Heikant 2007, 4e herziening (Mahlerstraat)
Bestemmingsplan - gemeente Tilburg
Vastgesteld op 22-08-2017 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlage(n).
1.2 plan:
Het bestemmingsplan Heikant 2007, 4e herziening (Mahlerstraat) met identificatienummer NL.IMRO.0855.BSP2013025-e001 van de gemeente Tilburg.
1.3 aan huis verbonden beroep
Die beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw, die kunnen worden beschouwd als 'aan-huis-verbonden', waarbij:
-
degene die de activiteit uitvoert, tevens de bewoner is van de woning;
-
geen sprake is van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen, conform artikel 8.6 van de regels van dit plan;
-
voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
-
de beroepsuitoefening naar omvang ondergeschikt is aan het wonen, d.w.z. niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning (inclusief aan-, uit en/of bijgebouw) en totaal niet meer dan 80m² in beslag neemt;
-
de beroepsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;
-
geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;
-
op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.
1.4 aanbouw
Een gebouw, dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.5 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 afhankelijke woonruimte
Een aanbouw of bijgebouw, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
1.8 autostalling
Eén of meerdere, al dan niet aaneengebouwde, bouwwerken in maximaal één bouwlaag; qua afmetingen, bereikbaarheid / ontsluiting en gebruiksmogelijkheden e.d. uitsluitend geschikt en bedoeld voor de stalling van een (motor)voertuig.
1.9 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.10 bebouwingspercentage
Het percentage dat per bouwperceel bepaalt hoeveel procent van dat bouwperceel - binnen het aangegeven bouwvlak - ten hoogste mag worden bebouwd.
1.11 bed & breakfast
Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting, al dan niet met de mogelijkheid van ontbijt, kortstondig met een maximum van twee weken.
Hieronder wordt niet verstaan huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen.
1.12 bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op onder andere consumentverzorging, welke geheel of overwegend door middel van handwerk plaatsvinden.
1.13 beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw
Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.
1.14 bestaand
Bij bouwwerken:
Bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften.
1.15 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.16 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.17 bijgebouw
Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.18 bouwen
Het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.19 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.20 bouwlaag
Een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkant van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5m in hoogte verschillen, zulks met uitzondering van een onderbouw of zolder.
1.21 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.22 bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel.
1.23 bouwvlak
Een in de regels bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.24 bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.25 bouwwerken van algemeen nut
Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen.
1.26 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)
De som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren - horizontale vlakken ter plaatse van trappen, hellingen en vides met een oppervlakte tot en met 4m² daaronder begrepen - voorzover de ruimten waarbinnen de vloeren zich bevinden een grotere inwendige hoogte hebben dan 1,5m.
1.27 calamiteit
Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk door overmacht: brand, overstroming, terroristische en/of oorlogshandelingen, aardbeving e.d.
1.28 carport
Een aangebouwde of vrijstaand bijgebouw, bestaande uit een (semi) gesloten dakconstructie, ondersteund door palen of kolommen bedoeld voor het stallen van één of meerdere (motor)voertuig(en), met maximaal twee gesloten wanden; de wanden van de bebouwing waartegen wordt aangebouwd kunnen als ondersteuningsconstructie fungeren.
1.29 dakhelling
Hoek die gevormd wordt door een schuin dakvlak en een horizontaal vlak die elkaar snijden op de goothoogte.
1.30 dienstverlening
Het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van detailhandel en seksinrichtingen.
1.31 erf
Een in de regels bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels per bouwperceel aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.32 erker
Transparante, ondiepe uitbouw van een gebouw vóór de voorgevel, niet zijnde een entree.
1.33 evenement
Een activiteit in de openlucht dan wel in al dan niet (deels) tijdelijke onderkomens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, sportieve, toeristisch-recreatieve, commerciële, sociale, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden, alsmede kermissen, braderieën, snuffelmarkten, rommelmarkten, straatfeesten en festivals of daarmee te vergelijken activiteiten.
1.34 functionele eenheid
Hieronder wordt verstaan:
-
een samenstel van activiteiten dat, gelet op de aard en de organisatie van die activiteiten alsmede op de plaats waar die activiteiten worden verricht, als een eenheid moet worden beschouwd;
-
het complex van bebouwde en onbebouwde gronden waarop de hiervoor bedoelde activiteiten worden verricht.
1.35 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.36 gestapelde woning
Een woning, onderdeel uitmakende van een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en uit twee of meer bouwlagen bestaat, of waarbij (een deel van) de eerste bouwlaag van het gebouw voor andere met de betreffende bestemming in overeenstemming zijnde doeleinden wordt gebruikt.
1.37 groenvoorzieningen
Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair, e.d., alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.
1.38 grondgebonden woning
Een met de grond verbonden woning bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, daaronder begrepen beroep aan huis, met een zelfstandige ontsluiting op de begane grond en niet zijnde een gestapelde woning.
1.39 hoofdgebouw of hoofdbebouwing
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.40 huishouden
Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren. Met een huishouden wordt gelijk gesteld:
-
de huisvesting van maximaal 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);
-
tijdelijke huisvesting in de vorm van logies aan maximaal 5 seizoenarbeiders;
-
de huisvesting van maximaal 12 personen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, een psychiatrisch ziektebeeld of psychosociale problemen dan wel de huisvesting van maximaal 12 personen die tijdelijke opvang behoeven, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht, dit alles gericht op zelfstandige bewoning.
1.41 kleinschalige dienstverlening, niet zijnde zakelijke dienstverlening
Dienstverlening, vallend onder ten hoogste categorie 2 van de bij dit plan gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten en gericht op het aan personen of dieren verlenen van diensten in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze of lichaamsverzorgende sfeer en andere vormen van dienstverlening die min of meer een openbaar karakter hebben, zoals (niet limitatief) een huisartsen- of tandartsenpraktijk, een praktijk voor fysiotherapie, een dierenartsenpraktijk, een nagelstudio, een kapsalon en een kinderopvangcentrum, uitgezonderd:
-
seksuele en erotische dienstverlening;
-
zakelijke dienstverlening met een kantoorfunctie, zoals (niet limitatief) rechtskundige en administratieve dienstverlening, architecten- en technische adviesbureaus, makelaarsbureaus, reclamediensten en uitzendbureaus;
-
detailhandel, met uitzondering van een beperkte verkoop, ondergeschikt aan de dienstverlening;
-
horeca.
1.42 langzaam verkeer
Voetgangers- en (snor/brom)fietsverkeer.
1.43 logiesgebouw
Een verblijfsgebouw waarbij het bieden van tijdelijk onderdak aan mensen centraal staat, niet zijnde een maatschappelijke voorziening.
1.44 maatschappelijke voorzieningen
Hieronder worden verstaan:
-
medische of paramedische voorzieningen, zoals ziekenhuis, kliniek, gezondheidscentrum, centrum voor dagbehandeling, consultatiebureau e.d.;
-
welzijnsvoorzieningen, zoals verzorgingstehuis, verpleeghuis, inrichtingen voor mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking , tehuis voor daklozen e.d.;
-
educatieve en sociaal-culturele voorzieningen, zoals basis-, voortgezet en wetenschappelijk onderwijs, beroepsonderwijs, kunstonderwijs, volksuniversiteit, cursuscentrum, onderwijsinstituten t.b.v. specifiek onderwijs, bibliotheken e.d.;
-
voorzieningen t.b.v. kinderopvang zoals kindercrèche, peuterspeelzaal, speelterrein, kinderdagverblijf en (naschoolse) kinderopvangcentrum, al dan niet commercieel;
-
openbare en bijzondere instellingen waaronder overheidsinstellingen zoals stadskantoren, politiekantoor e.d.;
-
maatschappelijke voorzieningen zoals buurt- en clubhuis, wijkcentrum (o.a. Multi Functionele Accommodatie), sociëteit e.d.
1.45 maatvoeringsvlak
Een deel van een bestemmingsvlak dat van een ander maatvoeringsvlak wordt gescheiden door een maatvoeringsvlakgrens. Maatvoeringsvlakken onderscheiden zich door een met de maatvoeringsaanduiding aangegeven afwijking in goot-, bouwhoogte, dakhelling en/of bebouwingspercentage.
1.46 mantelzorg
Mantelzorg is langdurige, intensieve niet georganiseerde zorg, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een zorgvrager door een of meer leden uit diens omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.
1.47 monumentale boom
Een boom die is opgenomen in de gemeentelijke lijst van monumentale bomen, zoals die geldt op het moment van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan en als zodanig is aangeduid.
1.48 netto vloeroppervlak (n.v.o.)
De som van de binnenwerks gemeten oppervlakten van de voor publiek toegankelijke verblijfsruimten binnen een horeca-inrichting van de categorie 1, 2 of 3, zoals café- en barruimte (inclusief bar), eetzaal, foyer, dansvloer / podium, entree e.d, met uitzondering van oppervlakten t.b.v. keuken, toiletgroepen, garderobe, opslag, dienstruimten e.d.
1.49 nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties t.b.v. gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.
1.50 onbebouwd erf
Dat deel van het perceel, dat geen bouwvlak of erf betreft.
1.51 onderbouw
Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant is gelegen tussen peil en maximaal 1,20m boven peil.
1.52 ondergeschikte delen van een bouwwerk
Bouwdelen die ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa van het desbetreffende bouwwerk, zoals overstekende daken, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, trappen en trappenhuizen, liftkappen en lifthuizen, luchtbehandelings-/ventilatieinstallatie, bordessen, funderingen, goten, hijsinrichtingen, gevelreclames, gevelisolatie (al dan niet met bijbehorende ommanteling), draagconstructies e.d. Hieronder worden in elk geval niet verstaan entrees, erkers en ondergrondse bouwwerken.
1.53 onderkomen
Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, loodsen, keten en andere soortgelijke verblijfsmiddelen.
1.54 onzelfstandige wooneenheid/eenheden
Een (complex van) woonruimte(n) waarbij men wezenlijke voorzieningen, zijnde keuken, badkamer en toilet, gemeenschappelijk moet gebruiken en waarvan de deur van het privévertrek uitkomt op een gemeenschappelijke (verkeers)ruimte.
1.55 openlucht- en sportieve recreatie
Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. dag-, verblijfs- en sportieve recreatie, die geheel of grotendeels in de openlucht plaatsvindt, zoals een trim-/fitnessparcours, een jongerenhangplek e.d.
1.56 overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.57 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, ondersteund door palen of kolommen, eventueel maximaal aan twee zijden omsloten door wanden, die niet tot de constructie behoren.
1.58 pand
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.59 peil (straatpeil)
Hieronder wordt verstaan:
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
1.60 perceel
Een aaneengesloten stuk grond met kadastrale aanduiding.
1.61 plangrens
Een weergegeven lijn die de grens van het plan aanduidt.
1.62 potentieel waardevolle boom
Een ingevolge de gemeentelijke Boomwaardekaart of het gemeentelijke bomenbeleid als zodanig aangeduide
boom.
1.63 recreatief medegebruik en evenementen
Hieronder wordt verstaan:
-
incidenteel, kortstondig gebruik (enkele dagen) van complexen / voorzieningen t.b.v. evenementen zoals rommelmarkten, antiek-, huishoud-, en computerbeurzen, tentoonstellingen, bedrijvencontactdagen e.d., mits men in het bezit is van een evenementenvergunning;
-
incidenteel -jaarlijks- gebruik gedurende een aantal dagen van stadsparken t.b.v. zomeractiviteiten, -spelen, theater, festival e.d;
1.64 rijstrook
Gemarkeerd gedeelte van de rijweg dat voldoende plaats biedt aan een enkele rij motorvoertuigen op meer dan twee wielen met uitzondering van in- en uitvoegstroken, voorsorteerstroken en fietspaden.
1.65 risicovolle inrichting
-
een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
-
een AMvB-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/ of het gebruik van gevaarlijke stoffen;
-
bedrijven waarvan de aantoonbare PR10-6/jaar contour is gelegen buiten de inrichtingsgrens.
1.66 ruimtelijke ontwikkelingen
Bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist.
1.67 speelvoorzieningen
Voorzieningen ten dienste van sport en spel.
1.68 straatpeil
Zie: peil (straatpeil).
1.69 uitbouw
Een gebouw, dat als vergroting van een bestaande ruimte is/wordt gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.70 verblijfsvoorzieningen
Besloten ruimten, bestemd voor het verblijven van mensen.
