KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Wonen
Artikel 5 Wonen-uit Te Werken
Artikel 6 Leiding - Hoogspanningsverbinding (Dubbelbestemming)
Artikel 7 Waarde - Archeologie (Dubbelbestemming)
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Artikel 9 Algemene Bouwregels
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 13 Algemene Procedureregels
Artikel 14 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
Artikel 16 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Bestemmingsplan
1.2 Doel Bestemmingsplan
1.3 Het Plangebied
1.4 Voorgaande Plannen
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Ruimtelijke En Functionele Structuur
2.2 Technische Infrastructuur
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Rijk En Provincie
3.3 Gemeente
Hoofdstuk 4 Thematische Beleidskaders
4.1 Inleiding
4.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand
4.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg
4.4 Volkshuisvesting
4.5 Groen En Speelruimte
4.6 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 5 Milieuaspecten
5.1 Inleiding
5.2 Milieuhinder Bedrijven
5.3 Externe Veiligheid
5.4 Geluid
5.5 Lucht
5.6 Geur
5.7 Bodem
5.8 Hoogspanningsverbinding
5.9 Natuur En Ecologie
Hoofdstuk 6 Wateraspecten
6.1 Bestaand Watersysteem
6.2 Duurzaam Waterbeheer
6.3 Watertoets
Hoofdstuk 7 Opzet Planregels
7.1 Inleiding
7.2 Hoofdstuk 1 Van De Regels: Inleidende Regels
7.3 Hoofdstuk 2 Van De Regels: Bestemmingsregels
7.4 Hoofdstuk 3 Van De Regels: Algemene Regels
7.5 Hoofdstuk 4 Van De Regels: Overgangs- En Slotregels
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
8.1 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 9 Burgerparticipatie En Overleg
9.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro
9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
9.3 Burgerparticipatie
9.4 Zienswijzen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Parkeernormen
Bijlage 1 Verslag Burgerparticipatie
Bijlage 2 Notitie Behandeling Zienswijzen

Enschotsebaan Hoogspanningsverbinding

Bestemmingsplan - gemeente Tilburg

Vastgesteld op 12-10-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlage(n).

1.2 plan:

Het bestemmingsplan Enschotsebaan Hoogspanningsverbinding met identificatienummer NL.IMRO.0855.BSP2015021-e001 van de gemeente Tilburg.

1.3 aan huis verbonden beroep

Die beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw, die kunnen worden beschouwd als ´aan-huis-verbonden´, waarbij:

  1. degene die de activiteit uitvoert, tevens de bewoner is van de woning;

  2. geen sprake is van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen, conform artikel 9.5 van de regels van dit plan;

  3. voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;

  4. de beroepsuitoefening naar omvang ondergeschikt is aan het wonen, d.w.z. niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning (inclusief aan-, uit en/of bijgebouw) en totaal niet meer dan 80m² in beslag neemt;

  5. de beroepsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;

  6. geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;

  7. op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.

1.4 aanbouw

Een gebouw, dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 achtergevelrooilijn

De achterste, niet naar het openbaar gebied toegekeerde lijn die het bouwvlak begrenst.

1.8 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bebouwingspercentage

Het percentage dat per bouwperceel bepaalt hoeveel procent van dat bouwperceel - binnen het aangegeven bouwvlak - ten hoogste mag worden bebouwd.

1.10 bed & breakfast

Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting, al dan niet met de mogelijkheid van ontbijt, kortstondig met een maximum van twee weken.

Hieronder wordt niet verstaan huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen.

1.11 bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op onder andere consumentverzorging, welke geheel of overwegend door middel van handwerk plaatsvinden.

1.12 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)

De totale oppervlakte van de ruimten binnen de bebouwing die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep of bedrijf, c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten e.d.

1.13 belemmeringenstrook

Strook grond, waarin leidingen liggen, welke privaatrechtelijk is vastgelegd en is gereserveerd voor werkzaamheden van de leidingexploitant.

1.14 beperkt kwetsbaar object

Object zoals omschreven in het ´Besluit externe veiligheid inrichtingen´.

1.15 beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.

1.16 bestaand

Bij bouwwerken:

Bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften.

1.17 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 bijgebouw

Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.20 bouwblok

Door openbare ruimte omsloten geheel van percelen (al dan niet -reeds- bebouwd), dat te beschouwen is als een stedenbouwkundige eenheid.

1.21 bouwen

Het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.22 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.23 bouwlaag

Een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkant van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5m in hoogte verschillen, zulks met uitzondering van een onderbouw of zolder.

1.24 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.25 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.26 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.27 bouwwerken van algemeen nut

Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen.

1.28 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)

De som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren -horizontale vlakken ter plaatse van trappen, hellingen en vides met een oppervlakte tot en met 4m² daaronder begrepen- voorzover de ruimten waarbinnen de vloeren zich bevinden een grotere inwendige hoogte hebben dan 1,5m.

1.29 calamiteit

Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk door overmacht: brand, overstroming, terroristische en/of oorlogshandelingen, aardbeving en dergelijke.

1.30 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkten.

Uitgezonderd zijn: postorderbedrijven, internetbedrijven etc.

1.31 dienstverlening

Het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van detailhandel en seksinrichtingen.

1.32 eengezinswoning

Huis berekend op bewoning door één gezin met personen jonger dan 15 jaar.

1.33 erf

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels per bouwperceel aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.34 erker

Transparante, ondiepe uitbouw van een gebouw vóór de voorgevel, niet zijnde een entree.

1.35 evenement

Een activiteit in de openlucht dan wel in al dan niet (deels) tijdelijke onderkomens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, sportieve, toeristisch-recreatieve, commerciële, sociale, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden, alsmede kermissen, braderieën, snuffelmarkten, rommelmarkten, straatfeesten en festivals of daarmee te vergelijken activiteiten.

1.36 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.37 groenvoorzieningen

Het geheel van voorzieningen en activiteiten ten behoeve van groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair, etc, alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.

1.38 grondgebonden woning

Een met de grond verbonden woning bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, daaronder begrepen beroep aan huis, met een zelfstandige ontsluiting op de begane grond en niet zijnde een gestapelde woning.

1.39 hoofdgebouw of hoofdbebouwing

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.40 hoofdverblijf

Onder hoofdverblijf wordt verstaan het gebruik van gebouwen voor wonen langer dan zes maanden gedurende een jaar, al dan niet in een aaneengesloten periode.

1.41 hoogspanningslijn

Een leiding of kabel met een nominale elektrische spanning van 1000 volt of meer.

