Piushavengebied 2009, 1e wijziging (Galjoenstraat noord deel 1)
Wijzigingsplan - Tilburg
Onherroepelijk op 11-04-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Bestemmingsregels
Regels, deel uitmakende van het bestemmingsplan "Piushavengebied 2009, 1e wijziging (Galjoenstraat noord deel 1).
Artikel 1
In dit wijzigingsplan is aan het perceel, kadastraal aangeduid als sectie X, nrs. 709 / 901/ 902/ 1270/ 1271/ 1272, de bestemming "Gemengd" toegekend zoals deze is opgenomen in het bestemmingsplan "Piushavengebied 2009" dat is vastgesteld door de raad op 19 juli 2010, in werking getreden op 26 november 2010 en onherroepelijk geworden op 14 december 2011.
Artikel 2
Dit plan is vervat in een verbeelding en voorzien van een toelichting. Van toepassing zijn de regels van het bestemmingsplan "Piushavengebied 2009", zoals in artikel 1 nader aangeduid.
Behorend bij besluit van 14 februari 2012 van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg tot vaststelling van het bestemmingsplan "Piushavengebied 2009, 1e wijziging (Galjoenstraat noord deel 1).
Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging
Hoofdstuk 1 Inleiding
Bij de gemeente is een aanvraag ingediend voor het realiseren van 26 woningen en kantoren in het Piushavengebied aan de Galjoenstraat (hoek Gondelstraat) te Tilburg. Het betreft de percelen kadastraal aangeduid als sectie X, nrs. 709 / 901/ 902/ 1270/ 1271/ 1272.
De percelen betreffen een voormalig bedrijventerrein. De gemeente wil graag meewerken aan het initiatief omdat zij dit een wenselijke ontwikkeling vindt. In het bestemmingsplan Piushavengebied 2009 geldt voor de percelen waarop de aanvraag betrekking heeft de bestemming "Bedrijventerrein" en de percelen zijn gelegen binnen de Wro-zone - wijzigingsgebied 2. Het plan is in strijd met de bestemming "Bedrijventerrein". In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het wijzigen van de bestemming "Bedrijventerrein" in "Gemengd". Omdat de aanvraag niet past binnen de vigerende (bouw)regels wordt via dit wijzigingsplan de bestemming "Bedrijventerrein" gewijzigd in "Gemengd" onder voorwaarden die gesteld zijn in de wijzigingsbevoegdheid.
De voorwaarden die gesteld zijn in de wijzigingsbevoegdheid omvatten onder andere:
- dat er onderzoek wordt verricht naar de aanwezige flora en fauna,
- uitgevoerde watertoets;
- het aantal te bouwen woningen niet meer bedraagt dan 81,
- parkeren op eigen terrein, een beperkt aantal parkeerplaatsen voor bezoekers in openbaar gebied;
- er een doorsteek komt voor langzaam verkeer van de Galjoenstraat naar de Hoogvensestraat.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Ruimtelijke Structuur
Het onderhavige wijzigingsplan is gelegen in het deelgebied Galjoenstraat Noord en transformatiegebied Piushaven Noordwest. Het deelgebied wordt begrensd door de Galjoenstraat, Gondelstraat en de achterpercelen van de woningen aan de Hoogvensestraat en de Lanciersstraat.
Al vanaf de jaren tachtig is de gemeente Tilburg bezig met de herontwikkeling van het Piushavengebied. De afgelopen jaren heeft deze herontwikkeling meer vorm gekregen. De gemeente heeft diverse stedenbouwkundige en ambitiedocumenten laten ontwikkelen en in 2010 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan Piushavengebied 2009 vastgesteld.
In de Stedenbouwkundige Visie Piushaven 2009 en bestemmingsplan Piushavengebied 2009 is het plangebied aangeduid als een ontwikkelingsgebied voor gemengde functies. Zie figuur 1.
figuur 1 uitsnede uit bestemmingsplan Piushavengebied 2009
In het bestemmingsplan Piushavengebied 2009 is ten aanzien van het plangebied gekozen voor een bedrijfsmatige bestemming met een wijzigingsbevoegdheid. Dit laat toe om deze locatie te transformeren naar een gemengd milieu, waarbij de woonfunctie centraal staat. Verder zijn er mogelijkheden voor de integratie van bestaande bedrijvigheid, vestiging van dienstverlening, werkruimten en ateliers.
Het beoogde proces van transformatie zal projectmatig plaatsvinden, maar voltrekt zich in kleine stappen via een meer perceelsgewijze ontwikkeling. De integratie van de bestaande bedrijvigheid is daarbij voortdurend een complicerend onderdeel van het ontwikkelproces.
In stedenbouwkundige zin is het uitgangspunt dat het bouwblok aan de Hoogvensestraat, Gondelstraat, Galjoenstraat en Lanciersstraat een gesloten bouwblok blijft. De nieuwe bebouwing staat direct aan de Gondelstraat en Galjoenstraat. Voorterreinen in de vorm van tuinen ontbreken. Op de overgang tussen openbaar- en privé-terrein kunnen eventueel private stoepen worden toegepast die de entrees van de nieuwe panden markeren.
Vanwege de beoogde woningaantallen (op basis van de ontwikkelingsvisie- en programma uitgangspunten) en de perceelsgewijze transformatie is het noodzakelijk om ook op de binnenterreinen nieuwe bebouwing te ontwikkelen. Het ruimtelijke uitgangspunt hierbij is dat er 'slagen' in de vorm van straatjes of woonhoven ontstaan die vanaf de Galjoenstraat ontsloten worden. Eén of meerdere van deze straten bieden ook doorkoppelingen voor langzaam verkeer naar de Hoogvensestraat. Op die manier ontstaan informele ruimtelijke verbindingen via het binnengebied naar buiten en wordt voorkomen dat er een opgesloten en geïsoleerd woonmilieu ontstaat.
Route door het gebied
Eén van de te realiseren verbindingen heeft een bijzondere betekenis als onderdeel van een wandelroute vanuit Hoogvenne naar de haven. De realisatie van deze route zal geschieden als onderdeel van de herontwikkeling van de locaties van Van den Weegen en Janus Metaal (Galjoenstraat 35a). Deze verbinding zal in een later fase (deelgebied 2) worden gerealiseerd. Deze route zal lopen vanaf het parkje nabij de school aan de Hoogvensestraat, via het Pocketpark van de Havenmeester naar de Piushaven.
Bouwhoogte
De hoogte van de nieuwbouw bestaat overwegend uit 3 bouwlagen met hier en daar een opbouw. Nabij de achterpercelen van de Hoogvensestraat zal de hoogte van de nieuwbouw zich beperken tot 1 of 2 bouwlagen. Door dit regime van spelregels ten aanzien van bouwhoogten sluit de beoogde ontwikkeling goed aan bij de hoogtekarakteristieken van Hoogvenne.
Op basis van gemaakte afspraken (raamovereenkomst) kunnen maximaal 81 woningen in dit deelgebied gerealiseerd worden. Deze aantallen worden over de diverse betrokken eigendommen verdeeld naar rato de oppervlakte van de percelen. De reden is dat de vrije blokken meer programma kunnen dragen.
figuur 2 verdeling bouwprogramma
De beoogde ontwikkeling moet voorzien in de eigen parkeerbehoefte volgens de normen van het gemeentelijke parkeerbeleid. In het openbare gebied van Galjoenstraat en Gondelstraat is geen of nauwelijks aanbod van parkeerplaatsen beschikbaar die meegeteld kunnen worden in het bereiken van een sluitende parkeerbalans. Vanwege het compacte hofachtige woonmilieu is het parkeren op straat of in de hoven niet gewenst. Dit betekent dat er binnen het projectgebied voorzien moet worden in de realisatie van parkeervoorzieningen. Er wordt geparkeerd in de halfverdiepte parkeerkelder. Iedere woning beschikt over een eigen parkeerplaats.