1.71 verkeer- en vervoersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer
Hieronder wordt verstaan het (openbaar) wegverkeers- en wegvervoersgebied waarbij de nadruk ligt op de gebiedsontsluitingsfunctie voor gemotoriseerd en langzaam verkeer met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier hoofdverzamelwegen, verzamelwegen en wijkstraten.
1.72 verkeersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer en verblijf
Hieronder wordt verstaan het openbaar wegverkeers- en verblijfsgebied waarbij de nadruk ligt op de erftoegangsfunctie (geleider van het bestemmingsverkeer) voor gemotoriseerd en langzaam verkeer en/of de verblijfsfunctie voor voetgangers met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier buurtstraten, woonstraten, woonerven, winkelerven en voetgangersgebied inclusief bijbehorende kunstwerken.
1.73 voorgevelrooilijn
De naar het openbaar gebied toegekeerde lijn, die het bouwvlak begrenst en aansluit aan het onbebouwd erf c.q. openbaar gebied.
1.74 water en waterhuishoudkundige voorzieningen
Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn t.b.v. een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten e.d.
1.75 waterstaat/waterstaatkundige doeleinden
Het openbaar waterverkeers-, watervervoers- en verblijfsgebied t.b.v. goederenvervoer, pleziervaart en oeveractiviteiten zoals vissen / hengelsport, wandelen en fietsen.
1.76 weg
Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, waaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
1.77 wet geluidhinder
De wet van 16 februari 1979, Staatsblad 99 (1979), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.
1.78 wet milieubeheer
De wet zoals geplaatst in Staatsblad 551 (1992). Deze wet is in werking getreden op 1 maart 1993.
1.79 wonen
Hieronder wordt verstaan:
-
het geheel van aan huis gebonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, zelfstandige wooneenheden e.d. ten dienste van het verblijven door mensen. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve dagverblijven;
-
huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen, alsmede bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen (en ruimten) c.q. verzorgingsfaciliteiten;
-
beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als 'aan huis verbonden beroep', zijnde beroepsactiviteiten van tenminste één bewoner, plaatsvindend in de betrokken woning en/of bijbehorend bijgebouw.
1.80 woning
Een (gedeelte van een) gebouw dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen een aan huis verbonden beroep.
1.81 zorgwoningen
Woningen bedoeld voor mensen met een verstandelijke beperking, die langdurig extramurale zorgverlening nodig hebben. Vanuit de woningen is zorg op afroep of 24-uurszorg beschikbaar vanuit een verpleeg- of verzorgingstehuis of woon-zorgcentrum.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 Afstand tot zijdelingse perceelgrens
Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Verkeer - Verblijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
een goede landschappelijke inpassing;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de ruimtelijke of landschappelijk inpassing;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Woongebied 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de brandveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
-
de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6m boven het straatpeil in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 6 Woongebied 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de brandveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
-
de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6m boven het straatpeil in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Ondergrondse bouwwerken
8.2 Hoofdtoegang woningen
8.3 Onbebouwd terrein bij gebouwen
8.4 Ruimte tussen bouwwerken
8.5 Bouwen in nabijheid van monumentale en potentieel waardevolle bomen
8.6 Parkeerregeling
-
Ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's dient in, op of onder het gebouw dan wel op het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort in voldoende mate parkeergelegenheid aanwezig te zijn zoals opgenomen in de parkeerregeling in Bijlage 3 Parkeernormen;
-
de in het eerste lid bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's en zijn afhankelijk van de situering van parkeerplaatsen. Aan deze eis wordt in ieder geval geacht te zijn voldaan indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimte voldoen aan de door het CROW hiervoor opgestelde richtlijnen, ASVV 2012 d.d. 13-12-2012;
-
het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a:
-
indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, of;
-
voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
9.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming
Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van maten
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
-
de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
-
gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
-
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
-
voldaan is aan de volgende voorwaarden:
-
de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet cumulatief worden gebruikt;
-
de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.
10.2 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van grenzen
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak, bestemmingsvlak, functie-aanduidingsvlak of maatvoeringsvlak, indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting e.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
-
de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
-
gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
-
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
10.3 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogten
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van utiliteitsvoorzieningen;
-
vrijstaande schoorstenen, torens en soortgelijke bouwwerken;
onder voorwaarde dat de maximale hoogte niet meer mag bedragen dan 15m.
10.4 Binnenplans afwijken t.b.v. aan-huis-verbonden beroep
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan voor wat betreft de voorwaarden, zoals beschreven in de begripsregels, waaronder overeenkomstig de desbetreffende bestemmingsomschrijving een aan huis verbonden beroep is toegelaten, indien door de aard van de werkzaamheden het beroep niet of bezwaarlijk anders dan aan huis of op de betreffende locatie kan worden uitgeoefend.
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
11.1 Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsvlakgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:
-
de in het plan begrepen bestemmingen die grenzen aan gronden met de bestemming 'Verkeer' (V), dan wel 'Verkeer-Verblijf' (V-VB) te wijzigen voor de indeling van gronden zoals ten behoeve van een herinrichting, een asverschuiving, herinrichting kruispunten, aanleg (mini)rotondes e.d., met dien verstande dat:
-
de bestemmingen mogen worden gewijzigd voor een verschuiving van de bestemmingsgrenzen van maximaal 25 m;
-
de verwerkelijking van de in het plan begrepen bestemmingen gewaarborgd dient te blijven, dat wil zeggen dat de bestemmingen door de wijzigingnen niet onevenredig mogen worden aangetast;
-
bestemmingsgrenzen te wijzigen indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt noodzakelijk is voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijk ordening van het plan niet schaadt en zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.
11.2 Wijzigingsbevoegdheid bouwwerken van algemeen nut
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat bouwwerken van algemeen nut met een groter oppervlak dan 50m2 kunnen worden gebouwd, zulks tot een maximale oppervlakte van 100m2.
Artikel 12 Algemene Procedureregels
Op het stellen van nadere eisen op grond van enige bepaling van de regels van dit bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
Artikel 13 Overige Regels
13.1 Algemene regels inzake nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de bereikbaarheid van gebouwen vanuit en de situering van de hoofdentree van gebouwen ten opzichte van de openbare ruimte;
-
de situering en afmetingen van groenvoorzieningen;
-
de situering en afmetingen van parkeergelegenheid, ook op eigen terrein;
-
de situering van toegangswegen en -paden tot gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en open erven.
13.2 Algemene regels inzake omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
-
het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
-
het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
-
het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
-
indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
-
het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Heikant 2007, 4e herziening (Mahlerstraat)'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling
Er is een verzoek om herziening van het bestemmingsplan ingediend voor de realisatie van grondgebonden woningen aan de Mahlerstraat te Tilburg.
De locatie betreft een voormalige schoollocatie. In het collegebesluit actieplan stimulering eigenbouw in Tilburg, d.d. 25 april 2012, is deze locatie aangewezen als PO (Particulier Opdrachtgeverschap) locatie. Voor uitgifte in PO bleek echter te weinig belangstelling te bestaan. Daarom wordt de locatie nu (in maximaal 4 deelprojecten) aangeboden aan ontwikkelaars voor de bouw van ca. 22 woningen.
Met deze toelichting wordt een basis gegeven voor de bestemmingsplanherziening waarmee medewerking kan worden verleend aan het initiatief. De toelichting geeft aan waarom de beoogde ontwikkeling past binnen de visie op het gebied. Er wordt nader ingegaan op de wijze waarop het initiatief aansluit op de plaatselijke situatie en het beleid dat de gemeente voorstaat. Tevens worden de (stedenbouwkundige) richtlijnen en randvoorwaarden welke aan de basis van de planontwikkeling hebben gestaan in de toelichting verwoord. De toelichting geeft ook de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken weer.
1.2 Het Plangebied
Het plangebied omvat een perceel aan de Mahlerstraat waarop in het verleden een school was gelegen en wordt globaal begrensd door de Mahlerstraat in het noorden, westen en zuiden en de Strausslaan in het oosten.
Ligging plangebied in Tilburg
1.3 Voorgaande Plannen
Dit bestemmingsplan is een gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan 'Heikant 2007' dat op 6 maart 2009 onherroepelijk is geworden. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied een maatschappelijke bestemmingsplan. De bouw van woningen past niet in deze bestemming.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
Het plangebied is gelegen in de wijk 'Heikant' in Tilburg Noord. De Heikant is een ruim opgezette wijk met veel groen en ruimte om te spelen. De wijk is in de jaren zestig gebouwd en opgedeeld in buurten met een autoluw karakter. Er zijn weinig doorgaande straten te vinden. Veel straten eindigen in een parkeerpleintje of groenvoorziening. Er zijn veel bomen in het gebied.
De wijk ligt op fietsafstand van het stadscentrum en het buitengebied. Ook buurtwinkelcentra Wagenerplein en Verdiplein zijn binnen handbereik.
In het hart van de Heikant ligt de locatie aan de Mahlerstraat. Hier stonden twee schoolgebouwen, deze zijn inmiddels gesloopt. In de directe omgeving staan vooral grondgebonden woningen in 2 lagen met kap.
De locati wordt opgedeeld in 4 delen waar woningen uit de catalogus "zelf bouwen in Tilburg'worden gebouwd. Het verkavelingsplan gaat uit van de bouw van 22 grondgebonden woningen: 2 rijtjes met 7 aaneengesloten woningen en 8 woningen die als 'tweekapper'worden gebouwd. De bomen blijven zoveel mogelijk behouden.
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk volgt een korte weergave van het bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde ruimtelijke beleidskader.
3.2 Rijk En Provincie
Volgens de Verordening Ruimte van de provincie Noord-Brabant is het plan gelegen in stedelijk gebied. Er spelen geen provinciale of rijksbelangen. Derhalve wordt het ruimtelijk beleidskader op provinciaal en rijksniveau (provinciale Verordening Ruimte en de AMvB Ruimte) enkel op hoofdlijnen besproken, met uitzondering van de verplichte toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
3.3 Rijk
3.3.1 Ladder voor duurzame verstedelijking
Op grond van art. 3.1.6 Bro zijn provincies en gemeenten verplicht om in de toelichting van een ruimtelijke besluit de zogenoemde 'ladder voor duurzame verstedelijking' op te nemen wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt
Art. 1.1.1. Bro definieert stedelijke ontwikkeling als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
Overheden dienen op grond van art. 3.1.6 Bro nieuwe stedelijke ontwikkelingen standaard te motiveren met behulp van drie opeenvolgende stappen. Deze stappen borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkelingen wordt gekomen.
Deze stappen zijn:
Met dit bestemmingsplan wordt woningbouw mogelijk gemaakt. Hierna worden de bovenstaande stappen doorlopen voor dit bestemmingplan.
Trede 1: Is er een regionale behoefte?
De ladder voor duurzame verstedelijking beoogt dat in regionaal verband de gezamenlijke ontwikkelingsbehoefte wordt bepaald. Als meerdere locaties aangewezen worden om in die behoefte te voorzien, is het aan de regio om de behoefte te verdelen over die locaties. Als de regionale behoefte voldoende is om een beoogde locatie te ondersteunen en in regionaal verband tevens deze locatie wordt geselecteerd om in de behoefte te voorzien, dan kan dit afdoende motivering vormen in de toelichting bij het bestemmingsplan.
De regionale behoefte is afgestemd in het regionaal ruimtelijk overleg waaraan ook de provincie deelneemt. Hierbij is de afspraak gemaakt dat de gemeente Tilburg tot 2020 mag voorzien in een uitbreiding van 9100 woningen (kwantitatieve behoefte).
In de paragraaf Volkshuisvesting is weergegeven hoe de regionale woonbehoefte is toebedeeld aan de gemeente Tilburg. Op lokaal niveau is behoefte aan vormen van centrum-stedelijk wonen. Gelet op de huidige markt wordt uitgegaan van een zo vrij mogelijk invulbaar 'skelet' waarmee ingespeeld kan worden op de meest actuele vraag. Het nu voorliggende project wordt dusdanig van opzet dat met name starters op de woningmarkt in de eigen wijk c.q. op korte afstand van het centrum kunnen blijven wonen. Door de bouw van grondgebonden woningen voor starters op de woningmarkt wordt voorzien in de lokale behoefte.
Trede 2: Is (een deel van) de regionale behoefte op te vangen binnen het bestaand stedelijk gebied?
