Hoge Hoek, 1e herziening (Blok 5 en 8)
Bestemmingsplan - Tilburg
Onherroepelijk op 30-07-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0855.BSP2012036-en bijbehorende bijlagen.
1.2 plan
Het bestemmingsplan Hoge Hoek, 1e herziening (Blok 5 en 8) van de gemeente Tilburg.
1.3 aanbouw
Uitbreiding van een gebouw bestaande uit één bouwlaag welke direct ten dienste staat van het gebouw doch niet één open ruimte vormt met de rest van het gebouw, dat zowel qua bouwmassa als verschijningsvorm ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.4 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aaneengesloten woning
Een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde woningen (hoofdgebouwen), niet zijnde gestapelde woningen.
1.7 aan huis verbonden beroep
Die bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw, die kunnen worden beschouwd als ´aan-huis-verbonden´, waarbij:
- a. degene die de activiteit uitvoert, tevens de bewoner is van de woning;
- b. geen sprake is van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen, conform de in deze regels opgenomen algemene bouwregels Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening;
- c. voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
- d. de beroepsuitoefening naar omvang ondergeschikt is aan het wonen, d.w.z. niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning (inclusief aan-, uit en/of bijgebouw) en totaal niet meer dan 80 m² in beslag neemt;
- e. de beroepsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;
- f. geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;
- g. op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt;
1.8 achtergevelrooilijn
De achterste, niet naar het openbaar gebied toegekeerde lijn die het bouwvlak begrenst.
1.9 afhankelijke woonruimte
Een aanbouw of bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
1.10 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.11 bebouwingspercentage
Het percentage dat per bouwperceel bepaalt hoeveel procent van het bouwvlak ten hoogste - binnen het aangegeven bouwvlak - mag worden bebouwd.
1.12 bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op onder andere consumentverzorging, welke geheel of overwegend door middel van handwerk plaatsvinden.
1.13 bedrijven
Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten die liggen op het vlak van industrie, handel en groothandel met eventueel bijbehorende ondergeschikte showroom (derhalve géén detailhandel daaronder te begrijpen), ambacht, nijverheid, productie, distributie, logistiek, vervoer, opslag, reparatie (waaronder autoreparatiebedrijven al dan niet met bijbehorende en ondergeschikte showroom), e.d., alsmede brandweerkazerne.
Tevens worden hiertoe gerekend bijbehorende kantoorruimten en installaties.
(Bedrijf is de technische eenheid van onderneming, met dit laatste begrip is de economische eenheid bedoeld).
1.14 beeldbepalende boom
Bomen met een hoofdwaarde volgens de Boomwaarde zoneringskaart.
1.15 beperkt kwetsbaar object
Object zoals omschreven in het ´Besluit externe veiligheid inrichtingen´.
1.16 beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw
Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinning en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.
1.17 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.18 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.19 bijgebouw
Een vrijstaand gebouw ten dienste van en behorende bij het hoofdgebouw bestaande uit maximaal één bouwlaag, dat zowel qua bouwmassa als verschijningsvorm ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.20 bouwblok
Door openbare ruimte omsloten geheel van percelen (al dan niet -reeds- bebouwd), dat te beschouwen is als een stedenbouwkundige eenheid.
1.21 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.22 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.23 bouwhoogte
Onder ´bouwhoogte´ wordt verstaan:
- a. De hoogte van gebouwen, met uitzondering van lift- en trappenhuizen, lichtkappen en ondergeschikte onderdelen van gebouwen zoals schoorstenen, masten en delen van ventilatie-installaties, gemeten uit het hoogste punt boven het (straat-)peil.
- b. De hoogte van bouwwerken die geen gebouw zijn, gemeten uit het hoogste punt boven het (straat-)peil.
1.24 bouwlaag
Een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkant van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten meer dan 1,5 m in hoogte verschillen, zulks met uitzondering van een onderbouw.
1.25 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.26 bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel.
1.27 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.28 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.29 calamiteit
Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk door overmacht: brand, overstroming, terroristische en/of oorlogshandelingen, aardbeving en dergelijke.
1.30 dakhelling
Hoek die gevormd wordt door een schuin en een horizontaal vlak die elkaar snijden op de goothoogte.
1.31 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder supermarkten.
Uitgezonderd zijn: postorderbedrijven, internetbedrijven etc.
1.32 dienstverlening
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van detailhandel en seksinrichtingen.
1.33 erf
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde zijn toegelaten.
1.34 erker
Transparante, ondiepe uitbouw van een gebouw vóór de voorgevel, niet zijnde een entree.
1.35 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.36 geschakelde woning
Woningen waarvan de hoofdgebouwen door middel van bijgebouwen met elkaar verbonden worden en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens moet worden gebouwd.
1.37 gestapelde woning
Een woning, onderdeel uitmakende van een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en uit twee of meer bouwlagen bestaat, of waarbij (een deel van) de eerste bouwlaag van het gebouw voor andere met de betreffende bestemming in overeenstemming zijnde doeleinden wordt gebruikt.
1.38 goothoogte
De hoogte waarop zich de snijlijn bevindt van een verticaal en een hellend vlak, waarbij die vlakken de begrenzing zijn van het toegestane bouwvolume.
1.39 groenvoorzieningen
het geheel van grootschalige voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair, etc, alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.
1.40 grondgebonden woning
Een met de grond verbonden woning bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, daaronder begrepen beroep aan huis, met een zelfstandige ontsluiting op de begane grond en niet zijnde een gestapelde woning.
1.41 hoekperceel
een perceel, gelegen aan een hoek van twee wegen c.q. het openbaar gebied.
1.42 hoofdgebouw of hoofdbebouwing
Een gebouw of bebouwing ten dienste van de bestemming van de betreffende gronden, dat/die op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.43 houtopstand
Houtachtige overblijvende gewassen zoals struiken, heggen en bomen.
1.44 huishouden
Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren. Met een huishouden wordt gelijk gesteld:
- a. de huisvesting van maximaal 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);
- b. tijdelijke huisvesting in de vorm van logies aan maximaal 5 seizoenarbeiders;
- c. de huisvesting van maximaal 12 personen met een lichamelijk of verstandelijke beperking, een psychiatrisch ziektebeeld of psychologische problemen dan wel de huisvesting van maximaal 12 personen die tijdelijke opvang beleven, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht, dit alles gericht op zelfstandige bewoning.
1.45 kadastraal perceel
Een onroerend goed, dat als dusdanig door de Administratie van het Kadaster is vastgelegd en geregistreerd.
1.46 kantoor
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccomodatie.
1.47 kortstondig
Aansluitende tijdsperiode van maximaal 12 uur.
1.48 langzaam verkeer
Voetgangers- en (snor)fietsverkeer.
1.49 maatvoeringsvlak
Een deel van een bestemmingsvlak dat van een ander maatvoeringsvlak wordt gescheiden door een maatvoeringsvlakgrens. Maatvoeringsvlakken onderscheiden zich door een met de maatvoeringsaanduiding aangegeven verschil in goot-, bouwhoogte, dakhelling en/of bebouwingspercentage.
1.50 mantelzorg
Mantelzorg is langdurige, intensieve niet georganiseerde zorg, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een zorgvrager door een of meer leden uit diens omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voorloeit uit de sociale relatie.
1.51 monumentale boom
Een boom die is opgenomen in de gemeentelijke lijst van monumentale bomen zoals die geldt op het moment van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan en als zodanig is aangeduid.
1.52 nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.
1.53 onbebouwd erf
Dat deel van het perceel, dat geen bouwvlak of erf betreft.
1.54 onderbouw
Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen.
1.55 onderkomen
Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken, voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, loodsen, keten en andere soortgelijke verblijfsmiddelen.
1.56 onzelfstandige wooneenheid/eenheden
Een (complex van) woonruimte(n) waarbij men wezenlijke voorzieningen, zijnde keuken, badkamer en toilet, gemeenschappelijk moet gebruiken en waarvan de deur van het privévertrek uitkomt op een gemeenschappelijke (verkeers)ruimte.
1.57 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, ondersteund door palen of kolommen, eventueel gedeeltelijk omsloten door wanden die niet tot de constructie behoren.
1.58 patiowoning
een woning met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnentuin, gevormd door minimaal 2 gevels van belendende, dan wel op het eigen bouwperceel aanwezige bebouwing;
1.59 peil (straatpeil)
Hieronder wordt verstaan:
- a. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang.
- b. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
1.60 perceel
Een aaneengesloten stuk grond met kadastrale aanduiding.
1.61 plangrens
Een weergegeven lijn, die de grens van plan aanduidt.
1.62 randhoogte
De bestaande hoogte van gebouwen gemeten op bovenkant goot, boeiboord of druiplijn, gemeten boven het gemiddelde peil van het aansluitende afgewerkte terrein.
1.63 risicovolle inrichting
- a. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
- b. een AMvB-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet Milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/ of het gebruik van gevaarlijke stoffen;
- c. bedrijven waarvan de aantoonbare PR10-6/jaar contour is gelegen buiten de inrichtingsgrens.
1.64 speelvoorzieningen
Voorzieningen ten dienste van sport en spel.
1.65 straatpeil
Zie peil (straatpeil).
1.66 twee-aaneen (half vrijstaand)
Een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van maximaal twee aaneengebouwde woningen.
1.67 uitbouw
Een gebouw, dat als vergroting van een bestaande ruimte is/wordt gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.68 verblijfsvoorzieningen
Besloten ruimten, bestemd voor het verblijven van mensen.
1.69 verkoopvloeroppervlak
De oppervlakte van de geheel of grotendeels voor publiek toegankelijke ruimte die is bestemd en feitelijk ingericht voor de verkoop van goederen, waaronder begrepen showroom, uitstallingsruime, kassa´s, e.d. met uitzondering van magazijn, opslagruimte, kantoor, e.d.
1.70 voorgevelrooilijn
De naar het openbaar gebied toegekeerde lijn die het bouwvlak begrenst en aansluit aan het onbebouwd erf c.q. openbaar gebied.
1.71 vrijstaande woning
Een woning die hoogstens door middel van de bijgebouwen met een andere woning verbonden is en waarvan geen van de beide zijgevels van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens staan.
1.72 water en waterhuishoudkundige voorzieningen
Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.
1.73 weg
Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
1.74 Wet geluidhinder
De wet van 16 februari 1979, staatsblad 99 (1979), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.
1.75 wonen
Hieronder wordt verstaan:
- a. het geheel van aan huis verbonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, zelfstandige wooneenheden e.d. ten dienste van het verblijven door mensen. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve dagverblijven;
- b. huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen, alsmede bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen (en ruimten) c.q. verzorgingsfaciliteiten;
- c. beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als ´aan huis verbonden beroep´, zijnde beroepsactiviteiten van tenminste één bewoner, plaatsvindend in de betrokken woning en/of bijbehorend bijgebouw.
1.76 woning
Een (gedeelte van een) gebouw dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, daaronder begrepen een aan huis verbondenberoep.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk
- a. de oppervlakte van een bouwwerk buitenwerks gemeten boven het peil met uitzondering van de oppervlakte van:
- 1. een ondergeschikt bouwdeel (zoals open buitentrap, hellingbanen, e.d.) waarvan de verticale projectie op het horizontaal vlak kleiner is dan 4 m² óf
- 2. een uitkragend constructiedeel (zoals entree-overkapping, dakoverstekken, niet beweegbare zonweringconstructies e.d.) waarvan de breedte van de verticale projectie op het horizontale vlak kleiner is dan 0,75 m;
- b. de oppervlakte van een onbebouwd gedacht terrein, gemeten binnen de grenzen van dat terrein.
2.6 Lengte, breedte en diepte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 Afstand tot zijdelingse perceelgrens
Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
- 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. de brandveiligheid;
- 5. de milieusituatie;
- 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- 7. parkeergelegenheid op eigen terrein.
- b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
- c. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6 m boven het straatpeil in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene Bouwregels
5.1 Ondergrondse bouwwerken
5.2 Hoofdtoegang woningen
5.3 Onbebouwd terrein bij gebouwen
5.4 Ruimte tussen bouwwerken
5.5 Bouwen in nabijheid van monumentale en beeldbepalende bomen
5.6 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De regels van de Bouwverordening ten aanzien van de onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de bereikbaarheid van de gebouwen voor wegverkeer;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- c. de parkeergelegenheid en de laad- en losmogelijkheden.
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
6.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming
Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
7.1 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van maten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen voor het binnenplans afwijken van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
- a. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
- b. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
- c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
- d. voldaan is aan de volgende voorwaarden:
- 1. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet cumulatief worden gebruikt;
- 2. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.
- e. bij een (extra) toename van het verharde oppervlak een dergelijke toename hydrologisch neutraal gerealiseerd wordt en in overleg met het Waterschap De Dommel plaatsvindt, indien de toename een significant effect heeft op de waterhuishouding.
7.2 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van grenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak, bestemmingsvlak, functie-aanduidingsvlak of maatvoeringsvlak, indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting o.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
- a. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
- b. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
- c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
- d. bij een (extra) toename van het verharde oppervlak een dergelijke toename hydrologisch neutraal gerealiseerd wordt en in overleg met het Waterschap De Dommel plaatsvindt, indien de toename een significant effect heeft op de waterhuishouding.
7.3 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van:
- a. bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van utiliteitsvoorzieningen;
- b. vrijstaande schoorstenen, minaretten en soortgelijke bouwwerken.
