KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Sport
Artikel 4 Leiding - Brandstof (Dubbelbestemming)
Artikel 5 Leiding - Gas (Dubbelbestemming)
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Antidubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 12 Algemene Procedureregels
Artikel 13 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangsrecht En Slotregel
Artikel 14 Overgangsrecht
Artikel 15 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
Hoofdstuk 2 Beschrijving Gebied
2.1 Juridisch-planologische Situatie
2.2 Plangebied
Hoofdstuk 3 Projectbeschrijving
Hoofdstuk 4 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg
4.1 Historische Geografie En Ontwikkeling
4.2 Cultuurhistorisch Waardevolle Objecten En Structuren
4.3 Archeologie
4.4 Conclusie
Hoofdstuk 5 Milieuaspecten
5.1 Algemeen
5.2 Milieuhinder Bedrijven
5.3 Externe Veiligheid
5.4 Geluid
5.5 Lucht
5.6 Bodem
5.7 Groen En Natuur
Hoofdstuk 6 Wateraspecten
6.1 Algemeen
6.2 Bestaand Watersysteem
6.3 Duurzaam Stedelijk Water
6.4 Watertoets
Hoofdstuk 7 Opzet Planregels
7.1 Indeling Van De Regels
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 9 Burgerparticipatie En Overleg
9.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro
9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
9.3 Burgerparticipatie
9.4 Zienswijzen
Bijlage 1 Advies Waterbeheerder
Bijlage 2 Verantwoording Externe Veiligheid

Buitengebied 94, 1e herziening (Hoolstraat 4)

Bestemmingsplan - Tilburg

Onherroepelijk op 21-05-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 aanbouw

Een gebouw, dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.2 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.3 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.4 achtergevelrooilijn

De achterste, niet naar het openbaar gebied toegekeerde lijn die het bouwvlak begrenst.

1.5 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.6 bebouwingspercentage

Het percentage dat per bouwperceel bepaalt hoeveel procent van dat bouwperceel - binnen het aangegeven bouwvlak - ten hoogste mag worden bebouwd.

1.7 beperkt kwetsbaar object

Object zoals omschreven in het ´Besluit externe veiligheid inrichtingen´.

1.8 bestaand

Ten tijde van terinzagelegging van ontwerpbestemmingsplan.

1.9 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.10 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0855.BSP2009009- met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.11 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 bijgebouw

Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.13 bouwen

Het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.14 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.15 bouwlaag

Een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkant van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5 m in hoogte verschillen, zulks met uitzondering van een onderbouw of zolder.

1.16 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.17 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.18 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.19 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.20 bouwwerken van algemeen nut

Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen.

1.21 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)

De som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren -horizontale vlakken ter plaatse van trappen, hellingen en vides daaronder begrepen- voorzover de ruimten waarbinnen de vloeren zich bevinden een grotere inwendige hoogte hebben dan 1,5 m.

1.22 calamiteit

Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk door overmacht: brand, overstroming, terroristische en/of oorlogshandelingen, aardbeving en dergelijke.

1.23 cultuurhistorische waarde

De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door een gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of gebied.

1.24 dakhelling

Hoek die gevormd wordt door een schuin dakvlak en een horizontaal vlak die elkaar snijden op de goothoogte.

1.25 erf

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.26 extensief (dag)recreatief medegebruik

Extensieve vormen van recreatie, zoals wandelen en fietsen, die plaatsvinden in gebieden waar de hoofdbestemming meestal natuur of bos betreft.

1.27 functionele eenheid

Hieronder wordt verstaan:

  1. a. Een samenstel van activiteiten dat, gelet op de aard en de organisatie van die activiteiten alsmede op de plaats waar die activiteiten worden verricht, als een eenheid moet worden beschouwd.
  2. b. Het complex van bebouwde en onbebouwde gronden waarop de hiervoor bedoelde activiteiten worden verricht.

1.28 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met (minimaal twee) wanden omsloten ruimte vormt.

1.29 geluidshinderlijke inrichtingen

Inrichtingen genoemd in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.

1.30 geprojecteerd kwetsbaar object

Nog niet aanwezig kwetsbaar object dat op grond van het voor het betrokken gebied geldende bestemmingsplan toelaatbaar is.

1.31 groenvoorzieningen

Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair, etc, alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.

1.32 hoofdgebouw of hoofdbebouwing

Een gebouw of bebouwing ten dienste van de bestemming van de betreffende gronden, dat/die op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.33 houtopstand

Houtachtige overblijvende gewassen zoals struiken, heggen en bomen.

1.34 kortstondig

Aansluitende tijdsperiode van maximaal 12 uur.

1.35 kwetsbaar object

Begrip zoals omschreven in het ´Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer´.

1.36 maatvoeringsvlak

Een deel van een bestemmingsvlak dat van een ander maatvoeringsvlak wordt gescheiden door een maatvoeringsvlakgrens. Maatvoeringsvlakken onderscheiden zich door een met de maatvoeringsaanduiding aangegeven afwijking in goot-, bouwhoogte, dakhelling en/of bebouwingspercentage.

1.37 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.

1.38 onbebouwd erf

Dat deel van het perceel, dat geen bouwvlak of erf betreft.

1.39 onderbouw

Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant is gelegen tussen peil en maximaal 1,20 m boven peil.

1.40 ondergeschikte delen van een bouwwerk

Bouwdelen die ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa van het desbetreffende bouwwerk, zoals overstekende daken, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, trappen en trappenhuizen, liftkappen en lifthuizen, bordessen, funderingen, goten, hijsinrichtingen, gevelreclames, draagconstructies en dergelijke. Hieronder worden in elk geval niet verstaan entrees, erkers en ondergrondse bouwwerken.

1.41 openlucht- en sportieve recreatie

Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. dag-, verblijfs- en sportieve recreatie, die geheel of grotendeels in de openlucht plaatsvindt, zoals een trim- / fitnessparcours, een jongerenhangplek, e.d.

1.42 peil (straatpeil)

Hieronder wordt verstaan:

  1. a. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang.
  2. b. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

1.43 perceel

Een aaneengesloten stuk grond met kadastrale aanduiding.

1.44 plan

Het bestemmingsplan Buitengebied 94, 1e herziening (Hoolstraat 4 BKE) van de gemeente Tilburg.

1.45 plangrens

Een weergegeven lijn, die de grens van het plan aanduidt.

1.46 randhoogte

De bestaande hoogte van gebouwen gemeten op bovenkant goot, boeiboord of druiplijn, gemeten boven het gemiddelde peil van het aansluitende afgewerkte terrein.

1.47 recreatief medegebruik en evenementen

Hieronder wordt verstaan: incidenteel, kortstondig gebruik (enkele dagen) van complexen / voorzieningen t.b.v. evenementen zoals rommelmarkten, antiek-, huishoud-, en computerbeurzen, tentoonstellingen, bedrijvencontactdagen e.d., mits men in het bezit is van een evenementenvergunning.

1.48 risicovolle inrichting

  1. a. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
  2. b. een AMvB-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/ of het gebruik van gevaarlijke stoffen;
  3. c. bedrijven waarvan de aantoonbare PR10-6/jaar contour is gelegen buiten de inrichtingsgrens.

1.49 speelvoorzieningen

Voorzieningen ten dienste van sport en spel.

1.50 sport

Het geheel van voorzieningen t.b.v. sportbeoefening, zoals: ijsbaan/hal, (openlucht)zwembad, sportvelden, atletiekbaan, basketbalveld, handbalveld, jeu de boulesbaan, tennisbaan /-complex, sporthal, alsmede bijbehorende bebouwing zoals kleedruimten, clubhuis/verenigingsgebouw, opslagruimten, technische ruimten e.d.

1.51 straatpeil

Zie: peil (straatpeil).

1.52 uitbouw

Een gebouw, dat als vergroting van een bestaande ruimte is/wordt gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.53 verblijfsvoorzieningen

Besloten ruimten, bestemd voor het verblijven van mensen.

1.54 voorgevelrooilijn

De naar het openbaar gebied toegekeerde lijn, die het bouwvlak begrenst en aansluit aan het onbebouwd erf c.q. openbaar gebied.

1.55 water en waterhuishoudkundige voorzieningen

Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.56 waterstaat/waterstaatkundige doeleinden

Het openbaar waterverkeers-, watervervoers- en verblijfsgebied t.b.v. goederenvervoer, pleziervaart en oeveractiviteiten zoals vissen / hengelsport, wandelen en fietsen.

1.57 Wet geluidhinder

De wet van 16 februari 1979, staatsblad 99 (1979), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.

1.58 Wet milieubeheer

De wet zoals geplaatst in het staatsblad 551 (1992). Deze wet is in werking getreden op 1 maart 1993.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 Afstand tot zijdelingse perceelgrens

Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Sport

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de brandveiligheid;
    5. 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 4 Leiding - Brandstof (Dubbelbestemming)

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding-Brandstof (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn, naast de aldaar voorkomende onderliggende bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van:

  1. a. een ondergrondse brandstofleiding (RRP-leiding I) met een diameter van 24 inch, een druk van 62 bar en een belemmeringenstrook van 5 meter aan weerszijden van de leiding;
  2. b. een ondergrondse brandstofleiding (RRP-leiding II) met een diameter van 36 inch, een druk van 43 bar een een belemmeringenstrook van 5 meter aan weerszijden van de leiding.

4.2 Bouwregels

Waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. Voor het bouwen geldt dat in afwijking van hetgeen wordt bepaald door de onderliggende basisbestemming(en), binnen de op de verbeelding aangegeven dubbelbestemming 'Leiding-Brandstof' begrepen gronden uitsluitend bouwwerken mogen worden opgericht die zijn bestemd voor de aanleg en instandhouding van de desbetreffende leiding.

