Groenewoud 2008, 6e herziening (Pater van den Elsenplein)
Bestemmingsplan - gemeente Tilburg
Vastgesteld op 01-10-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlage(n).
1.2 plan:
Het bestemmingsplan Groenewoud 2008, 6e herziening (Pater van den Elsenplein) met identificatienummer NL.IMRO.0855.BSP2015015-e001 van de gemeente Tilburg.
1.3 aan huis verbonden beroep
Die beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw, die kunnen worden beschouwd als ´aan-huis-verbonden´, waarbij:
-
degene die de activiteit uitvoert, tevens de bewoner is van de woning;
-
geen sprake is van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen, conform onderdeel 7.6 van de regels van dit plan;
-
voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
-
de beroepsuitoefening naar omvang ondergeschikt is aan het wonen, d.w.z. niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning (inclusief aan-, uit en/of bijgebouw) en totaal niet meer dan 80 m² in beslag neemt;
-
de beroepsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;
-
geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;
-
op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.
1.4 aanbouw
Een gebouw, dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.5 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 afhankelijke woonruimte
Een aanbouw of bijgebouw, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
1.8 bar
-
Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse, ook tussen 02:00 uur en 06:00 uur.
-
gedeelte van een bedrijf deel uitmakend van horecavestigingen met accent op verstrekking van alcoholhoudende dranken.
1.9 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.10 bebouwingspercentage
Het percentage dat per bouwperceel bepaalt hoeveel procent van dat bouwperceel - binnen het aangegeven bouwvlak - ten hoogste mag worden bebouwd.
1.11 bed & breakfast
Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting, al dan niet met de mogelijkheid van ontbijt, kortstondig met een maximum van twee weken.
Hieronder wordt niet verstaan huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen.
1.12 bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op onder andere consumentverzorging, welke geheel of overwegend door middel van handwerk plaatsvinden.
1.13 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)
De totale oppervlakte van de ruimten binnen de bebouwing die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep of bedrijf, c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.14 beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw
Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinning en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.
1.15 beschermwaardige boom
Boom, die ingevolge het Tilburgse bomenbeleid is aangewezen als monumentale boom, boom met een ecowaarde of boom met een hoofdwaarde en die is weergegeven op de bij het plan gevoegde Boomwaardekaart.
1.16 bestaand
Bij bouwwerken:
Bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften.
1.17 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.18 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.19 bewaarplaats
Een besloten ruimte, bestemd voor het bewaren van verpakt consumentenvuurwerk.
1.20 bijgebouw
Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.21 bouwblok
Door openbare ruimte omsloten geheel van percelen (al dan niet -reeds- bebouwd), dat te beschouwen is als een stedenbouwkundige eenheid.
1.22 bouwen
Het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.23 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.24 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.25 bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel.
1.26 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.27 bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.28 bouwwerken van algemeen nut
Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen.
1.29 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)
De som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren -horizontale vlakken ter plaatse van trappen, hellingen en vides met een oppervlakte tot en met 4m² daaronder begrepen- voorzover de ruimten waarbinnen de vloeren zich bevinden een grotere inwendige hoogte hebben dan 1,5 m.
1.30 bufferbewaarplaats
Besloten ruimte, waarin verpakt consumentenvuurwerk uit de transportverpakking wordt genomen voor het samenstellen van vuurwerkpakketten of bestellingen voor een klant en het aansluitend bewaren van onverpakt consumentenvuurwerk, al dan niet tezamen met verpakt consumentenvuurwerk.
1.31 cafetaria/snackbar
Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van ter plaatse bereide etenswaren, alsmede het bieden van gelegenheid tot het nuttigen van etenswaren ter plaatse.
1.32 café, eetcafé
Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van kleine etenswaren of maaltijden, gedurende beperkte delen van de dag, een en ander al dan niet ter plaatse bereid.
Hieronder worden in elk geval niet verstaan: discotheken, bars, cafetaria/snackbar, nachtclubs, erotisch gerichte horeca, speelautomatenhallen en dergelijke.
1.33 calamiteit
Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk door overmacht: brand, overstroming, terroristische en/of oorlogshandelingen, aardbeving en dergelijke.
1.34 dakhelling
Hoek die gevormd wordt door een schuin dakvlak en een horizontaal vlak die elkaar snijden op de goothoogte.
1.35 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Tevens dient onder detailhandel te worden verstaan ondersteunende horeca als bijbehorende voorziening.
1.36 dienstverlening
Het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van detailhandel en seksinrichtingen.
1.37 discotheek/bardancing
Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van overwegend muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen.
1.38 dove gevel
-
Een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35dB, alsmede;
-
een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.
1.39 erf
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels per bouwperceel aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.40 erker
Transparante, ondiepe uitbouw van een gebouw vóór de voorgevel, niet zijnde een entree.
1.41 erotisch gerichte horeca
Een bedrijf dat tot doel heeft het geven van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en tevens bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.
1.42 escortbedrijf
Het op bedrijfsmatige wijze bemiddelen in de totstandkoming van contacten tussen een prostituee en degene die van zijn/haar diensten gebruik wil maken.
1.43 evenement
Een activiteit in de openlucht dan wel in al dan niet (deels) tijdelijke onderkomens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, sportieve, toeristisch-recreatieve, commerciele, sociale, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden, alsmede kermissen, braderieen, snuffelmarkten, rommelmarkten, straatfeesten en festivals of daarmee te vergelijken activiteiten.
1.44 functionele eenheid
Hieronder wordt verstaan:
-
Een samenstel van activiteiten dat, gelet op de aard en de organisatie van die activiteiten alsmede op de plaats waar die activiteiten worden verricht, als een eenheid moet worden beschouwd.
-
Het complex van bebouwde en onbebouwde gronden waarop de hiervoor bedoelde activiteiten worden verricht.
1.45 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.46 gestapelde woning
Een woning, onderdeel uitmakende van een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en uit twee of meer bouwlagen bestaat, of waarbij (een deel van) de eerste bouwlaag van het gebouw voor andere met de betreffende bestemming in overeenstemming zijnde doeleinden wordt gebruikt.
1.47 groenvoorzieningen
Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair, etc, alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.
1.48 grondgebonden woning
Een met de grond verbonden woning bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, daaronder begrepen beroep aan huis, met een zelfstandige ontsluiting op de begane grond en niet zijnde een gestapelde woning.
1.49 hogere grenswaarde
Een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.
1.50 hoofdgebouw of hoofdbebouwing
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.51 hoogteaccent
Een ondergeschikt deel van een hoofdgebouw dat hoger is dan de overige delen van het hoofdgebouw, dat tot doel heeft specifieke functies in het hoofdgebouw en/of de stedenbouwkundige context van het hoofdgebouw te benadrukken.
1.52 hoogspanningslijn
Een leiding of kabel met een nominale elektrische spanning van 1000 volt of meer.
1.53 horeca
Onder horeca wordt verstaan het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccomodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
Bij horeca wordt onderscheid gemaakt in drie categorieën, te weten ´horeca van categorie 1´, ´horeca van categorie 2´ en ´horeca van categorie 3´. Voor horecagelegenheden die bestaan op het moment van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan is de categorie van toepassing waarmee deze vestigingen zijn weergegeven op de verbeelding.
1.54 horeca van categorie 1
Tot horeca van categorie 1 worden gerekend: (eet)café, restaurant, brasserie, lunchroom, cafetaria, snackbar e.d. met een netto vloeroppervlak (n.v.o.) van ten hoogste 150m2. Tevens worden tot horeca van categorie 1 gerekend winkelondersteunende (d.w.z. op winkelend publiek gerichte) horecavoorzieningen die een onderdeel uitmaken van winkelwarenhuizen of inpandig gesitueerd zijn in besloten winkelpassages en waarvoor de winkelsluitingstijden worden aangehouden.
1.55 horeca van categorie 2
Tot horeca van categorie 2 worden gerekend dezelfde horecagelegenheden als onder horeca van categorie 1, maar dan met een netto vloeroppervlak (n.v.o.) van 150m2 tot maximaal 500m2 n.v.o, alsmede partycentra tot maximaal 500m2 n.v.o.
1.56 horeca van categorie 3
Tot horeca van categorie 3 worden gerekend: discotheek/bardancing, (nacht)bar, hotel, en erotisch gerichte horeca (en - voor zover deze laatste tevens wordt aangemerkt als prostitutie-inrichting: escortbedrijf e.d. - alleen indien hiervoor vergunning is verleend ingevolge de APV);
grootschalige horecagelegenheden, zoals vermeld onder horeca van categorie 1 of horeca van categorie 2 of combinaties hiervan met een netto vloeroppervlak (n.v.o.) van meer dan 500m2.
1.57 horecavestigingen met accent op verstrekking van alcoholhoudende dranken
Hiertoe worden gerekend: café, bar, eetcafé, grand café, brasserie, pool-/snookercafé e.d. alsmede hiermee gelijk te stellen: coffeeshop, theehuis e.d.
1.58 horecavestigingen met accent op verstrekking van maaltijden
Hiertoe worden gerekend: restaurant, partycentrum, cafetaria, snackbar, shoarmazaak, grillroom, lunchroom, broodjeszaak e.d.
1.59 hotel
Een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het op commerciële basis bieden van overnachtingsmogelijkheden met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse.
1.60 houtopstand
Houtachtige overblijvende gewassen zoals struiken, heggen en bomen.
1.61 huishouden
Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren. Met een huishouden wordt gelijk gesteld:
-
de huisvesting van maximaal 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);
-
tijdelijke huisvesting in de vorm van logies aan maximaal 5 seizoenarbeiders;
-
de huisvesting van maximaal 12 personen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, een psychiatrisch ziektebeeld of psychosociale problemen dan wel de huisvesting van maximaal 12 personen die tijdelijke opvang behoeven, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht, dit alles gericht op zelfstandige bewoning.
1.62 kantoor
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie.
1.63 kortstondig
Aansluitende tijdsperiode van maximaal 12 uur.
1.64 kwetsbare objecten (Vuurwerkbesluit)
Hieronder worden verstaan:
-
woningen, met uitzondering van dienst- en bedrijfswoningen die binnen inrichtingen als bedoeld in de artikelen 2.2.1, 2.2.2 of 3.2.1 van het Vuurwerkbesluit zijn gelegen;
-
woonketen of woonwagens als bedoeld in de Woningwet;
-
woonschepen die uitsluitend of in hoofdzaak voor bewoning bestemd zijn;
-
gebouwen waar dagopvang van minderjarigen plaatsvindt;
-
gebouwen die gebruikt worden door een onderwijsinstelling;
-
ziekenhuizen, verpleeginrichtingen en zorginstellingen;
-
gebouwen of terreinen die in verband met het verrichten van arbeid worden of plegen te worden gebruikt of die daartoe bestemd zijn;
-
winkels, hotels, restaurants en cafés;
-
gebouwen ten behoeve van het belijden van godsdienst of levensovertuiging;
-
sport-, kampeer- en recreatieterreinen;
-
andere objecten en terreinen die met die onder a tot en met j gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de aard van hun functie of de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven;
-
rijkswegen en spoorwegen.
1.65 langzaam verkeer
Voetgangers- en (snor/brom)fietsverkeer.
1.66 logies
Het gedurende een relatief kort tijdsbestek verstrekken van verblijf aan personen, die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.67 maatschappelijke voorzieningen
Hieronder worden verstaan:
-
medische of paramedische voorzieningen, zoals ziekenhuis, kliniek, gezondheidscentrum, centrum voor dagbehandeling, consultatiebureau e.d.;
-
welzijnsvoorzieningen, zoals verzorgingstehuis, verpleeghuis, inrichtingen voor mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking , tehuis voor daklozen e.d.;
-
educatieve en sociaal-culturele voorzieningen, zoals basis-, voortgezet en wetenschappelijk onderwijs, beroepsonderwijs, kunstonderwijs, volksuniversiteit, cursuscentrum, onderwijsinstituten t.b.v. specifiek onderwijs, bibliotheken e.d.;
-
voorzieningen t.b.v. kinderopvang zoals kindercrèche, peuterspeelzaal, speelterrein, kinderdagverblijf en (naschoolse) kinderopvangcentrum, al dan niet commercieel;
-
openbare en bijzondere instellingen waaronder overheidsinstellingen zoals stadskantoren, politiekantoor e.d.;
-
maatschappelijke voorzieningen zoals buurt- en clubhuis, wijkcentrum (o.a. Multi Functionele Accommodatie), sociëteit e.d.
1.68 maatvoeringsvlak
Een deel van een bestemmingsvlak dat van een ander maatvoeringsvlak wordt gescheiden door een maatvoeringsvlakgrens. Maatvoeringsvlakken onderscheiden zich door een met de maatvoeringsaanduiding aangegeven afwijking in goot-, bouwhoogte, dakhelling en/of bebouwingspercentage.
1.69 mantelzorg
Mantelzorg is langdurige, intensieve niet georganiseerde zorg, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een zorgvrager door een of meer leden uit diens omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.
1.70 monumentale boom
Een boom die is opgenomen in de gemeentelijke lijst van monumentale bomen, zoals die geldt op het moment van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan en als zodanig is aangeduid.
1.71 netto vloeroppervlak (n.v.o.)
De som van de binnenwerks gemeten oppervlakten van de voor publiek toegankelijke verblijfsruimten binnen een horeca-inrichting van de categorie 1, 2 of 3, zoals café- en barruimte (inclusief bar), eetzaal, foyer, dansvloer / podium, entree e.d, met uitzondering van oppervlakten t.b.v. keuken, toiletgroepen, garderobe, opslag, dienstruimten e.d.
1.72 nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.
1.73 onbebouwd erf
Dat deel van het perceel, dat geen bouwvlak of erf betreft.
1.74 onderbouw
Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant is gelegen tussen peil en maximaal 1,20m boven peil.
1.75 ondergeschikte delen van een bouwwerk
Bouwdelen die ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa van het desbetreffende bouwwerk, zoals overstekende daken, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, trappen en trappenhuizen, liftkappen en lifthuizen, luchtbehandelings-/ventilatieinstallatie, bordessen, funderingen, goten, hijsinrichtingen, gevelreclames, gevelisolatie (al dan niet met bijbehorende ommanteling), draagconstructies en dergelijke. Hieronder worden in elk geval niet verstaan entrees, erkers en ondergrondse bouwwerken.
1.76 onderkomen
Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, loodsen, keten en andere soortgelijke verblijfsmiddelen.
1.77 ondersteunende horeca
Horeca waarbij de horeca-activiteit ondersteunend is aan de hoofdactiviteit en daaraan ondergeschikt is en waarbij tevens:
-
de oppervlakte van de horeca-activiteit maximaal 33% van het totale verkoopvloeroppervlak van het betreffende pand in beslag mag nemen. Ook een eventueel terras maakt hier deel van uit,
-
de horeca-activiteit niet zelfstandig mag worden uitgeoefend. Toegang tot de horeca-activiteiten kan niet los van de hoofdfunctie plaatsvinden,
-
de openingstijden van de horeca-activiteit gelijk zijn aan de openingstijden van de hoofdactiviteit,
-
geen alcoholhoudende dranken mogen worden verstrekt zonder de benodigde vergunningen. Het gaat dus in alle gevallen om ondersteunende 'droge horeca'.
1.78 onzelfstandige wooneenheid/eenheden
Een (complex van) woonruimte(n) waarbij men wezenlijke voorzieningen, zijnde keuken, badkamer en toilet, gemeenschappelijk moet gebruiken en waarvan de deur van het privévertrek uitkomt op een gemeenschappelijke (verkeers)ruimte.
1.79 overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.80 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, ondersteund door palen of kolommen, eventueel maximaal aan twee zijden omsloten door wanden, die niet tot de constructie behoren.
1.81 pand
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.82 partycentrum
Een bedrijf, dat voornamelijk tot doel heeft het verhuren van zaalruimte(n) t.b.v. bijeenkomsten, ontvangsten, feesten, partijen e.d. al dan niet in combinatie met het verstrekken van dranken, versnaperingen en/of maaltijden.
1.83 peil (straatpeil)
Hieronder wordt verstaan:
-
Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang.
-
Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
1.84 perceel
Een aaneengesloten stuk grond met kadastrale aanduiding.
1.85 plangrens
Een weergegeven lijn, die de grens van het plan: aanduidt.
1.86 professioneel vuurwerk
Vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk.
1.87 prostitutieinrichting
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, al dan niet tegen betaling seksuele handelingen worden verricht. Onder een prostitutie-inrichting worden in elk geval verstaan: een parenclub en een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.88 recreatief medegebruik en evenementen
Hieronder wordt verstaan:
-
incidenteel, kortstondig gebruik (enkele dagen) van complexen / voorzieningen t.b.v.evenementen zoals rommelmarkten, antiek-, huishoud-, en computerbeurzen, tentoonstellingen, bedrijvencontactdagen e.d., mits men in het bezit is van een evenementenvergunning;
-
incidenteel -jaarlijks- gebruik gedurende een aantal dagen van stadsparken t.b.v. zomeractiviteiten, -spelen, theater, festival e.d.