Het ingediende (bouw)plan voldoet aan de stedenbouwkundige eisen.
Hoofdstuk 3 Juridische Regelgeving En Procedure
3.1 Procedure
Voor het onderhavige wijzigingsplan betekent dat dat de procedure zoals opgenomen in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening moet worden gevolgd. Deze procedure verloopt als volgt:
a. het ontwerp wijzigingsplan ligt gedurende zes weken ter inzage;
b. burgemeester en wethouders geven tevoren kennis van de terinzagelegging in een of meer dag- - of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
c. de kennisgeving houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het schriftelijk kenbaar maken van zienswijzen bij het college tegen het ontwerp wijzigingsbesluit, gedurende onder a. genoemde termijn;
d. indien tegen het ontwerp wijzigingsplan zienswijzen zijn kenbaar gemaakt, wordt het besluit met redenen omkleed;
e. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen hebben kenbaar gemaakt de beslissing daaromtrent mede en stellen het wijzigingsplan, al dan niet gewijzigd, vast.
3.2 Indeling Van De Regels
In dit wijzigingsplan wordt aangesloten bij de regels van het moederplan "Piushavengebied 2009". De regels bij het wijzigingsplan bestaan uit twee artikelen.
In het eerste artikel wordt de bij het wijzigingsplan behorende verbeelding benoemd en wordt geregeld dat deze voor de betreffende percelen in de plaats treedt van de verbeelding behorende bij het bestemmingsplan "Piushavengebied 2009". Op de verbeelding is de bestemming "Gemengd" toegekend aan de percelen die nu nog de bestemming "Bedrijventerrein" hebben. In het tweede artikel worden de regels van het bestemmingsplan "Piushavengebied 2009" van toepassing verklaard.
Hoofdstuk 4 Archeologie En Cultuurhistorie
Ten behoeve van het Piushavengebied, waarvan de planlocatie onderdeel uitmaakt, is een bestemmingsplan opgesteld. In de toelichting van dit vastgestelde bestemmingsplan is een cultuurhistorische paragraaf opgenomen. De conclusie voor de planlocatie is dat in dit plangebied geen beschermde monumenten, geen MIP-panden en geen panden of objecten van cultuurhistorische waarde liggen.
Aangezien de bodem ter plaatse als geheel of gedeeltelijk verstoord moet worden beschouwd is er geen archeologisch onderzoek vereist.
Hoofdstuk 5 Woonvisie
Het project bevat kwalitatief hoogwaardige grondgebonden woningen die op een consumentgerichte wijze worden aangeboden aan de markt. Het project sluit goed aan op de aangrenzende woonbuurt en de vraag op de woningmarkt. Conform de raamovereenkomst zijn vier woningen aangeboden aan de corporaties ten behoeve van sociale woningbouw.
Omdat geen wooncorporaties gebruik heeft gemaakt van de bieding, zullen er gee woningen als sociaal programma gerealiseerd worden.
Hoofdstuk 6 Milieuaspecten
6.1 Inleiding
Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.
6.2 Milieuhinder Bedrijven
Bij het beoordelen van welke (binnen het plangebied of elders gelegen) bedrijven invloed hebben op het plangebied is gebruik gemaakt de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. De VNG brochure is een richtlijn en vormt geen wettelijk kader. Er is voor deze richtlijn gekozen, omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar, die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf. Deze richtafstanden gelden vanaf de perceelsgrens (of de opslagvoorziening of installatie) tot aan de gevel van woningen in een ´rustige woonwijk´. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen et cetera is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden.
Alle bedrijven binnen het plangebied en daarnaast die bedrijven erbuiten, waarvan de indicatieve milieucontouren over het plangebied liggen, zijn geïnventariseerd. Uit de inventarisatie blijkt dat er diverse bedrijven in de omgeving liggen. De ontwikkeling betreft geen rustige woonwijk maar het realiseren van een complex met de bestemming "Gemengd" waarbinnen een aantal lichte bedrijfsmatige activiteiten mogelijk worden gemaakt. De gevoelige bestemmingen binnen dit gebied worden dus afgewisseld met bedrijvigheid. Hierdoor kan de afstand van omliggende activiteiten conform de brochure van de VNG met 1 afstandstap verkleind worden. Bij het verkleinen van deze afstand blijkt dat er nog 1 bedrijf van invloed is op het plangebied. Het betreft het bedrijf aan de Galjoenstraat 37 (Janus Metaal). In verband met de ontwikkelingen aan de zuidzijde van de Galjoenstraat is met Janus Metaal overeenstemming bereikt over verplaatsing van de bedrijfsactiviteiten. Overeen is gekomen dat het bedrijf uiterlijk 1 januari 2014 is verhuisd naar een nieuwe lokatie. Naar verwachting zal onderhavige plan niet eerder worden opgeleverd. Tegen de tijd dat de gevoelige bestemmingen in het plangebied gebruikt gaan worden zal het bedrijf verplaatst zijn naar een nieuwe lokatie zodat een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden.
Omdat het plangebied een gemengde bestemming heeft, is ervoor gekozen om voor de bedrijvigheid uit te gaan van de staat van bedrijfsactiviteiten-functiemenging. Dit geeft een goede afstemming tussen de gevoelige en de belastende activiteiten in het gebied. Omdat het bouwvlak voor 100 % bebouwd mag worden, zullen de belastende activiteiten aanpandig aan gevoelige activiteiten worden uitgevoerd zoals bedoeld in de Staat van Bedrijfsactiviteiten-functiemenging. Hierdoor kan geconcludeerd worden dat binnen het plan uitsluitend categorie A inrichtingen kunnen komen.
Behalve bedrijven in de omgeving, liggen er ook gevoelige bestemmingen in de nabijheid van het plangebied. De woningen aan de Hoogvensestraat kunnen getypeerd worden als woningen in een rustige woonwijk. Zoals eerder al was geconcludeerd kunnen in het plangebied alleen categorie A inrichtingen gerealiseerd worden. Voor dit soort activiteiten geld een richtafstand van 10 meter ten opzichte van gevoelige bestemmingen binnen een rustige woonwijk. De afstand van het bouwvlak tot aan de woningen aan de Hoogvensestraat is 17 meter. Hiermee is ook voor de woningen in de omgeving een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd.
6.3 Externe Veiligheid
6.3.1 Inleiding
Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's die mensen lopen ten gevolge van mogelijke ongelukken met gevaarlijke stoffen bij bedrijven en transportverbindingen (wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen). Omdat de gevolgen van een ongeluk met gevaarlijke stoffen groot kunnen zijn, heeft de rijksoverheid specifieke wetgeving opgesteld. De belangrijkste zijn:
- Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 2004 (sindsdien enkele keren aangepast);
- Circulaire " Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen" (cRvgs), december 2009;
- Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), 1 januari 2011;
Binnen de beleidskaders voor deze drie typen risicobronnen staan altijd twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.
6.3.2 Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico is de kans dat iemand die zich op een bepaalde plaats bevindt, komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven door een lijn op een kaart die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt (zogeheten risicocontour). Het rijk heeft als maatgevende risicocontour de kans op overlijden van 10-6 per jaar gegeven (indien een persoon zich gedurende een jaar binnen deze contour bevindt is de kans op overlijden groter dan één op een miljoen jaar). Het plaatsgebonden risico 10-6 is voor ruimtelijke objecten en bestemmingen vertaald naar grenswaarden en richtwaarden.
De wetgeving is erop gericht om voor bestaande situaties geen personen in kwetsbare objecten (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen en grote kantoren) en zo min mogelijk personen in beperkt kwetsbare objecten (zoals kleine kantoren en sportcomplexen) bloot te stellen aan een plaatsgebonden risico dat hoger is dan 10-6 per jaar.