1.42 huishouden

Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren. Met een huishouden wordt gelijk gesteld:

  1. de huisvesting van maximaal 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);

  2. tijdelijke huisvesting in de vorm van logies aan maximaal 5 seizoenarbeiders;

  3. de huisvesting van maximaal 12 personen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, een psychiatrisch ziektebeeld of psychosociale problemen dan wel de huisvesting van maximaal 12 personen die tijdelijke opvang behoeven, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht, dit alles gericht op zelfstandige bewoning.

1.43 kantoor

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie.

1.44 kortstondig

Aansluitende tijdsperiode van maximaal 12 uur.

1.45 kwetsbaar object

Object zoals omschreven in het ´Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer´.

1.46 kwetsbare objecten (Vuurwerkbesluit)

Hieronder worden verstaan:

  1. woningen, met uitzondering van dienst- en bedrijfswoningen die binnen inrichtingen als bedoeld in de artikelen 2.2.1, 2.2.2 of 3.2.1 van het Vuurwerkbesluit zijn gelegen;

  2. woonketen of woonwagens als bedoeld in de Woningwet;

  3. woonschepen die uitsluitend of in hoofdzaak voor bewoning bestemd zijn;

  4. gebouwen waar dagopvang van minderjarigen plaatsvindt;

  5. gebouwen die gebruikt worden door een onderwijsinstelling;

  6. ziekenhuizen, verpleeginrichtingen en zorginstellingen;

  7. gebouwen of terreinen die in verband met het verrichten van arbeid worden of plegen te worden gebruikt of die daartoe bestemd zijn;

  8. winkels, hotels, restaurants en cafés;

  9. gebouwen ten behoeve van het belijden van godsdienst of levensovertuiging;

  10. sport-, kampeer- en recreatieterreinen;

  11. andere objecten en terreinen die met die onder a tot en met j gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de aard van hun functie of de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven;

  12. rijkswegen en spoorwegen.

1.47 langzaam verkeer

Voetgangers- en (snor/brom)fietsverkeer.

1.48 logies

Het gedurende een relatief kort tijdsbestek verstrekken van verblijf aan personen, die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.49 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.

1.50 onbebouwd erf

Dat deel van het perceel, dat geen bouwvlak of erf betreft.

1.51 onderbouw

Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant is gelegen tussen peil en maximaal 1,20m boven peil.

1.52 ondergeschikte delen van een bouwwerk

Bouwdelen die ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa van het desbetreffende bouwwerk, zoals overstekende daken, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, trappen en trappenhuizen, liftkappen en lifthuizen, luchtbehandelings-/ventilatieinstallatie, bordessen, funderingen, goten, hijsinrichtingen, gevelreclames, gevelisolatie (al dan niet met bijbehorende ommanteling), draagconstructies en dergelijke. Hieronder worden in elk geval niet verstaan entrees, erkers en ondergrondse bouwwerken.

1.53 onderkomen

Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, loodsen, keten en andere soortgelijke verblijfsmiddelen.

1.54 onzelfstandige wooneenheid/eenheden

Een (complex van) woonruimte(n) waarbij men wezenlijke voorzieningen, zijnde keuken, badkamer en toilet, gemeenschappelijk moet gebruiken en waarvan de deur van het privévertrek uitkomt op een gemeenschappelijke (verkeers)ruimte.

1.55 openlucht- en sportieve recreatie

Het geheel van voorzieningen en activiteiten ten behoeve van dag-, verblijfs- en sportieve recreatie, die geheel of grotendeels in de openlucht plaatsvindt, zoals een trim- / fitnessparcours, een jongerenhangplek e.d.

1.56 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.57 pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.58 peil (straatpeil)

Hieronder wordt verstaan:

  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

1.59 perceel

Een aaneengesloten stuk grond met kadastrale aanduiding.

1.60 plangrens

Een weergegeven lijn, die de grens van het plan Enschotsebaan Hoogspanningsverbinding aanduidt.

1.61 recreatief medegebruik en evenementen

Hieronder wordt verstaan:

  1. incidenteel, kortstondig gebruik (enkele dagen) van complexen / voorzieningen ten behoeve van evenementen zoals rommelmarkten, antiek-, huishoud-, en computerbeurzen, tentoonstellingen, bedrijvencontactdagen e.d., mits men in het bezit is van een evenementenvergunning;

  2. incidenteel -jaarlijks- gebruik gedurende een aantal dagen van stadsparken ten behoeve van zomeractiviteiten, -spelen, theater, festival e.d.

1.62 risicovolle inrichting

  1. Een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

  2. een AMvB-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/ of het gebruik van gevaarlijke stoffen;

  3. bedrijven waarvan de aantoonbare PR10-6/jaar contour is gelegen buiten de inrichtingsgrens.

1.63 ruimtelijke ontwikkelingen

Bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist.

1.64 speelvoorzieningen

Voorzieningen ten dienste van sport en spel.

1.65 sport

Het geheel van voorzieningen ten behoeve van sportbeoefening, zoals: sportvelden, atletiekbaan, basketbalveld, handbalveld, jeu de boulesbaan, tennisbaan /-complex, alsmede bijbehorende bebouwing zoals kleedruimten, clubhuis/verenigingsgebouw, opslagruimten, technische ruimten e.d, met uitzondering van ijsbaan/hal, (openlucht)zwembad.

1.66 straatpeil

Zie: peil (straatpeil).

1.67 uitbouw

Een gebouw, dat als vergroting van een bestaande ruimte is/wordt gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.68 veiligheidsafstand

Afstand die met het oog op de kwaliteit van het milieu voor zover het betreft externe veiligheid tenminste moet zijn gelegen tussen een inrichting als bedoeld in de artikelen 2.2.1, 2.2.2 en 3.2.1 van het Vuurwerkbesluit, of een onderdeel van een zodanige inrichting, dan wel een zodanige inrichting waarvoor het geldende bestemmingsplan verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk toelaat enerzijds en kwetsbare objecten en geprojecteerde kwetsbare objecten anderzijds.

1.69 verkeersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer en verblijf

Hieronder wordt verstaan het openbaar wegverkeers- en verblijfsgebied waarbij de nadruk ligt op de erftoegangsfunctie (geleider van het bestemmingsverkeer) voor gemotoriseerd en langzaam verkeer en/of de verblijfsfunctie voor voetgangers, met alle bijkomende ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier buurtstraten, woonstraten, woonerven, winkelerven en voetgangersgebied inclusief bijbehorende kunstwerken.

1.70 voorgevelrooilijn

De naar het openbaar gebied toegekeerde lijn, die het bouwvlak begrenst en aansluit aan het onbebouwd erf c.q. openbaar gebied.

1.71 water en waterhuishoudkundige voorzieningen

Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.72 weg

Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, waaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.73 wet geluidhinder

De wet van 16 februari 1979, Staatsblad 99 (1979), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.

1.74 wet milieubeheer

De wet zoals geplaatst in Staatsblad 551 (1992). Deze wet is in werking getreden op 1 maart 1993.