7.4 Binnenplans afwijken t.b.v. parkeer- en stallingsvoorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van parkeer- en stallingsvoorzieningen met bijbehorende bovengrondse bouwwerken zoals in- en uitritten, in- en uitgangen, trappenhuizen, liften, hellingbanen, bewakings- /portiersloges e.d., onder de volgende voorwaarden:
- a. de maximale oppervlakte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 30 m² bedragen;
- b. de maximale hoogte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 4,5 m bedragen;
- c. bij een (extra) toename van het verharde oppervlak een dergelijke toename hydrologisch neutraal gerealiseerd wordt en in overleg met het Waterschap De Dommel plaatsvindt, indien de toename een significant effect heeft op de waterhuishouding.
7.5 Binnenplans afwijken t.b.v. aan-huis-verbonden beroep
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan voor wat betreft de voorwaarden, zoals beschreven in de begripsregels, waaronder overeenkomstig artikel 3.1 binnen de bestemming ´Wonen´, een aan huis verbonden beroep is toegelaten, indien door de aard van de werkzaamheden het beroep niet of bezwaarlijk anders dan aan huis of op de betreffende locatie kan worden uitgeoefend.
7.6 Binnenplans afwijken t.b.v. evenementen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van incidenteel en kortstondig afwijkend gebruik van particuliere percelen/bebouwing voor het plaatsen van tijdelijke onderkomens zoals (feest)tenten, kiosken e.d. ten behoeve van festiviteiten met een openbaar karakter (muziekfestival, zeskamp, sportwedstrijd, show/voorstelling, tentoonstelling, beurs, markt, e.d.) voor de duur van een aantal (aaneengesloten) dagen (over het algemeen 3 á 4), met dien verstande dat aan deze omgevingsvergunning voorwaarden kunnen worden verbonden ter beperking van onaanvaardbare overlast van de (woon)omgeving, onder meer voor wat betreft parkeren, geluidhinder, situering van tijdelijke onderkomens e.d.
7.7 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken van algemeen nut
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen voor het binnenplans afwijken van de bouwregels, opgenomen in de bestemmingsregels in Hoofdstuk 2, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van algemeen nut, met dien verstande dat:
- a. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen en
- b. de oppervlakte niet meer dan 50 m² mag bedragen.
Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels
8.1 Wijzigingsbevoegdheid reconstructie, herverkaveling of renovatie
- a. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van:
- 1. de reconstructie of herverkaveling van een (deel van een) bouwblok met in het ongerede geraakte, al dan niet complexgewijze bebouwing waarvan de functie wordt beëindigd;
- 2. de reconstructie van een (deel van een) bouwblok waarbij de functie geheel of grotendeels wordt gehandhaafd, maar (infra-) structuur, ontsluiting, verkaveling e.d. worden aangepast;
- 3. de reconstructie, herverkaveling of renovatie van een gebouw of een bouwblok waarbij nieuwe rooilijnen kunnen worden weergegeven;
- 4. de ontsluiting of herverkaveling van het gebied ten einde nieuwe bestemmingen ´V´ of ´V-V´ projecteren;
- 5. de herverkaveling van het gebied of om tot een optimale verkaveling te komen, door aangrenzende bestemmingen voor openbaar gebied (´V´, ´V-V´ e.d.) geheel of deels om te zetten in een nieuw te realiseren bestemming binnen die herverkaveling, of deze bestemmingen geheel of deels elders in de nieuwe verkaveling onder te brengen.
- b. Er mag geen sprake zijn van functiewijzigingen welke in strijd zijn met rijks-, provinciaal dan wel gemeentelijk beleid;
- c. Na wijziging zijn de regels van het bestemmingsplan hierop van toepassing.
8.2 Wijzigingsbevoegdheid verwijderen aanduidingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, zodanig dat een weergegeven aanduiding wordt verwijderd indien de binnen deze aanduiding toegelaten functie is beeindigd en wordt omgezet in een binnen het ter plaatse geldende bestemmingsvlak toegelaten functie.
8.3 Wijzigingsbevoegdheid uitwisseling van aanduidingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een weergegeven aanduiding te wijzigen in een andere aanduiding, met dien verstande dat:
- a. de ingevolge de aanduiding ter plaatse geldende maximaal toelaatbare milieucategorie voor functies of activiteiten uit de bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten niet mag worden overschreden;
8.4 Wijzigingsbevoegdheid broedplaatsfunctie
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de vestiging van de functies bedrijf, kantoor, maatschappelijk, recreatie, sport of dienstverlening binnen het bestemmingsvlak ´Wonen´, met dien verstande dat:
- a. uitsluitend sprake mag zijn van een activiteit die is vermeld in de categorieën 1 of 2 van de bijgevoegde bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- b. de omvang van de functie ten hoogste 200 m² bruto vloeroppervlak mag bedragen;
- c. geen sprake mag zijn van activiteiten die worden verricht in de nachtperiode (van 22:00 uur tot 07:00 uur);
- d. geen sprake mag zijn van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige andere functies dan wonen;
- e. in voldoende mate wordt voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
- f. geen sprake mag zijn van buitenopslag;
- g. geen sprake mag zijn van functiewijzigingen welke in strijd zijn met rijks-, provinciaal dan wel gemeentelijk beleid.
8.5 Wijzigingsbevoegdheid bouwwerken van algemeen nut
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van bouwwerken van algemeen nut met een groter oppervlak dan 50 m²tot een maximale oppervlakte van 100 m².
Artikel 9 Overige Regels
9.1 Algemene regels inzake nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de afmetingen en situering van bebouwing op percelen die direct gelegen zijn naast percelen die in een beschermd dorpsgezicht, dan wel stadsgezicht vallen en percelen met de aanduiding gemeentelijk monument, dan wel rijksmonument, in verband met de ruimtelijke afstemming van deze bebouwing op het naastgelegen monument, met dien verstande dat advies wordt ingewonnen bij de Monumentencommissie;
- b. de aard en omvang van kantines, restauratieve voorzieningen e.d. die ondersteunend zijn voor (openlucht-)sport en recreatie en maatschappelijke voorzieningen teneinde de ondergeschiktheid van die voorzieningen veilig te stellen en/of ter bescherming van de woonfunctie en/of ter voorkoming van een onevenredige aantasting van andere functies in de omgeving;
- c. de bereikbaarheid van gebouwen vanuit en de situering van de hoofdentree van gebouwen ten opzichte van de openbare ruimte;
- d. de situering en afmetingen van groenvoorzieningen;
- e. de situering en afmetingen van parkeergelegenheid, ook op eigen terrein;
- f. de situering van toegangswegen en -paden tot gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en open erven.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
- c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als ´Regels van het bestemmingsplan Hoge Hoek, 1e herziening (Blok 5 en 8)´ van de gemeente Tilburg.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Postzegelplan Aanleiding Tot Planontwikkeling
In 2009-2010 heeft een groep huishoudens/starters uit Berkel-Enschot zich verenigd om in het gebied Hoge Hoek een woonproject in Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO) te realiseren. CPO houdt in dat de toekomstige kopers van de woningen zelf volledig opdrachtgever zijn voor het gehele woningbouwtraject. Particulieren ontwikkelen voor eigen gebruik (in groepsverband) woningen met als doelstelling om kwalitatief goede woningen te bouwen voor een eerlijke prijs, die bovendien voldoen aan de individuele wensen van de deelnemers. De kopers nemen dus zelf het heft in handen. De huishoudens vanuit Berkel-Enschot en omgeving hebben hiertoe een vereniging opgericht; vereniging CPO de Hoge Hoek. De vereniging geeft namens alle deelnemende leden opdracht aan een architect om een plan naar eigen smaak te ontwerpen. Dat plan wordt later door een aannemer uitgevoerd. Om dit alles soepel te laten verlopen, laat de vereniging zich bijstaan door een professionele CPO-procesbegeleider. Zo kunnen de kopers allemaal een woning geheel naar eigen wens en budget laten bouwen. Het bouwen van meer woningen in (Collectief) Particulier Opdrachtgeverschap is een belangrijk speerpunt van de gemeente Tilburg (zie nota Woonvisie uit 2011). Samen met de gemeente Tilburg en ontwikkelaar Novaform B.V. is gezocht naar een mogelijkheid binnen de verkaveling van Hoge Hoek voor realisatie van het CPO project. Ter plaatse van Blok 5 is uiteindelijk ruimte gevonden voor het initiatief. In het geldende bestemmingsplan is het mogelijk hier 30 woningen te bouwen (33 woningen als gebruik wordt gemaakt van een binnenplanse ontheffing). Om hier de bouw van 17 CPO woningen (m.n. in de categorie koopgarant) mogelijk te maken, is het aantal woningen binnen dit blok verhoogd van 33 naar 39 woningen. Op het binnen terrein is voldoende ruimte om de toegenomen parkeerbehoefte op te vangen. De gemeente Tilburg wil in principe medewerking verlenen aan dit initiatief door middel van deze partiële herziening van het bestemmingsplan.
In deze planherziening is ook een aanpassing van het bouwvlak van Blok 8 van het bestemmingsplan Hoge Hoek meegenomen. Het gaat om een vereenvoudiging van het verkavelingplan, welke noodzakelijk was om in te kunnen spelen op de veranderde marktsituatie. Het aangepaste verkavelingplan conflicteert op onderdelen met de bouwvlakken van het vigerend bestemmingsplan maar voldoet nog steeds aan de kaders voor "dorps bouwen" (zie ook 2.2 en 2.3).
Met deze toelichting wordt een basis gegeven voor de bestemmingsplanherziening waarmee medewerking kan worden verleend aan het initiatief. De toelichting geeft aan waarom de beoogde ontwikkeling past binnen de visie op het gebied. Er wordt nader ingegaan op de wijze waarop het initiatief aansluit op de plaatselijke situatie en het beleid dat de gemeente voorstaat. Tevens worden de (stedenbouwkundige) richtlijnen en randvoorwaarden welke aan de basis van de planontwikkeling hebben gestaan in de toelichting verwoord. De toelichting geeft ook de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken weer.
1.2 Het Plangebied
Het plangebied van Blok 5 maakt onderdeel uit van de woningbouwontwikkeling Hoge Hoek en wordt globaal begrensd door bestaande of toekomstige wegen. Het betreft hierbij de 'Korenmolen' in het noorden en het westen, de 'Volmolen' in het oosten en de ' Elvira' in het zuiden.
Het plangebied van Blok 8 maakt tevens onderdeel uit van de woningbouwontwikkeling Hoge Hoek en wordt globaal begrensd door de bestaande bebouwing van de kern van Berkel-Enschot aan de oostzijde (woningcomplex Berkengaarde) en de nieuwe wegen Schorsmolen, Korenmolen en Blomhof aan respectievelijk de noord-, west- en zuidzijde.
In de onderstaande figuur is de exacte begrenzing van het plangebied van Blok 5 en Blok 8 aangegeven.
1.3 Voorgaande Plannen
Het bestemmingsplan Hoge Hoek, 1e herziening (Blok 5 en 8) betreft een herziening van een deel van het geldende bestemmingsplan 'Hoge Hoek', dat van toepassing is op dit plangebied. De raad van de gemeente Tilburg heeft op 11 april 2011 het bestemmingsplan 'Hoge Hoek' vastgesteld. Het bestemmingsplan 'Hoge Hoek' is onherroepelijk geworden op 5 december 2012. Voor de geluidbelasting op een aantal woningen in het plangebied 'Hoge Hoek' is tevens een besluit inzake hogere grenswaarden, als bedoeld in de Wet geluidhinder, vastgesteld.
In bovenstaande figuur is een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan 'Hoge Hoek' weergegeven.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Algemeen
In het bestemmingsplan ´Hoge Hoek´ is voor het plangebied (Blok 5 en Blok 8) de bestemming ´Wonen´ opgenomen. Tevens zijn in het bestemmingsplan uitgangspunten geformuleerd waar de gebieden bij de uiteindelijke uitwerking aan moeten voldoen. Binnen ieder bestemmingsvlak 'Wonen' is het maximum aantal wooneenheden aangegeven. Middels een binnenplanse afwijking is het mogelijk om het aantal woningen per bestemmingsvlak met niet meer dan 10% extra woningen te vermeerderen. Ter plaatse van het plangebied (Blok 5) is het volgens het bestemmingsplan Hoge Hoek mogelijk om maximaal 33 wooneenheden te realiseren (incl. binnenplans afwijken).
Sinds de vaststelling van het bestemmingsplan Hoge Hoek in 2011 zijn bestaande ideeën verder uitgewerkt naar huidige inzichten en financiële omstandigheden. De diverse ideeën van de CPO vereniging Hoge Hoek kregen steeds meer vorm en in overleg met Novaform is inmiddels ook concreet het onderhavige plangebied binnen het plan Hoge Hoek aangeduid als ontwikkeling ten behoeve van CPO.
Naar aanleiding van bovengenoemde ontwikkeling is bezien in hoeverre de ideeën mogelijk waren binnen het bestemmingsplan Hoge Hoek. Aangezien de CPO ontwikkeling met name de bouw van starterswoningen in de vorm van aaneengesloten woningen betreft, is de woningdichtheid ter plaatse van Blok 5 hoger dan de woningdichtheid van het stedenbouwkundig ontwerp Hoge Hoek. De nieuwe ontwikkeling ter plaatse van Blok 5 van het plangebied betreft het realiseren van maximaal 39 grondgebonden woningen.
