KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen
Artikel 6 Bos
Artikel 7 Gemengd
Artikel 8 Gemengd-buurt
Artikel 9 Groen
Artikel 10 Maatschappelijk
Artikel 11 Natuur
Artikel 12 Sport
Artikel 13 Verkeer
Artikel 14 Verkeer-railverkeer
Artikel 15 Verkeer-verblijf
Artikel 16 Wonen
Artikel 17 Wonen-gestapeld
Artikel 18 Leiding - Gas (Dubbelbestemming)
Artikel 19 Leiding - Leidingstrook (Dubbelbestemming)
Artikel 20 Waarde - Archeologie (Dubbelbestemming)
Artikel 21 Waarde-ecologie (Dubbelbestemming)
Artikel 22 Waterstaat-waterbergingsgebied (Dubbelbestemming)
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 23 Antidubbeltelregel
Artikel 24 Algemene Bouwregels
Artikel 25 Algemene Gebruiksregels
Artikel 26 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 27 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 28 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 29 Algemene Procedureregels
Artikel 30 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangsrecht En Slotregel
Artikel 31 Overgangsrecht
Artikel 32 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling
1.2 Het Plangebied
1.3 Voorgaande Plannen
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Ruimtelijke Structuur
2.2 Functionele Structuur
2.3 Technische Infrastructuur
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Rijk
3.3 Provincie
3.4 Gemeente
Hoofdstuk 4 Thematische Beleidskaders
4.1 Inleiding
4.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand
4.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg
4.4 Volkshuisvesting
4.5 Groen En Speelruimte
4.6 Detailhandel
4.7 Horeca
4.8 Verkeer En Parkeren
4.9 Overige Onderwerpen
Hoofdstuk 5 Milieuaspecten
5.1 Inleiding
5.2 Milieuhinder Bedrijven
5.3 Vuurwerk
5.4 Externe Veiligheid
5.5 Geluid
5.6 Lucht
5.7 Geur
5.8 Bodem
5.9 Natuur En Ecologie
Hoofdstuk 6 Wateraspecten
6.1 Bestaand Watersysteem
6.2 Duurzaam Stedelijk Water
6.3 Watertoets
Hoofdstuk 7 Opzet Planregels
7.1 Inleiding
7.2 Hoofdstuk 1 Van De Regels: Inleidende Regels
7.3 Hoofdstuk 2 Van De Regels: Bestemmingsregels
7.4 Hoofdstuk 3 Van De Regels: Algemene Regels
7.5 Hoofdstuk 4 Van De Regels: Overgangsrecht En Slotregel
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
8.1 Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 9 Burgerparticipatie En Overleg
9.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro
9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
9.3 Burgerparticipatie
9.4 Zienswijzen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten-lijst 2 Opslagen En Installaties
Bijlage 3 Overzicht Bedrijven Met Afwijkende Milieucategorie
Bijlage 4 Boomwaardekaart
Bijlage 5 Luchtvaartverkeerszone Ihcs
Bijlage 6 Luchtvaartverkeerszone Ils
Bijlage 1 Advies Waterbeheerder
Bijlage 2 Risicoanalyse Bso Westerwel
Bijlage 3 Verantwoording Groepsrisico Reeshof Oost 2010
Bijlage 4 Verslag Burgerparticipatie Huibevendreef 18 - 20 - 22
Bijlage 5 Raadsbesluit En -Voorstel Reeshof Oost 2010

Reeshof Oost 2010

Bestemmingsplan - Tilburg

Onherroepelijk op 10-01-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

Het bestemmingsplan Reeshof Oost 2010 van de gemeente Tilburg.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0855.BSP2010012- en bijbehorende bijlagen.

1.3 aanbouw

Een gebouw, dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan huis verbonden beroep

Die beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw, die kunnen worden beschouwd als ´aan-huis-verbonden´, waarbij:

  1. a. degene die de activiteit uitvoert, tevens de bewoner is van de woning;
  2. b. geen sprake is van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen, conform de in deze regels opgenomen algemene bouwregels 24.6;
  3. c. voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
  4. d. de beroepsuitoefening naar omvang ondergeschikt is aan het wonen, d.w.z. niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning (inclusief aan-, uit en/of bijgebouw) en totaal niet meer dan 80 m² in beslag neemt;
  5. e. de beroepsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;
  6. f. geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen en detailhandel voortvloeiende uit de behandeling zoals haar-, huidverzorgingsproducten e.d.;
  7. g. op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.

1.7 achtergevelrooilijn

De achterste, niet naar het openbaar gebied toegekeerde lijn die het bouwvlak begrenst.

1.8 afhankelijke woonruimte

Een aanbouw of bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.9 ambachtelijk bedrijf

Een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen.

1.10 autowasplaats

Een samenstel van activiteiten -zowel gebouwd als ongebouwd- ten behoeve van het wassen e.d. van personenauto's, vrachtwagens, caravans e.d. al dan niet met bijbehorende kiosk / serviceshop (met een oppervlakte van maximaal 80 m² bruto vloeroppervlak), zonder dat er sprake is van een brandstoffenverkooppunt met tappunten, reparatiewerkplaats e.d.

1.11 bar

  1. a. Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse, ook tussen 02:00 uur en 06:00 uur.
  2. b. gedeelte van een bedrijf deel uitmakend van horecavestigingen met accent op verstrekking vanalcoholhoudende dranken.

1.12 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.13 bebouwingspercentage

Het percentage dat per bouwperceel bepaalt hoeveel procent van dat bouwperceel - binnen het aangegeven bouwvlak - ten hoogste mag worden bebouwd.

1.14 bed & breakfast

Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting, al dan niet met de mogelijkheid van ontbijt, kortstondig met een maximum van twee weken.

Hieronder wordt niet verstaan huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen

1.15 bedrijfsgebouw

Een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.16 bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op onder andere consumentverzorging, welke geheel of overwegend door middel van handwerk plaatsvinden.

1.17 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)

De totale oppervlakte van de ruimten binnen de bebouwing die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep of bedrijf, c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.18 bedrijfswoning

Een woning behorend bij en onlosmakelijk verbonden met een op hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijf, bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon die verantwoordelijk is voor de bedrijfsmatige activiteiten in dat bedrijf, dan wel die activiteiten uitvoert.

1.19 bedrijven

Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten die liggen op het vlak van industrie, handel en groothandel met eventueel bijbehorende ondergeschikte showroom (derhalve géén detailhandel daaronder te begrijpen), ambacht, nijverheid, productie, distributie, logistiek, vervoer, opslag, reparatie (waaronder autoreparatiebedrijven), e.d.

Tevens worden hiertoe gerekend bijbehorende kantoorruimten en installaties.

Niet tot bedrijven worden gerekend: kantoren, horeca, prostitutie inrichting, (perifere) detailhandel, nutsvoorzieningen, tank- en servicestations, autowasplaatsen, dienstverlening, recreatie, sport, agrarisch bedrijf, maatschappelijke instellingen en bedrijfspompen, zijnde pompen die in hoofdzaak zijn bedoeld voor de eigen brandstoffenvoorziening.

(Bedrijf is de technische eenheid van onderneming, met dit laatste begrip is de economische eenheid bedoeld).

1.20 beeldbepalende boom

Bomen met een hoofdwaarde volgens de Boomwaarde zoneringskaart.

1.21 belemmeringenstrook

Strook grond waarin leidingen liggen welke privaatrechtelijk is vastgelegd en gereserveerd is voor werkzaamheden van de leidingexploitant.

1.22 beperkt kwetsbaar object

Object zoals omschreven in het ´Besluit externe veiligheid inrichtingen´.

1.23 beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinning en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.

1.24 bestaand

Bij bouwwerken:

Bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften.

1.25 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.26 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.27 bewaarplaats

Een besloten ruimte, bestemd voor het bewaren van verpakt consumentenvuurwerk.

1.28 bijgebouw

Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.29 bouwblok

Door openbare ruimte omsloten geheel van percelen (al dan niet -reeds- bebouwd), dat te beschouwen is als een stedenbouwkundige eenheid.

1.30 bouwen

Het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.31 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.32 bouwlaag

Een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkant van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5 m in hoogte verschillen, zulks met uitzondering van een onderbouw of zolder.

1.33 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.34 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.35 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.36 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.37 bouwwerken van algemeen nut

Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen.

1.38 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)

De som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren -horizontale vlakken ter plaatse van trappen, hellingen en vides daaronder begrepen- voorzover de ruimten waarbinnen de vloeren zich bevinden een grotere inwendige hoogte hebben dan 1,5 m.

1.39 bufferbewaarplaats

Besloten ruimte, waarin verpakt consumentenvuurwerk uit de transportverpakking wordt genomen voor het samenstellen van vuurwerkpakketten of bestellingen voor een klant en het aansluitend bewaren van onverpakt consumentenvuurwerk, al dan niet tezamen met verpakt consumentenvuurwerk.

1.40 cafetaria/snackbar

Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van ter plaatse bereide etenswaren, alsmede het bieden van gelegenheid tot het nuttigen van etenswaren ter plaatse.

1.41 calamiteit

Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk door overmacht: brand, overstroming, terroristische en/of oorlogshandelingen, aardbeving en dergelijke.

1.42 carport

Een aangebouwde of vrijstaand bijgebouw, bestaande uit een (semi) gesloten dakconstructie, ondersteund door palen of kolommen bedoeld voor het stallen van één of meerdere (motor)voertuig(en), met maximaal twee gesloten wanden; de wanden van de bebouwing waartegen wordt aangebouwd kunnen als ondersteuningsconstructie fungeren.

1.43 dagrecreatie

Een vorm van recreëren die zich beperkt tot één dag (zonder overnachting), dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld kamperen en dergelijke waarbij men zich voor meerdere dagen van huis begeeft.

1.44 dagrecreatieve voorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van dagrecreatief (zie dagrecreatie) (mede)gebruik van gronden, zoals (niet limitatief) wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie, zulks in de vorm van (niet limitatief) gebouwen, onderkomens, aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden, banken en dergelijke.

1.45 dakhelling

Hoek die gevormd wordt door een schuin dakvlak en een horizontaal vlak die elkaar snijden op de goothoogte.

1.46 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder supermarkten.

Uitgezonderd zijn: postorderbedrijven, internetbedrijven etc.

1.47 dienstverlening

Het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van detailhandel en seksinrichtingen.

1.48 discotheek/bardancing

Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van overwegend muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen.

1.49 dove gevel

  1. a. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede
  2. b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.

1.50 ecologische hoofdstructuur (EHS)

Samenhangend netwerk van natuurgebieden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden.

1.51 ecologische verbindingszone

Een ecologische verbindingszone is een verbinding tussen natuurgebieden (met nieuwe of herstelde natuur). Ecologische verbindingszones worden aangelegd met een minimale breedte van 10 m om het migreren van dieren en planten tussen natuurgebieden mogelijk te maken (uitwisseling van genen).

1.52 (eet)café

Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van kleine etenswaren of maaltijden, gedurende beperkte delen van de dag, een en ander al dan niet ter plaatse bereid.

Hieronder worden in elk geval niet verstaan: discotheken, bars, cafetaria/snackbar, nachtclubs, erotisch gerichte horeca, speelautomatenhallen en dergelijke.

1.53 erf

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.54 erker

Transparante, ondiepe uitbouw van een gebouw vóór de voorgevel, niet zijnde een entree.

1.55 erotisch gerichte horeca

Een bedrijf dat tot doel heeft het geven van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en tevens bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.56 escortbedrijf

Het op bedrijfsmatige wijze bemiddelen in de totstandkoming van contacten tussen een prostituee en degene die van zijn/haar diensten gebruik wil maken.

1.57 extensief (dag)recreatief medegebruik

Extensieve vormen van recreatie, zoals wandelen en fietsen, die plaatsvinden in gebieden waar de hoofdbestemming meestal natuur of bos betreft.

1.58 functionele eenheid

Hieronder wordt verstaan:

  1. a. Een samenstel van activiteiten dat, gelet op de aard en de organisatie van die activiteiten alsmede op de plaats waar die activiteiten worden verricht, als een eenheid moet worden beschouwd.
  2. b. Het complex van bebouwde en onbebouwde gronden waarop de hiervoor bedoelde activiteiten worden verricht.

1.59 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met (minimaal twee) wanden omsloten ruimte vormt.

1.60 geluidshinderlijke inrichtingen

Inrichtingen genoemd in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.

1.61 geluidgevoelige objecten

Gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.62 geprojecteerd kwetsbaar object

Nog niet aanwezig kwetsbaar object dat op grond van het voor het betrokken gebied geldende bestemmingsplan toelaatbaar is.

1.63 gestapelde woning

Een woning, onderdeel uitmakende van een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en uit twee of meer bouwlagen bestaat, of waarbij (een deel van) de eerste bouwlaag van het gebouw voor andere met de betreffende bestemming in overeenstemming zijnde doeleinden wordt gebruikt.

1.64 groenvoorzieningen

Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair, etc, alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.

1.65 grondgebonden woning

Een met de grond verbonden woning bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, daaronder begrepen beroep aan huis, met een zelfstandige ontsluiting op de begane grond en niet zijnde een gestapelde woning.

1.66 groothandel

Het bedrijfsmatig te koop of ter gebruik aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop / gebruik, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.67 hoofdgebouw of hoofdbebouwing

Een gebouw of bebouwing ten dienste van de bestemming van de betreffende gronden, dat/die op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.68 horeca

Onder horeca wordt verstaan het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccomodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

Bij horeca wordt onderscheid gemaakt in drie categorieën, te weten ´horeca van categorie 1´, ´horeca van categorie 2´ en ´horeca van categorie 3´. Voor horecagelegenheden die bestaan op het moment van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan is de categorie van toepassing waarmee deze vestigingen zijn weergegeven.

1.69 horeca van categorie 1

Tot horeca van categorie 1 worden gerekend: (eet)café, restaurant, brasserie, lunchroom, cafetaria, snackbar e.d. met een netto vloeroppervlak (n.v.o.) van ten hoogste 150 m2. Tevens worden tot horeca van categorie 1 gerekend winkelondersteunende (d.w.z. op winkelend publiek gerichte) horecavoorzieningen die een onderdeel uitmaken van winkelwarenhuizen of inpandig gesitueerd zijn in besloten winkelpassages en waarvoor de winkelsluitingstijden worden aangehouden.

1.70 horeca van categorie 2

Tot horeca van categorie 2 worden gerekend dezelfde horecagelegenheden als onder horeca van categorie 1, maar dan met een netto vloeroppervlak (n.v.o.) van 150 m2 tot maximaal 500 m2 n.v.o, alsmede partycentra tot maximaal 500 m2 n.v.o.

1.71 horeca van categorie 3

  1. a. Tot horeca van categorie 3 worden gerekend: discotheek/bardancing, (nacht)bar, hotel, en erotisch gerichte horeca (en -voorzover deze laatste tevens wordt aangemerkt als prostitutie-inrichting, escortbedrijf, e.d.- alleen indien hiervoor vergunning is verleend ingevolge de APV);
  2. b. grootschalige horecagelegenheden zoals vermeld onder horeca van categorie 1 of horeca van categorie 2 of combinaties hiervan met een netto vloeroppervlak (n.v.o.) van meer dan 500 m2.

1.72 horecavestigingen met accent op verstrekking van alcoholhoudende dranken

Hiertoe worden gerekend: café, bar, eetcafé, grand café, brasserie, pool-/snookercafé e.d. alsmede hiermee gelijk te stellen: coffeeshop, theehuis e.d.

1.73 horecavestigingen met accent op verstrekking van maaltijden

Hiertoe worden gerekend: restaurant, partycentrum, cafetaria, snackbar, shoarmazaak, grillroom, lunchroom, broodjeszaak e.d.

1.74 hotel

Een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het op commerciële basis bieden van overnachtingsmogelijkheden met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse.

1.75 houtopstand

Houtachtige overblijvende gewassen zoals struiken, heggen en bomen.

1.76 huishouden

Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren. Met een huishouden wordt gelijk gesteld:

  1. a. de huisvesting van maximaal 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);
  2. b. tijdelijke huisvesting in de vorm van logies aan maximaal 5 seizoenarbeiders;
  3. c. de huisvesting van maximaal 12 personen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, een psychiatrisch ziektebeeld of psychosociale problemen dan wel de huisvesting van maximaal 12 personen die tijdelijke opvang behoeven, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht, dit alles gericht op zelfstandige bewoning.

1.77 kantoor

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccomodatie.

1.78 kortstondig

Aansluitende tijdsperiode van maximaal 12 uur.

1.79 kwetsbaar object

Begrip zoals omschreven in het ´Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer´.

1.80 kwetsbare objecten (Vuurwerkbesluit)

Hieronder wordt verstaan:

  1. a. woningen, met uitzondering van dienst- en bedrijfswoningen die binnen inrichtingen als bedoeld in de artikelen 2.2.1, 2.2.2 of 3.2.1 zijn gelegen;
  2. b. woonketen of woonwagens als bedoeld in de Woningwet;
  3. c. woonschepen die uitsluitend of in hoofdzaak voor bewoning bestemd zijn;
  4. d. gebouwen waar dagopvang van minderjarigen plaatsvindt;
  5. e. gebouwen die gebruikt worden door een onderwijsinstelling;
  6. f. ziekenhuizen, verpleeginrichtingen en zorginstellingen;
  7. g. gebouwen of terreinen die in verband met het verrichten van arbeid worden of plegen te worden gebruikt of die daartoe bestemd zijn;
  8. h. winkels, hotels, restaurants en cafés;
  9. i. gebouwen ten behoeve van het belijden van godsdienst of levensovertuiging;
  10. j. sport-, kampeer- en recreatieterreinen;
  11. k. andere objecten en terreinen die met die onder a tot en met j gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de aard van hun functie of de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven;
  12. l. rijkswegen en spoorwegen.

1.81 landschappelijke waarde van een gebied

De aan een gebied toegekende waarde, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet levende natuur.

1.82 langzaam verkeer

Voetgangers- en (snor/brom)fietsverkeer.

1.83 logies

Het verstrekken van verblijf aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben en gedurende
een relatief kort tijdsbestek.

1.84 maatschappelijke voorzieningen

Hieronder worden verstaan:

  1. a. medische of paramedische voorzieningen, zoals ziekenhuis, kliniek, gezondheidscentrum, centrum voor dagbehandeling, consultatiebureau, e.d.;
  2. b. welzijnsvoorzieningen, zoals verzorgingstehuis, verpleeghuis, inrichtingen voor mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking , tehuis voor daklozen, e.d.;
  3. c. educatieve en sociaal-culturele voorzieningen, zoals basis-, voortgezet en wetenschappelijk onderwijs, beroepsonderwijs, kunstonderwijs, muziekschool, volksuniversiteit, cursuscentrum, onderwijsinstituten t.b.v. specifiek onderwijs, bibliotheken e.d.;
  4. d. voorzieningen t.b.v. kinderopvang zoals kindercrèche, peuterspeelzaal, speelterrein, kinderdagverblijf en (naschoolse) kinderopvangcentrum, al dan niet commercieel;
  5. e. openbare en bijzondere instellingen waaronder overheidsinstellingen zoals stadskantoren, politiekantoor, e.d.;
  6. f. maatschappelijke voorzieningen zoals buurt- en clubhuis, wijkcentrum (o.a. Multi Functionele Accommodatie), sociëteit, e.d.

Daar waar de geluidbelasting hoger is dan 53 dB mogen geen geluidgevoelige bestemmingen worden gerealiseerd.

1.85 maatvoeringsvlak

Een deel van een bestemmingsvlak dat van een ander maatvoeringsvlak wordt gescheiden door een maatvoeringsvlakgrens. Maatvoeringsvlakken onderscheiden zich door een met de maatvoeringsaanduiding aangegeven afwijking in goot-, bouwhoogte, dakhelling en/of bebouwingspercentage.

1.86 mantelzorg

Mantelzorg is langdurige, intensieve niet georganiseerde zorg, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een zorgvrager door een of meer leden uit diens omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.

1.87 monumentale boom

Een boom die is opgenomen in de gemeentelijke lijst van monumentale bomen zoals die geldt op het moment van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan en als zodanig is aangeduid.

1.88 natuurwaarden

De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in hun onderlinge samenhang.

1.89 netto vloeroppervlak (n.v.o.)

De som van de binnenwerks gemeten oppervlakten van de voor publiek toegankelijke verblijfsruimten binnen een horeca-inrichting van de categorie 1, 2 of 3, zoals café- en barruimte (inclusief bar), eetzaal, foyer, dansvloer / podium, entree e.d, met uitzondering van oppervlakten t.b.v. keuken, toiletgroepen, garderobe, opslag, dienstruimten e.d.

1.90 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.

1.91 onbebouwd erf

Dat deel van het perceel, dat geen bouwvlak of erf betreft.

1.92 onderbouw

Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant is gelegen tussen peil en maximaal 1,20 m boven peil.

1.93 ondergeschikte delen van een bouwwerk

Bouwdelen die ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa van het desbetreffende bouwwerk, zoals overstekende daken, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, trappen en trappenhuizen, liftkappen en lifthuizen, bordessen, funderingen, goten, hijsinrichtingen, gevelreclames, draagconstructies en dergelijke. Hieronder worden in elk geval niet verstaan entrees, erkers en ondergrondse bouwwerken.

1.94 onderkomen

Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, loodsen, keten en andere soortgelijke verblijfsmiddelen.

1.95 onzelfstandige wooneenheid/eenheden

Een (complex van) woonruimte(n) waarbij men wezenlijke voorzieningen, zijnde keuken, badkamer en toilet, gemeenschappelijk moet gebruiken en waarvan de deur van het privévertrek uitkomt op een gemeenschappelijke (verkeers)ruimte.

1.96 openlucht- en sportieve recreatie

Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. dag-, verblijfs- en sportieve recreatie, die geheel of grotendeels in de openlucht plaatsvindt, zoals een trim- / fitnessparcours, een jongerenhangplek, e.d.

1.97 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, ondersteund door palen of kolommen, eventueel maximaal aan twee zijden omsloten door wanden, die niet tot de constructie behoren.

1.98 partycentrum

Een bedrijf, dat voornamelijk tot doel heeft het verhuren van zaalruimte(n) t.b.v. bijeenkomsten, ontvangsten, feesten, partijen e.d. al dan niet in combinatie met het verstrekken van dranken, versnaperingen en/of maaltijden.

1.99 peil (straatpeil)

Hieronder wordt verstaan:

  1. a. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang.
  2. b. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

1.100 perceel

Een aaneengesloten stuk grond met kadastrale aanduiding.

1.101 plangrens

Een weergegeven lijn, die de grens van het plan aanduidt.

1.102 productiegebonden detailhandel

Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.103 professioneel vuurwerk

Vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk.

1.104 prostitutieinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, al dan niet tegen betaling seksuele handelingen worden verricht. Onder een prostitutie-inrichting worden in elk geval verstaan: een parenclub en een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.105 randhoogte

De bestaande hoogte van gebouwen gemeten op bovenkant goot, boeiboord of druiplijn, gemeten boven het gemiddelde peil van het aansluitende afgewerkte terrein.

1.106 recreatief medegebruik en evenementen

Hieronder wordt verstaan:

  1. a. incidenteel, kortstondig gebruik (enkele dagen) van complexen / voorzieningen t.b.v. evenementen zoals rommelmarkten, antiek-, huishoud-, en computerbeurzen, tentoonstellingen, bedrijvencontactdagen e.d., mits men in het bezit is van een evenementenvergunning;
  2. b. incidenteel -jaarlijks- gebruik gedurende een aantal dagen van stadsparken t.b.v. zomeractiviteiten, -spelen, theater, festival e.d;

1.107 religieuze instellingen

Voorzieningen van kerkelijke, religieuze of levensbeschouwelijke aard, zoals kerken, gebedsruimten, kloosters, e.d. met inbegrip van bij klooster behorende begraafplaats.

1.108 restaurant

Een bedrijf, dat tot doel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse alsmede het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.109 rijstrook

Gemarkeerd gedeelte van de rijweg dat voldoende plaats biedt aan een enkele rij motorvoertuigen op meer dan twee wielen met uitzondering van in- en uitvoegstroken, voorsorteerstroken en fietspaden.

1.110 risicovolle inrichting

  1. a. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
  2. b. een AMvB-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/ of het gebruik van gevaarlijke stoffen;
  3. c. bedrijven waarvan de aantoonbare PR10-6/jaar contour is gelegen buiten de inrichtingsgrens.

1.111 speelvoorzieningen

Voorzieningen ten dienste van sport en spel voorzover geen sprake is van activiteiten in clubverband.

1.112 sport

Het geheel van voorzieningen t.b.v. sportbeoefening, zoals: ijsbaan/hal, (openlucht)zwembad, sportvelden, atletiekbaan, basketbalveld, handbalveld, jeu de boulesbaan, tennisbaan /-complex, sporthal, alsmede bijbehorende bebouwing zoals kleedruimten, clubhuis/verenigingsgebouw, opslagruimten, technische ruimten e.d.

1.113 straatpeil

Zie: peil (straatpeil).

1.114 uitbouw

Een gebouw, dat als vergroting van een bestaande ruimte is/wordt gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.115 veiligheidsafstand

Afstand die met het oog op de kwaliteit van het milieu voor zover het betreft externe veiligheid tenminste moet zijn gelegen tussen een inrichting als bedoeld in de artikelen 2.2.1, 2.2.2 en 3.2.1 van het Vuurwerkbesluit, of een onderdeel van een zodanige inrichting, dan wel een zodanige inrichting waarvoor het geldende bestemmingsplan verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk toelaat enerzijds en kwetsbare objecten en geprojecteerde kwetsbare objecten anderzijds.

1.116 verblijfsvoorzieningen

Besloten ruimten, bestemd voor het verblijven van mensen.

1.117 verkeer- en vervoervoorzieningen t.b.v. wegverkeer

Hieronder wordt verstaan het (openbaar) wegverkeers- en wegvervoersgebied waarbij de nadruk ligt op de gebiedsontsluitingsfunctie voor gemotoriseerd en langzaam verkeer met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier hoofdverzamelwegen, verzamelwegen en wijkstraten.

1.118 verkeer-, vervoer- en verblijfsvoorzieningen t.b.v. railverkeer

Hieronder wordt verstaan het (openbaar) railverkeers-, railvervoers- en verblijfsgebied ten behoeve van personen- en goederenvervoer via spoorwegen met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken, waaronder voorzieningen die liggen op het gebied van andere -op spoorwegen aansluitende- soorten van vervoer, logistieke, distributieve en communicatieve voorzieningen e.d. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Hiertoe worden gerekend:

  1. a. spoorwegemplacement waaronder spoorlijnen, rangeerterrein, perrons, overkappingen, opslag- en overslagruimten, wegen, (fiets-)paden, bermen, bermsloten, taluds e.d., kunstwerken zoals tunnels, bruggen, viaducten, traverses, spoorwegmeubilair, e.d.;
  2. b. stationsgebouwen t.b.v. spoorwegen met bijkomende en ondersteunende voorzieningen zoals restauratieve voorzieningen, winkels, videotheek, kiosken, beautysalon, balies, kantoorruimten e.d.;
  3. c. parkeer- en stallingsvoorzieningen met bijbehorende voorzieningen zoals in- en uitritten, hellingbanen, in- en uitgangen, trappenhuizen, liften, portiers- c.q. bewakingsloge, betaalautomaten, fietsverhuur- en reparatie-inrichting, e.d.

1.119 verkeersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer en verblijf

Hieronder wordt verstaan: het openbaar wegverkeers- en verblijfsgebied waarbij de nadruk ligt op de erftoegangsfunctie (geleider van het bestemmingsverkeer) voor gemotoriseerd en langzaam verkeer en/of de verblijfsfunctie voor voetgangers met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier buurtstraten, woonstraten, woonerven, winkelerven en voetgangersgebied inclusief bijbehorende kunstwerken.

1.120 verkooppunt motorbrandstoffen

Een brandstofverkooppunt met één of meerdere tappunten, al dan niet voorzien van een autowasplaats (alleen met afwijkingsbesluit!) met bijbehorende kiosk / serviceshop (met een verkoopvloeroppervlak van maximaal 100 m2), luifels, opslag van motorbrandstoffen e.d.

1.121 verkoopruimte (volgens Vuurwerkbesluit)

Ruimte waarin verkoop en aflevering van consumentenvuurwerk plaatsvindt.

1.122 verkoopvloeroppervlak

De oppervlakte van de geheel of grotendeels voor publiek toegankelijke ruimte die is bestemd en feitelijk ingericht voor de verkoop van goederen, waaronder begrepen showroom, uitstallingsruime, kassa's, e.d. met uitzondering van magazijn, opslagruimte, kantoor, e.d.

1.123 voorgevelrooilijn

De naar het openbaar gebied toegekeerde lijn, die het bouwvlak begrenst en aansluit aan het onbebouwd erf c.q. openbaar gebied.

1.124 Vuurwerkbesluit

Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002), houdende regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk. Dit besluit is in werking getreden op 1 maart 2002.

1.125 waterstaat/waterstaatkundige doeleinden

Het openbaar waterverkeers-, watervervoers- en verblijfsgebied t.b.v. goederenvervoer, pleziervaart en oeveractiviteiten zoals vissen / hengelsport, wandelen en fietsen.

1.126 water en waterhuishoudkundige voorzieningen

Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.127 weg

Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, waaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.128 Wet geluidhinder

De wet van 16 februari 1979, staatsblad 99 (1979), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.

1.129 Wet milieubeheer

De wet zoals geplaatst in het staatsblad 551 (1992). Deze wet is in werking getreden op 1 maart 1993.

1.130 wonen

Hieronder wordt verstaan:

  1. a. het geheel van aan huis gebonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, zelfstandige wooneenheden e.d. ten dienste van het verblijven door mensen. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve dagverblijven;
  2. b. huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen, alsmede bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen (en ruimten) c.q. verzorgingsfaciliteiten;
  3. c. beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als ´aan huis verbonden beroep´, zijnde beroepsactiviteiten van tenminste één bewoner, plaatsvindend in de betrokken woning en/of bijbehorend bijgebouw.

1.131 woning

Een (gedeelte van een) gebouw dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen een aan huis verbondenberoep;

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 Afstand tot zijdelingse perceelgrens

Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch Met Waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de brandveiligheid;
    5. 5. de milieusituatie;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 5 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de brandveiligheid;
    5. 5. de milieusituatie;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 6 Bos

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.4 Specifieke gebruiksregels

6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 7 Gemengd

7.1 Bestemmingsomschrijving

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de brandveiligheid;
    5. 5. de milieusituatie;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
  3. c. de vorm, afmetingen en plaatsing van de bebouwing boven een hoogte van 10 m boven het straatpeil in een strook ter diepte van 3 m achter de voorgevelrooilijn in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld;
  4. d. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6 m boven het straatpeil indien de maximale hoogte niet meer bedraagt dan 10 m, zulks in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.