1.89 restaurant
Een bedrijf, dat tot doel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse alsmede het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.
1.90 risicovolle inrichting
-
een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
-
een AMvB-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/ of het gebruik van gevaarlijke stoffen;
-
bedrijven waarvan de aantoonbare PR10-6/jaar contour is gelegen buiten de inrichtingsgrens.
1.91 ruimtelijke ontwikkelingen
Bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist.
1.92 speelvoorzieningen
Voorzieningen ten dienste van sport en spel.
1.93 straatpeil
Zie: peil (straatpeil).
1.94 studentenhuisvesting
Woningen bestemd voor personen die voltijd studeren aan universiteit, hogeschool of MBO opleiding.
1.95 uitbouw
Een gebouw, dat als vergroting van een bestaande ruimte is/wordt gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.96 veiligheidsafstand
Afstand die met het oog op de kwaliteit van het milieu voor zover het betreft externe veiligheid tenminste moet zijn gelegen tussen een inrichting als bedoeld in de artikelen 2.2.1, 2.2.2 en 3.2.1 van het Vuurwerkbesluit, of een onderdeel van een zodanige inrichting, dan wel een zodanige inrichting waarvoor het geldende bestemmingsplan verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk toelaat enerzijds en kwetsbare objecten en geprojecteerde kwetsbare objecten anderzijds.
1.97 verblijfsvoorzieningen
Besloten ruimten, bestemd voor het verblijven van mensen.
1.98 verkeer- en vervoersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer
Hieronder wordt verstaan het (openbaar) wegverkeers- en wegvervoersgebied waarbij de nadruk ligt op de gebiedsontsluitingsfunctie voor gemotoriseerd en langzaam verkeer met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier hoofdverzamelwegen, verzamelwegen en wijkstraten.
1.99 verkeersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer en verblijf
Hieronder wordt verstaan het openbaar wegverkeers- en verblijfsgebied waarbij de nadruk ligt op de erftoegangsfunctie (geleider van het bestemmingsverkeer) voor gemotoriseerd en langzaam verkeer en/of de verblijfsfunctie voor voetgangers met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier buurtstraten, woonstraten, woonerven, winkelerven en voetgangersgebied inclusief bijbehorende kunstwerken.
1.100 verkoopruimte (volgens Vuurwerkbesluit)
Ruimte waarin verkoop en aflevering van consumentenvuurwerk plaatsvindt.
1.101 verkoopvloeroppervlak
De oppervlakte van de geheel of grotendeels voor publiek toegankelijke ruimte die is bestemd en feitelijk ingericht voor de verkoop van goederen, waaronder begrepen showroom, uitstallingsruime, kassa's, e.d. met uitzondering van magazijn, opslagruimte, kantoor, e.d.
1.102 voorgevelrooilijn
De naar het openbaar gebied toegekeerde lijn, die het bouwvlak begrenst en aansluit aan het onbebouwd erf c.q. openbaar gebied.
1.103 Vuurwerkbesluit
Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002), houdende regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk. Dit besluit is in werking getreden op 1 maart 2002.
1.104 water en waterhuishoudkundige voorzieningen
Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.
1.105 waterstaat/waterstaatkundige doeleinden
Het openbaar waterverkeers-, watervervoers- en verblijfsgebied t.b.v. goederenvervoer, pleziervaart en oeveractiviteiten zoals vissen / hengelsport, wandelen en fietsen.
1.106 weg
Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, waaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
1.107 Wet geluidhinder
De wet van 16 februari 1979, Staatsblad 99 (1979), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.
1.108 Wet milieubeheer
De wet zoals geplaatst in Staatsblad 551 (1992). Deze wet is in werking getreden op 1 maart 1993.
1.109 wonen
Hieronder wordt verstaan:
-
het geheel van aan huis gebonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, zelfstandige wooneenheden e.d. ten dienste van het verblijven door mensen. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve dagverblijven;
-
huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen, alsmede bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen (en ruimten) c.q. verzorgingsfaciliteiten;
-
beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als ´aan huis verbonden beroep´, zijnde beroepsactiviteiten van tenminste één bewoner, plaatsvindend in de betrokken woning en/of bijbehorend bijgebouw.
1.110 woning
Een (gedeelte van een) gebouw dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen een aan huis verbonden beroep.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 Afstand tot zijdelingse perceelgrens
Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd - Buurt
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Verkeer - Verblijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Waarde - Archeologie (Dubbelbestemming)
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), mede bestemd voor bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken en de inrichting en het gebruik van de gronden voor zover de gronden zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie' (dubbelbestemming), indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, zodanig dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van archeologisch onderzoek, daartoe aanleiding geeft.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Ondergrondse bouwwerken
7.2 Hoofdtoegang woningen
7.3 Onbebouwd terrein bij gebouwen
7.4 Ruimte tussen bouwwerken
7.5 Bouwen in nabijheid van beschermwaardige bomen
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming
Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
9.1 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van maten
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
-
de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
-
gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
-
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
-
voldaan is aan de volgende voorwaarden:
-
de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet cumulatief worden gebruikt;
-
de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.
9.2 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van grenzen
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak, bestemmingsvlak, functie-aanduidingsvlak of maatvoeringsvlak, indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting o.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
-
de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
-
gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
-
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
9.3 Binnenplans afwijken t.b.v. parkeer- en stallingsvoorzieningen
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van parkeer- en stallingsvoorzieningen met bijbehorende bovengrondse bouwwerken zoals in- en uitritten, in- en uitgangen, trappenhuizen, liften, hellingbanen, bewakings- /portiersloges e.d., onder de volgende voorwaarden:
-
de maximale oppervlakte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 30 m2 bedragen;
-
de maximale hoogte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 4,5 m bedragen.
9.4 Binnenplans afwijken t.b.v. aan-huis-verbonden beroep
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan voor wat betreft de voorwaarden, zoals beschreven in de begripsregels, waaronder overeenkomstig de desbetreffende bestemmingsomschrijving een aan huis verbonden beroep is toegelaten, indien door de aard van de werkzaamheden het beroep niet of bezwaarlijk anders dan aan huis of op de betreffende locatie kan worden uitgeoefend.
9.5 Binnenplans afwijken t.b.v. evenementen
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van incidenteel en kortstondig afwijkend gebruik van particuliere percelen/bebouwing voor het plaatsen van tijdelijke onderkomens zoals (feest)tenten, kiosken e.d. ten behoeve van festiviteiten met een openbaar karakter (muziekfestival, zeskamp, sportwedstrijd, show/voorstelling, tentoonstelling, beurs, markt e.d.) voor de duur van een aantal (aaneengesloten) dagen (over het algemeen 3 á 4), met dien verstande dat aan deze omgevingsvergunning voorwaarden kunnen worden verbonden ter beperking van onaanvaardbare overlast van de (woon)omgeving, onder meer voor wat betreft parkeren, geluidhinder, situering van tijdelijke onderkomens e.d.
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
10.1 Wijzigingsbevoegdheid reconstructie, herverkaveling of renovatie
-
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van:
-
de reconstructie of herverkaveling van een (deel van een) bouwblok met in het ongerede geraakte, al dan niet complexgewijze bebouwing waarvan de functie wordt beëindigd;
-
de reconstructie van een (deel van een) bouwblok waarbij de functie geheel of grotendeels wordt gehandhaafd, maar (infra-) structuur, ontsluiting, verkaveling e.d. worden aangepast;
-
de reconstructie, herverkaveling of renovatie van een gebouw of een bouwblok waarbij nieuwe rooilijnen kunnen worden weergegeven;
-
de ontsluiting of herverkaveling van het gebied ten einde nieuwe bestemmingen ´Verkeer (V)´ of ´Verkeer-Verblijf (V-VB)´ te projecteren;
-
de herverkaveling van het gebied of om tot een optimale verkaveling te komen, door aangrenzende bestemmingen voor openbaar gebied geheel of deels om te zetten in een nieuw te realiseren bestemming binnen die herverkaveling, of deze bestemmingen geheel of deels elders in de nieuwe verkaveling onder te brengen.
-
Er mag geen sprake zijn van functiewijzigingen welke in strijd zijn met rijks-, provinciaal dan wel gemeentelijk beleid;
-
Na wijziging zijn de regels van het bestemmingsplan hierop van toepassing.
10.2 Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsvlakgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:
-
de in het plan begrepen bestemmingen die grenzen aan gronden met de bestemming ´Verkeer´ (V), dan wel ´Verkeer-Verblijf (V-VB)´ te wijzigen voor de indeling van gronden zoals ten behoeve van een herinrichting, een asverschuiving, herinrichting kruispunten, aanleg (mini)rotondes e.d., met dien verstande dat:
-
de bestemmingen mogen worden gewijzigd voor een verschuiving van de bestemmingsgrenzen van maximaal 25m¹;
-
de verwerkelijking van de in het plan begrepen bestemmingen gewaarborgd dient te blijven, dat wil zeggen dat de bestemmingen door de wijzigingnen niet onevenredig mogen worden aangetast;
-
bestemmingsgrenzen te wijzigen indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt noodzakelijk is voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijk ordening van het plan niet schaadt en zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.
10.3 Wijzigingsbevoegdheid bouwwerken van algemeen nut
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat bouwwerken van algemeen nut met een groter oppervlak dan 50m² kunnen worden gebouwd, zulks tot een maximale oppervlakte van maximaal 100m².
Artikel 11 Algemene Procedureregels
Op het stellen van nadere eisen op grond van enige bepaling van de regels van dit bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
Artikel 12 Overige Regels
12.1 Algemene regels inzake omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.2 Parkeerregeling
-
Ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's dient in, op of onder het gebouw dan wel op het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort in voldoende mate parkeergelegenheid aanwezig te zijn;
-
Hierbij moet worden voldaan aan de de parkeernormen en rekenmethode, zoals neergelegd in de bij deze plantoelichting gevoegde bijlage inzake de Parkeernormen. Indien deze parkeernota gedurende de planperiode wordt gewijzigd dient te worden voldaan aan de gewijzigde parkeernormen en rekenmethode;
-
De onder a. bedoelde plaatsen voor het stallen van voertuigen moeten afmetingen hebben die afgestemd zijn op gangbare (motor)voertuigen, zoals neergelegd in de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'. Indien deze parkeernota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, dient te worden voldaan aan de desbetreffende wijzigingen.
-
Indien de bestemming van een bouwwerk of een terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet zijn verzekerd dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende ruimte voor laden en lossen, zoals neergelegd in de CROW Kennisbank in ASVV 2012.
-
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de voorgaande leden van dit artikel, indien:
-
op andere wijze in de nodige laad- of losruimte wordt voorzien;
-
wordt voldaan aan de voorwaarden en vrijstellingsregels zoals neergelegd in de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'. Indien deze parkeernota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, dient te worden voldaan aan de desbetreffende wijzigingen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
-
Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
-
Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: ´Regels van het bestemmingsplan Groenewoud 2008, 6e herziening (Pater van den Elsenplein)
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling
Er ligt een raadsbesluit van 3 december 2012 om, in het kader van de supermarktontwikkeling Stappegoor, de bestaande supermarkt op het Pater van den Elsenplein een duurzame verankering en positie te geven. Daarnaast staan de leefbaarheid en veiligheid van het plein onder druk en kan de fysieke aanpak van het plein hier verbetering in brengen.
Uit een verkennende sessie met betrokken partijen komt naar voren dat de leegstand van de winkelpanden een probleem is dat vraagt om een structurele oplossing. Een fysieke aanpak, waarbij de supermarkt verplaatst wordt van de huidige positie midden op het plein naar de rand van het plein, wordt door partijen gezien als een laatste kans om de sociale en economische structuur van de wijk voor een langere termijn te verbeteren. Daarnaast biedt het verplaatsen van de supermarkt de kans om het plein terug te geven aan de wijk, wat het eigenaarschap en de sociale binding van de bewoners uit de wijk vergroot. Het vorenstaande heeft geleid tot een aanvraag om planherziening d.d. 25 juni 2015. In het plan wordt de verplaatsing van de supermarkt naar de rand van het plein gekoppeld aan de sloop van 17 oude woningen en de bouw van ca. 30 nieuwe woningen (gestapeld).
1.2 Het Plangebied
Het plangebied omvat het Pater van den Elsenplein te Tilburg (Groenewoud).
Afbeelding: ligging plangebied in Tilburg (rode stip)
1.3 Voorgaande Plannen
Dit bestemmingsplan vervangt ter plaatse van het plangebied het bestemmingsplan Groenewoud 2008.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Ruimtelijke En Functionele Structuur
Bestaande situatie
Het Pater van den Elsenplein was oorspronkelijk als een open geheel met een groen karakter te ervaren. In de jaren 70/80 zijn een supermarkt en andere kleine bebouwing in deze openbare ruimte gerealiseerd. De ruimte was vanaf dat moment versnipperd en minder overzichtelijk. De nog onbebouwde ruimte werd grotendeels door parkeerfaciliteiten bezet en heeft daarom een heel stenig karakter gekregen. De leefbaarheid en veiligheid van het plein kwamen onder andere vanwege deze indeling onder druk te staan.
Beoogde ontwikkeling
De zuidelijke en westelijke wanden van het plein hebben nu een gemengd karakter. Diverse commerciële voorzieningen zijn hier aanwezig in combinatie met de woonfunctie. In de beoogde ontwikkeling wordt de supermarkt naar deze rand van het plein verplaatst. Hierdoor ontstaat weer een plein met pleinwanden (en geen achterkanten). De overzichtelijkheid van het openbaar gebied wordt hersteld.
Dit biedt, naast ruimte voor de benodigde parkeerfaciliteiten, ook mogelijkheden voor een nieuwe inrichting passend bij het karakter van de wijk. Het plein wordt op deze manier teruggegeven aan de wijk, wat het eigenaarschap en sociale binding van de bewoners kan helpen vergroten.
Het ontwikkelprogramma dient de rand van de zuidwestelijke hoek van het plein te herdefiniëren. Er wordt bij deze ontwikkeling maximale oriëntatie en openheid van de functies naar het plein nagestreefd.
De verkeerstructuur aan de westelijk zijde van het plein wordt aangepast. Hier verdwijnt een deel van de straat. De autobereikbaarheid vanuit het zuiden wordt op deze locatie beperkt en dit komt ten goede aan de verblijfskwaliteit van het openbaar gebied. De toegankelijkheid vanuit de Landbouwstraat voor voetgangers wordt wel in de planvorming geïntegreerd.
De nieuwe bebouwing dient zo goed mogelijk aansluiting te vinden bij de karakteristiek en bouwhoogte van de randen van het plein. Op de meest noordelijke hoek van de nieuwe bebouwing kan gezocht worden naar mogelijkheden om hogere bebouwing te projecteren in verhouding tot de schaal van het plein. Gelet op de relatief kleine proporties van de bouwlocatie en de nabijheid van woningen op de aangrenzende percelen dient bijzondere aandacht gegeven te worden aan de bescherming van de privacy en behoud van zoninval voor de omliggende bewoners.
2.2 Technische Infrastructuur
Binnen het plangebied bevinden zich geen belangrijke technische infrastructurele voorzieningen met ruimtelijke relevantie (bijvoorbeeld in verband met in acht te nemen belemmeringenstroken of veiligheidszones).
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk volgt een korte weergave van het bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde ruimtelijke beleidskader.
3.2 Rijk En Provincie
Volgens de Verordening Ruimte van de provincie Noord-Brabant is het plan gelegen in stedelijk gebied. Hoewel het plan ziet op de verplaatsing van een supermarkt, is er geen sprake van een detailhandelslocatie in de zin van de begripsbepaling, zoals opgenomen in de provinciale Verordening ruimte. Er spelen geen provinciale of rijksbelangen, anders dan dat de 'ladder voor duurzame verstedelijking' van toepassing is. Derhalve wordt het ruimtelijk beleidskader op provinciaal en rijksniveau (provinciale Verordening Ruimte en de AMvB Ruimte) hier niet besproken. Voor de 'ladder voor duurzame verstedelijking' in relatie tot de woningbouw wordt verwezen naar onderdeel 4.4 van deze toelichting, voor 'ladderaspecten' m.b.t. detailhandel naar onderdeel 4.6.
3.3 Gemeente
3.3.1 Omgevingsvisie Tilburg 2040
Op 21 september 2015 heeft de Raad de Omgevingsvisie Tilburg 2040 vastgesteld.
De Omgevingsvisie richt zich op Tilburg als vitale, duurzame stad in een moderne netwerksamenleving. De ontwikkelingen in de economie, de maatschappij en de leefomgeving gaan niet ten koste van elkaar, maar sluiten op elkaar aan en versterken elkaar. People, planet en profit zijn in balans.
People: Het is prettig wonen en werken in Tilburg, een stad met veel verschillende woonbuurten en verschillende soorten werklocaties. De woonmilieus passen bij de leefstijl van de mensen.
