangen (hoofdnet auto, hoofdnet openbaar vervoer, hoofdnet fiets, hoofdnet goederenvervoer). Op deze hoofdnetten wordt een goede doorstroming bevorderd. Tevens stelt de gemeente een basisprioriteit vast voor situaties waar de hoofdnetten elkaar kruisen. Voor deze hoofdnetten blijven duidelijke kaders gelden vanuit leefbaarheid en veiligheid.
Goederenvervoer
Tot 2015 groeit het goederenvervoer sterk. Tilburg heeft de ambitie om de regionale functie in overslag en logistiek verder uit te bouwen. Hierbij wordt ernaar gestreefd dat het goederenvervoer het stedelijk wegennet zo beperkt mogelijk belast. De tangenten zullen zo aantrekkelijk moeten zijn ten opzichte van de ringbanen dat het goederenvervoer vanzelf voor deze route kiest. Goederenvervoer over de weg met een herkomst of bestemming in de regio Tilburg moet waar mogelijk worden afgewikkeld om de stad Tilburg heen. De huidige overslagvoorzieningen zijn gevestigd op bedrijventerrein Loven. Daarnaast maakt een aantal bedrijven gelegen aan het Wilhelminakanaal rechtstreeks gebruik van vervoer over water. Tilburg streeft ernaar om de beschikbare multimodale voorzieningen te behouden en bij toenemende vraag verder uit te bouwen. De gemeente ontwikkelt hiertoe een hoofdnet goederenvervoer waarmee een goede uitwisseling tussen vervoerwijzen mogelijk wordt.
Mobiliteitsmanagement
Om de automobiliteit te beperken probeert de gemeente Tilburg de vraag te beïnvloeden. Hierbij moet gedacht worden aan het verbeteren van het openbaar vervoer en fietsvoorzieningen en het vergroten van overstapmogelijkheden tussen vervoerwijzen. Daarnaast wordt aan vraagbeïnvloeding gedaan door het autoverkeer te reguleren via het doorrekenen van kosten of het opleggen van restricties (bijv. parkeerbeleid). Naast de inzet van de gemeente kunnen vooral bedrijven het nodige doen om de vervoerwijzekeuze voor hun medewerkers en/of bezoekers te beïnvloeden. Dit begint al bij de locatiekeuze van een bedrijf.
De gemeente stimuleert de aandacht voor vervoermanagement. Via de Wet Milieubeheer worden eisen gesteld aan milieuprestaties door bedrijven, onder meer op het vlak van vervoer. De gemeente handhaaft door te controleren op de gestelde eisen. De gemeente stimuleert, faciliteert en handhaaft de uitvoering van vervoermanagement in de volgende situaties:
- a. bedrijven met een grote vervoersstroom (veel werknemers, bezoekers, goederenvervoer);
- b. bedrijven in de oude stad (binnen- en aan de ringbanen);
- c. bedrijven op nieuwe bedrijventerreinen.
Hoofdbeleidslijnen van het TVVP die mogelijk invloed hebben op het plangebied:
- a. de mobiliteit zal de komende jaren groeien en Tilburg accepteert een groei van het verkeer. De geformuleerde visie op bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid stelt wel een duidelijk duurzaam kader aan de verdere groei van het verkeer. De groei wordt geaccommodeerd op de zogenaamde hoofdnetten waar de verkeersfunctie voorop staat. In de tussenliggende verblijfsgebieden zijn de activiteiten als wonen, werken, winkelen, school en recreatie het belangrijkste en moet het verkeer zich hieraan aanpassen.
- b. De mobiliteitsgroei moet met behulp van alle vervoerswijzen worden opgevangen, dus niet alleen met de auto, maar ook met de fiets en het openbaar vervoer. Laatstgenoemde vervoerswijzen worden daartoe blijvend gestimuleerd.
- c. Bij de vormgeving van het hoofdnet autoverkeer is het principe 'van binnen naar buiten' leidend. Daarbij worden in de stad drie verkeersringen onderscheiden: de Cityring om de binnenstad, de ringbanen en tangenten/rijkswegen. Verkeer wat niet thuishoort op (delen van) een ring wordt gestuurd naar een ring van hogere orde.
- d. Voor de ringbanen wordt een studie naar een aangepaste regelstrategie (herwaardering) uitgevoerd. Deze studie naar een betere benutting moet leiden tot uitvoering van maatregelen die de doorstroming op de ringbanen en invalswegen verbetert. Dynamisch verkeersmanagement is een mogelijk in te zetten instrument.
- e. Bij vestiging van nieuwe functies en intensivering van bestaande functies worden de nieuwe bijgestelde parkeernormen gehanteerd zoals omschreven in de notitie Parkeernormen Tilburg 2003.
- f. Het vergunningparkeren wordt uitgebreid naar gebieden in de Oude stad en rond wijkwinkelcentra waar de parkeerdruk hoog is en als gevolg daarvan een draagvlak bestaat voor invoering van parkeervergunningen. Bewoners betalen een beperkt bedrag voor een vergunning.
4.4.2 Tilburgs Openbaar Vervoerplan
Het 'Tilburgs Openbaar Vervoer Plan' (2000) is een aanscherping van het collectief vervoerbeleid. De doelstelling van het collectief vervoer is het structureel zeker stellen van een integraal pakket van collectief-vervoerdiensten, waarmee een substantiële bijdrage kan worden geleverd aan de bereikbaarheid en het sociaal functioneren van de stad. Er wordt voorzien in de aanleg van expresselijnen, T-bussen en Combitaxen.
- a. Expresselijnen zorgen voor frequent, snel, direct en betrouwbaar openbaar vervoer, tegen een lage prijs. De doelgroep bestaat uit jongeren, werkenden en bezoekers van voorzieningen in Tilburg. De expresselijnen richten zich op de woongebieden op afstand en belangrijke bestemmingen die worden verbonden met het Centraal Station en de binnenstad.
- b. T-bussen: de T-bussen verschillen van de expresselijnen door het geringe belang dat wordt gehecht aan snelheid en directheid en het grotere belang van nabijheid. De T-bus ontsluit de gebieden waar de expresselijnen weinig haltes hebben, waar geen expresselijnen komen of waar relatief veel ouderen wonen. Het product richt zich met name op ouderen, niet-werkenden, alleenstaanden en bezoekers van wijkcentra. De T-bus dringt in vergelijking met de huidige stadsbus dieper in de wijken door en stopt, waar mogelijk, ook bij de ingang van verzorgings- en ouderencentra.
- c. Combitax: De combitax verzorgt vervoer van deur tot deur en kenmerkt zich door kwaliteit, service en comfort. Het product richt zich op groepen reizigers die op dit moment niet of nauwelijks van het openbaar vervoer gebruik maken. De doelgroep bestaat uit leden van meerpersoonshuishoudens en ouderen.
De hoogwaardigheid en kwaliteit van het openbaar vervoer komt tot uitdrukking op de Tilburgse op- en overstappunten (TOP). Dit zijn herkenbare voorzieningen, gelegen op herkenbare plekken in de stad.
4.4.3 Fietsplan Tilburg
Tilburg vindt fietsen belangrijk, want fietsen is goedkoop, snel en gezond. De stad geeft om haar luchtkwaliteit en mogelijkheden voor mobiliteit van haar inwoners. De gemeente ondersteunt dit met het fietsplan 2005 - 2015. Hierin staat omschreven hoe Tilburg steeds betere voorzieningen ontwikkelt om comfort en veiligheid voor fietsers te vergroten. Dit moet leiden tot een breder en intensiever fietsgebruik in de stad.
Op 10 april 2006 heeft de Tilburgse gemeenteraad het fietsplan ´Tilburg Fietst, Fietsplan Tilburg 2005 - 2015´ vastgesteld. De doelstelling van het fietsplan is om het fietsgebruik (nu 34% op verplaatsingen tot 7,5 km) de komende 4 jaar met 1% per jaar te laten groeien. De gemeente wil dit bereiken door onder meer in te zetten op:
- a. het voltooien van het Sternet voor 2020;
- b. doelgroepenbenadering (schoolgaande jeugd, allochtonen, winkelend publiek);
- c. communicatie;
- d. het ontwikkelen van een fietstransferium.
Daarnaast is er in de intensivering van het fietsplan (vastgesteld op 10 oktober 2006) besloten dat de kwaliteit op alle fietsroutes verder verbeterd moet worden, het Sternet in 2015 voltooid moet zijn en er meer maatregelen voor de specifieke doelgroepen moeten worden genomen. Tot slot is hierin ook besloten in te zetten op een uitgebreide communicatie. In het fietsplan is een uitgebreid uitvoeringsprogramma opgenomen. Het belangrijkste onderscheid dat gemaakt kan worden, is als volgt:
Infrastructureel: Het sternet wordt voor 2015 voltooid, ook kleinere fietspaden worden in asfalt aangelegd, het Sternet krijgt een sterk verbeterde verlichting, er wordt op grootschalige wijze onderhoud aan het sternet en de kleinere fietspaden uitgevoerd.
Beheer en onderhoud: Niet alleen wil de gemeente op alle Sternetroutes en fietspaden onderhoud plegen, ook wil de gemeente een grote kwaliteitsslag uitvoeren tijdens dit onderhoud.
Stallingsvoorzieningen: Er wordt een separaat stallingenplan opgesteld waarin voor alle knelpunten naar een oplossing wordt gezocht en waaraan een uitvoeringsprogramma komt te hangen.
Doelgroepenbenadering: Per doelgroep wordt bekeken welke middelen worden ingezet en wordt een uitgebreide campagne opgezet.
Communicatie: De centrale doelstelling van de communicatie is (meer) mensen vaker op de fiets krijgen en de bestaande fietsers behouden. Hier worden dan ook specifieke acties op ingezet die ook samenhangen met de uitvoeringsmaatregelen.
4.5 Water- En Milieubeleid
4.5.1 Waterplan en Waterstructuurplan
Het waterbeleid van de gemeente Tilburg is vastgelegd in het Waterplan (1997) en verder uitgewerkt en ruimtelijk vertaald in het Waterstructuurplan (2002). In het Waterplan zijn algemene doelstellingen geformuleerd met betrekking tot het gemeentelijk waterbeleid op de lange termijn, gebaseerd op de duurzaamheidsgedachte. Het Waterstructuurplan koppelt het actieprogramma uit het Waterplan aan ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente en geeft hiermee onder andere invulling aan water als ordenend principe. In het waterstructuurplan zijn de volgende hoofddoelstellingen voor het gemeentelijk waterbeleid opgenomen:
- a. Streven naar een duurzaam en veerkrachtig watersysteem;
- b. Optimalisatie van de waterketen; zuinig en efficient gebruik van water;
- c. Vergroten van de belevings-, ecologische, economische en recreatieve waarde van water.
De principes van duurzaam waterbeheer zijn nog steeds actueel, wel hebben de laatste jaren er op landelijk (Nationaal Bestuursakkoord Water) en europees niveau (Kaderrichtlijn Water) veel ontwikkelingen plaatsgevonden op dit beleidsveld. Afgesproken is om in 2015 het watersysteem op orde te hebben en vervolgens op orde te houden richting 2050 om wateroverlast zoveel mogelijk te voorkomen. Tevens dient in 2015 de goede chemische en ecologische toestand van het watersysteem te zijn bereikt. Het Tilburgse waterbeleid zal hiertoe worden geactualiseerd.
4.5.2 Bodembeleid gemeente Tilburg: in goede aarde
In deze nota valt te lezen hoe de gemeente Tilburg te werk gaat bij bodemsanering in Tilburg. Het rapport is opgebouwd uit vier delen, respectievelijk de hoofdlijnen van het beleid, het gemeentelijk beleid verder uitgewerkt, het maatregelenprogramma en het meerjarenprogramma bodemsanering.
Het eerste deel gaat in op de Tilburgse bodemproblematiek: hoe is de bodemverontreiniging ontstaan, en welke soorten verontreinigingen worden aangetroffen, om hoeveel verontreinigde plekken gaat het en waarom moet er gesaneerd worden. De aanpak van bestaande verontreiniging richt zich in eerste instantie op de ruimtelijke ambities van de stad. Bodemsanering wordt zoveel mogelijk geïntegreerd in deze projecten opgepakt.
Daarnaast wordt voor de hele stad de bodemkwaliteit in beeld gebracht. Deze bodemkwaliteit wordt vergeleken met de basiskwaliteit om vast te stellen waar nog onderzoek en sanering moet plaatsvinden. Bij het wegwerken van de werkvoorraad stimuleert de gemeente dat anderen dan zijzelf de gevallen van bodemverontreiniging saneren, zoals bedrijven op bedrijventerreinen, projectontwikkelaars en in voorkomende gevallen door publiekprivate samenwerking.
Bij urgente gevallen wacht de gemeente eventuele ontwikkeling van plannen niet af. Waar mensen een gezondheidsrisico lopen of de verontreiniging zich snel verspreidt, dwingt de gemeente verantwoordelijke partijen de sanering ter hand te nemen.
In het tweede deel van de nota staan partijen die bij de bodemproblematiek betrokken zijn centraal. De zorg voor de bodem in algemene zin volgt uit de gemeentewet. Vanuit de Wet Milieubeheer heeft de gemeente de taak om nieuwe bodemverontreiniging te voorkomen. De gemeente is het bevoegd gezag bij de aanpak van bodemsanering vanuit de Wet bodembescherming en is budgethouder in het kader van de Wet stedelijke vernieuwing. Als het bevoegd gezag Wbb heeft de gemeente Tilburg vastgesteld aan welke basiskwaliteit de Tilburgse bodem moet voldoen. De gemeente stimuleert marktwerking bij de uitvoering van bodemsanering en voert waar nodig zelf bodemsanering uit.
De gemeente toetst op grond van de Woningwet de bodemkwaliteit bij de aanvraag van een bouwvergunning. De gemeente onderzoekt in het kader van de Wet ruimtelijke ordening de bodemkwaliteit bij het opstellen van bestemmingsplannen en weegt dit aspect mee bij het vaststellen van bestemmingen. In het kader van de Wet collectieve preventieve volksgezondheid betrekt de gemeente de GGD bij bodemonderzoek en sanering. Een nieuw onderwerp is bodemsanering en archeologie. In de komende periode worden deze twee werkvelden op elkaar afgestemd. De gemeentelijke bodemtaken worden op transparante en toetsbare wijze uitgevoerd. Hiervoor wordt het kwaliteitshandboek gehanteerd waarin werkprocessen en richtlijnen zijn vastgelegd.
Verder gaat de gemeente in deze nota in op de verantwoordelijkheid van de gemeente als eigenaar van terreinen en als planontwikkelaar. Ook wordt er stilgestaan bij de uitvoering van bodemsanering. Tevens wordt er informatie gegeven welke van belang is voor bedrijven. Enerzijds wordt de regels en maatregelen in het kader van milieuvergunningsverlening om bodemverontreiniging te voorkomen behandeld en anderzijds wordt stilgestaan bij de aanpak van bestaande verontreiniging.
Informatie die van belang is voor initiatiefnemers van bouwwerken en ontwikkelingslocaties worden tevens gegeven. Zo wordt er weergegeven wat de bodemtoets bij een aanvraag bouwvergunning inhoudt en hoe Tilburg met een bijdrage in de marktwerking stimuleert bij bodemsanering.
Als laatste laat de gemeente zien hoe haar bodemtaken en -beleid afgestemd zijn met andere partijen, hoe belanghebbenden bij bodemsanering worden betrokken en hoe over het bodembeleid in het algemeen zal worden gecommuniceerd.
4.5.3 Energiebeleidsplan Tilburg: energiekoers en energiedaden
Er is bij de opzet van het energiebeleidsplan aangesloten op de landelijke ontwikkelingen. Daarbij is gebruik gemaakt van een uniforme ambitietabel voor gemeenten (de zogenaamde MENUkaart). De tabel kent drie oplopende ambitieniveaus; actief, voorlopend en innovatief. Op basis van de ambitietabel en in overleg met de portefeuillehouder zijn de doelstellingen/ambities voor Tilburg bepaald. Deze zijn vervolgens vertaald in impulsen welke op hun beurt verder zijn uitgewerkt in activiteiten voor acht verschillende thema's.
Alle organisatieonderdelen die een rol vervullen bij de uitvoering van het energiebeleidsplan zijn betrokken geweest bij het bepalen van de doelstellingen/ambities. Deze laten zich samenvatten in het behalen van tenminste het actieve en waar mogelijk het lopende niveau. Dit is vertaald in de volgende kernambities:
- a. alle nieuwe gemeentelijke gebouwen worden energiezuinig gebouwd;
- b. er is volledig inzicht in het energiegebruik van gemeentelijke gebouwen;
- c. heel Tilburg wordt energiezuinig verlicht;
- d. energiezuinige woningbouw is de norm;
- e. met de markt wordt samengewerkt aan een hogere energieprestatie voor bestaande woningen;
- f. stimuleren van energiezuinig ondernemen;
- g. duurzame mobiliteit herkenbaar in Tilburg;
- h. 10% van het berekende duurzame energiepotentieel is gerealiseerd;
- i. internationale contacten op het gebied van gemeentelijk energiebeleid worden uitgebouwd.
Zoals reeds gezegd zijn deze kernambities vertaald in impulsen en verder uitgewerkt in activiteiten. De impulsen hebben als doel het realiseren van de kernambities. Uitvoering van de in dit plan opgenomen activiteiten betekent een intensivering van het huidige Tilburgse energiebeleid. Om de voortgang van uitvoering van de activiteiten te bewaken zijn een aantal heldere indicatoren geselecteerd. Deze worden meegenomen in de gemeentelijke milieumonitor.
4.5.4 Luchtkwaliteitsplan 2005-2010
Luchtverontreiniging draagt in belangrijke mate bij aan de vermindering van de levensverwachting met name in stedelijke gebieden. De problematiek rond luchtkwaliteit in het stedelijk gebied heeft geleid tot Europese regelgeving op het gebied van luchtkwaliteit. Deze regelgeving is op nationaal niveau vertaald in de Wet milieubeheer. Met name hoofdstuk 5 titel 2 uit genoemde wet is veranderd. Omdat titel 2 handelt over luchtkwaliteit staat de nieuwe titel 2 bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Deze wet is op 15 november 2007 (Stb. 2007, 434) in werking getreden en vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. In deze wet zijn voor een aantal stoffen grenswaarden opgenomen. Grenswaarden geven een niveau van de buitenluchtkwaliteit aan, dat in het belang van de bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu in zijn geheel, binnen een bepaalde termijn moeten worden bereikt.
De problematiek van de luchtkwaliteit in de gemeente Tilburg spitst zich toe op de stoffen fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). NO2 wordt voornamelijk veroorzaakt door snelrijdend verkeer en leidt met name langs snelwegen en drukke verkeerswegen tot verhoogde NO2-concentraties. Daarnaast produceert verkeer in stedelijk gebied veel fijn stof (PM10). Dieselverkeer (vrachtwagens en bussen) zorgen voor de grootste bijdrage. Andere luchtverontreinigende bronnen in Tilburg zijn industrie, scheepvaart en huishoudens (open haarden en allesbranders).
De belangrijkste knelpunten met overschrijding van de grenswaarde van stikstofdioxide en fijn stof zijn gelegen in delen van Oud-Zuid, Oud-Noord en Centrum. De knelpunten komen met name voor langs de drukkere wegen zoals Ringbaan West, delen van Ringbaan Oost en Hart van Brabantlaan.
Het niet voldoen aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer kan ernstige consequenties hebben voor nieuwe ruimtelijke plannen, verkeersplannen en milieuvergunningen.
Geconcludeerd wordt dat de gemeente Tilburg zonder aanvullende lokaal beleid niet alleen nu maar ook in de toekomst te maken blijft houden met overschrijdingen van de grenswaarden ten aanzien van luchtkwaliteit en met de bijbehorende mogelijke gevolgen voor de gezondheid. De gemeente kan binnen haar eigen beïnvloedingssfeer een significante bijdrage leveren aan het oplossen van deze knelpunten.
4.6 Groenbeleid
4.6.1 Bomennota Tilburg boomT
Bomen staan steeds meer onder druk van de stad. De verwachting is dat in de loop van de tijd steeds meer bomen of zelfs complete bomenstructuren kunnen uitvallen als gevolg van deze stedelijke druk. Dit beeld is onwenselijk. Bomen dienen juist een toegevoegde waarde aan stedelijke ontwikkelingen te bieden. Om er niet te laat achter te komen dat er teveel bomen op cruciale plekken voor stedelijke ontwikkelingen zijn gesneuveld en om een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand te behouden is het noodzakelijk om belangrijke zaken rondom bomen goed te regelen en vast te leggen. Om deze reden is de boomwaarde zoneringskaart (bwz-kaart) opgesteld. Deze kaart doet uitspraken over de huidige openbare bomen in het stedelijk gebied van de gemeente Tilburg. Op de bwz-kaart worden de boomzones die belangrijk zijn voor de structuur van de stad weergegeven; zones met bomen met een hoofdwaarde, nevenwaarde, basiswaarde of stadsecologie. Voor deze zones zijn criteria opgesteld o.a. met betrekking tot kapvergunningen, onderhoud en beheer en straatbeeld. Door middel van de bwz-kaart wordt duidelijk waar er kansen liggen voor openbare bomen; bomen die op de bwz-kaart staan krijgen extra bescherming, intensiever onderhoud/beheer, bescherming tegen kap, herplantplicht e.d..
De bwz-kaart dient gebruikt te worden als basis bij alle nieuwbouw-, herontwikkelings- of herstructureringsplannen in de bestaande stad waar huidige openbare bomen mee gemoeid zijn. Bomen met een hoofdwaarde, bomen van de 1e categorie en monumentale bomen zijn op de plankaart van dit bestemmingsplan opgenomen.
Bomen met een hoofdwaarde
Openbare bomen die in een zone met een hoofdwaarde staan hebben een structuurbepalend karakter voor heel Tilburg en/of de stadsdelen en nemen een belangrijke plaats in in het stedelijk netwerk (qua karakter, identiteit en herkenningspunt). Het zijn bomen van stedelijk belang waar meer waarde aan wordt toegekend dan aan een 'normale' stadsboom. De openbare bomen met een hoofdwaarde krijgen alle kans om uit te groeien tot een duurzame en kwalitatief hoge bomenstructuur (maximale grootte moet bereikt kunnen worden/volgroeid). Boombehoud is het uitgangspunt. Het beheer, behoud en stedenbouwkundige projecten dienen hierop te worden afgestemd. Tevens is het uitgangspunt dat de boom in principe belangrijker is dan kabels, leidingen en overige infrastructuren. Indien mogelijk dienen kabels en leidingen te worden verlegd als deze in de weg liggen (zowel in huidige als nieuwe situaties). Op deze manier kan de boom behouden blijven. Vanwege de hoge waarde die wordt toegekend aan bomen die een hoofdwaarde hebben, vallen deze bomen altijd onder de bomenverordening. Dit houdt in dat voor openbare bomen met een hoofdwaarde altijd (ongeacht hun stamomtrek) een kapvergunning dient te worden aangevraagd. Of een boom waarvoor een kapvergunning is aangevraagd ook daadwerkelijk gekapt mag worden, wordt vervolgens beoordeeld door de toetser van de kapaanvraag. Er moeten echter wel gegronde, zeer zwaarwegende, maatschappelijke redenen zijn om een boom met een hoofdwaarde te kappen. Andere oplossingen/alternatieven (zoals bijv. het omleggen van kabels en leidingen, het aanpassen van een ontwerp van een gebied, het direct onder de boom door boren van kabels en leidingen) dienen serieus in ogenschouw genomen te worden.
De lijnvormige (hoofd)structuur van bomen in een zone met een hoofdwaarde mag geen gaten vertonen. Indien bomen uit een structuur/laan uit een hoofdzone toch gerooid worden, dient er - indien mogelijk -een nieuwe gezonde boom van gelijke grootte en/of leeftijd op deze plek (of nabij deze plek) herplant te worden om de lijnvormige structuur te handhaven.
De bomen die in een hoofdzone staan zijn duurzame houtsoorten. Gestreefd wordt naar bomen van een 1e grootte (bijv. eik, beuk, linde of kastanje). Deze bomen moeten kunnen volgroeien zonder last en/of schade te ondervinden van zijn omgeving. Indien mogelijk dienen de bomen met een hoofdwaarde vrij dicht en op een regelmatige onderlinge afstand in de rij, 2-zijdig van de weg te worden geplant. Slechts bij onhaalbaarheid van voldoende ruimte (zowel boven- als ondergronds) wordt voor een minder zware boombeplanting of vorm (zuil) gekozen. Indien mogelijk staan bomen met een hoofdwaarde in gras of vakbeplanting (of onderbeplanting). Bij de keuze van het assortiment moet nadrukkelijk rekening worden gehouden met de grondsoort en de natuurlijke habitat. Per structuur wordt zoveel mogelijk één soort gebruikt.
In de praktijk blijkt dat de hierboven omschreven gewenste invulling van de hoofdzones niet altijd volledig te realiseren is. Toch moet bij het realiseren van (her)inrichtings-, herstructurerings- en herontwikkelingsplannen steeds de gewenste verschijningsvorm/eindbeeld als uitgangspunt worden genomen.
Beheermaatregelen voor bomen met een hoofdwaarde
Bomen die een hoofdwaarde hebben verdienen extra bescherming; zowel boven- als ondergronds. De beheermaatregelen voor bomen die een hoofdwaarde hebben zijn erop gericht om de boom(structuur) in stand te houden en zo mogelijk te optimaliseren. Voor wat betreft beheer betekent dit onder meer:
- Boombescherming: Bij bouwactiviteiten krijgen bomen die in de hoofdzone staan de hoogste mate van bescherming. Dit betekent dat in de definitiefase het behoud van deze bomen (boomkroon, de stam en/of de wortels) uitgangspunt dient te zijn. Onder de kroon van deze bomen mogen geen werkzaamheden plaatsvinden. Daarnaast dienen bij eventuele bouwwerken/plannen minimaal de volgende afstanden tot de stam te worden aangehouden:
- 1. bomen eerste grootte: 8 meter;
- 2. bomen tweede grootte: 5 meter;
- 3. bomen derde grootte: 4 meter;
- 4. zeer waardevolle bomen: 12 meter;
- 5. monumentale bomen: 15 meter.
- Bij werkzaamheden in nabijheid van bomen die in de hoofdzone staan dient daarnaast te allen tijde boombescherming te worden aangebracht. Verder dient er bij werkzaamheden in nabijheid van deze bomen altijd een volledige BomenEffectenAnalyse (BEA) te worden opgesteld.
- Inspectie: Bomen die een hoofdwaarde hebben worden minimaal een keer per drie jaar geïnspecteerd op veiligheid en onderhoud.
- Indien bomen met een hoofdwaarde toch moeten wijken wordt herplantplicht opgelegd. Als blijkt dat een feitelijk gelijkwaardige herplant echt niet (volledig) mogelijk is, dient een deel van de herplant door storting van een bedrag in 'Reserve Bomen' gecompenseerd te worden. De hoogte hiervan wordt bepaald door de adviseur bomen en groen van de gemeente Tilburg.
- In geval van onherstelbare schade aan bomen die een hoofdwaarde hebben zal altijd een herplantplicht opgelegd worden. Voor nieuw geplante bomen zal in de regel géén kapvergunning worden verleend, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand, in het kader van tijdige verjonging of andere uitzonderlijke situaties.
- Verbetering groeiplaats: Indien noodzakelijk en mogelijk zal groeiplaatsverbetering plaatsvinden.