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Leiding - Gas (Dubbelbestemming)

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Gas (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn, naast de voor de aldaar voorkomende onderliggende bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een ondergrondse leiding voor het transport van gas met een diameter van ten hoogste 8 inch en een druk van ten hoogste 40 bar, inclusief een belemmeringenstrook van 5 m aan weerszijden van deze leiding.

5.2 Bouwregels

Waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming, geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. Voor het bouwen geldt dat in afwijking van hetgeen wordt bepaald door de onderliggende basisbestemming(en), binnen de weergegeven dubbelbestemming ´leiding-gas´ begrepen gronden uitsluitend bouwwerken mogen worden opgericht die zijn bestemd voor de aanleg en instandhouding van de desbetreffende hoofdtransportleiding.

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1 Parkeren

  1. a. Ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's dient in, op of onder het gebouw dan wel
    op het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort in voldoende mate parkeergelegenheid
    aanwezig te zijn.
  2. b. Hiervan is slechts sprake wanneer minimaal 30 parkeerplaatsen aanwezig zijn.
  3. c. De in het eerste lid bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimte ten minste 1,80 x 5,00 meter en ten hoogste 3,25 x 6,00 meter bedragen
  4. d. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in het eerste lid:
    1. 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op
      overwegende bezwaren stuit, of
    2. 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.

7.2 Ondergrondse bouwwerken

7.3 Onbebouwd terrein bij gebouwen

7.4 Ruimte tussen bouwwerken

7.5 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De regels van de Bouwverordening ten aanzien van de onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de bereikbaarheid van de gebouwen voor wegverkeer;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  3. c. de parkeergelegenheid en de laad- en losmogelijkheden, voor zover deze functie niet valt onder het toepassingsbereik van 7.1.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

8.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.

Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels

9.1 veiligheidszone - leiding

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 geldt dat ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone-leiding' de volgende regels in acht dienen te worden genomen:

  1. a. binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone-leiding' mogen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden opgericht.
  2. b. burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
    1. 1. de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone-leiding' opgeheven wordt, indien de desbetreffende leiding gesaneerd is, dan wel uit nader onderzoek is gebleken dat de desbetreffende leiding buiten werking is gesteld;
    2. 2. de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone-leiding' verkleind of vergroot wordt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de PR 10-6/jaar-contour als gevolg van een wijziging met betrekking tot de desbetreffende leiding kleiner of groter is geworden;
    3. 3. de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone-leiding' verkleind of vergroot wordt, indien zulks logischerwijs volgt uit een wijziging van het Besluit externe veiligheid buisleidingen of de Regeling externe veiligheid buisleidingen.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

10.1 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van maten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  1. a. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
  2. b. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
  3. c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  4. d. voldaan is aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet cumulatief worden gebruikt;
    2. 2. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.

10.2 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van grenzen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak, bestemmingsvlak, functie-aanduidingsvlak of maatvoeringsvlak, indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting o.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  1. a. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
  2. b. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
  3. c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

10.3 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van:

  1. a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van utiliteitsvoorzieningen;
  2. b. vrijstaande schoorstenen, torens en soortgelijke bouwwerken.

10.4 Binnenplans afwijken t.b.v. parkeer- en stallingsvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van parkeer- en stallingsvoorzieningen met bijbehorende bovengrondse bouwwerken zoals in- en uitritten, in- en uitgangen, trappenhuizen, liften, hellingbanen, bewakings- /portiersloges e.d., onder de volgende voorwaarden:

  1. a. de maximale oppervlakte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 30 m2bedragen;
  2. b. de maximale hoogte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 4,5 m bedragen.

10.5 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken van algemeen nut

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de bouwregels, opgenomen in de bestemmingsregels in Hoofdstuk 2, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van algemeen nut, met dien verstande dat:

  1. a. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen en
  2. b. de oppervlakte niet meer dan 50 m² mag bedragen.

Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels

11.1 Wijzigingsbevoegdheid verwijderen aanduidingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, zodanig dat een weergegeven aanduiding wordt verwijderd, indien de binnen deze aanduiding toegelaten functie is beeindigd en wordt omgezet in een binnen het ter plaatse geldende bestemmingsvlak toegelaten functie. Indien van deze wijzigingsbevoegdheid gebruik wordt gemaakt, bezien burgemeester en wethouders tevens of het vereiste aantal parkeerplaatsen op eigen terrein moet worden gewijzigd, waartoe zij eveneens bevoegd zijn.

Artikel 12 Algemene Procedureregels

Op het stellen van nadere eisen op grond van enige bepaling van de regels van dit bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

Artikel 13 Overige Regels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de bereikbaarheid van gebouwen vanuit en de situering van de hoofdentree van gebouwen ten opzichte van de openbare ruimte;
  2. b. de situering en afmetingen van groenvoorzieningen;
  3. c. de situering en afmetingen van parkeergelegenheid, ook op eigen terrein;
  4. d. de situering van toegangswegen en -paden tot gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en open erven.

Hoofdstuk 4 Overgangsrecht En Slotregel

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
  3. c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als ´Regels van het bestemmingsplan Buitengebied 94, 1e herziening (Hoolstraat 4 BKE)´.

Hoofdstuk 1 Inleiding

De gemeente herziet het bestemmingsplan ter plaatse van Hoolstraat 4 te Berkel-Enschot ten behoeve van de vestiging van een handboogvereniging. Het betreft het perceel sectie B, nr. 5514.

Met deze toelichting wordt een basis gegeven voor de bestemmingsplanherziening waarmee medewerking kan worden verleend aan het initiatief. De toelichting geeft aan waarom de beoogde ontwikkeling past binnen de visie op het gebied. Er wordt nader ingegaan op de wijze waarop het initiatief aansluit op de plaatselijke situatie en het beleid dat de gemeente voorstaat. Tevens worden de (stedenbouwkundige) richtlijnen en randvoorwaarden welke aan de basis van de planontwikkeling hebben gestaan in de toelichting verwoord. De toelichting geeft ook de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken weer.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Gebied

2.1 Juridisch-planologische Situatie

Binnen het plangebied gelden tot de inwerkingtreding van dit plan het bestemmingsplan De Akker Berkel-Enschot, vastgesteld op 12 april 1999 en onherroepelijk geworden op 7 februari 2002, en het bestemmingsplan Buitengebied ´94, vastgesteld op 29 april 1996 en onherroepelijk geworden op 15 juli 1999. Op het perceel rusten de bestemmingen "Ecologische Zone", "Leidingenzone", "Agrarische Hoofdstructuur" en "Agrarische bedrijfsdoeleinden".

2.2 Plangebied

De Hoolstraat is een historische weg (kransakkerweg) met een zeer landschappelijk karakter, bochtig, met kinderkopjes en een bomenrij. De weg loopt rondom de kom van Berkel-Enschot door de akkers en velden en langs enkele grotere en kleinere erven met woonbebouwing of agrarische bebouwing. Hoolstraat 4 is een voormalig agrarisch complex, met een paardenstal met woonhuis eraan gekoppeld, een varkensstal, een koeienstal en een oude schuur. De gemeente Tilburg heeft het complex inclusief akkers in het verleden gekocht, ten behoeve van de woningbouwontwikkeling 'Overhoeken', en vervolgens het deelgebied Akker-Heikant. Projectontwikkelaars bezitten andere agrarische gronden aan de Hoolstraat.

Het gebied ten zuiden van de Hoolstraat wordt ontwikkeld voor woningbouw. Daartoe is in 2003 een stedenbouwkundig plan vastgesteld (Stedenbouwkundig Plan Overhoeken). Hierin is voorzien in een randweg voor Berkel-Enschot, die van oost naar west ten zuiden van de Hoolstraat loopt. Behalve meer zuidwaarts, daar verdwijnt de Hoolstraat bij de kruising met de Durendaelweg en de Heikantsebaan het toekomstige woongebied in. De strook tussen Hoolstraat en toekomstige weg is specifiek aangeduid in het plan van 2003. De strakke lijn van de nieuwe weg en de kronkelende Hoolstraat levert een dorpsrandzone op, waarin enkele erven gehandhaafd blijven. De Hoolstraat is daarbij de recreatieve route. In de tussenliggende zone, aangemerkt als 'Plattelandskamer', is in een dorps uitloopgebied voorzien, met bijbehorende functies als sport, theetuin, speeltuin en/of volkstuin.

Opgemerkt dient te worden de leidingstrook. Deze is gepositioneerd parallel aan de toekomstige randweg, en bevat een tweetal hogedruk olieleidingen van de Rotterdam-Rijn Pijpleiding Maatschappij, die vanuit het Europoortgebied in Nederland naar het Ruhrgebied in Duitsland lopen. De leidingen hebben behoorlijke vrijwaringszones waardoor bebouwing enkele tientallen meters aan weerszijden niet mogelijk is.

Hoofdstuk 3 Projectbeschrijving

Hierboven is vermeld dat de gemeente Tilburg het agrarische complex Hoolstraat 4 met gronden en opstallen heeft gekocht voor de ontwikkeling van woongebied De Akker, en om op het boerenerf functies te kunnen herbergen die passen in de sfeer, zoals bedoeld in het stedenbouwkundig plan met de term 'Plattelandskamer'. Door de ontwikkeling van een ander woongebied in de Overhoeken, namelijk Koningsoord, is verplaatsing van een handboogvereniging noodzakelijk. Aan de Hoolstraat is ruimte gevonden voor deze functie. De koeienstal wordt verbouwd en ingezet als binnenbaan voor de handboogclub, en op een veld zuidelijk van deze stal komt de buitenbaan. Dat is een veld met vaste verhoudingen en een vaste richting vanwege de wind. Aan het einde van de baan komt een aarden wal of andere voorziening ten behoeve van de veiligheid.

