KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Maatschappelijk
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Antidubbeltelregel
Artikel 5 Algemene Bouwregels
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Artikel 7 Algemene Ontheffingsbevoegdheden
Artikel 8 Algemene Wijzigingsbevoegdheden
Artikel 9 Algemene Procedureregels
Artikel 10 Algemene Nadere Eisen
Artikel 11 Algemene Aanlegvergunningstelsels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling
Hoofdstuk 2 Beschrijving Gebied
2.1 Plangebied
2.2 Gebiedsvisie
2.3 Bebouwingsvorm
2.4 Juridisch-planologische Situatie
Hoofdstuk 3 Juridische Regelgeving
3.1 Indeling Van De Regels
3.2 Functioneel Beheer
3.3 Ruimtelijk Beheer
3.4 Ontheffingen, Wijzigingsbevoegdheden En Algemene Regels
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Algemeen
4.2 Voorlopig Projectprofiel
4.3 Groen
4.4 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 5 Cultuurhistorische Paragraaf En Welstand
5.1 Cultuurhistorie En Archeologie
5.2 Welstand
Hoofdstuk 6 Milieuparagraaf
6.1 Algemeen
6.2 Milieuhinder Bedrijven
6.3 Externe Veiligheid
6.4 Geluid
6.5 Lucht
6.6 Bodem
6.7 Duurzaam Bouwen En Inrichten
6.8 Afval
6.9 Energie
6.10 Ecologie
6.11 Gezondheid
6.12 Mobiliteit
6.13 Ruimtegebruik
Hoofdstuk 7 Waterparagraaf
7.1 Bestaand Watersysteem
7.2 Duurzaam Stedelijk Water
7.3 Watertoets
Hoofdstuk 8 Financiële Paragraaf
Hoofdstuk 9 Inspraak En Overleg
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactivteiten
Bijlage 2 Notitie Parkeernormen 2003
Bijlage 1 Wateradvies
Bijlage 2 Bureauonderzoek Cultuurhistorie En Archeologie
Bijlage 3 Quickscan Natuurwaarden
Bijlage 4 Verslag Informatieavond Nieuwbouw Zonnehof
Bijlage 5 Brief Reactie Informatieavond Zonnehof
Bijlage 6 Notitie Behandeling Zienswijzen

Reit Zonnehof

Bestemmingsplan - Tilburg

Onherroepelijk op 12-02-2010 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

Het bestemmingsplan Reit Zonnehof van de gemeente Tilburg.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0855.BSP2009022- en bijbehorende bijlagen.

1.3 aanbouw

Uitbreiding van een gebouw bestaande uit één bouwlaag welke direct ten dienste staat van het gebouw doch niet één open ruimte vormt met de rest van het gebouw, dat zowel qua bouwmassa als verschijningsvorm ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan huis gebonden beroep

Beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als ´aan-huis-verbonden´, zijnde bedrijfs- en/of beroepsmatige activiteiten door tenminste één bewoner, plaats vindend in de betrokken woning en/of bijbehorend bijgebouw, waarbij:

  1. a. geen sprake is van een activiteit die is vermeld in de categorieën 2 t/m 5 zoals opgenomen in de bijlage Staat van Bedrijfsactivteiten of die behoort tot de categorieen van inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet Geluidhinder, uitgewerkt in het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit Milieubeheer (Stbl. 1993,50);
  2. b. geen sprake is van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de direkte nabijheid aanwezige beroepsvestigingen;
  3. c. voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
  4. d. de beroepsuitoefening naar omvang ondergeschikt is aan het wonen, d.w.z. niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning (inclusief bijgebouw) en totaal niet meer dan 80 m² in beslag neemt;
  5. e. de beroepsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;
  6. f. geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;
  7. g. op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt;
  8. h. geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid welke onder de werking van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50) valt, tenzij het betreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden wel verantwoord is.

1.7 bar

Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse, ook tussen 02:00 uur en 06:00 uur. Tevens deel uitmakend van horecavestigingen metaccent op verstrekking van alcoholhoudende dranken.

1.8 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bebouwingspercentage

Het percentage dat per bouwperceel bepaalt hoeveel procent van het bouwvlak ten hoogste mag worden bebouwd.

1.10 bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op onder andere consumentverzorging, welke geheel of overwegend door middel van handwerk plaatsvinden.

1.11 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)

De totale oppervlakte van de ruimten binnen de bebouwing die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-gebonden-beroep of bedrijf, c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.12 bedrijven

Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten die liggen op het vlak van industrie, handel en groothandel met eventueel bijbehorende ondergeschikte showroom (derhalve géén detailhandel daaronder te begrijpen), ambacht, nijverheid, productie, distributie, logistiek, vervoer, opslag, reparatie (waaronder autoreparatiebedrijven), e.d.

Tevens worden hiertoe gerekend bijbehorende kantoorruimten en installaties.

(Bedrijf is de technische eenheid van onderneming, met dit laatste begrip is de economische eenheid bedoeld).

1.13 beeldbepalende boom

Bomen met een hoofdwaarde volgens de Boomwaarde zoneringskaart.

1.14 beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinning en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.

1.15 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.16 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 bewaarplaats

Een besloten ruimte, bestemd voor het bewaren van verpakt consumentenvuurwerk.

1.18 bijgebouw

Een vrijstaand gebouw ten dienste van en behorende bij het hoofdgebouw bestaande uit maximaal één bouwlaag, dat zowel qua bouwmassa als verschijningsvorm ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.19 bouwblok

Door openbare ruimte omsloten geheel van percelen (al dan niet -reeds- bebouwd), dat te beschouwen is als een stedenbouwkundige eenheid.

1.20 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.21 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.22 bouwhoogte

Onder ´bouwhoogte´ wordt verstaan:

  1. a. De hoogte van gebouwen, met uitzondering van lift- en trappenhuizen, lichtkappen en ondergeschikte onderdelen van gebouwen zoals schoorstenen, masten en delen van ventilatie-installaties, gemeten uit het hoogste punt boven het (straat-)peil.
  2. b. De hoogte van bouwwerken die geen gebouw zijn, gemeten uit het hoogste punt boven het (straat-)peil.

1.23 bouwlaag

Een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkant van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten meer dan 1,5 m in hoogte verschillen, zulks met uitzondering van een onderbouw of .

1.24 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.25 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.26 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.27 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.28 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)

De som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren -horizontale vlakken ter plaatse van trappen, hellingen en vides daaronder begrepen- voorzover de ruimten waarbinnen de vloeren zich bevinden een grotere inwendige hoogte hebben dan 1,5 m.

1.29 calamiteit

Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk door overmacht: brand, overstroming, aardbeving en dergelijke.

1.30 dakhelling

Hoek die gevormd wordt door een schuin en een horizontaal vlak die elkaar snijden op de goothoogte.

1.31 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder supermarkten.

1.32 dienstverlening

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van detailhandel en seksinrichtingen.

1.33 discotheek/bardancing

Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van overwegend muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen.

1.34 (eet)café

Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van kleine etenswaren of maaltijden, gedurende beperkte delen van de dag, een en ander al dan niet ter plaatse bereid.

Hieronder worden in elk geval niet verstaan: discotheken, bars, nachtclubs, erotisch gerichte horeca, speelautomatenhallen en dergelijke.

1.35 erf

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde zijn toegelaten.

1.36 erker

Transparante, ondiepte uitbouw van een gebouw vóór de voorgevel, niet zijnde een entree.

1.37 erotisch gerichte horeca

Een bedrijf dat tot doel heeft het geven van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en tevens bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.38 escortbedrijf

Het op bedrijfsmatige wijze bemiddelen in de totstandkoming van contacten tussen een prostituee en degene die van zijn/haar diensten gebruik wil maken.

1.39 functionele eenheid

Hieronder wordt verstaan:

  1. a. Een samenstel van activiteiten dat, gelet op de aard en de organisatie van die activiteiten alsmede op de plaats waar die activiteiten worden verricht, als een eenheid moet worden beschouwd.
  2. b. Het complex van bebouwde en onbebouwde gronden waarop de hiervoor bedoelde activiteiten worden verricht.

1.40 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.41 gestapelde woning

Een woning, onderdeel uitmakende van een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en uit twee of meer bouwlagen bestaat, of waarbij (een deel van) de eerste bouwlaag van het gebouw voor andere met de betreffende bestemming in overeenstemming zijnde doeleinden wordt gebruikt.

1.42 goothoogte

De hoogte waarop zich de snijlijn bevindt van een verticaal en een hellend vlak, waarbij die vlakken de begrenzing zijn van het toegestane bouwvolume.

1.43 groenvoorzieningen

het geheel van grootschalige voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair, etc, alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.

1.44 hoofdgebouw of hoofdbebouwing

Een gebouw of bebouwing ten dienste van de bestemming van de betreffende gronden, dat/die op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.45 horeca

Onder horeca wordt verstaan het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccomodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

Bij horeca wordt onderscheid gemaakt in drie categorieën, te weten ´horeca van categorie 1´, ´horeca van categorie 2´ en ´horeca van categorie 3´. Voor horecagelegenheden die bestaan op het moment van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan is de categorie van toepassing waarmee deze vestigingen zijn weergegeven in .

1.46 horeca van categorie 1

Tot horeca van de categorie 1 worden gerekend: (eet)café, restaurant, brasserie, lunchroom, cafetaria, snackbar e.d. met een netto vloeroppervlak (n.v.o.) van ten hoogste 150 m2. Tevens worden tot horeca van de categorie 1 gerekend winkelondersteunende (d.w.z. op winkelend publiek gerichte) horecavoorzieningen die een onderdeel uitmaken van winkelwarenhuizen of inpandig gesitueerd zijn in besloten winkelpassages en waarvoor de winkelsluitingstijden worden aangehouden.

1.47 horeca van categorie 2

Tot horeca van de categorie 2 worden gerekend dezelfde horecagelegenheden als onder horeca van de categorie 1, maar dan met een netto vloeroppervlak (n.v.o.) van 150 m2 tot maximaal 500 m2 n.v.o.

1.48 horeca van categorie 3

Tot horeca van de categorie 3 worden gerekend: discotheek/bardancing, (nacht)bar, en erotisch gerichte horeca (en -voorzover deze laatste tevens wordt aangemerkt als prostitutie-inrichting, escortbedrijf, e.d.- alleen indien hiervoor vergunning is verleend ingevolge de APV);

  1. c. grootschalige horecagelegenheden zoals vermeld onder horeca van de categorie 1 of horeca van de categorie 2 of combinaties hiervan met een netto vloeroppervlak (n.v.o.) van meer dan 500 m2.

1.49 horecavestigingen met accent op verstrekking van alcoholhoudende dranken

Hiertoe worden gerekend: café, bar, eetcafé, grand café, brasserie, pool-/snookercafé e.d. alsmede hiermee gelijk te stellen: coffeeshop, theehuis e.d.

1.50 horecavestigingen met accent op verstrekking van maaltijden

Hiertoe worden gerekend: restaurant, partycentrum, cafetaria, snackbar, shoarmazaak, grillroom, lunchroom, broodjeszaak e.d.

1.51 houtopstand

Houtachtige overblijvende gewassen zoals struiken, heggen en bomen.

1.52 huishouden

Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren, waarbij de volgende maxima zijn opgenomen:

  1. a. studenten: maximaal 5;
  2. b. beschermd wonen: maximaal 12.

1.53 kantoor

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccomodatie.

1.54 kortstondig

Aansluitende tijdsperiode van maximaal 12 uur.

1.55 langzaam verkeer

Voetgangers- en (snor)fietsverkeer.

1.56 maatschappelijke voorzieningen

Hieronder wordt verstaan:

  1. a. medische of paramedische voorzieningen, zoals ziekenhuis, kliniek, gezondheidscentrum, centrum voor dagbehandeling, consultatiebureau, e.d.;
  2. b. welzijnsvoorzieningen, zoals verzorgingstehuis, verpleeghuis, inrichtingen voor mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking , tehuis voor daklozen, e.d.;
  3. c. educatieve voorzieningen, zoals basis-, voortgezet en wetenschappelijk onderwijs, beroepsonderwijs, kunstonderwijs, muziekschool, volksuniversiteit, cursuscentrum, onderwijsinstituten t.b.v. specifiek onderwijs, bibliotheken e.d.;
  4. d. voorzieningen t.b.v. kinderopvang zoals kindercrèche, peuterspeelzaal, kinderdagverblijf en (naschoolse) kinderopvangcentrum, al dan niet commercieel;
  5. e. openbare en bijzondere instellingen waaronder overheidsinstellingen zoals stadskantoren, politiekantoor, brandweerkazerne e.d.;
  6. f. maatschappelijke voorzieningen zoals buurt- en clubhuis, wijkcentrum (o.a. Multi Functionele Accommodatie), sociëteit, e.d.

Tot maatschappelijke voorzieningen worden niet gerekend de zogenaamde ´andere gezondheidszorggebouwen´ (blijkens hun constructie en inrichting bestemd voor doeleinden van medische verpleging, verzorging of behandeling dan wel van medisch onderzoek) zoals bedoeld in de Wet Geluidhinder en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelingen.

1.57 maatvoeringsvlak

Een deel van een bestemmingsvlak dat van een ander maatvoeringsvlak wordt gescheiden door een maatvoeringsvlakgrens. Maatvoeringsvlakken onderscheiden zich door een met de maatvoeringsaanduiding aangegeven verschil in goot-, bouwhoogte, dakhelling en/of bebouwingspercentage.