Planet: We gaan voor een gezonde en leefbare stad, anticiperen op de effecten van klimaatverandering, zoals hitte, droogte en hogere temperaturen. In het economisch systeem wordt herbruikbaarheid van producten en grondstoffen steeds belangrijker. Verder krijgen groen en water een steeds prominentere rol in de stad. De grote natuurgebieden om de stad zijn met elkaar verbonden. Dat versterkt het ecologisch systeem en de veerkracht van de natuur.
Profit: Om ook in de toekomst sterk genoeg te zijn, wil Tilburg de kracht van BrabantStad benutten. Tilburg is een stad die mensen kansen biedt: op aangenaam werk en op een fijne woon- en leefomgeving.
Om antwoord te geven op de vraag hoe we dit gewenste toekomstbeeld samen met burgers en partners in de stad voor elkaar kunnen krijgen volgt de Omgevingsvisie Tilburg 2040 een strategie met drie sporen:
-
de Brabantstrategie
-
de Regiostrategie
-
de Stadsstrategie.
-
Brabantstrategie: Tilburg kiest voor de kracht van stedelijke samenwerking
Samen met de andere Brabantse steden wil Tilburg de kracht van het stedelijk netwerk BrabantStad versterken. Om de benodigde schaalsprong naar een stedelijk netwerk te kunnen maken, moet Tilburg aantrekkelijk bereikbaar en concurrerend zijn.
Aantrekkelijk: Tilburg wil een aantrekkelijke stad zijn waar mensen graag wonen en werken, en waar het voor bedrijven interessant is om zich te vestigen. Niet alleen moet het aanbod van voorzieningen in de stad zelf aansprekend en hoogwaardig zijn, ook de groene omgeving en religieus en historisch erfgoed zijn belangrijke factoren.
Bereikbaar: goede verbindingen (weg, water, rail én digitaal) met de andere Brabantse steden zijn essentieel voor een sterk stedelijk netwerk.
Concurrerend: En duurzame concurrentiekracht kent in Tilburg twee belangrijke pijlers, namelijk kennis & creativiteit en smart industries. Concreet richt de Brabantstrategie zich op vier stedelijke knooppunten en drie stadsregionale parken.
De vier stedelijke knooppunten:
-
Binnenstad van de 21e eeuw
-
Tilburg University Campus: kennisontwikkeling en -toepassing
-
Modern Industrieel Cluster Vossenberg-Loven
-
Modern Industrieel Cluster Midden-Brabant
De drie stadsregionale parken zijn:
-
Stadsregionaal park Moerenburg - Koningshoeven
-
Stadsregionaal park Stadsbos013
-
Stadsregionaal park Noord
-
De regiostrategie: de kracht van Tilburg als centrumstad
Bij de regiostrategie draait het om Tilburg in haar rol als centrumstad; Tilburg als belangrijke spil in de regio Hart van Brabant. Een goed bereikbare stad, waar bewoners uit de gehele omliggende regio graag komen voor werk, hoogwaardige medische zorg, uitstekend onderwijs, een compleet aanbod van winkels en spannende cultuur. Waar bedrijven hun ambities optimaal kunnen ontplooien. En waar het uitstekend (meerdaags) recreëren is. Een sterke stad kan niet zonder een sterke regio; omgekeerd geldt dat een sterke regio niet zonder een sterke stad kan. De regiostrategie richt zich op drie stedelijke knooppunten en twee regionale ecologische verbindingszones ten westen en oosten van de stad.
De drie stedelijke knooppunten zijn:
-
Bedrijvenpark Zuid
-
Zorgcluster Leijpark
-
Duurzaam energielandschap Noord
De twee ecologische verbindingszones:
-
Aan de oostzijde bestaat de verbinding uit ecologische stapstenen in het bestaande landschap en agrarisch productiegebied.
-
Aan de westzijde van de stad bestaat de verbinding uit een fijnmazig netwerk van ecologische verbindingszones langs wegen en waterlopen.
-
De stadsstrategie: leefbaarheid met oog voor de menselijke maat
De stadsstrategie richt zich op het realiseren van prettig leefbare wijken, dorpen en buitengebied.
Hoofdpunten van de stadsstrategie zijn:
-
Ruimte voor zelf- en samenredzaamheid in wijken en buurten
-
Basis op orde: wijken zijn schoon, heel en veilig
-
Vitale wijkeconomie: dynamiek en ondernemerschap in de wijk
-
Brandpunten in wijken zorgen voor dynamiek, ontmoeting en sociale binding.
-
Differentiatie in woonmilieus: aansluiten bij de leefstijlen van bewoners
-
Cultureel erfgoed: het verhaal van Tilburg centraal
-
Groen en water in de stad: toegankelijk en zichtbaar
-
Goede bereikbaarheid van wijken en buurten borgen
-
Betere verbinding stad en buitengebied: groene inprikkers
-
Economische vitaliteit van het landschap behouden en versterken
Functie van de Omgevingsvisie
De Omgevingsvisie Tilburg 2040 is een koers- en inspiratiedocument. Het is een kompas voor investeringen in het fysieke domein. Een uitnodiging aan de stad om samen te werken aan de ontwikkeling van een stad waar het fijn wonen, werken, leven en recreëren is. De visie biedt burgers en bedrijven ruimte om initiatief te ontplooien en reikt de gemeente handvatten aan om haar strategie af te stemmen op het geschetste toekomstperspectief. De Omgevingsvisie Tilburg 2040 geeft ook richting aan de inzet van de gemeente; in welke onderdelen de gemeente haar geld, tijd en bestuurskracht investeert. En welke prioriteiten daarbij gelden.
Project in relatie tot Omgevingsvisie
De renovatie van het Pater van den Elsenplein is bij uitstek een project dat is gericht op het versterken van de band die inwoners hebben met hun eigen wijk. Het behoud van een supermarkt enerzijds en het teruggeven van een open plein aan de wijk anderzijds, zorgen voor vitaliteit, economische dynamiek, sociale controle en ruimte voor zelfredzaamheid/samenredzaamheid.
Hoofdstuk 4 Thematische Beleidskaders
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.
4.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand
4.2.1 Hoogbouw
In de Omgevingsvisie Tilburg 2040 (vastgesteld op 21 september 2015 door de gemeenteraad) is de actualisering van de Handreiking Hoogbouw als thematische uitwerkingsopdracht aangekondigd. De nieuwe Handreiking is door de raad vastgesteld op 11 september 2017 en vervangt de Handreiking uit 2007.
Hoogbouw (gebouwen hoger dan 15 meter) is meer dan een hoog gebouw. Hoogbouw willen we realiseren op die locaties waar het meerwaarde oplevert voor de stad, in programmatische én in ruimtelijke zin. Hoogbouw kan positief bijdragen aan de 'leesbaarheid van de stad' door de oriëntatie en herkenbaarheid te vergroten en bij te dragen aan de identiteit van de stad. Met hoogbouw kunnen we verdichting mogelijk maken en daardoor de levendigheid in de stad en draagvlak voor stedelijke voorzieningen verbeteren. Maatschappelijke en economische ontwikkelingen bepalen mede op welke locaties hoogbouw gewenst is.
De Handreiking Hoogbouw is een praktisch en bruikbaar middel voor initiatiefnemers van hoogbouw. De Handreiking beschrijft de methodiek die gevolgd zal worden bij hoogbouwinitiatieven die niet passen binnen het vigerende bestemmingsplan/omgevingsplan.
4.2.2 Welstand
Bouwplannen moeten worden getoetst aan ´redelijke eisen van welstand´, zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd. Nadien is de nota meerdere keren geactualiseerd (2010 en 2012). De afgelopen jaren heeft zich aantal ontwikkelingen voorgedaan waardoor actualisatie van het uitwerkingsdeel van de Welstandsnota noodzakelijk is. Zo zijn de Omgevingsvisie Tilburg 2040 en de structuurvisie Linten in de Oude Stad vastgesteld en zijn er verschillende nieuwe woonwijken gereed gekomen. De nota van 2012 is in navolging daarop aangevuld en bijgewerkt. Voor het overige zijn de kaarten samengevoegd, geactualiseerd en afgestemd op het kaartbeeld van de Omgevingsvisie. Op die manier beschikt de Omgevingscommissie over een actueel toetsingskader voor de beoordeling van (bouw)plannen.
Architectuur, stedenbouw, cultuurhistorie en landschap zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Onder het motto van de welstandsnota 'aandacht waar dat moet, vrijheid waar dat kan' streeft het stadsbestuur ernaar om op de plekken die er toe doen in te zetten op een hoge ruimtelijke kwaliteit.
Op 15 november 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders ingestemd met de actualisatie van de Welstandsnota 2012. De geactualiseerde nota is op 1 januari 2017 in werking getreden.
Het bouwplan voor de nieuwe supermarkt en de nieuwe appartementen is op 28 februari 2018 geaccordeerd door de Omgevingscommissie.
4.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg
4.3.1 Archeologie
4.3.1.1 Historische geografie plangebied
Het plangebied ligt in de wijk Groenewoud, in het zuiden van de bebouwde kom van Tilburg. Het plangebied bevindt zich op het meest zuidelijke deel van de hoge akkergronden van De Keel, Eselven en Broekhoven die de zuidelijkste uitloper vormden van het grootste, centrale akkercomplex van Tilburg (De Schijf). Er zijn aanwijzingen dat in dit gebied al in de twaalfde eeuw, maar zeer waarschijnlijk nog eerder, ontginningen plaatsvonden. De hoge akkergronden van Tilburg werden in het zuiden begrensd door het brede beekdal van de Oude en Nieuwe Leij. De wijk Groenewoud werd van noordwest naar zuidoost doorsneden door een aantal dijken die het beekdal van de Oude en Nieuwe Leij overstaken. Dit waren, van oost naar west, de Gemeene Dyk en de Broekhovenschen Dyk (nu deel van de Oude Hilvarenbeekseweg). De nederzettingen in Groenewoud, De Keel, Eselven/Groenewoud en Broekhoven, lagen bij het begin van deze verhoogde wegen. Tot ver in de twintigste eeuw bleef het plangebied onderdeel van een overwegend agrarisch gebied. Rond 1920 werd ten noorden van Broekhoven een kleine wijk gebouwd (Vogeltjesbuurt) die later werd uitgebreid. Na de Tweede Wereldoorlog volgde nieuwbouw ten westen van de Broekhovenseweg (Vissenbuurt, omgeving Jan Truijenlaan - Groenewoudstraat). De eerste fase van de bebouwing van onderhavig plangebied dateert van het begin van de jaren ´20 van de twintigste eeuw.
4.3.1.2 Verwachtingswaarde plangebied
-
Het plangebied is niet gekarteerd op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE);
-
Het plangebied ligt op de Archeologische Waarschuwingskaart Tilburg (ArWaTi) grotendeels, vanwege de ligging op een relatief hooggelegen dekzandrug, in een gebied met zeer hoge verwachting. Het deel van het gebied ten zuiden van de Forelstraat, iets lager gelegen in het beekdal van de Oude en Nieuwe Leij, heeft een onbekende archeologische verwachting;
-
Het plangebied ligt niet in of grenst niet aan een AMK (Archeologische MonumentenKaart)-Terrein;
-
In 2001 is door BILAN een booronderzoek uitgevoerd ten westen van de Broekhovenseweg, tussen de Jan Truijenlaan en de Ringbaan-Zuid (Leyendael), in 2002 gevolgd door een proefsleuvenonderzoek door BAAC. Bij het booronderzoek zijn aardewerkfragmenten uit de ijzertijd en de periode vanaf circa 700 n.C. aangetroffen. Het vervolgonderzoek bracht enkele bewoningssporen (een kuil, vier paalgaten en diverse fragmenten aardewerk) aan het licht die vermoedelijk dateren uit de ijzertijd. Uit het onderzoek is gebleken dat het toenmalige plangebied deel uitmaakte van de periferie van een nederzetting of mogelijk deel uitmaakte van het landbouwareaal van een dergelijke nederzetting (Archiswaarnemingsnr. 404378).
-
In 2002 is door BILAN (2003/6) een archeologische graafbegeleiding uitgevoerd voor het gebied van de in 2001 gesloopte Pius X kerk. Vastgesteld werd dat de bodem daar grotendeels verstoord was. Er werden slechts enkele vondstconcentraties en een bebouwingsstructuur aangetroffen uit respectievelijk de laat-negentiende en vroeg-twintiste eeuw. Omdat de vondsten vrij recent waren en zich in een zwaar verstoorde context bevonden, werd geen vervolgonderzoek uitgevoerd.
-
Naar aanleiding van de herziening van het beheerbestemmingsplan Groenewoud is door BILAN in 2007 een cultuurhistorisch en archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is deel van een reeks onderzoeken die kadert in de globale herziening van de beheersbestemmingsplannen van de gemeente. De archeologische verwachting, zoals aangeduid op de ARWATI, is op basis van het uitgevoerde cultuurhistorisch en archeologisch onderzoek nader toegespitst en weergegeven in een verwachtingskaart. Deze verwachting geeft echter een historische situatie weer, waarbij geen rekening is gehouden met moderne en submoderne verstoringen waarmee de snelle urbanisatie van het plangebied in de twintigste eeuw gepaard is gegaan. Zo zullen bij de aanleg van woonwijken delen van het plangebied zijn geëgaliseerd en/of afgegraven (funderingen), waardoor de kans op archeologische waarden sterk is verminderd of zelfs geheel is verdwenen. Deze delen van het plangebied hebben daardoor een lagere archeologische verwachting. In bijgevoegde kaart zijn de verwachtings- en de verstoringskaart samengevoegd tot een kaart, waarin onderscheid wordt gemaakt in terreinen met geen tot lage archeologische verwachting (oranje) en terreinen met middelhoge tot hoge archeologische verwachting (groen).
-
Grote delen van het plangebied kennen een middelhoge tot hoge archeologische verwachting.
4.3.1.3 Vertaling naar bestemmingsplan
Het plangebied heeft voor een groot deel een middelhoge tot hoge archeologische verwachting.
Consequentie hiervan is dat archeologisch onderzoek zal moeten plaatsvinden zodra er concrete plannen voor herstructurering zijn. Dit onderzoek dient te starten met een archeologisch bureauonderzoek, te combineren enkele boringen. Op basis van de resultaten van dit onderzoek wordt door de gemeente als bevoegde overheid bepaald of en zo ja, welk type vervolgonderzoek noodzakelijk is. In geval van behoudenswaardige archeologische resten dient op voorhand rekening te worden gehouden met archeologische begeleiding van ondergrondse sloopwerkzaamheden en een proefsleuvenonderzoek, eventueel gevolgd door een definitieve opgraving van (delen van) het terrein. De kosten van het archeologische onderzoek zijn voor rekening van de initiatiefnemer.
Het verdient de voorkeur om dit onderzoek in een zo vroeg mogelijk stadium van de planvorming te laten uitvoeren. Behoud in situ van eventuele archeologische waarden in het gebied verdient de voorkeur boven een (destructief) onderzoek.
Bovengenoemd archeologisch bureauonderzoek heeft in de maand maart van 2016 plaatsgevonden en is uitgevoerd door onderzoeks- en adviesbureau BAAC. Op basis van het bureauonderzoek en het specifieke advies van de gemeentelijke vakspecialisten is aan delen van het plangebied de dubbelbestemming Waarde-Archeologie toegekend.
4.3.2 Cultuurhistorie en monumentenzorg
-
In of in de directe nabijheid van het plangebied liggen geen beschermde monumenten.
-
De wijkopzet is onderdeel van het partiële uitbreidingsplan Broekhoven. Dit plan is pas in 1954-1955 vastgesteld en goedgekeurd en was een uitwerking van de stedenbouwkundige uitgangspunten van het nooit vastgestelde Uitbreidingsplan in Hoofdzaak uit 1947 (geënt op het in de jaren dertig bedachte plan in Hoofdzaken dat in 1940 werd vastgesteld; hierbij werd al uitgegaan van een inwoneraantal van 200.000 in het jaar 2000). Groenewoud komt tot stand volgens de wijkgedachte, die in het naoorlogse Tilburg nog steeds een van de leidende stedenbouwkundige principes was. De wijkgedachte werd verondersteld een heilzame werking op de samenleving te hebben. De stad moest worden opgebouwd uit wijken die volledig zelfstandig waren. Binnen die wijken kon een overzichtelijk ruimtelijk kader worden geboden met een eigen karakter en een wijkraad als kern van de wijkorganisatie. Daarom worden in Groenewoud slechts zoveel woningen opgenomen dat het woongebied voldoende groot zal zijn om zelfstandig tot ontwikkeling te komen en de stichting van een parochie mogelijk te maken. Scholen worden gezien als de kern van de wijk. De wijken dragen ook in de naoorlogse periode een duidelijk Rooms-katholiek stempel. In opdracht van de directeur van Publieke Werken (gemachtigde van het gemeentebestuur) wordt in 1953 vergunning aangevraagd voor de bouw van 185 woningen, 2 winkelwoonhuizen en één bovenwoning. Het model is het bestaand standaardmodel nationale woningraad. Het ontwerp is van de Tilburgse BNA-architect, F. van Meerendonk (Goirkestraat 112) en ir. G. Beekers b.i. Voor de Forelstraat ontwierp architectenbureau Jos Donders in 1959, 29 woningwetwoningen.