7.4 Afwijken van de bouwregels

7.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 8 Gemengd-buurt

8.1 Bestemmingsomschrijving

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de brandveiligheid;
    5. 5. de milieusituatie;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;

8.4 Afwijken van de bouwregels

8.5 Specifieke gebruiksregels

8.6 Wijzigingsbevoegdheid

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Gemengd-Buurt' wijzigen, zodanig dat een aanduiding ´horeca van categorie 1´, of ´horeca kleiner of gelijk aan categorie 2´ wordt toegevoegd- in de navolgende gevallen:
    1. 1. ten behoeve van een horeca-inrichting van de categorie 1 of 2, die in hoofdzaak gericht is op het verstrekken van alcoholhoudende dranken, het plan slechts kan worden gewijzigd indien zich binnen een straal van 250 m van het beoogde vestigingspunt geen dergelijke horeca-inrichtingen van de categorie 1, 2 of 3 bevinden;
    2. 2. ten behoeve van een horeca-inrichting van de categorie 1 of 2, die in hoofdzaak gericht is op het verstrekken van maaltijden, het plan slechts kan worden gewijzigd indien zich binnen een straal van 250 m van het beoogde vestigingspunt niet meer dan 2 dergelijke horeca-inrichtingen van de categorie 1, 2 of 3 bevinden;
    3. 3. geen sprake mag zijn van strijd met rijks-, provinciaal dan wel gemeentelijk beleid;
  2. b. Burgemeester en wethouders verklaren op de gewijzigde bestemming de regels van het plan van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de ruimtelijke of landschappelijk inpassing;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de sociale veiligheid;
    5. 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;

9.4 Afwijken van de bouwregels

9.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

10.2 Bouwregels

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de brandveiligheid
    5. 5. de milieusituatie;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;

10.4 Afwijken van de bouwregels

10.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 11 Natuur

11.1 Bestemmingsomschrijving

11.2 Bouwregels

11.3 Afwijken van de bouwregels

11.4 Specifieke gebruiksregels

11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

11.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 12 Sport

12.1 Bestemmingsomschrijving

12.2 Bouwregels

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de brandveiligheid;
    5. 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;

12.4 Afwijken van de bouwregels

12.5 Specifieke gebruiksregels

12.6 Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de specifieke gebruiksregels

Artikel 13 Verkeer

13.1 Bestemmingsomschrijving

13.2 Bouwregels

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de brandveiligheid;
    5. 5. de milieusituatie;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

13.4 Afwijken van de bouwregels

13.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 14 Verkeer-railverkeer

14.1 Bestemmingsomschrijving

14.2 Bouwregels

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. een goede landschappelijke inpassing;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de sociale veiligheid;
    5. 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;

14.4 Afwijken van de bouwregels

14.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 15 Verkeer-verblijf

15.1 Bestemmingsomschrijving

15.2 Bouwregels

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. een goede landschappelijke inpassing;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de sociale veiligheid;
    5. 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;

15.4 Afwijken van de bouwregels

15.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 16 Wonen

16.1 Bestemmingsomschrijving

16.2 Bouwregels

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de brandveiligheid;
    5. 5. de milieusituatie;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    7. 7. parkeergelegenheid op eigen terrein.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
  3. c. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6 m boven het straatpeil in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.

16.4 Afwijken van de bouwregels

16.5 Specifieke gebruiksregels

16.6 Afwijken van de gebruiksregels

16.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 17 Wonen-gestapeld

17.1 Bestemmingsomschrijving

17.2 Bouwregels

17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de brandveiligheid;
    5. 5. de milieusituatie;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
  3. c. de vorm, afmetingen en plaatsing van de bebouwing boven een hoogte van 10 m boven het straatpeil in een strook ter diepte van 3 m achter de voorgevelrooilijn in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld;

17.4 Afwijken van de bouwregels

17.5 Specifieke gebruiksregels

17.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 18 Leiding - Gas (Dubbelbestemming)

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Gas (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn, naast de voor de aldaar voorkomende onderliggende bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een ondergrondse leiding voor het transport van gas met een diameter van ten hoogste 12 inch en een druk van ten hoogste 40 bar, inclusief een belemmeringenstrook van 5 m aan weerszijden van deze leiding.

18.2 Bouwregels

Waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. Voor het bouwen geldt dat in afwijking van hetgeen wordt bepaald door de onderliggende basisbestemming(en), binnen de weergegeven dubbelbestemming ´leiding-gas´ begrepen gronden uitsluitend bouwwerken mogen worden opgericht die zijn bestemd voor de aanleg en instandhouding van de desbetreffende hoofdtransportleiding.

18.3 Afwijken van de bouwregels

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

18.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming Leiding - Gas (dubbelbestemming) uit het plan wordt verwijderd indien door de leidingbeheerder wordt aangegeven dat de leiding niet langer meer benodigd is voor zijn bedrijfsvoering en derhalve buiten werking zal worden gesteld dan wel verwijderd zal worden.

Artikel 19 Leiding - Leidingstrook (Dubbelbestemming)

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Leidingstrook (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van:

  1. a. een ondergrondse stadsverwarmingsleiding met een belemmeringenstrook van 5.50m aan weerszijden van het hart van de leiding;
  2. b. een ondergrondse elektrakabel middenspanning en datatransportkabel met een belemmeringenstrook ter breedte van totaal 4m.

19.2 Bouwregels

Waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. Voor het bouwen geldt dat in afwijking van hetgeen wordt bepaald door de onderliggende basisbestemming(en), binnen de weergegeven dubbelbestemming ´Leiding-Leidingstrook´ begrepen gronden uitsluitend bouwwerken mogen worden opgericht die zijn bestemd voor de aanleg en instandhouding van de desbetreffende hoofdtransportleiding(en) en kabels.

19.3 Afwijken van de bouwregels

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 20 Waarde - Archeologie (Dubbelbestemming)

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ´Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)´ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), tevens bestemd voor bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

20.2 Bouwregels

20.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken en de inrichting en het gebruik van de gronden voor zover de gronden zijn aangewezen voor Waarde - Archeologie (dubbelbestemming), indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

20.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming Waarde - Archeologie (dubbelbestemming) naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van archeologisch onderzoek, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 21 Waarde-ecologie (Dubbelbestemming)

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde-Ecologie (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), tevens bestemd voor:

  1. a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van een natte en/of droge ecologische verbindingszone;
  2. b. behoud, herstel en/of ontwikkeling van het bos/de bosschages en de bijbehorende bosgroeiplaats;
  3. c. behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke waarden en/of natuurwaarden;
  4. d. bijbehorende en ondergeschikte verharde en onverharde paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  5. e. geluidwerende voorzieningen, zoals wallen en schermen;
  6. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. g. bijbehorende en ondergeschikte groenvoorzieningen;
  8. h. bijbehorende en ondergeschikte speelvoorzieningen;
  9. i. bijbehorende en ondergeschikte objecten voor beeldende kunst;
  10. j. extensief recreatief medegebruik;
  11. k. bouwwerken van algemeen nut.

21.2 Bouwregels

21.3 Nadere eisen

21.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de bouwregels in 21.2.1 en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende basisbestemmingen worden gebouwd.

21.5 Specifieke gebruiksregels

21.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 22 Waterstaat-waterbergingsgebied (Dubbelbestemming)

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat-Waterbergingsgebied aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), mede bestemd voor tijdelijke opvang van water.

22.2 Bouwregels

22.3 Afwijken van de bouwregels

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 23 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 24 Algemene Bouwregels

24.1 Ondergrondse bouwwerken

24.2 Hoofdtoegang woningen

24.3 Onbebouwd terrein bij gebouwen

24.4 Ruimte tussen bouwwerken

24.5 Bouwen in nabijheid van monumentale en beeldbepalende bomen

24.6 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De regels van de Bouwverordening ten aanzien van de onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de bereikbaarheid van de gebouwen voor wegverkeer;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  3. c. de parkeergelegenheid en de laad- en losmogelijkheden.

Artikel 25 Algemene Gebruiksregels

25.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.

Artikel 26 Algemene Aanduidingsregels

26.1 luchtvaartverkeerszone

26.2 geluidzone - industrie

In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' de volgende regels:

  1. a. voor het bouwen geldt dat geen nieuwe bouwwerken mogen worden gebouwd ten behoeve van geluidsgevoelige bestemmingen zoals bedoeld in 'Wet geluidhinder' en 'Besluit geluidhinder', met uitzondering van: ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw, in generlei opzicht wordt vergroot of veranderd; onder verbouwen wordt hier verstaan het bouwkundig veranderen van (een deel) van het gebouw en/of (een van) de daartoe behorende gevels; onder nieuwbouw wordt hier verstaan het geheel of nagenoeg geheel vernieuwen van een gebouw, waarbij de situering, bouwhoogte en bouwmassa geheel of nagenoeg geheel overeenkomen met het gesloopte gebouw; de bouw van een bijgebouw bij een woning of de uitbreiding van een bestaande geluidsgevoelige functie conform de in de basisbestemming voorgeschreven bebouwingsregeling;
  2. b. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in dit lid, onder a., indien:
    1. 1. is, of kan worden voldaan aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder, of indien;
    2. 2. ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is verleend;
  3. c. burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat de gebiedsaanduiding 'geluidszone - industrie' opgeheven wordt indien de bron van de geluidszone is opgehouden te bestaan.

26.3 veiligheidszone - lpg

In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg' de volgende regels:

  1. a. binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg' en binnen de perceelsgrenzen van de risicovolle inrichting, mogen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden opgericht;
  2. b. burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
    1. 1. de gebiedsaanduiding ´veiligheidszone - lpg´ opgeheven wordt, indien de aanwezige risicovolle inrichting gesaneerd is, dan wel uit nader onderzoek is gebleken dat de aanwezige risicovolle inrichting buiten werking is gesteld, of
    2. 2. de gebiedsaanduiding ´veiligheidszone - lpg´ verkleind wordt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de PR 10-6/jaar contour als gevolg van een wijziging in een risicovolle inrichting kleiner is geworden;
    3. 3. de gebiedsaanduiding ´veiligheidszone - lpg´ verkleind wordt, door een wijziging van de Regeling externe veiligheid inrichtingen;
    4. 4. de gebiedsaanduiding ´veiligheidszone - lpg´ verlegd wordt indien het vulpunt wordt aangepast.

26.4 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' mogen geen beperkt kwetsbare of kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Circulaire Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen gebouwd c.q. in gebruik worden genomen tenzij invulling wordt gegeven aan de verantwoordingsplicht zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en de Circulaire Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen.

26.5 wro-zone - wijzigingsgebied 1

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied 1' zijn burgemeester en wethouders bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de bestemming 'Natuur', met dien verstande dat de wijziging uitsluitend plaats kan vinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en landschapsbeleid, zoals het beleid voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), een ecologische verbindingszone, het landschappelijk raamwerk en natuur- en/of landschapscompensatie buiten de EHS.

26.6 wro-zone - wijzigingsgebied 2

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied 2' zijn burgemeester en wethouders bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de bestemming 'Bos', met dien verstande dat de wijziging uitsluitend plaats kan vinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en landschapsbeleid, zoals het beleid voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), een ecologische verbindingszone, het landschappelijk raamwerk en natuur- en/of landschapscompensatie buiten de EHS.

Artikel 27 Algemene Afwijkingsregels

27.1 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van maten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  1. a. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
  2. b. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
  3. c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
  4. d. voldaan is aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet cumulatief worden gebruikt;
    2. 2. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.

27.2 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van grenzen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak, bestemmingsvlak, functie-aanduidingsvlak of maatvoeringsvlak, indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting o.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  1. a. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
  2. b. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
  3. c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

27.3 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van:

  1. a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van utiliteitsvoorzieningen;
  2. b. vrijstaande schoorstenen, minaretten en soortgelijke bouwwerken.

27.4 Binnenplans afwijken t.b.v. parkeer- en stallingsvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van parkeer- en stallingsvoorzieningen met bijbehorende bovengrondse bouwwerken zoals in- en uitritten, in- en uitgangen, trappenhuizen, liften, hellingbanen, bewakings- /portiersloges e.d., onder de volgende voorwaarden:

  1. a. de maximale oppervlakte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 30 m2 bedragen;
  2. b. de maximale hoogte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 4,5 m bedragen.

27.5 Binnenplans afwijken t.b.v. vuurwerk

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten aanzien van de toelaatbaarheid van activiteiten ten behoeve van:

  1. a. nieuwbouw van een bewaarplaats of een bufferbewaarplaats c.a. en de daaraan verbonden opslag en verkoop van consumentenvuurwerk;
  2. b. de verbouwing, uitbreiding en/of verplaatsing van een bestaande bewaarplaats of een bufferbewaarplaats c.a. ten behoeve van opslag voor de verkoop van consumentenvuurwerk daar waar de aanduiding ´verkoop en opslag vuurwerk toegestaan´ voorkomt.

Het bevoegd gezag stelt voorwaarden aan de omgevingsvergunning ter voorkoming van onaanvaardbare overlast en onveiligheid voor de (woon)omgeving onder meer voor wat betreft parkeren, verkeersaantrekkende werking, geluidhinder e.d. en veiligheidsafstanden zoals opgenomen in het Vuurwerkbesluit. Bij nieuwvestiging van verkooppunten en opslagen van consumentenvuurwerk wordt daarnaast te allen tijde aan de omgevingsvergunning de voorwaarde verbonden dat de veiligheidscontour zoals is opgenomen in het Vuurwerkbesluit (besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002)) op het eigen perceel gesitueerd dient te zijn tenzij de veiligheidscontour zich uitstrekt over groenvoorzieningen in openbaar gebied waarbij geen sprake is van kwetsbare en/of geprojecteerde kwetsbare objecten.

27.6 Binnenplans afwijken t.b.v. aan-huis-verbonden beroep

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan voor wat betreft de voorwaarden, zoals beschreven in de begripsregels, waaronder overeenkomstig 16.1 en 17.1 een aan huis verbonden beroep is toegelaten, indien door de aard van de werkzaamheden het beroep niet of bezwaarlijk anders dan aan huis of op de betreffende locatie kan worden uitgeoefend.

27.7 Binnenplans afwijken t.b.v. evenementen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van incidenteel en kortstondig afwijkend gebruik van particuliere percelen/bebouwing voor het plaatsen van tijdelijke onderkomens zoals (feest)tenten, kiosken e.d. ten behoeve van festiviteiten met een openbaar karakter (muziekfestival, zeskamp, sportwedstrijd, show/voorstelling, tentoonstelling, beurs, markt, e.d.) voor de duur van een aantal (aaneengesloten) dagen (over het algemeen 3 á 4), met dien verstande dat aan deze omgevingsvergunning voorwaarden kunnen worden verbonden ter beperking van onaanvaardbare overlast van de (woon)omgeving, onder meer voor wat betreft parkeren, geluidhinder, situering van tijdelijke onderkomens e.d.

27.8 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken van algemeen nut

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de bouwregels, opgenomen in de bestemmingsregels in Hoofdstuk 2, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van algemeen nut, met dien verstande dat:

  1. a. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen en
  2. b. de oppervlakte niet meer dan 50 m² mag bedragen.

Artikel 28 Algemene Wijzigingsregels

28.1 Wijzigingsbevoegdheid reconstructie, herverkaveling of renovatie

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van:
    1. 1. de reconstructie of herverkaveling van een (deel van een) bouwblok met in het ongerede geraakte, al dan niet complexgewijze bebouwing waarvan de functie wordt beëindigd;
    2. 2. de reconstructie van een (deel van een) bouwblok waarbij de functie geheel of grotendeels wordt gehandhaafd, maar (infra-) structuur, ontsluiting, verkaveling e.d. worden aangepast;
    3. 3. de reconstructie, herverkaveling of renovatie van een gebouw of een bouwblok waarbij nieuwe rooilijnen kunnen worden weergegeven;
    4. 4. de ontsluiting of herverkaveling van het gebied ten einde nieuwe bestemmingen ´V´ of ´V-V´ projecteren;
    5. 5. de herverkaveling van het gebied of om tot een optimale verkaveling te komen, door aangrenzende bestemmingen voor openbaar gebied (´V´, ´V-V´ e.d.) geheel of deels om te zetten in een nieuw te realiseren bestemming binnen die herverkaveling, of deze bestemmingen geheel of deels elders in de nieuwe verkaveling onder te brengen.
  2. b. Er mag geen sprake zijn van functiewijzigingen welke in strijd zijn met rijks-, provinciaal dan wel gemeentelijk beleid;
  3. c. Na wijziging zijn de regels van het bestemmingsplan hierop van toepassing.

28.2 Wijzigingsbevoegdheid verwijderen aanduidingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, zodanig dat een weergegeven aanduiding wordt verwijderd indien de binnen deze aanduiding toegelaten functie is beeindigd en wordt omgezet in een binnen het ter plaatse geldende bestemmingsvlak toegelaten functie.

28.3 Wijzigingsbevoegdheid uitwisseling van aanduidingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een weergegeven aanduiding te wijzigen in een andere aanduiding, met dien verstande dat:

  1. a. de ingevolge de aanduiding ter plaatse geldende maximaal toelaatbare milieucategorie voor functies of activiteiten uit Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten niet mag worden overschreden;
  2. b. wijzigingen in de aanduidingen 'detailhandel', 'verkooppunt motorbrandstoffen met/zonder LPG' niet zijn toegestaan.

28.4 Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsvlakgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:

  1. a. de in het plan begrepen bestemmingen die grenzen aan gronden met de bestemming ´Verkeer´ (V), dan wel ´Verkeer-Verblijf (V-V)´ te wijzigen voor de indeling van gronden zoals ten behoeve van een herinrichting, een asverschuiving, herinrichting kruispunten, aanleg (mini)rotondes e.d., met dien verstande dat:
    1. 1. de bestemmingen mogen worden gewijzigd voor een verschuiving van de bestemmingsgrenzen van maximaal 25 m¹;
    2. 2. de verwerkelijking van de in het plan begrepen bestemmingen gewaarborgd dient te blijven, dat wil zeggen dat de bestemmingen door de wijzigingnen niet onevenredig mogen worden aangetast;
  2. b. bestemmingsgrenzen te wijzigen indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt noodzakelijk is voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijk ordening van het plan niet schaadt en zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.

28.5 Wijzigingsbevoegdheid bouwwerken van algemeen nut

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat bouwwerken van algemeen nut met een groter oppervlak dan 50 m2 kunnen worden gebouwd, zulks tot een maximale oppervlakte van 150 m².

Artikel 29 Algemene Procedureregels

Op het stellen van nadere eisen op grond van enige bepaling van de regels van dit bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

Artikel 30 Overige Regels

30.1 Algemene regels inzake nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de aard en omvang van de horecafunctie ter bescherming van de woonfunctie en/of ter voorkoming van onevenredige aantasting van andere functies in de omgeving;
  2. b. de aard en omvang van kantines, restauratieve voorzieningen e.d. die ondersteunend zijn voor (openlucht-)sport en recreatie en maatschappelijke voorzieningen teneinde de ondergeschiktheid van die voorzieningen veilig te stellen en/of ter bescherming van de woonfunctie en/of ter voorkoming van een onevenredige aantasting van andere functies in de omgeving;
  3. c. de bereikbaarheid van gebouwen vanuit en de situering van de hoofdentree van gebouwen ten opzichte van de openbare ruimte;
  4. d. de situering en afmetingen van groenvoorzieningen;
  5. e. de situering en afmetingen van parkeergelegenheid, ook op eigen terrein;
  6. f. de situering van toegangswegen en -paden tot gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en open erven.

30.2 Algemene regels inzake omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 4 Overgangsrecht En Slotregel

Artikel 31 Overgangsrecht

31.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
  3. c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

31.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

Artikel 32 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als ´Regels van het bestemmingsplan Reeshof Oost 2010´.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) geeft aan dat bestemmingsplannen eens in de tien jaar geactualiseerd moeten worden, met dien verstande dat plannen die op 1 juli 2008 vijf of meer jaren oud waren, uiterlijk op 1 juli 2013 herzien moeten zijn. Peildatum bij dit alles is steeds de vaststellingsdatum van het desbetreffende bestemmingsplan.

Voor het onderhavige plangebied gelden op dit moment diverse bestemmingsplannen waarvan enkele reeds ouder dan 10 jaar. Ook het vigerende (beheer)bestemmingsplan Reeshof Oost (vastgesteld 9 december 2002) is bijna aan de wettelijk voorgeschreven actualisering van 10 jaar toe. Verder maken een tweetal nieuwe ontwikkelingen die zich momenteel binnen het plangebied voordoen deel uit van dit bestemmingsplan. De bestaande functies en bebouwingsregelingen worden 'ge-update' naar de op dit moment vastgestelde bestemmingplansystematiek. Ook hebben zich de afgelopen jaren binnen het plangebied enkele nieuwe planologische ontwikkelingen voorgedaan. Onder andere in de vorm van een gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan en enkele ruimtelijke procedures (artikel 19 WRO) die gevoerd zijn, met name om de bouw van een schoolgebouw met gymzaal aan de Bladelstraat 3 en woningbouw aan de Reeshofdijk mogelijk te maken. Ook de bestaande bestemmingsplanregeling voor het zogenaamde Drijflanengebied dat onderdeel uitmaakt van dit bestemmingsplan voldoet niet meer aan de feitelijke situatie. Het vorenstaande heeft ertoe geleid het bestemmingsplan "Reeshof Oost 2010" op te stellen om het plan vervolgens in procedure te kunnen brengen.

Nieuwe ontwikkelingen.

Zoals hierboven vermeld doen zich gelijktijdig met de herziening van dit bestemmingsplan een tweetal nieuwe ontwikkelingen voor die niet passen binnen het vigerende bestemmingsplan Reeshof Oost. Deze ontwikkelingen worden gelijktijdig met dit bestemmingsplan in procedure gebracht.

Op de eerste plaats betreft dit de bouw van een verkooppunt voor motorbrandstoffen aan de Huibevendreef 18-20-22.

De tweede nieuwe ontwikkeling betreft de aanleg van het fietspad (Bodegravenpad) aan de westzijde van de Burgemeester Baron van Voorst tot Voorstweg als afronding van de 'sternetfietsroute' aan de westzijde van Tilburg.

1.2 Het Plangebied

Het plangebied van het huidige bestemmingsplan "Reeshof Oost" heeft betrekking op de deelwijken Gesworen Hoek en Huibeven, een gedeelte van het Reeshof bos (Hultense Heide) en het sport- en voorzieningengebied inclusief de voetbalvelden van voetbalvereninging 't Zand en Wielercircuit Jan Pijnenburgbaan aan de westzijde van het plangebied. Daarnaast wordt het plangebied uitgebreid met het "Drijflanengebied" en wordt de spoorlijn Tilburg - Breda v.v. aan de zuidzijde tevens toegevoegd aan het nieuwe plangebied. Het plangebied aan de noordzijde van het bestaande bestemmingsplan "Reeshof Oost" is aangepast vanwege de uitbreidingsmogelijkheden van het Wilhelminakanaal. Hiervoor is reeds een nieuw bestemmingsplan in procedure gebracht.

Het plangebied "Reeshof Oost 2010" wordt globaal begrensd door de - gedeeltelijk buiten het plangebied vallende - Moerse Dreef en Moersepad (globaal Wilhelminakanaal) in het noorden, de Burgemeester Baron van Voorst tot Voorstweg (gedeeltelijk) in het oosten met als uitstulping het Drijflanengebied ten oosten van de Burg.Baron van Voorst tot Voorstweg, in het zuiden door de spoorlijn Tilburg - Breda v.v. en in het westen door het Reeshof Bos (Hultense Heide), Deinumstraat, Geesterenstraat, Garderenstraat (globaal Heereveldendreef) en Langendijk (gedeeltelijk), Moerse dreef, Bijsterveldenlaan (gedeeltelijk) en Lankhorstpad (gedeeltelijk).

Het bedrijventerrein Vossenberg is gelegen aan de overzijde van het Wilhelminakanaal. De geluidszone van het bedrijventerrein Vossenberg ligt voor een klein gedeelte over het plangebied maar is niet direct van invloed op het plangebied aangezien de geluidszone gelegen is over de bestemmingen 'groen', 'verkeer' en 'sport'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2010012-e001_0001.jpg" situering plangebied

1.3 Voorgaande Plannen

Dit bestemmingsplan vervangt de volgende onherroepelijke bestemmingsplannen die gelden op het moment van terinzage leggen van het ontwerp bestemmingsplan 'Reeshof Oost 2010":

Nr. Bestemmingsplan Gemeenteraad Gedeputeerde Staten Onherroepelijk
2000-002 Reeshof Oost 09-12-2002 24-03-2003 23-05-2003
2004-001 Reeshof Oost 1e herziening 26-06-2006 11-09-2006 17-11-2006
46 Reeshof/Vossenberg 02-05-1977 28-06-1978 15-07-1985
46-I-A Reeshof I 01-09-1980 27-10-1981 31-07-1985

Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied

2.1 Ruimtelijke Structuur

In deze beschrijving wordt ingegaan op de ruimtelijke en de functionele aspecten van het plangebied.

Plangebied

Het plangebied "Reeshof Oost 2010" beslaat het oostelijk deel van de wijk Reeshof en het zogenaamde Drijflanengebied, gelegen aan de westzijde van de stad Tilburg. "Reeshof Oost 2010" bestaat uit vijf deelgebieden: de woonbuurten Gesworen Hoek en Huibeven, het Reeshofbos (aan de oostzijde van de Burgemeester Baron van Voorst tot Voorstweg) waaronder de Drassige Driehoek en het Drijflanengebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2010012-e001_0002.jpg"

Plangebied Reeshof Oost 2010

Het plangebied "Reeshof Oost 2010" wordt concreet begrensd door:

  • het Wilhelminakanaal/Moerse Dreef in het noorden;
  • de spoorlijn Tilburg-Breda in het zuiden;
  • de oostgrens wordt gevormd door de Burgemeester Baron van Voorst tot Voorstweg (inclusief het zogenaamde Drijflanengebied ten oosten van deze weg);
  • de westgrens wordt gevormd door enerzijds de grens van het bestemmingsplan "Reeshof Midden 2008" en anderzijds de grens van het bestemmingsplan "Reeshof Noord 2007". Deze grens loopt via de Leidschendamstraat/Bijsterveldenlaan (inclusief de sportvelden van V.V.S.C. 't Zand)/Heereveldendreef, via de Langendijk, Garderenstraat, Geesterenstraat, Genemuidenstraat (gedeeltelijk), Deinumstraat, Deeststraat en de westgrens van het Reeshofbos.

Geschiedenis

In 1980 is men met de bouw van de Reeshof begonnen. De Gesworen Hoek en Huibeven zijn de eerste woonbuurten van de Reeshof. Ze zijn gebouwd op afstand van de bestaande stad, het Wandelbos. Het gebied rond de Karel Boddenweg ligt tussen Gesworen Hoek en Wandelbos als buffer en uitloopgebied. Tussen Huibeven en Wandelbos ligt het Reeshofbos en De Drijflanen als buffer en uitloopgebied.

Programma

Er staan binnen het plangebied "Reeshof Oost 2010" in totaal 3.453 (1januari 2009) woningen, bewoont door 9.139 inwoners (per 1-1-2010). Er wordt nog altijd gebouwd aan de Reeshof in Koolhoven West en Koolhoven Buiten en de stadsrand Dalem. Per 1 januari 2010 woonden totaal 41.949 bewoners in de wijk Reeshof en per 1 januari 2009 bestaat de wijk Reeshof uit totaal 14.878 woningen.

Binnen het plangebied bevinden zich de volgende voorzieningen: het buurtwinkelcentrum aan het Buurmalsenplein, diverse basisscholen en naschoolse opvang locaties, een kerk aan de Groenlostraat, huisartsen- en tandartspraktijkruimten aan de Gennepstraat/Drongelenhof en een concentratie van voorzieningen waaronder sport, wellness, scouting e.d.). Verder bevindt zich langs de Huibevendreef een concentratie van voorzieningen waaronder horeca, tennisvelden, autowasgelegenheid en een toekomstig motorbrandstofverkooppunt. Ten behoeve van het motorbrandstofverkooppunt is door de initiatiefnemer een verzoek ingediend om het bestaande bestemmingsplan te herzien. Dit verzoek wordt, na het voldoen aan de verplichting tot het aanleveren van diverse onderzoeken en het volgen van burgerparticipatie door de initiatiefnemer, geïntegreerd in dit bestemmingsplan en wordt gelijktijdig meegenomen in de hiervoor te volgen bestemmingsplanprocedure.

Straatnamen

Alle straten in Reeshof hebben de naam gekregen van plaatsen in Nederland met minder dan 20.000 inwoners. Per wijkdeel zijn de beginletters hetzelfde:

  • de straatnamen in Gesworen Hoek beginnen met een B.
  • in Huibeven is gekozen voor de beginletters D en G.

Deze manier van van straatnaamgeving vergroot de herkenbaarheid en maakt het eenvoudiger de weg te vinden in de Reeshof.

Ruimtelijke hoofdstructuur: groen en water

De ruimtelijke hoofdstructuur van het plangebied wordt bepaald door een aantal lange lijnen.

  • Het Wilhelminakanaal

Het Wilhelminakanaal vormt niet direct de noordgrens van Gesworen Hoek maar is wel van belang voor het plangebied. Het kanaal is een "ecologische verbindingszone" en het heeft een afwateringsfunctie voor de wijk. De zone langs het kanaal heeft een waardevolle recreatieve functie.

  • De Langendijk.

Deze laan vormt de grens tussen de buurten Gesworen Hoek en Huibeven en is in gebruik als 'sternetfietsroute'. Deze route wordt begeleid door een brede groenstrook met bomenrijen en een watergang. Twee van de drie bomenrijen zijn van oudsher in het gebied aanwezig. De derde bomenrij dateert uit de jaren 80, het begin van de wijk. Dit maakt de Langendijk tot een behoudenswaardig element. De woningen liggen met de achtertuinen naar de Langendijk en grenzen aan water.

  • De Reeshofdijk.

Deze laan verbindt Huibeven, het Reeshofbos en De Drijflanen en is eveneens aangemerkt als 'sternetfietsroute' tussen de Dongevallei, het Reeshofpark, het winkelcentrum Heijhoef enerzijds en het Wandelbos en 't Zand en de Oude Stad anderzijds.

Deze drie elementen en de spoorlijn Tilburg-Breda, die het gebied aan de zuidzijde begrenst, bestaan al van voordat de Reeshof werd gebouwd. Ze liggen parallel aan elkaar in oostwest richting. De richting is terug te vinden in de ontsluiting, de watergangen en de groenstructuur, en in de verkaveling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2010012-e001_0003.jpg"

Groen-/waterstructuur

Bij de bouw van Gesworen Hoek en Huibeven zijn belangrijke groenelementen toegevoegd:

  • Het kruisvormige singelgebied

De singels zijn belangrijk voor de samenhang en ruimtelijke kwaliteit van Gesworen Hoek. De singels zijn centraal gelegen in het woongebied. Ze vormen een kruis. De singels hebben brede, groene oevers en op de koppen liggen parkjes met speelplekken. De hogere gebouwen in de vorm van appartementen liggen aan de singels. Alleen het Buurmalsenplein dat grenst aan het buurtwinkelcentrum is niet groen maar verhard, om ook andere gebruiksmogelijkheden te bieden.

  • De diagonaal

Deze groene langzaamverkeersroute verbindt winkelcentrum Heyhoef via het Huibevenpark met het buurtwinkelcentrum 'Buurmalsenplein' in Gesworen Hoek. De diagonaal is het enige element met een afwijkende richting. Een viervoudige bomenrij versterkt deze groene diagonaal.

  • Het Huibevenpark

Het centraal gelegen Huibevenpark heeft een belangrijke recreatieve functie. Dit park kent een gevarieerde inrichting. Het voorziet bewoners van speel- en ontspanningsmogelijkheden op buurtniveau.

  • Het Reeshofbos en De Drassige Driehoek

Het bos maakt onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur. Het vervult bovendien een recreatieve functie en zorgt voor een brede groene bufferzone tussen het bewoonde gebied en de spoorlijn. De paden volgen een rasterstructuur welke wordt onderbroken door een maïsveld in de vorm van een driehoek, de Drassige Driehoek genaamd.

  • In het westen is er een kleine groene buffer in de vorm van een belangrijke houtwal, de zogenaamde Orchideeënwal.
  • Water

In het plangebied zijn veel watergangen. In Gesworen Hoek en Huibeven lopen de watergangen vooral van noord naar zuid, meestal achter de woningen langs. In enkele gevallen bevinden de watergangen zich in openbaar gebied, in oost-west richting: het centrale singelgebied in Gesworen Hoek, de watergangen langs de Langendijk (semi-openbaar), de watergangen tussen Moersedreef en het Wilhelminakanaal en in Huibeven nog twee singels in openbaar gebied. Deze watergangen dragen in belangrijke mate bij tot de kwaliteit van het straatbeeld.

De groen- en waterstructuur vormen de basis voor de ruimtelijke hoofdstructuur. De woonbuurt Gesworen Hoek is ontworpen op de voormalige afwateringssystemen van de vloeivelden. In Huibeven is de richting van de oorspronkelijke percelen nog herkenbaar en plaatselijk gemarkeerd door houtwallen en boomgroepen. Binnen de bestemming Groen zoals opgenomen in de regels, maken water en waterhuishoudkundige voorzieningen onderdeel uit van de bestemming.