- Bij het uitvoeren van beheermaatregelen (bijvoorbeeld nader onderzoek) zullen de bomen met een hoofdwaarde de hoogste prioriteit krijgen.
- Beheermaatregelen zijn zowel gericht op de veiligheid en behoud van het bomenbestand als op de esthetisch kwaliteit en structuurbepalendheid.
4.6.2 Groenstructuurplan en Groenstructuurplan Plus
Het Groenstructuurplan (GSP) dateert uit 1992 en geeft een lange termijnvisie op de inrichting en het beheer van de openbare ruimte met speciale aandacht voor groen. Enerzijds gaat het om het scheppen van kwaliteit, anderzijds om het instandhouden van deze kwaliteit door een effectief beheer. In het Groenstructuurplan Plus (GSP+) vastgesteld in 1998, wordt het Groenstructuurplan geëvalueerd en geactualiseerd (voor de periode 1997 - 2013). Gronden die in deze stukken zijn aangemerkt als structureel groen, zijn in het bestemmingsplan als groen bestemd. Gronden die daarnaast een natuur- of ecologische waarde kennen, zijn alszodanig bestemd.
Het Groenstructuurplan en het Groenstructuurplan plus geven aan dat kwaliteit wordt gerealiseerd door de volgende elementen te realiseren en te versterken:
- a. De natuurkernwaarden in Tilburg worden versterkt door een duurzaam ecologisch raamwerk te realiseren. Dit netwerk bestaat uit:
- 1. Vennen, poelen en moerassen rondom Tilburg
- 2. Bos in het buitengebied
- 3. Beken en beekdalen; Dommel, Ley en Zandley
- b. Een samenhangend netwerk van lange lijnen geeft structuur aan de stad. De lange lijnen worden gevormd door:
- 1. Ringbanen
- 2. Wilhelminakanaal
- 3. Beeldbepalende linten in de Oude Stad
- 4. Lanen die stad en landschap verbinden. Het patroon van lange lijnen kan worden geactualiseerd en aangevuld o.a. de genoemde noord-zuidas en oost-weststrip.
- c. Hiernaast zijn strategische plekken van belang zoals Frankische driehoeken, parken en pleinen.
Het groen in de stad dient aan verschillende eisen te voldoen. Het groen moet bruikbaar en herkenbaar zijn en dient een bepaalde mate van representativiteit hebben, de inrichting moet helder zijn, de sociale veiligheid dient te zijn gewaarborgd en er moet geïnvesteerd worden in de ecologische duurzaamheid.
4.6.3 Kadernota Groene Mal
Ondanks het bestaande groen- en natuurbeleid, zoals vastgelegd in het Groenstructuurplan en Groenstructuurplan Plus, wees de praktijk uit dat natuur in deze nota´s te weinig werd beschermd en te onduidelijk werd begrensd. Dit leverde bij verschillende nieuwe stedelijke ontwikkelingen discussies op tussen natuur- en milieuorganisaties, de landbouw en de gemeente Tilburg. Hierdoor ontstonden onder andere vertragingen in de besluitvorming van plannen. Verder was er sprake van onvoldoende duidelijkheid en begrip over wederzijdse standpunten en bestond er onzekerheid over het compenseren van aangetaste groene gebieden.
Om hieraan een einde te maken is in 1997 een start gemaakt met het opstellen van de Kadernota Groene Mal. Deze nota is in gezamenlijkheid met de gemeente Tilburg, de Stichting Brabantse Milieufederatie, de Stichting Het Noordbrabants Landschap, de Vereniging Natuurmonumenten, de Milieuwerkgroep WNM Tilburg, de Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie, de provincie Noord-Brabant en de waterschappen De Dongestroom en De Dommel. De kadernota heeft als doel een ruimtelijk kader vast te leggen: een robuuste en duurzame samenhangende ecologische structuur rondom de stad Tilburg en de kernen Berkel-Enschot en Udenhout, die sturing geeft aan (stedelijke) ruimtelijke ontwikkelingen, kortom een ´Groene Mal´. In de nota zijn afspraken over het behoud en de ontwikkeling van deze Groene Mal tot 2015 vastgelegd. De Groene Mal maakt verstedelijking mogelijk in balans met de groene omgeving waarbij zij voldoende robuust is om de indirecte gevolgen van verstedelijking, zoals recreatief medegebruik, op te kunnen vangen. Water speelt als ordenend principe een belangrijke rol binnen de Groene Mal.
Belangrijke delen van de Groene Mal behoren tot de provinciale Groene Hoofdstructuur (GHS), zoals die is vastgelegd in het Streekplan en vallen onder het beschermingsregiem van de GHS. De delen die buiten de GHS vallen genieten een andere bescherming. Daarvoor is afgesproken dat zij niet zullen verstedelijken, maar benut zullen worden voor de uitvoering van natuurontwikkeling en compensatie. Daarbij is aangegeven dat deze bescherming niet mag leiden tot extra beperkingen voor de landbouw. Naast bescherming op provinciaal niveau vindt op gemeentelijk niveau bescherming plaats door de Groene Mal op te nemen in bestemmingsplannen. Daarin worden de exacte grenzen aangegeven. In de regels worden de (on)gewenste ontwikkelingen beschreven. Het handhaven van niet-groene vigerende bestemmingen binnen de Groene Mal worden zo geïnterpreteerd dat ook andere bestemmingen die uit oogpunt van natuur en milieu kwalitatief vergelijkbaar zijn met deze vigerende bestemmingen mogelijk zijn.
De kadernota Groene Mal is vastgesteld door de Raad. Onderdeel van de nota is een intentieovereenkomst, die is ondertekend door de gezamenlijke partners. Hiermee verklaren zij zich te houden aan afspraken over het behoud en de ontwikkeling van de Groene Mal tot 2015. Ondertekening leidt niet tot verlies van enige wettelijke bevoegdheid die de partners hebben.
4.6.4 Ruimte voor Buitenspelen
Naar aanleiding van de ambities uit de Kadernota Jeugd en de behoefte aan algemene voorwaarden ten aanzien van richtlijnen voor de aanleg van speelplekken is de nota Ruimte voor Buitenspelen (2003) opgesteld. Doel van de nota is dat de jeugd als volwaardige medegebruikers van de openbare ruimte wordt geaccepteerd. Spelen is noodzakelijk voor de ontwikkeling van een kind. De nota geeft o.a. een analyse van de formele speelruimte in Tilburg weer. Algemene voorwaarden ten aanzien van speelruimte (veiligheid, bereikbaarheid, spreiding, ruimtegebruik, inrichting) en programmering van de spelenplannen en inrichtingseisen van speelruimte komen aan de orde. Een minimumnorm voor formele speelruimte wordt gesteld om voldoende speelruimte te kunnen garanderen. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen transformatiegebieden (> 50 woningen), nieuwbouw en bestaande bouw.
Transformatiegebieden
Er worden twee stappen doorlopen:
- a. Per hectare uitgegeven gebied wordt 300 m2 van de ruimte gereserveerd voor formele speelruimte.
- b. De huidige grondoppervlakte aan formele speelruimte per kind bedraagt voor Tilburg 7,2 m2. Naar aanleiding van het aantal kinderen woonachtig in het transformatiegebied wordt bepaald hoeveel formele speelruimte er in een wijk/buurt gerealiseerd dient te zijn.
Nieuwbouw
Bij nieuwbouwgebieden wordt uitgegaan van stap 1. De inrichting van de formele speelplekken wordt gedaan aan de hand van de actieradius voor speelplekken. In de toekomst zal dit wordt gedaan naar aanleiding van gegevens vanuit het woningbouwprogramma waarmee een schatting gemaakt zal kunnen worden van het aantal kinderen dat in de nieuwbouwwijk komt te wonen (dit wordt in het kader van de uitvoering van de nota Ruimte voor Buitenspelen uitgewerkt).
Bestaande stad
Voor de bestaande stad wordt uitgegaan van een standstill-situatie. Dit betekent dat het bestaande oppervlak voor buitenspelen niet (verder) mag afnemen.
Bij nieuwe stedenbouwkundige plannen dient reeds bij de nota van uitgangspunten (Programma van Eisen) de speelruimtenormering - zoals hierboven beschreven - te worden meegenomen. Dit geldt zowel voor gemeentelijke als particuliere plannen. Op deze manier worden formele speelplekken al vroegtijdig in het ontwerpproces meegenomen.
4.7 Beleid Omtrent Architectuur, Beeldende Kunst En Cultuurhistorie
4.7.1 Cultuurhistorische waarden en architectonische kwaliteit
Het gemeentelijk beleid is erop gericht om bestaande kunst- en cultuurhistorische kwaliteiten te handhaven en nieuwe toe te voegen. Instrumentarium hiervoor vormen de Monumentenwet, de gemeentelijke monumentenverordening en de gemeentelijke welstandszorg.
Een algemeen onderwerp van welstandszorg is de waarborging van het kwaliteitsonderscheid tussen de hoofdstructuur enerzijds en de overige gebieden anderzijds: diversiteit voortkomend uit gegroeide lintbebouwing tegenover eenheid en samenhang in ontworpen (woon)buurten. Planologisch worden in de lintbebouwde hoofdstructuur meer mogelijkheden geboden dan daarbuiten. Dit wordt gelegitimeerd vanuit het grotere belang van die straten voor de stad en het individuele karakter van de bebouwing. Hierdoor zijn grote contrasten denkbaar tussen buurpanden. Welstandscriteria kunnen die niet geheel ondervangen. Daarom is ook in planologische zin afstemming tussen buurpanden noodzakelijk ten aanzien van bouwhoogte en bouwdiepte. Nadere eisen kunnen hierin voorzien, waarbij in bepaalde mate overgangszones kunnen worden afgedwongen boven 9m hoogte en 12m diepte. Deze overgangszones hebben tot doel om ruimtelijke conflicten in bestaande situaties te verzachten. De algemene doelstelling blijft om de stedelijke veranderings- en verdichtingsdynamiek mogelijk te houden.
4.7.2 Kunstenplan Openbare Ruimte Tilburg
Het Kunstenplan Openbare Ruimte Tilburg (KORT, 2002) vormt het kader voor de realisatie van kunstprojecten in de openbare ruimte. Kunst in de openbare ruimte is een onderdeel van de samenleving als geheel; een resultaat van maatschappelijke processen. Op deze manier kan kunst overal opduiken, in elke vorm. Op basis van signalen uit de stad ontwikkelt de gemeente Tilburg het beleid. Het fundament van het gemeentelijk beleid wordt gevormd door het MIOP. Jaarlijks worden circa 6 projecten opgenomen in het KORT-project.
De gemeente is verantwoordelijk voor de openbare ruimte. Zij is dus opdrachtgever voor de kunstenaar en financiert de kunstprojecten uit het Fonds Beeldende Kunst. De middelen uit het fonds zijn niet gebonden aan de locatie of aan het project waar het geld oorspronkelijk vandaan komt.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving | Hoofdlijnen
5.1 Algemeen
Vanaf circa 1999 is de gemeente Tilburg gestart met een projectmatige en integrale planontwikkeling voor het Piushavengebied. Stapsgewijs zijn diverse (ruimtelijke) verkenningen, visies, beleidskaders, deelplannen en andere instrumenten vervaardigd. Vanwege de complexiteit van de planvorming is een toegesneden projectorganisatie in het leven geroepen die het proces van de planontwikkeling stuurt, begeleidt en integreert en toetst. In het proces van die planvorming zijn ook belanghebbenden, zoals bewoners, ondernemers, vastgoedeigenaren, marktpartijen etc. betrokken.
Op dit moment zijn de navolgende (beleids)documenten kaderstellend voor ontwikkelingen in het Piushavengebied:
- Ontwikkelingsvisie Piushaven. Deze visie formuleert de basisuitgangspunten voor de ontwikkelingen in het plangebied. Ingezet wordt op een omslag naar een gevarieerd en levendig centrumstedelijk woonmilieu, dat door de aanwezigheid van water uniek en onderscheidend is ten opzichte van andere stadsdelen. De Ontwikkelingsvisie Piushaven is op 18 februari 2002 door de gemeenteraad vastgesteld.
- Stedenbouwkundige Visie Piushaven. Ter vervanging van een eerder opgesteld Regiedocument is op 7 april 2008 de Stedenbouwkundige Visie Piushaven vastgesteld. De stedenbouwkundige visie houdt rekening met de lange ontwikkelingstijd van het Piushavengebied. De ruimtelijke kaders en het procesmatige karakter van het project zijn in dit document op elkaar afgestemd. Deze visie zal periodiek worden verfijnd of bijgesteld op basis van nieuwe feiten, ontwerpervaringen en inzicht in planningsrisico's.Een dergelijke dynamische benadering van de stedenbouwkundige opgave past in de afspraak om de concretisering van de plannen te begeleiden vanuit een organisatiestructuur die bestaat uit het Projectbureau Piushaven, het Kwaliteitsteam en de Regiegroep, waarin ondermeer de bewoners en marktpartijen vertegenwoordigd zijn.
- Raamovereenkomst. De raamovereenkomst vormt de planeconomische basis onder de beoogde ontwikkelingen. Deze overeenkomst betreft een afspraak tussen de gemeente en marktpartijen over nadere programmatische invulling van een aantal transformatiegebieden en over de bijbehorende vereveningsbijdragen. Vanuit de ontvangen vereveningsbijdragen bekostigt de gemeente de (her)aanleg van de openbare ruimten.
- Havenverordening. Voor het gebruik van de Piushaven zelf is een Watergebruiksplan opgesteld. Met het vaststellen van de Havenverordening Piushaven 2006 is het havengebruik bestuurlijk vastgelegd. De verordening kent een onderscheid in museumschepen, passantenvaartuigen, bedrijfsvaartuigen en bijzondere vaartuigen. Bij de verordening hoort een ligplaatsenkaart waarop aangegeven is welke vaartuigen waar een ligplaats kunnen innemen. Tevens is geregeld hoe de toewijzing van ligplaatsen geschiedt. De Havenverordening werkt aanvullend op het bestemmingsplan. De bedrijfslokaties op het water (Horecaboot, kapparsboot en watergebonden restaurant zijn met een aanduiding opgenomen in het bestemmingsplan.
Naast deze beleidskaders is de sturing op de kwaliteit van het ruimtelijk resultaat op de ontwikkellocaties ook geborgd in het proces van planontwikkeling. In de Raamovereenkomst en in dit bestemmingsplan zijn de uitgangspunten en ruimtelijke hoofdlijnen voor de nieuwe ontwikkelingen vastgelegd. Binnen deze spelregels is er nog veel ontwerpruimte om transformaties en herontwikkelingen daadwerkelijk vorm te geven. Juist in dat traject speelt het Kwaliteitsteam een cruciale rol. Dit team begeleidt, stuurt en toetst de voorstellen voor de stedenbouwkundige invullingen. Uiteindelijk zal het Kwaliteitsteam haar goedkeuring moeten verlenen aan die voorstellen. Dit team hanteert daarbij een set beoordelingscriteria waarbij ook de belangen (van burgers) vanuit de directe omgeving worden meegewogen. Dit traject van begeleiding en beoordeling is geformaliseerd en werkt aanvullend op dit bestemmingsplan, omdat in dit plan bijvoorbeeld de wijzigingsregels noodzakelijkerwijs nog globaal geformuleerd zijn.
In de volgende paragrafen zijn de hoofdlijnen van de beoogde ontwikkeling op het gebied als totaal samengevat. In het vijfde hoofdstuk volgt een planbeschrijving die verder inzoomt op de deelgebieden.
5.2 Stedenbouwkundige Visie
Programmatische hoofdlijn
De katalysator achter de beoogde omslag van het plangebied tot een attractief en stedelijk woon- en werkmilieu is de transformatie en herontwikkeling van oude vervallen en in onbruik geraakte werkcomplexen. Tussen het Tilburgse centrum en de Ringbaan Oost wordt voor de herontwikkelingslocaties ingezet op het realiseren van centrumstedelijke woonmilieus. Er is hier sprake van verdichting en woonfuncties worden gemixt met tal van andere functies, waardoor een levendig stadsdeel kan ontstaan. Voor Jeruzalem geldt een transformatieopgave naar een groenstedelijk woonmilieu. Hier wordt vooral ingestoken op kwaliteitsverbetering van woningen en woonomgeving. De overige herontwikkelingsgebieden tussen Ringbaan Oost en het Wilhelminakanaal (De Werf en Kanaalzicht) zijn te ontwikkelen tot centrumstedelijke milieus maar het hoofdaccent ligt hierbij op de woonfunctie en aansluiting op bestaande woonbuurten.
In het zuidelijke deel van het plangebied wordt, binnen het Fabriekskwartier, de al aanwezige concentratie van detailhandelsfuncties verder versterkt. Cruciaal daarbij is de herontwikkeling van het monumentale AaBé complex tot een bovenregionaal winkelcentrum. Samen met de bestaande perifere detailhandelsvoorzieningen van de koopboulevard Leijparc ontstaat hier een herkenbaar cluster, waarvan bovendien de bereikbaarheid verbeterd wordt.
In totaal wordt er ruimte geboden voor de realisatie van circa 1900 woningen en circa 80.000 m² aan andere functies voor die ontwikkellocaties waar de raamovereenkomst van kracht is cq wordt. Verspreid in het gebied liggen nog enkele kleinere locaties in de zogenaamde aandachtsgebieden, waarvoor dit bestemmingsplan ook mogelijkheden biedt voor (her)ontwikkelingen die resulteren in extra woningaantallen of toevoeging van andere passende functies. In kwantitatieve zin zijn deze kleine herontwikkelingen weliswaar van ondergeschikt belang, maar de kwalitatieve prestatie is wel betekenisvol. Het gaat daarbij vooral om het bereiken van een betere aanhechting tussen de grote ontwikkellocaties en de daarachter gelegen buurten en/of een versteviging van het bestaande stedelijke weefsel.
Binnen de basiskenmerken van de gedefinieerde woonmilieus, zal worden voorzien in een rijke differentiatie in woningtypen en prijsklassen. In het gebied worden, in verschillende groottes, zowel grondgebonden woningen als appartementen gebouwd. Van dit aanbod wordt 20% gerealiseerd binnen het sociale segment. De ontwikkelingen, rond dit voor Tilburg bijzondere en unieke havengebied, richten zich daarmee op een brede groep van woonconsumenten. Die variatie in doelgroepen past ook bij de gewenste karakteristiek van het gebied.
De te realiseren bouwprogramma's leveren in kwantitatieve en kwalitatieve zin een betekenisvolle toevoeging aan de stedelijke milieus aan de oostzijde van het stadscentrum.
Nieuwe structuuringrepen
Voor de verbetering van de bereikbaarheid van het gehele plangebied is een structuuringreep in de huidige stadsplattegrond noodzakelijk. Vanaf de Ringbaan Zuid wordt direct naast de Jan van Rijzewijkstraat een nieuwe gebiedontsluitingsweg aangelegd. Dit in combinatie met een brug over de Piushaven. De aanleg van deze weg schept bovendien de condities om de hoge verkeersdruk in het noordelijk deel van het plangebied te verminderen.
Een mogelijke andere nieuwe structuuringreep op de huidige stadsplattegrond heeft betekenis voor het functioneren van het deelgebied Jeruzalem met de ontwikkellocatie Kanaalzicht. Dit bestemmingsplan maakt het (via een wijzigingsbevoegdheid) mogelijk dat langs de huidige zuidrand van het woongebied een eventuele tweede hoofdontsluiting voor het woongebied wordt gerealiseerd.
Structuurverbeteringen
Op het schaalniveau van heel het plangebied betreft de meest wezenlijke structuurverbetering de aanleg van het Havenpark aan weerszijden van de oevers van de Piushaven en de daarbij aansluitende toevoeging van pocketparks in de diverse deelgebieden. De kwaliteit van de haven als blauwgroene drager, die vanaf de stadsrand tot bijna aan het stadscentrum reikt, wordt sterk verbeterd. De oevers krijgen een robuuste groene inrichting. Naast een betekenis als verweving van en verbinding tussen stad en natuur heeft het Havenpark ook een belangrijke rol als verblijfsgebied en identiteitdrager voor het gebied. Door de ontwikkeling van de locatie De Werf ten zuiden van Armhoef zal ook hier de noordoever van de haven onderdeel worden van de openbare ruimte. Door de continuïteit van het water, de aanleg van het flankerende Havenpark (inrichtingsontwerp van gevel tot en met oever), de nieuwe programma's en de aard van de bebouwing, zal de ervaring van de Piushaven als een samenhangende en betekenisvolle stedelijke ruimte toenemen.
Bij Jeruzalem cq Kanaalzicht wordt de eenduidige 'technische' oever met onderhoudspad van het Wilhelminakanaal omgevormd tot een gedifferentieerde groene zone met ecologische kwaliteiten en een attractieve route met verblijfsplekken aan het water.
In de rest van het plangebied blijft de huidige hoofdopzet van het stratenplan grotendeels ongewijzigd. Door transformaties en herontwikkelingen zullen binnen of aan de rand van de grotere ontwikkellocaties verdere aanvullingen en verfijningen in de openbare ruimte ontstaan. Een kwalitatieve toevoeging aan het netwerk van (semi) openbare ruimten betreft de realisatie van pocketparks binnen de ontwikkellocaties. Deze kleine (groene) verblijfsruimten vormen wezenlijke schakels in een fijnmazig (recreatief) routestelsel vanuit de deelgebieden in de richting van bijvoorbeeld het Havenpark en de oevers van het Wilhelminakanaal.
Door de aanleg van de hiervoor genoemde nieuwe brug over de Piushaven vermindert de barrièrewerking van de haven. Naast de voordelen die dit oplevert in de ervaring van het plangebied als geheel, ontstaan ook betere mogelijkheden voor 'recreatieve rondjes' langs de haven. In het proces van planontwikkeling wordt ook ingezet op een extra oeververbinding op de oostelijke kop van de haven, tussen Armhoef en / Kanaalzicht om de koppeling met Moerenburg te verbeteren.
Ruimtelijke benadering voor de noordoever
De noordzijde van het Piushavengebied staat onder directe invloed van de binnenstad, Hoogvenne en Armhoef. Door de transformatie van de oude bedrijventerreinen naar nieuwe woonmilieus ontstaat de kans om de achterliggende buurten op het water te betrekken. De nieuwe invullingen op deze locaties worden niet gedicteerd vanuit een overkoepelend en thematisch denkbeeld van een 1,5 kilometer lang waterfront als één stedenbouwkundig-architectonisch ensemble. Het zijn juist de positie en context van de ontwikkellocaties die leidend zijn voor de aard en omvang van de nieuwe bebouwing. Door verschillende potenties per locatie en het verschil in karakteristieken van achterliggende gebieden zal er een grote diversiteit in het beeld van nieuwe invullingen op de noordoever kunnen ontstaan. Die variatie zal ondermeer tot uiting komen in afwisselingen in dichtheid, gebouwtypologie en architectuur.
Ruimtelijke benadering voor de zuidoever
Het zuidelijk deel van het plangebied heeft in de stedenbouwkundige basis, zowel ruimtelijk als functioneel, een geheel andere karakteristiek dan het noordelijk deel. Deze basiskenmerken vormen het vertrekpunt voor de nieuwe ontwikkelingen.
De zuidoever behoudt haar afwisseling van relatief grootschalige en kleinschalige stedenbouwkundige eenheden. De kleinschalige eenheden bestaan uit te handhaven woonmilieus die een tuinstadachtig (Fatima, Jeruzalem) en een dorps (lint van de Hoevenseweg) karakter hebben. Het stratenpatroon is hier fijnmazig en de bebouwing heeft een beperkte hoogte. Binnen de grootschalige clusters vinden de vernieuwingen plaats. Het gaat daarbij om St. Josefzorg, Fabriekskwartier en Kanaalzicht. Hier ontstaan eigenzinnige stedelijke milieus met een hogere dichtheid in bebouwing. Min of meer centraal door de zuidflank loopt een lange lijn van de Fatimastraat – Casper Houbenstraat, die samen met het Havenpark op de zuidoever deze reeks van verschillende gebieden aaneenrijgen. Beide lange structuurlijnen vormen aanhakingspunten voor de (her)ontwikkeling van sociale ruimten als pleintjes, hoven en pocketparks.
Hoogbouw
In het gebied is hoogbouw (hoger dan 15 meter) mogelijk. Echte hoogteaccenten worden ingezet om de stedenbouwkundige structuur van de stad en/of het plangebied te ondersteunen. Het gaat daarbij om zones langs de Piushaven, het Wilhelminakanaal, de ringbanen, de lange lijn van Fatimastraat – Casper Houbenstraat en de nieuwe gebiedsontsluitingsweg. Enkele bestaande karakteristieke hoogteaccenten zoals de schoorsteen van het AaBé complex (beschermd monument) en de klokkentoren van de voormalige Lourdeskerk blijven behouden.
Relaties tussen plangebied en omgeving
De ruimtelijke relaties met het Tilburgse centrum verlopen via een tweetal lijnen.
Voor de verbinding met de binnenstad is het oude lint van Hoevenseweg, Prinsenhoeven en de St. Josephstraat van belang. In omgekeerde richting is deze lijn bovendien van betekenis voor de recreatieve verbindingen naar het landelijk gebied. Binnen het plangebied krijgt de bebouwing aan dit oude lint een bestemmingsregeling waarmee het mogelijk is de bestaande functiemix nog verder te versterken. Binnen het AaBé complex zullen de meer buurtgerichte winkels aan de zijde van de Hoevenseweg geclusterd worden. Deze 'programmering' van het lint is in dit bestemmingsplan een wezenlijke ondersteuning van de betekenis als verbindende route tussen stad en buitengebied.
Door de aanleg van de gebiedsontsluitingsweg met brug vervult het tracé van Havendijk (noord), Piushaven, Koopvaardijstraat een rol als verbinding met Centrum-Zuid. Ter hoogte van de Piusstraat is de stedenbouwkundige aansluiting op de omgeving van het Koningsplein niet optimaal.
Ruimtelijke relaties met een 'groene signatuur' tussen plangebied en omgeving zijn er ook. Al eerder is de aanleg van het Havenpark genoemd. Dit park legt als drager van stadsnatuur een connectie met de natuur van Landschapspark Moerenburg en de ecologische zone langs het Wilhelminakanaal. Omdat de inrichting van de nieuwe gebiedsontsluitingsweg / Jan van Rijzewijkstraat voorziet in een aanleg als een robuuste groene parklaan, ontstaat vanuit het hart van het plangebied een groene connectie met het Leijpark.
Voor de Meierijbaan worden de mogelijkheden onderzocht voor een omvorming waarbij de kwaliteit en betekenis als groene recreatieve verbinding voor langzaam verkeer naar het buitengebied van Moerenburg en het Groene Woud worden versterkt.
5.3 Deelaspecten Binnen De Visie
Groen en ecologie
Bij de voorgaande toelichting op de stedenbouwkundige hoofdopzet zijn ook de structurerende principes voor het groen aan de orde gekomen. De nieuwe groene componenten vormen aanleg van het Havenpark, de parklaan (gebiedsontsluitingsweg) en de pocketparks op de ontwikkellocaties. Maar ook binnen deelgebieden komen betekenisvolle groene plekken voor. Dit groen blijft gehandhaafd of wordt verbeterd. Enkele voorbeelden zijn: de groene zoom rond het te vernieuwen complex van St. Josephzorg, de groene spie aan de oostzijde van de AaBé en de groenstructuur van het tuinstadachtige Jeruzalem.
Bij herontwikkelingen en herinrichtingen is het behoud en/of aanvullen van waardevolle structuren van straatbomen uitgangspunt in de planvorming.