1.58 monumentale boom

Een boom die is opgenomen in de gemeentelijke lijst van monumentale bomen zoals die geldt op het moment van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan en als zodanig is aangeduid.

1.59 netto vloeroppervlak (n.v.o.)

De som van de binnenwerks gemeten oppervlakten van de voor publiek toegankelijke verblijfsruimten binnen een horeca-inrichting van de categorie 1, 2 of 3, zoals café- en barruimte (inclusief bar), eetzaal, foyer, dansvloer / podium, entree e.d, met uitzondering van oppervlakten t.b.v. keuken, toiletgroepen, garderobe, opslag, dienstruimten e.d.

1.60 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.

1.61 onbebouwd erf

Dat deel van het perceel, dat geen bouwvlak of erf betreft.

1.62 onderbouw

Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen.

1.63 onderkomen

Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken, voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, loodsen, keten en andere soortgelijke verblijfsmiddelen.

1.64 onzelfstandige woonruimte

Een (complex van) woonruimte(n) waarbij:

  1. a. men wezenlijke voorzieningen (keuken en/of toilet) gemeenschappelijk moet gebruiken en,
  2. b. van een privé-vertrek, waarvan de deur uitkomt op een gemeenschappelijke (verkeers)ruimte de deur niet (van twee zijden) afsluitbaar is.

1.65 peil (straatpeil)

Hieronder wordt verstaan:

  1. a. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang.
  2. b. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

1.66 perceel

Zie: ´bouwperceel´.

1.67 plangrens

Een weergegeven lijn, die de grens van plan aanduidt.

1.68 randhoogte

De bestaande hoogte van gebouwen gemeten op bovenkant goot, boeiboord of druiplijn, gemeten boven het gemiddelde peil van het aansluitende afgewerkte terrein.

1.69 recreatief medegebruik en evenementen

Hieronder wordt verstaan:

  1. a. incidenteel, kortstondig gebruik (enkele dagen) van complexen / voorzieningen t.b.v. evenementen zoals rommelmarkten, antiek-, huishoud-, en computerbeurzen, tentoonstellingen, bedrijvencontactdagen e.d., mits men in het bezit is van een evenementenvergunning;
  2. b. incidenteel -jaarlijks- gebruik gedurende een aantal dagen van stadsparken t.b.v. zomeractiviteiten, -spelen, theater, festival e.d;

1.70 register horeca

De lijst van binnen het plangebied gelegen horeca die volgens deel uitmaakt van deze regels en waarin de indeling in de categorieën ´horeca van categorie 1´, ´horeca van categorie 2´ en ´horecavan categorie 3´ voor bestaande bedrijven nader is weergegeven.

1.71 religieuze instellingen

Voorzieningen van kerkelijke, religieuze of levensbeschouwelijke aard, zoals kerken, gebedsruimten, kloosters, e.d. met inbegrip van bij klooster behorende begraafplaats.

1.72 restaurant

Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse alsmede het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.73 speelvoorzieningen

Voorzieningen ten dienste van sport en spel.

1.74 straatpeil

Zie peil (straatpeil).

1.75 uitbouw

Uitbreiding van een gebouw welke direct ten dienste staat van het gebouw, één ruimte vormt met de rest van het gebouw en is uitgevoerd in één bouwlaag en dat zowel qua bouwmassa als verschijningsvorm ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.76 verblijfsvoorzieningen

Besloten ruimten, bestemd voor het verblijven van mensen.

1.77 verkeer- en vervoervoorzieningen t.b.v. wegverkeer

Hieronder wordt verstaan het (openbaar) wegverkeers- en wegvervoersgebied waarbij de nadruk ligt op de gebiedsontsluitingsfunctie voor gemotoriseerd en langzaam verkeer met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier hoofdverzamelwegen, verzamelwegen en wijkstraten.

1.78 verkeersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer en verblijf

Hieronder wordt verstaan: het openbaar wegverkeers- en verblijfsgebied waarbij de nadruk ligt op de erftoegangsfunctie (geleider van het bestemmingsverkeer) voor gemotoriseerd en langzaam verkeer en/of de verblijfsfunctie voor voetgangers met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier buurtstraten, woonstraten, woonerven, winkelerven en voetgangersgebied inclusief bijbehorende kunstwerken.

1.79 verkoopvloeroppervlak

De oppervlakte van de geheel of grotendeels voor publiek toegankelijke ruimte die is bestemd en feitelijk ingericht voor de verkoop van goederen, waaronder begrepen showroom, uitstallingsruime, kassa's, e.d. met uitzondering van magazijn, opslagruimte, kantoor, e.d.

1.80 voorgevelrooilijn

De naar het openbaar gebied toegekeerde lijn die het bouwvlak begrenst en aansluit aan het onbebouwd erf c.q. openbaar gebied.

1.81 weg

Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.82 Wet geluidhinder

De wet van 16 februari 1979, staatsblad 99 (1979), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.

1.83 Wet milieubeheer

De wet zoals geplaatst in het staatsblad 551 (1992). Deze wet is in werking getreden op 1 maart 1993.

1.84 wonen

Hieronder wordt verstaan:

  1. a. het geheel van aan huis gebonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, al dan niet zelfstandige wooneenheden, woongebouwen e.d. annex tuin en directe omgeving, ten dienste van het verblijven door mensen. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve dagverblijven;
  2. b. studentenhuisvesting, huisvesting van ouderen, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en dergelijke, alsmede bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen (en ruimten) c.q. verzorgingsfaciliteiten;
  3. c. beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als ´aan huis gebonden beroep´, zijnde beroepsactiviteiten van tenminste één bewoner, plaatsvindend in de betrokken woning en/of bijbehorend bijgebouw.

1.85 woning

Een (gedeelte van een) gebouw dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, daaronder begrepen een aan huis gebondenberoep.

1.86 woongebouw

Een complex van ruimten dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van meerdere huishoudens, daaronder begrepen aan huis gebonden beroep.

1.87 zorgwoning

Zelfstandige woningen waar intensieve zorgverlening mogelijk is; de woningen zijn geschikt voor rolstoelgebruik en er is zorg op afroep of 24 uurszorg beschikbaar vanuit een verpleeg- of verzorgingshuis of woon-zorgcentrum.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 Lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

  1. a. de oppervlakte van een bouwwerk buitenwerks gemeten boven het peil met uitzondering van de oppervlakte van:
    1. 1. een ondergeschikt bouwdeel (zoals open buitentrap, hellingbanen, e.d.) waarvan de verticale projectie op het horizontaal vlak kleiner is dan 4 m² óf
    2. 2. een uitkragend constructiedeel (zoals entree-overkapping, dakoverstekken, niet beweegbare zonweringconstructies e.d.) waarvan de breedte van de verticale projectie op het horizontale vlak kleiner is dan 0,75 m;
  2. b. de oppervlakte van een onbebouwd gedacht terrein, gemeten binnen de grenzen van dat terrein.

2.7 Afstand tot zijdelingse perceelgrens

Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Maatschappelijk

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in Algemene procedureregels nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de brandveiligheid;
    5. 5. de milieusituatie;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;

3.4 Ontheffing van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene Bouwregels

5.1 Ondergrondse bouwwerken

5.2 Verhouding bestemmingsvlak en aanduidingen

Een aanduiding bevindt zich te allen tijde binnen een gebied waarop een bestemmingsvlak van toepassing is, met dien verstande dat de bouwregels uitsluitend van toepassing zijn op de bestemming behorende bij de weergegeven aanduiding.

5.3 Hoofdtoegang woningen

5.4 Onbebouwd terrein bij gebouwen

5.5 Ruimte tussen bouwwerken

5.6 Bouwen in nabijheid van monumentale en beeldbepalende bomen

5.7 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De regels van de Bouwverordening ten aanzien van de onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de bereikbaarheid van de gebouwen voor wegverkeer;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  3. c. de laad- en losmogelijkheden;

5.8 Parkeergelegenheid

De regels uit de Notitie parkeernormen 2003zijn van toepassing voor de parkeergelegenheid in dit bestemmingsplan.

Artikel 6 Algemene Gebruiksregels

6.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.

Artikel 7 Algemene Ontheffingsbevoegdheden

7.1 Ontheffingsbevoegdheid geringe afwijkingen van maten

Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van de procedureregels in artikel 9.1bevoegd ontheffing te verlenen ten behoeve van een afwijking van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze ontheffing wordt slechts verleend indien:

  1. a. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
  2. b. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
  3. c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
  4. d. voldaan is aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. de ontheffingsmogelijkheid mag niet cumulatief worden gebruikt;
    2. 2. de ontheffingsmogelijkheid mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.

7.2 Ontheffingsbevoegdheid geringe afwijkingen van grenzen

Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van de procedureregels in artikel 9.1, bevoegd ontheffing te verlenen van het plan ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak en/of bestemmingsvlak indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting o.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze ontheffing wordt slechts verleend indien:

  1. a. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
  2. b. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
  3. c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

7.3 Ontheffingsbevoegdheid overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogten

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van de procedureregels in 9.1 ontheffing verlenen van het plan ten behoeve van:

  1. a. bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van utiliteitsvoorzieningen;
  2. b. vrijstaande schoorstenen, minaretten en soortgelijke bouwwerken.

7.4 Ontheffingsbevoegdheid parkeer- en stallingsvoorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van de procedureregels in 9.1 ontheffing verlenen van het plan ten behoeve van parkeer- en stallingsvoorzieningen met bijbehorende bovengrondse bouwwerken zoals in- en uitritten, in- en uitgangen, trappenhuizen, liften, hellingbanen, bewakings- /portiersloges e.d., onder de volgende voorwaarden:

  1. a. de maximale oppervlakte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 30 m2bedragen;
  2. b. de maximale hoogte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 4,5 m bedragen.

7.5 Ontheffing dienstverlening i.p.v. detailhandel

Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van de procedureregels in 9.1, bevoegd ontheffing verlenen van het plan ten behoeve van de vestiging van dienstverlening op gronden met de aanduiding ´detailhandel´, indien de detailhandelsfunctie ter plaatse als gevolg autonome processen in de distributiestructuur is beëindigd.

7.6 Ontheffingsbevoegdheid aan-huis-gebonden beroep

Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van de procedureregels zoals bedoeld in artikel 9.1, bevoegd ontheffing te verlenen van het plan voor wat betreft de voorwaarden, zoals beschreven in de begripsregels, waaronder overeenkomstig artikel Hoofdstuk 2Bestemmingsregels binnen de aanduiding ´Wonen´ een aan huis gebonden beroep is toegelaten, indien door de aard van de werkzaamheden het beroep niet of bezwaarlijk anders dan aan huis of op de betreffende locatie kan worden uitgeoefend en de activiteit niet valt in categorie 3 tot en met 6 van bedrijven die zijn genoemd in bijlage Staat van Bedrijfsactivteiten.

7.7 Ontheffingsbevoegdheid t.b.v. evenementen

Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van de procedureregels in artikel 9.1bevoegd ontheffing te verlenen van het plan ten behoeve van incidenteel en kortstondig afwijkend gebruik van particuliere percelen/bebouwing voor het plaatsen van tijdelijke onderkomens zoals (feest)tenten, kiosken e.d. ten behoeve van festiviteiten met een openbaar karakter (muziekfestival, zeskamp, sportwedstrijd, show/voorstelling, tentoonstelling, beurs, markt, e.d.) voor de duur van een aantal (aaneengesloten) dagen (over het algemeen 3 á 4), met dien verstande dat aan deze ontheffing voorwaarden kunnen worden verbonden ter beperking van onaanvaardbare overlast van de (woon)omgeving, onder meer voor wat betreft parkeren, geluidhinder, situering van tijdelijke onderkomens e.d.

Artikel 8 Algemene Wijzigingsbevoegdheden

8.1 Wijzigingsbevoegdheid reconstructie, herverkaveling of renovatie

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van:
    1. 1. de reconstructie of herverkaveling van een (deel van een) bouwblok met in het ongerede geraakte, al dan niet complexgewijze bebouwing waarvan de functie wordt beëindigd;
    2. 2. de reconstructie van een (deel van een) bouwblok waarbij de functie geheel of grotendeels wordt gehandhaafd, maar (infra-) structuur, ontsluiting, verkaveling e.d. worden aangepast;
    3. 3. de reconstructie, herverkaveling of renovatie van een gebouw of een bouwblok waarbij nieuwe rooilijnen kunnen worden weergegeven;
    4. 4. de ontsluiting of herverkaveling van het gebied ten einde nieuwe bestemmingen ´V´ of ´V-V´ projecteren;
    5. 5. de herverkaveling van het gebied of om tot een optimale verkaveling te komen, door aangrenzende bestemmingen voor openbaar gebied (´V´, ´V-V´ e.d.) geheel of deels om te zetten in een nieuw te realiseren bestemming binnen die herverkaveling, of deze bestemmingen geheel of deels elders in de nieuwe verkaveling onder te brengen.
  2. b. Er mag geen sprake zijn van functiewijzigingen welke in strijd zijn met rijks-, provinciaal dan wel gemeentelijk beleid;
  3. c. Na wijziging zijn de regels van het bestemmingsplan hierop van toepassing.

8.2 Wijzigingsbevoegdheid verwijderen aanduidingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, zodanig dat een weergegeven aanduiding wordt verwijderd indien de binnen deze aanduiding toegelaten functie is beeindigd en wordt omgezet in een binnen het ter plaatse geldende bestemmingsvlak toegelaten functie.