In beide buurten zijn, naast het structurerende groen, her en der groenplekken aanwezig, die voorzien in speelgelegenheid voor de jeugd. Deze elementen behoren tot de groenvoorziening op buurtnivo.

  • Verspreid in het plangebied liggen speelplekken en grasveldjes. Voor een wijk met een groot aantal kinderen is de hoeveelheid groen, met name in Gesworen Hoek, klein.
  • De overgang van woongebieden naar verkeersgebieden, recreatiegebieden en voorzieningenstrook is ook groen te noemen. Langs de Moersedreef en de Burgemeester Baron van Voorst tot Voorstweg zijn geluidwallen aangebracht die begroeid zijn.

De groenvoorziening op straatniveau heeft vooral betekenis voor het straatbeeld.

De woonbuurten en deelgebieden

Gesworen Hoek

Gesworen Hoek heeft het karakter van een stedelijke en stenige buitenwijk.

De buurt ligt tussen het Moerse Dreef en de Langendijk en bezit een orthogonale structuur rond de singels. Kenmerkend zijn de gesloten straatwanden en de "harde" inrichting van het openbaar gebied. De belangrijkste woonstraten bevatten asverschuivingen, waarbij de rooilijnen meespringen. De bebouwing langs deze straten is zeer afwisselend in hoogte, van 1 woonlaag tot 4 lagen hoog. De gestapelde bebouwing ligt over het algemeen aan de hoofdstructuur. Aan één zijde van deze wegen staat meestal een bomenrij en er liggen geen of kleine voortuintjes voor de woningen. De watergangen liggen tussen de achtertuinen, in noordzuidrichting. Langs de Moersedreef en de Burg. Baron van Voorst tot Voorstweg liggen geluidwallen. De woningen liggen hier met de achterkant naartoe, waardoor het woongebied vanaf de doorgaande wegen nauwelijks waarneembaar is.

Huibeven

Huibeven ligt tussen de Langendijk en de Reeshofdijk en is ontworpen rond de diagonaal (Genemuidenstraat-Dubbeldamstraat).

Huibeven heeft een gridstructuur, net als Campenhoef en Heerevelden ten westen van Huibeven. De drie buurten vormen dan ook een ruimtelijke eenheid. De belangrijkse woonstraten zijn lang, met zichtlijnen die soms reiken van de Huibevendreef tot aan de Langendijk, en ze hebben twee bomenrijen. De inrichting is vrij informeel. Parkeren vindt plaats in parkeerhavens of naast de woningen. De woningen vormen half-open bouwblokken. Langs de belangrijke straten staan rijtjeshuizen of twee-onder-één-kap woningen met redelijke voortuinen in een strakke verkaveling.

De gewone woonstraten kennen een smaller profiel. Daar waar de voortuinen relatief groot zijn, staan geen bomenrijen; het groen vormt hier de onderbreking van de parkeerhavens. Asverspringingen in de weg, portiekjes of schuurtjes aan de voorzijde van de woningen onderbreken de strakke verkaveling. De woningbouw in deze woonstraten bestaat uit rijtjeshuizen, twee-onder-één-kap en vrijstaande woningen. Verspringingen in gevels zijn uitzondering.

De diagonaal, die de buurt verbindt met winkelcentrum Heyhoef en Heerevelden en Campenhoef, is een belangrijk beeldbepalend elementen. De diagonaal heeft een extra breed profiel: twee weghelften met een groene middenberm met twee bomenrijen. In de trottoirs zijn eveneens bomen aanwezig.

Evenals Gesworen Hoek is Huibeven evenmin goed waarneembaar vanaf de doorgaande wegen.

Drijflanen

In 1997 heeft de BNA kring Midden-Brabant een prijsvraag met het thema 'nieuwe buitenplaatsen' uitgeschreven voor de kavel van de voormalige kippenboerderijen "De Drie Timmerkes" aan de Reeshofdijk. Deze locatie ligt in het Drijflanengebied, een gebied met ecologische waarde dat behoort tot de Ecologische Hoofdstructuur (conform de door de provincie vastgestelde Verordening Ruimte) en dat via een ecologische verbinding met de gebieden ten zuiden ervan in verbinding moest worden gebracht.

De 'Nieuwe buitenplaats' werd in de prijsvraag omschreven als "een complex dat bestaat uit gebouwen met een omringend park", waarbij bebouwing en groenaanleg gecombineerd worden ontwikkeld door marktpartijen.

Het programma van de prijsvraag omvatte woningbouw. Hoofduitgangspunt was dat de bebouwing recht doet aan de landschappelijke betekenis van de Drijflanen en deze betekenis zoveel mogelijk versterkt.

Architectenbureau Boogers & Van de Ven heeft destijds de prijsvraag gewonnen. De gemeente Tilburg heeft de inspanningsverplichting op zich genomen om het prijsvraagwinnend plan te koppelen aan een ontwikkelaar/realisator. Om diverse redenen is het in de afgelopen 13 jaar niet tot realisatie van het ontwerp gekomen.

Sinds 1997 heeft er in de ecologische uitgangspunten een aanscherping plaatsgevonden. "De Drie Timmerkes" is uitgesloten uit de nader begrensde Ecologische Hoofdstructuur. Het college heeft besloten een ecologische verbinding tot stand te brengen vanaf de Drijflanen zuidwaarts.

In maart 2007 heeft Boogers & Van de Ven Architectuur/Beeldende Kunst samen met een landschapsarchitect/ecoloog en stedenbouwkundige van de gemeente Tilburg het prijsvraagwinnend ontwerp geactualiseerd tot een concept voor een nieuwe buitenplaats, vastgesteld door het college d.d. 30 oktober 2007.

In het geactualiseerde concept versterkt het mogelijk ooit te realiseren woongebouw daadwerkelijk de ecologische en landschappelijke betekenis van de Drijflanen als nieuwe buitenplaats. De ecologische verbinding is in het concept geintegreerd.

In 2009 is er een inrichtingsplan gemaakt voor een natte ecologische verbinding voor de amfibieen die voorkomen in de Drijflanen én een droge ecologische verbinding. Deze verbindingen zijn in 2010 uitgevoerd. De natte en droge verbindingszone over het perceel van de voormalige "Drie Timmerkes" zijn in het landschapsontwerp gecombineerd. De maat van 95 meter voldoet aan de vereisten voor een gecombineerde verbindingszone. De ecologische verbindingszone heeft door deze maat voldoende duurzaamheid.

De ecologische verbindingszone is geïntegreerd in het landschap. In de bosstrook ten noorden van de kavel van de voormalige 'Drie Timmerkes" is een doorbraak gemaakt.

De Drijflanen kennen een coulissenopbouw, met stroken bos en stroken open weiland. Het contrast tussen het bos en het open gebied is kenmerkend voor de Drijflanen. Om ecologische redenen is op de overgang van de bosstroken een rand van lagere beplanting aangebracht. Dit is het ecologisch vereist. Dieren die in de open stroken fourageren, kunnen zich zo veiliger en gemakkelijker door het gebied verplaatsen. Het contrast tussen bos- en open gebied wordt hierdoor wel verzacht. In deze keuze heeft het ecologisch belang geprevaleerd boven het landschappelijk belang, vanwege ecologische waarde van de Drijflanen als natuurkerngebied voor amfibieën.

De eventueel binnen het Drijflanengebiede te realiseren woonbebouwing is buiten het bestemmingsplan "Reeshof Oost 2010" gelaten. Er is nog te weinig zicht op de financiële haalbaarheid van het plan. Vanwege de beperkte omvang van deze uitsparing ligt de richting van toekomstige bebouwing vast. Deze richting, haaks op de Reeshofdijk, is ecologisch gezien gunstig: er is een helder begrensde privézijde en een beperkte semi-openbare voorruimte. In het programma van eisen is opgenomen dat de kavelgrens aan de westzijde (binnen voorliggend plan, in het openbaar gebied van de Drijflanen) in de toekomst met een waterpartij zal worden vormgegeven.

Ontwikkelingen

1. Het is de bedoeling om in de toekomst een verbinding te maken tussen de sternetfietsroute gelegen langs de Reeshofdijk en de Langendijk en vervolgens aan te laten sluiten op de fietsroute bij de Moerse Dreef. In de "Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020" is opgenomen dat één van de belangrijkste fietsverbindingen die nog ontbreekt, de verbinding is tussen de Oude Warande en Lobelia. Een fietsverbinding parallel aan de Burgemeester Baron van voorst tot Voorstweg kan daar voor zorgen. Binnen het plangebied zal de nieuw aan te leggen fietsroute voor het gedeelte tussen de Reeshofdijk en de Huibevendreef in de bestaande bosstrook worden aangelegd met een oversteekmogelijkheid ter hoogte van de bestaande verkeerslichtinstallatie en een aftakking naar de bestaande wijk. De oppervlakte aan bos die hiermee verdwijnt wordt binnen het Drijflanengebied gecompenseerd volgens de berekingsmethode die hiervoor in acht dient te worden genomen. Met name is gekozen om de fietsroute aan de westzijde van de Burg. Baron van Voorst tot Voorstweg aan te leggen vanwege het feit dat reeds aan de westzijde van de Burg. Baron van Voorst tot Voorstweg, voorzover gelegen buiten het plangebied, het fietspad al aanwezig is en vervolgens hierop kan aansluiten. Dit betreft dan ook een logische situering van het fietspad zonder dat de fietser hierbij geconfronteerd wordt met diverse oversteekpunten met de Burg. Baron van Voorst tot Voorstweg. Ook het bestaande tankstation is voor langzaam verkeer makkelijker te bereiken. Verder zal de veiligheid verbeteren aangezien nu door voetgangers en fietsers regelmatig de Huibevendreef vice versa wordt overgestoken om in het bosgebied te wandelen dan wel via de Reeshofdijk of de wijk de route te vervolgen. Daarnaast is de aanleg van het fietspad aan de oostzijde van de Burg. Baron van Voorst tot Voorstweg in principe geen optie aangezien zowel het noordelijk als het zuidelijk perceel langs deze weg in eigendom zijn van particulieren en omdat hier een belangrijke afwateringssloot ligt.

2. Langs de Huibevendreef 18 t/m 22 is een verzoek ingediend om het vigerende bestemmingsplan te herzien voor het realiseren van een verkooppunt voor motorbrandstoffen. Op grond van de 'Nota brandstofverkooppunten 2009' is de locatie in principe geschikt voor een brandstofverkooppunt zonder LPG. Aangezien de initiatiefnemer voldoet aan de voorwaarden zoals opgenomen in de nota, kan medewerking worden verleend aan het vestigen van dit motorbrandstofverkooppunt zonder LPG. De bestaande in-/uitrit zal hiervoor moeten worden verbreed en de Huibevendreef ter hoogte van de bestaande in-/uitrit zal hiervoor enige aanpassing behoeven.

2.2 Functionele Structuur

  1. 1. Ontsluiting en parkeren

Autoverkeer

De oorspronkelijke ontsluitingsstructuur van het gebied Reeshof Oost kende een indeling in hoofdontsluitingswegen (Burgemeester Baron van Voorst tot Voorstweg) , buurtverzamelwegen (Huibevendreef, de Heereveldendreef en de Moersedreef), buurtstraten en woonstraten. Deze wegencategorisering is niet meer van toepassing.

In het kader van het beleid m.b.t. “Duurzaam Veilig” worden in heel Tilburg maatregelen voorbereid die tot doel hebben te komen tot een structurele verbetering van de verkeersveiligheid en de leefbaarheid in de stad. Er wordt een maximumsnelheid van 30 km per uur binnen de bebouwde kom ingevoerd. De wegbeheerder kan ook wegen aanwijzen waar een hogere maximumsnelheid van respectievelijk 50 of 70 km/h is toegestaan (de zgn. Gebiedsontsluitingswegen GOW ). In de wegencategorisering is nog een derde categorie "voorlopige gebiedsontsluitingsweg" opgenomen.

Het beleid is vastgelegd in het Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (TVVP) van 2003. Medio 2010 is er gestart met een herziening van het categoriseringsplan waarbij alle wegen gecategoriseerd worden volgens de twee categorieën Erftoegangsweg of Gebiedsontsluitingsweg. Deze is nog niet bestuurlijk vastgesteld.

De wegen die binnen het plangebied Reeshof Oost 2010 een functie als gebiedsontsluitingsweg hebben, zijn de Burgemeester Baron van Voorst tot Voorstweg, de Huibevendreef en de Moersedreef. De Heereveldendreef heeft vooralsnog de status van 'voorlopige GOW'. De overige wegen zijn als erftoegangsweg (30 km/uurzone) ingericht.

Een belangrijk knelpunt deed zich voor op de Dongenseweg ter hoogte van de kruising met de Burgemeester Baron van Voorst tot Voorstweg. In beide richtingen, en vanaf de Burgemeester Baron van Voorst tot Voorstweg richting Dongenseweg wordt de maximale intensiteit bereikt.

Bij de aansluiting van de Moersedreef op de Burgemeester Baron van Voorst tot Voorstweg waren ook problemen evenals bij de aansluiting van de Jozef Platteweg op de Burgemeester Baron van Voorst tot Voorstweg. Ook op de Huibevendreef richting Burgemeester Baron van Voorst tot Voorstweg wordt de maximale intensiteit bereikt.

De kruising met de Dongenseweg is inmiddels veranderd van een T-kruising naar een volledige kruising, waarbij een rechtstreekse verbinding met de Burgemeester Letschertweg is gekomen. De opstelvakken op de kruising zijn aangepast en gebaseerd op het verkeersaanbod wat voor 2020 wordt verwacht.

De kruising met de Moersedreef is aangepast waarbij er extra voorsorteervakken zijn gecreëerd. Ook de Burgemeester Baron van Voorst tot Voorstweg is verdubbeld tussen de Moersedreef en de Brakman.

De Huibevendreef is nog niet aangepast. Momenteel wordt wel, bij wijze van proef, de vrije busbaan op de Huibevendreef, ter hoogte van de kruising met de BBVV-weg ingezet als extra linksafvak voor autoverkeer. Na een evaluatie zal beoordeeld worden of deze situatie definitief gemaakt wordt of dat de busbaan wordt hersteld.

De Bredaseweg kent ook verschillende knelpunten. Op de kruising met de Burgemeester Baron van Voorst tot Voorstweg richting het centrum wordt de maximale capaciteit bereikt. Een goede doorstroming komt hier in gevaar. In tegengestelde richting worden er problemen verwacht met de doorstroming vanaf de kruising met de Reeshofweg, en verderop, ter hoogte van de Hultenseweg wordt ook de maximale capaciteit bereikt. Om de verkeerscapaciteit van de Bredaseweg op te voeren is inmiddels het gedeelte van de Bredaseweg, gelegen tussen tussen de Burgemeester Baron van Voorst tot Voorstweg en de Baronielaan, verbreed. In 2012/2013 wordt het gedeelte van de Bredaseweg tussen de BBVV-weg en de Letscherweg verdubbeld tot 2x2 rijstroken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2010012-e001_0004.jpg"

verkeersstructuur

dikke rode lijn: hoofdverkeerstructuur

stippellijnen: secundaire verkeerstructuur

Langzaam verkeer

Voor het fietsverkeer in de Reeshof is een stelsel van langzaamverkeerroutes aangelegd, deels volgens de uitgangspunten en verbindingen uit het Fietsplan 1993, en deels op basis van voortschrijdend inzicht. In 2006 is het Fietsplan Tilburg 2005 - 2015 vastgesteld.

Er zijn routes die behoren tot de categorie 'Sternetfietsroutes' en primaire fietsroutes.

Aan het samenhangende netwerk van Sternetfietsroutes worden hoge eisen gesteld t.a.v. directheid, veiligheid, aantrekkelijkheid en comfort.

De Langendijk en de Reeshofdijk maken deel uit van het fietssternet. Deze twee oostwest gerichte fietsverbindingen zijn geprojecteerd over twee van oudsher in het gebied aanwezige wegen, die dateren van voor de stadsuitleg. Over deze fietsroutes is beperkt auto(bestemmings)verkeer toegestaan in verband met de bereikbaarheid van een aantal op deze wegen ontsloten percelen. Beide routes zijn aangesloten met het overige fietssternet van Tilburg, zodat goede fietsverbindingen met de rest van Tilburg aanwezig zijn. De sternetroute over de Reeshofdijk voert langs winkelcentrum Heyhoef en loopt door via Stadsrand Dalem naar Rijen

Langs de westzijde van de BBVV-weg is een nieuwe sternetfietsroute tussen de Reeshofdijk en de Moersedreef gepland met een aftakking naar de Dwingeloostraat.

Aanvullend op deze sternetroutes is er een aantal secundaire fietsroutes, dat de Reeshof verder ontsluit. Binnen het plangebied Reeshof Oost 2010 zijn dit:

  • een secundaire fietsroute, vanaf winkelcentrum Heyhoef, langs de Heereveldendreef (deels nog aan te leggen), via de Bladelstraat, de Brummenweg, en het Brummenpad richting Moerse pad en bedrijventerrein Vossenberg;
  • een secundaire fietsroute die via de zgn. diagonaal (Genemuidenstraat en Dubbeldamstraat) de wijk Huibeven ontsluit, vervolgens de Langendijk kruist en door Gesworen Hoek over de Bergeijkstraat, langs het winkelcentrum Buurmalsenplein, Blaricumparklaan en Bakkumstraat doorloopt naar de Moerse dreef;
  • een belangrijke recreatieve fietsroute loopt langs de zuidoever van het Wilhelminakanaal. Dit fietspad kruist de Burg. Baron van Voorst tot Voorstweg ongelijkvloers en geeft zo een aangename en snelle verbinding met het Wandelbos en het Zand.

Openbaar vervoer

Reeshof Oost is met het openbaar vervoer ontsloten door middel van het NS-station Tilburg Reeshof en de buslijnen 2, 3 en 4.

De provincie Noord Brabant is opdrachtgever van het openbaar vervoer in Tilburg. De lijnvoering en de inrichting van de belangrijkste haltes zijn gebaseerd op het Tilburgs Openbaar vervoer Plan (TOP) uit 2000. De aansturing door de provincie gebeurt op basis van de provinciale OV-Visie: OV in Brabant: Snel - Schoon - Sociaal. Deze wordt in 2011 geactualiseerd. Over de dagelijkse uitvoering van het openbaar vervoer zijn door de provincie afspraken vastgelegd in de concessie met vervoerder Veolia, die loopt tot 2014. Jaarlijks worden de plannen voor wijziging van het openbaar vervoer vastgelegd in een exploitatieplan.

In 2010 wordt nieuw openbaar vervoerbeleid vastgelegd in een regionale OV-visie Midden Brabant

Parkeren

Reeshof Oost beschikt over de benodigde parkeergelegenheid:

  1. a. in het openbaar gebied: parkeren in het openbaar gebied vindt in de woonbuurten op verschillende manieren plaats:
    1. 1. langs de kant van de weg zijn in verschillende buurt- of woonstraten langsparkeerhavens aangelegd;
    2. 2. in verschillende buurtstraten zijn op de koppen van bouwblokken parkeerconcentraties aangelegd (haaks parkeren);
    3. 3. in Gesworen Hoek zijn veelvuldig kleine parkeerterreinen op binnenterreinen aangelegd, die bereikbaar zijn via een (onder)doorgang in de straatwand).
  1. b. op eigen terrein;
    1. 1. in veel straten wordt aan de voorzijde van de woningen geparkeerd op eigen terrein, al dan niet in carports;
    2. 2. verspreid over het gebied komen garageboxen voor.
  1. 2. Wonen

Het wonen gebeurt in hoofdzaak in twee lagen met kap. Gestapelde bebouwing maakt een klein deel uit van het woningaanbod (alleen in Gesworen Hoek) en bestaat uit drie, vier of een enkele keer vijf woonlagen.

Op 1 januari 2010 woonden in het plangebied totaal 9.139 mensen. Per 1 januari 2009 waren in het plangebied totaal 3.453 woningen gebouwd.

  1. 3. Voorzieningen, bedrijvigheid en werkgelegenheid

Op buurtnivo zijn de volgende voorzieningen aanwezig.

Sociaal-cultureel

In het Wijkcentrum 'Heyhoef' (dat buiten het plangebied ligt) is voor de gehele wijk de Reeshof een wijkcentrum gerealiseerd. In de nabijheid van het winkelcentrum "Buurmalsenplein" in Gesworen Hoek ligt in Huibeven de Rooms Katholieke Emmauskerk aan de Groenlostraat.

Onderwijs en kinderopvang

In het gebied zijn drie basisscholen aanwezig:

  • 'Dalton' basisschool Helen Parkhurst aan de Bergeijkstraat 20;
  • de openbare basisschool 'Gesworen Hoek', Bemmelstraat 6;
  • de Dalton basisschool 'Helen Parkhurst', Gramsbergenlaan 4;

Aan de Dalenstraat is het bijzonder kinderdagverblijf "'t Dijkje" gevestigd. Voorts zijn er binnen het plangebied diverse kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang aanwezig.

Winkelvoorzieningen

In het plangebied is de detailhandel geconcentreerd in het buurtwinkelcentrum aan het Buurmalsenplein in Gesworen Hoek. Het omvat o.m. een supermarkt, "food"speciaalzaken, een redelijk assortiment aan "non-food"zaken. Daarnaast zijn er o.a. nog een kapsalon, een snackbar, een pizzeria/shoarma en een opticiën gevestigd.

Horeca

Aan de Huibevendreef zijn een wok restaurant en een cafetaria gevestigd.

Sport en recreatie

In het noordwesten van het plangebied liggen sportvelden (complex Bijstervelden). Ten noorden van het Bladelpad/-straat ligt een korfbalvereniging; er staat hier een verenigingsgebouw. Ten zuiden van het Bladelpad staat een gebouw voor de scouting, een sportschool en een sauna. In de zuidpunt is nog wat ruimte om nieuwe sportfaciliteiten te realiseren.

Op de hoek van de Bergeykstraat met de Bemmelstraat bevindt zich de gymzaal "De Hinde" (Bergeijkstraat 18). Aan de Huibevendreef ligt een tennispark evenals aan de Bijsterveldenlaan (op het terrein van voetbalvereniging 't Zand).

In de kanaalzone zijn voorzieningen voor wandelen en fietsen aanwezig.

Medische voorzieningen

In Huibeven is het Gezondheidscentrum Reeshof gerealiseerd (Dubbeldamstraat 2-10) en een tandartsenpraktijkruimte aan het Drongelenhof 20.

Overige voorzieningen

In het plangebied ligt een benzineverkooppunt aan de Burgemeester Baron van Voorst tot Voorst weg. Ernaast ligt een bedrijf met dienstwoning. Aan de Huibevendreef 18 t/m 22 wordt een tankstation gevestigd (nieuwe ontwikkeling).

Vanuit het bestaande tennispaviljoen aan de Huibevendreef is het mogelijk onder voorwaarden gedurende maximaal 3 dagen per jaar in de maand december vuurwerk te verkopen. Ook bestaat de mogelijkheid gedurende de maand december kerstbomen te verkopen vanaf hetzelfde perceel aan de Huibevendreef.

Bedrijvigheid en werkgelegenheid

In het plangebied zijn nagenoeg geen bedrijven gevestigd. De aanwezige voorzieningen bieden werkgelegenheid, de aan huis gebonden beroepen en een enkel bedrijf aan huis.

Buiten plangebied

Voorzieningen binnen Reeshof, maar buiten het plangebied, bestaan uit sportvoorzieningen, scholen en wijkwinkelcentrum "Heyhoef". Deze voorzieningen bieden ook werkgelegenheid.

Buiten de grenzen van het plangebied ligt de industrieterreinen Vossenberg, Albion en Kraaiven. Metaalverwerkende bedrijven, transport- en overslagbedrijven, distributie-bedrijven, aannemers, milieubedrijven en enkele perifere detailhandelsvestigingen leveren hier arbeidsplaatsen.

2.3 Technische Infrastructuur

Binnen het plangebied ligt een belangrijke gasleiding van de Gasunie die uit ruimtelijk oogpunt van belang is in verband met in acht te nemen belemmeringenstroken of veiligheidszone. Deze leiding is op de verbeelding weergegeven evenals de bijbehorende belemmeringenstrook. Het gaat hierbij om een gasleiding van de Gasunie.

Verder komen binnen het plangebied diverse andere hoofdtracé's voor van kabels en transportleidingen. Met uitzondering van de gasleiding van de Gasunie is op deze hoofdtracé's echter geen externe veiligheidswetgeving van toepassing. Deze hoofdtracé's zijn gelegen in openbaar gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2010012-e001_0005.jpg"

Overzicht technische infrastructuur (kabels/leidingen)

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een korte weergave van het bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde ruimtelijke beleidskader.

3.2 Rijk

3.2.1 Nota Ruimte

De Nota Ruimte (afgerond en in werking getreden in 2006) bevat de centrale visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het gaat om de inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij wat betreft de sturingsfilosofie is gekozen voor het motto 'decentraal wat kan, en centraal wat moet'. Dat betekent in veel gevallen dat provincies en gemeenten aan zet zijn. Meer dan voorheen focust het Rijk zich slechts op de ruimtelijke hoofdstructuur (RHS) van Nederland.

3.2.2 Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid

De inwerkingtreding van de Wro op 1 juli 2008 heeft gevolgen gehad voor de doorwerking van het nationale ruimtelijke beleid. Totdat de Wro in werking was getreden, werd het geldende rijksbeleid vastgelegd in Planologische KernBeslissingen (PKB’en), zoals de Nota Ruimte. Per 1 juli 2008 waren deze beslissingen alleen nog bindend voor het Rijk zelf en niet meer voor andere overheden. De Wro gaat voor elke bestuurslaag immers uit van structuurvisies, die burgers en andere overheden niet rechtsreeks binden. Deze structuurvisies moeten ook actiegericht zijn. De desbetreffende overheid moet duidelijk maken hoe ze denkt de voorgenomen ontwikkeling te realiseren. Dit heeft het kabinet in juni 2008 gedaan in de zogenaamde Realisatieparagraaf (‘Realisatie Nationaal Ruimtelijk Beleid’), waarin alle nationale ruimtelijke belangen uit de verschillende PKB'en en de voorgenomen verwezenlijking daarvan zijn gebundeld. Daarbij wordt onder meer ingezet op zuinig ruimtegebruik, de bescherming van kwetsbare gebieden (nationale landschappen en Ecologische Hoofdstructuur) en op bescherming van het land tegen overstromingen en wateroverlast. In de Realisatieparagraaf benoemt het kabinet ruim 30 nationale ruimtelijke belangen en de instrumenten om die uit te voeren. De Realisatieparagraaf is toegevoegd aan de Nota Ruimte en heeft de status van structuurvisie.

3.2.3 AMvB Ruimte

Elke overheidslaag moet dus zijn of haar belangen vooraf benoemen en zorg dragen voor de realisatie en/of borging daarvan. Besloten is dat de nationale belangen, die juridische doorwerking vragen, geborgd worden door een algemene maatregel van bestuur (AMvB). Deze AMvB Ruimte komt in twee rondes tot stand. De eerste tranche bevat, zoals aangekondigd in de Realisatieparagraaf, een beleidsneutrale omzetting van bestaand beleid. Deze kaders zijn afkomstig uit de PKB’en Nota Ruimte, Derde Nota Waddenzee, Structuurschema Militaire Terreinen en Project Mainportontwikkeling Rotterdam. De tweede tranche van de AMvB heeft betrekking op nieuw beleid.

3.3 Provincie

3.3.1 Structuurvisie

Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant in werking getreden. Provinciale Staten hebben deze op 1 oktober 2010 vastgesteld.
De structuurvisie is opgebouwd uit twee delen (A en B) en een uitwerking.

Inhoud van de structuurvisie

Deel A

Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Op basis van trends en ontwikkelingen heeft de provincie haar ruimtelijke belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. In haar sturing biedt zij gemeenten meer ruimte om afwegingen te maken in een aantal vooraf gestelde kaders. Daarnaast zet de provincie zelf een aantal ontwikkelingen in gang.

Deel B

In deel B staan de ambities, het beleid en de uitvoering voor de vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur.

Uitwerking structuurvisie
De provincie gaat geen aparte ruimtelijke visie op het landschap ontwikkelen, maar geeft die onder andere vorm in de uitwerking gebiedspaspoorten. Daarin beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang vindt en hoe deze versterkt kunnen worden. In de uitwerking beschrijft de provincie twaalf Brabantse landschapstypen. Voor elk landschapstype geeft zij de kenmerkende landschapskwaliteiten en haar ambitie om deze kwaliteiten te versterken bij nieuwe ontwikkelingen. Hiermee wil de provincie gemeenten en initiatiefnemers stimuleren om de kwaliteit van het Brabantse landschap te versterken. De Uitwerking gebiedspaspoorten is niet verplichtend maar biedt een handreiking. Tilburg ligt in het gebiedspaspoort van de Meierij.
Daarnaast zijn er deelstructuurvisiesopgesteld. Deelstructuurvisies bevatten de onderbouwing van een locatiekeuze, visie op een thema of inrichting van een gebied. De huidige deelstructuurvisies zijn niet van toepassing op Tilburgs grondgebied.

De structuurvisie is niet bindend voor de gemeenten. De Verordening Ruimte bindt de gemeente wel.

3.3.2 Verordening Ruimte

Ook ten aanzien van provinciale ruimtelijke belangen geldt dat deze niet zonder meer doorwerken nadat deze zijn opgenomen in een structuurvisie. Zoals op rijksniveau daardoor besloten is de nationale belangen, die juridische doorwerking vragen, te borgen in de AMvB Ruimte, verankert de provincie Noord-Brabant haar ruimtelijke belangen in een Verordening Ruimte. Evenals de AMvB Ruimte is de provinciale verordening in twee fases tot stand gekomen.

In de eerste fase zijn de volgende onderwerpen opgenomen:

  1. 1. Regionaal perspectief voor wonen en werken;
  2. 2. Ruimte-voor-ruimteregeling;
  3. 3. GHS-natuur/EHS;
  4. 4. Bescherming tegen wateroverlast en overstromingen;
  5. 5. Grond- en oppervlaktewatersysteem;
  6. 6. Land- en tuinbouw (integrale zonering, glastuinbouw, teeltondersteunende voorzieningen).

De tweede fase was gekoppeld aan het totstandkomingstraject van de provinciale Structuurvisie (zie hierboven) en heeft betrekking op:

  1. 1. GHS-landbouw/AHS-landschap/AHS-landbouw;
  2. 2. Grondwaterbeschermingsgebieden;
  3. 3. Milieuaspecten;
  4. 4. Biomassavergistingsinstallaties en mestbewerking en –verwerking;
  5. 5. Windenergie;
  6. 6. Cultuurhistorische waarden;
  7. 7. Aardkundige waarden;
  8. 8. Overlegzones infrastructuur;
  9. 9. Kantoren, voorzieningen en detailhandel;
  10. 10. Overige agrarische functies, niet-agrarische functies (buitengebied);
  11. 11. Nieuwe economische dragers;
  12. 12. Toeristisch-recreatieve voorzieningen.

3.4 Gemeente

3.4.1 Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020

De Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020 is een integraal ruimtelijk plan voor de gehele gemeente Tilburg. Deze visie is de opvolger van het 'Stadsbeheerplan Tilburg' uit 1990. De structuurvisie is de ruimtelijke vertaling en onderlinge afstemming van de ambities van de gemeente Tilburg op de gebieden wonen, werken, voorzieningen, recreatie, mobiliteit, natuur, water en landbouw tot 2020. 'Tilburg, stad van contrasten' vormt het leidende thema voor de ruimtelijke ontwikkeling en dus het ruimtelijk beeld in de toekomst; contrasten tussen stad en landschap, tussen de stad en de omliggende dorpen, maar ook tussen de stedelijke en de dorpse elementen in de stad. De ruimtelijke contrasten, die Tilburg karakteriseren, maken de kwaliteiten van de stad zichtbaar. Kiezen voor het benutten en versterken van deze kwaliteiten betekent een verbijzondering van Tilburg ten opzichte van de andere grote steden in Noord-Brabant: een prettige stad om in te verblijven met een goed voorzieningenniveau, woningen en arbeidsplaatsen voor alle geledingen van de bevolking en gelegen in een blijvend groene omgeving.