-
Aan de zuidzijde van het Pater van den Elsenplein werden vanaf 1956, 8 winkel-woonhuizen en 18 woonhuizen gerealiseerd naar ontwerp van de architecten Ouborg en van der Wegen, in opdracht van aannemer H. Cools.
-
De panden Don Sartostraat, 1, 3, 5, 7, 31, 33 zijn opgenomen in het Monumenten Inventarisatie Project (MIP) van de provincie Noord- Brabant.
-
De nrs, 1 tot en met 9, woonhuizen gebouwd in 1933 naar ontwerp van Ouborg en Van der Wegen. Deze woonhuizen zijn nog redelijk gaaf, maar hoewel kenmerkend voor hun ontstaanstijd, beschikken ze niet over bijzondere architectuur- of cultuurhistorische waarden. Van dit woningtype is nog tamelijk veel bewaard in Tilburg.
-
De nrs. 31 en 33, woonhuizen uit omstreeks 1910 zijn eveneens MIP-panden, maar bevinden zich buiten het plangebied.
-
Pius X-kerk. Gebouwd door architect Hurks in 1956. De parochie was een afsplitsing van Broekhoven, op zijn beurt een afsplitsing van Korvel. Paus Pius X (Don Sarto) was paus van 1903 tot en met 1914. In 1954 werd hij als eerste paus sinds 400 jaar heilig verklaard (vooral vanwege zijn strijd tegen de modernisten in de kerk). Het kerkgebouw is gesloopt in 2002 en vervangen door een woningcomplex van bureau Luijten-Smeulders.
-
Bij de parochie hoorden ook enkele omstreeks het midden van de jaren vijftig opgetrokken schoolgebouwen voor jongens en meisjes (Don Sartostraat en Oude Hilvarenbeekseweg). Met name de Don Sartoschool is in het STOA-rapport over de naoorlogse architectuur in Tilburg gewaardeerd als mogelijk te behouden. De school is echter buiten het plangebied gelegen.
-
De herkenbaarheid en ruimtelijkheid van het Pater van de Elsenplein als wijkhart heeft te flink te lijden gehad door de omzetting van de groene inrichting in een meer stenige met parkeerplaatsen en winkels.
Uit cultuurhistorisch oogpunt kan gesteld worden dat het Pater van den Elsenplein een weliswaar aangetaste maar nog steeds herkenbare vertegenwoordiger is van de stedenbouw en architectuur volgens de planmatige en functionele opzet van de naoorlogse wijkgedachte. De stedenbouwkundige opzet van het plan blijft ook in de nieuwe context herkenbaar.
4.4 Volkshuisvesting
Woord vooraf: ten tijde van het opstellen van deze plantoelichting gold de oude ladder voor duurzame verstedelijking nog. Hieronder wordt uitgelegd dat aan de oude ladder wordt voldaan. Daarmee luidt de conclusie tegelijkertijd dat e.e.a. ook in overeenstemming is met de nieuwe ladder voor duurzame verstedelijking, zoals per 1 juli 2017 opgenomen in het Bro.
4.4.1 Zorgvuldig ruimtegebruik (ladder voor duurzame verstedelijking)
Op grond van art. 3.1.6 Bro zijn provincies en gemeenten verplicht om in de toelichting van een ruimtelijk plan aandacht te besteden aan het aspect 'duurzame verstedelijking', wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. Artikel 1.1.1 Bro definieert het begrip 'stedelijke ontwikkeling' als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.Overheden dienen op grond van art. 3.1.6 Bro nieuwe stedelijke ontwikkelingen te motiveren. In de eerste plaats geschiedt dat door de behoefte aan de desbetreffende stedelijke ontwikkeling te onderbouwen. Uitgangspunt is vervolgens dat, met het oog op een zorgvuldig ruimtegebruik, de nieuwe stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling daarentegen voorzien wordt buiten bestaand stedelijk gebied, dan moet dat eveneens worden gemotiveerd in de plantoelichting. Het is toegestaan om de motivering van de behoefte aan en de locatie van een nieuwe stedelijke ontwikkeling door te schuiven naar een eventueel uitwerkings- of wijzigingsplan.
Met dit bestemmingsplan wordt woningbouw mogelijk gemaakt (17 woningen verdwijnen, er komen er maximaal 33 terug. Nettoresultaat +16).
De regionale behoefte is afgestemd in het regionaal ruimtelijk overleg waaraan ook de provincie deelneemt. Hierbij is de afspraak gemaakt dat de gemeente Tilburg tot 2020 mag voorzien in een uitbreiding van 9100 woningen (kwantitatieve behoefte).De gemeente Tilburg maakt samen met zeven andere gemeenten deel uit van de regio Hart-van-Brabant. In deze regio maken de gemeenten jaarlijks in het "Regionaal Ruimtelijk Overleg" / RRO samen met de provincie Noord-Brabant afspraken over de kwantitatieve woningbouwopgave, dit voor een voortschrijdende tienjaarsperiode. Basis hiervoor vormt de periodiek door de provincie uitgebrachte bevolkings- en woningbehoefteprognose, waarvan de recentste dateert uit 2014.
In de planperiode 2014 t/m 2023 bedraagt de bouwopgave voor Tilburg ruim 9.600 woningen. Hiermee wordt voorzien in de natuurlijke aanwas en de huishoudenverdunning van de gemeente, plus in de migratie afkomstig uit de regio (en daarbuiten). Van dit aantal worden 730 woningen ingezet om de programmadoelen in een drietal buurgemeenten tot 2020 te kunnen verwezenlijken. Zeker tot 2025 behelst de gemeentelijke woningbouwopgave gemiddeld zo'n 1.000 woningen per jaar, dit gecorrigeerd voor circa 200 w/jr. sloop. De effectieve vraag –uitgeoefend door de woonconsument– ligt momenteel lager als gevolg van de crisis, in verband waarmee een gemeentelijke bouwprogramma van gemiddeld 850 woningen per jaar tot 2020 wordt aangehouden. De Tilburgse woningbouwplannen passen binnen de regionaal afgestemde bouwopgave, zo ook dit plan. Er is dus sprake van een regionale behoefte, welke wordt opgevangen binnen het bestaand stedelijk gebied. Hiermee is toepassing gegeven aan art. 3.1.6 Bro.
4.4.2 Woonvisie en Kwalitatief WoningBehoefteOnderzoek (KWBO)
Behalve de aantallen (de kwantitatieve opgave) is in toenemende mate de kwalitatieve samenstelling van het bouwprogramma van belang in het gemeentelijk woonbeleid. Het gemeentelijk woonbeleid volgt primair uit de vierjaarlijkse woonvisie. Hierin komen thema's en trends in het wonen aan de orde, worden actuele knelpunten geduid en worden de woonopgaven voor de komende jaren benoemd. In de Woonvisie Tilburg 2015 wordt, in navolging van de vorige, versterkt ingezet op de samenstelling en kwaliteit van de bestaande woningvoorraad. Daarnaast blijft de nieuwbouwopgave voor Tilburg nog steeds een belangrijk beleidsthema, gegeven de natuurlijke aanwas, gezinsverdunning en immigratie.
Centraal in de Woonvisie staat de gemeentelijke opgave te voorzien in een compleet en gevarieerd palet aan woonmilieus als basis voor een voldoende gedifferentieerd en aantrekkelijk woningaanbod, opdat zo veel mogelijk inwoners passend kunnen wonen. Passend in relatie tot maatschappelijke ontwikkelingen en trends (w.o. demografie, identiteit/beleving–keuzevrijheid, zelfredzaamheid & zorg, duurzaamheid én betaalbaarheid); dit geldt zowel de woning als de woonomgeving c.q. het woonmilieu.
Om meer aansluiting te vinden bij de huidige en toekomstige woonbehoeften c.q. klantvraag wordt gebruik gemaakt van een woonmilieutypologie. Deze typologie onderscheidt, naar analogie van die van de rijksoverheid, in de basis een vijftal woonmilieus, i.c. Centrum-Stedelijk, Stedelijk-buiten-centrum, Groen-Stedelijk, (Centrum-)Dorps en Landelijk, waarbij –ook in deze volgorde– sprake is van een afnemende woningdichtheid en nabijheid c.q. toegang tot voorzieningen, respectievelijk (OV-)bereikbaarheid. Deze indeling wordt waar nodig binnengemeentelijk verbijzonderd en/of verbonden met leefstijlkenmerken van bewoners.
Groenewoud geldt op grond van de woonvisie, binnen voornoemde indeling, als een stedelijk-buiten-centrum woonmilieu; afhankelijk van de locatie binnen het gebied vindt verdunning/vergroening of verdichting plaats. Vanuit de woonvisie ligt het accent op kwaliteitsverbetering van woningen én woonomgeving, alsmede meer differentiatie van het woningaanbod (o.m. via sloop en vervangende nieuwbouw). In het (deel)gebied Pater v.d. Elsenplein is hiermee, als onderdeel van de transformatieopgave, rekening gehouden. Uit het periodieke Kwalitatief WoningBehoefteOnderzoek/KWBO (elke vier jaar, meest recent 2012) blijkt onder meer dat van de verhuisgeneigde huishoudens meer dan 40% zich wederom oriënteert op wonen in dit gebied. (Huur)appartementen leveren een gewenste aanvulling op de al gerealiseerde woningdifferentiatie en voorzien in een concrete behoefte.
4.4.3 Woonkwaliteiten
Naast woonmilieudifferentiatie is meer variatie in het aanbod van nieuwbouwwoningen geboden. Enerzijds voortkomend uit de maatschappelijke ontwikkelingen als individualisering, ontgroening & vergrijzing, anderzijds vanuit de verander(en)de klantvraag, die steeds kwalitatiever van aard is, ook qua identiteit/beleving (leefstijl). Aspecten waarop gebiedsgericht sturing plaatsvindt zijn leefstijl/'woonwereld', het aandeel appartementen in bouwplannen, de beschikbaarheid van bouwkavels voor (collectief) particulier opdrachtgeverschap / eigenbouw, de hoeveelheid levensloopbestendige nieuwbouw (/ wonen-met-zorg) en het voldoen aan het Politiekeurmerk Veilig Wonen/PkVW.
Leefstijl/'woonwereld'
Daar waar het KWBO inzicht biedt in de zgn. 'harde' kenmerken (i.c. huishoudens- en woningkenmerken, verhuisplannen enz.), levert het leefstijlonderzoek van SmartAgent (2013) informatie over de drijfveren van mensen in het gedrag dat zij vertonen en de keuzes die zij maken, oftewel inzicht in de normen/waarden- en belevingsaspecten (de 'zachte' kant) van burgers op de woningmarkt. Beide onderzoeken vullen elkaar aan, vormen als het ware twee kanten van dezelfde medaille.
In samenhang bieden beide onderzoekrapportages aanknopingspunten voor doelgroep-segmentatie/-specialisatie, dit gerelateerd aan de zgn. 'woonwerelden'; 'woonwerelden' zijn product-markt(vraag)-combinaties, waarin locatie (woonmilieu), consument (leefstijl) en product (woningtype) samen komen. Zo kunnen omgevings-/locatiekenmerken en consumentenvraag optimaal op elkaar worden afgestemd in het te ontwikkelen woonproduct.
Inmiddels is er ook een Regio-WBO Hart-van-Brabant, uitgevoerd in 2014, waarin de onderzoekdata uit beide Tilburgse onderzoeken in samenhang zijn geïntegreerd.
Toetsingskader nieuwbouw-appartementen
De gemeente heeft vanwege het surplus aan plannen voor de bouw van appartementen besloten nadrukkelijker sturing te geven aan de nieuwbouw van appartementen in Tilburg door bouwplannen te prioriteren. Prioritering vindt plaats aan de hand van het in 2006 door de raad vastgestelde toetsingskader. Plannen worden getoetst aan het gewenste woonmilieu, de ruimtelijk-stedenbouwkundige inpassing, consumentgerichtheid en de vraag of het plan onderdeel uitmaakt van een voor de gemeente prioritaire gebiedsontwikkeling.
Het plan Pater v.d. Elsenplein voldoet aan de toetsingscriteria voor nieuwbouwappartementen.
Levensloopbestendig bouwen (/ wonen met zorg)
De huisvesting van zorgbehoevenden (m.n. ouderen en gehandicapten), gemengd met de overige bevolking, is een belangrijk aandachtspunt van het Tilburgse woonbeleid. Ter bevordering van hun zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie streeft de gemeente Tilburg er naar dat nieuwbouwwoningen zo veel mogelijk "levensloopbestendig" worden ontwikkeld, dan wel daartoe eenvoudig aanpasbaar zijn. Dat wil zeggen dat de "primaire ruimten", i.c. woonkamer, keuken, hoofdslaapkamer en badkamer/toilet, gelijkvloers (te maken) zijn op entreeniveau van de woning.
Daarenboven bestaat het streven dat er voldoende welzijns- en zorgdiensten in de nabijheid zijn, dan wel gerealiseerd worden. Hiertoe is het concept van de Servicewijken/woonservicezones ontwikkeld, waarbij woon-, welzijn- en zorgdiensten op gebiedsniveau optimaal op elkaar worden afgestemd. Bij nieuwe uitleglocaties dient invulling aan dit concept te worden geven.
In dit plan wordt aan de doelstelling van levensloopbestendige nieuwbouw invulling gegeven. Zie voor concrete ontwerphandreikingen de Werkwijzer Levensloopbestendigheid & toegankelijkheid 2.1.
Politiekeurmerk Veilig Wonen
Het Politiekeurmerk Veilig Wonen (PkVW) is een keurmerk dat afgegeven wordt voor woningen, complexen en buurten die voldoen aan een voorgeschreven pakket van eisen rond inbraak- en brandpreventie, sociale veiligheid en leefbaarheid. Het Politiekeurmerk Veilig Wonen bestaat eigenlijk uit twee keurmerken, namelijk een voor nieuwbouw en een voor bestaande bouw.
Als uitgangspunt voor alle nieuwbouwprojecten in Tilburg geldt dat het Politiekeurmerk dient te worden toegepast (i.c. certificering plaatsvindt), zowel op woningniveau, als ook op het niveau van de woonomgeving.
Het plan Pater v.d. Elsenplein zal aan het Politiekeurmerk voldoen.
4.5 Groen
4.5.1 Bomenbeleid Tilburg
Bomen staan steeds meer onder druk van de stad. De verwachting is dat in de loop van de tijd steeds meer bomen of zelfs complete bomenstructuren kunnen uitvallen als gevolg van deze stedelijke druk. Dit beeld is onwenselijk. Bomen dienen juist een toegevoegde waarde aan stedelijke ontwikkelingen te bieden. Om er niet te laat achter te komen dat er teveel bomen op cruciale plekken voor stedelijke ontwikkelingen zijn gesneuveld en om een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand te behouden is het noodzakelijk om belangrijke zaken rondom bomen goed te regelen en vast te leggen. Daarom zijn onderstaande documenten vastgesteld:
-
Bomenverordening 2017
-
Beoordelingscriteria houtopstanden
-
Nota 'overige houtopstanden'
-
Boomwaardezoneringskaart 2017
-
Gemeentelijke Lijst Monumentale Bomen
Deze documenten samen vormen het bomenbeleid van de gemeente Tilburg.
Bomenverordening
De Bomenverordening Tilburg 2017 biedt het particuliere en het gemeentelijke bomenbestand bescherming door middel van een velverbod met bijbehorende regels.
Boomwaarde zoneringskaart 2017 (BWZ-kaart)
Deze kaart doet uitspraken over de huidige openbare en particuliere houtopstanden binnen de gemeente Tilburg. Op de BWZ-kaart krijgen bomen een waarde toegekend; zones met houtopstanden met een eco-, hoofd-, neven of basiswaarde en daarnaast is er de Buiten-zone. Voor deze zones zijn criteria opgesteld o.a. met betrekking tot het verlenen van omgevingsvergunningen (bescherming tegen vellen), herplantplicht en straatbeeld.
Gemeentelijke Lijst Monumentale Bomen (GLMB)
Het hebben van een GLMB zorgt ervoor dat deze bomen voldoende juridische bescherming hebben via de Bomenverordening Tilburg 2007. Daarnaast krijgen deze bomen de hoogste prioriteit bij beheer en onderhoud.
