Koolhoven Buiten 2010
Bestemmingsplan - Tilburg
Onherroepelijk op 08-11-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
Het bestemmingsplan Koolhoven Buiten 2011 van de gemeente Tilburg.
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0855.BSP2010017-
1.3 aanbouw
Een gebouw, dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.4 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aan huis verbonden beroep
Die beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw, die kunnen worden beschouwd als ´aan-huis-verbonden´, waarbij:
- a. degene die de activiteit uitvoert, tevens de bewoner is van de woning;
- b. geen sprake is van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen, conform de in deze regels opgenomen algemene bouwregels 11.5;
- c. voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
- d. de beroepsuitoefening naar omvang ondergeschikt is aan het wonen, d.w.z. niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning (inclusief aan-, uit en/of bijgebouw) en totaal niet meer dan 80 m² in beslag neemt;
- e. de beroepsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;
- f. geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;
- g. op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt;
1.7 afhankelijke woonruimte
Een aanbouw of bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
1.8 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.9 bebouwingspercentage
Het percentage dat per bouwperceel bepaalt hoeveel procent van dat bouwperceel - binnen het aangegeven bouwvlak - ten hoogste mag worden bebouwd.
1.10 bed & breakfast
Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting, al dan niet met de mogelijkheid van ontbijt, kortstondig met een maximum van twee weken.
Hieronder wordt niet verstaan huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen
1.11 bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op onder andere consumentverzorging, welke geheel of overwegend door middel van handwerk plaatsvinden.
1.12 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)
De totale oppervlakte van de ruimten binnen de bebouwing die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep of bedrijf, c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.13 beeldbepalende boom
Bomen met een hoofdwaarde volgens de Boomwaarde zoneringskaart.
1.14 beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw
Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinning en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.
1.15 bestaand
Ten tijde van ter inzage legging van ontwerpbestemmingsplan.
1.16 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.17 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.18 bijgebouw
Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.19 bouwblok
Door openbare ruimte omsloten geheel van percelen (al dan niet -reeds- bebouwd), dat te beschouwen is als een stedenbouwkundige eenheid.
1.20 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.21 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.22 bouwhoogte
Onder ´bouwhoogte´ wordt verstaan:
- a. De hoogte van gebouwen, met uitzondering van lift- en trappenhuizen, lichtkappen en ondergeschikte onderdelen van gebouwen zoals schoorstenen, masten en delen van ventilatie-installaties, gemeten uit het hoogste punt boven het (straat-)peil.
- b. De hoogte van bouwwerken die geen gebouw zijn, gemeten uit het hoogste punt boven het (straat-)peil.
1.23 bouwlaag
Een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkant van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten meer dan 1,5 m in hoogte verschillen, zulks met uitzondering van een onderbouw of zolder.
1.24 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.25 bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel.
1.26 bouwvlak
Een in de regels bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.27 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.28 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)
De som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren -horizontale vlakken ter plaatse van trappen, hellingen en vides daaronder begrepen- voorzover de ruimten waarbinnen de vloeren zich bevinden een grotere inwendige hoogte hebben dan 1,5 m.
1.29 calamiteit
Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk door overmacht: brand, overstroming, terroristische en/of oorlogshandelingen, aardbeving en dergelijke.
1.30 erf
Een in de regels bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.31 erker
Transparante, ondiepe uitbouw van een gebouw vóór de voorgevel, niet zijnde een entree.
1.32 extensief (dag)recreatief medegebruik
Extensieve vormen van recreatie, zoals wandelen en fietsen, die plaatsvinden in gebieden waar de hoofdbestemming meestal natuur of bos betreft.
1.33 functionele eenheid
Hieronder wordt verstaan:
- a. Een samenstel van activiteiten dat, gelet op de aard en de organisatie van die activiteiten alsmede op de plaats waar die activiteiten worden verricht, als een eenheid moet worden beschouwd.
- b. Het complex van bebouwde en onbebouwde gronden waarop de hiervoor bedoelde activiteiten worden verricht.
1.34 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met (minimaal twee) wanden omsloten ruimte vormt.
1.35 gestapelde woning
Een woning, onderdeel uitmakende van een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en uit twee of meer bouwlagen bestaat, of waarbij (een deel van) de eerste bouwlaag van het gebouw voor andere met de betreffende bestemming in overeenstemming zijnde doeleinden wordt gebruikt.
1.36 goothoogte
De hoogte waarop zich de snijlijn bevindt van een verticaal en een hellend vlak, waarbij die vlakken de begrenzing zijn van het toegestane bouwvolume.
1.37 groenvoorzieningen
Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair, etc, alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.
1.38 grondgebonden woning
Een met de grond verbonden woning bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, daaronder begrepen beroep aan huis, met een zelfstandige ontsluiting op de begane grond en niet zijnde een gestapelde woning.
1.39 hoofdgebouw of hoofdbebouwing
Een gebouw of bebouwing ten dienste van de bestemming van de betreffende gronden, dat/die op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.40 hogere waarde
Een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.
1.41 houtopstand
Houtachtige overblijvende gewassen zoals struiken, heggen en bomen.
1.42 huishouden
Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren. Met een huishouden wordt gelijk gesteld:
- a. de huisvesting van maximaal 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);
- b. tijdelijke huisvesting in de vorm van logies aan maximaal 5 seizoenarbeiders;
- c. de huisvesting van maximaal 12 personen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, een psychiatrisch ziektebeeld of psychosociale problemen dan wel de huisvesting van maximaal 12 personen die tijdelijke opvang behoeven, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht, dit alles gericht op zelfstandige bewoning.
1.43 kortstondig
Aansluitende tijdsperiode van maximaal 12 uur.
1.44 landschappelijke waarde van een gebied
De aan een gebied toegekende waarde, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet levende natuur.
1.45 langzaam verkeer
Voetgangers- en (snor/brom)fietsverkeer.
1.46 maatschappelijke voorzieningen
Hieronder worden verstaan:
- a. medische of paramedische voorzieningen, zoals ziekenhuis, kliniek, gezondheidscentrum, centrum voor dagbehandeling, consultatiebureau, e.d.;
- b. welzijnsvoorzieningen, zoals verzorgingstehuis, verpleeghuis, inrichtingen voor mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking , tehuis voor daklozen, e.d.;
- c. educatieve en sociaal-culturele voorzieningen, zoals basis-, voortgezet en wetenschappelijk onderwijs, beroepsonderwijs, kunstonderwijs, muziekschool, volksuniversiteit, cursuscentrum, onderwijsinstituten t.b.v. specifiek onderwijs, bibliotheken e.d.;
- d. voorzieningen t.b.v. kinderopvang zoals kindercrèche, peuterspeelzaal, speelterrein, kinderdagverblijf en (naschoolse) kinderopvangcentrum, al dan niet commercieel;
- e. openbare en bijzondere instellingen waaronder overheidsinstellingen zoals stadskantoren, politiekantoor, e.d.;
- f. maatschappelijke voorzieningen zoals buurt- en clubhuis, wijkcentrum (o.a. Multi Functionele Accommodatie), sociëteit, e.d.
Daar waar de geluidbelasting hoger is dan 53 dB mogen geen geluidgevoelige bestemmingen worden gerealiseerd.
1.47 maatvoeringsvlak
Een deel van een bestemmingsvlak dat van een ander maatvoeringsvlak wordt gescheiden door een maatvoeringsvlakgrens. Maatvoeringsvlakken onderscheiden zich door een met de maatvoeringsaanduiding aangegeven afwijking in goot-, bouwhoogte, dakhelling en/of bebouwingspercentage.
1.48 mantelzorg
Mantelzorg is langdurige, intensieve niet georganiseerde zorg, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een zorgvrager door een of meer leden uit diens omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.
1.49 natuurwaarde van een gebied
De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in hun onderlinge samenhang.
1.50 netto vloeroppervlak (n.v.o.)
De som van de binnenwerks gemeten oppervlakten van de voor publiek toegankelijke verblijfsruimten binnen een horeca-inrichting van de categorie 1, 2 of 3, zoals café- en barruimte (inclusief bar), eetzaal, foyer, dansvloer / podium, entree e.d, met uitzondering van oppervlakten t.b.v. keuken, toiletgroepen, garderobe, opslag, dienstruimten e.d.
1.51 nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.
1.52 onbebouwd erf
Dat deel van het perceel, dat geen bouwvlak of erf betreft.
1.53 onderbouw
Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant is gelegen tussen peil en maximaal 1,20 m boven peil.
1.54 onderkomen
Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, loodsen, keten en andere soortgelijke verblijfsmiddelen.
1.55 onzelfstandige wooneenheid/eenheden
Een (complex van) woonruimte(n) waarbij men wezenlijke voorzieningen, zijnde keuken, badkamer en toilet, gemeenschappelijk moet gebruiken en waarvan de deur van het privévertrek uitkomt op een gemeenschappelijke (verkeers)ruimte.
1.56 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, ondersteund door palen of kolommen, eventueel maximaal aan twee zijden omsloten door wanden, die niet tot de constructie behoren.
1.57 patiowoning
een woning met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnentuin, gevormd door minimaal 2 gevels van belendende, dan wel op het eigen bouwperceel aanwezige bebouwing;
1.58 peil (straatpeil)
Hieronder wordt verstaan:
- a. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang.
- b. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
1.59 perceel
Een aaneengesloten stuk grond met kadastrale aanduiding..
1.60 plangrens
Een weergegeven lijn, die de grens van het plan aanduidt.
1.61 recreatief medegebruik en evenementen
Hieronder wordt verstaan:
- a. incidenteel, kortstondig gebruik (enkele dagen) van complexen / voorzieningen t.b.v. evenementen zoals rommelmarkten, antiek-, huishoud-, en computerbeurzen, tentoonstellingen, bedrijvencontactdagen e.d., mits men in het bezit is van een evenementenvergunning;
- b. incidenteel -jaarlijks- gebruik gedurende een aantal dagen van stadsparken t.b.v. zomeractiviteiten, -spelen, theater, festival e.d;
1.62 speelvoorzieningen
Voorzieningen ten dienste van sport en spel.
1.63 straatpeil
Zie: peil (straatpeil).
1.64 uitbouw
Een gebouw, dat als vergroting van een bestaande ruimte is/wordt gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.65 verblijfsvoorzieningen
Besloten ruimten, bestemd voor het verblijven van mensen.
1.66 verkeer- en vervoervoorzieningen t.b.v. wegverkeer
Hieronder wordt verstaan het (openbaar) wegverkeers- en wegvervoersgebied waarbij de nadruk ligt op de gebiedsontsluitingsfunctie voor gemotoriseerd en langzaam verkeer met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier hoofdverzamelwegen, verzamelwegen en wijkstraten.
1.67 verkeersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer en verblijf
Hieronder wordt verstaan: het openbaar wegverkeers- en verblijfsgebied waarbij de nadruk ligt op de erftoegangsfunctie (geleider van het bestemmingsverkeer) voor gemotoriseerd en langzaam verkeer en/of de verblijfsfunctie voor voetgangers met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier buurtstraten, woonstraten, woonerven, winkelerven en voetgangersgebied inclusief bijbehorende kunstwerken.
1.68 verkoopvloeroppervlak
De oppervlakte van de geheel of grotendeels voor publiek toegankelijke ruimte die is bestemd en feitelijk ingericht voor de verkoop van goederen, waaronder begrepen showroom, uitstallingsruime, kassa's, e.d. met uitzondering van magazijn, opslagruimte, kantoor, e.d.
1.69 voorgevelrooilijn
De naar het openbaar gebied toegekeerde lijn, die het bouwvlak begrenst en aansluit aan het onbebouwd erf c.q. openbaar gebied, daar waar een perceel aan twee zijden grenst aan het openbaar gebied komt in het geval het perceel grenst aan de natuurbestemming, danwel aan de groenbestemming aangrenzend aan de Koolhovenlaan, de voorgevel van de woning aan die zijde.
1.70 water en waterhuishoudkundige voorzieningen
Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.
1.71 weg
Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, waaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
1.72 Wet geluidhinder
De wet van 16 februari 1979, staatsblad 99 (1979), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.
1.73 Wet milieubeheer
De wet zoals geplaatst in het staatsblad 551 (1992). Deze wet is in werking getreden op 1 maart 1993.
1.74 wonen
Hieronder wordt verstaan:
- a. het geheel van aan huis gebonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, zelfstandige wooneenheden e.d. ten dienste van het verblijven door mensen. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve dagverblijven;
- b. huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen, alsmede bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen (en ruimten) c.q. verzorgingsfaciliteiten;
- c. beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als ´aan huis verbonden beroep´, zijnde beroepsactiviteiten van tenminste één bewoner, plaatsvindend in de betrokken woning en/of bijbehorend bijgebouw.
1.75 woning
Een (gedeelte van een) gebouw dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen een aan huis verbondenberoep;
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 Afstand tot zijdelingse perceelgrens
Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bos
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
- 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de ruimtelijke of landschappelijk inpassing;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de sociale veiligheid;
- 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
- b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Maatschappelijk
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van:
- 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. de brandveiligheid;
- 5. de milieusituatie;
- 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
- b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.6 Specifieke gebruiksregels
Artikel 6 Natuur
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 7 Woongebied 1
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
- 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. de brandveiligheid;
- 5. de milieusituatie;
- 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- 7. parkeergelegenheid op eigen terrein.
- b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
- c. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6 m boven het straatpeil in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 8 Woongebied 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
- 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. de brandveiligheid;
- 5. de milieusituatie;
- 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- 7. parkeergelegenheid op eigen terrein.
- b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
- c. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6 m boven het straatpeil in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.
8.4 Afwijken van de bouwregels
8.5 Specifieke gebruiksregels
8.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 9 Wonen-gestapeld
9.1 Bestemmingsomschrijving
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
- 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. de brandveiligheid;
- 5. de milieusituatie;
- 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
- c. de vorm, afmetingen en plaatsing van de bebouwing boven een hoogte van 10 m boven het straatpeil in een strook ter diepte van 3 m achter de voorgevelrooilijn in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld;
9.4 Afwijken van de bouwregels
9.5 Specifieke gebruiksregels
9.6 Afwijken van de gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene Bouwregels
11.1 Ondergrondse bouwwerken
11.2 Onbebouwd terrein bij gebouwen
11.3 Ruimte tussen bouwwerken
11.4 Bouwen in nabijheid van beeldbepalende bomen
11.5 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De regels van de Bouwverordening ten aanzien van de onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de bereikbaarheid van de gebouwen voor wegverkeer;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- c. de parkeergelegenheid en de laad- en losmogelijkheden.
Artikel 12 Algemene Gebruiksregels
12.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming
Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.
Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels
13.1 geluidzone - luchtvaart
13.2 luchtvaartverkeerszone
Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels
14.1 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van maten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen voor het binnenplans afwijken van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
- a. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
- b. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
- c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
- d. voldaan is aan de volgende voorwaarden:
- 1. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet cumulatief worden gebruikt;
- 2. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.
14.2 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van grenzen
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak, bestemmingsvlak, functie-aanduidingsvlak of maatvoeringsvlak, indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting o.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
- a. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
- b. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
- c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
14.3 Binnenplans afwijken t.b.v. afwijkingen van grenzen bestemmingen Woongebied 1 en 2
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak, bestemmingsvlak, functie-aanduidingsvlak of maatvoeringsvlak, binnen en tussen de bestemmingen Woongebied 1 en Woongebied 2 indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting o.d. blijkt dat deze afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
- a. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
- b. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
- c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
- d. de afwijking van de bestemmingsgrenzen maximaal 10 meter bedraagt en van de grenzen van een maatvoeringsvlak maximaal 30 meter.
14.4 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van utiliteitsvoorzieningen.
14.5 Binnenplans afwijken t.b.v. parkeer- en stallingsvoorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van parkeer- en stallingsvoorzieningen met bijbehorende bovengrondse bouwwerken zoals in- en uitritten, in- en uitgangen, trappenhuizen, liften, hellingbanen, bewakings- /portiersloges e.d., onder de volgende voorwaarden:
- a. de maximale oppervlakte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 30 m2 bedragen;
- b. de maximale hoogte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 4,5 m bedragen.