De speerpunten van de Ruimtelijke Structuurvisie zijn de volgende:

  1. a. Het buitengebied van Tilburg is gevarieerd en wordt behouden en verder versterkt;
  2. b. Primair wordt de invulling van de verstedelijkingsopgave gezocht in het bestaand stedelijk gebied (binnen de tangenten). Soms is benutting van het buitengebied echter onvermijdelijk, bijvoorbeeld om de vereiste variatie in woonmilieus aan te bieden. Ruimtelijke ingrepen in het buitengebied zijn altijd kleinschalig en worden alleen gerealiseerd op die plaatsen die op grond van de bestaande kwaliteiten van water, bodem, ecologie en cultuurhistorie zijn geselecteerd;
  3. c. De kenmerkende ruimtelijke structuur van oude linten en historische driehoekige pleinen blijft altijd herkenbaar. Op enkele plaatsen in de stad wordt op verantwoorde wijze geïntensiveerd. Op plekken met een hoge dynamiek is hoogbouw toegestaan;
  4. d. De noodzakelijke intensivering van het stedelijk gebied mag niet ten koste gaan van het structurele groen in de stad.

De Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020 is door de gemeenteraad vastgesteld in januari 2005.

Met name de aanleg van het fietspad tussen de Oude Warande en Lobelia is één van de belangrijkste fietsverbindingen die nog ontbreekt en betreft een afronding van de 'Sternetfietsroute' aan de westzijde van Tilburg.

3.4.2 Overige gemeentelijke structuurvisies

Tilburg kent daarnaast één thematische structuurvisie, de Structuurvisie Water en Riolering Tilburg (SWR). Hierin is opgenomen het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP), waarin Tilburg haar beleidsmatige invulling geeft aan de gemeentelijke zorgtaken voor afval-, hemel-, en grondwater. Deze zorgplichten zijn gewijzigd per 1 januari 2008, waardoor gemeentelijke taken zijn uitgebreid. Daarnaast heeft Tilburg er expliciet voor gekozen overige waterdossiers te actualiseren en eveneens op te nemen in de structuurvisie.

Hoofdstuk 4 Thematische Beleidskaders

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.

4.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand

4.2.1 Hoogbouw

Het gemeentelijke hoogbouwbeleid is opgenomen in de Handreiking Hoogbouw die op 29 oktober 2007 is vastgesteld door de gemeenteraad.

De gemeente Tilburg staat positief tegenover hoogbouw. Hoogbouw stimuleert de bedrijvigheid, draagt bij aan functiemenging, zorgt voor herkenbaarheid, de leesbaarheid van de stad, kan bijdragen aan de verbetering van de openbare ruimte en zorgt voor het zuinig omgaan met ruimte.

Onder hoogbouw worden gebouwen hoger dan 15 meter verstaan. Hoogbouw kan niet overal in de stad. De gemeente Tilburg geeft in de Handreiking Hoogbouw aan waar zij in de stad op de lange termijn hoogbouw wenselijk acht. Dit is aangegeven op een prioriteitenkaart. Met rood is het voorkeursgebied aangegeven, met geel het gebied waar hoogbouw overwogen kan worden en met grijs de gebieden waar hoogbouw ongewenst is.

Locaties waar de gemeente graag hoogbouw ziet zijn: de Spoorzone tot aan de Universiteit van Tilburg, de Kempenbaan en het Laar.

De plekken waar hoogbouw het overwegen waard is, zijn gebieden langs de hoofdinfrastructuur zoals de Ringbanen, gebieden langs stadsranden en groenranden zoals de Piushaven, het St. Elisabeth Ziekenhuis en het Wandelbos en de (winkel)centra Wagnerplein, Paletplein, Heyhoef en De Knoop.

Bij bedrijventerreinen in de stad Tilburg wordt bebouwing tot 30 meter onder randvoorwaarden toegelaten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2010012-e001_0006.png"

4.2.2 Welstand

Bouwplannen moeten worden getoetst aan ´redelijke eisen van welstand´, zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd, onder de titel ´Welstandsnota 2004. Meer aandacht waar dat moet, meer vrijheid waar dat kan´.

De Welstandsnota heeft een duidelijke relatie met de bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan beschrijft naast de toegelaten functies in stedenbouwkundige termen de toegestane bouwmassa´s in een gebied en de plaats waar deze mogen worden gebouwd. Het is de taak van welstandsbeleid te borgen dat bij veranderingen de verschijning van de bouwmassa´s passend is en blijft in de omgeving. De Welstandsnota verdeelt de gemeente hierbij op basis van de opbouw en ontstaansgeschiedenis in tien verschillende soorten gebieden, met ieder hun eigen gebiedsgerichte criteria. Daarbij maakt de Welstandsnota onderscheid in drie niveaus, afgestemd op functie en karakter van de omgeving. Het zwaarste niveau heeft betrekking op de belangrijke stedelijke elementen. Het lichtste, welstandsvrije niveau op delen van bedrijventerrein en terreinen die nauwelijks of geen relatie met het openbaar gebied hebben. De meeste gebieden kennen het gemiddelde niveau; een voldoende kwaliteit is hier de norm. Daarnaast kent de Welstandsnota uniforme ´loketcriteria´ voor een aantal veelvoorkomende bouwwerken.

Een algemeen onderwerp van welstandszorg is de waarborging van het kwaliteitsonderscheid tussen de hoofdstructuur enerzijds en de overige gebieden anderzijds: diversiteit voortkomend uit gegroeide lintbebouwing tegenover eenheid en samenhang in ontworpen (woon)buurten. Planologisch worden in de lintbebouwde hoofdstructuur meer mogelijkheden geboden dan daarbuiten. Dit wordt gelegitimeerd vanuit het grotere belang van die straten voor de stad en het individuele karakter van de bebouwing. Hierdoor zijn grote contrasten denkbaar tussen buurpanden. Welstandscriteria kunnen die niet geheel ondervangen. Daarom is ook in planologische zin afstemming tussen buurpanden noodzakelijk ten aanzien van bouwhoogte en bouwdiepte. Nadere eisen kunnen hierin voorzien, waarbij in bepaalde mate overgangszones kunnen worden afgedwongen boven 9 m hoogte en 12 m diepte. Deze overgangszones hebben tot doel om ruimtelijke conflicten in bestaande situaties te verzachten. De algemene doelstelling blijft om de stedelijke veranderings- en verdichtingsdynamiek mogelijk te houden.

4.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg

4.3.1 Archeologie

4.3.2 Cultuurhistorie en monumentenzorg

Het gemeentelijk beleid is erop gericht om bestaande cultuurhistorische en architectonische kwaliteiten te handhaven en nieuwe toe te voegen. Hierbij zijn vooral de Monumentenwet, de gemeentelijke Monumentenverordening en de lijst van gemeentelijke monumenten het kader.

Beschermde monumenten en gebieden (rijks- en gemeentelijke monumenten en beschermde stadsgezichten) vallen onder separate besluitvormingsprocedures, met name de Monumentenwet 1988 ende Monumentenverordening gemeente Tilburg. In geval van wijziging van bestemmingen van percelen waarop deze wet- en regelgeving van toepassing is, zal de cultuurhistorische waarde een afwegingsfactor zijn.

De cultuurhistorisch waardevolle objecten en structuren, zoals opgenomen in het MIP (en niet voorzien van een geautoriseerde status (rijks- of gemeentelijk monument)) en die uit de naoorlogse periode (wederopbouw), hebben geen officieel beschermde status. Desondanks dient in eventuele planontwikkeling rekening gehouden te worden met deze elementen, waarbij gestreefd dient te worden naar behoud. Hergebruik verdient de voorkeur boven sloop en vervangende nieuwbouw.

4.4 Volkshuisvesting

4.4.1 Woonvisie

Het gemeentelijk woonbeleid (zowel kwalitatief als kwantitatief) volgt primair uit de vierjaarlijkse WoonVisie. Hierin komen thema's en trends in het wonen aan de orde, worden actuele knelpunten geduid en worden de woonopgaven voor de komende jaren benoemd. Het centrale thema in de WoonVisie is het streven naar een 'stad in balans' , een stad waarin voldoende mate van differentiatie in het woningaanbod is zodat iedereen passende woonruimte kan vinden. Om meer aansluiting te vinden bij de huidige en toekomstige woonbehoeften is de gemeente in de WoonVisie ingedeeld in vijf woonmilieus: Centrum-stedelijk, Stedelijk-buiten-centrum, Groen-stedelijk, (Centrum)-dorps en Landelijk. Daarbij wordt per gebied aangegeven in welke richting het zich moet ontwikkelen om aan het gewenste woonmilieu te voldoen. Bij (woningbouw)ontwikkelingen in een bepaald gebied dient nadrukkelijk rekening te worden gehouden met deze woonmilieuopgave.

Uitgangspunt Woonvisie met betrekking tot de wijk Reeshof

De kwaliteit van de woning en de woonomgeving wordt in de WoonVisie onder andere benaderd door het benoemen van woonmilieus. De Reeshof kan gerekend worden tot het groen-stedelijke woonmilieu. De Reeshof is de belangrijkste uitbreidingwijk van Tilburg die vanaf de jaren tachtig is ontwikkeld en de afgelopen jaren zo goed als is 'afgebouwd'. Momenteel vindt de laatste woningbouw plaats in Dalem Noord en Zuid. De WoonVisie geeft aan dat consolidatie van het groen-stedelijke woonmilieu op zijn plaats is. Voor de wijk Gesworen Hoek geldt echter dat een versterking van het groen-stedelijk woonmilieu wenselijk wordt geacht. De Heyhoef heeft de centrumfunctie in de Reeshof. Hier zou enige verdichting plaats kunnen vinden. Voor de overige gebieden in De Reeshof geeft de WoonVisie aan dat het accent op eengezinswoningen behoort te liggen.

4.4.2 Nota Wonen en Monitor Woningbouw 2009

Uit de Nota Wonen en de Monitor Woningbouw 2009 blijkt dat de aandacht van de gemeente en de bouwprocespartners gericht moet blijven op kwaliteitsbevordering van de woningmarkt. De verleiding bestaat om een woonproduct aan te bieden dat minder toekomstbestendig is. Om aan te sluiten bij de structurele wens van consumenten een kwaliteitsslag te maken, dient de beleidsfocus van de gemeente en andere partijen zich te richten op een gedifferentieerd aanbod naar woningtypen en woonmilieus. Met name groenstedelijke en dorpse woonmilieus zijn populair. Onder kwaliteit wordt ook verstaan levensloopbestendigheid, duurzaamheid en vormen van (particulier) opdrachtgeverschap.

4.4.3 Toetsingskader nieuwbouw appartementen

De gemeente heeft vanwege het surplus aan plannen voor de bouw van appartementen besloten nadrukkelijker sturing te geven aan de nieuwbouw van appartementen in Tilburg door bouwplannen te prioriteren. Prioritering zal plaatsvinden aan de hand van het in 2006 door de raad vastgestelde toetsingskader. Plannen worden getoetst aan het gewenst woonmilieu, ruimtelijk-stedenbouwkundige inpassing, consumentgerichtheid en de vraag of het plan onderdeel uitmaakt van een voor de gemeente prioritaire gebiedsontwikkeling.

4.4.4 Kwalitatief Woningbehoefteonderzoek

De gemeente Tilburg voert iedere vier jaar een woningbehoefteonderzoek uit. Het meest recente onderzoek is uitgevoerd in 2008, waaruit blijkt dat de Tilburgse woningmarkt in kwalitatief opzicht nog niet in evenwicht is. Als de vraag naar woningen wordt afgezet tegen het aanbod, dan blijken de tekorten zich vooral voor te doen in de koopsector. Het gaat dan om een tekort aan (dure) vrijstaande woningen en twee-onder-een-kap-woningen, (goedkope) rijtjeshuizen en (middeldure) flats/appartementen met lift. In de huursector is behoefte aan meer flats/appartementen met lift en bestaat vooral een tekort aan goedkope rijtjeswoningen.

Uitgangspunt woningbehoefte voor de Reeshof

Uit het Kwalitatief Woningbehoefteonderzoek (Gemeente Tilburg, 2008) is gebleken dat de Reeshof relatief veel meerpersoonshuishoudens met kinderen en 35-55 jarigen telt. Het gemiddeld besteedbare huishoudinkomen is hoog. In de wijk staan veel koopwoningen, rijtjeshuizen, 2-onder-1-kapwoningen en relatief veel dure huur- en koopwoningen. In de wijk is slechts 14% van de woningen geschikt voor ouderen tegen een gemiddelde van 19% voor heel Tilburg.

Verder blijkt uit het Kwalitatief Woningbehoefteonderzoek dat de tevredenheid met de woning in de Reeshof boven het Tilburgse gemiddelde ligt. De tevredenheid met de woonomgeving ligt eveneens boven het Tilburgse gemiddelde.

4.4.5 Nota Wonen-Zorg

De huisvesting van zorgbehoevenden (ouderen en gehandicapten) is een belangrijk aandachtspunt van het Tilburgse woonbeleid. Een belangrijke doelstelling is dat deze groep zoveel mogelijk wordt gemengd met de overige bevolking. Streven hierbij is wel dat er voldoende zorg, welzijn en diensten in de nabijheid zijn, dan wel gerealiseerd worden. Hiertoe is het principe van servicewijken ontwikkeld, waarbij woon-, zorg- en dienstverleningsfuncties in een bepaald gebied optimaal op elkaar worden afgestemd. Bij nieuwe uitleglocaties dient invulling aan dit principe te worden geven. Ten aanzien van woningbouwontwikkeling in bestaand stedelijk gebied geldt dat er gestreefd moet worden naar het creëren dan wel versterken van servicewijken.

4.5 Groen En Speelruimte

4.5.1 Bomennota Tilburg boomT

Bomen staan steeds meer onder druk van de stad. De verwachting is dat in de loop van de tijd steeds meer bomen of zelfs complete bomenstructuren kunnen uitvallen als gevolg van deze stedelijke druk. Dit beeld is onwenselijk. Bomen dienen juist een toegevoegde waarde aan stedelijke ontwikkelingen te bieden. Om er niet te laat achter te komen dat er teveel bomen op cruciale plekken voor stedelijke ontwikkelingen zijn gesneuveld en om een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand te behouden is het noodzakelijk om belangrijke zaken rondom bomen goed te regelen en vast te leggen. Om deze reden is de Boomwaardezoneringskaart (Bwz-kaart) opgesteld, die deel uitmaakt van de Bomennota Tilburg boomT. Deze kaart doet uitspraken over de huidige openbare bomen in het stedelijk gebied van de gemeente Tilburg. Op de Bwz-kaart worden de boomzones die belangrijk zijn voor de structuur van de stad weergegeven; zones met bomen met een hoofdwaarde, nevenwaarde, basiswaarde of stadsecologie. Voor deze zones zijn criteria opgesteld o.a. met betrekking tot kapvergunningen, onderhoud en beheer en straatbeeld. Door middel van de Bwz-kaart wordt duidelijk waar er kansen liggen voor openbare bomen; bomen die op de Bwz-kaart staan krijgen extra bescherming, intensiever onderhoud/beheer, bescherming tegen kap, herplantplicht e.d.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2010012-e001_0008.png"

Boomwaardezoneringskaart

Maatregelen in bestemmingsplan

De Bwz-kaart dient gebruikt te worden als basis bij alle nieuwbouw-, herontwikkelings- of herstructureringsplannen in de bestaande stad waar huidige openbare bomen mee gemoeid zijn. Bomen met een hoofdwaarde, bomen van de 1e categorie en monumentale bomen zijn op de bijlage Bijlage 4 Boomwaardekaart bij dit bestemmingsplan opgenomen. In de regels wordt verwezen naar deze kaart. Bomen met een hoofdwaarde en bomen van de 1e categorie zijn daarop weergegeven als "beeldbepalende boom". Monumentale bomen staan als zodanig aangegeven. De juridisch-planologische bescherming bestaat uit een bouwverbod en een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden binnen een straal van respectievelijk 15 en 8 m vanuit het hart van de desbetreffende boom.

4.5.2 Nota Groen

De Nota Groen, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 april 2010, vormt de herziening van de Groenstructuurplannen uit 1992 en 1998. Tilburg wil zich in de toekomst blijven profileren als een groene stad waar het goed wonen en werken is. Tilburg moet in 2020 een stad zijn waar zowel haar inwoners, bezoekers als bedrijven een aantrekkelijk groene woon- en werkomgeving hebben en waar de recreatieve omgeving wordt ervaren als een kwaliteit van de gemeente. Tilburg streeft er dan ook naar een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur duurzaam te ontwikkelen en deze veilig te stellen binnen de stedelijke context. Om dit te bereiken wil het gemeentebestuur de Tilburgers letterlijk en figuurlijk dichter bij groen brengen. Op hoofdlijnen betekent dit:

  1. 1. Inzet op buitenstedelijke groengebieden en het groene netwerk;
  2. 2. Het tot zijn recht laten komen van de verschillende karakters van het groen (klassiek-, recreatief- en natuurlijk groen);
  3. 3. Het versterken en behouden van het natuurlijk groen.

In 2010 wordt het bijbehorende uitvoeringsprogramma vastgesteld. Dit uitvoeringsprogramma wordt geïntegreerd met het uitvoeringsprogramma Biodiversiteit.

4.5.3 Kadernota Groene Mal

Bij verschillende nieuwe stedelijke ontwikkelingen ontstonden discussies tussen natuur- en milieuorganisaties, de landbouwsector en de gemeente Tilburg. Hierdoor traden onder andere vertragingen in de besluitvorming van plannen op. Verder was er sprake van onvoldoende duidelijkheid en begrip over wederzijdse standpunten en bestond er onzekerheid over het compenseren van aangetaste groene gebieden. Om hieraan een einde te maken is in 1997 een start gemaakt met het opstellen van de Kadernota Groene Mal. Deze nota is in gezamenlijkheid opgesteld door de gemeente Tilburg, de Stichting Brabantse Milieufederatie, de Stichting Het Noordbrabants Landschap, de Vereniging Natuurmonumenten, de Milieuwerkgroep WNM Tilburg, de Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie, de provincie Noord-Brabant en de waterschappen De Dongestroom en De Dommel. De nota heeft als doel een ruimtelijk kader vast te leggen: een robuuste en duurzame samenhangende ecologische structuur rondom de stad Tilburg en de kernen Berkel-Enschot en Udenhout, die sturing geeft aan (stedelijke) ruimtelijke ontwikkelingen, kortom een ´Groene Mal´. In de nota zijn afspraken over het behoud en de ontwikkeling van deze Groene Mal tot 2015 vastgelegd. De Groene Mal maakt verstedelijking mogelijk in balans met de groene omgeving waarbij zij voldoende robuust is om de indirecte gevolgen van verstedelijking, zoals recreatief medegebruik, op te kunnen vangen. Water speelt als ordenend principe een belangrijke rol binnen de Groene Mal.

Belangrijke delen van de Groene Mal behoren tot de provinciale Groene Hoofdstructuur (GHS), zoals die oorspronkelijk is vastgelegd in het Streekplan en vallen onder het beschermingsregiem van de GHS. De delen die buiten de GHS vallen genieten een andere bescherming. Daarvoor is afgesproken dat zij niet zullen verstedelijken, maar benut zullen worden voor de uitvoering van natuurontwikkeling en compensatie. Daarbij is aangegeven dat deze bescherming niet mag leiden tot extra beperkingen voor de landbouw. Naast bescherming op provinciaal niveau vindt op gemeentelijk niveau bescherming plaats door de Groene Mal op te nemen in bestemmingsplannen. Daarin worden de exacte grenzen aangegeven. In de regels worden de (on)gewenste ontwikkelingen beschreven. Het handhaven van niet-groene vigerende bestemmingen binnen de Groene Mal worden zo geïnterpreteerd dat ook andere bestemmingen die uit oogpunt van natuur en milieu kwalitatief vergelijkbaar zijn met deze vigerende bestemmingen mogelijk zijn.

De Kadernota Groene Mal is vastgesteld door de Raad. Onderdeel van de nota is een intentieovereenkomst, die is ondertekend door de gezamenlijke partners. Hiermee verklaren zij zich te houden aan afspraken over het behoud en de ontwikkeling van de Groene Mal tot 2015. Ondertekening leidt niet tot verlies van enige wettelijke bevoegdheid die de partners hebben.

4.5.4 Nota Ruimte voor Buitenspelen

Naar aanleiding van de ambities uit de Kadernota Jeugd en de behoefte aan algemene voorwaarden ten aanzien van richtlijnen voor de aanleg van speelplekken is de nota Ruimte voor Buitenspelen (2003) opgesteld. Doel van de nota is dat de jeugd als volwaardige medegebruikers van de openbare ruimte wordt geaccepteerd. Spelen is noodzakelijk voor de ontwikkeling van een kind. De nota geeft o.a. een analyse van de formele speelruimte in Tilburg weer. Algemene voorwaarden ten aanzien van speelruimte (veiligheid, bereikbaarheid, spreiding, ruimtegebruik, inrichting) en programmering van de spelenplannen en inrichtingseisen van speelruimte komen aan de orde. Een minimumnorm voor formele speelruimte wordt gesteld om voldoende speelruimte te kunnen garanderen. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen transformatiegebieden (> 50 woningen), nieuwbouw en bestaande bouw.

Transformatiegebieden
Er worden twee stappen doorlopen:

  1. a. per hectare uitgegeven gebied wordt 300 m2 van de ruimte gereserveerd voor formele speelruimte.
  2. b. De huidige grondoppervlakte aan formele speelruimte per kind bedraagt voor Tilburg 7,2 m2. Naar aanleiding van het aantal kinderen woonachtig in het transformatiegebied wordt bepaald hoeveel formele speelruimte er in een wijk/buurt gerealiseerd dient te zijn.

Nieuwbouw
Bij nieuwbouwgebieden wordt uitgegaan van stap 1. De inrichting van de formele speelplekken wordt gedaan aan de hand van de actieradius voor speelplekken. In de toekomst zal dit wordt gedaan naar aanleiding van gegevens vanuit het woningbouwprogramma waarmee een schatting gemaakt zal kunnen worden van het aantal kinderen dat in de nieuwbouwwijk komt te wonen (dit wordt in het kader van de uitvoering van de nota Ruimte voor Buitenspelen uitgewerkt).

Bestaande stad
Voor de bestaande stad wordt uitgegaan van een standstill-situatie. Dit betekent dat het bestaande oppervlak voor buitenspelen niet (verder) mag afnemen.

Bij nieuwe stedenbouwkundige plannen dient reeds bij de nota van uitgangspunten (programma van eisen) de speelruimtenormering - zoals hierboven beschreven - te worden meegenomen. Dit geldt zowel voor gemeentelijke als particuliere plannen. Op deze manier worden formele speelplekken al vroegtijdig in het ontwerpproces meegenomen.

4.6 Detailhandel

Het uitgangspunt van het gemeentelijke detailhandelsbeleid (nota Ruimte voor Detailhandel, 2002; voortgangsrapportage detailhandel 2007) is een bijdrage te leveren aan versterking en verbreding van de detailhandel in de buurten, in de wijken, in de dorpen, in de binnenstad en in de werkgebieden teneinde de werkgelegenheid te versterken en de inwoners van stad en regio een winkelaanbod te bieden dat past bij de status van Tilburg als zesde stad van het land.

In deze verzorgingsstructuur wordt een drieslagmodel gehanteerd. Dit model legt een relatie tussen het koopgedrag van consumenten en de in het winkelgebied aanwezige soorten winkels en branches. Het drieslagmodel onderscheidt drie typen winkelgebieden:

  1. 1. De centra voor recreatief winkelen. Meestal gevestigd in stadscentra en stadsdeelcentra waarbij veel functiemenging plaatsvindt tussen winkelen, cultuur, horeca en leisure.
  2. 2. De gemakscentra voor dagelijkse artikelen. Deze gemakscentra zijn veelal gevestigd in wijk- en buurtcentra, maar als gemakswinkel ook daarbuiten en als solitaire supermarkt ook te vinden aan belangrijke verkeersassen; het accent ligt op de dagelijkse behoeften van de consumenten.
  3. 3. De centra voor doelgerichte aankopen. Hieronder worden concentraties detailhandel verstaan gelegen buiten het stadscentrum en buiten de woongebieden, goed bereikbaar per auto, met grote vestigingen, het accent ligt op volumineuze artikelen.

Perifere detailhandel
Voor de centra voor doelgerichte aankopen zal de bestemming perifere detailhandel gelden. In deze centra zijn uitsluitend detailhandelsactiviteiten toegestaan die vallen onder de hoofdbranches: sport/spel, plant/dier, bruin- & witgoed, fiets & auto-accessoires, doe-het-zelf, wonen, auto/boot/caravan. Daarnaast mogen de winkels in deze centra producten verkopen uit andere hoofdbranches, mits ze verwant zijn aan de hoofdactiviteit van de betreffende winkel. Winkels in de centra dienen een minimale omvang te hebben van 1.000 m2 v.v.o. winkelruimte. Daarvan mag met een beperkt aantal kleinere winkels afgeweken worden als dat voor de completering van een themacentrum nodig is. In bijzondere gevallen kan de gemeente aanvullende brancheregels stellen, bijvoorbeeld waar het gaat om een zeer bijzonder concept als een groen tuincentrum of om beperkte detailhandelactiviteiten binnen een sportinstelling.

Verspreide winkels
Tilburg telt momenteel een groot aantal verspreide winkels. Deze structuur wordt gekoesterd, maar er wordt wel erkend dat de autonome ontwikkelingen in de toekomst zullen leiden tot een grofmazigere structuur. Er zal een aantal verspreide winkels verdwijnen.

De functie die de verspreide bedrijvigheid vervult, verschilt van buurt tot buurt. In de oude stad maken verspreide winkels deel uit van de historische gegroeide structuur. Daarbuiten dragen zij duidelijk bij aan de levendigheid en leefbaarheid van buurten. In het detailhandelsbeleid verleent de gemeente planologisch medewerking aan de uitbreiding en/of realisatie van verspreide winkels in woongebieden wanneer deze bijdragen aan het voorzieningenniveau van de betreffende buurt en aansluiten bij de stedenbouwkundige structuur van het gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2010012-e001_0009.png"

Ten aanzien van het plangebied is het vorenstaande als volgt uitgewerkt:

In het plangebied bevind zich een kleine detailhandelsconcentratie met een supermarkt aan het Buurmalsenplein. Aan de Huibevendreef 18 t/m 22 bevind zich een gebied met de bestemming Gemengd waar (beperkte) dienstverlening en horeca mogelijk is. Daar is nu ondermeer een restaurant, cafetaria en een autowasstraat gevestigd. Naast de aanwezigheid van tennisbanen wordt in het tennispaviljoen gedurende enkele dagen per jaar de mogelijkheid geboden om vuurwerk te verkopen. Als nieuwe ontwikkeling binnen dit gebied zal een motorbrandstofverkooppunt worden gerealiseerd. De eigenaar/ondernemer heeft hiervoor een verzoek ingediend om het vigerende bestemmingsplan te herzien.

Overige bedrijvigheid in het plangebied betreft, overeenkomstig het beleid zoals opgenomen in de Nota ´Vitaal bij elkaar´(2004), hoofdzakelijk aan huis gevestigde bedrijvigheid in de vorm van dienstverlening. Ook bestaat volgens vaste jurisprudentie en conform het bestemmingsplan onder voorwaarden de mogelijkheid tot het uitoefenen van een beroep aan huis. Het plangebied kent geen kantoorgebieden of bedrijventerreinen (regulier of binnenstedelijk).

4.7 Horeca

Doelstellingen van de Horecanota ´Over smaak valt best te twisten´ (2006) zijn:

  1. 1. actualiseren van en inzicht geven in de hoofdlijnen van het gemeentelijk horecabeleid in relatie tot andere voor de horeca van belang zijnde beleidsterreinen en of -aspecten;
  2. 2. het geven van inzicht in de toepasselijke wet- en regelgeving ten aanzien van de horeca;
  3. 3. het vormen van een objectief en duidelijk toetsingskader voor beoordeling van aanvragen voor vergunningen ook in relatie tot bijvoorbeeld monumentenzorg en welstand;
  4. 4. het bereiken van een dynamisch evenwicht tussen de bescherming van het woon- en leefklimaat en het zo goed mogelijk benutten van de sociaal-recreatieve en economische waarde van de horeca;
  5. 5. inzicht geven in en voorstellen doen voor versterking van de economische positie van de horeca in de gemeente;
  6. 6. het benoemen van onderwerpen voor aanvullend beleid, welke in de vorm van modules aan deze nota worden toegevoegd.

In de nota is het beleid voor (nieuwvestiging van) horecabedrijven, buiten het zogenaamdehorecaconcentratiegebied, sterk aan banden gelegd. De nota onderscheidt drie - in zwaarte oplopende - categorieën horeca. Tot de categorie ´horeca 1´ worden cafés, restaurants, koffieshops, lunchrooms, brasserieën, cafetaria's, snackbars etc. met een maximum vloeroppervlak van 150 m2 gerekend. Ook de horeca die een inpandig onderdeel uitmaakt van winkels of binnen hetzelfde sluitingsregime van de detailhandel valt, behoort tot deze categorie.
Tot ´horeca 2´ worden dezelfde horecagelegenheden gerekend, maar dan met een netto vloeroppervlakte van tussen de 150 en 500 m. In de categorie ´horeca 3´ vallen bar-dancings, discotheken, (nacht)bars, hotels en erotisch gerichte horeca. Ook de onder categorie 1 en 2 genoemde gelegenheden die een groter netto vloeroppervlak hebben dan 500 m2 worden tot deze categorie gerekend.

Het horecabeleid verschilt per gebiedstype. De vijf te onderscheiden gebiedstypen zijn: horecaconcentratiegebied, winkelcentra, Lijnstructuur horeca, woongebied en overig gebied.

Horecaconcentratiegebied
Kort gezegd komt het er op neer dat alleen in het aangewezen horecaconcentratiegebied de horeca zich nog in alle categorieën kan ontwikkelen en uitbreiden. Voor overige gebieden geldt het profiel consolideren of beperkt ontwikkelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2010012-e001_0010.png"

Winkelcentra
In de winkelcentra is alleen uitbreiding van de horeca in categorie 1 toegestaan. Daarbij geldt als extra beperking dat horecagelegenheden die zich voornamelijk richten op het verstrekken van alcoholhoudende dranken (cafés) alleen toestemming krijgen voor nieuwvestiging als er zich binnen een straal van 250 m nog geen andere cafés bevinden. Uitzonderingen op deze regel moeten zijn beschreven in het gebiedsprofiel van de horecanota.

Lijnstructuur horeca

Binnen de 'Lijnstructuur horeca' geldt dat zowel horeca 1 als 2 middels een wijzigingsbevoegdheid onder voorwaarden mogelijk is voor percelen met de bestemming Centrum, Gemengd-1, Gemengd-2, Gemengd-Dorps, Gemengd-Grootschalig en Wonen. Voor percelen met de bestemming Bedrijf die binnen de 'Lijnstructuur horeca' vallen, is horeca 3 middels een wijzigingsbevoegdheid onder voorwaarden mogelijk. De percelen dienen dan wel gelegen zijn aan en georiënteerd zijn op de wegen die als zodanig zijn aangeduid. Voorts geldt ook hier voor cafés de beperking dat er zich binnen 250 m géén ander café mag bevinden. Voor horecagelegenheden die zijn gericht op het verstrekken van (on)volledige maaltijden geldt dat zich binnen een straal van 250 m niet meer dan twee van soortgelijke vestigingen mogen bevinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2010012-e001_0011.png"

Woonbuurten
Tot slot noemt de nota de woonbuurten, waar uitsluitend nieuwvestigingen in de categorie 1 worden toegestaan, mits zich binnen een straal van 500 m geen andere horecagelegenheid van de categorie 1, 2 of 3 bevindt. Hetzelfde geldt voor horecavormen gericht op het verstrekken van volledige dan wel onvolledige maaltijden.