Wet Natuurbescherming (buiten grens bebouwde kom)
In de gemeente Tilburg heeft de gemeenteraad de bebouwde kom ex artikel 4.1 Wet natuurbescherming (Wnb) vastgesteld. Voor bepaalde groepen houtopstanden die buiten deze komgrens staan, geldt op grond van de Wnb een verplichting. Bij velling in groepen houtopstanden met een grootte van meer dan 10 are of bij velling in een rij van meer dan 20 bomen, geldt een meldplicht aan Gedeputeerde Staten (GS) van de Provincie Noord-Brabant. Daarnaast geldt een herplantplicht. Het college van Gedeputeerde Staten kan een velverbod opleggen. Als er geveld gaat worden, dan is er op grond van de Wnb de eis, dat er ook weer een gelijk aantal houtopstanden terug wordt geplant. Bos dat wordt gekapt, moet worden herplant. Als dat niet op dezelfde plaats kan, dan zal hiervoor ontheffing aan GS moeten worden gevraagd en elders (compensatie op grond van de Wnb) moeten worden herplant. De houtopstanden waarop de Wet natuurbescherming van kracht is, liggen in de zogenaamde Buiten-zone. Daar kan daarnaast ook een gemeentelijk velverbod op grond van de Bomenverordening gelden. Beide regelingen kunnen dus naast elkaar van toepassing zijn.
Maatregelen in bestemmingsplan
De BWZ-kaart dient gebruikt te worden als basis bij alle nieuwbouw-, herontwikkelings- of herstructureringsplannen waar bestaande houtopstanden mee gemoeid zijn. In het bestemmingsplan wordt de BWZ-kaart aangeduid als Boomwaardekaart (bijlage bij de regels). Bomen met een eco- en hoofdwaarde en monumentale bomen zijn op deze bijlagekaart opgenomen. In de regels wordt verwezen naar deze kaart.
De juridisch-planologische bescherming bestaat uit een bouwverbod en een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen een straal van 15 meter uit het hart van de desbetreffende boom.
4.5.2 Nota Groen
De Nota Groen, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 april 2010, vormt de herziening van de Groenstructuurplannen uit 1992 en 1998. Tilburg wil zich in de toekomst blijven profileren als een groene stad waar het goed wonen en werken is. Tilburg moet in 2020 een stad zijn waar zowel haar inwoners, bezoekers als bedrijven een aantrekkelijk groene woon- en werkomgeving hebben en waar de recreatieve omgeving wordt ervaren als een kwaliteit van de gemeente. Tilburg streeft er dan ook naar een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur duurzaam te ontwikkelen en deze veilig te stellen binnen de stedelijke context. Om dit te bereiken wil het gemeentebestuur de Tilburgers letterlijk en figuurlijk dichter bij groen brengen. Op hoofdlijnen betekent dit:
-
Inzet op buitenstedelijke groengebieden en het groene netwerk;
-
Het tot zijn recht laten komen van de verschillende karakters van het groen (klassiek-, recreatief- en natuurlijk groen);
-
Het versterken en behouden van het natuurlijk groen.
In 2012 is het bijbehorende Uitvoeringsprogramma Groen en Biodiversiteit vastgesteld.
4.5.3 Nota biodiversiteit
Biodiversiteit omvat de totale verscheidenheid van alle levende planten en dieren op aarde. De biodiversiteit neemt wereldwijd af. Het doel van de nota is de biodiversiteit in de gemeente Tilburg te verhogen en beter te beschermen.
De visie is gericht op twee niveaus. Het eerste niveau is de flora & fauna, het tweede niveau is gericht op de
mensen. Voor de flora en fauna wordt ingestoken op drie strategieën, namelijk vergroten, verbinden en versterken. Voor de realisatie van duurzame habitatnetwerken zal vaak gekozen worden voor een combinatie van deze strategieën. In de eerste plaats is dat het vergroten van leefgebieden. In de tweede plaats kan een duurzaam netwerk ontstaan door gelijksoortige leefgebieden met elkaar te verbinden. Tenslotte kan ingezet worden op het verbeteren van de kwaliteit van leefgebieden.
Voor de mensen is natuurbeleving vooral ook van belang in de stad. Door middel van de groene lijnen en de groene gebieden in de stad, kunnen we dicht bij huis ook genieten van de natuur. Als de groene lijnen en groene gebieden helemaal op orde zijn kunnen de planten en dieren tot in de tuin of op het balkon waargenomen worden.
In de nota worden vijf verschillende landschapstypen onderscheiden (agrarisch landschap, beekdallandschap, heide- en boslandschap, landgoederenzone en stedelijk gebied). Per landschapstype wordt een algemene beschrijving gegeven met bijbehorende doelstellingen, maatregelen en knelpunten.
Doelstellingen nota biodiversiteit
-
De achteruitgang van de biodiversiteit stoppen vanaf 2010, voor het buitengebied én het bebouwde gebied.
In het voorjaar van 2010 is met een nulmeting bepaald aan de hand van de flora en faunagegevens die voor handen zijn. Hierna kan jaarlijks de verandering in de biodiversiteit worden bijgehouden.
-
Biodiversiteit 'tot aan de voordeur'.
Biodiversiteit verhogen in het openbaar gebied waardoor het letterlijk tot aan de voordeur/ de voortuin van de bewoners van Tilburg komt.
-
In 2020 zijn 50% van alle aangeplante bomen en struiken binnen de bebouwde kom ten gunste van de biodiversiteit.
Zo veel mogelijk gebruik maken van autochtoon plantmateriaal met een aanvulling van soorten die een bijdrage leveren aan biodiversiteit door middel van bv. nestgelegenheid, voedsel en/of schuilgelegenheid.
4.6 Detailhandel
Uitgangspunten
In de visie Detailhandel gemeente Tilburg (2013) is de volgende doelstelling voor de detailhandel geformuleerd:
Tilburg streeft naar een toekomstbestendige detailhandelsstructuur, gericht op kwaliteit en vitaliteit van detailhandelslocaties. Wij willen een antwoord geven op vragen uit de markt en vertalen consumentenbehoeften in maatregelen die nodig zijn om de detailhandelsstructuur attractief en vitaal te houden. Onze focus richt zich daarbij vooral op de bestaande structuur.
In deze visie worden kwaliteit en vitaliteit van de detailhandelsstructuur centraal gesteld. Bij een kwalitatief hoogwaardige structuur voorzien de winkelgebieden samen in een aantrekkelijk aanbod, zodat inwoners en bezoekers voor al hun aankopen en bezoekmotieven (recreatief winkelen, thematisch winkelen, boodschappen doen, doelgerichte aankopen) terecht kunnen in de stad. Een vitale winkelstructuur kenmerkt zich door toekomstbestendige en ook op termijn krachtige en levendige kern- en ontmoetingslocaties die bijdragen aan het behoud en versterken van de winkelstructuur. Zowel bij kwaliteit als vitaliteit zijn de behoeften van de consument leidend. Uitgangspunt blijft de focus op de bestaande concentraties, waarbij voor perifere locaties de in eerdere beleidsnota's gekozen en in bestemmingsplan vastgelegde branchering het uitgangspunt blijft.
Winkelen en boodschappen doen
Traditioneel kennen we verschillende lagen in de detailhandelsstructuur. Afdalend in omvang en attractiviteit van een functie van regio- tot buurtniveau. Deze gelaagdheid is zowel voor de concept structuurvisie 2040 van Tilburg als deze Detailhandelsvisie het uitgangspunt. Voor de Binnenstad staat gastvrijheid en kwaliteit centraal. Bij de wijkcentra staat de functie winkelen centraal terwijl voor de buurtwinkelcentra ontmoeten centraal staat. Voor de linten is de nadruk gelegd op boodschappen doen in combinatie met bezoek aan speciaalzaken, waarbij ook verdere menging van functies mogelijk is. Naast detailhandel zijn dat andere op consumentengerichte functies als kapsalons en adviseurs, maar ook zorgverleners.
Grootschalige en perifere detailhandelsvestigingen
Naast winkels met het accent op dagelijkse boodschappen of meer recreatief en vergelijkend winkelen zijn er ook verschillende, verspreid gelegen, locaties voor grootschalige en perifere detailhandelsvestigingen die meer doelgericht worden bezocht. Deze bieden ruimte aan detailhandel in de sfeer van bijvoorbeeld woninginrichting, bouwmarkten en tuincentra. Op deze locaties zijn uitsluitend detailhandelsactiviteiten toegestaan die vallen onder de hoofdbranches: sport/spel, tuincentrum (plant en dier), bruin- & witgoed, fiets & auto-accessoires, doe-het-zelf/bouwmarkten, wonen, auto/boot/caravan. Daarnaast mogen de winkels in deze centra producten verkopen uit andere hoofdbranches, mits ze verwant zijn aan de hoofdactiviteit van de betreffende winkel en deze ondergeschikt is. Winkels in de centra dienen een minimale omvang te hebben van 1.000 m2 v.v.o. winkelruimte. Daarvan mag met een beperkt aantal kleinere winkels afgeweken worden als dat voor de completering van een themacentrum nodig is.
De belangrijkste PDV-locaties zijn Vossenberg-Oost (doe-het-zelf/bouwmarkten, keukens, sanitair), Autoboulevard Kraaiven, Leypark/AaBé (woninginrichting, keukens, sanitair, doe-het-zelf/bouwmarkten, bruin- & witgoed, fiets & auto-accessoires), Bosscheweg (woninginrichting, keukens, sanitair, doe-het-zelf/bouwmarkten), en Leyendaal (doe-het-zelf/bouwmarkten, woninginrichting, keukens, sanitair). Voorgenomen locaties zijn De Groene Kamer (tuincentrum en beperkt sport) en Zwaluwenbunders (doe-het-zelf/bouwmarkten en tuincentra (plant en dier), bedoeld voor verplaatsers)
Nieuwe ontwikkelingen
Trends, ontwikkelingen, consumentengedrag en de behoefte van retailers krijgen een prominente plek in de Tilburgse detailhandelsstructuur. Met dat in het achterhoofd stimuleren we het behoud van kansrijke gebieden, kijken we kritisch naar de ontwikkelrichting van kwetsbare gebieden en willen we zo komen tot een goede kwalitatieve en kwantitatieve spreiding van het aanbod over de stad. De blik is vooral gericht op de bestaande winkelgebieden. Als we de huidige markt willen volgen zullen we incidenteel zeker ook ruimte moeten kunnen bieden aan ontwikkelingen buiten de bestaande locaties. Onze doelstelling is daarmee de kwaliteit en vitaliteit van de bestaande structuur te versterken en te voldoen aan de wens van de consument.
Op trafficlocaties (zoals stations, bedrijventerreinen, ziekenhuizen of andere drukbezochte locaties waar veel mensen om andere redenen dan winkelen komen) blijft een beperkte mogelijkheid voor detailhandel aanwezig. In bijzondere gevallen kan de gemeente detailhandel buiten winkelcentra toestaan, bijvoorbeeld waar het gaat om beperkte detailhandelsactiviteiten betrekking hebbende op en ondergeschikt aan een sportinstelling zoals bij een ijsbaan of (voetbal)stadion.
Waar mogelijk worden afhaalpunten (van internetwinkels) gefaciliteerd binnen de bestaande structuur, daarbij wordt als uitgangspunt genomen dat bedrijventerreinen geen logische vestigingsplaats zijn voor internetwinkels.
Ruimtelijke vertaling of relatie met voorgenomen ontwikkeling
Het Pater van den Elsenplein is een buurtcentrum in de bestaande structuur. De belangrijkste trekker van het centrum, de supermarkt, wordt verplaatst van een locatie in het midden van het plein naar een positie aan de westzijde. Door de supermarkt en de winkels in een blok te situeren wordt het buurtcentrum compacter waardoor het functioneren zal verbeteren. Het verbeteren van de inrichting van het plein zal voor zowel deze winkels als de aan de zuidzijde gelegen winkels ook het parkeren en de uitstraling verbeteren.
Zorgvuldig ruimtegebruik (ladder voor duurzame verstedelijking)
Op grond van art. 3.1.6 Bro zijn provincies en gemeenten verplicht om in de toelichting van een ruimtelijk plan aandacht te besteden aan het aspect 'duurzame verstedelijking', wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. Artikel 1.1.1 Bro definieert het begrip 'stedelijke ontwikkeling' als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.Overheden dienen op grond van art. 3.1.6 Bro nieuwe stedelijke ontwikkelingen te motiveren. In de eerste plaats geschiedt dat door de behoefte aan de desbetreffende stedelijke ontwikkeling te onderbouwen. Uitgangspunt is vervolgens dat, met het oog op een zorgvuldig ruimtegebruik, de nieuwe stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling daarentegen voorzien wordt buiten bestaand stedelijk gebied, dan moet dat eveneens worden gemotiveerd in de plantoelichting. Het is toegestaan om de motivering van de behoefte aan en de locatie van een nieuwe stedelijke ontwikkeling door te schuiven naar een eventueel uitwerkings- of wijzigingsplan.
Wat detailhandel betreft is er feitelijk geen sprake van een nieuwe ontwikkeling. Er is slechts sprake van een verplaatsing van een bestaande supermarkt naar een andere locatie op hetzelfde plein. Het aantal vierkante meters detailhandelsfunctie blijft de facto gelijk. Een bestaande behoefte wordt verplaatst binnen bestaand stedelijk gebied.
4.7 Verkeer En Parkeren
4.7.1 Mobiliteitsaanpak Tilburg
De 'Mobiliteitsaanpak Tilburg, Samen op weg naar 2040' schetst een toekomst waarin slim en duurzaam vervoer centraal staat. Dat betekent: nieuwe technologieën toepassen, maar ook de gebruiker centraal stellen. Niet als doel op zich, maar om bij te dragen aan een leefbare stad. Daarnaast zetten we in op duurzaamheid: we houden nadrukkelijk rekening met toekomstige generaties.
Onze gemeentelijke mobiliteitsaanpak is het vervolg op het Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (TVVP). Dat ging vooral over verkeersstromen en vervoermiddelen. In onze nieuwe werkwijze vormt de mens het uitgangspunt: wat hebben onze inwoners, bezoekers en bedrijven nodig om van A naar B te komen? Met onze aanpak willen we meer dan alleen verkeersstromen in goede banen leiden. We willen de kwaliteit van leven in de stad behouden en verbeteren.
Mobiliteitsagenda 013
De hoofdlijnen uit de mobiliteitsaanpak zijn nu uitgewerkt in een agenda met concrete maatregelen en opgaven voor de korte, middellange en lange termijn. In een aantal Tilburgse proeftuinen wordt samen met onderwijs, bedrijfsleven en uiteraard de gebruikers gewerkt aan innovaties op het gebied van slimme mobiliteit. Deze MobiliteitsAgenda013 wordt jaarlijks geactualiseerd in september.
4.7.2 Hoofdlijnennotitie Parkeren 2016
Het gemeentelijk parkeerbeleid is vastgelegd in de Hoofdlijnennotitie Parkeren. Deze is april 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. Wij richten ons als stad op gastvrijheid voor de bezoeker, een betere leefkwaliteit voor bewoners en economische vitaliteit van de binnenstad. Wij willen de beschikbare parkeercapaciteit optimaal benutten. Daar hoort bij dat wij parkeerders op de juiste plek faciliteren, ook voor specifieke voorzieningen zoals deelauto’s, elektrische auto’s en andere doelgroepen. Het beter benutten van bestaande parkeercapaciteit van garages en terreinen leidt tot minder zoekverkeer en blik in de woonstraten en biedt kansen voor versterking van ruimtelijke kwaliteit en nieuw groen. De vastgestelde kaders voor het parkeervraagstuk bij bouwontwikkelingen zijn:
-
Voor het inschatten van de parkeerbehoefte bij nieuwe ontwikkelingen de CROW-richtlijn te hanteren;
-
In de toepassing van parkeernormen meer vrijstellingen te hanteren, zonder daarbij de (directe) omgeving van de ontwikkeling te belasten met (toekomstige) parkeeroverlast;
-
Het PPS-gebied in de Spoorzone aan te wijzen als een gebiedsontwikkeling die in zijn eigen parkeerbehoefte moet voorzien, waarbij alleen op (tijdelijke) piekmomenten de parkeercapaciteit in de directe omgeving een uitwijkmogelijkheid is, met name voor bezoekers;
-
Het basisprincipe te blijven hanteren dat een nieuwe ontwikkeling de parkeerbehoefte op eigen terrein oplost, maar wel de mogelijkheid te bieden af te wijken van deze verplichting zolang daar met voldoende zekerheid geen parkeeroverlast voor de omgeving uit volgt;
-
Indien wordt afgeweken van het basisprincipe daarvoor het instrument van een afkoopregeling in te zetten, waarmee de afkoopsom de gemeente de gelegenheid geeft om zo nodig maatregelen te treffen om (toekomstige) parkeeroverlast in de omgeving te voorkomen.
4.7.3 nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'
In de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017' zijn de parkeernormen en berekeningsmethode vastgelegd.
Bij het hanteren van de parkeernormen wordt uitgegaan van een minimaal te realiseren aantal parkeerplaatsen. Deze parkeereis dient bij een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning vereist is, minimaal te worden gerealiseerd. De hoofdfunctie is bepalend voor de toe te passen parkeernorm. Het CROW kent voor een range aan functies een parkeernorm. Om de parkeernormen overzichtelijk te houden, is ervoor gekozen om de belangrijkste functies die in gemeente voor komen, op te nemen.