Het Wilhelminakanaal en haar oevers hebben een betekenis als ecologische zone. Echter de overgang van water naar oever verloopt nogal abrupt. Door de beperkte breedte van het kanaal is nagenoeg het gehele dwarsprofiel nodig als vaargeul. Bij de ontwikkellocatie Kanaalzicht wordt gestreefd naar een verbreding van het kanaal om een aantrekkelijk woonmilieu pal aan het water te creëren. Dit biedt ook kansen voor de aanleg voor ondiepere waterbodems buiten de vaargeul. Een dergelijke ingreep zal een belangrijke stimulans zijn in de ontwikkeling van ecologische waarden.
Cultuurhistorie
De historische geografie van de stad, maar ook de jongere ontwikkelingen van de stadsplattegrond worden in het plan gerespecteerd. Op gebouwniveau komen verspreid enkele beschermde monumenten voor. Daarnaast zijn er ook enkele beeldbepalende panden of objecten zonder beschermde status. Ook voor deze laatste categorie wordt bij nieuwe ontwikkelingen uitgegaan van inpassing en/of herbestemming. Dit om te voorkomen dat de (bouw)geschiedenis en bijbehorende karakteristiek van het gebied verloren gaat. Ter ondersteuning van die gedachte zijn de panden aangemeld om geplaatst te worden op de gemeentelijke monumentenlijst.
Horeca
Bij het beoogde profiel van het Piushavengebied als een recreatief aantrekkelijk en levendig stadsdeel past een beperkte ontwikkeling van nieuwe horecafuncties. Uiteraard mogen de horecavestigingen geen onevenredige aantasting van de woonmilieus tot gevolg hebben.
Nieuwvestiging van horeca is alleen mogelijk in de categorieën I en II in de zones langs en met een directe oriëntatie op de Piushaven cq het havenpark. Daarnaast is ter ondersteuning van het regionaal winkelcentrum ook de vestiging van horeca binnen het AaBé complex toegestaan.
De mate van concentratie van horecafuncties is gereguleerd doordat de vestiging van nieuwe horeca alleen mogelijk is door een wijziging van de bestemming.
Bedrijvigheid
Cruciaal voor het Piushavengebied is het verplaatsen van de gevestigde grootschalige en / of milieuhinderlijke bedrijvigheid in de aangewezen transformatiegebieden. Echter, het behouden en of ontwikkelen van kleinschalige en qua milieubelasting inpasbare bedrijfsactiviteiten en voorzieningen kan een functiemenging opleveren die uitstekend past bij dit bijzondere stadsdeel. In het proces van planvorming voor deelgebieden en het bij formuleren van de bestemmingsregels in dit plan, wordt ingezet op het bereiken van een passende functiemix in het gebied.
Toerisme en recreatie
De beoogde ruimtelijke en functionele omslag van het plangebied naar een gemengd stedelijk milieu met bijpassende openbare ruimten, versterkt de potentie van het plangebied als een aantrekkelijke plek om te wonen, werken en te recreëren. De toeristisch-recreatieve functie mag hier een spil zijn. Ondernemerschap, aansluitend op het karakteristieke gebied Piushaven, dat past in en / of verbinding legt tussen de binnenstad, het groene buitengebied en de commerciële ruimten aan de zuidkant van het gebied, krijgt hier de ruimte.
Detailhandel
Het te ontwikkelen Aabé-complex en de Koopboulevard Leijparc vormen samen een grootschalig detailhandels- en leisurecluster binnen het bestemmingsplangebied. De voorzieningen binnen dit cluster hebben een stedelijke tot bovenregionale betekenis. De aard van de voorzieningen concurreert niet met de detailhandelsontwikkelingen in de binnenstad.
Binnen het AaBé-complex is bovendien ruimte voor circa 5000 m² aan buurtwinkels. Hiermee wordt voorzien in de behoefte van het Piushavengebied zelf en in een deel van de behoefte van de aangrenzende buurten.
Verspreid in het gebied zijn er nog enkele detailhandelsvestigingen, vooral aan de westzijde in de omgeving van de Piusstraat en Piushaven. Bestaande winkels blijven gehandhaafd. Voor gebieden waar de bestemming Gemengd geldt, kan voor zover dit leidt tot een versterking van de stedenbouwkundige structuur nieuwe kleinschalige detailhandel toegelaten worden.
Autoverkeer
Structuur en circulatie
Het Piushavengebied wordt geheel ingericht als een 30-kilometer gebied. Dit met uitzondering van de ringbanen en de nieuwe gebiedsontsluitingsweg tot aan de nieuwe brug.
In aanvulling hierop is besloten tot het instellen van eenrichtingsverkeer naar het Centrum op de Piushaven vanaf de Lanciersstraat tot aan de Koopvaardijstraat en tot aanpassing van de kruispunten Ringbaan - Oost / Lourdesstraat en de Ringbaan - Oost / Sint Josephstraat, zodat verkeer vanuit het zuiden op de Ringbaan niet de St. Josephstraat in kan rijden. Dit om sluipverkeer in Hoogvenne te voorkomen, de noordelijke Havendijk rustiger te maken en de doorstroming op de Ringbaan-Oost te bevorderen.
Parkeren
Uitgangspunt voor het parkeren is dat elk project de eigen parkeerbehoefte moet oplossen op basis van de normering zoals vastgelegd in het Tilburgs Verkeers en Vervoersplan (2003)(geactualiseerd in 2008). Dus binnen elk project moeten in beginsel parkeerplaatsen worden gerealiseerd voor bewoners en voor bezoekers.
Voor het Piushavengebied geldt dat de opnamecapaciteit van het aantal parkeerplaatsen in het Havenpark (het openbare gebied rond de Piushaven) beperkt is ten gunste van de kwaliteit van dit park. Mede hierdoor is de opnamecapaciteit van het openbaar gebied niet voldoende om daar alle bezoekersparkeerplaatsen te realiseren. De resterend benodigde openbare parkeerplaatsen zullen daarom binnen de projecten een plaats moeten krijgen, al dan niet als gebouwde voorzieningen. Dit komt ten gunste van het openbaar gebied waarbij het groene karakter van de pocketparks in stand wordt gehouden.
Gezien de verschillende omstandigheden per deelplan (o.a. variatie in opnamecapaciteit van het openbaar gebied) worden per deelplan met de ontwikkelaars specifieke afspraken gemaakt over de voor bezoekers openbaar toegankelijke parkeervoorzieningen. Op grond van de huidige inzichten zullen openbaar toegankelijke parkeervoorzieningen nodig zijn in deelplannen in het Fabriekskwartier en het westelijke deel van de noordoever.
In de te ontwikkelen deelplannen in het Piushavengebied zullen parkeerplaatsen voor de bewoners uit het betreffende plan voor het belangrijkste deel in een gebouwde voorziening worden gerealiseerd.
Openbaar vervoer
Het huidige openbaar vervoersysteem rondom het Piushavengebied is dekkend. De (expresse) lijnen 1 en 3 rijden direct langs het gebied, zijnde de Piusstraat. De (T-bus) lijn 5 rijdt door het gebied; de Ringbaan Oost, Fatimastraat en Kruisvaardersstraat. Tevens vormt deze lijn 5 de logische ontsluiting voor de wijken Armhoef en Jeruzalem. Vervoerskundig gezien voorzien deze lijnen prima in de dekking van dit oostelijk deel van Tilburg. Klein nadeel binnen het huidige systeem blijft dat mensen uit het hart van de wijk Hoogvenne wat minder direct zijn ontsloten, echter niet slecht. Bewoners van deze wijk zijn sterk gericht op de centrum-haltevoorzieningen aan het Stadhuisplein en de Piusstraat. De werkelijke (loop)afstand tussen de Havenmeester en het Piusplein, het centrum met alle voorzieningen waaronder (nieuwe) bushalten, bedraagt een kleine 700 meter, gemiddeld zo'n 10 minuten lopen. Directe noodzaak of aanleiding om aanpassing te verlangen is er niet.
Bij de ontwikkeling van het Piushavengebied is gesproken over een mogelijke toekomstige nieuwe route direct vanuit de Piusstraat, langs de kade naar de nieuwe ontsluitingsweg parallel aan de Jan van Rijzewijkstraat. Diverse scenario's zijn naar voren gebracht, waarbij met name nieuwe ontwikkelingen aan de Kempenbaan in combinatie met het St. Elisabeth ziekenhuis een aanpassing van routes wenselijk zou kunnen maken. Het project Piushaven laat enkele zwaartepunten zien in de ontwikkeling van woningen en bedrijvigheid. Die liggen bij Kanaalzicht en rondom AaBe-complex. De gebieden zijn in het huidige vervoersysteem prima ontsloten. De werkelijke (loop)afstand tussen de Kanaalzicht en de halten aan de Lourdesstraat bedraagt zo'n 400 meter, gemiddeld zo'n 6 minuten lopen. Het gebied rondom AaBe wordt al direct ontsloten.
Gezien bovenstaande en omwille van het vergroten van de ruimtelijke kwaliteit aan de kade (havenkom) met passende lagere verkeersintensiteiten wordt deze geschikt gemaakt voor éénrichtingsverkeer zonder tegengestelde busbaan. Hierdoor ontstaat er ruimte om een levendige en verhoudingsgewijs wat ruimere kade te maken waar de verblijfskwaliteit wordt onderstreept.
Langzaam verkeer
Voor voetgangers en fietsers wordt er in functionele zin extra ruimte geboden. Voetgangers krijgen ruimte en kwaliteit door het aan te leggen havenpark. Alle wegen worden daarbij als 30 km/uur zone ingericht. Extra bruggen en het beschikbaar maken van de historisch draaibrug voor alleen voetgangers en fietsers is daarbij een grote kwaliteitsimpuls. Een belangrijke sternetfietsroute loopt vanuit de Heuvel via de St. Josephstraat, Prinsenhoeven en Hoevenseweg in zuidoostelijke richting.
Hoofdstuk 6 Planbeschrijving
6.1 Algemeen
Dit hoofdstuk geeft een toelichting op de manier waarop de visie voor het totale plangebied een doorwerking krijgt op de deelgebieden. Bij de definitie van de deelgebieden is aansluiting gezocht bij de gangbare indeling van de buurten rond de Piushaven. Voor dit bestemmingsplan resulteert dit in de volgende onderverdeling:
- Noordoever: de zuidflank van Hoogvenne,
- Noordoever: de zuidflank van Armhoef,
- Zuidoever: de noordflank van Fatima
- Zuidoever: Fabriekskwartier
- Zuidoever: Jeruzalem / Kanaalzicht
Binnen deze buurten bevat het plan zowel aandachtsgebieden als ontwikkellocaties.
Voor de aandachtsgebieden zijn binnen de planperiode veelal geen ingrijpende veranderingen voorzien. Daarom wordt uitgegaan van het vastleggen van de bestaande situatie. Bij het opstellen van de regels voor het gebruik en het bouwen is aangesloten bij de gemeentelijke systematiek voor beheerbestemmingsplannen. Echter, binnen de aandachtsgebieden kunnen soms enkele kleinere plekken omgevormd worden tot ontwikkellocaties als dat leidt tot een verbetering van de stedenbouwkundige structuur. In voorkomende gevallen is een toegesneden methodiek van regelen gehanteerd. Het betreft hier onder andere Plato, Prinsenhoeven 20 en Vehorn.
Bij de ontwikkellocaties is in de keuze voor de methodiek van regelen een driedeling toegepast. Die keuze is afhankelijk van de stand van zaken in de planvorming.
Voor de locaties waarbij voor 1 juli 2008 een artikel 19 procedure is gestart, is in dit bestemmingsplan de bouwenveloppe uit die ruimtelijke onderbouwing overgenomen. Het betreft hier de projecten De Havenmeester, De Werf, St. Josephstraat 38 en de gebiedsontsluitingsweg met brug.
Voor de ontwikkellocaties waarvan de planvorming nog onvoldoende zicht biedt op een concreet eindresultaat wordt de huidige functie als zodanig bestemd. Wel wordt deze bestemming voorzien van een wijzigingsbevoegdheid. Dit betekent dat aangegeven wordt in welke richting het gebruik van de gronden mag veranderen.
De Wro (Wet ruimtelijke ordening) stelt geen eisen aan de termijn waarbij deze wijziging van de bestemming gerealiseerd dient te worden. Echter, op het moment dat voor deze locaties de planvorming de realisatiefase nadert, zal een aanvullende planologische procedure gevolgd moeten worden.
Locaties waarbij voor deze methodiek is gekozen zijn bijvoorbeeld Cementbouw, Spinaker, Jeruzalem fase 2 en 3, Galjoenstraat Noord, Fabriekskwartier Noord, Lourdesplein, Kanaalzicht en Wolstad.
6.2 Noordoever | Zuidflank Hoogvenne
6.2.1 Cementbouw
Algemeen
De locatie is onderdeel van de noordwestelijke transformatiegebieden aan de Piushaven. Het deelgebied is onderdeel van een stedelijk bouwblok dat wordt begrensd door de Galjoenstraat, Schoenerstraat, Piushaven en de Lanciersstraat. Het transformatiegebied beslaat de westelijke helft van dit blok. Het oostelijke deel van het stedelijke blok bestaat uit min of meer losse bebouwing met grote verschillen in typologie, gebruik en cultuurhistorische waarden.
Beoogde ontwikkeling
Omdat de planvorming zich nog in een pril stadium bevindt, is in dit bestemmingsplan het huidige bedrijfsmatige gebruik nog bestemd. Wel is hier een wijzigingsbevoegdheid aan toegevoegd. Dit betekent dat deze locatie kan transformeren naar een centrumstedelijk milieu (gemengd), waarbij de woonfunctie centraal staat. Verder zijn er mogelijkheden voor de vestiging van kleinschalige bedrijvigheid, dienstverlening en de ontwikkeling van woonwerkcombinaties. Met een dergelijke functionele ontwikkeling sluit de locatie Cementbouw goed aan bij het profiel van de oostelijke helft van dit stedelijke blok.
In ruimtelijk opzicht wordt gestreefd naar een 'campusachtige opzet' van de bebouwing. Dit betekent dat de bebouwingsopzet niet uitgaat van het ontwikkelen van een gesloten bouwblok met expliciete rooilijnen en gevelwanden in of nabij de huidige perceelsgrenzen met de omringende straten. Juist een wat vrijere compositie van de gebouwen op deze ontwikkellocatie biedt kansen voor het tot stand brengen van een bijzonder stedenbouwkundig ensemble in samenhang met de oostelijke helft van het bouwblok. Gelet op de beperkte omvang van de locatie en het campusachtige streefbeeld zal de nieuwe bebouwing een relatief kleine korrelmaat moeten hebben.
Uitgangspunt is dat de basishoogte circa 5 lagen (15 meter) bedraagt, waarbij in de noordelijk deel van de locatie geanticipeerd moet worden op de geringere bouwhoogten aan de Galjoenstraat. Aan de zuidzijde kan hoger gebouwd worden omwille van de totstandkoming van een meer stedelijke wand aan de havenzijde. Vanwege de continuïteit van het havenfront is de basishoogte hier 8 bouwlagen, waarbij in beperkte mate hoogteaccenten kunnen worden opgenomen.
De parkeerbehoefte dient berekend te worden aan de hand van de vastgestelde parkeernormen. Deze parkeerbehoefte dient nagenoeg geheel gerealiseerd te worden op het eigen terrein, omdat vanwege het ontwerp van het Havenpark er beperkt bezoekersplaatsen in de openbare ruimte beschikbaar zijn. Vanwege de kwaliteit van de (collectieve) buitenruimte op de locatie zelf is het uitgangspunt dat er een geheel of gedeeltelijk verdiepte parkeervoorziening wordt gebouwd. De entree van de parkeergarage ligt aan de Schoenerstraat.
6.2.2 De Havenmeester
Algemeen
De locatie ligt aan de noordoever van de Piushaven en is een onderdeel van het transformatiegebied Piushaven Noordwest. Het deelgebied ten zuiden van de Galjoenstraat, tussen Gondelstraat en achtertuinen van de Lanciersstraat, betreft de ontwikkellocatie van de Havenmeester.
Deze locatie transformeert naar een centrumstedelijk gebied, waarbij de woonfunctie centraal staat. Verder zijn er mogelijkheden voor de vestiging van dienstverlening, werkruimten en ateliers. Vestiging van horeca is beperkt mogelijk.
De compacte bebouwingsopzet voorziet in het complementeren van de straatwanden van Galjoenstraat, Gondelstraat en Havendijk tot een stedelijk blok waar ook de bestaande bebouwing van de Lanciersstraat deel uit maakt.
Binnen dat bouwblok worden nieuwe (semi)publieke ruimten toegevoegd in de vorm van een pockectpark en een privé tuin.
Bij het pocketpark staat een hoogteaccent (woontoren). Pocketpark en woontoren liggen in het verlengde van de zichtas van de nieuwe gebiedsontsluitingsweg met brug vanaf Ringbaan-Zuid naar de Havendijk. Het hoogteaccent heeft daarmee een ruimtelijke betekenis op het schaalniveau van heel het Piushavengebied. Het markeert het centrumstedelijke woonmilieu van de noordoever.
Woningbouw
In de periode tot circa 2011 worden in totaal circa 240 woningen gerealiseerd in een mix van grondgebonden woningen en appartementen. De nadruk ligt op de bouw van appartementen (circa 85%). Binnen het aanbod is er sprake van een rijke differentiatie naar prijs, woningtypen en woonsferen. Ook woonwerk combinaties vormen een onderdeel van het aanbod. Conform de afspraken valt 20% van het woningaanbod in het sociale segment (huur en koop).
Overige functies
In de plinten van de bebouwing aan de Havendijk en het pocketpark is er mogelijkheid voor de vestiging van voorzieningen. Het ontwerp van de gebouwen anticipeert op dit beoogde gebruik door het toepassen van extra verdiepingshoogten op de begane grond en andere architectonische kenmerken. Aan de Gondelstraat is dit ook mogelijk echter zonder een verhoogde verdieping.
Bouwmassa's
De nieuwe bouwvolumes zijn overwegend tussen de 3 en 10 lagen hoog. De hogere bouwvolumes zijn gelegen aan de Havendijk en vormen daarmee een kloek front aan de grote ruimte van het park en de haven. Bouwmassa's die dicht in de buurt van bestaande woningen liggen, zijn overwegend 3 tot 4 lagen hoog.
De genoemde woontoren heeft een maximale hoogte van 47 meter boven het parkeerdek.
Verkeer en parkeren
De Havenmeester is per auto bereikbaar vanaf Ringbaan Oost, maar in de toekomst vooral vanaf Ringbaan Zuid via de nieuwe gebiedsontsluitingsweg met bijbehorende brug. Vanaf de Havendijk wordt het verkeer via Gondelstraat naar de entree van een parkeergarage aan de Galjoenstraat geleid. De halfverdiepte parkeergarage ligt direct onder het complex en biedt plaats aan het parkeren voor bewoners en bezoekers.
Deze parkeervoorziening heeft met circa 375 plaatsen een grotere capaciteit dan volgens de vastgestelde normen (TVVP 2003) noodzakelijk is voor De Havenmeester. Daarmee is er ruimte voor de opvang van extra parkeerbehoefte. Te denken valt aan de opvang van bestaande parkeerdruk uit de omgeving van de havenkom en/of de (gedeeltelijke) opvang van de parkeerbehoefte door ontwikkelingen op Galjoenstraat Noord.
Naast de parkeercapaciteit in de garage voorziet de inrichting van de openbare ruimte rond het complex ook in de aanleg van een beperkt aantal bezoekersplaatsen (circa 47 stuks).
Openbaar gebied
De ontwikkeling van De Havenmeester noopt tot enkele aanpassingen van de openbare ruimte van Galjoenstraat en Gondelstraat. Dit om ondermeer parkeerplaatsen te realiseren. De openbare ruimte aan de zijde van de Piushaven wordt heringericht als onderdeel van het Havenpark, dat juist hier, op de hoek met de Lanciersstraat een robuuste maat krijgt. Als gevolg van de beoogde transformatie moeten enkele bomen gekapt worden. Er wordt voorzien in de compenserende aanplant van bomen. Het is volledig openbaar en vormt een schakel in een informele groene wandelroute tussen de Hoogvensestraat en de het Havenpark. De omsloten tuin heeft een privaat karakter.
Vertaling bouwenveloppe naar bestemmingsplan
Naar aanleiding van de financiele en economische crisis in de bouwsector staat de realisatie van het plan conform de bouwenveloppe behorende bij de verleende vrijstelling van het bestemmingsplan onder druk. Om te voorkomen dat het bouwplan niet gerealiseerd wordt, is de opname van de bouwenveloppe in het bestemmingsplan aangepast zodanig dat ook andere oplossingen onder gelijke condities mogelijk zijn. Die condities zijn als volgt:
Woningbouw
Het totaal aantal woningen voor de Havenmeester blijft gehandhaafd. Dit betekent fase A 28 woningen. Blijft over voor fase B 212 woningen. De mix van grondgebonden woningen en appartementen blijft gehandhaafd, maar de onderlinge verhouding kan beperkt verschillen. Er blijft sprake van een rijke differentiatie van prijs, woningtype, woonsferen en woon-werk combinaties. 20% sociaal segment blijft gelden.
Bouwmassa's
De bouwmassa's aan de Galjoenstraat blijven conform de enveloppe. De hoogte aan de Gondeltsraat wordt hoger. De hoogte aan de Havendijk wordt deels hoger en deels lager. De woontoren en het bijbehorend pocketpark blijven gehandhaafd. De toren wordt lager van 62 meter naar 47 meter en wordt meer in het bouwblok geschoven waardoor de afstand tot de Galjoenstraat groter wordt en het pocketpark ook groter kan worden.
Verkeer en parkeren
De vastgestelde normen uit TVVP blijven gehandhaafd maar door de veralgemening kan ook de parkeervoorziening gefaseerd worden en kunnen de toegangen ook gespreid zijn. Met name naar Galjoenstraat en Gondelstraat.
6.2.3 Galjoenstraat Noord
Algemeen
De locatie is een onderdeel van het transformatiegebied Piushaven Noordwest en ligt pal ten noorden van de ontwikkellocatie De Havenmeester. Het deelgebied wordt begrensd door de Galjoenstraat, Gondelstraat en de achterpercelen van de woningen aan de Hoogvensestraat en de Lanciersstraat. Een enkel woonperceel aan de Hoogvensestraat maakt ook deel uit van dit projectgebied.
Beoogde ontwikkeling
Omdat de planvorming zich nog in een pril stadium bevindt, is in dit bestemmingsplan het huidige bedrijfsmatige gebruik nog bestemd. Wel is hier een wijzigingsbevoegdheid aan toegevoegd. Dit betekent dat deze locatie kan transformeren naar een centrumstedelijk milieu, waarbij de woonfunctie centraal staat. Verder zijn er mogelijkheden voor de integratie van bestaande bedrijvigheid, vestiging van dienstverlening, werkruimten en ateliers.
Dit beoogde proces van transformatie zal projectmatig plaatsvinden, maar voltrekt zich in kleine stappen via een meer perceelsgewijze ontwikkeling. De integratie van de bestaande bedrijvigheid is daarbij voortdurend een complicerend onderdeel van het ontwikkelproces.
In stedenbouwkundige zin is het uitgangspunt dat het bouwblok van Hoogvensestraat, Gondelstraat, Galjoenstraat en Lanciersstraat door de nieuwe (woon)bebouwing voltooid wordt. Nieuwe bebouwing staat daarbij in min of meer rechte rooilijn direct aan de Gondelstraat en Galjoenstraat. Voorterreinen in de vorm van tuinen ontbreken. Op de overgang tussen openbaar en privé kunnen eventueel private stoepen worden toegepast die de entrees van de nieuwe panden markeren.
Echter, vanwege de maat van het bouwblok en de perceelsgewijze transformatie is het noodzakelijk om ook op de binnenterreinen nieuwe bebouwing te ontwikkelen. Het ruimtelijke uitgangspunt hierbij is dat er 'slagen' in de vorm van straatjes of woonhoven ontstaan die vanaf de Galjoenstraat ontsloten worden. Eén of meerdere van deze straten bieden ook doorkoppelingen voor langzaam verkeer naar de Hoogvensestraat. Op die manier ontstaan informele ruimtelijke verbindingen via het binnengebied naar buiten en wordt voorkomen dat er een opgesloten en geïsoleerd woonmilieu ontstaat. Eén van de te realiseren verbindingen heeft een bijzondere betekenis als onderdeel van een wandelroute vanuit Hoogvenne naar de haven. Deze route loopt vanaf het parkje nabij de school aan de Hoogvensestraat, via dit projectgebied en het pocketpark van de Havenmeester naar de Piushaven.
De hoogte van de nieuwbouw bestaat gemiddeld uit 3 a 4 bouwlagen. Nabij de achterpercelen van de Hoogvensestraat zal de hoogte van de nieuwbouw zich beperken tot 1 of 2 bouwlagen. In zeer beperkte mate kan in overleg met het Kwaliteitsteam een enkel hoogteaccent tot 5 bouwlagen toegestaan worden. Door dit regime van spelregels ten aanzien van bouwhoogten sluit de beoogde ontwikkeling goed aan bij de hoogtekarakteristieken van Hoogvenne.
Op basis van gemaakte afspraken (raamovereenkomst) kunnen maximaal 81 woningen in dit projectgebied gerealiseerd worden. Deze aantallen worden over de diverse betrokken eigendommen verdeeld naar rato de oppervlakte van de percelen.
De beoogde ontwikkeling moet voorzien in de eigen parkeerbehoefte volgens de normen van het gemeentelijke parkeerbeleid. In het openbare gebied van Galjoenstraat en Gondelstraat is geen of nauwelijks aanbod van parkeerplaatsen beschikbaar die meegeteld kunnen worden in het bereiken van een sluitende parkeerbalans. Vanwege het compacte hofachtige woonmilieu is het parkeren op straat of in de hoven niet gewenst. Dit betekent dat er binnen het projectgebied voorzien moet worden in de realisatie van parkeervoorzieningen.
6.2.4 Spinaker
Algemeen
De locatie is onderdeel van de transformatiegebieden aan de westelijke noordoever van de Piushaven. Het deelgebied wordt begrensd door de Gondelstraat, Havendijk, Prinsenhoeven en de achterpercelen van de Hoogvensestraat. Een smalle strook grond tussen Hoogvensestraat 8 en 10 maakt deel uit van het projectgebied.
Beoogde ontwikkeling
Omdat de planvorming zich nog in een pril stadium bevindt, is in dit bestemmingsplan het huidige bedrijfsmatige gebruik nog bestemd. Wel is hier een wijzigingsbevoegdheid aan toegevoegd. Dit betekent dat deze locatie kan transformeren naar een centrumstedelijk milieu, waarbij de woonfunctie centraal staat. Hierbij geldt bijzondere aandacht voor de realisatie van ambities op gebied van wonen, zorg en welzijn (servicewijken). Verder zijn er mogelijkheden voor vestiging van dienstverlening, kleinschalige bedrijvigheid en de realisatie van woonwerkcombinaties, ateliers en dergelijke.
Voor de noordzijde van de locatie moet bij transformatie uitgegaan worden van het maken van een gesloten bouwblok in combinatie met de bestaande bebouwing. De nieuwbouw heeft maximaal 3 bouwlagen en bestaat uit een mix van grondgebonden woningen en appartementen.
De zuidzijde van de locatie is geschikt voor het ontwikkelen van een meer hoogstedelijk bouwblok dat naar schaal en maat meer aansluit bij de ontwikkeling van De Havenmeester. De hoogte van de bebouwing bedraagt hier maximaal 8 lagen. Juist in de plint van dit blok kan worden ingezet op de ontwikkeling van de niet-woonfuncties.