Het deel van het plangebied ter plaatse van Blok 8 omvat slechts het wijzigen van het bouwvlak als gevolg van de nieuwe stedenbouwkundige verkaveling voor dit blok. Binnen het bestemmingsvlak van Blok 8 zijn op de verbeelding van het bestemmingsplan Hoge Hoek enkele bouwvlakken in de vorm van lossen stroken opgenomen. Eén van deze stroken betreft een korte strook ten behoeve van een twee aaneengeschalde woningen. Als gevolg van de veranderde marktsituatie is het stedenbouwkundig plan ter plaatse van Blok 8 echter aangepast en komt het bouwvlak niet meer overeen met de nieuwe stedenbouwkundige verkaveling. Het bouwvlak ter plaatse van Blok 8 moet derhalve worden herzien.
2.2 Ruimtelijke Structuur
De uitwerking van de stedenbouwkundige hoofdopzet in het verkavelingsplan van de woningbouwontwikkeling Hoge Hoek is gestoeld op zeven Peilers, te weten:
- Bouwen op Ondergrond (scherfstructuur);
- Rand van het Dorp (relatie met het landschap);
- Menging (bouwvolumes en kapvormen);
- Het Individuele Huis (invloed van bewoners);
- Groene Voeten (tuinen, stoepen en erfafscheidingen);
- Dorpsweg (smalle profielen);
- Dorpsbrink of Dorpsplein (strategisch openbaar groen).
Belangrijkste peiler, welke van toepassing is voor het plangebied, betreft de scherfstructuur. De verkavelingsstructuur van het plan Hoge Hoek is geïnspireerd op de akkers en weilanden, welke een vorm hebben van 'scherven'. Deze vormen zijn in combinatie met hun maat en schaal doorgezet in het stedenbouwkundig plan. De hierdoor ontstane structuur is er één die verrassende ruimtes en perspectieven biedt met een geheel van routes die nergens voorspelbaar of saai worden. De gebieden van Blok 5 en Blok 8 betreffen beide een zogenaamde 'scherf' van het totale ontwikkelingsplan Hoge Hoek.
De woningen zijn langs de rand van de scherf gepositioneerd en vormen een visuele wand. De woningen richten zich met de voorzijde naar de omliggende wegen. Op het achtererf vindt het grootste gedeelte van het parkeren plaats.
De bestaande stedenbouwkundige structuur met zichtlijnen naar het buitengebied en enkele groene ruimten tussen de bebouwing blijven als gevolg van de planontwikkeling behouden.
Kenmerkend voor een dorp als Berkel-Enschot is ondermeer het individuele karakter van de bebouwing. Deze invloed wordt ook gezocht voor de vormgeving van de woningen van Hoge Hoek en het plangebied. Vormen van mede-opdrachtgeverschap maken dan ook onderdeel uit van het plan. Het dorpse karakter van de totale planontwikkeling 'Hoge Hoek' vormt de overgang van privéterrein naar openbaar gebied. Daarom is het van belang dat er veel aandacht wordt besteedt aan erfafscheidingen.
Ook variatie in de situering van de woningen ten opzichte van de wegen kan bijdragen aan het gewenste dorpse karakter van het plangebied. Hierbij komen veel smalle privézones voor, die aan het openbaar gebied grenzen.
2.3 Functionele Strcutuur
Zoals hiervoor is aangegeven, worden de afzonderlijk scherven, die door de ontsluitings- en groenstructuren ontstaan “ingevuld” met woningbouw. Uitgangspunt binnen de totale ontwikkeling van Hoge Hoek is het realiseren van een zogenaamd “dorps” karakter, waarbij woningen zijn gesitueerd aan en georiënteerd op de openbare wegenstructuur en waarbij de achterzijde van de woningen gezamenlijk de meer private binnenruimten vormen. De bestaande rand van de huidige kern Berkel-Enschot krijgt door het toevoegen van nieuwe bebouwing met een dergelijk bebouwingsstructuur een duidelijke voorzijde richting het buitengebied.
De gekozen opzet voor de bebouwingsstructuur biedt optimale mogelijkheden voor de gewenste differentiatie in woningtypologieën. Een en ander is afhankelijk van de kwalitatieve woningbehoefte en de woningbouwmarkt. Binnen de bebouwingsstructuur kunnen vrijstaande, halfvrijstaande, aaneengesloten woningen en patiowoningen naast elkaar een plaats krijgen.
2.4 Parkeren
De parkeerbalans is afgeleid uit de "Notitie parkeernormen Tilburg 2011"(vastgesteld door de Raad op 25 juni 2012). Binnen de gemeente Tilburg worden vier zones onderscheiden; zone A (centrum Tilburg), zone B (schil en voorstadstations), zone C (rest bebouwde kom) en zonder D (buitengebied). Het plangebied is gelegen in zone C (rest bebouwde kom). De volgende parkeernorm wordt gehanteerd:
- 2,1 p.p.p.w. voor het woningtype groter dan 160 m² bvo;
- 2,0 p.p.p.w. voor het woningtype van 130 tot 160 m² bvo;
- 1,7 p.p.p.w. voor het woningtype van 70 tot 130 m² bvo;
- 1,3 p.p.p.w. voor het woningtype van 35 tot 70 m² bvo.
Dit is inclusief het aandeel bezoekersparkeren (0,3 p.p.p.w.). Het parkeren vindt plaats op eigen terrein en in parkeerhoven. Daarnaast wordt rekening gehouden met bezoekersparkeren op de openbare weg.
2.5 Openbaar Vervoer
Omdat in de directe nabijheid van het plangebied openbaar vervoer aanwezig is op loopafstand, zijn er verder geen speciale voorzieningen in het plan opgenomen.
2.6 Technische Infrastructuur
Binnen of op korte afstand van het plangebied bevinden zich geen belangrijke technische infrastructurele voorzieningen met ruimtelijke relevantie (bijvoorbeeld in verband met in acht te nemen belemmeringenstroken of veiligheidszones).
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk volgt een korte weergave van het bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde ruimtelijke beleidskader.
3.2 Rijk En Provincie
Volgens de Verordening Ruimte van de provincie Noord-Brabant is het plan gelegen in stedelijk gebied. Er spelen geen provinciale of rijksbelangen. Derhalve wordt het ruimtelijk beleidskader op provinciaal en rijksniveau (provinciale Verordening Ruimte en de AMvB Ruimte) niet besproken.
3.3 Gemeente
3.3.1 Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020
De Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020 is een integraal ruimtelijk plan voor de gehele gemeente Tilburg. Deze visie is de opvolger van het 'Stadsbeheerplan Tilburg' uit 1990. De structuurvisie is de ruimtelijke vertaling en onderlinge afstemming van de ambities van de gemeente Tilburg op de gebieden wonen, werken, voorzieningen, recreatie, mobiliteit, natuur, water en landbouw tot 2020. 'Tilburg, stad van contrasten' vormt het leidende thema voor de ruimtelijke ontwikkeling en dus het ruimtelijk beeld in de toekomst; contrasten tussen stad en landschap, tussen de stad en de omliggende dorpen, maar ook tussen de stedelijke en de dorpse elementen in de stad. De ruimtelijke contrasten, die Tilburg karakteriseren, maken de kwaliteiten van de stad zichtbaar. Kiezen voor het benutten en versterken van deze kwaliteiten betekent een verbijzondering van Tilburg ten opzichte van de andere grote steden in Noord-Brabant: een prettige stad om in te verblijven met een goed voorzieningenniveau, woningen en arbeidsplaatsen voor alle geledingen van de bevolking en gelegen in een blijvend groene omgeving.
De speerpunten van de Ruimtelijke Structuurvisie zijn de volgende:
- a. Het buitengebied van Tilburg is gevarieerd en wordt behouden en verder versterkt;
- b. Primair wordt de invulling van de verstedelijkingsopgave gezocht in het bestaand stedelijk gebied (binnen de tangenten). Soms is benutting van het buitengebied echter onvermijdelijk, bijvoorbeeld om de vereiste variatie in woonmilieus aan te bieden. Ruimtelijke ingrepen in het buitengebied zijn altijd kleinschalig en worden alleen gerealiseerd op die plaatsen die op grond van de bestaande kwaliteiten van water, bodem, ecologie en cultuurhistorie zijn geselecteerd;
- c. De kenmerkende ruimtelijke structuur van oude linten en historische driehoekige pleinen blijft altijd herkenbaar. Op enkele plaatsen in de stad wordt op verantwoorde wijze geïntensiveerd. Op plekken met een hoge dynamiek is hoogbouw toegestaan;
- d. De noodzakelijke intensivering van het stedelijk gebied mag niet ten koste gaan van het structurele groen in de stad.
De Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020 is door de gemeenteraad vastgesteld in januari 2005.
3.3.2 Overige gemeentelijke structuurvisies
De Structuurvisie Noordoost 2020 (door de gemeenteraad vastgesteld op 14 december 2009) beschrijft de ruimtelijke ontwikkeling tot 2020 van het gebied ten noorden van Tilburg Noord, inclusief Rugdijk / Kouwenberg. De visie heeft geen betrekking op ontwikkelingen in de bestaande bebouwde gebieden van Udenhout en Berkel-Enschot, wel op de uitbreidingen aan de randen van deze dorpen.
In de Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020 staat beschreven dat de bestaande dorpen in Noordoost hun eigen karakter en vitaliteit moeten behouden. Zo moeten de dorpen niet met elkaar vergroeien. Een ander uitgangspunt is dat bebouwing in eerste instantie in de bestaande stad (tot aan de tangenten) plaatsvindt en dat het groene en open buitengebied zoveel mogelijk behouden wordt. Om aan de regionale taakstelling en de wooneisen te kunnen voldoen, is verstedelijking in het buitengebied onvermijdelijk. Bij verstedelijking in het buitengebied wordt gebruik gemaakt van de bestaande kwaliteiten van het gebied, zoals natuur en cultuurhistorie. Noordoost kenmerkt zich door de dorpen, de rust en de landschappelijke uitstraling met een relatieve openheid en natuur.
Aansluitend aan de bestaande bebouwing van Tilburg Noord (Rugdijk / Kouwenberg en Loven Noord) en de dorpen Berkel-Enschot (Overhoeken) en Udenhout (Den Bogerd) vindt de intensievere bebouwing plaats. De bebouwing is zó gelokaliseerd, dat de dorpen Berkel-Enschot, Udenhout en Oisterwijk niet in elkaar zullen opgaan.
De bovenstaande kaart toont de plankaart bij de structuurvisie. Het plangebied ''Hoge Hoek, 1e herziening (Blok 5 en 8) is op deze plankaart aangeduid als 'bestaande planontwikkeling'.
Tilburg kent daarnaast één thematische structuurvisie, de Structuurvisie Water en Riolering Tilburg (SWR). Hierin is opgenomen het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP), waarin Tilburg haar beleidsmatige invulling geeft aan de gemeentelijke zorgtaken voor afval-, hemel-, en grondwater. Deze zorgplichten zijn gewijzigd per 1 januari 2008, waardoor gemeentelijke taken zijn uitgebreid. Daarnaast heeft Tilburg er expliciet voor gekozen overige waterdossiers te actualiseren en eveneens op te nemen in de structuurvisie.
Hoofdstuk 4 Thematische Beleidskaders
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.
4.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand
4.2.1 Welstand
Bouwplannen moeten worden getoetst aan ´redelijke eisen van welstand´, zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd, onder de titel ´Welstandsnota 2004. Meer aandacht waar dat moet, meer vrijheid waar dat kan´.
Op 19 december 2011 heeft de gemeenteraad besloten tot actualisering van de Welstandsnota 2004. Voor een gedetailleerde beschrijving van de thans geldende regeling wordt verwezen naar de Welstandsnota 2004 en het raadsbesluit van 19 december 2011.
Verder heeft de raad in mei 2011 besloten om een omgevingscommissie in te stellen. Deze commissie is op 1 januari 2012 van start gegaan en vervangt drie voormalige adviescommissies, te weten de Welstandscommissie, de Monumentencommissie en de Adviescommissie Stedelijk Groen.
4.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg
4.3.1 Archeologie
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Hiermee is het Verdrag van Malta uit 1992 in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Dit betekent onder meer het volgende:
- 1. De introductie van het veroorzakersprincipe, waardoor de kosten van archeologisch onderzoek verhaald kunnen worden op de verstoorder;
- 2. De verankering van de archeologische monumentenzorg in de ruimtelijke ordening.
Met de komst van de wet wijzigt het archeologiebestel in Nederland met name voor de overheidsorganen sterk. De nota 'Grond voor het verleden' (2007) wordt het Tilburgse archeologiebeleid verwoord.
Archeologisch onderzoek bestemmingsplan Hoge Hoek.
Om inzicht te verkrijgen in de archeologische verwachtingswaarde van het plangebied zijn in het kader van de woningbouwontwikkeling Hoge Hoek in 2007 een aantal onderzoeken uitgevoerd door ArcheoPro (ArcheoPro Archeologisch rapport Nr 713, ArcheoPro" , d.d. 2 mei 2007, kenmerk (ISBN 1569-7363, bijlage 1 Archeologie, sub 1: Archeo Pro 713 centraal plangebied) De conclusie was dat de bodem binnen het plangebied duidelijk tot grote diepte verstoord zou zijn en er geen archeologische indicatoren aanwezig waren. Past2Present-ArcheoLogic adviseert dat archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk is, omdat de bodem binnen het plangebied tot grote diepte verstoord is (Bijlage 2 Archeologie, sub 3: Advies Past2Present-archeologic centraalplangebied). Het plangebied is in het kader van het bestemmingsplan Hoge Hoek archeologisch vrijgegeven.