Nieuwe ontwikkelingen van kwetsbare objecten binnen de risicocontour van 10-6 per jaar zijn niet toegestaan. Nieuwe ontwikkelingen van beperkt kwetsbare objecten zijn ongewenst, maar wel toegestaan indien gemotiveerd kan worden waarom dit noodzakelijk is. Daarnaast dient aangetoond te worden dat afdoende maatregelen worden genomen om de risico's en de gevolgen van een eventueel ongeval te beperken.
6.3.3 Groepsrisico
Het groepsrisico is een maat voor de kans dat een bepaald aantal mensen overlijdt als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De hoogte van het groepsrisico hangt af van:
- de kans op een ongeval;
- het effect van het ongeval;
- het aantal personen dat in de omgeving van de bron (inrichting of transportroute) verblijft;
- de mate waarin de personen in de omgeving beschermd zijn tegen de gevolgen van een ongeluk.
Het groepsrisico kan worden weergegeven in een grafiek met op de horizontale as het aantal dodelijke slachtoffers en op de verticale as de kans per jaar op tenminste dat aantal slachtoffers. Het groepsrisico wordt bepaald binnen het zogenaamde invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Hoe meer personen per hectare in het invloedsgebied aanwezig zijn, hoe groter het aantal (potentiële) slachtoffers is, en hoe hoger het groepsrisico.
6.3.4 Verantwoordingsplicht
De verantwoordingsplicht bij een ruimtelijk besluit draait kort gezegd om de vraag in hoeverre risico's ten gevolge van een calamiteit worden geaccepteerd en welke mogelijke veiligheidsverhogende maatregelen worden genomen in het te nemen ruimtelijke besluit. De verantwoordingsplicht beoogd dat betrokken partijen samen een goede ruimtelijke afweging maken waarin de veiligheid voldoende gewaarborgd wordt. De afweging is kwalitatief van aard en richt zich op aspecten als bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.. Bij de invulling van de verantwoordingsplicht worden de volgende elementen beschouwd:
1 beschrijving van de ontwikkeling;
2 de hoogte en toename van het groepsrisico;
3 bronmaatregelen;
4 ruimtelijke maatregelen;
5 mogelijkheden tot bestrijdbaarheid van een calamiteit en de gevolgen daarvan;
6 mogelijkheden tot zelfredzaamheid;
7 nut en noodzaak ;
8 mogelijkheden en voorgenomen maatregelen in de nabije toekomst.
In de Handreiking Verantwoordingsplicht Groepsrisico (Ministeries van VROM en Binnenlandse Zaken, december 2007) zijn deze onderdelen nader uitgewerkt en toegelicht.
Conform het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) moeten alle ruimtelijke besluiten binnen het invloedsgebied van een inrichting verantwoord worden. Conform de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRvgs) moet het bevoegd gezag verantwoording afleggen bij elke overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico of toename van het groepsrisico ten gevolge van de ruimtelijke ontwikkeling. Conform het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende regeling is de uitgebreidheid van de invulling van de verantwoordingsplicht afhankelijk van de hoogte en toename van het groepsrisico. Wanneer de ontwikkeling buiten de 100% letaal effectafstand ligt kunnen de punten 3, 4, 7 en 8 buiten beschouwing gelaten worden. Hetzelfde geldt wanneer het groepsrisico 1) onder 0,1 maal de oriëntatiewaarde ligt of 2) tussen 0,1 maal en 1 maal de oriëntatiewaarde ligt én minder dan 10% toeneemt. We spreken in deze gevallen van een beperkte verantwoordingsplicht. In de andere gevallen dient de verantwoordingsplicht compleet ingevuld te worden.
6.3.5 Inrichtingen
In het voorliggende plan zijn risicovolle bedrijven en opslagvoorzieningen binnen het plangebied uitgesloten. Buiten het plangebied zijn geen bedrijven of opslagvoorzieningen aanwezig met een risicocontour die van invloed is op het plangebied.
6.3.6 Buisleidingen
Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van buisleidingen binnen of rondom het plangebied.
6.3.7 Transport van gevaarlijke stoffen
Het niet-leidinggebonden transport van gevaarlijke stoffen in Tilburg vindt plaats over de weg, per spoor en over het Wilhelminakanaal.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg
De ontwikkeling ligt op een afstand van circa 1400 meter van de A58. Voor de A58 geldt conform de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRvgs) een veiligheidsafstand van 24 meter. De ontwikkeling ligt daarbuiten. De vereiste basisveiligheid voor de A58 is hiermee geboden.
Ten aanzien van het groepsrisico van de A58 geldt dat de ontwikkeling binnen het invloedsgebied van de vervoerde gevaarlijke stoffen ligt. Uit de risicoberekeningen die ten grondslag liggen aan het Basisnet weg blijkt dat voor dit weggedeelte de hoogte van het groepsrisico ligt tussen 0,1 en 1 maal de oriëntatiewaarde. Risicoberekeningen voor nieuwe ontwikkelingen moeten conform de circulaire uitgevoerd worden met de in Bijlage 5 van de circulaire weergegeven aantallen. Uit deze bijlage blijkt dat risicoberekeningen alléén met de stofcategorie GF3 (LPG) uitgevoerd moeten worden. Het invloedsgebied van de stofcategorie GF3 is 325 meter. De ontwikkeling ligt daarbuiten. De ontwikkeling geeft dus geen toename van het groepsrisico. De verantwoordingsplicht moet conform de circulaire alleen ingevuld worden bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde en/of een toename van het groepsrisico, van beide in voor dit plan geen sprake. De A58 is daarmee verder niet relevant voor de planontwikkeling.
De gemeentelijk wegen rond het plangebied vormen geen onderdeel van de gemeentelijke routering voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het vervoer over deze wegen kan alleen plaatsvinden op basis van ontheffing. De omvang van het vervoer van gevaarlijke stoffen is, vanwege het ontheffingssysteem, dermate klein dat geen sprake kan zijn van een plaatsgebonden risico 10-6 en geen sprake kan zijn van een overschrijding van de oriëntatiewaarde en/of significante toename van het groepsrisico.
Vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor
Door de gemeente Tilburg loopt de spoorlijn Breda - Tilburg - Eindhoven/'s-Hertogenbosch. Hierover worden o.a. brandbare gassen en brandbare vloeistoffen vervoerd. De ontwikkeling ligt op een afstand van 580 meter van de spoorlijn.
In de Beleidsvisie externe veiligheid is vastgelegd dat, tot het moment dat het basisnet in wetgeving is vastgelegd, uitgegaan zal worden van de uitgangspunten zoals deze verwoord zijn in het beleidsdocument Koersen op veilig. Dit betekent dat, tot het van kracht worden van het Basisnet, geen (beperkt) kwetsbare objecten mogen worden opgericht binnen 29 meter van het hart van de buitenste spoorlijn. Het bestemmingsplan maakt geen (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk binnen deze afstandsmaat.
Het invloedsgebied van de spoorlijn is 3000 meter en valt dus over het plangebied. Uit de risicoberekeningen die ten grondslag liggen aan het Basisnet Spoor blijkt dat voor het relevante spoortraject de hoogte van het groepsrisico boven de oriëntatiewaarde ligt in de huidige situatie. Voor de spoorlijn dient daarom de verantwoordingsplicht ingevuld te worden. In paragraaf 6.3.8 is deze verantwoording opgenomen. Vanwege de afstand tot de spoorlijn, leidt dit bestemmingsplan niet tot een toename van het groepsrisico.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over het Wilhelminakanaal
Uit de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (december 2009) blijkt dat voor het Wilhelminakanaal geen risico- en veiligheidsafstanden gelden.
Conclusie relevantie risicobronnen: Voor dit ruimtelijke besluit hoeft alleen voor de spoorlijn de verantwoordingsplicht ingevuld te worden. Vanuit externe veiligheid worden verder geen beperkingen aan deze ontwikkelingen gesteld.