Bij de berekening van de parkeerbehoefte wordt rekening gehouden met zaken als dubbelgebruik, regeling 'oud voor nieuw', rekenregels parkeervoorzieningen bij woningen en het beïnvloeden van de parkeerbehoefte door maatregelen als regulering en mobiliteitsplannen bij bedrijven.
Voor kleine bouwontwikkelingen wordt geen parkeereis gesteld. Kleine ontwikkelingen (ontwikkelingen met een (toename van de) parkeerbehoefte van maximaal 3 parkeerplaatsen) hebben in de regel een marginaal effect op een toename van de parkeerdruk in de omgeving. Dit geldt ongeacht de locatie van de ontwikkeling.
4.7.4 Verkeersaspecten Pater van den Elsenplein
Ligging:
Het plangebied ligt in het Zuiden van Tilburg tussen de Ringbaan Zuid en de A58 in de Wijk Groenewoud. Het word begrenst door het Pater van den Elsenplein, de Landbouwstraat, de Brasemstraat en de Visserijstraat. Het plangebied ligt binnen de bebouwde kom.
Functies:
Het Pater van den Elsenplein, de Landbouwstraat en de Visserijstraat zijn erftoegangswegen, de Brasemstraat is een woonerf. Over de Visserijstraat en het Pater van den Elsenplein (ten oosten van de Visserijstraat) loopt een busroute. Het Pater van den Elsenplein is onderdeel van een secundaire fietsroute.
Inrichting:
Het Pater van den Elsenplein, de Landbouwstraat en de Visserijstraat zijn erftoegangswegen met een snelheidsregiem van 30 km/h. Het Pater van den Elsenplein is voorzien van fietsstroken. De Brasemstraat is ingericht als een woonerf waar je stapvoets mag rijden. Het plein zelf is deels voetgangersgebied en deels parkeerterrein.
Parkeren:
Nieuwe ontwikkelingen in dit gebied moeten voldoen aan de - op dat moment - geldende parkeernormen. Afwijkingen daarvan kunnen door het college worden geaccordeerd. De parkeernormen zijn als bijlage bij de regels van dit plan gevoegd. De parkeerbehoefte die verbonden is aan dit plan wordt opgevangen op het (nieuwe) plein.
Overig:
De nieuwe supermarkt en de bovengelegen woonbebouwing zijn geprojecteerd op de Landbouwstraat. Deze wordt voor autoverkeer afgesloten ter plaatse van de nieuwe bebouwing, verkeer wordt de Brasemstraat op geleid. Voor voetgangers komt er een doorsteek naar het plein.
Hoofdstuk 5 Milieuaspecten
5.1 Inleiding
Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.
5.2 Milieuhinder Bedrijven
Bij het beoordelen van de (binnen het plangebied of elders gelegen) bedrijven welke invloed hebben op het plangebied, is gebruik gemaakt de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. De VNG brochure is een richtlijn en vormt geen wettelijk kader. Er is voor deze richtlijn gekozen omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf. Deze richtafstanden gelden vanaf de perceelsgrens (of de opslagvoorziening of installatie) tot aan de gevel van woningen in een ´rustige woonwijk´. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen et cetera is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden.
Het betreft een wijziging in een overwegend woonomgeving. Op de nieuwe supermarkt worden ook woningen mogelijk gemaakt. Omdat niet voldaan wordt aan het richtafstand van 10 meter is een akoestisch rapport uitgevoerd. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 5.4.3 Industrielawaai.
5.3 Externe Veiligheid
5.3.1 Inleiding
Externe veiligheid beschrijft de risico's die kunnen ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit heeft betrekking op inrichtingen (bedrijven), transportroutes en buisleidingen. Omdat de gevolgen bij een calamiteit groot kunnen zijn, is in wetgeving bepaald wanneer risico's verantwoord moeten worden. Deze zogenoemde verantwoordingsplicht betekent dat in ruimtelijke procedure de keuzes moeten worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag.
Hierbij geeft het bevoegd gezag aan in te stemmen met de risico's en de betreffende situatie aanvaardbaar te vinden.
De volgende besluiten zijn van belang bij ruimtelijke procedures:
-
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
-
Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt);
-
Besluit externe veiligheid buisleidingen(Bevb).
Daarnaast heeft de gemeente Tilburg een beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld met de titel "Veilig en verantwoord ontwikkelen".
5.3.2 Verantwoordingsplicht
Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet worden beschreven of een ontwikkeling ligt in het invloeds- gebied van een risicobron. Per risicobron (transportas, buisleiding of inrichting) is in een besluit vastgelegd wanneer de verantwoordingsplicht moet worden ingevuld en is de inhoud van de verantwoording bepaald.
In de bijlage Inventarisatie van risicobronnen en verantwoording Pater van den Elsenplein zijn de risicobronnen die relevant zijn (binnen het invloedsgebied liggen) geïnventariseerd. Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied enkel ligt in het invloedsgebied van de rijksweg A58 en het spoortraject Breda - Tilburg - Vught. De verantwoordingsplicht is hiervoor ingevuld en maakt deel uit van de bijlage risico-inventarisatie Pater van den Elsenplein.
5.3.3 Beleidsvisie externe veiligheid
In de beleidsvisie externe veiligheid wordt het plangebied Pater van den Elsenplein aangemerkt als een luw gebied. Binnen een luw gebied gelden de volgende voorwaarden:
-
Kwetsbare objecten zijn overal mogelijk;
-
Geschikt voor bijzonder kwetsbare functies/objecten;
-
Bestaande risicovolle inrichtingen en kwetsbare objecten zijn onder voorwaarden mogelijk;
-
Bevi-inrichtingen zijn niet mogelijk;
-
Beheersbaarheid gericht op effecten van mogelijke calamiteiten op orde.
Aan bovengenoemde randvoorwaarden wordt voldaan. De ruimtelijke ontwikkeling is niet strijdig met het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid.
5.3.4 Conclusies en restrisico
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de rijksweg A58 en de spoorlijn Breda -Tilburg- Vught. Personen in het plangebied worden aan een externe veiligheidsrisico blootgesteld, ook na maatregelen. Vanwege de ligging van het bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van deze twee risicobronnen is de verantwoordingsplicht ingevuld. Bij het opstellen van de verantwoording is gebruik gemaakt van het standaard advies van de brandweer Midden- en West-Brabant. Dit advies is als bijlage bij de toelichting gevoegd.
Uit het bovenstaande worden de volgende relevante conclusies getrokken:
-
Vanwege de afstand van het plangebied tot de risicobronnen zal met de voorgenomen ontwikkelingen geen toename van het groepsrisico plaatsvinden.
-
De bereikbaarheid van het plangebied is goed.
-
Goede communicatie kan een bijdrage leveren aan de zelfredzaamheid van personen. In Tilburg vindt communicatie plaats via de Risicokaart en de risicocommunicatie-campagne Denk Vooruit.
-
Het plangebied ligt in het dekkingsgebied van de WAS-installatie (Waarschuwings -en alarmeringssysteem). Dit biedt de mogelijkheid om de bewoners tijdig te waarschuwen.
-
De bewoners kunnen het plangebied goed ontvluchten.
-
Bij een incident met een toxische wolk is binnen schuilen vaak de beste oplossing. In dit plangebied is echter sprake herontwikkeling en nieuwbouw bestaande bouw, waar vaak geen aanvullende maatregelen zijn getroffen om mogelijke indringing van toxisch gas te verminderen. Hierdoor is langdurig verblijf binnen bij een toxische wolk niet altijd mogelijk.
De brandweer voldoet aan de opkomsttijd conform het dekkings- en spreidingsplan. Het bevoegd gezag accepteert de externe veiligheidsrisico's en neemt de verantwoording voor het groepsrisico.
5.3.5 Vuurwerk
Binnen het bestemmingsplan zijn geen bestaande verkooppunten en opslagen van consumentenvuurwerk en opslagen van professioneel vuurwerk aanwezig. Burgemeester en wethouders kunnen voor nieuw te vestigen verkoopruimten en opslagen van consumentenvuurwerk en ten behoeve van het uitbreiden, verbouwen en/of verplaatsen van bestaande (buffer)bewaarplaatsen onder voorwaarden ontheffing verlenen van het bestemmingsplan. Bij nieuwvestiging van vuurwerkverkooppunten en/of opslag van consumentenvuurwerk wordt te allen tijde als voorwaarde opgenomen dat de veiligheidscontour zoals opgenomen in het Vuurwerkbesluit op het eigen perceel gesitueerd dient te zijn tenzij de veiligheidscontour zich uitstrekt over openbaar gebied en hierbij geen sprake is van kwetsbare en/of geprojecteerde kwetsbare objecten. Op basis van de veiligheidsafstanden in het Vuurwerkbesluit (Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002), houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk) is het niet mogelijk om professioneel vuurwerk op te slaan (en te bewerken) in Tilburg. Er wordt daarom geen medewerking verleend aan nieuwvestiging van vuurwerkbedrijven van professioneel vuurwerk.
5.3.6 Evenementen
Met betrekking tot externe veiligheid kan worden aangegeven dat de personendichtheid tijdens een evenement ter plaatse sterk wordt verhoogd. Echter, daar deze evenementen niet op structurele basis plaatsvinden, zal dit geen invloed hebben op het groepsrisico. Immers, de kans op een ongeval blijft gelijk en het aantal aanwezige personen binnen het invloedsgebied van een gevaarlijke stof zal op jaarbasis niet significant verhogen door incidentele evenementen.
5.4 Geluid
Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidsbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidshinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.
5.4.1 Wegverkeerslawaai
Het plan voorziet in de herinrichting van het Pater van de Elsenplein, de verplaatsing van de supermarkt, het realiseren van 33 appartementen en de sloop van 16 bestaande woningen.
De nieuwe woningen worden gerealiseerd binnen wegen zoals bedoeld in hoofdstuk VI van de Wgh.
Dit betreft de Berglandweg en de Broekhovenseweg. Voor nieuwe woningen geldt volgens de Wet geluidhinder een voorkeurgrenswaarde van 48 dB. Voor de oprichting van de nieuwe woningen is een
akoestisch onderzoek uitgevoerd (Anteagroup d.d. 30 november 2015, projectnummer 0406092.00, revisie 00) en heeft een toetsing aan de normen van de Wgh plaatsgevonden. Uit de rekenresultaten blijkt dat de voorkeurgrenswaarde van 48 dB t.g.v. beide gezoneerde wegen niet wordt overschreden. Er is geen nader onderzoek nodig naar maatregelen en er hoeven geen hogere waarden voor wegverkeerslawaai worden vastgesteld.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt opgemerkt dat het Pater van den Elsenplein (30 km/uur weg) maatgevend is voor de optredende geluidbelasting. De geluidbelasting op de maatgevende oostgevel (de noordgevel wordt doof uitgevoerd) van de nieuwe appartementen bedraagt maximaal 52 dB. Deze geluidbelasting wordt aanvaardbaar geacht voor een stedelijke omgeving.
5.4.2 Railverkeerslawaai
Het plan is gelegen buiten het aandachtsgebied zoals aangegeven in artikel 1.4a lid 1 van het Besluit geluidhinder. Dit betekent dat er geen akoestisch onderzoek hoeft plaats te vinden naar de optredende geluidsbelasting t.g.v. het spoor en dat toetsing aan de normen van de Wet geluidhinder/Besluit geluidhinder niet noodzakelijk is.
5.4.3 Industrielawaai
In het plangebied is de vestiging uitgesloten van bedrijven die vallen onder Onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht. Hoofdstuk V "Zones rond industrieterreinen" van de Wet geluidhinder is hierdoor niet van toepassing.
Omdat de nieuwe woningen binnen de richtafstand van 10 meter van de nieuwe supermarkt gerealiseerd worden, is akoestisch onderzoek uitgevoerd. De geluidbelasting is berekend op basis van de Handleiding meten en rekenen industrielawaai en getoetst aan de geluidrichtlijnen uit de VNG-brochure (i.k.v. de beoordeling van het woon- en leefklimaat/goede ruimtelijke ordening) en de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit milieubeheer die op de nieuwe supermarkt van toepassing zijn. Voor de uitgangspunten en rekenresultaten wordt verwezen naar het akoestisch rapport opgesteld door Anteagroup, projectnummer 0406092.00, revisie 01, 8 maart 2016.
In het kader van de beschouwing van een goede ruimtelijke ordening wordt op basis van de VNG-brochure geadviseerd het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau te toetsen aan een richtwaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde, 70 dB(A) etmaalwaarde voor maximale piekgeluiden en 50 dB(A) ten gevolge van de verkeersaantrekkende werking (indirecte hinder). Uit het akoestisch rapport blijkt:
-
dat voldaan kan worden aan de voorkeurgrenswaarde van 50 dB(A) voor de indirecte hinder;
-
dat voldaan kan worden aan de grenswaarden van het Activiteitenbesluit milieubeheer en de richtwaarden van de VNG brochure in de dag- en de avondperiode. Dit betekent dat er sprake is aanvaardbaar woon- en leefklimaat en derhalve een goede ruimtelijke ordening. Hierbij is rekening gehouden dat de noordgevel van de nieuwe bovenwoningen (dit is de gevel gesitueerd aan het Pater van den Elsenplein) doof wordt uitgevoerd in de zin van de Wet geluidhinder, het laden en lossen in de dagperiode (periode tussen 07.00-19.00 uur) plaatsvindt ter hoogte van de noordgevel van de nieuwe appartementen en stille winkelwagens ongeacht de ondergrond (klinkers/tegelverharding/asfalt) worden toegepast. Onder een dove gevel wordt verstaan een gevel waarin geen te openen delen aanwezig zijn en de geluidwering voldoende is om een binnenwaarde van 35 dB(A) te waarborgen. Door de noordgevel van de nieuwe appartementen doof uit te voeren komen de toetspunten 001 en 002 zoals opgenomen in het akoestisch rapport te vervallen en hoeft de berekende geluidbelasting voor deze punten niet getoetst te worden. In de planverbeelding respectievelijk de planregels is de toepassing van de dove gevel opgenomen. Tevens is in de planregels opgenomen dat laden en lossen enkel in de dagperiode mag plaatsvinden. Het toepassen van stille winkelwagens wordt gezien als een gangbare BBT maatregel die in alle redelijkheid van de drijver van de inrichting verwacht mag worden.
5.4.4 Luchtvaartlawaai
Als gevolg van de nabijheid van het militaire vliegveld Gilze-Rijen gelden in delen van Tilburg geluidzones (de zogenaamde Ke-zones). Deze zones liggen niet over het plangebied.
5.5 Lucht
Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan, dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden.
De effecten ten gevolge van de herinrichting zijn onderzocht. Hiervoor wordt verwezen naar de door Anteagroup opgestelde notitie d.d. 26 november 2015 met projectnummer 4060892. Uit de notitie blijkt dat voldaan kan worden aan de grenswaarden zoals opgenomen in bijlage 2 van de Wet milieubeheer.
Daarnaast zijn er geen luchtgevoelige bestemmingen zoals bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen), aanwezig. Vanuit de Wet milieubeheer, titel 5.2 luchtkwaliteitseisen, bestaat dan ook geen bezwaar tegen dit plan.
5.6 Geur
5.6.1 Industriële geur
In en om het plangebied is geen zware industrie toegestaan. Hier zal dus ook geen sprake zijn van industriële geurhinder.
5.6.2 Agrarische geur
In en om het plangebied zijn geen agrarische bedrijven toegestaan. Hier zal dus ook geen sprake zijn van agrarische geurhinder.
5.7 Bodem
In het verleden zijn diverse kleine percelen binnen het gebied onderzocht in verband met verkoop. Deze onderzoeken zijn uitgevoerd in 2008 door het ingenieursbureau Tauw. Uit de resultaten van deze diverse onderzoeken is af te leiden dat het gehele gebied vermoedelijk licht tot matig is verontreinigd met zware metalen in zowel de bovengrond als de ondergrond. Naast de aangetroffen verhoogde zware metalen wordt er in lichte mate ook PAK en olie aangetroffen in de bovengrond.
Het grondwater is tevens licht verontreinigd met de genoemde zware metalen, maar ook met naftaleen, tetrachlooretheen en dichloorbenzeen. Destijds gaven de aangetroffen waardes geen aanleiding voor nader onderzoek. Op locatie is veel puin aangetroffen in de bodem.
In diverse delen van Noord-Brabant worden verhoogde gehalten aan zware metalen gemeten zonder dat daarvoor een duidelijke bron en oorzaak is aan te wijzen. De oorzaak ligt in dit soort gevallen meestal in een combinatie van factoren, waar bij de aanwezigheid van kalkarme zandgronden, verschillende vormen van antropogene belasting, zoals het jarenlang gebruik van meststoffen, bodemverbeterende middelen en bestrijdingsmiddelen en zure depositie een rol spelen. In sommige gevallen betreft het van nature aanwezige componenten. Het voorkomen van deze levert vaak een heel heterogeen beeld op. Hierdoor spreekt men van een lokaal verhoogde achtergrondconcentratie.