1.75 wonen

Hieronder wordt verstaan:

  1. het geheel van aan huis gebonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, zelfstandige wooneenheden e.d. ten dienste van het verblijven door mensen. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve dagverblijven;

  2. huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen, alsmede bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen (en ruimten) c.q. verzorgingsfaciliteiten;

  3. beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als ´aan huis verbonden beroep´, zijnde beroepsactiviteiten van tenminste één bewoner, plaatsvindend in de betrokken woning en/of bijbehorend bijgebouw.

1.76 woning

Een (gedeelte van een) gebouw dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen een aan huis verbonden beroep.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 Afstand tot zijdelingse perceelgrens

Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de ruimtelijke of landschappelijk inpassing;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de sociale veiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de sociale veiligheid;

  4. de brandveiligheid;

  5. de milieusituatie;

  6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  7. parkeergelegenheid op eigen terrein.

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;

  2. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6m boven het straatpeil in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Wonen-uit Te Werken

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. wonen, met inbegrip van beroep aan huis, met uitzondering voor wonen als hoofdverblijf voor personen jonger dan 15 jaar;

b. parkeervoorzieningen;

c. voorzieningen voor wegen, fiets- en voetpaden;

d. groenvoorzieningen

e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

f. voorzieningen van algemeen nut.

5.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de in 5.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:

  1. op en in de gronden mogen worden gebouwd:

  1. gebouwen voor wonen en bouwwerken behorend bij wonen, met uitzondering van eengezinswoningen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals lichtmasten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties, straatmeubilair en beeldende kunstwerken;

  3. bouwwerken van algemeen nut;

  1. voor gebouwen voor wonen gelden de volgende regels:

  1. in het gebied met de aanduiding 'overige zone - deelgebied 1' mogen maximaal 13 zelfstandige wooneenheden worden gebouwd, met een maximale bouwhoogte van 10m;

  2. in de gebieden met de aanduiding 'overige zone - deelgebied 2' mogen in maximaal 26 zelfstandige wooneenheden worden gebouwd, met een maximale bouwhoogte van 10m;

  1. voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht;

  2. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5m;

  3. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50m²;

  1. gebouwen voor wonen mogen niet worden gebruikt als hoofdverblijf voor personen jonger dan 15 jaar;

  2. voor het treffen van parkeervoorzieningen worden de normen en andere regels uit het gemeentelijke parkeerbeleid gehanteerd, zoals opgenomen in de parkeerregeling in Bijlage 2 Parkeernormen;

  3. een goed woon- en leefklimaat wordt gegarandeerd;

  4. de bestaande waterloop blijft behouden;

  5. in het uitwerkingsplan vindt een nadere verantwoording plaats dat de planologisch relevante (milieu-) aspecten geen belemmering vormen voor de ontwikkeling van het plangebied, waarbij in elk geval reke- ning wordt gehouden met de volgende aspecten: bodem, water, flora en fauna, geluid, archeologie, lucht- kwaliteit, bedrijven en milieuzonering, externe veiligheid, hoogspanningsbeleid en kabels en leidingen.

5.3 Bouwregels

Voor zover de in 5.2 bedoelde uitwerking nog geen rechtskracht heeft gekregen, mogen geen bouwwerken worden gebouwd, tenzij het betreffende bouwwerk in overeenstemming is met het ontwerp uitwerkingsplan.

Artikel 6 Leiding - Hoogspanningsverbinding (Dubbelbestemming)

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een bovengrondse 150 kV hoogspanningsverbinding, met bijbehorende voorzieningen ten behoeve van het transport van elektriciteit en een belemmeringenstrook van 26m ter weerszijden van de as van de 150kV - hoogspanningsverbinding.

6.2 Bouwregels

Waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. Voor het bouwen geldt dat:

  1. in afwijking van hetgeen wordt bepaald door de onderliggende basisbestemming(en), binnen de weergegeven dubbelbestemming ´Leiding - Hoogspanningsverbinding (dubbelbestemming)´ begrepen gronden uitsluitend bouwwerken mogen worden opgericht die zijn bestemd voor de aanleg en instandhouding van de desbetreffende hoofdtransportleiding;

  2. de maximale bouwhoogte van hoogspanningsmasten niet meer mag bedragen dan 60m.

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de Leiding - Hoogspanningsverbinding (dubbelbestemming) wordt verwijderd indien:

  1. de desbetreffende leiding gesaneerd is/wordt, dan wel uit nader onderzoek is gebleken dat de desbetreffende leiding buiten werking is gesteld;

  2. de leidingbeheerder heeft aangegeven dat de leiding wordt verwijderd dan wel buiten werking is gesteld.

Artikel 7 Waarde - Archeologie (Dubbelbestemming)

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ´Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)´ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), mede bestemd voor bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken en de inrichting en het gebruik van de gronden voor zover de gronden zijn aangewezen voor Waarde - Archeologie (dubbelbestemming), indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de Waarde - Archeologie (dubbelbestemming) naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van archeologisch onderzoek, daartoe aanleiding geeft.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene Bouwregels

9.1 Ondergrondse bouwwerken

9.2 Hoofdtoegang woningen

9.3 Onbebouwd terrein bij gebouwen

9.4 Ruimte tussen bouwwerken

9.5 Parkeerregeling

  1. Ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's dient in, op of onder het gebouw dan wel op het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort, in voldoende mate parkeergelegenheid aanwezig te zijn zoals opgenomen in de parkeerregeling in Bijlage 2 Parkeernormen;

  2. de in het eerste lid bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's en zijn afhankelijk van de situering van parkeerplaatsen. Aan deze eis wordt in ieder geval geacht te zijn voldaan indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimte voldoen aan de door het CROW hiervoor opgestelde richtlijnen, ASVV 2012 d.d. 13-12-2012;

  3. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a:

  1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, of;

  2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.

Artikel 10 Algemene Gebruiksregels

10.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

11.1 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van maten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  1. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;

  2. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;

  3. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

  4. voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  1. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet cumulatief worden gebruikt;

  2. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.

11.2 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van grenzen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak, bestemmingsvlak, functie-aanduidingsvlak of maatvoeringsvlak, indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting e.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  1. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;

  2. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;

  3. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

11.3 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van utiliteitsvoorzieningen;

  2. vrijstaande schoorstenen, torens en soortgelijke bouwwerken.

11.4 Binnenplans afwijken t.b.v. parkeer- en stallingsvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van parkeer- en stallingsvoorzieningen met bijbehorende bovengrondse bouwwerken zoals in- en uitritten, in- en uitgangen, trappenhuizen, liften, hellingbanen, bewakings- /portiersloges e.d., onder de volgende voorwaarden:

  1. de maximale oppervlakte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 30m2 bedragen;

  2. de maximale hoogte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 4,5m bedragen.