De rest van de boerderij wordt momenteel niet opgenomen in het bestemmingsplan, omdat er nog geen concrete invulling voor is. In de toekomst, als de boerderij wel herbestemd is, is het de bedoeling dat er een collectief complex ontstaat, rondom het boerenerf, waar diverse dorpsrandfuncties rondom gepositioneerd zijn, zoals de handboogclub. Ook ruimtelijk ontstaat er dan eenheid, door het aanplanten van een groene zoom rondom het gebied. Verder van belang zijn dan de verbindingen naar het dorp. Verplaatsingen van auto´s hebben sowieso plaats via de Hoolstraat. In de toekomst moeten er ook verbindingen worden aangelegd zuidwaarts, over de nieuwe weg, en rechtstreeks richting de huidige woongebieden van Berkel-Enschot. Dat geldt voornamelijk voor langzaam verkeer. De groenbestemming aan de westzijde van het plangebied is aanleiding voor zo'n verbinding, vanwege de mogelijk aansluiting met het parkje aan de Bolakker. Maar een verbinding meer oostelijk is ook mogelijk.

De plannen voor vestiging van de handboogclub passen perfect in de vastgestelde stedenbouwkundige visie voor het gebied. Door het creëren van een erf rondom een boerderij met daarin extensieve functies op het gebied van recreatie en sport, wordt invulling gegeven aan de landschappelijke zone tussen Hoolstraat en nieuwe randweg. De Plattelandskamer krijgt op deze manier gestalte.

Parkeren

Op het onderhavige plan is de parkeernorm zoals opgenomen in het Tilburgs Verkeers en Vervoers Plan (TVVP) van toepassing. Op basis van het TVVP zijn voor de binnenbaan 18 parkeerplaatsen vereist, en voor de buitenbaan 20 parkeerplaatsen. De binnenbaan en de buitenbaan worden evenwel vrijwel niet gelijktijdig gebruikt, maar zijn bestemd voor de in totaal circa 50 leden van de handboogvereniging die afhankelijk van de weersomstandigheden of van de binnenbaan, of van de buitenbaan gebruik zullen maken. Cummulatie van de parkeernormen ligt derhalve niet in de rede. De handboogvereniging die thans op een andere locatie is gevestigd heeft in de praktijk behoefte aan maximaal 30 parkeerplaatsen. In de regels behorende bij dit bestemmingsplan is daarom een parkeernorm van 30 parkeerplaatsen opgenomen.

Hoofdstuk 4 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg

4.1 Historische Geografie En Ontwikkeling

Het plangebied ligt ten noordoosten van de bebouwde kom van Berkel-Enschot. Het terrein is gelegen in een gebied dat wordt gekenmerkt door dekzandruggen al of niet met oud bouwlanddek. Het maakt deel uit van een uitgestrekte, zuidwest-noordoost georiënteerde zone die gekarteerd is als gooreerdgronden op lemig fijn zand. Gooreerdgronden komen niet zelden voor in de nabijheid van oude ontginningen en aan de randen of in de bovenlopen van beekdalen. In de omgeving van dorpen, zoals hier het geval is, hebben deze gronden vaak een humushoudend dek van circa 40 cm dik. Net als bij de hoge zwarte enkeerd- en laarpodzolgronden is deze humushoudende bovengrond opgehoogd met materiaal uit de potstal.

De oudste vermelding van Bercle dateert uit 1214, toen hertog Hendrik I van Brabant een derde van de tiendrechten overdroeg aan de plaatselijke St.-Wilibrorduskapel. De ontginning van Berkel is vermoedelijk te relateren aan de boshoeveontginningen in het nabije Udenhout, die dateren van voor 1300. Het huidge gebruik van de gronden is agrarisch.

4.2 Cultuurhistorisch Waardevolle Objecten En Structuren

In dit plangebied liggen geen beschermde monumenten, geen MIP-panden en geen panden of objecten van cultuurhistorische waarde, en het plangebied ligt niet binnen een beschermd stadsgezicht of beschermd dorpsgezicht.

Lijnen: de Hoolstraat is een lijn van zeer hoge historisch-geografische waarde. De laanbeplanting van hoge waarde langs de Hoolstraat die deel uitmaakt van de Bosschage (laanbeplanting Hoolstraat, Molenbaan, Brem, Heikant te Berkel-Enschot. Beplanting van Amerikaanse eik, eik, linde en aansluitend een klein bos met zomereik. Het geheel dateert uit 1850-1920.

Naar aanleiding van een aanvraag van een verzoek om een nieuwe, vervangende woning aan de Hoolstraat voor dhr. Robben, met gebruikmaking van een ruimte-voor-ruimte(achtige) regeling is vanuit de afdeling Stedenbouw / Team ABC eerder het volgende gesteld: de Overhoeken - en zo ook de Hoolstraat - maken onderdeel uit van een cultuurhistorische kransakkerstructuur. Deze structuur is het sterkst aanwezig in het gebied rond 't Hoekske, Heuveltje en de Hoolstraat. De kransakkerstructuur is bepalend voor de identiteit van het te ontwikkelen gebied. De Hoolstraat heeft dus een hoge cultuurhistorische waarde en zal zijn huidige vorm en functie in het agrarische gebied behouden. De karakteristiek van de straat - de in het agrarisch landschap verspreid gelegen boerderijen, het profiel van kinderkoppen, greppel en eenzijdige bomen - moet bewaard blijven. Hoolstraat en omringend landschap horen bij elkaar en moeten worden beschermd. Een nieuwe burgerwoning in dit landschap doet afbreuk aan de waarden van de Hoolstraat.

4.3 Archeologie

Het plangebied Hoolstraat 4 ligt zowel op de archeologisch kaart van de gemeente Tilburg als op de Indicatie Kaart van Archeologische Waarden van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in een gebied met hoge tot zeer hoge archeologische verwachting c.q. hoge archeologische trefkans. Het plangebied ligt niet in of grenst niet aan een gebied aangegeven op de Archeologische Monumentenkaart. In het plangebied zijn geen waarnemingen bekend bij het Archeologisch informatiesysteem van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed of het Regionaal Archief Tilburg. Binnen een straal van 1 km. rond het plangebied zijn wel enkele waarnemingen gedaan: ca. 200 m. ten zuiden van het terrein werd aan de Akkerweg een bakstenen structuur (boerderij) met plaggenput en muntvondsten uit ca.1500-1600 gevonden. Eveneens langs de Akkerweg is een vuursteenartefact gevonden dat dateert tussen het laat-Neolithicum en de midden Bronstijd. Ca. 750 m. ten zuidwesten van het terrein, op de Berkelse Akkers, is een urnengrafveld opgegraven. Naast kringgreppels, langbedden en vlakgraven is veel aardewerk uit de IJzertijd gevonden.

Naar verwachting zal de functiewijziging nauwelijks met diepe bodemverstorende werkzaamheden gepaard gaan en zijn de ontwikkelingen van zeer beperkte aard. Begeleidend archeologisch onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.

4.4 Conclusie

Het plangebied ligt in een gebied met hoge archeologische verwachting en hoge cultuurhistorische waarde. De beoogde functiewijzigingen zullen daarop echter geen of nauwelijks invloed hebben. Vanuit het oogpunt van cultuurhistorie en archeologie bestaan er dan ook geen bezwaren tegen de geplande ontwikkelingen.

Hoofdstuk 5 Milieuaspecten

5.1 Algemeen

Dit hoofdstuk geeft weer hoe de wettelijke kaders en het gemeentelijk milieubeleid een rol hebben gespeeld bij het opstellen van de plan regels. De volgende onderwerpen komen aan de orde: milieuhinder bedrijven, externe veiligheid, geluid, lucht, bodem, en groen en natuur.

5.2 Milieuhinder Bedrijven

Bij het beoordelen van welke (binnen het plangebied of elders gelegen) bedrijven invloed hebben binnen het plangebied is gebruik gemaakt van de desbetreffende milieuvergunning of AMvB (wettelijke afstanden) en de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. Laatstgenoemd document betreft een richtlijn en geen wettelijk kader. Er is voor de genoemde richtlijn gekozen, omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar, die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf.

Alle bedrijven binnen en buiten het plangebied waarvan de indicatieve milieucontouren over het plangebied liggen, zijn geïnventariseerd. Deze inventarisatie verschaft inzicht tot welke milieucategorie het bedrijf behoort en is gebruikt om eventuele knelpunten te signaleren.

Het gaat hier om de volgende bedrijven:

  • Varkenshouderij, Hoolstraat 4 te Berkel Enschot. De milieuvergunning voor dit voormalige bedrijf wordt ingetrokken.
  • Agrarisch loonwerkersbedrijf, Hoolstraat 2 te Berkel Enschot. Voor een dergelijk bedrijf moeten de volgende richtafstanden in acht worden genomen: geluid: 100m, geur : 50m, gevaar: 30m en stof: 30m. Het agrarisch loonwerkbedrijf ligt met zijn perceel direct aan de locatie voor handboogschieten. Een handboogvereniging wordt niet gezien als een geluid -of geurgevoelig object. De wijziging levert geen belemmeringen op.