Nieuwe archeologische vindplaatsen plangebied Hoge Hoek
In november 2012 zijn bij de aanleg van wegcunetten in het plangebied Hoge Hoek twee archeologische vindplaatsen aangetroffen. Een vindplaats uit de IJzertijd in cunet Stellingmolen en een uit de middeleeuwen in cunet Weidemolen. Ter plaatse van het cunet Weidemolen is in november 2012 een klein bedreigd gedeelte van de middeleeuwse vindplaats opgegraven. Het betreft een middeleeuwse rurale nederzetting uit de periode 10e tot 12e eeuw die zich in een ruime zone rond het onderzocht cunet Weidemolen uitstrekt (Bijlage 4 Verslag ARCHOL 2012). Naar verwachting zijn de sporen van de nederzetting ook aanwezig in blok 8, welke onderdeel uitmaakt van deze bestemmingsplanherziening.
Archeologisch adviesbureau ArchAeO beoordeelt de resten van de nederzetting als een behoudenswaardige vindplaats (bijlage 5 Advies ArchAeO 2012). In januari 2013 is de middeleeuwse nederzetting vlakdekkend onderzocht. De vermoedelijke IJzertijdnederzetting ter hoogte van het cunet Stellingmolen is gedeselecteerd en niet verder onderzocht.
4.3.2 Cultuurhistorie en monumentenzorg
Het gemeentelijk beleid is erop gericht om bestaande cultuurhistorische en architectonische kwaliteiten te handhaven en nieuwe toe te voegen. Hierbij zijn vooral de Monumentenwet, de gemeentelijke Monumentenverordening en de lijst van gemeentelijke monumenten het kader. Het gebied betreft momenteel een stuk braakliggend terrein. Cultuurhistorische elementen en/of monumenten zijn binnen het plangebied en/of de directe nabijheid niet aanwezig.
4.3.3 Advies
Vanuit het oogpunt van cultuurhistorie bestaat geen bezwaar tegen de geplande ontwikkeling. Er worden geen historische objecten of structuren aangetast. Voor wat betreft de archeologie zijn de sporen van de middeleeuwse nederzetting ter hoogte van blok 8 onderzocht en bestaat geen bezwaar tegen de geplande ontwikkeling.
4.4 Volkshuisvesting
Bij brief van 5 februari 2010 zijn door de provincie de in de subregio Tilburg gemaakte kwantiatieve woningbouwafspraken bevestigd. Daarmee ligt vast dat Tilburg in de planperiode tot 2020 in totaal 9.100 woningen (= uitbreiding woningvoorraad) kan/mag bouwen ter voorziening in de gemeentelijke woningbehoefte. Met de ontwikkeling van de locatie Hoge Hoek, 1e herziening (Blok 5 en 8) (onderdeel van Overhoeken/Berkel-Enschot) wordt hieraan mede invulling gegeven.
4.4.1 Woonvisie
Het gemeentelijk woonbeleid (zowel kwalitatief als kwantitatief) volgt primair uit de vierjaarlijkse WoonVisie. Hierin komen thema's en trends in het wonen aan de orde, worden actuele knelpunten geduid en worden de woonopgaven voor de komende jaren benoemd. Het centrale thema in de WoonVisie is het streven naar een 'stad in balans' , een stad waarin voldoende mate van differentiatie in het woningaanbod is zodat iedereen passende woonruimte kan vinden. Om meer aansluiting te vinden bij de huidige en toekomstige woonbehoeften is de gemeente in de WoonVisie ingedeeld in vijf woonmilieus: Centrum-stedelijk, Stedelijk-buiten-centrum, Groen-stedelijk, (Centrum)-dorps en Landelijk. Daarbij wordt per gebied aangegeven in welke richting het zich moet ontwikkelen om aan het gewenste woonmilieu te voldoen. Bij (woningbouw)ontwikkelingen in een bepaald gebied dient nadrukkelijk rekening te worden gehouden met deze woonmilieuopgave.
Woonvisie Berkel-Enschot
De kwaliteit van de woning en de woonomgeving wordt in de WoonVisie onder andere benaderd door het benoemen van woonmilieus. Berkel-Enschot is in de WoonVisie benoemd als een centrum-dorps woonmilieu. De omschrijving van dit woonmilieu is als volgt: gemengd wonen, werken een voorzieningen in een lage dichtheid, een combinatie van redelijke nabijheid en matige bereikbaarheid. Consolidatie van het centrum-dorps woonmilieu, met waar mogelijk en zinvol intensivering, is op zijn plaats. Handvatten hiervoor worden onder andere gegeven in de nota 'Gereedschapskist dorps wonen' van de gemeente Tilburg 2004.
4.4.2 Nota Wonen en Monitor Woningbouw 2010
Uit de Nota Wonen in Tilburg 2010 en de Monitor Woningbouw 2010 blijkt dat de aandacht van de gemeente en de bouwprocespartners gericht moet blijven op kwaliteitsbevordering van de woningmarkt. De verleiding bestaat om, onder druk van de financieel-economische omstandigheden, een woonproduct aan te bieden dat minder toekomstbestendig is. Om aan te sluiten bij de structurele wens van consumenten een kwaliteitsslag te maken, dient de beleidsfocus van de gemeente en andere partijen zich te (blijven) richten op een gedifferentieerd aanbod naar woonmilieus, woningtypen en prijsklassen. Bovendien wordt onder kwaliteit ook begrepen levensloopbestendigheid/flexibiliteit, duurzaamheid/energiezuinigheid en vormen van (collectief) particulier opdrachtgeverschap.
De Nota Wonen in Tilburg 2010 en de Monitor Woningbouw 2010 zijn te vinden op www.tilburg.nl
4.4.3 Kwalitatief Woningbehoefteonderzoek
De gemeente Tilburg voert iedere vier jaar een woningbehoefteonderzoek uit. Het meest recente onderzoek is uitgevoerd in 2008, waaruit blijkt dat de Tilburgse woningmarkt in kwalitatief opzicht nog niet in evenwicht is. Als de vraag naar woningen wordt afgezet tegen het aanbod, dan blijken de tekorten zich vooral voor te doen in de koopsector. Het gaat dan om een tekort aan (dure) vrijstaande woningen en twee-onder-een-kap-woningen, (goedkope) rijtjeshuizen en (middeldure) flats/appartementen met lift. In de huursector is behoefte aan meer flats/appartementen met lift en bestaat vooral een tekort aan goedkope rijtjeswoningen.
Woningbehoefte voor Berkel-Enschot
Uit het Kwalitatief Woningbehoefteonderzoek (Gemeente Tilburg, 2008) blijkt dat Berkel-Enschot veel meerpersoonshuishoudens vanaf 55 jaar telt. Het gemiddeld besteedbare huishoudinkomen is beduidend hoger dan gemiddeld in Tilburg. Er staan veel koopwoningen, vrijstaande/2-onder-1-kapwoningen en dure huur- en koopwoningen. In Berkel-Enschot is slechts 15% van de woningen geschikt voor ouderen tegen een gemiddelde van 19% voor heel Tilburg.
Verder blijkt uit het Kwalitatief Woningbehoefteonderzoek dat de tevredenheid met de woning en de woonomgeving in Berkel-Enschot zeer hoog is.
4.4.4 Nota particulier opdrachtgeverschap
De gemeente Tilburg wil bevorderen dat mensen meer zeggenschap en keuzevrijheid krijgen in de bouw van woningen. Dat kan onder andere door particulier opdrachtgeverschap te stimuleren. Tot en met 2010 wil de gemeente Tilburg 16% van de nieuwbouwwoningen met particulier opdrachtgeverschap realiseren. Na 2010 wil de gemeente dit percentage continueren en waar mogelijk verhogen.
4.5 Groen En Speelruimte
4.5.1 Bomennota Tilburg boomT
Bomen staan steeds meer onder druk van de stad. De verwachting is dat in de loop van de tijd steeds meer bomen of zelfs complete bomenstructuren kunnen uitvallen als gevolg van deze stedelijke druk. Dit beeld is onwenselijk. Bomen dienen juist een toegevoegde waarde aan stedelijke ontwikkelingen te bieden. Om er niet te laat achter te komen dat er teveel bomen op cruciale plekken voor stedelijke ontwikkelingen zijn gesneuveld en om een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand te behouden is het noodzakelijk om belangrijke zaken rondom bomen goed te regelen en vast te leggen. Om deze reden is de Boomwaardezoneringskaart (Bwz-kaart) opgesteld, die deel uitmaakt van de Bomennota Tilburg boomT. Deze kaart doet uitspraken over de huidige openbare bomen in het stedelijk gebied van de gemeente Tilburg. Op de Bwz-kaart worden de boomzones die belangrijk zijn voor de structuur van de stad weergegeven; zones met bomen met een hoofdwaarde, nevenwaarde, basiswaarde of stadsecologie. Voor deze zones zijn criteria opgesteld o.a. met betrekking tot het verlenen van omgevingsvergunningen, onderhoud en beheer en straatbeeld. Door middel van de Bwz-kaart wordt duidelijk waar er kansen liggen voor openbare bomen; bomen die op de Bwz-kaart staan krijgen extra bescherming, intensiever onderhoud/beheer, bescherming tegen kap, herplantplicht e.d.
Boomwaardezoneringskaart
Maatregelen in bestemmingsplan
De Bwz-kaart dient gebruikt te worden als basis bij alle nieuwbouw-, herontwikkelings- of herstructureringsplannen in de bestaande stad waar huidige openbare bomen mee gemoeid zijn. Aan de oostzijde van blok 8 bevinden zich enkele beeldbepalende bomen.
4.6 Verkeer En Parkeren
4.6.1 Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (Mobiliteit in Balans)
Leefbaarheid en bereikbaarheid staan voorop in het Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (TVVP). Om zich verder te kunnen ontwikkelen moet de stad goed bereikbaar zijn per auto, fiets en openbaar vervoer. De planhorizon van het TVVP is 2015. De kern van de visie is dat de gemeente Tilburg als volgt wil omgaan met de mobiliteit:
Algemeen
- 1. De gemeente accepteert een groei van verkeer. Echter, de groei mag zich niet overal in dezelfde mate voordoen: groei van het autoverkeer wordt alleen geaccommodeerd op het hoofdnet, waar de verkeersfunctie voorop staat. In de tussenliggende verblijfsgebieden is wonen, werken en winkelen het belangrijkst en moet het verkeer zich daaraan aanpassen. Het gebruik van fiets en openbaar vervoer wordt blijvend gestimuleerd. Tevens dient er meer samenhang te komen tussen de verschillende vervoerswijzen.
- 2. Alle vervoerwijzen moeten een rol kunnen spelen om de groei van de mobiliteit op te vangen. In de stad moeten openbaar vervoer en fiets een belangrijke rol spelen. Deze rol spelen zij ook als schakel in een vervoersketen. Voorwaarde voor succesvol ketenvervoer is een goede samenhang tussen deze vervoerwijzen. De gemeente heeft voor de verschillende vervoerwijzen hoofdnetten vastgesteld, waar een verdere groei van verkeer kan worden opgevangen (hoofdnet auto, hoofdnet openbaar vervoer, hoofdnet fiets, hoofdnet goederenvervoer). Op deze hoofdnetten wordt een goede doorstroming bevorderd. Tevens stelt de gemeente een basisprioriteit vast voor situaties waar de hoofdnetten elkaar kruisen. Voor deze hoofdnetten blijven duidelijke kaders gelden vanuit leefbaarheid en veiligheid.
Autoverkeer - 3. Bij de vormgeving van het hoofdnet autoverkeer is het principe 'van binnen naar buiten' leidend. Daarbij worden in de stad drie verkeersringen onderscheiden: de Cityring om de binnenstad, de ringbanen en tangenten/rijkswegen. Verkeer dat niet thuishoort op (delen van) een ring wordt gestuurd naar een ring van hogere orde.
- 4. Voor de ringbanen wordt een studie naar een aangepaste regelstrategie (herwaardering) uitgevoerd. Deze studie naar een betere benutting moet leiden tot uitvoering van maatregelen die de doorstroming op de ringbanen en invalswegen verbetert. Dynamisch verkeersmanagement is een mogelijk in te zetten instrument.
Parkeren - 5. Het bouwplan dient te voldoen aan de parkeernormering zoals opgenomen in de "Notitie parkeernormen Tilburg 2011"( (vastgesteld in de Raad op 25 juni 2012).
- 6. Het vergunningparkeren wordt uitgebreid naar gebieden in de Oude stad en rond wijkwinkelcentra waar de parkeerdruk hoog is en als gevolg daarvan een draagvlak bestaat voor invoering van parkeervergunningen. Bewoners betalen een beperkt bedrag voor een vergunning.
Goederenvervoer - 7. Tot 2015 groeit het goederenvervoer sterk. Tilburg heeft de ambitie om de regionale functie in overslag en logistiek verder uit te bouwen. Hierbij wordt ernaar gestreefd dat het goederenvervoer het stedelijk wegennet zo beperkt mogelijk belast. De tangenten zullen zo aantrekkelijk moeten zijn ten opzichte van de ringbanen dat het goederenvervoer vanzelf voor deze route kiest. Goederenvervoer over de weg met een herkomst of bestemming in de regio Tilburg moet waar mogelijk worden afgewikkeld om de stad Tilburg heen. De huidige overslagvoorzieningen zijn gevestigd op bedrijventerrein Loven. Daarnaast maakt een aantal bedrijven gelegen aan het Wilhelminakanaal rechtstreeks gebruik van vervoer over water. Tilburg streeft ernaar om de beschikbare multimodale voorzieningen te behouden en bij toenemende vraag verder uit te bouwen. De gemeente ontwikkelt hiertoe een hoofdnet goederenvervoer waarmee een goede uitwisseling tussen vervoerwijzen mogelijk wordt.