14.6 Binnenplans afwijken t.b.v. aan-huis-verbonden beroep
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan voor wat betreft de voorwaarden, zoals beschreven in de begripsregels, waaronder overeenkomstig artikel 7.1, 8.1 en 9.1 binnen de bestemming ´Woongebied 1, "Woongebied 2" en "Wonen gestapeld" een aan huis verbonden beroep is toegelaten, indien door de aard van de werkzaamheden het beroep niet of bezwaarlijk anders dan aan huis of op de betreffende locatie kan worden uitgeoefend.
14.7 Binnenplans afwijken t.b.v. evenementen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van incidenteel en kortstondig afwijkend gebruik van particuliere percelen/bebouwing voor het plaatsen van tijdelijke onderkomens zoals (feest)tenten, kiosken e.d. ten behoeve van festiviteiten met een openbaar karakter (muziekfestival, zeskamp, sportwedstrijd, show/voorstelling, tentoonstelling, beurs, markt, e.d.) voor de duur van een aantal (aaneengesloten) dagen (over het algemeen 3 á 4), met dien verstande dat aan deze omgevingsvergunning voorwaarden kunnen worden verbonden ter beperking van onaanvaardbare overlast van de (woon)omgeving, onder meer voor wat betreft parkeren, geluidhinder, situering van tijdelijke onderkomens e.d.
14.8 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken van algemeen nut
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen voor het binnenplans afwijken van de bouwregels, opgenomen in de bestemmingsregels in Hoofdstuk 2, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van algemeen nut, met dien verstande dat:
- a. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen en
- b. de oppervlakte niet meer dan 50 m² mag bedragen.
Artikel 15 Algemene Wijzigingsregels
15.1 Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsvlakgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:
- a. de in het plan begrepen bestemmingen die grenzen aan gronden met de bestemming ´Verkeer´ (V), dan wel ´Verkeer-Verblijf (V-V)´ te wijzigen voor de indeling van gronden zoals ten behoeve van een herinrichting, een asverschuiving, herinrichting kruispunten, aanleg (mini)rotondes e.d., met dien verstande dat:
- 1. de bestemmingen mogen worden gewijzigd voor een verschuiving van de bestemmingsgrenzen van maximaal 25 m¹;
- 2. de verwerkelijking van de in het plan begrepen bestemmingen gewaarborgd dient te blijven, dat wil zeggen dat de bestemmingen door de wijzigingnen niet onevenredig mogen worden aangetast;
- b. bestemmingsgrenzen te wijzigen indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt noodzakelijk is voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijk ordening van het plan niet schaadt en zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.
15.2 Wijzigingsbevoegdheid bouwwerken van algemeen nut
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat bouwwerken van algemeen nut met een groter oppervlak dan 50 m2 kunnen worden gebouwd, zulks tot een maximale oppervlakte van 100 m2.
Artikel 16 Algemene Regels Inzake Nadere Eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de aard en omvang van de horecafunctie ter bescherming van de woonfunctie en/of ter voorkoming van onevenredige aantasting van andere functies in de omgeving;
- b. de afmetingen en situering van bebouwing op percelen die direct gelegen zijn naast percelen die in een beschermd dorpsgezicht, dan wel beschermd stadsgezicht vallen en percelen met de aanduiding gemeentelijk monument, dan wel rijksmonument, in verband met de ruimtelijke afstemming van deze bebouwing op het naastgelegen monument, met dien verstande dat advies wordt ingewonnen bij de Monumentencommissie;
- c. de aard en omvang van kantines, restauratieve voorzieningen e.d. die ondersteunend zijn voor (openlucht-)sport en recreatie en maatschappelijke voorzieningen teneinde de ondergeschiktheid van die voorzieningen veilig te stellen en/of ter bescherming van de woonfunctie en/of ter voorkoming van een onevenredige aantasting van andere functies in de omgeving;
- d. de bereikbaarheid van gebouwen vanuit en de situering van de hoofdentree van gebouwen ten opzichte van de openbare ruimte;
- e. de situering en afmetingen van groenvoorzieningen;
- f. de situering en afmetingen van parkeergelegenheid, ook op eigen terrein;
- g. de situering van toegangswegen en -paden tot gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en open erven.
Artikel 17 Algemene Regels Inzake Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Werken, Geen Bouwwerken Zijnde, Of Van Werkzaamheden
17.1 Algemene regels inzake omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 4 Overgangsrecht En Slotregel
Artikel 18 Overgangsrecht
18.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
- c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
18.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
Artikel 19 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als ´Regels van het bestemmingsplan Koolhoven Buiten 2011´.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling
In samenspraak met de ontwikkelaars vertegenwoordigd in de Grondexploitatiemaatschappij Koolhoven is in de periode 2002 - 2004 het stedenbouwkundig plan voor Koolhoven opgesteld. Koolhoven is daarbij onderverdeeld in Koolhoven West en Koolhoven Buiten (eerder aangeduid met Koolhoven Oost).
Koolhoven West heeft daarbij een "jaren dertig" karakter gekregen met in totaal zo'n 1500 woningen. Koolhoven West is inmiddels grotendeels opgeleverd.
De nadruk van de woonopgave in Koolhoven heeft kwantitatief op Koolhoven West gelegen. Driekwart van de productieopgave (1500 woningen) in jaren-20/30-stijl, qua woningtypologie overwegend afgestemd op de woningvraag van (opstartende / doorstromende) gezinshuishoudens.
Koolhoven Buiten zou vervolgens een bijzondere woonwijk dienen te worden. Het is kwantitatief beduidend geringer van omvang (ca. 500 woningen) onder meer om wonen in het groen echt mogelijk te maken. De Dongevallei biedt namelijk de mogelijkheid om de natuur een robuust en eigenzinnig onderdeel van de wijk te maken.
Koolhoven Buiten was daarbij in theorie bedoeld voor een ander segment van de woningmarkt: voor consumenten waarvoor een huis met een eigen tuin niet direct als het grote ideaal geldt.
De verkoop van de woningen voor Koolhoven Buiten is in oktober 2008 gestart op een moment dat ook de wereldwijde economische crisis manifest begon te worden. Dat heeft er toe bijgedragen dat de feitelijke belangstelling voor het kopen van een huis in Koolhoven Buiten gering is geweest. In ieder geval zo weinig dat het voor de ontwikkelaars niet verantwoord was om de bouw te starten. Hierbij speelde een rol dat er geen / weinig vraag is naar woningen zonder tuin in dit gedeelte van Tilburg. Dit wordt ondersteund door de resultaten van een door SmartAgent uitgevoerd woningmarktonderzoek onder potentieel belangstellenden voor Koolhoven Buiten. Daaruit kwam onder meer naar voren dat de behoefte aan een eigen tuin groot is.
Gelet hierop hebben de ontwikkelaars studies laten verrichten hoe het plan aangepast kan worden aan de marktwensen.
Belangrijkste punten in het nieuwe plan:
- circa 530 woningen (oude plan 523 woningen).
- Koolhoven Buiten wordt een wijk met een eigen karakter, dus geen herhaling van Koolhoven West.
- minder appartementen (circa 75 nieuwe plan tegen 187 in oude plan)
- meer parkeren op eigen terrein en minder op centrale pleinen.
- Bijna alle grondgebonden woningen krijgen een tuin, met uitzondering van woningen met direct uitzicht op Donge, die krijgen een terras of patio.
- Tegen het bos aan de oostzijde zijn vrijstaande woningen gedacht.
- Er bestaat de mogelijkheid om voor de toekomstige uitbreiding van de basisschool Koolhoven meer ruimte te creëren.
Dit plan past niet in het op 2 februari 2009 vastgestelde bestemmingpslan Koolhoven Buiten. Derhalve dient om het nieuwe stedenbouwkundige plan mogelijk te maken dit bestemmingsplan als planologisch juridisch kader.
1.2 Het Plangebied
Het plangebied wordt aan de noordkant begrensd door de Spoorlijn Tilburg-Breda, door de bosrand van het huidige golfterrein aan de Reeshofweg in het oosten, in het westen vindt begrenzing plaats door de Vreeswijkstraat in Koolhoven West en in het zuiden wordt het plangebied begrensd door de Bredaseweg. De Koolhovenlaan, het spoor en de manege aan de Bredaseweg maken geen onderdeel uit van het plangebied.
1.3 Voorgaande Plannen
Dit bestemmingsplan vervangt gedeeltelijk het bestemmingsplan Koolhoven Buiten, vastgesteld op 2 februari 2009 en onherroepelijk geworden op 27 maart 2009.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Ruimtelijke Structuur
Koolhoven is onderdeel van DE Wijk. DE Wijk is de laatste grote uitbreiding van Tilburg aan westelijke zijde. De lange lijnen, het spoor, de Bredaseweg en de Koolhovenlaan / Witbrantlaan die DE Wijk tot een eenheid smeden, geven De Wijk verbondenheid met de stad. DE Wijk heeft een eigen identiteit, ontleend aan de typologie van de stedenbouwkundige hoofdstructuur, de invulling per wijkdeel en bovendien aan het omliggende landschap.
Koolhoven bestaat uit Koolhoven-West,”tuinstad van de 21e eeuw”en Koolhoven-Buiten “wonen in de natuur”. In de afgelopen jaren is Koolhoven West grotendeels gebouwd waarmee ca. 1.300 van het totaalprogramma van ca. 2.000 woningen zijn gerealiseerd. In Koolhoven-Buiten is al een school gerealiseerd.
2.1.1 Landschappelijke setting
De kwaliteiten van DE Wijk worden hoofdzakelijk ontleend aan het bos, de Donge en het kleinschalig agrarisch landschap met houtwallen en bosperceeltjes. Het meest westelijk gelegen deel van het plangebied ligt in het open agrarische landschap en sluit het minst aan op de bosstructuur. De context voor Koolhoven wordt gevormd door het agrarische landschap, de suburbane woonbuurten van de Reeshof en DE Wijk, de landgoederenzone aan de Bredaseweg en het spoor. Wonen in Koolhoven is wonen aan de Donge, in of nabij de bosgebieden.
2.1.2 Plan concept
Het bosgebied ten oosten van Koolhoven is een enorme kwaliteit voor het wonen. Het heeft bovendien een hoge ecologische waarde. Ten westen van de Donge en rondom de manege liggen ook bospercelen.
De Donge wordt ontwikkeld als natuurlijke beek. De Dongezone is in Koolhoven-Buiten zo ruim mogelijk opgevat. Het gehele gebied wordt ingericht als één groot natuurgebied, als beekdal waarin gewoond kan worden. Een natuurgebied met diverse kwaliteiten: bos, struweel als ruimtelijke drager voor de beek die de kleinere beplantingselementen bindt en werkt als ecologische verbinding.
De Koolhovenlaan, evenals de Witbrantlaan in Witbrant, die de verschillende buurten van De Wijk bindt, is ook in Koolhoven-Buiten als centrale as in het plan opgenomen. In Koolhoven-West is de Koolhovenlaan geïntegreerd in de stedenbouwkundige structuur. In Koolhoven Buiten doorsnijdt deze laan de structuur. De totale configuratie wijkt hier af van de richting van de Koolhoven laan en reageert op de beek. De stedenbouwkundige hoofdrichting staat haaks op de Donge. Hiermee wordt beoogd een sterkere ruimtelijke verbintenis met de beek te scheppen.
Koolhoven-West heeft een sterke interne, stedelijk- groene kwaliteit, ontleent aan de lanen en de groene wig. Koolhoven-Buiten vormt het diapositief van West: het wonen wordt omspoelt door de natuur en op iedere plek bestaat er vanuit de woning contact met bestaande en/of nieuwe landschapselementen.
Koolhoven-Buiten is voor 75% omzoomd door oude beukenboscomplexen en bevat 20 ha natuurgebied. Aan de noordzijde is een wallenlandschap ontworpen dat spoorzone, woonclusters en de Dongezone integreren. Aan de zuidzijde grenst het gebied aan de Bredaseweg waarlangs de Tilburgse landgoederenzone is gelegen.
In Koolhoven-Buiten ligt de uitdaging om wonen en natuurontwikkeling te combineren. De Dongezone is de drager van het plangebied.
Ecologisch Adviesbureau Cools heeft in april 2010 onderzoek gedaan naar de ecologische- en groene hoofdstructuur (EHS/GHS) binnen het plangebied en op regionale schaal en heeft een inrichtingsvisie voor de Dongezone opgesteld. Deze inrichtingsvisie is volledig geïntegreerd in het totaalplan voor Koolhoven-Buiten en wordt nader uitgewerkt in het inrichtingsplan.
De basisgedachte van het plan is om alle open ruimte, binnen en buiten de formele EHS/GHS tot één groot natuurgebied in te richten, waarin wordt gewoond.
Binnen de begrenzing van de Dongezone heeft natuur prioriteit en geldt ecologie als een harde randvoorwaarde. De toegankelijkheid voor mensen is sterk beperkt. Open watergebieden en ruigten worden afgewisseld met rietzones en bosschages. Langs de Donge ligt de nadruk op openheid, naar de flanken is de beplanting steeds meer gesloten. Het gebied is wel toegankelijk voor de "grote grazers" die het gaan onderhouden.
Buiten deze formele begrenzing van de EHS/GHS heeft de woonfunctie voorrang en wordt er voldoende ruimte gecreeerd om de woningen optimale kwaliteit te bieden en te laten profiteren van de bijzondere omgeving. Tussen de woonclusters zijn grote open ruimten gelaten, waarmee de bosrand is gekoppeld aan de Dongezone. Uitgangspunt is dat de randen van de tegenover elkaar liggende clusters steeds verschillend zijn. De randen van de woonclusters moeten telkens op een andere wijze worden vormgegeven. De grenzen van de woonclusters moeten bovendien helder worden gedefinieerd. Tussen de clusters en de bebouwing langs de boslaan ligt de bos-parkzone, een gebied wat de gradiënt vormt van het omliggende bos naar het natuurgebied enerzijds en de continuïteit langs de hoofdontsluiting van het woongebied anderzijds - wonen in het groen aan alle kanten! De bos-parkzone is een ruim profiel van steeds wisselende maat, vanaf het begin van de clusters tot aan de ingerichte voortuinen van de kavels langs de boslaan. De hele zone, ook de voortuinen, worden ingeplant met bomen.
Het ecologisch beheer van het enorme natuurgebied vindt plaats met hulp van een aantal wildrunderen - Schotse Hooglanders. Veelal wordt hun begrazingsgebied door vlechthagen begrensd en soms vormt bebouwing de directe begrenzing. Hier ligt een bijzondere architectonische opgave.
Koolhoven-Buiten refereert via de Koolhovenlaan aan de opzet van DE Wijk. Het is vooral ook een sterk ensemble van buurten met een unieke positie: de beek de Donge kruist DE Wijk en is de basis voor de eigenwijze verkavelingsrichting, haaks op de Donge, en niet in de richting van de Koolhovenlaan. In Koolhoven-Buiten is de richting van DE Wijk dus secundair. Waar de Donge en de Koolhovenlaan elkaar kruisen ligt een bijzondere ontwerpopgave: de brug met plateau.
Koolhoven-Buiten heeft een kamstructuur. De Bossen dienen als drager voor de nieuwe ruggengraat: de boslaan (half-) vrijstaande bebouwing langs een slingerende weg, die de overgang van bos naar park, naar natuur vormt. De Donge dient als drager van de open ruimtes tussen de clusters. Deze bebouwingsclusters liggen als tanden van de kam in het Dongedal. De groene ruimtes tussen de clusters openen zich in de richting van de Dongevallei en bieden doorkijken naar de boslaan. De clusters zijn voor bewoners toegankelijk via luwe woonstraten.
Boslaankavels
De boslaan kruist op twee plaatsen de Koolhovenlaan. Via een slingerende weg langs nieuwe en bestaande bosgebieden en met een veelvoud aan wisselende perspectieven worden de woonclusters vanaf de boslaan ontsloten.
De boslaan loopt op de westelijke oever van de kop van cluster 1 in het noorden tot het schoolgebouw in het zuiden. Cluster 3 maakt dus formeel geen onderdeel uit van de principes van de boslaan, juist om deze redenen is een heel zorgvuldig onworpen "entree"-situatie vanuit richting Koolhovenlaan naar het cluster gewenst, door bijvoorbeeld de bebouwing op dit punt naar de ontsluitingsstraat te oriënteren. Op de oostelijke oever loopt de boslaan tussen de kop van cluster 4 in het noorden tot aan cluster 9 in het zuiden. In cluster 8 zuidzijde worden de inrichtingsprincipes van de boslaan gehandhaafd terwijl de architectuur hier kan afwijken van het boslaanprincipe.