Een overdekte boogbaan heeft volgens de VNG-brochure een richtafstand van 10 meter tot de buitenste gevel van een nabijgelegen woning. Voor een vrije buitenbaan geldt een richtafstand van 200 meter. Door het aanbrengen van veiligheidsmaatregelen worden de risico's aanzienlijk beperkt. Voor een buitenbaan met voorzieningen geldt dan ook een richtafstand van 30 meter. In casu worden veiligheidsmaatregelen genomen en zal de feitelijke afstand tot de gevels van de nabijgelegen woningen circa 100 meter bedragen.

5.3 Externe Veiligheid

5.3.1 Inleiding

Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's die mensen lopen ten gevolge van mogelijke ongelukken met gevaarlijke stoffen bij bedrijven en transportverbindingen (wegen, spoorwegen en waterwegen) en buisleidingen. Omdat de gevolgen van een ongeluk met gevaarlijke stoffen groot kunnen zijn, zijn de aanvaardbare risico's vastgelegd in diverse besluiten en regelingen. De belangrijkste zijn:

  1. 1. Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 2004 (sindsdien enkele keren aangepast);
  2. 2. Circulaire " Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen" (cRvgs), dec 2009;
  3. 3. Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), 1 januari 2011.

Binnen de beleidskaders voor deze drie typen risicobronnen staan altijd twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.

5.3.2 Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico is de kans dat iemand die zich op een bepaalde plaats bevindt, komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven door een lijn op een kaart die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt (zogeheten risicocontour). Het rijk heeft als maatgevende risicocontour de kans op overlijden van 10-6 per jaar gegeven (indien een persoon zich gedurende een jaar binnen deze contour bevindt is de kans op overlijden groter dan één op een miljoen jaar).

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan het plaatsgebonden risico 10-6. Het plaatsgebonden risico 10-6 is voor ruimtelijke besluiten vertaald naar grenswaarden en richtwaarden.

De wetgeving is erop gericht om voor bestaande situaties geen personen in kwetsbare objecten (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen en grote kantoren) en zo min mogelijk personen in beperkt kwetsbare objecten (zoals kleine kantoren en sportcomplexen) bloot te stellen aan een plaatsgebonden risico dat hoger is dan 10-6 per jaar.

Nieuwe ontwikkelingen van kwetsbare objecten binnen de risicocontour van 10-6 per jaar zijn niet toegestaan. Nieuwe ontwikkelingen van beperkt kwetsbare objecten zijn ongewenst, maar wel toegestaan indien gemotiveerd kan worden waarom dit noodzakelijk is. Daarnaast dient aangetoond te worden dat afdoende maatregelen worden genomen om de risico's en de gevolgen van een eventueel ongeval te beperken.

5.3.3 Groepsrisico

Het groepsrisico is een maat voor de kans dat een bepaald aantal mensen overlijdt als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De hoogte van het groepsrisico hangt af van:

  1. 1. de kans op een ongeval;
  2. 2. het effect van het ongeval;
  3. 3. het aantal personen dat in de omgeving van de bron (inrichting of transportroute) verblijft;
  4. 4. de mate waarin de personen in de omgeving beschermd zijn tegen de gevolgen van een ongeluk.

Het groepsrisico kan worden weergegeven in een grafiek met op de horizontale as het aantal dodelijke slachtoffers en op de verticale as de kans per jaar op tenminste dat aantal slachtoffers. Het groepsrisico wordt bepaald binnen het zogenaamde invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit gebied wordt begrensd door de 1%-letaliteitsgrens, ofwel door de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden.

Bij het opstellen van een bestemmingsplan, waarvan het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van een risicobron, geldt een verantwoordingsplicht. In casu is zulks het geval. Zie de desbetreffende bijlage bij deze toelichting voor de verantwoording.

5.3.4 Inrichtingen

Uit de risicokaart blijkt dat er binnen en buiten het plangebied geen Bevi-inrichtingen aanwezig zijn, waarvan de contour van invloed is op het plangebied.

5.3.5 Buisleidingen

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van kracht geworden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen.

Binnen het plangebied zijn leidingen gelegen, die vanwege hun diameter, door te geleiden stof en/of druk en de daarmee verbonden risico's op de plankaart vermeld worden.

Zie het onderstaande overzicht.

Leidingnr./te vervoeren stof Diameter Ontwerp- druk Belemmeringen strook 10-6 risicocontour leidingbeheerder
RRP-leiding
(aardolieprod.; K1-vloeistof)
24 inch 62 bar 5m 25,4m N.V. Rotterdam-Rijn Pijpleiding Maatschappij
RRP-leiding
(ruwe aardolie; K1-vloeistof)
36 inch 43 bar 5m 32,6m N.V. Rotterdam-Rijn Pijpleiding Maatschappij
Hogedrukaardgasleiding
Z-520-35
6,25 inch 40 bar 4m 0m N.V. Nederlandse gasunie

Dit plan beoogt de ontwikkeling van een beperkt kwetsbaar object binnen de PR-contour.

In bijlage 2 bij deze toelichting treft u de verantwoording aan. De onderstaande conclusies worden naar aanleiding van de verantwoording getrokken:

    1. 1. Er is sprake van een toename van het risico door de aanwezigheid van de leden van handboogverenigingen, bij een calamiteit kunnen hierdoor 45 personen meer het slachtoffer worden dan voorheen.
    2. 2. De buitenactiviteiten liggen binnen de PR contour van de buisleidingen.
    3. 3. De personen die in het invloedsgebied en binnen de PR contour van de buisleidingen aanwezig zijn, zijn over het algemeen zelfredzame personen.
    4. 4. Er zijn in het plangebied voldoende wegen afwaarts van de bron aanwezig.
    5. 5. Er wordt in overleg met de brandweer gekeken naar blusvoorzieningen.
    6. 6. De leden van de handboogvereniging worden op de hoogte gesteld van de risico's van de buisleidingen op het terrein middels een brief.

5.4 Geluid

Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidsbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidshinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.

6.4.1 Wegverkeerslawaai

Binnen het plangebied zijn in de nieuwe situatie geen geluidsgevoelige bestemmingen gelegen die binnen de zones van wegen liggen, zoals bedoeld in hoofdstuk VI van de wet ("zones langs wegen"). De normen uit de Wet geluidhinder zijn hierdoor niet van toepassing.

6.4.2 Railverkeerslawaai

Railverkeerslawaai is met betrekking tot dit bestemmingsplan niet van toepassing.

6.4.3 Industrielawaai

In het plangebied is de vestiging uitgesloten van bedrijven die vallen onder artikel 2.4 van het Inrichtingen en Vergunningen Besluit (c.q. de desbetreffende bijlage bij de Wabo). Hoofdstuk V "Zones rond industrieterreinen" van de Wet geluidhinder is hierdoor niet van toepassing.

6.4.4 Luchtvaartlawaai

Als gevolg van de nabijheid van het militaire vliegveld Gilze-Rijen gelden in delen van Tilburg geluidcontouren (de zogenaamde Ke-contouren). Deze contouren liggen niet over het plangebied.

5.5 Lucht

Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan, dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand gehouden moet worden.

De bestemmingen in het plangebied zijn getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen uit hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Het plan voorziet in de realisatie van een handboogvereniging. Onbekend is hoeveel extra verkeersbewegingen per dag bovengenoemde functie zal veroorzaken. Uit de saneringstool, versie 3.1 blijkt dat voor het plangebied geldt dat momenteel en in toekomst (zichtjaren 2011, 2015 en 2020) geen overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen te verwachten zijn. Bovengenoemd initiatief zal gezien de geringe omvang ervan naar verwachting er niet toe bijdragen dat de luchtkwaliteitsnormen in het plangebied zullen worden overschreden. Dit betekent dat er gesteld kan worden dat naar verwachting voldaan wordt aan art. 5.16 lid 1 sub a uit de Wet milieubeheer.

5.6 Bodem

In het belang van de bescherming van het milieu zijn, teneinde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen, die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek.

Het voorliggende plan maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Er wordt immers alleen een bouwvlak weergegeven ter plaatse van bestaande bebouwing. Om deze reden zijn bodemgegevens voor dit bestemmingsplan niet relevant. De bodemkwaliteit komt aan de orde bij eventuele bouwaanvragen of volgende projectbesluiten en planherzieningen.

5.7 Groen En Natuur

5.7.1 Gebiedsbescherming

Het plangebied van de Hoolstraat 4 te Berkel-Enschot ligt op meer dan 1,5 km afstand van De Brand en de Leemkuilen die onderdeel uitmaken van het Natura2000-gebied Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen en daarmee net buiten de directe invloedssfeer ervan. Bescherming in het kader van de Natuurbeschermingswet is alleen aan de orde indien de ontwikkeling mogelijk significante effecten kan hebben op het Natura-2000-gebied. Aangezien het plangebied op meer dan 1,5 km ligt, de agrarische functie wordt verwijderd (minder stikstofdepositie) en als er voor gezorgd wordt dat er geen grote oppervlakken verhard worden (zodat water gewoon kan blijven infiltreren) dan is de kans zeer klein dat er mogelijk significante effecten optreden. Hierdoor is geen vergunning t.a.v. de Natuurbeschermingswet nodig.

Het genoemde Natura2000-gebied maakt ook deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). In de directe omgeving zijn verder geen gebieden aanwezig die deel uitmaken van de EHS. Het plangebied zelf bevindt zich evenmin binnen de EHS. In bovenstaande tekst is reeds geconcludeerd dat de kans zeer klein is dat er mogelijk significante effecten optreden op het Natura2000-gebied. Voor de EHS geldt hetzelfde.