Mobiliteitsmanagement - 8. Om de automobiliteit te beperken probeert de gemeente Tilburg de vraag te beïnvloeden. Hierbij moet gedacht worden aan het verbeteren van het openbaar vervoer en fietsvoorzieningen en het vergroten van overstapmogelijkheden tussen vervoerwijzen. Daarnaast wordt aan vraagbeïnvloeding gedaan door het autoverkeer te reguleren via het doorrekenen van kosten of het opleggen van restricties (bijv. parkeerbeleid). Naast de inzet van de gemeente kunnen vooral bedrijven het nodige doen om de vervoerwijzekeuze voor hun medewerkers en/of bezoekers te beïnvloeden. Dit begint al bij de locatiekeuze van een bedrijf. De gemeente stimuleert de aandacht voor vervoermanagement. Via de wet worden eisen gesteld aan milieuprestaties door bedrijven, onder meer op het vlak van vervoer. De gemeente handhaaft door te controleren op de gestelde eisen. De gemeente stimuleert, faciliteert en handhaaft de uitvoering van vervoermanagement ten aanzien van bedrijven met een grote vervoersstroom, bedrijven in de oude stad (binnen- en aan de ringbanen) en bedrijven op nieuwe bedrijventerreinen.
Hoofdstuk 5 Milieuaspecten
5.1 Inleiding
Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.
5.2 Milieuhinder Bedrijven En Geur
In opdracht van Novaform Vastgoedontwikkelaars is door AGEL adviseurs een onderzoek verricht naar de milieuzonering rond bedrijven ten behoeve van het nieuwe bestemmingsplan ´Hoge Hoek´ te Berkel-Enschot. Het onderzoek, met kenmerk 20060434-01 definitief 05, d.d. 31 mei 2010, is als bijlage 6 aan dit bestemmingsplan toegevoegd (Milieuhinder bedrijven en geur).
5.2.1 Milieuzonering bedrijven
De afdeling milieu van gemeente Tilburg heeft informatie aangeleverd met betrekking tot de bedrijfsmatige activiteiten rondom het plangebied. Uit deze beoordeling is gebleken dat volgens het bedrijvenbestand van de gemeente diverse relevante bedrijven zijn gevestigd, welke vallen onder de werkingssfeer van de Wet milieubeheer. In de rapportage wordt vervolgens geconcludeerd dat op basis van de bedrijveninventarisatie en de motivering aangaande de zonering van de bedrijven aan de Rhijnkant 2 en 11 geldt dat de in de nabijheid van het plangebied gevestigde bedrijfsactiviteiten geen beperkende invloeden hebben voor de ontwikkelingen binnen het plangebied. De milieuzonering loopt niet over het plangebied en is zelfs niet in de directe nabijheid van het plangebied (Blok 5 en 8) gelegen. De planontwikkeling heeft dan ook geen enkele invloed op de bedrijfsactiviteiten van de in de rapportage benoemde bedrijven. Zowel een goed woon- en leefklimaat als een duurzame voortzetting van de bedrijfsactiviteiten kan voldoende worden gegarandeerd.
Ten opzichte van omliggende bedrijven verandert de situatie niet. Er is nog steeds sprake van een woonbestemming die ten opzichte van het moederplan niet verandert qua ligging. Ook de afstand tussen de woonbestemming en omliggende bedrijven verandert niet, waardoor omliggende bedrijven niet in hun functioneren worden beperkt en waarbij ter plaatse van de woningen nog steeds een goed woon- en leefklimaat geborgd kan worden.
5.2.2 Geurhinder veehouderijen
In de omgeving van het plangebied zijn diverse veehouderijen actief. Voor het moederplan is onderzoek gedaan naar de geurbelasting. Hierin is al rekening gehouden met geurgevoelige bestemmingen voor Blok 5 en 8 en met woningbouw op kortere afstand. Door de wijziging worden omliggende veehouderijen niet belemmerd in hun functioneren. Daarnaast blijkt uit het rapport 'Milieuhinder bedrijven en geur' (bijlage 6 Milieuhinder bedrijven en geur) dat er sprake is van een goed tot zeer goed woon- en leefklimaat.
5.3 Externe Veiligheid
5.3.1 Inleiding
Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's die mensen lopen ten gevolge van mogelijke ongelukken met gevaarlijke stoffen bij bedrijven, transportverbindingen (wegen, spoorwegen en waterwegen) en buisleidingen. Omdat de gevolgen van een ongeluk met gevaarlijke stoffen groot kunnen zijn, zijn de aanvaardbare risico's vastgelegd in diverse besluiten en regelingen. De belangrijkste zijn:
- 1. Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
- 2. Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi);
- 3. Circulaire " Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen";
- 4. Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb);
Binnen de beleidskaders voor deze drie typen risicobronnen (bedrijven, transportverbindingen en buisleidingen) staan altijd twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen.
De nieuwe ruimtelijke ontwikkeling heeft betrekking op een toename van het aantal woningen binnen bouwkavel 5 en een wijziging van het bouwvlak van bouwkavel 8. Binnen bouwkavel 5 worden 9 woningen toegevoegd ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. De wijziging van bouwkavel 8 leidt niet tot een toename van het aantal woningen.
Voor dit plan is het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor en door buisleidingen relevant. Daarnaast wordt ook aandacht besteed aan relevante risicovolle inrichtingen. Er is een verantwoording opgesteld dat is opgenomen in het veiligheidsrapport in de bijlage (Externeveiligheid: Onderzoek Externe Veiligheid, Hoge Hoek 1e herziening (Blok 5 en 8) te Tilburg, 20120543 Definitief / 02 d.d. 19 december 2012 ). De belangrijkste conclusies uit dit rapport zijn hierna weergegeven.
5.3.2 Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico is de kans dat iemand die zich op een bepaalde plaats bevindt, komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven door een lijn op een kaart die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt (zogeheten risicocontour). Het rijk heeft als maatgevende risicocontour de kans op overlijden van 10-6 per jaar gegeven (indien een persoon zich gedurende een jaar binnen deze contour bevindt is de kans op overlijden groter dan één op een miljoen jaar).
Ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan het plaatsgebonden risico 10-6. Het plaatsgebonden risico 10-6 is voor ruimtelijke besluiten vertaald naar grenswaarden en richtwaarden.
De wetgeving is erop gericht om voor bestaande situaties geen personen in kwetsbare objecten (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen en grote kantoren) en zo min mogelijk personen in beperkt kwetsbare objecten (zoals kleine kantoren en sportcomplexen) bloot te stellen aan een plaatsgebonden risico dat hoger is dan 10-6 per jaar.
Nieuwe ontwikkelingen van kwetsbare objecten binnen de risicocontour van 10-6 per jaar zijn niet toegestaan. Nieuwe ontwikkelingen van beperkt kwetsbare objecten zijn ongewenst, maar wel toegestaan indien gemotiveerd kan worden waarom dit noodzakelijk is. Daarnaast dient aangetoond te worden dat afdoende maatregelen worden genomen om de risico's en de gevolgen van een eventueel ongeval te beperken.
5.3.3 Groepsrisico
Het groepsrisico is een maat voor de kans dat een bepaald aantal mensen overlijdt als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De hoogte van het groepsrisico hangt af van:
- 1. de kans op een ongeval;
- 2. het effect van het ongeval;
- 3. het aantal personen dat in de omgeving van de bron (inrichting of transportroute) verblijft;
- 4. de mate waarin de personen in de omgeving beschermd zijn tegen de gevolgen van een ongeluk.
Het groepsrisico kan worden weergegeven in een grafiek met op de horizontale as het aantal dodelijke slachtoffers en op de verticale as de kans per jaar op tenminste dat aantal slachtoffers. Het groepsrisico wordt bepaald binnen het zogenaamde invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Hoe meer personen per hectare in het invloedsgebied aanwezig zijn, hoe groter het aantal (potentiële) slachtoffers is, en hoe hoger het groepsrisico.
5.3.4 Inrichtingen
Uit de beoordeling van de risicokaart blijkt dat er in de omgeving nog een drietal risicobronnen voorkomt. Dit betreft een LPG tankstation gelegen aan de Durendaelweg 14. Het LPG tankstation is gelegen op een afstand van ca. 450 meter van bouwblok 5. Voor bouwblok 8 is sprake van een afstand van 330 meter. Beide bouwblokken zijn daarmee ruim gelegen buiten het wettelijk vastgestelde invloedsgebied van 150 meter. Daarnaast zijn deze ook gelegen buiten de 1% letaliteit grens van het tankstation. Deze afstand bedraagt ca. 320 meter.
Aan de Hoolstraat 2 is een gasdrukregel- en meetstation gelegen. Deze activiteit valt onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit. Op basis hiervan is geen sprake van een inrichting die valt onder de werkingssfeer van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Het aanwezige gasdrukregel- en meetstation betreft een type C station met een veiligheidsafstand van 15 meter tot kwetsbare objecten. De afstand van het gasstation tot bouwblok 5 bedraagt circa 475 meter en 360 meter tot bouwblok 8.
Van voornoemde risicobronnen kan gesteld worden dat beide bouwblokken ruim gelegen zijn buiten het invloedsgebied van de risicobronnen. Deze kunnen dan ook voor de beoordeling van het aspect externe veiligheid als niet relevant aangemerkt worden.
5.3.5 Buisleidingen
Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen via buisleidingen gelden het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb). Het Bevb en de bijbehorende Revb zijn op 1 januari 2011 in werking getreden.
Aan de noordzijde van het plangebied Hoge Hoek is een buisleidingtracé aanwezig. Het leidingtracé is gelegen op een afstand van circa 300 meter van bouwblok 5 en 210 meter tot bouwblok 8.
Binnen het leidingtracé zijn twee buisleidingen aanwezig voor het transport van brandbare K1 vloeistoffen. De maatgevende PR 10-6 contour voor deze buisleidingen bedraagt 32,6 meter en het invloedsgebied bedraagt 80 meter. Deze informatie is afkomstig van de leidingbeheerder en de gemeente Tilburg. Deze uitgangspunten zijn tevens terug te vinden in het onderzoek externe veiligheid voor Hoge Hoek uit 2010.
Binnen het buisleidingtracé is ook een hogedrukgasleiding aanwezig met een diameter van 6,6” met een werkdruk van 40 bar. De PR 10-6 contour is gelegen boven op de gasleiding en het invloedsgebied bedraagt 80 meter. Deze gegevens zijn afkomstig van de leidingbeheerder, in dit geval de Gasunie. De Gasunie heeft een tabel waarin, afhankeljk van diameter en druk, een invloedsgebied is aangegeven (zie hierna).
Omdat de diameter 6,6 inch bedraagt is het invloedsgebied bepaald op 80 meter.
Geconstateerd kan worden dat beide bouwblokken (Blok 5 en 8) ruim buiten de invloedsgebieden van de twee buisleidingen en de hogedrukgasleiding zijn gelegen. Op basis van de inventarisatie kan derhalve gesteld worden dat de overige risicobronnen als 'niet relevant' aangemerkt kunnen worden voor de aanpassingen van de bouwblokken 5 en 8.
5.3.6 Overig transport van gevaarlijke stoffen
Het niet-leidinggebonden transport van gevaarlijke stoffen in Tilburg vindt plaats over de weg, per spoor en over het Wilhelminakanaal.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg
Door de gemeente Tilburg worden over verschillende wegen gevaarlijke stoffen vervoerd. Uit de Inventarisatie vervoer gevaarlijke stoffen, die is opgesteld door Royal Haskoning in april 2008, blijkt dat er op geen van deze wegen een 10-6 risicocontour aanwezig is c.q. een overschrijding van een risicocontour aan de orde is. De vereiste basisveiligheid is hiermee geboden.
Vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor
Door de gemeente Tilburg loopt de spoorlijn Breda - Tilburg - Eindhoven/´s-Hertogenbosch. Hierover worden o.a. brandbare gassen en brandbare vloeistoffen vervoerd.
Uit de rekenresultaten blijkt dat de bouwblokken 5 en 8 niet zijn gelegen binnen een PR 10-6 contour. Op basis hiervan kan gesteld worden dat er sprake is van een toereikende mate van basisveiligheid.
Ten aanzien van het groepsrisico is als gevolg van de ruimtelijke ontwikkeling sprake van een toename van circa 22 personen binnen het invloedsgebied. Deze toename op het totaal aantal personen binnen het invloedsgebied is dermate gering dat dit geen verhoging geeft in de rekenkundige hoogte van het groepsrisico. De hoogte van het groepsrisico bedraagt zowel voor de bestaande als nieuwe situatie 0,00015. Dit komt overeen met een onderschrijding van de oriëntatiewaarde (OW) van 0,015 x OW. Ook laat de fN-curve geen duidelijk zichtbare verhoging zien van het groepsrisico.
De oriëntatiewaarde wordt ruim onderschreden en is ruim gelegen onder 0,1 x OW. Deze waarde wordt binnen het huidige veiligheidsbeleid aangehouden als niet relevant voor de verantwoording van het groepsrisico. De maximale ongevalfrequentie waarbij sprake is van meer dan 10 dodelijke slachtoffers Max F bedraagt 8,3 x 10-8 per jaar. Het maximale aantal slachtoffers bedraagt 248 personen. De kans hierop bedraagt 1,0 x 10-9.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over het Wilhelminakanaal
Uit de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (dec 2009) blijkt dat voor Wilhelminakanaal geen (veiligheids)afstanden gelden.
Het plangebied is derhalve gelegen binnen het invloedsgebied van de volgende risicovolle transportroute:
- Spoorlijn Breda - Tilburg - Eindhoven - ´s-Hertogenbosch.