De boslaan wordt in de buitenbocht begeleid door losse (half-)vrijstaande bebouwing. Waar de boslaan grenst aan de Dongevallei staat een "kopgebouw" als "accent" en ter beëindiging van de boslaan.
De positionering van de gebouwen op de kavels, draagt eraan bij dat het achterliggende bos een mooie coulisse vormt en daadwerkelijk voelbaar is. De bebouwing aan de buitenzijde van de boslaan varieert van uitstraling, aan elkaar grenzende kavels verschillen van architectuur. Een goede onderlinge afstemming ten aanzien van de breedte van de kavels, afwisseling in typologieën, bebouwingshoogtes en het woningontwerp is essentieel en vergt zorgvuldige regie. Trefwoorden zijn bezonning, doorzicht en privacy. Er is vrijheid om te variëren met de breedte van de kavels (mits daartoe noodzakelijke verschuivingen of reducties van het woningbouwprogramma geen negatieve gevolgen hebben voor de beoogde kwaliteit van andere clusters en/of latere fases).
Een groot deel van de voortuin van de aan de boslaan grenzende villakavels wordt ingeplant met bomen en rhododendrons, waardoor de woning niet vóór maar ín het bos staat en het boskarakter wordt versterkt.
In de binnenbocht wordt de boslaan begeleid door een openbaar groengebied van steeds wisselende maat. Dit groen wordt net als de voortuinen aan de overkant, ingericht met rhododendrons, zodat de bos-parkzone zich uitstrekt tot aan de binnenzijde van de boslaan. Aan deze kant is een ritmische afwisseling van doorkijken naar het natuurgebied van de Dongezone en naar de clusterbebouwing met de bocht mee in steeds andere richtingen. Het beeld in de binnenbocht wordt in belangrijke mate bepaald door de "hoekwoningen" die enerzijds, door de ligging van hun entree en het gevelbeeld, duidelijk zijn georiënteerd op de boslaan anderzijds architectonisch onderdeel uitmaken van de clusters.
Zoals boven beschreven, ontleent de boslaan zijn identiteit aan het specifieke straatprofiel en de losse, (half-)vrijstaande begeleidende woonbebouwing. In de noordelijke clusters 1 en 4, maar ook in het zuidelijke cluster 8, wordt de boslaan op plekken geflankeerd door wat langere rijen clusterwoningen. Het ontwerp van het straatprofiel en de woningen moet hier het karakter van de boslaan wel blijven ondersteunen. De eigenheid van de boslaan mag anderzijds niet concurreren met de identiteit van de clusters.
Voor de bebouwing aan de boslaan zijn architectonische uitgangspunten en kavelpaspoorten beschreven, die in het kwaliteitsboek zijn opgenomen.
Clusterbebouwing
De clusters zijn als schiereilanden gelegen in de Dongezone, met daartussen groene vingers. Zij hebben allemaal een eigen identiteit en vormen qua architectuur, materiaal, kleur, vormgeving en bebouwingsregels een eenheid. De opbouw van de clusters vanaf de boslaan begint altijd met de "hoekwoningen", deze horen qua vormgeving en materialisering bij het cluster en niet bij de boslaan, ook al zijn ze hierop georiënteerd. De koppen van de clusters aan de Dongezone hebben altijd een lage gebouwde rand (1 laag met een verspringende opbouw), een patiotype is hiervoor een wenselijke typologie. Transparantie en doorzichten zijn hiervoor de kernwoorden, waardoor een vanzelfsprekende aflopende silhouet in richting van de Dongezone ontstaat. De opbouwen van de eenlaagse bebouwing kan de silhouet en de kenmerken van de individuele cluster, mits goed ontworpen, versterken.
De ruimte tussen de clusters is van voldoende maat en de onderlinge zichtbaarheid is beperkt. De randen van de clusters vormen de wanden van de groene ruimte ertussen. De vormgeving van de randen is daarom essentieel. Als uitgangspunt geldt, dat de randen van twee tegenover elkaar liggende clusters steeds afwijkend vormgegeven worden en dat de randen van de clusters aan de Koolhovenlaan geen achterkanten vormen met bijbehorende (vergunningsvrije) bouwwerken. Langs de Koolhovenlaan wordt dus een zorgvuldige oplossing voor de kavels nagestreefd, om een rommelig beeld te voorkomen en vanuit de woningen zicht op de Koolhovenlaan te realiseren. Te denken is hierbij aan een met de architectuur van de woningen geïntegreerde erfafscheiding of aan typologieën zoals loggia's vlonders en patio's.
Accenten
Op twee plaatsen zijn accenten opgenomen.
Bij het "landgoed" (cluster 9), als appendix aan de boslaan, is een ensemble van verschillende bouwblokken rondom een collectief verhoogd plein bedacht. Door een brede boszone gescheiden van de overige clusterbebouwing richt dit ensemble zich zowel op de Bredaseweg, het omliggende bos, de Donge en het ervoor liggende weiland. De oriëntatie op de Bredaseweg verdient een uitstraling die deze plek een betekenis geeft in de reeks van villa's en landgoederen langs de Bredaseweg.
De "school" en kinderopvang (westoevernoordzijde aan Koolhovenlaan) is gesitueerd waar Koolhoven-Buiten en -West elkaar raken. De school is reeds gebouwd, naar ontwerp van Pascal Grosfeld. Momenteel wordt er gewerkt aan een tweede uitbreiding van deze school.
Verkaveling
Het programma is verdeeld over de boslaan en de clusters 1 tot 9. Aan de boslaan zijn alleen vrijstaande en halfvrijstaande woningen gesitueerd. De clusters bevatten de hele bandbreedte van grondgebonden woningen – geschakeld, patio, 2-kap. Een uitzondering hierop vormt cluster 9, dat bestaat uit een ensemble van appartementen. In de proefverkaveling wordt aangetoond, dat met het gestelde programma een ruimtelijk aansprekend ontwerp kan worden gerealiseerd. Het is aan de realisator en architect om te zoeken naar optimalisatie van de ruimtelijke kwaliteit.
verkavelingsplan Koolhoven buiten
2.2 Openbare Ruimte
De ontsluitingsstructuur van Koolhoven-Buiten is heel eenduidig. Op twee punten wordt de Koolhovenlaan door de boslaan gekruist. De boslaan loopt in het westelijke gedeelte van het schoolgebouw tot de kop van cluster 1 en in het oostelijke gedeelte vanaf de kop van cluster 4 tot aan cluster 8 en 9. Vanaf de boslaan worden de clusters door woonstraten ontsloten. Aan de binnenzijde van de boslaan ligt een enkelzijdig voetpad in het groen.
Voor het fietsverkeer zijn er 2 mogelijkheden. De Koolhovenlaan is voorzien van fietssuggestiestroken.
Verder wordt gestreefd naar optimale toegankelijkheid van de natuur in Koolhoven-Buiten met behoud van de natuurwaarden.
Het natuurgebied is niet vrij toegankelijk. Grote zones, vooral rondom de Donge, blijven vrij van paden en dus zeer luw. Er komt een wijd vertakte netwerk van vlonderpaden. Langs alle randen van het gebied komt een wandelpad. Daarnaast worden een groot aantal toegangen gemaakt vanuit de clusters en vanaf de wandelpaden. De toegangen zijn opgenomen in de vlechthagen.
2.3 Beheer
Belangrijk is de wijze waarop de Dongevallei en de groengebieden tussen de clusters beheerd gaan worden.
Een optie is om het gebied, dan wel onderdelen daarvan, te beheren middels begrazing. Door Goderie Ecologisch Advies is een onderzoek uitgevoerd naar de verschillende mogelijkheden van begrazingsbeheer en deze zijn vergeleken met elkaar en met een nulvariant zonder begrazing.
De nulvariant draagt het minst bij aan de kwaliteit van de natuur (verstoring) en geeft problemen bij de beleving (verromelling, aantasting privacy) door de niet heldere begrenzing. Ook is traditioneel ecologisch beheer substantieel duurder dan begrazingsbeheer.
Begrazing is de meest zinvolle combinatie van de functies waterberging en ecologie. De boodschap van de gekozen opzet is helder communiceerbaar: buiten de bebouwingsblokken bevindt zich de (begraasde) natuur. Er is een padennetwerk met ruimte voor wandelaars, er zijn plekken voor spelende kinderen, en de zonering en indeling zijn dusdanig dat er ook voldoende ruimte is voor grazers. Die grazers zelf dragen in belangrijke mate bij aan de identiteit en het natuurlijk imago van Koolhoven-Buiten. Begrazing geeft geen gevaarlijke situaties en als deze er al zijn, zijn de risico's zeer beperkt te houden door eenvoudige maatregelen.
Naar aanleiding van dit onderzoek is dus gekozen voor begrazingsbeheer met Schotse Hooglanders voor alle ruimten in Koolhoven-Buiten die buiten de woonclusters vallen. Daarbij is rondom de omliggende wegen en paden een brede zone vrijgehouden voor begrazing.
Omwille van recreatief medegebruik (ruiterroute) en de ecologische waarden zijn de bestaande bosgebieden niet ingezet binnen het te begrazen gebied.
Een aantal gebieden binnen het begrazingsgebied, bijvoorbeeld bij jonge aanplant of bij poelen, zullen ook ontoegankelijk wordt gemaakt voor grazers. Dit wordt gerealiseerd met een natuurlijke begrenzing zoals dieper water of een raster van horizontale boomstammen.
De grazers zullen de Donge kruisen via een doorwaadbare plaats ten noorden van de Koolhovenlaan. Ook het fietspad aan de noordzijde kent op één punt een ongelijkvloerse kruising
Een aantal kleinere gebiedjes (bijvoorbeeld naast het kinderdagverblijf of het stuk bos ten zuiden hiervan) is uit functionele redenen niet opgenomen in het begrazingsbeheer.
.
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk volgt een korte weergave van het bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde ruimtelijke beleidskader.
3.2 Rijk
3.2.1 Nota Ruimte
De Nota Ruimte (afgerond en in werking getreden in 2006) bevat de centrale visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het gaat om de inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij wat betreft de sturingsfilosofie is gekozen voor het motto 'decentraal wat kan, en centraal wat moet'. Dat betekent in veel gevallen dat provincies en gemeenten aan zet zijn. Meer dan voorheen focust het Rijk zich slechts op de ruimtelijke hoofdstructuur (RHS) van Nederland.
3.2.2 Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid
De inwerkingtreding van de Wro op 1 juli 2008 heeft gevolgen gehad voor de doorwerking van het nationale ruimtelijke beleid. Totdat de Wro in werking was getreden, werd het geldende rijksbeleid vastgelegd in Planologische KernBeslissingen (PKB’en), zoals de Nota Ruimte. Per 1 juli 2008 waren deze beslissingen alleen nog bindend voor het Rijk zelf en niet meer voor andere overheden. De Wro gaat voor elke bestuurslaag immers uit van structuurvisies, die burgers en andere overheden niet rechtsreeks binden. Deze structuurvisies moeten ook actiegericht zijn. De desbetreffende overheid moet duidelijk maken hoe ze denkt de voorgenomen ontwikkeling te realiseren. Dit heeft het kabinet in juni 2008 gedaan in de zogenaamde Realisatieparagraaf (‘Realisatie Nationaal Ruimtelijk Beleid’), waarin alle nationale ruimtelijke belangen uit de verschillende PKB'en en de voorgenomen verwezenlijking daarvan zijn gebundeld. Daarbij wordt onder meer ingezet op zuinig ruimtegebruik, de bescherming van kwetsbare gebieden (nationale landschappen en Ecologische Hoofdstructuur) en op bescherming van het land tegen overstromingen en wateroverlast. In de Realisatieparagraaf benoemt het kabinet ruim 30 nationale ruimtelijke belangen en de instrumenten om die uit te voeren. De Realisatieparagraaf is toegevoegd aan de Nota Ruimte en heeft de status van structuurvisie.
3.2.3 AMvB Ruimte
Elke overheidslaag moet dus zijn of haar belangen vooraf benoemen en zorg dragen voor de realisatie en/of borging daarvan. Besloten is dat de nationale belangen, die juridische doorwerking vragen, geborgd worden door een algemene maatregel van bestuur (AMvB). Deze AMvB Ruimte komt in twee rondes tot stand. De eerste tranche bevat, zoals aangekondigd in de Realisatieparagraaf, een beleidsneutrale omzetting van bestaand beleid. Deze kaders zijn afkomstig uit de PKB’en Nota Ruimte, Derde Nota Waddenzee, Structuurschema Militaire Terreinen en Project Mainportontwikkeling Rotterdam. De tweede tranche van de AMvB heeft betrekking op nieuw beleid.
3.3 Provincie
3.3.1 Verordening Ruimte
Structuurvisie
Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant in werking getreden. Provinciale Staten hebben deze op 1 oktober 2010 vastgesteld.
De structuurvisie is opgebouwd uit twee delen (A en B) en een uitwerking.
Deel A
Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Hierin heeft de provincie haar belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. Deze belangen en keuzes zijn gebaseerd op trends en ontwikkelingen. Ook beschrijft de provincie vanuit welke filosofie ze haar doelen wil bereiken. Die is: ‘samenwerken aan kwaliteit’. De provincie realiseert haar doelen op vier manieren: door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.
Deel B
In deel B beschrijft de provincie vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur.
Voor iedere structuur formuleert de provincie ambities en beleid. Per beleidsdoel is aangegeven welke instrumenten de provincie inzet om haar doelen te bereiken.
Uitwerking structuurvisie
De provincie gaat geen aparte ruimtelijke visie op het landschap ontwikkelen, maar geeft die onder andere vorm in de uitwerking gebiedspaspoorten. Daarin beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang vindt en hoe deze versterkt kunnen worden. In de uitwerking beschrijft de provincie twaalf Brabantse landschapstypen. Voor elk landschapstype geeft zij de kenmerkende landschapskwaliteiten en haar ambitie om deze kwaliteiten te versterken bij nieuwe ontwikkelingen. Hiermee wil de provincie gemeenten en initiatiefnemers stimuleren om de kwaliteit van het Brabantse landschap te versterken. De Uitwerking gebiedspaspoorten is niet verplichtend maar biedt een handreiking. Tilburg ligt in het gebiedspaspoort van de Meierij.
Daarnaast zijn er deelstructuurvisiesopgesteld.Deelstructuurvisies bevatten de onderbouwing van een locatiekeuze, visie op een thema of inrichting van een gebied. De huidige deelstructuurvisies zijn niet van toepassing op Tilburgs grondgebied.
De structuurvisie is niet bindend voor de gemeenten. De Verordening Ruimte bindt de gemeente wel.
In de provinciale verordening is het plangebied gelegen in het bestaand stedelijk gebied, binnen de stedelijke regio. De Dongezone is aangewezen als zoekgebied ecologische verbindingszone.
Voor de ecologische verbindingszones geldt een beperkt beschermingsregime. Een ecologische verbindingszone wordt in de verordening aangeduid met een concreet aangeduid zoekgebied. Inrichting, beheer en bescherming op perceelsniveau dient nader in het bestemmingsplan te worden uitgewerkt. Hiervoor geldt in bestaand stedelijk gebied en zoekgebieden voor stedelijke ontwikkeling, dat het bestemmingsplan een ecologische verbindingszone met een breedte van 50 meter moet beschermen.
3.4 Gemeente
3.4.1 Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020
De Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020 is een integraal ruimtelijk plan voor de gehele gemeente Tilburg. Deze visie is de opvolger van het 'Stadsbeheerplan Tilburg' uit 1990. De structuurvisie is de ruimtelijke vertaling en onderlinge afstemming van de ambities van de gemeente Tilburg op de gebieden wonen, werken, voorzieningen, recreatie, mobiliteit, natuur, water en landbouw tot 2020. 'Tilburg, stad van contrasten' vormt het leidende thema voor de ruimtelijke ontwikkeling en dus het ruimtelijk beeld in de toekomst; contrasten tussen stad en landschap, tussen de stad en de omliggende dorpen, maar ook tussen de stedelijke en de dorpse elementen in de stad. De ruimtelijke contrasten, die Tilburg karakteriseren, maken de kwaliteiten van de stad zichtbaar. Kiezen voor het benutten en versterken van deze kwaliteiten betekent een verbijzondering van Tilburg ten opzichte van de andere grote steden in Noord-Brabant: een prettige stad om in te verblijven met een goed voorzieningenniveau, woningen en arbeidsplaatsen voor alle geledingen van de bevolking en gelegen in een blijvend groene omgeving.
