KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf-verkooppunt Motorbrandstoffen
Artikel 4 Centrum-binnenstad
Artikel 5 Centrum-horeca
Artikel 6 Gemengd-2
Artikel 7 Gemengd-binnenstad
Artikel 8 Kantoor
Artikel 9 Maatschappelijk
Artikel 10 Verkeer
Artikel 11 Verkeer-verblijf
Artikel 12 Wonen
Artikel 13 Wonen-gestapeld
Artikel 14 Waarde - Archeologie (Dubbelbestemming)
Artikel 15 Waarde - Cultuurhistorie (Dubbelbestemming)
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 16 Antidubbeltelregel
Artikel 17 Algemene Bouwregels
Artikel 18 Algemene Gebruiksregels
Artikel 19 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 20 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 21 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 22 Algemene Procedureregels
Artikel 23 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangsrecht En Slotregel
Artikel 24 Overgangsrecht
Artikel 25 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Beheerplan Aanleiding Tot Planontwikkeling
1.2 Het Plangebied
1.3 Voorgaande Plannen
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Ruimtelijke Structuur
2.2 Functionele Structuur
2.3 Technische Infrastructuur
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Rijk
3.3 Provincie
3.4 Gemeente
Hoofdstuk 4 Thematische Beleidskaders
4.1 Inleiding
4.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand
4.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg
4.4 Volkshuisvesting
4.5 Groen En Speelruimte
4.6 Kantoren
4.7 Bedrijvigheid
4.8 Detailhandel
4.9 Horeca
4.10 Verkeer En Parkeren
4.11 Overige Onderwerpen
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Inleiding
5.2 Overzicht Huidig En Toekomstig Planologisch Regime
5.3 Stedenbouwkundige Visie Veemarktkwartier
5.4 Duvelhok (St. Josephstraat 133)
Hoofdstuk 6 Milieuaspecten
6.1 Inleiding
6.2 Milieuhinder Bedrijven
6.3 Externe Veiligheid
6.4 Geluid
6.5 Lucht
6.6 Geur
6.7 Bodem
6.8 Natuur En Ecologie
Hoofdstuk 7 Wateraspecten
7.1 Bestaand Watersysteem
7.2 Duurzaam Stedelijk Water
7.3 Watertoets
Hoofdstuk 8 Opzet Planregels
8.1 Inleiding
8.2 Hoofdstuk 1 Van De Regels: Inleidende Regels
8.3 Hoofdstuk 2 Van De Regels: Bestemmingsregels
8.4 Hoofdstuk 3 Van De Regels: Algemene Regels
8.5 Hoofdstuk 4 Van De Regels: Overgangsrecht En Slotregel
Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid
9.1 Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 10 Burgerparticipatie En Overleg
10.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro
10.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
10.3 Burgerparticipatie
10.4 Zienswijzen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten-lijst Opslagen En Installaties
Bijlage 3 Staat Van Bedrijfsactiviteiten-functiemenging
Bijlage 4 Overzicht Bedrijven Met Afwijkende Milieucategorie
Bijlage 5 Boomwaardekaart
Bijlage 6 Bestaande Woonfuncties Binnen Plangebied D.d. 28012011
Bijlage 7 Luchtvaartverkeerszone-funnel
Bijlage 1 Advies Waterbeheerder
Bijlage 2 Archeologisch En Cultuurhistorisch Onderzoek
Bijlage 3 Waardering Cultuurhistorische Bebouwing
Bijlage 4 Stedenbouwkundige Visie Veemarktkwartier

Veemarktkwartier 2010

Bestemmingsplan - Tilburg

Onherroepelijk op 20-09-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

Het bestemmingsplan Veemarktkwartier 2010 van de gemeente Tilburg.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0855.BSP2010008- en bijbehorende bijlagen.

1.3 aanbouw

Een gebouw, dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan huis verbonden beroep

Die beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw, die kunnen worden beschouwd als ´aan-huis-verbonden´, waarbij:

  1. a. degene die de activiteit uitvoert, tevens de bewoner is van de woning;
  2. b. geen sprake is van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen, conform de in deze regels opgenomen algemene bouwregels 17.7;
  3. c. voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
  4. d. de beroepsuitoefening naar omvang ondergeschikt is aan het wonen, d.w.z. niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning (inclusief aan-, uit en/of bijgebouw) en totaal niet meer dan 80 m² in beslag neemt;
  5. e. de beroepsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;
  6. f. geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;
  7. g. op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt;

1.7 achtergevelrooilijn

De achterste, niet naar het openbaar gebied toegekeerde lijn die het bouwvlak begrenst.

1.8 afhankelijke woonruimte

Een aanbouw of bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.9 ambachtelijk bedrijf

Een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen.

1.10 autoreparatiebedrijf

Inrichting waar personenauto's worden gerepareerd en waar in beperkte mate ook auto's kunnen worden verkocht als ondergeschikte nevenactiviteit. Het betreft een autoreparatiebedrijf niet zijnde een officiële automerkendealer.

1.11 autostalling

Eén of meerdere, al dan niet aaneengebouwde, bouwwerken in maximaal één bouwlaag; qua afmetingen, bereikbaarheid / ontsluiting en gebruiksmogelijkheden e.d. uitsluitend geschikt en bedoeld voor de stalling van een (motor)voertuig.

1.12 autowasplaats

Een samenstel van activiteiten -zowel gebouwd als ongebouwd- ten behoeve van het wassen e.d. van personenauto's, vrachtwagens, caravans e.d. al dan niet met bijbehorende kiosk / serviceshop (met een oppervlakte van maximaal 80 m² bruto vloeroppervlak), zonder dat er sprake is van een brandstoffenverkooppunt met tappunten, reparatiewerkplaats e.d.

Aanduiding (sb-awp)?

1.13 bar

  1. a. Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse, ook tussen 02:00 uur en 06:00 uur.
  2. b. gedeelte van een bedrijf deel uitmakend van horecavestigingen met accent op verstrekking vanalcoholhoudende dranken.

1.14 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.15 bebouwingsfront

Oriëntatie van de voorzijde van de hoofdbebouwing.

Aanduiding (sba-bf)

1.16 bebouwingspercentage

Het percentage dat per bouwperceel bepaalt hoeveel procent van dat bouwperceel - binnen het aangegeven bouwvlak - ten hoogste mag worden bebouwd.

1.17 bed & breakfast

Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting, al dan niet met de mogelijkheid van ontbijt, kortstondig met een maximum van twee weken.

Hieronder wordt niet verstaan huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen

1.18 bedrijfsgebouw

Een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.19 bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op onder andere consumentverzorging, welke geheel of overwegend door middel van handwerk plaatsvinden.

1.20 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)

De totale oppervlakte van de ruimten binnen de bebouwing die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep of bedrijf, c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.21 bedrijven

Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten die liggen op het vlak van industrie, handel en groothandel met eventueel bijbehorende ondergeschikte showroom (derhalve géén detailhandel daaronder te begrijpen), ambacht, nijverheid, productie, distributie, logistiek, vervoer, opslag, reparatie (waaronder autoreparatiebedrijven al dan niet met bijbehorende en ondergeschikte showroom), e.d., alsmede brandweerkazerne.

Tevens worden hiertoe gerekend bijbehorende kantoorruimten en installaties.

Niet tot bedrijven worden gerekend: kantoren, horeca, prostitutie inrichting, (perifere) detailhandel, nutsvoorzieningen, tank- en servicestations, autowasplaatsen, dienstverlening, recreatie, sport, agrarisch bedrijf, maatschappelijke instellingen en bedrijfspompen, zijnde pompen die in hoofdzaak zijn bedoeld voor de eigen brandstoffenvoorziening.

(Bedrijf is de technische eenheid van onderneming, met dit laatste begrip is de economische eenheid bedoeld).

1.22 beeldbepalende boom

Bomen met een hoofdwaarde volgens de Boomwaarde zoneringskaart.

1.23 beperkt kwetsbaar object

Object zoals omschreven in het ´Besluit externe veiligheid inrichtingen´.

1.24 beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinning en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.

1.25 bestaand

Ten tijde van ter inzage legging van ontwerpbestemmingsplan.

1.26 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.27 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.28 bewaarplaats

Een besloten ruimte, bestemd voor het bewaren van verpakt consumentenvuurwerk.

1.29 bijgebouw

Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.30 bouwblok

Door openbare ruimte omsloten geheel van percelen (al dan niet -reeds- bebouwd), dat te beschouwen is als een stedenbouwkundige eenheid.

1.31 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.32 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.33 bouwlaag

Een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkant van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5 m in hoogte verschillen, zulks met uitzondering van een onderbouw of zolder.

1.34 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.35 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.36 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.37 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.38 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)

De som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren -horizontale vlakken ter plaatse van trappen, hellingen en vides daaronder begrepen- voorzover de ruimten waarbinnen de vloeren zich bevinden een grotere inwendige hoogte hebben dan 1,5 m.

1.39 bufferbewaarplaats

Besloten ruimte, waarin verpakt consumentenvuurwerk uit de transportverpakking wordt genomen voor het samenstellen van vuurwerkpakketten of bestellingen voor een klant en het aansluitend bewaren van onverpakt consumentenvuurwerk, al dan niet tezamen met verpakt consumentenvuurwerk.

1.40 cafetaria/snackbar

Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van ter plaatse bereide etenswaren, alsmede het bieden van gelegenheid tot het nuttigen van etenswaren ter plaatse.

1.41 calamiteit

Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk door overmacht: brand, overstroming, terroristische en/of oorlogshandelingen, aardbeving en dergelijke.

1.42 carport

Een aangebouwde of vrijstaand bijgebouw, bestaande uit een (semi) gesloten dakconstructie, ondersteund door palen of kolommen bedoeld voor het stallen van één of meerdere (motor)voertuig(en), met maximaal twee gesloten wanden; de wanden van de bebouwing waartegen wordt aangebouwd kunnen als ondersteuningsconstructie fungeren.

1.43 cultuur en ontspanning

Onder cultuur en ontspanning wordt verstaan: ateliers, bioscopen, bowlingbanen, creativiteitscentra, dansscholen, musea, muziekscholen, speeltuinen, theaters, muziektheater, sauna´s, wellnessvoorzieningen e.d.. Hieronder vallen niet bordeel, casino, prostitutie, raamprostitutie/raamexploitatie en seksinrichting.

1.44 cultuurhistorische waarde

De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door een gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of gebied.

1.45 dakhelling

Hoek die gevormd wordt door een schuin dakvlak en een horizontaal vlak die elkaar snijden op de goothoogte.

1.46 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkten.

Uitgezonderd zijn: postorderbedrijven, internetbedrijven etc.

1.47 dienstverlening

Het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van detailhandel en seksinrichtingen.

1.48 discotheek/bardancing

Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van overwegend muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen.

1.49 (eet)café

Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van kleine etenswaren of maaltijden, gedurende beperkte delen van de dag, een en ander al dan niet ter plaatse bereid.

Hieronder worden in elk geval niet verstaan: discotheken, bars, cafetaria/snackbar, nachtclubs, erotisch gerichte horeca, speelautomatenhallen en dergelijke.

1.50 erf

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.51 erker

Transparante, ondiepe uitbouw van een gebouw vóór de voorgevel, niet zijnde een entree.

1.52 erotisch gerichte horeca

Een bedrijf dat tot doel heeft het geven van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en tevens bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.53 escortbedrijf

Het op bedrijfsmatige wijze bemiddelen in de totstandkoming van contacten tussen een prostituee en degene die van zijn/haar diensten gebruik wil maken.

1.54 functionele eenheid

Hieronder wordt verstaan:

  1. a. Een samenstel van activiteiten dat, gelet op de aard en de organisatie van die activiteiten alsmede op de plaats waar die activiteiten worden verricht, als een eenheid moet worden beschouwd.
  2. b. Het complex van bebouwde en onbebouwde gronden waarop de hiervoor bedoelde activiteiten worden verricht.

1.55 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met (minimaal twee) wanden omsloten ruimte vormt.

1.56 geluidshinderlijke inrichtingen

Inrichtingen genoemd in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.

1.57 geprojecteerd kwetsbaar object

Nog niet aanwezig kwetsbaar object dat op grond van het voor het betrokken gebied geldende bestemmingsplan toelaatbaar is.

1.58 gestapelde woning

Een woning, onderdeel uitmakende van een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en uit twee of meer bouwlagen bestaat, of waarbij (een deel van) de eerste bouwlaag van het gebouw voor andere met de betreffende bestemming in overeenstemming zijnde doeleinden wordt gebruikt.

1.59 groenvoorzieningen

Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair, etc, alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.

1.60 grondgebonden woning

Een met de grond verbonden woning bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, daaronder begrepen beroep aan huis, met een zelfstandige ontsluiting op de begane grond en niet zijnde een gestapelde woning.

1.61 groothandel

Het bedrijfsmatig te koop of ter gebruik aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop / gebruik, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.62 hoofdgebouw of hoofdbebouwing

Een gebouw of bebouwing ten dienste van de bestemming van de betreffende gronden, dat/die op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.63 horeca

Onder horeca wordt verstaan het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccomodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

Bij horeca wordt onderscheid gemaakt in drie categorieën, te weten ´horeca van categorie 1´, ´horeca van categorie 2´ en ´horeca van categorie 3´. Voor horecagelegenheden die bestaan op het moment van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan is de categorie van toepassing waarmee deze vestigingen zijn weergegeven in het bij dit plan gevoegde .

1.64 horeca van categorie 1

Tot horeca van categorie 1 worden gerekend: (eet)café, restaurant, brasserie, lunchroom, cafetaria, snackbar e.d. met een netto vloeroppervlak (n.v.o.) van ten hoogste 150 m2. Tevens worden tot horeca van categorie 1 gerekend winkelondersteunende (d.w.z. op winkelend publiek gerichte) horecavoorzieningen die een onderdeel uitmaken van winkelwarenhuizen of inpandig gesitueerd zijn in besloten winkelpassages en waarvoor de winkelsluitingstijden worden aangehouden.

1.65 horeca van categorie 2

Tot horeca van categorie 2 worden gerekend dezelfde horecagelegenheden als onder horeca van categorie 1, maar dan met een netto vloeroppervlak (n.v.o.) van 150 m2 tot maximaal 500 m2 n.v.o, alsmede partycentra tot maximaal 500 m2 n.v.o.

1.66 horeca van categorie 3

  1. a. Tot horeca van categorie 3 worden gerekend: discotheek/bardancing, (nacht)bar, hotel, en erotisch gerichte horeca (en -voorzover deze laatste tevens wordt aangemerkt als prostitutie-inrichting, escortbedrijf, e.d.- alleen indien hiervoor vergunning is verleend ingevolge de APV);
  2. b. grootschalige horecagelegenheden zoals vermeld onder horeca van categorie 1 of horeca van categorie 2 of combinaties hiervan met een netto vloeroppervlak (n.v.o.) van meer dan 500 m2.

1.67 horecavestigingen met accent op verstrekking van alcoholhoudende dranken

Hiertoe worden gerekend: café, bar, eetcafé, grand café, brasserie, pool-/snookercafé e.d. alsmede hiermee gelijk te stellen: coffeeshop, theehuis e.d.

1.68 horecavestigingen met accent op verstrekking van maaltijden

Hiertoe worden gerekend: restaurant, partycentrum, cafetaria, snackbar, shoarmazaak, grillroom, lunchroom, broodjeszaak e.d.

1.69 hotel

Een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het op commerciële basis bieden van overnachtingsmogelijkheden met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse.

1.70 houtopstand

Houtachtige overblijvende gewassen zoals struiken, heggen en bomen.

1.71 huishouden

Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren. Met een huishouden wordt gelijk gesteld:

  1. a. de huisvesting van maximaal 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);
  2. b. tijdelijke huisvesting in de vorm van logies aan maximaal 5 seizoenarbeiders;
  3. c. de huisvesting van maximaal 12 personen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, een psychiatrisch ziektebeeld of psychosociale problemen dan wel de huisvesting van maximaal 12 personen die tijdelijke opvang behoeven, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht, dit alles gericht op zelfstandige bewoning.

1.72 kantoor

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie.

1.73 kortstondig

Aansluitende tijdsperiode van maximaal 12 uur.

1.74 kwetsbaar object

Begrip zoals omschreven in het ´Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer´.

1.75 kwetsbare objecten (Vuurwerkbesluit)

Hieronder wordt verstaan:

  1. a. woningen, met uitzondering van dienst- en bedrijfswoningen die binnen inrichtingen als bedoeld in de artikelen 2.2.1, 2.2.2 of 3.2.1 zijn gelegen;
  2. b. woonketen of woonwagens als bedoeld in de Woningwet;
  3. c. woonschepen die uitsluitend of in hoofdzaak voor bewoning bestemd zijn;
  4. d. gebouwen waar dagopvang van minderjarigen plaatsvindt;
  5. e. gebouwen die gebruikt worden door een onderwijsinstelling;
  6. f. ziekenhuizen, verpleeginrichtingen en zorginstellingen;
  7. g. gebouwen of terreinen die in verband met het verrichten van arbeid worden of plegen te worden gebruikt of die daartoe bestemd zijn;
  8. h. winkels, hotels, restaurants en cafés;
  9. i. gebouwen ten behoeve van het belijden van godsdienst of levensovertuiging;
  10. j. sport-, kampeer- en recreatieterreinen;
  11. k. andere objecten en terreinen die met die onder a tot en met j gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de aard van hun functie of de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven;
  12. l. rijkswegen en spoorwegen.

1.76 langzaam verkeer

Voetgangers- en (snor/brom)fietsverkeer.

1.77 logies

Het verstrekken van verblijf aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben en gedurende
een relatief kort tijdsbestek.

1.78 maatschappelijke voorzieningen

Hieronder worden verstaan:

  1. a. medische of paramedische voorzieningen, zoals ziekenhuis, kliniek, gezondheidscentrum, centrum voor dagbehandeling, consultatiebureau, e.d.;
  2. b. welzijnsvoorzieningen, zoals verzorgingstehuis, verpleeghuis, inrichtingen voor mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking , tehuis voor daklozen, e.d.;
  3. c. educatieve en sociaal-culturele voorzieningen, zoals basis-, voortgezet en wetenschappelijk onderwijs, beroepsonderwijs, kunstonderwijs, muziekschool, volksuniversiteit, cursuscentrum, onderwijsinstituten t.b.v. specifiek onderwijs, bibliotheken e.d.;
  4. d. voorzieningen t.b.v. kinderopvang zoals kindercrèche, peuterspeelzaal, speelterrein, kinderdagverblijf en (naschoolse) kinderopvangcentrum, al dan niet commercieel;
  5. e. openbare en bijzondere instellingen waaronder overheidsinstellingen zoals stadskantoren, politiekantoor, e.d.;
  6. f. maatschappelijke voorzieningen zoals buurt- en clubhuis, wijkcentrum (o.a. Multi Functionele Accommodatie), sociëteit, e.d.

Daar waar de geluidbelasting hoger is dan 53 dB mogen geen geluidgevoelige bestemmingen worden gerealiseerd.

1.79 maatvoeringsvlak

Een deel van een bestemmingsvlak dat van een ander maatvoeringsvlak wordt gescheiden door een maatvoeringsvlakgrens. Maatvoeringsvlakken onderscheiden zich door een met de maatvoeringsaanduiding aangegeven afwijking in goot-, bouwhoogte, dakhelling en/of bebouwingspercentage.

1.80 mantelzorg

Mantelzorg is langdurige, intensieve niet georganiseerde zorg, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een zorgvrager door een of meer leden uit diens omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.

1.81 monumentale boom

Een boom die is opgenomen in de gemeentelijke lijst van monumentale bomen zoals die geldt op het moment van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan en als zodanig is aangeduid.

1.82 nagenoeg geheel

Voor meer dan 90% van het betrokken aaneengesloten oppervlak, aantal, volume of lengte.

1.83 netto vloeroppervlak (n.v.o.)

De som van de binnenwerks gemeten oppervlakten van de voor publiek toegankelijke verblijfsruimten binnen een horeca-inrichting van de categorie 1, 2 of 3, zoals café- en barruimte (inclusief bar), eetzaal, foyer, dansvloer / podium, entree e.d, met uitzondering van oppervlakten t.b.v. keuken, toiletgroepen, garderobe, opslag, dienstruimten e.d.

1.84 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.

1.85 onbebouwd erf

Dat deel van het perceel, dat geen bouwvlak of erf betreft.

1.86 onderbouw

Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant is gelegen tussen peil en maximaal 1,20 m boven peil.

1.87 onderkomen

Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, loodsen, keten en andere soortgelijke verblijfsmiddelen.

1.88 ondersteunende horeca

Horeca waarbij de horeca-activiteit ondersteunend is aan de hoofdactiviteit en daaraan ondergeschikt is en waarbij tevens:

a. de oppervlakte van de horeca-activiteit maximaal 33 % van het totale verkoopvloeroppervlak van het betreffende pand in beslag mag nemen. Ook een eventueel terras maakt hier deel van uit,

b. de horeca-activietit niet zelfstandig mag worden uitgeoefend. Toegang tot de horeca-activiteiten kan niet los van de hoofdfunctie plaatsvinden,

c. de openingstijden van de horeca-activiteit gelijk zijn aan de openingstijden van de hoofdactiviteit,

d. geen alcoholhoudende dranken mogen worden vertsrekt zonder de benodigde vergunningen. Het gaat dus in alle gevallen om ondersteunende `droge horeca`.

1.89 onzelfstandige wooneenheid/eenheden

Een (complex van) woonruimte(n) waarbij men wezenlijke voorzieningen, zijnde keuken, badkamer en toilet, gemeenschappelijk moet gebruiken en waarvan de deur van het privévertrek uitkomt op een gemeenschappelijke (verkeers)ruimte.

1.90 openlucht- en sportieve recreatie

Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. dag-, verblijfs- en sportieve recreatie, die geheel of grotendeels in de openlucht plaatsvindt, zoals een trim- / fitnessparcours, een jongerenhangplek, e.d.

1.91 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, ondersteund door palen of kolommen, eventueel maximaal aan twee zijden omsloten door wanden, die niet tot de constructie behoren.

1.92 partycentrum

Een bedrijf, dat voornamelijk tot doel heeft het verhuren van zaalruimte(n) t.b.v. bijeenkomsten, ontvangsten, feesten, partijen e.d. al dan niet in combinatie met het verstrekken van dranken, versnaperingen en/of maaltijden.

1.93 peil (straatpeil)

Hieronder wordt verstaan:

  1. a. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang.
  2. b. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

1.94 perceel

Een aaneengesloten stuk grond met kadastrale aanduiding..

1.95 plangrens

Een weergegeven lijn, die de grens van het plan aanduidt.

1.96 productiegebonden detailhandel

Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.97 professioneel vuurwerk

Vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk.

1.98 prostitutieinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, al dan niet tegen betaling seksuele handelingen worden verricht. Onder een prostitutie-inrichting worden in elk geval verstaan: een parenclub en een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.99 randhoogte

De bestaande hoogte van gebouwen gemeten op bovenkant goot, boeiboord of druiplijn, gemeten boven het gemiddelde peil van het aansluitende afgewerkte terrein.

1.100 recreatief medegebruik en evenementen

Hieronder wordt verstaan:

  1. a. incidenteel, kortstondig gebruik (enkele dagen) van complexen / voorzieningen t.b.v. evenementen zoals rommelmarkten, antiek-, huishoud-, en computerbeurzen, tentoonstellingen, bedrijvencontactdagen e.d., mits men in het bezit is van een evenementenvergunning;
  2. b. incidenteel -jaarlijks- gebruik gedurende een aantal dagen van stadsparken t.b.v. zomeractiviteiten, -spelen, theater, festival e.d;

1.101 religieuze instellingen

Voorzieningen van kerkelijke, religieuze of levensbeschouwelijke aard, zoals kerken, gebedsruimten, kloosters, e.d. met inbegrip van bij klooster behorende begraafplaats.

1.102 restaurant

Een bedrijf, dat tot doel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse alsmede het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.103 rijstrook

Gemarkeerd gedeelte van de rijweg dat voldoende plaats biedt aan een enkele rij motorvoertuigen op meer dan twee wielen met uitzondering van in- en uitvoegstroken, voorsorteerstroken en fietspaden.

1.104 risicovolle inrichting

  1. a. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
  2. b. een AMvB-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/ of het gebruik van gevaarlijke stoffen;
  3. c. bedrijven waarvan de aantoonbare PR10-6/jaar contour is gelegen buiten de inrichtingsgrens.

1.105 speelvoorzieningen

Voorzieningen ten dienste van sport en spel.

1.106 sport

Het geheel van voorzieningen t.b.v. sportbeoefening, zoals: ijsbaan/hal, (openlucht)zwembad, sportvelden, atletiekbaan, basketbalveld, handbalveld, jeu de boulesbaan, tennisbaan /-complex, sporthal, alsmede bijbehorende bebouwing zoals kleedruimten, clubhuis/verenigingsgebouw, opslagruimten, technische ruimten e.d.

1.107 stadsmensa

Studentencentrum tevens gericht op het verstrekken van maaltijden en (alcoholische) dranken aan de gebruikers van het studentencentrum, niet zijnde een reguliere horecavoorziening (horeca 1 , 2 of 3).

1.108 straatpeil

Zie: peil (straatpeil).

1.109 uitbouw

Een gebouw, dat als vergroting van een bestaande ruimte is/wordt gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.110 veiligheidsafstand

Afstand die met het oog op de kwaliteit van het milieu voor zover het betreft externe veiligheid tenminste moet zijn gelegen tussen een inrichting als bedoeld in de artikelen 2.2.1, 2.2.2 en 3.2.1 van het Vuurwerkbesluit, of een onderdeel van een zodanige inrichting, dan wel een zodanige inrichting waarvoor het geldende bestemmingsplan verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk toelaat enerzijds en kwetsbare objecten en geprojecteerde kwetsbare objecten anderzijds.

1.111 verblijfsvoorzieningen

Besloten ruimten, bestemd voor het verblijven van mensen.

1.112 verkeer- en vervoervoorzieningen t.b.v. wegverkeer

Hieronder wordt verstaan het (openbaar) wegverkeers- en wegvervoersgebied waarbij de nadruk ligt op de gebiedsontsluitingsfunctie voor gemotoriseerd en langzaam verkeer met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier hoofdverzamelwegen, verzamelwegen en wijkstraten.

1.113 verkeersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer en verblijf

Hieronder wordt verstaan: het openbaar wegverkeers- en verblijfsgebied waarbij de nadruk ligt op de erftoegangsfunctie (geleider van het bestemmingsverkeer) voor gemotoriseerd en langzaam verkeer en/of de verblijfsfunctie voor voetgangers met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier buurtstraten, woonstraten, woonerven, winkelerven en voetgangersgebied inclusief bijbehorende kunstwerken.

1.114 verkooppunt motorbrandstoffen

Een brandstofverkooppunt met één of meerdere tappunten, al dan niet voorzien van een reparatiewerkplaats met bijbehorende kiosk / serviceshop (met een verkoopvloeroppervlak van maximaal 100 m2), luifels, opslag van motorbrandstoffen e.d.

1.115 verkoopruimte (volgens Vuurwerkbesluit)

Ruimte waarin verkoop en aflevering van consumentenvuurwerk plaatsvindt.

1.116 verkoopvloeroppervlak

De oppervlakte van de geheel of grotendeels voor publiek toegankelijke ruimte die is bestemd en feitelijk ingericht voor de verkoop van goederen, waaronder begrepen showroom, uitstallingsruime, kassa's, e.d. met uitzondering van magazijn, opslagruimte, kantoor, e.d.

1.117 voorgevelrooilijn

De naar het openbaar gebied toegekeerde lijn, die het bouwvlak begrenst en aansluit aan het onbebouwd erf c.q. openbaar gebied.

1.118 Vuurwerkbesluit

Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002), houdende regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk. Dit besluit is in werking getreden op 1 maart 2002.

1.119 waterstaat/waterstaatkundige doeleinden

Het openbaar waterverkeers-, watervervoers- en verblijfsgebied t.b.v. goederenvervoer, pleziervaart en oeveractiviteiten zoals vissen / hengelsport, wandelen en fietsen.

1.120 water en waterhuishoudkundige voorzieningen

Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.121 weg

Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, waaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.122 Wet geluidhinder

De wet van 16 februari 1979, staatsblad 99 (1979), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.

1.123 Wet milieubeheer

De wet zoals geplaatst in het staatsblad 551 (1992). Deze wet is in werking getreden op 1 maart 1993.

1.124 wonen

Hieronder wordt verstaan:

  1. a. het geheel van aan huis gebonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, zelfstandige wooneenheden e.d. ten dienste van het verblijven door mensen. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve dagverblijven;
  2. b. huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen, alsmede bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen (en ruimten) c.q. verzorgingsfaciliteiten;
  3. c. beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als ´aan huis verbonden beroep´, zijnde beroepsactiviteiten van tenminste één bewoner, plaatsvindend in de betrokken woning en/of bijbehorend bijgebouw.

1.125 woning

Een (gedeelte van een) gebouw dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen een aan huis verbondenberoep;

1.126 zorgwoningen

woningen bedoeld voor mensen met een lichamelijke of geestelijke beperking die langdurig extramurale zorgverlening nodig hebben. Vanuit de woningen is zorg op afroep of 24 uurszorg beschikbaar vanuit een verpleeg- of verzorgingstehuis of woon-zorgcentrum.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

  1. a. de oppervlakte van een bouwwerk buitenwerks gemeten boven het peil met uitzondering van de oppervlakte van:
    1. 1. een ondergeschikt bouwdeel (zoals open buitentrap, hellingbanen, e.d.) waarvan de verticale projectie op het horizontaal vlak kleiner is dan 4 m² óf
    2. 2. een uitkragend constructiedeel (zoals entree-overkapping, dakoverstekken, niet beweegbare zonweringconstructies e.d.) waarvan de breedte van de verticale projectie op het horizontale vlak kleiner is dan 0,75 m;
  2. b. de oppervlakte van een onbebouwd geacht terrein, gemeten binnen de grenzen van dat terrein.