8.3 Wijzigingsbevoegdheid uitwisseling van aanduidingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een weergegeven aanduiding te wijzigen in een andere aanduiding, met dien verstande dat de ingevolge de aanduiding ter plaatse geldende maximaal toelaatbare milieucategorie voor functies of activiteiten uit de bijlage Staat van Bedrijfsactivteitenniet mag worden overschreden;

8.4 Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsvlakgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:

  1. a. de in het plan begrepen bestemmingen die grenzen aan gronden met de bestemming ´Verkeer´ (V), dan wel ´Verkeer-Verblijf (V-V)´ te wijzigen voor de indeling van gronden zoals ten behoeve van een herinrichting, een asverschuiving, herinrichting kruispunten, aanleg (mini)rotondes e.d., met dien verstande dat:
    1. 1. de bestemmingen mogen worden gewijzigd voor een verschuiving van de bestemmingsgrenzen van maximaal 25 m¹;
    2. 2. de verwerkelijking van de in het plan begrepen bestemmingen gewaarborgd dient te blijven, dat wil zeggen dat de bestemmingen door de wijzigingnen niet onevenredig mogen worden aangetast;
  2. b. bestemmingsgrenzen te wijzigen indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt noodzakelijk is voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijk ordening van het plan niet schaadt en zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.

8.5 Wijzigingsbevoegdheid bouwwerken van algemeen nut

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van bouwwerken van algemeen nut met een groter oppervlak dan 50 m2.

Artikel 9 Algemene Procedureregels

9.1 Procedureregels ontheffing en nadere eisen

Indien in dit plan wordt verwezen naar dit artikel, is de volgende procedure van toepassing:

  1. a. het voornemen tot het verlenen van ontheffing, dan wel het stellen van nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken voor een ieder ter inzage;
  2. b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in één of meerdere dag- of nieuwsbladen die in de gemeente verspreid worden;
  3. c. de bekendmaking houdt in de mededeling van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de termijn van de terinzagelegging schriftelijk dan wel mondeling zienswijzen tegen het voornemen in te dienen bij burgemeester en wethouders;
  4. d. burgemeester en wethouders nemen zo spoedig mogelijk na bekendmaking en ter inzage legging een beslissing. Deze beslissing is, als tegen het voornemen zienswijzen zijn ingediend, met redenen omkleed. Zij delen hun beslissing mee aan degenen die zienswijzen hebben ingediend.

Artikel 10 Algemene Nadere Eisen

Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van de procedureregels in artikel 9.1bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de aard en omvang van de horecafunctie ter bescherming van de woonfunctie en/of ter voorkoming van onevenredige aantasting van andere functies in de omgeving;
  2. b. de afmetingen en situering van bebouwing op percelen die direct gelegen zijn naast percelen die in een beschermd dorpsgezicht, dan wel stadsgezicht vallen en percelen met de aanduiding gemeentelijk monument, dan wel rijksmonument, in verband met de ruimtelijke afstemming van deze bebouwing op het naastgelegen monument, met dien verstande dat advies wordt ingewonnen bij de Monumentencommissie;
  3. c. de aard en omvang van kantines, restauratieve voorzieningen e.d. die ondersteunend zijn voor (openlucht-)sport en recreatie en maatschappelijke voorzieningen teneinde de ondergeschiktheid van die voorzieningen veilig te stellen en/of ter bescherming van de woonfunctie en/of ter voorkoming van een onevenredige aantasting van andere functies in de omgeving;
  4. d. de bereikbaarheid van gebouwen vanuit en de situering van de hoofdentree van gebouwen ten opzichte van de openbare ruimte;
  5. e. de situering en afmetingen van groenvoorzieningen;
  6. f. de situering en afmetingen van parkeergelegenheid, ook op eigen terrein;
  7. g. de situering van toegangswegen en -paden tot gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en open erven.

Artikel 11 Algemene Aanlegvergunningstelsels

11.1 Werken / werkzaamheden nabij monumentale en beeldbepalende bomen

11.2 Uitzonderingen

Het in 11.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:

  1. a. werken en werkzaamheden die het normale onderhoud of beheer betreffen;
  2. b. werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
  3. c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als ´Regels van het bestemmingsplan Reit Zonnehof´.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling

Aangezien het zorgcentrum Zonnehof aan de Professor Gimbrèrelaan te Tilburg gedateerd en verouderd is, zijn er plannen om het centrum ingrijpend te verbouwen en uit te breiden. Het plan voor het nieuwe Zonnehof bestaat uit ruimte voor verpleging en intramurale zorg, zorgwoningen, koop- en huurappartementen en overige functies (huisartsenpost, kinderopvang, kapsalon, fysiotherapeut, grand café etc.). Het plangebied ligt tussen de Professor Gimbrèrelaan, Academielaan, St. Oloflaan en de Hogeschool Journalistiek en betreft het perceel sectie P nummer 7331, waarvan Tiwos (Tilburgse Woonstichting) eigenaar is.

Het initiatief voor de bouw van een nieuw zorgcentrum op deze locatie is (deels) in strijd met het vigerende bestemmingsplan. Met een herziening van het bestemmingsplan kan medewerking worden verleend.

Met deze toelichting wordt een basis gegeven voor de bestemmingsplanherziening waarmee medewerking kan worden verleend aan het initiatief. De toelichting geeft aan waarom de beoogde ontwikkeling past binnen de visie op het gebied. Er wordt nader ingegaan op de wijze waarop het initiatief aansluit op de plaatselijke situatie en het beleid dat de gemeente voorstaat. Tevens worden de (stedenbouwkundige) richtlijnen en randvoorwaarden welke aan de basis van de planontwikkeling hebben gestaan in de toelichting verwoord. De toelichting geeft ook de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken weer.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Gebied

2.1 Plangebied

Het plangebied van zorgcentrum Zonnehof ligt in de wijk De Reit; één van de naoorlogse uitbreidingswijken van Tilburg. De ruimtelijke opzet van De Reit wordt voor een belangrijk deel bepaald door verkeerstechnische aspecten. De ontworpen wegtracés zijn dominant aanwezig. De belangrijkste wegen in De Reit zijn de Professor Cobbenhagenlaan, Conservatoriumlaan, Academielaan en Professor Gimbrèrelaan. Zorgcentrum Zonnehof ligt ten zuidoosten van de kruising van de twee laatstgenoemde wegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2009022-e001_0001.jpg"

In de wijk is relatief veel groen aanwezig. De gebiedsontsluitingswegen worden geaccentueerd door laanbeplantingen die uit forse bomen bestaan. De Professor Gimbrèrelaan ten noorden en de St. Oloflaan ten zuiden van Zonnehof zijn hier goede voorbeelden van.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2009022-e001_0002.png"

In de omliggende woongebieden valt op dat volgens een duidelijk stedenbouwkundig stramien van de zogenaamde ´stempels´ is gebouwd. Door herhaling van hetzelfde verkavelings-en bebouwingspatroon kon op deze manier relatief snel een woonwijk worden gerealiseerd. Gegroepeerd in verschillende woonmilieus is vrijwel het gehele woonsegment in De Reit vertegenwoordigd.

Uit het Kwalitatief Woningbehoefte Onderzoek (gemeente Tilburg, 2004) is gebleken dat in De Reit relatief veel eenpersoonshuishoudens en 65-plussers wonen. Het gemiddeld besteedbare huishoudinkomen is laag. De wijk kenmerkt zich door veel huurwoningen, flats met en zonder lift en relatief veel koopwoningen in het lage prijssegment. In de wijk is relatief een hoog aandeel (14%) van de woningvoorraad bestemd voor 55-plussers. Gemiddeld is dat in Tilburg 9%.

Verder blijkt uit het Kwalitatief Woningbehoefte Onderzoek dat de tevredenheid met de woning in De Reit iets beneden het Tilburgse gemiddelde ligt. Ook de tevredenheid met de woonomgeving ligt net iets onder het Tilburgse gemiddelde.

In de wijk is veel ruimte gereserveerd voor voorzieningen zoals scholen en zorginstellingen. Het gebied tussen de Professor Gimbrèrelaan en de St. Oloflaan werd planologisch gereserveerd voor dit soort functies. Momenteel zijn in het gebied van oost naar west de ouderenzorg van Zonnehof, een kinderdagverblijf de Hogeschool Journalistiek, gestapelde (senioren)woningen, een huisartsenpost, zorgcentrum Notre Dame en een aantal eengezinswoningen gevestigd. De bewoners van De Reit zijn momenteel voor winkelvoorzieningen vooral aangewezen op winkelcentrum Westermarkt in de wijk Het Zand en op het stadscentrum van Tilburg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2009022-e001_0003.jpg"

2.2 Gebiedsvisie

In functioneel opzicht past ouderenzorg op deze locatie binnen de visie die ten grondslag lag aan het oorspronkelijke bestemmingsplan De Reit. Het toevoegen van aanleunwoningen en woningen voor ouderen voorziet in een behoefte in deze vergrijzende wijk. De combinatie van ouderenzorg met een kinderdagverblijf en de toevoeging van aan ouderenzorg gerelateerde voorzieningen (huisarts, kapper, horeca, fysiotherapeut etc.) voorzien in de behoeften van een modern complex voor ouderen. Uit stedenbouwkundig oogpunt bestaat tegen toevoeging van deze functies geen bezwaar.

2.3 Bebouwingsvorm

In de directe omgeving van het ouderencomplex bevinden zich voornamelijk eengezinswoningen. Het bouwplan dient wat betreft de bouwhoogte rekening te houden met de kleinschaligheid van de omgeving. Op basis van een stedenbouwkundige analyse van het gebied zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd voor de nieuwbouw:

  • De eerste 7.5 meter uit de perceelsgrens dient in principe vrij te blijven van bebouwing.
  • Vanaf 7.5 tot 27.5 meter uit de perceelsgrens bedraagt de maximale bouwhoogte 15 meter.
  • In het resterende middengebied bedraagt de maximale bouwhoogte 30 meter.
  • Het complex dient voldoende transparant te zijn.

2.4 Juridisch-planologische Situatie

Voor de planlocatie is het bestemmingsplan 'De Reit' van kracht. Dit is vastgesteld door de gemeenteraad op 28 augustus 1959 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 16 november 1961. Het bestemmingsplan is ook op 16 november 1961 onherroepelijk geworden. In dit bestemmingsplan heeft de locatie de bestemming ´H1´.

Binnen de bestemming ´H1´ mogen uitsluitend gebouwen worden opgericht voor religieuze, culturele of liefdadige doeleinden (kerken, musea etc.), gebouwen voor algemeen nut of openbare gebouwen (scholen, ziekenhuizen, verenigingsgebouwen etc.), woonhuizen die behoren bij en ten dienste zijn aan deze gebouwen en die voor beheer en gebruik ervan onontbeerlijk zijn. Tot slot zijn ook gebouwen voor openbare voorzieningen (pomphuisjes etc.) toegestaan.

Het nieuwe zorgcentrum Zonnehof past niet binnen deze bestemming. Zo zijn de verschillende functies die in het plan zijn voorzien niet passend, zoals de kleinschalige functies huisarts en fysiotherapeut passen niet in deze bestemming.

Hoofdstuk 3 Juridische Regelgeving

3.1 Indeling Van De Regels

De indeling van dit bestemmingsplan is gebaseerd op de SVBP2008 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen). Deze indeling wordt in deze paragraaf toegelicht.

3.1.1 Inleidende regels

Hoofdstuk Hoofdstuk 1 bevat de ´Inleidende regels´. Dit hoofdstuk omvat twee artikelen: een artikel met een aantal noodzakelijke begripsomschrijvingen en een artikel regelende de wijze van meten.

3.1.2 Bestemmingsregels

´Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels´bevat de bouwregels en gebruiksregels behorend bij de bestemming voor dit bestemmingsplan.

Bestemmingsomschrijvingen
Voor het plangebied is de bestemming Maatschappelijk opgenomen.

Bouwregels
De bouwregels bevatten een uitgebreide regeling ten aanzien van het oprichten van gebouwen en overige bouwwerken in het plangebied (bouwvlak, erf, bouwhoogte, regeling bijgebouwen, etc.). Voor een uitgebreide toelichting op de bouwregels wordt verwezen naar paragraaf 3.3 ´Ruimtelijkbeheer´. Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt in bouwregels voor (hoofd)gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouw zijnde.

Nadere eisen en ontheffingen
Voor de bestemming heeft het college de bevoegdheid om met in achtneming van de daarvoor geldende procedures nadere eisen aan bouwplannen te stellen of ontheffing van de bouwregels te verlenen. De hiervoor geldende procedures worden in artikel 9.1 beschreven. Voor het verlenen van ontheffingen gelden steeds een aantal voorwaarden. Deze worden in het betreffende lid opgesomd.

Specifieke gebruiksregels
Ten slotte worden voor de bestemming de regels omtrent het gebruik van bouwwerken en gronden gegeven, aangevuld met een aantal ontheffingsmogelijkheden wisselend per bestemming.

Wijzigingsbevoegdheid
De bestemming is facultatief aangevuld met een wijzigingsbevoegdheid voor bepaalde functies.

3.1.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 betreft de ´Algemene regels´. Dit hoofdstuk bevat regels die voor alle gronden van toepassing zijn, ten aanzien van de volgende aspecten:

Algemene juridische en stedenbouwkundige regels
Artikel 4 bevat algemene anti-dubbeltelregels ter voorkoming van onbedoeld gebruik van de regels.

Artikel 5 bevat een aantal algemene stedenbouwkundige regels die voor alle bestemmingsvlakken van toepassing zijn. Het gaat hierbij om de regeling met betrekking tot ondergrondse bebouwing en de verhouding tussen bouwvlakken en aanduidingen, de situering van de hoofdtoegang voor woningen, een regeling voor onbebouwde terreinen bij woningen en bij overige gebouwen, een regeling over de ruimte tussen gebouwen en een regeling voor het bouwen nabij op de plankaart aangeduide bomen.