6.3.8 Verantwoording groepsrisico
In deze paragraaf wordt de verantwoordingsplicht van het groepsrisico verwoord. In het kader van deze verantwoording heeft de regionale brandweer advies uitgebracht. De relevante inbreng van dit advies is verwerkt in deze verantwoording.
Beleidsvisie
In de Beleidsvisie externe veiligheid is ingegaan op een aantal gebiedstypes. Het bestemmingsplan ligt in de zone die in de Beleidsvisie is gedefinieerd als "Risicoluw woongebied in Tilburg".
Het bestemmingsplan ligt niet binnen het invloedsgebied van een LPG-tankstation en kent geen bijzondere functies voor gebouwen met meer dan 2000 personen. De generieke verantwoording voor luwe gebied uit de Beleidsvisie externe veiligheid is daarmee van toepassing. Onderstaand is deze generieke verantwoording uit de beleidsvisie overgenomen. De afwegingen die ten grondslag liggen aan deze verantwoording staan verwoord in de beleidsvisie.
Groepsrisico
Dit ruimtelijk plan ligt in een luw gebied, waarvoor in de Beleidsvisie Externe Veiligheid geen planologisch kader is opgesteld. Ook bij een hogere personendichtheid zal er geen significante toename van het groepsrisico optreden, omdat:
- de afstand tot de plaats van het mogelijke incident groot genoeg is;
- de aard van incident is blootstelling aan toxisch gas.
Mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico
De mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico door maatregelen bij de risicobron zijn beschreven in de Beleidsvisie Externe Veiligheid. De mogelijkheid tot beperking van het groepsrisico door het beïnvloeden van de personendichtheid is binnen het plangebied geen item, vanwege het gegeven dat de:
- toename van de personendichtheid geen significant effect op het groepsrisico heeft;
- kans op overlijden ten gevolge van een incident met gevaarlijke stoffen in deze gebieden bijzonder klein is.
De bestrijdbaarheid van de omvang van een ramp of zwaar ongeval
Op deze afstand van de risicobron speelt het bestrijdbaarheids vraagstuk niet of nauwelijks. De bestrijding vindt plaats bij de bron, op ruime afstand van het plangebied. Ten aanzien van de algemene mogelijkheden van de bestrijdbaarheid wordt verwezen naar desbetreffende onderdelen van de Beleidsvisie Externe Veiligheid.
Mogelijkheden tot zelfredzaamheid
Omdat blootstelling aan een toxisch gas het bepalende scenario is, biedt 'schuilen' de beste wijze van zelfredzaamheid. Schuilen vindt plaats binnen bouwwerken. De mate waarin deze bouwwerken afsluitbaar zijn tegen de indringing van toxisch gas en de tijdsduur dat deze bouwwerken worden blootgesteld zijn hierbij parameters.
Bij bestaande bouwwerken worden geen aanvullende maatregelen getroffen om mogelijke indringing van toxisch gas te verminderen. Aanpassing van bijvoorbeeld oude woningen op dit punt is ingrijpend en kostbaar. Bij nieuwe bouwwerken is sprake van een steeds betere isolatie, welke zorgt voor een goede bescherming tegen het binnendringen van het toxische gas. Nieuwe gebouwen die voorzien zijn van een luchtbehandelinginstallatie, waardoor het toxisch gas naar binnen kan worden gezogen dienen voorzien te zijn van mogelijkheden om dit systeem met één druk op de knop uit te schakelen.
Van belang is dat bewoners tijdig gewaarschuwd worden. Dit gebeurt door het in werking stellen van het WAS (Waarschuwing- en AlarmeringSysteem) als onderdeel van de algemene Rampenbestrijding.
6.3.9 Restrisico en conclusies
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de spoorlijn Breda - Tilburg - Eindhoven/'s-Hertogenbosch. Personen in het plangebied worden aan een externe veiligheidsrisico blootgesteld, ook na maatregelen.
Vanwege de ligging van het bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van deze risicobron is de verantwoordingsplicht ingevuld, welke stoelt op de Beleidsvisie externe veiligheid.
Het bevoegd gezag accepteert de externe veiligheidsrisico's en neemt de verantwoording voor het groepsrisico.
6.4 Vuurwerk
Binnen het bestemmingsplan zijn geen bestaande verkooppunten en opslagen van consumentenvuurwerk en opslagen van professioneel vuurwerk aanwezig. Burgemeester en wethouders kunnen voor nieuw te vestigen verkoopruimten en opslagen van consumentenvuurwerk en ten behoeve van het uitbreiden, verbouwen en/of verplaatsen van bestaande (buffer)bewaarplaatsen onder voorwaarden ontheffing verlenen van het bestemmingsplan. Bij nieuwvestiging van vuurwerkverkooppunten en/of opslag van consumentenvuurwerk wordt te allen tijde als voorwaarde opgenomen dat de veiligheidscontour zoals opgenomen in het Vuurwerkbesluit op het eigen perceel gesitueerd dient te zijn tenzij de veiligheidscontour zich uitstrekt over openbaar gebied en hierbij geen sprake is van kwetsbare en/of geprojecteerde kwetsbare objecten. Op basis van de veiligheidsafstanden in het Vuurwerkbesluit (Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002), houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk) is het niet mogelijk om professioneel vuurwerk op te slaan (en te bewerken) in Tilburg. Er wordt daarom geen medewerking verleend aan nieuwvestiging van vuurwerkbedrijven van professioneel vuurwerk.
6.5 Geluid
Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.
6.5.1 Wegverkeerslawaai
Binnen het plangebied zijn geluidgevoelige bestemmingen gelegen. Het betreffen 26 woningen. Er is één weg die over een zone beschikt zoals bedoeld in hoofdstuk VI van de wet ("zones langs wegen"). Het betreft hier de Havendijk, een 50km/uur weg. De normen uit de Wet geluidhinder zijn hierdoor voor deze weg van toepassing. De gemeente Tilburg heeft akoestische berekeningen gemaakt om een beeld te krijgen van de akoestische situatie. Hieruit blijkt dat de geluidbelasting op het bouwplan maximaal 43 dB bedraagt inclusief aftrek art. 110g Wgh. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt hiermee niet overschreden, en daarmee wordt aan de Wet geluidhinder voldaan.
Daarnaast is de geluidbelasting doormiddel van akoestische berekeningen bepaald en beoordeeld van een tweetal wegen zonder zone zoals bedoeld in hoofdstuk VI van de wet ("zones langs wegen"), maar in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Het betreffen hier de Galjoenstraat en de Gondelstraat.
Uit de berekeningen volgt dat het gecumuleerde equivalente geluidniveau ten gevolge van deze 30km/uur wegen 57 dB bedraagt. Gezien de omgeving waarin de woning wordt gesitueerd (stedelijke omgeving, gemengd gebied) wordt deze geluidbelasting op de woningen acceptabel geacht. Wat betreft de binnenwaarde in de woning mag worden uitgegaan bij nieuwe woningen van minimaal 25 dB isolatiewaarde. Hieruit kan geconcludeerd worden dat een binnenwaarde van 32 dB in de woningen wordt verkregen. Hiermee wordt voldaan aan de eisen uit het Bouwbesluit en kan worden gesproken van een goede ruimtelijke ordening waarin een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd is.
6.5.2 Railverkeerslawaai
Binnen het plangebied zijn geen geluidgevoelige bestemmingen gelegen binnen de zone van het spoortraject Tilburg-Breda / Tilburg-Eindhoven / Tilburg-'s-Hertogenbosch. De normen uit hoofdstuk VII ("zones langs spoorwegen") van de Wet geluidhinder zijn hierdoor niet van toepassing.
6.5.3 Industrielawaai
In het plangebied is de vestiging uitgesloten van bedrijven die vallen onder artikel 2.4 van het Inrichtingen en Vergunningen Besluit (c.q. de desbetreffende bijlage bij de Wabo). Hoofdstuk V "Zones rond industrieterreinen" van de Wet geluidhinder is hierdoor niet van toepassing.