Tussen het zuidelijke en noordelijke blok ligt, in het verlengde van de Galjoenstraat, een openbare ruimte die als een scharnier fungeert tussen de bebouwing van het kloeke nieuwe havenfront en de daarachter gelegen lagere bebouwing van de oude stad. Op de kop van deze structuurlijn staat mogelijk een hoogteaccent. De hoogte moet passen in de reeks van hoogteaccenten langs het water en heeft daarom een hoogte van maximaal 12 bouwlagen. Nabij dit hoogteaccent ontstaat ook de verbinding met het Havenpark dat hier op de hoek van Prinsenhoeven met Havendijk juist verbreedt.
Het noordelijk deel van de Gondelstraat kan iets versmald worden, terwijl voor het zuidelijke deel van de straat juist een verbreding als uitgangspunt gehanteerd wordt. Dit bredere deel van de Gondelstraat ontwikkelt zich als een parkeerhof. De inrichting moet voorzien in ruimte voor de aanplant van grote bomen. Het ruime en groene profiel van dit deel de Gondelstraat vormt als het ware vanuit Hoogvenne één van de entrees tot het Havenpark.
De parkeerbehoefte van bewoners en bezoekers moet opgelost worden binnen de ontwikkellocatie. Slechts een klein deel van de bezoekersplaatsen kan toegerekend worden aan de genoemde parkeerhof in de Gondelstraat. Vanwege de kwaliteit van de openbare ruimten zal een ondergrondse parkeervoorziening gerealiseerd moeten worden. De toegang tot deze garage is gesitueerd aan de Gondelstraat.
6.2.5 Aandachtsgebied
In de aandachtsgebieden vormt het huidige functionele gebruik en bijbehorende aanwezige bebouwing het uitgangspunt voor de bestemmingsregelingen. Voor dit noordwestelijke deel van het plangebied liggen de volgende basisprincipes aan het bestemmingsplan ten grondslag:
- De percelen aan de Hoogvensestraat krijgen een grondgebonden woonbestemming, evenals de percelen aan de oostzijde van de Lanciersstraat. De hoofbouwmassa's bestaan uit maximaal drie bouwlagen.
- Voor de bestaande woningbouw aan de Clercxstraat, Barkstraat en het westelijke deel van de Galjoenstraat geldt eveneens een grondgebonden woonbestemming. De toegestane bouwhoogte is afgeleid van maximaal 3 woonlagen.
- Hetzelfde geldt aan de oostzijde van dit deelgebied voor het cluster woningbouw aan de Sint Josephstraat, Ringbaan Oost en Hogendriesstraat: een woonbestemming met een maximale bouwhoogte van drie lagen.
- Aan de percelen langs de Prinsenhoeven is een bestemming 'Gemengde Doeleinden' toegekend. Binnen deze bestemming is voor dit oude lint een passende functiedifferentiatie mogelijk.
- De percelen aan de Piusstraat, de noordzijde van de Koopvaardijstraat en de Piushaven krijgen een bestemming 'Gemengde Doeleinden'. Dit sluit aan op de aanwezige functiedifferentiatie. Voor de gronden aan de Piusstraat zijn de gebruiksmogelijkheden breed door de bestemming Gemengd toe te kennen. Hier zijn naast bedrijvigheid en wonen ook kleinschalige voorzieningen toegelaten.
- Tussen de locatie Cementbouw en de Lanciersstraat geldt hetzelfde.
Binnen dit aandachtsgebied liggen 5 ontwikkellocaties.
St. Josephstraat 38
De eerste betreftde locatie St. Josephstraat 38 dat tot enkele jaren geleden circa 2 decennia lang is gebruikt door de studentenvereniging Plato. Het deelgebiedje heeft een markante stedenbouwkundige positie op de hoek van de St. Josephstraat en Prinsenhoeven. De locatie is een onderdeel van het beschermd stadsgezicht. In architectonisch opzicht valt het hoekgebouw op door de markante verschijningsvorm.
De nieuwe invulling gaat uit van een transformatie waarbij van het hoekgebouw de gevel en het dakfront behouden blijven. Een nieuw volume in drie bouwlagen ontwikkelt zich vanuit dit hoekpand oostwaarts, maar knikt iets naar het zuiden als stedenbouwkundige verwijzing naar het oude Kommerstraatje dat vroeger als zandpad naar Moerenburg liep. Het derde bouwdeel is een volume op gronden van de gemeente Tilburg van 4 bouwlagen aan de St. Josephstraat.
Het project krijgt een woonfunctie voor licht verstandelijk en/of fysiek gehandicapte bewoners en bevat 19 zorgwooneenheden en enkele bijbehorende gemeenschappelijke (woon)voorzieningen. Eindgebruiker van het project is de zorginstelling Amarant die in het pand eigen cliënten zal huisvesten. Voor dit projectgebied is reeds in 2008 een zogenaamde artikel 19 procedure gevoerd. De bebouwingsenveloppe uit die procedure is in dit bestemmingsplan overgenomen.
Gezondheidscentrum Prinsenhoeven 20.
De 2e ontwikkellocatie is het perceel Prinsenhoeven 20. Hiervoor is een planontwikkeld voor een gezondheidscentrum. Dit plan biedt ruimte voor de huisvesting van tandartsen, huisartsen, logopedisten, fysiotherapeuten, apotheker, en Thebe. Op dit perceel was Wilkin Sport gevestigd. Dit bedrijf is verhuisd naar het Stappegoorgebied.
Het gebouw bestaat uit een vierlaagse voorbouw (hoogte: 14,6 m) en een tweelaagse achterbouw (hoogte: 7,46m). De voorgevel is 2,5 m achteruit geplaatst om de hoogte van de voorbouw optimaal af te stemmen op het straatprofiel en de toegangsruimte. (circa 2400 m2 bvo)
Zowel links als rechts staat het gebouw los in de straat. Links bevindt zich de entree naar de parkeergarage op niveau -1. Rechts bevindt zich een tuinachtige strook die afstand laat tot de tuinmuren.
Vanaf de grond is de achterbouw aan de oost- en zuidzijde getrapt om de openheid van het achtergebied vanuit de private tuinen te optimaliseren
De bouw van een gezondheidscentrum aan de Prinsenhoeven past in het beleid ten aanzien van zorgservice zones (spreiding van deze voorzieningen in de buurten). Ligging aan de linten is vanwege bereikbaarheid van groot belang. Het centrum zal ook de levendigheid van de linten versterken.
Voor dit plan is in december 2009 een projectbesluit procedure gestart.
Vehorn
De derde ontwikkeling behelst de herontwikkeling van de percelen Piusstraat 2 tot en met 6. Een deel van de hier aanwezige opstallen is afgebrand. Er is een plan ontwikkeld waarbij het bestaande beeldbepalende pand Piushaven 2 blijft gehandhaafd en ten oosten hiervan een project wordt ontwikkeld met kantoren, commerciele ruimten, kinderdagverblijf en 22 appartementen. Het pand wordt 8 lagen hoog aansluitend aan het te handhaven pand en aflopend via 6 naar 3 lagen grenzend aan het pand Piushaven 1-01.
Parkeergarage Schoenerstraat
De vierde ontwikkeling is de locatie Schoenerstraat. Op dit moment is daar een binnenterrein met garageboxen gelegen. Op termijn wenst de gemeente op deze locatie een openbare parkeervoorziening te realiseren. De percelen hebben de bestemming Verkeer en Verblijf gekregen met de aanduiding parkeergarage. Op dit gebiedje aan de Schoenerstraat is samen met de percelen Piushaven 20 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Mocht de ontwikkeling van een parkeergelegenheid niet mogelijk blijken dan kan de woonbestemming op de woningen en het achtererf gelegd worden. Voor de bebouwing aan de Piushaven kan de maximaal toegelaten hoogte verhoogd worden.
Watergebonden restaurant
Er wordt naar gestreefd om naast de bestaande kappersboot een watergebonden restuarant te realiseren. Dit is een goede aanvulling op de verdere verlevendiging van het Piushavengebied.
6.3 Noordoever | Zuidflank Armhoef Met Gemeentewerf
6.3.1 De Werf
Algemeen
De locatie ligt aan de noordoever van de Piushaven, tussen Ringbaan Oost en het Wilhelminakanaal. Aan de noordzijde is de locatie begrensd door de achterpercelen van de woningen van de Oisterwijksebaan. In het uiterste oosten vormt het perceel van Rijkswaterstaat de begrenzing.
Als ontwikkelingslocatie is De Werf een transformatiegebied. Het bestaande bedrijfsmatige gebruik wordt beëindigd en de locatie ondergaat een herontwikkeling waarbij de woonfunctie domineert. De stedenbouwkundige opzet is te typeren als een voltooiing van de woonbuurt Armhoef. Door de ruimtelijke opzet van de nieuwe toevoeging krijgt Armhoef bovendien ook aan de zuidzijde contact met het water.
Naast woningbouw voorziet het plan in de aanleg van een robuuste groene openbare ruimte als onderdeel van het Havenpark.
Woningbouw
In de periode tot circa 2012 worden in totaal circa 99 woningen gebouwd. Het bouwplan bevat grondgebonden woningen en appartementen in zowel het huur- als koopsegment. Conform de afspraken valt 20% van het aanbod in het sociale segment.
De grondgebonden woningen zijn aaneengebouwd en hebben als een meanderend lint met een oriëntatie op de Piushaven. Deze nieuwbouw sluit direct aan op de percelen van de Oisterwijksebaan. De kenmerkende stedenbouwkundige typologie van Armhoef min of meer gesloten bouwblokken wordt hierdoor gecomplementeerd. De bouwhoogte varieert van 1 tot 3 bouwlagen; de bouwhoogte neemt af naarmate de woningen dichter bij de bestaande woningen aan de noordzijde van het gebied zijn gelegen. Binnen dit meanderende lint is sprake van een rijke differentiatie in woningtypen: variërend van klein tot groot en van patiowoning tot stadswoning.
De appartementen zijn vooral geconcentreerd in één gebouw van 12 bouwlagen. Dit vrijstaande gebouw staat op relatief grote afstand van bestaande woonbebouwing aan de oostzijde van de locatie, op een pleinachtige verbreding van het Havenpark. Het gebouwtype markeert (samen met de beoogde bebouwing van deelgebied Kanaalzicht) de stadsentree van Tilburg vanaf het water.
Overige functies
De transformatie voorziet verder in de herontwikkeling van een beeldbepalend entreegebouw van de voormalige gemeentewerf naast het perceel van Rijkswaterstaat. Voor dit gebouw wordt een commerciële invulling danwel een invulling in de vorm van maatschappelijke doeleinden beoogd. Ook in de plint van het appartementengebouw is ruimte voor een commerciële invulling.
Verkeer en parkeren
De Werf is per auto bereikbaar vanuit Armhoef via de Hendrik Zwaardecroonstraat. Voor het langzame verkeer zijn er verbindingen naar de stad via het Havenpad (parallel aan Ringbaan Oost) en via het Havenpark. De gemeente zet verder in op het realiseren van een nieuwe brug voor het langzame verkeer tussen Armhoef en / Kanaalzicht.
Het bouwplan voldoet aan de parkeernorm zoals gesteld in het gemeentelijke beleid (TVVP 2003). Het parkeren voor de bewoners wordt geheel gerealiseerd op eigen terrein: in achtertuinen, een collectieve hof en een parkeerkelder.
Voor bezoekers zijn verder circa 30 parkeerplaatsen opgenomen in de openbare ruimte.
Openbaar gebied
Tussen de bebouwing en het water ligt een robuuste openbare ruimte die zowel park als woonstraat is. De meandering van de bebouwing creëert enkele verbredingen in het openbare gebied. Het inrichtingsontwerp voorziet hier in de aanleg van enkele bijzondere verblijfsplekken: twee groene ruimten en twee kleine pleintjes.
Het bestaande speelterrein nabij Ringbaan Oost blijft gehandhaafd en is als pocketparkgeïntegreerd in de groenstructuur van het buurtje. Het zuidelijke deel van het perceel van Rijkswaterstaat wordt heringericht en krijgt een groen karakter. Dit gebied blijft in eigendom van Rijkswaterstaat, maar wordt wel openbaar toegankelijk. Het Havenpark loopt daarmee door tot aan het Wilhelminakanaal.
6.3.2 Aandachtsgebied
In het aandachtsgebied vormt het handhaven van het huidige functionele gebruik en bijbehorende aanwezige bebouwing het uitgangspunt voor de bestemmingsregelingen. Voor deze zuidflank van Armhoef liggen volgende basisprincipes aan het bestemmingsplan ten grondslag:
- De bestaande woonpercelen aan Ringbaan Oost, Oisterwijksebaan (zuidzijde) en de Hendrik Zwaardecroonstraat krijgen een woonbestemming. De toegestane bouwhoogte voor de hoofdbouwmassa's bedraagt maximaal 10 meter.
- Het noordelijke deel van het terrein van Rijkswaterstaat krijgt een bedrijfsbestemming. Zoals in de vorige paragraaf als is vermeld, zal het zuidelijke deel van het perceel een groenbestemming krijgen.
6.4 Zuidoever | Noord- En Oostflank Van Fatima
6.4.1 Wolstad
Algemeen
Dit transformatiegebied ligt aan de kop van het bouwblok dat gevormd wordt door de Jan van Rijzewijkstraat, Havendijk en Antoon van Rijenplein. Deze locatie van een voormalige wolververij ligt direct aan de haven, juist op het punt waar de nieuwe ontsluitingsweg met brug de haven zal kruisen.
Omdat de planvorming zich nog in een pril stadium bevindt, is in dit bestemmingsplan het huidige bedrijfsmatige gebruik nog bestemd. Wel is hier een wijzigingsbevoegdheid aan toegevoegd.
In overleg tussen Triborgh, de BNA en het projectbureau is in 2009 een ideeënprijsvraag gehouden voor de locatie Wolstad.
De context voor de opgave werd gevormd door:
- De hoekpositie bij de nieuwe gebiedsontsluitingsweg, de brug en het water.
- De hoekpositie van Fatima als een homogene volkswoningbouwwijk uit de jaren 50.
- De programmatische wensen van Triborgh.
De wedstrijd heeft drie laureaten opgeleverd. Het Kwaliteitsteam zal in nader overleg met de opdrachtgever (Triborgh) bepalen hoe verder met de ideeën van laureaten zal worden omgegaan.
Beoogde ontwikkeling
Op het schaalniveau van de wijk Fatima wordt de locatie beschouwd als sluitsteen van de wijk. Deze wijk kenmerkt zich in stedenbouwkundige en architectonische zin door de volkswoningbouw uit de jaren '50 en is homogeen qua structuur en architectuur. De planontwikkeling zal moeten inspelen op deze positie en karakteristiek.
Anderzijds zal, door de aanleg van het Havenpark en de realisatie van de nieuwe ontsluitingsweg met brug, de context van deze ontwikkellocatie grondig veranderen. Als gevolg van deze structuurverbeteringen krijgt de locatie Wolstad een prominente positie in het havengebied. De planontwikkeling zal daarom ook een bijdrage moeten leveren aan de versterking van de kwaliteit van de wand van de Havendijk als waterfront en moeten inspelen op de hoeksituatie met de nieuwe brug.
Binnen bovenstaande condities kan de locatie transformeren naar een centrumstedelijk milieu, waarbij de woonfunctie centraal staat. Een combinatie met een commerciële ruimte in de plint is mogelijk en gewenst. Een hard omlijnd programma en bebouwingseisen zijn niet gegeven, maar als indicatie kan het volgende worden aangehouden:
- Appartementen en/of grondgebonden woningen met een totaal gebruiksoppervlak van 2750 m2 tot 3000 m2;
- Commerciële ruimte met een oppervlak van 150 m2 – 200 m2.
De uiteindelijke omvang van het programma wordt mede bepaald door de geldende parkeernormen. De parkeerbehoefte moet opgelost worden op eigen terrein.
6.4.2 Aandachtsgebied
In de aandachtsgebieden vormt het huidige functionele gebruik en bijbehorende aanwezige bebouwing het uitgangspunt voor de bestemmingsregelingen. Voor het betreffende deel van de wijk Fatima liggen de volgende basisprincipes aan het bestemmingsplan ten grondslag:
- De noord- en oostflank krijgen een woonbestemming. Eventueel aanwezige andere functies worden op perceelsniveau vastgelegd.
- In het noordwesten, in de omgeving van de Piusstraat en de Gildebroedersstraat, krijgt een deel van de bebouwing vanwege de ruimtelijke en functionele karakteristiek een bestemming Gemengde Doeleinden.
6.5 Zuidoever | Fabriekskwartier
6.5.1 Gebiedsontsluitingsweg
Algemeen
Tussen de Ringbaan Zuid en de Havendijk Noord is een nieuwe ontsluitingsweg gepland. De geplande weg ligt naast en parallel aan de Jan van Rijzewijkstraat. Via een nieuw aan te leggen brug komt de verbinding met de noordoever van de Piushaven tot stand.
Deze nieuwe weg is nodig voor de verbetering van de ontsluiting en bereikbaarheid van het gehele Piushavengebied. Door de aanleg van deze gebiedsontsluitingsweg vervalt de bestaande hoofdontsluiting naar het centrum via de St. Josephstraat / Prinsenhoeven langs de Piushaven. Hierdoor ontstaat ruimte voor nieuwe ontwikkelingen in het noordelijke deel van het plangebied. Aanvullende maatregelen zorgen voor minder verkeersdruk in ondermeer de St. Josephstraat, Prinsenhoeven en Koopvaardijstraat.
De nieuwe brug is tevens een waardevolle extra schakel voor het langzame verkeer in het netwerk van routes door het plangebied en in de koppeling van routes binnen het Havenpark.
Beoogde inpassing
De gebiedsontsluitingsweg wordt opgevat als een parklaan die landschappelijk de verbinding maakt tussen de Piushaven en het Leijpark. De ruimte voor de parklaan tussen het woongebied en het Fabriekskwartier wordt ingericht voor auto-, fiets- en voetgangersverkeer en voor de realisatie van een bredere groene buffer die het gemoedelijke karakter van het bestaande woongebied ondersteunt.
Om ruimte te maken voor de aanleg van de gebiedsontsluitingsweg zijn de zogenaamde Maycrete-woningen gesloopt. Het nieuwe tracé wordt dus ingepast tussen de bestaande, waardevolle bomenrij aan de oostzijde van de Jan van Rijzewijkstraat en de westelijke rooilijn van de ververij van de voormalige AaBe fabriek.
De weg wordt, conform de principes van 'duurzaam veilig' uitgevoerd als een 50 km/u weg met stil asfalt. Fietsers en voetgangers kunnen gebruik maken van de bestaande Jan van Rijzewijkstraat.
Met de aanleg van de nieuwe weg kan tevens voorzien worden in de realisatie van een nieuwe hoofdentree van het huidige en toekomstige winkelcomplex in de AaBe fabriek.
Voor de nieuwe brug is een ontwerp van de heer John Körmeling gekozen. De brug lijkt op een havenhijskraan, een verwijzing naar het oude karakter van de Piushaven. De zilver aluminium uitvoering sluit aan bij de moderne tijd. Doordat het ontwerp ‘open’ is, ontstaat zowel in geopende als gesloten toestand goed zicht op de passerende schepen.
De brug vormt de overgang tussen de 50 km/u weg en de 30 km/u zone aan de noordzijde. De maximumsnelheid op de brug is dus ook 30 km/u.
6.5.2 Fabriekskwartier Noord / Lourdesplein
Algemeen
Dit transformatiegebied ligt tussen de Piushaven en de Fatimastraat. Aan de westzijde is de locatie begrensd door de nieuwe gebiedontsluitingsweg en aan de oostzijde door de Ringbaan Oost. De percelen aan de oude lint van de Hoevenseweg behoren niet tot het transformatiegebied.
Omdat de planvorming zich nog in een pril stadium bevindt, is in dit bestemmingsplan het huidige gebruik nog bestemd. Wel is hier een wijzigingsbevoegdheid aan toegevoegd.
Beoogde ontwikkeling
De locatie kan transformeren naar een gevarieerd centrumstedelijk milieu met een grote mix van woon-, werk- en leisureprogramma's. De te volgen stedenbouwkundige benadering zal ook moeten bijdragen aan het ontwikkelen van ruimtelijke relaties tussen de Piushaven en (de hoven van) het monumentale AaBé-complex.
De inzet is om een stedelijk milieu te realiseren dat gekenmerkt wordt door contrasten in bebouwing en bouwhoogten, een rijke differentiatie in woning- cq gebouwtypes en een combinatie van stedelijke en parkachtige sferen. Het is denkbaar dat één of meerdere gebouwen gehandhaafd blijven en een nieuwe bestemming krijgen. Behoud geldt in ieder geval voor de klokkentoren en de ijzergieterij op de deellocatie Lourdesplein.
Vanwege de geluidbelasting van de hoger gelegen Ringbaan Oost op de locatie verdient het de voorkeur om een forsere gesloten wand pal langs deze stedelijke weg te realiseren, om daarachter een geluidluwe omgeving te creëren.
De parkeerbehoefte van bewoners en bezoekers moet opgelost worden binnen de ontwikkellocaties. De parkeervoorziening dient met de beoogde kwaliteit van de openbare ruimte te worden gerealiseerd. Het is denkbaar dat dit in de vorm van ondergrondse parkeerplaatsen plaats vindt. De bestaande straten rond het gebied bieden in de toekomst geen of zeer beperkt ruimte voor het parkeren van auto's.
Afgesproken is dat de supermarkt op het Lourdesplein verplaatst wordt naar het AaBé – complex (zie ook volgende paragraaf).
6.5.3 AaBe complex
Algemeen
Deze voormalige textielfabriek ligt centraal in het Fabriekskwartier ten zuiden van de Fatimastraat, tussen de Hoevenseweg en de Jan van Rijzewijkstraat. Dit fabriekscomplex is in de periode tussen 1930 en 1966 in verschillende fases gerealiseerd. Uitsluitend de van voor de Tweede Wereldoorlog daterende onderdelen zijn daarbij als beschermd aangemerkt. Een ververij uit 1954 en een bedrijfshal uit 1961 hebben weliswaar cultuurhistorische waarde maar zijn niet formeel beschermd.
Onderdelen van het complex en terreinen geven een vervallen, sleetse indruk. Veroudering, leegstand, achterstallig onderhoud en wisselend gebruik hebben de afgelopen decennia hun tol geëist.
Delen van de AaBe fabriek zijn momenteel in gebruik door detailhandelsbedrijven in volumineuze goederen. Deze bedrijven zijn bereikbaar vanaf de Hoevenseweg en de koopboulevard Leyparc.
Beoogde ontwikkeling
Voor de AaBe fabriek wordt ingezet op een herontwikkeling tot een winkelcentrum dat een volwaardig deel uit gaat maken van de koopboulevard Leyparc.
Het schetsontwerp van eind 2008 voorziet in een combinatie van gedeeltelijke sloop en nieuwbouw plus renovatie en reconstructie van de monumentale onderdelen van het complex. Ook de beeldbepalende schoorsteen blijft behouden.
De planvorming voorziet in een goede bereikbaarheid van het complex middels een nieuwe hoofdentree direct vanaf de nieuwe gebiedsontsluitingsweg.
Het totale programma van circa 37.500 m² bevat voor ongeveer 20.500 m² winkels op het gebied van wonen en 12.000 m² op het gebied van vrije tijd. Daarnaast is er nog voor 5000 m² ruimte van de ontwikkeling van een boodschappencentrum (oa. supermarkt). Tevens is er ruimte voor de vestiging van horeca.
De herontwikkeling voorziet verder in de aanleg van circa 1000 parkeerplaatsen. Ruim 75% daarvan bevindt zich in een halverdiepte parking onder het complex. De overige plaatsen worden gerealiseerd in een tweetal binnenhoven en in de zone langs de zuidzijde van het complex.
Voor expeditieverkeer zijn er laad- en losplaatsen voorzien in de buitenruimte pal langs de zuid-, west-, en noorgevels van het complex.
De ruimtelijke hoofdopzet is als volgt: Centraal door het complex loopt van oost naar west een binnenstraat die de verschillende winkelclusters verbindt. Vanuit deze overdekte straat zijn er ook toegangen naar de halfverdiepte parking.
De westelijke en oostelijke flank van de huidige bebouwing worden gesloopt en vervangen door nieuwbouw. De beeldbepalende ververij aan westzijde wordt daarbij in dezelfde stijl herbouwd.
Aan de zuidzijde is in het huidige hallencomplex ruimte voorzien voor de realisatie van twee winkelhoven. In deze hoven wordt geparkeerd. Tevens is er vanuit iedere hof toegang tot de omringende winkels en de centrale binnenstraat.
Ook aan de noordzijde liggen twee, al bestaande, hoven. Hier staat de verblijfsfunctie centraal. De hof aan de noordoostzijde wordt verkleind door de geplande nieuwbouw van de 'directievleugel'. De hof aan de noordwestzijde heeft nagenoeg dezelfde omvang als in de bestaande situatie en kan zich ontwikkelen tot een buitenruimte (terrastuin) voor de geplande horecavoorziening. Beide groene hoven zijn voor voetgangers toegankelijk vanaf de Fatimastraat. Buiten de openingstijden van het winkelcentrum zijn deze toegangen afgesloten.
In oostelijke deel van het complex is het boodschappencentrum voorzien. Vanaf de Fatimastraat en de Hoevenseweg zijn voor deze cluster daarom ook voetgangersentrees met bijbehorende stallingvoorzieningen voor fietsers gepland.
Aan de oostzijde blijft de groene voorruimte aan de Hoevenseweg gehandhaafd. Wel is voor dit gebied een herinrichting voorzien.
6.5.4 Aandachtsgebied
In de aandachtsgebieden vormt het huidige functionele gebruik en bijbehorende aanwezige bebouwing het uitgangspunt voor de bestemmingsregelingen. Voor het Fabriekskwartier liggen de volgende basisprincipes aan het bestemmingsplan ten grondslag:
- De percelen tussen de Ringbaan Oost, Fatimastraat, Hoevenseweg en Ringbaan Zuid krijgen een grondgebonden woonbestemming. Voor hoofdbouwmassa's is een hoogte toegestaan tot maximaal 10 meter. Binnen dit 'bouwblok', is aan enkele percelen aan de St. Bernadettestraat een bedrijfsbestemming toegekend, waar door het daar aanwezige gebruik voortgezet kan worden.
- Aan de percelen langs het noordelijke deel van de Hoevenseweg is een bestemming 'Gemengde Doeleinden' toegekend. Binnen deze bestemming is voor dit oude lint een passende functiedifferentiatie mogelijk. Voor hoofdbouwmassa's is een hoogte toegestaan tot maximaal 11 meter.
- Voor de koopboulevard Leyparc is de huidige situatie vertaald in de bestemmingsplanregeling. De regeling biedt minimaal dezelfde mogelijkheden als die van het vigerende bestemmingsplan voor dit gebied. Mede vanwege de herontwikkeling van het AaBe complex en de realisatie van de geplande gebiedsontsluitingsweg zal de koopboulevard niet alleen meer een hoofdoriëntatie en -presentatie op de Ringbaan Zuid hebben. Dit vraagt om aandacht voor het gebruik en de inrichtingskwaliteit van buitenruimten. Na realisatie van de gebiedontsluitingsweg zal de huidige op en afrit tot het gebied vanaf Ringbaan Zuid gewijzigd worden in een oprit.
- De draaibrug, het bijbehorende brugwachtershuisje, de villa van het projectbureau en het rijtje van de 4 woningen daarnaast moeten vanwege hun beeldbepalende waarde behouden blijven.