Tot slot ligt dit gebied niet in de Groene Mal. Vanuit het gemeentelijk natuurbeleid rust daarom geen planologische gebiedsbescherming op de locatie.

5.7.2 Soortenbescherming

In het kader van de Flora- en faunawet is door Bilan in 2004 jaarrond naar natuurwaarden in de ontwikkelingsgebieden van de Overhoeken rondom Berkel-Enschot uitgevoerd. Hoewel dit onderzoek gedateerd is, geeft het wel een goed beeld van de soorten die mogelijk nog steeds in het gebied voorkomen.

Uit dit onderzoek komt naar voren dat in (de omgeving van) het plangebied van de Hoolstraat 4 beschermde zoogdiersoorten en vogels aanwezig zijn. Langs de beplanting langs de weg en rondom de bebouwing foerageren individuen van drie soorten vleermuizen, te weten laatvlieger, gewone dwergvleermuis en rosse vleermuis. Om dit foerageergebied te behouden dient de beplanting zoveel mogelijk (in aaneengesloten lijnen) gehandhaafd te worden. Daarnaast is het belangrijk dat verlichting van de gebouwen en terreinen tot een minimum beperkt wordt, zodat de vleermuissoorten tijdens het foerageren niet door licht worden gehinderd. Vaste verblijfplaatsen van vleermuizen zijn in dit onderzoek niet geconstateerd.

Daarnaast komt naar voren dat in de opstallen en de beplanting op het erf meerdere vogelsoorten broeden, te weten huismus, heggenmus, koolmees, merel, pimpelmees, ringmus, spreeuw, winterkoning, witte kwikstaart, vink en zwartkop. De meeste soorten zijn alleen gedurende het broedseizoen beschermd. Indien beplanting buiten dit broedseizoen wordt verwijderd dan wordt de Flora- en faunawet niet overtreden (voor de tijdstippen van het broedseizoen wordt verwezen naar de Natuurkalender van het ministerie van LNV).

De broedlocatie van de huismus is echter jaarrond beschermd, omdat dit een koloniebroeder is die elk broedseizoen op dezelfde plaats broedt en die daarin zeer honkvast is en afhankelijk van bebouwing. De bestaande nestgelegenheid dient behouden te blijven. Indien dit niet mogelijk is dan moeten opnieuw de broedlocaties door middel van onderzoek in beeld worden gebracht, moeten mitigerende en/of compenserende maatregelen worden uitgevoerd en dient een ontheffing van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd.

Opgemerkt wordt dat er binnen het plangebied relatief veel verschillende vogelsoorten tot broeden komen. In het kader van het gemeentelijke biodiversiteitsbeleid is het dan ook gewenst om zoveel mogelijk nestgelegenheden in de beplanting en de bebouwing binnen het plangebied te behouden. Het behoud van (de diversiteit in) beplanting is ook van belang als foerageer- en schuilgelegenheid.

Indien bovengenoemde maatregelen in acht worden genomen dan staat de Flora- en faunawet de omvorming van de huidige locatie niet in de weg.

Hoofdstuk 6 Wateraspecten

6.1 Algemeen

Dit hoofdstuk geeft weer hoe wateraspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.

6.2 Bestaand Watersysteem

Gebiedskenmerken

Het plangebied is gelegen in het stroomgebied van de Beneden Dommel en Zandleij en behoort zowel kwalitatief als kwantitatief tot het beheergebied van Waterschap de Dommel.

Het plangebied, met een bruto oppervlakte van ongeveer 1,24 ha is gelegen in het buitengebied van Berkel-Enschot. Het perceel is gelegen aan de Hoolstraat, ter hoogte van de Brem. Het betreft een bestaand perceel dat tot voor kort in gebruik is geweest voor agrarische doeleinden. Op het perceel staat een boerderij met stallen en bijgebouwen.

Terreinhoogte en bodem

De terreinhoogte varieert tussen 11,50 m + NAP in het noordoosten en zuidwesten. Nabij de bebouwing is de maaiveldhoogte tussen 11,70 m + NAP en 12,00 m + NAP.

De bodem bestaat over het algemeen uit zwak zandige leemlenzen dikker dan 1 meter. Uit beschikbare gegevens, blijkt een gemiddeld hoogste grondwaterstand 10,50 + NAP. De beschikbare ontwatering is dan ook ruim voldoende.

Riolering en oppervlaktewater

In de bestaande situatie is het pand via een vrijvervalriolering aangesloten op de op gemeentegrond gelegen drukriolering nabij het plangebied. De persleiding voert het afvalwater verder af richting rioolwaterzuiverings-installatie Tilburg in beheer van waterschap De Dommel, via de rioolstelsel van Berkel-Enschot.

6.3 Duurzaam Stedelijk Water

Beleidskader

De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat er, in tegenstelling tot vroeger, meer rekening gehouden moet worden met water. Het huidige beleid van het rijk, de provincie, de waterbeheerder en de gemeente is gericht op een duurzamer waterbeheer. Belangrijk in deze aanpak is het realiseren van veerkrachtige watersystemen die weer de ruimte krijgen, het niet afwentelen van knelpunten in tijd of plaats, de drietrapsstrategie 'vasthouden, bergen, afvoeren', en het reserveren van de ruimte die nodig is voor de wateropgave.

Sinds 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. De KRW stelt doelen voor een goede ecologische en chemische toestand van het oppervlakte- en grondwater in 2015. De EU stelt de normen voor prioritaire stoffen. De ecologische doelstellingen zijn regionaal vastgesteld in het stroomgebiedbeheersplan Maas. De grondwatervoorraad moet stabiel zijn en natuur gebieden mogen niet verdrogen door een te lage grondwaterstand. In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) hebben rijk, provincies, waterschappen en gemeenten afgesproken het beleid van WB21 en de KRW uit te voeren. Het NBW houdt simpel gezegd in dat de watersystemen in 2015 op orde moeten zijn wat betreft waterkwantiteit (WB21), -kwaliteit en ecologie (KRW).

Wat het regionale beleid betreft, beheert Rijkswaterstaat het Wilhelminakanaal, de provincie de grondwatervoorraden en de waterschappen het oppervlaktewater. Het Provinciale Waterplan 2010 - 2015 beschrijft het strategische waterbeleid. De uitvoering van de Europese KRW-doelstellingen is daarin opgenomen. Parallel aan het provinciale beleid, zoeken de waterpartners samen met de betrokken landbouw-, natuur- en andere organisaties samen naar passende oplossingen om deze KRW-doelstellingen te realiseren.

Het waterschap De Dommel heeft het Waterbeheerplan 'Krachtig Water' 2010 - 2015 vastgesteld, in dezelfde periode als het Nationale Waterplan2010 - 2015 en het bovengenoemde Provinciale Waterplan2010 - 2015. Het plan beschrijft de doelen en inspanningen van het waterschap, en maakt een indeling in zes thema's: droge voeten, voldoende water, natuurlijk water, schoon water, schone waterbodem en mooi water. Naast dit beheerplan beschikt het waterschap over verschillende beleidsregels, waarvan de Keur waterschap De Dommel (datum intrede 22 december 2009) van belang is voor eventuele ontwikkelingen.

Het waterbeleid van de gemeente Tilburg is vastgelegd in de Structuurvisie Water en Riolering (SWR), met daarin opgenomen het GRP voor de periode 2010 - 2015, met een visie voor de komende 30 jaar. Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. De SWR vervangt het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002) en het Gemeentelijk Rioleringsplan (2005-2009), en werkt de nieuwe wet- en regelgeving uit, voornamelijk wat de nieuwe zorgplichten betreft voor het regen- en grondwater, en het actuele rijks-, het provinciale en het regionale beleid.

De visie hanteert de in het Waterplan (1997) vastgestelde algemene doelstellingen voor de lange termijn, gebaseerd op de duurzaamheidgedachte:

  • Streven naar een duurzaam en veerkrachtig watersysteem;
  • Optimalisatie van de waterketen; zuinig en efficiënt gebruik van water;
  • Vergroten van de belevings-, ecologische, economische en recreatieve waarde van water.

Deze visie is samengesteld op basis van bijdragen van burgers, gemeenteraad, en betrokken waterbeheerders. Uit de visie vloeit de opgave voort voor de komende jaren. Als uitwerking van de visie zijn er opgaven geformuleerd en strategische keuzes gemaakt, die gelden als randvoorwaarden voor de ruimtelijke ontwikkelingen in Tilburg. Deze randvoorwaarden geven onder andere invulling aan het water als ordenend principe.

Afwegingen

Verdere onderzoeken voor het verkennen van de kansen om duurzaam om te gaan met hemelwater, zoals omschreven in het gemeentelijke waterplan (GWP) en zijn vertaling in het Waterstructuurplan (WSP), het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) en de vierde nota waterhuishouding (NW4), zijn niet noodzakelijk.

Het plangebied ligt niet in een keurbeschermingsgebied van waterschap De Dommel of een beschermd gebied waterhuishouding van provincie Noord Brabant. Op een afstand van ongeveer 700 m ten zuidoosten ligt het dichtstbijzijnde beschermd gebied waterhuishouding welke ook als keurbeschermingsgebied is aangewezen, ter grootte van ongeveer 0,16 ha. Ten noordoosten, op een afstand van ongeveer 800 m, ligt eveneens een beschermd gebied waterhuishouding welke ook als keurbeschermingsgebied is aangewezen ter grootte van ongeveer 0,65 ha. Dit plan zal geen noemenswaardig effect hebben op het genoemde beschermingsgebieden.