De speerpunten van de Ruimtelijke Structuurvisie zijn de volgende:
- a. Het buitengebied van Tilburg is gevarieerd en wordt behouden en verder versterkt;
- b. Primair wordt de invulling van de verstedelijkingsopgave gezocht in het bestaand stedelijk gebied (binnen de tangenten). Soms is benutting van het buitengebied echter onvermijdelijk, bijvoorbeeld om de vereiste variatie in woonmilieus aan te bieden. Ruimtelijke ingrepen in het buitengebied zijn altijd kleinschalig en worden alleen gerealiseerd op die plaatsen die op grond van de bestaande kwaliteiten van water, bodem, ecologie en cultuurhistorie zijn geselecteerd;
- c. De kenmerkende ruimtelijke structuur van oude linten en historische driehoekige pleinen blijft altijd herkenbaar. Op enkele plaatsen in de stad wordt op verantwoorde wijze geïntensiveerd. Op plekken met een hoge dynamiek is hoogbouw toegestaan;
- d. De noodzakelijke intensivering van het stedelijk gebied mag niet ten koste gaan van het structurele groen in de stad.
De Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020 is door de gemeenteraad vastgesteld in januari 2005.
3.4.2 Overige gemeentelijke structuurvisies
Tilburg kent één thematische structuurvisie, de Structuurvisie Water en Riolering Tilburg (SWR). Hierin is opgenomen het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP), waarin Tilburg haar beleidsmatige invulling geeft aan de gemeentelijke zorgtaken voor afval-, hemel-, en grondwater. Deze zorgplichten zijn gewijzigd per 1 januari 2008, waardoor gemeentelijke taken zijn uitgebreid. Daarnaast heeft Tilburg er expliciet voor gekozen overige waterdossiers te actualiseren en eveneens op te nemen in de structuurvisie.
Hoofdstuk 4 Thematische Beleidskaders
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.
4.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand
4.2.1 Welstand
Bouwplannen moeten worden getoetst aan ´redelijke eisen van welstand´, zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd, onder de titel ´Welstandsnota 2004. Meer aandacht waar dat moet, meer vrijheid waar dat kan´.
De Welstandsnota heeft een duidelijke relatie met de bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan beschrijft naast de toegelaten functies in stedenbouwkundige termen de toegestane bouwmassa´s in een gebied en de plaats waar deze mogen worden gebouwd. Het is de taak van welstandsbeleid te borgen dat bij veranderingen de verschijning van de bouwmassa´s passend is en blijft in de omgeving. De Welstandsnota verdeelt de gemeente hierbij op basis van de opbouw en ontstaansgeschiedenis in tien verschillende soorten gebieden, met ieder hun eigen gebiedsgerichte criteria. Daarbij maakt de Welstandsnota onderscheid in drie niveaus, afgestemd op functie en karakter van de omgeving. Het zwaarste niveau heeft betrekking op de belangrijke stedelijke elementen. Het lichtste, welstandsvrije niveau op delen van bedrijventerrein en terreinen die nauwelijks of geen relatie met het openbaar gebied hebben. De meeste gebieden kennen het gemiddelde niveau; een voldoende kwaliteit is hier de norm. Daarnaast kent de Welstandsnota uniforme ´loketcriteria´ voor een aantal veelvoorkomende bouwwerken.
Een algemeen onderwerp van welstandszorg is de waarborging van het kwaliteitsonderscheid tussen de hoofdstructuur enerzijds en de overige gebieden anderzijds: diversiteit voortkomend uit gegroeide lintbebouwing tegenover eenheid en samenhang in ontworpen (woon)buurten. Planologisch worden in de lintbebouwde hoofdstructuur meer mogelijkheden geboden dan daarbuiten. Dit wordt gelegitimeerd vanuit het grotere belang van die straten voor de stad en het individuele karakter van de bebouwing. Hierdoor zijn grote contrasten denkbaar tussen buurpanden. Welstandscriteria kunnen die niet geheel ondervangen. Daarom is ook in planologische zin afstemming tussen buurpanden noodzakelijk ten aanzien van bouwhoogte en bouwdiepte. Nadere eisen kunnen hierin voorzien, waarbij in bepaalde mate overgangszones kunnen worden afgedwongen boven 9 m hoogte en 12 m diepte. Deze overgangszones hebben tot doel om ruimtelijke conflicten in bestaande situaties te verzachten. De algemene doelstelling blijft om de stedelijke veranderings- en verdichtingsdynamiek mogelijk te houden.
Voor dit gebied is er een uitwerking van het welstandsbeleid gemaakt, die is vastgelegd in het Kwaliteitsplan Koolhoven Buiten. Behalve het ruimtelijk concept, het stedenbouwkundig DO en de inrichtingsprincipes van de openbare ruimte is in dit Kwaliteitsplan in hoofdstuk 5 ook de beeldkwaliteit van de archtitectuur uitgewerkt.
4.3 Archeologie En Cultuurhistorie
Er is in twee fasen archeologisch onderzoek uitgevoerd in het plangebied.
- in april 2004 is een archeologisch bureauonderzoek voor geheel Koolhoven uitgevoerd1;
- in de periode april tot en met november 2004 is nader vooronderzoek gedaan voor geheel Koolhoven2;
- In januari 2006 is een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd voor deelgebied Koolhoven Buiten3
Hieronder worden enkel de conclusies uit dit laatste onderzoek weergegeven. De volledige rapportage is een separate bijlage bij dit bestemmingsplan.
Conclusies
Uit het bureauonderzoek bleek dat het plangebied een middelhoge archeologische verwachting had voor het aantreffen van sporen van bewoning uit de periode laatpaleolithicum tot ijzertijd. Het bleek dat het zuidelijke deel van het plangebied en mogelijk ook het noordelijk deel ontgrond of vergraven was. De bodem in het uiterste oostelijke deel, dat tot voor kort bebost was, was naar verwachting nog redelijk intact.
Uit het veldonderzoek bleek dat het grootste deel van het plangebied inderdaad sterk verstoord en/of afgegraven was. Alleen in het uiterste oostelijke deel werden (redelijk) intacte bodemprofielen aangetroffen. In dit deel werd ook de enige archeologische indicator, een vuursteenafslag uit het paleolithicum, aangetroffen. Op basis van het uitgevoerd booronderzoek was het echter niet duidelijk of de vondst duidt op een archeologische vindplaats of dat zij door de rivier is afgezet.
Op basis van de resultaten van dit onderzoek wordt daarom geen vervolgonderzoek aanbevolen voor het deel van het deelgebied dat momenteel in gebruik is als golfterrein. Wel blijft bij bodemingrepen de Monumentenwet van kracht, die stelt dat archeologische vondsten of structuren binnen drie dagen aan de bevoegde instanties moeten worden gemeld.
In het uiterste oostelijke deel van het plangebied werd ter hoogte van de vindplaats van een vuurstenen artefact een vervolgonderzoek aanbevolen. Aangezien dit reeds afgegraven is en er geen sporen zijn aangetroffen is een vervolgonderzoek niet zinvol meer.
4.4 Volkshuisvesting
Het kunnen voorzien in de woonwensen van de Tilburgers vergt idealiter een zekere mix in woonmilieutypen met daarop afgestemde woningtypen. In die mix dient zo'n 40 % van de nieuwbouw -verdeeld over de gemeente- plaats te vinden in zogenaamde Groenstedelijk woonmilieu (zie: WoonVisie Tilburg, nota Wonen in Tilburg 2010). Koolhoven Buiten (voorheen: Koolhoven-Oost) is, met circa 550 woningen, op de korte termijn dé locatie waar in dit woonmilieu kan worden voorzien. Bij de herprogrammering van deze locatie is qua woningtypologieën meer specifiek op de hedendaagse vraag ingespeeld; kwaliteitsbevordering en vraaggerichtheid staan daarbij centraal.
Het voorgenomen programma voor Koolhoven Buiten is conform het voor deze locatie opgestelde woonprofiel: een eigentijdse woningtypologie, vrijwel volledig grondgebonden woningen mét buitenruimte, in een mix van prijsklassen, voornamelijk koop, met accent op middeldure woningen, alsmede ruime mogelijkheden voor (vormen van) particulier opdrachtgeverschap (de totale opgave voor heel Koolhoven is 15%).
Behalve (collectief) particulier opdrachtgeverschap & mede-opdrachtgeverschap richt dit projectinitiatief zich tevens op andere door de gemeente geduide woonkwaliteiten, zoals, aanpasbaar bouwen (i.c. alle woningen "bezoekbaar"), levensloopbestendige woningbouw (i.c. = 40 % v.d. nieuwbouwopgave), duurzaam / energiezuinig en sociaal veilig (i.c. Politiekeurmerk Veilig Wonen, woningen én woonomgeving) bouwen.
Bij brief van 5 februari 2010 zijn door de Provincie Noord-Brabant de in de subregio-Tilburg gemaakte kwantitatieve woningbouwafspraken bevestigd. Daarmee ligt vast dat Tilburg in de planperiode tot 2020 in totaal 9.100 woningen (= uitbreiding v.d. woningvoorraad) kan/mag bouwen ter voorziening in de gemeentelijke woningbehoefte. Met de ontwikkeling van de locatie Koolhoven Buiten (onderdeel van DE Wijk/Reeshof) wordt hieraan mede invulling gegeven.
4.5 Groen En Speelruimte
4.5.1 Bomennota Tilburg boomT
Bomen staan steeds meer onder druk van de stad. De verwachting is dat in de loop van de tijd steeds meer bomen of zelfs complete bomenstructuren kunnen uitvallen als gevolg van deze stedelijke druk. Dit beeld is onwenselijk. Bomen dienen juist een toegevoegde waarde aan stedelijke ontwikkelingen te bieden. Om er niet te laat achter te komen dat er teveel bomen op cruciale plekken voor stedelijke ontwikkelingen zijn gesneuveld en om een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand te behouden is het noodzakelijk om belangrijke zaken rondom bomen goed te regelen en vast te leggen. Om deze reden is de Boomwaardezoneringskaart (Bwz-kaart) opgesteld, die deel uitmaakt van de Bomennota Tilburg boomT. Deze kaart doet uitspraken over de huidige openbare bomen in het stedelijk gebied van de gemeente Tilburg. Op de Bwz-kaart worden de boomzones die belangrijk zijn voor de structuur van de stad weergegeven; zones met bomen met een hoofdwaarde, nevenwaarde, basiswaarde of stadsecologie. Voor deze zones zijn criteria opgesteld o.a. met betrekking tot het verlenen van omgevingsvergunningen, onderhoud en beheer en straatbeeld. Door middel van de Bwz-kaart wordt duidelijk waar er kansen liggen voor openbare bomen; bomen die op de Bwz-kaart staan krijgen extra bescherming, intensiever onderhoud/beheer, bescherming tegen kap, herplantplicht e.d.
Boomwaardezoneringskaart
Maatregelen in bestemmingsplan
De Bwz-kaart dient gebruikt te worden als basis bij alle nieuwbouw-, herontwikkelings- of herstructureringsplannen in de bestaande stad waar huidige openbare bomen mee gemoeid zijn. Bomen met een hoofdwaarde, bomen van de 1e categorie en monumentale bomen zijn op een bijlagekaart bij dit bestemmingsplan opgenomen. In de regels wordt verwezen naar deze kaart. Bomen met een hoofdwaarde en bomen van de 1e categorie zijn daarop weergegeven als "beeldbepalende boom". Monumentale bomen staan als zodanig aangegeven. De juridisch-planologische bescherming bestaat uit een bouwverbod en een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen een straal van respectievelijk 8 en 15 m vanuit het hart van de desbetreffende boom.
De buitenste bomen van het bestaande bosgebied zijn ingemeten en in de bijlage bij de regels zijn deze beeldbepalende bomen opgenomen. Op deze wijze wordt geregeld dat niet binnen 8 meter uit deze bomen wordt gebouwd.
4.5.2 Nota Groen
De Nota Groen, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 april 2010, vormt de herziening van de Groenstructuurplannen uit 1992 en 1998. Tilburg wil zich in de toekomst blijven profileren als een groene stad waar het goed wonen en werken is. Tilburg moet in 2020 een stad zijn waar zowel haar inwoners, bezoekers als bedrijven een aantrekkelijk groene woon- en werkomgeving hebben en waar de recreatieve omgeving wordt ervaren als een kwaliteit van de gemeente. Tilburg streeft er dan ook naar een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur duurzaam te ontwikkelen en deze veilig te stellen binnen de stedelijke context. Om dit te bereiken wil het gemeentebestuur de Tilburgers letterlijk en figuurlijk dichter bij groen brengen. Op hoofdlijnen betekent dit:
- 1. Inzet op buitenstedelijke groengebieden en het groene netwerk;
- 2. Het tot zijn recht laten komen van de verschillende karakters van het groen (klassiek-, recreatief- en natuurlijk groen);
- 3. Het versterken en behouden van het natuurlijk groen.
4.5.3 Kadernota Groene Mal
Bij verschillende nieuwe stedelijke ontwikkelingen ontstonden discussies tussen natuur- en milieuorganisaties, de landbouwsector en de gemeente Tilburg. Hierdoor traden onder andere vertragingen in de besluitvorming van plannen op. Verder was er sprake van onvoldoende duidelijkheid en begrip over wederzijdse standpunten en bestond er onzekerheid over het compenseren van aangetaste groene gebieden. Om hieraan een einde te maken is in 1997 een start gemaakt met het opstellen van de Kadernota Groene Mal. Deze nota is in gezamenlijkheid opgesteld door de gemeente Tilburg, de Stichting Brabantse Milieufederatie, de Stichting Het Noordbrabants Landschap, de Vereniging Natuurmonumenten, de Milieuwerkgroep WNM Tilburg, de Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie, de provincie Noord-Brabant en de waterschappen De Dongestroom en De Dommel. De nota heeft als doel een ruimtelijk kader vast te leggen: een robuuste en duurzame samenhangende ecologische structuur rondom de stad Tilburg en de kernen Berkel-Enschot en Udenhout, die sturing geeft aan (stedelijke) ruimtelijke ontwikkelingen, kortom een ´Groene Mal´. In de nota zijn afspraken over het behoud en de ontwikkeling van deze Groene Mal tot 2015 vastgelegd. De Groene Mal maakt verstedelijking mogelijk in balans met de groene omgeving waarbij zij voldoende robuust is om de indirecte gevolgen van verstedelijking, zoals recreatief medegebruik, op te kunnen vangen. Water speelt als ordenend principe een belangrijke rol binnen de Groene Mal.
Belangrijke delen van de Groene Mal behoren tot de provinciale Groene Hoofdstructuur (GHS), zoals die oorspronkelijk is vastgelegd in het Streekplan en vallen onder het beschermingsregiem van de GHS. De delen die buiten de GHS vallen genieten een andere bescherming. Daarvoor is afgesproken dat zij niet zullen verstedelijken, maar benut zullen worden voor de uitvoering van natuurontwikkeling en compensatie. Daarbij is aangegeven dat deze bescherming niet mag leiden tot extra beperkingen voor de landbouw. Naast bescherming op provinciaal niveau vindt op gemeentelijk niveau bescherming plaats door de Groene Mal op te nemen in bestemmingsplannen. Daarin worden de exacte grenzen aangegeven. In de regels worden de (on)gewenste ontwikkelingen beschreven. Het handhaven van niet-groene vigerende bestemmingen binnen de Groene Mal worden zo geïnterpreteerd dat ook andere bestemmingen die uit oogpunt van natuur en milieu kwalitatief vergelijkbaar zijn met deze vigerende bestemmingen mogelijk zijn.
De Kadernota Groene Mal is vastgesteld door de Raad. Onderdeel van de nota is een intentieovereenkomst, die is ondertekend door de gezamenlijke partners. Hiermee verklaren zij zich te houden aan afspraken over het behoud en de ontwikkeling van de Groene Mal tot 2015. Ondertekening leidt niet tot verlies van enige wettelijke bevoegdheid die de partners hebben.
De Groene Mal partijen hebben ingestemd met de in dit bestemmingsplan opgenomen begrenzing van de Dongezone.