Algemene ontheffingsbevoegdheid
Een algemene ontheffingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders in artikel 7 met betrekking tot geringe afwijkingen van de regels van het plan.

Algemene wijzigingsbevoegdheid
Een algemene wijzigingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders in artikel 8, o.a. met betrekking tot reconstructie van oude complexgewijze bebouwing, schrappen van functieaanduidingen en uitwisseling van functieaanduidingen, het toelaten van diverse functies binnen de woonbestemming, wijziging van de bestemmingsgrenzen en het toelaten van utiliteitsvoorzieningen met een oppervlak groter dan 50 m2.

Algemene nadere eisen
Naast een aantal nadere eisen per bestemming zijn burgemeester en wethouders middels artikel 10 bevoegd om een aantal algemene nadere eisen te stellen. Ook hiervoor gelden de procedureregels van artikel 9.1.

Algemene procedureregels
In artikel 9 worden de procedureregels bij het gebruik maken van ontheffingbevoegdheden en tot het stellen van nadere eisen gegeven.

3.1.4 Overgangsrecht en slotregel

Het laatste hoofdstuk bevat ´Overgangs- en slotregels´. Dit zijn algemene regels betrekking hebbend op het overgangsrecht. Bouwwerken welke op het moment van tervisielegging van het plan bestaan (of die kunnen worden opgericht volgens een voor dit tijdstip aangevraagde bouwvergunning) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. In de slotbepaling wordt de exacte naam van het bestemmingsplan gegeven.

3.2 Functioneel Beheer

3.2.1 Maatschappelijk

De in het plangebied voorkomende voorzieningen zoals het verzorgingstehuis en andere bijbehorende maatschappelijke voorzieningen zijn als ´Maatschappelijk´ bestemd.

Aanduidingen

Op de plankaart zijn de volgende aanduidingen opgenomen:

Detailhandel (dh)

Op de plankaart is de aanduiding detailhandel opgenomen in het meest noordelijk gelegen bouwblok. In de regels is opgenomen dat hier een detailhandelsvoorziening mag worden gevestigd op de begane grond (eerste bouwlaag). Achtergrond van deze aanduiding is het bieden van de mogelijkheid voor een kleinschalige winkelvoorziening om te voorzien in behoeften van bewoners en buurtbewoners. Detailhandel is toegestaan tot een maximum van 250 m2.

Erf (e)

Als erf is opgenomen het onbebouwd terrein. Dit mag voor 5% worden bebouwd met een maximum hoogte van 3 meter ten behoeve van aan- en bijgebouwen.

Horeca van categorie 2 (h= 2)

Ter plaatse van deze aanduiding is op de begane grond (eerste bouwlaag) een horecavoorziening mogelijk van de tweede categorie. Deze aanduiding is opgenomen om het geplande grand café mogelijk te maken.

Wonen (w)

Op het meest noordelijke bouwblok en het meest oostelijke bouwblok is de aanduiding wonen gelegd. Hiermee wordt het (niet op de eerste bouwlaag) mogelijk om de geplande woonfunctie uit te voeren.

Zorgwoning (zw)

Gezien de multifunctionele opzet van het plan voor Zonnehof is het wenselijk dat woon- en zorgfuncties in bouwblokken en ook op verdiepingen kunnen worden gecombineerd. Hiertoe is de aanduiding zorgwoning opgenomen voor het noordelijk en oostelijk gelegen bouwblok. Zorgwoningen zijn zelfstandige wooneenheden waar intensieve zorg kan worden toegepast. Hiermee worden meerder vormen van wonen en zorg mogelijk gemaakt in het plangebied.

3.3 Ruimtelijk Beheer

3.3.1 Relatie met bouwverordening en bouwvlakken

In algemene zin is het gemeentelijk beleid op gebied van bouwen neergelegd in de gemeentelijke bouwverordening. Ook stedenbouwkundige bouwregelgeving is daarin te vinden. Vanuit de historie, waarbij grote delen van de stad via de stedenbouwkundige regelingen in de bouwverordening tot stand zijn gekomen, is gebleken dat deze regels in principe een goed en objectief kader bieden voor een bebouwingsregeling van de bestaande stad. De bouwverordening staat daarom aan de basis van de ´plansystematiek voor beheerbestemmingsplannen´. Deze systematiek is erop gericht om de regeling van de bouwverordening in bestemmingsplannen op te nemen en daar waar wenselijk andere accenten te leggen. De bouwverordening kent slechts één stedenbouwkundige regeling, die overal wordt toegepast. Voor een adequaat en voldoende gedifferentieerd bebouwingsregime wordt dit in de Tilburgse situatie onvoldoende geacht. Deze wordt in de plansytematiek aangevuld. Verder geeft de bouwverordening geen regeling omtrent aan- en bijgebouwen en zijn er geen ontheffingsmogelijkheden. Ook deze zijn vervat in de plansystematiek.

De plansystematiek is vertaald naar de SVBP2008 (Standaard Vergelijkbare bestemmingsplannen 2008). Dit bestemmingsplan maakt onderscheid in: het bouwvlak en het erf.

Het bouwvlak komt in principe, met uitzondering van de bestemmingenin het openbaar gebied, bij alle bestemmingen voor. In het bouwvlak mogen bijgebouwen worden opgericht welke ten dienste van de bestemming staan. Ook mogen er aan-, uit- en bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwzijnde worden gebouwd, voor zover deze behoren bij het hoofdgebouw. Bij woningen en bij bebouwing langs de linten mag het bouwvlak in principe volledig worden bebouwd, tenzij anders wordt weergegeven. Wanneer er sprake is van enkelvoudige bouwvolumes wordt veelal een bebouwingspercentage weergegeven.

In het erf mogen geen hoofdgebouwen worden opgericht. Binnen het erf zijn wel bouwwerken geen gebouw zijnde en aan-, uit- en bijgebouwen toegestaan, voor zover deze behoren bij de hoofdfunctie van de bestemming. Het erf komt met name voor bij woningen en bebouwing langs de linten. Enkelvoudige bouwvolumes kennen doorgaans geen onbebouwd erf.

Binnen het onbebouwd erf, met uitzondering van hetgeen vergunningvrij mag worden gebouwd, is geen bebouwing toegestaan. Per bestemming bestaan hiervoor een aantal ontheffingsmogelijkheden.

Hierna wordt eerst een toelichting gegeven op de algemene-, op de stedenbouwkundige regeling in de bouwverordening gebaseerde, regelgeving.

3.3.2 Voorgevelrooilijn

Per 1 januari 2003 geeft de Woningwet aan dat sprake is van vergunningvrije bouwwerken, licht vergunningplichtige bouwwerken en regulier vergunningplichtige bouwwerken. Criteria daarbij zijn met name oppervlakte, hoogte en ligging van het bouwwerk ten opzichte van de voorgevelrooilijn en het openbaar gebied. De bouwverordening kent overigens ook grote waarde toe aan de voorgevelrooilijn als stedenbouwkundig element: de lijn waarin gebouwd moet worden. De voorgevelrooilijn is in dit bestemmingsplan omschreven als ´de voorste, naar het openbaar gebied toegekeerde lijn die het bouwvlak begrenst´. In de bouwregels wordt aangeven wanneer er sprake is van een voorgevelrooilijn. Indien er sprake is van enkelvoudige volumes, wordt veelal een groot bouwvlak weergegeven, dat niet volledig (100%) mag worden bebouwd. In dat geval wordt op de plankaart een ´ weergegeven. In de regels wordt dan geregeld dat ter plaatse van deze aanduiding bebouwing in deze lijn moet worden gebouwd. Het bebouwingsfront geldt dan als voorgevelrooilijn.

3.3.3 Goothoogte

De toegelaten hoogte in de voorgevelrooilijn is in het algemeen gerelateerd aan de straatbreedte. De toegelaten hoogte in de achtergevelrooilijn is in het algemeen gerelateerd aan de afstand tussen de achtergevelrooilijnen. De systematiek achter de goothoogte in de voorgevelrooilijn kan als volgt worden omschreven: de straatbreedte (gemeten van gevel tot gevel) + 1 m met een maximum van:

  • 15 m bij linten van de eerste orde;
  • 15 m bij de hoofdstructuur nieuwe gebieden;
  • 11 m bij linten van de tweede orde;
  • 10 m bij de overige gebieden.

In de meeste gevallen komt dit neer op een goothoogte die gelijk is aan de bouwhoogte. In de regels worden de goothoogte dan ook gelijk gesteld aan de bouwhoogte, tenzij op de plankaart een andere goothoogte wordt weergegeven. Bij afwijkende woningtypes en bijzondere situaties wordt van deze hoogteregels afgeweken en ´op maat´ bestemd. Dit zelfde geldt voor de goothoogte in de achtergevelrooilijn. Wanneer de sytematiek voor de goothoogte in de voor- en achtergevelrooilijn resulteert in verschillende hoogten, wordt de laagste goothoogte weergegeven. Middels een ontheffing voor het bouwen in het bouwvlak kan dan een hogere goothoogte voor de andere rooilijn worden verkregen.

Aanvullend op deze regeling dient langs de 'hoofdstructuur oude en nieuwe gebieden' echter rekening te worden gehouden met de bestaande hoogte van de belendingen in de voorgevelrooilijn. Hierbij dienen de volgende uitgangspunten in acht te worden genomen:

  • de hoogte van de bebouwing in de voorgevelrooilijn op het te bebouwen perceel mag in een strook van 5 m langs de zijdelingse perceelsgrens over een diepte tot aan de achtergevelrooilijn niet meer mag bedragen dan de feitelijk in de voorgevelrooilijn aanwezige afschuiningshoogte van de bebouwing op het naastgelegen perceel vermeerderd met 6 m;
  • deze hoogte mag afhankelijk van de aanwezige afschuiningshoogte van de bebouwing op het naastgelegen perceel in elk geval 10m bedragen;
  • bebouwing op een grotere afstand dan 5m van de zijdelingse perceelsgrens wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.

In bijzondere gevallen kan, afhankelijk van het type lint, ontheffing worden verleend t.b.v. bebouwing in de strook van 5 m langs de zijdelingse perceelsgrens tot een maximale hoogte behorende bij het type lint. Rekening houdende met de belendingen en/of het straatbeeld kunnen uit oogpunt van een goede ruimtelijke inpassing nadere eisen worden gesteld ten aanzien van vorm, afmetingen en plaats van de bovenste bouwlaag of de bovenste twee bouwlagen.

3.3.4 Bouwdiepte

Conform de regeling in de bouwverordening is de bouwdiepte gerelateerd aan de dieptemaat van het betreffende bouwblok c.q. bouwstrook. In het algemeen is de achterste begrenzig van het bouwvlak bepaald door de helft van de straal van de ingeschreven cirkel binnen de voorgevelrooilijnen in het betreffende bouwblok. Indien sprake is van een bouwstrook is de bouwdiepte bepaald middels de helft van de diepte van de bouwstrook dat gelegen is achter de voorgevelrooilijn. In beide gevallen wordt als maximum gehanteerd een diepte van 12 m. Gelet op de specifieke situatie of vanuit stedenbouwkundige overwegingen kan voor het bepalen van de achtergevelrooilijn van deze richtlijn worden afgeweken.

3.3.5 Ontheffing voor overschrijding van de achtergevelrooilijn

ontheffingen voor het overschrijden van de achtergevelrooilijn zijn mogelijk. ontheffing is -naast kleinere gevallen- met name nodig in die situaties waarin binnen de stroken- of blokverkaveling (gelegen binnen of aansluitend op het bestaande stadsweefsel) sprake is van:

  • gebouwen op binnenterreinen mits hiervan de bereikbaarheid conform de gemeentelijke Bouwverordening gewaarborgd is;
  • bebouwing in meerdere bouwlagen in de strook van 5 m langs de perceelscheiding tot een bebouwingsdiepte van max. 15 m.

bij het verlenen van ontheffing dient een afweging plaats te vinden aan de hand van de volgende criteria:

  1. a. de beoogde bebouwing moet stedenbouwkundig gezien naar schaal passen c.q. inpasbaar zijn binnen het gebied, de bouwstrook of het bouwblok waarbij in het bijzonder afstemming met bestaande woonbebouwing moet plaatsvinden;
  2. b. bij ligging binnen beschermde stadsgezichten waarmee de schaal van de bebouwing zou kunnen concurreren dient afstemming plaats te vinden. In voorkomende gevallen wordt advies gevraagd aan de Monumentencommissie.

3.3.6 Bomen

Bomen staan steeds meer onder druk van de stad. De verwachting is dat in de loop van de tijd steeds meer bomen of zelfs complete bomenstructuren kunnen uitvallen als gevolg van deze stedelijke druk. Dit beeld is onwenselijk. Bomen dienen juist een toegevoegde waarde aan stedelijke ontwikkelingen te bieden. Om er niet te laat achter te komen dat er teveel bomen op cruciale plekken voor stedelijke ontwikkelingen zijn gesneuveld en om een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand te behouden is het noodzakelijk om belangrijke zaken rondom bomen goed te regelen en vast te leggen.