De licht verhoogde waardes aan PAK zijn mogelijk te relateren aan de aanwezige puinverontreiniging in de bodem.
Dempingen
Voor zover bekend liggen er geen dempingen op de locatie.
Aanbeveling
Voor nieuwbouw op locatie is het noodzakelijk dat er een verkennend bodemonderzoek wordt uitgevoerd volgens de NEN 5740. Een dergelijk onderzoek dient maximaal 5 jaar oud te zijn en te zijn opgesteld door een erkend adviesbureau.
5.8 Natuur En Ecologie
Natuur
Inleiding
Vanuit de huidige natuurwetgeving moet bij ruimtelijke ingrepen inzichtelijk zijn of er sprake is van beschermde natuurwaarden in het plangebied en in de beïnvloedingszone. Het gaat daarbij om beschermde natuurgebieden (Natuurbeschermingswet 1998 en het beschermingsregime van het Natuurnetwerk Nederland) en beschermde soorten (Flora- en faunawet).
Hieronder volgt een korte toelichting op het beleid voor gebiedsbescherming en soortenbescherming. Per beleidskader is een analyse van het plangebied en een conclusie vermeld.
Natura 2000
Het wettelijke toetsingskader van de gebiedsbescherming is verankerd in de Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet 1998), die op 1 oktober 2005 in werking is getreden. Internationale verplichtingen uit de Vogelrichtlijn en in de toekomst de Habitatrichtlijn zijn hiermee in de nationale regelgeving verankerd. Voor de habitatrichtlijngebieden geldt echter dat de overheid bij vergunningverlening de habitattoets dient uit te voeren conform de EU-HRL (Habitatrichtlijn), zolang het gebied nog niet formeel is aangewezen door het Ministerie van EZ. Op dit moment vallen de habitatrichtlijngebieden op grond van jurisprudentie nog onder de rechtstreekse werking van de Habitatrichtlijn. De VRL (Vogelrichtlijn) gebieden zijn in 2000/2003 wel formeel aangewezen en vallen derhalve onder de NB-wet 1998.
Om schade aan natuurwaarden waarvoor de zogenoemde Natura 2000-gebieden zijn aangewezen, te voorkómen, bepaalt de NB-wet 1998 dat projecten en andere handelingen die de kwaliteit van de habitats kunnen verslechteren of die een verstorend effect kunnen hebben op de soorten, niet mogen plaatsvinden zonder vergunning (artikel 19d, eerste lid). Ook plannen moeten getoetst worden op hun gevolgen voor de Natura 2000-gebieden (artikel 19j). Hiertoe dient de zogenaamde habitattoets.
In de oriëntatiefase wordt bepaald hoe de verdere procedure dient te worden doorlopen; dit is afhankelijk van de informatie over de mogelijke aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied. De hoofdvraag is of er een kans op een significant negatief effect bestaat.
Er zijn drie mogelijkheden:
Er is zeker geen negatief effect. Er is dan geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig.
Er is wel een mogelijk negatief effect, maar dit is zeker geen significant negatief effect. De verslechterings- en verstoringstoets moet worden doorlopen.
Er is een kans op een significant negatief effect. Een passende beoordeling is vereist.
Analyse plangebied
Het plangebied ligt op ruime afstand van Natura 2000-gebieden. Omliggende Natura 2000-gebieden zijn: de Regte Heide & Riels Laag, Kampina & Oisterwijkse Vennen en Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen. De Kampina & Oisterwijkse Vennen liggen het dichtstbij: ruim 3,3 kilometer ten oosten van het plangebied. Dit Natura 2000-gebied heeft een doelstelling voor 13 habitatttypen, 4 habitatsoorten, 2 broedvogelsoorten en 1 niet-broedvogelsoort. Kampina en de naastgelegen Oisterwijkse vennen en bossen vormen samen een voorbeeld van het licht glooiende Brabants dekzandlandschap, met U-vormige paraboolduinen, met bossen, vennen, heide en overgangen naar schraalgraslanden in beekdalen. Kampina is een restant van het halfnatuurlijke Kempense heidelandschap, met droge en vochtige heidevegetaties, akkertjes, een meanderend riviertje, voedselarme vennen en blauwgraslanden. In de oeverzones van de vennen komt nog hoogveenvorming voor, in het zuiden liggen dopheidevelden. In het stroomdal van de vrij blauwgraslanden. De vennen in het gebied zijn vaak langgerekt in zuidwest-noordoostelijke richting, de dominerende windrichting van de laatste ijstijd, toen dit landschap grotendeels werd gevormd. Vennen die in het gebied aanwezig zijn betreffen doorstroomvennen (o.a. de Centrale Vennen in de Oisterwijkse Bossen), geïsoleerde zure vennen, en vennen in beekdalflanken die (van oorsprong) onder invloed staan van inundatie met beekwater. De vennen in de Oisterwijkse bossen zijn merendeels ontstaan als uitgestoven laagten in een stuifzandlandschap, waar veentjes in ontstonden. Door vervening is hierin sinds de Middeleeuwen weer open water ontstaan. (Bron: Ministerie van Economische Zaken).
Conclusie
De gewenste ontwikkelingen In het plangebied zullen geen negatief effect hebben op Natura 2000-gebieden. De tussenliggende afstand is hiervoor te groot. En de storende factoren door de ontwikkelingen zijn dusdanig van aard zijn dat geen negatieve effecten op dit Natura 2000-gebied zijn te verwachten.
Natuurnetwerk Nederland
In de Verordening ruimte Noord-Brabant is het Natuurnetwerk Nederland (ook bekend als Ecologische Hoofdstructuur) begrensd. Het Natuurnetwerk Nederland is een robuust netwerk van bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuurgebieden, verbindingszones en beheersgebieden. De provincie heeft in 2009 het Natuurbeheerplan vastgelegd, dat bestaat uit twee kaarten, respectievelijk de ambitie- en de beheertypenkaart. De beheertypenkaart laat de huidige situatie zien en de ambitiekaart geeft de gewenste situatie weer. Het Natuurbeheerplan vormt de basis voor subsidies met betrekking tot beheer en inrichting. In het nieuwe beleid van de provincie met betrekking tot het Natuurnetwerk Nederland is nog duidelijker als voorheen de lijn gevolgd van een aaneengesloten ecologische structuur. Kleine(re) bosgebieden die buiten deze structuur liggen en ook niet voldoen aan specifieke natuurwaarden, behoren niet tot het Natuurnetwerk Nederland.
Het hoofddoel van het ruimtelijk beleid voor het Natuurnetwerk Nederland is het bijdragen aan een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurlijke landschappen door bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige bijzondere waarden en kenmerken.
Indien de natuur- en landschapswaarden van het Natuurnetwerk Nederland worden aangetast, dienen mitigerende maatregelen te worden getroffen waarmee de schade zoveel mogelijk wordt beperkt. Per saldo zal op planniveau of gebiedsniveau geen verlies mogen optreden van areaal, kwaliteit en samenhang. Indien er wel schade wordt veroorzaakt, dan dient natuurcompensatie plaats te vinden.
Analyse plangebied
In het plangebied komen geen terreinen voor die begrensd zijn als Natuurnetwerk Nederland. Het dichtstbijzijnde Natuurnetwerk Nederland is zuiden gelegen op ca. 480m afstand van het plangebied. Dit perceel heeft het beheertype N03.01 Beek en Bron (Nieuwe Leij).
Conclusie
De gewenste ontwikkelingen in het plangebied zullen geen (significante) negatieve effecten hebben op de Natuurnetwerk Nederland in de omgeving. Het plangebied ligt niet in het Natuurnetwerk Nederland en de ontwikkelingen zijn dusdanig van aard dat dit geen negatieve gevolgen zal hebben voor de kwaliteit en kwantiteit van het dichtstbijzijnde Natuurnetwerk Nederland.
Groenblauwe mantel
De groenblauwe mantel vormt het gebied tussen het kerngebied groenblauw en het agrarisch gebied, alsook het stedelijk gebied. Het kerngebied groenblauw wordt ommanteld om kernen te versterken en te verbinden. De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit multifunctioneel landelijk gebied met grondgebonden landbouw. Binnen de groenblauwe mantel zijn ook de zogenaamde beheersgebieden van de Natuurnetwerk Nederland opgenomen. Het beleid binnen de groenblauwe mantel is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. Voor de natuur betekent dit vooral versterking van de leefgebieden voor plant- en diersoorten en de bevordering van de biodiversiteit buiten het Natuurnetwerk Nederland. Vanuit de watercomponent wordt vooral ingezet op het kwantitatief en kwalitatief herstel van kwelstromen, zoals het wijstverschijnsel op de Peelrandbreuk in Oost Brabant, in de beekdalen en op de overgangen van zand/veen naar klei in de zogenaamde Naad van Brabant. De groenblauwe mantel geeft naast de ontwikkeling van een robuust en veerkrachtig water- en natuursysteem ook ruimte voor de ontwikkeling van gebruiksfuncties, zoals landbouw en recreatie, mits deze bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap: de “ja-mitsbenadering”. De groenblauwe mantel biedt echter geen ruimte voor stedelijke ontwikkeling of de ontwikkeling van nieuwe (kapitaal)intensieve vormen van recreatie en landbouw.
Analyse plangebied
In het plangebied komen geen terreinen voor die begrensd zijn als Groenblauwe mantel. De dichtstbijzijnde Groenblauwe mantel is ten zuiden van het plangebied gelegen op ruim 480m. afstand (Lage Wal).
Conclusie
De gewenste ontwikkelingen in het plangebied zullen geen (significante) negatieve effecten hebben op de Groenblauwe mantel. Het plangebied ligt niet in de Groenblauwe mantel en de ontwikkelingen zijn dusdanig van aard dat dit geen negatieve gevolgen zal hebben voor de kwaliteit en kwantiteit van de dichtstbijzijnde Groenblauwe mantel.
Flora- en faunawet
Volgens de Flora- en faunawet is bij de ruimtelijke ingrepen de initiatiefnemer verplicht op de hoogte te zijn van mogelijke voorkomende beschermde flora en fauna binnen het plangebied. Het doel van de Flora- en faunawet is het in stand houden van de inheemse flora en fauna. Door, voorafgaand aan ruimtelijk ingrepen, stil te staan bij rekening te houden met aanwezige natuurwaarden, kan onnodige schade aan beschermde soorten worden voorkómen of beperkt.
Onder ruimtelijke ingrepen wordt verstaan het uitvoeren van werkzaamheden in de (buiten)ruimte. Een ontheffing is nodig op grond van artikel 75 van de Flora- en faunawet (derde lid, vijfde lid en zesde lid, onderdeel c) als er beschermde soorten leven op de plek waar de werkzaamheden worden uitgevoerd. Voor ruimtelijke ingrepen zijn de soorten ingedeeld in drie tabellen. Als in het plangebied alleen soorten leven uit de vrijstellinglijst in tabel 1, dan hoeft geen ontheffing aan te worden aangevraagd. Wel blijft de algemene zorgplicht van kracht. In tabel 1 staan de lichtst beschermde soorten en in tabel 3 de zwaarst beschermde soorten. In tabel 2 staan de overige soorten. Deze indeling geldt alleen voor ruimtelijke ingrepen. Naast de soorten in tabel 3 zijn ook alle vogels zwaar beschermd.
Activiteiten die een schadelijk effect hebben op soorten die beschermd zijn volgens de Flora- en faunawet zijn in principe verboden. Van dit verbod kan onder voorwaarden worden afgeweken, met een vrijstelling, door het werken volgens een goedgekeurde gedragscode of - indien geen of onvoldoende maatregelen genomen kunnen worden om schadelijke effecten te voorkomen - door een ontheffing aan te vragen voor artikel 75 Flora- en faunawet.
Analyse plangebied
Door een deskundige ecoloog van de gemeente Tilburg is het plangebied op basis van bronnenonderzoek (Nationale Databank Flora en Fauna) en een verkennend veldonderzoek (op 16-09-2015) op (potentieel) aanwezige beschermde soorten geanalyseerd.
Dit bestemmingsplan voorziet in de herinrichting van het plein, verplaatsing van de supermarkt en de bouw van 33 appartementen.
Het plangebied ligt midden in het stadsdeel Oud-Zuid, buurtschap Groenewoud van Tilburg. In het plangebied zijn detailhandel, woningen, schuren, tuinen en parkeerplaatsen aanwezig. De gebouwen langs de Pater van Den Elsenplein en de Landbouwstraat zijn gebouwd in de periode 1955 - 1959. Op het plein staan 2 gebouwen welke dateren van 1977 (supermarkt) en 2014. De bouwstijlen zijn divers. Gebouwen met bitumen platte daken, dakpannen zadeldaken, met en zonder toegankelijke spouwen in stenen muren en tot 2 verdiepingen hoog. Het groen in het plangebied staat vrijwel volledig op particuliere grond. De tuinen zijn relatief groen met op meerdere plekken jaarrond groene beplanting. De parkeerplaats is verhard. Langs de openbare weg is (straat)verlichting aanwezig. Open water op openbaar terrein is in het plangebied afwezig. Kelders onder de gebouwen konden tijdens het veldbezoek niet worden uitgesloten. Bunkers en andere ondergrondse ruimten zijn voor zover bekend afwezig.
Het plangebied is in 2013 onderzocht op vleermuizen, huismus en gierzwaluw. Dit onderzoek is verricht ten behoeve van het Soortmanagementplan Oude Stad Tilburg, hetgeen daarom een groter onderzoeksgebied bestrijkt dan alleen het plangebied. In het plangebied is tijdens voorgenoemd onderzoek vastgesteld dat:
-
geen voortplantings- en vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen zijn aangetroffen. Het plangebied (het te slopen complex langs de Landbouwstraat) is wel onderdeel van een paarterritorium van gewone dwergvleermuis. Ook aangrenzend - buiten het plangebied - zijn veel territoriale gewone dwergvleermuizen aangetroffen. Het is niet uit te sluiten dat het plangebied een functie als paarverblijfplaats voor gewone dwergvleermuis vervult.
-
er 1 voortplantingsplaats van huismus aanwezig is in het te slopen complex langs de Landbouwstraat. Tevens is het plangebied onderdeel van 4 territoria huismussen. De territoria zijn vastgesteld in het zuidoosten. Tijdens het verkennend veldonderzoek zijn meerdere huismussen in de achtertuinen in ligusters ter hoogte van Pater van Den Elsenplan 54 aangetroffen. De onderzoeksresultaten van 2013 passen in het beeld. Ontwikkelingen ter plaatse van deze territoria worden niet voorzien. Rondom het plangebied zijn in 2013 enkele tientallen voortplantingsplaatsen van huismus aangetroffen. De dieren in het plangebied zijn onderdeel van een plangrens overstijgende populatie.
-
geen verblijfplaatsen van gierzwaluw zijn aangetroffen. Op enige afstand ten noorden van het plangebied zijn verspreid over 3 locaties ca. 25 voortplantingsplaatsen aangetroffen.
De aanwezigheid van groeiplaatsen, voortplantingsplaatsen, vaste rust- en verblijfplaatsen en essentieel functioneel leefgebied voor andere beschermde tabel 2 en 3 soorten en categorie 1-4 vogelsoorten zijn gebaseerd op het huidige habitat in het plangebied op voorhand uit te sluiten. Groeiplaatsen van beschermde planten zijn tijdens het veldbezoek vanaf openbare weg niet aangetroffen. Het is echter niet uit te sluiten dat aan de particuliere, achterzijde van al de woningen beschermde vaatplanten (zoals tongvaren, klein glaskruid) afwezig zijn. Aanvullend veldonderzoek is nodig.
Diverse vleermuissoorten (vnl. gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger) zijn overvliegend en foeragerend het plangebied te verwachten. De onderzoeksresultaten uit 2013 bevestigen dit. Voor beide functies heeft het plangebied geen essentiële betekenis. Veel vergelijkbaar habitat - als alternatief - rondom het plangebied is aanwezig.
Het plangebied is potentieel geschikt voor voortplantingsplaatsen en functioneel leefgebied van algemene vogels. In dit type habitat worden bezette vogelnesten verwacht van vnl. struweel- en boombroedende vogelsoorten.
Het plangebied is potentieel geschikt voor Flora- en faunawet tabel 1 soorten. Het gaat om vnl. verblijfplaatsen en functioneel leefgebied voor grondgebonden zoogdieren en amfibieën. Door het habitat zijn potentieel te verwachten soorten: vnl. egel, huisspitsmuis en gewone pad.
Conclusie
Ten behoeve van de gebiedsontheffing Flora- en faunawet heeft de gemeente Tilburg in 2013 onderzoek naar vleermuizen, huismus en gierzwaluw in de Oude Stad uitgevoerd. Het plangebied ligt in dit (onderzoeks)gebied. In het plangebied is gedurende het onderzoek 1 voortplantingsplaats van huismus en 1 paarverblijfplaats van gewone dwergvleermuis aanwezig. Beide verblijfplaatsen worden door de sloop weggenomen. Compenserende maatregelen zijn nodig om de gunstige staat van instandhouding, de functionaliteit en het zorgvuldig handelen te borgen. Indien - met instemming van de gemeente - van deze gebiedsontheffing gebruik wordt gemaakt volstaat voorgaande werkwijze. En anders dient zelfstandig door een ecologisch deskundige aantoonbaar beoordeeld te worden of de handelingen gevolgen hebben voor beschermde soorten.