4.5.4 Nota Ruimte voor Buitenspelen
Naar aanleiding van de ambities uit de Kadernota Jeugd en de behoefte aan algemene voorwaarden ten aanzien van richtlijnen voor de aanleg van speelplekken is de nota Ruimte voor Buitenspelen (2003) opgesteld. Doel van de nota is dat de jeugd als volwaardige medegebruikers van de openbare ruimte wordt geaccepteerd. Spelen is noodzakelijk voor de ontwikkeling van een kind. De nota geeft o.a. een analyse van de formele speelruimte in Tilburg weer. Algemene voorwaarden ten aanzien van speelruimte (veiligheid, bereikbaarheid, spreiding, ruimtegebruik, inrichting) en programmering van de spelenplannen en inrichtingseisen van speelruimte komen aan de orde. Een minimumnorm voor formele speelruimte wordt gesteld om voldoende speelruimte te kunnen garanderen. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen transformatiegebieden (> 50 woningen), nieuwbouw en bestaande bouw.
Transformatiegebieden
Er worden twee stappen doorlopen:
- 1. Per hectare uitgegeven gebied wordt 300 m2 van de ruimte gereserveerd voor formele speelruimte.
- 2. De huidige grondoppervlakte aan formele speelruimte per kind bedraagt voor Tilburg 7,2 m2. Naar aanleiding van het aantal kinderen woonachtig in het transformatiegebied wordt bepaald hoeveel formele speelruimte er in een wijk/buurt gerealiseerd dient te zijn.
Nieuwbouw
Bij nieuwbouwgebieden wordt uitgegaan van stap 1. De inrichting van de formele speelplekken wordt gedaan aan de hand van de actieradius voor speelplekken. In de toekomst zal dit wordt gedaan naar aanleiding van gegevens vanuit het woningbouwprogramma waarmee een schatting gemaakt zal kunnen worden van het aantal kinderen dat in de nieuwbouwwijk komt te wonen (dit wordt in het kader van de uitvoering van de nota Ruimte voor Buitenspelen uitgewerkt).
Bij nieuwe stedenbouwkundige plannen dient reeds bij de nota van uitgangspunten (programma van eisen) de speelruimtenormering - zoals hierboven beschreven - te worden meegenomen. Dit geldt zowel voor gemeentelijke als particuliere plannen. Op deze manier worden formele speelplekken al vroegtijdig in het ontwerpproces meegenomen.
4.6 Verkeer En Parkeren
4.6.1 Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (Mobiliteit in Balans)
Leefbaarheid en bereikbaarheid staan voorop in het Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (TVVP). Om zich verder te kunnen ontwikkelen moet de stad goed bereikbaar zijn per auto, fiets en openbaar vervoer. De planhorizon van het TVVP is 2015. De kern van de visie is dat de gemeente Tilburg als volgt wil omgaan met de mobiliteit:
Algemeen
- 1. De gemeente accepteert een groei van verkeer. Echter, de groei mag zich niet overal in dezelfde mate voordoen: groei van het autoverkeer wordt alleen geaccommodeerd op het hoofdnet, waar de verkeersfunctie voorop staat. In de tussenliggende verblijfsgebieden is wonen, werken en winkelen het belangrijkst en moet het verkeer zich daaraan aanpassen. Het gebruik van fiets en openbaar vervoer wordt blijvend gestimuleerd. Tevens dient er meer samenhang te komen tussen de verschillende vervoerswijzen.
- 2. Alle vervoerwijzen moeten een rol kunnen spelen om de groei van de mobiliteit op te vangen. In de stad moeten openbaar vervoer en fiets een belangrijke rol spelen. Deze rol spelen zij ook als schakel in een vervoersketen. Voorwaarde voor succesvol ketenvervoer is een goede samenhang tussen deze vervoerwijzen. De gemeente heeft voor de verschillende vervoerwijzen hoofdnetten vastgesteld, waar een verdere groei van verkeer kan worden opgevangen (hoofdnet auto, hoofdnet openbaar vervoer, hoofdnet fiets, hoofdnet goederenvervoer). Op deze hoofdnetten wordt een goede doorstroming bevorderd. Tevens stelt de gemeente een basisprioriteit vast voor situaties waar de hoofdnetten elkaar kruisen. Voor deze hoofdnetten blijven duidelijke kaders gelden vanuit leefbaarheid en veiligheid.
Autoverkeer - 3. Bij de vormgeving van het hoofdnet autoverkeer is het principe 'van binnen naar buiten' leidend. Daarbij worden in de stad drie verkeersringen onderscheiden: de Cityring om de binnenstad, de ringbanen en tangenten/rijkswegen. Verkeer dat niet thuishoort op (delen van) een ring wordt gestuurd naar een ring van hogere orde.
- 4. Voor de ringbanen wordt een studie naar een aangepaste regelstrategie (herwaardering) uitgevoerd. Deze studie naar een betere benutting moet leiden tot uitvoering van maatregelen die de doorstroming op de ringbanen en invalswegen verbetert. Dynamisch verkeersmanagement is een mogelijk in te zetten instrument.
Parkeren - 5. Bij vestiging van nieuwe functies en intensivering van bestaande functies worden de parkeernormen gehanteerd zoals omschreven in de notitie Parkeernormen Tilburg 2003, die in 2007 is aangepast ten aanzien van de parkeernormering voor woningen.
- 6. Het vergunningparkeren wordt uitgebreid naar gebieden in de Oude stad en rond wijkwinkelcentra waar de parkeerdruk hoog is en als gevolg daarvan een draagvlak bestaat voor invoering van parkeervergunningen. Bewoners betalen een beperkt bedrag voor een vergunning.
Goederenvervoer - 7. Tot 2015 groeit het goederenvervoer sterk. Tilburg heeft de ambitie om de regionale functie in overslag en logistiek verder uit te bouwen. Hierbij wordt ernaar gestreefd dat het goederenvervoer het stedelijk wegennet zo beperkt mogelijk belast. De tangenten zullen zo aantrekkelijk moeten zijn ten opzichte van de ringbanen dat het goederenvervoer vanzelf voor deze route kiest. Goederenvervoer over de weg met een herkomst of bestemming in de regio Tilburg moet waar mogelijk worden afgewikkeld om de stad Tilburg heen. De huidige overslagvoorzieningen zijn gevestigd op bedrijventerrein Loven. Daarnaast maakt een aantal bedrijven gelegen aan het Wilhelminakanaal rechtstreeks gebruik van vervoer over water. Tilburg streeft ernaar om de beschikbare multimodale voorzieningen te behouden en bij toenemende vraag verder uit te bouwen. De gemeente ontwikkelt hiertoe een hoofdnet goederenvervoer waarmee een goede uitwisseling tussen vervoerwijzen mogelijk wordt.
Mobiliteitsmanagement - 8. Om de automobiliteit te beperken probeert de gemeente Tilburg de vraag te beïnvloeden. Hierbij moet gedacht worden aan het verbeteren van het openbaar vervoer en fietsvoorzieningen en het vergroten van overstapmogelijkheden tussen vervoerwijzen. Daarnaast wordt aan vraagbeïnvloeding gedaan door het autoverkeer te reguleren via het doorrekenen van kosten of het opleggen van restricties (bijv. parkeerbeleid). Naast de inzet van de gemeente kunnen vooral bedrijven het nodige doen om de vervoerwijzekeuze voor hun medewerkers en/of bezoekers te beïnvloeden. Dit begint al bij de locatiekeuze van een bedrijf. De gemeente stimuleert de aandacht voor vervoermanagement. Via de wet worden eisen gesteld aan milieuprestaties door bedrijven, onder meer op het vlak van vervoer. De gemeente handhaaft door te controleren op de gestelde eisen. De gemeente stimuleert, faciliteert en handhaaft de uitvoering van vervoermanagement ten aanzien van bedrijven met een grote vervoersstroom, bedrijven in de oude stad (binnen- en aan de ringbanen) en bedrijven op nieuwe bedrijventerreinen.
Hoofdstuk 5 Milieuaspecten
5.1 Inleiding
Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan. Hierbij is gedeeltelijk gebruik gemaakt van de informatie en onderzoeken die voor het onderliggende bestemmingsplan "Koolhoven Buiten" zijn gebruikt.
5.2 Milieuhinder Bedrijven
Bij het opstellen van het geldende bestemmingsplan "DE Wijk" is een inventarisatie gemaakt van de bedrijven in de omgeving van het plangebied die mogelijke invloed kunnen hebben op de ontwikkelingen binnen het gebied. Toen is geconstateerd dat er buiten het plangebied, althans buiten de te ontwikkelen woongebieden, geen bedrijven aanwezig zijn die een belemmering voor de ontwikkelingen opleveren. Voor het onderhavige bestemmingsplan is het meest nabijgelegen bedrijf een manege (aan de Bredaseweg). Deze manege ligt op voldoende afstand van het te ontwikkelen woongebied. Voor het bedrijf moet een afstand van ongeveer 100 meter van het emissiepunt tot de nieuw te bouwen woningen in acht worden genomen. De geprojecteerde woningen in het bestemmingsplan liggen op meer dan voldoende afstand.
Uitbreiding School
Binnen dit bestemmingsplan wordt ook een uitbreiding van de school mogelijk gemaakt. Volgens het boekje Bedrijven en Milieuzonering (VNG) geldt voor een school ten opzichte van woningen een richtafstand van 30 meter. Van deze afstand kangemotiveerd worden afgeweken. Omdat er woningen binnen 30 meter van de school zijn geprojecteerd is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat bij de uitbreiding van de school en kinderopvang er geen problemen te verwachten zijn zowel ten aanzien van het aspect milieu als ten aanzien van de ruimtelijke ordening.
5.3 Externe Veiligheid
5.3.1 Inleiding
Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's die mensen lopen ten gevolge van mogelijke ongelukken met gevaarlijke stoffen bij bedrijven en transportverbindingen (wegen, spoorwegen en waterwegen) en buisleidingen. Omdat de gevolgen van een ongeluk met gevaarlijke stoffen groot kunnen zijn, zijn de aanvaardbare risico's vastgelegd in diverse besluiten en regelingen. De belangrijkste zijn:
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 2004 (sindsdien enkele keren aangepast);
Circulaire " Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen" (cRvgs), dec 2009;
Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), 1 januari 2011;
Binnen de beleidskaders voor deze drie typen risicobronnen staan altijd twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.
5.3.2 Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico is de kans dat iemand die zich op een bepaalde plaats bevindt, komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven door een lijn op een kaart die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt (zogeheten risicocontour). Het rijk heeft als maatgevende risicocontour de kans op overlijden van 10-6 per jaar gegeven (indien een persoon zich gedurende een jaar binnen deze contour bevindt is de kans op overlijden groter dan één op een miljoen jaar). Het plaatsgebonden risico 10-6 is voor ruimtelijke objecten en bestemmingen vertaald naar grenswaarden en richtwaarden.
De wetgeving is erop gericht om voor bestaande situaties geen personen in kwetsbare objecten (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen en grote kantoren) en zo min mogelijk personen in beperkt kwetsbare objecten (zoals kleine kantoren en sportcomplexen) bloot te stellen aan een plaatsgebonden risico dat hoger is dan 10-6 per jaar.
Nieuwe ontwikkelingen van kwetsbare objecten binnen de risicocontour van 10-6 per jaar zijn niet toegestaan. Nieuwe ontwikkelingen van beperkt kwetsbare objecten zijn ongewenst, maar wel toegestaan indien gemotiveerd kan worden waarom dit noodzakelijk is. Daarnaast dient aangetoond te worden dat afdoende maatregelen worden genomen om de risico's en de gevolgen van een eventueel ongeval te beperken.
5.3.3 Groepsrisico
Het groepsrisico is een maat voor de kans dat een bepaald aantal mensen overlijdt als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De hoogte van het groepsrisico hangt af van:
- de kans op een ongeval;
- het effect van het ongeval;
- het aantal personen dat in de omgeving van de bron (inrichting of transportroute) verblijft;
- de mate waarin de personen in de omgeving beschermd zijn tegen de gevolgen van een ongeluk.
Het groepsrisico kan worden weergegeven in een grafiek met op de horizontale as het aantal dodelijke slachtoffers en op de verticale as de kans per jaar op tenminste dat aantal slachtoffers. Het groepsrisico wordt bepaald binnen het zogenaamde invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Hoe meer personen per hectare in het invloedsgebied aanwezig zijn, hoe groter het aantal (potentiële) slachtoffers is, en hoe hoger het groepsrisico.
Bij het opstellen van een bestemmingsplan, waarvan het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van een risicobron, geldt een verantwoordingsplicht.
5.3.4 Inrichtingen
In het voorliggende plan zijn risicovolle bedrijven en opslagvoorzieningen binnen het plangebied uitgesloten. Buiten het plangebied zijn geen bedrijven of opslagvoorzieningen aanwezig met een risicocontour die van invloed is op het plangebied.
5.3.5 Buisleidingen
Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van buisleidingen binnen of rondom het plangebied.
5.3.6 Transport van gevaarlijke stoffen
Het niet-leidinggebonden transport van gevaarlijke stoffen in Tilburg vindt plaats over de weg, per spoor en over het Wilhelminakanaal.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg
Door de gemeente Tilburg worden over verschillende wegen gevaarlijke stoffen vervoerd. Uit de Inventarisatie vervoer gevaarlijke stoffen, die is opgesteld door Royal Haskoning in april 2008, blijkt dat op dit deel van de Bredaseweg geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Dit wegvak is daarmee niet relevant voor dit plangebied.
Vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor
Door de gemeente Tilburg loopt de spoorlijn Breda - Tilburg - Eindhoven/´s-Hertogenbosch. Hierover worden o.a. brandbare gassen en brandbare vloeistoffen vervoerd.
In de beleidsvisie externe veiligheid is vastgelegd dat, tot het moment dat het Basisnet spoor in wetgeving is vastgelegd, uitgegaan zal worden van de uitgangspunten zoals deze verwoord zijn in het beleidsdocument Koersen op veilig. Dit betekent dat tot, het van kracht worden van het Basisnet, geen objecten mogen worden opgericht binnen 29 m van het hart van de buitenste spoorlijn. Het bestemmingsplan maakt geen (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk binnen deze afstandsmaat.
Ten aanzien van het groepsrisico geldt dat hier sprake is van een initiatief binnen 300 meter van de spoorlijn. Door de ontwikkeling is sprake van een toename van het groepsrisico en is een verantwoording voor dit bestemmingsplan opgesteld.
5.3.7 Restrisico en conclusies
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de spoorlijn Tilburg - Breda. Personen in het plangebied worden aan een externe veiligheidsrisico blootgesteld, ook na maatregelen.
Vanwege de ligging van het bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van deze risicobronnen is de verantwoordingsplicht ingevuld, zie bijlage. Hierin zijn de volgende conclusies getrokken:
- Het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van de spoorlijn Tilburg - Breda (onderdeel Brabantroute). Uit de uitgevoerde groepsrisicoberekening blijkt een toename van het groepsrisico.
- Ruimtelijke maatregelen zoals aanpassing van het stedenbouwkundig plan door het leggen van woonbestemmingen verder van het spoor zijn in het plan niet overwogen vanwege de ruimtelijke en landschappelijke belangen.
- De bereikbaarheid van de spoorlijn aan de zuidzijde is voor hulpdiensten beperkt. Om hierin enigszins te kunnen voorzien zijn twee opstelplaatsen in de regels van het bestemmingsplan opgenomen en de Nortonputten vastgelegd in de overeenkomst met de initiatiefnemer, waardoor in voldoende mate in de bluswatervoorzieningen is voorzien aan de zuidzijde van de spoorlijn.
- Aan de noordzijde van de spoorlijn kent de beschikbaarheid van bluswater met name beperkingen langs de Dalemdreef, de bereikbaarheid is ter hoogte van het Odoornpad niet optimaal vanwege de afstand en de geluidswal.
- De zorgnorm voor aanrijdtijden door de brandweer wordt niet gehaald en zelfs fors overschreden, ook na het oostelijk doortrekken van de Koolhovenlaan.
- Ontsluitingswegen zijn op de plankaart slechts ten dele opgenomen met een aanduiding (verkeer), waardoor deels onduidelijk is hoe de bereikbaarheid en vluchtroutes eruit gaan zien. Uit de stedenbouwkundige verkaveling blijkt dat er slechts een beperkt knelpunt is.
- Er zijn 3 fietspaden opgenomen in het ruimtelijk plan, 1 in de noordoosthoek richting de Reeshofweg, 1 in noordwestelijk deel en 1 in zuidwestelijk deel richting beide aansluitend op de Vreeswijkstraat. Deze worden toegankelijk voor de brandweer. Hierdoor wordt de ontsluiting verbeterd.