6.6 Zuidoever | Jeruzalem Met Kanaalzicht
6.6.1 Kanaalzicht
Algemeen
De locatie Kanaalzicht is een groot aaneengesloten transformatiegebied dat tussen de huidige woonbuurt Jeruzalem en het Wilhelminakanaal ligt. In het noorden is de locatie begrensd door de Piushaven en in het zuiden door de Meierijbaan.
Op het moment van het opstellen van dit bestemmingsplan is de stedenbouwkundige planvorming voor de locatie nog volop in ontwikkeling. De contouren van het definitieve programma en het stedenbouwkundige ontwerp beginnen zichtbaar te worden. Echter, de planvorming is onvoldoende uitgekristalliseerd om de nieuwe situatie al gedetailleerd in dit bestemmingsplan op te nemen. Daarom is gekozen voor een wijzigingsbevoegdheid. Dit bestemmingsplan presenteert de kaders waarbinnen de wijziging naar een woonbestemming moet plaatsvinden.
Beoogde ontwikkeling
Volkshuisvestelijk
Voor de locatie Kanaalzicht wordt ingestoken op transformatie naar centrum-stedelijke woonmilieus. De relatie met buitengebied en water en de directe ligging aan het (toekomstige) groenstedelijke woonmilieu van Jeruzalem vraagt echter om een bijzondere benadering van deze woonmilieuopgave. Een goede wederzijdse, fysieke en sociale aansluiting, met name in het grensgebied met Jeruzalem, moet leiden tot samenhangende en complementaire woongebieden.
De ligging van Kanaalzicht direct aan het Tilburgse buitengebied in combinatie met een relatief korte afstand tot het centrum van de stad maakt de locatie zeer geschikt voor doelgroepen als welgestelde senioren en moderne jonge gezinnen. Zij wonen graag in een stedelijke woonomgeving met de voorzieningen en activiteiten van de binnenstad binnen handbereik maar hechten ook veel waarde aan aspecten als rust, beschutting/bescherming, ruimte en recreatieve mogelijkheden. Kanaalzicht kan deze combinatie van woonkwaliteiten bieden als de grote potentie op het gebied van groen en water optimaal wordt benut.
Om de gewenste dichtheid te realiseren en optimaal gebruik te maken van de zichtwaarde van het buitengebied, is het bouwen van appartementen in meerdere lagen gepast. Gezien de grote behoefte aan geschikte woningen voor ouderen is het gewenst alle appartementen levensloopbestendig uit te voeren. Naast appartementen zal een deel van het woonprogramma gezocht moeten worden in de grondgebonden sfeer. Te denken valt aan royale grondgebonden stadswoningen met tuin. Zeker aan de westelijke rand van de locatie (Twentestraat) is dit gewenst zodat de relatie met en de overgang naar de grondgebonden woonbebouwing van Jeruzalem op een goede manier vorm wordt gegeven. De relatie met het groenstedelijke woonmilieu van Jeruzalem zal verder bestaan uit een aaneenschakeling van groen en water en via de centrale ontsluiting Casper Houbenstraat.
Conform de raamovereenkomst zal 20% van de woningen gerealiseerd worden in de sociale (huur en/of koop)sector. Dit sociale woningaanbod sluit ook aan op de behoefte- aan wooncarrière- vanuit het aanpalende Jeruzalem. In die zin wordt met name gedacht aan huurappartementenen voor senioren en betaalbare koop voor jonge starters.
Stedenbouwkundig
Kanaalzicht wordt ontwikkeld als woongebied. Afgezien van een eventuele bescheiden horecavoorziening op een bijzondere plek aan het water en de mogelijkheid om een maatschappelijke en / of culturele voorziening te realiseren, zal de bebouwing verder alleen bestaan uit woningen. Het bouwprogramma is een mix van grondgebonden woningen en appartementen in een hopgere dichtheid. Binnen deze twee woontypologieën moet gestreefd worden naar een rijke (prijs)differentiatie.
De stedenbouwkundige opzet zal aan de volgende voorwaarden moeten voldoen:
- In de zone langs de Twentestraat worden overwegend grondgebonden woningen gerealiseerd in drie bouwlagen, mogelijk op halfverdiept parkeerdek.
- In de zone langs het Wilhelminakanaal worden appartementengebouwen gerealiseerd. Dit kan zowel in een patroon van (half)gesloten bouwblokken en/of in de vorm van vrijstaande complexen. De basishoogte van de appartementencomplexen is 4 of 8 bouwlagen, maar pal aan het water zijn hoogteaccenten toelaatbaar. Het gaat daarbij om een mogelijke accent in het verlengde van de Casper Houbenstraat en een accent nabij de Meierijbaan. Deze hoogteaccenten hebben een hoogte van maximaal circa 60 meter.
- De compositie van de bebouwing is zodanig dat er een weefsel ontstaat met een fijnmazig stelsel van (informele) openbare wandelroutes. Het bebouwingspatroon kent echter een van noord naar zuid 'drieslag' die is afgeleid uit de ruimtelijke opzet van het stratenpatroon in Jeruzalem. De volgende stedenbouwkundige geledingen zijn daarom in de hoofdopzet herkenbaar: een sectie tussen de Piushaven en Casper Houbenstraat, een sectie tussen Casper Houbenstraat en Maaslandstraat en tot slot een sectie tussen Maaslandstraat en Meierijbaan. Daarbij is de geleding die door het verlengde van de Casper Houbenstraat gevormd markant en herkenbaar door de breedte van het profiel, de ondersteuning met het torenaccent en de beëindiging van een bijzondere verblijfsplek aan het water met een oriëntatie op Moerenburg.
- Aan de noordzijde heeft de bebouwing voldoende afstand tot het water van de Piushaven om de continuïteit van het havenpark te garanderen. De huidige noordelijke perceelsgrens van het bedrijfskavel vormt daarom de uiterste bebouwingsgrens voor de beoogde woningbouw.
- Aan de zuidzijde, tussen de Meierijbaan en het verlengde van de Maaslandstraat, ontstaat een openbare groene plek (pocketpark) aan het water met een betekenis als schakelpunt in de recreatieve routes vanuit en naar het buitengebied. In dit pocketpark staan één of twee los geplaatste appartementengebouwen.
- Tussen dit pocketpark en de Piushaven wordt het Wilhelminakanaal verbreed om een bijzondere kwaliteit aan dit compacte nieuwe woonmilieu en de rest van Jeruzalem toe te voegen. Hoewel de bebouwing pal aan de nieuwe kanaaloever kan staan, zal voorzien moeten worden in een de aanleg van een openbare wandelroute tussen het Havenpark en het genoemde pocketpark bij de Meierijbaan.
- De verbreding van het kanaal dient niet alleen een ruimtelijk doel, maar ook een ecologisch doel. De nieuwe inrichting moet betere condities voor behoud en ontwikkeling van natuurwaarden genereren. Dit ondermeer door een variatie in diepte van waterbodems en flauwere taluds. Plaatselijk is een meer stenige inrichting voor een bijzonder openbare plek (met een kades en steigertjes) toegestaan. De stedenbouwkundige opzet en inrichting van deze zone langs het Wilhelminakanaal dient de huidige vaargeul en de daarbij behorende vrije zichthoek tussen de brug van de Meierijbaan en de aanhaking met de Piushaven te respecteren.
- Binnen de geldende parkeernormen dient het bewonersparkeren binnen de lokatie plaats te vinden. Het bezoekersparkeren mag geheel of gedeeltelijk plaatsvinden in de openbare ruimte van de Twentestraat. Hier bestaat echter een nauwe ruimtelijke en planningstechnische samenhang met de beoogde herontwikkeling van de bestaande flat- en rijwoningen aan deze straat, waarbij ondermeer door een ingrijpende herinrichting van het publieke domein de Twentestraat omgevormd wordt tot een groene parkeerhof.
6.6.2 Casper Houbenstraat / Twentestraat / Meijerijbaan eo.
Algemeen
Voor de flatwoningen aan de Casper Houbenstraat en Twentestraat en de rijwoningen aan beide straten wordt een herontwikkeling overwogen. Dit in samenhang met een herinrichting van het aanliggende openbare gebied. Voor de zuidflank van Jeruzalem, het gebied tussen Schielandstraat en de Meierijbaan, is mede door de barrière van het talud een achterkant en rafelrand van de buurt. Ook hier zijn kwaliteitsverbeteringen gewenst.
De planvorming voor deze zones bevindt zich in een oriënterend stadium. In het bestemmingsplan is daarom nog het huidige gebruik bestemd, maar is wel een wijzigingsbevoegdheid aangebracht. De eventuele ontwikkelingen zullen waarschijnlijk gefaseerd tot stand komen.
Beoogde ontwikkeling
Jeruzalem dient zich van een buiten-centrum woonmilieu te transformeren naar een groen-stedelijk woonmilieu. Een dergelijk woonmilieu kenmerkt zich door wonen in lage dichtheden met veel groen, beperkte stapeling, lage dynamiek en gescheiden functies. Met name via kwaliteitsverbetering van woningen en woonomgeving (creëren ruimte, versterken/uitbreiden groen en verbeteren relatie water Piushaven) alsmede via enige mate van verdunning kan deze transformatie in Jeruzalem worden gerealiseerd.
Voorts is het wenselijk in Jeruzalem meer differentiatie aan te brengen in het woningaanbod en de mogelijkheden tot wooncarrière voor de buurtbewoners te vergroten. Dit is mogelijk door ingrepen in de woningvoorraad zoals verkoop van huurwoningen, sloop en vervangende nieuwbouw. Uitbreiding dient met name gericht te worden op woningen voor ouderen en zorgbehoevenden en koop, ruime en kwalitatief hoogwaardige woningen. Ter bevordering van de wooncarrière is het wenselijk dat deze woningen ten opzichte van de bestaande voorraad een stap hoger in prijs zijn. Ingrepen in de betaalbare woningvoorraad dienen gefaseerd plaats te vinden en er dient dan ook rekening te worden gehouden met reeds geprogrammeerde onttrekkingen elders in de stad.
Het is om die reden dat een aanzienlijk deel van het bestaande woningbezit gehandhaafd moet blijven. Een flinke onderhoudsbeurt is voor deze woningen gaande waarbij met name ook aandacht wordt besteed aan de uitstraling van de woningen.
De mate van problematiek maakt het wenselijk ingrepen in de woningvoorraad met name plaats te laten vinden in het noordelijke deel van Jeruzalem. Daarmee kan ook beter aangesloten worden op de plannen voor (het oostelijke deel van) de Piushaven. De strategie voor het zuidelijke deel is dan ook hoofdzakelijk gericht op behoud en verbetering.
Stedenbouwkundig
De Casper Houbenstraat behoudt haar rol als centrale groene ruimte en hoofdentree tot de wijk. Aan de oostzijde kan door sloop en herontwikkeling van woningen het brede profiel doorgezet worden tot aan de nieuwe bebouwing van Kanaalzicht. Herinrichting van de openbare ruimte moet resulteren in een robuuste laan die tevens ruimte biedt voor aanleg van speelvoorzieningen. Voor het noordelijk deel van de Twentestraat wordt ingezet op een verbreding van het profiel door herontwikkeling van aanliggende woningen. De openbare ruimte van de Twentestraat wordt omgevormd tot een groene 'parkeerhof'. De parkeerhof dient ruimte te bieden aan het bezoekersparkeren van Kanaalzicht en fase 2 en 3 van Jeruzalem. De noordelijke kop van deze groene parkeerhof raakt aan het Havenpark. Dit stedenbouwkundige 'moment' is uitermate geschikt voor een nieuwe oeververbinding voor langzaam verkeer tussen Jeruzalem en het deelgebied De Werf.
De herontwikkeling van de woningen aan de Twentestraat en Casper Houbenstraat (fase 2 en 3) richt zich op voornamelijk grondgebonden woningen in 3 bouwlagen. Vanwege de bebouwingskarakteristiek van Jeruzalem en de aanliggende brede openbare ruimten, is het realiseren van heldere min of meer aaneengesloten gevelwanden per straatsectie gewenst.
Voor de Meierijbaan eo is voor de toekomst een de volgende ontwikkeling denkbaar:
- Het talud met restanten van de oude uitvalsweg inclusief brugdek worden opgeruimd en maken plaats voor een hoogwaardige parkzone met daarin een vervangende fietsroute (met brug).
- Langs één van de randen van deze parkzone komt een tweede hoofdontsluiting van Jeruzalem te liggen. Het exacte verloop van het tracé is punt van nadere studie, maar de ontsluiting zorgt voor een koppeling van de Twentestraat met het kruispunt aan de Kempenbaan ter hoogte van Cenakel.
- Ter plaatse van de Schielandstraat kan een beperkte ontwikkeling met grondgebonden woningen plaatsvinden die georiënteerd zijn op het 'Meierijpark'.
6.6.3 Aandachtsgebied
In de rest van Jeruzalem geldt het huidige ruimtelijke opzet en het functionele gebruik het uitgangspunt voor de bestemmingsregelingen. Het karakter van de wijk, met zijn tuindorpachtige sfeer, wordt daarmee geconsolideerd.
Vanaf 2008 is door de betrokken woningstichting een ingrijpende renovatie opgestart voor grote delen van de sociale huurwoningen.
In verband met de aanleg van het Havenpark is aan de verkeers- en verblijfsbestemming van de Havendijk een wijzigingsbevoegdheid toegevoegd. Daarmee wordt het mogelijk de straat als doorgaande autoroute op te heffen en her in te richten als parkgebied.
Hoofdstuk 7 Cultuurhistorische Paragraaf En Welstand
7.1 Inleiding
In het jaar 2001 zijn in opdracht van de gemeente Tilburg twee waarderende onderzoeken uitgevoerd: een Standaard Archeologische Inventarisatie (SAI) en een Cultuurhistorische Verkenning (CV). Uit deze onderzoeken blijkt het volgende.
Historisch gebruik en invulling.
Het Piushavengebied is grotendeels gelegen op een dekzandrug in de nabijheid van het stroomgebied van de Nieuwe Leij, al dan niet met een oud landbouwdek. Daarnaast komt ook de aan de Korvelse Waterloop gerelateerde beekdalglooiing voor. De Korvelse Waterloop verdween uit het plangebied bij de aanleg van de Piushaven tussen 1921 en 1923.
In de late middeleeuwen waren in het plangebied de kleine gehuchten Hogendries en Hoeven gelegen. De rest van het gebied was zo goed als onbewoond. In het noordelijk deel bevond zich de gemeenschappelijke heide (gemeijnt) met enkele leemputten.
Rond 1840 is het gebied vrijwel geheel in gebruik als akkerland en mogelijk deels als grasland. Dit gebruik gaat mogelijk zelfs terug tot de prehistorie maar in ieder geval tot de middeleeuwen. Slechts een klein deel aan de oostzijde van het plangebied behoorde tot de bebouwde stadskern. Sinds de middeleeuwen was langs de oude linten al enige bebouwing te vinden, met name langs de Oude Beekse Dijk (Lanciersstraat-Kruisvaardersstraat), langs de huidige Prinsenhoeven (het gehucht Hogendries) en langs de Hoevenseweg (het gehucht Hoeven). Achter de bebouwing bevonden zich tot aan het begin van de twintigste eeuw weiden en akkers.
Na de aanleg van de haven (1921-1923) vestigden zich in hoog tempo bedrijven in het plangebied. De belangrijkste hiervan was de AaBe-fabriek die een groot terrein in beslag nam en in verschillende fases vanaf 1930 is opgericht. Tussen 1930 en 1950 werden grote delen van het plangebied volgebouwd met woningen.
7.2 Historische Geografie En Ontwikkeling
7.3 Cultuurhistorisch Waardevolle Objecten En Structuren
7.3.1 Inleiding
Een groot deel van het gebied is vervat in het uit 1917 daterende “Algemeen Uitbreidingsplan der gemeente Tilburg” dat werd opgesteld door J.H.E. Rückert. Het kanaal en de haven waren toen alvoorzien. Het 'uitbreidingsplan' is nog in hoge mate gezichtsbepalend voor grote delen van het plangebied. Hiervan is met name de planning en aanleg van het ringbanenstelsel van belang. Verder plande Rückert op basis van de bestaande straten de aanleg van twee nieuwe, tuindorpachtige buurten tussen de Ringbaan Oost en het nieuw te graven kanaal (Armhoef en Jeruzalem). Tussentijds, in 1921 en 1937 is het plan enigszins gewijzigd voor wat betreft deeloplossingen voor het stratennet. In het plan van 1937 werd de Ringbaan Oost doorgetrokken om aan te sluiten op de Ringbaan Zuid.
Kenmerkend voor de stedenbouwkundige structuur van de rond het verbindingskanaal geprojecteerde woonwijken is dat ze door Rückert nauwelijks op het kanaal en de haven georiënteerd zijn. De wijken zijn eerder op zichzelf gericht. De meeste straten in het plangebied krijgen pas vorm in de eerste 10 jaren na de Tweede Wereldoorlog. De bebouwing langs de kanaaloevers verrijst in hoog tempo vanaf ongeveer 1920 en is voornamelijk bedrijfsmatig en industrieel van karakter.
Het 'uitbreidingsplan' wordt, mede op grond van bijgestelde demografische verwachtingen, in 1940 gevolgd door “Het Plan in Hoofdzaken” waarin onder meer de ruimtelijke relatie met het provinciale streekplan West- en Midden Brabant wordt vastgelegd.
Om het woningtekort aan te pakken verrijst de wijk Jeruzalem in twee bouwfases in 1949 en 1952. De woningen worden opgebouwd volgens het prefabsysteem Airey.
In 1975 wordt het structuurplan Oude Stad vastgesteld. Op basis van doelstellingen als: herkenbaarheid en aantrekkelijkheid ging men uit van de historische opbouw en de daaraan verbonden identiteit van de stad.
Een belangrijke ingreep in de ruimtelijke structuur was het dempen van het zuidelijke bassin van de haven in 1983 ten behoeve van woningbouw.
7.3.2 Objecten
Beschermde historische bebouwing.
In het plangebied bevinden zich twee van rijkswege beschermde monumenten:
- Piushaven 1/1-01/1-02/1-03, Lanciersstraat 73-75. Een in 1935 naar ontwerp van de architect Jos Schijvens voor de firma A.C. van Loon en Zn. Coöperatieve Meelfabriek gebouwd bedrijfsgebouw met kantoor en woonhuizen.
- Hoevenseweg 57/Fatimastraat, voormalige AaBe-fabriek, een vanaf 1930 in fasen opgetrokken, zeer uitgestrekt, conglomeraat van bedrijfsgebouwen, bestaande uit productiehallen met sheddaken en een gedeeltelijk onderkelderde fabrieksstraat, een ketelhuis en een schoorsteen. De ontwerper was de Belgische architect Georges Forest. Rijksmonumentaal zijn de vooroorlogse bouwwerken, bestaande uit twee grootschalige productiehallen, de tussenliggende fabrieksstraat, de schoorsteen en het ketelhuis.
In het plangebied bevindt zich één beschermd gemeentelijk monument.
- Hoevenseweg 72, een uit 1905 daterende langgevelboerderij.
Overige waardevolle bebouwing.
- Piushaven, nrs. 1-04 (bedrijfspand ca. 1940), 4 (bedrijfsruimte ca. 1930), 5-6 (woonhuis/ bedrijfspand uit 1940), 22 (café Havenzicht 1923).
- Lourdesplein, Jumbo, klokkentoren
- Oisterwijksebaan 158-160-162, boerderij, ca. 1900.
- Hendrik Zwaardecroonstraat 3/3A (portiersloge ca. 1930)
- Twee trafohuisjes aan de noord- en zuidzijde van de havenkop.
- Piushaven 20: een voormalige regenkledingfabriek uit 1933 naar ontwerp van Jos Donders.
7.3.3 Structuren
Cultuurhistorisch waardevolle structuren.
De volgende elementen kunnen als cultuurhistorisch waardevol worden aangemerkt.
- Oude Linten, Hoevenseweg, Oisterwijksebaan. In oorsprong middeleeuwse structuren met samenhangende bebouwingsgroepen (bijvoorbeeld de wevershuisjes Hoevenseweg 6-12, woonhuizen Oisterwijksebaan ca. 1935).
- Bebouwing rond de draaibrug (pastorie, brugwachtershuis, brug, Jumbo (voormalige ijzergieterij uit 1900 en tussen 1921 en 1965 in gebruik als kerk) ), architectonisch ensemble uit de tijd van de aanleg van de haven.
- AaBe-fabriek, vanaf 1930 in verschillende fasen in blokvormige bouwvolumes opgetrokken fabriekscomplex.
- Maycrete-woningen, groep van 24 na-oorlogse noodwoningen aan de Ringbaan Zuid en de Jan van Rijzewijkstraat.
- Jeruzalem, samenhangend stedenbouwkundig plan met een dito architectonische invulling uit 1949 en 1952.
- Haven, kades, wanden, zwaaikom en kunstwerken, deels nog gaaf bewaard in structuur en materiaal.
- Koopvaardijstraat, vooral interessant vanwege de afleesbare relatie met de haven en de combinatie van woon- en bedrijfskenmerken.
- Fatimastraat 2 tot en met 24 en Ringbaan Zuid nrs 71 tot en met 91 inclusief Jan van Rijzewijkstraat 37 (officierswoningen)
7.3.4 Richtlijnen en voorwaarden
Linten
De pre-stedelijke linten (Hoevenseweg, Oisterwijksebaan), met in het algemeen kleinschalige bebouwing, dienen gehandhaafd te blijven. Nieuwe ontwikkelingen kunnen zeker aan de orde zijn maar dan wel zodanig dat de oude bebouwing visueel niet overvleugeld wordt.
Haven e.o.
Het verbindingskanaal met zwaaikom en de haven zijn gebieden die met zorg behandeld moeten worden. Daar waar nog elementen (aanmeerpalen, verhaalkommen, kademuren) uit de aanleg van haven en kanaal aanwezig zijn, dienen deze zo mogelijk gehandhaafd te blijven. Dit geldt eveneens voor de aan de aanleg van het kanaal refererende bebouwing en het blokje van de voormalige pastorie en ijzergieterij.
AaBe
Dit fabriekscomplex bezit bijzondere waarden in zowel de detaillering als in de fasegewijze uitbreiding. Dit geldt ook voor die delen van het complex die formeel niet onder de rijksbescherming vallen zoals de zich aan de zijde van de Hoevenseweg bevindende, in moderne vormen opgetrokken kantoorvleugel uit ongeveer 1960. Ook de landschappelijke vormgeving van het voorterrein met onderdoorgang naar het binnenterrein van de fabriek is een behoudenswaardige karakteristiek. Vanuit elk gezichtspunt heeft het complex een eigen karakteristiek. Met name die van de nagenoeg ononderbroken, fraai geornamenteerde gevel aan de Fatimastraat verdient zorg. De aan de Fatimastraat gelegen binnenplaatsen dragen bij aan de beleefbaarheid van enkele belangrijke delen van de fabriek. De naoorlogse fabrieksuitbreidingen aan de westelijke zijde van het complex ontlenen hun waarde niet zozeer aan hun individuele monumentale kwaliteiten maar hebben als afzonderlijke bouwvolumes voornamelijk additionele waarde voor het totaalbeeld van het fabriekscomplex. Indien tot sloop en vervanging van een deel van deze westelijke naoorlogse fabrieksuitbreidingen besloten worden, moet gezocht worden naar een oplossing waarbij de nieuw te bouwen volumes in massa en omvang aansluiten of een verbijzondering vormen op de oude. Na de Tweede Wereldoorlog is de AaBe uitgebreid naar de noordzijde van de Fatimastraat. Op dit terrein bevinden zich nog spaarzame relicten uit de jaren vijftig van de twintigste eeuw. Waar mogelijk, dienen deze relicten geïntegreerd te worden in de nieuwe plannen voor het terrein tussen de Fatimastraat en de zuidoever van het kanaal.
Jeruzalem
Hoewel woningen van het systeem Airey landelijk (nog) niet zeldzaam zijn, hebben zowel de stedenbouwkundige aanleg van de buurt alsmede de architectonische eenheid die het geheel uitstraalt een aanzienlijke cultuurhistorische waarde. Het verdient dan ook aanbeveling daar waar herstructurering aan de orde is het bestaande stedenbouwkundig plan te handhaven. Daarnaast zou op objectniveau gezocht kunnen worden naar oplossingen waarbij de bestaande bebouwing aangepast wordt met behoud van de voornaamste architectonische kenmerken.
Maycretewoningen
Langs de Jan van Rijzewijkstraat en de Ringbaan Zuid beviond zich een groep van 24 twee aan twee gebouwde Maycretewoningen. Deze prefabwoningen zijn kort na de Tweede Wereldoorlog gebouwd. Ten behoeve van de aanleg van de zuidelijke gebiedsontsluitingsweg zijn deze Maycrete woningen gesloopt. Het belang van een goede ontsluiting van de binnenstad en het plangebied prevaleerde boven het belang deze woningen te handhaven, temeer daar elders in Tilburg (Bokhamer) voorbeelden van dit woningtype nog aanwezig zijn, zodat qua type deze woningen niet uit Tilburg zullen verdwijnen.
7.4 Archeologie
7.4.1 Archeologische verwachting
Het Piushavengebied heeft een middelhoge archeologische trefkans. Deze wordt gereduceerd door de verstoringen van het bodemarchief door bebouwing, aanleg van kabels, leidingen en saneringen. Daar waar de bodem nog geheel of gedeeltelijk onverstoord is, is de trefkans echter onverminderd hoog of middelhoog.
7.4.2 Richtlijnen en voorwaarden
Indien er verstoringen dreigen op te treden op locaties die onverstoord of slechts minimaal verstoord zijn, zal voor die locaties een Aanvullende Archeologische Inventarisatie (AAI) uitgevoerd worden. Bij grondverzet in die gedeelten waarvan de verstoring niet kon worden vastgesteld, zullen de werkzaamheden archeologisch begeleid worden.
7.5 Welstand
Behalve aan het bestemmingsplan (en het bouwbesluit) moeten bouwplannen worden getoetst aan ´redelijke eisen van welstand´, zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele private bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd, onder de titel ´Welstandsnota 2004. Meer aandacht waar dat moet, meer vrijheid waar dat kan´.
De welstandsnota heeft een duidelijke relatie met bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan beschrijft naast de toegelaten functies in stedenbouwkundige termen de toegestane bouwmassa´s in een gebied en de plaats waar deze mogen worden gebouwd. Een beheerbestemmingsplan heeft als doel het beheren van de bestaande situatie en biedt soms ruime mogelijkheden voor veranderingen aan de bouwmassa´s. Het is de taak van welstand dat bij veranderingen de verschijning van de bouwmassa´s passend is en blijft in de omgeving. De welstandsnota verdeelt de gemeente hierbij op basis van de opbouw en ontstaansgeschiedenis in tien verschillende soorten gebieden, met ieder hun eigen gebiedsgerichte criteria. Daarbij maakt de welstandsnota onderscheid in drie niveaus, afgestemd op functie en karakter van de omgeving. Het zwaarste niveau heeft betrekking op de belangrijke stedelijke elementen. Het lichtste, welstandsvrije niveau op delen van bedrijventerrein en terreinen die nauwelijks of geen relatie met het openbaar gebied hebben. De meeste beheergebieden kennen het gemiddelde niveau; een voldoende kwaliteit is hier de norm. Daarnaast kent de welstandsnota uniforme ´loketcriteria´ voor een aantal veelvoorkomende kleine licht-vergunningplichtige bouwwerken.