Op basis van de resultaten kan in het kader van een goede ruimtelijke ordening worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico. Geadviseerd wordt om rekening te houden met de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van de personen en de inzetbaarheid van de hulpdiensten, zoals verwoord binnen het vigerende bestemmingsplan Hoge Hoek. Hiermee wordt voldaan aan de verantwoordingseis.
5.3.7 Verantwoordingsplicht
De verantwoordingsplicht draait kort gezegd om de vraag in hoeverre risico's, als gevolg van een ruimtelijke ontwikkeling, worden geaccepteerd en indien noodzakelijk welke veiligheidsverhogende maatregelen daarmee gepaard gaan. Met de verantwoordingsplicht worden betrokken partijen gedwongen om een goede ruimtelijke afweging te maken waarin de veiligheid voor de maatschappij als geheel voldoende gewaarborgd wordt. Op deze manier wordt beoogd een situatie te creëren, waarbij zoveel mogelijk de risico's zijn afgewogen en geanticipeerd is op de mogelijke gevolgen van een incident. Deze afweging is kwalitatief van aard en richt zich op aspecten zoals de mogelijkheden van bestrijdbaarheid van een mogelijke calamiteit en de mate van zelfredzaamheid van de bevolking. In de verantwoording (bijlage 7:Externe veiligheid) zijn de volgende conclusies getrokken.
"Het groepsrisico is een rekenwijze welke de kans weergeeft dat er een calamiteit plaatsvindt met meerdere dodelijke slachtoffers. Bij bepaalde besluiten op grond van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening dient het bevoegd gezag in het kader van haar bestuurlijke verplichting het groepsrisico te verantwoorden. Bepalend voor de omvang van het groepsrisico zijn onder andere:
- De aanwezige risicobronnen.
- De ongevalscenario's met daarbij behorende effecten.
- De omvang van het invloedsgebied van de effecten.
- De personendichtheid binnen het invloedsgebied.
- De mogelijkheid tot zelfredzaamheid.
- De mogelijkheid tot bestrijdbaarheid van een ongeval.
Naast een rekenkundige beoordeling van het groepsrisico is het advies van de regionale brandweer, als deskundige op het gebied van hulpverlening, van belang voor de verantwoording van het groepsrisico. Voor deze ruimtelijke ontwikkeling kan verwezen worden naar het uitgebrachte advies in het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan Hoge Hoek. De nieuwe ruimtelijke ontwikkeling geeft geen relevante wijziging in de verkaveling binnen het plangebied. Er is alleen sprake van een geringe verdichting binnen bouwblok 5 van het plangebied. Deze verdichting geeft rekenkundig geen verhoging van de normwaarde van het groepsrisico. Ook laat de fN-curve geen een duidelijk zichtbare toename zien van het groepsrisico.
Uit de verkaveling van de bouwblokken 5 en 8 (Bijlage 1) blijkt dat voor alle bouwkavels een mogelijkheid aanwezig is tot zelfredzaamheid in een richting gericht vanaf de risicobron. Daarnaast vindt er geen wijziging plaats in de wegenstructuur die van invloed is op de bereikbaarheid van de hulpdiensten. Ook is er geen sprake van volledig gesloten bouwblokken die de woningen slecht bereikbaar maken voor de hulpdiensten.
De aangepaste ruimtelijke ontwikkeling geeft dan ook geen aanleiding om de verantwoording van het groepsrisico zoals deze heeft plaatsgevonden bij het opstellen van het bestemmingsplan te wijzigen dan wel aan te vullen."
5.3.8 Evenementen
Met betrekking tot externe veiligheid kan worden aangegeven dat de personendichtheid tijdens een evenement ter plaatse sterk wordt verhoogd. Echter, daar deze evenementen niet op structurele basis plaatsvinden, zal dit geen invloed hebben op het groepsrisico. Immers, de kans op een ongeval blijft gelijk en het aantal aanwezige personen binnen het invloedsgebied van een gevaarlijke stof zal op jaarbasis niet significant verhogen door incidentele evenementen.
5.3.9 Vuurwerk
Binnen een bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met bestaande verkooppunten en opslagen van consumentenvuurwerk en de opslag van professioneel vuurwerk. Op basis van de veiligheidsafstanden in het Vuurwerkbesluit (Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33, 2002), houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk, is het niet mogelijk om professioneel vuurwerk op te slaan (en te bewerken) in Tilburg. Er zal dan ook geen medewerking worden verleend aan nieuwvestiging van vuurwerkbedrijven van professioneel vuurwerk in het plangebied.
Het bevoegde gezag kan voor nieuw te vestigen verkoopruimten en opslagen van consumentenvuurwerk en ten behoeve van het uitbreiden, verbouwen en/of verplaatsen van bestaande (buffer)bewaarplaatsen onder voorwaarden omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bestemmingsplan. Bij nieuwvestiging van vuurwerkverkooppunten en/of opslag van consumentenvuurwerk wordt te allen tijde als voorwaarde opgenomen dat de veiligheidscontour zoals opgenomen in het Vuurwerkbesluit op het eigen perceel gesitueerd dient te zijn tenzij de veiligheidscontour zich uitstrekt over openbaar gebied en hierbij geen sprake is van kwetsbare en/of geprojecteerde kwetsbare objecten.
Binnen de veiligheidsafstanden van bestaande en nieuw te vestigen (buffer)bewaarplaatsen van consumentenvuurwerk mogen geen kwetsbare objecten worden gebouwd of aangelegd.
5.3.10 Restrisico en conclusies
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de volgende relevante risicobron: het vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Tilburg-Vught.
Vanwege de ligging van het bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van deze risicobron is de verantwoordingsplicht ingevuld, zie bijlage 7 Externe veiligheid. Hierin zijn de volgende conclusies getrokken:
Uit de rekenresultaten blijkt dat er geen sprake is van een toename van het groepsrisico. Ook heeft de wijziging van de ruimtelijke ontwikkeling geen invloed op de mogelijkheden tot zelfredzaamheid en inzetbaarheid van hulpdiensten bij calamiteiten. Op basis hiervan kan aangesloten worden op de verantwoording van het groepsrisico zoals deze is uitgevoerd bij het opstellen van het bestemmingsplan Hoge Hoek. De overige risicobronnen in de directe omgeving van plangebied Hoge Hoek en bouwblok 5 en 8 betreffen een buisleidingtracé, een LPG tankstation en een gas- meetstation. Van deze risicobronnen kan gesteld worden dat beide bouwblokken ruim gelegen zijn buiten het invloedsgebied van de risicobronnen.
Deze kunnen dan ook voor de beoordeling van het aspect externe veiligheid als niet relevant aangemerkt worden.
Bij beoordeling van de verkavelingstekening blijkt dat voor beide bouwkavels voor het onderdeel 'zelfredzaamheid' de mogelijkheid bestaat om te vluchten in de richting vanaf de risicobron. Voor de inzet en bestrijdbaarheid van hulpdiensten geldt dat de wegenstructuur binnen het plangebied niet wijzigt ten opzichte van het vastgestelde bestemmingsplan. Daarnaast is er geen sprake van volledig gesloten lange gevelwanden die de bereikbaarheid van de percelen voor hulpdiensten onmogelijk maken.
5.4 Geluid
Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidsbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidshinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.
5.4.1 Inleiding
In opdracht van Novaform Vastgoedontwikkelaars is door AGEL adviseurs voor het plangebied 'Hoge Hoek' een akoestisch onderzoek verricht. De onderzoeksresultaten zijn opgenomen in de rapportage 'Akoestisch onderzoek Hoge Hoek Berkel-Enschot, d.d 28 oktober 20, met kenmerk 20060434-01, D04, met aanpassing d.d 2 mei 2011 naar aanleiding van het raadsbesluit, d.d. 11 april 2011. Deze rapportage is als bijlage 8 (Akoestisch onderzoek: Hoge Hoek) bij dit bestemmingsplan opgenomen.
Uitgangspunt voor het onderzoek vormt het Stedenbouwkundig Voorlopig Ontwerp Hoge Hoek van Mulleners en Mulleners architecten. Het deelplan 'Hoge Hoek' is gesitueerd binnen de zones van de wegen Raadhuisstraat en Molenstraat en de zone van de spoorlijn Tilburg – 's-Hertogenbosch. Tevens zal het deelgebied ook komen te liggen binnen de zone van Gebiedsontsluitingsweg West 1, één van de zes geprojecteerde ontsluitingswegen van het totale ontwikkelingsgebied.
Er wordt van uitgegaan dat de wegen binnen de ontwikkeling zelf niet binnen de zoneringsbepalingen van de Wet geluidhinder zullen vallen. Naast een toetsing aan de Wet geluidhinder dient in het kader van de Wet ruimtelijke ordening de kwaliteit van de akoestische omgeving inzichtelijk te worden gemaakt waarbij dient te worden getoetst aan het criterium voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
5.4.2 Wegverkeerslawaai
Op basis van het verrichte onderzoek blijkt dat de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van 48 dB als gevolg van het wegverkeer van de gebiedsontsluitingsweg te plaatse van Blok 5 en Blok 8 niet wordt overschreden. Dit in tegenstelling tot enkele andere blokken in de omgeving van het plangebied.
Bij alle geprojecteerde woningen wordt voor de bronsoort wegverkeer voldaan aan het criterium geluidluw.
5.4.3 Railverkeerslawaai
Met betrekking tot de emissiecijfers van het railverkeer is in het onderzoek geanticipeerd op de introductie van de geluidproductieplafonds (gpp's). Daarbij is voor het instelniveau voor de “heersende waarde” van de gpp's uitgegaan van de verwachting dat deze zouden worden vastgesteld op de het driejaarsgemiddelde van de geluidsituatie in de jaren 2006, 2007 en 2008, vermeerderd met een werkruimte van 1,5 dB. Het uitgangspunt van de vaststelling het instelniveau voor de “heersende waarde” is bij de inmiddels vastgestelde gpp's niet gewijzigd ten opzichte van de verwachting zodat de resultaten van het onderzoek nog actueel zijn.
In verband met de overschrijding van de voorkeursgrenswaarde zijn op grond van de onderzoeksverplichting ten behoeve van een ontheffingsverzoek hogere waarde de mogelijkheden onderzocht om de hoogte van de geluidbelasting te beperken. In volgorde van prioriteit zijn de bron en overdrachtsmaatregelen nader onderzocht. Uit het onderzoek blijkt dat als mogelijk toepasbare bronmaatregel het aanbrengen van raildempers kan worden beschouwd. Met betrekking tot overdrachtsmaatregelen komt alleen het realiseren van afschermende maatregelen in aanmerking.
In de rapportage wordt geconcludeerd dat voor het plan Hoge Hoek het scherm conform het 'compromismodel' dient te worden gerealiseerd in combinatie met raildempers.
Uit de rekenresultaten blijkt dat bij het toepassen van de maatregelen de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting voor railverkeer van 55 dB binnen Blok 5 en Blok 8 niet wordt overschreden.
Cumulatie
In het kader van een goede ruimtelijke ordening en tevens om te voldoen aan artikel 110a Wgh, is de gecumuleerde geluidbelasting inzichtelijk gemaakt. Bij de beoordeling van de kwaliteit van de akoestische omgeving kan worden gesteld dat indien de woningen van de eerstelijnsbebouwing langs het spoor en de woningen aan de noordelijke rand van het gebied, zodanig worden ingedeeld dat alle geluidgevoelige ruimten aan de geluidluwe achterzijde zijn geprojecteerd er, buiten de nieuwe woningen aan de Molenstraat, sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Voor de gemeente Tilburg is cumulatie ook aan de orde ten behoeve van de bepaling van de geluidbelasting voor de berekening van de karakteristieke geluidwering in het kader van de bepalingen in het Bouwbesluit. Uit een cumulatieberekening blijkt dat geen gevelmaatregelen mogelijk noodzakelijk zullen zijn bij de woningen in Blok 5 en Blok 8.
Conclusie
Vanuit het aspect weg- en railverkeer zijn op basis van het voorgaande voor de ontwikkeling van Blok 5 en Blok 8 geen belemmeringen te verwachten.
5.4.4 Industrielawaai
In het plangebied is de vestiging uitgesloten van bedrijven die vallen onder artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Hoofdstuk V "Zones rond industrieterreinen" van de Wet geluidhinder is hierdoor niet van toepassing.
5.4.5 Luchtvaartlawaai
Als gevolg van de nabijheid van het militaire vliegveld Gilze-Rijen gelden in delen van Tilburg geluidcontouren (de zogenaamde Ke-contouren). Deze contouren liggen niet over het plangebied.
5.5 Lucht
Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan, dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand gehouden moet worden.
De bestemmingen in het plangebied zijn getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen uit hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Het plan voorziet in de realisatie van 9 extra woningen binnen het planontwikkeling Hoge Hoek. Hierdoor kan het plan worden gekenmerkt als een "niet in betekenende mate"-project, zoals bedoeld in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen). Er zijn geen luchtgevoelige bestemmingen, zoals bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen). Vanuit de Wet milieubeheer bestaat dan ook geen bezwaar tegen dit plan.
5.6 Bodem
In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek.
Het voorliggende plan maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Het bestaande bestemmingsvlak "Wonen" en het bouwvlak blijven nagenoeg ongewijzigd. Hiertoe zijn reeds in het kader van de ontwikkeling van Hoge Hoek de relevante bodemonderzoeken verricht. Het voorliggende plan betreft slechts de toename van het aantal wooneenheden binnen Blok 5 van 30 naar maximaal 39 en het aanpassen van het bouwvlak ter plaatse van Blok 8. Het bestemmingsvlak van Blok 5 en Blok 8 blijft gehandhaafd.