- Voor het noordelijke deel van het plangebied geldt dat de clusters maar via één weg te ontvluchten zijn. Dit kan ertoe lijden dat de woonclusters mogelijk niet (goed) te ontvluchten zijn bij een calamiteit.
- Voor het zuidelijke deel van het plangebied geldt dat in de zuidelijke richting geen vluchtmogelijkheden aanwezig zijn (voor gemotoriseerd verkeer). Dit is een ongewenste veiligheidssituatie, bij een calamiteit moet eerst naar de risicobron toe gevlucht worden.Te voet is in zuidelijke richting door middel van een vlonderpad en een bestaand bospad door de Dongezone de Bredaseweg te bereiken. Hoewel deze vluchtroute wellicht niet optimaal is, is er wel een vluchtmogelijkheid aanwezig in een directe lijn tot de Bredaseweg. Voor fietsers zal in de zuidoostelijke hoek van Koolhoven West een fietsverbinding naar de Bredaseweg komen, bereikbaar via het fietspad op de grens van Koolhoven West en Koolhoven Buiten. Dat is weliswaar niet in het plangebied maar toch in de onmiddellijke nabijheid.
- Er is geen gescheiden toegang voor hulpdiensten, waardoor de mogelijkheid ontstaat dat de hulpdiensten door vluchtende mensen hun doel niet kunnen bereiken.
- De personen binnen het plangebied hebben grotendeels een normale mobiliteit, behalve de personen in de school inclusief kinderdagopvang.
- De maatregelen ter optimalisatie van de schuilmogelijkheden in de gebouwen tegen de effecten van toxische calamiteiten worden aan de initiatiefnemer meegegeven.
Het gemeentebestuur is zich bewust van de beperkte toename van het groepsrisico en acht deze toename aanvaardbaar.
5.4 Bodem
Voor geheel Koolhoven heeft een verkennend en nader bodemonderzoek plaatsgevonden. Van beide onderzoek worden hieronder de conclusies weergegeven.
Conclusies
Op basis van de onderzoeksresultaten van het verkennende bodemonderzoek kan niet met voldoende zekerheid worden gesteld dat de kwaliteit van de bodem op de onderzoekslocatie geen belemmering vormt voor de bouwplannen op de locatie. Om vast te stellen of er sprake is van een ernstige verontreiniging als genoemd in de Wet Bodembescherming zijn tijdens het nader onderzoek 21 aparte monsters geanalyseerd op arseen.
Op basis van de resultaten van het nader onderzoek kan geconcludeerd worden dat het volumecriterium niet wordt overschreden. Dit betekent dat er geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging in de zin van de Wet Bodembescherming. Saneringsmaatregelen zijn dan ook niet noodzakelijk.
5.5 Duurzaamheid
Met het oog op de belevingswaarde, gebruikswaarde en toekomstwaarde van het plangebied wordt veel aandacht besteed aan het kwalitatief programma. Duurzaam bouwen verhoogt de gebruikswaarde (functioneel), belevingswaarde (vorm) en de toekomst (tijd) voor de bebouwde omgeving. Duurzaam bouwen is in dit geval te onderscheiden in stedenbouwkundig (woonkwaliteit) en bouwkundig duurzaam bouwen.
Stedenbouwkundig duurzaam (woonkwaliteit) komt tot uitdrukking in de ruimtelijke opzet van het stedenbouwkundig plan voor het gebied en valt daarmee binnen de brede interpretatie van de duurzaamheids-doelstelling. Belangrijke woonkwaliteitsthema's zijn onder meer: flexibel/aanpasbaar bouwen en (sociale)veiligheid. Daarnaast is een duurzame stedenbouwkundige structuur en architectonische kwaliteit een belangrijk aandachtspunt. Voor het behouden van de stedenbouwkundige structuur en een architectonische kwaliteit is in een later stadium een gebiedsspecifiek welstandsbeleid gewenst.
Flexibiliteit en aanpasbaarheid
Ten aanzien van de flexibiliteit en de aanpasbaarheid is het wenselijk een breder scala aan woningtypen te realiseren dan enkel de traditionele eengezinswoning. De voorkeur gaat uit naar typen die op verschillende manieren en door verschillende doelgroepen kunnen worden bewoond. Flexibiliteit draagt positief bij aan de (fysieke en maatschappelijke) duurzaamheid van de gebouwde omgeving. De stedenbouwkundige opzet van DE Wijk voorziet in een zo gedifferentieerd mogelijk woonmilieu. Uitgangspunt is dat het bouwen gericht moet zijn op het realiseren van verschillende woningtypen voor verschillende doelgroepen en op (de mogelijkheid tot) het aanpassen en voortdurend wijzigende leef- en woonomstandigheden.
Sociale veiligheid
Naast een toegankelijke en aanpasbare woonomgeving zal de woonomgeving vooral ook (sociaal) veilig in het gebruik moeten zijn. De factoren die kunnen bijdragen aan (het gevoel van) meer veiligheid zijn: informeel toezicht op de openbare ruimte, persoonlijke controle over de ("eigen") omgeving en het imago van het gebied. Toegespitst op het plangebied betekent dit, dat door inrichting en beheer van de openbare ruimte een goede sociale controle mogelijk dient te zijn.
Bouwkundig duurzaam bouwen
Duurzaamheid van het bouwen en wonen wordt geconcretiseerd aan de hand van verschillende thema's zoals: gebruik van duurzame materialen, spaarzaam omgaan met water, energiezuinig bouwen in relatie tot benutting van passieve- en actieve zonne-energie en benutting van stadsverwarming.
Energie-'misbruik' wordt voorkomen door in het plan te zorgen voor een goede zonoriëntatie van de woningen, zodat optimaal gebruik kan worden gemaakt van (passieve) zonne-energie. Bij de woningen die op de perceelsgrens worden gebouwd dient goed op gelet te worden dat de zuidgevel beschikbaar blijft voor raamopeningen. Door goede zonering, compartimentering, aan(een)bouwen en goede isolatie kan de niet-compacte bouwvorm redelijk gecompenseerd worden.
5.6 Geluid
Geluid beïnvloedt in belangrijke mate de kwaliteit van de leefomgeving. De spoorlijn Tilburg – Breda en de Bredaseweg zijn gelegen in de nabije omgeving van het plangebied. De Koolhovenlaan is in het plangebied zelf gelegen. De invloed van deze bronnen zijn beoordeeld in een akoestisch onderzoek voor Koolhoven Buiten. De conclusies van het gehouden onderzoek zijn hieronder weergegeven, de volledige rapportage is een separate bijlage bij dit bestemmingsplan.
Normstelling weg en railverkeerslawaai
Voor woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen geldt een maximaal toelaatbare geluidbelasting voor nieuwe situaties van 48 dB als gevolg van wegverkeerslawaai. Onder nieuwe situaties wordt verstaan de aanleg van een nieuwe (spoor)weg en/of de realisatie van nieuwe geluidgevoelige objecten binnen de zone van een bestaande weg of spoorweg.
Als gevolg van railverkeerslawaai geldt voor woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen een maximaal toelaatbare geluidbelasting voor nieuwe situaties van 55 dB. Onder nieuwe situaties wordt verstaan de aanleg van een nieuwe spoorlijn of de realisatie van nieuwe geluidgevoelige objecten binnen de zone van een bestaande spoorlijn. Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan kan het college van B&W van de gemeente Tilburg een 'hogere waarde' verlenen. Dit houdt in dat B&W onder voorwaarden een hogere geluidbelasting op het bouwplan toestaat. Voor een binnenstedelijk gebied is de maximale ontheffingswaarde 63 voor wegverkeerslawaai. De maximale ontheffingswaarde voor railverkeerslawaai bedraagt 68 dB.
Voor nieuwe situaties geldt een maximale binnenwaarde van 33 dB met geopende ventilatievoorzieningen voor wegverkeer en een maximale binnenwaarde van 35 dB voor railverkeer.
Geen gebruik van dove gevels
Uit het onderzoek blijkt dat voor een aantal gevels in de bouwblokken A en B de voorkeursgrenswaarde van 55 dB ten gevolge van het railverkeer wordt overschreden. Ten gevolge van het wegverkeer wordt (omdat tijdens de verbreding van de Bredaseweg deze uitgevoerd wordt met stil asfalt) de voorkeursgrenswaarde niet overschreden.
In tegenstelling tot wat in de akoestische rapportage is aangegeven wordt er in dit geval niet gekozen voor het toepassen van geluiddove gevels. Geluiddove gevels beperken over het algemeen de woonkwaliteit en leggen een dwingende randvoorwaarde op aan de woningplattegrond.
Op een groot deel van de gevels bedraagt de geluidbelasting tussen de 56 en 58 dB. Het gebied kan niet meer getypeerd worden als een uitleggebied omdat de overige gebieden in DE Wijk al uitgewerkt zijn. Daarom zal een hogere waarde voor een beperkt aantal gevels in de woonblokken A en B worden verleend.
Er zal een hogere waarde worden verleend voor de volgende bouwblokken, ter verduidelijking is de gehanteerde benaming van de blokken bijgevoegd bij de beschikking hogere waard zie bijlage bij de regels: Beschikking hogere waarde.
Waarneempunt Woonblok | Waarneemhoogte in m | Geluidbelasting |
A.1 | 7,5 | 66 dB |
A.2 | 7,5 | 62 dB |
A.3 | 7,5 | 57 dB |
B.1 | 7,5 | 60 dB |
B.2 | 7,5 | 56 dB |
B.3 | 7,5 | 59 dB |
De hogere waarde is per bouwblok onder voorwaarden verleend.
Deze voorwaarden zijn dat per wooneenheid minimaal één geluidluwe zijde aanwezig is. Aan deze zijde dient minimaal, één verblijfsruimte, bij voorkeur de hoofdslaapkamer te zijn gesitueerd. De buitenruimte (bij grondgebonden woningen de tuin) dient ook aan deze zijde te liggen.
5.7 Lucht
In het vorige bestemmingsplan was onderstaande tekst opgenomen.
"Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Deze Wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Sinds 15 november 2007 staan de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Hiermee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 vervallen. Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer, onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:
- er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde
- een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit
- een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging
- een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen
Vóór de inwerkingtreding van de Wet Luchtkwaliteit is er een luchtkwaliteitonderzoek uitgevoerd ten behoeve van het bestemmingsplan Koolhoven Buiten. Het toetsingskader van de Wet Luchtkwaliteit is echter nagenoeg gelijk gebleven aan het toetsingskader Besluit Luchtkwaliteit waardoor een nieuw onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht. Hieronder worden conclusies van het onderzoek weergegeven.
Conclusies
Uit de berekeningen is gebleken dat in de situatie waarin naast 'Koolhoven West' ook 'Koolhoven Buiten' wordt gerealiseerd voor de parameter fijn stof (PM10) langs de beschouwde wegen binnen en rondom het plangebied, geen overschrijdingen van de grenswaarden zullen optreden."
Deze conclusie die getrokken zijn m.b.t. het vorige plan is nog steeds valide. De normen zijn hetzelfde gebleven, de emissieniveau's zijn veranderd doch leiden zeker niet tot een slechtere situatie.
5.8 Natuur En Ecologie
Begrenzing ecologische en groene hoofdstructuur.
Door Ecologisch Adviesbureau Cools is het rapport Toetsing en begrenzing ecologische en Groene Hoofdstructuur binnen het plangebied Koolhoven - Buiten te Tilburg (mei 2010) opgesteld.
Door het adviesbureau wordt het volgende voorstel gedaan:
"Naast de 4,7 hectare bestaande EHS/GHS-natuur wordt uitgegaan van de ontwikkeling van 7,9 hectare natuur die begrensd zal worden als EHS/GHS-natuur subzone Overig bos- en natuurgebied. In het voorstel zijn tevens de hectare opgenomen die gecompenseerd moeten worden doordat de bestaande EHS/GHS wordt aangetast door woningbouw direct tegen de bosrand in het noordoosten van het plangebied en de aanleg van wegen. In totaal betreft het 3,1 hectare die wordt gecompenseerd binnen het Dongedal.
De bestaande en nieuwe EHS/GHS is weergegeven op kaart 3 in de bijlage 1. Op deze kaart zijn ook de delen binnen het plangebied aangegeven die naast de bestaande en nieuwe EHS/GHS zullen worden bestemd als natuur en/of bos. In totaal betreft het circa 14 hectare buiten de bestaande en nieuwe EHS/GHS, waarbij de kanttekening dient te worden geplaatst dat bepaalde delen mogelijk nog een andere bestemming kunnen krijgen, zoals het speelbos in het westen van het plangebied."
Compensatie
Op basis van het bestemmingsplan DE Wijk (vastgesteld 21 juni 1999) dient in het plangebied van DE Wijk nog 1,4 hectare natuur gecompenseerd te worden vanwege de aantasting van de gebieden De Gaas en de Oude Draaiboom door aanleg van de Koolhovenlaan. (zie blz 43 tot en met 46 van het bestemmingsplan DE Wijk). Deze 1,4 hectare is begrepen in de bovengenoemde 3.1 hectaren.
Hoofdstuk 6 Wateraspecten
Dit hoofdstuk geeft weer hoe wateraspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.
6.1 Inleiding
GEM Koolhoven CV is voornemens het plangebied Koolhoven Buiten te ontwikkelen. In 2004 is reeds een waterhuishoudings- en rioleringsplan opgesteld voor Koolhoven te Tilburg door Oranjewoud. In 2010 is besloten het plan te herontwikkelen waardoor een nieuw bestemmingsplan met bijbehorende waterparagraaf benodigd is. Ten behoeve van dit bestemmingsplan wordt het watertoetsproces doorlopen waarbij al in het voortraject het waterschap en gemeente bij de planvorming is betrokken.
In opdracht van GEM Koolhoven CV heeft Civil Support voor het plangebied Koolhoven Buiten onderliggende waterparagraaf opgesteld. Hierbij zijn de randvoorwaarden en uitgangspunten uit de eerdere rapporten van Oranjewoud verwerkt en waar nodig aangepast. De belangrijkste aspecten ten aanzien van het huidige en toekomstige waterbeheer zijn in deze waterparagraaf beschreven
Het waterschap stemt in me deze waterparagraaf, zoals blijkt van hun mail van 1 augustus 2012.
6.2 Gebiedskenmerken
6.2.1 Ligging en hoogte
Het plangebied Koolhoven Buiten is gelegen in het westen van Tilburg en maakt onderdeel uit van de Reeshof. In onderstaande afbeelding is de het plangebied weergegeven. Het gebied wordt ten noorden begrensd door de spoorlijn Tilburg-Breda en ten zuiden door de Bredaseweg. Ten oosten van het plangebied wordt is een bosrand met daarnaast de Reehofweg de grens en ten westen is de reeds ontwikkelde wijk Koolhoven-west de grens. Het plangebied wordt in twee delen verdeeld door watergang de Donge welke van zuid naar noord door het midden van het plangebied stroomt.
Het plangebied bestaat voor een deel uit braakliggend terrein (fase 1) en wordt momenteel voor een deel gebruikt als golfbaan (fase 2). De ontwikkeling van Koolhoven West is nagenoeg afgerond en in fase 1 is reeds een basisschool gebouwd. Een aantal jaren geleden is rondom deze school een verlaging aangebracht ter compensatie van een deel van het bergingstekort in de wijk Koolhoven west. In het plan van Koolhoven Buiten is deze compensatie opgenomen.
Het gebied is totaal circa 40 ha groot. De hoogte varieert van ca. 9,50+NAP nabij de Bredaseweg tot ca. 8,00-8,25+NAP aan de noordzijde van het plangebied. Ter plaatsen van waterloop de Donge ligt het maaiveld nog iets lager dan op enige afstand ervan.
6.2.2 Bodemopbouw
Om de geohydrologisch situatie in beeld te brengen is een het Bodemkundig / hydrologisch onderzoek "Koolhoven", Arcadis, december 1996 gedaan. In 2007 heeft Oranjewoud een controleonderzoek gedaan voor de planvorming, maar de onderzoeksresultaten zijn niet gehanteerd voor de afwegingen.
De bodem bestaat voor het overgrote deel uit zeer fijn, matig siltig zand. Het zand is plaatselijk zwak grindhoudend. Op sommige plaatsen worden wel storende lagen aangetroffen maar deze vormen geen aaneengesloten laag. Tijdens verkennend bodemonderzoek zijn geen verontreinigingen aangetroffen welke een belemmering zijn voor het beoogd gebruik, ontgronding en/of ontwikkeling.