De ontwikkelingen in het plangebied hebben vrijwel geen effect op het watersysteem. Het bestaand verhard oppervlak heeft een grootte van ongeveer 1.100 m². Er zal een schuur met een oppervlakte van ongeveer 300 m² gesloopt worden. Er zal een nieuw parkeerterrein met een maximum oppervlak van 1.000 m2 worden aangelegd, gerealiseerd met half verharding of semi-open verharding. Dit resulteert in een vermeerdering van het verharde oppervlak van maximaal 700 m².

De toename van de netto afwaterende oppervlakte is lager, door het toepassen van halfverharding. De impact op de waterhuishouding wordt niet significant geacht, waardoor het regenwaterafvoer aangesloten kan op de bestaande sloot in de Hoolstraat aansluiten.

Het huishoudelijk vuilwater mag op eigen terrein aan de bestaande vrijvervalleiding worden gekoppeld of middels een extra vrijverval-aansluiting op gemeentegrond. Van daaruit zal het worden aangesloten op het bestaande drukrioolstelsel.

Watersysteem

Op grond van bovengenoemde gegevens, ontwikkelingen en beleidsdocumenten, zijn in overleg met de waterbeheerder de bouwstenen vastgelegd voor het nieuwe watersysteem. In het plangebied en voor rekening van de ontwikkelende partij(en), dienen de volgende randvoorwaarden in acht genomen te worden bij het herontwikkelen van het plangebied:

  • De terreinhoogte van het plangebied wordt gehandhaafd;
  • Het regenwaterafvoer sluit aan op de bestaande watergang in de Hoolstraat;
  • Het vuil- en hemelwater worden gescheiden bij de perceelgrens aangeboden.

6.4 Watertoets

Er is een concept-waterparagraaf opgesteld. Dit concept is voorgelegd aan de waterbeheerder. De Dommel leverde op- en aanmerkingen welke zijn verwerkt in de definitieve waterparagraaf. De Dommel heeft bij brief d.d. 23 maart 2009 (kenmerk U-09-02423) ingestemd met deze waterparagraaf. Later zijn de vorm en grootte van het plangebied gewijzigd (verharde oppervlakten zijn ongewijzigd gebleven) en is het plan per mail op 6 september 2010 nogmaals ter informatie aangeboden.

Aangezien er geen sprake is van waterbelangen in het plangebied, hebben waterschap De Dommel en gemeente besloten de watertoets maximaal verkort te volgen. Hierdoor wordt deze waterparagraaf direct verwerkt in het ontwerpplan, zoals in eerder gemaakte afspraken om het vooroverleg vereenvoudigd te volgen is afgesproken.

Hoofdstuk 7 Opzet Planregels

7.1 Indeling Van De Regels

De indeling van dit bestemmingsplan is gebaseerd op de SVBP2008 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen). Deze indeling wordt in deze paragraaf toegelicht.

7.1.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de ´Inleidende regels´. Dit hoofdstuk omvat twee artikelen: een artikel met een aantal noodzakelijke begripsomschrijvingen en een artikel regelende de wijze van meten.

7.1.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 bevat de ´Bestemmingsregels´. In dit hoofdstuk komen de verschillende bestemmingen met bijbehorende bouwregels en gebruiksregels aan bod.

Bestemmingsomschrijvingen
De gronden in het plangebied krijgen de bestemming Sport, ten behoeve van de vestiging van een handboogvereniging. De bestemming Sport die in dit plan is opgenomen is gebaseerd op de Tilburgse standaard plansystematiek voor (beheer)bestemmingsplannen. Vanwege de aanwezige leidingen is de bestemming specifiek op dit plan toegesneden: ter bescherming van de leidingenstrook zijn sporten waarbij objecten de grond kunnen indringen uitgesloten.

Naast de bestemming Sport zijn de volgende dubbelbestemmingen opgenomen:

  1. 1. Leiding - Brandstof
  2. 2. Leiding - Gas


Bouwregels
De bouwregels bevatten een uitgebreide regeling ten aanzien van het oprichten van gebouwen en overige bouwwerken in het plangebied (bouwvlak, erf, bouwhoogte, regeling bijgebouwen, etc.). Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt in bouwregels voor (hoofd)gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouw zijnde.

Nadere eisen en afwijken van de regels
Per bestemming heeft het college de bevoegdheid om met in achtneming van de daarvoor geldende procedures nadere eisen aan bouwplannen te stellen of bij omgevingsvergunning toestemming tot afwijken van de bouwregels te verlenen. Voor het verlenen van een omgevingsvergunning gelden steeds een aantal voorwaarden.

Specifieke gebruiksregels
Ten slotte worden per bestemming de regels omtrent het gebruik van bouwwerken en gronden gegeven, aangevuld met een aantal mogelijkheden tot afwijking, wisselend per bestemming.

Wijzigingsbevoegdheid
Een aantal bestemmingsartikelen is facultatief aangevuld met een wijzigingsbevoegdheid voor bepaalde functies.

7.1.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 betreft de ´Algemene regels´. Dit hoofdstuk bevat regels die voor alle gronden van toepassing zijn, ten aanzien van de volgende aspecten:

Algemene bouwregels
Artikel 6 bevat een algemene anti-dubbeltelregel ter voorkoming van onbedoeld gebruik van de regels.

Artikel 7 bevat een aantal algemene stedenbouwkundige regels die voor alle bestemmingsvlakken van toepassing zijn. Het gaat hierbij om een regeling met betrekking tot de parkeernorm, een regeling voor ondergrondse bebouwing, een regeling voor onbebouwde terreinen bij gebouwen en een regeling over de ruimte tussen gebouwen.

Algemene gebruiksregels

In artikel 8 staat een algemene gebruiksregel, inhoudende dat het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met een functie-aanduiding aangemerkt wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming.

Algemene aanduidingsregels

In artikel 9 zijn de algemene aanduidingsregels opgenomen. Op de verbeelding voorkomende gebiedsaanduidingen zijn hier geregeld.

Algemene afwijkingsregels
Een algemene bevoegdheid met betrekking tot het bij omgevingsvergunning verlenen van toestemming tot geringe afwijkingen van de regels van het plan, staat in artikel 10.

Overige regels
Naast een aantal nadere eisen per bestemming zijn burgemeester en wethouders middels artikel 13 bevoegd om een aantal algemene nadere eisen te stellen.

7.1.4 Overgangsrecht en slotregel

Het laatste hoofdstuk heeft het opschrift ´Overgangsrecht en slotregel´ en bevat algemene regels, betrekking hebbend op het overgangsrecht. Bouwwerken welke op het moment van tervisielegging van het plan bestaan (of die kunnen worden opgericht volgens een voor dit tijdstip aangevraagde vergunning) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. In de slotbepaling wordt de exacte naam van het bestemmingsplan gegeven.

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

Artikel 3.1.6. van het Bro verplicht de bestemmingsplanwetgever een vast te stellen bestemmingsplan te doen vergezellen door een toelichting, waarin (o.a.) zijn neergelegd de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan.

Het onderhavige bestemmingsplan bevat geen bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro. De grondexploitatiewet (afdeling 6.2 van de Wro) is derhalve niet van toepassing.

Het bestemmingsplan wordt opgesteld om de verhuizing van de handboogvereniging naar het perceel Hoolstraat 4 Berkel Enschot mogelijk te maken. Deze verhuizing is nodig omdat op de huidige locatie van de buitenbaan het woningbouwplan Koningsoord wordt gerealiseerd. De huidige binnenbaan is gelegen aan 't Hoekske. Deze locatie is niet geschikt als definitieve locatie voor de handboogvereniging, gelet op de planontwikkelingen voor de Oostkamer in het kader van de Structuurvisie Noordoost.

De plan- en apparaatskosten voor het onderhavige bestemmingsplan worden gedragen vanuit de grondexploitatie De Akker. De gronden in het bestemmingsplangebied zijn en blijven eigendom van de gemeente, en zullen worden verhuurd aan de handboogvereniging. De kosten voor de aanleg van de binnenbaan worden gedragen door de gebiedsexploitatie NoordOost. De kosten voor de aanleg van de buitenbaan worden gedragen door de ontwikkelaar van Koningsoord.

Het risico op planschade wordt klein geacht. Eventueel uit te keren planschade zal ten laste komen van de algemene middelen.

Gelet op bovenstaande is het plan economisch uitvoerbaar.

Hoofdstuk 9 Burgerparticipatie En Overleg

9.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro

Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan op 8 juli 2010 gepubliceerd op de gemeentelijke pagina´s in De Tilburgse Koerier.

9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

Het plan is op 6 april 2009 in het vooroverleg met de VROM-Inspectie en de provincie besproken. Provincie en VROM inspectie hebben bij deze gelegenheid in beginsel hun fiat gegeven aan het plan. Het conceptplan is op verzoek aan de provincie toegezonden. Zie voor het vooroverleg met het waterschap De Dommel het hoofdstuk van deze plantoelichting inzake wateraspecten.

9.3 Burgerparticipatie

Conform de gemeentelijke Inspraakverordening en de door de raad vastgestelde Handreiking Burgerparticipatie dient een initiatiefnemer zelf op passende wijze omwonenden te informeren over en te betrekken bij planvorming. Hiertoe heeft de gemeente op 30 juli 2010 een informatiebrief gezonden aan de direct omwonenden. Omwonenden is de gelegenheid geboden op de plannen te reageren. Door één omwonende is hierop gereageerd met een verzoek om meer informatie. Voor het overige zijn geen bezwaren geuit. De burgerparticipatie heeft geen aanleiding gegeven het plan aan te passen.