Hoofdstuk 8 Milieuparagraaf
8.1 Algemeen
Dit hoofdstuk geeft weer hoe de wettelijke kaders en het gemeentelijk milieubeleid een rol hebben gespeeld bij het opstellen van de plan regels. De volgende onderwerpen komen aan de orde: milieuhinder bedrijven, externe veiligheid, geluid, lucht, bodem, duurzame ontwikkeling, energie, duurzaam inrichten en bouwen en ruimtegebruik.
8.2 Milieuhinder Bedrijven
Alle bedrijven in het plangebied zijn geïnventariseerd. Deze inventarisatie verschaft inzicht tot welke milieucategorie het bedrijf behoort, hun activiteiten en de opslag van gevaarlijke stoffen. De inventarisatie is gebruikt om de bestaande bedrijven in het bestemmingsplan positief te bestemmen en eventuele knelpunten tussen bedrijvigheid en andere bestemmingen te signaleren. De inventarisatie van bedrijven die qua milieucategorie niet passen binnen de bestemming is opgenomen in de bijlage: Bedrijven met afwijkende milieucategorie.
In de bijlage treft u tevens een lijst aan met opslagen en voorzieningen. Dit is geen zelfstandige lijst maar moet gezien worden als een aanvulling op de bedrijvenlijst voor bepaalde opslagen en voorzieningen. Activiteiten uit deze lijst kunnen lijden tot een verzwaring van de milieucategorie van een bedrijf.
Het bestemmingsplangebied is deels beheersmatig van karakter, deels zijn hier ontwikkelingen mogelijk. Hieronder staan de gebieden beschreven en de wijzigingen die in het bestemmingsplan mogelijk zijn gemaakt, randvoorwaarden die zijn gesteld waarbij is gekeken naar de huidige en toekomstige bedrijvigheid binnen dit gebied. Uitgangspunt is het voorkomen van omstandigheden die als hinderlijk worden ervaren. Zodat een goed leefklimaat gegarandeerd kan worden zonder daarbij omliggende bedrijven te beperking in hun bedrijfsvoering. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen een rustige woonwijk en een gemengd gebied.
Wonen en werken in de Piushaven.
Piushaven is een gebied dat gelegen is nabij het stadscentrum, waar van oudsher middelzware industrie aanwezig was, met direct daaraan grenzende woonwijken. Nu wordt het gebied getransformeerd naar een levendige omgeving waar wonen en werken hand in hand gaan. Deels is de transformatie al in gang is gezet, deels wordt dit mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan. Om wonen en werken naast elkaar te laten bestaan wordt voor het gebied aan de westelijke zijde van de Ringbaan gebruik gemaakt van de bedrijvenlijst die behoort bij gemengd gebied. Een gemengd gebied kenmerkt zich door een sterke mate van functiemenging. Hier horen woningen, winkels, kleine bedrijven en horeca tot de mogelijkheden. Uitzondering hierop vormen de woonwijken Jeruzalem en het zuidelijk deel van Armhoef, dit zijn rustige woonwijken (uitgezonderd de delen die direct aan de ringbaan grenzen). In deze wijken worden dan ook uitsluitend wijkgebonden voorzieningen toegestaan, met uitzondering van het deelplan Kanaalzicht waar horeca en of een maatschappelijke / culturele voorziening aan het water ontwikkeld kan worden.
Wet Milieubeheerinrichtingen in de Piushaven
In de Piushaven is een aantal terreinen met Wet Milieubeheer-inrichtingen aanwezig zoals o.a.
- fabriekskwartier Noord (Havendijk, Hoevenseweg, Fatimastraat en Jan van Rijzewijkstraat)
- voorheen Wolstad (Havendijk 38-40)
- aan de noordelijke zijde van de Galjoenstraat.
In deze gebieden wordt door een wijzigingsbevoegdheid de mogelijkheid gecreëerd dit te transformeren naar een gebied met centrumstedelijk wonen. Een aantal bedrijven binnen deze bestemming passen gezien hun milieucategorie niet binnen een gemengd gebied. Er wordt vanuit gegaan dat deze bedrijven voldoen aan de milieurandvoorwaarden die gelden voor hun activiteiten, waardoor ze wel kunnen blijven functioneren op de plek waar ze nu zitten. Deze bedrijven kunnen middels de wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen voor deze gebieden getransformeerd worden naar centrumstedelijk gebied. Tot die tijd geldt voor de vestiging van nieuwe bedrijven binnen deze gebieden dat er maximaal categorie 3.1 wordt toegestaan om een transformatie naar een gemengd gebied te vergemakkelijken. De bedrijvigheid aan de zuidelijke zijde langs Ringbaan zuid en het terrein aan de St Bernadettestraat behouden ook op termijn de bedrijvenbestemming. Hier zal bedrijvigheid met een maximum van categorie 3.1 mogelijk worden gemaakt. De afstand tot aan het gemengd gebied is hiervoor voldoende.
Voor het deelgebied Galjoenstraat Noord heeft in het kader van de procedure voor het deelplan De Havenmeester aanvullend onderzoek naar de aanwezige bedrijvigheid plaatsgevonden. Geconcludeerd is in dat kader dat de 2 aanwezige bedrijven uit de milieucategorie 3.2 gelet op hun huidige rechten uit milieuvergunning / op basis van het Activiteiten besluit ter plaatse kunnen blijven functioneren zonder dat dit tot een onevenredige aantasting van het woon en leefklimaat van de te bouwen woningen leidt en omgekeerd dat de bedrijven niet beperkt worden in hun vergunde milieuruimte door de bouw van de woningen.
Voor Horecabedrijven wordt aangesloten bij de indeling zoals vermeld in de planregels. Gezien de aard en samenstelling van Horeca I en II zijn dit soort bedrijven uit milieu oogpunt in te passen binnen de diverse bestemmingen. Deze bedrijven vallen over het algemeen onder het Besluit Horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer. Door het treffen van (akoestische)voorzieningen kan het horecabedrijf voldoen aan de normen uit het besluit.
8.3 Externe Veiligheid
Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's die mensen lopen ten gevolge van mogelijke ongelukken met gevaarlijke stoffen bij bedrijven en transportverbindingen (wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen). Omdat de gevolgen van een ongeluk met gevaarlijke stoffen groot kunnen zijn, zijn de aanvaardbare risico's vastgelegd in diverse besluiten en regelingen.
Op grond van artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen is het vereist invulling te geven aan de Verantwoordingsplicht bij het opstellen van een bestemmingsplan als het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van een risicobron. Voor het groepsrisico ten gevolge van transportbronnen is de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen gepubliceerd. Ook deze circulaire kent het principe van de verantwoordingsplicht.
Het plan ligt buiten het invloedsgebied van risicobronnen, daarom is er geen verantwoording voor dit plangebied opgesteld. Voor de toekomst worden bedrijven met een plaatsgebonden risicocontour buiten de perceelsgrens niet toegelaten in dit gebied.
8.4 Geluid
Geluid is een van de factoren die de leefbaarheid in een gebied sterk kunnen bepalen. Om de leefbaarheid te garanderen zijn in de Wet geluidhinder geluidnormen opgenomen. Dit zijn normen voor wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai. Het plangebied Piushaven is niet gelegen binnen de zone van een spoorlijn of industrieterrein. De zone rondom het industrieterrein AaBe complex wordt met dit bestemmingsplan opgeheven. In het plangebied zijn wel diverse zoneplichtige wegen gelegen.
Voor woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen geldt een maximaal toelaatbare geluidbelasting voor nieuwe situaties van 48 dB. Onder nieuwe situaties wordt verstaan de aanleg van een nieuwe weg en/of de realisatie van nieuwe geluidgevoelige objecten binnen de zone van een bestaande weg.
Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan kan het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Tilburg een 'hogere waarde' vast stellen. Dit houdt in dat Burgemeester en Wethouders onder voorwaarden een hogere geluidbelasting toestaan. Voor een binnenstedelijk gebied is de maximale ontheffingswaarde 63 dB, met uitzondering van verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en medische kleuterdagverblijven. Voor deze gezondheidszorggebouwen is de maximale ontheffingswaarde in stedelijk gebied 53 dB.
Voor de 30 km/uur wegen kan een toets aan de normen van de Wet geluidhinder buiten beschouwing blijven. Uit jurisprudentie blijkt dat dit niet betekent dat geen rekening gehouden hoeft te worden met de optredende geluidbelasting. In het kader van de goede ruimtelijke ordening moet de geluidbelasting inzichtelijk gemaakt worden en dient een afweging gemaakt te worden met betrekking tot de mogelijkheden om de geluidbelasting zover mogelijk te reduceren en zorg te dragen voor een goed akoestisch woonklimaat.
In het akoestisch onderzoek, dat als bijlage bij dit bestemmingsplan is gevoegd zijn naast de zoneplichtige wegen in en in de directe omgeving van het plangebied ook de 30 km/uur wegen beschouwd. Het betreft het onderzoek van de Afdeling milieu van de gemeente Tilburg met rapportnummer boopsin/09-012 van januari 2010.
In het akoestisch onderzoek zijn per ontwikkellocatie geluidcontouren berekend. Buiten de ontwikkellocaties is het bestemmingsplan conserverend van aard.
De volgende ontwikkellocaties zijn in het akoestisch onderzoek beschouwd.
Fabriekskwartier Noord, Wolstad, Jeruzalem, Spinaker, Lourdesplein, Spinaker, Cementbouw en Galjoenstraat Noord. De ontwikkellocaties Kanaalzicht is niet binnen de zone van een weg gelegen.Voor de ontwikkellocaties binnen de zone van een weg zijn de geluidcontouren per weg bepaald en is gebruik gemaakt van de aftrek van 5 dB volgens artikel 110g Wgh. Voor de ontwikkellocaties binnen de invloedssfeer van een 30 km/uur weg zijn de geluidcontouren gecumuleerd weergegeven.
Uit de berekeningsresultaten blijkt dat voor alle ontwikkellocaties de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op de grens van het plangebied wordt overschreden. Er kan overal wel aan de maximale grenswaarde van 63 dB worden voldaan.
In alle gevallen dient bij een geluidbelasting hoger dan 53 dB te worden voldaan indelingseisen. Concreet is dit het situeren van de buitenruimten en minimaal één verblijfsruimte aan de geluidluwe zijde.
De gevelgeluidwering van de woningen dient te voldoen aan het Bouwbesluit. De geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructies dient minimaal gelijk te zijn aan het verschil tussen het invallend geluid en een binnenniveau van 33 dB.
Hierdoor is naar onze mening het geluidsaspect voldoende afgewogen
Het overige deel van het plangebied is conserverend van aard. Omdat daar geen ontwikkelingen voorzien zijn hoeft er geen onderzoek in het kader van de Wet geluidhinder plaats te vinden.
Voor de gebieden Havenmeester en Gemeentewerf en de nieuw aan te leggen gebiedsontsluitingsweg zijn reeds eerder onderzoeken uitgevoerd. Voor de gemeentewerf en de Gebiedsontsluitingsweg zijn hogere waarden vastgesteld.
Conclusie
Vanuit het aspect geluid is er geen bezwaar tegen de voorgenomen ontwikkelingen in het Piushavengebied. Wel zal een procedure hogere grenswaarde moeten worden gevolgd voor de ontwikkellocaties Fabriekskwartier Noord, Lourdesplein en Wolstad.
8.5 Lucht
Getoetst wordt aan de luchtkwaliteitsnormen uit de Wet milieubeheer (Wm). In titel 5.2 van deze wet staan de luchtkwaliteitseisen genoemd en in bijlage 2 de luchtkwaliteitsnormen. De wijze van toetsing is geregeld in artikel 5.16 Wm.
Op 1 augustus 2009 is de een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) in werking getreden. Deze programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Ook projecten die wel in betekende mate bijdragen, maar binnen de programmatische aanpak vallen hoeven dan niet afzonderlijk aan de luchtkwaliteitsnormen getoetst hoeven worden (art. 5.16 lid 1 sub d Wm).Het Piushavengebied is als "in betekenende mate project" opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betekent dat voorgenomen ontwikkeling niet verder hoeft worden getoetst aan de luchtkwaliteitseisen voor fijn stof en stikstofdioxide.
Voor overige stoffen geldt dat voor de reeds uitgevoerde luchtonderzoeken, door onder meer TNO-MEP (rapport R2004/582) alsmede uit de Memorie van Toelichting bij het wijzingsvoorstel Wm (kamerstuk 30489, 2006), blijkt dat de grenswaarden voor betreffende luchtverontreinigde stoffen nu niet en ook niet in de toekomst, zullen worden overschreden. Deze stoffen zijn dan ook niet verder getoetst.
Vanuit luchtkwaliteit zijn er dan ook geen bezwaren tegen voorgenomen bestemmingsplanwijziging.
Conclusie
Er bestaat vanuit luchtkwaliteit geen bezwaar tegen de beoogde ontwikkelingen
8.6 Bodem
Inleiding
Sinds 1 januari 1995 is de wet Bodembescherming van kracht. Deze stelt regels aan de sanering van ernstige gevallen van bodemverontreiniging. Hiervoor was de Interimwet Bodemsanering van kracht. Daarnaast is de Woningwet van kracht. Ook deze stelt regels aan de hand van de bodemkwaliteit.
Samengevat komt dat op het volgende neer:
- de woningwet richt zich op de bodemkwaliteit in relatie tot het geplande gebruik, de Wet bodembescherming richt zich daarentegen voornamelijk op het huidige gebruik.
- De bodemtoets uit de Woningwet richt zich op de risico's voor gebruikers, voor de Wet bodembescherming zijn zowel humane risico's als de risico's voor het ecosysteem en verspreiding van belang.
- de saneringsregeling van de wet Bodembescherming is gericht op ernstige verontreiniging, terwijl voor de Woningwet zowel ernstige als niet-ernstige verontreiniging onder de bodemtoets vallen.
Dat betekent dat voor iedere locatie in het kader van een ruimtelijke onderbouwing / bestemmingsplan onderzoek gedaan moet worden naar de gesteldheid van de bodem, tenzij hiervoor voldoende informatie aanwezig is.
In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek.
Bodemgebruik bestemmingsplan vs. bodemgebruik conform de Wet Bodembescherming
Aan de Wet Bodembescherming is een aantal standaard gebruiksvormen gekoppeld. Voor immobiele verontreinigingen is per gebruiksvorm vastgelegd welke mate van verontreiniging aanwezig mag zijn. Deze gebruiksvormen zijn:
- Bodemgebruiksvorm I; Wonen en intensief gebruikt groen; hieronder wordt verstaan tuinen, moestuinen, volkstuinen, parken en groenstroken tussen woonbebouwing.
- Bodemgebruiksvorm II; Extensief gebruikt (openbaar) groen; hieronder wordt verstaan wegbermen, groen bij kantoorgebouwen en industrieterreinen en braakliggend terrein.
- Bodemgebruiksvorm III; Bebouwing en verharding; hieronder wordt verstaan oppervlakten uit beton, klinkers, tegels, etc..
- Bodemgebruiksvorm IV; Landbouw en natuur.
Ook op locatieniveau kunnen meerdere gebruiksvormen voorkomen, bijvoorbeeld een kantoor met stroken heeft gebruiksvormen III en II. De bodemgebruiksvormen zijn als volgt te vergelijken met de bestemmingen uit dit bestemmingsplan:
Bestemming Gebruiksvormen
- Bedrijf III II
- Bedrijventerrein III II
- Detailhandel III II
- Detailhandel+Perifeer III II
- Gemengd I III II
- Gemengd-1 I III II
- Gemengd-2 I III II
- Groen I II
- Kantoor III II
- Maatschappelijk III II
- Verkeer III II
- Verkeer-Verblijf III II
- Water-Waterstaatkundige doeleinden -
- Wonen I III
- Wonen-Gestapeld I III
- Wonen-Uit te werken bestemming I II III
Indien een bestemd gebied aan al deze gebruiksvormen voldoet gelden er geen gebruiksbeperkingen. Bovenstaande gebruiksvormen zijn gerelateerd aan risico's van bodemverontreiniging voor gebruikers.
Voor mobiele stoffen (die via het grondwater verspreiden) geldt als uitgangspunt dat er geen ontoelaatbare risico's aanwezig mogen zijn. Hier worden risico's voor gebruikers, risico's voor het ecosysteem en verspreiding van bedoeld.
De bodem moet te allen tijde geschikt zijn voor het beoogde gebruik. Indien nodig kan deze geschiktheid worden verkregen door bodemsanering (door verwijdering of isoleren). De bestemming "Water" is deels gekoppeld aan de Wet Bodembescherming. Oppervlaktewater is gekoppeld aan de Waterwet. Waterbodems vallen nu nog wel onder de Wet Bodembescherming. Naar verwachting zullen waterbodems in de 2e helft van 2009 ook onder de Waterwet vallen. Daarnaast valt de bestemming "Water" niet onder één of meerdere van bovenstaande gebruiksvormen. Voor de bestemming "Water" geldt echter ook dat de kwaliteit van water en waterbodem dienen te voldoen aan het bestemde gebruik.
Gebieden
Voor het bestemmingsplan is de volgende indeling in gebieden gemaakt.
Beheergebieden en Ontwikkelgebieden met resp bouwenveloppe en wijzigingsbevoegdheid.
Voor beheergebieden is geen ruimtelijke ontwikkeling voorzien, maar wordt de bestaande situatie vastgelegd. Er vindt derhalve geen toets aan toekomstig gebruik plaats. Eventueel aanwezige bodemverontreinigingen worden indien nodig via de Wet Bodembescherming onderzocht en gesaneerd.
Voor ontwikkelgebieden met bouwenveloppe zijn de bestemmingen reeds bepaald en is een apart artikel 19 WRO procedures gestart / c.q. doorlopen. Daarom is voor deze gebieden reeds een bodemtoets gedaan. Voor ontwikkelgebieden met wijzigingsbevoegdheid geldt de mogelijkheid om de in het plan vastgestelde bestemming te wijzigen in een andere bestemming. Ten aanzien van een aanwezige bodemverontreiniging geldt dat de locatie geschikt moet zijn voor het beoogde gebruik. Dus ook bij bestemmingswijziging. Bij gemengd gebruik moet de locatiegeschikt zijn voor het meest gevoelige gebruik. Als uitgegaan wordt van de mogelijke bestemmingen grondgebonden woningen of kantoor (dus wonen met tuin I/III of bebouwing III), zal wonen met tuin de meeste gevoelige bestemming zijn. Om deze wijzigingsbevoegdheid ook mogelijk te maken moet aan de meest gevoelige bestemming worden voldaan.
De bodemverontreinigingen in de ontwikkelgebieden met wijzigingsbevoegdheid worden in de bijlage Bodemparagraaf en externe veiligheid besproken.
De conclusie is dat er al veel bodemonderzoeken in het gebied gedaan zijn maar dat in het kader van het wijzigingsplan een nadere bodemtoets uitgevoerd dient te worden.
8.7 Duurzaam Bouwen En Inrichten
De gemeente Tilburg heeft voor het bepalen van de milieukwaliteit van de gebouwen een instrument ontwikkeld: GPR Gebouw. Dit is een instrument dat uitgaat van prestatie-eisen en geen maatregelen voorschrijft. In het plangebied Piushaven moet dit instrument gebruikt worden voor de bepaling van de milieukwaliteit van de te bouwen gebouwen. Per deelgebied zullen door de gemeente de betreffende ambities binnen de GPR methodiek worden aangegeven.
8.8 Energie
De gemeente Tilburg hecht belang aan een duurzame ontwikkeling van de stad. Daarom is een Milieubeleidsplan en een Energiebeleidsplan, met een daaraan gekoppeld programma, vastgesteld. Hierin is aangegeven dat gebouwen die in het plangebied gebouwd worden een EPC (energieprestatiecoëfficiënt) dienen te bezitten die 10% onder de Bouwbesluitnorm is. Verder dienen ontwikkelingen groter als 250 woningen een EPl (energieprestatie op locatie) te bezitten van 7,3 voor realisaties in 2009 en 7,4 voor realisaties in 2010.
Het beleid omtrent Energie is vastgelegd in het Energiebeleidsplan Tilburg (2002) en richt zich op het verminderen van de energievraag, het gebruik van duurzame energiebronnen en het efficiënt omgaan met de energie. Bij alle nieuwbouw moet worden uitgegaan van een EPC-waarde (Energie Prestatie Coëfficiënt) van 10% onder de geldende landelijke norm uit het Bouwbesluit.
In de raamovereenkomst die gesloten is met partijen die plannen ontwikkelen in het Piushaven gebied is het volgende opgenomen:
De door marktpartijen te ontwikkelen bouwplannen dienen voor wat betreft de milieueisen minimaal te voldoen aan de in het Bouwbesluit vastgelegde wettelijke eisen. De marktpartijen zullen zich maximaal inspannen om bij de bouwplannen uit te gaan van een hoger niveau dan deze wettelijke eisen. Om duurzame maatregelen in de bouwplannen te integreren zal gebruik worden gemaakt van het instrumentarium zoals opgenomen in de “Toolkit duurzaam bouwen”.
8.9 Ruimtegebruik
Ruimte is een schaars goed waar we zuinig mee om moeten gaan. Deze schaarste in ruimte vormt het centrale idee achter het overheidsbeleid van de compacte stad. Efficiënt ruimtegebruik betekent in de kern meer doen op dezelfde plek. Intensivering kan op vele manieren, zoals het gebruik van de derde dimensie (dat wil zeggen hoger en dieper), maar ook het kunnen toepassen van verschillende gebruiksvormen en het zuiniger omgaan met de bestaande ruimte. Bij nieuwbouw binnen de kaders van dit bestemmingsplan moet zo veel mogelijk onderzocht worden of er mogelijkheden zijn voor meervoudig ruimtegebruik en dubbelgebruik van ruimten. Met name bij de niet-woonfucties is dit
De woningen moeten voldoen aan de eisen van ´aanpasbaar bouwen´ en voorts moet het ontwerp ´levensloopbestendig´ zijn. Hiermee wordt bedoeld dat de woningen geschikt zijn (te maken) om alle vitale woonfuncties gelijkvloers te situeren.
8.10 Natuur En Ecologie
Algemeen
Het plangebied is bestaand stedelijk gebied waarin diverse (her)ontwikkelingen zullen plaatsvinden. Aan de randen bevinden zich belangrijke groengebieden zoals het landschapspark Moerenburg, (de oevers van) het Wilhelminakanaal, het beekdal van de Leij en het Leijpark.
De belangrijkste ecologische waarden zijn te vinden in en langs de Piushaven. Zo zijn ecologisch waardevolle muurvegetaties met muurvaren, steenbreekvaren, tongvaren en gewone eikvaren op de kaden van de havenkom aanwezig. Hoewel niet allemaal wettelijk beschermd, komen ook langs de andere oevers en in het water van de haven bijzondere soorten voor, zoals watervleermuis, ijsvogel, rivierdonderpad, zoetwatersponzen en weidebeekjuffer. Niet alleen de groene buitenruimte en het water vormt leefgebied van diverse soorten ook de gebouwen in het Piushavengebied geven veel mogelijkheden als verblijf- of broedplaats van bijvoorbeeld vleermuizen en vogelsoorten als huismus en gierzwaluw.
Gebiedsbescherming - Groene Hoofdstructuur en Kadernota Groene Mal
In het bestemmingsplan is invulling gegeven aan de ecologische verbindingszone (Groene Hoofdstructuur) uit de Groene Mal die het Wilhelminakanaal en zijn oevers vormt. De ecologische verbindingszone heeft ter plaatse van het water van het Wilhelminakanaal de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie' bovenop de bestemming 'Water - Waterstaatkundige doeleinden' gekregen om specifiek de verbindingsfunctie veilig te stellen. De verbindingszone zal in het deelgebied Jeruzalem - Kanaalzicht nader moeten worden bepaald. Aangezien de plannen voor dit deelgebied nog genoeg uitgewerkt zijn, wordt t.z.t. een wijzigingsplan opgesteld. Daarin dient de ecologische verbindingszone van het Wilhelminakanaal te worden geborgd.
Soortenbescherming
Zoals eerder aangegeven is in het Piushavengebied met name rondom de Piushaven zelf een grote diversiteit aan planten- en diersoorten aanwezig. Vanuit de Flora- en faunawet is het echter van belang te weten of deze soorten krachtens deze wet beschermd zijn.
Om dit in beeld te brengen zijn enkele natuurwaardenonderzoeken (Ecologica, 2003; Groenteam, 2007; EAC, 2009) beschikbaar.
overzicht onderzochte gebieden
Uit deze onderzoeken komt naar voren dat er in het plangebied van de Piushaven in ieder geval de volgende beschermde soorten aanwezig zijn of waren.
Tabel 8.1. Beschermde soorten binnen het Piushavengebied
Soort | Ffwet categorie | Gebruik van plangebied | Bron |
Vaatplanten | |||
Brede wespenorchis | 1 | Groeiplaats | Ecologica, 2003 |
Gewone dotterbloem | 1 | Groeiplaats | Ecologica, 2003 |
Gewone vogelmelk | 1 | Groeiplaats | Ecologica, 2003 |
Steenbreekvaren | 2 | Groeiplaats | Ecologica, 2003 |
Tongvaren | 2 | Groeiplaats | Ecologica, 2003 |
Vissen | |||
Rivierdonderpad | 2 | Leefgebied | Ecologica, 2003 |
Vleermuizen | |||
Gewone dwergvleermuis | 3 | Vaste vliegroute, foerageergebied | Ecologica, 2003 Groenteam, 2007 |
Laatvlieger | 3 | Foerageergebied | Ecologica, 2003 Groenteam, 2007 |
Rosse vleermuis | 3 | Foerageergebied | Ecologica, 2003 |
Ruige dwergvleermuis | 3 | Foerageergebied | Ecologica, 2003 |
Watervleermuis | 3 | Foerageergebied | Ecologica, 2003 |
Vogels | |||
Algemene vogelsoorten van bomen, struiken, ruigten, oevers en water | 3 | Broedgevallen en foerageergebied | Ecologica, 2003 Groenteam, 2007 |
Op basis van bovengenoemde onderzoeken kan geconcludeerd worden dat er (streng) beschermde soorten in het plangebied voorkomen. Het uitgevoerde onderzoek beslaat echter slechts een klein gedeelte van het plangebied. Buiten de onderzochte gebieden bieden met name veel gebouwen veel mogelijkheden als potentiële vaste rust- of verblijfplaats voor vleermuizen en aan gebouwen gebonden vogels. De aanwezigheid van foeragerende vleermuissoorten en de potentie van vaste verblijfplaatsen betekent ook dat in het plangebied (vaste) vliegroutes van vleermuissoorten aanwezig kunnen zijn. Voor de gewone dwergvleermuis en de meervleermuis is dit al vastgesteld.
Voor uitgebreide informatie wordt verwezen naar de rapporten van de genoemde onderzoeken.
Gezien de herstructureringen en herinrichtingen in het Piushavengebied is het dan ook van belang dat in het hele plangebied onderzoek gedaan wordt naar de aanwezigheid van beschermde soorten. Dit onderzoek dient zich voor het gehele gebied met name te richten op vleermuizen en (gebouwbewonende) vogels. Voor de ontwikkelingen die grenzen aan de Piushaven en het Wilhelminakanaal dient het onderzoek ook op andere soortgroepen gericht te zijn.
Uit de (nog op te starten) onderzoeken moet naar voren komen welke (beschermde) soorten in het gebied voorkomen en op welke manier zij van het gebied gebruik maken. Tevens dient inzichtelijk te worden gemaakt welke effecten op de aangetroffen soorten optreden als gevolg de ontwikkelingen in het Piushavengebied, welke mitigerende en/of compenserende maatregelen nodig zijn en of een ontheffing van de Flora- en faunawet nodig is.