11.5 Binnenplans afwijken t.b.v. aan-huis-verbonden beroep

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan voor wat betreft de voorwaarden, zoals beschreven in de begripsregels, waaronder overeenkomstig de desbetreffende bestemmingsomschrijving een aan huis verbonden beroep is toegelaten, indien door de aard van de werkzaamheden het beroep niet of bezwaarlijk anders dan aan huis of op de betreffende locatie kan worden uitgeoefend.

11.6 Binnenplans afwijken t.b.v. evenementen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van incidenteel en kortstondig afwijkend gebruik van particuliere percelen/bebouwing voor het plaatsen van tijdelijke onderkomens zoals (feest)tenten, kiosken e.d. ten behoeve van festiviteiten met een openbaar karakter (muziekfestival, zeskamp, sportwedstrijd, show/voorstelling, tentoonstelling, beurs, markt e.d.) voor de duur van een aantal (aaneengesloten) dagen (over het algemeen 3 á 4), met dien verstande dat aan deze omgevingsvergunning voorwaarden kunnen worden verbonden ter beperking van onaanvaardbare overlast van de (woon)omgeving, onder meer voor wat betreft parkeren, geluidhinder, situering van tijdelijke onderkomens e.d.

11.7 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken van algemeen nut

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de bouwregels, opgenomen in de bestemmingsregels in Hoofdstuk 2, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van algemeen nut, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte niet meer dan 3,5m mag bedragen en;

  2. de oppervlakte niet meer dan 50m² mag bedragen.

Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels

12.1 Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsvlakgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bestemmingsgrenzen te wijzigen indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt noodzakelijk is voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijk ordening van het plan niet schaadt en zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.

12.2 Wijzigingsbevoegdheid bouwwerken van algemeen nut

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat bouwwerken van algemeen nut met een groter oppervlak dan 50m2 kunnen worden gebouwd, zulks tot een maximale oppervlakte van 100m2.

Artikel 13 Algemene Procedureregels

Op het stellen van nadere eisen op grond van enige bepaling van de regels van dit bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

Artikel 14 Overige Regels

14.1 Algemene regels inzake nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de bereikbaarheid van gebouwen vanuit en de situering van de hoofd entree van gebouwen ten opzichte van de openbare ruimte;

  2. de situering en afmetingen van groenvoorzieningen;

  3. de situering en afmetingen van parkeergelegenheid, ook op eigen terrein;

  4. de situering van toegangswegen en -paden tot gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en open erven.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;

  1. het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;

  2. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

  4. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: ´Regels van het bestemmingsplan Enschotsebaan Hoogspanningsverbinding.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Bestemmingsplan

Tussen de Enschotsebaan en de Bosscheweg in Berkel-Enschot staat de 150kV hoogspanningsverbinding Tilburg-Noord - Best. Voor dit gebied geldt de Beheersverordening Enschotsebaan en omgeving. Die verordening geeft een directe bouwtitel voor woningbouw.

De rijksoverheid heeft provincies, gemeenten en beheerders van hoogspanningslijnen het advies gegeven om te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen jonger dan 15 jaar langdurig verblijven in een gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 micro Tesla.

Dit advies geldt voor:

  • Nieuwe bovengrondse hoogspanningslijnen of wijzigingen aan bestaande lijnen;

  • Nieuwe bebouwing (met name woningen) bij bestaande bovengrondse hoogspanningslijnen.

De rijksoverheid adviseert gemeenten om bij het vaststellen van bestemmingsplannen voor gevoelige bestemmingen, zoals woningen, rekening te houden met het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen en om uit voorzorg na gaan wat de indicatieve zone (magneetveldzone) is van een hoogspanningslijn in een provincie of gemeente. Dit kan worden opgezocht op www.rivm.nl/hoogspanningslijnen. Uit deze site blijkt dat er een indicatieve zone geldt van 80 meter aan weerszijden van de hoogspanningsverbinding tussen Tilburg-Noord en Best.

Op grond van de geldende Beheersverordening Enschotsebaan zijn alle woonvormen (ook voor gezinnen met kinderen jonger dan 15 jaar) direct mogelijk binnen de zones van 80 meter nabij de hoogspanningsverbinding. De gemeente wil, gelet op een goede ruimtelijke ordening, alleen meewerken aan ontwikelingen die passen binnen het hoogspanningsbeleid van het rijk. Dat vormt de aanleiding voor dit nieuwe bestemingsplan.

1.2 Doel Bestemmingsplan

De Beheersverordening Enschotsebaan en omgeving geeft een rechtstreekse bouwtitel voor alle woonvormen binnen de zones nabij de hoogspanningsverbinding tussen de Enschotsebaan en de Bosscheweg.

De gemeente vindt de bescherming van het milieu en de gezondheid belangrijk en wil dan ook dat er alleen zogenaamde "niet gevoelige woningbouw" wordt gebouwd bij deze hoogspanningsverbinding. Hierover loopt ook overleg tussen de gemeente en de projectontwikkelaars van het gebied Enschotsebaan. Het overleg over deze nieuwe stedenbouwkundige invulling is echter nog niet afgerond. De details van de ruimtelijke ontwikkelingen zijn nog niet bekend. Daarom heeft de gemeente nu een bestemmingsplan opgesteld dat het volgende regelt.

Op de gronden binnen de zones van 80 meter, waar volgens de geldende beheersverordening woningen voor alle doelgroepen mogen worden gebouwd, wordt een uit te werken woonbestemming gelegd. In de uit te werken woonbestemming mogen evenveel woningen worden gebouwd als voorheen in de beheersverordening. Er wordt pas een uitwerkingsplan opgesteld als wordt voldaan aan de uitwerkingsregels. Een van de uitwerkingsregels is dat de woningbouwplannen moeten passen binnen het hoogspanningsbeleid van het Rijk. Zodra het overleg over een wenselijke stedenbouwkundige ontwikkeling is afgerond en bouwplannen voorliggen die passen binnen het hoogspanningsbeleid, brengt de gemeente een uitwerkingsplan in procedure.

In de uit te werken woonbestemming staan nog meer uitwerkingsregels, die betrekking hebben op het bieden van een goede ruimtelijke ordening. Nieuwe woningbouwplannen horen ook daaraan te voldoen.

De acht woningen waarvoor reeds eerder omgevingsvergunning is verleend, krijgen in dit nieuwe bestemmingsplan een "gewone" woonbestemming. Dat is immers een "bestaande" situatie die nu niet meer ter toetsing voorligt.

1.3 Het Plangebied

Het plangebied omvat een zone van 80m aan weerszijden van de 150kV hoogspanningsverbinding nabij de Enschotsebaan in Berkel- Enschot. Het gaat hier om de indicatieve magneetveldzone.