2.6 Lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 Afstand tot zijdelingse perceelgrens

Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf-verkooppunt Motorbrandstoffen

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de brandveiligheid;
    5. 5. de milieusituatie;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 4 Centrum-binnenstad

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de brandveiligheid;
    5. 5. de milieusituatie;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
  3. c. de vorm, afmetingen en plaatsing van de bebouwing boven een hoogte van 10 m boven het straatpeil in een strook ter diepte van 3 m achter de voorgevelrooilijn in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld;
  4. d. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6 m boven het straatpeil indien de maximale hoogte niet meer bedraagt dan 10 m, zulks in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Centrum-horeca

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de brandveiligheid;
    5. 5. de milieusituatie;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
  3. c. de vorm, afmetingen en plaatsing van de bebouwing boven een hoogte van 10 m boven het straatpeil in een strook ter diepte van 3 m achter de voorgevelrooilijn in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld;
  4. d. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6 m boven het straatpeil indien de maximale hoogte niet meer bedraagt dan 10 m, zulks in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Specifieke gebruiksregels

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 6 Gemengd-2

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de brandveiligheid;
    5. 5. de milieusituatie;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
  3. c. de vorm, afmetingen en plaatsing van de bebouwing boven een hoogte van 10 m boven het straatpeil in een strook ter diepte van 3 m achter de voorgevelrooilijn in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld;
  4. d. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6 m boven het straatpeil indien de maximale hoogte niet meer bedraagt dan 10 m, zulks in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.

6.4 Afwijken van de bouwregels

6.5 Specifieke gebruiksregels

6.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 7 Gemengd-binnenstad

7.1 Bestemmingsomschrijving

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de brandveiligheid;
    5. 5. de milieusituatie;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
  3. c. de vorm, afmetingen en plaatsing van de bebouwing boven een hoogte van 10 m boven het straatpeil in een strook ter diepte van 3 m achter de voorgevelrooilijn in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld;
  4. d. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6 m boven het straatpeil indien de maximale hoogte niet meer bedraagt dan 10 m, zulks in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.

7.4 Afwijken van de bouwregels

7.5 Specifieke gebruiksregels

7.6 Afwijken van de gebruiksregels

7.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 8 Kantoor

8.1 Bestemmingsomschrijving

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de brandveiligheid;
    5. 5. de milieusituatie;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;

8.4 Afwijken van de bouwregels

8.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de brandveiligheid;
    5. 5. de milieusituatie;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;

9.4 Afwijken van de bouwregels

9.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 10 Verkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

10.2 Bouwregels

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de brandveiligheid;
    5. 5. de milieusituatie;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

10.4 Afwijken van de bouwregels

10.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 11 Verkeer-verblijf

11.1 Bestemmingsomschrijving

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. een goede landschappelijke inpassing;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de sociale veiligheid;
    5. 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;

11.4 Afwijken van de bouwregels

11.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 12 Wonen

12.1 Bestemmingsomschrijving

12.2 Bouwregels

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de brandveiligheid;
    5. 5. de milieusituatie;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    7. 7. parkeergelegenheid op eigen terrein.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
  3. c. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6 m boven het straatpeil in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.

12.4 Afwijken van de bouwregels

12.5 Specifieke gebruiksregels

12.6 Afwijken van de gebruiksregels

12.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 13 Wonen-gestapeld

13.1 Bestemmingsomschrijving

13.2 Bouwregels

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de brandveiligheid;
    5. 5. de milieusituatie;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
  3. c. de vorm, afmetingen en plaatsing van de bebouwing boven een hoogte van 10 m boven het straatpeil in een strook ter diepte van 3 m achter de voorgevelrooilijn in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld;

13.4 Afwijken van de bouwregels

13.5 Specifieke gebruiksregels

13.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 14 Waarde - Archeologie (Dubbelbestemming)

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ´Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)´ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), tevens bestemd voor bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

14.2 Voorrangsbepaling

Waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen met betrekking tot de basisbestemming zijn in dat geval uitsluitend van toepassing voorzover deze niet strijdig zijn met bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

14.3 Bouwregels

14.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken en de inrichting en het gebruik van de gronden voor zover de gronden zijn aangewezen voor Waarde - Archeologie (dubbelbestemming), indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

14.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

14.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming Waarde - Archeologie (dubbelbestemming) naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van archeologisch onderzoek, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 15 Waarde - Cultuurhistorie (Dubbelbestemming)

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Cultuurhistorie (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn, naast de andere aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden.

15.2 Voorrangsbepaling

Waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen met betrekking tot de basisbestemming zijn in dat geval uitsluitend van toepassing voorzover deze niet strijdig zijn met bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

15.3 Bouwregels

15.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de instandhouding en versterking van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, nadere eisen stellen aan het materiaalgebruik en kleurstelling voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, alsmede aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Tevens kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van aan- en uitbouwen en bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde nadere eisen stellen aan de situering van deze gebouwen en bouwwerken binnen het beschermd stadsgezicht, nadat de monumentencommissie is gehoord.

15.5 Afwijken van de bouwregels

15.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 16 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 17 Algemene Bouwregels

17.1 Ondergrondse bouwwerken

17.2 Hoofdtoegang woningen

17.3 Onbebouwd terrein bij gebouwen

17.4 Ruimte tussen bouwwerken

17.5 Monumenten

  1. a. Op panden, en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde en/of gronden met de specifieke bouwaanduiding gemeentelijk monument (sba-gm) is de Monumentenverordening gemeente Tilburg (vastgesteld d.d. 28 april 1997) van toepassing;
  2. b. Op panden, en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde en/of gronden met de specifieke bouwaanduiding rijksmonument (sba-rm) is de Monumentenwet 1988 van toepassing.

17.6 Bouwen in nabijheid van monumentale en beeldbepalende bomen

17.7 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De regels van de Bouwverordening ten aanzien van de onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de bereikbaarheid van de gebouwen voor wegverkeer;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  3. c. de parkeergelegenheid en de laad- en losmogelijkheden.

Artikel 18 Algemene Gebruiksregels

18.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.

Artikel 19 Algemene Aanduidingsregels

19.1 luchtvaartverkeerszone

19.2 geluidzone spoor

In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone spoor' de volgende regels:

  1. a. voor het bouwen geldt dat geen nieuwe bouwwerken mogen worden gebouwd ten behoeve van geluidsgevoelige bestemmingen zoals bedoeld in 'Wet geluidhinder' en 'Besluit geluidhinder', met uitzondering van: ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw, in generlei opzicht wordt vergroot of veranderd; onder verbouwen wordt hier verstaan het bouwkundig veranderen van (een deel) van het gebouw en/of (een van) de daartoe behorende gevels; onder nieuwbouw wordt hier verstaan het geheel of nagenoeg geheel vernieuwen van een gebouw, waarbij de situering, bouwhoogte en bouwmassa geheel of nagenoeg geheel overeenkomen met het gesloopte gebouw; de bouw van een bijgebouw bij een woning of de uitbreiding van een bestaande geluidsgevoelige functie conform de in de basisbestemming voorgeschreven bebouwingsregeling;
  2. b. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in dit lid, onder a, indien:
    1. 1. is, of kan worden voldaan aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder, of indien;
    2. 2. ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is verleend;
  3. c. burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat de gebiedsaanduiding 'geluidszone - spoor opgeheven wordt indien de bron van de geluidszone is opgehouden te bestaan.

19.3 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' mogen geen beperkt kwetsbare of kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Circulaire Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen gebouwd c.q. in gebruik worden genomen tenzij invulling wordt gegeven aan de verantwoordingsplicht zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en de Circulaire Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen.

19.4 wro-zone - wijzigingsgebied 1

  1. a. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied 1' zijn burgemeester en wethouders bevoegd de bestemmingen Centrum-Horeca, Centrum-Binnenstad en Verkeer-Verblijf te wijzigen ten behoeve van het uitwisselen van genoemde bestemmingen alsmede het opnemen van bebouwingsmogelijkheden onder de voorwaarden dat:
    1. 1. er een waterparagraaf met watertoets wordt opgesteld;
    2. 2. er voldaan wordt aan de normen zoals deze zijn opgenomen in de Wet geluidhinder en de Wet luchtkwaliteit;
    3. 3. er met betrekking tot externe veiligheid een verantwoording wordt opgesteld ten aanzien van het groepsrisico indien sprake is van een (beperkt) kwestbaar object met dien verstande dat verantwoording uitsluitend noodzakelijk is wanneer het (beperkt) kwetsbare object wordt opgericht/uitgebreid binnen het invloedsgebied van een risicobron.
    4. 4. er een aanvullend onderzoek naar aanwezige flora en fauna dient plaats te vinden;
    5. 5. ten aanzien van het parkeren voldaan wordt aan de normen en andere regels uit het TVVP zoals die gelden op het moment van ondertekenen van de realisatieovereenkomst c.q. het vaststellen van het ontwerp-wijzigingsplan.
    6. 6. onderzoek heeft plaats gevonden naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
  2. b. Burgemeester en wethouders verklaren op de gewijzigde bestemmingen de regels van het plan van overeenkomstige toepassing met inachtneming van het bepaalde onder c.
  3. c. Burgemeester en wethouders stellen via maatvoeringsaanduidingen op de verbeelding de maximale hoogte en het bebouwingspercentage vast uitgaande van de volgende uitgangspunten:
    1. 1. De structuur van openbare ruimte en verbindingen wordt gevolgd;
    2. 2. De toegestane bouwhoogte bedraagt maximaal 13,5 m. De hoogte van de begane grondlaag bedraagt minimaal 4,5 m;
    3. 3. De voorzijde van de bebouwing (toegang e.d.) moet gericht zijn naar en/of aansluiten op de straat c.q. openbare ruimte;
    4. 4. Op de begane grond worden zoveel mogelijk publieksfuncties voorzien;
    5. 5. Het bouwplan heeft de goedkeuring van de monumentencommissie en de welstandscommissie op basis van een door de gemeenteraad vastgesteld beeldkwaliteitsplan;
    6. 6. De hoofdvolumes van de bestaande woningen achter theater MIDI in de Veemarktstraat blijven behouden en mogen zelfstandig of integraal deel uitmaken van een groter plan.

19.5 wro-zone- wijzigingsgebied 2

  1. a. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied 2' zijn burgemeester en wethouders bevoegd de bestemmingen Centrum-Binnenstad en Verkeer-Verblijf te wijzigen ten behoeve van het uitwisselen van genoemde bestemmingen alsmede het opnemen van bebouwingsmogelijkheden onder de voorwaarden dat:
    1. 1. er een waterparagraaf met watertoets wordt opgesteld;
    2. 2. er voldaan wordt aan de normen zoals deze zijn opgenomen in de Wet geluidhinder en de Wet luchtkwaliteit;
    3. 3. er met betrekking tot externe veiligheid een verantwoording wordt opgesteld ten aanzien van het groepsrisico indien sprake is van een (beperkt) kwestbaar object met dien verstande dat verantwoording uitsluitend noodzakelijk is wanneer het (beperkt) kwetsbare object wordt opgericht/uitgebreid binnen het invloedsgebied van een risicobron.
    4. 4. er een aanvullend onderzoek naar aanwezige flora en fauna dient plaats te vinden;
    5. 5. ten aanzien van het parkeren voldaan wordt aan de normen en andere regels uit het TVVP zoals die gelden op het moment van ondertekenen van de realisatieovereenkomst c.q. het vaststellen van het ontwerp-wijzigingsplan.
    6. 6. onderzoek heeft plaats gevonden naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
  2. b. Burgemeester en wethouders verklaren op de gewijzigde bestemmingen de regels van het plan van overeenkomstige toepassing met inachtneming van het bepaalde onder c.
  3. c. Burgemeester en wethouders stellen via maatvoeringsaanduidingen op de verbeelding de maximale hoogte en bebouwingspercentage vast uitgaande van de volgende uitgangspunten:
    1. 1. De structuur van openbare ruimte en verbindingen wordt gevolgd.
    2. 2. De contouren van de op te richten bebouwing dienen in acht te worden genomen conform de Stedenbouwkundige visie voor het Veemarktkwartier zoals vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 16 november 2010;
    3. 3. De doorgang naar de Interpolistuin wordt via het voorliggend plein naar niveau 1 opgetild zodat een onbelemmerde toegang tot de tuin ontstaat;
    4. 4. De overstekende vloeren van de garage worden verwijderd ten gunste van een (openbare) doorgang;
    5. 5. Het gebouw bestaat uit maximaal 9 lagen waarbij de maximale hoogte 35 m mag bedragen;
    6. 6. Het bouwplan heeft de goedkeuring van de monumentencommissie en de welstandcommissie op basis van een door de gemeenteraad vastgesteld beeldkwaliteitsplan;
    7. 7. De voorgevel van de te realiseren bebouwing, die geintegreerd wordt in de parkeergarage aan de zijde van de Veemarktstraat, moet geheel of nagenoeg geheel worden opgericht ter plaatse van het bestaande rasterscherm met dien verstande dat de bereikbaarheid door hulpdiensten gewaarborgd blijft;
    8. 8. Een hoogteaccent zonder verblijfsfunctie is toegestaan. Deze beperking geldt vanaf de 6e bouwlaag. De maximale oppervlakte van het accent bedraagt 36 m² en de maximaal toegestane bouwhoogte van het accent bedraagt 50m.

19.6 wro-zone-wijzigingsgebied 3

  1. a. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied 3' zijn burgemeester en wethouders bevoegd de bestemmingen Centrum-Binnenstad en Gemengd-Binnenstad te wijzigen ten behoeve van het uitwisselen van genoemde bestemmingen en het wijzigen in de bestemming Wonen alsmede het opnemen van bebouwingsmogelijkheden onder de voorwaarden dat:
    1. 1. er een waterparagraaf met watertoets wordt opgesteld;
    2. 2. er voldaan wordt aan de normen zoals deze zijn opgenomen in de Wet geluidhinder en de Wet luchtkwaliteit;
    3. 3. er met betrekking tot externe veiligheid een verantwoording wordt opgesteld ten aanzien van het groepsrisico indien sprake is van een (beperkt) kwestbaar object met dien verstande dat verantwoording uitsluitend noodzakelijk is wanneer het (beperkt) kwetsbare object wordt opgericht/uitgebreid binnen het invloedsgebied van een risicobron.
    4. 4. er een aanvullend onderzoek naar aanwezige flora en fauna dient plaats te vinden;
    5. 5. ten aanzien van het parkeren voldaan wordt aan de normen en andere regels uit het TVVP zoals die gelden op het moment van ondertekenen van de realisatieovereenkomst c.q. het vaststellen van het ontwerp-wijzigingsplan. er een waterparagraaf met watertoets wordt opgesteld; er een waterparagraaf met watertoets wordt opgesteld;
    6. 6. onderzoek heeft plaats gevonden naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
  2. b. Burgemeester en wethouders verklaren op de gewijzigde bestemmingen de regels van het plan van overeenkomstige toepassing met inachtneming van het bepaalde onder c.
  3. c. Burgemeester en wethouders bepalen via maatvoeringsaanduidingen de maximale hoogte en het maximale bebouwingspercentage uitgaande van de volgende uitgangspunten voor het zogenaamde Faxx gebouw (verder te noemen Faxx gebouw) gelegen op de hoek Tivolistraat 50 - 52 en Dunantstraat 1 - 3:
    1. 1. De contouren van de op te richten bebouwing dienen in acht te worden genomen conform de Stedenbouwkundige visie voor het Veemarktkwartier zoals vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 16 november 2010. Een hoogteaccent is toegestaan. De maximale oppervlakte van het accent bedraagt 100 m² en de maximaal toegestane bouwhoogte bedraagt 33m.
    2. 2. De op te richten bebouwing voorziet vanaf de Tivolistraat in een doorgang naar achtergebied;
    3. 3. Er dient sprake te zijn van een ruimtelijke en al dan niet functionele samenhang tussen het perceel gelegen aan de Tivolistraat - Dunantstraat (Faxx locatie) en het perceel gelegen aan de St. Josephstraat 133 (Duvelhok);
    4. 4. De oppervlakte van het bouwvlak gelegen op de hoek Tivolistraat 50 - 52 en Dunantstraat 1 - 3 (Faxx gebouw) kan voor maximaal 50% worden verhoogd met maximaal 1 bouwlaag met een hoogte van maximaal 4 meter;
    5. 5. Het bouwplan heeft de goedkeuring van de welstandscommissie op basis van een vooraf door de gemeenteraad vastgesteld beeldkwaliteitplan;
    6. 6. Bij nieuwbouw geldt het bouwvlak zoals opgenomen in het plan.
  4. d. Burgemeester en wethouders bepalen via maatvoeringsaanduidingen de maximale hoogte en het maximale bebouwingspercentage voor de te bouwen woningen gelegen op de locatie aan de Dunantstraat tussen huisnummer 3 en 15. Hierbij dienen de volgende uitgangspunten in acht te worden genomen:
    1. 1. de woningen zijn bij voorkeur woon-werkwoningen;
    2. 2. de maximale bouwdiepte van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 18 meter;
    3. 3. de maximale bouwhoogte bedraagt 10 m waarbij de woningen moeten worden gebouwd in 3 bouwlagen. Variëren in minimale en maximale bouwhoogte en minimaal 2 en maximaal 4 bouwlagen in het bouwvlak gelegen langs de Dunantstraat tussen de huisnummers 3 en 15 is mogelijk onder de volgende voorwaarden:
      • indien sprake is van 2 bouwlagen mag de bouwhoogte maximaal 6,5 m bedragen.
      • indien sprake is van 4 bouwlagen mag de bouwhoogte maximaal 13 m bedragen.
      • bij variëren in de hoogte en het aantal bouwlagen wordt als uitgangspunt gehanteerd dat het gemiddeld aantal bouwlagen 3 bedraagt, voor zover betrekking hebbende over de gehele lengte van het bouwvlak gelegen langs de Dunantstraat tussen de huisnummers 3 en 15.
  5. e. het bouwplan heeft de goedkeuring van de welstandscommissie op basis van een door de gemeenteraad vastgesteld beeldkwaliteitsplan.

Artikel 20 Algemene Afwijkingsregels

20.1 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van maten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  1. a. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
  2. b. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
  3. c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
  4. d. voldaan is aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet cumulatief worden gebruikt;
    2. 2. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.

20.2 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van grenzen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak, bestemmingsvlak, functie-aanduidingsvlak of maatvoeringsvlak, indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting o.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  1. a. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
  2. b. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
  3. c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

20.3 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van:

  1. a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van utiliteitsvoorzieningen;
  2. b. vrijstaande schoorstenen, minaretten en soortgelijke bouwwerken.

20.4 Binnenplans afwijken t.b.v. parkeer- en stallingsvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van parkeer- en stallingsvoorzieningen met bijbehorende bovengrondse bouwwerken zoals in- en uitritten, in- en uitgangen, trappenhuizen, liften, hellingbanen, bewakings- /portiersloges e.d., onder de volgende voorwaarden:

  1. a. de maximale oppervlakte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 30 m2 bedragen;
  2. b. de maximale hoogte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 4,5 m bedragen.

20.5 Binnenplans afwijken t.b.v. vuurwerk

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten aanzien van de toelaatbaarheid van activiteiten ten behoeve van:

  1. a. nieuwbouw van een bewaarplaats of een bufferbewaarplaats c.a. en de daaraan verbonden opslag en verkoop van consumentenvuurwerk;
  2. b. de verbouwing, uitbreiding en/of verplaatsing van een bestaande bewaarplaats of een bufferbewaarplaats c.a. ten behoeve van opslag voor de verkoop van consumentenvuurwerk daar waar de aanduiding ´verkoop en opslag vuurwerk toegestaan´ voorkomt.

Het bevoegd gezag stelt voorwaarden aan de omgevingsvergunning ter voorkoming van onaanvaardbare overlast en onveiligheid voor de (woon)omgeving onder meer voor wat betreft parkeren, verkeersaantrekkende werking, geluidhinder e.d. en veiligheidsafstanden zoals opgenomen in het Vuurwerkbesluit. Bij nieuwvestiging van verkooppunten en opslagen van consumentenvuurwerk wordt daarnaast te allen tijde aan de omgevingsvergunning de voorwaarde verbonden dat de veiligheidscontour zoals is opgenomen in het Vuurwerkbesluit (besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002)) op het eigen perceel gesitueerd dient te zijn tenzij de veiligheidscontour zich uitstrekt over groenvoorzieningen in openbaar gebied waarbij geen sprake is van kwetsbare en/of geprojecteerde kwetsbare objecten.

20.6 Binnenplans afwijken t.b.v. dienstverlening i.p.v. detailhandel

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van de vestiging van dienstverlening op gronden met de aanduiding ´detailhandel´, indien de detailhandelsfunctie ter plaatse als gevolg autonome processen in de distributiestructuur is beëindigd.

20.7 Binnenplans afwijken t.b.v. aan-huis-verbonden beroep

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan voor wat betreft de voorwaarden, zoals beschreven in de begripsregels, waaronder overeenkomstig artikel 12.1 binnen de bestemming ´Wonen´ een aan huis verbonden beroep is toegelaten, indien door de aard van de werkzaamheden het beroep niet of bezwaarlijk anders dan aan huis of op de betreffende locatie kan worden uitgeoefend.

20.8 Binnenplans afwijken t.b.v. evenementen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van incidenteel en kortstondig afwijkend gebruik van particuliere percelen/bebouwing voor het plaatsen van tijdelijke onderkomens zoals (feest)tenten, kiosken e.d. ten behoeve van festiviteiten met een openbaar karakter (muziekfestival, zeskamp, sportwedstrijd, show/voorstelling, tentoonstelling, beurs, markt, e.d.) voor de duur van een aantal (aaneengesloten) dagen (over het algemeen 3 á 4), met dien verstande dat aan deze omgevingsvergunning voorwaarden kunnen worden verbonden ter beperking van onaanvaardbare overlast van de (woon)omgeving, onder meer voor wat betreft parkeren, geluidhinder, situering van tijdelijke onderkomens e.d.

20.9 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken van algemeen nut

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de bouwregels, opgenomen in de bestemmingsregels in Hoofdstuk 2, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van algemeen nut, met dien verstande dat:

  1. a. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen en
  2. b. de oppervlakte niet meer dan 50 m² mag bedragen.

Artikel 21 Algemene Wijzigingsregels

21.1 Wijzigingsbevoegdheid reconstructie, herverkaveling of renovatie

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van:
    1. 1. de reconstructie of herverkaveling van een (deel van een) bouwblok met in het ongerede geraakte, al dan niet complexgewijze bebouwing waarvan de functie wordt beëindigd;
    2. 2. de reconstructie van een (deel van een) bouwblok waarbij de functie geheel of grotendeels wordt gehandhaafd, maar (infra-) structuur, ontsluiting, verkaveling e.d. worden aangepast;
    3. 3. de reconstructie, herverkaveling of renovatie van een gebouw of een bouwblok waarbij nieuwe rooilijnen kunnen worden weergegeven;
    4. 4. de ontsluiting of herverkaveling van het gebied ten einde nieuwe bestemmingen ´V´ of ´V-V´ projecteren;
    5. 5. de herverkaveling van het gebied of om tot een optimale verkaveling te komen, door aangrenzende bestemmingen voor openbaar gebied (´V´, ´V-VB´ e.d.) geheel of deels om te zetten in een nieuw te realiseren bestemming binnen die herverkaveling, of deze bestemmingen geheel of deels elders in de nieuwe verkaveling onder te brengen.
  2. b. Er mag geen sprake zijn van functiewijzigingen welke in strijd zijn met rijks-, provinciaal dan wel gemeentelijk beleid;
  3. c. Na wijziging zijn de regels van het bestemmingsplan hierop van toepassing.

21.2 Wijzigingsbevoegdheid verwijderen aanduidingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, zodanig dat een weergegeven aanduiding wordt verwijderd indien de binnen deze aanduiding toegelaten functie is beeindigd en wordt omgezet in een binnen het ter plaatse geldende bestemmingsvlak toegelaten functie.

21.3 Wijzigingsbevoegdheid uitwisseling van aanduidingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een weergegeven aanduiding te wijzigen in een andere aanduiding, met dien verstande dat:

  1. a. de ingevolge de aanduiding ter plaatse geldende maximaal toelaatbare milieucategorie voor functies of activiteiten uit Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten niet mag worden overschreden.

21.4 Wijzigingsbevoegdheid broedplaatsfunctie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de vestiging van de functies bedrijf, kantoor, maatschappelijk, recreatie, sport of dienstverlening binnen het bestemmingsvlak ´Wonen´, met dien verstande dat:

  1. a. uitsluitend sprake mag zijn van een activiteit die is vermeld in de categorieën A of B van de bijgevoegde bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten-functiemenging;
  2. b. de omvang van de functie ten hoogste 200 m2 bruto vloeroppervlak mag bedragen;
  3. c. geen sprake mag zijn van activiteiten die worden verricht in de nachtperiode (van 22:00 uur tot 07:00 uur);
  4. d. geen sprake mag zijn van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige andere functies dan wonen;
  5. e. in voldoende mate wordt voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
  6. f. geen sprake mag zijn van buitenopslag;
  7. g. geen sprake mag zijn van functiewijzigingen welke in strijd zijn met rijks-, provinciaal dan wel gemeentelijk beleid.

21.5 Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsvlakgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:

  1. a. de in het plan begrepen bestemmingen die grenzen aan gronden met de bestemming ´Verkeer´ (V), dan wel ´Verkeer-Verblijf (V-V)´ te wijzigen voor de indeling van gronden zoals ten behoeve van een herinrichting, een asverschuiving, herinrichting kruispunten, aanleg (mini)rotondes e.d., met dien verstande dat:
    1. 1. de bestemmingen mogen worden gewijzigd voor een verschuiving van de bestemmingsgrenzen van maximaal 25 m¹;
    2. 2. de verwerkelijking van de in het plan begrepen bestemmingen gewaarborgd dient te blijven, dat wil zeggen dat de bestemmingen door de wijzigingnen niet onevenredig mogen worden aangetast;
  2. b. bestemmingsgrenzen te wijzigen indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt noodzakelijk is voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijk ordening van het plan niet schaadt en zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.

21.6 Wijzigingsbevoegdheid bouwwerken van algemeen nut

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat bouwwerken van algemeen nut met een groter oppervlak dan 50 m2 kunnen worden gebouwd, zulks tot een maximale oppervlakte van 100 m².

Artikel 22 Algemene Procedureregels

Op het stellen van nadere eisen op grond van enige bepaling van de regels van dit bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

Artikel 23 Overige Regels

23.1 Algemene regels inzake nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de aard en omvang van de horecafunctie ter bescherming van de woonfunctie en/of ter voorkoming van onevenredige aantasting van andere functies in de omgeving;
  2. b. de afmetingen en situering van bebouwing op percelen die direct gelegen zijn naast percelen die in een beschermd dorpsgezicht, dan wel beschermd stadsgezicht vallen en percelen met de aanduiding gemeentelijk monument, dan wel rijksmonument, in verband met de ruimtelijke afstemming van deze bebouwing op het naastgelegen monument, met dien verstande dat advies wordt ingewonnen bij de Monumentencommissie;
  3. c. de aard en omvang van kantines, restauratieve voorzieningen e.d. die ondersteunend zijn voor (openlucht-)sport en recreatie en maatschappelijke voorzieningen teneinde de ondergeschiktheid van die voorzieningen veilig te stellen en/of ter bescherming van de woonfunctie en/of ter voorkoming van een onevenredige aantasting van andere functies in de omgeving;
  4. d. de bereikbaarheid van gebouwen vanuit en de situering van de hoofdentree van gebouwen ten opzichte van de openbare ruimte;
  5. e. de situering en afmetingen van groenvoorzieningen;
  6. f. de situering en afmetingen van parkeergelegenheid, ook op eigen terrein;
  7. g. de situering van toegangswegen en -paden tot gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en open erven.

23.2 Algemene regels inzake omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 4 Overgangsrecht En Slotregel

Artikel 24 Overgangsrecht

24.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
  3. c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

24.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

Artikel 25 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als ´Regels van het bestemmingsplan Veemarktkwartier 2010´.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Beheerplan Aanleiding Tot Planontwikkeling

De Oude Stadskern Tilburg wordt naar verwachting in het eerste kwartaal van 2011 aangewezen als beschermd stadsgezicht in de zin van de Monumentenwet 1988. In artikel 36 van de Monumentenwet 1988 is de verplichting neergelegd om deze aanwijzing planologisch vast te leggen in een beschermend bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument om het cultuurhistorische karakter te beschermen via een specifieke regeling. Daarnaast geeft de Wet ruimtelijke ordening (Wro) aan dat bestemmingsplannen eens in de tien jaar geactualiseerd moeten worden met dien verstande dat plannen die op 1 juli 2008 vijf of meer jaren oud waren, uiterlijk op 1 juli 2013 bij de tijd moeten zijn. Peildatum bij dit alles is steeds de vaststellingsdatum van het desbetreffende bestemmingsplan.

De op het onderhavige plangebied bestaande bestemmingsplannen zijn vastgesteld ver voor het jaar 2000 en zijn derhalve aan een wettelijk voorgeschreven actualisering toe. Voor een gedeelte van het plangebied geldt op dit moment geen bestemmingsplan en is de bouwverordening van toepassing. Dit heeft geleid tot het bestemmingsplan "Veemarktkwartier 2010".