Dit onderzoek is niet alleen van belang omdat gebouwen gesloopt worden, maar ook omdat veel gebouwen van functie/gebruik veranderen. Dit omdat met een ander gebruik van het gebouw voor bijvoorbeeld vleermuizen kan betekenen dat ze het gebouw niet meer als vaste verblijfplaats kunnen gebruiken. Een ander voorbeeld is het renoveren van woningen waarbij openingen wordt gedicht waardoor nestgelegenheid voor bij voorbeeld huismussen verdwijnen.
Verwacht mag worden dat bij voldoende onderzoek en uitvoering van eventuele mitigerende en compenserende maatregelen een eventueel benodigde ontheffing van de Flora- en faunawet of een goedkeuring van mitigerende en/of compenserende maatregelen afgegeven door de dienst Regelingen van het Ministerie van LNV verkregen kan worden.
Hoofdstuk 9 Waterparagraaf
9.1 Bestaand Watersysteem
9.1.1 Gebiedskenmerken
Bestaand watersysteem
Gebiedskenmerken
Het plangebied is gelegen in het stroomgebied van de Beneden Dommel en behoort zowel kwalitatief als kwantitatief tot het beheergebied van Waterschap de Dommel.
Het plangebied beslaat het plangebied een bruto oppervlakte van ongeveer 83,5 ha. Daarvan is in de bestaande situatie ongeveer 6,5 ha oppervlaktewater, en ongeveer 8,7 ha park / groen. Het merendeel van het plangebied (de resterende circa 68 ha) is verstedelijkt, met voornamelijk bedrijven langs de Piushaven en het Wilhelminakanaal. De rest is woongebied.
GROEN EN OPPERVLAKTEWATER
De maaiveldhoogte in het plangebied ligt tussen ongeveer 13,00+ en 14,00+ Het terrein loopt af van west naar oost. De oorspronkelijke dalstructuur van de voormalige Korvelse Waterloop is deels herkenbaar in het reliëf. De laagste gedeeltes liggen in Jeruzalem, op ongeveer 12,75+
TERREINHOOGTEN
9.1.2 Bodem en grondwater
De gemeente Tilburg bevindt zich nabij de westelijke rand van de Centrale Slenk, een dalingsgebied in het centrale en oostelijk deel van Noord- Brabant. In het gebied is een matig doorlatende deklaag aanwezig. Deze deklaag wordt gevormd door afzettingen van een aantal Holocene Formaties, die zijn gegroepeerd in de Nuenengroep. De afzettingen bestaan uit matig tot fijn zand, leem, klei en veen.
Uit de bodemkaart van Nederland, schaal 1 : 50.000 blijkt dat de bodem over grote delen van Tilburg zandig van opbouw is. In het plangebied van de Piushaven is de deklaag (van 14+ tot 5+ NAP) opgebouwd uit fijn zand en leem. Het eerste watervoerend pakket (van 5+ tot 50- NAP) bestaat uit matig grove tot grove zanden, terwijl de eerste scheidende laag (van 50- tot 120- NAP) uit klei en fijn zand bestaat. De bodemdoorlatendheid in het plangebied is matig tot goed.
In de natste periode van het jaar variëren de grondwaterstanden in het plangebied van 1,5 tot 2,5 m – mv. De gemiddeld hoogste grondwaterstand varieert tussen 11,80+ en 11,45+. Het grondwater stroomt overwegend naar het zuidoosten. De gemiddelde grondwaterstand geeft een vergelijkbaar beeld, met peilstijgingen tussen 11,25+ en 11,00+. Er is geen sprake van grondwateroverlast en de ontwatering voldoet ruimschoots aan de gestelde normen
GEMIDDELD HOOGSTE GRONDWATERSTANDEN
9.1.3 Oppervlaktewater
Oppervlaktewater
In het plangebied is er enkel open water aanwezig in de vorm van de Piushaven, die in open verbinding staat met het Wilhelminakanaal. De haven heeft een lengte van circa 1350 meter en een breedte die varieert van 30 tot 80 meter. De diepte van de haven bedraagt ongeveer 2,0 meter.
Rijkswaterstaat handhaaft een constant waterpeil van 12,50 m +NAP. Enkel bij hoge afvoeren uit Eindhoven gaat het peil omhoog tot 12,60 m+ NAP, echter dit peil vormt geen gevaar voor eventuele wateroverlast in het Piushavengebied. Het Wilhelminakanaal en de Piushaven zijn aangelegd in 1923 door het zand weg te graven en de bodem af te dichten met een kleilaag. De Piushaven en Wilhelminakanaal staan niet in direct contact met het grondwater, er is sprake van hydrologische isolatie van het grondwatersysteem.
n de jaren 1999, 2008 en 2009 zijn waterbodem- en oppervlaktewateronderzoeken uitgevoerd in gedeelten van de Piushaven. De waterbodem is voornamelijk beoordeeld als kwaliteitsklasse B, op basis van nikkel, zink, cadmium, cobalt en/of minerale olie. Bij de brug over de Hoevenseweg is de waterbodem sterk verontreinigd met cadmium. Daarnaast dragen PAK en Organische Chloor Verbindingen bij aan de vervuiling.
Het oppervlaktewater is verontreinigd met nikkel en zink. In de zomermaanden komen blauwalgen voor die potentieel toxisch zijn voor de mens. Uit zwemwateronderzoek in 2008 blijkt dat de waterkwaliteit voldoet aan de normen voor zwemwater, buitenwater (Besluit hygiëne en veiligheid zweminrichtingen). In het Wilhelminakanaal is sprake van een vergelijkbare waterkwaliteit als in de Piushaven.
De aanwezige waterbodemverontreinigingen kunnen een belemmering vormen voor herontwikkeling van de Piushaven. Herbeoordeling van de waterbodem met de nieuwe Waterwet is (dan) nodig.
9.1.4 Riolering
Het regen- en vuilwater afkomstig van de bestaande bebouwing en verhardingen wordt afgevoerd via een gemengd rioolstelsel naar het eindgemaal Moerenburg, en dan verpompt naar de RWZI Tilburg, beide in beheer van waterschap De Dommel. Er vinden geen rioolwateroverstorten op de Piushaven plaats.
9.2 Duurzaam Stedelijk Water
Overwegingen
Aan de hand van de ontwikkelingen in het plangebied zijn de kansen om duurzaam om te gaan met hemelwater verkend, zoals omschreven in het gemeentelijke waterplan (GWP) en zijn vertaling in het Waterstructuurplan (WSP), het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) en de vierde nota waterhuishouding (NW4). In de Structuurvisie water en riolering worden het Waterplan, Waterstructuurplan en Gemeentelijk rioleringsplan,geëvalueerd en geactualiseerd. Daarbij worden de nieuwe zorgplichten (regenwater en grondwater) voor de gemeente geïmplementeerd.
De nieuwe zorgplichten voor het hemel- en grondwaterzorgplicht worden geïmplementeerd in het beleid, aan de hand van een nieuwe strategie, die verschillende voordelen oplevert: het betreft een duurzame aanpak, waarbij de te realiseren inspanning de grootste effectiviteit haalt op de lange termijn. Uitgangspunt is het voorkomen van nadelige effecten (niet elders; noch later) en een robuust stedelijk watersysteem.
De gekozen strategie voor het plan Piushaven houdt in: het afkoppelen van de bestaande afvoerende oppervlakten in de herstructureringsgebieden door middel van gescheiden inzameling van waterstromen; afvalwater afvoeren richting de zuiveringsinstallatie; het regenwater afvoeren door middel van een gescheiden rioolstelsel en een secundaire afwateringsstructuur (blauwe aders) verzameld, geborgen en getransporteerd richting de stadsrand. Het watersysteem is compleet, als de zogenaamde waterparken in de stadsranden worden ingericht. In de nieuwe visie wordt daar het regenwater verwerkt (zoveel mogelijk retentie en infiltratie).
Bij elk bouwplan hoort een wateropgave. In bestaand stedelijk gebied, waarbij herstructurering / grootschalig bouwplannen plaatsvinden, is een opgave gesteld van 10 mm voor bestaande afvoerende oppervlakten; 40 mm voor nieuwe af te wateren oppervlakten.
Ten noorden van de haven is de prioriteit voor het aanleggen van blauwe aders lager dan ten zuiden van de haven. In het kader van de watertoets zijn afspraken vastgelegd voor het realiseren van de wateropgave in, onder anderen, de Havenmeester en Gemeentewerf. Voornamelijk de plannen ten zuiden van de Piushaven hebben te maken met blauwe aders. Volgens de berekeningen is daar het grootste voordeel te halen aan afkoppelen
In het plangebied vindt herstructurering plaats bij de volgende deelgebieden, met wijzigingsbevoegdheid:
Vlek | Ontwikkelgebied | Bruto opp. (m²) |
1 | Koopvaardijstraat | 1.210 |
2 | Cementbouw | 6.920 |
4 | Galjoenstraat | 12.640 |
5 | De Spinaker | 13.560 |
7 | Wolstad | 1.290 |
8 | Fabriekskwartier Noord | 42.580 |
9 | AaBe complex | 51.095 |
11 | Lourdesplein | 22.005 |
12+J | Jeruzalem | 21.130 |
13 | Kanaalzicht | 36.340 |
Totaal | 197.660 |
De volgende gebieden worden ontwikkeld met bouwenveloppe:
Vlek | Ontwikkelgebied | Bruto opp. (m²) |
3 | Havenmeester | 16.045 |
6 | De Werf | 28.185 |
A | Gebiedsontsluitingsweg | 22.530 |
B | St. Josephstraat 38 | 660 |
C | Galjoenstraat 53 | 1.160 |
Totaal | 68.580 |
Binnen het plangebied vallen delen van de beheergebieden Hoogvenne/Armhoef, Fatima, Leijpark/Koningshoeve en Piushaven. In deze gebieden zijn verder geen ontwikkelingen te verwachten, behalve de bovenstaande bouwplannen.
De bovengenoemde plannen zijn in verschillende fase van ontwikkeling. Voor de plannen Havenmeester en Gemeentewerf bijvoorbeeld is reeds de watertoets afgerond. Daarin is de wateropgave vastgesteld en de randvoorwaarden gegeven om de ontwikkeling, wat betreft riolering en waterhuishouding. Dit bestemmingsplan vormt het kader voor de verschillende bouwinitiatieven. Daarbij is de inhoud van de plannen alleen globaal bekend, maar wordt per plan uitgewerkt in erbij behorende procedures.
Op basis van de bovenstaande plannen kan ten zuiden van de haven een bruto oppervlakte van ongeveer 185.000 m² (dak), plus 40.000 m² (openbaar verharding) afgekoppeld worden van het gemengde rioolstelsels. Aan de noordelijke kant wordt, in het kader van de plannen Gemeentewerf en Havenmeester, een bruto oppervlakte van ruim 40.000 m² afgekoppeld.
In het kader van de stedelijk wateropgave wordt de kans op en de effecten van extreem neerslag verkend. De verkenning wordt uitgevoerd aan de hand van een collectie buien met een herhalingstijd van 100 jaar. In deze ontwikkeling worden de T-hoogten zodanig gekozen, dat de eventuele water op straat niet of zo min mogelijk overlast veroorzaakt.
Watersysteem
Op grond van het bovengenoemde onderzoek en beleidsdocumenten, zijn in overleg met de waterbeheerder, de bouwstenen vastgelegd voor het nieuwe watersysteem. In het plangebied en voor rekening van de ontwikkelende partij(en), dienen de volgende randvoorwaarden in acht genomen te worden bij het herontwikkelen van het plangebied:
- De terreinhoogte wordt gehandhaafd. Verdiepte bouwdelen worden waterdicht uitgevoerd;
- De T-hoogten worden zodanig gekozen, dat de eventuele water op straat bij extreem neerslag niet of zo min mogelijk overlast veroorzaakt;
- Het afval- en het regenwater worden in de nieuwe bouwdelen inpandig gescheiden ingezameld;
- Het afvalwater stroomt verder af richting de zuiveringsinstallatie, via het bestaande gemengde rioolstelsel, en / of eventueel aan te leggen vuilwater riolering;
- Het regenwater afkomstig van daken, verhardingen en parkeerterreinen voert af richting de eventueel aan te leggen gescheiden riolering;
- Ten zuiden van de haven wordt het regenwater in transportleidingen (blauwe aders), verder verzameld, geborgen en getransporteerd;
- De vastgestelde opzet in het kader van de watertoets voor plannen ten noorden van de haven wordt doorgezet; voor nieuwe plannen wordt per plan bekeken wat de meest efficiënte aanpak is (maatwerk);
- In de eindsituatie worden de blauwe aders doorgetrokken tot de aan te leggen waterparken. Zolang het watersysteem niet voltooid is functioneren de blauwe aders als bergingsriolering;
- De blauwe aders worden voorzien van een aantal nooduitlaten op de haven / kanaal; de berging is te allen tijde beschikbaar door de werking van lediginginstallaties;
- De plannen ten noorden van de haven, waar het eigen wateropgave gerealiseerd wordt (Havenmeester en Gemeentewerf) loost de nooduitlaat op de haven;
- De eventuele bergingsopgave die niet gerealiseerd wordt in de blauwe aders, wordt in de eindsituatie gecompenseerd in de waterparken;
- Het inzetten van regenwater voor andere doelen verdient bijzondere aandacht. Mogelijke toepassingen zijn toiletspoeling en besproeiing van tuinen. Een andere mogelijkheid zijn de groene daken: het draagt bij aan een robuuste watersysteem, biedt een betere isolatie in de zomer en geeft het plangebied een groenere uitstraling.
PRINCIPEPLAN BLAUWE ADERS
9.3 Watertoets
Beleidskader water
De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat er in tegenstelling tot vroeger, meer rekening gehouden moet worden met water. Het huidige beleid van het rijk, de provincie, de waterbeheerder en de gemeente is gericht op een duurzamer waterbeheer. Het Rijk heeft met het Kabinetsstandpunt Anders omgaan met Water, Waterbeleid 21ste eeuw (2000) het advies van de Commissie Waterbeheer 21ste eeuw omarmd. Het waterbeheer moet veranderen om Nederland in de toekomst, wat water betreft, veilig, leefbaar en aantrekkelijk te houden. Belangrijk in de nieuwe aanpak is het realiseren van veerkrachtige watersystemen die weer de ruimte krijgen, het niet afwentelen van knelpunten in tijd of plaats, de drietrapsstrategie 'vasthouden, bergen, afvoeren', en het reserveren van de ruimte die nodig is voor de wateropgave.
Sinds 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. De KRW stelt doelen voor een goede ecologische en chemische toestand van het oppervlakte- en grondwater in 2015. De EU stelt de normen voor prioritaire stoffen. De ecologische doelstellingen mogen de lidstaten en regio's zelf vaststellen. Voor grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Ook moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand.
In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) hebben rijk, provincies, waterschappen en gemeenten afgesproken het beleid van WB21 en de KRW uit te voeren. Het NBW houdt simpel gezegd in dat de watersystemen in 2015 op orde moeten zijn wat betreft waterkwantiteit (WB21) en kwaliteit en ecologie (KRW).
Het waterbeleid van de gemeente Tilburg is vastgelegd in het Waterplan (1997) en verder uitgewerkt en ruimtelijk vertaald in het Waterstructuurplan (2002). In het Waterplan zijn algemene doelstellingen geformuleerd op de lange termijn, gebaseerd op de duurzaamheidgedachte. Het Waterstructuurplan koppelt het actieprogramma uit het Waterplan aan ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente en geeft hiermee onder andere invulling aan water als ordenend principe. In het waterstructuurplan zijn de volgende hoofddoelstellingen voor het gemeentelijk waterbeleid opgenomen:
- Streven naar een duurzaam en veerkrachtig watersysteem;
- Optimalisatie van de waterketen; zuinig en efficiënt gebruik van water;
- Vergroten van de belevings-, ecologische, economische en recreatieve waarde van water.
De principes van duurzaam waterbeheer zoals verwoord in het Waterplan en het Waterstructuurplan zijn nog steeds actueel. Ze zijn ook meegenomen in het Gemeentelijk Rioleringsplan 3 dat in 2005 is vastgesteld. In bestaand stedelijk gebied kan het vasthouden van gebiedseigen water een belangrijke bijdrage leveren aan het herstel van het natuurlijk watersysteem. Afkoppelen van het regenwater van de riolering en infiltratie in de bodem leidt tot herstel van de grondwateraanvulling. De paragraaf waterhuishouding en riolering is gebaseerd op het gemeentelijk waterbeleid en het concept is eerst voorgelegd aan de waterbeheerder.
Voor ontwikkelingen in bestaand stedelijk gebied wordt het vasthouden van regenwater aangepakt op stadsniveau: er wordt gekozen voor eerst transport naar de zogenaamde waterparken. Daar wordt het regenwater verwerkt (bergen, infiltreren), dan aan de natuur teruggegeven. Vasthouden binnen de verschillende plannen is mogelijk, bijvoorbeeld in groene of retentiedaken. Benutting van regenwater voor doeleinden waarvoor drinkwater niet hoeft, is ook een mogelijkheid.
Proces
Het plan is voorgelegd aan de waterbeheerder het waterschap De Dommel, bij het overleg van 10 februari 2009. De herstructurering is sinds het begin van het plan bekend bij het waterschap. De opzet van het plan is in regulier overleggen toegelicht. De conceptparagraaf is voorgelegd aan De Dommel. Zij verstrekte haar wateradvies als reactie op dit concept. Deze opmerkingen zijn verder verwerkt in de definitieve waterparagraaf.
Het waterschap stemt dan ook in met deze waterparagraaf. Dit wateradvies is verwoord in de brief van De Dommel, met kenmerk U-09-03070, verzonden 16 juni 2009.
Hoofdstuk 10 Juridische Regelgeving
10.1 Indeling Van De Regels
De indeling van dit bestemmingsplan is gebaseerd op de SVBP2008 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen). Deze indeling wordt in deze paragraaf toegelicht.
10.1.1 Inleidende regels
Hoofdstuk Hoofdstuk 1 bevat de ´Inleidende regels´. Dit hoofdstuk omvat twee artikelen: een artikel met een aantal noodzakelijke begripsomschrijvingen en een artikel regelende de wijze van meten.
10.1.2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 bevat de ´Bestemmingsregels´. In dit hoofdstuk komen de verschillende bestemmingen met bijbehorende bouwregels en gebruiksregels aan bod. Bij sommige bestemmingen is daarnaast sprake van aanlegvergunningen.
Bestemmingsomschrijvingen
In het plan komen de volgende bestemmingen voor:
- 1. Bedrijf
- 2. Bedrijventerrein
- 3. Detailhandel
- 4. Detailhandel perifeer
- 5. Gemengd-1
- 6. Gemengd-2
- 7. Gemengd
- 8. Groen
- 9. Kantoor
- 10. Maatschappelijk
- 11. Verkeer
- 12. Verkeer-Verblijf
- 13. Water - Waterstaatkundige doeleinden
- 14. Wonen
- 15. Wonen-Gestapeld
Daarnaast zijn de volgende dubbelbestemmingen opgenomen:
- 16. Waarde-Cultuurhistorie
- 17. Waarde-Ecologie
Bouwregels
De bouwregels bevatten een uitgebreide regeling ten aanzien van het oprichten van gebouwen en overige bouwwerken in het plangebied (bouwvlak, erf, bouwhoogte, regeling bijgebouwen, etc.). Voor een uitgebreide toelichting op de bouwregels wordt verwezen naar paragraaf 10.3 ´Ruimtelijkbeheer´. Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt in bouwregels voor (hoofd)gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouw zijnde.
Nadere eisen en ontheffingen
Per bestemming heeft het college de bevoegdheid om met in achtneming van de daarvoor geldende procedures nadere eisen aan bouwplannen te stellen of ontheffing van de bouwregels te verlenen. De hiervoor geldende procedures worden in artikel 27.1 beschreven. Voor het verlenen van ontheffingen gelden steeds een aantal voorwaarden. Deze worden in het betreffende lid opgesomd.
Specifieke gebruiksregels
Ten slotte worden per bestemming de regels omtrent het gebruik van bouwwerken en gronden gegeven, aangevuld met een aantal ontheffingsmogelijkheden wisselend per bestemming.
10.1.3 Algemene regels
Hoofdstuk 3 betreft de ´Algemene regels´. Dit hoofdstuk bevat regels die voor alle gronden van toepassing zijn, ten aanzien van de volgende aspecten:
Algemene juridische en stedenbouwkundige regels
Artikel 20 bevat algemene anti-dubbeltelregels ter voorkoming van onbedoeld gebruik van de regels.
Artikel 21 bevat een aantal algemene stedenbouwkundige regels die voor alle bestemmingsvlakken van toepassing zijn. Het gaat hierbij om de regeling met betrekking tot ondergrondse bebouwing en de verhouding tussen bouwvlakken en aanduidingen, de situering van de hoofdtoegang voor woningen, een regeling voor onbebouwde terreinen bij woningen en bij overige gebouwen, een regeling over de ruimte tussen gebouwen en een regeling voor het bouwen nabij op de plankaart aangeduide bomen.
Algemene ontheffingsbevoegdheid
Een algemene ontheffingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders in artikel 22 met betrekking tot geringe afwijkingen van de regels van het plan.
Algemene wijzigingsbevoegdheid
Een algemene wijzigingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders in artikel 23, o.a. schrappen van functieaanduidingen en uitwisseling van functieaanduidingen, het toelaten van diverse functies binnen de woonbestemming, wijziging van de bestemmingsgrenzen en het toelaten van utiliteitsvoorzieningen met een oppervlak groter dan 50 m2.
Daarnaast zijn er wijzigingsbevoegheden opengenomen voor de diverse deelgebieden. De bestemming Bedrijf, Bedrijventerrein, Detailhandel of Maatschappelijk kan gewijzigd worden in Gemengd, Verkeer en Verblijf en/of Groen. Per deelgebied zijn voorwaarden geformuleerd.
Algemene nadere eisen
Naast een aantal nadere eisen per bestemming zijn burgemeester en wethouders op basis van artikel 24 bevoegd om een aantal algemene nadere eisen te stellen. Ook hiervoor gelden de procedureregels van artikel 27.1.
Algemene aanlegvergunningen
Algemene regels in artikel 25 over het toelaten van werkzaamheden waarvoor een aanlegvergunning vereist is.
Algemene procedureregels
In artikel 27 worden de procedureregels bij het gebruik maken van de wijzigings- en ontheffingbevoegdheden en tot het stellen van nadere eisen gegeven.
10.1.4 Overgangsrecht en slotregel
Het laatste hoofdstuk bevat ´Overgangsrecht en slotregel´. Dit zijn algemene regels betrekking hebbend op het overgangsrecht. Bouwwerken welke op het moment van tervisielegging van het plan bestaan (of die kunnen worden opgericht volgens een voor dit tijdstip aangevraagde bouwvergunning) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. In de slotbepaling wordt de exacte naam van het bestemmingsplan gegeven.
10.2 Functioneel Beheer
10.2.1 Bedrijf / bedrijventerrein
De ontwikkelgebieden waar thans bedrijvigheid is gevestigd en waarvoor nog geen concrete plannen voor transformatie zijn hebben de bestemming Bedrijventerrein danwel Bedrijf (als het om een solitaire bedrijfsvestiging gaat) gekregen. Het betreft het perceel van Cementbouw, het gebied Galjoenstraat Noord, de locatie waar voorheen Wolstad gevestigd was, de Spinaker en Fabriekskwartier Noord.
Binnen deze gebieden kan de bestemming gewijzigd worden naar Gemengd, om zodoende het centrumstedelijk woon milieu mogelijk te maken of naar Wonen voor wat betreft Kanaalzicht.
Naast deze ontwikkelgebieden zijn er 3 locaties met bedrijven waarbinnen de planperiode geen wijziging verwacht wordt. Dit betreft de bedrijvenstrook langs de Ringbaan Zuid. Hier is de aanduiding Detailhandel perifeer toegevoegd omdat hier perifere detailhandel gevestigd is. Aan de St. Bernadettestraat is een binnenwijks bedrijventerrrein gevestigd en aan de Hendrik Zwaardecroonstraat is het bedrijf van Rijkswaterstaat gevestigd.
Vestiging c.q. uitbreiding van (nieuwe) bedrijven is binnen de daarvoor aangewezen bestemmingen slechts toelaatbaar tot de daarvoor weergegeven milieucategorie welke blijkt uit de bestemmingsomschrijving. De bedrijven zijn toelaatbaar tot milieucategorie 3.1. Dit is een categorie die binnen een woonomgeving acceptabel is.
In de bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten is een staat toegevoegd die onderdeel uitmaakt van de bestemmingsplanregels. Deze lijst is bedoeld als hulpmiddel voor het bepalen van welke bedrijven, met de daarbij behorende opslagen en installaties, zich binnen het plangebied mogen vestigen en waar dit binnen het plangebied is toegestaan. De lijst is afgeleid van de bedrijvenlijst die als bijlage hoort bij 'Bedrijven en Milieuzônering', een uitgave van het VNG.
Daar waar bedrijven aanwezig zijn met een hogere milieucategorie hebben deze een specifieke aanduiding gekregen met de categorie aanduiding.
Uitbreidingsmogelijkheden zijn behoudens de fysiek beperkte bebouwingsregelingen ook gelimiteerd door de genoemde categorie-indeling. Uitbreiding (meer dan 10%) is niet toelaatbaar, indien het bedrijf de maximaal toelaatbare milieucategorie overschrijdt.
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om ontheffing te verlenen van de categorie indeling van bedrijven tot ten hoogste één hogere categorie dan in de regels voor de betreffende locatie is opgenomen mits dit uit milieutechnisch oogpunt mogelijk is. De plansystematiek (dubbelbestemming -middels gebieds- plus perceelsbestemming en wijzigingsbevoegdheid voor voorgevelrooilijnen en uitbreiding van de verkeersbestemmingen) maakt het mogelijk om op slagvaardige wijze in te spelen op ontwikkelingsmogelijkheden.
10.2.2 Detailhandel
Daar waar detailhandel aanwezig is heeft deze de bestemming detailhandel gekregen. Het betreft hier de bestaande supermarkt aan het Lourdesplein. Verspreide winkels hebben de aanduiding detailhandel gekregen. Binnen het AaBe complex kan binnen de aldaar gedachte perifere detailhandel een wijkwinkelcentrum van maximaal 5.000 m2 gevestigd worden.
10.2.3 Gemengd
Binnen de bestemming Gemengd zijn naast de functie wonen ook andere functies toegelaten zoals kleinschalige bedrijvigheid, kleine kantoren, dienstverlening, maatschappelijke instellingen.
Er zijn 3 soorten bestemmingen Gemengd.
Voor het gebied de Havenmeester gedlt de bestemming Gemengd. In deze bestemming is de voorwaarde opgenomen dat binnen een bestemmingsvlak minimaal 70% van de oppervlakte de functie wonen dient te hebben.
Voor de Linten van de eerste categorie (dit is in dit plan de Piusstraat) is de bestemming Gemengd 1 van toepassing. Voor de linten van de tweede categorie (Piushaven, Koopvaardijstraat, Prinsenhoeven en Hoevenseweg ten noorden van de Fatimastraat) is Gemengd 2 van toepassing. Het verschil in deze bestemmingen zit met name in de toegelaten bouwdiepte en bouwhoogte. In linten van de eerste categorie is onder voorwaarden een bouwhoogte van 15 meter toegelaten en in linten van de tweede categorie een bouwhoogte van 11 meter.