6.5.4 Luchtvaartlawaai
Als gevolg van de nabijheid van het militaire vliegveld Gilze-Rijen gelden in delen van Tilburg geluidcontouren (de zogenaamde Ke-contouren). Deze contouren liggen niet over het plangebied.
6.6 Luchtkwaliteit
Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en daar waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden.
De bestemmingen in het plangebied zijn getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen uit hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Het plan voorziet in de realisatie van 26 woningen en kantoren. Hierdoor kan het plan worden gekenmerkt als een "niet in betekenende mate"-project, zoals bedoeld in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen). Er zijn geen luchtgevoelige bestemmingen, zoals bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen). Vanuit de Wet milieubeheer bestaat dan ook geen bezwaar tegen dit plan.
6.7 Geur
6.7.1 Industriële geur
In en om het plangebied wordt geen zware industrie toegestaan. Hier zal dus ook geen sprake zijn van industriële geurhinder.
6.7.2 Agrarische geur
Binnen het plangebied is er geen sprake van het houden van vee en de daarmee gepaard gaande geurbelasting.
6.8 Bodem
In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek.
Bodemgebruik bestemmingsplan vs. bodemgebruik conform de Wet Bodembescherming
Aan de Wet bodembescherming is een aantal standaard gebruiksvormen gekoppeld. Voor immobiele verontreinigingen is per gebruiksvorm is vastgelegd welke mate van verontreiniging aanwezig mag zijn. Deze gebruiksvormen zijn:
- Bodemgebruiksvorm I; Wonen en intensief gebruikt groen; hieronder wordt verstaan tuinen, moestuinen, volkstuinen, parken en groenstroken tussen woonbebouwing.
- Bodemgebruiksvorm II; Extensief gebruikt (openbaar) groen; hieronder wordt verstaan wegbermen, groen bij kantoorgebouwen en industrieterreinen en braakliggend terrein.
- Bodemgebruiksvorm III; Bebouwing en verharding; hieronder wordt verstaan oppervlakten uit beton, klinkers, tegels, etc..
- Bodemgebruiksvorm IV; Landbouw en natuur.
Ook op locatieniveau kunnen meerdere gebruiksvormen, bijvoorbeeld een kantoor met stroken heeft gebruiksvormen III en II. De bodemgebruiksvormen zijn als volgt te vergelijken met de bestemmingen uit het bestemmingsplan Piushavengebied 2009:
Bestemming | Gebruiksvormen | ||
Bedrijf | III | II | |
Bedrijventerrein | III | II | |
Detailhandel | III | II | |
Detailhandel+Perifeer | III | II | |
Gemengd | I | III | II |
Gemengd-1 | I | III | II |
Gemengd-2 | I | III | II |
Groen | I | II | |
Kantoor | III | II | |
Maatschappelijk | III | II | |
Verkeer | III | II | |
Verkeer-Verblijf | III | II | |
Water-Waterstaatkundige doeleinden | - | ||
Wonen | I | III | |
Wonen-Gestapeld | I | III | |
Wonen-Uit te werken bestemming | I | II | III |
Indien een bestemd gebied aan al deze gebruiksvormen voldoet gelden er geen gebruiksbeperkingen. Bovenstaande gebruiksvormen zijn gerelateerd aan risico's van bodemverontreiniging voor gebruikers.
Voor mobiele stoffen (die via het grondwater verspreiden) geldt als uitgangspunt dat er geen ontoelaatbare risico's aanwezig mogen zijn. Hier worden risico's voor gebruikers, risico's voor het ecosysteem en verspreiding van bedoeld.
De bodem moet te allen tijde geschikt zijn voor het beoogde gebruik. Indien nodig kan deze geschiktheid worden verkregen door bodemsanering (door verwijdering of isoleren).
Gemengd gebruik
Bij gemengd gebruik moet de locatie geschikt zijn voor het meest gevoelige gebruik. Hier zal wonen de meeste gevoelige bestemming zijn (bij wonen met tuin I/III of bebouwing III).
Bouwvergunning en grondverzet
Naast een toets voor het bestemmingsplan waarmee bepaald wordt of een locatie geschikt is voor het beoogde gebruik, dient voor verlening van een omgevingsvergunning ook getoetst te worden hoe de milieuhygiënische toestand van de bodem is. Hiervoor is een recent bodemonderzoek nodig (maximaal 3 tot 5 jaar oud, afhankelijk van de (voormalige) bedrijfsactiviteiten ter plaatse).
Ook in geval van grondverzet van in milieuhygiënisch opzicht verdachte grond dient de kwaliteit voorafgaand aan ontgraving bepaald te worden.
Het kan dus zijn dat gesteld kan worden dat een locatie geschikt is voor het beoogde gebruik, maar dat voor omgevingsvergunning of grondverzet toch aanvullend bodemonderzoek nodig is.
Verontreinigingen uit de omgeving
Bij bouwwerkzaamheden dient rekening te worden gehouden met eventuele verontreinigingen uit de omgeving. Zo dient bij grondwateronttrekking te worden bekeken of grondwaterverontreinigingen uit de omgeving worden aangetrokken.
Bodemverontreiniging Piushaven
Als gevolg van jarenlange bedrijvigheid is ter plaatse van een groot deel in het Piushavengebied bodemverontreinigingen ontstaan. Daarom is voor het gebied van de Piushaven een onderzoek naar bodemverontreinigingen uitgevoerd (Gebiedsgericht historisch onderzoek Piushaven, Register, 6 augustus 2002). Uit dit onderzoek is op te maken waar op en nabij de gebieden grond en grondwaterverontreinigingen (kunnen) zijn. Daarnaast is voor veel locaties recenter onderzoek gedaan. Deze informatie is ook meegenomen bij de beoordeling van de milieuhygiënische bodemgesteldheid.
Bodemtoets Galjoenstraat Noord deel 1
Galjoenstraat 1: Hier is een machine-reparatiebedrijf met ontvetting aanwezig geweest. Tegenwoordig is hier een groothandel in machines en apparaten gevestigd. In 2006 is een bodemonderzoek uitgevoerd waarbij lichte verontreiniging is aangetroffen (boven de streefwaarden). Getoetst dient te worden of het onderzoek uit 2006 geschikt is voor het verkrijgen van een bouwvergunning.
Galjoenstraat 3-5: Op deze locatie is een benzine-servicestation met autowasserij aanwezig geweest. In 2002 is een bodemsanering uitgevoerd, waarbij in grond en of grondwater een kleine restverontreiniging is achtergebleven. Deze grond- en grondwaterverontreiniging zijn in 2010 nog onderzocht, waarbij matig tot sterk verhoogde gehalten minerale olie zijn aangetoond (boven de tussen- en interventiewaarde). In een goedkeuring op het evaluatierapport van de bodemsanering is monitoringsplicht (periodieke controle grondwaterkwaliteit) vastgelegd.
Relevante locaties uit de omgeving waar bodemonderzoek is uitgevoerd:
Galjoenstraat 29-33: Sinds 1984 in gebruik geweest als smederij, stookolietank en metaalconstructiebedrijf. In 2006 en 2007 is bodemonderzoek uitgevoerd, waarbij verontreiniging is aangetoond. Voor sanering is een plan van aanpak opgesteld, de sanering is voor zover bekend nog niet uitgevoerd. Het daarom niet bekend of de locatie geschikt is voor het beoogde gebruik.
Galjoenstraat 41-43c: Voorheen autosloperij en opslag metaalbewerking, tegenwoordig bouw- en aannemingsbedrijf met werkplaats. In 1995 is een grondsanering uitgevoerd, waarbij restverontreiniging is achtergebleven. In het grondwater is een verhoogd gehalte zink aanwezig.
Havendijk 43: Hier is een omvangrijke verontreiniging met oplosmiddelen aanwezig. Bij grondwateronttrekking dient hiermee rekening te worden gehouden om verspreiding te voorkomen.