1.2 Het Plangebied

Het plangebied ligt in de `Oude Stad` direct ten noordoosten van de Heuvel en ten zuiden van de Spoorlaan. Het plangebied wordt begrensd door de Heuvelring in het westen en de Spoorlaan in het noorden. Aan de oostzijde loopt de plangrens via de achtertuinen van de panden aan de Tivolistraat en volgt dan de Dunantstraat. Aan de zuidzijde loopt de plangrens via de St. Josephstraat, de achterzijde van de percelen aansluitend op de Heuvelen de Heuvelring.

Een gedeelte van het plangebied van het bestemmingsplan Veemarktkwartier is door de betreffende ministers aangewezen tot Rijksbeschermd Stadsgezicht. Deze aanwijzing beslaat voor het overgrote deel het gebied ten westen van de Heuvelring. Dit "resterende" aanwijzingsgebied is niet opgenomen in het plangebied van dit bestemmingsplan "Veemarktkwartier 2010" maar is planologisch vastgelegd in het bestemmingsplan "Binnenstad".

1.3 Voorgaande Plannen

Dit bestemmingsplan vervangt de volgende bestemmingsplannen:

  • Verspreide terreinen Oude Stad vastgesteld d.d. 18-8-1975
  • Doorbraak Spoorlaan-Nieuwe Bosscheweg d.d. 29-7-1959
  • Verordening hoek Bosscheweg-Sint Josephstraat d.d. 29-3-1963
  • Tivoli d.d. 27-6-1994

Voor het resterende gebied is geen bestemmingsplan maar geldt de Bouwverordening

Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied

2.1 Ruimtelijke Structuur

In de oost-west richting is het Veemarktkwartier een gebied tussen het centrum - de Heuvel - en het woongebied - de Armhoefse Akkers. In de noord-zuid richting ligt het gebied tussen de Spoorlaan en de St. Josephstraat en sluit aan op het woongebied Hoogvenne. De gebieden die het Veemarktkwartier begrenzen zijn ruimtelijk-functioneel onderling erg verschillend.

Het plangebied bestaat uit twee delen. Het kerngebied met de Veemarktstraat en het bouwblok begrensd door de Tivolistraat, Dunantstraat en St. Josephstraat.

Kerngebied Veemarktstraat

De Heuvelring en de Heuvel met de St. Josephkerk, centraal naar het plein gericht en uitlopend naar de Korte Heuvel, geeft het gebied een belangrijk gezicht naar de binnenstad, maar bepaald meteen ook de tegenstelling tussen voor- en achterkant. Het homogene 19e eeuwse stadsbeeld met dominante kerk vormt een rand tegengesteld aan het gebied rondom de Veemarktstraat met braakliggende terreinen, openliggende achterkanten, ongedefinieerde openbare ruimten, hippe bebouwing naast verloederde bebouwing, een parkeergarage en parkeerveldjes die de onbestemdheid van gronden moet maskeren.

Aan de noordzijde wordt het gebied begrensd door grootschalige losstaande kantoorlocaties. De kantoren zijn georiënteerd op de Spoorlaan, maar de openbare ruimte biedt weinig verblijfskwaliteit en aansluiting op de binnenstad. Bovendien worden openingen benut voor insteken naar het achterliggende Veemarktkwartier om parkeerterreinen en het parkeergebouw bereikbaar te maken, wat de indruk van een samenhangend openbaar gebied niet bevorderd.

De route Heuvelplein - Korte Heuvel - St. Josephstraat - Prinsenhoeven - Hoevenseweg vormt een belangrijk lint binnen het stedelijk weefsel tussen centrum, de aangrenzende woonbuurten en de stadsrand. Het bindt de Heuvel, het veemarktkwartier, Hoogvenne, het havenpark Piushaven en AaBé. De route kenmerkt zich door functieverloop en de monumentale 19e eeuwse sfeer van villa's, fabriekscomplexen en militaire gebouwen die opgenomen zijn in beschermd stadsgezicht. De route is deels horecaconcentratiegebied bij de Heuvel en de Korte Heuvel. In de St. Josephstraat zien we kantoren en onderwijsinstellingen en een verkleuring naar woonfuncties met meer buurtgerichte detailhandel.

De Veemarktstraat ligt gedeeltelijk in het verlengde van de Telegraafstraat en de Poststraat en komt uit bij de onderdoorgang van de Tivoligarage. Dit gedeelte probeert een verbinding te leggen tussen Heuvelring en de Tivolituin, maar confronteert voetgangers met de in- en uitgang van de parkeergarage. Op het einde daarvan is een poort voorzien die toegang geeft tot de Tivolituin. Die verbinding is goed bedoeld, maar functioneert niet. Bovendien blijkt de toegang tot de tuin afgesloten.

De entree van de Veemarktstraat bij de Korte Heuvel en 013 is visueel gericht richting Spoorlaan en de koepelhal van de Spoorzone.

Bouwblok begrensd door Tivolistraat, Dunantstraat en St. Jospehstraat

Het bouwblok begrensd door de Tivolistraat, Dunantstraat, St.Josephstraat sluit zowel aan op het centrumgebied als op de achterliggende woongebieden Armhoefse Akkers en Hoogvenne.

De Tivolistraat bestaat uit een mix van woningen en kleine kantoorlocaties. De St. Josephstraat wordt vooral gekenmerkt door 19e eeuwse monumentale bedrijfsgebouwen, waaronder het Duvelhok, en villa´s.

De Dunantstraat wordt gekenmerkt door nieuwere rijtjeswoningen en de parkeerplaats achter het Faxxgebouw op de hoek met de Tivolistraat.

2.2 Functionele Structuur

Het plangebied en de directe omgeving kenmerkt zich eveneens door een mix van verschillende functies binnen een beperkt gebied. De Spoorlaan wordt gedomineerd door grootschalige kantoorbebouwing van Interpolis en de Rabobank. Achter het gebouw van Interpolis is een ondergrondse parkeergarage gerealiseerd.

De Heuvelring bestaat uit een combinatie van zakelijke dienstverlening (zoals de ABN/Amro en Randstad) en horeca. Ook theater Midi is momenteel in het plangebied gevestigd. Verder bevindt zich de Heuvelkerk met de bijbehorende pastorie in het gebied. Het Heuvelplein is een van de belangrijkste pleinen van Tilburg. Tezamen met de Korte Heuvel herbegt het voornamelijk horecabedrijven en in beperkte mate detailhandel. De Heuvelstraat, de belangrijkste winkelstraat van de binnenstad, mondt uit op het plein. Zuidelijk van het plein bevindt zich de overdekte winkelpassage “Heuvelpoort”. Heuvel (i.c. Heuvelplein en Korte Heuvel) heeft een beperkte woonfunctie; met uitzondering van de pastorie wordt binnen het plangebied slecht op een beperkt aantal plaatsen boven de aanwezige horecabedrijven gewoond (kamerbewoning). Onder het Heuvelplein is een bewaakte fietsenstalling aanwezig.

In het noordelijk deel van de Veemarktstraat wordt in een vijftal grondgebonden woningen nog steeds gewoond. Op veel plaatsen rond de Veemarkstraat wordt geparkeerd; op eigen terrein (zoals achter de Heuvelkerk), op braakliggend terrein en in de Tivoliparkeergarage. De parkeergargae wordt ontsloten vanaf de Spoorlaan. Het patronaatsgebouw heeft een horecafunctie.In het gebouw van St. Vincentius vindt momenteel nog handel plaats in tweede hands goederen. Door de gemeente is medewerking verleend aan de huisvesting van het jongerencentrum ATTAK naast het betreffende beeldbepalende pand. Het zuidelijk deel van de Veemarktstraat wordt gedomineerd door het gebouw van 013. Het betreft een multifunctionele popaccommodatie van nationale allure. Er worden met grote regelmaat popconcerten georganiseerd. Tenslotte beschikt het centrum over oefen- c.q. repetitieruimten en opnamefaciliteiten voor lokale bands.

De Tivolistraat en de St. Josephstraat kenmerken zich door een afwisseling van woningen (grondgebonden woningen en appartementen) met bedrijvigheid en dienstverlening. Aan de noordzijde van de Tivolistraat ligt het Tivolipark. Aan de Tivolistraat, ter hoogte van de Dunantstraat , bevindt zich het Faxx gebouw. Dit voormalige Rabobank-gebouw is in gebruik als een bedrijfsverzamelgebouw waar verscheidene creatieve ondernemingen, zoals grafische en industriele vormgevers, tekstschrijvers en archirecten onderdak vinden. In het Duvelhok, aan de zijde van de St. Josephstraat, is het gelijknamige werkcentrum voor beeldende en audiovisuele kunst gevestigd. Op het terrein tussen beide complexen is een parkeerterrein gelegen, bereikbaar vanaf de Dunantstraat. Aan de Dunantstraat wordt uitsluitend gewoond.

Groenvoorzieningen

Het plangebied kent relatief weining openbaar groen. Het groen in het plangebied is vrijwel volledig geconcentreerd in het Tivolipark dat als een stadspark is ingericht. De Heuvelring wordt gedeeltelijk begeleid door laanbeplanting. Hetzelfde geldt voor de Tivolistraat en de St. Josephstraat. Langs de St. Josephstraat bevindt zich een aantal monumentale en beeldbepalende bomen in de nog aanweizge tuinen bij de voormalige fabrikantenwoningen en op het voorterrein van het Duvelhok.

Verkeer en parkeren

Auto

In de hierarchie van het gemeentelijke wegnnet vervult de Spoorlaan de functie van een hoofdweg. De Korte Heuvel is ingericht als fiets- en voetgangersgebied en is gedurende venstertijden open voor bevoorradingsverkeer. De Veemarktstraat, de Tivolistraat, de St. Josephstraat en de Dunnatstraat worden gekenmerkt als buurt- c.q. woonstraat. Voor de Tivolistraat en de Veemarktstraat geldt momenteel een eenrichtngsregime. In het kader van “Duurzaam Veilige Wegen Tilburg` zijn alle wegen binnen het plangebied, met uitzondering van de Cityring, aangemerkt als verblijfsgebied met een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur. De Spoorlaan is aangeduid als gebiedsontsluitingsweg.

Openbaar vervoer

Op loopafstand (ca. 10 min) van het plangebied bevindt zich het NS-hoofdstation van Tilburg en het naastgelegen busstation. Het NS station heeft een EC-/IC-status, waardoor er sprake is van een openbaar vervoersknooppunt op regionaal en landelijk niveau. Gezien het voorgaande kan het plangebied worden getypeerd als een A-locatie. Het merendeel van de stadsbussen rijdt over en halteren op de Heuvelring.

Langzaamverkeer (fiets- en voetgangers)

Het plangebied is met de fiets uitstekend bereikbaar. Een drietal routes van het zogenoemde “sternet” loopt langs of tot vlakbij het Veemarktkwartier. Dit zijn:

  • De oost-westgerichte Tof-route die langs de Tivolistraat door het plangebied loopt;
  • De noord-zuidgerichte Heuvelroute die de Heuvelring volgt;
  • De oost-westgerichte Reeshofroute die over de Spoorlaan tot bij de Heuvelring loopt.

Vanaf het station is het plangebied via de Spoorlaan goed bereikbaar. In de structuurvisie voor de Stationszone is een verbetering van de verbinding tussen het station en het centrum als een van de doelstellingen opgenomen. De Heuvel (Heuvelplein en Korte Heuvel) is ingericht als verblijfsgebied. Conform het Herinrichtingsplan is de bestrating van deze “binnenstads-straten”vernieuwd. Zoals reeds eerder vermeld bevindt zicht onder het Heuvelplein een grote bewaakte fietsenstalling met een capaciteit van 938 fietsen. Bij 013 kunnen nog eens 450 fiesten worden gestald. Voor wat betreft de Veemarktstraat is er in de huidige situatie nog niet echt sprake van een aantrekkelijke looproute van de parkeergarage naar de rest van het centrumgebied.

Parkeren

In het plangebied is de Tivoliparkeergarage gesitueerd. De parkeergarage heeft een capaciteit van circa 760 parkeerplaatsen. Een aantal van deze parkeerplaatsen wordt door de weeks verhuurd door de gemeente aan N.V. Interpolis. Daarbij is overeengekomen dat deze parkeerplaatsen inclusief de eigen parkeerplaatsen onder het Interpoliskantoor op koopavonden, zaterdagen en koopzondagen beschikbaar zijn voor openbaar gebruik. Aan de Dunantsraat bevindt zich een parkeerterrein met een capaciteit van 87 auto's. Een aantal bedrijfspanden heeft parkeeren op eigen terrein geregeld.

2.3 Technische Infrastructuur

De ondergrondse infrastructuur in het plangebied bestaat uit secundaire- en tertiaire nutsnetwerken en diverse telecomnetwerken.

secundaire netwerken: (zie onderstaande figuur)

  1. 1. Enexis: middenspanning
  2. 2. Enexis: hogedruk gasnetwerk
  3. 3. Brabantwater: drink/bluswaternetwerk

Tertiaire netwerken:

  1. 4. Enexis: laagpannings en openbareverlichtingkabel
  2. 5. Enexis: lagedruk gasnetwerk
  3. 6. Brabantwater: drink/bluswaternetwerk

Telecomnetwerken:

  1. 7. Diverse ondergrondse datatransport netwerken

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2010008-e001_0001.jpg"

Binnen het plangebied bevinden zich geen belangrijke technische infrastructurele voorzieningen in de vorm van kabels en/of leidingen met ruimtelijke relevantie (bijvoorbeeld in verband met in acht te nemen belemmeringenstroken of veiligheidszones).

Bij eventuele ondergrondse ontwikkelingen in het plangebied dienen de financiële gevolgen te worden onderzocht en te worden getoetst op regelingen uit de privaatrechtelijke overeenkomsten en criteria uit de telecommunicatiewet.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een korte weergave van het bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde ruimtelijke beleidskader.

3.2 Rijk

3.2.1 Nota Ruimte

De Nota Ruimte (afgerond en in werking getreden in 2006) bevat de centrale visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het gaat om de inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij wat betreft de sturingsfilosofie is gekozen voor het motto 'decentraal wat kan, en centraal wat moet'. Dat betekent in veel gevallen dat provincies en gemeenten aan zet zijn. Meer dan voorheen focust het Rijk zich slechts op de ruimtelijke hoofdstructuur (RHS) van Nederland.

3.2.2 Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid

De inwerkingtreding van de Wro op 1 juli 2008 heeft gevolgen gehad voor de doorwerking van het nationale ruimtelijke beleid. Totdat de Wro in werking was getreden, werd het geldende rijksbeleid vastgelegd in Planologische KernBeslissingen (PKB’en), zoals de Nota Ruimte. Per 1 juli 2008 waren deze beslissingen alleen nog bindend voor het Rijk zelf en niet meer voor andere overheden. De Wro gaat voor elke bestuurslaag immers uit van structuurvisies, die burgers en andere overheden niet rechtsreeks binden. Deze structuurvisies moeten ook actiegericht zijn. De desbetreffende overheid moet duidelijk maken hoe ze denkt de voorgenomen ontwikkeling te realiseren. Dit heeft het kabinet in juni 2008 gedaan in de zogenaamde Realisatieparagraaf (‘Realisatie Nationaal Ruimtelijk Beleid’), waarin alle nationale ruimtelijke belangen uit de verschillende PKB'en en de voorgenomen verwezenlijking daarvan zijn gebundeld. Daarbij wordt onder meer ingezet op zuinig ruimtegebruik, de bescherming van kwetsbare gebieden (nationale landschappen en Ecologische Hoofdstructuur) en op bescherming van het land tegen overstromingen en wateroverlast. In de Realisatieparagraaf benoemt het kabinet ruim 30 nationale ruimtelijke belangen en de instrumenten om die uit te voeren. De Realisatieparagraaf is toegevoegd aan de Nota Ruimte en heeft de status van structuurvisie.

3.2.3 AMvB Ruimte

Elke overheidslaag moet dus zijn of haar belangen vooraf benoemen en zorg dragen voor de realisatie en/of borging daarvan. Besloten is dat de nationale belangen, die juridische doorwerking vragen, geborgd worden door een algemene maatregel van bestuur (AMvB). Deze AMvB Ruimte komt in twee rondes tot stand. De eerste tranche bevat, zoals aangekondigd in de Realisatieparagraaf, een beleidsneutrale omzetting van bestaand beleid. Deze kaders zijn afkomstig uit de PKB’en Nota Ruimte, Derde Nota Waddenzee, Structuurschema Militaire Terreinen en Project Mainportontwikkeling Rotterdam. De tweede tranche van de AMvB heeft betrekking op nieuw beleid.

3.3 Provincie

3.3.1 Structuurvisie

De Interimstructuurvisie, die gold tot en met 2010, is eind 2010 vervangen door een nieuwe, integrale provinciale Structuurvisie, die in werking is getreden op 1 januari 2011. De nieuwe structuurvisie is opgetrokken rondom drie onderwerpen. Dat zijn:

  1. 1. De kwaliteit van het landschap;
  2. 2. De ontwikkeling van het buitengebied;
  3. 3. De regionale verstedelijking.

Door middel van de wijzigingsbevoegdheden die in het bestemmingsplan 'Veemarktkwartiert 2010' zijn opgenomen, ontstaan intensievere bebouwingsmogelijkheden binnen het plangebied. Zowel de bebouwings- als de ruimere gebruiksmogelijkheden zullen van invloed zijn op de regio.

3.3.2 Verordening Ruimte

Ook ten aanzien van provinciale ruimtelijke belangen geldt dat deze niet zonder meer doorwerken nadat deze zijn opgenomen in een structuurvisie. Zoals op rijksniveau besloten is om de nationale belangen, die juridische doorwerking vragen, te borgen in de AMvB Ruimte, verankert de provincie Noord-Brabant haar ruimtelijke belangen in een Verordening Ruimte. Evenals de AMvB Ruimte komt de provinciale verordening in twee fases tot stand. De eerste fase is op 1 juni 2010 in werking getreden.

In de eerste fase zijn de volgende onderwerpen opgenomen:

  1. 1. Regionaal perspectief voor wonen en werken;
  2. 2. Ruimte-voor-ruimteregeling;
  3. 3. GHS-natuur/EHS;
  4. 4. Bescherming tegen wateroverlast en overstromingen;
  5. 5. Grond- en oppervlaktewatersysteem;
  6. 6. Land- en tuinbouw (integrale zonering, glas, TOV).

De tweede fase is gekoppeld aan het totstandkomingstraject van de provinciale Structuurvisie en heeft betrekking op:

  1. 1. GHS-landbouw/AHS-landschap/AHS-landbouw;
  2. 2. Grondwaterbeschermingsgebieden;
  3. 3. Milieuaspecten;
  4. 4. Biomassavergistingsinstallaties en mestbewerking en –verwerking;
  5. 5. Windenergie;
  6. 6. Cultuurhistorische waarden;
  7. 7. Aardkundige waarden;
  8. 8. Overlegzones infrastructuur;
  9. 9. Kantoren, voorzieningen en detailhandel;
  10. 10. Overige agrarische functies, niet-agrarische functies (buitengebied);
  11. 11. Nieuwe economische dragers;
  12. 12. Toeristisch-recreatieve voorzieningen.

De Verordening Ruimte, tweede fase is vastgesteld op 17 december 2010 en zal in werking treden op 1 maart 2011.

Het bestemmingsplan 'Veemarktkwartier 2010' is gedeeltelijk een zogenaamd beheerbestemmingsplan waarbij de bestaande situatie wordt vastgelegd. Verder heeft het bestemmingsplan 'Veemarktkwartier 2010' diverse nieuwe ontwikkelingen in zich. Deze nieuwe ontwikkelingen worden via wijzigingsbevoegdheden in het plan mogelijk gemaakt en bevatten o.a. uitbreidingsmogelijkheden voor kantoren, horecagelegenheden (onder voorwaarden), cultuur en ontspanning, bedrijvigheid etc. De wijzigingsbevoegdheden maken een onderlinge uitwisseling mogelijk tussen de bestemmingen Centrum-Binnenstad, Centrum-Horeca, Gemengd-Binnenstad en Verkeer-Verblijf. Via intensivering van bebouwings- en gebruiksmogelijkheden die met deze wijzigingsbevoegdheden mogelijk worden gemaakt, wordt een link gelegd met de de Verordening Ruimte. Ook maakt het Rijksbeschermd Stadsgezicht gedeeltelijk deel uit van het bestemmingsplan 'Veemarktkwartier 2010' en is vastgelegd binnen de dubbelbestemming 'Waarde-Cultuurhistorie'.

3.4 Gemeente

3.4.1 Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020

De Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020 is een integraal ruimtelijk plan voor de gehele gemeente Tilburg. Deze visie is de opvolger van het 'Stadsbeheerplan Tilburg' uit 1990. De structuurvisie is de ruimtelijke vertaling en onderlinge afstemming van de ambities van de gemeente Tilburg op de gebieden wonen, werken, voorzieningen, recreatie, mobiliteit, natuur, water en landbouw tot 2020. 'Tilburg, stad van contrasten' vormt het leidende thema voor de ruimtelijke ontwikkeling en dus het ruimtelijk beeld in de toekomst; contrasten tussen stad en landschap, tussen de stad en de omliggende dorpen, maar ook tussen de stedelijke en de dorpse elementen in de stad. De ruimtelijke contrasten, die Tilburg karakteriseren, maken de kwaliteiten van de stad zichtbaar. Kiezen voor het benutten en versterken van deze kwaliteiten betekent een verbijzondering van Tilburg ten opzichte van de andere grote steden in Noord-Brabant: een prettige stad om in te verblijven met een goed voorzieningenniveau, woningen en arbeidsplaatsen voor alle geledingen van de bevolking en gelegen in een blijvend groene omgeving.

De speerpunten van de Ruimtelijke Structuurvisie zijn de volgende:

  1. a. Het buitengebied van Tilburg is gevarieerd en wordt behouden en verder versterkt;
  2. b. Primair wordt de invulling van de verstedelijkingsopgave gezocht in het bestaand stedelijk gebied (binnen de tangenten). Soms is benutting van het buitengebied echter onvermijdelijk, bijvoorbeeld om de vereiste variatie in woonmilieus aan te bieden. Ruimtelijke ingrepen in het buitengebied zijn altijd kleinschalig en worden alleen gerealiseerd op die plaatsen die op grond van de bestaande kwaliteiten van water, bodem, ecologie en cultuurhistorie zijn geselecteerd;
  3. c. De kenmerkende ruimtelijke structuur van oude linten en historische driehoekige pleinen blijft altijd herkenbaar. Op enkele plaatsen in de stad wordt op verantwoorde wijze geïntensiveerd. Op plekken met een hoge dynamiek is hoogbouw toegestaan;
  4. d. De noodzakelijke intensivering van het stedelijk gebied mag niet ten koste gaan van het structurele groen in de stad.

De Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020 is door de gemeenteraad vastgesteld in januari 2005.

3.4.2 Masterplan Binnenstad

Het Masterplan Binnenstad, zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 15 december 2003, geeft voor een periode tot ca. 2015 de ruimtelijke en economische ontwikkelingsrichting voor de binnenstad en het fysieke en sociale beheer van de binnenstad weer. Dit is gedaan vanuit de algemene doelstellingen voor de binnenstad, te weten leefbaarheid, bereikbaarheid, aantrekkelijkheid en veiligheid. In 2008 is gestart met de actualisatie van het masterplan Binnenstad. Dit heeft geleid tot een rapportage van adviesburo BRO, over het toekomstig ontwikkelingsbeeld van de binnenstad. In het coalitieakkoord Tilburg 2010-2014 is opgenomen dat de visie van BRO als vertrekpunt wordt genomen voor de verdere positionering van de binnenstad en een integrale visie over de ontwikkeling van het commerciële hart van de binnenstad. In de rapportage van BRO wordt uitgegaan van het maken van goede verbindingen tussen de verschillende te onderscheiden vestigingsmilieus in de binnenstad. De visie zal in de loop van 2010 worden geactualiseerd.

Belangrijke aandachtspunten in deze op te stellen visie zijn:

  • de identiteit van de binnenstad;
  • het afmaken winkelrondje;
  • de verbindingen met de spoorzone;
  • de ontwikkeling van het Veemarktkwartier;
  • het creëren/stimuleren van het dwaalgebied Binnenstad west,
  • Verbinding binnenstad - centrum zuid (Koningsplein) - Piushaven
  • Tilburg als studentenstad en
  • vergroening binnenstad.

Naar verwachting zal hierover deze visie In de loop van 2010 nadere besluitvorming plaatsvinden.

3.4.3 Overige gemeentelijke structuurvisies

De Structuurvisie Noordoost 2020 (door de gemeenteraad vastgesteld in december 2009) beschrijft de ruimtelijke ontwikkeling tot 2020 van het gebied ten noorden van Tilburg Noord, inclusief Rugdijk / Kouwenberg. De visie heeft geen betrekking op ontwikkelingen in de bestaande bebouwde gebieden van Udenhout en Berkel-Enschot, wel op de uitbreidingen aan de randen van deze dorpen.

Voor het gebied dat in het noorden wordt begrensd door de spoorlijn Tilburg - Breda en de woonbebouwing van DE Wijk, in het oosten door woonwijken De Blaak en De Reit en in het zuiden en westen door de gemeentegrens wordt een Structuurvisie Zuidwest 2020 opgesteld.

Hier aanvullende tekst opnemen indien één van beide structuurvisies betrekking heeft op het voorliggende bestemmingsplan.

Tilburg kent daarnaast één thematische structuurvisie, de Structuurvisie Water en Riolering Tilburg (SWR). Hierin is opgenomen het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP), waarin Tilburg haar beleidsmatige invulling geeft aan de gemeentelijke zorgtaken voor afval-, hemel-, en grondwater. Deze zorgplichten zijn gewijzigd per 1 januari 2008, waardoor gemeentelijke taken zijn uitgebreid. Daarnaast heeft Tilburg er expliciet voor gekozen overige waterdossiers te actualiseren en eveneens op te nemen in de structuurvisie.

Hoofdstuk 4 Thematische Beleidskaders

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.

4.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand

4.2.1 Hoogbouw

Het gemeentelijke hoogbouwbeleid is opgenomen in de Handreiking Hoogbouw die op 29 oktober 2007 is vastgesteld door de gemeenteraad.

De gemeente Tilburg staat positief tegenover hoogbouw. Hoogbouw stimuleert de bedrijvigheid, draagt bij aan functiemenging, zorgt voor herkenbaarheid, de leesbaarheid van de stad, kan bijdragen aan de verbetering van de openbare ruimte en zorgt voor het zuinig omgaan met ruimte.

Onder hoogbouw worden gebouwen hoger dan 15 meter verstaan. Hoogbouw kan niet overal in de stad. De gemeente Tilburg geeft in de Handreiking Hoogbouw aan waar zij in de stad op de lange termijn hoogbouw wenselijk acht. Dit is aangegeven op een prioriteitenkaart. Met rood is het voorkeursgebied aangegeven, met geel het gebied waar hoogbouw overwogen kan worden en met grijs de gebieden waar hoogbouw ongewenst is.

Locaties waar de gemeente graag hoogbouw ziet zijn: de Spoorzone tot aan de Universiteit van Tilburg, de Kempenbaan en het Laar.

De plekken waar hoogbouw het overwegen waard is, zijn gebieden langs de hoofdinfrastructuur zoals de Ringbanen, gebieden langs stadsranden en groenranden zoals de Piushaven, het St. Elisabeth Ziekenhuis en het Wandelbos en de (winkel)centra Wagnerplein, Paletplein, Heyhoef en De Knoop.

Bij bedrijventerreinen in de stad Tilburg wordt bebouwing tot 30 meter onder randvoorwaarden toegelaten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2010008-e001_0002.png"

4.2.2 Welstand

Bouwplannen moeten worden getoetst aan ´redelijke eisen van welstand´, zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd, onder de titel ´Welstandsnota 2004. Meer aandacht waar dat moet, meer vrijheid waar dat kan´.

De Welstandsnota heeft een duidelijke relatie met de bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan beschrijft naast de toegelaten functies in stedenbouwkundige termen de toegestane bouwmassa´s in een gebied en de plaats waar deze mogen worden gebouwd. Het is de taak van welstandsbeleid te borgen dat bij veranderingen de verschijning van de bouwmassa´s passend is en blijft in de omgeving. De Welstandsnota verdeelt de gemeente hierbij op basis van de opbouw en ontstaansgeschiedenis in tien verschillende soorten gebieden, met ieder hun eigen gebiedsgerichte criteria. Daarbij maakt de Welstandsnota onderscheid in drie niveaus, afgestemd op functie en karakter van de omgeving. Het zwaarste niveau heeft betrekking op de belangrijke stedelijke elementen. Het lichtste, welstandsvrije niveau op delen van bedrijventerrein en terreinen die nauwelijks of geen relatie met het openbaar gebied hebben. De meeste gebieden kennen het gemiddelde niveau; een voldoende kwaliteit is hier de norm. Daarnaast kent de Welstandsnota uniforme ´loketcriteria´ voor een aantal veelvoorkomende bouwwerken.

Een algemeen onderwerp van welstandszorg is de waarborging van het kwaliteitsonderscheid tussen de hoofdstructuur enerzijds en de overige gebieden anderzijds: diversiteit voortkomend uit gegroeide lintbebouwing tegenover eenheid en samenhang in ontworpen (woon)buurten. Planologisch worden in de lintbebouwde hoofdstructuur meer mogelijkheden geboden dan daarbuiten. Dit wordt gelegitimeerd vanuit het grotere belang van die straten voor de stad en het individuele karakter van de bebouwing. Hierdoor zijn grote contrasten denkbaar tussen buurpanden. Welstandscriteria kunnen die niet geheel ondervangen. Daarom is ook in planologische zin afstemming tussen buurpanden noodzakelijk ten aanzien van bouwhoogte en bouwdiepte. Nadere eisen kunnen hierin voorzien, waarbij in bepaalde mate overgangszones kunnen worden afgedwongen boven 9 m hoogte en 12 m diepte. Deze overgangszones hebben tot doel om ruimtelijke conflicten in bestaande situaties te verzachten. De algemene doelstelling blijft om de stedelijke veranderings- en verdichtingsdynamiek mogelijk te houden.