Het is op voorhand niet uit te sluiten dat aan de particuliere gevel- en tuinzijde beschermde vaatplanten (zoals tongvaren, klein glaskruid) aanwezig zijn. Aanvullend veldonderzoek is nodig. Indien beschermde plantensoorten van tabel 2 van de Flora- en faunawet aanwezig zijn is een aanvraag ontheffing Flora- en faunawet niet nodig indien wordt gewerkt op basis van een door het Ministerie van Economische Zaken goedgekeurde gedragscode Flora- en faunawet.
De aanwezigheid van voortplantingsplaatsen, vaste rust- en verblijfplaatsen en essentieel functioneel leefgebied voor andere beschermde tabel 2 en 3 soorten en categorie 1-4 vogelsoorten is gebaseerd op het huidige habitat of op uitgevoerd onderzoek in 2013 op voorhand uit te sluiten. Schadelijke effecten door de geplande activiteiten treden niet op.
Het plangebied is potentieel geschikt voor voortplantingsplaatsen en functioneel leefgebied van algemene vogels. Het treffen van mitigerende maatregelen om verstoring tijdens uitvoering van de geplande activiteiten te voorkomen is hiervoor nodig. In gebruik zijnde nesten van algemene vogels zijn strikt beschermd, daarbuiten mogen ze worden verwijderd. Uitgangspunt is dat de geplande activiteiten alleen kunnen worden uitgevoerd indien bezette nesten van algemene vogels niet worden verstoord. Om deze reden wordt geadviseerd te starten met de werkzaamheden in de periode 1 sept - 1 maart (buiten het vogelbroedseizoen). Afgestemd op de feitelijke planning van het project dienen voorzorgsmaatregelen in een ecologisch werkprotocol te worden uitgewerkt.
Er is in het plangebied een kleine kans op beschermde tabel 1 soorten (grondgebonden zoogdieren en amfibieën). Het treffen van mitigerende maatregelen om schadelijke effecten tijdens uitvoering van de geplande activiteiten te voorkomen of tot het minimum te beperken is hiervoor nodig. De maatregelen dienen het zorgvuldig handelen te borgen. Afgestemd op de feitelijke planning van het project dienen mitigerende maatregelen in een ecologisch werkprotocol te worden uitgewerkt.
Hoofdstuk 6 Wateraspecten
Dit hoofdstuk geeft weer hoe wateraspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.
6.1 Bestaand Watersysteem
Het plangebied is gelegen in het stroomgebied van de Voorste Stroom en behoort zowel kwalitatief als kwantitatief tot het beheergebied van Waterschap de Dommel.
De bruto oppervlakte is ongeveer 9000m². In de huidige situatie is het gebied vrijwel volledig verhard, in de vorm van bebouwing, parkeerplaats en openbare ruimte. Het terrein in het aangrenzende openbaar gebied ligt ongeveer op 14.40m+ NAP. De maatgevende grondwaterstand ligt op ongeveer 11,65m+ NAP. Met maatgevende grondwaterstanden van bijna 3 meter onder het maaiveld, is de ontwatering in de bestaande situatie voldoende.
In de bestaande situatie ligt een gemengd rioolstelsel in de omgeving van het plangebied. Het vuil- en regenwater worden niet inpandig gescheiden verzameld, en vanaf de perceelgrens aangesloten op de hoofdriolering. Het vuilwater wordt verpompt richting de rioolwaterzuiveringsinstallatie Tilburg, welke in beheer is van waterschap De Dommel.
6.2 Duurzaam Waterbeheer
Beleidskader
De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat er in tegenstelling tot vroeger, meer rekening gehouden moet worden met water. Het huidige beleid van het rijk, de provincie, de waterbeheerder en de gemeente is gericht op een duurzaam waterbeheer. Belangrijk in deze aanpak is het realiseren van veerkrachtige watersystemen die weer de ruimte krijgen, het niet afwentelen van knelpunten in tijd of plaats, de drietrapsstrategie 'vasthouden, bergen, afvoeren', en het reserveren van de ruimte die nodig is voor de wateropgave.
Sinds 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. De KRW stelt doelen voor een goede ecologische en chemische toestand van het oppervlakte- en grondwater in 2015. De EU stelt de normen voor prioritaire stoffen. De ecologische doelstellingen zijn regionaal vastgesteld in het Stroomgebiedsbeheersplan Maas. De grondwatervoorraad moet stabiel zijn en natuurgebieden mogen niet verdrogen door een te lage grondwaterstand.
In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) hebben rijk, provincies, waterschappen en gemeenten afgesproken dat de watersystemen in 2015 op orde moeten zijn wat betreft waterkwantiteit (WB21), -kwaliteit en ecologie (KRW).
Het waterschap De Dommel heeft het Waterbeheerplan 'Krachtig Water' 2010 - 2015 vastgesteld, in dezelfde periode als het Nationale Waterplan 2010 - 2015 en het bovengenoemde Provinciale Waterplan 2010 - 2015. Het plan beschrijft de doelen en inspanningen van het waterschap, en maakt een indeling in zes thema's: droge voeten, voldoende water, natuurlijk water, schoon water, schone waterbodem en mooi water. Naast dit beheerplan beschikt het waterschap over verschillende beleidsregels en over de Keur waterschap De Dommel (maart 2015), die van belang is voor eventuele ontwikkelingen.
Het waterbeleid van de gemeente Tilburg is vastgelegd in de Structuurvisie Water en Riolering (SWR), met daarin opgenomen het GRP voor de periode 2010 - 2015, met een visie voor de komende 30 jaar. Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. De SWR vervangt het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002) en het Gemeentelijk Rioleringsplan (2005-2009), en werkt de nieuwe wet- en regelgeving uit, voornamelijk wat de nieuwe zorgplichten betreft voor het regen- en grondwater, en het actuele rijks-, het provinciale en het regionale beleid.
De visie hanteert de in het Waterplan (1997) vastgestelde algemene doelstellingen voor de lange termijn, gebaseerd op de duurzaamheidgedachte:
-
Streven naar een duurzaam en veerkrachtig watersysteem;
-
Optimalisatie van de waterketen; zuinig en efficiënt gebruik van water;
-
Vergroten van de belevings-, ecologische, economische en recreatieve waarde van water.
Deze visie is samengesteld op basis van bijdragen van burgers, gemeenteraad, en betrokken waterbeheerders. Uit de visie vloeit de opgave voort voor de komende jaren. Als uitwerking van de visie zijn er opgaven geformuleerd en strategische keuzes gemaakt, die gelden als randvoorwaarden voor de ruimtelijke ontwikkelingen in Tilburg. Deze randvoorwaarden geven onder andere invulling aan het water als ordenend principe.
Op 9 november 2015 heeft de raad ingestemd met het vGRP 2016-2019. Het vGRP borduurt voort op de langetermijnvisie op het water- en rioleringsbeleid die in 2009 door de raad is vastgesteld. Het beleid is aangepast naar aanleiding van maatschappelijke inzichten, voortschrijdend inzicht en uitkomsten van onderzoeken die de afgelopen jaren zijn uitgevoerd. De komende planperiode wordt ingezet op:
-
het in stand houden van het stedelijk watersysteem door doelmatig beheer.
-
het verkrijgen van meer inzicht in het functioneren van het stedelijk watersysteem.
-
de aanpak van wateroverlast door:
- verder te gaan met de aanleg van blauwe aders en waterparken;
- maatregelen uit te voeren op specifieke wateroverlastlocaties en
- mee te werken aan klimaatadaptatie, onder andere door integratie van groen en blauw in de openbare ruimte.
Deze waterparagraaf wordt geschreven in het geest van het nieuwe vGRP en daarom zal er nadrukkelijk aandacht worden besteed aan de klimaatopgave.
Voor het plangebied zijn geen specifieke wateropgaven, behalve de algemene doestellingen. Er zijn geen knelpunten ten aanzien van water bekend in dit gebied, het gebied ligt niet in een afkoppelgebied en de verharding neemt niet toe als gevolg van de ontwikkeling. Er is geen sprake van toename van afvoerende oppervlakte. Wel biedt de ontwikkeling kansen voor een klimaat adaptieve inrichting en het zichtbaar maken van water. Omdat de Pater van den Elsenstraat ook wordt heringericht kunnen de voorkanten van de bestaande huizen worden afgekoppeld, het regenwater zichtbaar worden verzameld en afgevoerd richting de weg. In de Oude Hilvarenbeekseweg wordt een blauwe ader aangelegd. Afvoer van het regenwater kan hier naartoe plaatsvinden (bovengronds of ondergronds).
Watersysteem
Op grond van het bovengenoemde globale gegevens, ontwikkelingen en beleidsdocumenten, zijn in overleg met de waterbeheerder de bouwstenen vastgelegd voor het nieuwe watersysteem.
Bij het plan gelden de volgende algemene uitgangspunten/randvoorwaarden:
-
Bij de inrichting van het plan dient men rekening te houden met de bestaande terreinhoogte van het openbaar gebied en de aangrenzende percelen;
-
De water- en vochtdichtheid van alle ondergrondse bouwdelen is voldoende voor het gebruik van het bouwdeel;
-
Het toepassen van uitlogende materialen is uitgesloten;
-
Het vuil- en hemelwater van de nieuw te bouwen panden (Jumbo en woningen) worden inpandig gescheiden ingezameld en per perceel aan de perceelgrens aangeboden voor aansluiting op de gemeentelijke riolering;
-
Afvoer van afgekoppeld regenwater vindt zoveel mogelijk zichtbaar plaats;
-
Het vuilwater wordt op de bestaande gemengde riolering aangesloten;
-
Het regenwater wordt verzameld en verwerkt in de blauwe ader die aangelegd wordt in de Oude Hilvarenbeekseweg.
Klimaatverandering
Het klimaat verandert. In Nederland krijgen we volgens de meest recente KNMI-modellen in de toekomst te maken met meer extreme weersomstandigheden zoals langere droge periodes, heftigere buien (met mogelijk meer onweer, hagel en wind) en gemiddeld zal de temperatuur stijgen. Door hierop tijdig te anticiperen en aanpassingen door te voeren aan de fysieke leefomgeving van de stad en adaptief gedrag van haar inwoners te ondersteunen, blijft de stad van de toekomst veilig en leefbaar. Op de hittekaart die de gemeente Tilburg heeft laten maken is te zien dat het Pater van den Elsenplein weinig verkoeling geeft in en daarmee geen prettige verblijfplaats als de temperatuur flink gaat stijgen. De herontwikkeling van het Pater van den Elsenplein biedt kansen voor een klimaat adaptieve inrichting. Hierdoor kan ook in de toekomst de sociale functie van het plein gewaarborgd worden.
Vooral het planten van bomen en het aanleggen van groen zorgt voor verkoeling. Voor bomen is het belangrijk dat ze voldoende ondergrondse groeiruimte krijgen en altijd van voldoende water zijn voorzien.
Voor een klimaat adaptieve inrichting van het plein kan aan de volgende aspecten worden gedacht:
-
Waterdoorlatende verharding gebruiken, bijvoorbeeld voor parkeervakken
-
planten van bomen met voldoende groeiruimte
-
verlaagde inrichting van het plein, inrichten als waterberging voor extreme situaties (waterplein)
-
afkoppelen dakoppervlak Jumbo, nieuw te bouwen woningen en huizen langs Pater van den Elsenplein
-
afgekoppeld regenwater zichtbaar afvoeren.
-
afgekoppeld regenwater inzetten voor de bomen.
-
nieuwe gebouwen voorzien van groene daken.
Belangrijk hierbij is het betrekken van bewoners en gebruikers van het plein.
6.3 Watertoets
Het waterschap de Dommel is betrokken bij de planvorming. Aan de hand van de uitgangspunten, de randvoorwaarden en de stedenbouwkundig opzet is de waterparagraaf opgesteld. De concept waterparagraaf is via e-mail voor advies aan de Dommel toegezonden op 9 november 2015. Daarop heeft het waterschap ingestemd met de waterparagraaf. Dit voorlopige wateradvies is schriftelijk verwoord in een e-mail d.d. 14 december 2015.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
Artikel 3.1.6. van het Bro bepaalt dat in een vast te stellen bestemmingsplan een toelichting moet worden opgenomen, waarin (o.a.) de inzichten staan over de uitvoerbaarheid van het plan. Het onderhavige plan bevat een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. De grondexploitatiewet (afdeling 6.4 van de Wro) is om die reden van toepassing en in beginsel is dus een exploitatieplan vereist. Gelet op het bepaalde in artikel 6.12 lid 2 van de Wro hoeft in casu echter geen exploitatieplan te worden opgesteld. Dit bestemmingsplan wordt vastgesteld ten behoeve van een te realiseren ontwikkeling op gemeentelijke grond. Het verhaal van kosten die de gemeente moet maken is 'anderszins verzekerd' door de gemeentelijke gronduitgifte. Het vorenstaande houdt mede in dat de eventueel uit te keren tegemoetkomingen in planschade ten laste komen van de algemene reserve van de grondexploitatie. Gelet op het voorgaande is het plan economisch uitvoerbaar.
Hoofdstuk 8 Omgevingsdialoog En Overleg
8.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro
Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan op 4 december 2015 gepubliceerd in het Gemeenteblad.
8.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Er spelen geen Rijksbelangen. Het concept-ontwerpbestemmingsplan is digitaal aangemeld bij de provincie op 26 maart 2018. Uit het teruggestuurde formulier 'Inventarisatie Belangen Gemeente' blijkt dat het vooroverleg daarmee is afgerond. Het waterschap De Dommel heeft eind 2015 reeds ingestemd met het plan.
8.3 Omgevingsdialoog
Op 15 maart is ter uitvoering van het bepaalde in de door de raad vastgestelde Richtlijn Omgevingsdialoog een informatieavond gehouden in Wijkcentrum De Spijkerbeemden. Er waren ongeveer 60 omwonenden aanwezig. Daarnaast waren vertegenwoordigers van de gemeente, de ontwikkelaar en TIWOS present en is een toelichting gegeven op de aard en het doel van het bestemmingsplan. Ook zijn visualisaties van het bouwplan gepresenteerd. Tevens is de gelegenheid gegeven tot het stellen van vragen en het maken van opmerkingen, zowel mondeling als schriftelijk. Hier is op beperkte schaal gebruik van gemaakt. Kritische geluiden zijn er vooral vanuit de Tuinbouwstraat, dit in relatie tot de hoogte van de nieuwbouw. Gelet op deze hoogte is het bouwplan in een eerder stadium reeds naar voren geschoven (op de Landbouwstraat geprojecteerd).
8.4 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), gedurende zes weken ter inzage gelegen, te weten van maandag 30 april tot en met maandag 11 juni 2018. Tijdens deze periode is er één zienswijze ingediend door een een omwonende, die vreest voor windhinder. Volgens de Nederlandse norm NEN 8100 is het voor situaties als deze (bebouwing tussen de 15 en 30 m) aan het oordeel van een windhinderdeskundige om te beoordelen of een windklimaatonderzoek noodzakelijk is. Initiatiefnemer heeft een dergelijke deskundige (van bureau Peutz te Mook) aangezocht. Diens oordeel luidt dat gezien de afschermende werking van de bebouwing rond het plan (met een bouwhoogte van ongeveer de helft van de hoogte van de geplande gebouwen), de getrapte opbouw van het plan aan de zuidzijde en de aanwezigheid van een laagbouwvoet in de vorm van de supermarkt aan de westzijde er geen significante windhinder te verwachten is rond het plan. Het is zelfs zeer wel mogelijk dat de plannen eerder een afschermende dan een versterkende invloed zullen hebben op het windklimaat ter plaatse van de Landbouwstraat. Ook ter plaatse van de Jumbo zal het windklimaat eerder verbeteren dan dat er sprake zal zijn van een verslechtering. Naar het oordeel van het gemeentebestuur is het uitvoeren van een windklimaatonderzoek dan ook niet noodzakelijk. De zienswijze is ongegrond verklaard.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Boomwaardekaart
Bijlage 3 Luchtvaartverkeerzone
Bijlage 3 Luchtvaartverkeerzone
Bijlage 1 Archeologisch Bureauonderzoek
Bijlage 1 Archeologisch bureauonderzoek
Bijlage 2 Inventarisatie Van Risicobronnen En Verantwoording
Bijlage 2 Inventarisatie van risicobronnen en verantwoording
Bijlage 3 Standaard Adviesbrief Brandweer 2016
Bijlage 3 Standaard adviesbrief brandweer 2016
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 4 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek Supermarkt
Bijlage 5 Akoestisch onderzoek supermarkt