9.4 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.8. van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), gedurende zes weken voor zienswijzen ter inzage gelegen, te weten van 12 november tot en met 23 december 2010. Tijdens deze periode zijn er 3 zienswijzen ingediend. Deze worden hieronder zakelijk weergegeven, met daarbij het uiteindelijke standpunt van het gemeentebestuur ten aanzien van die zienswijzen.

N.B: in verband met de toepassing van de Wet bescherming persoonsgegevens zijn de zienswijzen van natuurlijke personen geanonimiseerd weergegeven (zulks o.a. n.a.v. een bericht van de VNG van 2 oktober 2009).

Zienswijze 1 (Rotterdam-Rijn Pijpleiding Maatschappij N.V.):

Op pagina 5 van de plantoelichting schrijft u in één zin dat het gebied een tweetal leidingen tussen Rotterdam Ruhrgebied en DSM bevat. In deze zin worden er twee zelfstandige leidingbeheerders genoemd welke beide afzonderlijk opereren. Deze alinea kan verwarring veroorzaken in het interpreteren van het aantal leidingen in het gebied. Hierom het verzoek om de tekst te wijzigen in: " en bevat een tweetal hogedruk olieleidingen van de Rotterdam-Rijn Pijpleiding, vanuit het Europoort gebied in Nederland naar het Ruhrgebied in Duitsland".

Standpunt gemeente:

Zienswijze wordt overgenomen.

Conclusie

De zienswijze is gegrond, de tekst van de plantoelichting wordt aangepast.

Zienswijze 2:

Sinds de verkoop van Hoolstraat 4 aan de gemeente is dit perceel niet meer onderhouden, en dit is de indieners van de zienswijze een doorn in het oog. Daarnaast suggereert de verzonden bewonersbrief dat de binnen- en buitenschietbaan nog gerealiseerd moeten worden, terwijl deze reeds gereed en in gebruik zijn. Indieners werken er hard aan dit prachtige stukje natuur (Hoolstraat 4 e.o.), de groene uitstraling en het rustige karakter van de buurt te behouden. Verwezen wordt naar de door indieners bij brief van 10 oktober 2010 ingezonden zienswijze t.a.v. het ontwerpbesluit inzake het intrekken van de voor Hoolstraat 4 geldende milieuvergunning, waar tot op heden geen reactie op is ontvangen. In deze brief wordt gesproken over een vreemde volgorde van zaken (eerst realiseren c.q. vergunnen, dan pas bestemmingsplan aanpassen) en op het volgens indieners ontsierende karakter van de buitenschietbaan in combinatie met de geluidwerende voorziening. Tevens is het indieners ter ore gekomen dat de gemeente een viertal villa's ten zuiden van de Hoolstraat heeft geprojecteerd, hetgeen naar hun mening ten koste zal gaan van de groene uitstraling van de buurt.

Standpunt gemeente:

Tegen de ontwerpbeschikking inzake het intrekken van de milieuvergunning voor Hoolstraat 4 konden tot en met 11 oktober 2010 zienswijzen worden ingediend. Bij brief van 10 oktober 2010 hebben indieners van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Dat naar aanleiding van die brief niet een ontvangstbevestiging is verzonden, is fout te noemen. Een excuus aan indieners is op dit punt op zijn plaats. Inmiddels heeft de afdeling Milieu contact met indieners opgenomen en voorgesteld de zienswijzebrief van oktober verder te behandelen als zienswijzebrief t.a.v. de bestemmingsplanprocedure, omdat de naar voren gebrachte argumenten sterk planologisch van aard zijn. Indieners hebben daar mee ingestemd.

Reclamanten stellen voorts terecht dat de gebruikelijke gang van zaken inhoudt dat eerst een planprocedure wordt gevolgd en vervolgens pas omgevingsvergunning wordt verleend. In de voorliggende zaak is allereerst feitelijk gerealiseerd en vervolgens een gedoogbesluit genomen, vooruitlopend op de planprocedure. Hoewel niet ideaal, wijzen wij er op dat deze gang van zaken niet per definitie verboden is en zich in spoedeisende gevallen voor kan doen. In casu was de verplaatsing van de handboogvereniging urgent.

Reclamanten menen dat de pijlenvanger, behorend bij de buitenschietbaan, het landschap zal ontsieren. Dienaangaande stellen wij voorop dat een pijlenvanger uit oogpunt van veiligheid bij een handboogbaan in de buitenlucht vereist is. Momenteel maken de boogschieters gebruik van tijdelijke pijlenvangers, die alleen tijdens het schieten in gebruik en derhalve zichtbaar zijn. Voordeel hiervan is dat er geen permanente ontsiering van het landschap optreedt. De gemeente heeft altijd het plan gehad een permanente pijlenvanger te realiseren in de vorm van een aarden wal met beplanting. Naar aanleiding van de onderhavige zienswijze zullen wij in overleg met enerzijds reclamanten en anderzijds de handboogvereniging zelf een keuze maken voor de uiteindelijke vorm waarin de pijlenvanger wordt gegoten.

Reclamanten hebben vernomen dat de gemeente een viertal villa´s ten zuiden van de Hoolstraat heeft geprojecteerd. Gedoeld wordt zeer waarschijnlijk op een thans voorliggend principeverzoek, dat betrekking heeft op het bouwen van een tweetal vrijstaande woningen (met een optie op nog eens twee) nabij Hoolstraat 12. Dienaangaande kunnen wij slechts bevestigen dat een dergelijk principeverzoek is ingediend en in behandeling is. Het desbetreffende principeverzoek heeft overigens betrekking op een locatie, die enkele honderden meters verwijderd is van het thans aan de orde zijnde plangebied, en in het kader van de onderhavige planprocedure geen nadere beschouwing behoeft.

Ten aanzien van het onderhoud van Hoolstraat 4 is juist dat dit sinds de aankoop van het perceel door de gemeente inderdaad op een laag pitje heeft gestaan. De stal die wordt gebruikt door de handboogvereniging, is opgeknapt en de boogschutters zijn zelf verantwoordelijk voor het maaien van de gronden rondom de stal. De naastgelegen kleinere stal zal worden gesloopt. Ten aanzien van de - buiten het plangebied vallende - Vlaamse schuur en boerderij heeft het onderhoud te lijden gehad onder de aanhoudende onduidelijkheid over de uiteindelijke bestemming. Wij hopen hier op zo kort mogelijke termijn duidelijkheid over te krijgen, zodat ook op die bestemming toegesneden onderhoud ter hand kan worden genomen.

Conclusie

De zienswijze is deels gegrond, deels ongegrond. De zienswijze leidt tot aanpassing van de plantoelichting, in die zin dat ten aanzien van de pijlenvanger niet langer wordt vermeld dat vast staat dat het hierbij om een aarden wal gaat. Ten aanzien van de pijlenvanger zeggen wij toe hierover niet eerder een beslissing te nemen dan na overleg met zowel reclamanten als handboogvereniging.

Zienswijze 3:

Aangegeven wordt dat er sprake is van een eerste herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 1994, terwijl ook in de toelichting behorende bij het ontwerpbestemmingsplan is aangegeven dat het bestemmingsplan De Akker Berkel-Enschot van toepassing is. De vraag is dus welk planologisch regime van toepassing is en of het voorliggend ontwerpbestemmingsplan nu een herziening is van het bestemmingsplan Buitengebied 1994 of een herziening/nadere uitwerking van het bestemmingsplan De Akker Berkel-Enschot.

Er wordt daarnaast op geen enkele wijze een motivering gegeven waarom in afwijking van het vigerend bestemmingsplan, voor dit project een ontwerp-bestemmingsplan in procedure wordt gebracht. Er wordt niet toegelicht waarom de handboogvereniging zo goed zou passen op de locatie Hoolstraat 4, welke andere locaties mogelijk zijn afgewogen in het kader van de verplaatsing en wat er met de overige voormalige agrarische bedrijfsgebouwen gaat gebeuren. Het is gebruikelijk dat bij een herbestemming van een VAB (Voormalige Agrarische Bedrijfslocatie) een nieuwe bestemming wordt gelegd op het gehele perceel en niet een bestemming per gebouw. Sterker nog, dit is zelfs in strijd met het provinciaal beleid dat aangeeft dat bij wijziging van een functie van een VAB het gehele perceel een herbestemming dient te krijgen. Bovendien is op geen enkele wijze de ruimtelijke impact van de nieuwe bestemming in beeld gebracht. Er wordt in het totaal niet ingegaan op de verkeersaantrekkende werking van in eerste instantie de handboogvereniging, maar in tweede instantie de functies toe te kennen aan de omliggende bedrijfsgebouwen in relatie tot enerzijds de toekomstige woonwijk en anderzijds het bedrijf, gelegen aan Hoolstraat 2. Dit alles brengt het risico met zich mee dat stapsgewijs tot een uiteindelijke bestemming wordt gekomen, die niet passend is en/of wel degelijk belemmeringen oplevert voor dit bedrijf. Een derde punt van kritiek is dat het college aan de wens van de exploitanten van genoemd bedrijf om een bestemmingsplanwijziging door te voeren voor de aard van hun bedrijfsvoering, op geen enkele wijze wenst mee te werken, men wenst niet vooruit te lopen op ontwikkelingen in dit gebied, gelet op de toekomstige bewoning etc. Blijkbaar vindt men het meewerken aan de wijziging van de bestemming van het perceel nota bene gelegen direct grenzend aan dat van het bedrijf, géén probleem. Ten aanzien van de planregels wordt opgemerkt dat deze zo zijn opgesteld, dat binnen de bestemming Sport een veelheid aan sportactiviteiten kan plaatsvinden, inclusief kantine en overige horeca-accommodaties. Hierover is in de ruimtelijke onderbouwing niets terug te vinden en dus zijn deze regels zeer prematuur. Ook deze regels wijzen er op dat de ruimtelijke impact van de functiewijziging in de praktijk veel groter zou kunnen zijn, dan de ruimtelijke onderbouwing doet vermoeden. Het aantal van 30 parkeerplaatsen is onder deze omstandigheden eveneens volstrekt onvoldoende. Ook is complete nieuwbouw van de varkensstal mogelijk, en zou er gelet op de bestemmingsregels zelfs een sporthal of ijsbaan kunnen worden gerealiseerd. Voorts wordt opgemerkt dat het begrip bouwwerk van algemeen nut niet wordt verklaard in artikel 1 en dat voor deze bouwwerken veel bouwmogelijkheden worden geschapen in de planregels. Ten slotte wordt gewezen op artikel 3.5.2, waarin afwijkend gebruik voor evenementen wordt toegestaan. In dat geval is de ruimtelijke impact veel groter dan een kleinschalige handboogvereniging. Ook het aantal van 30 parkeerplaatsen is in dat geval veel te gering, zodat voor de directe omgeving parkeeroverlast dreigt te ontstaan.