De binnenstad incl. een groot gedeelte van het plangebied Veemarktkwartier valt geheel onder het hoogste welstandsniveau. Dat houdt in dat alle nieuwbouwprojecten en grotere verbouwprojecten die niet bovengemiddeld zijn niet aan redelijke eisen van welstand voldoen noch op zichzelf noch in verband met de omgeving. Daar komt nog bij dat een groot gedeelte van het plangebied een rijksbeschermd stadsgezicht behelst. In de beschrijving van dit gezicht zijn de stedenbouwkundig en architectonisch waardevolle elementen en aspecten weergegeven in alle nuances die de binnenstad rijk is. Deze vormen een extra toetsingskader dat in eerste instantie via beoordeling door de Monumentencommissie in het kader van de omgevingsvergunning en vervolgens bij de beoordeling door de Welstandscommissie bepalend zal zijn in relatie tot de cultuurhistorische continuïteit binnen het plangebied.

Een belangrijk derde element voor de binnenstad vormt het nu reeds bestaande gebiedsspecifieke welstandsbeleid zoals dat is vastgelegd in de welstandsnota onder hoofdstuk 12.1. Voortgekomen uit een privaatrechtelijk beheerconvenant zijn de bepalingen hiervan uiteindelijk als welstandsbeleid vastgesteld. Het gaat daarbij om:

  • gevelreclame;
  • architectuur, kleurstelling panden, luifels;
  • zonneschermen, vanen, vlaggen en vlaggenstokken en
  • rolluiken.

Voor de gedetailleerde regeling wordt verwezen naar de Welstandsnota 2004.

4.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg

4.3.1 Archeologie

4.3.2 Cultuurhistorie en monumentenzorg

Het gemeentelijk beleid is erop gericht om bestaande cultuurhistorische en architectonische kwaliteiten te handhaven en nieuwe toe te voegen. Hierbij zijn vooral de Monumentenwet, de gemeentelijke Monumentenverordening en de lijst van gemeentelijke monumenten het kader.

4.4 Volkshuisvesting

4.4.1 Woonvisie

Het gemeentelijk woonbeleid (zowel kwalitatief als kwantitatief) volgt primair uit de vierjaarlijkse WoonVisie. Hierin komen thema's en trends in het wonen aan de orde, worden actuele knelpunten geduid en worden de woonopgaven voor de komende jaren benoemd. Het centrale thema in de WoonVisie is het streven naar een 'stad in balans' , een stad waarin voldoende mate van differentiatie in het woningaanbod is zodat iedereen passende woonruimte kan vinden. Om meer aansluiting te vinden bij de huidige en toekomstige woonbehoeften is de gemeente in de WoonVisie ingedeeld in vijf woonmilieus: Centrum-stedelijk, Stedelijk-buiten-centrum, Groen-stedelijk, (Centrum)-dorps en Landelijk. Daarbij wordt per gebied aangegeven in welke richting het zich moet ontwikkelen om aan het gewenste woonmilieu te voldoen. Bij (woningbouw)ontwikkelingen in een bepaald gebied dient nadrukkelijk rekening te worden gehouden met deze woonmilieuopgave.

Veemarktkwartier

Het Veemarktkwartier ligt direct aan de binnenstad. De binnenstad is het belangrijkste centrumstedelijke woonmilieu binnen Tilburg. De WoonVisie geeft aan dat een versterking en uitbreiding van dit centrumstedelijke woonmilieu gewenst is. Daarnaast geeft de WoonVisie aan dat het centrumstedelijke woonmilieu zich uit dient te breiden via realisatie op voormalige bedrijventerreinen in/aan de Binnenstad en transformatie van woonmilieus in de omringende gebieden. Het Veemarktkwartier is één van deze gebieden. De omschrijving van dit woonmilieu is als volgt: een kleinschalig gebied met gemengd wonen, werken, een veelheid aan voorzieningen in de directe nabijheid, levendigheid (uitgaansgebied). Twee historische linten maken deel uit van het Veemarktkwartier: de Tivolistraat en de St. Josephstraat. Beide linten geven door hun statige panden een bijzonder karakter aan het gebied. Wonen en werken gaan hier samen. Toch zijn het beide relatief rustige linten, aangezien zij geen doorgaande verkeersfunctie hebben.

Een versterking van het centrum stedelijke woonmilieu betekent dat de woonkwaliteit verbeterd en aangevuld wordt met woningtypen die passen in een centrumstedelijk woonmilieu en waaraan behoefte bestaat. Kwaliteit betekent: ruimte, levensloopgeschikt, flexibiliteit, duurzaamheid. Appartementen (met behoorlijke buitenruimte) en stadwoningen in het duurdere koopsegment kunnen een toegevoegde waarde aan het centrumstedelijke woonmilieu leveren. Maar ook de realisering van woonwerkpanden, Atelierwoningen, hoogwaardige studentenwoningen, het creëren van een hofjesstructuur en particulier opdrachtgeverschap leveren hieraan een bijdrage. Wonen wordt in het Veemarktkwartier als aanvullend gezien en is kleinschalig van opzet.

Beide linten kunnen het unieke karakter van het gebied versterken door het centrumstedelijk woonmilieu aan te vullen met stadswoningen/appartementenvilla's in het hogere prijssegment. Dit vraagt bijzondere aandacht voor bijvoorbeeld architectuur, ontwerp en woningtypologie, waarbij individualiteit van bebouwing en het adagium 'geen wanden maar panden' als uitgangspunt geldt. Linten zijn ook prima plekken voor vormen van particulier opdrachtgeverschap, combinaties tussen wonen en werken en woonvormen voor bijzondere doelgroepen. Zo ontstaat in het Veemarktkwartier een zeer gevarieerd woon- en werkmilieu, waar veel doelgroepen zich thuis zullen voelen. Versterking van het karakter van de linten past binnen de door de gemeente uitgebrachte brochure 'Leidraad voor de Linten in de Oude Stad van Tilburg' (2009).

4.4.2 Nota Wonen en Monitor woningbouw 2010

Uit de Nota Wonen en de Monitor Woningbouw 2010 blijkt dat de aandacht van de gemeente en

de bouwprocespartners gericht moet blijven op kwaliteitsbevordering van de woningmarkt. Door de

economische recessie bestaat de verleiding om een woonproduct aan te bieden dat minder

toekomstbestendig is. Om aan te sluiten bij de structurele wens van consumenten een

kwaliteitsslag te maken, dient de beleidsfocus van de gemeente en de andere partijen zich te

richten op een gedifferentieerd aanbod naar woningtypen en woonmilieus.

Voorts beschikt Tilburg over meer dan voldoende plancapaciteit in diverse woonmilieutypen en kan daarmee ruimschoots in de woningbehoefte voorzien. De toevoeging van nieuwe planontwikkelingen, ook in het centrumstedelijke gebied zal steeds gespiegeld moeten worden aan reeds in gang gezette ontwikkelingen in het gebied.

4.4.3 Toetsingskader nieuwbouw appartementen

De gemeente heeft vanwege het surplus aan plannen voor de bouw van appartementen besloten nadrukkelijker sturing te geven aan de nieuwbouw van appartementen in Tilburg door bouwplannen te prioriteren. Prioritering zal plaatsvinden aan de hand van het in 2006 door de raad vastgestelde toetsingskader. Plannen worden getoetst aan het gewenst woonmilieu, ruimtelijk-stedenbouwkundige inpassing, consumentgerichtheid en de vraag of het plan onderdeel uitmaakt van een voor de gemeente prioritaire gebiedsontwikkeling.

4.4.4 Kwalitatief Woningbehoefteonderzoek

De gemeente Tilburg voert iedere vier jaar een Woningbehoeftenonderzoek uit. Het meest recente

onderzoek is uitgevoerd in 2008. Het Veemarktkwartier is hierin als onderdeel van de binnenstad opgenomen. Het aandeel alleenstaanden dat hier woont is hoog en de leeftijdsgroep 18 tot 35 jaar is het grootst. De woontevredenheid is hoog: 86% van de huishoudens in de binnenstad is tevreden of zeer tevreden met hun woning en hun woonbuurt.

De Binnenstad is een favoriete woonplek voor zowel jong als oud, starters als doorstromers. Relatief veel verhuisgeneigde doorstromers en starters noemen de binnenstad als een gewenste woonlocatie (men kon meerdere locaties opgeven). Maar, komt het aan op het kiezen van een woonmilieu, dan scoort het centrum stedelijke woonmilieu het laagst: 26% van de verhuisgeneigde huishoudens kiest hiervoor terwijl de voorkeur voor een groenstedelijk woonmilieu het hoogst is (41%).

4.4.5 Nota particulier opdrachtgeverschap

De gemeente Tilburg wil bevorderen dat mensen meer zeggenschap en keuzevrijheid krijgen in de bouw van woningen. Dat kan onder andere door particulier opdrachtgeverschap te stimuleren. Tot en met 2010 wil de gemeente Tilburg 16% van de nieuwbouwwoningen met particulier opdrachtgeverschap realiseren. Na 2010 wil de gemeente dit percentage continueren en waar mogelijk verhogen.

4.4.6 Nota Wonen-Zorg

De huisvesting van zorgbehoevenden (ouderen en gehandicapten) is een belangrijk aandachtspunt van het Tilburgse woonbeleid. Een belangrijke doelstelling is dat deze groep zoveel mogelijk wordt gemengd met de overige bevolking. Streven hierbij is wel dat er voldoende zorg, welzijn en diensten in de nabijheid zijn, dan wel gerealiseerd worden. Hiertoe is het principe van servicewijken ontwikkeld, waarbij woon-, zorg- en dienstverleningsfuncties in een bepaald gebied optimaal op elkaar worden afgestemd. Bij nieuwe uitleglocaties dient invulling aan dit principe te worden geven. Ten aanzien van woningbouwontwikkeling in bestaand stedelijk gebied geldt dat er gestreefd moet worden naar het creëren dan wel versterken van servicewijken.

4.5 Groen En Speelruimte

4.5.1 Bomennota Tilburg boomT

Bomen staan steeds meer onder druk van de stad. De verwachting is dat in de loop van de tijd steeds meer bomen of zelfs complete bomenstructuren kunnen uitvallen als gevolg van deze stedelijke druk. Dit beeld is onwenselijk. Bomen dienen juist een toegevoegde waarde aan stedelijke ontwikkelingen te bieden. Om er niet te laat achter te komen dat er teveel bomen op cruciale plekken voor stedelijke ontwikkelingen zijn gesneuveld en om een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand te behouden is het noodzakelijk om belangrijke zaken rondom bomen goed te regelen en vast te leggen. Om deze reden is de Boomwaardezoneringskaart (Bwz-kaart) opgesteld, die deel uitmaakt van de Bomennota Tilburg boomT. Deze kaart doet uitspraken over de huidige openbare bomen in het stedelijk gebied van de gemeente Tilburg. Op de Bwz-kaart worden de boomzones die belangrijk zijn voor de structuur van de stad weergegeven; zones met bomen met een hoofdwaarde, nevenwaarde, basiswaarde of stadsecologie. Voor deze zones zijn criteria opgesteld o.a. met betrekking tot het verlenen van omgevingsvergunningen, onderhoud en beheer en straatbeeld. Door middel van de Bwz-kaart wordt duidelijk waar er kansen liggen voor openbare bomen; bomen die op de Bwz-kaart staan krijgen extra bescherming, intensiever onderhoud/beheer, bescherming tegen kap, herplantplicht e.d.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2010008-e001_0007.png"

Boomwaardezoneringskaart

Maatregelen in bestemmingsplan

De Bwz-kaart dient gebruikt te worden als basis bij alle nieuwbouw-, herontwikkelings- of herstructureringsplannen in de bestaande stad waar huidige openbare bomen mee gemoeid zijn. Bomen met een hoofdwaarde, bomen van de 1e categorie en monumentale bomen zijn op een bijlagekaart bij dit bestemmingsplan opgenomen. In de regels wordt verwezen naar deze kaart. Bomen met een hoofdwaarde en bomen van de 1e categorie zijn daarop weergegeven als "beeldbepalende boom". Monumentale bomen staan als zodanig aangegeven. De juridisch-planologische bescherming bestaat uit een bouwverbod en een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen een straal van respectievelijk 8 en 15 m vanuit het hart van de desbetreffende boom.

4.5.2 Nota Groen

De Nota Groen, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 april 2010, vormt de herziening van de Groenstructuurplannen uit 1992 en 1998. Tilburg wil zich in de toekomst blijven profileren als een groene stad waar het goed wonen en werken is. Tilburg moet in 2020 een stad zijn waar zowel haar inwoners, bezoekers als bedrijven een aantrekkelijk groene woon- en werkomgeving hebben en waar de recreatieve omgeving wordt ervaren als een kwaliteit van de gemeente. Tilburg streeft er dan ook naar een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur duurzaam te ontwikkelen en deze veilig te stellen binnen de stedelijke context. Om dit te bereiken wil het gemeentebestuur de Tilburgers letterlijk en figuurlijk dichter bij groen brengen. Op hoofdlijnen betekent dit:

  1. 1. Inzet op buitenstedelijke groengebieden en het groene netwerk;
  2. 2. Het tot zijn recht laten komen van de verschillende karakters van het groen (klassiek-, recreatief- en natuurlijk groen);
  3. 3. Het versterken en behouden van het natuurlijk groen.

In 2010 wordt het bijbehorende uitvoeringsprogramma vastgesteld. Dit uitvoeringsprogramma wordt geïntegreerd met het uitvoeringsprogramma Biodiversiteit.

4.5.3 Nota Ruimte voor Buitenspelen

Naar aanleiding van de ambities uit de Kadernota Jeugd en de behoefte aan algemene voorwaarden ten aanzien van richtlijnen voor de aanleg van speelplekken is de nota Ruimte voor Buitenspelen (2003) opgesteld. Doel van de nota is dat de jeugd als volwaardige medegebruikers van de openbare ruimte wordt geaccepteerd. Spelen is noodzakelijk voor de ontwikkeling van een kind. De nota geeft o.a. een analyse van de formele speelruimte in Tilburg weer. Algemene voorwaarden ten aanzien van speelruimte (veiligheid, bereikbaarheid, spreiding, ruimtegebruik, inrichting) en programmering van de spelenplannen en inrichtingseisen van speelruimte komen aan de orde. Een minimumnorm voor formele speelruimte wordt gesteld om voldoende speelruimte te kunnen garanderen. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen transformatiegebieden (> 50 woningen), nieuwbouw en bestaande bouw.

Transformatiegebieden
Er worden twee stappen doorlopen:

  1. 1. Per hectare uitgegeven gebied wordt 300 m2 van de ruimte gereserveerd voor formele speelruimte.
  2. 2. De huidige grondoppervlakte aan formele speelruimte per kind bedraagt voor Tilburg 7,2 m2. Naar aanleiding van het aantal kinderen woonachtig in het transformatiegebied wordt bepaald hoeveel formele speelruimte er in een wijk/buurt gerealiseerd dient te zijn.

Nieuwbouw
Bij nieuwbouwgebieden wordt uitgegaan van stap 1. De inrichting van de formele speelplekken wordt gedaan aan de hand van de actieradius voor speelplekken. In de toekomst zal dit wordt gedaan naar aanleiding van gegevens vanuit het woningbouwprogramma waarmee een schatting gemaakt zal kunnen worden van het aantal kinderen dat in de nieuwbouwwijk komt te wonen (dit wordt in het kader van de uitvoering van de nota Ruimte voor Buitenspelen uitgewerkt).

Bestaande stad
Voor de bestaande stad wordt uitgegaan van een standstill-situatie. Dit betekent dat het bestaande oppervlak voor buitenspelen niet (verder) mag afnemen.

Bij nieuwe stedenbouwkundige plannen dient reeds bij de nota van uitgangspunten (programma van eisen) de speelruimtenormering - zoals hierboven beschreven - te worden meegenomen. Dit geldt zowel voor gemeentelijke als particuliere plannen. Op deze manier worden formele speelplekken al vroegtijdig in het ontwerpproces meegenomen.

4.6 Kantoren

In 1998 heeft de gemeenteraad de nota Ruimte voor Kantoren tot 2015 vastgesteld. Deze nota bevat het gemeentelijk kantorenbeleid voor de periode tot 2015. Ontwikkeling van de stationszone als hoogwaardige kantorenboulevard heeft hierin de hoogste prioriteit. Verder wordt gesteld dat buiten de stationszone de gemeente zeer selectief is met het ontwikkelen van ruimte voor kantoren.

In de nota is vastgelegd dat het kantorenbeleid in 2001 geëvalueerd en zo nodig bijgesteld zou moeten worden. Dit is gedaan in de nota Ruimte voor Kantoren 2001. Uit de evaluatie is gebleken dat het tot dan toe gevoerde kantorenbeleid slechts gedeeltelijk effect heeft gehad. Conclusie is dat een bijstelling van het beleid noodzakelijk is. Belangrijke aandachtspunten hierbij zijn:

  1. a. Een zodanige differentiatie van het aanbod dat Tilburg aan de vraag in alle segmenten kan voldoen;
  2. b. Het loslaten van het restrictief beleid buiten de stationszone en het ontwikkelen van locaties langs goed bereikbare uitvalswegen met acquirerend vermogen.

Doel van het kantorenbeleid is een zodanige kwalitatieve differentiatie van het aanbod van kantoorruimte dat er voldoende ruimte is voor de in het economisch beleid beoogde groei en versterking van de zakelijke dienstverlening. Verbreding van het aanbod zal plaatsvinden door het ontwikkelen van een aantal sterke kantorenmilieus aan de belangrijkste uitvalswegen. Twee segmenten krijgen daarbij in het bijzonder aandacht:

  1. a. kleine en middelgrote eigenaargebruikers die veel waarde hechten aan een eigen kantoorpand in een representatieve omgeving;
  2. b. kantoorgebruikers in de auto-afhankelijke zakelijke dienstverlening die veel waarde hechten aan een goed per auto bereikbaar kantoorpand en voldoende parkeerruimte.

In het programma voor te ontwikkelen locaties aan de uitvalswegen is een accent gelegd op de A58-zone en met name op locaties rond de twee stadsentrees namelijk Kempenbaan (oostentree) en Laarveld-West (westentree).

Naast de A58-zone zijn er mogelijkheden voor kantoorontwikkeling bij Station Reeshof en op een aantal binnenstedelijke herstructureringslocaties.

Na vaststelling van de nota Ruimte voor Kantoren 2001 zijn de ontwikkelingen op de kantorenmarkt in beeld gebracht door middel van voortgangsrapportages. Sindsdien heeft zich een aantal belangrijke ontwikkelingen voorgedaan die de vraag naar en het aanbod van nieuwe kantoren en kantoorlocaties hebben beïnvloed. Op basis van de in de voortgangsrapportages gesignaleerde ontwikkelingen wordt het ontwikkelingsprogramma voor nieuwe kantoorlocaties periodiek geactualiseerd, zowel kwantitatief als kwalitatief.

Maatregelen in bestemmingsplan

De in het plangebied aanwezige kantoorfunctie is op de verbeelding aangeduid door middel van de bestemming ´Kantoor´.. Daarnaast zijn kleinschalige kantoorontwikkelingen (tot 250 m² b.v.o. per functionele eenheid met een maximum van 700 m2 b.v.o. per bestemmingsvlak) binnen de bestemming Gemengd-Binnenstad zonder meer toegestaan. Binnen de bestemmingen Centrum-Binnenstad en centrum-Horeca geldt geen oppervlaktemaat.De uitoefening van een kantoor is daarnaast mogelijk binnen de bestemming "Wonen" als een 'aan huis verbonden beroep'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2010008-e001_0008.png"

4.7 Bedrijvigheid

4.4.1 Nota Verspreide Bedrijvigheid

Verspreide bedrijven zijn bedrijven die niet op bedrijventerreinen, binnenwijkse bedrijventerreinen of in het stadscentrum (kernwinkelapparaat en Spoorzone) zijn gevestigd. Het gaat dus om bedrijven in woongebieden of gemengde gebieden (nota Verspreide Bedrijvigheid, 2002). Verspreide bedrijvigheid is van wezenlijk belang voor de Tilburgse economie. Er werken veel mensen en voor de zakelijke dienstverlening zijn woonmilieus en gemengde milieus zelfs de belangrijkste vestigingsplaats. Behoud en waar mogelijk versterking van deze vestigingsplaatsen is vanuit economisch oogpunt zeer gewenst, ook vanwege het tekort aan ruimte op bedrijventerreinen. Vanuit de woonfunctie bezien blijkt dat de aanwezigheid van bedrijven tussen woningen goed is in te passen en maar weinig overlast veroorzaakt. Voor een bepaalde groep woonconsumenten geldt dat ze een duidelijke voorkeur hebben voor een woonmilieu met meer functiemenging en allerlei voorzieningen in de omgeving. De grootste bijdrage van de gemeente aan het ontstaan en behoud van passende bedrijvigheid is het voeren van een planologisch beleid dat zoveel mogelijk ruimte biedt voor bedrijvigheid, zonder problemen in de woonomgeving te veroorzaken. Drie zaken zijn hierbij bepalend:

  1. 1. de aard van het bedrijf, en daarmee samenhangend de te verwachten hinder voor de omgeving;
  2. 2. het gewenste woonmilieu ter plaatse;
  3. 3. ruimte o.b.v. het bestemmingsplan.

In de nota wordt voorgesteld om bij nieuwe bestemmingplannen in dit opzicht een onderscheid te maken in verschillende soorten woongebieden:

  1. 1. woongebieden met lage functiemenging;
  2. 2. woongebieden met gemiddelde functiemenging;
  3. 3. woongebieden met hoge functiemenging;
  4. 4. concentratiegebieden.

In geografische zin wordt ernaar gestreefd om in élke woonwijk plekken aan te wijzen waar kleinschalige bedrijvigheid de ruimte krijgt. Onder andere bufferzones tussen woongebieden en bedrijventerreinen, de directe omgeving van winkelcentra of voorzieningenclusters en geluidsbelaste locaties zijn logische plekken waar bedrijvigheid kan worden toegelaten. Om tot concretisering van functiemenging te komen is een ´basiskaart functiemenging wonen en verspreide bedrijvigheid´ uitgewerkt, waarop zogenaamde ´kansenzones´ voor ruimtelijk-functionele mogelijkheden voor functiemenging zijn weergegeven. Deze kansenzones zijn bestaande straten of woonblokken waarin functiemenging met verspreide bedrijvigheid nadrukkelijk gewenst is. Op basis van deze informatie kan de gemeente nog gerichter sturen op een grotere functiemenging in die gebieden die zich daar voor lenen.

Vitaal bij elkaar, basiskaart functiemenging wonen en verspreide bedrijvigheid
Op de basiskaart 'functiemenging wonen en verspreide bedrijvigheid' worden zogenaamde kansenzones voor ruimtelijk-functionele mogelijkheden voor functiemenging weergegeven. Deze kansenzones zijn bestaande straten of woonblokken waarin functiemenging met verspreide bedrijvigheid nadrukkelijk gewenst is. Op basis van deze informatie kan de gemeente nog gerichter sturen op een grotere functiemenging in die gebieden die zich daar voor lenen. Waar nodig zullen bestemmingsplannen worden aangepast om de geïnventariseerde kansenzones te kunnen faciliteren. Hierdoor kan de gemeente bedrijven attenderen op deze kansenzone en de specifieke vestigingsmogelijkheden, bijv. als alternatieve locatie bij ver- of uitplaatsing van bestaande bedrijven in het stedelijk woongebied. Tevens kan de gemeente bedrijven, ontwikkelaars etc. eerder duidelijkheid verschaffen wanneer die met initiatieven komen die passen binnen de kansenzone.

Ten aanzien van het plangebied is het vorenstaande als volgt uitgewerkt:

Ook voor het winkelgebied geldt dat er een menging is van wonen, werken en winkelen. Om dergelijke initiatieven en woningen naast elkaar te kunnen laten bestaan wordt voor de bestemmingen "Centrum - Binnenstad", `Centrum Horeca` en "Gemengd - Binnenstad" gebruik gemaakt van de bedrijvenlijst functiemening uit het boekje "bedrijven en milieuzonering" van de VNG (uitgaven 2009). Deze lijst kan toegepast worden voor een gebied dat zich kenmerkt door een sterke mate van functiemenging waarin woningen, winkels, kleine bedrijven en horeca tot de mogelijkheden horen. Uitzondering hierop vormen de als "(gestapeld)wonen" bestemde gebieden, dit zijn rustige woonwijken. In deze wijken worden dan ook uitsluitend wijkgebonden voorzieningen toegestaan waarbij de mogelijkheid van aan huis verbonden beroep onder voorwaarden mogelijk is.

4.8 Detailhandel

Het uitgangspunt van het gemeentelijke detailhandelsbeleid (nota Ruimte voor Detailhandel, 2002; voortgangsrapportage detailhandel 2007) is een bijdrage te leveren aan versterking en verbreding van de detailhandel in de buurten, in de wijken, in de dorpen, in de binnenstad en in de werkgebieden teneinde de werkgelegenheid te versterken en de inwoners van stad en regio een winkelaanbod te bieden dat past bij de status van Tilburg als zesde stad van het land.

In deze verzorgingsstructuur wordt een drieslagmodel gehanteerd. Dit model legt een relatie tussen het koopgedrag van consumenten en de in het winkelgebied aanwezige soorten winkels en branches. Het drieslagmodel onderscheidt drie typen winkelgebieden:

  1. 1. De centra voor recreatief winkelen. Meestal gevestigd in stadscentra en stadsdeelcentra waarbij veel functiemenging plaatsvindt tussen winkelen, cultuur, horeca en leisure.
  2. 2. De gemakscentra voor dagelijkse artikelen. Deze gemakscentra zijn veelal gevestigd in wijk- en buurtcentra, maar als gemakswinkel ook daarbuiten en als solitaire supermarkt ook te vinden aan belangrijke verkeersassen; het accent ligt op de dagelijkse behoeften van de consumenten.
  3. 3. De centra voor doelgerichte aankopen. Hieronder worden concentraties detailhandel verstaan gelegen buiten het stadscentrum en buiten de woongebieden, goed bereikbaar per auto, met grote vestigingen, het accent ligt op volumineuze artikelen.

Perifere detailhandel
Voor de centra voor doelgerichte aankopen zal de bestemming perifere detailhandel gelden. In deze centra zijn uitsluitend detailhandelsactiviteiten toegestaan die vallen onder de hoofdbranches: sport/spel, plant/dier, bruin- & witgoed, fiets & auto-accessoires, doe-het-zelf, wonen, auto/boot/caravan. Daarnaast mogen de winkels in deze centra producten verkopen uit andere hoofdbranches, mits ze verwant zijn aan de hoofdactiviteit van de betreffende winkel. Winkels in de centra dienen een minimale omvang te hebben van 1.000 m2 v.v.o. winkelruimte. Daarvan mag met een beperkt aantal kleinere winkels afgeweken worden als dat voor de completering van een themacentrum nodig is. In bijzondere gevallen kan de gemeente aanvullende brancheregels stellen, bijvoorbeeld waar het gaat om een zeer bijzonder concept als een groen tuincentrum of om beperkte detailhandelactiviteiten binnen een sportinstelling.

Verspreide winkels
Tilburg telt momenteel een groot aantal verspreide winkels. Deze structuur wordt gekoesterd, maar er wordt wel erkend dat de autonome ontwikkelingen in de toekomst zullen leiden tot een grofmazigere structuur. Er zal een aantal verspreide winkels verdwijnen.

De functie die de verspreide bedrijvigheid vervult, verschilt van buurt tot buurt. In de oude stad maken verspreide winkels deel uit van de historische gegroeide structuur. Daarbuiten dragen zij duidelijk bij aan de levendigheid en leefbaarheid van buurten. In het detailhandelsbeleid verleent de gemeente planologisch medewerking aan de uitbreiding en/of realisatie van verspreide winkels in woongebieden wanneer deze bijdragen aan het voorzieningenniveau van de betreffende buurt en aansluiten bij de stedenbouwkundige structuur van het gebied.

Voor de bedrijven- en kantorenlocaties geldt dat vestiging van detailhandel uitsluitend toegestaan wordt binnen een in het bestemmingsplan als zodanig aangewezen facility point. De facility points zijn een belangrijk onderdeel van het beleid gericht op de kwaliteitsverbetering van bedrijventerreinen en kantorenlocaties. In een facility point kunnen ook andere functies worden ondergebracht (horeca, kapper, vergaderruimten, sportzaal etc.). De omvang van de detailhandelsfunctie in een dergelijk facility point zal afhankelijk zijn van het aantal werknemers op het betreffende terrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2010008-e001_0009.png"

Maatregelen in bestemmingsplan

Het plangebied Veemarktkwartier sluit aan op het gebied van de binnenstad.De binnenstad van Tilburg kan worden aangemerkt als een centrum voor recreatief winkelen, hier bevindt zich de grootste concentratie van winkels binnen de gemeente. Daarnaast is er veel horeca aanwezig en zijn er ook theaters, bioscopen en andere (culturele) voorzieningen te vinden.

Ook na realisatie van het Pieter Vreedeplein is de binnenstad relatief klein ten opzichte van nabij gelegen steden. Ondanks versterking van het aanbod door vestiging van onder andere Esprit, Sting, Sissy Boy en anderen zijn er nog kansen voor de recreatieve branches (warenhuis, kleding en mode, schoenen en lederwaren, juwelier en optiek, sport en spel). Voor een deel heeft dit betrekking op uitbreiding in oppervlak maar belangrijker is de segmentatie, er is ruimte voor het hogere en het middensegment.