Verdachte locaties in de omgeving waar voor zover bekend nog geen bodemonderzoek is uitgevoerd:
Galjoenstraat 39 en 39a: Activiteiten sinds 1965: metaalmeubelfabriek, verfspuitinrichting, stookolietank, metaalwarenfabriek en mogelijk textieldrukkerij. Op nr. 39 is autobedrijf Janse gevestigd geweest. Op 39a is een constructiewerkplaats aanwezig.
Conclusie bodemverontreiniging en toetsing gebruik
De percelen van Galjoenstraat Noord deel 1 zijn momenteel niet geschikt voor de bodemgebruiksvormen Extensief gebruikt (openbaar) groen (II) en Bebouwing en verharding (III):
De bodemverontreiniging met minerale olie (restverontreiniging sanering 2002 tankstation) aan de noordwestzijde dient voorafgaand aan de bouw te worden gesaneerd.
Bij onttrekking van grondwater moet aantrekken van grondwaterverontreiniging uit de omgeving worden voorkomen.
Aan de hand van het bodemonderzoek uit 2006 (Galjoenstraat 1/Gondelstraat 1, Intermedia) dient te worden getoetst of de bodem geschikt is voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning.
6.9 Natuur En Ecologie
De planlocatie is niet gelegen in of nabij een Natura-2000 gebied (Vogel- en/of Habitatrichtlijngebied), waardoor geen sprake is van significant negatieve effecten op de natuurwaarden. Een vergunning van de Natuurbeschermingswet is niet noodzakelijk. Het plangebied is eveneens niet gelegen in de Ecologische HoofdStructuur.
Vanuit het bestaande rijks-, provinciale en gemeentelijk natuurbeleid rust geen bescherming planologische bescherming op de locatie.
Soortenbescherming
Op 21 juli 2011 is door IJzerman Advies een quickscan Flora en faunawet voor het onderhavige gebied opgesteld.
In deze quick scan flora en fauna wordt vooraf een inschatting gemaakt van de effecten die toekomstige ruimtelijke ingrepen op de actuele beschermde natuurwaarden zullen hebben. Daarnaast wordt ook vanuit het oogpunt van planologische gebiedsbescherming naar de locatie gekeken. De quick scan flora en fauna is een toetsingsinstrument en levert een aantal duidelijke adviezen die betrekking hebben op de te volgen procedures en handelingen (zoals bijvoorbeeld een aanvullend onderzoek, een ontheffing op de Flora- en faunawet of een goedgekeurde gedragscode).
De conclusies uit het rapport geven het volgende weer:
- De geplande ontwikkelingen hebben geen nadelige effecten op beschermde natuurgebieden of de EHS. Een vergunningsaanvraag op grond van de Natuurbeschermingswet is niet aan de orde.
- Algemeen voorkomende soorten kunnen mogelijkerwijs worden aangetroffen. Deze soorten zijn weliswaar beschermd middels de Flora- faunawet, maar worden aangeduid als algemene soorten (AMvB artikel 75, lijst 1). Hiervoor hoeft in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen geen ontheffing meer te worden aangevraagd. Het voorkomen van deze soorten wordt door de geplande ontwikkelingen niet in gevaar gebracht. Het is echter wel noodzakelijk om voldoende zorg te dragen voor de aanwezige individuen en al het redelijkerwijs mogelijke dient gedaan te worden om het doden van individuen te voorkomen. Hierbij valt te denken aan het uitvoeren van de meest verstorende werkzaamheden in de maanden september en oktober.
- Voor overige strikt beschermde soorten is nader onderzoek niet noodzakelijk door het ontbreken van geschikte biotopen.
- Ter voorkoming van het verstoren van broedende vogels wordt aangeraden eventuele kapwerkzaamheden tussen half juli en half maart (buiten het broedseizoen) te verrichten. Het verstoren van broedende vogels is verboden conform de Flora- en faunawet. Voor het verstoren van broedende vogels wordt geen ontheffing verleend. In het broedseizoen kan ook gekapt worden, alleen dient het dan onder begeleiding van een ter zake kundige te worden uitgevoerd.
Hoofdstuk 7 Wateraspecten
Dit hoofdstuk geeft weer hoe wateraspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.
7.1 Bestaand Watersysteem
Het plangebied is gelegen in het deelstroomgebied van de Leij en behoort zowel kwalitatief als kwantitatief tot het beheergebied van Waterschap De Dommel.
Het plangebied heeft een bruto oppervlakte van ongeveer 3.400 m². De ontwikkeling betreft de nieuwbouw van 26 woningen en kantoren. In de bestaande situatie is het een bedrijventerrein, wat ook grotendeels bebouwd is.
De terreinhoogte is ongeveer 13,50+ m. De maatgevende grondwaterstand ligt op ongeveer 11,60 m + NAP. Met maatgevende grondwaterstanden ruim één meter onder het maaiveld, is de ontwatering in de bestaande situatie voldoende.
In de bestaande situatie ligt een gemengd rioolstelsel in de omgeving van het plangebied. Het vuil- en regenwater worden gezamenlijk verzameld, en vanaf de perceelgrens aangesloten op de hoofdriolering. Het vuilwater wordt verpompt richting de rioolwaterzuiveringsinstallatie Tilburg, welke in beheer is van Waterschap De Dommel.
7.2 Duurzaam Waterbeheer
7.2.1 Beleidskader
De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat er in tegenstelling tot vroeger, meer rekening gehouden moet worden met water. Het huidige beleid van het rijk, de provincie, de waterbeheerder en de gemeente is gericht op een duurzaam waterbeheer. Belangrijk in deze aanpak is het realiseren van veerkrachtige watersystemen die weer de ruimte krijgen, het niet afwentelen van knelpunten in tijd of plaats, de drietrapsstrategie 'vasthouden, bergen, afvoeren', en het reserveren van de ruimte die nodig is voor de wateropgave.
Sinds 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. De KRW stelt doelen voor een goede ecologische en chemische toestand van het oppervlakte- en grondwater in 2015. De EU stelt de normen voor prioritaire stoffen. De ecologische doelstellingen zijn regionaal vastgesteld in het Stroomgebiedsbeheersplan Maas. De grondwatervoorraad moet stabiel zijn en natuurgebieden mogen niet verdrogen door een te lage grondwaterstand.
In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) hebben rijk, provincies, waterschappen en gemeenten afgesproken dat de watersystemen in 2015 op orde moeten zijn wat betreft waterkwantiteit (WB21), -kwaliteit en ecologie (KRW).
Wat het regionale beleid betreft, beheert Rijkswaterstaat het Wilhelminakanaal, de provincie de grondwatervoorraden en de waterschappen het oppervlaktewater. Het Provinciale Waterplan 2010 - 2015 beschrijft het strategische waterbeleid. De uitvoering van de Europese KRW-doelstellingen is daarin opgenomen. Parallel aan het provinciale beleid, zoeken de waterpartners samen met de betrokken landbouw-, natuur- en andere organisaties samen naar passende oplossingen om deze KRW-doelstellingen te realiseren.
Het waterschap De Dommel heeft het Waterbeheerplan 'Krachtig Water' 2010 - 2015 vastgesteld, in dezelfde periode als het Nationale Waterplan2010 - 2015 en het bovengenoemde Provinciale Waterplan2010 - 2015. Het plan beschrijft de doelen en inspanningen van het waterschap, en maakt een indeling in zes thema's: droge voeten, voldoende water, natuurlijk water, schoon water, schone waterbodem en mooi water. Naast dit beheerplan beschikt het waterschap over verschillende beleidsregels en van de verordening Keur waterschap De Dommel (datum intrede 22 december 2009), die van belang is voor eventuele ontwikkelingen.