Om deze reden zijn bodemgegevens voor dit bestemmingsplan niet relevant. De bodemkwaliteit komt aan de orde bij eventuele bouwaanvragen, projectbesluiten en planherzieningen.
5.7 Natuur En Ecologie
Binnen de gemeente Tilburg is een groot aantal wetten en beleidsstukken met betrekking tot natuur en groen van kracht. Beleid en wetgeving is verdeeld over rijk, provincie en gemeente.
Op rijksniveau zijn Natuurbeschermingswet 1998, Flora- en faunawet en Boswet van kracht. De Natuurbeschermingswet 1998 (vastgesteld in 2006) biedt bescherming aan gebieden met bijzondere waarden, zoals de Natura2000-gebieden. De Flora- en faunawet (2002) beschermt vrijwel alle in het wild voorkomende planten- en diersoorten (incl. de soorten, die genoemd worden in het Verdrag van Bern, de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn). In de Boswet (1961) is de kap van individuele bomen en bos buiten de bebouwde kom geregeld.
Op gemeentelijk niveau zijn met name de Kadernota Groene Mal, het Groenstructuurplan Plus en de Bomenverordening van belang. In de Kadernota Groene Mal (2002) is het rijks- en provinciaal beleid uitgewerkt en zijn aanvullende regels voor natuur en ecologie binnen de gemeentegrenzen opgenomen. Voor het plangebied Hoge Hoek is de Kadernota Groene Mal niet van toepassing.
Het Groenstructuurplan Plus (1998) geeft een lange-termijnvisie op beheer en inrichting van het openbaar groen. In de Bomenverordening (2008) is de bescherming van bomen binnen de bebouwde kom van de gemeente Tilburg vastgelegd.
Door AGEL adviseurs zijn een Quickscan in het kader van de Flora- & Faunawet opgesteld, d.d. 3 april 2010. De rapportage 'Flora- & Faunaonderzoek Hoge Hoek Berkel-Enschot', met kenmerk 20060434-01 D02, is als bijlage 9 (Groen en natuur: Quickscan Flora- en Fauna) aan dit bestemmingsplan toegevoegd. Binnen de quicksan is onderzocht of het plangebied onderdeel uitmaakt van een beschermd gebied en/of door de voorgestane ontwikkeling een negatieve invloed te verwachten is op de aanwezige beschermde gebieden in de omgeving. Uit de quickscan blijkt dat het plangebied (Blok 5 en Blok 8) niet in de nabijheid van een natuurgebied is gelegen, welke is aangewezen in het kader van de natuurbeschermingswet 1998. Tevens maakt het plangebied geen onderdeel uit van een natuurgebied- en/of beheersgebiedsplan van de provinciale Ecologische/Groene Hoofdstructuur.
Flora
Binnen het plangebied is géén plantensoort aangetroffen die beschermd is krachtens de Flora en faunawet. De vermelde beschermde brede wespenorchis is niet waargenomen binnen de plangrenzen. De dichtstbijzijnde waarneming is gelegen ten zuiden van het plangebied, ter hoogte van het klooster. Een ontheffing van de Flora- en faunawet is voor deze soort daarom dan ook niet noodzakelijk.
Zoogdieren (inclusief vleermuizen)
De waargenomen zoogdiersoorten (mol, konijn) gebruiken het plangebied als vaste verblijf-, rust- of voortplantingsplaats. Omdat het hier gaat om zoogdiersoorten die in grote delen van Nederland en Brabant algemeen zijn, doet het verdwijnen van leefgebied in het plangebied geen afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van regionale of landelijke populaties. Ontheffing van de Flora- en faunawet (categorie 1) en/of compensatie is daarom niet noodzakelijk. Dit geldt ook voor overige beschermde zoogdieren die naar verwachting in het plangebied aanwezig zijn (huisspitsmuis, bosspitsmuis, mol, veldmuis, rosse woelmuis, bosmuis).
In het kader van de Flora- en faunawet zijn vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen beschermd. Indien de verblijfplaatsen van deze vleermuizen in het kader van de planontwikkeling worden bedreigd, is ontheffing van de Flora- en faunawet noodzakelijk, aangezien deze soorten tevens voorkomen in bijlage IV van de Habitatrichtlijn. Daarmee behoren deze soorten tot de zwaarst beschermde categorie in de Flora- en faunawet. In het plangebied zijn ten tijden van de oriënterende veldbezoeken geen verblijfsplaatsen aangetroffen. Ontheffing van de Flora- en faunawet en compensatie is op basis van huidige gegevens daarom niet noodzakelijk.
Het plangebied maakt zeer waarschijnlijk deel uit van een fourageergebied voor vleermuizen. Het plangebied blijft deze functie behouden tijdens en na de ingreep, maar neemt door de ingreep mogelijk in kwaliteit af. Gezien de inrichting van de wijk, behoud lijnstructuren, aanplant nieuwe bomen/struiken en de ontwikkeling van een natuurlijke retentievoorziening zijn negatieve effecten op populatieniveau niet te verwachten.
Broedvogels
In het kader van de Vogelrichtlijn en de Flora- en Faunawet zijn alle vogels beschermd. Er zijn broedvogels aanwezig in en rondom het plangebied. Indien er bewoonde nesten in het broedseizoen in het plangebied aanwezig zijn vallen deze onder de reikwijdte van artikel 11 van de Flora- en faunawet en zijn beschermd. Er dient daarom gedurende de werkzaamheden rekening te worden houden met het broedseizoen van vogels.
Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Flora- en faunawet wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde.Voor het verstoren van broedende vogels wordt geen ontheffing verleend.
Overige diersoorten
Uit de inventarisatie van de overige soortgroepen (vissen, ongewervelde, amfibieën en reptielen), binnen het plangebied is naar voren gekomen dat verder geen sprake is van beschermde diersoorten. Aantasting van bijzondere overige soorten als gevolg van realisering van de planontwikkeling is dan ook niet aan de orde.
Conclusie
Uit het onderzoek ten behoeve van de totale ontwikkeling van Hoge Hoek blijkt dat er geen negatieve beïnvloeding op de flora & fauna van de omgeving zal optreden. De bouwwerkzaamheden van de 1e fase van het woningbouwplan Hoge Hoek hebben er verder inmiddels voor gezorgd dat de huidige situatie zodanig is aangepast, dat er geen beschermde soorten meer voor zullen komen.
Hoofdstuk 6 Wateraspecten
Dit hoofdstuk geeft weer hoe wateraspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.Aangezien de herziening van het bestemmingsplan Hoge Hoek ter plaatse van Blok 8 slechts de wijziging van het bouwvlak betreft en geen mogelijkheid wordt geboden tot het bouwen van extra woningen, wordt het wateraspect voor Blok 8 niet besproken.
6.1 Bestaand Watersysteem
In opdracht van Novaform heeft AGEL adviseurs een waterparagraaf opgesteld. De waterparagraaf is als bijlage 10 (Waterparagraaf) bij deze toelichting gevoegd.
6.1.1 Gebiedskenmerken
Het plangebied is gelegen binnen de stedelijke uitbreiding van het bestemmingsplan Hoge Hoek te Berkel-Enschot en binnen het stroomgebied van de Beneden Dommel + Zandleij van het Waterschap De Dommel.
6.1.2 Bodem en grondwater
In de bodemopbouw van het gebied, worden storende leemlagen afgewisseld met lagen zeer fijn tot matig fijn zand, al dan niet leemarm. De aanvangsdiepte en dikte van de storende lagen varieert duidelijk binnen het plangebied. In de verrichte bodemonderzoeken voor het vigerende bestemmingsplan zijn ‘gaten’ in de bodemstructuur waargenomen, oftewel in een klein deel van het plangebied, waar geen storende leemlagen aanwezig zijn.
6.1.3 Oppervlaktewater
In het plangebied loopt geen watergang. Ten zuiden van de stedelijke uitbreiding Hoge Hoek aan de Raadhuisstraat is een waterloop gelegen. Evenwijdig aan de spoordijk van de spoorweg is een doodlopende bermsloot gelegen. De bermsloot maakt onderdeel uit van het waterhuishoudkundige systeem van de stedelijke uitbreiding.
6.1.4 Riolering
Voor de stedelijk uitbreiding Hoge Hoek is er een rioleringsplan in 2010 opgesteld. Op basis van dit rioleringsplan komt er rondom het plangebied een gescheiden rioolstelsel te liggen. De diameter van het RWA-stelsel varieert van ø300 tot 500 mm en het DWA-stelsel heeft een diameter van ø250 mm.
6.1.5 Functies
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een waterkering, beschermingszone, boringsvrijezone, grondwaterbeschermingsgebied, waterwingebied of een ander water gerelateerd beschermd gebied.
6.2 Duurzaam Stedelijk Water
In het vigerend bestemmingsplan is het vergroten van de belevingswaarde van stedelijk water, natuurvriendelijke inrichtingen en de duurzaamheid van watersystemen nagestreefd. In het watersysteem van de stedelijke uitbreiding Hoge Hoek is in het noorden ruimte gereserveerd voor een retentievoorziening. De retentievoorziening is zichtbaar voor de bewoners, waardoor er meer bewustwording van water gecreëerd wordt. In het ontwerp is de retentievoorziening voorzien van een zuivering in de vorm van een bezinkbak (wadi voorziening). Hierin kunnen de vervuilde deeltjes in het regenwater bezinken voordat het water verder de retentie in stroomt. Op basis van het bovenstaande en een RWA-stelsel in de stedelijke uitbreiding onder vrij verval is er een duurzaam watersysteem gecreëerd.
6.3 Watertoets
6.3.1 Beleidskader
Relevante beleidsstukken op het gebied van water zijn het Provinciaal Waterplan van Noord-Brabant, het Waterbeheersplan 2010-2015 van waterschap De Dommel, het Nationaal Waterplan, het rapport Waterbeleid voor de 21ste eeuw, Nationaal Bestuursakkoord Water en de Europese Kaderrichtlijn Water. Belangrijkste gezamenlijke punt uit deze beleidsstukken is dat water een belangrijk sturend element is in de ruimtelijke ordening. De bekende drietrapsstrategieën zijn leidend:
- vasthouden-bergen-afvoeren (waterkwantiteit);
- voorkomen-scheiden-zuiveren (waterkwaliteit).
Daarnaast is de ‘Beleidsbrief regenwater en riolering’ nog relevant. Hierin staat hoe het beste omgegaan kan worden met het hemelwater en het afkoppelen daarvan.
6.3.2 Proces
Met de ontwikkeling van 39 in plaats van 30 woningen binnen Blok 5 zal er een wijziging in verhard oppervlak plaatsvinden ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan. In het vigerend bestemmingsplan heeft Blok 5 een verhard oppervlak van 6.748 m² (bebouwing, verharding parkeervakken en wegen en verharding tuinen). Met de voorgenomen wijziging krijgt het plangebied een verhard oppervlak van 6.665 m², dit is een afname van 83 m² (6.748 – 6.665).
6.3.3 Advies
6.3.4 Waterschap De Dommel
Het advies van het waterschap in de kader van de watertoets is verstrekt bij de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan. Op 4 april 2013 heeft waterschap De Dommel ingestemd met de waterparagraaf (bijlage 11 Instemming waterparagraaf)
Hoofdstuk 7 Opzet Planregels
7.1 Inleiding
De indeling en inhoud van de regels bij dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de Tilburgse bestemmingsplansystematiek, die primair ten behoeve van het actualiseren van bestemmingsplannen (een autonoom proces waarbij uit de aard der zaak de nadruk ligt op beheer) door de afdeling Stedenbouw van de gemeente Tilburg is opgesteld. De plansystematiek is vastgesteld door het gemeentebestuur en wordt doorlopend aan veranderende regelgeving en beleidsinzichten aangepast. De plansystematiek is gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2008 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en IMRO2008 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening). De systematiek is te vinden op www.tilburg.nl/ruimtelijkeplannen. Voor het onderhavige bestemmingsplan is grotendeels aangesloten op de vigerende regeling van het bestemmingsplan 'Hoge Hoek' van de gemeente Tilburg.
7.2 Hoofdstuk 1 Van De Regels: Inleidende Regels
Hoofdstuk 1 bevat de ´Inleidende regels´. Dit hoofdstuk omvat twee artikelen: een artikel met een aantal noodzakelijke begripsomschrijvingen en een artikel inzake de wijze van meten. Hieronder volgt een korte toelichting op enkele essentiële begrippen.
7.2.1 Bouwvlak en erf
De Tilburgse plansystematiek (en dus ook dit bestemmingsplan) maakt onderscheid tussen het bouwvlak en het erf.
Het bouwvlak komt in principe bij alle bestemmingen voor. Uitzondering zijn de bestemmingen binnen het openbaar gebied. Indien geen bouwvlak is aangegeven, bepalen de planregels soms dat het gehele bestemmingsvlak geacht wordt bouwvlak te zijn. Hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden opgericht. Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen er eveneens worden gebouwd, uiteraard slechts voor zover deze passen binnen de bestemming en de bouwregels. Soms mag het bouwvlak volledig worden volgebouwd, soms niet. Het eerste blijkt normaliter uit de planregels, het tweede wordt in de regel op de verbeelding weergegeven met een maatvoeringsaanduiding.
In het erf mogen geen hoofdgebouwen worden opgericht. Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn wel toegestaan, voor zover deze passen binnen de bestemming en de bouwregels. Het erf komt met name voor bij woningen en bebouwing langs de linten.