Overige gebieden
Voor de overige gebieden geldt een zeer restrictief beleid. Zo zullen er op industrieterreinen en kantorenlocaties slechts die vormen van horeca toegestaan kunnen worden, die een ondersteunende functie hebben aan het individuele bedrijf en daar onderdeel van uit maken (zie ook hieronder). Ook is horeca toegestaan die als 'facility point' kan worden gezien en binnen het regime van de aangewezen parkmanager valt. Bij hoge uitzondering kan horeca 3 worden toegestaan. Het college van Tilburg zal in haar beslissing de opinie van de aangewezen parkmanager c.q. de vereniging van eigenaren zwaar laten meewegen. Op sportterreinen, onderwijsterreinen en terreinen waar gezondheidszorg de hoofdfunctie is, zullen slechts mogelijkheden bestaan voor bedrijven die ten dienste staan aan de hier gevestigde instellingen. In de resterende gebieden zoals recreatie en de buitengebieden zullen die vormen van horeca toegestaan worden welke het karakter van het bestaande gebied aanvullen en de hoofdfunctie van het betreffende gebied versterken.

Ondersteunende Horeca

Op 1 februari 2010 heeft de gemeenteraad het Beleidskader ´Ondersteunende Horeca in Tilburg´ vastgesteld. Voor ondernemers binnen de gemeente Tilburg is het op grond van het beleidskader mogelijk om onder een aantal voorwaarden het ondernemerschap te combineren met horeca-activiteiten. Er geldt dan geen exploitatievergunningplicht.

Het beleidskader heeft de intentie recht te doen aan veranderende consumentenwensen, het bieden van ruimte voor ondernemerschap en mogelijkheden voor functiemenging. Tegelijkertijd is het niet de bedoeling om op deze manier oneerlijke concurrentie met de reguliere horeca in de hand te werken of de openbare orde en veiligheid te verstoren. Daarom is een aantal voorwaarden vastgesteld waarbinnen ondersteunende horeca exploitatievergunningvrij kan plaatsvinden. De initiatieven moeten zorgen voor meer beleving en bestedingen in de stad.

Van ondersteunende horeca is sprake als cumulatief wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. 1. de horeca-activiteit moet ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie en deze ondersteunen. Op die manier kan de kwaliteit van het aanbod van de ondernemer worden vergroot of compleet gemaakt;
  2. 2. de horeca-activiteit mag maximaal 33% van het totale verkoopvloeroppervlak van het betreffende pand in beslag nemen. Ook een eventueel terras maakt hier deel van uit;
  3. 3. de horeca-activiteit moet passen binnen het 'regime' van de hoofdfunctie (bijvoorbeeld detailhandel, zakelijke dienstverlening). De horeca-activiteit is complementair aan de hoofdfunctie en de openingstijden van de ondersteunden horeca zijn gelijk aan de openingstijden van de hoofdfunctie. De horecaruimte mag niet worden verhuurd of anderszins in gebruik worden gegeven aan derden (ten behoeve van feesten en andere partijen). Er mag geen reclame voor de ondersteunende horeca-activiteiten worden gemaakt, via welk medium dan ook;
  4. 4. de horeca-activiteiten mogen niet zelfstandig worden uitgeoefend. Toegang tot de horeca-activiteiten kan niet los van de hoofdfunctie plaatsvinden. Wanneer er sprake is van zelfstandige toegankelijkheid of van uitoefening los van de hoofdfunctie is er geen directe relatie meer met de hoofdfunctie, maar gaat het om zelfstandige horeca-activiteiten. Deze vallen dan onder één van de horecacategorieën zoals opgenomen in het horecabeleid en in de geldende bestemmingsplannen;
  5. 5. er mogen geen alcoholhoudende dranken worden verstrekt zonder de benodigde vergunningen. Het gaat dus in alle gevallen om ondersteunende 'droge horeca'. Het staat een ondernemer echter vrij een volwaardige Drank- en Horecawetvergunning aan te vragen. Daarvoor geldt dan wel het beoordelingskader uit de reguliere DHW-procedure die buiten het toepassingsbereik van het Beleidskader Ondersteunende Horeca valt, ook al is sprake van ondersteunende horeca. De vergunningplicht blijft dan bestaan (exploitatievergunning, Drank- en Horecawetvergunning) en er vindt een bestemmingsplantoets plaats.

Om de voorwaarden waaronder ondersteunende horeca mag plaatsvinden wettelijk goed te verankeren, is de APV dienovereenkomstig aangepast.

Maatregelen in bestemmingsplan

Ten aanzien van het plangebied is het vorenstaande als volgt uitgewerkt:

  1. 1. de 'Lijnstructuur horeca' beperkt zich in het plangebied tot de Moerse Dreef, Huibevendreef, Burgemeester Baron van Voorst tot Voorstweg, Reeshofdijk en Langendijk;
  2. 2. als woongebied worden beschouwd alle gronden met een woonbestemming, voor zover deze niet zijn gelegen aan de hiervoor benoemde wegen gelegen aan de 'Lijnstructuur horeca';
  3. 3. overig gebied wordt gevormd door de andere bestemmingen, niet zijnde verkeersbestemmingen, en voor zover niet gelegen aan de hiervoor benoemde wegen gelegen aan de 'Lijnstructuur horeca'.

Bestaande horecavestigingen worden als zodanig bestemd, nieuwvestigingen worden slechts middels flexibiliteitsbepalingen toegelaten, waarbij spreiding wordt beoogd, afhankelijk van zwaarte en omvang van de vestiging in relatie tot de typologie van het gebied. Voor de afzonderlijke bestemmingen zijn de spreidingscriteria in de desbetreffende flexibiliteitsbepaling opgenomen. Door de werking van de spreidingscriteria is impliciet bepaald dat de aard en omvang van de beoogde activiteit naar aard en schaal passen binnen het gebied en dat door de nieuwvestiging geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige functies. Voldoet een eventuele nieuwe vestiging aan de spreidingscriteria, dan dienen bij het toepassen van de bevoegdheid voor het toelaten van nieuwe horecavestigingen de navolgende criteria in de afwegingen te worden betrokken:

  1. 1. de eventueel verkeersaantrekkende effecten c.q. parkeerbehoefte in relatie tot de ontsluitingssituatie;
  2. 2. de parkeer- en stallingsmogelijkheden op eigen terrein dan wel in het openbaar gebied.

4.8 Verkeer En Parkeren

4.8.1 Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (Mobiliteit in Balans)

Leefbaarheid en bereikbaarheid staan voorop in het Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (TVVP). Om zich verder te kunnen ontwikkelen moet de stad goed bereikbaar zijn per auto, fiets en openbaar vervoer. De planhorizon van het TVVP is 2015. De kern van de visie is dat de gemeente Tilburg als volgt wil omgaan met de mobiliteit:

Algemeen

  1. 1. De gemeente accepteert een groei van verkeer. Echter, de groei mag zich niet overal in dezelfde mate voordoen: groei van het autoverkeer wordt alleen geaccommodeerd op het hoofdnet, waar de verkeersfunctie voorop staat. In de tussenliggende verblijfsgebieden is wonen, werken en winkelen het belangrijkst en moet het verkeer zich daaraan aanpassen. Het gebruik van fiets en openbaar vervoer wordt blijvend gestimuleerd. Tevens dient er meer samenhang te komen tussen de verschillende vervoerswijzen.
  2. 2. Alle vervoerwijzen moeten een rol kunnen spelen om de groei van de mobiliteit op te vangen. In de stad moeten openbaar vervoer en fiets een belangrijke rol spelen. Deze rol spelen zij ook als schakel in een vervoersketen. Voorwaarde voor succesvol ketenvervoer is een goede samenhang tussen deze vervoerwijzen. De gemeente heeft voor de verschillende vervoerwijzen hoofdnetten vastgesteld, waar een verdere groei van verkeer kan worden opgevangen (hoofdnet auto, hoofdnet openbaar vervoer, hoofdnet fiets, hoofdnet goederenvervoer). Op deze hoofdnetten wordt een goede doorstroming bevorderd. Tevens stelt de gemeente een basisprioriteit vast voor situaties waar de hoofdnetten elkaar kruisen. Voor deze hoofdnetten blijven duidelijke kaders gelden vanuit leefbaarheid en veiligheid.

    Autoverkeer
  3. 3. Bij de vormgeving van het hoofdnet autoverkeer is het principe 'van binnen naar buiten' leidend. Daarbij worden in de stad drie verkeersringen onderscheiden: de Cityring om de binnenstad, de ringbanen en tangenten/rijkswegen. Verkeer dat niet thuishoort op (delen van) een ring wordt gestuurd naar een ring van hogere orde.
  4. 4. Voor de ringbanen wordt een studie naar een aangepaste regelstrategie (herwaardering) uitgevoerd. Deze studie naar een betere benutting moet leiden tot uitvoering van maatregelen die de doorstroming op de ringbanen en invalswegen verbetert. Dynamisch verkeersmanagement is een mogelijk in te zetten instrument.

    Parkeren
  5. 5. Bij vestiging van nieuwe functies en intensivering van bestaande functies worden de parkeernormen gehanteerd zoals omschreven in de notitie Parkeernormen Tilburg 2003, die in 2007 is aangepast ten aanzien van de parkeernormering voor woningen.
  6. 6. Het vergunningparkeren wordt uitgebreid naar gebieden in de Oude stad en rond wijkwinkelcentra waar de parkeerdruk hoog is en als gevolg daarvan een draagvlak bestaat voor invoering van parkeervergunningen. Bewoners betalen een beperkt bedrag voor een vergunning.

    Goederenvervoer
  7. 7. Tot 2015 groeit het goederenvervoer sterk. Tilburg heeft de ambitie om de regionale functie in overslag en logistiek verder uit te bouwen. Hierbij wordt ernaar gestreefd dat het goederenvervoer het stedelijk wegennet zo beperkt mogelijk belast. De tangenten zullen zo aantrekkelijk moeten zijn ten opzichte van de ringbanen dat het goederenvervoer vanzelf voor deze route kiest. Goederenvervoer over de weg met een herkomst of bestemming in de regio Tilburg moet waar mogelijk worden afgewikkeld om de stad Tilburg heen. De huidige overslagvoorzieningen zijn gevestigd op bedrijventerrein Loven. Daarnaast maakt een aantal bedrijven gelegen aan het Wilhelminakanaal rechtstreeks gebruik van vervoer over water. Tilburg streeft ernaar om de beschikbare multimodale voorzieningen te behouden en bij toenemende vraag verder uit te bouwen. De gemeente ontwikkelt hiertoe een hoofdnet goederenvervoer waarmee een goede uitwisseling tussen vervoerwijzen mogelijk wordt.

    Mobiliteitsmanagement
  8. 8. Om de automobiliteit te beperken probeert de gemeente Tilburg de vraag te beïnvloeden. Hierbij moet gedacht worden aan het verbeteren van het openbaar vervoer en fietsvoorzieningen en het vergroten van overstapmogelijkheden tussen vervoerwijzen. Daarnaast wordt aan vraagbeïnvloeding gedaan door het autoverkeer te reguleren via het doorrekenen van kosten of het opleggen van restricties (bijv. parkeerbeleid). Naast de inzet van de gemeente kunnen vooral bedrijven het nodige doen om de vervoerwijzekeuze voor hun medewerkers en/of bezoekers te beïnvloeden. Dit begint al bij de locatiekeuze van een bedrijf. De gemeente stimuleert de aandacht voor vervoermanagement. Via de Wet milieubeheer worden eisen gesteld aan milieuprestaties door bedrijven, onder meer op het vlak van vervoer. De gemeente handhaaft door te controleren op de gestelde eisen. De gemeente stimuleert, faciliteert en handhaaft de uitvoering van vervoermanagement ten aanzien van bedrijven met een grote vervoersstroom, bedrijven in de oude stad (binnen- en aan de ringbanen) en bedrijven op nieuwe bedrijventerreinen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2010012-e001_0012.png"

Binnen het plangebied is het parkeren op de volgende wijze geregeld:

  1. a. in het openbaar gebied
  2. b. parkeren op binnenterreinen
  3. c. parkeren op eigen terrein in de voortuin.

ad a + b: het parkeren in het openbaar gebied komt veelal voor in de vorm van langsparkeerhavens in de straten dan wel op de koppen van bouwblokken waar parkeerconcentraties zijn aangelegd (haaks parkeren ten opzichte van de straat). Ook vindt parkeren plaats op binnenterreinen die bereikbaar zijn via een (onder)doorgang in de straatwand. Deze plaatsen zijn overwegend openbaar gebied.

ad c: in veel straten is met een aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeren op eigen terrein' de verplichting opgenomen te parkeren op eigen terrein hetgeen veelal voorkomt in de voortuin. De oppervlakte die hiervoor dient te worden aangehouden bedraagt minimaal 5 m x 3 m en mag niet worden bebouwd en dient direct bereikbaar te zijn vanaf het openbaar gebied. Eventuele afwijking van deze verplichting is opgenomen in de regels. De aanleiding om deze verplichting op te nemen vloeit voort uit het vigerende bestemmingsplan Reeshof Oost en is ook terug te voeren tot de beperkte ruimte in het openbaar gebied om parkeerplaatsen aan te leggen. Ook bij het ontwikkelen van de bouwplannen in het verleden was de verplichting tot het parkeren op eigen terrein uitgangspunt.

Overzicht parkeersituatie perceel huibevendreef 18-20-22

Op basis van de gegevens van dhr. Van beurden blijken op het terrein Huibevendreef 18 t/m 22 totaal 60 parkeerplaatsen aanwezig te zijn. Het aantal parkeerplaatsen blijkt recentelijk te zijn uitgebreid en volgens hertelling van het aantal parkeerplaatsen in de maand augustus 2011 blijkt het aantal bestrate parkeerplaatsen op het terrein 87 te bedragen. Verder zijn er nog een tiental parkeerplaatsen aanwezig welke zijn voorzien van zogenaamde halfverharding (grind).

Op basis van de door de gemeente Tilburg gehanteerde parkeernormen, die gebaseerd zijn op de landelijke richtlijnen vertaald in het CROW (publicatie 182), blijkt het totaal aantal benodigde parkeerplaatsen voor alle functies, inclusief het tankstation met shop, op het perceel maximaal 51 te bedragen. Gespecificeerd ten aanzien van de diverse aanwezige functies op het terrein:

- wok-restaurant : 11 p.p. per 100m² verblijfsruimte (totaal opp. 300m²) = 33 p.p.

- cafetaria : 6 parkeerplaatsen (p.p.) per 100m² verblijfsruimte = 6 p.p.

- wasstraat : geen parkeerplaatsen benodigd

- vuurwerkverkooppunt: vanwege incidenteel gebruik (3 dagen per jaar) geen p.p. benodigd

- 3 tennisbanen : 2,5 parkeerplaats per baan (inclusief paviljoen) = 8 p.p.

- tankstation : geen parkeerplaatsen benodigd

- tankshop : 3,75 parkeerplaats per 100m² (100m² max. toegestaan) = 4 p.p.

-------------

totaal benodigde parkeerplaatsen = 51 p.p.

Het aantal parkeerplaatsen voor alle functies die aanwezig zijn op het perceel Huibevendreef 18 t/m 22 voldoet hiermee aan de vereiste norm.

4.8.2 Tilburgs Openbaar Vervoerplan

De provincie Noord Brabant is opdrachtgever van het openbaar vervoer in Tilburg. De lijnvoering en de inrichting van de belangrijkste haltes zijn gebaseerd op het Tilburgs Openbaar vervoer Plan (TOP) uit 2000. De aansturing door de provincie gebeurt op basis van de provinciale OV-Visie: OV in Brabant: Snel - Schoon - Sociaal. Over de dagelijkse uitvoering van het openbaar vervoer zijn door de provincie vastgelegd in de concessie met vervoerder Veolia, die loopt tot 2014. Jaarlijks worden de plannen voor wijziging van het openbaar vervoer vastgelegd in een exploitatieplan.

In 2010 wordt nieuw openbaar vervoerbeleid vastgelegd in een regionale OV-visie Midden Brabant. Reeshof Oost is met het openbaar vervoer ontsloten door middel van het NS-station Tilburg Reeshof en de buslijnen 2, 3 en 4.

4.8.3 Fietsplan Tilburg

Tilburg vindt fietsen belangrijk, want fietsen is goedkoop, snel en gezond. De stad geeft om haar luchtkwaliteit en mogelijkheden voor mobiliteit van haar inwoners. De gemeente ondersteunt dit met het fietsplan 2005 - 2015. Hierin staat omschreven hoe Tilburg steeds betere voorzieningen ontwikkelt om comfort en veiligheid voor fietsers te vergroten. Dit moet leiden tot een breder en intensiever fietsgebruik in de stad.

Op 10 april 2006 heeft de Tilburgse gemeenteraad het fietsplan ´Tilburg Fietst, Fietsplan Tilburg 2005 - 2015´ vastgesteld. De doelstelling van het fietsplan is om het fietsgebruik (nu 34% op verplaatsingen tot 7,5 km) de komende 4 jaar met 1% per jaar te laten groeien. De gemeente wil dit bereiken door onder meer in te zetten op:

  1. 1. het voltooien van het Sternet voor 2020;
  2. 2. doelgroepenbenadering (schoolgaande jeugd, allochtonen, winkelend publiek);
  3. 3. communicatie;
  4. 4. het ontwikkelen van een fietstransferium.

Daarnaast is er in de intensivering van het fietsplan (vastgesteld op 10 oktober 2006) besloten dat de kwaliteit op alle fietsroutes verder verbeterd moet worden, het Sternet in 2015 voltooid moet zijn en er meer maatregelen voor de specifieke doelgroepen moeten worden genomen. Tot slot is hierin ook besloten in te zetten op een uitgebreide communicatie. In het fietsplan is een uitgebreid uitvoeringsprogramma opgenomen. Het belangrijkste onderscheid dat gemaakt kan worden, is als volgt:
Infrastructureel: Het sternet wordt voor 2015 voltooid, ook kleinere fietspaden worden in asfalt aangelegd, het Sternet krijgt een sterk verbeterde verlichting, er wordt op grootschalige wijze onderhoud aan het sternet en de kleinere fietspaden uitgevoerd.

Beheer en onderhoud: Niet alleen wil de gemeente op alle Sternetroutes en fietspaden onderhoud plegen, ook wil de gemeente een grote kwaliteitsslag uitvoeren tijdens dit onderhoud.

Stallingsvoorzieningen: Er wordt een separaat stallingenplan opgesteld waarin voor alle knelpunten naar een oplossing wordt gezocht en waaraan een uitvoeringsprogramma komt te hangen.

Doelgroepenbenadering: Per doelgroep wordt bekeken welke middelen worden ingezet en wordt een uitgebreide campagne opgezet.

Communicatie: De centrale doelstelling van de communicatie is (meer) mensen vaker op de fiets krijgen en de bestaande fietsers behouden. Hier worden dan ook specifieke acties op ingezet die ook samenhangen met de uitvoeringsmaatregelen.

4.9 Overige Onderwerpen

4.9.1 Toerisme en recreatie

Toerisme en recreatie komen aan bod in de Kadernota ´Toerisme en Recreatie 2003 - 2010: de Tilburgse Ervaring´. Bij toerisme denken we nadrukkelijk aan bezoekers van buiten de stad, bij recreatie ligt het accent op vrijetijdsbesteding van de eigen bewoners.

In de huidige belevingseconomie is toerisme en recreatie een groeisector die bijdraagt aan de stedelijke ontwikkeling, de economie en het woon/werkklimaat. Voor de gemeente Tilburg is toerisme en recreatie een relatief nieuw aandachtsgebied binnen het economisch beleid.

Ontwikkelingen op o.a. het Pieter Vreedeplein, in het Veemarktkwartier, in Moerenburg en in de Piushaven hebben de afgelopen jaren geleid en leiden de komende jaren tot een vergroting van het toeristisch-recreatieve aanbod. Met de start van de StadsVVV en de nieuwe stadspromotiecampagne is een belangrijke stap gezet op weg toeristische stadspromotie.

Samengevat wordt in deze nota gepleit voor een strategie met 4 sporen:

  1. 1. randvoorwaarden: gemeentelijke inbedding van toerisme en (regionale) samenwerking;
  2. 2. toeristische infrastructuur: uitbreiding van (verblijfs)accommodatie en bewegwijzering;
  3. 3. productontwikkeling: gericht op de speerpunten cultuurtoerisme, evenementen gecombineerd met de recreatieve mogelijkheden van de groene regio;
  4. 4. promotie: toerisme en recreatie als nieuw element van stadspromotie.

4.9.2 Prostitutie

In 1999 is het algemene bordeelverbod vervallen en zijn exploitanten vrij deze te vestigen, tenzij er lokale regelgeving is die daar grenzen aan stelt c.q. randvoorwaarden voor formuleert. Ook na legalisering van deze branche door opheffing van het bordeelverbod blijft er natuurlijk wel sprake van een bijzondere branche, waarbij het gevaar van bedreiging van de openbare orde c.q. aantasting van het woon- en leefklimaat latent aanwezig is. De gemeente Tilburg heeft haar opvattingen weergegeven in de nota Prostitutiebeleid (1999).

Vestigingsbeleid
In de APV is expliciet opgenomen dat de ´prostitutievergunning´ alleen verleend kan worden als het bestemmingsplan vestiging toelaat. Grofweg betekent dit dat in het bestemmingsplan ofwel de functie-aanduiding ´prostitutie´, ofwel de bestemming Cultuur en Ontspanning opgenomen dient te zijn, wil vestiging bestemmingsplantechnisch mogelijk zijn. Indien het de bedoeling is dat in de prostitutie-inrichting ook alcohol geschonken wordt, dient het bestemmingsplan tevens horeca toe te laten. Met het oog op de bescherming van het belang van de openbare orde c.q. de voorkoming van aantasting van het woon-en leefklimaat dient tevens nog aan een aantal specifieke op de APV gebaseerde vestigingscriteria te worden voldaan. Uitgangspunt daarbij is dat mogelijke overlast voor de woonfunctie zo veel mogelijk wordt voorkomen. Duidelijk is dat de vestiging in woonstraten niet toelaatbaar is. Vestiging van een prostitutie-inrichting is voorts niet toelaatbaar aan een andere dan een gebiedsontsluitingsweg en evenmin aan een weg of straat met een verblijfsfunctie, met uitzondering van het horecaconcentratiegebied in het centrum. Tevens is de gebruiksfunctie van de omliggende bebouwing van belang. Er zal, ook al wordt voldaan aan de andere voorwaarden, alleen vergunning verleend worden, indien de direct aangrenzende panden op de begane grond geen woonfunctie kennen en indien van het totaal aantal panden binnen 30 m van het pand, ten behoeve waarvan vergunning gevraagd wordt, tenminste 67% op de begane grond geen woonfunctie heeft. Maatgevend zijn de panden in dezelfde straat, bij hoekpanden in beide straten. Vestiging is verder niet mogelijk binnen een afstand van 250 m van een ander prostitutiebedrijf of een school. Bestaande vestigingen blijven toegelaten, voorzover deze tot 1999 officieel van gemeentewege gedoogd zijn.

4.9.3 UMTS

Bij besluit van 12 maart 2007 heeft de raad nieuw beleid voor de plaatsing van zendmasten voor mobiele telefoons (GMS en UMTS) vastgesteld.

(Internationale) gezondheidsraden geven aan dat zendmasten geen risico vormen voor de gezondheid. Desondanks wil de gemeente Tilburg zendmasten op een zo verantwoord mogelijke manier inpassen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen vergunningsvrije en vergunningsplichtige zendmasten.

Zendmasten tot vijf meter mogen vergunningsvrij geplaatst worden. Jaarlijks ontvangt de gemeente een plaatsingsplan van de gezamenlijke aanbieders van mobiele telefonie. Daaruit blijkt waar reeds masten zijn geplaatst en waar masten eventueel gewenst zijn. Met aanbieders van mobiele telefonie is de afspraak gemaakt dat zij de masten zo veel mogelijk op ´niet gevoelige bestemmingen´ plaatsen, zoals kantoren, bedrijven en hoogspanningsmasten. Wanneer een aanbieder van mobiele telefonie een mast wenst te plaatsen op een woongebouw, dient dit vooraf gemeld te worden aan de gemeente. Bovendien heeft de aanbieder toestemming nodig van de eigenaar van het betreffende gebouw. Met omwonenden hoeft, volgens de regels uit het nationale zendmastenbeleid, niet gecommuniceerd te worden over de plaatsing van een zendmast.

Zendmasten van vijf meter of hoger zijnvergunningsplichtig. Deze masten mogen niet in woonwijken worden geplaatst. Buiten de woonwijk wordt de meest geschikte locatie gezocht, waarbij de criteria uit de nota Zendmasten worden gehanteerd. (Zicht)hinder van masten wordt voorkomen en er is aandacht voor landschappelijke inpassing en esthetiek. Omwonenden ontvangen een bewonersbrief en er vindt eventueel een inloopavond plaats (afhankelijk van de locatie). Wanneer het het bevoegd gezag toch besluit een omgevingsvergunning te verlenen voor een zendmast in een woonwijk, dan wordt dit aan de raad gemeld.

4.9.4 Mantelzorg

Onder mantelzorg wordt het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband verstaan. Het verlenen van mantelzorg in een afhankelijke woonruimte is middels afwijking onderdeel van de woonfunctie. Onder een afhankelijke woonruimte wordt hierbij een (aangebouwd) bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is verstaan.

Hoofdstuk 5 Milieuaspecten

5.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.

5.2 Milieuhinder Bedrijven

Bij het beoordelen van welke (binnen het plangebied of elders gelegen) bedrijven invloed hebben binnen het plangebied is gebruik gemaakt van de desbetreffende milieuvergunning of AMvB (wettelijke afstanden) en de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. Laatstgenoemd document betreft een richtlijn en geen wettelijk kader. Er is voor de genoemde richtlijn gekozen, omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar, die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf. Deze richtafstanden zijn als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen (zie de bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten) en gelden vanaf het bedrijf (of de opslagvoorziening of installatie) tot woningen in een ´rustige woonwijk´. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen et cetera is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden. De afstanden gelden tussen de perceelgrens van de inrichting en de gevel(s) van de woning(en) van derden.

Alle bedrijven binnen het plangebied en daarnaast die bedrijven erbuiten, waarvan de indicatieve milieucontouren over het plangebied liggen, zijn geïnventariseerd. Deze inventarisatie verschaft inzicht tot welke milieucategorie het bedrijf behoort en is gebruikt om de bestaande binnen het plangebied gelegen bedrijven in het bestemmingsplan vast te leggen en eventuele knelpunten te signaleren. De inventarisatie betreft legaal aanwezige, vergunning- of meldingsplichtige bedrijven binnen het plangebied. Omdat het bestemmingsplan een beheermatig karakter heeft, zijn deze bedrijven uit de inventarisatie allen in het bestemmingsplan opgenomen. Er is vanuit gegaan dat de bestaande bedrijven voldoen aan de milieuvoorschriften volgend uit de Wet milieubeheer, en zodoende geen overlast veroorzaken voor de omgeving. Voorts is gekeken naar de indicatieve afstanden uit de VNG-brochure, tenzij in de desbetreffende milieuvergunning of AMvB andere normen zijn opgenomen. Een aantal bedrijven is op basis van hun activiteiten en de daarmee samenhangende milieucategorie niet wenselijk op het desbetreffende adres. Een dergelijk bedrijf mag haar bestaande activiteiten voortzetten en eventueel uitbreiden, voor zover de regels dat toelaten. Zodra zo´n bedrijf zijn activiteiten beëindigt, moet worden voldaan aan de milieucategorie die bij de omgeving hoort. Wel mag op de desbetreffende locatie een soortgelijke activiteit plaatsvinden, mits de nieuwe activiteit niet in een hogere milieucategorie valt dan de oude.

De milieucategorie van de bedrijven binnen het plangebied is weergegeven op de verbeelding en/of genoemd in de bestemmingsregels.

Ontwikkeling tankstation Huibevendreef.

Milieuzonering

In het plangebied wordt één ontwikkeling mogelijk gemaakt. Namelijk de vestiging van een eco-tankstation aan de Huibevendreef 18-20-22 waar naast het aanbieden van diesel en benzine ook een afleverzuil komt voor aardgas en electra. Omdat geen lpg wordt verkocht geldt voor de activiteit een richtafstand van 30 meter voor geur en geluid (bedrijven en milieuzonering, VNG). Gemeten vanaf de grens van de bestemming tankstation tot omliggende woningen wordt ruimschoots aan deze richtafstand voldaan.

Activiteitenbesluit

De aflevering van aardgas valt wel onder het Activiteitenbesluit (art 3.18), waaruit een (veiligheids)afstand voor zowel de afleverzuil als de bufferopslag volgt.

Uit het Activiteitenbesluit volgt dat voor de afleverzuil bij een aardgas-afleverstation, voor het afleveren van gecomprimeerd aardgas aan motorvoertuigen voor het wegverkeer, een afstand van ten minste 15 meter tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten moet worden aangehouden. Indien per etmaal minder dan 300 personenauto's worden gevuld, mag deze afstand 10 meter bedragen. Indien per etmaal meer dan 100 autobussen worden gevuld, bedraagt deze afstand 20 meter. Levering per etmaal aan meer dan 100 autobussen is onwaarschijnlijk. Het aantal leveringen aan personenauto's is niet vast te leggen, waardoor uitgegaan moet worden van een veiligheidsafstand van 15 meter rond de afleverzuil.

De aan te houden afstaand voor de bufferopslag is afhankelijk van de grootte van de bufferopslag. De bufferopslag moet tenminste voldoen aan de afstand tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten zoals aangegeven in onderstaande tabel

Waterinhoud bufferopslag Afstand
Minder dan 3000 liter 10 meter
Vanaf 3000 tot 5000 liter 15 meter
Meer dan 5000 liter 20 meter

5.3 Vuurwerk

Binnen een bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met bestaande verkooppunten en opslagen van consumentenvuurwerk en de opslag van professioneel vuurwerk. Op basis van de veiligheidsafstanden in het Vuurwerkbesluit (Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002), houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk,) is het niet mogelijk om professioneel vuurwerk op te slaan (en te bewerken) in Tilburg. Er zal dan ook geen medewerking worden verleend aan nieuwvestiging van vuurwerkbedrijven van professioneel vuurwerk in het plangebied.

Het bevoegd gezag kan voor nieuw te vestigen verkoopruimten en opslagen van consumentenvuurwerk en ten behoeve van het uitbreiden, verbouwen en/of verplaatsen van bestaande (buffer)bewaarplaatsen onder voorwaarden afwijken van het bestemmingsplan. Bij nieuwvestiging van vuurwerkverkooppunten en/of opslag van consumentenvuurwerk wordt te allen tijde als voorwaarde opgenomen dat de veiligheidscontour zoals opgenomen in het Vuurwerkbesluit op het eigen perceel gesitueerd dient te zijn tenzij de veiligheidscontour zich uitstrekt over openbaar gebied en hierbij geen sprake is van kwetsbare en/of geprojecteerde kwetsbare objecten.

Binnen de veiligheidsafstanden van bestaande en nieuw te vestigen (buffer)bewaarplaatsen van consumentenvuurwerk mogen geen kwetsbare objecten worden gebouwd of aangelegd.

Aan de Huibevendreef 22 is op dit moment een vuurwerkverkooppunt in consumentenvuurwerk gevestigd. Binnen de veiligheidsafstanden van de bewaarplaats van het consumentenvuurwerk kunnen op grond van het bestemmingsplan geen kwetsbare objecten worden gebouwd.

5.4 Externe Veiligheid

5.4.1 Inleiding

Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's die mensen lopen ten gevolge van mogelijke ongelukken met gevaarlijke stoffen bij bedrijven en transportverbindingen (wegen, spoorwegen en waterwegen) en buisleidingen. Omdat de gevolgen van een ongeluk met gevaarlijke stoffen groot kunnen zijn, zijn de aanvaardbare risico's vastgelegd in diverse besluiten en regelingen. De belangrijkste zijn:

  1. 1. Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 2004 (sindsdien enkele keren aangepast);
  2. 2. Circulaire " Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen" (cRvgs), dec 2009;
  3. 3. Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), 1 januari 2011.