Het kleinschaliger en specialistisch aanbod (zoals in het westelijk deel van de binnenstad) heeft een belangrijke toegevoegde waarde, versterking van dit gebied is een voorwaarde voor het verhogen van de aantrekkelijkheid van de binnenstad voor de (boven)regionale bezoeker.

Bij toekomstige plannen voor het centrum is ook het winkelcircuit van belang. Een goede routing met trekkers op de juiste locatie zorgt dat consumenten goed door het gebied worden geleid. Het realiseren van trekkers op strategische punten (zoals Schouwburgring en Stadhuisstraat) is van belang voor een goed functionerend winkelcircuit. Ook bereikbaarheid en voldoende parkeergelegenheid is van belang voor het goed functioneren van de binnenstad.

Tot het kernwinkelgebied worden in ieder geval gerekend: Heuvelstraat, Stadhuisplein, Pieter Vreedeplein, Oude Markt en de overdekte winkelpassages: Emmapassage, Heuvelpoort en Schouwburgpromenade. In het beleid wordt ook het zogenaamde dwaalgebied onderscheiden, het westelijk deel van de binnenstad met als belangrijkste straten: Nieuwlandstraat, Noordstraat, Stationstraat, Tuinstraat, Telefoonstraat en Willem II-straat.

Hoewel het plangebied van het Veemarktkwartier niet behoort tot het kernwinkelgebied, sluit het hier wel op aan. De mogelijkheid voor detailhandel binnen de bestemmingen Centrum-Binnenstad, Centrum-Horeca en Gemengd-Binnenstad is opgenomen om profiel van het Veemarktkwartier als levendig en bedrijvig deel van de binnenstad te versterken. Om deze reden zijn de mogelijkheden voor detailhandel geconcentreerd op de "Korte Heuvel", de Veemarktstraat en een deel van de Josephstraat en de Tivolistraat.

4.9 Horeca

Doelstellingen van de Horecanota ´Over smaak valt best te twisten´ (2006) zijn:

  1. 1. Actualiseren van en inzicht geven in de hoofdlijnen van het gemeentelijk horecabeleid in relatie tot andere voor de horeca van belang zijnde beleidsterreinen en of -aspecten;
  2. 2. Het geven van inzicht in de toepasselijke wet- en regelgeving ten aanzien van de horeca;
  3. 3. Het vormen van een objectief en duidelijk toetsingskader voor beoordeling van aanvragen voor vergunningen ook in relatie tot bijvoorbeeld monumentenzorg en welstand;
  4. 4. Het bereiken van een dynamisch evenwicht tussen de bescherming van het woon- en leefklimaat en het zo goed mogelijk benutten van de sociaal-recreatieve en economische waarde van de horeca;
  5. 5. Inzicht geven in en voorstellen doen voor versterking van de economische positie van de horeca in de gemeente;
  6. 6. Het benoemen van onderwerpen voor aanvullend beleid, welke in de vorm van modules aan deze nota worden toegevoegd.

In de nota is het beleid voor (nieuwvestiging van) horecabedrijven, buiten het zogenaamdehorecaconcentratiegebied, sterk aan banden gelegd. De nota onderscheidt drie - in zwaarte oplopende - categorieën horeca. Tot de categorie ´horeca 1´ worden cafés, restaurants, koffieshops, lunchrooms, brasserieën, cafetaria's, snackbars etc. met een maximum vloeroppervlak van 150 m2 gerekend. Ook de horeca die een inpandig onderdeel uitmaakt van winkels of binnen hetzelfde sluitingsregime van de detailhandel valt, behoort tot deze categorie.
Tot ´horeca 2´ worden dezelfde horecagelegenheden gerekend, maar dan met een netto vloeroppervlakte van tussen de 150 en 500 m. In de categorie ´horeca 3´ vallen bar-dancings, discotheken, (nacht)bars, hotels en erotisch gerichte horeca. Ook de onder categorie 1 en 2 genoemde gelegenheden die een groter netto vloeroppervlak hebben dan 500 m2 worden tot deze categorie gerekend.

Het horecabeleid verschilt per gebiedstype. De vijf te onderscheiden gebiedstypen zijn: horecaconcentratiegebied, winkelcentra, Lijnstructuur horeca, woongebied en overig gebied.

Horecaconcentratiegebied
Kort gezegd komt het er op neer dat alleen in het aangewezen horecaconcentratiegebied de horeca zich nog in alle categorieën kan ontwikkelen en uitbreiden. Voor overige gebieden geldt het profiel consolideren of beperkt ontwikkelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2010008-e001_0010.png"

Winkelcentra
In de winkelcentra is alleen uitbreiding van de horeca in categorie 1 toegestaan. Daarbij geldt als extra beperking dat horecagelegenheden die zich voornamelijk richten op het verstrekken van alcoholhoudende dranken (cafés) alleen toestemming krijgen voor nieuwvestiging als er zich binnen een straal van 250 m nog geen andere cafés bevinden. Uitzonderingen op deze regel moeten zijn beschreven in het gebiedsprofiel van de horecanota.

Lijnstructuur horeca

Binnen de Lijnstructuur horeca geldt dat zowel horeca 1 als 2 middels een wijzigingsbevoegdheid onder voorwaarden mogelijk is voor percelen met de bestemming Centrum, Gemengd-1, Gemengd-2, Gemengd-Dorps, Gemengd-Grootschalig en Wonen. Voor percelen met de bestemming Bedrijf die binnen de Lijnstructuur vallen, is horeca 3 middels een wijzigingsbevoegdheid onder voorwaarden mogelijk. De percelen dienen dan wel gelegen zijn aan en georiënteerd zijn op de wegen die als zodanig zijn aangeduid. Voorts geldt ook hier voor cafés de beperking dat er zich binnen 250 m géén ander café mag bevinden. Voor horecagelegenheden die zijn gericht op het verstrekken van (on)volledige maaltijden geldt dat zich binnen een straal van 250 m niet meer dan twee van soortgelijke vestigingen mogen bevinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2010008-e001_0011.png"

Woonbuurten
Tot slot noemt de nota de woonbuurten, waar uitsluitend nieuwvestigingen in de categorie 1 worden toegestaan, mits zich binnen een straal van 500 m geen andere horecagelegenheid van de categorie 1, 2 of 3 bevindt. Hetzelfde geldt voor horecavormen gericht op het verstrekken van volledige dan wel onvolledige maaltijden.

Overige gebieden
Voor de overige gebieden geldt een zeer restrictief beleid. Zo zullen er op industrieterreinen en kantorenlocaties slechts die vormen van horeca toegestaan kunnen worden, die een ondersteunende functie hebben aan het individuele bedrijf en daar onderdeel van uit maken (zie ook hieronder). Ook is horeca toegestaan die als 'facility point' kan worden gezien en binnen het regime van de aangewezen parkmanager valt. Bij hoge uitzondering kan horeca 3 worden toegestaan. Het college van Tilburg zal in haar beslissing de opinie van de aangewezen parkmanager c.q. de vereniging van eigenaren zwaar laten meewegen. Op sportterreinen, onderwijsterreinen en terreinen waar gezondheidszorg de hoofdfunctie is, zullen slechts mogelijkheden bestaan voor bedrijven die ten dienste staan aan de hier gevestigde instellingen. In de resterende gebieden zoals recreatie en de buitengebieden zullen die vormen van horeca toegestaan worden welke het karakter van het bestaande gebied aanvullen en de hoofdfunctie van het betreffende gebied versterken.

Ondersteunende Horeca

Op 1 februari 2010 heeft de gemeenteraad het Beleidskader ´Ondersteunende Horeca in Tilburg´ vastgesteld. Voor ondernemers binnen de gemeente Tilburg is het op grond van het beleidskader mogelijk om onder een aantal voorwaarden het ondernemerschap te combineren met horeca-activiteiten. Er geldt dan geen exploitatievergunningplicht.

Het beleidskader heeft de intentie recht te doen aan veranderende consumentenwensen, het bieden van ruimte voor ondernemerschap en mogelijkheden voor functiemenging. Tegelijkertijd is het niet de bedoeling om op deze manier oneerlijke concurrentie met de reguliere horeca in de hand te werken of de openbare orde en veiligheid te verstoren. Daarom is een aantal voorwaarden vastgesteld waarbinnen ondersteunende horeca exploitatievergunningvrij kan plaatsvinden. De initiatieven moeten zorgen voor meer beleving en bestedingen in de stad.

Van ondersteunende horeca is sprake als cumulatief wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. 1. de horeca-activiteit moet ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie en deze ondersteunen. Op die manier kan de kwaliteit van het aanbod van de ondernemer worden vergroot of compleet gemaakt;
  2. 2. de horeca-activiteit mag maximaal 33% van het totale verkoopvloeroppervlak van het betreffende pand in beslag nemen. Ook een eventueel terras maakt hier deel van uit;
  3. 3. de horeca-activiteit moet passen binnen het 'regime' van de hoofdfunctie (bijvoorbeeld detailhandel, zakelijke dienstverlening). De horeca-activiteit is complementair aan de hoofdfunctie en de openingstijden van de ondersteunden horeca zijn gelijk aan de openingstijden van de hoofdfunctie. De horecaruimte mag niet worden verhuurd of anderszins in gebruik worden gegeven aan derden (ten behoeve van feesten en andere partijen). Er mag geen reclame voor de ondersteunende horeca-activiteiten worden gemaakt, via welk medium dan ook;
  4. 4. de horeca-activiteiten mogen niet zelfstandig worden uitgeoefend. Toegang tot de horeca-activiteiten kan niet los van de hoofdfunctie plaatsvinden. Wanneer er sprake is van zelfstandige toegankelijkheid of van uitoefening los van de hoofdfunctie is er geen directe relatie meer met de hoofdfunctie, maar gaat het om zelfstandige horeca-activiteiten. Deze vallen dan onder één van de horecacategorieën zoals opgenomen in het horecabeleid en in de geldende bestemmingsplannen;
  5. 5. er mogen geen alcoholhoudende dranken worden verstrekt zonder de benodigde vergunningen. Het gaat dus in alle gevallen om ondersteunende 'droge horeca'. Het staat een ondernemer echter vrij een volwaardige Drank- en Horecawetvergunning aan te vragen. Daarvoor geldt dan wel het beoordelingskader uit de reguliere DHW-procedure die buiten het toepassingsbereik van het Beleidskader Ondersteunende Horeca valt, ook al is sprake van ondersteunende horeca. De vergunningplicht blijft dan bestaan (exploitatievergunning, Drank- en Horecawetvergunning) en er vindt een bestemmingsplantoets plaats.

Om de voorwaarden waaronder ondersteunende horeca mag plaatsvinden wettelijk goed te verankeren, is de APV dienovereenkomstig aangepast.

Ten aanzien van het plangebied is het vorenstaande als volgt uitgewerkt:

  1. 1. de 'Lijnstructuur horeca' binnen het plangebied heeft betrekkig op het gedeelte dat gelegen is langs de Spoorlan, Tivolistraat en St. Josephstraat;
  2. 2. een gedeelte van het horecaconcentratiegebied (voorzover gelegen binnen het plangebied) heeft betrekking op het gebied ten oosten van de Heuvel/Heuvelring (Korte Heuvel) en popcentrum 013;
  3. 3. als woongebied worden beschouwd alle gronden met een woonbestemming, voor zover deze niet zijn gelegen aan de hiervoor benoemde wegen gelegen aan de 'Lijnstructuur horeca';

Met uitzondering van de horecavestigingen vallende binnen het horecaconcentratiegebied worden bestaande horecavestigingen als zodanig bestemd en via een aanduiding op de verbeelding weergegeven. Nieuwvestiging van horeca inrichtingen wordt via een wijzigingsbevoegdheid binnen de bestemmingen "Centrum - Binnenstad", "Gemengd - Binnenstad" en `Gemengd 2` toegelaten.

Voor het verlenen van ontheffing/wijziging gelden de voorwaarden dat de percelen dan wel gelegen dienen te zijn aan en georiënteerd zijn op de wegen die als zodanig zijn aangeduid. Voorts geldt ook hier voor cafés de beperking dat er zich binnen 250 m géén ander café mag bevinden. Voor horecagelegenheden die zijn gericht op het verstrekken van (on)volledige maaltijden geldt dat zich binnen een straal van 250 m niet meer dan twee van soortgelijke vestigingen mogen bevinden.

Binnen de bestemming "Centrum - Horeca" is vestiging van horeca inrichtingen van de categorie 1 t/m 3 zonder meer mogelijk. De bestemming "Centrum - Horeca" heeft betrekking op het horecaconcentratiegebied. Een gedeelte van het plangebied is gelegen binnen het horecaconcentratiegebied. Het gedeelte van het plangebied grenzend aan de Veemarktstraat is voor wat betreft sluitingstijden gelijkgesteld met het horecaconcentratiegebied. Deze gronden hebben de bestemming Centrum-Binnenstad met de nadere functie-aanduiding`horeca kleiner of gelijk aan categorie 2´

Popcentrum 013

Popcentrum 013 heeft in het nu geldende bestemmingsplan Tivoli uit 1994 de bestemming Centrumdoeleinden C. Binnen deze bestemming zijn diverse functies mogelijk waaronder culturele en maatschappelijke voorzieningen, detailhandel, wonen en horeca I en II. In het nu voorliggende ontwerp-bestemmingsplan Veemarktkwartier worden deze functies eveneens mogelijk gemaakt binnen een centrumbestemming. Omdat de locatie van 013 in het door de raad vastgestelde horecabeleid gelegen is binnen het horecaconcentratiegebied wordt aan het perceel in het nieuwe bestemmingsplan de bestemming Centrum Horeca toegekend. Dat betekent dat zich hier zelfstandige horecagelegenheden mogen vestigen in de categorieën 1 t/m 3.

4.10 Verkeer En Parkeren

4.10.1 Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (Mobiliteit in Balans)

Leefbaarheid en bereikbaarheid staan voorop in het Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (TVVP). Om zich verder te kunnen ontwikkelen moet de stad goed bereikbaar zijn per auto, fiets en openbaar vervoer. De planhorizon van het TVVP is 2015. De kern van de visie is dat de gemeente Tilburg als volgt wil omgaan met de mobiliteit:

Algemeen

  1. 1. De gemeente accepteert een groei van verkeer. Echter, de groei mag zich niet overal in dezelfde mate voordoen: groei van het autoverkeer wordt alleen geaccommodeerd op het hoofdnet, waar de verkeersfunctie voorop staat. In de tussenliggende verblijfsgebieden is wonen, werken en winkelen het belangrijkst en moet het verkeer zich daaraan aanpassen. Het gebruik van fiets en openbaar vervoer wordt blijvend gestimuleerd. Tevens dient er meer samenhang te komen tussen de verschillende vervoerswijzen.
  2. 2. Alle vervoerwijzen moeten een rol kunnen spelen om de groei van de mobiliteit op te vangen. In de stad moeten openbaar vervoer en fiets een belangrijke rol spelen. Deze rol spelen zij ook als schakel in een vervoersketen. Voorwaarde voor succesvol ketenvervoer is een goede samenhang tussen deze vervoerwijzen. De gemeente heeft voor de verschillende vervoerwijzen hoofdnetten vastgesteld, waar een verdere groei van verkeer kan worden opgevangen (hoofdnet auto, hoofdnet openbaar vervoer, hoofdnet fiets, hoofdnet goederenvervoer). Op deze hoofdnetten wordt een goede doorstroming bevorderd. Tevens stelt de gemeente een basisprioriteit vast voor situaties waar de hoofdnetten elkaar kruisen. Voor deze hoofdnetten blijven duidelijke kaders gelden vanuit leefbaarheid en veiligheid.

    Autoverkeer
  3. 3. Bij de vormgeving van het hoofdnet autoverkeer is het principe 'van binnen naar buiten' leidend. Daarbij worden in de stad drie verkeersringen onderscheiden: de Cityring om de binnenstad, de ringbanen en tangenten/rijkswegen. Verkeer dat niet thuishoort op (delen van) een ring wordt gestuurd naar een ring van hogere orde.
  4. 4. Voor de ringbanen wordt een studie naar een aangepaste regelstrategie (herwaardering) uitgevoerd. Deze studie naar een betere benutting moet leiden tot uitvoering van maatregelen die de doorstroming op de ringbanen en invalswegen verbetert. Dynamisch verkeersmanagement is een mogelijk in te zetten instrument.

    Parkeren
  5. 5. Bij vestiging van nieuwe functies en intensivering van bestaande functies worden de parkeernormen gehanteerd zoals omschreven in de notitie Parkeernormen Tilburg 2003, die in 2007 is aangepast ten aanzien van de parkeernormering voor woningen.
  6. 6. Het vergunningparkeren wordt uitgebreid naar gebieden in de Oude stad en rond wijkwinkelcentra waar de parkeerdruk hoog is en als gevolg daarvan een draagvlak bestaat voor invoering van parkeervergunningen. Bewoners betalen een beperkt bedrag voor een vergunning.

    Goederenvervoer
  7. 7. Tot 2015 groeit het goederenvervoer sterk. Tilburg heeft de ambitie om de regionale functie in overslag en logistiek verder uit te bouwen. Hierbij wordt ernaar gestreefd dat het goederenvervoer het stedelijk wegennet zo beperkt mogelijk belast. De tangenten zullen zo aantrekkelijk moeten zijn ten opzichte van de ringbanen dat het goederenvervoer vanzelf voor deze route kiest. Goederenvervoer over de weg met een herkomst of bestemming in de regio Tilburg moet waar mogelijk worden afgewikkeld om de stad Tilburg heen. De huidige overslagvoorzieningen zijn gevestigd op bedrijventerrein Loven. Daarnaast maakt een aantal bedrijven gelegen aan het Wilhelminakanaal rechtstreeks gebruik van vervoer over water. Tilburg streeft ernaar om de beschikbare multimodale voorzieningen te behouden en bij toenemende vraag verder uit te bouwen. De gemeente ontwikkelt hiertoe een hoofdnet goederenvervoer waarmee een goede uitwisseling tussen vervoerwijzen mogelijk wordt.

    Mobiliteitsmanagement
  8. 8. Om de automobiliteit te beperken probeert de gemeente Tilburg de vraag te beïnvloeden. Hierbij moet gedacht worden aan het verbeteren van het openbaar vervoer en fietsvoorzieningen en het vergroten van overstapmogelijkheden tussen vervoerwijzen. Daarnaast wordt aan vraagbeïnvloeding gedaan door het autoverkeer te reguleren via het doorrekenen van kosten of het opleggen van restricties (bijv. parkeerbeleid). Naast de inzet van de gemeente kunnen vooral bedrijven het nodige doen om de vervoerwijzekeuze voor hun medewerkers en/of bezoekers te beïnvloeden. Dit begint al bij de locatiekeuze van een bedrijf. De gemeente stimuleert de aandacht voor vervoermanagement. Via de wet worden eisen gesteld aan milieuprestaties door bedrijven, onder meer op het vlak van vervoer. De gemeente handhaaft door te controleren op de gestelde eisen. De gemeente stimuleert, faciliteert en handhaaft de uitvoering van vervoermanagement ten aanzien van bedrijven met een grote vervoersstroom, bedrijven in de oude stad (binnen- en aan de ringbanen) en bedrijven op nieuwe bedrijventerreinen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2010008-e001_0012.png"

Ten aanzien van het plangebied is het vorenstaande als volgt uitgewerkt:

- Verkeer en vervoer

Als onderdeel van het "Masterplan Binnenstad Totaal" is de bouwsteen "Bereikbaarheid Binnenstad" opgesteld waarin maatregelen zijn opgenomen ter verbetering van de bereikbaarheid van het centrum van de stad. Een belangrijk onderdeel hiervan is de realisering van een gesloten ring rondom het centrum met éénrichtingsverkeer met de klok mee. De volgende wegen maken deel uit van deze ring: Spoorlaan, Heuvelring, Paleisring, Stadhuisplein, Schouwburgring en Noordhoekring. De ring met eenrichtingsverkeer is nodig om de bereikbaarheid van het centrum ook in de toekomst te kunnen garanderen. De Spoorlaan aan de oostzijde en de Hart van Brabantlaan aan de westzijde vormen de twee belangrijkste inprikkers van de ringbanen naar de cityring.
Door de ruimtewinst ten gevolge van de herinrichting is meer ruimte ontstaan voor groen en voor fiets- en voetgangersvoorziengen.
De bussen maken samen met het autoverkeer het rondje rechtsom. Alleen op het wegvak tussen het busstation en de Noordhoekring zullen de bussen in twee richtingen kunnen blijven rijden. De bushalten komen daardoor aan de binnenzijde van de ring, zodat de meeste busreizigers de cityring niet hoeven over te steken. Op de Heuvelring en de Paleisring zijn twee belangrijke "top-halten" aangelegd. Daarnaast zijn er op de Spoorlaan en de Noordhoekring nog twee bushaltes ingepast.
De cityring wordt voorzien van vrijliggende fietspaden met "sternetkwaliteit".
Op de cityring bedraagt de maximum snelheid 50 km./uur. Alle binnen de cityring gelegen straten worden ingericht als 30 km/uurstraat.
In verband met het eenrichtingsverkeer op de cityring waren in de binnenstad en de omliggende woonwijken enkele circulatiemaatregelen nodig. Zo werd (of wordt) op enkele wegen eenrichtingsverkeer ingesteld en werd in een enkel geval het aanwezige eenrichtingsverkeer omgedraaid.
De werkzaamheden aan de cityring zijn gestart in 2004. In december 2010 zullen de werkzaamheden aan de Noordhoekring worden afgerond. De werkzaamheden aan de Spoorlaan zullen pas worden gestart als de Noordlaan is aangelegd.
Voor het kernwinkelgebied is een geslotenverklaring van toepassing van 11.00 - 06.00 uur. Voor een belangrijk deel van de binnenstad is tevens een maximum lengtebeperking voor voertuigen van 11.00 m. ingesteld en/of een asdruk van meer dan 8 ton

- Nota parkeerregulering Binnenstad en omgeving

In de ´Nota parkeerregulering binnenstad e.o. Tilburg´ en in nieuwe ´Beleidsregels parkeervergunningen 2007´is vastgelegd hoe de schaars beschikbare parkeerplaatsen op straat en garages worden ingezet.
In Tilburg neemt, net als elders in Nederland, de vraag naar parkeermogelijkheden in de binnenstad voortdurend toe. De belangrijkste oorzaak is het groeiende autobezit en -gebruik. Aan de andere kant verdwijnen er in de Tilburgse binnenstad steeds meer parkeerplaatsen, door herinrichting van woonstraten en bebouwing van nu nog braakliggende terreinen. Wel zijn er nieuwe parkeervoorzieningen bijgekomen, met name in de nieuwe Pieter Vreedepleingarage.
Deze ontwikkelingen zijn aanleiding geweest om de inzet van de aanwezige parkeergelegenheid opnieuw te bekijken en daarvoor nieuwe uitgangspunten vast te stellen. Dit betreft dan zowel de plaatsen in de parkeergarages, als de betaalde plaatsen in de openlucht en de plaatsen voor vergunninghouders.
In de "Nota parkeerregulering Binnenstad en omgeving" staat dat het parkeren door bezoekers van de binnenstad vooral in garages moet gaan plaatsvinden, waardoor er op straat meer plaats beschikbaar komt voor auto´s van de binnenstadsbewoners zélf. De maximale parkeerduur op plaatsen bij automaten in de buurt van de garages is daarom teruggebracht tot één uur.
Deze keuzes, die op 1 april 2010 zijn geëffectueerd, leiden ertoe dat de aanwezige parkeergelegenheid op straat meer voor vergunninghouders kan worden ingezet. In het gebied binnen de Cityring worden nagenoeg alleen vergunningen verstrekt aan de bewoners. De vraag naar bewonersvergunningen is hier zo groot dat de ruimte ontbreekt om ook nog zakelijke vergunningen te verstrekken, enkele bijzondere gevallen uitgezonderd. Dit leidt ertoe dat ondernemers en hun personeel in dit gebied zijn aangewezen op abonnement in één van de parkeergarages m.n. de Tivoligarage, de Koningspleingarage of de garage Louis Bouwmeesterplein. Met de ingebruikname van de nieuwe Pieter Vreedepleingarage (2008) is in de andere garages meer ruimte ontstaan om extra bezoekers en langparkeerders (o.a. abonnementhouders) een plek te kunnen beiden.

- Regels met betrekking tot parkeervergunningen

Alle aanpassingen in de regels rond het aanvragen en verlenen van vergunningen zijn te vinden in de 'Beleidsregels parkeervergunningen 2007'. Deze beleidsregels gaan overigens niet alleen over de gebruikelijke bewoners- en zakelijke vergunningen, maar ook over andere soorten vergunningen, zoals de bezoekersvergunningen en hulpverlenersvergunningen.

Door de toegenomen krapte aan parkeerplaatsen zijn deze regels met de wijzigingen in 2007 strenger geworden. Zo krijgen aanvragers die al beschikken over eigen parkeergelegenheid, minder snel een vergunning.

4.10.2 Tilburgs Openbaar Vervoerplan

De provincie Noord Brabant is opdrachtgever van het openbaar vervoer in Tilburg. De lijnvoering en de inrichting van de belangrijkste haltes zijn gebaseerd op het Tilburgs Openbaar vervoer Plan (TOP) uit 2000. De aansturing door de provincie gebeurt op basis van de provinciale OV-Visie: OV in Brabant: Snel - Schoon - Sociaal. Over de dagelijkse uitvoering van het openbaar vervoer zijn door de provincie vastgelegd in de concessie met vervoerder Veolia, die loopt tot 2013. Jaarlijks worden de plannen voor wijziging van het openbaar vervoer vastgelegd in een exploitatieplan.

In 2010 wordt nieuw openbaar vervoerbeleid vastgelegd in een regionale OV-visie Midden Brabant.

4.10.3 Fietsplan Tilburg

Tilburg vindt fietsen belangrijk, want fietsen is goedkoop, snel en gezond. De stad geeft om haar luchtkwaliteit en mogelijkheden voor mobiliteit van haar inwoners. De gemeente ondersteunt dit met het fietsplan 2005 - 2015. Hierin staat omschreven hoe Tilburg steeds betere voorzieningen ontwikkelt om comfort en veiligheid voor fietsers te vergroten. Dit moet leiden tot een breder en intensiever fietsgebruik in de stad.

Op 10 april 2006 heeft de Tilburgse gemeenteraad het fietsplan ´Tilburg Fietst, Fietsplan Tilburg 2005 - 2015´ vastgesteld. De doelstelling van het fietsplan is om het fietsgebruik (nu 34% op verplaatsingen tot 7,5 km) de komende 4 jaar met 1% per jaar te laten groeien. De gemeente wil dit bereiken door onder meer in te zetten op:

  1. 1. het voltooien van het Sternet voor 2020;
  2. 2. doelgroepenbenadering (schoolgaande jeugd, allochtonen, winkelend publiek);
  3. 3. communicatie;
  4. 4. het ontwikkelen van een fietstransferium.

Daarnaast is er in de intensivering van het fietsplan (vastgesteld op 10 oktober 2006) besloten dat de kwaliteit op alle fietsroutes verder verbeterd moet worden, het Sternet in 2015 voltooid moet zijn en er meer maatregelen voor de specifieke doelgroepen moeten worden genomen. Tot slot is hierin ook besloten in te zetten op een uitgebreide communicatie. In het fietsplan is een uitgebreid uitvoeringsprogramma opgenomen. Het belangrijkste onderscheid dat gemaakt kan worden, is als volgt:
Infrastructureel: Het sternet wordt voor 2015 voltooid, ook kleinere fietspaden worden in asfalt aangelegd, het Sternet krijgt een sterk verbeterde verlichting, er wordt op grootschalige wijze onderhoud aan het sternet en de kleinere fietspaden uitgevoerd.

Beheer en onderhoud: Niet alleen wil de gemeente op alle Sternetroutes en fietspaden onderhoud plegen, ook wil de gemeente een grote kwaliteitsslag uitvoeren tijdens dit onderhoud.

Stallingsvoorzieningen: Er wordt een separaat stallingenplan opgesteld waarin voor alle knelpunten naar een oplossing wordt gezocht en waaraan een uitvoeringsprogramma komt te hangen.

Doelgroepenbenadering: Per doelgroep wordt bekeken welke middelen worden ingezet en wordt een uitgebreide campagne opgezet.

Communicatie: De centrale doelstelling van de communicatie is (meer) mensen vaker op de fiets krijgen en de bestaande fietsers behouden. Hier worden dan ook specifieke acties op ingezet die ook samenhangen met de uitvoeringsmaatregelen.

4.11 Overige Onderwerpen

4.11.1 Toerisme en recreatie

Toerisme en recreatie komen aan bod in de Kadernota ´Toerisme en Recreatie 2003 - 2010: de Tilburgse Ervaring´. Bij toerisme denken we nadrukkelijk aan bezoekers van buiten de stad, bij recreatie ligt het accent op vrijetijdsbesteding van de eigen bewoners.

In de huidige belevingseconomie is toerisme en recreatie een groeisector die bijdraagt aan de stedelijke ontwikkeling, de economie en het woon/werkklimaat. Voor de gemeente Tilburg is toerisme en recreatie een relatief nieuw aandachtsgebied binnen het economisch beleid.

Ontwikkelingen op o.a. het Pieter Vreedeplein, in het Veemarktkwartier, in Moerenburg en in de Piushaven hebben de afgelopen jaren geleid en leiden de komende jaren tot een vergroting van het toeristisch-recreatieve aanbod. Met de start van de StadsVVV en de nieuwe stadspromotiecampagne is een belangrijke stap gezet op weg toeristische stadspromotie.