Door de bouw van deze grondgebonden woningen wordt ruimte gecreëerd in binnenstedelijk gebied. De regionale behoefte wordt daarmee opgevangen binnen bestaand stedelijk gebied en leidt tegelijkertijd tot kwaliteitsverbetering van de omgeving. Trede 3 is daarom niet meer van toepassing.
Conclusie
Er is sprake van een regionale behoefte, welke wordt opgevangen binnen het bestaand stedelijk gebied. Hiermee is toepassing geven aan art. 3.1.6 Bro.
3.4 Provincie
3.4.1 Structuurvisie
Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die op 1 oktober 2010 werd vastgesteld door Provinciale Staten.
In de Structuurvisie geeft de provincie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie, maar bindt gemeenten niet rechtstreeks. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De visie geeft een ruimtelijke vertaling van de opgaven en doelen uit de Agenda van Brabant. Daarnaast ondersteunt de structuurvisie het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals het economisch-, mobiliteits-, sociaal-, cultureel-, milieu- en natuurbeleid.
De nieuwe structuurvisie is opgetrokken rondom drie onderwerpen. Dat zijn:
-
De kwaliteit van het landschap;
-
De ontwikkeling van het buitengebied;
-
De regionale verstedelijking.
Inhoud van de Structuurvisie
Deel A
Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Op basis van trends en ontwikkelingen heeft de provincie haar ruimtelijke belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. In haar sturing biedt zij gemeenten meer ruimte om afwegingen te maken in een aantal vooraf gestelde kaders. Daarnaast zet de provincie zelf een aantal ontwikkelingen in gang. De provinciale filosofie is: ‘Samenwerken aan kwaliteit’. De provincie realiseert haar doelen op vier manieren: door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.
Deel B
In deel B staan de ambities, het beleid en de uitvoering voor de vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Voor iedere structuur formuleert de provincie ambities en beleid. Per beleidsdoel is aangegeven welke instrumenten de provincie inzet om haar doelen te bereiken.
Deel C
Deel C betreft het deel van de Interimstructuurvisie, dat vanaf 1 januari 2011 van kracht blijft. Het is de onderbouwing voor locatiekeuze, nut en noodzaak van de concrete ontwikkelprojecten Logistiek Park Moerdijk (LPM) en Agro & Food Cluster West-Brabant (AFCWB).
Uitwerking van de Structuurvisie
De provincie gaat geen aparte ruimtelijke visie op het landschap ontwikkelen, maar geeft die onder andere vorm in de Uitwerking gebiedspaspoorten. Daarin beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang vindt en hoe deze versterkt kunnen worden. In de uitwerking beschrijft de provincie twaalf Brabantse landschapstypen. Voor elk landschapstype geeft zij de kenmerkende landschapskwaliteiten en haar ambitie om deze kwaliteiten te versterken bij nieuwe ontwikkelingen. Hiermee wil de provincie gemeenten en initiatiefnemers stimuleren om de kwaliteit van het Brabantse landschap te versterken. De Uitwerking gebiedspaspoorten is niet verplichtend, maar biedt een handreiking. Tilburg ligt in het gebiedspaspoort van De Meierij.
Daarnaast zijn er deelstructuurvisies opgesteld. Deelstructuurvisies bevatten de onderbouwing van een locatiekeuze, visie op een thema of inrichting van een gebied. De huidige deelstructuurvisies zijn niet van toepassing op Tilburgs grondgebied.
3.4.2 Verordening ruimte Noord-Brabant 2014
Provinciale Staten van Noord Brabant hebben in hun vergadering van 10 juli 2015 de Verordening ruimte 2014 opnieuw vastgesteld. Deze verordening is op 15 juli 2015 in werking getreden.
In de Verordening ruimte staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. In tegenstelling tot de provinciale Structuurvisie bindt de Verordening ruimte de gemeenten wèl rechtstreeks.
3.5 Gemeente
3.5.1 Omgevingsvisie Tilburg 2040
Op 21 september 2015 heeft de Raad de Omgevingsvisie Tilburg 2040 vastgesteld.
De Omgevingsvisie richt zich op Tilburg als vitale, duurzame stad in een moderne netwerksamenleving. De ontwikkelingen in de economie, de maatschappij en de leefomgeving gaan niet ten koste van elkaar, maar sluiten op elkaar aan en versterken elkaar. People, planet en profit zijn in balans.
People: Het is prettig wonen en werken in Tilburg, een stad met veel verschillende woonbuurten en verschillende soorten werklocaties. De woonmilieus passen bij de leefstijl van de mensen.
Planet: We gaan voor een gezonde en leefbare stad, anticiperen op de effecten van klimaatverandering, zoals hitte, droogte en hogere temperaturen. In het economisch systeem wordt herbruikbaarheid van producten en grondstoffen steeds belangrijker. Verder krijgen groen en water een steeds prominentere rol in de stad. De grote natuurgebieden om de stad zijn met elkaar verbonden. Dat versterkt het ecologisch systeem en de veerkracht van de natuur.
Profit: Om ook in de toekomst sterk genoeg te zijn, wil Tilburg de kracht van BrabantStad benutten. Tilburg is een stad die mensen kansen biedt: op aangenaam werk en op een fijne woon- en leefomgeving.
Om antwoord te geven op de vraag hoe we dit gewenste toekomstbeeld samen met burgers en partners in de stad voor elkaar kunnen krijgen volgt de Omgevingsvisie Tilburg 2040 een strategie met drie sporen:
-
de Brabantstrategie
-
de Regiostrategie
-
de Stadsstrategie.
Brabantstrategie: Tilburg kiest voor de kracht van stedelijke samenwerking
Samen met de andere Brabantse steden wil Tilburg de kracht van het stedelijk netwerk BrabantStad versterken. Om de benodigde schaalsprong naar een stedelijk netwerk te kunnen maken, moet Tilburg aantrekkelijk bereikbaar en concurrerend zijn.
Aantrekkelijk: Tilburg wil een aantrekkelijke stad zijn waar mensen graag wonen en werken, en waar het voor bedrijven interessant is om zich te vestigen. Niet alleen moet het aanbod van voorzieningen in de stad zelf aansprekend en hoogwaardig zijn, ook de groene omgeving en religieus en historisch erfgoed zijn belangrijke factoren.
Bereikbaar: goede verbindingen (weg, water, rail én digitaal) met de andere Brabantse steden zijn essentieel voor een sterk stedelijk netwerk.
Concurrerend: En duurzame concurrentiekracht kent in Tilburg twee belangrijke pijlers, namelijk kennis & creativiteit en smart industries. Concreet richt de Brabantstrategie zich op vier stedelijke knooppunten en drie stadsregionale parken.
De vier stedelijke knooppunten:
-
Binnenstad van de 21e eeuw
-
Tilburg University Campus: kennisontwikkeling en -toepassing
-
Modern Industrieel Cluster Vossenberg-Loven
-
Modern Industrieel Cluster Midden-Brabant
De drie stadsregionale parken zijn:
-
Stadsregionaal park Moerenburg - Koningshoeven
-
Stadsregionaal park Stadsbos013
-
Stadsregionaal park Noord
De regiostrategie: de kracht van Tilburg als centrumstad
Bij de regiostrategie draait het om Tilburg in haar rol als centrumstad; Tilburg als belangrijke spil in de regio Hart van Brabant. Een goed bereikbare stad, waar bewoners uit de gehele omliggende regio graag komen voor werk, hoogwaardige medische zorg, uitstekend onderwijs, een compleet aanbod van winkels en spannende cultuur. Waar bedrijven hun ambities optimaal kunnen ontplooien. En waar het uitstekend (meerdaags) recreëren is. Een sterke stad kan niet zonder een sterke regio; omgekeerd geldt dat een sterke regio niet zonder een sterke stad kan. De regiostrategie richt zich op drie stedelijke knooppunten en twee regionale ecologische verbindingszones ten westen en oosten van de stad.
De drie stedelijke knooppunten zijn:
-
Bedrijvenpark Zuid
-
Zorgcluster Leijpark
-
Duurzaam energielandschap Noord
De twee ecologische verbindingszones:
-
Aan de oostzijde bestaat de verbinding uit ecologische stapstenen in het bestaande landschap en agrarisch productiegebied.
-
Aan de westzijde van de stad bestaat de verbinding uit een fijnmazig netwerk van ecologische verbindingszones langs wegen en waterlopen.
De stadsstrategie: leefbaarheid met oog voor de menselijke maat
De stadsstrategie richt zich op het realiseren van prettig leefbare wijken, dorpen en buitengebied.
Hoofdpunten van de stadsstrategie zijn:
-
Ruimte voor zelf- en samenredzaamheid in wijken en buurten
-
Basis op orde: wijken zijn schoon, heel en veilig
-
Vitale wijkeconomie: dynamiek en ondernemerschap in de wijk
-
Brandpunten in wijken zorgen voor dynamiek, ontmoeting en sociale binding.
-
Differentiatie in woonmilieus: aansluiten bij de leefstijlen van bewoners
-
Cultureel erfgoed: het verhaal van Tilburg centraal
-
Groen en water in de stad: toegankelijk en zichtbaar
-
Goede bereikbaarheid van wijken en buurten borgen
-
Betere verbinding stad en buitengebied: groene inprikkers
-
Economische vitaliteit van het landschap behouden en versterken
Functie van de Omgevingsvisie
De Omgevingsvisie Tilburg 2040 is een koers- en inspiratiedocument. Het is een kompas voor investeringen in
het fysieke domein. Een uitnodiging aan de stad om samen te werken aan de ontwikkeling van een stad waar het fijn wonen, werken, leven en recreëren is. De visie biedt burgers en bedrijven ruimte om initiatief te ontplooien en reikt de gemeente handvatten aan om haar strategie af te stemmen op het geschetste toe- komstperspectief. De Omgevingsvisie Tilburg 2040 geeft ook richting aan de inzet van de gemeente; in welke onderdelen de gemeente haar geld, tijd en bestuurskracht investeert. En welke prioriteiten daarbij gelden.
3.5.2 Overige gemeentelijke structuurvisies
Hoofdstuk 4 Thematische Beleidskaders
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.
4.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand
Binnen het bouwvlak zijn grondgebonden woningen mogelijk. Het bouwvlak mag voor 100% worden bwbouwd. De maximale bouwhoogte is 10 meter en de maximale bouwdiepte bedraagt 12 meter.
In het bebouwd erf mogen aan- en bijgebouwen worden opgericht in maximaal 1 bouwlaag met een kap.
De woningen moeten voldoen aan redelijke eisen van welstand (welstandniveau 2). De kopgevels aan de openbare weg mogen niet blind worden uitgevoerd. Uitgangspunt is dat hier ramen en deuren worden gemaakt.
4.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg
4.3.1 Historische geografie
-
Het plangebied ligt in Tilburg Noord, in de wijk Heikant.
-
Dit gebied behoort volgens de kaart van D. Zynen (1760) tot de Oostherkant van de Heikant. In de 14e eeuw was deze Heikant grotendeels gemeijnt. Vanaf de zestiende eeuw is sprake van die Lijndsche Akkeren. Op de kadasterkaart uit 1832 wordt het gebied tussen de Stockhasseltstraet, de Kromstraet, het Moleneind, het Lijnsheike en de Lijnsestraat (kaart van 1960) aangeduid als de Lind Akkers.
-
De Heikant-Oost werd doorsneden door het voormalige Lyn´s of Linds Heike die doorheen het oostelijk deel van het plangebied liep het. Dit Linds Heike of latere Lijnsheike ontleende zijn naam aan het reeds in de 14e eeuw genoemde Goet ter Lijnde dat tevens zijn naam gaf aan het omliggende akkergebied.
-
Als onderdeel van het Partieel uitbreidingsplan in hoofdzaak 'Heikant' werd in de jaren zestig van de 20e eeuw het gebied ten noorden van het Wilhelminakanaal bebouwd. Achtereenvolgens werd begonnen met de aanleg van de wijken Stokhasselt (1966), Heikant (1967) en Quirijnstok (1969). De uitbreidingen hadden tot gevolg dat de oude structuur nagenoeg geheel verdween. De wijken in dit stadsdeel zijn ontworpen als functionalistische tuinsteden. De hoge galerijflats werden daarbij ingezet als een soort kamerschermen.
-
De ten oosten van het plangebied gelegen kern Heikant bleef binnen dit nieuwe plan gehandhaafd omdat sloop te duur geacht werd.