Binnen de beleidskaders voor deze drie typen risicobronnen staan altijd twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.

5.4.2 Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico is de kans dat iemand die zich op een bepaalde plaats bevindt, komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven door een lijn op een kaart die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt (zogeheten risicocontour). Het rijk heeft als maatgevende risicocontour de kans op overlijden van 10-6 per jaar gegeven (indien een persoon zich gedurende een jaar binnen deze contour bevindt is de kans op overlijden groter dan één op een miljoen jaar).

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan het plaatsgebonden risico 10-6. Het plaatsgebonden risico 10-6 is voor ruimtelijke besluiten vertaald naar grenswaarden en richtwaarden.

De wetgeving is erop gericht om voor bestaande situaties geen personen in kwetsbare objecten (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen en grote kantoren) en zo min mogelijk personen in beperkt kwetsbare objecten (zoals kleine kantoren en sportcomplexen) bloot te stellen aan een plaatsgebonden risico dat hoger is dan 10-6 per jaar.

Nieuwe ontwikkelingen van kwetsbare objecten binnen de risicocontour van 10-6 per jaar zijn niet toegestaan. Nieuwe ontwikkelingen van beperkt kwetsbare objecten zijn ongewenst, maar wel toegestaan indien gemotiveerd kan worden waarom dit noodzakelijk is. Daarnaast dient aangetoond te worden dat afdoende maatregelen worden genomen om de risico's en de gevolgen van een eventueel ongeval te beperken.

5.4.3 Groepsrisico

Het groepsrisico is een maat voor de kans dat een bepaald aantal mensen overlijdt als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De hoogte van het groepsrisico hangt af van:

  1. 1. de kans op een ongeval;
  2. 2. het effect van het ongeval;
  3. 3. het aantal personen dat in de omgeving van de bron (inrichting of transportroute) verblijft;
  4. 4. de mate waarin de personen in de omgeving beschermd zijn tegen de gevolgen van een ongeluk.

Het groepsrisico kan worden weergegeven in een grafiek met op de horizontale as het aantal dodelijke slachtoffers en op de verticale as de kans per jaar op tenminste dat aantal slachtoffers. Het groepsrisico wordt bepaald binnen het zogenaamde invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Hoe meer personen per hectare in het invloedsgebied aanwezig zijn, hoe groter het aantal (potentiële) slachtoffers is, en hoe hoger het groepsrisico.

Bij het opstellen van een bestemmingsplan, waarvan het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van een risicobron, geldt een verantwoordingsplicht.

5.4.4 Inrichtingen

Bij de beschrijving van een tankstation wordt expliciet aangegeven welke motorbrandstoffen mogen worden verkocht. Hierbij worden uitsluitend de huidige meest gebruikte en gangbare motorbrandstoffen vermeld. Hiermede wordt voorkomen dat nieuwe brandstoffen impliciet mogelijk worden gemaakt waarvan de risico's voor de omgeving (nog) niet inzichtelijk zijn.

In het plan ligt één Bevi-inrichting, een LPG-tankstation aan de Burgemeester Baron van Voorst tot Voorstweg. Buiten het plangebied zijn geen Bevi-inrichtingen of opslagvoorzieningen aanwezig met een risicocontour, die van invloed is op het plangebied

Een tankstation waar LPG wordt verkocht, wordt in het besluit externe veiligheid inrichting aangewezen als een risicovolle inrichting. Voor een dergelijke inrichting gelden grens -en richtwaarden. Het tankstation aan de Burgemeester Baron van Voorst tot Voorstweg heeft een milieuvergunning met een gelimiteerde doorzet tot 1000 m³ aan LPG. Volgens de regeling externe veiligheid inrichtingen heeft het bedrijf een plaatsgebonden risicocontour 10-6 rondom het vulpunt van 45 meter voor nieuwe ruimtelijke besluiten zoals het voorliggende besluit. Daarnaast geldt een 10-6 contour van 25 meter rondom de ondergrondse LPG tank en van 15 meter rond de afleverinstallatie met LPG. Deze contouren zijn weergegeven op de verbeelding. In dit bestemmingsplan zijn binnen deze contouren geen (beperkt) kwetsbare functies aanwezig of geprojecteerd. Voor LPG-tankstations geldt een veiligheidszone (invloedsgebied) van 150 meter. Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk, die een vergroting van het groepsrisico met zich mee brengt.

In het voorliggende plan zijn nieuwe Bevi-inrichtingen uitgesloten. In het plangebied wordt wel de vestiging van een eco-tankstation aan de Huibevendreef 18-20-22 mogelijk gemaakt. Omdat geen LPG wordt verkocht, valt de inrichting niet onder het Bevi.

5.4.5 Buisleidingen

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van kracht geworden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen.

Binnen en noordelijk buiten het plangebied is een leiding gelegen, die vanwege de diameter, door te geleiden stof en/of druk, op de verbeelding vermeld wordt. Zie het onderstaande overzicht.

Leidingbeheerder Leidingnummer Diameter Werkdruk 10-6- risicocontour Invloedsgebied
Gasunie Z-520-01-KR-035 12 inch 25 bar 0 meter 110 meter

Ten behoeve van dit bestemmingsplan is een berekeningen naar het risico van de leiding uitgevoerd. Het onderzoek is bijgevoegd in de Bijlage 2 Risicoanalyse BSO Westerwel. Uit het onderzoek blijkt dat de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 van de leiding 0 meter bedraagt. Daarnaast wordt in dit bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van de leidingen geen ontwikkelingen met nieuwe kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten en geen nieuwe objecten voor beperkt zelfredzame personen tijdens de gebruiksduur van de gasleiding ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Voor de gasleiding is in hetzelfde onderzoek het groepsrisico berekend. Het groepsrisico van de maatgevende kilometer ligt onder 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Conform het Bevb kan daarom verder volstaan worden met het invullen van de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

De Gasunie heeft aangegeven dat zij voornemens is deze leiding binnen drie jaar buiten gebruik te stellen. Aan dit voornemen kunnen echter geen rechten worden ontleend, waardoor in de planvorming gewoon wordt uitgegaan van de aanwezigheid van deze leiding.

Aan de Bladelstraat 3 ligt de SBO Westerwel (basisschool voor speciaal onderwijs) binnen het invloedsgebied van deze leiding. Voor deze SBO is in 2005 een artikel 19 procedure gevoerd. Bij deze procedure heeft nog geen verantwoording plaatsgevonden voor de risico's door de hogedruk aardgasleiding omdat het Bevb toen nog niet van kracht was. In de verantwoording van dit bestemmingsplan wordt daarom extra aandacht besteed aan deze SBO.

Op de verbeelding wordt een belemmeringenstrook vastgelegd van 4 meter aan weerszijden waarbinnen geen ontwikkelingen worden toegestaan in het bestemmingsplan.

5.4.6 Overig transport van gevaarlijke stoffen

Het niet-leidinggebonden transport van gevaarlijke stoffen in Tilburg vindt plaats over de weg, per spoor en over het Wilhelminakanaal.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg

Door de gemeente Tilburg worden over verschillende wegen gevaarlijke stoffen vervoerd. Uit de Inventarisatie vervoer gevaarlijke stoffen, die is opgesteld door Royal Haskoning in april 2008, blijkt dat er op geen van deze wegen een 10-6 risicocontour aanwezig is c.q. een overschrijding van een risicocontour aan de orde is. De vereiste basisveiligheid is hiermee geboden.

Vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor

In de beleidsvisie externe veiligheid is vastgelegd dat, tot het moment dat het basisnet in wetgeving is vastgelegd, uitgegaan zal worden van de uitgangspunten zoals deze verwoord zijn in het beleidsdocument Koersen op veilig. Dit betekent dat tot, het van kracht worden van het Basisnet, geen objecten mogen worden opgericht binnen 29 m van het hart van de buitenste spoorlijn. Het bestemmingsplan Reeshof Oost 2010 maakt geen (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk binnen deze afstandsmaat.

Ten aanzien van het groepsrisico geldt dat voor dit bestemmingsplan geen sprake is van een toename van het groepsrisico en geen overschrijding van de oriëntatiewaarde, de spoorlijn is daarom niet relevant voor de verantwoordingsplicht.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over het Wilhelminakanaal

Uit de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (dec 2009) blijkt dat voor Wilhelminakanaal geen (veiligheids)afstanden gelden

5.4.7 Restrisico en conclusies

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de volgende relevante risicobronnen: een LPG-tankstation aan de Burgemeester Baron van Voorst tot Voorstweg en een hogedruk aardgasleiding in het noordwesten van het plangebied. Personen in het plangebied worden aan een externe veiligheidsrisico blootgesteld, ook na maatregelen.

Vanwege de ligging van het bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van deze twee risicobronnen is de verantwoordingsplicht ingevuld, zie Bijlage 3 Verantwoording groepsrisicoReeshof Oost 2010.

Hierin zijn de volgende conclusies getrokken:

  • Binnen het invloedsgebied van het LPG-tankstation aan de Burgemeester Baron van Voorst tot Voorstweg en de hogedruk aardgasleiding in het noordwesten van het plangebied maakt het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk en geen nieuwe objecten voor verminderd zelfredzame personen.
  • In het voorliggende plan zijn nieuwe Bevi-bedrijven uitgesloten.
  • Het eco-tankstation aan de Huibevendreef 18-20-22 valt niet onder het Bevi maar onder het activiteitenbesluit.
  • De brandweer adviseert in de directe nabijheid van het LPG-tankstation aan de Burgemeester Baron van Voorst tot Voorstweg een geboorde put aan te laten leggen. Het optimaliseren van de veiligheidssituatie rondom dit LPG-tankstation is één van de acties uit het uitvoeringsprogramma van de beleidsvisie externe veiligheid.
  • Binnen het invloedsgebied van de gasleiding ligt o.a. de SBO Westerwel (basisschool voor speciaal onderwijs). Vanwege de beperkte zelfredzaamheid van deze kinderen is gemeente voornemens om, in overleg met de brandweer/Veiligheidsregio, de school actief te benaderen en het gewenste handelingsperspectief van ontvluchting uit te werken.
  • Goede communicatie kan een bijdrage leveren aan de zelfredzaamheid van personen. In Tilburg vindt geen actieve risicocommunicatie plaats.

5.5 Geluid

Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidsbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidshinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderde.

In het nieuwe beheerplan zullen geen extra geluidgevoelige bestemmingen gerealiseerd worden ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. Formeel hoeft er geen toets aan de Wet geluidhinder plaats te vinden. Het aspect geluid hoeft verder niet onderzocht te worden.

Een uitzondering hierop vormt het plangebied wat gelegen is tussen de Moerse dreef, Bladelstraat en de Brummenweg. Hier is destijds met een art. 19 procedure de bouw van een school met gymzaal mogelijk gemaakt. De bestemming die op dit plangebied van toepassing is betreft maatschappelijk. Hierdoor is het mogelijk om op deze plek geluidgevoelige bebouwing te situeren. Voor een aantal maatschappelijke doeleinden geldt een maximaal toelaatbare geluidbelasting van 53 dB.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2010012-e001_0013.png"

Eventuele nieuwe bebouwing dient getoetst te worden aan artikel 3.2 van het Besluit geluidhinder. In dit besluit zijn de maximaal toelaatbare grenswaarden opgenomen ten gevolge van wegverkeerslawaai.

Via dit bestemmingsplan wordt het schoolgebouw en gymzaal, waarvoor enige tijd geleden een artikel 19-procedure is gevolgd en door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op d.d. 22 augustus 2006 een verklaring van geen bezwaar is afgegeven, positief bestemd. Ten aanzien van de maximale geluidsbelasting zijn binnen de regels van het bestemmingsplan voorwaarden opgenomen die betrekking hebben op de westgevel van het gebouw en de dove gevel aan de noordzijde van het gebouw

5.5.1 Industrielawaai

In het plangebied is de vestiging uitgesloten van bedrijven die vallen onder artikel 2.4 van het Inrichtingen en Vergunningen Besluit (c.q. de desbetreffende bijlage bij de Wabo). Hoofdstuk V "Zones rond industrieterreinen" van de Wet geluidhinder is hierdoor niet van toepassing.

Een klein deel van de 50 dB(A) contour industrieterrein Vossenberg ligt over het plangebied. In deze contour mogen geen geluidgevoelige bestemmingen worden gesitueerd.

5.5.2 Luchtvaartlawaai

Als gevolg van de nabijheid van het militaire vliegveld Gilze-Rijen gelden in delen van Tilburg geluidcontouren (de zogenaamde Ke-contouren). Deze contouren liggen echter niet over het plangebied. Vliegbasis Gilze Rijen beschikt echter wel over een Instrument Landing System (ILS) en een Inner Horizontal Surface en Conical Surface (IHCS). Het ILS is bedoeld voor het nauwkeurig uitvoeren van naderingen door vliegverkeer, ook onder slechte weersomstandigheden. De IHCS is vastgesteld ten behoeve van de vliegverkeersveiligheid. Beide zoneringen zijn in het bestemmingplan opgenomen.

5.6 Lucht

Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan, dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand gehouden moet worden.

Om de gevolgen op de luchtkwaliteit inzichtelijk te maken is een berekening gemaakt met behulp van een rekenprogramma van Infomil. In dit rekenblad kan de verwachte verkeersproductie worden ingevuld en bekeken of de ontwikkeling " niet in betekenende mate" bijdraagt. Uitgegaan is van een "worst-case situatie" waarbij het bedrijf zorgt voor 200 extra voertuigbewegingen per dag waarvan 10% afkomstig van vrachtverkeer. Uit de berekening volgt dat de bijdrage voor stikstofdioxide (NO2) maximaal 0,49 ug/m3 zal bedragen, voor fijn stof bedraagt de bijdrage maximaal 0,08 ug/m3.
Deze waarden zijn ruimschoots minder dan de NIBM grens van 1,2ug/m3. Het project draagt "niet in betekenende mate" bij aan de luchtkwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2010012-e001_0014.jpg"

De bestemmingen in het plangebied zijn getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen uit hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Het plan voorziet in de realisatie van een tankstation aan de Huibevendreef en de hiermee gepaard gaande verkeersbewegingen. Hierdoor kan het plan worden gekenmerkt als een "niet in betekenende mate"-project, zoals bedoeld in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen). Er zijn geen luchtgevoelige bestemmingen, zoals bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen). Vanuit de Wet milieubeheer bestaat dan ook geen bezwaar tegen dit plan.

De gemeente Tilburg neemt deel aan het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL). Dit programma heeft als doel de grenswaarden zoals opgenomen in titel 5.2 van de Wet milieubeheer tijdig te bereiken. De luchtkwaliteit is bij de totstandkoming van het NSL in beeld gebracht met de zogenaamde saneringstool. Uit deze tool blijkt dat er voor de jaren 2011 (van kracht worden grenswaarde PM10) en 2015 (van kracht worden grenswaarde NO2) geen overschrijdingen van de normen meer voor te komen. Ook voor 2020 wordt dit verwacht. In de berekeningen zijn grootschalige ontwikkelingen in Tilburg (o.a. Spoorzone, Stappegoor, Overhoeken) meegenomen evenals de verwachte groei van het verkeer. Voor de overige stoffen genoemd in titel 5.2 van de Wet milieubeheer geldt eveneens (o.a. benzeen, zwaveldioxide) dat verwachting is dat ruimschoots aan de wettelijke normen kan worden voldaan.

5.7 Geur

5.7.1 Industriële geur

Het beleid voor industriële geurhinder (geur van bedrijven die niet tot de agrarische sector behoren) is samengevat in een brief van het ministerie van VROM van 30 juni 1995. Kort samengevat komt het erop neer dat afgestapt is van stringente geurnormen; de toetsing of een ontwikkeling toelaatbaar is zonder voor overmatige geurhinder te zorgen, is grotendeels overgelaten aan lokale overheden. Er wordt in de brief een aantal algemene beleidsuitgangspunten gegeven, waarbij ´het voorkómen van nieuwe geurhinder´ voor de ruimtelijke ordening het belangrijkst is. Binnen de gemeente Tilburg worden deze algemene uitgangspunten gehanteerd.

Voor een aantal categorieën bedrijven is dit algemene geurbeleid geconcretiseerd in de Nederlandse emissie Richtlijn lucht (NeR). Voor zover een 'dosis-effectrelatie' (de relatie tussen de geuremissie bij het bedrijf en de hinder voor omwonenden) voor een bedrijfscategorie is vastgesteld, zijn voor die bedrijven 'normen' vastgesteld waarbij hinder kan worden verwacht. Voor de overige categorieën bedrijven zal dit moeten worden vastgesteld door specifiek geuronderzoek. Aangezien de NeR een formele richtlijn is, en bovendien een concrete vertaling vormt van het algemene beleidskader, dient hier bij ruimtelijke plannen bij te worden aangesloten.

Voor enkele bedrijfscategorieën is behalve een grenswaarde voor nieuwe situaties ook een maximale geurimmissieconcentratie vastgesteld voor bestaande situaties.

Ten noorden van het plangebied aan de andere kant van het kanaal ligt een industrieterrein waar zware industrie wordt toegestaan. In dit gebied zijn bedrijven toegestaan waarbij het geurcomponent kan leiden tot hinder. Voor het terrein is in 2008 een nieuw bestemmingsplan verleend waarbij het gebied inwaarts is gezoneerd. Dit houd in dat de zwaardere bedrijven op grote afstand van woningen zijn toegestaan en de lichtere bedrijven op kortere afstand. Daarbij is rekening gehouden met de richtafstanden uit het VNG-boekje "Bedrijven en Milieuzonering". Bij de zonering is uitgegaan van de woningen binnen dit plangebied. Voor de bestaande bedrijven die niet aan deze zonering voldoen is op de verbeelding een aparte aanduiding opgenomen. Omdat deze bedrijven op basis van hun huidige milieuvergunning op dit moment voldoen aan de normen en dus geen hinder veroorzaken mogen ze blijven zitten. Bij verhuizing of opheffing van de activiteit zal een nieuw bedrijf moeten voldoen aan de zonering zoals op de verbeelding is aangegeven.

5.7.2 Agrarische geur

Op bedrijven die tot de agrarische sector behoren (veehouderijen) is ten aanzien van het geurbeleid de Wet geurhinder en veehouderij (5 oktober 2006) en de bijbehorende Regeling geurhinder en veehouderij van toepassing. Deze regelgeving geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object. In en nabij het gebied zijn geen veehouderijen aanwezig.

5.8 Bodem

In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek.

Het voorliggende plan maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Er wordt immers alleen een bouwvlak weergegeven ter plaatse van bestaande bebouwing. Om deze reden zijn bodemgegevens voor dit bestemmingsplan niet relevant. De bodemkwaliteit komt aan de orde bij eventuele bouwaanvragen, projectbesluiten en planherzieningen.

Bodembeleid gemeente Tilburg: in goede aarde

In deze nota valt te lezen hoe de gemeente Tilburg te werk gaat bij bodemsanering in Tilburg. De nota is opgebouwd uit vier delen, respectievelijk de hoofdlijnen van het beleid, het gemeentelijk beleid verder uitgewerkt, het maatregelenprogramma en het meerjarenprogramma bodemsanering.

5.9 Natuur En Ecologie

Bestemmingsplan Reeshof Oost algemeen.

Het plangebied Reeshof Oost 2010 omvat een aantal voorgenomen activiteiten binnen onderstaande deelgebieden. De voorgenomen activiteiten zijn afzonderlijk getoetst op eventuele strijdigheden met natuurwetgeving en voorwaarden in het bestemmingsplan.

Het betreft de activiteiten in de volgende deelgebieden:

  1. 1. Drijflanen
  2. 2. Drassige Driehoek
  3. 3. Tankstation Huibevendreef
  4. 4. Bodegravenpad.
  1. 1. Drijflanen

Algemeen

Het Drijflanengebied is een gebied met hoge natuurwaarden. Deze zijn gelegen in de afwisseling van bospercelen en graslandpercelen. Het gebied maakt deel uit van een ecologische verbinding zuidelijk van het Wilhelminakanaal in noord-zuidelijke richting, richting Drassige Driehoek en verder.

De gemeente werkt aan verdere optimalisatie van deze natuurwaarden door de graslandpercelen als natuur in te richten. De inrichting is met name gericht op verbetering van de kwaliteit van het gebied als leefgebied voor amfibieën door middel van de aanleg van poelen. Verdere verbetering wordt bereikt door het ontwikkelen van bosranden als mantelzoomvegetaties.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2010012-e001_0015.png"

Natuurontwikkeling Drijflanen

Ecologische Hoofdstructuur

Het bestemmingsplan voorziet in de bestemming van het gehele Drijflanengebied als Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Deze bestemming vloeit voort uit afspraken in het kader van de Groene Mal. De volledige bestemming als EHS stemt niet overeen met de provinciale aanduiding van de EHS in de Verordening Ruimte, waar de graslandpercelen niet als EHS zijn bestemd.

In het Drijflanengebied is een perceel geëxclaveerd voor woondoeleinden.

Een deel van het gebied met name langs de Reeshofdijk wordt bestemd als 'Groen'. Op de bestemming 'Groen' is tevens de dubbelbestemming 'waarde - ecologie' gelegd waarbij ook een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden geldt. Om te zijner tijd de bestemming 'Groen' aan te passen in de bestemming 'Natuur' is ook een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Op dit gedeelte langs de Reeshofdijk rust momenteel volgens het vigerende bestemmingsplan Reeshof I (raadsbesluit 1 september 1980) de bestemming 'Agrarisch bedrijf', met de mogelijkheid het bestemmingsplan te wijzigen in een woonbestemming. In het verleden waren hier drie agrarische (kippen)bedrijven gevestigd. De gemeente Tilburg heeft deze bedrijven destijds aangekocht met de mogelijkheid om appartementen te bouwen. In hoeverre deze plannen nog voortgang zullen vinden dan wel in een andere vorm gerealiseerd zullen worden, is tot op het moment van ter inzage leggen van dit bestemmingsplan niet bekend. Het gebied waar wellicht in de toekomst deze plannen nog uitgevoerd kunnen worden, maakt geen deel uit van het bestemmingsplan 'Reeshof Oost 2010'. Eventuele compensatie van natuurwaarden binnen dit gebied kan worden gevonden binnen de bestemming 'Groen' gelegen langs de Reeshofdijk tussen huisnummer 7 en 15.

Concreet is er een ruimte gereserveerd van ca 3.000 m2 nabij Reeshofdijk 15 dat kan worden ingericht als compensatienatuur zodra het Bodegravenpad (fietspad als deel van de Sternetroute) wordt gerealiseerd. Het Bodegravenpad leidt namelijk tot ruimtebeslag in de EHS (zuidelijk deel).

Flora- en faunawet

Het Drijflanengebied krijgt in toenemende mate een functie als leefgebied voor strikt beschermde soorten, met de Kamsalamander als een prioritaire soort. De aanwezigheid van deze en andere beschermde soorten betekent dat met inrichtings- en onderhoudswerkzaamheden rekening moet worden gehouden met kwetsbare perioden van deze soorten. Deze verplichting geldt sowieso, maar zal een toenemend aandachtspunt worden naarmate het gebied beter voor strikt beschermde doelsoorten gaat functioneren.

  1. 2. Drassige Driehoek

De Drassige Driehoek bestaat uit een vochtig landbouwperceel omgeven door bos. Het landbouwperceel heeft vanwege de vochtige standplaats en de aanwezige poel en watergang een natuurfunctie voor amfibieën. In het vigerende bestemmingsplan 'Reeshof Oost' heeft het perceel reeds een natuur-/bosbestemming, maar het perceel wordt nog steeds agrarisch gebruikt. Tot op heden is er niet actief gehandhaafd om de vigerende bestemming te verwezenlijken.

Omdat het gebied 'De Drassige Driehoek' tot op heden nog agrarisch wordt gebruikt, zal dit gebied, in afwijking van de vigerende bestemming 'natuur/bos', in het nieuwe bestemmingsplan 'Reeshof Oost 2010' bestemd worden als 'agrarisch met waarden'. Binnen de bestemming 'agrarisch met waarden' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen naar de bestemming 'natuur' of 'bos' en een wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming 'water'. Indien de gemeente Tilburg in overleg met de eigenaren in de komende planperiode tot overeenstemming komt om de gronden te verwerven dan kan via de wijzigingsbevoegdheid de bestemming worden gewijzigd ten behoeve van natuurgebied.

In de Verordening Ruimte van de provincie is het landbouwperceel niet als Ecologische Hoofdstructuur (EHS) aangewezen maar aangeduid als 'Groen-Blauwe Mantel' en als 'regionaal waterbergingsgebied'. De aanwijzingen vanuit de Verordening Ruimte van de provincie dienen te worden doorvertaald in de bestemmingsplannen op lokaal niveau. Gelet op de aanduiding 'regionaal waterbergingsgebied' wordt op het gebied ook de dubbelbestemming 'Water - Waterbergingsgebied' opgenomen. Het nieuwe bestemmingsplan geeft indirect via het opnemen van wijzigingsbevoegdheden invulling aan de wens van de gemeente om de ecologische potenties van de locatie planologisch mogelijk te maken en ook te zijner tijd te ontwikkelen.

Het omringende bos heeft in het vigerende bestemmingsplan een natuur-/bosbestemming. Ook in het nieuwe bestemmingsplan wordt de bestemming 'Bos' opgenomen conform de Verordening Ruimte, waarin het bos is opgenomen als EHS.

  1. 3. Tankstation Huibevendreef.

Inleiding

De firma Jan van Beurden B.V. is voornemens op het perceel aan de Huibevendreef 18 t/m 22 een tankstation te bouwen en een gedeelte van het perceel hiervoor opnieuw in te richten. De gemeente Tilburg heeft het verzoek tot aanpassing van het bestemmingsplan beoordeeld en getoetst aan de relevante beleidsnota's o.a. de nota Motorbrandstofverkooppunten 2009. Gelet op de samenloop van zowel het verzoek tot bestemmingsplanherziening voor het realiseren van een tankstation als het ontwikkelen van dit zogenaamde beheerbestemmingsplan Reeshof Oost 2010, maakt de voorgenomen bestemmingswijziging voor het tankstation procedureel gezien onderdeel uit van het Bestemmingsplan Reeshof-Oost 2010.

Ecologische Hoofdstructuur

Het perceel gelegen aan de Huibevendreef 18 t/m 22 maakt geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur. In de nabije omgeving ligt het Reeshofbos dat wel onderdeel uitmaakt van de EHS. De voorgestelde functiewijziging heeft echter geen consequenties voor het functioneren van de EHS. Het mogelijke extra autoverkeer van en naar het tankstation heeft geen effecten voor het functioneren van de EHS omdat de toekomstige bezoekers vooral vanuit de direct aangrenzende wijken afkomstig zijn.

Flora- en faunawet

Op het terrein is een omheining van coniferen aanwezig. Verwacht wordt dat deze coniferen leefgebied en potentieel broedgebied voor vogels vormen. De verwachting is dat er geen vaste nest- en verblijfplaatsen van vogels aanwezig zijn. Daarnaast wordt het gebied reeds intensief gebruikt. Er worden dan ook geen effecten verwacht, waardoor de Flora- en faunawet geen belemmering vormt voor deze ontwikkeling.

  1. 4. Bodegravenpad

Onderstaande toetsing is gebaseerd op de situatie dat het fietspad integraal deel uitmaakte van de voorgenomen activiteiten binnen het nieuwe bestemmingsplan Reeshof Oost 2010. Het fietspad is in oktober 2010 tot nader order uitgesteld.

  1. a. Aanleiding

De gemeente Tilburg is voornemens een fietspad aan te leggen langs de Burgemeester Baron van Voorst tot Voorstweg, tussen de Reeshofdijk en de Moerse Dreef. Onderstaande figuur geeft de ligging van het fietspad weer. Het fietspad wordt aangelegd in het kader van de invulling van de Sternet-fietsroutes in de gemeente Tilburg.

In deze memo wordt uiteengezet welke soorten zijn aangetroffen tijdens een veldbezoek en wat de begrenzing is van de Ecologische hoofdstructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2010012-e001_0016.jpg"

Ligging van het fietspad in rood (bron: http://www.maps.google.nl)

Natuurgegevens

Terreinbezoek (september 2010)

Tussen de Reeshofdijk en de Langendijk enerzijds en de Burgemeester Baron van Voorst tot Voorstweg anderzijds bevindt zich een smalle bosopstand. Deze percelen maken onderdeel uit van de Ecologische hoofdstructuur. Tussen de Reeshofdijk en de Huibevendreef grenst het geplande fietspad direct aan deze percelen en het benzinestation "Vollenhoven Reeshof". Het bos bestaat uit een gemengde opstand van grove den, inlandse eik en berk. De struiklaag bestaat uit gewone es, lijsterbes, Amerikaanse vogelkers en Amerikaanse eik. Het perceel is door middel van een hekwerk afgesloten van het benzinestation. Tussen het benzinestation en het bos ligt een smalle berm bestaande uit kort gras en brandnetel (zie onderstaande foto's).

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2010012-e001_0017.jpg"

Perceel Ecologische hoofdstructuur langs het bezinepompstation.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2010012-e001_0018.jpg"

Hekwerk langs Ecologische hoofdstructuur.

Het fietspad maakt ten noorden van het benzinestation een korte knik en komt vervolgens parallel aan de Burgemeester Baron Voorst tot Voorstweg te liggen. Tussen de bosopstand (EHS) en de weg ligt een zonnebloemenveld met een greppel en de wegberm (zie foto 3). De greppel is bestemd voor afwatering en lijkt het grootste gedeelte van het jaar droog te staan. Met de hevige regenval van augustus 2010 (170 mm gemiddeld, op één na natste augustusmaand van de eeuw) was de greppel wel waterhoudend. In de greppel komt veel opslag van schietwilg voor en in de berm bestaat de vegetatie uit akkerdistel, duizendblad, heermoes, rode klaver, smalle weegbree en straatgras.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2010012-e001_0019.jpg"

Zonnebloemperceel langs tussen Huibevendreef en Langendijk

In de greppel en de bermen langs de Burgemeester Baron van Voorst tot Voorstweg kunnen amfibieën worden verwacht. Het betreft hier naar verwachting voornamelijk soorten van Tabel 1 van de Flora- en faunawet, te weten de bastaardkikker, bruine kikker en gewone pad en mogelijk de kleine watersalamander. Het plangebied kan onderdeel uitmaken van het grotere leefgebied in de nabije omgeving van het zuidoost gelegen Reeshofbos. In het gedeelte van het zogenaamde Drijflanengebied ten oosten van het fietspad komen naast stroken bos tevens vochtige graslanden en braakliggende, open weilanden met natte plekken voor.

Noordelijk van de kruising van de Burgemeester Baron van Voorst tot Voorstweg met de Langendijk bestaan de biotopen uit wegbermen en laanbeplanting op een dijk (zie foto 4). De vegetatie van de wegbermen bestaat uit soorten als straatgras, duizendblad, rode klaver, witbol, boerenwormkruid, heermoes, smalle weegbree, Sint Janskruid en andere ruigtekruiden. De laanbeplanting bestaat uit Amerikaanse eik en inlandse eik. In de greppel tussen de weg en de laanbeplanting komt plaatselijk een laag water voor, er wordt echter niet verwacht dat de greppel jaarrond waterhoudend is. De vegetatie bestaat uit boerenwormkruid, heermoes, Sint Janskruid en opslag van schietwilg, Amerikaanse eik en braam. Naar verwachting wordt deze greppel niet gebruikt als voortplantingswater voor amfibieën, vanwege de beperkte waterhoudendheid en de dichte bebouwing aan weerszijden van de weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2010012-e001_0020.jpg"

Wegberm en laanbeplanting tussen Langendijk en Dongensekanaaldijk.