Samengevat wordt in deze nota gepleit voor een strategie met 4 sporen:

  1. 1. randvoorwaarden: gemeentelijke inbedding van toerisme en (regionale) samenwerking;
  2. 2. toeristische infrastructuur: uitbreiding van (verblijfs)accommodatie en bewegwijzering;
  3. 3. productontwikkeling: gericht op de speerpunten cultuurtoerisme, evenementen gecombineerd met de recreatieve mogelijkheden van de groene regio;
  4. 4. promotie: toerisme en recreatie als nieuw element van stadspromotie.

4.11.2 Koffieshops en verkoop van softdrugs

In de eindnota Koffieshop-problematiek (1992) wordt een beleid geformuleerd ten aanzien van koffieshops waar tevens verkoop van softdrugs plaatsvindt. In de nota wordt aandacht besteed aan de mogelijkheden voor het sluiten van en het niet verlenen van vergunningen aan bestaande koffieshops.

In verband met het woon- en leefklimaat wordt een spreidingscriterium gehanteerd waarbij de volgende afstandnormen in acht dienen te worden genomen:

  1. 1. tenminste 250 m van een basisschool;
  2. 2. tenminste 250 m van een andere onderwijsinstelling, een jongerencentrum dan wel een instelling voor opvang of behandeling van drugsverslaafden;
  3. 3. tenminste 250 m van een ander softdrugsverkooppunt.

Daarnaast is er sprake van aantasting van het woon-/leefklimaat indien de inrichting zal worden gevestigd in:

  1. 1. een woonstraat;
  2. 2. de onmiddellijke nabijheid van horecabedrijven of winkels met een dusdanige bezoekersgroep, dat tengevolge van de vestiging van de inrichting de ontmoeting van de betrokken bezoekersgroepen openbare orde problemen tot gevolg heeft of tot gevolg dreigt te hebben.

De inrichtingen, die niet aan deze afstandnormen voldoen, dienen door een uitstervingsbeleid te verdwijnen. Dit houdt in dat de huidige eigenaren kenbaar wordt gemaakt dat het spreidingscriterium wordt gehanteerd vanaf het moment dat een inrichting van exploitant wijzigt.

4.11.3 Prostitutie

In 1999 is het algemene bordeelverbod vervallen en zijn exploitanten vrij deze te vestigen, tenzij er lokale regelgeving is die daar grenzen aan stelt c.q. randvoorwaarden voor formuleert. Ook na legalisering van deze branche door opheffing van het bordeelverbod blijft er natuurlijk wel sprake van een bijzondere branche, waarbij het gevaar van bedreiging van de openbare orde c.q. aantasting van het woon- en leefklimaat latent aanwezig is. De gemeente Tilburg heeft haar opvattingen weergegeven in de nota Prostitutiebeleid (1999).

Vestigingsbeleid
In de APV is expliciet opgenomen dat de ´prostitutievergunning´ alleen verleend kan worden als het bestemmingsplan vestiging toelaat. Grofweg betekent dit dat in het bestemmingsplan ofwel de functie-aanduiding ´prostitutie´, ofwel de bestemming Cultuur en Ontspanning opgenomen dient te zijn, wil vestiging bestemmingsplantechnisch mogelijk zijn. Indien het de bedoeling is dat in de prostitutie-inrichting ook alcohol geschonken wordt, dient het bestemmingsplan tevens horeca toe te laten. Met het oog op de bescherming van het belang van de openbare orde c.q. de voorkoming van aantasting van het woon-en leefklimaat dient tevens nog aan een aantal specifieke op de APV gebaseerde vestigingscriteria te worden voldaan. Uitgangspunt daarbij is dat mogelijke overlast voor de woonfunctie zo veel mogelijk wordt voorkomen. Duidelijk is dat de vestiging in woonstraten niet toelaatbaar is. Vestiging van een prostitutie-inrichting is voorts niet toelaatbaar aan een andere dan een gebiedsontsluitingsweg en evenmin aan een weg of straat met een verblijfsfunctie, met uitzondering van het horecaconcentratiegebied in het centrum. Tevens is de gebruiksfunctie van de omliggende bebouwing van belang. Er zal, ook al wordt voldaan aan de andere voorwaarden, alleen vergunning verleend worden, indien de direct aangrenzende panden op de begane grond geen woonfunctie kennen en indien van het totaal aantal panden binnen 30 m van het pand, ten behoeve waarvan vergunning gevraagd wordt, tenminste 67% op de begane grond geen woonfunctie heeft. Maatgevend zijn de panden in dezelfde straat, bij hoekpanden in beide straten. Vestiging is verder niet mogelijk binnen een afstand van 250 m van een ander prostitutiebedrijf of een school. Bestaande vestigingen blijven toegelaten, voorzover deze tot 1999 officieel van gemeentewege gedoogd zijn. In concreto betreft dit inrichtingen aan de Koestraat 42/44, de Spoorlaan 20 en Korvelseweg 215.

4.11.4 UMTS

Bij besluit van 12 maart 2007 heeft de raad nieuw beleid voor de plaatsing van zendmasten voor mobiele telefoons (GMS en UMTS) vastgesteld.

(Internationale) gezondheidsraden geven aan dat zendmasten geen risico vormen voor de gezondheid. Desondanks wil de gemeente Tilburg zendmasten op een zo verantwoord mogelijke manier inpassen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen vergunningsvrije en vergunningsplichtige zendmasten.

Zendmasten tot vijf meter mogen vergunningsvrij geplaatst worden. Jaarlijks ontvangt de gemeente een plaatsingsplan van de gezamenlijke aanbieders van mobiele telefonie. Daaruit blijkt waar reeds masten zijn geplaatst en waar masten eventueel gewenst zijn. Met aanbieders van mobiele telefonie is de afspraak gemaakt dat zij de masten zo veel mogelijk op ´niet gevoelige bestemmingen´ plaatsen, zoals kantoren, bedrijven en hoogspanningsmasten. Wanneer een aanbieder van mobiele telefonie een mast wenst te plaatsen op een woongebouw, dient dit vooraf gemeld te worden aan de gemeente. Bovendien heeft de aanbieder toestemming nodig van de eigenaar van het betreffende gebouw. Met omwonenden hoeft, volgens de regels uit het nationale zendmastenbeleid, niet gecommuniceerd te worden over de plaatsing van een zendmast.

Zendmasten van vijf meter of hoger zijn vergunningsplichtig. Deze masten mogen niet in woonwijken worden geplaatst. Buiten de woonwijk wordt de meest geschikte locatie gezocht, waarbij de criteria uit de nota Zendmasten worden gehanteerd. (Zicht)hinder van masten wordt voorkomen en er is aandacht voor landschappelijke inpassing en esthetiek. Omwonenden ontvangen een bewonersbrief en er vindt eventueel een inloopavond plaats (afhankelijk van de locatie). Wanneer het bevoegd gezag toch besluit een omgevingsvergunning te verlenen voor een zendmast in een woonwijk, dan wordt dit aan de raad gemeld.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleiding

Uitgangspunt voor het bestemmingsplan 'Veemarktkwartier 2010' is een beheerbestemmingsplan met een doorkijk naar de gewenste ontwikkelingen in de vorm van wijzigingsbevoegdheden en heeft de volgende basiskenmerken:

  • De huidige gebouwen en functies worden positief bestemd;
  • De vereisten voor het beschermd stadsgezicht worden opgenomen;
  • De wijzigingsbevoegdheden worden geformuleerd op basis van de vastgestelde stedenbouwkundige visie voor het Veemarktkwartier.

Het hanteren van de wijzigingsbevoegdheden verloopt via een aparte ruimtelijke procedure. In het bestemmingsplan zijn de gebieden aangeduid met een wijzigingsbevoegdheid 1, 2 en 3.

5.2 Overzicht Huidig En Toekomstig Planologisch Regime

In onderstaand overzicht worden in de eerste twee kolommen de verschillen aangegeven tussen de vigerende bestemmingsplannen/Bouwverordening met de daarbij behorende bestemmingen en de bestemmingen zoals opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan Veemarktkwartier 2010. In de laatste twee kolommen worden de maximale bouwhoogten uit de vigerende bestemmingsplannen/Bouwverordening weergegeven en de nieuw op te nemen bouwhoogten in het bestemmingsplan Veemarktkwartier 2010.

Bestemming Hoogte bebouwing
Vigerend bestemmingsplan Veemarktkwartier 2010 Vigerend bestemmingsplan Veemarktkwartier 2010
Tivoli: Kantoor 1 (K 1) Kantoor 35m - 90m idem
Bouwverordening
(geen bestemming dus alle functies mogelijk):

per straat:
-Heuvelring


-(korte) Heuvel

- Tivolistraat




- St. Josephstraat
Veemarktkwartier 2010



per straat:
- Centrum Horeca/
Maatschappelijk

- Centrum Horeca

- Centrum binnenstad
- Gemengd binnenstad - Gemengd 2


- Gemengd binnenstad
15m - Centrum-Binnenstad en Centrum-Horeca = 15m

- Gemengd Binnenstad = 12m

- Gemengd 2 = 11m
Verspreide terreinen oude stad;
- handel en nijverheid C, B en F



- kantoordoeleinde A en B

- Bijzondere Doeleinden K
Veemarktkwartier 2010
- Tivolistr. = Wonen Gestapeld
- St. Josephstr. = Gemengd binnenstad

- St. Josephstr. =
Gemengd Binnenstad

- St. Josephstr. =
Centrum Binnenstad
7m Centrum-Binnenstad = 15m

Gemengd Binnenstad
= 12m

Wonen = 10m

Wonen Gestapeld = 10m
Bosscheweg-St.Josephstraat (Bellevue):
bestemming Eb 8
Veemarktkwartier:


Gemengd Binnenstad
Minimaal 25m Gemengd Binnenstad= dit betreft de locatie Bellevue en hierbij geldt als bestaand hoger is dan maximum hoogte volgens plan dan geldt bestaande hoogte, in dit geval 29 resp. 32 meter

1.In het algemeen geldt dat als bestaande hoogte hoger is dan volgens bestemmingsplan/bouwverordening is toegestaan, deze hoogte wordt overgenomen in bestemmingsplan Veemarktkwartier 2010.
2. Voor de gebieden die in Veemarktkwartier zijn aangewezen voor 'wro-zone-wijzigingsgebied' wordt in de wijzigingsregels t.z.t. de hoogte aangegeven die na wijziging van het gebied mogelijk zijn.

In onderstaand overzicht zijn de bestemmingen uit het vigerende bestemmingsplan 'Verspreide Terreinen Oude Stad' weergegeven:

F = Handel en Nijverheid

A + B = Kantoordoeleinden

K = Bijzondere Doeleinden

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2010008-e001_0013.jpg"

Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Verspreide Terreinen Oude Stad'

5.3 Stedenbouwkundige Visie Veemarktkwartier

5.3.1 Het kerngebied

5.3.2 Het bouwblok Tivolistraat, Dunantstraat, St. Jospehstraat

5.4 Duvelhok (St. Josephstraat 133)

Voor de locatie van het Duvelhok heeft de UvT plannen hier een studentencentrum te vestigen met o.a. een mensa. De plannen zijn door de UvT ingediend ten tijde dat het ontwerpbestemmingsplan ter inzage lag.

Op basis van het voorheen ter plaatse geldende bestemmingsplan Verspreide Terreinen Oude Stad waren deze gronden bestemd tot Bijzondere doeleinden, een ruime bestemming waarbinnen dit initiatief past. Het gebruik van deze gronden voor bedrijfsmatige activiteiten was niet toegestaan op basis van het geldende bestemmingsplan, een zelfstandige horecagelegenheid behoorde destijds dan ook niet tot de mogelijkheden.

De bestemming Bijzondere doeleinden was vervolgens doorvertaald in het ontwerp-bestemmingsplan Veemarktkwartier met de bestemming Centrum-Binnenstad. Binnen deze bestemming zijn o.a. maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Kantines en restauratieve voorzieningen behorende bij en ondergeschikt aan de hoofdfunctie waren in het ontwerpplan toegestaan, een zelfstandig horecabedrijf was niet toegestaan. Aangezien de stadmensa niet gezien kan worden als een restauratieve voorziening die ondergeschikt is aan het studentencentrum (mede gelet op de grootte) is aan de raad voorgesteld een wijziging op te nemen bij de vaststelling van het bestemmingsplan Veemarktkwartier ten behoeve van een specifieke functie-aanduiding binnen de bestemming Centrum-Binnenstad, namelijk "specifieke vorm van maatschappelijk stadsmensa". Hiermee wordt maatwerk geleverd door een stadsmensa op deze locatie toe te staan maar geen reguliere horecavoorziening (horeca 1, 2 of 3). De toelichting en de regels (artikel 4.1.2) van het door de raad vast te stellen bestemmingsplan worden hierop zodanig aangepast dat ter plaatse van deze functie-aanduiding uitsluitend op de begane grond een stadsmensa is toegestaan. Verder zal in het plan (artikel 1 begrippen) de volgende definitie van stadmensa worden opgenomen: Studentencentrum tevens gericht op het verstrekken van maaltijden en (alcoholische) dranken aan de gebruikers van het studentencentrum, niet zijnde een reguliere horecavoorziening (horeca 1 , 2 of 3).

Hoofdstuk 6 Milieuaspecten

6.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.

6.2 Milieuhinder Bedrijven

Bij het beoordelen van welke (binnen het plangebied of elders gelegen) bedrijven invloed hebben binnen het plangebied is gebruik gemaakt van de desbetreffende milieuvergunning of AMvB (wettelijke afstanden) en de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. Laatstgenoemd document betreft een richtlijn en geen wettelijk kader. Er is voor de genoemde richtlijn gekozen, omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar, die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf. Deze richtafstanden gelden vanaf het bedrijf (of de opslagvoorziening of installatie) tot woningen in een ´rustige woonwijk´. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen et cetera is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden. De afstanden gelden tussen de perceelgrens van de inrichting en de gevel(s) van de woning(en) van derden.

Alle bedrijven binnen het plangebied en daarnaast die bedrijven erbuiten, waarvan de indicatieve milieucontouren over het plangebied liggen, zijn geïnventariseerd. Deze inventarisatie verschaft inzicht tot welke milieucategorie het bedrijf behoort en is gebruikt om de bestaande binnen het plangebied gelegen bedrijven in het bestemmingsplan vast te leggen en eventuele knelpunten te signaleren. Omdat het bestemmingsplan een beheermatig karakter heeft, zijn deze bedrijven uit de inventarisatie in het bestemmingsplan opgenomen. Er is vanuit gegaan dat de bestaande bedrijven voldoen aan de milieuvoorschriften volgend uit de Wet milieubeheer, en zodoende geen overlast veroorzaken voor de omgeving. Voorts is gekeken naar de indicatieve afstanden uit de VNG-brochure, tenzij in de desbetreffende milieuvergunning of AMvB andere normen zijn opgenomen. Een aantal bedrijven is op basis van hun activiteiten en de daarmee samenhangende milieucategorie niet wenselijk op het desbetreffende adres. Een dergelijk bedrijf mag haar bestaande activiteiten voortzetten en eventueel uitbreiden, voor zover de regels dat toelaten. Zodra zo´n bedrijf zijn activiteiten beëindigt, moet worden voldaan aan de milieucategorie die bij de omgeving hoort. Wel mag op de desbetreffende locatie een soortgelijke activiteit plaatsvinden, mits de nieuwe activiteit niet in een hogere milieucategorie valt dan de oude.

De milieucategorie van de bedrijven binnen het plangebied is weergegeven op de verbeelding en/of genoemd in de bestemmingsregels. Deze bevatten tevens een afwijkingsmogelijkheid, die het onder voorwaarden mogelijk maakt om één categorie hoger toe te staan.

Het plangebied omvat een deel van de oude binnenstad waaronder o.a. een groot kantoorpand, een deel van het Horeca-concentratie gebied (inclusief het popcentrum) en nog een gemend gebied aan de Tivolistraat en een stukje van de St Josephstraat. In het gehele gebied is sprake van een mening van wonen en bedrijfsmatige activiteiten. Om deze bestemmingen naast elkaar mogelijk te maken wordt voor de bestemmingen "Centrum-binnenstad" en "Gemengde doeleinden binnenstad" gebruik gemaakt van de bedrijvenlijst functiemening uit het boekje "bedrijven en milieuzonering" van de VNG (uitgaven 2009, bijlage 4). Deze lijst kan toegepast worden voor een gebied dat zich kenmerkt door een sterke mate van functiemenging waarin woningen, winkels, kleine bedrijven en horeca tot de mogelijkheden horen.

De nieuwe lijst is afgestemd op de diverse (gezondheids)effecten van de milieubelasting op de gevoelige bestemmingen op korte afstand. Zo mogen activiteiten voor het gevaarsaspect niet groter zijn dan milieucategorie 1. Hierdoor verminderd de kans op slachtoffers. En anderzijds wordt voor het aspect geluid juist een milieucategorie 3.1. toegestaan. Omdat er al sprake is van een levendige omgeving, met de daarbij behorende ontsluitingswegen is het achtergrond niveau al relatief hoog. De hogere milieucategorie voor geluid wordt dan ook als minder storend ervaren dan wanneer dergelijke activiteit in een rustige omgeving zou plaatsvinden.

Voor de horecagelegenheden is aansluiting gezocht bij de indeling zoals vermeld in de planvoorschriften. Gezien de aard en samenstelling zijn horeca I en II bedrijven vanuit milieu oogpunt in te passen nabij een gemengd gebied waarin woningen afgewisseld worden met diverse andere activiteiten. De gebieden waar een concentratie is van horecagelegenheden is vallen onder de bestemming centrum-horeca. Deze bestemming is gegeven aan de inrichtingen die liggen in het horecaconcentratie gebied. Dit gebied is zodanig gesitueerd dat hier activiteiten t/m horeca III mogelijk zijn. De Horeca I en II zijn gezien hun aard en samenstelling met het treffen van extra voorzieningen in te passing in overige bestemmingen. Deze inrichtingen vallen onder het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (het Activiteitenbesluit). Door het treffen van (akoestische)voorzieningen kan het horecabedrijf voldoen aan de normen uit het besluit.

6.3 Externe Veiligheid

6.3.1 Inleiding

Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's die mensen lopen ten gevolge van mogelijke ongelukken met gevaarlijke stoffen bij bedrijven en transportverbindingen (wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen). Omdat de gevolgen van een ongeluk met gevaarlijke stoffen groot kunnen zijn, zijn de aanvaardbare risico's vastgelegd in diverse besluiten, regelingen en andere documenten. De belangrijkste zijn:

  • Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 2004 (sindsdien enkele keren aangepast);
  • Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi);
  • Circulaire " Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen" 2004;
  • Circulaire "Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen" 1984;
  • Circulaire "Bekendmaking van beleid ten behoeve van de zonering langs transportleidingen voor brandgare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie" 1991;
  • Brief "Externe Veiligheid en transportleidingen met brandbare vloeistoffen K1K2K3 in de interimperiode" d.d. 5 augustus 2008 (Ministerie van VROM);
  • Document "Risicoafstanden buisleidingen met brandbare vloeistoffen K1K2K3" van augustus 2008 (RIVM).

Op 24 juli 2010 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) gepubliceerd. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. Het voornemen bestaat om het besluit voor hogedruk aardgasleidingen en olieleidingen per 1 januari 2011 in werking te laten treden.

De normen in de genoemde documenten zijn vastgelegd in de vorm van grenswaarden en richtwaarden. De grenswaarden geven de milieukwaliteit aan die op een bepaald tijdstip ten minste moet zijn bereikt, en die, waar zij aanwezig is, ten minste in stand moet worden gehouden. De richtwaarden geven de kwaliteit aan die op een bepaald tijdstip zoveel mogelijk moet zijn bereikt en die, waar zij aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan bovengenoemde normen. De ontwikkelingen zijn niet toegestaan als deze leiden tot een overschrijding van de grenswaarden, terwijl van de richtwaarden kan worden afgeweken. Het externe risico wordt uitgedrukt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).

6.3.2 Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico is de kans dat iemand die zich op een bepaalde plaats bevindt, komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het beleid is er op gericht om geen personen in kwetsbare objecten (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen en grote kantoren) en zo min mogelijk personen in beperkt kwetsbare objecten (zoals kleine kantoren en sportcomplexen) bloot te stellen aan een plaatsgebonden risico dat hoger is dan 10-6 per jaar (dat wil zeggen een overlijdenskans per jaar van 1 op een miljoen). Het plaatsgebonden risico kan worden weergegeven door een lijn op een kaart die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt (de zogeheten risicocontour). Nieuwe ontwikkelingen van kwetsbare objecten binnen de risicocontour van 10-6 per jaar zijn niet toegestaan. Nieuwe ontwikkelingen van beperkt kwetsbare objecten zijn ongewenst, maar wel toegestaan indien gemotiveerd kan worden waarom dit noodzakelijk is. Daarnaast dient aangetoond te worden dat er afdoende maatregelen worden genomen om de risico's en de gevolgen van een eventueel ongeval te beperken.

6.3.3 Groepsrisico

Het groepsrisico is een maat voor de kans dat een bepaald aantal mensen overlijdt als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De hoogte van het groepsrisico hangt af van:

  1. 1. de kans op een ongeval;
  2. 2. het effect van het ongeval;
  3. 3. het aantal personen dat in de omgeving van de bron (inrichting of transportroute) verblijft;
  4. 4. de mate waarin de personen in de omgeving beschermd zijn tegen de gevolgen van een ongeluk.

Het groepsrisico kan worden weergegeven in een grafiek met op de horizontale as het aantal dodelijke slachtoffers en op de verticale as de kans per jaar op tenminste dat aantal slachtoffers. Het groepsrisico wordt bepaald binnen het zogenaamde invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Hoe meer personen per hectare in het invloedsgebied aanwezig zijn, hoe groter het aantal (potentiële) slachtoffers is, en hoe hoger het groepsrisico.

Bij het opstellen van een bestemmingsplan, waarvan het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van een risicobron, geldt een verantwoordingsplicht.

6.3.4 Inrichtingen

In het voorliggende plan zijn risicovolle bedrijven en opslagvoorzieningen binnen het plangebied uitgesloten. Buiten het plangebied zijn geen bedrijven of opslagvoorzieningen aanwezig met een risicocontour, die van invloed is op het plangebied. Het bestemmingsplan maakt voorts geen ontwikkelingen mogelijk, die een vergroting van het groepsrisico met zich brengen.

6.3.5 Buisleidingen

Op 24 juli 2010 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) gepubliceerd. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. Het voornemen bestaat om het besluit voor hogedruk aardgasleidingen en olieleidingen per 1 januari 2011 in werking te laten treden.

Binnen en buiten het plangebied zijn geen leidingen gelegen, die vanwege hun diameter, door te geleiden stof en/of druk op de plankaart vermeld worden.

6.3.6 Overig transport van gevaarlijke stoffen

Het niet-leidinggebonden transport van gevaarlijke stoffen in Tilburg vindt plaats over de weg, per spoor en over het Wilhelminakanaal.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg

Door de gemeente Tilburg worden over verschillende wegen gevaarlijke stoffen vervoerd. Uit de Inventarisatie vervoer gevaarlijke stoffen, die is opgesteld door Royal Haskoning in april 2008, blijkt dat er op geen van deze wegen een 10-6 risicocontour aanwezig is c.q. een overschrijding van een risicocontour aan de orde is. De vereiste basisveiligheid is hiermee geboden.

Vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor

Door de gemeente Tilburg loopt de spoorlijn Breda - Tilburg - Eindhoven/´s-Hertogenbosch. Hierover worden o.a. brandbare gassen en brandbare vloeistoffen vervoerd. Indien er sprake is van een initiatief binnen 300 m uit het spoor zal hier altijd specifiek op ingegaan moeten worden, aangezien er altijd sprake is van een overschrijding van de zogenaamde oriëntatiewaarde.

Rapport

Er heeft een onderzoek plaatsgevonden naar de veiligheid, hierbij zijn de mogelijke wijzigingsmogelijkheden die het bestemmingsplan beoogd maximaal meegenomen bij de berekening. De berekening is opgenomen in de bijlage met de titel QRA herziening BP spoorzone deelgebied Veemarktkwartier met projectnummer 234775 d.d. 13 oktober 2010.

Restrisico

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het spoor. Het dichtstbijzijnde wijzigingsgebied ligt op een afstand van 75 meter. Daarbij zijn de scenario's toxische wolk en explosie een rol. Het plangebied ligt buiten het scenario plasbrand. In het hele plangebied kunnen mensen overlijden als gevolg van een ramp die zich voltrekt op het spoor.

Conclusie

  • Door het initiatief neemt het groepsrisico toe.
  • Het initiatief omvat geen niet-zelfredzame personen
  • Goede communicatie kan een bijdrage leveren aan de zelfredzaamheid van personen. In Tilburg vindt geen actieve risicocommunicatie plaats. Vanuit de Beleidsvisie Externe Veiligheid zal een communicatietraject worden opgestart om de zelfredzaamheid te vergroten van de personen die binnen een externe veiligheidscontouren wonen en verblijven. In algemene zin wordt hier invulling gegeven aan het advies van de brandweer.

6.3.7 Evenementen

Met betrekking tot externe veiligheid kan worden aangegeven dat de personendichtheid tijdens een evenement ter plaatse sterk wordt verhoogd. Echter, daar deze evenementen niet op structurele basis plaatsvinden, zal dit geen invloed hebben op het groepsrisico. Immers, de kans op een ongeval blijft gelijk en het aantal aanwezige personen binnen het invloedsgebied van een gevaarlijke stof zal op jaarbasis niet significant verhogen door incidentele evenementen.

6.3.8 Vuurwerk

Binnen een bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met bestaande verkooppunten en opslagen van consumentenvuurwerk en de opslag van professioneel vuurwerk. Op basis van de veiligheidsafstanden in het Vuurwerkbesluit (Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002), houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk,) is het niet mogelijk om professioneel vuurwerk op te slaan (en te bewerken) in Tilburg. Er zal dan ook geen medewerking worden verleend aan nieuwvestiging van vuurwerkbedrijven van professioneel vuurwerk in het plangebied.

Binnen het bestemmingsplan zijn geen bestaande verkooppunten en opslagen van consumentenvuurwerk en opslagen van professioneel vuurwerk aanwezig. Het bevoegd gezag kunnen voor nieuw te vestigen verkoopruimten en opslagen van consumentenvuurwerk en ten behoeve van het uitbreiden, verbouwen en/of verplaatsen van bestaande (buffer)bewaarplaatsen onder voorwaarden afwijken van het bestemmingsplan. Bij nieuwvestiging van vuurwerkverkooppunten en/of opslag van consumentenvuurwerk wordt te allen tijde als voorwaarde opgenomen dat de veiligheidscontour zoals opgenomen in het Vuurwerkbesluit op het eigen perceel gesitueerd dient te zijn tenzij de veiligheidscontour zich uitstrekt over openbaar gebied en hierbij geen sprake is van kwetsbare en/of geprojecteerde kwetsbare objecten.

Op basis van de veiligheidsafstanden in het Vuurwerkbesluit (Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002), houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk,) is het niet mogelijk om professioneel vuurwerk op te slaan (en te bewerken) in Tilburg. Er zal dan ook geen medewerking worden verleend aan nieuwvestiging van vuurwerkbedrijven van professioneel vuurwerk in het plangebied.

6.4 Geluid

Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidsbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidshinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.

Binnen het plangebied wordt voor de locatie aan de St. Josephstraat xx een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waardoor het realiseren van een geluidgevoelig object mogelijk wordt gemaakt. Voor deze locatie is getoetst aan de normen uit de Wet geluidhinder.

6.4.1 Wegverkeerslawaai

Het onderzoeksgebied bevindt zich aan de St. Josephstraat. De vastgestelde maximumsnelheid van de St. Josephstraat bedraagt 30 km/ uur. Dit geldt ook voor de Tivolistraat. Deze wegen hebben geen zone (aandachtsgebied) zoals bedoeld in hoofdstuk VI van de wet. De normen uit de Wet geluidhinder zijn niet van toepassing. In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn wel de geluidsbelastingen beoordeeld. Uit het verkeersmodel van de gemeente Tilburg volgt dat over de St. Josephstraat maximaal 1000 motorvoertuigen per etmaal rijden. Op 10 meter van de rijlijn bedraagt de geluidbelasting (excl. Correctie art. 110g Wgh) 46 dB. Gesteld kan worden dat wegverkeerslawaai geen knelpunt vormt bij de beoordeling van een goede ruimtelijke ordening.

6.4.2 Railverkeerslawaai

Het plangebied bevindt zich binnen de zone van het spoortraject Tilburg-Eindhoven. Voor de wijzigingslocatie is een geluidberekening uitgevoerd. Uit de berekening blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 57 dB tot een bouwhoogte van 20 meter niet wordt overschreden.

6.4.3 Industrielawaai

Met betrekking tot het geluid, geproduceerd door bedrijven, gelden naast de normen uit de Wet geluidhinder ook normen uit de Wet milieubeheer.

In het plangebied is de vestiging van bedrijven die vallen onder artikel 2.4 van het Inrichtingen en Vergunningen Besluit niet mogelijk gelet op de maximale milieu categorie 2 voor bedrijvigheid die binnen de diverse bestemmingen wordt toegestaan. Hoofdstuk V "Zones rond industrieterreinen" uit de Wet geluidhinder is hierdoor niet van toepassing.

6.4.4 Luchtvaartlawaai

Als gevolg van de nabijheid van het militaire vliegveld Gilze-Rijen gelden in delen van Tilburg geluidcontouren (de zogenaamde Ke-contouren). Deze contouren liggen niet over het plangebied.

6.5 Lucht

Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan, dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand gehouden moet worden.