Om deze reden is de boomwaarde zoneringskaart (bwz-kaart) opgesteld. Deze kaart doet uitspraken over de huidige openbare bomen in het stedelijk gebied van de gemeente Tilburg. Op de bwz-kaart worden de boomzones die belangrijk zijn voor de structuur van de stad weergegeven; zones met bomen met een hoofdwaarde, nevenwaarde, basiswaarde of stadsecologie. Voor deze zones zijn criteria opgesteld o.a. met betrekking tot kapvergunningen, onderhoud en beheer en straatbeeld. Door middel van de bwz-kaart wordt duidelijk waar er kansen liggen voor openbare bomen; bomen die op de bwz-kaart staan krijgen extra bescherming, intensiever onderhoud/beheer, bescherming tegen kap, herplantplicht e.d..

De bwz-kaart dient gebruikt te worden als basis bij alle nieuwbouw-, herontwikkelings- of herstructureringsplannen in de bestaande stad waar huidige openbare bomen mee gemoeid zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2009022-e001_0004.png"

Boomwaarde zoneringskaart.

Openbare bomen die in een zone met een hoofdwaarde staan hebben een structuurbepalend karakter voor heel Tilburg en/of de stadsdelen en nemen een belangrijke plaats in in het stedelijk netwerk (qua karakter, identiteit en herkenningspunt). Het zijn bomen van stedelijk belang waar meer waarde aan wordt toegekend dan aan een 'normale' stadsboom. De openbare bomen met een hoofdwaarde krijgen alle kans om uit te groeien tot een duurzame en kwalitatief hoge bomenstructuur (maximale grootte moet bereikt kunnen worden/volgroeid). Boombehoud is het uitgangspunt. Het beheer, behoud en stedenbouwkundige projecten dienen hierop te worden afgestemd. Tevens is het uitgangspunt dat de boom in principe belangrijker is dan kabels, leidingen en overige infrastructuren. Indien mogelijk dienen kabels en leidingen te worden verlegd als deze in de weg liggen (zowel in huidige als nieuwe situaties). Op deze manier kan de boom behouden blijven. Vanwege de hoge waarde die wordt toegekend aan bomen die een hoofdwaarde hebben, vallen deze bomen altijd onder de bomenverordening. Dit houdt in dat voor openbare bomen met een hoofdwaarde altijd (ongeacht hun stamomtrek) een kapvergunning dient te worden aangevraagd. Of een boom waarvoor een kapvergunning is aangevraagd ook daadwerkelijk gekapt mag worden, wordt vervolgens beoordeeld door de toetser van de kapaanvraag. Er moeten echter wel gegronde, zeer zwaarwegende, maatschappelijke redenen zijn om een boom met een hoofdwaarde te kappen. Andere oplossingen/alternatieven (zoals bijv. het omleggen van kabels en leidingen, het aanpassen van een ontwerp van een gebied, het direct onder de boom door boren van kabels en leidingen) dienen serieus in ogenschouw genomen te worden.

De lijnvormige (hoofd)structuur van bomen in een zone met een hoofdwaarde mag geen gaten vertonen. Indien bomen uit een structuur/laan uit een hoofdzone toch gerooid worden, dient er - indien mogelijk -een nieuwe gezonde boom van gelijke grootte en/of leeftijd op deze plek (of nabij deze plek) herplant te worden om de lijnvormige structuur te handhaven.

De bomen die in een hoofdzone staan zijn duurzame houtsoorten. Gestreefd wordt naar bomen van een 1e grootte (bijv. eik, beuk, linde of kastanje). Deze bomen moeten kunnen volgroeien zonder last en/of schade te ondervinden van zijn omgeving. Indien mogelijk dienen de bomen met een hoofdwaarde vrij dicht en op een regelmatige onderlinge afstand in de rij, 2-zijdig van de weg te worden geplant. Slechts bij onhaalbaarheid van voldoende ruimte (zowel boven- als ondergronds) wordt voor een minder zware boombeplanting of vorm (zuil) gekozen. Indien mogelijk staan bomen met een hoofdwaarde in gras of vakbeplanting (of onderbeplanting). Bij de keuze van het assortiment moet nadrukkelijk rekening worden gehouden met de grondsoort en de natuurlijke habitat. Per structuur wordt zoveel mogelijk één soort gebruikt.

In de praktijk blijkt dat de hierboven omschreven gewenste invulling van de hoofdzones niet altijd volledig te realiseren is. Toch moet bij het realiseren van (her)inrichtings-, herstructurerings- en herontwikkelingsplannen steeds de gewenste verschijningsvorm/eindbeeld als uitgangspunt worden genomen.

In de bestemmingsplannen worden, indien voorkomend, twee soorten bomen beschermd:

  • I. openbare en particuliere monumentale bomen van de "Gemeentelijke Lijst van Monumentale Bomen Tilburg" worden afzonderlijk aangeduid als "monumentale boom";
  • II. bomen met een hoofdwaarde, alsmede bomen van de 1e categorie met een andere waarde, worden tenslotte afzonderlijk aangeduid als "beeldbepalende boom".

De bescherming bestaat uit een bouwverbod en een aanlegvergunningstelsel binnen een straal van respectievelijk 15 en 8 m vanuit het hart van de betreffende boom.

3.4 Ontheffingen, Wijzigingsbevoegdheden En Algemene Regels

Ten slotte worden voor de bestemming verschillende ontheffingen en wijzigingbevoegdheden gegeven die betrekking hebben op het ruimtelijk beheer. Deze komen eveneens terug in de Algemene regels.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Algemeen

Een woonzorgcentrum PLUS, aan de Academielaan te Tilburg ter vervanging van de sterk functioneel verouderde Zonnehof nu. Gebouwd in de jaren '70 van de vorige eeuw.

Nieuw Zonnehof gaat bestaan uit een viertal zelfstandige bouwblokken, welke door een smalle passage aan elkaar gekoppeld worden.

Het verbrede middengedeelte van deze passage, tegenover de hoofdentree, is het kloppende hart dat als ontmoetingsplek moet gaan fungeren.

4.2 Voorlopig Projectprofiel

Bouwdeel A

Dit bouwdeel wordt parallel aan de Prof. Gimbrèrelaan gebouwd en bestaat uit 4 bouwlagen. Op de begane grond zijn de algemene ondersteunende functies, zoals een multifunctionele ruimte en een restaurant/grand café met terras, een kapsalon/pedicure en een kinderdagverblijf met buitenruimte gelokaliseerd. Deze functies worden vanuit de passage ontsloten.

Op de 1e t/m 3e verdieping bevinden zich een 30-tal koopappartementen.

Bouwdeel B

Dit bouwdeel is reeds gebouwd en ligt aan de Academielaan en de St. Oloflaan. De begane grond herbergt Amarant groepswonen voor 10 bewoners en zijn er nog 5 verhuurappartementen.

Op de 1e t/m 3e verdieping zijn nog eens 44 verhuurappartementen.

Bouwdeel C

In dit bouwdeel aan de St. Oloflaan zijn de verpleegafdelingen en de ondersteunende functies van Schakelring ondergebracht welke in dit deel zorg gaat verlenen aan haar cliënten.

Op de begane grond zijn een ontvangstruimte, fysiotherapie, dagverblijf met terras en diverse technische en algemene ruimten gesitueerd.

Op de 1e t/m 3e verdieping bevinden zich 5 afgesloten groepswoningen met elk 6 verpleegkamers en een gemeenschappelijke woonkamer met buitenruimte. Op de derde verdieping bevinden zich verder nog kantoren, vergaderruimten en een dakterras.

Bouwdeel D

Dit bouwdeel is het hoogste bouwblok dat bestaat uit 9 bouwlagen. Op de begane grond bevindt zich een stallingsgarage voor 22 auto's en enkele algemene en technische ruimten. Op de 1e t/m 8e verdieping liggen de nieuwe intramurale zorgappartementen van Schakelring en bevinden zich ook nog 33 zelfstandige verhuurappartementen.

De bouwdelen B, C en D zijn haaks op de St. Oloflaan gebouwd, waardoor tussen de bouwblokken groene binnenhoven gemaakt worden, die een semi-openbaar karakter krijgen.

De bebouwingshoogtes zijn aan de openbare wegen maximaal 3 à 4 bouwlagen en aan het binnengebied, wat op ruime afstanden van de openbare wegen ligt, maximaal 9 lagen (max. 30 m¹).

Het parkeren vindt plaats op eigen terrein, deels in een stallingsgarage in bouwdeel D en deels op het maaiveld ten oosten van bouwblok D en ten zuiden op de koppen van de bouwdelen C en D.

4.3 Groen

Op het terrein van Zonnehof bevinden zich waardevolle bomen die in zoverre als mogelijk behouden dienen te blijven. Indien het voor een doelmatige planontwikkeling noodzakelijk is, is kappen van een aantal van deze bomen bespreekbaar. Daarbij geldt als voorwaarde dat compensatie plaats moet vinden. Het bouwplan mag in principe geen nadelige gevolgen hebben voor de bomen langs de Prof. Gimbrèrelaan en de St. Oloflaan. Op deze regel kan slechts een uitzondering worden gemaakt als dit voor het realiseren van een deugdelijke ontsluiting van het terrein noodzakelijk is.

4.4 Verkeer En Parkeren

Op onderhavig bestemmingsplan zijn de parkeernormen krachtens de parkeernotitie 2003 van toepassing. Het plan Zonnehof valt namelijk onder de overgangsregeling welke is opgesteld bij het vaststellen van de parkeernotitie 2008. Daar het initiatief voor een nieuw zorgcentrum is ingediend vóór het bestaan van de parkeernotitie 2008 zijn de normen uit 2003 geldend.

Zoals in het voorlopig projectprofiel is omschreven wordt er een stallingsgarage gerealiseerd op de begane grond van bouwblok D, hier is plaats voor 22 auto's. Tevens worden op het maaiveld ook nog 128 parkeerplaatsen gerealiseerd, waarvan 4 invalidenplaatsen. Er is een parkeerbalans opgesteld (zie bijlage). Volgens de norm zijn er 141 parkeerplaatsen benodigd en is er dus een overschot van 9 plaatsen.

De parkeergarage, waarvan de in- en uitrit is gelegen op de zuidelijke kopgevel van bouwblok D, evenals het merendeel van de parkeerplaatsen op het maaiveld, worden ontsloten via een in- en uitrit vanuit de professor Gimbrèrelaan. Via dezelfde in- en uitrit vindt ook de aan- en afvoer plaats t.b.v. de keuken van het restaurant/grand café en de afvoer van het huisval uit de woningen van bouwblok D.

In de Prof. Gimbrèrelaan wordt een tweede in- en uitrit gerealiseerd ter plaatse van de hoofdentree. Via deze toegang wordt het huisafval van de woningen in bouwblok A afgevoerd. Ook de twee invalidenparkeerplaatsen naast de hoofdentree worden via deze in- en uitrit ontsloten.

Het huisvuil van bouwblok C wordt ingezameld d.m.v. ondergrondse containers. Het afvoeren van dit afval en de aan- en afvoer van producten ten behoeve van de zorginstelling (Schakelring) vindt plaats via een bestaande inrit aan de St.Oloflaan. Via deze in- en uitrit worden tevens 12 parkeerplaatsen ontsloten.

Hoofdstuk 5 Cultuurhistorische Paragraaf En Welstand

5.1 Cultuurhistorie En Archeologie

Ten aanzien van cultuurhistorie en archeologie heeft bureauonderzoek (Bureauonderzoekcultuurhistorie en archeologie) plaatsgevonden. Vanuit cultuurhistorie bestaat geen bezwaar tegen de voorgenomen plannen.Omdat de archeologische verwachting voor het plangebied laag is, is er voor het realiseren van de plannen geen archeologisch onderzoek noodzakelijk.

Bij eventuele archeologische vondsten is de meldingsplicht, vervat in de monumentenwet van 1988, van kracht. Deze stelt in artikel 47 dat de vondst van (roerende en onroerende) archeologische resten binnen drie dagen gemeld dient te worden aan de burgemeester.

5.2 Welstand

Behalve aan het bestemmingsplan (en het bouwbesluit) moeten bouwplannen worden getoetst aan ´redelijke eisen van welstand´, zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele private bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd, onder de titel ´Welstandsnota 2004. Meer aandacht waar dat moet, meer vrijheid waar dat kan´.

De welstandsnota heeft een duidelijke relatie met bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan beschrijft naast de toegelaten functies in stedenbouwkundige termen de toegestane bouwmassa´s in een gebied en de plaats waar deze mogen worden gebouwd. Een beheerbestemmingsplan heeft als doel het beheren van de bestaande situatie en biedt soms ruime mogelijkheden voor veranderingen aan de bouwmassa´s. Het is de taak van welstand dat bij veranderingen de verschijning van de bouwmassa´s passend is en blijft in de omgeving. De welstandsnota verdeelt de gemeente hierbij op basis van de opbouw en ontstaansgeschiedenis in tien verschillende soorten gebieden, met ieder hun eigen gebiedsgerichte criteria. Daarbij maakt de welstandsnota onderscheid in drie niveaus, afgestemd op functie en karakter van de omgeving. Het zwaarste niveau heeft betrekking op de belangrijke stedelijke elementen. Het lichtste, welstandsvrije niveau op delen van bedrijventerrein en terreinen die nauwelijks of geen relatie met het openbaar gebied hebben. De meeste beheergebieden kennen het gemiddelde niveau; een voldoende kwaliteit is hier de norm. Daarnaast kent de welstandsnota uniforme ´loketcriteria´ voor een aantal veelvoorkomende kleine licht-vergunningplichtige bouwwerken.