Verzocht wordt het plan aan te passen en ook de situatie van het bedrijf aan Hoolstraat 2 te betrekken in de herziening van het vigerende bestemmingsplan.

Standpunt gemeente:

De toelichting bij het ontwerpbestemmingsplan was ten aanzien van het geldende planologische regime inderdaad onvolledig. Feit is dat ter plaatse van Hoolstraat 4 en de bijbehorende gronden, voor zover gelegen binnen het plangebied zoals thans begrensd, een tweetal bestemmingsplannen van toepassing is tot de inwerkingtreding van het voorliggende plan. Dit zijn de plannen De Akker Berkel-Enschot, vastgesteld op 12 april 1999 en onherroepelijk geworden op 7 februari 2002, en Buitengebied ´94, vastgesteld op 29 april 1996 en onherroepelijk geworden op 15 juli 1999. De plantoelichting wordt op dit punt aangepast.

De plantoelichting geeft wel degelijk aan waarom de handboogvereniging goed past op de locatie Hoolstraat 4. Op verschillende plaatsen in de toelichting is vermeld dat de gemeente Tilburg het agrarische complex Hoolstraat 4 met gronden en opstallen heeft gekocht voor de ontwikkeling van woongebied De Akker, en om op het boerenerf functies te kunnen herbergen die passen in de sfeer, zoals bedoeld in het stedenbouwkundig plan met de term 'Plattelandskamer'. Genoemd stedenbouwkundig plan is vastgesteld in 2003. De strook tussen Hoolstraat en toekomstige weg is daarin specifiek aangeduid. De strakke lijn van de nieuwe weg en de kronkelende Hoolstraat levert een dorpsrandzone op, waarin enkele erven gehandhaafd blijven. In deze tussenliggende zone, aangemerkt als 'Plattelandskamer', is in een dorps uitloopgebied voorzien, met bijbehorende functies. Op pagina 28 van het stedenbouwkundig plan wordt gesteld dat in dit gebied 'sportieve en recreatieve voorzieningen direct buiten het dorp' kunnen komen.

Het is inderdaad gebruikelijk dat bij een herbestemming van een VAB (Voormalige Agrarische Bedrijfslocatie) een nieuwe bestemming wordt gelegd op het gehele perceel en niet een bestemming per gebouw. Dat betekent echter niet vanzelfsprekend dat zulks verboden is. Ten aanzien van de opmerking dat e.e.a. in strijd zou zijn met provinciaal beleid m.b.t. VAB-locaties, volstaan wij op deze plaats met de opmerking dat de provincie zowel in de vooroverlegfase als in de ontwerpfase van de onderhavige planprocedure zowel met de herbestemming van de desbetreffende stal als met de planbegrenzing heeft ingestemd.

Ten aanzien van de opmerking dat de planregels zo zijn opgesteld, dat binnen de bestemming Sport een veelheid aan sportactiviteiten kan plaatsvinden, inclusief kantine en overige horeca-accommodaties, stellen wij voorop dat het bouwvlak strak rondom het bestaande gebouw is getrokken. Een ijsbaan, sporthal of zwembad is derhalve niet planconform te realiseren. Ook voor andere gebouwen buiten het bouwvlak biedt het plan geen ruimte. Desalniettemin zullen wij in dit specifieke geval het bestemmingsvlak voorzien van de functie-aanduiding ´specifieke vorm van sport - handboogvereniging´, in combinatie met een wijzigingsbevoegdheid voor het verwijderen van de aanduiding. Daardoor wordt verzekerd dat niet kan worden overgeschakeld naar een andere vorm van sport zonder het plan te herzien of te wijzigen (procedures, die met zich brengen dat zienswijzen kunnen worden kenbaar gemaakt). De ruimtelijke impact van het plan wordt hierdoor expliciet zo gering mogelijk gehouden en het in de toelichting genoemde aantal van 30 parkeerplaatsen is onder deze omstandigheden toereikend. Voldaan wordt aan de parkeernorm. De buitenbaan heeft een norm van 20 plaatsen per ha/netto, een binnenbaan in het buitengebied 2,25 per 100 m2 BVO. Omgerekend is dat (0,6*20+7,84*2,25=) 29,64 plaatsen. Dat ingevolge de onderdelen 3.1.1 en 3.5.2 van de regels incidenteel afwijkend gebruik is toegestaan, doet daar niet aan af. Er is geen sprake van een aparte functieaanduiding 'Evenementen', die gebruikt wordt voor gronden, waarop evenementen plaats kunnen hebben op een wijze waarvan de ruimtelijke impact inderdaad significant te noemen is (evenemententerreinen). De bestemming Sport maakt door middel van de functieomschrijving in 3.1.1 recreatief medegebruik en evenementen mogelijk. Deze functieomschrijving is conform de standaardomschrijving, zoals opgenomen in de vastgestelde plansystematiek van de gemeente Tilburg. Dit houdt in dat deze functieomschrijving in beginsel voor alle sportterreinen op het gehele grondgebied geldt. Voor het onderhavige bestemmingsplan wordt hiervoor geen uitzondering gemaakt. In de begripsbepalingen (artikel 1) is opgenomen wat 'recreatief medegebruik en evenementen' kan inhouden. Door de elementen 'incidenteel' en 'kortstondig' is het ondergeschikte karakter van de mogelijke evenementen in voldoende mate gewaarborgd. Een verhoging van het aantal te realiseren (permanente, niet incidentele) parkeerplaatsen achten wij in dezen niet evenwichtig, niet proportioneel en derhalve niet nodig.

Terecht wordt gesteld dat een omschrijving van het begrip bouwwerken van algemeen nut niet is opgenomen in artikel 1 van de regels. Onlangs is de plansystematiek hierop aangepast. Wij hebben de aan de systematiek toegevoegde begripsbepaling eveneens opgenomen in het onderhavige plan. Dat bouwwerken van algemeen nut binnen het gehele bestemmingsvlak mogen worden opgericht, is echter - wederom - geheel in overeenstemming met de plansystematiek. Alle in de afgelopen jaren vastgestelde plannen kennen dezelfde bouwmogelijkheden, bij alle bestemmingen. Dat wil echter niet zeggen dat bouwwerken van algemeen nut als paddenstoelen uit de grond (zullen) schieten, zo leert de ervaring. Nutsbedrijven zetten alleen transformatorhuisjes e.d. neer, indien daar een noodzaak toe is (en overigens ook slechts voor zover daar zakelijk of anderszins toe gerechtigd).

Reclamanten vragen ten slotte nog aandacht voor de situatie van hun bedrijf, gevestigd aan het naastgelegen Hoolstraat 2. Zij willen dat hun bedrijf eveneens wordt meegnomen in de onderhavige planherziening. Dienaangaande wijzen wij allereerst op het feit dat de gemeenteraad vrij is in het kiezen van de grenzen van zijn bestemmingsplannen. Wel is het logisch om zaken, die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, in één en hetzelfde plan te regelen. Hoolstraat 2 en 4 zijn in planologisch-juridische zin echter niet onlosmakelijk met elkaar verbonden. De vestiging van de handboogvereniging betreft geen gronden, behorende bij Hoolstraat 2. De door reclamanten gewenste ontwikkeling, houdt geen verband met die aan Hoolstraat 4. Bovendien past de vestiging van een handboogvereniging in het stedenbouwkundig plan voor de Overhoeken, hetgeen niet geldt voor vestiging of uitbreiding van een niet-agrarisch bedrijf, zoals gevestigd aan Hoolstraat 2.

Conclusie

De zienswijze is deels gegrond, deels ongegrond. De zienswijze leidt tot aanpassing van het plan, in die zin dat juridisch wordt geregeld dat omschakeling naar een andere vorm van sport dan handboogschieten niet zonder meer mogelijk is. Tevens wordt een begripsbepaling van ´bouwwerken van algemeen nut´ toegevoegd. Voorts aanpassing toelichting m.b.t. vigerende plannen.

Bijlage 1 Advies Waterbeheerder

Bijlage 1 Advies waterbeheerder

Bijlage 2 Verantwoording Externe Veiligheid

Bijlage 2 Verantwoording Externe Veiligheid