Het plan is in grote mate conserverend van aard. Binnen het plangebied wordt voor de locatie aan de St. Josephstraat 35 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waardoor het realiseren van een object mogelijk wordt gemaakt. Door de kleinschaligheid van de wijzigbevoegdheid kan het plan worden gekenmerkt als een "niet in betekenende mate"-project, zoals bedoeld in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen). Er zijn geen luchtgevoelige bestemmingen, zoals bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen). Vanuit de Wet milieubeheer bestaat dan ook geen bezwaar tegen dit plan.

6.6 Geur

6.6.1 Industriële geur

In en om het plangebied wordt geen zware industrie toegestaan. Hier zal dus ook geen sprake zijn van industriële geurhinder.

6.6.2 Agrarische geur

In en om het plangebied worden geen veehouderijen toegestaan. Er zal dus ook geen sprake zijn van agrarisch stankhinder.

6.7 Bodem

In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek.

Op basis van historisch onderzoek is gebleken dat er binnen het aangegeven plangebied verschillende verdachtmakingen voor bodemonderzoek bekend zijn. Verder zijn binnen het aangegeven plangebied verschillende bodemonderzoeken bekend waarbij verontreinigingen zijn aangetoond.

Binnen het aangegeven plangebied zijn drie wijzigingsgebieden te onderscheiden (globaal: centraal bij kerk, noordwestelijk en zuidoostelijk gelegen). Voor het overige terrein betreft het voornamelijk een beheersbestemmingsplan met beschermd stadsgezicht. Er van uitgaande dat eventuele verdachtmakingen en bodemonderzoeken vooral binnen de wijzigingsgebieden van belang zijn, is het historisch onderzoek hoofdzakelijk op deze gebieden gericht.

Binnen de aangegeven wijzigingsgebieden zijn verschillende verdachtmakingen voor bodemonderzoek en uitgevoerde bodemonderzoeken bekend.

Centraal bij kerk gelegen gebied:

- Veemarktstraat 39-41 (BIS4all locatienummer 631). Op de locatie is een sterke bodemverontreiniging bekend.

- Veemarktstraat 35 (BIS4all locatienummer 304398. Op de locatie is een sterke verontreiniging bekend. Nader onderzoek is nodig.

Noordwestelijk gelegen gebied:

- Tivolistraat 17-35 (BIS4all locatienummer 548). Op deze locatie is een gedeeltelijke grondsanering uitgevoerd.

- Veemarktstraat ten noorden van 15 (BIS4all locatienummer 588). Op deze locatie is een lichte verontreiniging bekend. Geen vervolgonderzoek nodig.

- Tivolistraat 1 (BIS4all locatienummer 2848). Op deze locatie zijn verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd en is een grond- en grondwatersanering bekend.

- Tivolistraat 15 (BIS4all locatienummer 3388). Op deze locatie zijn verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd en is een (gedeeltelijke) grond- en grondwatersanering uitgevoerd.

- Erfverharding met puin en/of bouw- en sloopafval (BIS4all locatienummer 157893). Historisch verdachte locatie.

- Veemarktstraat 1 (BIS4all locatienummer 161367). Historisch verdachte locatie kalkblusserij.

- Veemarktstraat 9 (BIS4all locatienummer 161575). Historisch verdachte locatie smederij.

- Heuvel 90/92 (huidig Heuvelring 94-96 (BIS4all locatienummer 303360). Historisch verdachte locatie benzineservicestation. Op deze locatie zijn verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd en is een grond- en grondwatersanering bekend.

- Veemarktstraat 6-8 (BIS4all locatienummer 304391). Historisch verdachte locatie benzineservicestation. Op deze locatie zijn verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd, een aanvullend onderzoek is nodig.

Zuidoostelijk gelegen gebied:

- Tivolistraat 60-70 (BIS4all locatienummer 339). Historisch verdachte locatie kerosinetank.

- St. Josephstraat (BIS4all locatienummer 2945). Op deze locatie is een sterke verontreiniging bekend.

- Tivolistraat 3-9 (BIS4all locatienummer 3408. Historisch verdachte locatie smederij. Op deze locatie zijn een sterke verontreiniging en een grondsanering bekend.

- Voormalig tramemplacement en - remisies (BIS4all locatienummers 155691 en 161834. Historisch verdachte locaties.

- Tivolistraat 98 (BIS4all locatienummer 162643). Historisch verdachte locatie benzineservicestation. Op deze locatie zijn verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd, een nader onderzoek is nodig.

- St. Josephstraat 135 (BIS4all locatienummer 300441). Op deze locatie is een lichte verontreiniging bekend.

- Tivolistraat 134-136 (BIS4all locatienummer 303985). Historisch verdachte locatie ondergrondse HBO-tank. Op deze locatie zijn verschillende bodemonderzoeken bekend en is een (gedeeltelijke) sanering bekend.

- Tivolistraat 132 voorheen Bosscheweg 510 (BIS4all locatienummer 304400). Historisch verdachte locatie vlakdrukkerij.

- Tivolistraat 108-110 (BIS4all locatienummer 304401). Historisch verdachte locatie ondergrondse tank.

- Tivolistraat 62-01 (BIS4all locatienummer 304402). Historisch verdachte locatie ondergrondse tank. Op deze locatie is een sterke verontreiniging bekend, vervolgonderzoek is nodig.

- Tivolistraat 50 (BIS4all locatienummer 304403). Historisch verdachte locatie smederij.

- St. Josephstraat 133 en achterterrein (BIS4all locatienummer 304404). Historisch verdachte locatie textielververij. Op deze locatie is een sterke verontreiniging bekend.

- St. Josephstraat 137 (BIS4all locatienummer 304408). Historisch verdachte locatie utiliteitsbouwbedrijf.

Op basis van de korte inventarisatie is er reden om te veronderstellen dat de bodemkwaliteit binnen de aangegeven wijzigingsgebieden in het plangebied in milieuhygiënisch opzicht negatief beïnvloed is.

Voor een eventuele bouwvergunning moet een actueel bodemonderzoek worden ingediend. Dit onderzoek mag bij verdachte deellocatie niet ouder zijn dan 2 jaar. Het traject van bodemonderzoek en eventueel beschikking moet worden afgerond voor een bouwvergunning verstrekt kan worden. Voor het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek moet met 8 weken rekening worden gehouden vanaf de start van het onderzoek. Indien er aanleiding is tot nader onderzoek zal hiervoor een aantal maanden nodig zijn. Bij de noodzaak tot saneren moet uitgegaan worden van een termijn van minstens een jaar.

Geadviseerd wordt bij eventuele bouwplannen en ontwikkeling team Bodem van afdeling Milieu in te schakelen voor het laten uitvoeren van een uitgebreid historisch en verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740.

Bodembeleid gemeente Tilburg: in goede aarde

In deze nota valt te lezen hoe de gemeente Tilburg te werk gaat bij bodemsanering in Tilburg. De nota is opgebouwd uit vier delen, respectievelijk de hoofdlijnen van het beleid, het gemeentelijk beleid verder uitgewerkt, het maatregelenprogramma en het meerjarenprogramma bodemsanering.

6.8 Natuur En Ecologie

Gebiedsbescherming

Het plangebied van bestemmingsplan Veemarktkwartier ligt niet in een Habitatrichtlijngebied of in de nabijheid of de invloedssfeer ervan. Daarnaast ligt het plangebied niet in of nabij de Ecologische Hoofdstructuur.

Het bestemmingsplan betreft geen nieuwe ontwikkelingen die een externe negatieve uitwerking op Natura 2000-gebieden of Ecologische Hoofdstructuur in de omgeving kunnen hebben. Dat geldt voor de delen van het plan waar behoud van de bestaande functies aan de orde is, maar tevens ook voor de ontwikkellocaties waar een wijzigingsbevoegdheid voor wordt opgenomen.

Tot slot ligt dit gebied niet in de Groene Mal. Vanuit het gemeentelijk natuurbeleid rust daarom ook geen planologische gebiedsbescherming op de locatie.

Soortenbescherming

De ontwikkellocaties in het bestemmingsplan betreffen deels bestaande bebouwing en deels onbebouwde bestaande verharding en groenvoorzieningen. Relevante natuurwaarden binnen deze ontwikkellocaties zijn alleen aanwezig in de bestaande bebouwing in de vorm van mogelijke verblijfplaatsen van vleermuizen en gierzwaluwen.

Met betrekking tot vleermuizen kan worden gesteld dat de bebouwing aan de Veemarktstraat en de Tivolistraat lijkt potentieel geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen. De bebouwing aan de overige straten niet omdat geschikte invliegopeningen ontbreken.

Met betrekking tot gierzwaluwen zijn binnen het plangebied in 2009 en 2010 geen waarnemingen gemeld van actuele nestlocaties van deze soort. Wel zijn oostelijk van het Veemarktkwartier waarnemingen van gierzwaluwen bekend, maar zonder nestlocaties.

Verblijfplaatsen van vleermuizen zijn beschermd in de Flora- en faunawet. Nestlocaties van gierzwaluwen zijn niet jaarrond beschermd, maar dienen bij vernietiging in een nieuwe situatie te worden gecompenseerd.

Indien op een ontwikkellocatie daadwerkelijke verblijfplaatsen worden aangetroffen vormt dat vrijwel zeker geen belemmering voor het effectueren van de voorgenomen ontwikkeling zelf. Uitzondering geldt wanneer zeer bijzondere soorten worden aangetroffen, maar dat is op dit moment zeer onwaarschijnlijk. Wel zullen er ten aanzien van de wijze van uitvoering, de uitvoeringsplanning, het ontwerp van de nieuwe bebouwing voorwaarden worden gesteld om schade aan de betreffende soorten te voorkomen of te beperken. Per geval moet worden beoordeeld of vanwege de Flora- en faunawet een afwijkingstraject moet worden doorlopen.

Toetsing per ontwikkellocatie

Indien voor een ontwikkellocatie gebruik wordt gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid is alleen dan sprake van strijdigheid met deze wet indien daardoor verblijfplaatsen worden geschaad. Een eventuele strijdigheid is afhankelijk van de aard van de ontwikkeling en de daadwerkelijke aanwezigheid en gebruik van de verblijfplaats. Het daadwerkelijke gebruik van bebouwing als verblijfplaats kan niet voor de gehele bestemmingsplanperiode worden vastgesteld of worden uitgesloten.

Aangezien zowel de aard van de ontwikkeling als de aanwezigheid van vleermuisverblijven en nestlocaties van de gierzwaluwen niet op voorhand bekend zijn, wordt voorgesteld om per ontwikkeling tijdig de toets op deze verblijfplaatsen uit te voeren. Voor de genoemde straten Veemarktstraat en de Tivolistraat kan, gekoppeld aan de wijzigingsbevoegdheid, op voorhand een dergelijke toets op aanwezigheid van vleermuisverblijven reeds worden voorgeschreven. Voor de overige straten lijkt de verwachting op dit moment laag en is een dergelijk toets niet zinvol.

Een toets op de aanwezigheid van vleermuisverblijven of gierzwaluwen dient tijdig te worden ingepland aangezien de beide soorten niet jaarrond kunnen worden vastgesteld. Geschikte periode betreft de maanden april/mei tot en met augustus. De inventarisatie kan beperkt blijven tot circa 3 veldbezoeken per locatie.

Conclusie:

Vanuit ecologie zijn geen belemmeringen aanwezig die gebruik van de wijzigingsbevoegdheid op de aangewezen ontwikkellocaties in de weg kunnen staan. Wel dient op voorhand de check te worden uitgevoerd of aanwezigheid van vleermuizen of gierzwaluwen geen nadere voorwaarden stellen aan de inrichting, uitvoeringswijze of planning van de ontwikkeling. Deze check dient in de juiste inventarisatieperiode te worden uitgevoerd, en dus tijdig te worden ingepland.

Hoofdstuk 7 Wateraspecten

Dit hoofdstuk geeft weer hoe wateraspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.

7.1 Bestaand Watersysteem

7.1.1 Gebiedskenmerken

Het plangebied is ongeveer 13,6 ha groot, is gesitueerd in het stroomgebied van de Leij, en behoort zowel kwalitatief als kwantitatief tot het beheergebiedvan Waterschap de Dommel.

De hoogteligging van het plangebied varieert globaal van Oost op ongeveer14,00 m + NAP, tot West op ongeveer 14,50 m + NAP.

7.1.2 Bodem en grondwater

Uit het globaal onderzoek Beheerbestemmingsplannen Gemeente Tilburg, GEOFOX, 23 oktober 2006, blijkt de bodemopbouw te bestaan uitoverwegend zand, zwak tot sterk lemig. Dit zijn matig tot goed doorlatende grondlagen, met in de toplagen storende lagen van minder dan één meter

dik.

De grondwaterstanden verlopen globaal van zuid naar noord. Demaatgevende grondwaterstand is ongeveer 11,95 m + NAP. De ontwatering in de bestaande situatie, met maatgevende grondwaterstanden van ruim 1,0 m onder het maaiveld, is voldoende. Lokaal kan er sprake zijn van schijngrondwaterspiegels, welke ontstaan door stagnerend water in slechtwaterdoorlatend bodemlagen in de onverzadigde zone.

7.1.3 Oppervlaktewater

Binnen en in de omgeving van het plangebied bevindt zich geen significant oppervlaktewater.

7.1.4 Riolering

In de bestaande situatie is het plangebied gerioleerd met een gemengd rioolstelsel. Het plangebied is daarbij volledig gerioleerd. Het afvalwater van de oostelijk rand stroomt af in droogweer omstandigheden in de zuidelijk richting, en verder door middel van duikers onder het kanaal door, tot het doorvoergemaal Moerenburg. Het afvalwater wordt dan verpompt naar de zuiveringsinstallatie Tilburg. Het afvalwater van de rest van het plangebied stroomt direct naar deze RWZI. Beide installaties zijn in beheer van waterschap De Dommel.

7.1.5 Functies

Het waterschap De Dommel voert een zodanig beleid dat oppervlaktewateren aan alle kwalitatieve en kwantitatieve eisen voldoen om zijn functies te vervullen. Deze eisen zijn gesteld aan het betreffende oppervlaktewater, rekening houdend met de mogelijkheden en beperkingen. In het Provinciaal Waterplan zijn daarop, na integrale belangenafwegingen, door de provincie waterhuishoudkundige functies toegekend.

De zogenaamde Europese kaderrichtlijn (2000/60/EG) heeft voorrang boven alle nationale wetten en beleid. De uitvoering daarvan leidt tot aangewezen wateren ecologisch in orde. Het waterschap en de gemeente hebben een voorkeursvariant voor de gemeentelijke maatregelen. Deze maatregelen zijn input voor het stroomgebiedsbeheerplan.

Het beleid van het waterschap is in grote lijnen weergegeven in de Keur waterschap De Dommel (datum intrede 22 december 2009). Uit de Keurkaarten blijkt dat er geen beschermd gebied in of nabij het plangebied ligt.

7.2 Duurzaam Stedelijk Water

Beleidskader

De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat er in tegenstelling tot vroeger, meer rekening gehouden moet worden met water. Het huidige beleid van het rijk, de provincie, de waterbeheerder en de gemeente is gericht op een duurzamer waterbeheer. Het Rijk heeft met het Kabinetsstandpunt Anders omgaan met Water, Waterbeleid 21ste eeuw (2000) het advies van de Commissie Waterbeheer 21ste eeuw omarmd. Het waterbeheer moet veranderen om Nederland in de toekomst, wat water betreft, veilig, leefbaar en aantrekkelijk te houden. Belangrijk in de nieuwe aanpak is het realiseren van veerkrachtige watersystemen die weer de ruimte krijgen, het niet afwentelen van knelpunten in tijd of plaats, de drietrapsstrategie 'vasthouden, bergen, afvoeren', en het reserveren van de ruimte die nodig is voor de wateropgave.

Sinds 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. De KRW stelt doelen voor een goede ecologische en chemische toestand van het oppervlakte- en grondwater in 2015. De EU stelt de normen voor prioritaire stoffen. De ecologische doelstellingen mogen de lidstaten en regio's zelf vaststellen. Voor grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Ook moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand. In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) hebben rijk, provincies, waterschappen en gemeenten afgesproken het beleid van WB21 en de KRW uit te voeren. Het NBW houdt simpel gezegd in dat de watersystemen in 2015 op orde moeten zijn wat betreft waterkwantiteit (WB21), -kwaliteit en ecologie (KRW).

Wat het regionale beleid betreft, beheert Rijkswaterstaat het Wilhelminakanaal, de provincie de grondwatervoorraden en de waterschappen het oppervlaktewater. Het Provinciale Waterplan 2010 - 2015 beschrijft het strategische waterbeleid. De uitvoering van de Europese KRWdoelstellingen is daarin opgenomen. Parallel aan het provinciale beleid, zoeken de waterpartners samen met de betrokken landbouw-, natuur- en andere organisaties samen naar passende oplossingen om deze KRWdoelstellingen te realiseren.

Voor de bescherming van de grondwaterkwaliteit zijn diverse wettelijke regelingen van toepassing, waarin voorwaarden zijn gesteld aan activiteiten op of in de bodem, teneinde een algemeen beschermingsniveau voor bodem en grondwater te realiseren. Ook is hier van toepassing de Verordening grondwaterbeschermingsgebieden provincie Noord-Brabant en / of de Provinciale Milieuverordening, van kracht vanaf 1 maart 2010.

Het waterschap De Dommel heeft het Waterbeheerplan III 2010 - 2015 vastgesteld, voor dezelfde periode als het Nationale Waterplan 2010 - 2015 en het bovengenoemde Provinciale Waterplan 2010 -2015. Het waterbeheerplan 'Krachtig Water' is een strategisch document. Daarin geeft De Dommel de doelen aan voor de periode 2010-2015 en hoe zij het wil bereiken. Het plan is afgestemd op het Stroomgebiedsbeheerplan Maas, het Nationaal Waterplan en het Provinciaal Waterplan. Naast dit beheerplan beschikt het waterschap over verschillende beleidsregels, waarvan de Keur Waterschap De Dommel 2009 (datum intrede 22 december 2009) van belang is voor eventuele ontwikkelingen.

Het waterbeleid van de gemeente Tilburg is vastgelegd in de Structuurvisie Water en Riolering (SWR), met daarin opgenomen het GRP voor de periode 2010 - 2015, met een visie voor de komende 30 jaar. Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. De SWR vervangt het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002) en het Gemeentelijk Rioleringsplan (2005-2009), en werkt de nieuwe wet- en regelgeving uit, voornamelijk wat de nieuwe zorgplichten betreft voor het regen- en grondwater, en het actuele rijks-, het provinciale en het regionale beleid.

De visie hanteert de in het Waterplan (1997) vastgestelde algemene doelstellingen voor de lange termijn, gebaseerd op de duurzaamheidgedachte:

  • Streven naar een duurzaam en veerkrachtig watersysteem;
  • Optimalisatie van de waterketen; zuinig en efficiënt gebruik van water;
  • Vergroten van de belevings-, ecologische, economische en recreatieve waarde van water.

Deze visie is samengesteld op basis van bijdragen van burgers, gemeenteraad, en betrokken waterbeheerders. Uit de visie vloeit de opgave voort voor de komende jaren. Als uitwerking van de visie zijn er opgaven geformuleerd en strategische keuzes gemaakt, die gelden als randvoorwaarden voor de ruimtelijke ontwikkelingen in Tilburg. Deze randvoorwaarden geven onder andere invulling aan het water als ordenend principe.

Afwegingen

In het Basis Rioleringsplan 2005 is geconstateerd dat de hydraulische knelpunten door middel van een secundaire afwateringstructuur opgelost moeten worden. Het betreft de zogenaamde Blauwe Aders. Het hemelwater wordt in eerste instantie afgekoppeld van de gemengde rioolstelsels, geborgen en dan afgevoerd. In de Structuurvisie Water en Riolering (SWR) zijn afkoppelgebieden bepaald.

In de Structuurvisie Water en Riolering is geen afkoppelopgave vastgesteld voor de bestaande bebouwing van het plangebied. Wel heeft de gemeenteraad vastgesteld dat bij herontwikkeling / grote bouwplannen de afvoer van regenwater gescheiden plaatsvindt ten behoeve van toekomstige ontvlechting van de gemengde riolering. In de Spoorzone wordt het regenwater afgekoppeld van de bestaande riolering en aangekoppeld op een aan te leggen Blauwe Ader. Deze transportleiding komt te liggen op de Spoorlaan, bergt het ingezamelde regenwater en transporteert het richting het Wilhelminakanaal bij hevig neerslag.

Bij eventuele ontwikkelingen in het plangebied dient de afvoer van regenwater gescheiden van de gemengde riolering te worden, een aankoppelen bij de aan te leggen Blauwe Ader in de Spoorlaan.

7.3 Watertoets

7.3.1 Beleidskader

De systematiek voor beheerbestemmingsplannen is in het overleg d.d. 13 oktober 2005 afgestemd met waterschap De Dommel en waterschap De Brabantse Delta. In dit overleg is de opbouw en de inhoud van de beheerbestemmingsplannen in zijn algemeenheid besproken. De waterparagraaf voor een beheerbestemmingsplan is omschrijvend. Er is tevens vastgesteld dat elk ontwikkelingsplan een specifieke waterparagraaf behoeft, daar dit maatwerk is. Op 14 maart 2007 zijn aanvullende procesafspraken gemaakt tussen beide waterschappen en gemeente, in het kader van de beheerbestemmingsplannen.

7.3.2 Proces

Het plan Veemarktkwartier is voorgelegd aan de waterbeheerder, waterschap De Dommel, via e-mail d.d. 29 september 2010. Daarbij is de opzet van dit beheerbestemmingsplan toegelicht, en de opgestelde waterparagraaf voorgelegd. De Dommel leverde op- en aanmerkingen / een voorlopig wateradvies aan als reactie op het concept. Deze opmerkingen zijn verder zo veel mogelijk verwerkt in de definitieve waterparagraaf en de plankaart.

7.3.3 Advies

De Dommel stemt voorlopig in met deze waterparagraaf. Dit alles is verwoord in haar voorlopig wateradvies, in de brief / mail d.d. 17 december 2010.

Hoofdstuk 8 Opzet Planregels

8.1 Inleiding

De indeling en inhoud van de regels bij dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de Tilburgse bestemmingsplansystematiek, die primair ten behoeve van het actualiseren van bestemmingsplannen (een autonoom proces waarbij uit de aard der zaak de nadruk ligt op beheer) door de afdeling Stedenbouw van de gemeente Tilburg is opgesteld. De plansystematiek is vastgesteld door het gemeentebestuur en wordt doorlopend aan veranderende regelgeving en beleidsinzichten aangepast. De plansystematiek is gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2008 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en IMRO2008 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening). De systematiek is te vinden op www.tilburg.nl/ruimtelijkeplannen.

8.2 Hoofdstuk 1 Van De Regels: Inleidende Regels

Hoofdstuk 1 bevat de ´Inleidende regels´. Dit hoofdstuk omvat twee artikelen: een artikel met een aantal noodzakelijke begripsomschrijvingen en een artikel inzake de wijze van meten. Hieronder volgt een korte toelichting op enkele essentiële begrippen.

8.2.1 Bouwvlak en erf

De Tilburgse plansystematiek (en dus ook dit bestemmingsplan) maakt onderscheid tussen het bouwvlak en het erf.

Het bouwvlak komt in principe bij alle bestemmingen voor. Uitzondering zijn de bestemmingen binnen het openbaar gebied. Indien geen bouwvlak is aangegeven, bepalen de planregels soms dat het gehele bestemmingsvlak geacht wordt bouwvlak te zijn. Hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden opgericht. Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen er eveneens worden gebouwd, uiteraard slechts voor zover deze passen binnen de bestemming en de bouwregels. Soms mag het bouwvlak volledig worden volgebouwd, soms niet. Het eerste blijkt normaliter uit de planregels, het tweede wordt in de regel op de verbeelding weergegeven met een maatvoeringsaanduiding.

In het erf mogen geen hoofdgebouwen worden opgericht. Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn wel toegestaan, voor zover deze passen binnen de bestemming en de bouwregels. Het erf komt met name voor bij woningen en bebouwing langs de linten.

Binnen het onbebouwd erf (perceel minus bouwvlak en minus erf) beperken de bouwmogelijkheden zich over het algemeen tot hetgeen vergunningvrij mag worden gebouwd en enkele bouwwerken, geen gebouwen zijnde (denk vooral aan erfafscheidingen).

8.2.2 Voorgevelrooilijn en bebouwingsfront

De Bouwverordening kent grote waarde toe aan de voorgevelrooilijn als stedenbouwkundig element: de lijn waarin gebouwd moet worden. De voorgevelrooilijn is in dit bestemmingsplan omschreven als ´de voorste, naar het openbaar gebied toegekeerde lijn die het bouwvlak begrenst´. In de bouwregels wordt aangeven wanneer er sprake is van een voorgevelrooilijn. Indien er sprake is van enkelvoudige volumes, wordt veelal een groot bouwvlak weergegeven, dat niet volledig (100%) mag worden bebouwd. In dat geval wordt op de verbeelding een ´bebouwingsfront´ weergegeven. In de regels wordt dan geregeld dat ter plaatse van deze aanduiding bebouwing in deze lijn moet worden gebouwd. Het bebouwingsfront geldt dan als voorgevelrooilijn.

8.2.3 Achtergevelrooilijn

De achtergevelrooilijn is ´de achterste, niet naar het openbaar gebied toegekeerde lijn, die het bouwvlak begrenst´. Omgevingsvergunningen voor het overschrijden van de achtergevelrooilijn zijn mogelijk en bijvoorbeeld nodig in situaties, waarin binnen de stroken- of blokverkaveling (gelegen binnen of aansluitend op het bestaande stadsweefsel) sprake is van:

  • gebouwen op binnenterreinen mits hiervan de bereikbaarheid conform de gemeentelijke Bouwverordening gewaarborgd is;
  • bebouwing in meerdere bouwlagen in de strook van 5 m langs de perceelscheiding tot een bebouwingsdiepte van max. 15 m.

Bij het verlenen van omgevingsvergunning dient een afweging plaats te vinden aan de hand van de volgende criteria:

  1. 1. De beoogde bebouwing moet stedenbouwkundig gezien naar schaal passen c.q. inpasbaar zijn binnen het gebied, de bouwstrook of het bouwblok, waarbij in het bijzonder afstemming met bestaande woonbebouwing moet plaatsvinden;
  2. 2. Bij ligging binnen beschermde stadsgezichten waarmee de schaal van de bebouwing zou kunnen concurreren, dient afstemming plaats te vinden. In voorkomende gevallen wordt advies gevraagd aan de Monumentencommissie.

8.2.4 Bouwdiepte

Conform de regeling in de Bouwverordening is de bouwdiepte gerelateerd aan de dieptemaat van het betreffende bouwblok c.q. de bouwstrook. In het algemeen is de achterste begrenzing van het bouwvlak bepaald door de helft van de straal van de ingeschreven cirkel binnen de voorgevelrooilijnen in het betreffende bouwblok. Indien sprake is van een bouwstrook is de bouwdiepte bepaald door de helft van de diepte van de bouwstrook, gelegen achter de voorgevelrooilijn. In beide gevallen wordt als maximum gehanteerd een diepte van 12 m. Gelet op de specifieke situatie of vanuit stedenbouwkundige overwegingen kan voor het bepalen van de achtergevelrooilijn van deze richtlijn worden afgeweken.

8.2.5 Bouwhoogte

Op grond van historisch/morfologische interpretatie worden de volgende gebiedstypen onderscheiden, waarbij het onderscheid wordt gevormd door een verschillende maximale bouwhoogte:

  1. 1. Hoofdstructuur oude gebieden, onderverdeeld in:
    1. a. Linten van de 1e orde;
    2. b. Linten van de 2e orde.
  2. 2. Hoofdstructuur nieuwe gebieden;
  3. 3. Overige gebieden.

Langs de 'Hoofdstructuur oude gebieden' wordt, indien sprake is van een lint van de 1e orde, een maximale hoogte toelaatbaar geacht van 15 m. Indien sprake is van een lint van de 2e orde, is de maximaal toelaatbare hoogte 11 m. Langs de 'Hoofdstructuur nieuwe gebieden' is een bouwhoogte van maximaal 15 m toelaatbaar, terwijl in de overige gebieden maximaal 10 m is toegestaan. Bij afwijkende woningtypes en bijzondere situaties wordt van deze hoogteregels afgeweken en ´op maat´ bestemd. Met name vanwege het niet stedelijke karakter gelden voor de dorpen afwijkende maten die opgenomen zijn binnen de afzonderlijke bestemmingen: Wonen-1, Wonen-2 en Wonen-3. Ook in het buitengebied geldt een afwijkende regeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2010008-e001_0014.png"

afwijking bouwhoogte.

In geval van ligging direct naast beschermde dorps- of stadsgezichten en/of gemeentelijke dan wel rijksmonumenten, waarmee hogere bebouwing zou kunnen concurreren, dient afstemming met genoemde objecten plaats te vinden. Advies wordt gevraagd aan de gemeentelijke Monumentencommissie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2010008-e001_0015.png"

8.2.6 Goothoogte

De toegelaten hoogte in de voorgevelrooilijn is in het algemeen gerelateerd aan de straatbreedte. De toegelaten hoogte in de achtergevelrooilijn is in het algemeen gerelateerd aan de afstand tussen de achtergevelrooilijnen. De formule ter bepaling van de goothoogte in de voorgevelrooilijn kan als volgt worden omschreven: de straatbreedte (gemeten van gevel tot gevel) + 1 m met een maximum van:

  • 15 m bij linten van de eerste orde;
  • 15 m bij de hoofdstructuur nieuwe gebieden;
  • 11 m bij linten van de tweede orde;
  • 10 m bij de overige gebieden.