Hoofdstuk 6 Milieuparagraaf

6.1 Algemeen

Dit hoofdstuk geeft weer hoe de wettelijke kaders en het gemeentelijk milieubeleid een rol hebben gespeeld bij het opstellen van de plan regels. De volgende onderwerpen komen aan de orde: milieuhinder bedrijven, externe veiligheid, geluid, lucht, bodem, duurzame ontwikkeling, afval, energie, Groen en natuur, gezondheid, mobiliteit, duurzaam inrichten en bouwen en ruimtegebruik.

Aangezien er binnen het onderhavige bestemmingsplan geen locaties zijn aan te geven waar nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, zullen zich ook geen essentiële veranderingen van het aantal woningen en daarmee samenhangende veranderingen in verkeersstromen voordoen. Mocht er wel van de feitelijke situatie worden afgeweken, betekent dit dat een nadere planologische procedure moet worden gevolgd.

6.2 Milieuhinder Bedrijven

Bij de beoordeling welke bedrijven van invloed zijn op het plangebied is gebruik gemaakt van vergunning of AMvB (wettelijke afstanden) en Bedrijven en Milieuzonering (Uitgave van de VNG). In de laatste staan afstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” nieuwe bedrijven met voor nieuwe bedrijven gangbare voorzieningen binnen het bedrijfstype ten opzichte van een rustige woonwijk. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen, etc is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van deze (indicatieve) afstanden. De afstanden gelden tussen de perceelgrens van de inrichting van het bedrijf en de gevel van de woningen van derden. Bij de beoordeling van de bedrijvigheid is uitgegaan van de indicatieve afstanden tenzij in de milieuvergunning of AMvB andere normen zijn opgenomen. Daarbij is het aspect geluid ondergebracht bij bijlage 1 Geluid onder industrielawaai.

Bij de inventarisatie zijn alle bedrijven bekeken die binnen 400 meter van het plangebied liggen. Let op: de inventarisatie is uitgevoerd op basis van het digitale bedrijven bestand (MPM). Omdat niet elk bedrijf zich aan- of afmeldt als Wet milieubeheer-plichtig bedrijf is dit bestand niet 100% betrouwbaar. Hierdoor kunnen bedrijven en/ of activiteiten over het hoofd zijn gezien.

Bij de inventarisatie zijn de volgende bedrijven bekeken.

- Professor Gimbrerelaan 18 Fontys Hogescholen

De inrichting valt onder het besluit woon en verblijfsgebouwen. Voor de inrichting geldt een indicatieve contour van 30 meter voor geluid. Volgens het besluit moet de inrichting voldoen aan de geluidsnormen op woningen van derden. Op dit moment zijn er al woningen die op kortere afstand liggen. Deze zijn bepalend voor de vergunde geluidruimte. Deze inrichting vormt geen belemmering voor het plangebied.

- St. Oloflaan 40, Boogers Bloemen

De inrichting valt onder het besluit detailhandel en ambachtsbedrijven. Voor de inrichting geldt een indicatieve contour van 30 meter voor geluid. Volgens het besluit moet de inrichting voldoen aan de geluidnormen op woningen van derden. Op dit moment zijn er al woningen die op kortere afstand liggen. Deze zijn bepalend voor de vergunde geluidruimte. Deze inrichting vormt geen belemmering voor het plangebied.

Verwacht wordt dat het plangebied geen belemmering vormt voor de omgeving. Uit de inventarisatie blijkt dat er geen belemmering zijn voor het plangebied.

6.3 Externe Veiligheid

Inleiding

Externe veiligheid houdt zich bezig met het beheersen van gevaarlijke stoffen. Tijdens de productie, de opslag, gebruik en het transport kunnen er zich calamiteiten voordoen waardoor de veiligheid van de omgeving in het geding is. Deze risico's worden uitgedrukt in plaatsgebonden risico's en groepsrisico's waarbij in de normering onderscheid wordt gemaakt in bestaande en toekomstige situaties. In het NMP4 (Nationaal MilieubeleidsPlan 4) heeft de normering voor het plaatsgebonden risico een wettelijke status gekregen. Ten aanzien van het groepsrisico is er in de wetgeving een verantwoordingsplicht opgenomen met betrekking tot de keuzes over de aanvaardbaarheid ervan.

Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico (voorheen individueel risico) geeft inzicht in de theoretische kans op overlijden van een individu op een horizontale afstand van een risicovolle activiteit. Hierbij wordt verondersteld dat een (fictieve) persoon zich gedurende 24 uur per dag gedurende een heel jaar, onbeschermd op een plaats bevindt.

De grenswaarde van het plaatsgebonden risico mag niet worden overschreden.

Deze is voor nieuwe situaties 1 op de 1.000.000, voor bestaande situaties 1 op de 100.000

Groeprisico

Het groepsrisico wordt naast de mogelijke ongevallen en bijbehorende ongevalsfrequentie bepaald door de aanwezige mensen in de nabijheid van een eventueel ongeval. Met het groepsrisico wordt aangegeven hoe hoog het aantal slachtoffers bij een ongeval kan zijn op basis van de aanwezige mensen. Het gaat hier om een oriënterende waarde.

Mobiele bronnen

Onder mobiele bronnen wordt verstaan het vervoer van gevaarlijke stoffen, over de weg, het spoor en door buisleidingen. De afstand tot het spoor bedraagt meer dan 300 meter. Binnen de directe nabijheid van het plangebied ligt geen route voor vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg.

Stationaire bronnen

Binnen en buiten het plangebied zijn diverse bedrijven aanwezig. Geen van de bedrijven heeft opslag met gevaarlijke stoffen en vormt dus geen belemmering voor het plangebied.

Conclusie

In de nabijheid van het plangebied zijn geen mobiele of stationaire bronnen aanwezig die van invloed zijn op het plangebied.

6.4 Geluid

Het plan is getoetst aan de normen uit de Wet geluidhinder. De omliggende wegen zijn allen 30km/h wegen. Deze wegen hebben geen zone conform de Wet geluidhinder. Er is dan ook geen sprake van een geluidbelasting op het bouwplan.

Het plan omvat de bouw van appartementen, zorgappartementen en diverse kleinschalige (buurt)- voorzieningen zoals een grandcafé, en een dagopvang van kinderen. Het grandcafé zal alleen in de dagperiode geopend zijn en zal dienen als ontmoetingsplaats tussen de toekomstige bewoners en hun bezoekers. Er zal geen levende muziek ten gehore worden gebracht. Hierdoor zal de geluiduitstraling richting omgeving minimaal zijn en zal worden voldaan aan de geldende geluidsnormen (50dB(A)) op gevel van woningen van derden in de dagperiode).

Voor het kinderdagverblijf, welke nu al op het terrein aanwezig is, geldt dat de speelplaats van de kinderen op het terrein van Zonnehof zich bevindt. De reden voor deze keuze is dat het spelen van kinderen een positieve invloed blijkt te hebben op dementerende en zieke bejaarden. Door de positionering van de speelplaats binnen het terrein van Zonnehof zal de geluiduitstraling van de spelende kinderen naar de directe omgeving tot een minimum beperkt blijven.

De andere functies (fysiotherapeut ,thuiszorg, kapper) zijn dusdanig van aard dat er geen problemen met geluidoverlast wordt verwacht en er voldaan wordt aan de geldende normen.

6.5 Lucht

In het kader van het onderhavige plan is een onderzoek uitgevoerd naar de luchtkwaliteit.

Bij een bestemmingsplantoets is het gebruikelijk dat 10 jaar wordt vooruit gekeken; de situatie in 2017. De normen voor fijn stof gelden per 1 januari 2005 en voor stikstofdioxide per 1 januari 2010.

Berekening.

De berekening is uitgevoerd met het rekenprogramma CAR versie 6.1.1. Een samenvatting van de rekenresultaten zijn opgenomen in onderstaande tabellen 2 t/m 4. In deze tabellen staan alleen de resultaten voor NO2 en PM10. Uit de jaarlijkse rapportage luchtkwaliteit en prognoseberekeningen uitgevoerd voor het luchtkwaliteitsplan blijkt dat dit de enige twee stoffen zijn waarbij overschrijdingen van de grenswaarden kunnen voorkomen. De resultaten voor de overige stoffen zijn opgenomen in de bijlage.

Voor de luchtkwaliteit ter hoogte van het bouwplan zijn de Academielaan, Professor Gimberelaan en de St Olofstraat relevant. Op deze straten zal het toekomstige verkeer van het bouwplan worden ontsloten. Berekend is de luchtkwaliteit in de jaren 2007, 2010 en 2017 langs deze drie straten.

De resultaten zijn inclusief de zogenaamde 'zeezoutaftrek' die conform het Besluit luchtkwaliteit 2005 mag worden toegepast.

In tabel 1 is een tabel opgenomen met het aantal verkeersbewegingen dat is gebruikt bij de berekeningen. Deze verkeersbewegingen zijn gebaseerd op het verkeersmodel van de gemeente Tilburg. In tabel 2 t/m 4 zijn de resultaten van de berekeningen gepresenteerd.

Tabel 1; Verkeersintensiteiten

Straat Intensiteiten/etmaal 2007 Intensiteiten/ etmaal 2010 Intensiteiten/etmaal
2017
Academielaan 4100 4500 4900
Professor Gimberelaan 2700 2700 2800
St. Oloflaan 700 800 900

Tabel 2 : resultaten luchtkwaliteitsberekeningen Academielaan 2007, 2010 en 2017

Type norm Grens-
waarde
2007 Beoor-
deling
2010 Beoor-
deling
2017 Beoor-
deling
NO2 jaargemiddelde in mg/m3 40 31,6 Voldoet 26,1 Voldoet 21,4 Voldoet
NO2 uurgemiddelde,
overschrijdingen per jaar
18 0 Voldoet 0 Voldoet 0 Voldoet
PM10 jaargemiddelde in mg/m3 40 26,6 Voldoet 23,9 Voldoet 21,9 Voldoet
PM10 24-uurgemiddelde,
overschrijdingen per jaar
50 23 Voldoet 15 Voldoet 9 Voldoet

In tabel 3 zijn de rekenresultaten voor de Profesoor Gimberelaan weergegeven

Tabel 3 : resultaten luchtkwaliteitsberekeningen Professor Gimberelaan 2007, 2010 en 2017.

Type norm Grens-
waarde
2007 Beoor-
deling
2010 Beoor-
deling
2017 Beoor-
deling
NO2 jaargemiddelde in mg/m3 40 30,8 nvt 25,1 Voldoet 20,6 Voldoet
NO2 uurgemiddelde,
overschrijdingen per jaar
18 0 nvt 0 Voldoet 0 Voldoet
PM10 jaargemiddelde in mg/m3 40 26,4 nvt 23,6 Voldoet 21,7 Voldoet
PM10 24-uurgemiddelde,
overschrijdingen per jaar
50 22 nvt 14 Voldoet 9 Voldoet

In tabel 4 zijn de rekenresultaten voor de St Oloflaan weergegeven

Tabel 4 : resultaten luchtkwaliteitsberekeningen St Oloflaan 2007, 2010 en 2017

Type norm Grens-
waarde
2007 Beoor-
deling
2010 Beoor-
deling
2017 Beoor-
deling
NO2 jaargemiddelde in mg/m3 40 29,6 Voldoet 24 Voldoet 19,9 Voldoet
NO2 uurgemiddelde,
overschrijdingen per jaar
18 0 Voldoet 0 Voldoet 0 Voldoet
PM10 jaargemiddelde in mg/m3 40 26 Voldoet 23,3 Voldoet 21,5 Voldoet
PM10 24-uurgemiddelde,
overschrijdingen per jaar
50 21 Voldoet 13 Voldoet 9 Voldoet

Uit de tabellen 2 t/m 4 blijkt dat de luchtkwaliteit, ondanks de toename van het verkeer, verbetert.

De reden hiervoor is dat de achtergrondconcentratie (=concentratie zonder de stedelijke bijdrage van het wegverkeer en overige bronnen) in de toekomst zal dalen en dat auto's in de toekomst steeds schoner zullen worden.

Uit de tabellen 2 t/m 4 blijkt dat er in alle beschouwde jaren voldaan wordt aan de normen uit de Wet milieubeheer, titel 5.2 luchtkwaliteitseisen. .

Vanuit luchtkwaliteit zijn er dan ook geen bezwaren tegen het voorgenomen bouwplan.

6.6 Bodem

Op de locatie zijn verschillende verdachtmakingen ten aanzien van de bodemkwaliteit aanwezig. Op het westelijk deel van het perceel loopt een voormalige blauwsloot en een erfverharding met kolengruis en op het oostelijk deel heeft vermoedelijk een demping met onbekend materiaal plaatsgevonden. Daarnaast is in 1995 ter plaatse van Prof Gimbrerenlaan 20a een ondergrondse dieselolietank verwijderd. Tijdens deze sanering werden zintuiglijk geen verontreinigingen als gevolg van de voormalige tank aangetoond.

Verder komt naar voren dat er mogelijk nog een ondergrondse olietank aanwezig is (geweest) ter plaatse van het zorgcentrum. De status (wel of niet gesaneerd) van deze tank is echter onbekend.

In 1989 heeft op het westelijk deel van het terrein een bodemonderzoek plaatsgevonden. Er zijn bij dit onderzoek geen noemenswaardige verontreinigingen aangetroffen in grond en grondwater.

In diverse delen van Noord-Brabant worden verhoogde gehalten aan zware metalen gemeten zonder dat daarvoor een duidelijke bron en oorzaak is aan te wijzen.