Het waterbeleid van de gemeente Tilburg is vastgelegd in de Structuurvisie Water en Riolering (SWR), met daarin opgenomen het GRP voor de periode 2010 - 2015, met een visie voor de komende 30 jaar. Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. De SWR vervangt het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002) en het Gemeentelijk Rioleringsplan (2005-2009), en werkt de nieuwe wet- en regelgeving uit, voornamelijk wat de nieuwe zorgplichten betreft voor het regen- en grondwater, en het actuele rijks-, het provinciale en het regionale beleid.
De visie hanteert de in het Waterplan (1997) vastgestelde algemene doelstellingen voor de lange termijn, gebaseerd op de duurzaamheidgedachte:
- Streven naar een duurzaam en veerkrachtig watersysteem;
- Optimalisatie van de waterketen; zuinig en efficiënt gebruik van water;
- Vergroten van de belevings-, ecologische, economische en recreatieve waarde van water.
Deze visie is samengesteld op basis van bijdragen van burgers, gemeenteraad, en betrokken waterbeheerders. Uit de visie vloeit de opgave voort voor de komende jaren. Als uitwerking van de visie zijn er opgaven geformuleerd en strategische keuzes gemaakt, die gelden als randvoorwaarden voor de ruimtelijke ontwikkelingen in Tilburg. Deze randvoorwaarden geven onder andere invulling aan het water als ordenend principe.
7.2.2 Afwegingen
Het plan maakt deel uit van de ontwikkeling Piushaven, waarvoor het bestemmingsplan Piushavengebied 2009 geldt, inclusief waterparagraaf.
De gekozen strategie houdt in: het afkoppelen van de bestaande afvoeren oppervlakten in de herstructureringsgebieden door middel van een gescheiden inzameling van waterstromen; afvalwater afvoeren richting de zuiveringsinstallatie; het regelwater afvoeren door middel van een gescheiden rioolstelsel en een secundaire afwateringsstructuur (blauwe aders) verzameld, geborgen en getransporteerd richting de stadsrand.
Bij elk bouwplan hoort een wateropgave. In bestaand stedelijk gebied, waarbij herstructurering/grootschalige bouwplannen plaatsvinden, is een opgave gesteld van 10 mm voor bestaande afvoerende oppervlakten en 40 mm voor nieuwe af te wateren oppervlakten.
De afvoerende oppervlakten in de nieuwe situatie zijn op basis van de plankaart bepaald op wegen en bouwblokken ca. 2600 m2 (vrijwel geheel verhard) en ca. 750 m2 onverhard. Voor dit plan betekent dit een berging van ca. 26 m3. Dit wordt niet in dit plan gerealiseerd, maar conform de SWR in het kader van de Blauwe Ader structuur in de waterparken aan de stadsrand.
In het plangebied is geen sprake van toename van verharde oppervlakte ten opzichte van de bestaande situatie. Het plangebied valt conform de SWR net buiten de af te koppelen gebieden, daardoor is hier geen Blauwe Ader voorzien. Op termijn zal echter ook hier een regenwaterstelsel worden gerealiseerd. Daarom wordt ook in dit plan hemelwater gescheiden aangeleverd.
Voor het plangebied is het aldus van belang hemelwater en vuilwater inpandig te scheiden, zodat het hemelwater hierop kan worden aangesloten. Het vuilwater kan op de bestaande gemengde riolering aansluiten.
Bij extreem neerslag (T100) zal het stedelijk watersysteem de neerslag niet verwerken zonder dat er water op straat ontstaat. De tijdelijke inundatie van het openbaar gebied in deze extreme omstandigheden is acceptabel, echter niet als er veel schade ontstaat in particulier eigendom door overstroming van percelen.
Bij het plan gelden de volgende algemene uitgangspunten:
- Bij de inrichting van het plan dient men rekening te houden met de bestaande terreinhoogte van het openbaar gebied en de aangrenzende percelen;
- De water- en vochtdichtheid van alle ondergrondse bouwdelen is voldoende voor het gebruik van het bouwdeel;
- Het toepassen van uitlogende materialen is uitgesloten;
- Het vuil- en hemelwater worden inpandig gescheiden ingezameld en per perceel aan de perceelgrens aangeboden voor aansluiting op de gemeentelijke riolering;
- Het regenwater van inritten en tuinen in particulier terrein kan op het regenwaterafvoer aansluiten;
- De vuil waterafvoer sluit aan op de bestaande gemengde riolering;
- De bergingsopgave voor dit plan van 26 m3 wordt gerealiseerd in het kader van het beleid van de SWR in de waterparken.
7.3 Watertoets
Het plan is voorgelegd aan de waterbeheerder, waterschap De Dommel, via e-mail van 28 september 2011. Het waterschap heeft op 17 oktober 2011 ingestemd met de waterparagraaf.
Hoofdstuk 8 Financiële Uitvoerbaarheid
Bij nieuwe ontwikkelingen moet onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) tegelijk met het bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of een anterieure overeenkomst. De gemeente heeft hierbij de onderzoeksverplichting om de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan te toetsen. Daarnaast kan de gemeente aan de hand van de kostensoortenlijst van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) kosten verhalen op de ontwikkelaar.
Voor de gewenste ontwikkeling verkoopt de gemeente bouwrijpe grond aan de ontwikkelaar. De verantwoordelijkheid en het risico van de grond- en vastgoedexploitatie van de verdere ontwikkeling van het deelgebied ligt bij de ontwikkelaar. Op basis van het bestemmingsplan Piushavengebied 2009, de programmatische invulling en de stedenbouwkundige randvoorwaarden is de financiële haalbaarheid van het plan door de gemeente getoetst. Uit deze toets is gebleken dat de ontwikkeling economisch uitvoerbaar is.
De gemeente en ontwikkelaar hebben een anterieure koop- en realisatieovereenkomst gesloten op 14 december 2010. In deze overeenkomst zijn afspraken gemaakt over het verhaal van de gemeentelijke plan- en apparaatskosten, aanwezige bovenplanse kosten en mogelijke planschadeclaims (in juli 2011 is een planschadeverhaalovereenkomst gesloten met de ontwikkelaar). De gemeentelijke leges zijn betaald door initiatiefnemer. Daarmee is het kostenverhaal verzekerd. Een exploitatieplan is daarom niet noodzakelijk.
Hoofdstuk 9 Burgerparticipatie En Overleg
9.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro
Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan Piushavengebied 2009, 1e wijziging (Galjoenstraat Noord deel 1) op 7 juli 2011 gepubliceerd in de Tilburgse Koerier.
9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Aangezien er geen Rijks- en provinciale belangen gemoeid zijn met dit bestemmingsplan, is toezending niet nodig aan de betreffende instanties.
Het ontwerpbestemmingsplan is onder vermelding van een reactietermijn van zes weken op 14 november 2011 verzonden naar de in artikel 3.1.1 Bro genoemde overleginstanties. Er zijn geen reacties ontvangen.
9.3 Burgerparticipatie
Op 29 september 2011 is ter uitvoering van het bepaalde in de door de raad vastgestelde Handreiking Burgerparticipatie een informatieavond gehouden in het informatiecentrum Piushaven (DOKTilburg). Tijdens deze informatieavond is door Interfour BV en de gemeente Tilburg een toelichting gegeven op de aard en het doel van het wijzigingsplan. Er zijn maquettes, powerpoint, bezonningsstudie etc gepresenteerd. Daarnaast is het eerste concept van de verbeelding gepresenteerd. Tevens is de gelegenheid gegeven tot het stellen van vragen en het maken van opmerkingen. Er waren met name vragen over het parkeren. Voor inhoudelijke informatie wordt verwezen naar de bijlage "Verslag bewonersavond DOKTilburg 29 september 2011".
9.4 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.9a. van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), gedurende zes weken ter inzage gelegen, te weten van 18 november 2011 tot en met 29 december 2011. TEr is 1 zienswijze ingediend.
Hierna volgt een samenvatting van de zienswijze, het standpunt van het college van burgemeester en wethouders en de conclusie over de beoordeling. De standpunten zijn gebaseerd op de volledige tekst van de zienswijzen; er heeft een integrale beoordeling plaatsgevonden. De gegevens van de indiener zijn geanonimiseerd.