In de meeste gevallen komt dit neer op een goothoogte die gelijk is aan de bouwhoogte. In de regels wordt de goothoogte dan ook gelijk gesteld aan de bouwhoogte, tenzij op de verbeelding met een maatvoeringsaanduiding een andere goothoogte wordt weergegeven. Bij afwijkende woningtypes en bijzondere situaties wordt van deze hoogteregels afgeweken en ´op maat´ bestemd. Dit zelfde geldt voor de goothoogte in de achtergevelrooilijn. Wanneer de systematiek voor de goothoogte in de voor- en achtergevelrooilijn resulteert in verschillende hoogten, wordt de laagste goothoogte weergegeven. Middels een omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de regels ten behoeve van het bouwen in het bouwvlak kan dan een hogere goothoogte voor de andere rooilijn worden verkregen.

Aanvullend op deze regeling dient langs de 'Hoofdstructuur oude en nieuwe gebieden' echter rekening te worden gehouden met de bestaande hoogte van de belendingen in de voorgevelrooilijn. Hierbij dienen de volgende uitgangspunten in acht te worden genomen:

  • de hoogte van de bebouwing in de voorgevelrooilijn op het te bebouwen perceel mag in een strook van 5 m langs de zijdelingse perceelsgrens over een diepte tot aan de achtergevelrooilijn niet meer mag bedragen dan de feitelijk in de voorgevelrooilijn aanwezige afschuiningshoogte van de bebouwing op het naastgelegen perceel vermeerderd met 6 m;
  • deze hoogte mag afhankelijk van de aanwezige afschuiningshoogte van de bebouwing op het naastgelegen perceel in elk geval 10 m bedragen;
  • bebouwing op een grotere afstand dan 5 m van de zijdelingse perceelsgrens wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.

In bijzondere gevallen kan, afhankelijk van het type lint, omgevingsvergunning worden verleend voor binnenplans afwijken van de bouwregels t.b.v. bebouwing in de strook van 5 m langs de zijdelingse perceelsgrens tot een maximale hoogte behorende bij het type lint. Rekening houdende met de belendingen en/of het straatbeeld kunnen uit oogpunt van een goede ruimtelijke inpassing nadere eisen worden gesteld ten aanzien van vorm, afmetingen en plaats van de bovenste bouwlaag of de bovenste twee bouwlagen.

In het buitengebied gelden ten aanzien van goothoogten andere regels, die een lagere maximale goothoogte met zich brengen.

8.2.7 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Tenzij anders weergegeven is de volgende regeling van kracht voor woningen in stedelijk gebied:

  1. 1. oppervlakte:
    1. a. 20 m2 indien erf kleiner is dan 50 m2;
    2. b. 40% van erf met maximum van 60 m2 bij erf tussen de 50 m2 en 500 m2;
    3. c. 80 m2 bij erf tussen de 500 m2 en 1000 m2;
    4. d. 100 m2 bij erf vanaf 1000 m2.
  2. 2. bouwhoogte: maximaal 3 m bij plat dak, bij schuin dak goothoogte maximaal 3 m en bouwhoogte maximaal 4,5 m.

Met omgevingsvergunning inzake binnenplans afwijken van de bouwregels is ten behoeve van mantelzorg een grotere oppervlakte mogelijk.

In het buitengebied geldt (op basis van provinciaal beleid) voor bijgebouwen bij woningen in beginsel een maximale oppervlaktemaat van 75 m², terwijl de goothoogte maximaal 3 m en bouwhoogte maximaal 4,5 m mag bedragen.

8.3 Hoofdstuk 2 Van De Regels: Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 bevat de ´Bestemmingsregels´. In dit hoofdstuk komen de verschillende bestemmingen met bijbehorende bouwregels en gebruiksregels aan bod. Vaak is daarnaast sprake van een nadere eisen-regeling, een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, wijzigingsbevoegdheden e.d.

Bestemmingen
In het plan komen de volgende bestemmingen voor:

1. Bedrijf-Verkooppunt motorbrandstoffen

2. Centrum-Binnenstad

  1. 3. Centrum-Horeca
  2. 4. Gemengd 2
  3. 5. Gemengd-Binnenstad
  4. 6. Kantoor
  5. 7. Maatschappelijk
  6. 8. Verkeer
  7. 9. Verkeer-Verblijf
  8. 10. Wonen
  9. 11. Wonen-Gestapeld

De bestemming Bedrijf-Verkooppunt motorbrandstoffen geldt voor het bestaande brandstofverkooppunt aan de Spoorlaan.

De bestemming Centrum-Binnenstad komt voor op locaties waar menging van centrumfuncties is toegestaan maar gelegen buiten het horecaconcentratiegebied. Te denken valt hierbij bijvoorbeeld aan gebieden waar verschillende functies zoals detailhandel, bedrijven, kantoren, maatschappelijke instellingen, dienstverlening etc. mogelijk is. Beperking van functies is mogelijk vanwege specifieke locale omstandigheden en/of de omgeving door het op de verbeelding uitsluiten van functies. Het nieuw vestigen van horecagelegenheden in de categorie 1 is uitsluitend mogelijk via een binnenplanse afwijkingsbevoegd. De bestaande horecagelegenheden zijn met een aanduiding op de verbeelding weergegeven. De bestemming Centrum-Binnenstad is gelegd op het gebied rondom de Veemarktstraat, een stukje van de Tivolistraat (nrs. 102 t/m 138), Tivolistraat 50-52 en de locatie St. Josephstraat 133 (Duvelhok).

Voor het gebied gelegen aan de Heuvelring, de Heuvel (Korte Heuvel) en popcentrum 013 (Veemarktstraat 44), het gebied dat aangeduid is als horecaconcentratiegebied, is in het bestemmingsplan de bestemming Centrum Horeca opgenomen. Behalve de functies die ook zijn toegestaan binnen de bestemming Centrum Binnenstad zijn binnen deze bestemming ook horecavestigingen mogelijk van de categorieen 1 t/m 3.

De bestemming Gemengd 2 geldt voor het gedeelte van de Tiviolistraat dat is gelegen ten oosten van de Dunantstraat.

De bestemming Gemengd Binnenstad is opgenomen voor het gedeelte van de St. Jospehstraat (incl. het complex Bellevue op de hoek Heuvel-Tivoli-St. Josephstraat) en voor het gedeelte aan de Dunantstraar tussen de Tivolistraat (achter Faxx locatie) en de St. Josephstraat (het Duvelhok).

Voor het Interpolisterrein aan de Spoorlaan, inclusief de tuin, is de bestemming Kantoor opgenomen.

Binnen de bestemming Maatschappelijk is de religieuze instelling aan de Heuvelring opgenomen. Behalve religieuze instellingen mogen op deze gronden ook andere maatschappelijke voorzieningen gerealiseerd worden.

Binnen de bestemming Verkeer zijn alle verkeer- en vervoervoorzieningen ten behoeve van het wegverkeer opgenomen. De nadruk ligt hierbij op de gebiedsontsluitingsfunctie voor gemotoriseerd en langzaam verkeer. Het betreft hier hoofdverzamelwegen, verzamelwegen en wijkontsluitingswegen. Tevens maken groenvoorzieningen deel uit van de bestemming voor zover deze niet onder de bestemming groen worden geplaatst.

De bestemming Verkeer-Verblijf heeft betrekking op verkeer-, vervoer- en verblijfsvoorzieningen en eventueel verblijfsgebied, ten behoeve van personen- en goederenvervoer via spoorwegen met bijbehorende voorzienigen waaronder bijvoorbeeld stationsgebouwen e.d.

Binnen de bestemming Wonen, die voor de woningen aan de Dunantstraat geldt en een drietal woningen aan de J. Aartestraat, zijn uitsluitend grondgebonden woningen toegestaan. Onder voorwaarden zijn tevens beroepsmatige activiteiten toegestaan als een aan huis gebonden beroep. Met afwijkingsprocedure kan worden meegewerkt aan het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten. Hierbij moet worden gedacht aan activiteiten die inpasbaar zijn binnen een woonwijk en vrijwel geen overlast veroorzaken voor de directe omgeving. Qua uiterlijke verschijningsvorm dienen de beroepsuitoefeningen ondergeschikt te zijn aan de omgeving en wordt de oppervlakte die voor de beroepsuitoefening naar omvang beperkt. Een van deze hoofdgroep afgeleide gespecificeerde bestemmingen binnen de Tilburgse plansystematiek is de bestemming Wonen-Gestapeld. Deze bestemming wordt gebruikt bij appartementenbouw. In het plangebied geldt deze bestemming voor het appartementencomplex aan de Tivolistraat.

Daarnaast zijn de volgende dubbelbestemmingen opgenomen:

1. Waarde-Archeologie.

2. Waarde-Cultuurhistorie.

Bouwregels
De bouwregels bevatten een uitgebreide regeling ten aanzien van het oprichten van gebouwen en overige bouwwerken in het plangebied (bouwvlak, erf, bouwhoogte, regeling bijgebouwen, etc.). Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt in bouwregels voor (hoofd)gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en bouwwerken van algemeen nut.

Nadere eisen enomgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels
Vaak heeft het college de bevoegdheid om met in achtneming van de daarvoor geldende voorwaarden en procedure nadere eisen aan bouwplannen te stellen of afwijking van de bouwregels toe te staan.

Gebruiksregels
Bij de meeste bestemmingen worden regels omtrent het gebruik van gronden en bouwwerken gegeven, al dan niet aangevuld met een aantal afwijkingsmogelijkheden, wisselend per bestemming.

Omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
Een aantal bestemmingsartikelen is aangevuld met een vergunningplicht t.a.v. bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde.

Wijzigingsbevoegdheid
Een aantal bestemmingsartikelen is aangevuld met een wijzigingsbevoegdheid t.a.v. bepaalde functies.

8.4 Hoofdstuk 3 Van De Regels: Algemene Regels

Hoofdstuk 3 bevat de ´Algemene regels´ ten aanzien van de volgende aspecten:

Anti-dubbeltelregel

Artikel 16 bevat een algemene anti-dubbeltelregel ter voorkoming van onbedoeld gebruik van de regels.

Algemene bouwregels

Artikel 17 bevat een aantal bouwregels die algemeen toepasbaar zijn. Het gaat hierbij om de regeling met betrekking tot ondergrondse bebouwing, de verhouding tussen bouwvlakken en aanduidingen, de situering van de hoofdtoegang voor woningen, een regeling voor onbebouwde terreinen bij woningen en bij overige gebouwen, een regeling over de ruimte tussen gebouwen en een regeling voor het bouwen nabij op de plankaart aangeduide bomen.

Algemene gebruiksregels

In artikel 18 staat een algemene gebruiksregel, inhoudende dat het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met een functie-aanduiding aangemerkt wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming.

Algemene aanduidingsregels

In artikel 19 zijn de algemene aanduidingsregels opgenomen. Op de verbeelding voorkomende gebiedsaanduidingen zijn hier geregeld.

Indien nodig hier in het oog springende regels in het voorliggende plan nader toelichten.

Algemene afwijkingsregels
Algemene afwijkingsbevoegdheden van het bevoegd gezag met betrekking tot geringe afwijkingen van de regels van het plan staan in artikel 20.

Algemene wijzigingsregels
Een algemene wijzigingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders staat in artikel 21, o.a. met betrekking tot reconstructie van oude complexgewijze bebouwing, schrappen van functieaanduidingen en uitwisseling van functieaanduidingen, het toelaten van diverse functies binnen de woonbestemming, wijziging van de bestemmingsgrenzen en het toelaten van utiliteitsvoorzieningen met een oppervlak groter dan 50 m2.

Algemene regels inzake nadere eisen
Naast eventuele nadere eisen per bestemming zijn burgemeester en wethouders middels artikel 23.1 Algemene regels inzake nadere eisen bevoegd om een aantal algemene nadere eisen te stellen.

Algemene regels inzake omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
Algemene regels over het toelaten van werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsgunning vereist is, staan in artikel 23.2 Algemene regels inzake omgevingsvergunningvoor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

8.5 Hoofdstuk 4 Van De Regels: Overgangsrecht En Slotregel

Het vierde en laatste hoofdstuk heet ´Overgangsrecht en slotregel´. Hier is het overgangsrecht te vinden met betrekking tot het bouwen van bouwwerken en het gebruik van gronden en opstallen. In de slotbepaling wordt de exacte naam van het bestemmingsplan gegeven.

Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid

9.1 Uitvoerbaarheid

Onderzoek naar de economische uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen heeft in het algemeen betrekking op nieuwe ontwikkelingen waarvoor bestemmingswijzigingen nodig zijn en die door de gemeente worden gerealiseerd. Het bestemmingsplan Veemarktkwartier heeft echter betrekking op een reeds bebouwd deel van de gemeente, waarbij zowel ontwikkelingen aan het particuliere initiatief worden overgelaten als zowel de gemeente initieert in ontwikkelingen. Met betrekking tot het bestemmingsplan spreekt men daarom ook wel van "toelatingsplanologie" alsmede een "uitvoeringsplanologie". Voor zover het bestemmingsplan grootschaliger ontwikkelingen (bouwplannen) mogelijk maakt zijn hiervoor wijzigingsbevoegdheden opgenomen. In afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening (Grondexploitatie) is geregeld dat een exploitatieplan ten behoeve van deze ontwikkelingen pas ten tijde van de wijziging van de bestemming hoeft worden vastgesteld. Het is daarom niet nodig dat de raad bij dit bestemmingsplan een exploitatieplan vaststelt.

Hoofdstuk 10 Burgerparticipatie En Overleg

10.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro

Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan Veemarktkwartier op 10 december 2009 gepubliceerd in de Tilburgse Koerier en bekendgemaakt op de gemeentelijke website.

10.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

Het concept-ontwerpbestemmingsplan is onder vermelding van een reactietermijn van vier weken verzonden naar de in artikel 3.1.1 Bro genoemde overleginstanties, aangevuld met enkele organisaties, die de gemeente op vrijwillige basis de mogelijkheid wenste te geven op het concept te reageren. Het concept is verzonden aan de volgende organisaties:

Datum verzending Datum ontvangst reactie Opmerkingen?
Directie Ruimtelijke Ontwikkeling en handhaving provincie Noord Brabant 19 januari 2011 3 februari 2011 nee
Inspectie VROM 19 januari 2011
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed 19 januari 2011
Waterschap De Dommel 19 januari 2011
ProRail Railinfrabeheer Beheer en instandhouding regio Zuid 19 januari 2011
Kamer van Koophandel Brabant 19 januari 2011
Brandweer Midden-West Brabant
19 januari 2011

Hieronder worden de overlegreacties (samengevat) weergegeven, waarbij tevens het standpunt van het college van burgemeester en wethouders wordt vermeld.

10.3 Burgerparticipatie

Op 18 januari 2011 is ter uitvoering van het bepaalde in de door de raad vastgestelde Handreiking Burgerparticipatie een informatieavond gehouden in Het Patronaat aan de Veemarktstraat. Tijdens deze informatieavond is een toelichting gegeven op de aard en het doel van het bestemmingsplan. Daarnaast is het eerste concept van de verbeelding gepresenteerd. Tevens is de gelegenheid gegeven tot het stellen van vragen en het maken van opmerkingen.

De belangrijkste opmerkingen op de avonden betroffen de wijzigingsgebieden zoals deze zijn opgenomen in het concept-ontwerpbestemmingsplan. De aanwezigen wilden concreet weten wat en wanneer er ontwikkelingen plaats gaan vinden op deze locaties. Na jaren van visie- en planvorming wilden zij concrete plannen zien, dit gold met name voor de Faxx locatie. Ook waren er vragen over de plannen van de UvT voor het Duvelhok aan de St. Josephstraat en hoe deze locatie in het bestemmingsplan opgenomen wordt.

Tot slot waren er ook een aantal opmerkingen t.a.v. onjuistheden c.q. onvolledigheden op de verbeelding. N.a.v. deze laatste opmerkingen is de verbeelding nog op een aantal punten aangepast zoals onder andere het toevoegen van een aanduiding detailhandel aan de Tivolistraat en het verwijderen van een bouwvlak op het achterterrein van een perceel aan de St. Jospehstraat omdat daar geen bebouwing meer aanwezig is.

10.4 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.8. van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), gedurende zes weken ter inzage gelegen, te weten van 11 maart 2011 tot en met 21 april 2011. Tijdens deze periode zijn er 2 zienswijzen ingediend. Deze worden hieronder zakelijk weergegeven, met daarbij het uiteindelijke standpunt van het gemeentebestuur ten aanzien van die zienswijzen.

N.B: in verband met de toepassing van de Wet bescherming persoonsgegevens zijn de zienswijzen van natuurlijke personen geanonimiseerd weergegeven (zulks o.a. n.a.v. een bericht van de VNG van 2 oktober 2009).

  • A. Zakelijke weergave van de ingediende zienswijzen:

Zienswijze 1:

De indiener van de zienswijze heeft al jaren plannen voor een ontwikkeling op een drietal percelen aan de Veemarktstraat (kadastraal bekend gemeente Tilburg sectie M nrs. 10576, 7679 en 7680). Met de gemeente wordt hierover reeds lang overlegd, ook over een integrale ontwikkeling met de initiatieven van naastgelegen locaties. De complexiteit van de totale gebiedsontwikkeling heeft er toe geleid dat er tot op heden nog geen concrete afspraken zijn gemaakt. Gelet hierop ziet men zich genoodzaakt zienswijzen in te dienen.

  1. a. Bezwaar wordt gemaakt tegen de inperking van de bebouwingsmogelijkheden. Dit betreft sterk verminderde mogelijkheden ten aanzien van bouwvlak en bouwhoogte die rechtsreeks zijn opgenomen in het geldende bestemmingsplan. Daarnaast is het voor bezwaarmaker onverklaarbaar waarom in wro zone wijzigingsgebied 1 de bouwhoogte wordt beperkt tot 13,5 meter terwijl in wro zone wijzigingsgebied 2 een hoogte van 35 meter wordt toegestaan.
  2. b. Bezwaar wordt gemaakt tegen de projectie van openbare ruimte op de gronden die in eigendom zijn bij de indiener van de zienswijze. Deze bestemming is weliswaar niet als zodanig opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan maar volgt wel uit de visie gebiedsontwikkeling Veemarktwartier welke ten grondslag ligt aan het opstellen van het ontwerpbestemmingsplan.
  3. c. Ten aanzien van het parkeren wordt opgemerkt dat al op voorhand vastgesteld moet worden dat voor het benodigde bouwvolume voor een financieel haalbare ontwikkeling de locaties geen of niet voldoende (realistische) mogelijkheden bieden voor parkeren op eigen terrein. Alleen met een projectspecifieke afspraak over eventueel te realiseren parkeerplaatsen op eigen terrein, in combinatie met benutting van de capaciteit in openbare parkeergarages, kan tot een haalbare ontwikkeling worden gekomen.
  4. d. Aandacht wordt gevraagd voor de in de visie opgenomen doorbraak aan de Heuvel naast het Midi-theater en de daaraan gekoppelde nieuwe openbare ruimte als verblijfsgebied. Het realiseren van deze doorbraak wordt als noodzakelijke voorwaarde gezien om te achterliggende gebied te transformeren tot een leefbare omgeving waarmee zinvol invulling wordt gegeven aan de ambitie van de gemeente om dit deel van de binnenstad te revitaliseren en volwaardig onderdeel te laten uitmaken van het centrum.

Standpunt van het college van Burgemeester en Wethouders:

  1. a. Allereerst wordt opgemerkt dat de directe bouwmogelijkheden voor deze percelen in het bestemmingsplan Veemarktkwartier inderdaad beperkter zijn dan op basis van het nu geldende bestemmingsplan Tivoli. In dat laatste bestemmingsplan (Tivoli) hebben deze gronden de bestemming Wonen en is voor wat betreft de bouwregelgeving de Bouwverordening aanvullend. De indiener van de zienswijze heeft van deze bouwmogelijkheden in het geldende bestemmingsplan nooit gebruik gemaakt. Ook zijn er nooit concrete bouwaanvragen voor deze locatie gedaan. Met het oog op de gewenste ontwikkeling van het gebied is het nu niet meer wenselijk dat op deze percelen gebouwd wordt conform de huidige planologische regeling. Vandaar dat in het bestemmingsplan Veemarktkwartier geen hoofdbebouwingsvlak aan deze locatie is gegeven op basis waarvan een directe bouwtitel verkregen wordt. In het ontwerp-bestemmingsplan hebben deze gronden de bestemming Centrum Binnenstad met de functie-aanduiding erf. Hier is beperkte bebouwing toegestaan ten behoeve van aan-, uit- en bijgebouwen. Het gebied is in het ontwerp-bestemmingsplan tevens aangeduid als wro zone wijzigingsbevoegdheid 1.Gelet op de gewenste ontwikkeling van het gebied, op basis van de visie gebiedsontwikkeling Veemarktkwartier, is wel mogelijk en zelfs wenselijk dat op een deel van de betreffende percelen bebouwing gerealiseerd kan worden echter wel rekening houdend met het uitgangspunt om de verbinding van de Veemarktstraat met omliggende stedelijke ruimten te verbeteren. De Veemarktstraat in oost-west richting moet een betere relatie met de Interpolistuin tot stand brengen. De toegankelijkheid moet beter worden en de parkeergarage moet minder als hinderpaal worden ervaren. Het verbeteren van de toegankelijkheid is van belang om de relatie tussen het centrum en de Interpolistuin te verbeteren. Gelet hierop is het wenselijk slecht een deel van deze percelen met grotere bouwvolumes te bebouwen. Het niet te bebouwen deel van deze percelen zal onderdeel uit gaan maken van een pleintje dat bemiddelt tussen de beschermde stadshistorische straat, de nieuwbouw en de parkeergarage. Voorwaarde voor het te bebouwen deel is wel de bouwvolumes optimaal in te passen binnen het Rijksbeschermd Stadsgezicht Stadskern Tilburg vandaar een maximale hoogte binnen de Wro zone wijzigingsbevoegdheid 1 van 13, 5 meter (maximaal 4 lagen waarbij de begane grond verdieping minimaal 4,5 meter dient te bedragen). Het gebied met de gebiedsaanduiding Wro zone wijzigingsbevoegdheid 2 is gelegen buiten het Rijksbeschermd Stadsgezicht. Een bouwvolume van maximaal 35 meter (9 lagen) is hier vanuit stedenbouwkundig oogpunt acceptabel en sluit aan bij de functionele zone van het naastgelegen gebied (locatie kantoren Interpolis).
  2. b. Zie hiervoor het standpunt onder 1a.
  3. c. Conform het huidige gemeentelijke vastgestelde beleid ten aanzien van parkeren is, net als elders in de gemeente, de uitgangspunt dat parkeren op eigen terrein plaats vindt. Gelet op de bestemming van het gebied in het bestemmingsplan Veemarktkwartier 2010 is dat functioneel gezien ook geen belemmering. Bestemmingsplantechnisch gezien is dit mogelijk. Dat het parkeren op eigen terrein voor de indiener van de zienswijze mogelijk financieel gezien geen haalbare ontwikkeling is doet in het kader van dit bestemmingsplan niet ter zake.
  4. d. Ook de gemeente hecht aan het realiseren van een doorbraak aan de Heuvel naast het Midi-theater zoals opgenomen in de visie voor de gebiedsontwikkeling van de Veemarktkwartier. Om het gebied beter aan te knopen bij de Heuvel is het nodig naast Midi en langs het Patronaat een nieuwe verbinding te leggen naar de Veemarktstraat. Door het opnemen van de bestemming Verkeer-Verblijf wordt ingezet op een doorgang naast het Midi-theater.

Conclusie:

De zienswijze is ongegrond

Zienswijze 2


De indieners van de zienswijzen zijn eigenaren van de panden Veemarktstraat 5,7,9, en 11. Zij kunnen zich op zichzelf verenigen met de toekenning van de bestemmingen "Centrum Binnenstad"en "Waarde Cultuurhistorie" zoals opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan Veemarktkwartier 2010. Echter op de volgende aspecten hebben zij bezwaar:

  1. a. Aan het perceel/pand Veemarktstraat 7 dient een horecabestemming gegeven te worden net als de thans vigerende bestemming. Het pand heeft niet alleen volgens het vigerende bestemmingsplan een horecabestemming maar het pand is volgens de sinds 1974 verleende bouw- en verbouwingsvergunningen daartoe ook verbouwd. Het pand was jarenlang dus ook feitelijk als horecagelegenheid in gebruik. Dat het pand op dit moment niet (meer) als horecabedrijf gebruikt wordt doet daar op zichzelf niets aan af.
  2. b. Bezwaar wordt gemaakt tegen de bebouwingsmogelijkheden die in artikel 19.4 van de ontwerpplanregels worden geboden om de achter de percelen Veemarktstraat 5,7,9, en 11 gelegen, thans onbebouwde gronden, tot (maximaal) 13,5 meter hoog te bebouwen. Hierdoor wordt ernstig afbreuk gedaan aan het woongenot van de aan de Veemarktstraat 5 t/m 11 gelegen percelen/panden. Bezwaarmakers verbazen zich over deze bebouwingsmogelijkheden omdat daarover in al het overleg dat gevoerd is over mogelijke herontwikkeling noot is gesproken. In het gevoerde overleg is "openheid"van het achter de percelen/panden Veemarktstraat 5 t/m 11 gelegen gebied uitgangspunt geweest en zeker niet het bebouwen van dit gebied.



Standpunt van het college van Burgemeester en Wethouders:

  1. a. In het nu geldende bestemmingsplan Tivoli heeft het perceel Veemarktstraat 7 de bestemming Wonen met de nadere aanduiding "h" (horecavoorziening I of II). Vanaf 1974 t/m 1976 zijn op dit adres diverse vergunningen verleend voor verbouwingen aan een horecapand. In het ontwerpbestemmingsplan Veemarktkwartier 2010 is aan het perceel Veemarktstraat 7 de bestemming Centrum Binnenstad toegekend met de nadere functie-aanduiding "horeca tot en met categorie 2". Volgens artikel 4.1.2. van de planregels zijn deze gronden mede bestemd voor horeca tot en met categorie 2. In het ontwerpbestemmingsplan Veemarktkwartier is de horecabestemming uit het geldende bestemmingsplan Tivoli dus overgenomen.
  2. b. Het gebied achter de percelen Veemarktstraat 5 t/m 11 heeft in het bestemmingsplan Veemarktkwartier 2010 de bestemming Centrum Binnenstad met de functie-aanduiding erf. Hier is dan ook beperkte bebouwing toegestaan ten behoeve van aan-, uit en bijgebouwen. Het gebied "volbouwen" is op basis van het bestemmingsplan Veemarktkwartier 2010 dan ook niet mogelijk. Slechts met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk op dit achterliggende gebied bebouwing mogelijk te maken tot een maximale hoogte van 13,5 meter. Indien binnen de planperiode gebruik gemaakt zal worden van deze bevoegdheid zal het wijzigingsplan conform de Wet ruimtelijke ordening in procedure gebracht worden met bijbehorende zienswijze- en beroepsmogelijkheden. In het nu geldende bestemmingsplan Tivoli heeft dit achterliggende gebied de bestemming Wonen en is ook al een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming "Wonen W" geheel of deels te wijzigen in "Centrumdoeleinden C" waarbij een maximale bouwhoogte van 15 meter is opgenomen. In dat opzicht is de regeling uit het ontwerp-bestemmingsplan Veemarktkwartier 2010 niet ruimer, zelfs nog iets beperkter omdat in het ontwerpbestemmingsplan in de planregels voor de wro zone wijzigingsbevoegdheid 1 een maximale bouwhoogte van 13,5 meter is opgenomen.


Conclusie:


De zienswijze is ongegrond.


  • B. Ambtshalve aanpassingen:

De volgende wijzigingen in het bestemmingsplan worden ambtshalve doorgevoerd:

  1. 1. art.19.6 sub d onder 3 eerste punt: verwijderen 'minimaal' en onder tweede punt 'maximaal' . De tekst onder sub 3 als volgt aanpassen: variëren in minimale en maximale bouwhoogte en minimaal 2 en maximaal 4 bouwlagen in …………….
  2. 2. op het perceel St. Jospehstraat 133 (Duvelhok) op de verbeelding de functie-aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk stadsmensa" opnemen. De toelichting en de regels (artikel 4.1.2) hierop aanpassen zodanig dat ter plaatse van deze functie-aanduiding een stadsmensa is toegestaan uitsluitend op de begane grond.
  3. 3. in artikel 1 (begrippen) de volgende definitie van stadmensa opnemen: Studentencentrum tevens gericht op het verstrekken van maaltijden en (alcoholische) dranken aan de gebruikers van het studentencentrum, niet zijnde een reguliere horecavoorziening (horeca 1 , 2 of 3).

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten-lijst Opslagen En Installaties

Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten-lijst Opslagen en Installaties

Bijlage 3 Staat Van Bedrijfsactiviteiten-functiemenging

Bijlage 3 Staat van Bedrijfsactiviteiten-functiemenging

Bijlage 4 Overzicht Bedrijven Met Afwijkende Milieucategorie

Bijlage 4 Overzicht bedrijven met afwijkende milieucategorie

Bijlage 5 Boomwaardekaart

Bijlage 5 Boomwaardekaart

Bijlage 6 Bestaande Woonfuncties Binnen Plangebied D.d. 28012011

Bijlage 6 Bestaande woonfuncties binnen plangebied d.d. 28012011

Bijlage 7 Luchtvaartverkeerszone-funnel

Bijlage 7 Luchtvaartverkeerszone-funnel

Bijlage 1 Advies Waterbeheerder

Bijlage 1 Advies Waterbeheerder

Bijlage 2 Archeologisch En Cultuurhistorisch Onderzoek

Bijlage 2 Archeologisch en cultuurhistorisch onderzoek

Bijlage 3 Waardering Cultuurhistorische Bebouwing

Bijlage 3 Waardering cultuurhistorische bebouwing

Bijlage 4 Stedenbouwkundige Visie Veemarktkwartier

Bijlage 4 Stedenbouwkundige visie Veemarktkwartier