Binnen het onbebouwd erf (perceel minus bouwvlak en minus erf) beperken de bouwmogelijkheden zich over het algemeen tot hetgeen vergunningvrij mag worden gebouwd en enkele bouwwerken, geen gebouwen zijnde (denk vooral aan erfafscheidingen).
7.2.2 Voorgevelrooilijn en bebouwingsfront
De Bouwverordening kent grote waarde toe aan de voorgevelrooilijn als stedenbouwkundig element: de lijn waarin gebouwd moet worden. De voorgevelrooilijn is in dit bestemmingsplan omschreven als ´de voorste, naar het openbaar gebied toegekeerde lijn die het bouwvlak begrenst´. In de bouwregels wordt aangeven wanneer er sprake is van een voorgevelrooilijn. Indien er sprake is van enkelvoudige volumes, wordt veelal een groot bouwvlak weergegeven, dat niet volledig (100%) mag worden bebouwd. In dat geval wordt op de verbeelding een bebouwingsfront weergegeven. In de regels wordt dan geregeld dat ter plaatse van deze aanduiding bebouwing in deze lijn moet worden gebouwd. Het bebouwingsfront geldt dan als voorgevelrooilijn.
7.2.3 Achtergevelrooilijn
De achtergevelrooilijn is ´de achterste, niet naar het openbaar gebied toegekeerde lijn, die het bouwvlak begrenst´. Omgevingsvergunningen voor het overschrijden van de achtergevelrooilijn zijn mogelijk en bijvoorbeeld nodig in situaties, waarin binnen de stroken- of blokverkaveling (gelegen binnen of aansluitend op het bestaande stadsweefsel) sprake is van:
- gebouwen op binnenterreinen mits hiervan de bereikbaarheid conform de gemeentelijke Bouwverordening gewaarborgd is;
- bebouwing in meerdere bouwlagen in de strook van 5 m langs de perceelscheiding tot een bebouwingsdiepte van max. 15 m.
Bij het verlenen van omgevingsvergunning dient een afweging plaats te vinden aan de hand van de volgende criteria:
- 1. De beoogde bebouwing moet stedenbouwkundig gezien naar schaal passen c.q. inpasbaar zijn binnen het gebied, de bouwstrook of het bouwblok, waarbij in het bijzonder afstemming met bestaande woonbebouwing moet plaatsvinden;
- 2. Bij ligging binnen beschermde stadsgezichten waarmee de schaal van de bebouwing zou kunnen concurreren, dient afstemming plaats te vinden. In voorkomende gevallen wordt advies gevraagd aan de Omgevingscommissie.
7.2.4 Bouwdiepte
Conform de regeling in de Bouwverordening is de bouwdiepte gerelateerd aan de dieptemaat van het betreffende bouwblok c.q. de bouwstrook. In het algemeen is de achterste begrenzing van het bouwvlak bepaald door de helft van de straal van de ingeschreven cirkel binnen de voorgevelrooilijnen in het betreffende bouwblok. Indien sprake is van een bouwstrook is de bouwdiepte bepaald door de helft van de diepte van de bouwstrook, gelegen achter de voorgevelrooilijn. In beide gevallen wordt als maximum gehanteerd een diepte van 12 m. Gelet op de specifieke situatie of vanuit stedenbouwkundige overwegingen kan voor het bepalen van de achtergevelrooilijn van deze richtlijn worden afgeweken.
7.2.5 Goot- en bouwhoogte
Op grond van historisch/morfologische interpretatie worden de volgende gebiedstypen onderscheiden, waarbij het onderscheid wordt gevormd door een verschillende maximale bouwhoogte:
- 1. Hoofdstructuur oude gebieden, onderverdeeld in:
- Linten van de 1e orde;
- Linten van de 2e orde.
- 2. Hoofdstructuur nieuwe gebieden;
- 3. Overige gebieden.
Langs de op 'hoofdstructuur oude gebieden' binnen de 'oude' stad Tilburg wordt, indien sprake is van een lint van de 1e orde, een maximale hoogte toelaatbaar geacht van 15 meter . Indien sprake is van een lint van de 2e orde is de maximaal toelaatbare hoogte 11 meter. Gelet op het dorpse karakter wordt binnen Berkel-Enschot en Udenhout echter geen onderscheid gemaakt naar 1e of 2e orde linten en bedraagt de maximale hoogte 11 meter daar waar sprake is van de 'hoofdstructuur oude gebieden'. Langs de 'hoofdstructuur nieuwe gebieden' (deze komt echter binnen Enschot niet voor) is een maximale bouwhoogte van 15 meter toelaatbaar.
In de meeste woongebieden in de stad Tilburg bedraagt de bouwhoogte maximaal 10 meter, waarbij geen bepalingen voor de goothoogte zijn opgenomen. Bij afwijkende woningtypes en bijzondere situaties wordt van deze hoogteregels afgeweken en ´op maat´ bestemd. Met name vanwege het niet stedelijke karakter gelden voor de dorpen afwijkende maten die opgenomen zijn binnen de afzonderlijke bestemmingen. In dit bestemmingsplan wordt binnen de bestemming 'Wonen" bij aaneengesloten, geschakelde, twee-aaneen en vrijstaande woningen doorgaans uitgegaan van een goothoogte van maximaal 6 meter. Voor patiowoningen geldt een afwijkend bouwregime.
7.2.6 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Tenzij anders weergegeven is de volgende regeling van kracht voor woningen in stedelijk gebied:
- 1. oppervlakte:
- a. 20 m2 indien erf kleiner is dan 50 m2;
- b. 40% van erf met maximum van 60 m2 bij erf tussen de 50 m2 en 500 m2;
- c. 80 m2 bij erf tussen de 500 m2 en 1000 m2;
- d. 100 m2 bij erf vanaf 1000 m2.
- 2. bouwhoogte: maximaal 3 m bij plat dak, bij schuin dak goothoogte maximaal 3 m en bouwhoogte maximaal 4,5 m.
Met omgevingsvergunning inzake binnenplans afwijken van de bouwregels is ten behoeve van mantelzorg een grotere oppervlakte mogelijk.
In het buitengebied geldt (op basis van provinciaal beleid) voor bijgebouwen bij woningen in beginsel een maximale oppervlaktemaat van 75 m², terwijl de goothoogte maximaal 3 m en bouwhoogte maximaal 4,5 m mag bedragen.
7.3 Hoofdstuk 2 Van De Regels: Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 bevat de ´Bestemmingsregels´. In dit hoofdstuk komen de verschillende bestemmingen met bijbehorende bouwregels en gebruiksregels aan bod. Vaak is daarnaast sprake van een nadere eisen-regeling, een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, wijzigingsbevoegdheden e.d.
Bestemmingen
In het plan komt enkel de bestemming 'Wonen' voor.
Bestemming: Wonen
Wonen is de hoofdfunctie van het gebied. In principe moeten andere functies zich daar naar voegen. Binnen het plangebied is het realiseren van grondgebonden woningen mogelijk. Gestapelde woningbouw wordt middels de regels niet mogelijk gemaakt.
Een onderscheid in wonen naar maatschappelijke groeperingen zoals studentenhuisvesting, bejaardenhuisvesting, therapeutisch wonen, c.q. wonen onder begeleiding, wonen in opvangcentrum e.d. wordt in de woonbestemmingen niet gemaakt.
Mantelzorg
Onder mantelzorg wordt het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband verstaan. Het verlenen van mantelzorg in een afhankelijke woonruimte is middels omgevingsvergunning onderdeel van de woonfunctie.
Onder een afhankelijke woonruimte wordt hierbij een (aangebouwd) bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is verstaan.
Bouwregels
De bouwregels bevatten een uitgebreide regeling ten aanzien van het oprichten van gebouwen en overige bouwwerken in het plangebied (bouwvlak, erf, bouwhoogte, regeling bijgebouwen, etc.). Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt in bouwregels voor (hoofd)gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en bouwwerken van algemeen nut.
Nadere eisen enomgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels
Vaak heeft het college de bevoegdheid om met in achtneming van de daarvoor geldende voorwaarden nadere eisen aan bouwplannen te stellen of afwijking van de bouwregels toe te staan.
Gebruiksregels
Bij de meeste bestemmingen worden regels omtrent het gebruik van gronden en bouwwerken gegeven, al dan niet aangevuld met een aantal afwijkingsmogelijkheden, wisselend per bestemming.
7.4 Hoofdstuk 3 Van De Regels: Algemene Regels
Hoofdstuk 3 bevat de ´Algemene regels´ ten aanzien van de volgende aspecten:
Anti-dubbeltelregel
Artikel 4 bevat een algemene anti-dubbeltelregel ter voorkoming van onbedoeld gebruik van de regels.
Algemene bouwregels
Artikel 5 bevat een aantal bouwregels die algemeen toepasbaar zijn. Het gaat hierbij om de regeling met betrekking tot ondergrondse bebouwing, de situering van de hoofdtoegang voor woningen, een regeling voor onbebouwde terreinen bij woningen en bij overige gebouwen, een regeling over de ruimte tussen gebouwen en een regeling voor het bouwen nabij op de verbeelding aangeduide bomen.
Algemene gebruiksregels
In artikel 6 staat een algemene gebruiksregel, inhoudende dat het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met een functie-aanduiding aangemerkt wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming.
Algemene afwijkingsregels
Algemene afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot geringe afwijkingen van de regels van het plan staan in artikel 7.
Algemene wijzigingsregels
Een algemene wijzigingsbevoegdheid staat in artikel 8, o.a. met betrekking tot reconstructie van oude complexgewijze bebouwing, schrappen van aanduidingen en uitwisseling van aanduidingen, het toelaten van diverse functies binnen de woonbestemming en het toelaten van utiliteitsvoorzieningen met een oppervlak groter dan 50 m2.
Overige regels
Naast eventuele nadere eisen per bestemming zijn burgemeester en wethouders middels artikel 9 bevoegd om een aantal algemene nadere eisen te stellen.
7.5 Hoofdstuk 4 Van De Regels: Overgangsrecht En Slotregel
Het vierde en laatste hoofdstuk heet ´Overgangs- en slotregels´. Hier is het overgangsrecht te vinden met betrekking tot het bouwen van bouwwerken en het gebruik van gronden en opstallen. In de slotbepaling wordt de exacte naam van het bestemmingsplan gegeven.
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
8.1 Uitvoerbaarheid Postzegelplan
Op 4 december 2012 is een overeenkomst tegemoetkoming in schade gesloten door gemeente en initiatiefnemer. In deze overeenkomst is bepaald dat schade als gevolg van onderhavig bestemmingsplan, welke op de voet van afdeling 6.1 Wro voor vergoeding in aanmerking komt, zal worden vergoed door de initiatiefnemer.
Voor de bestemmingsplanherziening zijn leges verschuldigd door de initiatiefnemer. Tussen de gemeente en de initiatiefnemer is een samenwerkingsovereenkomst gesloten voor het plan Hoge Hoek, waar onderhavig bestemmingsplan deel van uitmaakt. Op grond van het voorgaande is het verhaal van kosten anderszins verzekerd en is het bepalen van een tijdvak of fasering alsmede het stellen van locatie-eisen niet noodzakelijk waardoor er geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld als bedoeld in artikel 6.12 wro.
Gelet op bovenstaande is het onderhavige plan economisch uitvoerbaar.
Hoofdstuk 9 Burgerparticipatie En Overleg
9.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro
Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen tot het in procedure brengen van het voorliggende bestemmingsplan Hoge Hoek, 1e herziening (Blok 5 en 8) op 5 januari 2013 gepubliceerd in Stadsnieuws.
9.2 Burgerparticipatie
Op 21 november 2012 is ter uitvoering van het bepaalde in de door de raad vastgestelde Handreiking Burgerparticipatie een informatiemiddag/avond gehouden in hotel De Druiventros te Berkel-Enschot. Tijdens deze informatiebijeenkomst is een toelichting gegeven op de aard en het doel van het bestemmingsplan. Daarnaast is het verkavelingsplan gepresenteerd. Tevens is de gelegenheid gegeven tot het stellen van vragen en het maken van opmerkingen. De bijeenkomst is bezocht door 3 belanghebbenden/omwonenden. Er zijn geen inhoudelijke opmerkingen op de gewijzigde verkaveling gemaakt.
9.3 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan 'Hoge Hoek, 1e herziening (blok 5 en 8)' heeft van maandag 4 maart 2013 tot en met maandag 15 april 2013 ter inzage gelegen voor zienswijzen. Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Boomwaardezoneringskaart
Bijlage 2 Boomwaardezoneringskaart
Bijlage 1 Archeologie, Sub 1: Archeo Pro 713 Centraal Plangebied
Bijlage 1 Archeologie, sub 1: Archeo Pro 713 centraal plangebied
Bijlage 2 Archeologie, Sub 3: Advies Past2present-archeologic Centraal Plangebied
Bijlage 2 Archeologie, sub 3: Advies Past2Present-archeologic centraal plangebied
Bijlage 3 Archeologie, Sub 4: Selectiebesluit Gemeente Tilburg Centraal Plangebied
Bijlage 3 Archeologie, sub 4: Selectiebesluit gemeente Tilburg centraal plangebied
Bijlage 4 Verslag Archol 2012
Bijlage 5 Advies Archaeo 2012
Bijlage 6 Milieuhinder Bedrijven En Geur
Bijlage 6 Milieuhinder bedrijven en geur
Bijlage 7 Externe Veiligheid
Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek: Hoge Hoek
Bijlage 8 Akoestisch onderzoek: Hoge Hoek
Bijlage 9 Groen En Natuur: Quickscan Flora- En Fauna
Bijlage 9 Groen en natuur: Quickscan Flora- en Fauna