[image]

1.4 Voorgaande Plannen

Dit bestemmingsplan vervangt een gedeelte van de Beheersverordening Enschotsebaan en omgeving. Deze beheersverordening is vastgesteld op 24 juni 2013.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied

2.1 Ruimtelijke En Functionele Structuur

Het plangebied betreft een onderdeel van Overhoek Enschotsebaan. Sinds 2008 vindt in dit gebied, dat aansluit op de bestaande woongebieden in Berkel-Enschot, woningbouw plaats met een dorps karakter.

Aan de noordzijde grenst het plangebied aan achterzijde van de lintbebouwing langs de Enschotsebaan. Deze weg verbindt van oudsher het gebied met de dorpskern van Enschot. Aan de weg staat voornamelijk voormalige, vaak cultuurhistorisch waardevolle, agrarische bebouwing. De plannen voor Overhoek Enschotsebaan gaan ervan uit dat het lint verdicht met woon-werkkavels, passend in de bebouwings- karakteristiek van het gebied.

Hier is ook een brede school gebouwd, bestaande uit een basisschool met 18 klassen (St Caecilia), een kinderdagverblijf, buiten- en tussenschoolse opvang, een peuterspeelzaal en een gymnastiekzaal.

Bij de school zijn parkeervoorzieningen gerealiseerd aan de Schoolmeesterstraat en een tijdelijk parkeerterrein in de groenvoorziening ten zuiden van de school. Dit is vooruitlopend op de aanleg van een definitieve parkeervoorziening op nog te verwerven terrein ten westen van de school.

Oostelijk van het plangebied is buurtschap Zuidoost in aanbouw, dat ook deel uitmaakt van de woningbouw- plannen in Overhoek Enschotsebaan.

Aan de zuidzijde grenst het plangebied aan de achterkanten van de grote villakavels langs de Bosscheweg.

De gronden ten westen van het plangebied zijn in gebruik bij een loonwerkersbedrijf. Hier bevindt zich ook een zanddepot.

Het plangebied zelf heeft nu nog overwegend een agrarische functie en is deels in gebruik bij een boomkwekerij. Dit bedrijf heeft een vestiging met diverse bedrijfsgebouwen aan de Enschotsebaan. Op de gronden achter het bedrijf vindt de eigenlijke bomenteelt plaats.

In verband met de woningbouwplannen in het gebied rond de Enschotsebaan, is het noodzakelijk dat dit bedrijf wordt verplaatst. Een nieuwe locatie is gevonden in het agrarisch gebied ten zuidoosten van Berkel- Enschot.

Dwars door het plangebied loopt in oost-west richting de Heukelomsebeek (watergang NL 28). Deze waterloop loopt min of meer parallel aan de Enschotsebaan in de richting van de Burgemeester Bechtweg.

In noord-zuid richting loopt door het plangebied de 150kV hoogspanningsleiding. In een zone van 26 meter aan weerszijden van de aslijn van deze leiding geldt een zakelijk rechtstrook met gebruik- en bouwbeperkingen.

2.2 Technische Infrastructuur

Binnen het plangebied bevindt zich een tracé van de 150kV bovengrondse hoogspanningsverbinding. Dit tracé is op de planverbeelding opgenomen. Aan weerszijden van dit tracé ligt een belemmeringenstrook (zakelijk rechtstrook) van twee x 26 meter.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een korte weergave van het bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde ruimtelijke beleidskader.

3.2 Rijk En Provincie

Volgens de Verordening Ruimte van de provincie Noord-Brabant is het plan gelegen in stedelijk gebied (bestaand / stedelijk concentratiegebied). Er spelen geen provinciale en/of rijksbelangen. Derhalve wordt het ruimtelijk beleidskader op provinciaal en rijksniveau (provinciale Verordening Ruimte en de AMvB Ruimte) niet besproken.

3.2.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Op grond van art. 3.1.6 Bro zijn provincies en gemeenten verplicht om in de toelichting van een ruimtelijke besluit de zogenoemde 'ladder voor duurzame verstedelijking' op te nemen wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt

Art. 1.1.1. Bro definieert stedelijke ontwikkeling als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Overheden dienen op grond van art. 3.1.6 Bro nieuwe stedelijke ontwikkelingen standaard te motiveren met behulp van drie opeenvolgende stappen. Deze stappen borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkelingen wordt gekomen.

Deze stappen zijn:

[image]

Met dit bestemmingsplan wordt nieuwe woningbouw niet rechtstreeks mogelijk gemaakt. Alleen de acht woningen waarvoor reeds omgevingsvergunning is verleend, worden in het bestemmingsplan ingepast. Het overige plangebied wordt bestemd als Wonen-Uit te werken en voor een klein deel als Groen.

Nieuwe woningbouw is over een zone van 80m aan weerszijden van de 150kV hoogspanningsverbinding mogelijk nadat burgemeester en wethouders een uitwerkingsplan hebben vastgesteld. Het gaat in totaal om 39 nog te bouwen woningen.

De bouw van 39 woningen wordt aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1 lid 1 onder i van het Bro. De laddertoets dient hiervoor als leidraad.

Trede 1: Is er een regionale behoefte? De ladder voor duurzame verstedelijking beoogt dat in regionaal verband de gezamenlijke ontwikkelingsbehoefte wordt bepaald. Als meerdere locaties aangewezen worden om in die behoefte te voorzien, is het aan de regio om de behoefte te verdelen over die locaties. Als de regionale behoefte voldoende is om een beoogde locatie te ondersteunen en in regionaal verband tevens deze locatie wordt geselecteerd om in de behoefte te voorzien, dan kan dit afdoende motivering vormen in de toelichting bij het bestemmingsplan. De regionale behoefte is afgestemd in het regionaal ruimtelijk overleg waaraan ook de provincie deelneemt. Hierbij is de afspraak gemaakt dat de gemeente Tilburg tot en met 2021 mag voorzien in een uitbreiding van 9100 woningen (kwantitatieve behoefte). Hiermee wordt voorzien in de natuurlijke aanwas en de huishoudverdunning van de gemeente, alsmede in de migratie afkomstig uit de regio (en daarbuiten). Op lokaal niveau is behoefte aan grondgebonden woningen. In Berkel-Enschot gaat het om een dorps-woonmilieu, met aandacht voor senioren-woningen. Met de beoogde bouw van 39 woningen wordt daaraan voldaan. Verwezen wordt nog naar de paragraaf Volkshuisvesting.

Trede 2: Is (een deel van) de regionale behoefte op te vangen binnen het bestaand stedelijk gebied? De woningen worden in stedelijk gebied (bestaand / stedelijk concentratiegebied) gebouwd. De regionale behoefte wordt opgevangen binnen een woonbestemming, gelegen in bestaand / stedelijk concentratiegebied en leidt tegelijkertijd tot kwaliteitsverbetering van de omgeving. Trede 3 is daarom niet meer van toepassing.