4.3.2 archeologie
-
Het plangebied is niet gekarteerd op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;
-
Het plangebied ligt op de Archeologische Waarschuwingskaart Tilburg (ArWaTi) in een gebied met middelhoge tot hoge verwachting;
-
Het plangebied ligt niet in of grenst niet aan een AMK-Terrein (Archeologische Monumenten Kaart);
-
In, grenzend aan of in de ruime omgeving zijn geen relevante archeologische waarnemingen bekend in zowel de ARCHIS-database van de RCE als in de ArWaTi;
-
Naar aanleiding van de herziening van het beheersbestemmingsplan (verder plangebied genoemd) is door BILAN-Fontys Hogescholen in 2005 een cultuurhistorisch en archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd; Tilburg, Van den Hoek tot de Rauwe Braken, Tilburg - Heikant Quirijnstok, Archeologisch en cultuur- historisch bureauonderzoek (2006/167). Hierin wordt aan het opnbebouwde deel van het plangebied een middelhoge tot hoge verwachting toegekend. Uit het onderzoek blijkt dat in het plangebied met name een aantal locaties voldoet aan bepaalde landschappelijke vestigingsvoorwaarden die de vroege aanwezigheid van mensen doet vermoeden en waarvoor een hoge indicatieve archeologische verwachting geldt.
-
In 2016 is op de planlocatie door RAAP een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd: RAAP-NOTITIE 5651, Plangebied Mahlerstraat in Tilburg, Gemeente Tilburg, een archeologisch proefsleuvenonderzoek. Daarbij zijn in totaal 13 antropogene sporen ontdek. In sleuven 1, 3 en 4, in sleuf 2 waren geen sporen aanwezig. De meest belangwekkende sporen zijn de nabijgelegen resten van een waterput en twee kelders in het westen van sleuf 1 en resten van de Kromstraat in sleuf 3. De waterput en kelders dateren waarschijnlijk in de eerste helft van de 20e eeuw. Uit de resten van de Kromstraat (karresporen) zijn vier scherven uit de 16e en 19e eeuw verzameld. De overige sporen betreffen recente sloten. Er is daarbij geen sprake van een behoudenswaardige vindplaats en er zijn geen resten van een neergestorte bommenwerper aangetroffen.
-
Omdat niet wordt verwacht dat uitbreiding van het onderzoek in de rest van het plangebied nieuwe informatie oplevert, kan dit worden vrijgegeven voor ontwikkeling.
4.3.3 Cultuurhistorie, objecten en structuren
-
In het plangebied bevinden zich geen op grond van de Monumentenwet 1988 of de Monumenten- verordening gemeente Tilburg beschermde monumenten.
-
De bebouwing uit de periode 1850 – 1940 is geïnventariseerd in het Monumenten Inventarisatie Project (MIP). In het plangebied komen geen panden voor uit die periode.
-
Het plangebied is gelegen iets ten oostzijde van het op 25 augustus 1982 als gemeentelijk beschermd stadsgezicht aangewezen gebied Oude Heikant.
-
Dat gebied is met name van belang als intacte representant van een in oorsprong laatmiddeleeuwse nederzetting die vanaf het derde kwart van de 19e eeuw zijn huidige bebouwingsbeeld heeft gekregen. De voornaamste kenmerken zijn gelegen in de markante religieuze architectuur die zich aan het plein De Schans bevindt en de lintbebouwde structuur met in oorsprong voornamelijk agrarische bebouwing van de uitvalswegen. De nederzetting werd in het midden van de jaren zestig van de 20e eeuw nagenoeg volledig ingekapseld door de nieuwbouwwijk Heikant.
-
Op de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant is het plangebied onderdeel van het gebied 'Herdgang De Schans' gewaardeerd als een gebied met hoge stedenbouwkundige waarde.
-
Voor de architectuur en stedenbouw uit de periode na de Tweede Wereldoorlog dient onderzoek uit 2005 als basis. In of in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen waardevolle panden uit de periode na de Tweede Wereldoorlog aanwezig.
4.3.4 Conclusie
Vajuit het oogpunt van cultuurhistorie bestaan geen bezwaar tegen de geplande ontwikkeling. Er worden geen historische objecten of structuren aangetast.
Op basis van de resultaten van het archeologisch proefsleuvenonderzoek uit 2016 is op deze locatie geen archeologisch vervolgonderzoek meer noodzakelijk en hoeft er geen dubbelbestemming waarde archeologie op de plankaart te worden opgenomen.
4.4 Volkshuisvesting
4.4.1 Artikel 2.1.6. Verordening ruimte
Bij brief van 5 februari 2010 zijn door de provincie de in de subregio Tilburg gemaakte kwantitatieve
woningbouwafspraken bevestigd. Daarmee ligt vast dat Tilburg in de planperiode tot 2020 in totaal 9.100 woningen (= uitbreiding woningvoorraad) kan/mag bouwen ter voorziening in de gemeentelijke woning- behoefte. Met de ontwikkeling van de locatie aan de Mahlerstraat wordt hieraan mede invulling gegeven.
4.4.2 Woonvisie
Het gemeentelijk woonbeleid (zowel kwalitatief als kwantitatief) volgt primair uit de vierjaarlijkse WoonVisie. Hierin komen thema's en trends in het wonen aan de orde, worden actuele knelpunten geduid en worden de woonopgaven voor de komende jaren benoemd. Het centrale thema in de WoonVisie is het streven naar een 'stad in balans' , een stad waarin voldoende mate van differentiatie in het woningaanbod is zodat iedereen passende woonruimte kan vinden. Om meer aansluiting te vinden bij de huidige en toekomstige woon- behoeften is de gemeente in de WoonVisie ingedeeld in vijf woonmilieus: Centrum-stedelijk, Stedelijk-buiten- centrum, Groen-stedelijk, (Centrum)-dorps en Landelijk. Daarbij wordt per gebied aangegeven in welke richting het zich moet ontwikkelen om aan het gewenste woonmilieu te voldoen. Bij (woningbouw)ontwikkelingen in een bepaald gebied dient nadrukkelijk rekening te worden gehouden met deze woonmilieuopgave.
Woonvisie Noord
De kwaliteit van de woning en de woonomgeving wordt in de WoonVisie onder andere benaderd door het
benoemen van woonmilieus. In de huidige situatie wordt Tilburg Noord gerekend tot het stedelijk buiten- centrum milieu. In de WoonVisie wordt geconstateerd dat er in Tilburg een overschot dreigt aan woningen in een dergelijk woonmilieu. Bovendien kent Tilburg-Noord een te eenzijdige woningvoorraad.
Om een betere doorstroming binnen dit stadsdeel mogelijk te maken is het van belang om hier meer woningen voor ouderen en hogere inkomensgroepen toe te voegen aan de voorraad. Tevens wordt het wenselijk geacht het aandeel koopwoningen te verhogen.
Om meer differentiatie te realiseren en de woonomgeving aantrekkelijker te maken, geeft de WoonVisie
aan dat het bestaande woonmilieu in Tilburg Noord zal worden getransformeerd tot een groen-stedelijk
woonmilieu. De relatief grote afstand tot het stadscentrum, de ruime en groene stedenbouwkundige opzet en de ligging nabij het buitengebied bieden hiervoor voldoende handvatten. Een middel om deze transformatie te bereiken, is sloop en vervangende nieuwbouw. Verder kan dit worden gerealiseerd door versterking van de bestaande groenstructuur en verdunning van de woningvoorraad. Binnen dit woonmilieu zullen de centrumlocaties Wagnerplein en in mindere mate het Verdiplein herontwikkeld, verdicht en versterkt moeten worden. Qua woningbouw wordt hier met name gedacht aan appartementen voor senioren.
4.4.3 Nota Wonen
Uit de Nota Wonen blijkt dat de aandacht van de gemeente en bouwprocespartners gericht moet blijven op kwaliteitsbevordering van de woningmarkt. De verleiding bestaat om, onder druk van de financieel-economische omstandigheden, een woonproduct aan te bieden dat minder toekomstbestendig is. Om aan te sluiten bij de structurele wens van consumenten en een kwaliteitsslag te maken, dient de beleids- focus van de gemeente en andere partijen zich te (blijven) richten op een gedifferentieerd aanbod naar woonmilieus, woningtypen en prijsklassen. Bovendien wordt onder kwaliteit ook begrepen levensloopbestendigheid/flexibiliteit, duurzaamheid/energiezuinigheid (ook i.r.t. betaalbaarheid) en vormen van (collectief) particulier opdrachtgeverschap / eigenbouw.
4.4.4 Kwalitatief Woningbehoefteonderzoek
De gemeente Tilburg voert elke vier jaar een woningbehoefteonderzoek uit. Het meest recente onderzoek is uitgevoerd in 2012. Veel woonwensen blijken in de tijd gezien behoorlijk bestendig en weinig te veranderen. De onderzoeksresultaten van het KWBO-2012 wijken niet wezenlijk af van de resultaten uit 2004 en 2008, maar er lijkt in 2012 wel sprake van (verdere) 'downgrading' in de woonwensen. Zo richten doorstromers zich minder op de koopsector en is er in het algemeen meer belangstelling voor de huursector. Tilburgers zijn nóg tevredener met hun woning en woonomgeving dan in eerdere edities. De verhuisgeneigdheid van Tilburgse huishoudens is (verder) gedaald naar een toch nog aanmerkelijk niveau van 37%; een deel van de door- stromers en starters wacht af of stelt actie uit, daarmee lijkt de woningmarkt in toenemende mate “op slot” te zitten en de effecten van de crisis voelbaar.
De Tilburgse woningmarkt is in kwalitatief opzicht nog niet in evenwicht gekomen. Uit de vraag-aanbodbalans van verhuisgeneigden blijkt een (dreigend) overschot aan meergezins huurwoningen en is het tekort aan koopwoningen verdwenen. Het woningtekort richt zich op eengezins huur- en koopwoningen. In de koopsector in alle soorten en prijssegmenten, maar met uitzondering van het topsegment. De eengezins- woning met drie of vier kamers (en tuin) blijft favoriet.
Qua woonmilieu bestaat er overschot aan buitencentrum-stedelijk wonen, maar tekort in de andere woonmilieus (met name -vormen van- centrum-stedelijk wonen). De toekomstverwachting is dat veel woonconsumenten zich blijvend richten op een kwalitatief hoogwaardige en ruime –hoofdzakelijk– grondgebonden (koop)woning, mits de economie herstelt.
Woningbehoefte voor Tilburg Noord
Uit het Kwalitatief Woningbehoefteonderzoek (Gemeente Tilburg, 2012) blijkt dat de gemiddelde leeftijd en huishoudensgrootte van Tilburg Noord niet veel afwijkt van het Tilburgs gemiddelde.
Het gemiddeld besteedbare huishoudensinkomen is lager dan gemiddeld in Tilburg. In Tilburg Noord staan relatief veel huurwoningen, flats met lift, relatief veel bereikbare huurwoningen en middeldure koopwoningen. In de wijk is 25% van de woningvoorraad volledig toegankelijk en daarmee geschikt voor ouderen. Gemiddeld in Tilburg is dat 22%
Verder blijkt uit het Kwalitatief Woningbehoefteonderzoek dat de tevredenheid met de woning en de woonomgeving in Tilburg Noord de afgelopen jaren flink is gestegen en nu ongeveer gelijk is met het Tilburgse gemiddelde.
4.4.5 Politiekeurmerk Veilig Wonen
Het Politiekeurmerk Veilig Wonen is een keurmerk dat afgegeven wordt voor woningen, complexen en wijken die voldoen aan een voorgeschreven pakket van eisen rond sociale veiligheid, leefbaarheid, inbraak- en brand- preventie. Het Politiekeurmerk Veilig Wonen bestaat eigenlijk uit twee keurmerken, namelijk een voor nieuwbouw en een voor bestaande bouw. Voor alle nieuwbouwprojecten in Tilburg geldt dat het Politiekeur- merk dient te worden toegepast. Het beleid dat de gemeente voert omtrent het keurmerk is vastgelegd in de nota Beleid en implementatie Politiekeurmerk Veilig Wonen. Een folder is te vinden op www.tilburg.nl.