  1. b. Natuurloket

Het plangebied ligt in de kilometerhokken x: 129/y: 398, x: 129/y: 399 en x: 130/y: 399. Volgens het Natuurloket zijn in deze kilometerhokken beschermde soorten aangetroffen uit de soortgroepen vaatplanten, zoogdieren, amfibieën en watervogels. De soortgroep watervogels kan hier buiten beschouwing worden gelaten, aangezien dit waarnemingen betreft langs/op het Wilhelminakanaal.

Er komen beschermde vaatplanten uit tabel 1 en 2 of 3 voor. Deze zijn op en langs het tracé niet aangetroffen. Er komen eveneens beschermde diersoorten voor uit de tabellen 1 en 2 of 3. Naast de algemene zoogdieren betreft het hier naar verwachting de eekhoorn, die ook is aangetroffen in het bosperceel tussen de Reeshofdijk en de Huibervendreef en daarnaast enkele vleermuissoorten. De (laan)beplanting langs de Burgemeester Baron van Voorst tot Voorstweg maakt waarschijnlijk onderdeel uit van een vliegroute van de vleermuizen. Er wordt geen effect verwacht op vleermuizen, aangezien de vliegroute onaangetast blijft bij de aanleg van een fietspad.

In het meest zuidelijk gelegen kilometerhok (x: 129/y: 398) komen 4 amfibieënsoorten voor van tabel 1. Het betreft hier de bastaardkikker, bruine kikker, gewone pad en kleine watersalamander. Voor deze soorten geldt een algehele vrijstelling van de afwijkingsplicht. De zorgplicht is echter wel van toepassing. De effecten van de aanleg van een fietspad op deze soorten hangen af van het definitieve tracé en de noodzaak tot het dempen van de greppel.

Daarnaast komt een tweetal amfibieën voor uit de tabellen 2 en 3, waarvan er één wordt vermeld op de Habitatrichtlijn. Hoewel op basis van deze gegevens niet is vast te stellen om welke soorten het gaat, zou het plangebied geschikt kunnen zijn als landbiotoop voor de rugstreeppad of kamsalamander. Deze soorten komen ook voor in het betreffende uurhok (Atlas van De amfibieën en reptielen van Nederland, RAVON, 2009). Aangezien de greppels niet jaarrond waterhoudend zijn zullen ze geen rol vervullen als voortplantingswater voor deze amfibieën.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2010012-e001_0021.jpg"

Kilometerhokken waarin het fietspad is gelegen (bron: www.natuurloket.nl)

  1. c. Ecologische Hoofdstructuur

De percelen tussen de Reeshofdijk en de Langendijk (zie figuur 4) maken onderdeel uit van de Ecologische hoofdstructuur. Hiermee komt het zuidelijke gedeelte van het fietspad in de Ecologische hoofdstructuur te liggen (Verordening Ruimte). Het noordelijke deel van het tracé langs de Baron van Voorst tot Voorstweg (noordelijk van de Huibevendreef) ligt buiten de provinciale EHS met uitzondering van een geringe overschrijding met de EHS voor de aftakking van de fietsroute naar de Dwingeloostraat. In het bestemmingsplan is de groenstrook waar het fietspad in is geprojecteerd bestemd als Groen. Deze bestemming maakt de aanleg van een fietspad als een van de toegestane ontwikkelingen mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2010012-e001_0022.jpg"

Ligging van de Ecologische hoofdstructuur volgens de Verordening Ruimte.

Volgens het Natuurbeheerplan van de provincie Noord-Brabant is het noordelijke gedeelte van dit perceel aangewezen als "vochtig bos met productiefunctie" (donderbruin) en het zuidelijke gedeelte als "droog bos met productiefunctie" (lichtbruin) (beheertypenkaart). In de ambitiekaart (gewenste) natuurwaarden blijven deze typen ongewijzigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2010012-e001_0023.jpg"

Natuurbeheertypen volgens Natuurbeheerplan 2010.

Het fietspad wordt aangelegd in het kader van de invulling van de Sternet-fietsroutes in de gemeente Tilburg. Dit Sternet is bedoeld om een veilig netwerk van fietspaden te creëren. Het deel langs de Burgemeester Baron van Voorst tot Voorstweg legt een koppeling tussen de Reeshofdijk en bedrijventerrein Vossenberg. Voor het deel tussen de Huibevendreef en de Reeshofdijk zijn geen ruimtelijke alternatieven aanwezig. Er is geen ruimte om het fietspad tussen de weg en het pompstation in te leggen. Bovendien is dit niet verkeersveilig doordat er meerdere kruisingen met autoverkeer zouden ontstaan. Het is ook niet mogelijk om het fietspad aan de oostzijde van de Burgemeester Baron van Voorst tot Voorstweg aan te leggen, omdat daar het natuurgebied de Drijflanen ligt dat ook onderdeel uitmaakt van de Ecologische Hoofdstructuur. Verder zijn niet alle percelen eigendom van de gemeente Tilburg en vormt de fietsroute geen logische aansluiting met de reeds bestaande fietsroute ten zuiden van de Reeshofdijk en ten noorden van de Langendijk. Daarom is ervoor gekozen om het fietspad ten westen van het pompstation te leggen, waarbij een zo smal mogelijke rand van de Ecologische Hoofdstructuur wordt verwijderd.

Dit ruimtebeslag in de EHS moeten worden gecompenseerd. De compensatieoppervlakte bestaat qua oppervlakte uit het oppervlakteverlies van het ruimtebeslag in de EHS, met een toeslag vanwege het natuurtype, en qua invulling uit 'droog/vochtig bos met productiefunctie'. De toeslagfactor is afhankelijk van de leeftijd van het bos. Het onderhavige bos heeft een leeftijd van tussen 25 en 80 jaar, zodat de toeslagfactor 2/3 is.

De netto oppervlakte natuurcompensatie bedraagt ca 3.000 m2. Voor deze compensatie is ruimte gereserveerd in een perceel van vergelijkbare oppervlakte in het Drijflanengebied ter hoogte van de oostelijke grens van het perceel Reeshofdijk 15. Hiermee is tevens de herplant i.h.k.v. de Boswet/bomenverordening veilig gesteld.

De conclusies van het advies kunnen als volg worden samengevat:

  • Bestemmingsplan Reeshof Oost algemeen:

Vanuit ecologie draagt het BP Reeshof Oost bij aan de planologische bescherming van natuurwaarden. Daarnaast maakt het plan de weg vrij voor verdere ontwikkeling van nieuwe natuurwaarden in onder meer het Drijflanengebied en de Drassige Driehoek door middel van bestemming van gronden als EHS die op dit moment nog niet als zodanig zijn bestemd en/of worden gebruikt.

  • Drijflanen:

Het Drijflanengebied wordt in het nieuwe bestemmingsplan als natuurgebied bestemd, hetgeen een invulling is van de afspraken in de Groene Mal. De nieuwe bestemming maakt inrichting van het gebied met o.a. aanleg van poelen planologisch passend.

  • Drassige Driehoek

Het perceel bekend als 'De Drassige Driehoek' wordt op dit moment nog steeds agrarisch gebruikt. Tot op heden is er niet actief gehandhaafd om de vigerende bestemming te verwezenlijken. Volgens de Verordening Ruimte van de provincie is het gebied aangeduid als 'Groen-Blauwe Mantel' en als 'regionaal waterbergingsgebied'. In het nieuwe bestemmingsplan 'Reeshof Oost 2010' is gelet op bovenstaande de bestemming 'agrarisch met waarden' opgenomen met de dubbelbestemming 'Water - Waterbergingsgebied'. Binnen de bestemming 'agrarisch met waarden' is tevens een wijzingsbevoegdheid opgenomen naar natuur of bos en water. Via de wijzigingsbevoegdheid kan de bestemming worden gewijzigd ten behoeve van natuurgebied. Het nieuwe bestemmingsplan geeft indirect via het opnemen van wijzigingsbevoegdheden invulling aan de wens van de gemeente om de ecologische potenties van de locatie op termijn planologisch mogelijk te maken.

  • Tankstation Huibevendreef

Voor de ontwikkeling van het tankstation aan de Huibevendreef is geen belemmering aanwezig vanuit natuurbeleid en/of -wetgeving.

  • Bodegravenpad:

Er zijn vanuit de Flora- en faunawet geen belemmeringen voor de aanleg van het pad; uitvoering buiten het vogelbroedseizoen. Vanuit de Ecologische Hoofdstructuur en de Boswet leidt het pad tot een compensatieplicht van ca 3.000 m2 nieuw te ontwikkelen bos.

Hoofdstuk 6 Wateraspecten

Dit hoofdstuk geeft weer hoe wateraspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.

6.1 Bestaand Watersysteem

Gebiedskenmerken

Het plangebied is gelegen in het stroomgebied van de Donge, en behoort zowel kwalitatief als kwantitatief tot het beheergebied van waterschap Brabantse Delta.

Reeshof Oost is ongeveer 230 ha groot, en is overwegend woongebied. De Drijflanen en het Reeshofbos zijn gebieden zonder een stedelijke invulling, met een zekere natuurlijk karakter.

Het plangebied bevindt zich in de meest oostelijke deel van de lage stedelijk gebied. In de Drijflanen en het gebied ten oosten van de Burgemeester Baron Van Voorst tot Voorstweg verloopt de terreinhoogte van ongeveer 12,00+ tot ongeveer 9,00+ in korte afstand. Van Zuid naar Noord verloopt het terrein van 10,75 m + NAP in de zuidoostelijke hoek, tot ongeveer 7,75 m + NAP in noordwestelijke hoek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2010012-e001_0024.jpg"Terreinhoogten

Bodem en grondwater

Uit het globaal onderzoek Beheerbestemmingsplannen Gemeente Tilburg, GEOFOX, 23 oktober 2006, blijkt de grondopbouw te bestaan uit overwegend matig grof zand behorende bij de Formatie van Sterksel, zonder noemens-waardig aanwezigheid van leem. Dit zijn zeer goed waterdoorlatende zandlagen. In het oostelijk deel zijn matig fijne zandlagen met zwakke leemlenzen aanwezig. Dit zijn redelijk tot goed waterdoorlatende zandlagen.

Het plangebied ligt geheel in intermediair gebied. Deze gebieden vormen de overgang tussen infiltratie- en kwelgebieden, en worden afhankelijk van plaats en seizoen wisselend gevoed door neerslag of door toestroom van lokaal geïnfiltreerd grondwater. In droge perioden infiltreert neerslag; in natte perioden wordt overtollig neerslag afgevoerd. Er kan lokaal kwel voorkomen. Bij de zone langs de Donge komt kwel structureel voor.

Door de goed waterdoorlatende grondopbouw en de geringe natuurlijke ontwatering is bij de verstedelijking van dit gebied gekozen om het grondwater te reguleren via singels. De beoogde minimale ontwatering van 0,70 m, wordt gehouden dan ook door het drainerende effect van watergangen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2010012-e001_0025.jpg"

Bodemkaart

Oppervlaktewater

In het plangebied liggen verschillende grondwaterregulerende en regenwater bergende singels met kunstmatige oevers. Allen met een stuwpeil dat is afgestemd op voldoende ontwatering. De stuwpeilen van de singels zijn vastgesteld per deelgebied. Het zuidoostelijk deel wordt gehandhaafd op 7,50+ en het noordwestelijk deel op 6,50+. Reeshof Oost vormt het benedenstrooms gebied welke vanaf het zuiden wordt gevoed door water afkomstig van het landbouwgebied drassige driehoek en het bosgebied De Warande. Daarnaast vindt bij extreme buien afwatering plaats van hemelwater afkomstig van De Witbrant.

Op de noordoostelijke hoek bevindt zich de externe overstort Moersedreef. Het afvalwater van de gemengde rioolstelsels ten oosten van het plangebied stroomt in eerste instantie af richting de zuiveringsinstallatie. Bij hoge stijghoogten in de riolering wordt het water geborgen in het overslagriool Wandelbos. Als de capaciteit van deze berging benut is, dan stort het afvalwater over op de watergangen van Gesworen Hoek, over de drempel op 9,00+. Deze nooduitlaat heeft een werkingsfrequentie van gemiddeld 1,5 keer per jaar.

De bovengenoemde watergangenstelsel zijn kwalitatief en kwantitatief in beheer van waterschap Brabantse Delta. De gemeente is onderhoudsplichtig voor de aanvoerriolen.

Voor alle oppervlaktewaterlichamen in de Reeshof is de Keur Waterschap Brabantse Delta van toepassing. Zo is het onder andere verboden zonder vergunning van het dagelijks bestuur handelingen te verrichten waardoor het onderhoud, de aanvoer, afvoer en/of berging van water kan worden belemmerd. Hiernaast geldt voor categorie A oppervlaktewaterlichamen dat er binnen 5 meter vanaf de insteek beperkingen voor het gebruik kunnen gelden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2010012-e001_0026.jpg"

Stedelijk oppervlaktewater

Het Wilhelminakanaal grenst aan het plangebied aan de noordzijde. Ter hoogte van het Wandelbos ligt een stuw in het kanaal met aan de oostzijde een streefpeil van 12,55+ en aan de westzijde een streefpeil van 7,70+. Ten westen van sluis II is het streefpeil 5,15+. Tweede alarmfase hoog water treedt bij het oostelijk deel in bij 12,85+ en tweede alarmfase laag water treedt in bij 12,35+. Dit kanaal heeft een belangrijke transportfunctie en een beperkte waterhuishoudkundige functie. De bodem is niet volledig waterdicht, waardoor het, zij het in geringe mate, invloed heeft op het grondwater. Rijkswaterstaat is de beheerder van de waterkwaliteit en -kwantiteit.

Er zijn plannen voor verdere verruiming van het kanaal richting Tilburg. Voor deze verruiming worden de huidige sluis II en III vervangen door één nieuwe sluis ten noorden van de huidige sluis III. De huidige sluis II wordt afgebroken. Het kanaalgedeelte tussen sluis II en III wordt verruimd naar een klasse IV profiel en krijgt hetzelfde streefpeil als de huidige kanaalgedeelte ten westen van sluis II.

Riolering

In de bestaande situatie is een conventioneel gescheiden rioolstelsel aanwezig binnen het plangebied. Al het vuilwater stroomt af onder vrij verval naar een opvoergemaal, en wordt verder afgevoerd naar de zuiveringsinstallatie Tilburg, in beheer van het waterschap De Dommel. Het plangebied is in de bestaande situatie volledig gerioleerd.

Het gehele regenwater van het conventioneel gescheiden stelsel wordt in een regenwater rioolstelsel verzameld en getransporteerd naar de watergangen. In de singels wordt het regenwater geborgen en vertraagd afgevoerd naar De Donge op ongeveer 2 Km afstand van de westelijke plangrens.

Functies

Waterschappen Brabantse Delta voert een zodanig beleid dat oppervlaktewateren aan alle kwalitatieve en kwantitatieve eisen voldoen om zijn functies te vervullen. Deze eisen zijn gesteld aan het betreffende oppervlaktewater, rekening houdend met de mogelijkheden en beperkingen.

In het Provinciaal Waterplan zijn daarop, na integrale belangenafwegingen, door de provincie waterhuishoudkundige functies toegekend.

De zogenaamde Europese kaderrichtlijn (2000/60/EG) heeft voorrang boven alle nationale wetten en beleid. De uitvoering daarvan leidt tot aangewezen wateren ecologisch in orde. Het waterschap en de gemeente hebben een voorkeursvariant voor de gemeentelijke maatregelen. Deze maatregelen zijn input voor het stroomgebiedsbeheerplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2010012-e001_0027.jpg"

Keurbeschermingsgebieden

Het beleid van het waterschap is in grote lijnen weergegeven in het Waterbeheersplan 2010 - 2015. Uit de Keurkaarten blijkt dat het Reeshofbos, de Drijflanen en langs het kanaal keurbeschermingsgebied is.

6.2 Duurzaam Stedelijk Water

Beleidskader

De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat er in tegenstelling tot vroeger, meer rekening gehouden moet worden met water. Het huidige beleid van het rijk, de provincie, de waterbeheerder en de gemeente is gericht op een duurzamer waterbeheer. Het Rijk heeft met het Kabinetsstandpunt Anders omgaan met Water, Waterbeleid 21ste eeuw (2000) het advies van de Commissie Waterbeheer 21ste eeuw omarmd. Het waterbeheer moet veranderen om Nederland in de toekomst, wat water betreft, veilig, leefbaar en aantrekkelijk te houden. Belangrijk in de nieuwe aanpak is het realiseren van veerkrachtige watersystemen die weer de ruimte krijgen, het niet afwentelen van knelpunten in tijd of plaats, de drietrapsstrategie 'vasthouden, bergen, afvoeren', en het reserveren van de ruimte die nodig is voor de wateropgave.

Sinds 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. De KRW stelt doelen voor een goede ecologische en chemische toestand van het oppervlakte- en grondwater in 2015. De EU stelt de normen voor prioritaire stoffen. De ecologische doelstellingen mogen de lidstaten en regio's zelf vaststellen. Voor grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Ook moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand.

In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) hebben rijk, provincies, waterschappen en gemeenten afgesproken het beleid van WB21 en de KRW uit te voeren. Het NBW houdt simpel gezegd in dat de watersystemen in 2015 op orde moeten zijn wat betreft waterkwantiteit (WB21), -kwaliteit en ecologie (KRW).

Wat het regionale beleid betreft, beheert Rijkswaterstaat het Wilhelminakanaal, de provincie de grondwatervoorraden en de waterschappen het oppervlaktewater. Het Provinciale Waterplan 2010 - 2015 beschrijft het strategische waterbeleid. De uitvoering van de Europese KRW-doelstellingen is daarin opgenomen. Parallel aan het provinciale beleid, zoeken de waterpartners samen met de betrokken landbouw-, natuur- en andere organisaties samen naar passende oplossingen om deze KRW-doelstellingen te realiseren.

Het waterschap de Brabantse Delta heeft het Waterbeheersplan Brabantse Delta 2010 - 2015 vastgesteld, in dezelfde periode als het Nationale Waterplan2010 - 2015 en het bovengenoemde Provinciale Waterplan2010 - 2015. De visie van Brabantse Delta steunt op vier pijlers: dynamische samenleving, verantwoord en duurzaam, inhaalslag beheer en onderhoud en effectief samenwerken. Naast dit beheerplan beschikt het waterschap over verschillende beleidsregels, waarvan de Keur waterschap Brabantse Delta (datum intrede 9 december 2009) van belang is voor eventuele ontwikkelingen.

Het waterbeleid van de gemeente Tilburg is vastgelegd in de Structuurvisie Water en Riolering (SWR), met daarin opgenomen het GRP voor de periode 2010 - 2015, met een visie voor de komende 30 jaar. Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. De SWR vervangt het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002) en het Gemeentelijk Rioleringsplan (2005-2009), en werkt de nieuwe wet- en regelgeving uit, voornamelijk wat de nieuwe zorgplichten betreft voor het regen- en grondwater, en het actuele rijks-, het provinciale en het regionale beleid.

De visie hanteert de in het Waterplan (1997) vastgestelde algemene doelstellingen voor de lange termijn, gebaseerd op de duurzaamheidgedachte:

  • streven naar een duurzaam en veerkrachtig watersysteem;
  • optimalisatie van de waterketen; zuinig en efficiënt gebruik van water;
  • vergroten van de belevings-, ecologische, economische en recreatieve waarde van water.

Deze visie is samengesteld op basis van bijdragen van burgers, gemeenteraad, en betrokken waterbeheerders. Uit de visie vloeit de opgave voort voor de komende jaren. Als uitwerking van de visie zijn er opgaven geformuleerd en strategische keuzes gemaakt, die gelden als randvoorwaarden voor de ruimtelijke ontwikkelingen in Tilburg. Deze randvoorwaarden geven onder andere invulling aan het water als ordenend principe.

Afwegingen

Bij elke ruimtelijke procedure is het van belang de watertoets tijdig te starten.

Bij toekomstige ontwikkelingen dient de omgang met regenwater te passen binnen de beleidsuitgangspunten. In de Structuurvisie Water en Riolering wordt de prioriteit gesteld aan hydrologisch neutraal ontwikkelen. Voor het plangebied is dit ingevuld door de aanleg van een gescheiden rioolstelsel met watergangen, met een dubbele functie: grondwater reguleren en regenwater vast te houden.

Bij nieuwbouwplannen dienen de mogelijkheden onderzocht te worden of er op een duurzame manier omgegaan kan worden met regenwater. In het kader van grote renovaties, stadsvernieuwing en grote bouwplannen is het aansluiten op de bestaande watersysteem een voor de hand liggende keuze. Hergebruiken van regenwater is een optie om met het watersysteem structureel duurzaam om te gaan. Een voorbeeld dat ook door andere beleidsvelden ondersteund wordt is het toepassen van groene daken.

Eveneens ligt er de ambitie om de waterkwaliteit in de singels te verbeteren en daar waar mogelijk te voorzien van natuurlijke oevers. Dit wordt in het planperiode 2010 - 2015 nader onderzocht. Dit uit ecologisch oogpunt en een verbetering van de leefomgeving en de recreatieve waarde.

Bij nieuwe ontwikkelingen dient rekening gehouden te worden met de Keurbeschermingsgebieden. Het voorkomen van de verdroging van deze gebieden is uitgangspunt. Hiervoor worden zeer stringerende randvoorwaarden gesteld en / of verregaande mitigerende maatregelen geëist. Bij ontwikkelingen in en rondom de watergangen is de Keur van toepassing. Daarin zijn gebods- en verbodsbepalingen opgenomen, die middels afwijking de werkzaamheden mogelijk maken.

6.3 Watertoets

De systematiek voor beheerbestemmingsplannen is in het overleg d.d. 13 oktober 2005 afgestemd met waterschap De Dommel en waterschap De Brabantse Delta. In dit overleg is de opbouw en de inhoud van de beheerbestemmingsplannen in zijn algemeenheid besproken.

De waterparagraaf voor een beheerbestemmingsplan is omschrijvend.

Er is tevens vastgesteld dat elk ontwikkelingsplan een specifieke waterparagraaf behoeft, daar dit maatwerk is. De watertoets dient tijdig gestart te worden. Op 14 maart 2007 zijn aanvullende procesafspraken gemaakt tussen beide waterschappen en gemeente, in het kader van de beheerbestemmingsplannen.

Het plan Reeshof Oost is voorgelegd aan de waterbeheerder, waterschap Brabantse Delta en Rijkswaterstaat, via e-mail d.d. 6 juli 2010. Daarbij is de opzet van dit beheerbestemmingsplan toegelicht, en de opgestelde waterparagraaf voorgelegd. Brabantse Delta en Rijkswaterstaat leverden op- en aanmerkingen / een voorlopig wateradvies aan als reactie op het concept. Deze opmerkingen zijn verder zo veel mogelijk verwerkt in de definitieve waterparagraaf en de plankaart.

Brabantse Delta en Rijkswaterstaat stemmen voorlopig in met deze waterparagraaf. Dit alles en in het bijzonder hun voorlopig wateradvies, is verwoord in de brief / mail van Brabantse Delta, d.d. 26 juli 2010, en van Rijkswaterstaat, d.d. 8 juli 2010. Brabantse Delta en Rijkswaterstaat beroepen zich op het wettelijk vooroverleg artikel 3.1.1 van het Besluit Ruimtelijke Ordening, om hun definitieve wateradvies te formuleren, op basis van een oordeel over het ontwerp bestemmingsplan.

Hoofdstuk 7 Opzet Planregels

7.1 Inleiding

De indeling en inhoud van de regels bij dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de Tilburgse bestemmingsplansystematiek, die primair ten behoeve van het actualiseren van bestemmingsplannen (een autonoom proces waarbij uit de aard der zaak de nadruk ligt op beheer) door de afdeling Stedenbouw van de gemeente Tilburg is opgesteld. De plansystematiek is vastgesteld door het gemeentebestuur en wordt doorlopend aan veranderende regelgeving en beleidsinzichten aangepast. De plansystematiek is gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2008 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en IMRO2008 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening). De systematiek is te vinden op www.tilburg.nl/ruimtelijkeplannen.

7.2 Hoofdstuk 1 Van De Regels: Inleidende Regels

Hoofdstuk 1 bevat de ´Hoofdstuk 1 Inleidende regels´. Dit hoofdstuk omvat twee artikelen: een artikel met een aantal noodzakelijke begripsomschrijvingen en een artikel inzake de wijze van meten. Hieronder volgt een korte toelichting op enkele essentiële begrippen.

7.2.1 Bouwvlak en erf

De Tilburgse plansystematiek (en dus ook dit bestemmingsplan) maakt onderscheid tussen het bouwvlak en het erf.

Het bouwvlak komt in principe bij alle bestemmingen voor. Uitzondering zijn de bestemmingen binnen het openbaar gebied. Indien geen bouwvlak is aangegeven, bepalen de planregels soms dat het gehele bestemmingsvlak geacht wordt bouwvlak te zijn. Hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden opgericht. Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen er eveneens worden gebouwd, uiteraard slechts voor zover deze passen binnen de bestemming en de bouwregels. Soms mag het bouwvlak volledig worden volgebouwd, soms niet. Het eerste blijkt normaliter uit de planregels, het tweede wordt in de regel op de verbeelding weergegeven met een maatvoeringsaanduiding.

In het erf mogen geen hoofdgebouwen worden opgericht. Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn wel toegestaan, voor zover deze passen binnen de bestemming en de bouwregels. Het erf komt met name voor bij woningen en bebouwing langs de linten.

Binnen het onbebouwd erf (perceel minus bouwvlak en minus erf) beperken de bouwmogelijkheden zich over het algemeen tot hetgeen vergunningvrij mag worden gebouwd en enkele bouwwerken, geen gebouwen zijnde (denk vooral aan erfafscheidingen).

7.2.2 Voorgevelrooilijn en bebouwingsfront

De Bouwverordening kent grote waarde toe aan de voorgevelrooilijn als stedenbouwkundig element: de lijn waarin gebouwd moet worden. De voorgevelrooilijn is in dit bestemmingsplan omschreven als ´de voorste, naar het openbaar gebied toegekeerde lijn die het bouwvlak begrenst´. In de bouwregels wordt aangeven wanneer er sprake is van een voorgevelrooilijn.

7.2.3 Achtergevelrooilijn

De achtergevelrooilijn is ´de achterste, niet naar het openbaar gebied toegekeerde lijn, die het bouwvlak begrenst´. Omgevingsvergunningen voor het overschrijden van de achtergevelrooilijn zijn mogelijk en bijvoorbeeld nodig in situaties, waarin binnen de stroken- of blokverkaveling (gelegen binnen of aansluitend op het bestaande stadsweefsel) sprake is van:

  • gebouwen op binnenterreinen mits hiervan de bereikbaarheid conform de gemeentelijke Bouwverordening gewaarborgd is;
  • bebouwing in meerdere bouwlagen in de strook van 5 m langs de perceelscheiding tot een bebouwingsdiepte van max. 15 m.

Bij het verlenen van omgevingsvergunning dient een afweging plaats te vinden aan de hand van de volgende criteria:

  1. 1. De beoogde bebouwing moet stedenbouwkundig gezien naar schaal passen c.q. inpasbaar zijn binnen het gebied, de bouwstrook of het bouwblok, waarbij in het bijzonder afstemming met bestaande woonbebouwing moet plaatsvinden;
  2. 2. Bij ligging binnen beschermde stadsgezichten waarmee de schaal van de bebouwing zou kunnen concurreren, dient afstemming plaats te vinden. In voorkomende gevallen wordt advies gevraagd aan de Monumentencommissie.

7.2.4 Bouwdiepte

Conform de regeling in de Bouwverordening is de bouwdiepte gerelateerd aan de dieptemaat van het betreffende bouwblok c.q. de bouwstrook. In het algemeen is de achterste begrenzing van het bouwvlak bepaald door de helft van de straal van de ingeschreven cirkel binnen de voorgevelrooilijnen in het betreffende bouwblok. Indien sprake is van een bouwstrook is de bouwdiepte bepaald door de helft van de diepte van de bouwstrook, gelegen achter de voorgevelrooilijn. In beide gevallen wordt als maximum gehanteerd een diepte van 12 m. Gelet op de specifieke situatie of vanuit stedenbouwkundige overwegingen kan voor het bepalen van de achtergevelrooilijn van deze richtlijn worden afgeweken.

7.2.5 Bouwhoogte

Op grond van historisch/morfologische interpretatie worden de volgende gebiedstypen onderscheiden, waarbij het onderscheid wordt gevormd door een verschillende maximale bouwhoogte:

  1. 1. Hoofdstructuur oude gebieden, onderverdeeld in:
    1. a. Linten van de 1e orde;
    2. b. Linten van de 2e orde.
  2. 2. Hoofdstructuur nieuwe gebieden;
  3. 3. Overige gebieden.

Langs de 'Hoofdstructuur oude gebieden' wordt, indien sprake is van een lint van de 1e orde, een maximale hoogte toelaatbaar geacht van 15 m. Indien sprake is van een lint van de 2e orde, is de maximaal toelaatbare hoogte 11 m. Langs de 'Hoofdstructuur nieuwe gebieden' is een bouwhoogte van maximaal 15 m toelaatbaar, terwijl in de overige gebieden maximaal 10 m is toegestaan. Bij afwijkende woningtypes en bijzondere situaties wordt van deze hoogteregels afgeweken en ´op maat´ bestemd. Met name vanwege het niet stedelijke karakter gelden voor de dorpen afwijkende maten die opgenomen zijn binnen de afzonderlijke bestemmingen: Wonen-1, Wonen-2 en Wonen-3. Ook in het buitengebied geldt een afwijkende regeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2010012-e001_0028.jpg"

Een omgevingsvergunning voor het afwijken van de regels ten behoeve van een hogere bouwhoogte is vaak mogelijk voor specifieke constructies.

7.2.6 Goothoogte

De toegelaten hoogte in de voorgevelrooilijn is in het algemeen gerelateerd aan de straatbreedte. De toegelaten hoogte in de achtergevelrooilijn is in het algemeen gerelateerd aan de afstand tussen de achtergevelrooilijnen. De formule ter bepaling van de goothoogte in de voorgevelrooilijn kan als volgt worden omschreven: de straatbreedte (gemeten van gevel tot gevel) + 1 m met een maximum van:

  • 15 m bij linten van de eerste orde;
  • 15 m bij de hoofdstructuur nieuwe gebieden;
  • 11 m bij linten van de tweede orde;
  • 10 m bij de overige gebieden.

In de meeste gevallen komt dit neer op een goothoogte die gelijk is aan de bouwhoogte. In de regels wordt de goothoogte dan ook gelijk gesteld aan de bouwhoogte, tenzij op de verbeelding met een maatvoeringsaanduiding een andere goothoogte wordt weergegeven. Bij afwijkende woningtypes en bijzondere situaties wordt van deze hoogteregels afgeweken en ´op maat´ bestemd. Dit zelfde geldt voor de goothoogte in de achtergevelrooilijn. Wanneer de systematiek voor de goothoogte in de voor- en achtergevelrooilijn resulteert in verschillende hoogten, wordt de laagste goothoogte weergegeven. Middels een omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de regels ten behoeve van het bouwen in het bouwvlak kan dan een hogere goothoogte voor de andere rooilijn worden verkregen.

Aanvullend op deze regeling dient langs de 'Hoofdstructuur oude en nieuwe gebieden' echter rekening te worden gehouden met de bestaande hoogte van de belendingen in de voorgevelrooilijn. Hierbij dienen de volgende uitgangspunten in acht te worden genomen:

  • de hoogte van de bebouwing in de voorgevelrooilijn op het te bebouwen perceel mag in een strook van 5 m langs de zijdelingse perceelsgrens over een diepte tot aan de achtergevelrooilijn niet meer mag bedragen dan de feitelijk in de voorgevelrooilijn aanwezige afschuiningshoogte van de bebouwing op het naastgelegen perceel vermeerderd met 6 m;
  • deze hoogte mag afhankelijk van de aanwezige afschuiningshoogte van de bebouwing op het naastgelegen perceel in elk geval 10 m bedragen;
  • bebouwing op een grotere afstand dan 5 m van de zijdelingse perceelsgrens wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.