De doorlatendheid van de bodem is overwegend goed, dit blijkt ook uit het functioneren van de huidige retentievoorziening die is gerealiseerd in fase 1. Daar waar storende lagen aanwezig zijn zal de doorlatendheid minder zijn, echter nog altijd voldoende om hemelwater te kunnen infiltreren.
6.2.3 Grondwater
De grondwaterstanden zijn in verschillende veldonderzoeken gemeten t.b.v. bovengenoemde onderzoeken. Hieruit is te concluderen dat de grondwaterstand zich bevindt tussen 6,80+NAP en 7,90+NAP met een gemiddelde grondwaterstand van 7,40+NAP. Bij de gemiddeld hoogste grondwaterstand is de ontwateringsdiepte overwegend groter dan 1,00 meter.
Het grondwater is licht verontreinigd met zware metalen, zoals ook in de omgeving vaker voor komt. Deze verhoogde waarden zijn in het verleden veroorzaakt door de Brabantse industrieën.
6.2.4 Oppervlaktewater
Het plangebied watert momenteel af op de aanwezige waterloop de Donge welke centraal in het plangebied is gelegen. Deze waterloop stroomt van zuid naar noord en valt onder het beheer van waterschap de BrabantsebDelta. Er is een stuw aanwezig in de waterloop nabij de Bredaseweg welke het achterliggende waterpeil reguleert.
Middels een duiker gaat de waterloop aan de noordzijde onder het spoor door en loopt dan verder in een natuurlijke zone richting het Wilhelminakanaal. Ter plaatsen van de duiker onder het spoor voegt zich ook de Zwaantjesloop toe aan de Donge. De Zwaantjesloop is een watergang die evenwijdig aan de spoorbaan langs Koolhoven west en Koolhoven Buiten fase 1 is gelegen. De stuwpeilen voor de Donge en Zwaantjesloop zoals door het waterschap gehanteerd zijn zomerpeil 7,75 m+NAP en in de winter 7,55 m+NAP.
In het plan is een brug geprojecteerd over de Donge. Bij het ontwerp in het waterhuishoudingplan dient er rekening gehouden te worden met de randvoorwaarden voor doorstroming, ecologie en beheer en onderhoud.
6.2.5 Riolering
In het plangebied is alleen riolering van de reeds gerealiseerde basisschool en riolering voor het huidige golfcentrum aanwezig. De riolering van de basisschool zal bij de ontwikkeling van fase 1 worden aangesloten op de nieuwe riolering.
Het golfcentrum (gelegen in fase 2) komt straks te vervallen, de bestaande riolering die daar dan aanwezig is zal worden verwijderd.
6.3 Beleid En Uitgangspunten
6.3.1 Beleidskader watertoets
De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat er in tegenstelling tot vroeger, meer rekening gehouden moet worden met water. Het huidige beleid van het rijk, de provincie, de waterbeheerder en de gemeente is gericht op een duurzamer waterbeheer. Het Rijk heeft met het Kabinetsstandpunt Anders omgaan met Water, Waterbeleid 21ste eeuw (2000) het advies van de Commissie Waterbeheer 21ste eeuw omarmd. Het waterbeheer moet veranderen om Nederland in de toekomst, wat water betreft, veilig, leefbaar en aantrekkelijk te houden. Belangrijk in de nieuwe aanpak is het realiseren van veerkrachtige watersystemen die weer de ruimte krijgen, het niet afwentelen van knelpunten in tijd of plaats, de drietrapsstrategie 'vasthouden, bergen, afvoeren', en het reserveren van de ruimte die nodig is voor de wateropgave.
In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) hebben rijk, provincies, waterschappen en gemeenten afgesproken het beleid van WB21 en de KRW uit te voeren. Het NBW houdt simpel gezegd in dat de watersystemen in 2015 op orde moeten zijn wat betreft waterkwantiteit (WB21), -kwaliteit en ecologie (KRW).
Wat het regionale beleid betreft, beheert Rijkswaterstaat het Wilhelminakanaal, de provincie de grondwatervoorraden en de waterschappen het oppervlaktewater. Het Provinciale Waterplan 2010 - 2015 beschrijft het strategische waterbeleid. De uitvoering van de Europese KRW-doelstellingen is daarin opgenomen. Parallel aan het provinciale beleid, zoeken de waterpartners samen met de betrokken landbouw-, natuur- en andere organisaties samen naar passende oplossingen om deze KRW-doelstellingen te realiseren.
De zogenaamde Europese kaderrichtlijn (2000/60/EG) heeft voorrang boven alle nationale wetten en beleid. De uitvoering daarvan leidt tot aangewezen wateren ecologisch in orde. Het waterschap en de gemeente hebben een voorkeursvariant voor de gemeentelijke maatregelen. Deze maatregelen zijn input voor het stroomgebiedsbeheerplan.
Het waterschap de Brabantse Delta heeft het Waterbeheerplan Brabantse Delta 2010 - 2015 vastgesteld, in dezelfde periode als het Nationale Waterplan 2010 - 2015 en het bovengenoemde Provinciale Waterplan 2010 - 2015. De visie van Brabantse Delta steunt op vier pijlers: dynamische samenleving, verantwoord en duurzaam, inhaalslag beheer en onderhoud en effectief samenwerken. Naast dit beheerplan beschikt het waterschap over verschillende beleidsregels en een verordening “de Keur waterschap Brabantse Delta” (datum intrede 9 december 2009), welke van belang is voor eventuele ontwikkelingen.
Het waterbeleid van de gemeente Tilburg is vastgelegd in de Structuurvisie Water en Riolering (SWR), met daarin opgenomen het GRP voor de periode 2010 - 2015, met een visie voor de komende 30 jaar. Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. De SWR vervangt het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002) en het Gemeentelijk Rioleringsplan (2005-2009), en werkt de nieuwe wet- en regelgeving uit, voornamelijk wat de nieuwe zorgplichten betreft voor het regen- en grondwater, en het actuele rijks-, het provinciale en het regionale beleid.
De visie hanteert de in het Waterplan (1997) vastgestelde algemene doelstellingen voor de lange termijn, gebaseerd op de duurzaamheidgedachte:
- Streven naar een duurzaam en veerkrachtig watersysteem;
- Optimalisatie van de waterketen; zuinig en efficiënt gebruik van water;
- Vergroten van de belevings-, ecologische, economische en recreatieve waarde van water.
Deze visie is samengesteld op basis van bijdragen van burgers, gemeenteraad, en betrokken waterbeheerders. Uit de visie vloeit de opgave voort voor de komende jaren. Als uitwerking van de visie zijn er opgaven geformuleerd en strategische keuzes gemaakt, die gelden als randvoorwaarden voor de ruimtelijke ontwikkelingen in Tilburg. Deze randvoorwaarden geven onder andere invulling aan het water als ordenend principe.
6.3.2 Uitgangspunten waterhuishouding
Basis uitgangspunt is dat in Koolhoven Buiten fase 1 een compensatie moet plaatsvinden voor de ontwikkeling Koolhoven West. Hiervoor is door ingenieursbureau Oranjewoud een waterplan opgesteld dat voor Koolhoven West nog steeds leidend is. Voor de compensatie dient conform eerdere rapporten minimaal 1,7 ha. verlaging in het westelijke deel van Koolhoven Buiten gereserveerd te worden. Hierin was een maximale peilstijging van 0,30 m voorzien, wat een berging betekend van 5.100 m3 als compensatie KH west. Voor de ontwikkeling van Koolhoven Buiten wordt een nieuw waterplan opgesteld conform de nu geldende richtlijnen.
Op basis van documenten van het waterschap zijn onderstaande ontwerp uitgangspunten bepaald:
- Maatgevende afvoer: 0,67 l/s/ha ofwel 5,8 mm/dag (T=1 zandgebied)
Normafvoer voor T=10 bedraagt 1,4 x T1 = 0,938 l/s/ha
Normafvoer voor T=100 bedraagt 2,0 x T1 = 1,34 l/s/ha - Maatgevende bui T=100
- Benodigde retentie:
- T=100 à 780 m3/ha verhard oppervlak
- T=10 à 555 m3/ha verhard oppervlak
- (uitgaande van eerder genoemde maatgevende afvoer en bui)
- Koolhoven Buiten verdelen in oostelijk en westelijk deel (i.v.m. scheiding door Donge)
N.a.v. het overleg (d.d. 10-6-2010) met gemeente zijn onderstaande uitgangspunten bepaald:
- De verlagingen waar waterberging plaats vindt optellen bij verhard oppervlak
- In de EHS mag geen berging plaatsvinden
- Berging die niet in Koolhoven West gerealiseerd is dient in Koolhoven Buiten gerealiseerd worden
- Vuil- en regenwater inpandig gescheiden verzamelen en dan vanaf de perceelsgrens verder transporteren d.m.v. een gescheiden riolering
- Regenwater afkomstig van de Koolhovenlaan en daar waar bussen rijden en/of zout gestrooid wordt is vuil en dient apart te worden opgevangen in een zaksloot
- Bergingsvoorziening dimensioneren op T10
- Watersysteem toetsen op T100, Uitgangspunt is : inundatie mag tot aan de perceelgrenzen
- Regenwaterafvoer dimensioneren op T2 (bui 08 van Leidraad Riolering)
- Berging mag dieper dan 30 cm
- Ecologische inrichting van de waterberging is mogelijk en zeer gewenst, echter geen bos i.v.m. beheer. Een profiel tussen in- en uitstroomprofielen dient open gehouden te worden voor benodigde afvoercapaciteit
N.a.v. het overleg (d.d. 19-7-2010) tussen CS en waterschap Brabantse Delta is vastgesteld:
- 20% van particuliere percelen (deel onbebouwd) meetellen als verhard oppervlak
- In berekening kan aangehouden worden dat op verharding 1 mm berging plaats vindt
- Infiltratie in retentievoorzieningen 0,10 m/dag
- Oppervlakte bergende gebieden tot aan Dongezone-gebied (EHS)
In het kader van het vooroverleg heeft het waterschap aangegeven dat er aandacht besteed moet worden aan het gebruik van milieuvriendelijke bouwmaterialen en het achterwege laten van uitlogende bouwmaterialen, zoals lood, koper, zink en zacht PVC. Deze stoffen kunnen zich ophopen in het water(bodem)systeem en hebben hierdoor een zeer nadelige invloed op de water(bodem)kwaliteit en ecologie.
6.4 Duurzaam Stedelijk Waterbeheer
6.4.1 Stedenbouwkundig ontwerp
Het stedenbouwkundig plan is op gesteld door WURCK, zie paragraaf 2.1.2.
Hierin is duidelijk de groen zones te zien waarin de retentie voorzieningen zijn gesitueerd. Deze bevinden zich overal tussen en rondom de bebouwingscontouren. De Koolhovenlaan wordt vanuit Koolhoven west verlengd tot aan de rotonde aan de Reeshofweg. Ter plaatse van de Donge zal een brug worden gerealiseerd.
6.4.2 Hemelwater
6.4.3 Vuilwater
Het vuilwater van het deel Koolhoven Buiten fase 2 wordt onder vrijverval afgevoerd richting een gemaal. Hiervandaan wordt het water middels een persleiding onder de Donge verpompt naar fase 1 van Koolhoven Buiten. Vervolgens wordt al het vuilwater uit Koolhoven Buiten vanuit fase 1 onder vrijverval afgevoerd naar het vrijverval riool in Koolhoven West. Ter plaatse van het huidige fietspad zal een verbinding worden gemaakt met het bestaande vuilwater riool.
Uiteindelijk wordt al het vuilwater uit Koolhoven middels een gemaal in Koolhoven West verpompt naar een gemaal in de wijk Dalem
6.4.4 Bouwpeilen en wegpeilen
De bouw- en wegpeilen in het plan zijn gerelateerd aan het natuurlijke hoogteverloop van het gebied. De T-hoogte varieert van 8,85+NAP tot 9,00+NAP en de weghoogte zit gemiddeld 0,20 m lager dan de aangrenzende de T-hoogte.
Hoofdstuk 7 Opzet Planregels
7.1 Inleiding
De indeling en inhoud van de regels bij dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de Tilburgse bestemmingsplansystematiek, die primair ten behoeve van het actualiseren van bestemmingsplannen (een autonoom proces waarbij uit de aard der zaak de nadruk ligt op beheer) door de afdeling Stedenbouw van de gemeente Tilburg is opgesteld. De plansystematiek is vastgesteld door het gemeentebestuur en wordt doorlopend aan veranderende regelgeving en beleidsinzichten aangepast. De plansystematiek is gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2008 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en IMRO2008 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening). De systematiek is te vinden op www.tilburg.nl/ruimtelijkeplannen. Omdat Koolhoven Buiten 2011 een ontwikkel bestemmingsplan is zijn met name de regels met betrekking tot wonen aan het stedenbouwkundig ontwerp aangepast.
7.2 Hoofdstuk 1 Van De Regels: Inleidende Regels
Hoofdstuk 1 bevat de ´Inleidende regels´. Dit hoofdstuk omvat twee artikelen: een artikel met een aantal noodzakelijke begripsomschrijvingen en een artikel inzake de wijze van meten. Hieronder volgt een korte toelichting op enkele essentiële begrippen.
7.2.1 Bouwvlak en erf
De Tilburgse plansystematiek (en dus ook dit bestemmingsplan) maakt onderscheid tussen het bouwvlak en het erf.
Het bouwvlak komt in principe bij alle bestemmingen voor. Uitzondering zijn de bestemmingen binnen het openbaar gebied. Omdat de definitieve verkaveling nog niet vaststaat is het bouwvlak gedefinieerd in de regels en niet op de verbeelding aangegeven. Hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden opgericht. Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen er eveneens worden gebouwd, uiteraard slechts voor zover deze passen binnen de bestemming en de bouwregels. Soms mag het bouwvlak volledig worden volgebouwd, soms niet.
In het erf mogen geen hoofdgebouwen worden opgericht. Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn wel toegestaan, voor zover deze passen binnen de bestemming en de bouwregels. Ook het erf is niet op de verbeelding opgenomen maar in de regels gedefinieerd.
Binnen het onbebouwd erf (dat deel van het perceel dat geen bouwvlak of erf is) beperken de bouwmogelijkheden zich over het algemeen tot hetgeen vergunningvrij mag worden gebouwd en enkele bouwwerken, geen gebouwen zijnde (denk vooral aan erfafscheidingen maar ook erkers).
7.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Tenzij anders weergegeven is de volgende regeling van kracht voor woningen in stedelijk gebied:
- 1. oppervlakte:
- a. 20 m2 indien erf kleiner is dan 50 m2;
- b. 40% van erf met maximum van 60 m2 bij erf tussen de 50 m2 en 500 m2;
- c. 80 m2 bij erf tussen de 500 m2 en 1000 m2;
- d. 100 m2 bij erf vanaf 1000 m2.
- 2. bouwhoogte: maximaal 3 m bij plat dak, bij schuin dak goothoogte maximaal 3 m en bouwhoogte maximaal 4,5 m.
Met omgevingsvergunning inzake binnenplans afwijken van de bouwregels is ten behoeve van mantelzorg een grotere oppervlakte mogelijk.
7.3 Hoofdstuk 2 Van De Regels: Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 bevat de ´Bestemmingsregels´. In dit hoofdstuk komen de verschillende bestemmingen met bijbehorende bouwregels en gebruiksregels aan bod. Vaak is daarnaast sprake van een nadere eisen-regeling, een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, wijzigingsbevoegdheden e.d.
Bestemmingen
In het plan komen de volgende bestemmingen voor:
Bos
Deze bestemming bevat de gronden die dienen ter compensatie van verloren gegane natuur. Zie hoofdstuk Natuur en Ecologie Voor deze gronden is een regeling opgenomen die de bescherming hiervan beoogt. In de bestemmingsomschrijving is omschreven welke waarden deze gronden hebben, waarbij ook de recreatieve functie (extensief, dus gericht op beleving van het landschap, zoals wandelen en fietsen) een belangrijke is. De aard van de gronden brengt mee dat er slechts zeer beperkt gebouwd mag worden: alleen voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, kan de gemeente een vergunning geven.
Groen
De bestemming 'Groen' is vooral gelegd op de gronden tussen de woonclusters en tussen Koolhoven West en Koolhoven Buiten. Het principe is dat wonen in de natuur als totaalconcept wordt neergelegd. De bestemming is daarom bedoeld om aan te geven dat de natuur binnen de clusters tot aan de voordeur wordt gebracht.