4.4.6 Levensloopbestendigheid
De gemeente Tilburg wil dat alle nieuwe woningen zo worden gebouwd dat ze minimaal toegankelijk (bezoekbaar) zijn voor mensen met een fysieke beperking. Verder moet tenminste 40% van de nieuwbouw- woningen “levensloopbestendig” worden ontwikkeld, dan wel daartoe eenvoudig aanpasbaar. Dat wil zeggen dat de "primaire ruimten", namelijk woonkamer, keuken, hoofdslaapkamer en badkamer/toilet, gelijkvloers (te maken) zijn op entreeniveau van de woning. De doelstelling maakt ook onderdeel uit van de woningbouw- afspraken met hogere overheden.
De notitie Levensloopbestendige woningbouw in Tilburg (2009) evalueert vijf jaar gemeentelijk woonbeleid met betrekking tot levensloopbestendigheid. Belangrijkste conclusies zijn dat het percentage van 40% levensloopbestendige woningen in de nieuwbouwopgave wordt voortgezet en dat er in enkele wijken een extra opgave ligt. Dit betreft met name de wijken Blaak/Zorgvliet, Reit/Zand/Wandelbos en Tilburg Noord. Zie ook de Werkwijzer Levensloopbestendigheid 2.0 voor concrete ontwerphandreikingen.
4.4.7 Toetsing plan
Onderhavig plan maakt de bouw mogelijk van 24 grondgebonden woningen aan de Mahlerstraat mogelijk.
De ontwikkeling van dit plan past binnen de WoonVisie, waarin wordt aangegeven dat Tilburg Noord getransformeerd moet worden tot een groen-stedelijk woonmilieu. Verder biedt dit plan de mogelijkheid voldoende groen rondom de woningen te realiseren. Het is dus gewenst om op deze locatie kavels beschikbaar te stellen voor de bouw van grondgebonden woningen. Dit past tevens in het streven naar kwaliteitsbevordering zoals verwoord in de Nota Wonen.
Dit plan bevordert de doorstroming en komt tegemoet aan de wens om het aandeel koopwoningen in Tilburg Noord te vergroten.
Ook in Tilburg Noord verdient het voorkeur om nieuwbouwwoningen te ontwerpen gericht op levensloop- bestendigheid. Daarnaast dient het Politiekeurmerk Veilig Wonen te worden toegepast op de nieuwbouw.
4.5 Groen En Speelruimte
4.5.1 Bomennota Tilburg boomT
Bomen staan steeds meer onder druk van de stad. De verwachting is dat in de loop van de tijd steeds meer bomen of zelfs complete bomenstructuren kunnen uitvallen als gevolg van deze stedelijke druk. Dit beeld is onwenselijk. Bomen dienen juist een toegevoegde waarde aan stedelijke ontwikkelingen te bieden. Om er niet te laat achter te komen dat er teveel bomen op cruciale plekken voor stedelijke ontwikkelingen zijn gesneuveld en om een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand te behouden is het noodzakelijk om belangrijke zaken rondom bomen goed te regelen en vast te leggen. Om deze reden is de Boomwaardezoneringskaart (Bwz-kaart) opgesteld, die deel uitmaakt van de Bomennota Tilburg boomT. Deze kaart doet uitspraken over de huidige openbare bomen in het stedelijk gebied van de gemeente Tilburg. Op de Bwz-kaart worden de boomzones die belangrijk zijn voor de structuur van de stad weergegeven; zones met bomen met een hoofdwaarde, nevenwaarde, basiswaarde of stadsecologie. Voor deze zones zijn criteria opgesteld o.a. met betrekking tot het verlenen van omgevingsvergunningen, onderhoud en beheer en straatbeeld. Door middel van de Bwz-kaart wordt duidelijk waar er kansen liggen voor openbare bomen; bomen die op de Bwz-kaart staan krijgen extra bescherming, intensiever onderhoud/beheer, bescherming tegen kap, herplantplicht e.d.
Maatregelen in bestemmingsplan
De Bwz-kaart dient gebruikt te worden als basis bij alle nieuwbouw-, herontwikkelings- of herstructureringsplannen in de bestaande stad waar huidige openbare bomen mee gemoeid zijn. In het bestemmingsplan wordt de Bwz-kaart aangeduid als Boomwaardekaart. Bomen met een hoofdwaarde, bomen van de 1e categorie en monumentale bomen zijn op een bijlagekaart (boomwaardekaart) bij dit bestemmingsplan opgenomen. In de regels wordt verwezen naar deze kaart. Bomen met een hoofdwaarde en bomen van de 1e categorie zijn daarop weergegeven als "potentieel waardevolle boom". Monumentale bomen staan als zodanig aangegeven. De juridisch-planologische bescherming bestaat uit een bouwverbod en een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen een straal van respectievelijk 8m en 15m vanuit het hart van de desbetreffende boom.
Boomwaardezoneringskaart
4.5.2 Nota Groen
De Nota Groen, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 april 2010, vormt de herziening van de Groenstructuurplannen uit 1992 en 1998. Tilburg wil zich in de toekomst blijven profileren als een groene stad waar het goed wonen en werken is. Tilburg moet in 2020 een stad zijn waar zowel haar inwoners, bezoekers als bedrijven een aantrekkelijk groene woon- en werkomgeving hebben en waar de recreatieve omgeving wordt ervaren als een kwaliteit van de gemeente. Tilburg streeft er dan ook naar een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur duurzaam te ontwikkelen en deze veilig te stellen binnen de stedelijke context. Om dit te bereiken wil het gemeentebestuur de Tilburgers letterlijk en figuurlijk dichter bij groen brengen. Op hoofdlijnen betekent dit:
-
Inzet op buitenstedelijke groengebieden en het groene netwerk;
-
het tot zijn recht laten komen van de verschillende karakters van het groen (klassiek-, recreatief- en natuurlijk groen);
-
het versterken en behouden van het natuurlijk groen.
In 2012 is het bijbehorende Uitvoeringsprogramma Groen en Biodiversiteit vastgesteld.
4.6 Verkeer En Parkeren
4.6.1 Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (Mobiliteit in Balans)
Leefbaarheid en bereikbaarheid staan voorop in het Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (TVVP). Om zich verder te kunnen ontwikkelen moet de stad goed bereikbaar zijn per auto, fiets en openbaar vervoer. De planhorizon van het TVVP is 2015. De kern van de visie is dat de gemeente Tilburg als volgt wil omgaan met de mobiliteit:
Algemeen
-
De gemeente accepteert een groei van verkeer. Echter, de groei mag zich niet overal in dezelfde mate voordoen: groei van het autoverkeer wordt alleen geaccommodeerd op het hoofdnet, waar de verkeersfunctie voorop staat. In de tussenliggende verblijfsgebieden is wonen, werken en winkelen het belangrijkst en moet het verkeer zich daaraan aanpassen. Het gebruik van fiets en openbaar vervoer wordt blijvend gestimuleerd. Tevens dient er meer samenhang te komen tussen de verschillende vervoerswijzen;
-
alle vervoerwijzen moeten een rol kunnen spelen om de groei van de mobiliteit op te vangen. In de stad moeten openbaar vervoer en fiets een belangrijke rol spelen. Deze rol spelen zij ook als schakel in een vervoersketen. Voorwaarde voor succesvol ketenvervoer is een goede samenhang tussen deze vervoerwijzen. De gemeente heeft voor de verschillende vervoerwijzen hoofdnetten vastgesteld, waar een verdere groei van verkeer kan worden opgevangen (hoofdnet auto, hoofdnet openbaar vervoer, hoofdnet fiets, hoofdnet goederenvervoer). Op deze hoofdnetten wordt een goede doorstroming bevorderd. Tevens stelt de gemeente een basisprioriteit vast voor situaties waar de hoofdnetten elkaar kruisen. Voor deze hoofdnetten blijven duidelijke kaders gelden vanuit leefbaarheid en veiligheid.
Autoverkeer
-
Bij de vormgeving van het hoofdnet autoverkeer is het principe 'van binnen naar buiten' leidend. Daarbij worden in de stad drie verkeersringen onderscheiden: de Cityring om de binnenstad, de ringbanen en tangenten/rijkswegen. Verkeer dat niet thuishoort op (delen van) een ring wordt gestuurd naar een ring van hogere orde;
-
voor de ringbanen wordt een studie naar een aangepaste regelstrategie (herwaardering) uitgevoerd. Deze studie naar een betere benutting moet leiden tot uitvoering van maatregelen die de doorstroming op de ringbanen en invalswegen verbetert. Sinds 2010 wordt dynamisch verkeersmanagemental ingezet om de doorstroming te optimaliseren.
Parkeren
-
Bij vestiging van nieuwe functies en intensivering van bestaande functies worden de parkeernormen en bijbehorend processchema gehanteerd zoals omschreven in de notitie Parkeernormen Tilburg 2011, vastgesteld juni 2012.
Categorisering wegen
Parkeren in het bestemmingsplan
Er wordt uitgegaan van parkeren op de openbare weg.
De parkeerplaatsen aan de noordzijde van de bouwlocatie kunnen voor een deel worden toegerekend aan de nieuwbouw. Deze waren in het verleden in gebruik bij de gesloopte schoolgebouwen. Uit parkeeronderzoek blijkt dat dan ca. 10 parkeerplaatsen beschikbaar zijn voor het project. Er worden 6 extra parkeerplaatsen gemaakt in de groenvoorziening.
De langsparkeerstrook aan de zuidzijde van de bouwlocatie kan volledig worden toegerekend aan de nieuw- bouw. Ook deze 7 parkeerplaatsen waren in het verleden in gebruik bij de gesloopte schoolgebouwen. Deze parkeerstrook wordt verlengd met 2 extra parkeerplaatsen. In het profiel is ruimte voor de inpassing van een langsparkeerstrook van 2m breed aan de zuidzijde van de rijbaan. Hier worden 9 parkeerplaatsen gerealiseerd.
Het parkeerhofje aan de westzijde van de bouwlocatie wordt uitgebreid met 4 parkeerplaatsen.
Uit Bijlage 1 Parkeeronderzoek blijkt dat er nog voldoende parkeerplaatsen in het openbaar gebied aanwezig zijn om de parkeerbehoefte gedeeltelijk op te vangen.
Voor 22 (standaard)woningen met een b.v.o. van 70 tot 130m2 dienen 1,7 parkeerplaats per woning aanwezig te zijn, totaal 22 x 1,7 = 38 parkeerplaatsen.
17 parkeerplaatsen waren in het verleden in gebruik bij de gesloopte scholen en mogen in mindering worden gebracht op de parkeerbehoefte van de nieuwe woningen. Uitgaande van 22 woningen, dienen 21 extra parkeerplaatsen te worden aangelegd. Deze kunnen op de wijze zoals hierboven beschreven en bijgaande uitgiftetekening (Bijlage 2 Mahlerstraat uitgifte) worden gerealiseerd. Het exact aantal benodigde parkeerplaatsen wordt bepaald bij de aanvraag om omgevingsvergunning en is afhankelijk van het aantal en oppervlakte van de woningen.
Hoofdstuk 5 Milieuaspecten
5.1 Inleiding
Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.
5.2 Milieuhinder Bedrijven
Bij het beoordelen van (de binnen het plangebied of elders gelegen) bedrijven welke invloed hebben op het plangebied, is gebruik gemaakt de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. De VNG brochure is een richtlijn en vormt geen wettelijk kader. Er is voor deze richtlijn gekozen omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf. Deze richtafstanden gelden vanaf de perceelsgrens (of de opslagvoorziening of installatie) tot aan de gevel van woningen in een ´rustige woonwijk´. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen et cetera is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden.
In de omgeving van het plangebied is overwegend sprake van een woonomgeving. Alleen schuin tegenover het perceel ligt een Maatschappelijke bestemming. In het bestemmingsplan is deze bestemming gemaximaliseerd op categorie 2. Hiervoor geldt een richtafstand van 30m. De afstand tot het plangebied is groter. Hiermee is een goed woon- en leefklimaat op het plangebied geborgd.
5.3 Externe Veiligheid
5.3.1 Inleiding
Externe veiligheid beschrijft de risico's die kunnen ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit heeft betrekking op inrichtingen (bedrijven), transportroutes en buisleidingen. Omdat de gevolgen bij een calamiteit groot kunnen zijn, is in wetgeving bepaald wanneer risico's verantwoord moeten worden. Deze zogenoemde verantwoordingsplicht betekent dat in ruimtelijke procedure de keuzes moeten worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan in te stemmen met de risico's en de betreffende situatie aanvaardbaar te vinden.