De oorzaak ligt in dit soort gevallen meestal in een combinatie van factoren, waarbij de aanwezigheid van kalkarme zandgronden, verschillende vormen van antropogene belasting, zoals het jarenlang gebruik van meststoffen, bodemverbeterende middelen en bestrijdingsmiddelen en zure depositie een rol spelen. In sommige gevallen betreft het van nature aanwezige componenten. Het voorkomen van deze verontreinigingen levert vaak een heel heterogeen beeld op. Hierdoor spreekt men van een lokaal verhoogde achtergrondconcentratie.

Voor het verkrijgen van een bouwvergunning is in ieder geval een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk welke niet ouder mag zijn dan 5 jaar.

6.7 Duurzaam Bouwen En Inrichten

De gemeente Tilburg hecht aan een duurzame ontwikkeling van de stad. Dat betekent dat bij de (her)ontwikkeling van (binnen)stedelijke locaties duurzaamheidprincipes mede leidend zullen zijn. Dergelijke ontwikkelingen zullen niet plaatsvinden binnen de kaders van dit (beheer) bestemmingsplan. De principes van dit beleid gaan echter ook op voor bijvoorbeeld grootschalige renovatieprojecten of bij sloop en nieuwbouw binnen een in dit bestemmingsplan opgenomen bouwvlak.

Tilburg doorloopt elke vier jaar een milieubeleidscyclus: plan, programma, monitoren, verslagleggen en aanpassen. Het eerste Gemeentelijke Milieubeleidsplan (GMP) van Tilburg dateert uit 1990 en is inmiddels een paar keer geactualiseerd: GMP-2 in 1996 en de GMP-impuls in 2000. Met de milieubeleidsvisie voor de periode 2001 t/m 2004 - 'De Koers, De weg naar duurzaamheid' - zijn 3 strategische doelen geformuleerd: Tilburg, complete stad (zorgzaam, ondernemend en bruisend); Tilburg, duurzame stad (verantwoord omgaan met eindige natuurlijke hulpbronnen zoals fossiele energie, primaire grondstoffen, water en natuur); Tilburg, leefbare stad (een schoon en gezond milieu waarbij milieuverontreiniging van bodem, water en lucht worden teruggedrongen dan wel beheerst). Dit betekent onder meer dat er zuinig om moet worden gegaan met de schaarse ruimte. Bij elke planontwikkeling moet dan ook onderzocht worden of er mogelijkheden bestaan voor meervoudig ruimtegebruik.

De nieuwe Milieubeleidsvisie 2006 - 2010 'Zorgen voor Milieu is Samenspel' bouwt voort op deze strategische doelen. Het accent ligt nu nog meer dan voorheen op gezondheid van en de kwaliteit van de leefomgeving voor de burger. De sleutel is samenwerking en duurzaam bouwen vormt een van de ankerpunten.

Duurzaam bouwen
Om duurzaam bouwen te bevorderen en makkelijker te maken heeft de gemeente Tilburg een instrument ontwikkeld. Dit is de Gemeentelijke Praktijk Richtlijn Duurzaam Bouwen (GPR Gebouw). De GPR Gebouw bestaat uit vijf modules, te weten: energie, materiaalgebruik, water, afval en binnenmilieu. Voor woningen komt hier nog een zesde module bij: integrale woonkwaliteit. Elke module bevat een pakket keuzemaatregelen. De gemaakte keuzes geven aan de module een score (van 5 tot 10). De milieukwaliteit van het gebouw wordt dus weergegeven door vijf of zes cijfers. Het gemeentebestuur heeft bepaald dat de GPR Gebouw gebruikt moet worden bij alle nieuw te bouwen gebouwen binnen de gemeente.

6.8 Afval

Naast het bouwbesluit geeft de gemeentelijke nota ´Herijking Afvalbeleid 2005-2007´ richtlijnen voor het het beperken en beheersen van bouwafval. Tevens geeft deze nota aanvullend op de Afvalstoffenwet en het daaruit afgeleide Landelijk AfvalbeheerPlan (LAP) richtlijnen over afvalvermindering, betere afvalscheding en hergebruik. In deze paragraaf wordt ingegaan op de afval in relatie tot nieuwbouw.

6.8.1 Bouwafval

Het afvalbeleid voor bouwen richt zich voornamelijk op vermindering van materiaalgebruik en duurzaam gebruik van grond- en hulpstoffen. Het Bouwbesluit geeft richtlijnen voor het afval afkomstig bij bouwactiviteiten, het hergebruik van materialen en stimuleert flexibel en demontabel bouwen, hoge restwaarde (economisch en milieutechnisch). Samenvattend is het beleid gericht op:

  1. a. vermindering gebruik van materialen door flexibel en demontabel te bouwen;
  2. b. gebruik van secundaire en her te gebruiken grondstoffen;
  3. c. toepassing herbruikbare materialen met hoge restwaarde.

Bij nieuwbouw binnen het plangebied moet bovenstaande uitgangspunt zijn.

6.8.2 Nieuwbouw en huishoudelijk afval

De Afvalstoffenwet en het daaruit afgeleide Landelijk AfvalbeheerPlan (LAP) stuurt aan op afvalvermindering, betere afvalscheiding en hergebruik. Binnen Tilburg is het afvalbeleid beschreven in de nota Herijking Afvalbeleid 2005 - 2007, Deze nota is op 7 december 2004 behandeld in het college van B&W en in de raad vastgesteld op 31 januari 2005. Binnen de gemeente Tilburg worden veel voorzieningen aangeboden waardoor het voor de burgers gemakkelijker wordt om hun afval gescheiden aan te bieden. Een deel van de voorzieningen wordt geplaatst in de openbare ruimte, denk hierbij aan glasbakken en textielbakken.

Een deel van de voorzieningen staat bij de burgers thuis en hiervoor zal dus ruimte in de woning, de berging of binnen het perceel aanwezig moeten zijn. Deze ruimte kan inpandig gelegen zijn of de containers kunnen in de achtertuin worden geplaatst.

Grondgebonden woningen
Per grondgebonden woning gaat het om 2 * 240 liter containers (een duobak van 240 liter voor rest- en GFT-afval en een 140- of 240 litercontainer voor papier- en kartonafval) en een chemosafe.

Gestapelde woningen in minder dan vier woonlagen
Bij gestapelde bebouwing met minder dan vier woonlagen gaat de voorkeur uit naar een aparte inpandige ruimte, per adres, voor een duocontainer en een papiercontainer. Indien dit niet mogelijk is dan verdient een gezamenlijke inpandige voorziening zoals bij de hoogbouw met vier woonlagen of meer de voorkeur.

Gestapelde woningen in meer dan vier woonlagen
Bij gestapelde bebouwing in vier of meer woonlagen is een inpandige ruimte noodzakelijk welke voldoet aan de eisen zoals gesteld in het bouwbesluit voor het plaatsen van voldoende 1000 liter (rol)containers voor rest- en papierafval. Binnen ieder nieuwbouwproject dient deze inpandige ruimte te worden gerealiseerd. Bij bestaande hoogbouw is het niet altijd mogelijk om een inpandige voorziening te creëren. Indien genoemde voorziening niet realiseerbaar is kan in overleg met het BAT hiervan afgeweken worden. Verder kan er gezocht worden naar alternatieven zoals buitenpandige of ondergrondse containers. Hierbij dient onderstaande lijst als richtlijn op volgorde van voorkeur, waarbij gescheiden dient te worden ingezameld:

  1. a. Inpandig
  2. b. Ondergrondse containers op eigen terrein
  3. c. Bovengrondse containers op eigen terrein
  4. d. Ondergrondse containers buiten eigen terrein
  5. e. Bovengrondse containers buiten eigen terrein

Verder dient in de ontwikkelingsfase van een bouwplan reeds de afvalinzameling meegenomen te worden. Daarnaast dient het BAT op de hoogte te zijn ingrijpende ontwikkeling(en). Mochten er ingrijpende bouwactiviteiten of wegwerkzaamheden plaats vinden dan dient vooraf met het BAT gesproken te worden over de bereikbaarheid en de mogelijkheid voor het BAT om containers in te zamelen of te legen tijdens de bouwactiviteiten.

6.9 Energie

Het beleid omtrent Energie is vastgelegd in het Energiebeleidsplan Tilburg (2002) en richt zich op het verminderen van de energievraag, het gebruik van duurzame energiebronnen en het efficiënt omgaan met de energie. Bij alle nieuwbouw moet worden uitgegaan van een EPC-waarde (Energie Prestatie Coëfficiënt) van 10% onder de geldende landelijke norm uit het Bouwbesluit.

Bij grote woningbouwprojecten (250 woning(-equivalenten) of meer), welke bijvoorbeeld middels een wijzigingsbevoegdheid of door sloop en nieuwbouw tot stand komen moet door de ontwikkelende partij een energievisie worden gemaakt en overlegd. In deze visie moet aandacht besteed worden aan de mogelijkheden voor eventuele nieuwe en/of aanvullende energie-infrastructuur (bijv. warmtesystemen, warmte/koude opslagsystmen), realisatie van duurzame en innovatieve energievormen en mogelijkheden voor energiebesparing. Ook in de energievisie dient te worden uitgegaan van een EPC-waarde van 10 % onder de wettelijke norm. Indien het project een herstructurering betreft met in merendeel woningen die worden gerenoveerd of groot onderhoud ondergaan moet een EPL-bestaand (Energie Prestatie op Locatie voor bestaande bouw) worden gerealiseerd van minimaal 6,0. Bij grote nieuwbouwprojecten moet een EPL-nieuwbouw (Energieprestatie op Locatie voor nieuwbouw) worden gerealiseerd met een minimale waarde van 7,2 in 2006 oplopend naar 7,4 vanaf 2010. Daarnaast dient bij nieuwbouwplannen in het plangebied zoveel mogelijk te worden uitgegaan van compact bouwen en het gebruik van passieve en/of actieve zonne-energie.

6.10 Ecologie

Gebiedsbescherming

Het plangebied van de Zonnehof ligt niet in een Habitatrichtlijngebied of in de nabijheid of de invloedssfeer ervan. Bescherming in het kader van de Habitatrichtlijn is dan ook niet aan de orde.

Daarnaast ligt het plangebied niet in de Ecologische Hoofdstructuur of Groene Hoofdstructuur. Vanuit het bestaande rijks- of provinciale natuurbeleid rust dan ook geen planologische gebiedsbescherming op de locatie.

Tot slot ligt dit gebied niet in de Groene Mal. Vanuit het gemeentelijk natuurbeleid rust daarom ook geen planologische gebiedsbescherming op de locatie.

Soortenbescherming

Voor de sloop en nieuwbouw van panden op het terrein van Zonnehof is het nodig om een flora- en faunaonderzoek in te stellen, aangezien hier een aantal oudere gebouwen staat en in een deel van het plangebied grote bomen aanwezig zijn. Dit verkennende onderzoek is in januari 2008 door Ecologisch Adviesbureau Cools uitgevoerd.

Uit dit onderzoek komt naar voren dat beschermde plantensoorten niet zijn niet aangetroffen. Wel is in dit onderzoek geconcludeerd dat te rekenen valt met enkele algemene soorten (broed)vogels en zoogdieren, die alle beschermd zijn volgens de Flora- en faunawet.

Met betrekking tot (broed)vogels, die van het plangebied gebruik maken, dient het volgende in acht te worden genomen. Om verstoring van vogels, die mogelijk in en om het plangebied broeden, te voorkomen dienen de werkzaamheden buiten het broedseizoen (ongeveer half maart tot half juli) te worden uitgevoerd. Mochten de werkzaamheden onverhoopt wel in het broedseizoen dienen te worden uitgevoerd, dan dient het plangebied één à twee weken voor de aanvang van de werkzaamheden door een bioloog/ecoloog te worden gecontroleerd op de aanwezigheid van broedende vogels. Indien broedende exemplaren worden aangetroffen dan dienen verstorende werkzaamheden in een voor de soort specifieke straal rondom de broedlocatie achterwege te worden gelaten tot het tijdstip waarop de jongen het nest hebben verlaten.

Met betrekking tot de zoogdieren wordt in de quickscan geconcludeerd dat naast enkele algemene soorten mag worden aangenomen dat het gebied af en toe zal worden bezocht door enkele gewone dwergvleermuizen om te foerageren. In de omgeving van het plangebied zijn echter voldoende alternatieve foerageerplaatsen aanwezig.

Indien met bovenstaande rekening wordt gehouden, dan is een ontheffing van de Flora- en faunawet niet nodig.

Te allen tijde dient echter wel aan de zorgplicht van de Flora- en faunawet te worden voldaan. Deze zorgplicht houdt in, dat handelingen die niet noodzakelijk verband houden met het beoogde doel en tevens nadelig zijn voor de flora en fauna achterwege moeten blijven.

Voor meer informatie wordt verwezen naar het rapport ´Quick scan beschermde natuurwaarden in het plangebied Zonnehof te Tilburg´ (Ecologisch Adviesbureau Cools, januari 2008). Dit rapport is te vinden in bijlage 3 (Quickscan natuurwaarden).

6.11 Gezondheid

Gezondheid is één van de uitgangspunten geweest voor de nieuwe milieubeleidsvisie. Tilburg kent geen formeel gezondheidsbeleid. Het gezondheidsbeleid is verweven in beleidsvelden zoals zorg, welzijn, sport, wonen en milieu. De thema's lucht en geluid krijgen onder druk van Europese regelgeving steeds meer gewicht. Deze zijn uitvoerig aan de orde geweest in eerdere paragrafen.