Conclusie Er is sprake van een regionale behoefte, die wordt opgevangen binnen het bestaand /stedelijk concentratiegebied.

3.3 Gemeente

3.3.1 Omgevingsvisie Tilburg 2040

Op 21 september 2015 heeft de gemeenteraad de Omgevingsvisie Tilburg 2040 vastgesteld.

De Omgevingsvisie richt zich op Tilburg als vitale, duurzame stad in een moderne netwerksamenleving. De ontwikkelingen in de economie, de maatschappij en de leefomgeving gaan niet ten koste van elkaar, maar sluiten op elkaar aan en versterken elkaar. People, planet en profit zijn in balans.

People: Het is prettig wonen en werken in Tilburg, een stad met veel verschillende woonbuurten en verschillende soorten werklocaties. De woonmilieus passen bij de leefstijl van de mensen.

Planet: We gaan voor een gezonde en leefbare stad, anticiperen op de effecten van klimaatverandering, zoals hitte, droogte en hogere temperaturen. In het economisch systeem wordt herbruikbaarheid van producten en grondstoffen steeds belangrijker. Verder krijgen groen en water een steeds prominentere rol in de stad. De grote natuurgebieden om de stad zijn met elkaar verbonden. Dat versterkt het ecologisch systeem en de veerkracht van de natuur.

Profit: Om ook in de toekomst sterk genoeg te zijn, wil Tilburg de kracht van BrabantStad benutten. Tilburg is een stad die mensen kansen biedt: op aangenaam werk en op een fijne woon- en leefomgeving.

Om antwoord te geven op de vraag hoe we dit gewenste toekomstbeeld samen met burgers en partners in de stad voor elkaar kunnen krijgen volgt de Omgevingsvisie Tilburg 2040 een strategie met drie sporen:

  • de Brabantstrategie

  • de Regiostrategie

  • de Stadsstrategie

  1. Brabantstrategie: Tilburg kiest voor de kracht van stedelijke samenwerking

Samen met de andere Brabantse steden wil Tilburg de kracht van het stedelijk netwerk BrabantStad versterken. Om de benodigde schaalsprong naar een stedelijk netwerk te kunnen maken, moet Tilburg aantrekkelijk bereikbaar en concurrerend zijn.

Aantrekkelijk: Tilburg wil een aantrekkelijke stad zijn waar mensen graag wonen en werken, en waar het voor bedrijven interessant is om zich te vestigen. Niet alleen moet het aanbod van voorzieningen in de stad zelf aansprekend en hoogwaardig zijn, ook de groene omgeving en religieus en historisch erfgoed zijn belangrijke factoren.

Bereikbaar: goede verbindingen (weg, water, rail én digitaal) met de andere Brabantse steden zijn essentieel voor een sterk stedelijk netwerk.

Concurrerend: En duurzame concurrentiekracht kent in Tilburg twee belangrijke pijlers, namelijk kennis & creativiteit en smart industries. Concreet richt de Brabantstrategie zich op vier stedelijke knooppunten en drie stadsregionale parken.

De vier stedelijke knooppunten:

  • Binnenstad van de 21e eeuw

  • Tilburg University Campus: kennisontwikkeling en -toepassing

  • Modern Industrieel Cluster Vossenberg-Loven

  • Modern Industrieel Cluster Midden-Brabant

De drie stadsregionale parken zijn:

  • Stadsregionaal park Moerenburg - Koningshoeven

  • Stadsregionaal park Stadsbos013

  • Stadsregionaal park Noord

  1. De regiostrategie: de kracht van Tilburg als centrumstad

Bij de regiostrategie draait het om Tilburg in haar rol als centrumstad; Tilburg als belangrijke spil in de regio Hart van Brabant. Een goed bereikbare stad, waar bewoners uit de gehele omliggende regio graag komen voor werk, hoogwaardige medische zorg, uitstekend onderwijs, een compleet aanbod van winkels en spannende cultuur. Waar bedrijven hun ambities optimaal kunnen ontplooien. En waar het uitstekend (meerdaags) recreëren is. Een sterke stad kan niet zonder een sterke regio; omgekeerd geldt dat een sterke regio niet zonder een sterke stad kan. De regiostrategie richt zich op drie stedelijke knooppunten en twee regionale ecologische verbindingszones ten westen en oosten van de stad.

De drie stedelijke knooppunten zijn:

  • Bedrijvenpark Zuid

  • Zorgcluster Leijpark

  • Duurzaam energielandschap Noord

De twee ecologische verbindingszones:

  • Aan de oostzijde bestaat de verbinding uit ecologische stapstenen in het bestaande landschap en agrarisch productiegebied.

  • Aan de westzijde van de stad bestaat de verbinding uit een fijnmazig netwerk van ecologische verbindingszones langs wegen en waterlopen.

  1. De stadsstrategie: leefbaarheid met oog voor de menselijke maat

De stadsstrategie richt zich op het realiseren van prettig leefbare wijken, dorpen en buitengebied.

Hoofdpunten van de stadsstrategie zijn:

  • Ruimte voor zelf- en samenredzaamheid in wijken en buurten

  • Basis op orde: wijken zijn schoon, heel en veilig

  • Vitale wijkeconomie: dynamiek en ondernemerschap in de wijk

  • Brandpunten in wijken zorgen voor dynamiek, ontmoeting en sociale binding.

  • Differentiatie in woonmilieus: aansluiten bij de leefstijlen van bewoners

  • Cultureel erfgoed: het verhaal van Tilburg centraal

  • Groen en water in de stad: toegankelijk en zichtbaar

  • Goede bereikbaarheid van wijken en buurten borgen

  • Betere verbinding stad en buitengebied: groene inprikkers

  • Economische vitaliteit van het landschap behouden en versterken

Functie van de Omgevingsvisie

De Omgevingsvisie Tilburg 2040 is een koers- en inspiratiedocument. Het is een kompas voor investeringen in het fysieke domein. Een uitnodiging aan de stad om samen te werken aan de ontwikkeling van een stad waar het fijn wonen, werken, leven en recreëren is. De visie biedt burgers en bedrijven ruimte om initiatief te ontplooien en reikt de gemeente handvatten aan om haar strategie af te stemmen op het geschetste toekomst- perspectief. De Omgevingsvisie Tilburg 2040 geeft ook richting aan de inzet van de gemeente en wel in welke onderdelen de gemeente haar geld, tijd en bestuurskracht investeert en welke prioriteiten daarbij gelden.