De volgende besluiten zijn van belang bij ruimtelijke procedures:
-
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 2004 (sindsdien enkele keren aangepast);
-
Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) van 1 april 2015;
-
Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van 1 januari 2011.
Daarnaast heeft de gemeente Tilburg een beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld met de titel "Veilig en verantwoord ontwikkelen".
5.3.2 Verantwoordingsplicht
Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet worden beschreven of een ontwikkeling ligt in het invloedsgebied van een risicobron. Per risicobron (transportas, buisleiding of inrichting) is in een besluit vastgelegd wanneer de verantwoordingsplicht moet worden ingevuld en is de inhoud van de verantwoording bepaald.
In Bijlage 3 Risico inventarisatie en verantwoording groepsrisico zijn de risicobronnen die relevant zijn (binnen het invloedsgebied liggen) geïnventariseerd. Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied ligt in het invloedsgebied van de spoortrajecten Tilburg - Vught en Breda - Tilburg. De verantwoordingsplicht is hiervoor ingevuld en opgenomen in de bijlage.
5.3.3 Conclusies en restrisico
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van twee transportroutes gevaarlijke stoffen. Personen in het plangebied worden aan een externe veiligheidsrisico blootgesteld, ook na maatregelen. Vanwege de ligging van het bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van deze risicobronnen is de verantwoordingsplicht ingevuld. Voor de verantwoording is het standaard advies van de Brandweer Midden- en West-Brabant gebruikt. De relevante onderdelen uit het advies zijn verwerkt in de verantwoording. Per mail d.d. 14 februari 2017 heeft de Brandweer Midden -en West Brabant aangegeven akkoord te zijn met het gebruik van het standaard advies (Bijlage 4 Standaard adviesbrief brandweer 2017).
Uit het voorgaande worden de volgende relevante conclusies getrokken:
-
Er bevinden zich geen PR 10-6-contouren van risicobronnen binnen het plangebied;
-
Aangezien het plan op >2900m van de onderscheiden transportroutes ligt, neemt het groepsrisico van de verschillende risicobronnen in de toekomstige situatie niet toe;
-
De bereikbaarheid van het plangebied is goed;
-
Goede communicatie kan een bijdrage leveren aan de zelfredzaamheid van personen. In Tilburg vindt communicatie plaats via de Risicokaart, en de risicocommunicatie-campagne Denk Vooruit;
-
Het plangebied ligt in het dekkingsgebied van de WAS-installatie (Waarschuwings- en alarmeringssysteem), dit biedt de mogelijkheid de bewoners tijdig te waarschuwen;
-
De aanwezigen kunnen het plangebied goed ontvluchten;
-
Bij een incident met een toxische wolk is binnen schuilen vaak de beste oplossing. Onduidelijk is in welke mate de geprojecteerde bebouwing luchtdicht zal zijn en voorzien (bij mechanische ventilatie) wordt van een noodknop zodat deze bij een toxische wolk kan worden uitgeschakeld.
-
De brandweer voldoet aan zorgnorm.
Het bevoegd gezag accepteert de externe veiligheidsrisico's en neemt de verantwoording voor het groepsrisico.
5.4 Geluid
Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.
5.4.1 Wegverkeerlawaai
De nieuwe woningen worden gerealiseerd binnen de wettelijke geluidzone van de Beethovenlaan en de Stokhasseltlaan. De maximale rijsnelheid voor beide wegen bedraagt 50m/uur.
Voor nieuwe woningen geldt ingevolge de Wet geluidhinder een voorkeurgrenswaarde van 48 dB.
De optredende geluidbelasting t.g.v. beide gezoneerde wegen is berekend met behulp van het geluidkarteringsmodel VL 2022. Uit de berekeningen blijkt dat voor beide wegen de voorkeurgrenswaarde van 48dB niet wordt overschreden. Hierbij is rekening gehouden met de wettelijke aftrek van 5dB ingevolge artikel 110g Wet geluidhinder. Op de overige wegen, waaronder de Mahlerstraat zelf, is de Wgh niet van toepassing omdat hier maximaal 30km/uur gereden wordt.
5.4.2 Railverkeerslawaai
Het plangebied is gelegen buiten de maximale zonebreedte van 1200 m van de spoorweg Tilburg-Breda zoals gesteld in artikel 1.4a van het Besluit geluidhinder. Dit betekent dat er geen akoestisch onderzoek nodig is nadere toetsing aan de normen van de Wet geluidhinder niet noodzakelijk is.
5.4.3 Industrielawaai
In het plangebied is de vestiging uitgesloten van bedrijven die vallen onder artikel 2.4 van het Inrichtingen en Vergunningen Besluit (c.q. de desbetreffende bijlage bij de Wabo). Hoofdstuk V "Zones rond industrieterreinen" van de Wet geluidhinder is hierdoor niet van toepassing.
5.4.4 Luchtvaartlawaai
Als gevolg van de nabijheid van het militaire vliegveld Gilze-Rijen gelden in delen van Tilburg geluidzones (de zogenaamde Ke-zones). Deze zones liggen niet over het plangebied.
5.4.5 Goede ruimtelijke ordening
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is tevens de gecumuleerde geluidsbelasting berekend
conform Hoofdstuk 2 van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2012 exclusief toepassing van de wettelijke aftrek volgens artikel 110g Wgh voor wegverkeer.
De gecumuleerde geluidbelasting ten gevolge van de Wgh-bronnen (gezoneerde wegen) en de niet Wgh-bronnen (wegen 30km/uur) bedraagt maximaal 52dB. Dit betekent dat sprake is van een akoestisch aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
5.5 Lucht
Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en daar waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden.
De bestemmingen in het plangebied zijn getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen uit hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Het plan voorziet in de realisatie van 22 grondgebonden woningen. Het plan kan worden gekenmerkt als een "niet in betekenende mate"-project, zoals bedoeld in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen). Daarnaast zijn er geen luchtgevoelige bestemmingen zoals bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen), aanwezig. Vanuit de Wet milieubeheer, titel 5.2 luchtkwaliteitseisen, bestaat dan ook geen bezwaar tegen dit plan.
5.6 Geur
5.6.1 Industriële geur
In en om het plangebied wordt geen zware industri toegestaan. Hier zal dus ook geen sprake zijn van industriële geurhinder.
5.6.2 Agrarische geur
Binnen het plangebied en net buiten het plangebied is er geen sprake van het houden van vee en de daarmee gepaard gaande geurbelasting.
5.7 Bodem
In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek.
Voor de onderzoekslocatie zijn er bij de gemeente Tilburg onderzoeken beschikbaar over de bodemkwaliteit.
Uit de resultaten komt naar voren dat een voormalige sloot gedempt is met grond met sloopafval en asbest. Verder zijn op het terrein in de bovengrond licht verhoogde gehalten aan PAK en PCB aangetroffen. In het grondwater is barium boven de streefwaarde aangetoond.
De asbestverontreiniging betreft gezien de concentraties asbest en de omvang een geval van ernstige bodemverontreiniging. De verontreiniging wordt verwijderd. Voor aanvang van de sanering wordt goedkeuring verkregen van het bevoegd gezag.
De saneringslocatie met gedempte sloot zijn opgenomen in onderstaande kaart en tekening.
De saneringslocatie (geel aangegeven) wordt geschikt gemaakt voor de bestemming wonen.
Na sanering wordt een evaluatieverslag ingediend bij het bevoegd gezag. Dit verslag is niet zondermeer geschikt als bodemonderzoek voor aanvraag Omgevingsvergunning (bouwen).
Ondergrondse tank.
Op locatie zijn geen opslagtanks geregistreerd ook zijn er in de naast gelegen percelen geen tanks geregistreerd.
Aanbeveling
Voor de gewenste nieuwbouw ter plaatse dient er een verkennend bodem onderzoek beschikbaar te zijn dat niet ouder is dan 2 jaar, uitgevoerd conform NEN 5740.
Rapporten verontreiniging:
Verkennend en oriënterend bodemonderzoek Mahlerstaat te Tilburg, Antea Group, kenmerk 270316-37, 30 september 2015
Nader asbestonderzoek Mahlerstraat te Tilburg, Antea Group, kenmerk 270316-37, 4 november 2015
Bodembeleid gemeente Tilburg: in goede aarde
In deze nota valt te lezen hoe de gemeente Tilburg te werk gaat bij bodemsanering in Tilburg. De nota is opgebouwd uit vier delen, respectievelijk de hoofdlijnen van het beleid, het gemeentelijk beleid verder uitgewerkt, het maatregelenprogramma en het meerjarenprogramma bodemsanering.
5.8 Natuur En Ecologie
5.8.1 Wettelijke kaders
De bescherming van de natuur is in Nederland wettelijk vastgelegd in de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen een uitwerking van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatig bescherming van natuurwaarden plaats in het Nationaal Natuurnetwerk (voorheen bekend als ecologische hoofdstructuur - EHS), die is geïntroduceerd in het ‘Natuurbeleidsplan’ (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau in de Structuurvisie en Verordening ruimte is vastgelegd.
De Natuurbeschermingswet heeft betrekking op de Europees beschermde Natura-2000-gebieden en de beschermde natuurmonumenten. De Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden worden in Nederland gecombineerd als Natura 2000-gebieden aangewezen. Als er n.a.v. projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs significante effecten optreden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de aangewezen natuurwaarden van een Natura 2000-gebied (of Beschermd Natuurmonument) zijn vergunningsplichtig. Als significante effecten aan de orde zijn, wordt slechts onder zeer strikte voorwaarden een vergunning verleend.
De Flora- en faunawet heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën en op een aantal vissen, ongewervelde diersoorten en vaatplanten. Voor alle plant- en diersoorten geldt een zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer dat wat redelijkerwijs mogelijk is doet of nalaat om schade aan soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Voor de wettelijk beschermde soorten gelden bovenop de zorgplicht verbodsbepalingen voor schadelijke ingrepen. Voor het beoordelen van ruimtelijke ingrepen zijn de soorten ingedeeld in drie tabellen. Voor soorten uit tabel 1 geldt een algemene vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkelingen. Komen soorten van tabel 2 of 3 voor dan is de eerste vraag of de voorgenomen activiteit effecten heeft op de beschermde soorten. Treden er effecten op dan dient er gekeken te worden of er mitigerende maatregelen getroffen kunnen worden om de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats te garanderen. Als passende maatregelen niet mogelijk zijn dan dient er een ontheffing aangevraagd te worden. Voor soorten van 'tabel 2' is een ontheffing niet nodig wanneer gewerkt wordt conform een door het Rijk goedgekeurde gedragscode. Vogels vormen een afzonderlijke categorie. Van deze soortgroep is een lijst opgesteld met soorten waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn.
De provinciale groenstructuur bestaande uit het Natuurnetwerk Brabant (NNB) en Groenblauwe Mantel is ruimtelijk vastgelegd in de Verordening ruimte 2014. Het Natuurnetwerk Brabant is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Ook de beheersgebieden voor agrarisch natuurbeheer behoren tot het Natuurnetwerk. De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats via de uitwerking van het provinciaal beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen.
De groenblauwe mantel vormt het gebied tussen het kerngebied groenblauw en het agrarisch gebied, alsook het stedelijk gebied. Het kerngebied groenblauw wordt ommanteld om kernen te versterken en te verbinden. De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit multifunctioneel landelijk gebied met grondgebonden landbouw. Binnen de groenblauwe mantel zijn ook de zogenaamde beheersgebieden van het Natuurnetwerk Nederland opgenomen. Het beleid binnen de groenblauwe mantel is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. De groenblauwe mantel geeft ook ruimte voor de ontwikkeling van gebruiksfuncties, zoals landbouw en recreatie, mits deze bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap: de “ja-mitsbenadering”. De groenblauwe mantel biedt echter geen ruimte voor stedelijke ontwikkeling of de ontwikkeling van nieuwe (kapitaal)intensieve vormen van recreatie en landbouw.
Op 1 januari 2017 treedt de Wet Natuurbescherming in werking. Deze wet vervangt de Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet en Boswet. De Wet Natuurbescherming bestaat uit een onderdeel soortenbe- scherming (ter vervanging van de Flora- en faunawet) en een onderdeel gebiedsbescherming (ter vervanging van de Natuurbeschermingswet). De Wet Natuurbescherming voorziet in een meer directe doorvertaling en interpretatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en andere internationale verdragen en overeenkomsten. Daarnaast verschuift onder de nieuwe wet het bevoegd gezag van het rijk naar de provincies.