Natuur
Centraal in het plangebied loopt van noord naar zuid het riviertje de Donge. Deze watergang en een zone aan weerszijden ervan zijn bestemd tot 'Natuur'. De gronden hebben een belangrijke natuurlijke functie als ecologische verbindingszone. De regels van deze bestemming staan alle in het teken van die functie: beperkte bebouwing toegelaten, een vergunningstelsel voor specifiek omschreven werken en werkzaamheden (aanleggen paden, dempen watergang, aanbrengen oeverbeschoeingen/kaden e.d.).
Maatschappelijk
De school in het plan heeft de bestemming 'Maatschappelijk' gekregen met de nadere aanduiding "onderwijs". Het gebruik van is beperkt tot onderwijsdoeleinden en vormen van kinderopvang. Via een binnenplanse afwijking kunnen onder voorwaarden andere vormen van maatschappelijke voorzieningen worden toegestaan.
De school mag alleen worden gebouwd binnen het bouwvlak (maximum bebouwingspercentage 70%) en de hoogte bedraagt maximaal 12 meter.
Woongebied 1, 2 en Wonen - Gestapeld.
Het plangebied kent 3 vormen van wonen te weten:
- vrijstaande en halfvrijstaande woningen aan de boslaan
- grondgebonden woningen in de clusters
- gestapelde woningen in de zuid oost hoek van het plangebied.
Woongebied 1
In Woongebied 1 beoogt voldoende onbebouwde ruimte tussen de vrijstaande en halfvrijstaande woningen te effectueren, waardoor het voor de woningen gelegen bosachtige profiel van de boslaan visueel één geheel gaat vormen met het achter de woningen gelegen bos. De woningen kunnen worden uitgevoerd met een voor- en achtertuin, maar het is evengoed mogelijk woningen met een grote zijtuin in de plaats van een achtertuin te realiseren. Hierdoor ontstaat een gevarieerd beeld van woningen in een bosachtige setting.
Woongebied 2
In woongebied 2, de clusters, zijn alle woningtypen toegestaan. Er is een beperking, niet ten aanzien van de woningtypen, maar ten aanzien van de bebouwingshoogte. Deze geldt voor delen van de clusters in woongebied 2, gelegen aan de Dongevallei. Beoogd wordt een stedenbouwkundige dwarsdoorsnede te effectueren van hoge ranke woningen in het bos (woongebied 1), "gewone" tweelaagse woningen in de clusters aflopend via eenlaagse woningen naar de Dongevallei en de beek De Donge. Beoogd wordt het beeld van de natuur in de vallei niet te laten overstemmen door de bebouwing erlangs.
Voor de woningen aan de boslaan gaat gelden de bestemming Woongebied 1.
De volgende punten zijn in Woongebied 1 geregeld:
- er mogen vrijstaande en twee-aan-een woningen gebouwd worden
- op de verbeelding (plankaart) is het aantal toegelaten woningen opgenomen.
- het bouwvlak van deze percelen beslaat de volle breedte van de percelen en is 12 meter diep, gemeten vanaf de voorgevelrooilijn, tenzij de resterende tuin te klein wordt.
- de hoofdgebouwen dienen in het bouwvlak te worden gebouwd.
- de hoofdgebouwen mogen maximaal 11 meter hoog worden.
- de voorgevelrooilijn ligt op minimaal 3,5 meter uit de perceelsgrens.
- daar waar de uit te geven gronden grenzen aan het bestaand bos is een strook van 2,5 meter met de bestemming Groen op de percelen opgenomen, waarin geen bebouwing is toegestaan.
- aan-, uit en bijgebouwen mogen in het bouwvlak of er achter worden gebouwd. Deze mogen 1 laag hoog worden en 40% van het erf mag bebouwd worden.
- bij vrijstaande woningen dienen hoofdgebouwen en bijgebouwen in het bouwvlak aan beide zijden 3 meter uit de perceelsgrens te worden gebouwd.
- op het erf bij vrijstaande woningen mogen aan één zijde op 3 meter uit de perceelsgrens geen gebouwen worden gebouwd.
- bij twee-aan-een woningen dient aan 1 zijde een strook van 3 meter ten opzichte van de perceelsgrens onbebouwd te blijven.
Via een omgevingsvergunning kan afwijking worden toegestaan van de regel dat het hoofdgebouw op 3 meter uit de perceelsgrens dient te worden gebouwd onder de voorwaarde dat er wel voldoende ruimte tussen de hoofdgebouwen ontstaat. De voorwaarden waaronder medewerking verleend kan worden zijn beschreven in het Kwaliteitsboek Koolhoven Buiten.
Voor de woningen in de clusters geldt de bestemming Woongebied 2;
- toegestaan zijn vrijstaande, twee aan een, geschakelde, aaneengesloten woningen
- op de verbeelding (plankaart) is per cluster het aantal toegelaten woningen opgenomen.
- het bouwvlak beslaat de volledige breedte van de percelen en is 12 meter diep vanaf de voorgevelrooilijn, tenzij de resterende tuin te klein wordt.
- de voorgevelrooilijn ligt op minimaal 1 meter uit de perceelsgrens grenzend aan openbaar gebied;
- hoofdgebouwen zijn in het bouwvlak toegestaan.
- hoofdgebouwen mogen maximaal 11 meter hoog worden
- aan-, uit en bijgebouwen mogen in het bouwvlak of er achter worden gebouwd; deze mogen 1 laag hoog worden en 40% van het erf mag bebouwd worden.
- ter bescherming van de Dongezone is geregeld dat een deel van de bebouwing die grenst aan de Dongezone uit hoofdzakelijk 1 bouwlaag zal bestaan.
- bij vrijstaande woningen dient het hoofdgebouw aan beide zijde op minimaal 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd.
- bij twee-aan-een dient het hoofdgebouw aan één zijde op minimaal 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd.
Er is een afwijkingsbevoegdheid voor onder andere bijzondere stedenbouwkundige situaties voor wat betreft de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens en de bouw van hoofdgebouwen buiten het bouwvlak. Voor de nodige flexibiliteit is in de algemene afwijkingsregels opgenomen dat de grens tussen de bestemming Woongebied 1 en Woongebied 2 met maximaal 15 meter kan opschuiven en dat het gebied waar bebouwing in 1 laag is toegestaan met 30 meter kan worden verschoven.
Voor wonen gestapeld geldt een bebouwingspercentage van 100% voor gebouwen tot een hoogte van 3 meter en een bebouwingspercentage van 40% voor gebouwen tot een hoogte van 20 meter.
Gebruiksregels
Bij de meeste bestemmingen worden regels omtrent het gebruik van gronden en bouwwerken gegeven, al dan niet aangevuld met een aantal afwijkingsmogelijkheden, wisselend per bestemming.
Omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
Een aantal bestemmingsartikelen is aangevuld met een vergunningplicht t.a.v. bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde. Dit betreft met name de bestemmingen Bos en Natuur en in verband met de aanwezigheid van van waardevolle bomen in het bestaande bos.
7.4 Hoofdstuk 3 Van De Regels: Algemene Regels
Hoofdstuk 3 bevat de ´Algemene regels´ ten aanzien van de volgende aspecten:
Anti-dubbeltelregel
Artikel 10 bevat een algemene anti-dubbeltelregel ter voorkoming van onbedoeld gebruik van de regels.
Algemene bouwregels
Artikel 11 bevat een aantal bouwregels die algemeen toepasbaar zijn. Het gaat hierbij om de regeling met betrekking tot ondergrondse bebouwing, een regeling voor onbebouwde terreinen bij woningen en bij overige gebouwen, een regeling over de ruimte tussen gebouwen en een regeling voor het bouwen nabij op de plankaart aangeduide bomen.
Algemene gebruiksregels
In artikel 12 staat een algemene gebruiksregel, inhoudende dat het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met een functie-aanduiding aangemerkt wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming.
Algemene aanduidingsregels
In artikel 13 zijn de algemene aanduidingsregels opgenomen. Op de verbeelding voorkomende gebiedsaanduidingen zijn hier geregeld.
Gebiedsaanduidingen
Door middel van gebiedsaanduidingen is een luchtvaartverkeerzone ingesteld ten behoeve van de vliegbasis Gilze-Rijen opgenomen.Op grond van deze aanduiding gelden ten opzichte van de bestemmingen aanvullende regels.
In het plangebied is een zogenaamd 'obstakelvrij vlak' opgenomen. Binnen dit obstakelvrije vlak is overschrijding van de maximum bouwhoogte van circa 56 tot 162 m¹ verboden. Dit geldt voor zowel gebouwen alsook bouwwerken geen gebouwen zijnde. De maximale hoogte van de geplande woningen en andere bouwwerken in het gebied zal hooguit circa 20 meter bedragen, zodat dit geen enkel probleem oplevert.
Het plangebied is tevens gelegen onder het radarverstoringsvlak van de Instrument Landing System (ILS) van de vliegbasis Gilze Rijen. Dit systeem is bedoeld voor het nauwkeuriger uitvoeren van naderingen onder slechte weersomstandigheden. Het gebied rondom de start- en landingsbanen mag geen verstoring opleveren voor het systeem. De maximale bouwhoogte zoals opgenomen in dit bestemmingsplan komt niet aan dit radarverstoringsvlak van de vliegbasis.
Algemene afwijkingsregels
Algemene afwijkingsbevoegdheden van burgemeester en wethouders met betrekking tot geringe afwijkingen van de regels van het plan staan in artikel 14. Ook het verschuiven van de grenzen tussen en binnen Woongebied 1 en 2 is hier geregeld.
Algemene wijzigingsregels
Een algemene wijzigingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders staat in artikel 15, o.a. met betrekking tot wijziging van de bestemmingsgrenzen en het toelaten van utiliteitsvoorzieningen met een oppervlak groter dan 50 m2.
Algemene regels inzake nadere eisen
Naast eventuele nadere eisen per bestemming zijn burgemeester en wethouders middels artikel 16 bevoegd om een aantal algemene nadere eisen te stellen.
Algemene regels inzake omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
Algemene regels over het toelaten van werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsgunning vereist is, staan in artikel 17.
7.5 Hoofdstuk 4 Van De Regels: Overgangsrecht En Slotregel
Het vierde en laatste hoofdstuk heet ´Overgangsrecht en slotregel´. Hier is het overgangsrecht te vinden met betrekking tot het bouwen van bouwwerken en het gebruik van gronden en opstallen. In de slotbepaling wordt de exacte naam van het bestemmingsplan gegeven.
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
8.1 Uitvoerbaarheid
Op 21 juni 2004 is een samenwerkingsovereenkomst gesloten tussen de gemeente en de initiatiefnemer. Daarbij is overeengekomen dat de Grondexploitatiemaatschappij Koolhoven de grondexploitatie van het gebied Koolhoven uitvoert.
Daarnaast is er een overeenkomst tegemoetkoming in schade gesloten door gemeente en initiatiefnemer. In deze overeenkomst is bepaald dat schade als gevolg van onderhavig bestemmingsplan, welke op de voet van afdeling 6.1 Wro voor vergoeding in aanmerking komt, zal worden vergoed door de initiatiefnemer.
Voor de bestemmingsplanherziening zijn leges verschuldigd. De verschuldigde leges zijn inmiddels door de initiatiefnemer voldaan. Aangezien het verhaal van kosten anderszins verzekerd is, het bepalen van een tijdvak of fasering en het stellen van eisen en regels als bedoeld in artikel 6.13 tweede lid Wro niet noodzakelijk is, is er geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro opgesteld.
Gelet op bovenstaande is het onderhavige plan economisch uitvoerbaar.
Hoofdstuk 9 Burgerparticipatie En Overleg
9.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro
Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan Koolhoven Buiten 10 december 2009 gepubliceerd in de Tilburgse Koerier.
9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Het vorige concept-ontwerpbestemmingsplan is naar de in artikel 3.1.1 Bro genoemde overleginstanties, aangevuld met enkele organisaties, die de gemeente op vrijwillige basis de mogelijkheid wenste te geven op het concept te reageren. Op dit concept is gereageerd en het concept is daarop aangepast. Zie bestemmingsplan "Koolhoven Buiten".
De aanpassingen van het stedenbouwkundige plan is besproken in het ambtelijk vooroverleg met het ministerie van VROM en de provincie op 29 april 2010. Het ministerie van VROM heeft geen opmerkingen. De provincie heeft aangegeven dat men het plan wilde zien i.v.m. de ecologische hoofstructuur.
Het rapport Toetsing en begrenzing Ecologische en Groene Hoofdstructuur binnen het plangebied Koolhoven Buiten te Tilburg van Ecologisch Adviesbureau Cools (mei 2010) is besproken in het overleg Groene Mal waarin de provincie ook vertegenwoordigd is. Uit het verslag van dit overleg: "M.b.t. het rapport ‘Toetsing en begrenzing ecologische en groene hoofdstructuur binnen het plangebied Koolhoven Buiten te Tilburg’ heeft de voorzitter alleen maar positieve reacties ontvangen. De Groene Mal ambities zijn goed in het plan opgenomen. Het rapport wordt derhalve vastgesteld."
Gelet op vorenstaande is het concept plan niet meer ingezonden voor vooroverleg.
9.3 Burgerparticipatie
Op 25 januari 2011 is ter uitvoering van het bepaalde in de door de raad vastgestelde Handreiking Burgerparticipatie een informatieavond gehouden. Tijdens deze informatieavond is een toelichting gegeven op het stedenbouwkundig ontwerp. Tevens is de gelegenheid gegeven tot het stellen van vragen en het maken van opmerkingen. Tot 4 februari 2011 is de gelegenheid geboden om schriftelijk op de plannen te reageren. Dit is door circa 20 personen gedaan. De reacties komen van bewoners van Koolhoven West. De reacties hadden met name betrekking op 2 zaken. Men wenst dat het bouwverkeer niet via de wijk Koolhoven West gaat maar via de oostkant van het plan. De bewoners van de Vreeswijkstraat willen dat de oorspronkelijke afstanden tussen de woningbouw in Koolhoven West en Koolhoven Buiten gerespecteerd worden.
De initiatiefnemer heeft aangegeven m.b.t. het bouwverkeer dat dit afhankelijk is van de voortgang van de bouw in Koolhoven Buiten. Bouwverkeer is geen onderwerp dat het bestemmingsplan regelt.
M.b.t. de afstand van de woningen ten opzichte van de woningen aan de Vreeswijkstraat heeft de initiatiefnemer aangegeven dat men de woningen met hun achterzijde naar de Vreeswijkstraat zal situeren en dat men volwassen bomen zal planten zodat het zicht op de woningen minimaal is.
Voor een samenvatting van de reacties en het standpunt van de ontwikkelaar wordt verwezen naar de bijlage.
9.4 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.8. van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), gedurende zes weken ter inzage gelegen, te weten van 19 augustus tot en met donderdag 29 september 2011. Tijdens deze periode zijn er 5 zienswijzen ingediend. Deze worden in het raadsvoorstel (bijlage 7) zakelijk weergegeven, met daarbij het uiteindelijke standpunt van het gemeentebestuur ten aanzien van die zienswijzen.
Bijlage 1 Bedrijvenlijst
Bijlage 2 Boomwaardekaart
Bijlage 3 Beschikking Hogere Waarde
Bijlage 3 Beschikking hogere waarde
Bijlage 4 Luchtvaartverkeerszone Funnels
Bijlage 4 Luchtvaartverkeerszone funnels
Bijlage 5 Luchtvaartverkeerzone Ihcs
Bijlage 5 Luchtvaartverkeerzone IHCS
Bijlage 6 Luchtvaartverkeerzone Ils
Bijlage 6 Luchtvaartverkeerzone ILS
Bijlage 7 Geluidzone Luchtvaart
Bijlage 7 Geluidzone luchtvaart
Bijlage 1 Toesting En Begrenzing Ecologie
Bijlage 1 Toesting en begrenzing ecologie
Bijlage 2 Uitkomsten Burgerparticipatie
Bijlage 2 Uitkomsten burgerparticipatie
Bijlage 3 Verantwoording Externe Veiligheid
Bijlage 3 Verantwoording externe veiligheid
Bijlage 4 Akoestisch Rapport
Bijlage 5 Brandweeradvies
Bijlage 6 Bijlagen Waterparagraaf
Bijlage 6 Bijlagen waterparagraaf