De gezondheid van de burger is belangrijk en vraagt om extra bescherming, mede gezien het toenemende autoverkeer. Steeds vaker zien we nu dat normoverschrijdingen, bedoeld om de gezondheid van de mens te garanderen, bouwplannen langs drukke verkeerswegen kunnen blokkeren. Stedenbouw dient dus meer dan voorheen rekening te houden met gezondheid. Daarnaast zien we dat goede informatievoorziening een randvoorwaarde is voor een goede gezondheid. Het Tilburgse zorgportaal voorziet hierin.

6.12 Mobiliteit

Het mobiliteitsbeleid is verankerd in het Tilburgse Verkeers en Vervoer Plan (TVVP), ´mobiliteit in balans´. Het TVVP is door de raad van Tilburg vastgesteld op 15 december 2003. Het beleid stuurt aan op een evenwichtige en duurzame mobiliteitsontwikkeling. Er wordt een balans gezocht tussen bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid. Basisprincipe voor mobiliteit is dat 'mobiliteit mag, maar niet altijd en overal'.

Mobilteitsgroei in de verkeersgebieden wordt met name geaccommodeerd op de hoofdnetten voor auto, fiets, openbaar vervoer en goede¬renvervoer. Sturing vindt plaats door te wisselen in aanbod, kwaliteit en prijs van de voorzieningen Maar ook aan vraagbeïnvloeding in de vorm van mobilteitsmanagement wordt aandacht besteed. De verkeersgebieden krijgen de bestemming 'V'.

De vormgeving van verblijfsgebieden moet ingericht zijn op het 'gastverblijf' voor gemotoriseerd verkeer en voor het langzaam verkeer (voetgangers- en fietsers) op een aangenaam en veilig verblijfsklimaat. Voldoende adequate parkeervoorzieningen in zowel bestaande als nieuw te realiseren situaties zijn van essentieel belang. De verblijfsgebieden krijgen de bestemming 'V-V'.

Ambities in relatie tot milieu en leefbaarheid richten zich op het reduceren van geluidsoverlast en luchtverontreiniging. Tevens is het vizier gericht op minder ruimtebeslag en barrièrewerking door auto-infrastructuur.

6.13 Ruimtegebruik

Ruimte is een schaars goed waar we zuinig mee om moeten gaan. Deze schaarste in ruimte vormt het centrale idee achter het overheidsbeleid van de compacte stad. Efficiënt ruimtegebruik betekent in de kern meer doen op dezelfde plek. Intensivering kan op vele manieren, zoals het gebruik van de derde dimensie (dat wil zeggen hoger en dieper), maar ook het kunnen toepassen van verschillende gebruiksvormen en het zuiniger omgaan met de bestaande ruimte. Bij nieuwbouw binnen de kaders van dit bestemmingsplan moet zo veel mogelijk onderzocht worden of er mogelijkheden zijn voor meervoudig ruimtegebruik en dubbelgebruik van ruimten. Met name bij de niet-woonfucties is dit

De woningen moeten voldoen aan de eisen van ´aanpasbaar bouwen´ en voorts moet het ontwerp ´levensloopbestendig´ zijn. Hiermee wordt bedoeld dat de woningen geschikt zijn (te maken) om alle vitale woonfuncties gelijkvloers te situeren.

Hoofdstuk 7 Waterparagraaf

7.1 Bestaand Watersysteem

Het plangebied is gelegen in het stroomgebied van de Zandleij en behoort zowel kwalitatief als kwantitatief tot het beheergebied van Waterschap de Dommel.

Het plangebied heeft een bruto oppervlakte van ongeveer 14.000 m², waarvan in de bestaande situatie ongeveer 5.250 m2 dak en 2.700 m2 verharde parkeervoorzieningen. Het terrein ligt ongeveer op 14,70 m + NAP, in het noorden, en ongeveer op 14,40 m + NAP, in het zuiden.

Uit onderzoek blijkt de bodemopbouw te bestaan uit matig fijn zand (deklaag Nuenengroep). Deze zandlagen zijn in de toplagen vermengd met humeus materiaal (teelaarde). Plaatselijk is het zand matig tot sterk silthoudend. Ook plaatselijk zijn leemlagen van een dikte van ongeveer 0,5 m aangetroffen op 1 à 2 m diepte. Uit veldmetingen is de doorlatendheid gemiddeld 8 m/d.

De maatgevende grondwaterstand is ingeschat aan de hand van meetreeksen van TNO bepaald op 11,90 m + NAP. De gemiddelde grondwaterstand is ongeveer 11,50 m + NAP. Met maatgevende grondwaterstanden ruim 1,00 m onder het maaiveld, is de ontwatering in de bestaande situatie voldoende.

In de nabijheid van het plangebied bevindt zich geen oppervlaktewater van betekenis Rond het plangebied ligt riolering van het gemengde stelsel. Het afvalwater stroomt af naar de afvalwaterzuiveringinstallatie Tilburg, in beheer van waterschap De Dommel.

7.2 Duurzaam Stedelijk Water

Aan de hand van de ontwikkelingen in het plangebied zijn de kansen om duurzaam om te gaan met hemelwater verkend, zoals omschreven in het gemeentelijke waterplan (GWP) en zijn vertaling in het Waterstructuurplan (WSP), het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) en de vierde nota waterhuishouding (NW4).

Overwegingen

Ten aanzien van het bestemmingsplan en vooruitlopend op deze waterparagraaf is een grondonderzoek verricht (MOS Grondmechanica, R508206, d.d. 22 juni 2006), met als doel de kansen voor infiltratie te verkennen. Het infiltreren van hemelwater in de bodem binnen het plangebied is in de bestaande omstandigheden heel goed mogelijk, gezien de bodemopbouw en –doorlatendheid en de heersende grondwaterregime. In het onderzoek wordt een bergingsvolume berekend aan de hand van de regenduurlijn, behorend bij een herhalingstijd van twee jaar. Bij toepassing van infiltratiekratten is de minimale netto inhoud 169 m³, en bij grindkoffers wordt het 137 m³.

Watersysteem

Op grond van het bovengenoemde onderzoek en beleidsdocumenten, zijn in overleg met de waterbeheerder, de bouwstenen vastgelegd voor het nieuwe watersysteem. In het plangebied en voor rekening van de ontwikkelende partij(en), dienen de volgende randvoorwaarden in acht genomen te worden bij het herontwikkelen van het plangebied:

  • De terreinhoogte wordt gehandhaafd. Verdiepte bouwdelen worden waterdicht uitgevoerd.
  • Het vuil- en het hemelwater worden in de nieuwe bouwdelen gescheiden verzameld.
  • Het vuilwater voert verder af richting de zuiveringsinstallatie via het bestaande gemengde rioolstelsel.
  • Hergebruiken van hemelwater wordt door de ontwerpers van het plan als een optie beschouwd in dit plan, bij het ontwerpen van de installaties van de bouwwerken.
  • Het hemelwater afkomstig van daken, verhardingen en parkeerterreinen voert af richting de aan te leggen infiltratievoorziening.
  • In de nieuwe situatie wordt een dakoppervlakte van ongeveer 6.850 m2 (toename van ca. 1.600 m2) en een verharde oppervlakte van ongeveer 1.900 m2 (toename van ca. 800 m2) afgewaterd.
  • De berging van de infiltratievoorziening wordt berekend op basis van de regenduurlijnen voor een neerslag met een herhalingstijd van twee jaar.
  • De te realiseren berging bedraagt minimaal 137 m³ (bij infiltratiemethodiek grindkoffers), of minimaal 169 m³ (bij infiltratiemethodiek infiltratiekratten). Deze capaciteit wordt in het ontwerp getoetst, aan de hand van de definitieve inrichting van het plangebied.
  • Het hemelwaterstelsel wordt op afvoer gedimensioneerd om een ontwerpbelasting te kunnen verwerken met een herhalingstijd van twee jaar.
  • Een escape naar het gemengde stelsel is mogelijk, via minstens twee zover mogelijk van elkaar verwijderde overstorten.
  • De lozing van overtollige hemelwater gebeurt via een terugslagklep. De hoogte van de drempel wordt ongeveer 13,50 m + NAP, bij een lozing bij de Professor Gimbrèrelaan, en ongeveer 13,00 m + NAP, in geval van lozing bij de St. Oloflaan .

7.3 Watertoets

Het waterbeleid van de gemeente Tilburg is vastgelegd in het Waterplan (1997) en verder uitgewerkt en ruimtelijk vertaald in het Waterstructuurplan (2002). In het Waterplan zijn algemene doelstellingen geformuleerd op de lange termijn, gebaseerd op de duurzaamheidgedachte. Het Waterstructuurplan

koppelt het actieprogramma uit het Waterplan aan ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente en geeft hiermee onder andere invulling aan water als ordenend principe. In het waterstructuurplan zijn de volgende hoofddoelstellingen voor het gemeentelijk waterbeleid opgenomen:

  • Streven naar een duurzaam en veerkrachtig watersysteem
  • Optimalisatie van de waterketen; zuinig en efficiënt gebruik van water
  • Vergroten van de belevings-, ecologische, economische en recreatieve waarde van water

De hoofddoelstellingen zijn vertaald in lange termijn doelstellingen voor de verschillende compartimenten van het watersysteem. De paragraaf waterhuishouding en riolering is gebaseerd op het gemeentelijk waterbeleid en het concept is eerst voorgelegd aan de waterbeheerders.

Het plan is voorgelegd aan de waterbeheerder, in casu, waterschap De Dommel, via de e-mail d.d. 2 januari 2006. Aan de hand van de gerealiseerde verkenning is een conceptparagraaf opgesteld en voorgelegd aan de waterbeheerder. De Dommel leverde op- en aanmerkingen / een wateradvies aan, als reactie op het concept. Deze opmerkingen zijn verder verwerkt in de definitieve waterparagraaf.

De Dommel stemt in met deze waterparagraaf, en geeft aan dat de in eerste instantie voorgestelde berging minimaal 159 m³ (op basis van 18 mm over 8.750 m²). Het waterschap vindt de hoogte van de overstorten overigens te laag. Dit alles en in het bijzonder de instemming met deze waterparagraaf is vastgelegd in het wateradvies van De Dommel, verwoord in de brief met kenmerk U-06-05833, d.d. 2 augustus 2006.

De minimale berging is bijgesteld aan de hand van de berekening met regenduurlijnen. De hoogte van de overstorten blijft ongewijzigd: het is realiseerbaar als het ongeveer 1 m of dieper onder het maaiveld wordt gemaakt. Verder beïnvloedt de hoogte van de overstort nauwelijks de werking van de infiltratievoorziening, gezien de netto inhoud van de infiltatievoorziening per definitie onder drempel wordt gemeten.

Voor planning en andere gegevens over de uitvoering van het plan, zie de voorgestelde aanpak, verder in dit document.

Hoofdstuk 8 Financiële Paragraaf

Met de initiatiefnemer, Tiwos, is voor de realisatie van het plan op 28 mei 2009 een exploitatieovereenkomst gesloten. Deze overeenkomst voorziet in vergoedingen voor gemeente voor de kosten van het bouw- en woonrijp maken van het openbaar gebied, voor de door de gemeente te maken Plan- en Apparaatskosten, kostenverhaal voor eventueel uit te keren tegemoetkomingen in schade op de voet van afd. 6.1 Wro, alsmede een vergoeding voor de Bovenwijkse Voorzieningen. Door het sluiten van de overeenkomst is sprake van een sluitende grondexploitatie.

Aangezien het verhaal van kosten anderszins verzekerd is, het bepalen van een tijdsvak of fasering en het stellen van eisen en regels als bedoeld in artikel 6.13 tweede lid Wro niet noodzakelijk is, is er geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro opgesteld.Het plan is economisch uitvoerbaar.

Hoofdstuk 9 Inspraak En Overleg

In het kader van de inspraakverordening heeft burgerparticipatie plaatsgevonden in het voortraject van onderhavige bestemmingsplanprocedure.

Op 7 april 2009 heeft initiatiefnemer, Tiwos, een presentatie van de nieuwe plannen gegeven aan de bewoners en het personeel van Zonnehof. Op 8 april is dezelfde presentatie georganiseerd voor omwonenden. Hiervoor is in het gebied rondom het huidige Zonnehof een uitnodiging verspreid. Van de avond is een verslag opgesteld wat huis-aan-huis is verspreid in hetzelfde gebied. Dit verslag is als bijlage bij deze toelichting toegevoegd.

Naar aanleiding van de gemaakte opmerkingen heeft initiatiefnemer nader overleg met de gemeente gevoerd en bezien in hoeverre aan bepaalde wensen tegemoet kan worden gekomen. De uitkomsten hiervan zijn eveneens per brief huis-aan-huis verspreid. Deze brief is als bijlage bij deze toelichting toegevoegd.

De gevoerde burgerparticipatie heeft niet geleid tot aanpassingen aan het concept bestemmingsplan.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactivteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactivteiten

Bijlage 2 Notitie Parkeernormen 2003

Bijlage 2 Notitie Parkeernormen 2003

Bijlage 1 Wateradvies

Bijlage 1 Wateradvies

Bijlage 2 Bureauonderzoek Cultuurhistorie En Archeologie

Bijlage 2 Bureauonderzoek cultuurhistorie en archeologie

Bijlage 3 Quickscan Natuurwaarden

Bijlage 3 Quickscan natuurwaarden

Bijlage 4 Verslag Informatieavond Nieuwbouw Zonnehof

Bijlage 4 Verslag informatieavond nieuwbouw Zonnehof

Bijlage 5 Brief Reactie Informatieavond Zonnehof

Bijlage 5 Brief reactie informatieavond Zonnehof

Bijlage 6 Notitie Behandeling Zienswijzen

Bijlage 6 Notitie behandeling zienswijzen