Zienswijze 1: Metaalbedrijf aan de Galjoenstraat 39
Korte inhoud van de zienswijze:
- a. Vraagt zich af of het de bedoeling is om voor het gebied de bestemming in gedeelten te wijzigen.
- b. Aan de wijzigingsregels wordt niet voldaan omdat de voorgeschreven doorsteek van Galjoenstraat naar Hoogvensestraat ontbreekt.
- c. Direct grenzend aan het perceel met woningbouw is bedrijvigheid tot en met milieucategorie 3.1 toegestaan en op 20 meter van het perceel bedrijven in de milieucategorie 3.2.. Woningbouw zo dicht bij mag niet worden toegelaten.
- d. Op de verbeelding staan bouwhoogtes dubbel aangegeven. Er ontbreekt een aanduiding voor het aantal woningen.
- e. Het bouwplan gaat ten koste van parkeergelegenheid. De aanwezige garages dienen geteld te worden als 0,7 parkeerplaats. Onduidelijk is hoe in het plan het parkeren geregeld is.
- f. Het bedrijf van reclamant moet bereikbaar blijven voor vrachtwagens.
- g. Is van mening dat voor het gehele gebied een visie moet worden ontwikkeld en dat de gemeente als regisseur dient op te treden.
Standpunt college
- a. Zoals in de toelichting op het bestemmingsplan Piushavengebied 2009 is aangegeven (paragraaf 6.2.3.) vindt de transformatie van dit deelgebied projectmatig plaats. Deze transformatie voltrekt zich via een perceelsgerichte ontwikkeling. De wijzigingsregels verzetten zich niet tegen een gefaseerde ontwikkeling.
- b. De bedoelde doorsteek dient te lopen vanaf het parkje nabij de school aan de Hoogvensestraat, via het projectgebied Galjoenstraat Noord en het pocketpark van de Havenmeester naar de Piushaven. (zie toelichting bestemmingsplan Piushavengebied 2009 par. 6.2.3.) Deze doorsteek is op diverse schetsen uit de stedenbouwkundige visie 2009 en 2011 opgenomen. Omdat de doorsteek het pocketpark bij de Havenmeester en het parkje aan de Hoogvensestraat moet verbinden dient hij over de percelen te lopen die westelijk van het plangebied van dit wijzigingsplan liggen. Zie bijgaande schets. Bij verzoeken om wijziging van het bestemmingsplan van dit westelijk deel zal de doorsteek een voorwaarde voor medewerking zijn. Ook bij de toedeling van het programma woningen is rekening gehouden met de realisatie van de doorsteek. Op deze manier wordt voldaan aan deze wijzigingsvoorwaarde.
- c. Het is correct dat naast het plangebied van het wijzigingsplan de bestemming Bedrijvigheid vooralsnog gehandhaafd blijft. De percelen Galjoenstraat 29, 31, 33 zijn in handen van één van de projectontwikkelaars in het Piushavengebied. In de panden op deze percelen zit bedrijvigheid die past in een woonomgeving. Dit zijn geen milieubeheer plichtige bedrijven. De daarnaast gelegen percelen Galjoenstraat 35 en 37 zijn sinds 17 juni 2011 eigendom van de gemeente Tilburg. Het bedrijf dat hier gevestigd is, Janus Metaal, is door de gemeente uitgekocht en zal uiterlijk 1 januari 2014 verplaatst zijn naar een bedrijventerrein. Het bedrijf is weg voordat de woningen in dit deelplan opgeleverd worden. Daarmee wordt de milieuhinderlijke bedrijvigheid opgeheven en wordt een goed woon- en leefklimaat voor de te bouwen woningen gegarandeerd. Nadat het bedrijf Janus Metaal verplaatst is zal de bestemming van deze percelen gewijzigd worden en zal eenzelfde ontwikkeling plaats vinden als voor het huidig deelplan. Zie hiervoor de toelichting op het bestemmingsplan Piushavengebied 2009 en de Stedenbouwkundige visie 2011.
Het bedrijf van reclamant ligt op 58 meter van de grens van het wijzigingsgebied. De geluidcontour van het bedrijf ligt niet over het plangebied. Het betreft een bedrijf uit de milieucategorie 3.2. Zoals in de toelichting bij het wijzigingsplan is aangegeven kan het gebied Galjoenstraat Noord worden aangemerkt worden als gemengd gebied. De richtafstand voor milieucategorie 3.2. bedrijven ten opzichte van woningen in een gemengd gebied is 50 meter. Dus ook ten opzichte van het bedrijf van reclamant wordt voldoende afstand gehouden. De feitelijke geluidcontour van het bedrijf ligt tot de helft van het perceel Galjoenstraat 37 op ongeveer 7 meter van de grens van de inrichting van reclamant. Het bedrijf zal zelf geen beperkingen ondervinden van dit wijzigingsplan omdat dichter bij het bedrijf al woningen aanwezig zijn en die zijn bepalend voor de milieuruimte van het bedrijf van reclamant. - d. Een groot deel van het perceel wordt voorzien van een parkeerkelder. Daarbovenop komen de woningen. Voor de parkeerkelder geldt een bebouwingshoogte van maximaal 2 meter voor de woningen een hoogte van in totaal 11 meter. Voor de woningen grenzend aan de Gondelstraat geldt een maximale hoogte van 14 meter. De verbeelding is inderdaad niet geheel correct. Voor de binnenstraten geldt een bouwhoogte van maximaal 2 meter voor de woningen een maximale hoogte van 11 c.q. 14 meter. Tussen de woningen in dit plan en de tuinen van de woningen aan de Hoogvensestraat komt een binnentuin. Hier geldt geen bebouwingshoogte omdat hier niet gebouwd wordt. Er bestaat geen verplichting om het aantal te bouwen woningen in een bestemmingsplan vast te leggen.
- e. Het plan voldoet aan de parkeernorm. De parkeerplaatsen voor de bewoners komen in de parkeerkelder en er komen bezoekersparkeerplaatsen in het openbaar gebied. Op een deel van het terrein staan op dit moment (particuliere) garageboxen waarvan de huur contractueel opgezegd kan worden. Dit opzeggen kan een grotere parkeerdruk op het openbaar gebied betekenen, maar door de invoering van vergunninghoudersparkeren zal de parkeerdruk in het gebied weer verlaagd worden. Daarnaast worden veel garageboxen gebruikt voor opslag en niet voor het stallen van auto's.
- f. De Galjoenstraat zal na realisering van de bouwplannen de Havenmeester en Galjoenstraat Noord worden heringericht. Het profiel wordt aangepast waarbij uiteraard rekening gehouden wordt met bereikbaarheid van bedrijven.
- g. Voor de gehele gebiedsontwikkeling Piushaven is in 2008 de stedenbouwkundige visie vastgesteld die twee-jaarlijks verfijnd en bijgesteld wordt. Recent is de Stedenbouwkundige visie 2011 vastgesteld. In deze visie, en ook in het bestemmingsplan, is de gemeentelijke visie voor de ontwikkeling van het deelgebied Galjoenstraat Noord uiteengezet. Door het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan, maar ook door het sluiten van samenwerkingsovereenkomsten en het laten toetsen van alle plannen in het Piushavengebied door het Kwaliteitsteam Piushaven voert de gemeente de regie over het gebied.
Conclusie
De zienswijze is op het punt van de aangegeven bouwhoogte op de verbeelding gegrond. De verbeelding dient aangepast te worden. Voor het overige is de zienswijze ongegrond.
Bijlage 1 Verslag Bewonersavond Doktilburg 29 September 2011
Bijlage 1 Verslag bewonersavond DOKTilburg 29 september 2011
Bijlage 2 Quickscan Ffw Galjoenstraat
Bijlage 2 Quickscan FFW Galjoenstraat