Onder de Wet Natuurbescherming verandert de bescherming van Natura 2000-gebieden slechts beperkt ten opzichte van de Natuurbeschermingswet. Het onderdeel soortenbescherming verandert echter wezenlijk ten opzichte van de huidige Flora- en faunawet. Ten eerste zijn de soortenlijsten en indeling in beschermingsstatus van veel soorten veranderd. Met uitzondering van vogels gelden voor beschermde soorten slechts twee categorieën, namelijk nationaal beschermd en internationaal beschermd. De bescherming van soorten kan per provincie gaan verschillen. Provincies hebben de bevoegdheid om bij provinciale verordening vrijstelling te verlenen voor nationaal beschermde soorten. Er is dan geen ontheffing nodig voor werkzaamheden. Provincie Noord-Brabant heeft nog geen verordening hiervoor vastgesteld. De verbodsbepalingen in de Wet Natuurbescherming zijn anders geformuleerd dan in de Flora- en faunawet. De toetsing van effecten op beschermde soorten zal daardoor naar alle waarschijnlijkheid veranderen. De gevolgen van de gewijzigde formuleringen zal uit jurisprudentie moeten blijken.
5.8.2 analyse plangebied
Natuurbeschermingswet
Het plangebied ligt op ruime afstand van wettelijk beschermde natuurgebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen op 3,9 kilometer afstand. Gezien deze afstand en de zeer beperkte externe invloed van de geplande ontwikkeling kunnen negatieve effecten op dit Natura 2000-gebied op voorhand redelijkerwijs worden uitgesloten.
Natuurbescherming in Verordening Ruimte 2014
Het plangebied ligt buiten het Natuurnetwerk Brabant (voorheen Ecologische Hoofdstructuur) en de Groenblauwe Mantel, zoals begrensd op de kaarten van de Verordening Ruimte. De dichtstbijzijnde gebieden die tot het Natuurnetwerk Brabant behoren, liggen bij het Wilhelminakanaal op circa 860m van het plangebied. Externe effecten op het Natuurnetwerk Brabant, zoals benoemd in artikel 5.1 lid 6 van de Verordening Ruimte, zijn gezien deze afstand en de zeer beperkte externe invloed van de geplande ontwikkeling redelijkerwijs uit te sluiten.
Flora- en faunawet
Op basis van habitatvoorkeur en verspreidingsgegevens is vastgesteld dat het plangebied niet van wezenlijk belang is voor streng beschermde plant- en diersoorten (tabel 2 en 3 Flora- en faunawet). In de directe omgeving komen wel streng beschermde vleermuissoorten voor, die het plangebied zullen gebruiken als foerageergebied. Het zal daarbij altijd gaan om een beperkt deel van een totaal foerageergebied, waardoor de ontwikkelingen geen wezenlijke invloed zullen hebben op vleermuizen.
Wel zijn in het gebied begroeiingen aanwezig waar vogels in kunnen nestelen, in de vorm van bomen en struiken. Het gaat daarbij om vogelsoorten waarvan de nesten uitsluitend gedurende de broed- en nestperiode beschermd zijn. Vaste, jaarrond beschermde nesten zoals roofvogel- en roekennesten zijn niet aanwezig. De meeste bomen blijven behouden, maar enkele zullen worden gekapt. Negatieve effecten op broedende vogels dienen te worden voorkomen door begroeiingen waarin vogels kunnen nestelen te verwijderen buiten het broedseizoen. De periode van 15 maart tot 15 juli wordt over het algemeen beschouwd als broedseizoen. De Flora- en faunawet kent echter geen standaardperiode voor het broedseizoen, het gaat erom of er een broedgeval is. De genoemde periode kan daarom slechts als vuistregel worden gehanteerd.
Voor overige soortgroepen geldt dat het plangebied uitsluitend geschikt is als vaste rust- en verblijfplaats van soorten van het lichtste beschermingsniveau (tabel 1 van de Flora- en faunawet). Voor deze soorten geldt een algemene vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet bij ruimtelijke ingrepen. Tenslotte is voor alle soorten de wettelijke zorgplicht voor flora en fauna van kracht. In het kader van de zorgplicht zijn echter geen specifieke voorzorgsmaatregelen verbonden aan dit plan.
Conclusie
Vanuit de Natuurbeschermingswet zijn geen beperkingen of voorwaarden aan het plan verbonden. Ook vanuit de natuurbeschermingsregels uit de Verordening Ruimte (Natuurnetwerk Brabant en Groenblauwe Mantel) zijn geen beperkingen of voorwaarden aan het plan verbonden.
Het bestemmingsplan kan in overeenstemming met de Flora- en faunawet worden uitgevoerd, mits de begroeiingen waarin vogels kunnen nestelen worden verwijderd buiten het broedseizoen.
Hoofdstuk 6 Wateraspecten
Duurzaam waterbeheer
Beleidskader
Het waterschap De Brabantse Delta heeft het Waterbeheerplan 'Grenzeloos Verbindend' 2016 - 2021 vastgesteld op 22 december 2015. Tevens is het Provinciale Milieu en Waterplan 2016 - 2021 door de provincie Noord Brabant vastgesteld. Beide plannen lopen parallel met de 2e termijn van de Kaderrichtlijn Water. Het Waterbeheerplan is opgesteld vanuit de invalshoeken: Risico’s beheersen, Duurzame ontwikkeling, Maatschappelijk verantwoord en vernieuwend en Effectief en efficiënt. Een gezonde leefomgeving, met daarbij een goede balans tussen mens, milieu en economie (people, planet en profit). Inzet is gericht op het bereiken van de doelen: droge voeten, voldoende water, bevaarbare rivieren, gezonde natuur en schoon water, door samenwerking met partners. Naast dit beheerplan beschikt het waterschap over verschillende beleidsregels en van de Keur waterschap De Brabantse Delta (datum intrede 1 maart 2015), die van belang is voor eventuele ontwikkelingen.
Het waterbeleid van de gemeente Tilburg in het vGRP 2016-2020, vastgesteld november 2016. Bij de totstand- koming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. De Omgevingsvisie 2040 is in september 2015 vastgesteld. Daarin zijn alle uitgangspunten en opgaves voor de komende decennia vastgelegd. Daarin wordt de vastgestelde visie verder afgewikkeld. In het vGRP is verder invulling aan het lange termijn beleid dat gestart is met het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002), Structuurvisie Water en Riolering 2010-2015 en voorgaande Gemeentelijk Rioleringsplannen.
6.1 Inleiding
Ten noorden van het Wilhelminakanaal In het hart van de Heikant, ligt de bouwlocatie Mahlerstraat. Hier stonden twee schoolgebouwen. Die zijn gesloopt. Het verkavelingsplan gaat uit van de bouw van 22 grondgebonden woningen: 2 rijen van 7 aaneengesloten woningen en 8 woningen die als "tweekapper" worden gebouwd. Deze woningen zullen nagenoeg allen grenzen aan het openbaar groen en de bestaande bomen blijven zo veel als mogelijk gehandhaafd. De verbeelding van het plan als ook de geplande inrichting zijn weergegeven in Bijlage 2 Mahlerstraat uitgifte.
De waterparagraaf is in 2013 al voorgelegd bij het waterschap. Deze paragraaf is nu geactualiseerd op het beleid conform het verbreed gemeentelijk rioleringsplan 2015. Daarnaast is het aantal woningen en parkeerplaatsen verminderd waardoor het verhard oppervlak minder toeneemt.
6.2 Bestaand Watersysteem
Het Tilburgs stedelijke watersysteem is omschreven in het verbreed gemeentelijk rioleringsplan 2016-2019. De gebiedskenmerken van dit plangebied zijn de in de bestaande situatie in tabel 1 weergegeven.
Tabel 1. Gebiedskenmerken
Kenmerk | In plangebied |
Stroomgebied | Zandleij |
Waterbeheerders | Stedelijk watersysteem: gemeente Tilburg Zuivering afvalwater: waterschap De Dommel Oppervlaktewater: waterschap De Dommel |
Bruto oppervlakte | 0,9ha |
Terreinhoogte | NAP +13,0m |
Gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) | NAP +11,45m |
Ontwateringdiepte | >1m |
Bodem | Zwakzandige leemlenzen dikker dan 1m |
Riolering | gemengd stelsel |
Afkoppelgebied | Niet van toepassing |
Oppervlaktewater | Niet van toepassing |
Keur beschermde gebieden | Niet relevant |
Het plangebied is gelegen in het deelstroomgebied van de Zandleij en behoort zowel kwalitatief als kwantitatief tot het beheergebied van Waterschap De Dommel.
Het plangebied heeft een bruto oppervlakte van ongeveer 0,87ha. De bestaande op de gemengde riolering afwaterende oppervlakten zijn:
Oppervlakten | m² |
Dak | 1.545 |
Verharding | 2.120 |
Onverhard / niet afvoerend | 5.030 |
Totaal | 8.695 |
Afvalwater en hemelwater
Het afvalwater en het regenwater worden gecombineerd ingezameld en getransporteerd tot de zuiveringsinstallatie Tilburg. Bij hevige neerslag treden de riooloverstorten in werking; het met regenwater verdund afvalwater wordt geloosd op het oppervlaktewater.
Keur
Op ongeveer 900m ten noorden van het plangebied ligt het aandachtsgebied van de Keur. Op die gebieden berust een antiverdrogingsbeleid, waardoor ontwikkelingen mogen plaatsvinden onder hydrologisch neutrale omstandigheden.
Grondwater en bodem
De terreinhoogte is ongeveer NAP +13,0m bij de bestaande bebouwde delen. Uit het globaal onderzoek Beheerbestemmingsplannen Gemeente Tilburg, GEOFOX, 23 oktober 2006, blijkt de grondopbouw over het algemeen te bestaan uit zwakzandige leemlenzen dikker dan 1 m. De doorlatendheid is laag. Dat kan de infiltratie van regenwater in de bodem belemmeren. Daardoor kunnen er lokaal schijngrondwaterspiegels ontstaan en hinder veroorzaken. De maatgevende grondwaterstand ligt op ongeveer op NAP +11,45m volgens bovengenoemd onderzoek, ruim één meter onder het maaiveld. De ontwateringdiepte is dan ook voldoende voor de bestaande en de nieuwe functies.
6.3 Beleidskader
Het waterschap De Dommel heeft het Waterbeheerplan 'Waardevol Water' 2016 - 2021 vastgesteld. Tevens is het Provinciale Milieu en Waterplan 2016 - 2021 door de provincie Noord Brabant vastgesteld. Beide plannen lopen parallel met de 2e termijn van de Kaderrichtlijn Water. Het Waterbeheerplan is opgesteld vanuit de insteek van het waterschap : samen met gebruikers en (maatschappelijke) organisaties meer waarde geven aan water. Dit doet het waterschap vanuit vier uitgangspunten: 1) beekdalbenadering; 2) gebruiker centraal; 3) samen sterker; 4) gezonde toekomst. Naast dit beheerplan beschikt het waterschap over verschillende beleidsregels en van de Keur waterschap De Dommel (datum intrede 1 maart 2015), die van belang is voor eventuele ontwikkelingen.
Het waterbeleid van de gemeente Tilburg in het vGRP 2016-2020, vastgesteld november 2016. Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. De Omgevingsvisie 2040 is in september 2015 vastgesteld. Daarin zijn alle uitgangspunten en opgaves voor de komende decennia vastgelegd. Daarin wordt de vastgestelde visie verder afgewikkeld. In het vGRP is verder invulling aan het lange termijn beleid dat gestart is met het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002), Structuurvisie Water en Riolering 2010-2015 en voorgaande Gemeentelijk Rioleringsplannen.
6.4 Duurzaam Watersysteem
Conform het vigerende beleid is uitgangspunt voor het plangebied dat de ontwikkeling geen negatieve invloed mag hebben op de gewenste grondwatersituatie in de beschermde gebieden in de Keur en omgekeerd. Dit wordt bereikt door hydrologisch neutraal ontwikkelen en de minimale ontwateringdiepten aan te houden, zonder drainage van grondwater.
Grondwater, ontwatering en bodem
De gemeente bepaalt de hoogte van de (toekomstige) openbare ruimte. Daarbij zijn verschillende factoren van belang, waaronder de ontwateringdiepte. In de bestaande situatie is de ontwateringdiepte voldoende voor de nieuwe functies. Hierom worden geen preventieve maatregelen vastgesteld om grondwater- of vochtoverlast te voorkomen. Om de aansluiting op nabije terreinhoogten optimaal te houden wordt de bestaande terreinhoogte ter plaatse van de perceelgrens (T-hoogte) gehandhaafd.