3.3.2 Overige gemeentelijke structuurvisies

Tilburg kent daarnaast één thematische structuurvisie, de Structuurvisie Water en Riolering Tilburg (SWR). Hierin is opgenomen het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP), waarin Tilburg haar beleidsmatige invulling geeft aan de gemeentelijke zorgtaken voor afval-, hemel-, en grondwater. Deze zorgplichten zijn gewijzigd per 1 januari 2008, waardoor gemeentelijke taken zijn uitgebreid. Daarnaast heeft Tilburg er expliciet voor gekozen overige waterdossiers te actualiseren en eveneens op te nemen in de structuurvisie.

Hoofdstuk 4 Thematische Beleidskaders

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.

4.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand

4.2.1 Stedenbouw

De beheersverordening, die nu geldt, laat in dit deel van Overhoek Enschotsebaan ook de bouw van nieuwe gezinswoningen toe op gronden die liggen in de magneetveldzone van 0,4 microTesla van de 150kV hoogspanningsverbinding.

Dat is uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening niet zonder meer gewenst, omdat volgens ministeriële publicaties mogelijk een statistisch significante associatie aanwezig is tussen het optreden van leukemie bij kinderen en de magnetische velden van bovengrondse hoogspanningslijnen.

Voor de 150kV-hoogspanninglijn in Overhoek Enschotsebaan geldt een indicatieve zone van 80 meter aan weerszijden van de as van de hoogspanningsleiding.

Deze strook krijgt in het bestemmingsplan overwegend de bestemming Wonen-Uit te werken. Woningbouw is hier niet op voorhand uitgesloten. Wel wordt tegen gehouden dat woningen als hoofdverblijf kunnen worden gebruikt door personen jonger dan 15 jaar. Feitelijk kunnen er uitsluitend woningen worden gebouwd die geschikt zijn voor huishoudens zonder jonge kinderen. In deelgebied 1 mogen 13 woningen worden gebouwd, in deelgebied 26 woningen. Dat is evenveel als dat wat op grond van de Beheersverordening Enschotsebaan is toegestaan.

De indicatieve zone is de meest ruime afstand waarmee rekening moet worden gehouden. De werkelijke afstand (de zogenaamde specifieke zone) kan kleiner zijn. Dit komt nader aan bod bij het uitwerken van de bestemming Wonen-Uit te werken.

Voor acht woningen aan de Guldenroede en Kattedoorn is op basis van de Beheersverordening Enschotsebaan in juni 2015 omgevingsvergunning verleend. Dat is een bestaande situatie. Het beleid ten aanzien van zones bij hoogspanningsverbinding is niet van toepassing op bestaande situaties. Deze acht woningen zijn in deze planherziening positief bestemd (bestemming Wonen).

Daarnaast is in dit bestemmingsplan de bestemming Groenopgenomen op de plaats waar in de huidige beheersverordening ook al een doorgaande groenzone is aangegeven. Locaties waar de verblijftijd vergeleken met wonen als kort kan worden bestempeld, worden niet aangemerkt als zogenaamde gevoelige bestemming voor kinderen jonger dan 15 jaar.

4.2.2 Welstand

Bouwplannen moeten worden getoetst aan ´redelijke eisen van welstand´, zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd, onder de titel ´Welstandsnota 2004. Meer aandacht waar dat moet, meer vrijheid waar dat kan´.

Op 19 december 2011 heeft de gemeenteraad besloten tot actualisering van de Welstandsnota 2004. Voor een gedetailleerde beschrijving van de thans geldende regeling wordt verwezen naar de Welstandsnota 2004 en het raadsbesluit van 19 december 2011.

Verder heeft de raad in mei 2011 besloten om een omgevingscommissie in te stellen. Deze commissie is op 1 januari 2012 van start gegaan en vervangt drie voormalige adviescommissies, te weten de Welstandscom- missie, de Monumentencommissie en de Adviescommissie Stedelijk Groen. In 2008 is het 'Beeldkwaliteitsplan Overhoek Enschotsebaan' door de Raad vastgesteld, dat richtlijnen bevat voor het realiseren van een dorps woonmilieu in Overhoek Enschotsebaan. Zo nodig dient het beeldkwaliteitsplan te worden geactualiseerd indien de uitwerking van de bestemming "Wonen-Uit te werken" hiertoe aanleiding geeft.

4.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg

4.3.1 Archeologie

4.3.2 Cultuurhistorie en monumentenzorg

Het gemeentelijk beleid is erop gericht om bestaande cultuurhistorische en architectonische kwaliteiten te handhaven en nieuwe toe te voegen. Hierbij zijn vooral de Monumentenwet, de gemeentelijke Monumentenverordening en de lijst van gemeentelijke monumenten het kader.

4.4 Volkshuisvesting

In deze planherziening worden bouwvlakken opgenomen voor acht grondgebonden woningen. Voor deze acht woningen aan de Guldenroede - Kattedoorn is reeds omgevingsvergunning verleend. Deze woningen zijn bestemd voor Wonen.

Dit plan maakt verder woningbouw mogelijk middels een uitwerkingsplan. Het gaat om maximaal 39 woningen. Het plangebied omvat een deel van de Overhoek Enschotsebaan. Sinds 2008 wordt in dat gebied, in aansluiting op de bestaande woongebieden in Berkel-Enschot, woningbouw gerealiseerd met een dorps karakter. Er is aandacht voor de vraag naar woningen voor met name senioren (i. c. aanbod / ruimte voor patio-woningen, semi-bungalow, kleinschalig gestapeld etc.).

4.5 Groen En Speelruimte

4.5.1 Bomennota Tilburg boomT

Bomen staan steeds meer onder druk van de stad. De verwachting is dat in de loop van de tijd steeds meer bomen of zelfs complete bomenstructuren kunnen uitvallen als gevolg van deze stedelijke druk. Dit beeld is onwenselijk. Bomen dienen juist een toegevoegde waarde aan stedelijke ontwikkelingen te bieden. Om er niet te laat achter te komen dat er teveel bomen op cruciale plekken voor stedelijke ontwikkelingen zijn gesneuveld en om een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand te behouden is het noodzakelijk om belangrijke zaken rondom bomen goed te regelen en vast te leggen. Om deze reden is de Boomwaardezoneringskaart (Bwz-kaart) opgesteld, die deel uitmaakt van de Bomennota Tilburg boomT. Deze kaart doet uitspraken over de huidige openbare bomen in het stedelijk gebied van de gemeente Tilburg. Op de Bwz-kaart worden de boomzones die belangrijk zijn voor de structuur van de stad weergegeven; zones met bomen met een hoofdwaarde, nevenwaarde, basiswaarde of stadsecologie. Voor deze zones zijn criteria opgesteld o.a. met betrekking tot het verlenen van omgevingsvergunningen, onderhoud en beheer en straatbeeld. Door middel van de Bwz-kaart wordt duidelijk waar er kansen liggen voor openbare bomen; bomen die op de Bwz-kaart staan krijgen extra bescherming, intensiever onderhoud/beheer, bescherming tegen kap, herplantplicht e.d.