10.2.4 Groen
Grootschalige groenvoorzieningen zoals parken en groenvoorzieningen zijn ondergebracht onder de bestemming "Groen´. Kleinere groenvoorzieningen worden tot de verkeersbestemmingen gerekend. Het Wilhelminakanaal is in het Streekplan aangeduid als ecologische verbindingszone. Deze heeft dan ook de dubbelbestemming Waarde - Ecologie gekregen. Ter bescherming van deze zone is in de regels een aanlegvergunningstelsel opgenomen voor het uitvoeren van bepaalde werken en/of werkzaamheden.
10.2.5 Horeca
Binnen het gemeentelijke geïntegreerd horecabeleid worden aan de ene kant drie typen horecavoorzieningen onderscheiden (horeca van de categorie 1, 2 of 3) en aan de andere kant vijf gebiedstypen waaraan vestigingscriteria gekoppeld zijn. De gebiedstypen zijn: horecaconcentratiegebied, winkelcentra, lijnstructuur, woongebied en overig gebied.
Bestaande horecavestigingen worden als zodanig bestemd, nieuwvestigingen worden slechts middels ontheffingsmogelijkheden dan wel wijzigingsbevoegdheden toegelaten, waarbij spreiding wordt beoogd, afhankelijk van zwaarte en omvang van de vestiging in relatie tot de typologie van het gebied. Voor het plangebied is dit als volgt uitgewerkt:
- de 'lijnstructuur horeca' beperkt zich in het plangebied tot de Piusstraat, de Piushaven, de Koopvaardijstraat, de Havendijk en de Ringbanen;
- als woongebied wordt beschouwd de bestemming ´W´ voorzover deze niet is gelegen aan de hiervoor benoemde wegen gelegen aan de lijnstructuur horeca;
- overig gebied wordt gevormd door de andere bestemmingen niet zijnde verkeersbestemmingen en voor zover niet gelegen aan de hiervoor benoemde wegen gelegen aan de lijnstructuur horeca.
- Als specifieke eis voor het Piushaven gebied geldt dat de horeca georienteerd dient te zijn op de Piushaven of het havenpark.
Voor de afzonderlijke bestemmingen zijn vervolgens de spreidingscriteria in een wijzigingsmogelijkheid opgenomen. Door de werking van de spreidingscriteria is impliciet bepaald dat de aard en omvang van de beoogde activiteit naar aard en schaal passen binnen het gebied en dat door de nieuwvestiging in beginsel geen onevenredige aantasting plaats vindt van de in de omgeving aanwezige functies. Voldoet een eventuele nieuwe vestiging aan de spreidingscriteria, dan dienen bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid voor het toelaten van nieuwe horeca 3 vestigingen en de ontheffingsbevoegdheid voor het toelaten van nieuwe horeca 1 of 2 vestigingen de navolgende criteria in de afwegingen te worden betrokken:
- de eventueel verkeersaantrekkende effecten c.q. parkeerbehoefte in relatie tot de ontsluitingssituatie en
- de parkeer- en stallingsmogelijkheden op eigen terrein dan wel in het openbaar gebied.
10.2.6 Kantoor
Het aanwezige kantoor aan Twentestraat heeft deze bestemming. Binnen de bestemming "Bedrijf" en "Bedrijventerrein" zijn geen zefstandige kantoren toegelaten. Binnen de bestemmingen Gemengd zijn kleinschalige kantoren wel toegelaten. Verder is er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor grote woonpanden aan de Ringbanen.
10.2.7 Maatschappelijk
Op het Lourdesplein is een school aanwezig. Deze heeft de bestemming maatschappelijk gekregen. Voor dit deelplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen naar de bestemming "Gemengd". Het pand komt na verhuizing naar de MFA aan de St. Josephstraat vrij.
10.2.8 Verkeer
De gebiedsontsluitingswegen zoals de Ringbanen en de nieuwe ontsluitingsweg hebben de bestemming de Verkeer gekregen. De overige wegen hebben de bestemming Verkeer - Verblijf gekregen.
10.2.9 Waterstaatkundige doeleinden
Het Wilhelminakanaal en de Piushaven hebben de bestemming Waterstaatkundige Doeleinden / Water gekregen. Het bestemmingsplan laat het gebruik zoals dat van de Piushaven wordt gemaakt als ligplaats voor woonschepen, museumschepen, bedrijfsschepen enz in het algemeen toe. De specifieke regeling van het gebruik van het water is geregeld in de Havenverordening.
De liplaatsen van de horeca boten aan de noordkant te weten de Albatros en de te verwachten horecaboot Orion hebben een nadere aanduiding Horeca gekregen. Dit houdt in dat binnen de Piushaven niet op een andere plaats een horeca boot kan worden neergelegd. De aanwezige kappersboot heeft de aanduiding dienstverlening gekregen.
10.2.10 Wonen
Wonen is de hoofdfunctie van de aandachtsgebieden. In principe moeten andere functies zich daar naar voegen. De woonfunctie is geconserveerd binnen de bestemmingsvlakken ´W´ en ´W-GS´ . De woonfunctie wordt ook toegestaan binnen de bestemmingen 'GD', ´GD-1´ en ´GD-2´.
Een onderscheid in wonen naar maatschappelijke groeperingen zoals studentenhuisvesting, bejaardenhuisvesting, therapeutisch wonen, c.q. wonen onder begeleiding, wonen in opvangcentrum e.d. wordt in de woonbestemmingen niet gemaakt. Wel wordt hierop een uitzondering gemaakt. Penitentiaire inrichtingen vallen onder maatschappelijke instellingen.
Mantelzorg
Onder mantelzorg wordt het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband verstaan. Het verlenen van mantelzorg in een afhankelijke woonruimte is middels ontheffing onderdeel van de woonfunctie. Onder een afhankelijke woonruimte wordt hierbij een (aangebouwd) bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is verstaan.
10.2.11 Tijdelijk, kortstondig of incidenteel (afwijkend) gebruik van de bestemming
Tijdelijk, kortstondig of incidenteel (afwijkend) gebruik binnen bestemmingen komt hoofdzakelijk op de navolgende wijzen voor:
- a. gebruik van het openbaar gebied t.b.v. kermissen, weekmarkten, rommelmarkten, kerstmarkten, (sport-)evenementen, circussen, buurt- en straatfeesten, braderieën, festivals (bijv. Festiped, Mundial), stadspromotionele activiteiten (bijv. Tilburg Culinair) e.d., maar ook t.b.v. terrassen, steigers, bouwketen, containers, standplaatsen voor bloemen-, vis-, patat- en oliebollenkramen e.d.;
- b. zeer incidenteel gebruik van sportcomplexen (zowel binnen als buiten) voor besloten feestactiviteiten in verenigingsverband (bijv. een toernooi met feesttent, levende muziek c.s.);
- c. gebruik van particulier terrein t.b.v. evenementen (muziekfestival, zeskamp, occasionshow, e.d.) zoals 'Udenhout onder zeil';
- d. incidenteel gebruik van sportcomplexen, groenvoorzieningen, sporthallen, e.d. t.b.v. evenementen zoals rommelmarkten, antiekbeurzen, huishoudbeurzen, computerbeurzen, tentoonstellingen, bedrijvencontactdagen e.d.
Het onder a bedoelde gebruik is opgenomen in de bestemmingsomschrijvingen van de verschillende bestemmingen voor het openbaar gebied. Een aantal van deze activiteiten zijn voor wat betreft het openbare orde en veiligheidsaspect vergunningplichtig op grond van de APV.
Het onder c bedoelde gebruik is d.m.v. een algemene ontheffing mogelijk gemaakt in artikel 22.8. Het onder d. bedoelde incidentele gebruik is opgenomen in de bestemmingen ´Groen´.
10.3 Ruimtelijk Beheer
10.3.1 Relatie met bouwverordening en bouwvlakken
De plansystematiek is vertaald naar de SVBP2008 (Standaard Vergelijkbare bestemmingsplannen 2008). Dit bestemmingsplan maakt onderscheid in: het bouwvlak en het erf.
Het bouwvlak komt in principe, met uitzondering van de bestemmingen in het openbaar gebied, bij alle bestemmingen voor. In het bouwvlak mogen gebouwen worden opgericht welke ten dienste van de bestemming staan. Ook mogen er aan-, uit- en bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwzijnde worden gebouwd, voor zover deze behoren bij het hoofdgebouw. Bij woningen en bij bebouwing langs de linten mag het bouwvlak in principe volledig worden bebouwd, tenzij anders wordt weergegeven. Wanneer er sprake is van enkelvoudige bouwvolumes wordt veelal een bebouwingspercentage weergegeven.
In het erf mogen geen hoofdgebouwen worden opgericht. Binnen het erf zijn wel bouwwerken geen gebouw zijnde en aan-, uit- en bijgebouwen toegestaan, voor zover deze behoren bij de hoofdfunctie van de bestemming. Het erf komt met name voor bij woningen en bebouwing langs de linten. Enkelvoudige bouwvolumes kennen doorgaans geen onbebouwd erf.
Binnen het onbebouwd erf, met uitzondering van hetgeen vergunningvrij mag worden gebouwd, is geen bebouwing toegestaan. Per bestemming bestaan hiervoor een aantal ontheffingsmogelijkheden.
Van de algemene regeling wordt afgeweken bij beschermde stadsgezichten. Met name is een specifieke regeling, afwijkend van de stedenbouwkundige regeling in de bouwverordening, nodig vanwege de instandhouding van de karakteristieke en met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur. Deze regeling is nader uitgewerkt onder artikel 18 ´Waarde- Cultuurhistorie´.
Hierna wordt eerst een toelichting gegeven op de algemene-, op de stedenbouwkundige regeling in de bouwverordening gebaseerde, regelgeving.
10.3.2 Voorgevelrooilijn
De voorgevelrooilijn is in dit bestemmingsplan omschreven als ´de voorste, naar het openbaar gebied toegekeerde lijn die het bouwvlak begrenst´. In de bouwregels wordt aangeven wanneer er sprake is van een voorgevelrooilijn. Indien er sprake is van enkelvoudige volumes, wordt veelal een groot bouwvlak weergegeven, dat niet volledig (100%) mag worden bebouwd. In dat geval wordt op de plankaart een bebouwingsfront weergegeven. In de regels wordt dan geregeld dat ter plaatse van deze aanduiding bebouwing in deze lijn moet worden gebouwd. Het bebouwingsfront geldt dan als voorgevelrooilijn.
10.3.3 Bouwhoogte
Op grond van historisch/morfologische interpretatie worden de volgende gebiedstypen onderscheiden, waarbij het onderscheid wordt gevormd door een andere maximale bouwhoogte:
- a. hoofdstructuur oude gebieden, onderverdeeld in:
- 1. linten van de 1e orde;
- 2. linten van de 2e orde;
- b. hoofdstructuur nieuwe gebieden;
- c. overige gebieden.
Langs de op 'hoofdstructuur oude gebieden' wordt indien sprake is van een lint van de 1e orde een maximale hoogte toelaatbaar geacht van 15 m. Indien sprake is van een lint van de 2e orde is de maximaal toelaatbare hoogte 11 m. Langs de 'hoofdstructuur nieuwe gebieden' is een maximale bouwhoogte van maximaal 15 m toelaatbaar terwijl in de overige gebieden maximaal 10 m hoogte toelaatbaar is. Bij afwijkende woningtypes en bijzondere situaties wordt van deze hoogteregels afgeweken en ´op maat´ bestemd.
In de deelgebieden waarvoor reeds een planologische procedure doorlopen is, is maatwerk verricht door de toegelaten hoogten op basis van de bouwenveloppe over te nemen.
10.3.4 Goothoogte
De toegelaten hoogte in de voorgevelrooilijn is in het algemeen gerelateerd aan de straatbreedte. De toegelaten hoogte in de achtergevelrooilijn is in het algemeen gerelateerd aan de afstand tussen de achtergevelrooilijnen. De systematiek achter de goothoogte in de voorgevelrooilijn kan als volgt worden omschreven: de straatbreedte (gemeten van gevel tot gevel) + 1 m met een maximum van:
- 15 m bij linten van de eerste orde;
- 11 m bij linten van de tweede orde;
- 10 m bij de overige gebieden.
In de meeste gevallen komt dit neer op een goothoogte die gelijk is aan de bouwhoogte.
Aanvullend op deze regeling dient langs de 'hoofdstructuur oude en nieuwe gebieden' echter rekening te worden gehouden met de bestaande hoogte van de belendingen in de voorgevelrooilijn. Hierbij dienen de volgende uitgangspunten in acht te worden genomen:
- de hoogte van de bebouwing in de voorgevelrooilijn op het te bebouwen perceel mag in een strook van 5 m langs de zijdelingse perceelsgrens over een diepte tot aan de achtergevelrooilijn niet meer bedragen dan de feitelijk in de voorgevelrooilijn aanwezige afschuiningshoogte van de bebouwing op het naastgelegen perceel vermeerderd met 6 m;
- deze hoogte mag afhankelijk van de aanwezige afschuiningshoogte van de bebouwing op het naastgelegen perceel in elk geval 10m bedragen;
- bebouwing op een grotere afstand dan 5m van de zijdelingse perceelsgrens wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.
In bijzondere gevallen kan, afhankelijk van het type lint, ontheffing worden verleend t.b.v. bebouwing in de strook van 5 m langs de zijdelingse perceelsgrens tot een maximale hoogte behorende bij het type lint. Rekening houdende met de belendingen en/of het straatbeeld kunnen uit oogpunt van een goede ruimtelijke inpassing nadere eisen worden gesteld ten aanzien van vorm, afmetingen en plaats van de bovenste bouwlaag of de bovenste twee bouwlagen.
10.3.5 Ontheffing afwijkende bouwhoogte
Een ontheffingsmogelijkheid voor een hogere bouwhoogte is mogelijk voor specifieke constructies, bouwwerken geen gebouw zijnde, schoorstenen, minaretten, windmolens e.d. (zie artikel 22.3).
10.3.6 Bouwdiepte
Conform de regeling in de bouwverordening is de bouwdiepte gerelateerd aan de dieptemaat van het betreffende bouwblok c.q. bouwstrook. In het algemeen is de achterste begrenzig van het bouwvlak bepaald door de helft van de straal van de ingeschreven cirkel binnen de voorgevelrooilijnen in het betreffende bouwblok. Indien sprake is van een bouwstrook is de bouwdiepte bepaald middels de helft van de diepte van de bouwstrook dat gelegen is achter de voorgevelrooilijn. In beide gevallen wordt als maximum gehanteerd een diepte van 12 m. Gelet op de specifieke situatie of vanuit stedenbouwkundige overwegingen kan voor het bepalen van de achtergevelrooilijn van deze richtlijn worden afgeweken.
10.3.7 Ontheffing voor overschrijding van de achtergevelrooilijn
Ontheffingen voor het overschrijden van de achtergevelrooilijn zijn mogelijk. Ontheffing is -naast kleinere gevallen- met name nodig in die situaties waarin binnen de stroken- of blokverkaveling (gelegen binnen of aansluitend op het bestaande stadsweefsel) sprake is van:
- gebouwen op binnenterreinen mits hiervan de bereikbaarheid conform de gemeentelijke Bouwverordening gewaarborgd is;
- bebouwing in meerdere bouwlagen in de strook van 5 m langs de perceelscheiding tot een bebouwingsdiepte van max. 15 m.
bij het verlenen van ontheffing dient een afweging plaats te vinden aan de hand van de volgende criteria:
- a. de beoogde bebouwing moet stedenbouwkundig gezien naar schaal passen c.q. inpasbaar zijn binnen het gebied, de bouwstrook of het bouwblok waarbij in het bijzonder afstemming met bestaande woonbebouwing moet plaatsvinden;
- b. bij ligging binnen beschermde stadsgezichten waarmee de schaal van de bebouwing zou kunnen concurreren dient afstemming plaats te vinden. In voorkomende gevallen wordt advies gevraagd aan de Monumentencommissie.
10.3.8 Regeling aan-, uitbouwen en bijgebouwen
Tenzij anders weergegeven is de volgende regeling van kracht voor woningen:
- a. oppervlakte:
- 1. 20 m2 indien erf kleiner is dan 50 m2;
- 2. 40% van erf met maximum van 60 m2 bij erf tussen de 50 m2 en 500 m2;
- 3. 80 m2 bij erf tussen de 500 m2 en 1000 m2;
- 4. 100 m2 bij erf vanaf 1000 m2.
- b. bouwhoogte: max 3 m bij plat dak, bij schuin dak goothoogte max 3 m en bouwhoogte max 4,5 m.
Met ontheffing is ten behoeve van mantelzorg een grotere oppervlakte mogelijk.
10.3.9 Regeling beschermd stadsgezicht
Met het beschermd stadsgezicht wordt beoogd de in het gebied voorkomende aanwezige cultuurhistorische en architectonische waarden en stedenbouwkundige structuur te waarborgen. De regeling ter bescherming van het beschermd stadsgezicht wordt verwerkt in de hierna volgende onderdelen.
Plankaart
De begrenzing van het beschermd stadsgezicht is weergegeven.
Regels
In artikel 18 ´Waarde - Cultuurhistorie´ is bepaald dat de gronden binnen het beschermd stadsgezicht tevens zijn bestemd voor de instandhouding van de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermd stadsgezicht.
10.3.10 Bomen
In de bestemmingsplannen worden, indien voorkomend, twee soorten bomen beschermd:
- I. Openbare en particuliere monumentale bomen van de "Gemeentelijke Lijst van Monumentale Bomen Tilburg" worden afzonderlijk aangeduid als "monumentale boom";
- II. Bomen met een hoofdwaarde worden tenslotte afzonderlijk aangeduid als "beeldbepalende boom".
De bescherming bestaat uit een bouwverbod en een aanlegvergunningstelsel binnen een straal van respectievelijk 15 en 8 m vanuit het hart van de betreffende boom.
10.4 Ontheffingen, Wijzigingsbevoegdheden En Algemene Regels
Ten slotte worden per bestemming verschillende ontheffingen en wijzigingbevoegdheden gegeven die betrekking hebben op het ruimtelijk beheer. Deze komen eveneens terug in de Algemeneregels.
Hoofdstuk 11 Financiële Paragraaf
De Wet ruimtelijke ordening schrijft voor dat bij een bestemmingsplan een exploitatieplan dient te worden vastgesteld tenzij
- het kostenverhaal anderszins verzekerd
- er geen noodzaak is voor locatie-eisen
- er geen noodzaak is voor het stellen van eisen aan de te realiseren woningbouwcategorien
In het Piushavengebied kennen we 3 soorten gebieden.
- 1. Aandachtsgebieden. Hier zitten in principe geen nieuwe ontwikkelingen en is er geen sprake van kosten. Het opstellen van een exploitatieplan voor deze gebieden is niet nodig.
- 2. Ontwikkelgebieden waar al een planologische procedure voor doorlopen is en de bouwenveloppe opgenomen is in het bestemmingsplan. Voor deze gebieden is een exploitatieovereenkomst en een planschadeovereenkomst gesloten met de betreffende ontwikkelaars. In die overeenkomst zijn afspraken gemaakt over de vergoeding van kosten maar ook over locatieeisen en woningbouwcategorien. Het opstellen van een exploitatieplan is hiervoor niet nodig. Dit geldt ook voor de 5 ontwikkellokaties in het aandachtsgebied Hoogvenne.
- 3. Gebieden met een wijzigingsbevoegdheid. Volgens de Wet ruimtelijke ordening kan pas op het moment van vaststelling van een wijzigingsplan een exploitatieplan worden opgesteld. Dit is nu nog niet aan de orde.
Aangezien het verhaal van kosten anderszins verzekerd is, het bepalen van een tijdsvak of fasering en het stellen van eisen en regels als bedoeld in artikel 6.13 tweede lid Wro niet noodzakelijk is c.q. in de gesloten overeenkomsten is geregeld, is er geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro opgesteld.
Gelet op bovenstaande is het onderhavige plan economisch uitvoerbaar.
Hoofdstuk 12 Burgerparticipatie En Vooroverleg
Het concept bestemmingsplan is onderwerp geweest van burgerparticipatie en vooroverleg.
12.1 Vooroverleg
Het concept plan is toegezonden aan Provincie Noord Brabant, de insepctie VROM, Waterschap De Dommel, Rijkswaterstaat Directie Noord Brabant, Kamer van koophandel, Brandweer Midden-West Brabant.
De provincie Noord Brabant heeft meegedeeld dat het concept plan geen aanleiding is tot het maken van opmerkingen. Van de overige instanties is geen reactie ontvangen.
12.2 Burgerparticipatie
Uitgangspunt van de handreiking burgerparticipatie is om de inwoners van Tilburg te betrekken bij de voorbereiding van ruimtelijke ontwikkelingen. Vastgesteld is dat voor elk (bouw)plan maatwerk geleverd moet worden om betrokkenen tijdig te informeren en (mogelijk) ideeën en wensen in te kunnen brengen. Voor het project Piushavengebied is het bevorderen van de betrokkenheid van burgers reeds georganiseerd door het formeren van planteams per (deel)project. Betrokken omwonenden nemen daarin zitting samen met de gemeente en de projectontwikkelaars. Zij hebben zogenaamd gekwalificeerd adviesrecht. Dit houdt in dat de adviezen van betrokkenen worden overgenomen waar mogelijk en dat gemotiveerd wordt wanneer iets niet mogelijk is.
Het onderhavige bestemmingsplan, bevat feitelijk weinig nieuwe elementen. Grotendeels betreft het zogenaamde beheer gebieden. Voor een aantal ontwikkelgebieden geldt dat burgers er al bij betrokken zijn geweest. Voor de deelplannen De Havenmeester, de gebiedsontsluitingsweg en brug en De Werf zijn planteams opgesteld en zijn inspraakprocedures gevolgd in het kader van de artikel 19 WRO procedure. Voor Prinsenhoeven 20 is een procedure om te komen tot een projectbesluit gestart. In dat kader heeft burgerparticipatie plaatsgevonden. Voor de overige deelplannen geldt een wijzigingsbevoegdheid. Dit betekent dat burgers bij de planvorming betrokken gaan worden, zodra deze procedures gaan lopen. Uiterlijk op dat moment worden planteams ingesteld.
Met betrekking tot het concept bestemmingsplan zijn drie avonden georganiseerd en is de gelegenheid geboden om op het concept te reageren. Op 23 april 2009 is het plan besproken in een vergadering van de Regiegroep. Op 3 juni 2009 is het plan toegelicht aan met name een groep bewoners die deel uitmaken van bestaande planteams, leden van de wijkraad Koningshaven, buurtraad Armhoefse Akkers, Bewonersplatform Piushaven en bewonerswerkgroep Fatima en de Stichting Thuishaven. Op 6 juli 2009 is een algemene informatieavond gehouden.
Tot 13 september 2009 is de gelegenheid geboden om op het plan te reageren. Dit is gebeurd door zowel betrokken marktpartijen als bewoners van het Piushavengebied.
De opmerkingen hadden onder andere betrekking op:
- Bezwaren tegen de geprojecteerde horecagelegenheid in het Vendelierspark
- Vragen over de regeling met betrekking tot horeca in deelplan De Havenmeester
- La Poubelle wil niet dat de Havendijk, als ontsluitingsweg voor hun bedrijf en parkeergelegenheid voor de medewerkers, komt te vervallen. Men wil een duidelijke regeling voor La Poubelle en geen belemmeringen door de toekomstige ontwikkelingen.
- Suggesties mbt de rijrichting in de Lanciersstraat; tegengaan van sluipverkeer
- Vragen met betrekking tot de bestemming "Gemengd"
- De bestemming van de boerderij Oisterwijksebaan 158/160/162
- Opheffen van de ligplaatsen voor de woonarken
- Vragen m.b.t. de bestemming detailhandel op het perceel van de Jumbo
- Diverse opmerkingen over de tekst in de toelichting over de deelplannen Kanaalzicht, De Werf en De Havenmeester.
Dit heeft geleid tot de volgende aanpassingen
- De geprojecteerde horecagelegenheid in het Vendelierspark wordt niet opgenomen in het bestemmingsplan. Eerst wordt de ontwikkeling van het Havenpark en de verdere ontwikkeling van de recreatieve functie van de Piushaven beoordeeld. Indien de behoefte aan de horeca gelegenheid daadwerkelijk manifest wordt zal er een afzonderlijke planologische procedure, met alle bezwaar- en beroepsmogelijkheden van dien, gevolgd worden.
- Op de plankaart is in het deelplan Havenmeester zijn aanduidingen Horeca opgenomen ter plaatse van de toren en ter plaatse van de appartementen aan de Havendijk. Dit is een vertaling van datgene wat op grond van de bouwenveloppe bij de artikel 19 procedure ook mogelijk is.
- De Havendijk heeft de bestemming Verkeer en Verblijf. Het perceel van La Poubelle heeft de bestemming Bedrijventerrein met een nadere aanduiding waardoor bedrijven in de milieucategorie 3.2 toegelaten zijn. La Poubelle is een bedrijf uit de milieucategorie 3.2. Door deze regeling zijn de belangen van het bedrijf veiliggesteld. Er ligt over het gebied, inclusief de Havendijk een wijzigingsbevoegdheid. Dat betekent dat het college van burgemeester en wethouders de bestemming Bedrijventerrein en Verkeer en Verblijf kan wijzigen in Gemengd. Voordat een wijzigingsplan opgesteld wordt zullen de belangen van de zittende bedrijvigheid gewogen worden.
- Een bestemmingsplan regelt niet de rijrichting in straten. Een bestemmingsplan kent bestemmingen toe aan gronden. In dit geval is aan de Lanciersstraat de bestemming Verkeer en verblijf toegekend. De rijrichting wordt geregeld in een verkeersbesluit.
- Binnen de bestemming Gemengd mag per bestemmingsvlak maximaal 30 % van het bruto vloeroppervlakte aangewend worden voor bedrijven, kantoren, recreatie, detailhandel, sport en dienstverlening. Minimaal 70 % van de bruto vloeroppervlakte binnen een bestemmingsvlak dient gebruikt te worden voor wonen. Omdat de mogelijkheid aanwezig moet zijn om op een of enkele ontwikkellocaties een verzorgingstehuis of iets dergelijks te vestigen is in het bestemmingsplan maatschappelijke doeleinden uitgezonderd van de eis dat die functie gecombineerd moet worden met wonen. Parkeervoorzieningen zijn toegelaten als bij Gemengd behorende voorziening.
- Het perceel Oisterwijksebaan 158/160/162 is conform de bestaande toestand bestemd.
- In het bestemmingsplan is nu expliciet opgenomen dat het innemen van woonarken niet toegestaan is.
- Jumbo heeft de bestemming Detailhandel. Over dit perceel ligt een wijzigingsbevoegdheid. Als de Jumbo verplaatst naar het AaBe complex kan deze bestemming gewijzigd worden in Gemengd.
- De toelichting van het plan is nogmaals kritisch doorgenomen en op onderdelen aangepast.
Het ontwerp bestemmingsplan wordt conform de wettelijke procedure 6 weken ter inzage gelegd met de mogelijkheid voor het indienen van zienswijzen.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten, Functiemenging
Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten, functiemenging
Bijlage 1 Bedrijven Met Afwijkende Milieucategorie
Bijlage 1 Bedrijven met afwijkende milieucategorie
Bijlage 2 Bodemparagraaf En Externe Veiligheid
Bijlage 2 Bodemparagraaf en externe veiligheid
Bijlage 3 Wateradvies
Bijlage 4 Natuuronderzoeken
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 5 Akoestisch onderzoek