De eigenaar van de grond bepaalt de hoogten van het terrein / vloerpeilen binnen de perceelgrenzen. Deze terreinhoogten moeten afgewogen en gekozen worden aan de hand van de volgende factoren:
-
Voldoende ontwateringdiepte;
-
De water- en vochtdichtheid van alle ondergrondse bouwdelen dient te allen tijde voldoende voor de nieuwe functie van de ruimte;
-
De vuil- en regenwaterafvoer moet mogelijk zijn via de aangeboden lozingspunten;
-
Aansluiten op de bestaande aangrenzende percelen en op de (toekomstige) terreinhoogte van de openbare ruimte ter plaatse van de grens (T-hoogte);
-
Geen afvloeiend regenwater afwentelen buiten de (toekomstige) percelen;
-
Afdoende bescherming tegen overstroming bij extreem neerslag.
Door de bodemsamenstelling kan het regenwater lokaal stagneren in zijn neerwaartse weg naar het grondwater. In dat geval blijft het regenwater 'hangen' in de bodem. Er kunnen zogenaamde schijngrond- waterspiegels ontstaan. Dat water kan zorgen voor overlast. Om dat te voorkomen is het mogelijk ondiepe drainage aan te leggen binnen het plangebied. Deze drainage mag geen water afvoeren onder de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG), namelijk NAP +11,45m. De afvoer van het gedraineerde water wordt aangesloten op de regenwaterafvoer.
Hemelwater
Het plangebied is bij de referentiesituatie deels verhard en wordt afgewaterd door middel van de bestaande gemengde riolering. De afvoerende oppervlakten in de nieuwe situatie zijn bepaald op basis van de verbeelding en bijhorende regels en aannames voor oppervlakten waarvan een variabele oppervlakte afgewaterd kan worden. In tabel 3 zijn deze oppervlakten weergegeven. De afvoerende oppervlakte neemt toe ten opzichte van de bestaande / referentie situatie met 470 m².
Naast vasthouden van het gebiedseigen water is het bergen (inzamelen) van regenwater uitgewerkt in de Tilburgse aanpak. De impact van deze ontwikkeling op het watersysteem is niet significant: de toename van afvoerende oppervlakte is minder dan 2.000m². Daarom wordt er geen bijzondere compensatiemaatregelen / (bergings)eisen vastgesteld voor deze ontwikkeling. Het hemelwater kan direct aansluiten op het bestaande watersysteem.
Als de vuil- en waterafvoer van het plangebied in een later stadium ontvlecht wordt, moet het vuil- en regenwater binnen het plangebied ook inpandig gescheiden worden. Tot dat moment wordt het afvalwater en hemelwater gescheiden te worden afgevoerd tot het op het bestaande gemengde rioolstelsel wordt aangesloten.
Tabel 3. Afvoerende oppervlakten in de plansituatie
Oppervlakten | Niet-afvoerende oppervlakte (m²) | Afvoerende oppervlakte (m²) | Totaal (m²) |
Dak en Verharding particulier* | 0 | 2.600 | 2.600 |
Groen/onverhard | 4.650 | 4.560 | |
Openbare ruimte verhard | 0 | 1.535 | 1.535 |
Open water(berging) | 0 | 0 | 0 |
Totaal (m²) | 4.650 | 4.135 | 8.695 |
* Geschat: 100% watert af door verharde binnen terreinen, tuinen e.d. en / of toegestane opstallen
Het toepassen van uitloggende bouwmaterialen is uitgesloten om verontreiniging van bodem- en oppervlakte- water te voorkomen, als het regenwater valt op de afvoerende oppervlakten van daken en verharding en verder afstroomt.
Bij extreme neerslag is het bestaande watersysteem ontoereikend: als de afvoer- en bergingscapaciteit volledig benut zijn, stijgen de waterniveaus tot het maaiveld. De laag gelegen delen worden als eerst overstroomd. In eerste instantie wordt het regenwater in de openbare ruimte opgevangen (berging op straat). Hiervoor is het van belang dat de (toekomstige) openbare ruimte lager ligt dan de aangrenzende percelen. Afhankelijk van diverse factoren, zoals de locatie ten opzichte van het afvoersysteem, de maaiveldverloop, enz. kan deze overstroming hinder en zelfs schade veroorzaken. Uit de verkenning met WOLK / berekeningen> kan men concluderen dat het plangebied bij extreme neerslag niet direct wateroverlast ontstaat. Daarom adviseert de gemeente de initiatiefnemer om de vloerpeilen bij bebouwing minimaal gelijk te houden als het bouwpeil van de voormalige school of 15 cm hoger dan de openbare ruimte ter plaatse van de perceelgrens (T-hoogte) te kiezen, om de kans op onacceptabele schade zo veel mogelijk te verkleinen bij extreme neerslag.
Afvalwater
Het afvalwater dient apart van het hemelwater te worden ingezameld en te worden afgevoerd naar het bestaande gemengd rioolstelsel.
6.5 Watertoets
De impact van dit plangebied op het watersysteem is beperkt. De aanpak volgt het maatwerk dat de gemeente heeft vastgesteld in het verbreed gemeentelijke rioleringsplan 2016-2019. Het bij het proces van de watertoets bijhorende wateroverleg wordt daarom maximaal verkort gevolgd. De opzet van het watersysteem is omschreven in deze waterparagraaf en direct verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan. Het waterschap heeft dan ook geen voorlopig wateradvies verstrekt. Het advies van het waterschap in het kader van de watertoets, wordt dan ook (direct) verstrekt bij de terinzagelegging.
Hoofdstuk 7 Opzet Planregels
7.1 Inleiding
De indeling en inhoud van de regels zijn gebaseerd op de Tilburgse bestemmingsplansystematiek, die primair ten behoeve van het actualiseren van bestemmingsplannen door de gemeente Tilburg is opgesteld. De plansystematiek is vastgesteld door het gemeentebestuur en wordt doorlopend aan veranderde regelgeving en beleidsinzichten aangepast. De plansystematiek is gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2008 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en IMRO (Informaite Model Ruimteljike Ordening). De systematiek is te vinden op www.tilburg.nl/ruimtelijkeplannen.
Omdat het nieuwe woongebied in dit plan nog niet geheel is uitgewerkt, is in dit geval een globale bestemming aan het gebied toegekend met een hoge mate van flexibiliteit (zie hieronder bij woongebied).
7.2 Inleidende Regels
Hoofdstuk 1 van de bestemmingsplanregels bevat de 'Inleidende regels'. Dit hoofdstuk omvat twee artikelen: een artikel met de noodzakelijke begripsomschrijvingen en een artikel inzake de wijze van meten.
7.3 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 bevat de 'Bestemmingsregels'. In dit hoofdstuk komen de verschillende bestemmingen met bijbehorende bouwregels en gebruiksregels aan bod. Vaak is daarnaast sprake van een nadere eisen regeling, een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, wijzigingsbevoegdheden e.d.
In het plan komen de volgende bestemmingen voor:
Woongebied
In het plan zijn maximaal 23 grondgebonden woningen gepland. Omdat de verkaveling nog niet bekend is, zijn hier geen bouwvlakken per woning ingetekend. Wel is de maximale hoogte bepaald, het maximaal aantal toegelaten woningen en de minimale afstand tussen woningen. Daarnaast is de functieaanduiding 'tuin' opgenomen; ter plaatse van deze aanduiding mag geen hoofdgebouw worden opgericht.
Verkeer-Verblijf
Deze bestemming is toegekend aan de openbare wegen en pleinen. Ter plaatse van deze bestemming mag worden geparkeerd.
Groen
Daar waar geen woningen zijn gepland heeft het plangebied de bestemming 'groen' gekregen. Binnen deze bestemming wordt het plangebied ingericht als parkje/openbaar groen met wandelpaden.
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
8.1 Uitvoerbaarheid
De Wet ruimtelijke ordening schrijft voor dat bij een bestemmingsplan een exploitatieplan dient te worden vastgesteld tenzij
-
het kostenverhaal anderszins is verzekerd door een anterieure overeenkomst, en
-
er geen noodzaak is voor het stellen van locatie-eisen, en
-
er geen noodzaak is voor het stellen van eisen aan de te realiseren woningbouwcategorieën of anderszins geen noodzaak is tot het stellen van nadere eisen.
Het betreft hier een grondexploitatie, waarvan de gronden eigendom van de gemeente zijn en de overige kosten en opbrengsten ook geraamd zijn en jaarlijks worden aangepast in de (meerjaren)begroting. Financiele zekerstelling van uitvoering van bouw- en woonrijpmaken is dus verzekerd. Vergoeding van eventuele nu niet voorziene planschade maakt onderdeel uit van de gemeentelijke grondexploitatie, eventuele kosten zullen door de gemeente betaald worden.
Naast het bestemmingsplan dienen geen aanvullende eisen gesteld te worden in een grondexploitatie.
Zoals uit het bovenstaande blijkt is het kostenverhaal zoals bedoeld in de wet voldoende verzekerd. Nadere locatie-eisen dienen niet gesteld te worden, zodat de economische uitvoerbaarheid van het plan voldoende verzekerd is.
Hoofdstuk 9 Burgerparticipatie En Overleg
9.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro
Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan op 7 december 2013 gepubliceerd in Stadsnieuws.
9.2 Burgerparticipatie
In het kader van de burgerparticipatie voor de Mahlerstraat zijn omwonenden via een bewonersbrief en krantenartikel uitgenodigd voor een inloopavond op woensdagavond 7 december 2016 in MFA de Symfonie.
Vanuit de gemeente waren op de avond 4 medewerkers (projectleider, stedenbouwkundige, planjurist en omgevingsmanager) aanwezig. In totaal zijn er ca. 10 bezoekers geweest die het plan hebben bekeken. Onder hen waren 5 omwonenden, 4 mensen met interesse in een woning en 1 ontwikkelaar/architect die eerder een woning heeft aangeboden in de Zelfbouwen in Tilburg (ZiT) catalogus. Aan alle aanwezigen is het plan toegelicht.
Bouwstromen en uitvoering
De bewoners hebben vooral vragen en opmerkingen betrekking tot de organisatie van de bouwstromen en de verwachting van overlast ten tijden van de uitvoering. Er is aangegeven dat de bouwstromen te zijner tijd door de aannemer zullen worden afgestemd en dat bewoners daar over bericht zullen worden.
Ook in dit project zal worden gestreefd naar het beperken van de overlast als gevolg van bouwactiviteiten. Het feit dat de locatie door max. 4 ontwikkelaars wordt bebouwd zorgt al voor minder overlast dan 22 particuliere opdrachtgevers. Dit wordt door de aanwezigen onderkend.
Parkeervoorzieningen
Omwonenden maken zich zorgen om een toename van de parkeerdruk wanneer er 22 woningen worden toegevoegd. Er wordt aangegeven dat recent tellingen zijn gehouden en dat op basis daarvan is geïnventariseerd hoeveel parkeerplaatsen moeten worden toegevoegd. Er was al enige overmaat als gevolg van de sloop van de school waar ook parkeerplaatsen aan toebehoorden. Uit te telling is gebleken dat een toevoeging van circa 20 parkeervakken voldoende is om de parkeerbalans voor de wijk kloppend te houden. Er zijn na de uitleg geen negatieve reacties ten aanzien hiervan geweest.
Speelplekken
Omwonenden geven aan dat ze veel overlast ondervinden van kinderen die spelen en dat er geen speelplek in de nabijheid is waar kinderen veilig kunnen spelen. Er is aangegeven dat deze opmerking nader wordt onderzocht. Mocht inderdaad blijken dat de speelvoorzieningen te ver weg zijn dan zal de gemeente bekijken of op deze plek ook een speelveldje is in te passen.
Overige
De ontwikkelaar is geïnformeerd over de verkoopprocedure die op korte termijn wordt opgestart en de geïnteresseerden hebben hun gegevens achter gelaten om in de toekomst op de hoogte gehouden te worden over de ontwikkeling van de woningen.
De opmerkingen van omwonenden met betrekking tot hun woonomgeving zijn door de omgevingsmanager meegenomen.
9.3 Zienswijzen
p.m.