In bijzondere gevallen kan, afhankelijk van het type lint, omgevingsvergunning worden verleend voor binnenplans afwijken van de bouwregels t.b.v. bebouwing in de strook van 5 m langs de zijdelingse perceelsgrens tot een maximale hoogte behorende bij het type lint. Rekening houdende met de belendingen en/of het straatbeeld kunnen uit oogpunt van een goede ruimtelijke inpassing nadere eisen worden gesteld ten aanzien van vorm, afmetingen en plaats van de bovenste bouwlaag of de bovenste twee bouwlagen.

In het buitengebied gelden ten aanzien van goothoogten andere regels, die een lagere maximale goothoogte met zich brengen.

7.2.7 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Tenzij anders weergegeven is de volgende regeling van kracht voor woningen in stedelijk gebied:

  1. 1. oppervlakte:
    1. a. 20 m2 indien erf kleiner is dan 50 m2;
    2. b. 40% van erf met maximum van 60 m2 bij erf tussen de 50 m2 en 500 m2;
    3. c. 80 m2 bij erf tussen de 500 m2 en 1000 m2;
    4. d. 100 m2 bij erf vanaf 1000 m2.
  2. 2. bouwhoogte: maximaal 3 m bij plat dak, bij schuin dak goothoogte maximaal 3 m en bouwhoogte maximaal 4,5 m.

Met omgevingsvergunning inzake binnenplans afwijken van de bouwregels is ten behoeve van mantelzorg een grotere oppervlakte mogelijk.

In het buitengebied geldt (op basis van provinciaal beleid) voor bijgebouwen bij woningen in beginsel een maximale oppervlaktemaat van 75 m², terwijl de goothoogte maximaal 3 m en bouwhoogte maximaal 4,5 m mag bedragen.

7.3 Hoofdstuk 2 Van De Regels: Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 bevat de ´Bestemmingsregels´. In dit hoofdstuk komen de verschillende bestemmingen met bijbehorende bouwregels en gebruiksregels aan bod. Vaak is daarnaast sprake van een nadere eisen-regeling, een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, wijzigingsbevoegdheden e.d.

Bestemmingen
In het plan komen de volgende bestemmingen voor:

  1. 1. Bedrijf.
  2. 2. Bedrijf-Verkooppunt motorbrandstoffen.
  3. 3. Bos.
  4. 4. Gemengd.
  5. 5. Gemengd-Buurt.
  6. 6. Groen.
  7. 7. Maatschappelijk.
  8. 8. Natuur.
  9. 9. Sport.
  10. 10. Verkeer.
  11. 11. Verkeer-Railverkeer.
  12. 12. Verkeer-Verblijf.
  13. 13. Wonen.
  14. 14. Wonen-Gestapeld.

Daarnaast zijn de volgende dubbelbestemmingen opgenomen:

  1. 1. Leiding-Gas.
  2. 2. Waarde-Archeologie.
  3. 3. Waarde-Ecologie.
  4. 4. Waterstaat-Waterbergingsgebied.

De bestemming Bedrijf heeft betrekking op solitaire bedrijven die in een plangebied kunnen voorkomen. Afhankelijk van het soort bedrijf en gelet op de omgeving wordt de maximale milieucategorie op de verbeelding vermeld. Het perceel aan de Reeshofdijk 19 is beperkt tot milieucategorie 2. Tevens is hier een aanduiding 'wonen' opgenomen conform de vigerende bestemmingsplanregeling.

De bestemming Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen geldt voor het bestaande brandstofverkooppunt aan de Burgemeester Baron van Voorst tot Voorstweg 151 en voor het perceel aan de Huibevendreef 18 t/m 22 waarvoor door de eigenaar/ondernemer een verzoek om bestemmingsplanherziening is ingediend. Voor het brandstofverkooppunt aan de Burgemeester Baron van Voorst tot Voorstweg 151 is tevens de aanduiding LPG opgenomen.

Gelet op de Verordening Ruimte van de Provincie Noord Brabant is de bestemming Bos opgenomen voor het Reeshof Bos en de bosstrook gelegen langs de Burgemeester Baron van Voorst tot Voorstweg. Volgens de Verordening zijn deze percelen opgenomen binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) die 'doorvertaald' dient te worden in het bestemmingsplan. Via deze bestemming wordt verzekerd dat de functies van het bos gehandhaafd blijven en de landschappelijke en natuurwaarde van een gebied behouden blijft en versterkt wordt. Daarnaast is extensief recrecreatief medegebruik mogelijk.

De bestemming Gemengd komt voor op locaties waar menging van functies toelaatbaar is en bestaat veelal uit een combinatie van minimaal twee of meer bestemmingen. Te denken valt hierbij bijvoorbeeld aan gebieden waar verschillende functies zoals maatschappelijke instellingen, kantoren, dienstverlening etc. mogelijk is. Beperking van functies is mogelijk vanwege specifieke locale omstandigheden en/of de omgeving door het op de verbeelding uitsluiten van functies. Het nieuw vestigen van horecagelegenheden is uitsluitend mogelijk via wijzigingsbevoegdheid. De bestaande horecagelegenheden zijn met een aanduiding op de verbeelding zijn weergegeven. Rekening houdende met het vigerende bestemmingsplan is de bestemming Gemengd gelegd op de bestaande scholen aan de Bergeijkstraat, en de Gramsbergenlaan. Verder is deze bestemming opgenomen voor het bestaande huisartsencentrum aan de Dubbeldamstraat 2 t/m 10, de tandartsenpraktijkruimte inclusief bestaande woning aan de Drongelenhof 20, de kerk aan de Groenlostraat 1, het onderkomen van de scouting aan de Langendijk 28A, kinderopvang aan de Langendijk 30 en aan het perceel aan de Huibevendreef 18 t/m 22.

Voor het buurtwinkelcentrum binnen Gesworen Hoek is de bestemming Gemengd-Buurt opgenomen. Door een specifieke aanduiding: 'horeca', is ook de bestaande horecavestiging toegestaan. Nieuwe horecavestigingen kunnen door middel van een wijzigingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt.

Binnen de bestemming Groen zijn met name de grotere groene ruimten welke als structureel groen moeten worden aangemerkt en de groene verbindingen geregeld. Deze groenstroken vormen de groene dragers van het plangebied. Binnen de bestemming Groen zijn de gronden mede bestemd voor speelvoorzieningen, openlucht en sportieve recreatie, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, fiets- en voetpaden, parkeer- en stallingsvoorzieningen. Voor wat betreft parkeer- en stallingsvoorzieningen is het nadrukkelijk niet de bedoeling de aangegeven bestemming Groen in te ruilen voor ‘grijs’. Uitgangspunt is om flexibel te kunnen inspringen op het aanleggen van beperkt aantal parkeerplaatsen e.d. bij o.a. herinrichting van het openbaar gebied zonder dat hiervoor tijdrovende ruimtelijke procedures moeten worden gevolgd. De bestaande waterbergingsvijvers binnen het plangebied maken gelet op de functie omschrijving derhalve onderdeel uit van de bestemming groen.

Binnen de bestemming Maatschappelijk zijn opgenomen de bestaande scholen aan de Dalenstraat 21 (conform het vigerende bestemmingsplan Reeshof Oost) en Bladelstraat 3 (confrom de ruimtelijke onderbouwing behorende bij de artikel 19-WRO procedure). De overige scholen zijn mede gelet op het vigerende bestemmingsplan bestemd voor Gemengd.

De bestemming Natuur is uitsluitend bestemd voor de instandhouding, ontwikkeling en versterking van de landschappelijke waarde van een gebied en de natuurwaarde van een gebied. Verder zijn de gronden bestemd voor extensief recreatief medegebruik. De bestemming Natuur is van toepassing op twee locaties in het zuiden en het westen van het plangebied namelijk de zogenaamde De Drassige Driehoek en het Drijflanengebied. Deze locaties vallen binnen de EHS en zijn als zodanig opgenomen in de Verordening Ruimte van de provincie Noord-Brabant.

Binnen de bestemming Sport worden alle voorzieningen ten behoeve van sportbeoefening opgenomen. Het betreft hier zowel onbebouwde sportvelden en sportaccomodaties waaronder voetbal-/hockeyvelden, openlucht zwembaden etc als de bebouwde sportaccomodaties zoals sporthal, sportschool etc. Als bijbehorende voorzieningen wordt onder de bestemming mede begrepen restauratieve voorzieningen en ondergeschikte horecavoorzieningen die deel uitmaken van de sportvoorziening. De bestemming sport komt voor aan de westzijde van het plangebied. Hier zijn met name voetbalvelden/acoomodaties, tennisvelden c.a., sportschool, tafeltennisvereniging, scouting en jue de boulesbaan gevestigd.

Binnen de bestemming Verkeer zijn alle verkeer- en vervoervoorzieningen ten behoeve van het wegverkeer opgenomen. De nadruk ligt hierbij op de gebiedsontsluitingsfunctie voor gemotoriseerd en langzaam verkeer. Het betreft hier hoofdverzamelwegen, verzamelwegen en wijkontsluitingswegen. Tevens maken groenvoorzieningen deel uit van de bestemming voor zover deze niet onder de bestemming groen worden geplaatst. Van deze hoofdgroep afgeleide gespecificeerde bestemmingen binnen de Tilburgse plansystematiek:

  • Verkeer-Railverkeer: deze bestemming heeft betrekking op verkeer-, vervoer- en verblijfsvoorzieningen en eventueel verblijfsgebied, ten behoeve van personen- en goederenvervoer via spoorwegen met bijbehorende voorzienigen waaronder bijvoorbeeld stationsgebouwen e.d.
  • Verkeer-Verblijf: binnen deze bestemming ligt de nadruk op de erftoegangsfunctie voor gemotoriseerd en langzaam verkeer en/of de verblijfsfunctie voor voetgangers met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Het betreft hier buurtstraten, woonstraten, woonerven, winkelerven en voetgangersgebied inclusief bijbehorende kunstwerken.

Binnen de bestemming Wonen zijn uitsluitend grondgebonden woningen toegestaan. Onder voorwaarden zijn tevens beroepsmatige activiteiten toegestaan als een aan huis gebonden beroep. Met afwijking kan worden meegewerkt aan het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten. Hierbij moet worden gedacht aan activiteiten die inpasbaar zijn binnen een woonwijk en vrijwel geen overlast veroorzaken voor de directe omgeving. Qua uiterlijke verschijningsvorm dienen de beroepsuitoefeningen ondergeschikt te zijn aan de omgeving en wordt de oppervlakte die voor de beroepsuitoefening naar omvang beperkt. Een van deze hoofdgroep afgeleide gespecificeerde bestemmingen binnen de Tilburgse plansystematiek is de bestemming Wonen-Gestapeld. Deze bestemming wordt gebruikt bij appartementenbouw en bij woningen die onderdeel uit maken van een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en uit twee of meer bouwlagen bestaat.

Op alle gronden met een middel en hoge archeologisch verwachting ligt een dubbelbestemming Waarde - Archeologie (dubbelbestemming). Deze dubbelbestemming brengt een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken met zich mee. Daarnaast geldt ten aanzien van de onderliggende enkelbestemming een beperking van de bouwmogelijkheden.

Bouwregels
De bouwregels bevatten een uitgebreide regeling ten aanzien van het oprichten van gebouwen en overige bouwwerken in het plangebied (bouwvlak, erf, bouwhoogte, regeling bijgebouwen, etc.). Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt in bouwregels voor (hoofd)gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en bouwwerken van algemeen nut.

Nadere eisen enomgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels
Vaak heeft het college de bevoegdheid om met in achtneming van de daarvoor geldende voorwaarden en procedure nadere eisen aan bouwplannen te stellen of afwijking van de bouwregels toe te staan.

Gebruiksregels
Bij de meeste bestemmingen worden regels omtrent het gebruik van gronden en bouwwerken gegeven, al dan niet aangevuld met een aantal afwijkingsmogelijkheden, wisselend per bestemming.

Omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
Een aantal bestemmingsartikelen is aangevuld met een vergunningplicht t.a.v. bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde.

In de planregels is o.a. bij de bestemmingen Natuur en Bos een vergunningplicht opgenomen om de natuurwaarden van het gebied te beschermen. Bij de bestemming Wonen (voorzover gelegen langs de Reeshofdijk en ten oosten van de Burgemeester Baron van Voorst tot Voorstweg) is de aanduiding 'natuurwaarde' opgenomen met een bijbehorend vergunningstelsel. Deze aanduiding vloeit voort uit het vigerende bestemmingsplan "Reeshof I" waarin deze gronden zijn aangeduid als 'te handhaven groen' met bijbehorend omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

Wijzigingsbevoegdheid
Een aantal bestemmingsartikelen is aangevuld met een wijzigingsbevoegdheid t.a.v. bepaalde functies.

7.4 Hoofdstuk 3 Van De Regels: Algemene Regels

Hoofdstuk 3 bevat de ´Algemene regels´ ten aanzien van de volgende aspecten:

Anti-dubbeltelregel

Artikel 23 bevat een algemene anti-dubbeltelregel ter voorkoming van onbedoeld gebruik van de regels.

Algemene bouwregels

Artikel 24 bevat een aantal bouwregels die algemeen toepasbaar zijn. Het gaat hierbij om de regeling met betrekking tot ondergrondse bebouwing, de verhouding tussen bouwvlakken en aanduidingen, de situering van de hoofdtoegang voor woningen, een regeling voor onbebouwde terreinen bij woningen en bij overige gebouwen, een regeling t.b.v. parkeren, laden en lossen en bereikbaarheid voor gehandicapten waarvoor uiteindelijk de Bouwverordening nog van toepassing is verklaard, een regeling over de ruimte tussen gebouwen en een regeling voor het bouwen nabij op de plankaart aangeduide bomen.

Algemene gebruiksregels

In artikel 25 staat een algemene gebruiksregel, inhoudende dat het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met een functie-aanduiding aangemerkt wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming.

Algemene aanduidingsregels

In artikel 26 zijn de algemene aanduidingsregels opgenomen. Op de verbeelding voorkomende gebiedsaanduidingen zijn hier geregeld.

In de regels is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten aanzien van het perceel met de bestemming Groen in de bosstrook langs de Burg. Baron van Voorst tot Voorstweg om deze te wijzigen in de bestemming Bos. Ook ten aanzien van de percelen in het Drijflanengebied met de bestemming Groen, is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen naar Natuur. Op de strook grond binnen het Drijflanengebied met de bestemming Groen direct gelegen langs de Reeshofdijk waren in het verleden drie agrarische bedrijven (drie Timmerkes) gevestigd. De gemeente Tilburg heeft in de jaren 90 deze bedrijven aangekocht voor het realiseren van een appartementencomplex. Aangezien tot op het moment van het ter inzage leggen van dit bestemmingsplan nog geen concrete plannen bekend zijn om op deze locatie nog bebouwing in welke vorm dan ook te realiseren, is dit gebied buiten het bestemmingsplan Reeshof Oost 2010 gelaten. Mocht in de toekomst blijken dat alsnog bebouwing gaat plaats vinden, dan maakt het bestemmingsplan mogelijk om ter plaatse eventuele natuur te kunnen compenseren binnen de bestemming Groen en deze te wijzigen in de bestemming Natuur. Om deze strook Groen niet gelijk te stellen met de overige groenstroken binnen het plangebied is tevens een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden opgenomen (voorheen aanlegvergunning).

Algemene afwijkingsregels
Algemene afwijkingsbevoegdheden van het bevoegd gezag met betrekking tot geringe afwijkingen van de regels van het plan staan in artikel 27.

Algemene wijzigingsregels
Een algemene wijzigingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders staat in artikel 28, o.a. met betrekking tot reconstructie van oude complexgewijze bebouwing, schrappen van functieaanduidingen en uitwisseling van functieaanduidingen, het toelaten van diverse functies binnen de woonbestemming, wijziging van de bestemmingsgrenzen en het toelaten van utiliteitsvoorzieningen met een oppervlak groter dan 50 m2.

Algemene regels inzake nadere eisen
Naast eventuele nadere eisen per bestemming zijn burgemeester en wethouders middels artikel 30.1 Algemene regels inzake nadere eisen bevoegd om een aantal algemene nadere eisen te stellen.

Algemene regels inzake omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
Algemene regels over het toelaten van werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsgunning vereist is, staan in artikel 30.2 Algemene regels inzake omgevingsvergunningvoor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

7.5 Hoofdstuk 4 Van De Regels: Overgangsrecht En Slotregel

Het vierde en laatste hoofdstuk heet ´Overgangsrecht en slotregel´. Hier is het overgangsrecht te vinden met betrekking tot het bouwen van bouwwerken en het gebruik van gronden en opstallen. In de slotbepaling wordt de exacte naam van het bestemmingsplan gegeven.

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

8.1 Uitvoerbaarheid

Zoals in hoofdstuk 1 is aangegeven betreft dit bestemmingsplan een actualisatie van de voor het van kracht worden van dit plan vigerende planologische regelingen. Daarom wordt het een “beheerbestemmingsplan” genoemd. Het gaat immers om een gebied met bestaande functies en bebouwing die worden vastgelegd. Met uitzondering van het bouwen van het verkooppunt van motorbrandstoffen langs de Huibevendreef 18-20-22 (zie verder) en de aanleg van het Bodegravenpad is het plan conserverend van aard. Voor de realisering van het Bodegravenpad wordt een bestemming 'groen' opgenomen tussen de Reeshofdijk en de Langendijk. De bestaande strook bos die hierbij verloren gaat ter hoogte van het bosgebied gelegen tussen het bestaande benzineverkooppunt aan de Burgemeester Baron van Voorst tot Voorstweg en de bestaande wijk wordt gecompenseerd binnen dit bestemmingsplan. Met name in het Drijflanengebied is hiervoor 3000m² natuur binnen het plan gecompenseerd. De aanleg van het fietspad wordt binnen deze bestemming mogelijk gemaakt.

Buiten de aanleg van het fietspad waarvan de financiering te zijner tijd uit het Investeringsprogramma Verkeer en Vervoer en subsidie van de Provincie zal worden gedekt, zullen geen voorzieningen van openbaar nut getroffen worden. Met uitzondering van de in het plan opgenomen nieuwe ontwikkeling worden de plan- en apparaatskosten ten behoeve van het opstellen van dit bestemmingsplan gedekt uit de algemene middelen.

Indien er uitkeringen moeten worden verricht naar aanleiding van verzoeken om tegemoetkoming in schade (afd. 6.1 Wro) ten aanzien van onderhavig bestemmingsplan (met uitzondering van de in het plan opgenomen nieuwe ontwikkeling aan de Huibevendreef 18-20-22), dan zullen deze ten laste van de algemene middelen worden gebracht.

Nieuwe ontwikkeling brandstofverkooppunt Huibevendreef 18-20-22

Binnen dit bestemmingsplan wordt de bouw mogelijk gemaakt van een brandstofverkooppunt op een perceel aan de Huibevendreef 18-20-22. Met de initiatiefnemer is een exploitatieovereenkomst en een overeenkomst tegemoetkoming in schade gesloten. In de overeenkomst tegemoetkoming in schade is bepaald dat schade als gevolg van de nieuwe ontwikkeling aan de Huibevendreef 18-20-22, welke op de voet van afdeling 6.1 Wro voor vergoeding in aanmerking komt, wordt vergoed door initiatiefnemer. In de exploitatieovereenkomst zijn gemeentelijke plan- en apparaatskosten opgenomen, een bijdrage voor het fonds bovenwijkse voorzieningen alsmede de kosten voor de benodigde aanpassingen in het openbaar gebied, te weten het verbreden van de bestaande in-/uitritconstructie en het inkorten van de middengeleider. Deze kosten zijn door initiatiefnemer reeds voldaan. Voor de bestemmingsplanherziening, dat deel uitmaakt van dit bestemmingsplan, heeft de initiatiefnemer via een afzonderlijke nota leges betaald op grond van de Legesverordening 2010.

Aangezien het verhaal van kosten anderszins verzekerd is, het bepalen van een tijdvak of fasering en het stellen van eisen en regels als bedoeld in artikel 6.13 tweede lid Wro niet noodzakelijk is, is er geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro opgesteld.

Gelet op bovenstaande is het onderhavige plan economisch uitvoerbaar.

Hoofdstuk 9 Burgerparticipatie En Overleg

9.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro

Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan "Reeshof Oost 2010" op 10 december 2009 gepubliceerd in Tilburgse Koerier.

9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

Het concept-ontwerpbestemmingsplan is onder vermelding van een reactietermijn van vier weken verzonden naar de in artikel 3.1.1 Bro genoemde overleginstanties, aangevuld met enkele organisaties, die de gemeente op vrijwillige basis de mogelijkheid wenste te geven op het concept te reageren. Het concept is verzonden aan de volgende organisaties:

Instantie Datum verzending Datum reactie (ontvangst) Opmerkingen
Directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving provincie Noord Brabant 3 februari 2011 17 februari 2011
(23-02-2011)
geen
Inspectie VROM
3 februari 2011 28 februari 2011 ja
Rijkswaterstaat
Directie Noord Brabant
3 februari 2011 niet ontvangen n.v.t.
Ministerie van Defensie 3 februari 2011 15 februari 2011 geen
Waterschap Brabantse Delta 3 februari 2011 9 maart 2011 ja
Nederlandse Gasunie
3 februari 2011 28 februari 2011 (28-02-2011) ja
Brandweer Midden-West Brabant 2 februari 2011 28 februari 2011 (28-02-2011) geen
ProRail Railinfrabeheer Beheer en instandhouding regio Zuid 28 februari 2011 (28-02-2011) geen
Wijkraad Reeshof 3 februari 2011 niet ontvangen n.v.t.

Hieronder worden de overlegreacties (samengevat) weergegeven, waarbij tevens het standpunt van het college van burgemeester en wethouders wordt vermeld.

Nederlandse Gasunie

De Nederlandse Gasunie geeft aan:

  1. 1. de belemmeringenstrook voor de gasleiding bedraagt 4 m in plaats van 5 m.;
  2. 2. aangezien de gasleiding binnen 3 jaar buiten gebruik wordt gesteld, wordt door de Gasunie voorgesteld een wijzigingsbevoegdheid voor het college in de regels op te nemen.

Standpunt gemeente Tilburg.

Overeenkomstig het verzoek van de Gasunie is de verbeelding aangepast en is een wijzigingsbevoegdheid voor het verwijderen c.q. het buiten gebruik stellen van de gasleiding in de regels opgenomen.

Inspectie VROM

Door de inspectie VROM wordt aangegeven dat in de toelichting is opgenomen dat er t.b.v. het vliegveld Gilze Rijen sprake is van de geluidscontour KE. Deze zone is niet van toepassing over het plangebied. De inspectie verzoekt de toelichting hierop aan te passen.

Standpunt gemeente Tilburg.

De toelichting is hierop aangepast.

Waterschap Brabantse Delta

Waterschap Brabantse delta plaatst de volgende opmerkingen:

  1. 1. in de toelichting wordt aangegeven dat het beleid van het waterschap is weergegeven in de Keur. Dit klopt niet aangezien het beleid van het Waterschap wordt weergegeven in het Waterbeheersplan 2010 - 2015.
  2. 2. foutieve vermelding van het Waterbeheersplan 2015 - 2015. Dit moet zijn Waterbeheersplan 2010 - 2015.
  3. 3. het Waterschap wil de volgende passage opnemen in de waterparagraaf van de toelichting:
    1. a. "Voor alle oppervlaktewaterlichamen in de Reeshof is de Keur Waterschap Brabantse Delta van toepassing. Zo is het onder andere verboden zonder vergunning van het dagelijks bestuur handelingen te verrichten waardoor het onderhoud, de aanvoer, afvoer en/of berging van water kan worden belemmerd. Hiernaast geldt voor categorie A oppervlaktewaterlichamen dat er binnen 5 meter vanaf de insteek beperkingen voor het gebruik kunnen gelden."
  4. 4. op de verbeelding is voor de percelen gelegen langs oppervlaktewaterlichamen de nevenbestemming "onbebouwd erf" van toepassing ter vervanging van "bebouwingsvrije zone" uit het vigerende bestemmingsplan. Dit betekent dat niet zonder toestemming in deze strook mag worden gebouwd.

Standpunt gemeente Tilburg.

  1. 1. de toelichting wordt aangepast met betrekking tot bovenstaande opmerkingen 1 t/m 3
  2. 2. met betrekking tot opmerking 4 wordt opgemerkt dat de constatering juist is. Binnen het onbebouwd erf kunnen geen bouwwerken worden opgericht behoudens via een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid. Verder is in de privaatrechtelijk overeenkomst bij de verkoop van percelen in het verleden de bepaling opgenomen dat niet kan worden gebouwd binnen een afstand van 5 m vanaf de beschoeiing en dat geen wijzigingen aan het talud mogen plaats vinden zonder voorafgaande toestemming van de waterbeheerder.

9.3 Burgerparticipatie

9.3.1 Inloopavond concept bestemmingsplan

Op 21 december 2010 is ter uitvoering van het bepaalde in de door de raad vastgestelde nota "Handreiking Burgerparticipatie" een informatieavond gehouden in Wijkcentrum Heyhoef, Kerkenbosplaats 1 te Tilburg. Tijdens deze informatieavond is een toelichting gegeven op de aard en het doel van het bestemmingsplan. Daarnaast is het eerste concept van de verbeelding gepresenteerd. Tevens is de gelegenheid gegeven tot het stellen van vragen en het maken van opmerkingen, zowel mondeling als schriftelijk.

De belangrijkste opmerkingen die op deze avond werden gemaakt betroffen de mogelijkheid om in de toekomst een fietspad aan te leggen langs de Burgemeester Baron van Voorst tot Voorstweg (BBvVV) en een aftakking hiervan naar de Dwingeloostraat. De volgende opmerkingen zijn geplaatst:

  • geluidsoverlast;
  • kostenaspect;
  • aftakking is overbodig aangezien verderop via de Reeshofdijk en Diepenveenstraat al een oversteekmogelijkheid aanwezig is voor fietsers;
  • het zogenaamde 'zonnebloem-/maïsveldje' langs de BBvVV beplanten met bomen aansluitend aan de bosstrook;
  • fietspad kan ook worden aanlegd aan oostzijde van BBvVV mede gelet op: extra kosten verkeerslichten, extra wachttijd voor inkomend en uitgaand verkeer Huibevendreef, geen aantasting bestaande bosstrook, onoverzichtelijk bij kruising met tankstation en Huibevendreef - BBvVV;
  • onveiligheid fietspad voor gedeelte tussen benzinestation aan de BBvVV en de bosstrook.

Standpunt gemeente Tilburg

Binnen het concept-ontwerpbestemmingsplan is de mogelijkheid opgenomen om aan de westzijde van de Burgemeester Baron van Voorst tot Voorstweg een toekomstig fietspad aan te leggen tussen de Reeshofdijk en de Moerse Dreef. Ook wordt hierbij een aftakking mogelijk gemaakt langs de Huibevendreef die uitkomt in de Dwingeloostraat. De gevreesde geluidsoverlast zal zich beperken tot fietsers en brommers/scooters.

Door het mogelijk maken van de aanleg van het fietspad in de nabije toekomst wordt een fietsverbinding mogelijk gemaakt tussen de sternetfietsroute gelegen langs de Reeshofdijk en de Langendijk en om deze vervolgens aan te laten sluiten op de fietsroute bij de Moerse Dreef. In de "Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020, stad van contrasten" is opgenomen dat één van de belangrijkste fietsverbindingen die nog ontbreekt, de verbinding is tussen de Oude Warande en Lobelia. Een fietsverbinding parallel aan de burgemeester Baron van Voorst tot Voorstweg kan daar voor zorgen. De bestaande fietsoversteek aan de Diepenveenstraat dwars door de wijk is hiervoor niet de meest logische en duidelijk herkenbare verbinding. Binnen het plangebied zal de nieuw aan te leggen fietsroute voor het gedeelte tussen de Reeshofdijk en de Huibevendreef in de bestaande bosstrook worden aangelegd met een oversteekmogelijkheid ter hoogte van de bestaande verkeerslichtinstallatie en een aftakking naar de bestaande wijk. De oppervlakte aan bos die hiermee verdwijnt wordt binnen het Drijflanengebied gecompenseerd volgens de berekeningsmethode die hiervoor in acht dient te worden genomen. Met name is gekozen om de fietsroute aan de westzijde van de Burg. Baron van Voorst tot Voorstweg aan te leggen vanwege het feit dat reeds aan de westzijde van de Burg. Baron van Voorst tot Voorstweg, voorzover gelegen buiten het plangebied, het fietspad al aanwezig is en vervolgens hierop kan aansluiten. Dit betreft dan ook een logische situering van het fietspad zonder dat de fietser hierbij geconfronteerd wordt met diverse oversteekpunten met de Burg. Baron van Voorst tot Voorstweg. Door een goede afregeling van de verkeerslichtinstallatie zal de wachttijd voor inkomend en uitgaand verkeer van de wijk niet tot problemen leiden. Ook het bestaande tankstation is voor langzaam verkeer makkelijker te bereiken. Verder zal de veiligheid verbeteren aangezien nu door voetgangers en fietsers regelmatig de Huibevendreef vice versa wordt overgestoken om in het bosgebied te wandelen dan wel via de Reeshofdijk of de wijk de route te vervolgen. Daarnaast is de aanleg van het fietspad aan de oostzijde van de Burg. Baron van Voorst tot Voorstweg in principe geen optie aangezien zowel het noordelijk als het zuidelijk perceel langs deze weg in eigendom zijn van particulieren en omdat hier een belangrijke afwateringssloot ligt. Tevens is het gebied (beter bekend als het Drijflanengebied) ingericht natuurgebied.

9.3.2 Brandstofverkooppunt Huibevendreef 18 - 20 - 22

In het kader van de inspraakverordening heeft in het voortraject van deze bestemmingsplanprocedure burgerparticipatie op basis van de door de raad vastgestelde nota Handreiking Burgerparticipatie plaatsgevonden. Door de initiatitiefnemer is individueel contact opgenomen met de direct omwonenden en het plan aan hen voorgelegd. Uit het verslag van deze gesprekken kan worden opgemaakt dat alle benaderde omwonenden/eigenaren positief reageerden op het plan. Er zijn in het kader van de burgerparticitpatie derhalve geen opmerkingen gemaakt die aanleiding gaven tot aanpassing van de plannen. Het verslag van de burgerparticipatie is als bijlage toegevoegd Bijlage 4 Verslag burgerparticipatie Huibevendreef 18 -20 - 22.

9.4 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft op grond van het bepaalde in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) gedurende zes weken ter inzage gelegen, te weten van 27 mei 2011 tot en met 7 juli 2011. Tijdens deze periode zijn er 7 zienswijzen ingediend. Voor een zakelijke weergave van de zienswijzen met daarbij het standpunt van het gemeentebestuur wordt verwezen naar Bijlage 5 Raadsbesluit en -voorstel Reeshof Oost 2010 onder g en h.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten-lijst 2 Opslagen En Installaties

Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten-lijst 2 Opslagen en Installaties

Bijlage 3 Overzicht Bedrijven Met Afwijkende Milieucategorie

Bijlage 3 Overzicht bedrijven met afwijkende milieucategorie

Bijlage 4 Boomwaardekaart

Bijlage 4 Boomwaardekaart

Bijlage 5 Luchtvaartverkeerszone Ihcs

Bijlage 5 Luchtvaartverkeerszone IHCS

Bijlage 6 Luchtvaartverkeerszone Ils

Bijlage 6 Luchtvaartverkeerszone ILS

Bijlage 1 Advies Waterbeheerder

Bijlage 1 Advies waterbeheerder

Bijlage 2 Risicoanalyse Bso Westerwel

Bijlage 2 Risicoanalyse BSO Westerwel

Bijlage 3 Verantwoording Groepsrisico Reeshof Oost 2010

Bijlage 3 Verantwoording groepsrisico Reeshof Oost 2010

Bijlage 4 Verslag Burgerparticipatie Huibevendreef 18 - 20 - 22

Bijlage 4 Verslag burgerparticipatie Huibevendreef 18 - 20 - 22

Bijlage 5 Raadsbesluit En -Voorstel Reeshof Oost 2010

Bijlage 5 Raadsbesluit en -voorstel Reeshof Oost 2010