[image]

Boomwaardezoneringskaart

Maatregelen in bestemmingsplan

De Bwz-kaart wordt gebruikt als basis bij alle nieuwbouw-, herontwikkelings- of herstructureringsplannen in de bestaande stad waar huidige openbare bomen mee zijn gemoeid. In een bestemmingsplan wordt de Bwz-kaart aangeduid als Boomwaardekaart. In dit bestemmingsplan komen geen potentieel waardevolle bomen / geen monumentale bomen voor. Een Bwz-kaart is dan ook niet toegevoegd.

4.5.2 Nota Groen

De Nota Groen, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 april 2010, vormt de herziening van de Groenstructuurplannen uit 1992 en 1998. Tilburg wil zich in de toekomst blijven profileren als een groene stad waar het goed wonen en werken is. Tilburg moet in 2020 een stad zijn waar zowel haar inwoners, bezoekers als bedrijven een aantrekkelijk groene woon- en werkomgeving hebben en waar de recreatieve omgeving wordt ervaren als een kwaliteit van de gemeente. Tilburg streeft er dan ook naar een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur duurzaam te ontwikkelen en deze veilig te stellen binnen de stedelijke context. Om dit te bereiken wil het gemeentebestuur de Tilburgers letterlijk en figuurlijk dichter bij groen brengen. Op hoofdlijnen betekent dit:

  1. inzet op buitenstedelijke groengebieden en het groene netwerk;

  2. het tot zijn recht laten komen van de verschillende karakters van het groen (klassiek-, recreatief- en natuurlijk groen);

  3. het versterken en behouden van het natuurlijk groen.

In 2012 is het bijbehorende Uitvoeringsprogramma Groen en Biodiversiteit vastgesteld.

4.5.3 Nota biodiversiteit

Biodiversiteit omvat de totale verscheidenheid van alle levende planten en dieren op aarde. De biodiversiteit neemt wereldwijd af. Het doel van de nota is de biodiversiteit in de gemeente Tilburg te verhogen en beter te beschermen.

De visie is gericht op twee niveaus. Het eerste niveau is de flora & fauna, het tweede niveau is gericht op de mensen. Voor de flora en fauna wordt ingestoken op drie strategieën, namelijk vergroten, verbinden en versterken. Voor de realisatie van duurzame habitatnetwerken zal vaak gekozen worden voor een combinatie van deze strategieën. In de eerste plaats is dat het vergroten van leefgebieden. In de tweede plaats kan een duurzaam netwerk ontstaan door gelijksoortige leefgebieden met elkaar te verbinden. Tenslotte kan ingezet worden op het verbeteren van de kwaliteit van leefgebieden.

Voor de mensen is natuurbeleving vooral ook van belang in de stad. Door middel van de groene lijnen en de groene gebieden in de stad, kunnen we dicht bij huis ook genieten van de natuur. Als de groene lijnen en groene gebieden helemaal op orde zijn kunnen de planten en dieren tot in de tuin of op het balkon waargenomen worden.

In de nota worden vijf verschillende landschapstypen onderscheiden (agrarisch landschap, beekdallandschap, heide- en boslandschap, landgoederenzone en stedelijk gebied). Per landschapstype wordt een algemene beschrijving gegeven met bijbehorende doelstellingen, maatregelen en knelpunten.

Doelstellingen nota biodiversiteit

  1. De achteruitgang van de biodiversiteit stoppen vanaf 2010, voor het buitengebied én het bebouwde gebied.

In het voorjaar van 2010 is met een nulmeting bepaald aan de hand van de flora en faunagegevens die voor handen zijn. Hierna kan jaarlijks de verandering in de biodiversiteit worden bijgehouden.

  1. Biodiversiteit 'tot aan de voordeur'.

Biodiversiteit verhogen in het openbaar gebied waardoor het letterlijk tot aan de voordeur/ de voortuin van de bewoners van Tilburg komt.

  1. In 2020 zijn 50% van alle aangeplante bomen en struiken binnen de bebouwde kom ten gunste van de biodiversiteit.

Zo veel mogelijk gebruik maken van autochtoon plantmateriaal met een aanvulling van soorten die een bijdrage leveren aan biodiversiteit door middel van bijvoorbeeld nestgelegenheid, voedsel en/of schuilgelegenheid.

4.6 Verkeer En Parkeren

Algemeen

Leefbaarheid en bereikbaarheid staan voorop in het Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (TVVP). Om zich verder te kunnen ontwikkelen moet de stad goed bereikbaar zijn per auto, fiets en openbaar vervoer.

Uitwerking voor bestemmingsplan

De woningen in het plangebied worden ontsloten op de Enschotsebaan. De ontsluiting gaat plaatsvinden vinden via verschillende punten, waardoor het verkeer verspreid op deze weg terecht komt.

Parkeren

In het plangebied zijn acht woningen positief bestemd. Voor deze woningen is reeds omgevingsvergunning verleend. Bij het verlenen van de omgevingsvergunning is getoetst aan het parkeerbeleid. Er is voldoende ruimte voor parkeren ten behoeve van deze woningen.

Voor de woningen in de bestemming Wonen-Uit te werkenis in de uitwerkingsregels opgenomen dat moet worden voldaan aan de normen en richtlijnen van het gemeentelijke parkeerbeleid, zoals omschreven in de notitie Parkeernormen Tilburg 2011, vastgesteld juni 2012.

Hoofdstuk 5 Milieuaspecten

5.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.

De Beheersverordening Enschotsebaan en omgeving geeft een rechtstreekse bouwtitel voor woningbouw binnen de zones nabij de hoogspanningsverbinding.

Dit bestemmingsplan legt een uit te werken woonbestemming op de gronden nabij de hoogspannings- verbinding, waarbij rekening wordt gehouden met de zogenoemde zorgnorm. Het gaat om een zorgnorm voor magneetveldzones afkomstig van hoogspanningsverbindingen (hoger dan 0,4 microtesla). Het Rijk adviseert om binnen deze zones niet mee te werken aan nieuwe gebouwen (waaronder woningen, inclusief tuinen, scholen en kinderdagverblijven, inclusief speelpleinen, waarin kinderen tot 15 jaar langdurig verblijven. Dit vanwege statistische aanwijzingen dat de magneetvelden van bovengrondse hoogspanningslijnen mogelijk van invloed kunnen zijn op de gezondheid van kinderen.

Binnen de indicatieve zone van de hoogspanningsverbindingen zijn enkele woningen positief bestemd in het bestemmingsplan. Het gaat om een achttal woningen, waarvoor eerder omgevingsvergunning is verleend op basis van de Beheersverordening Enschotsebaan en omgeving.

5.2 Milieuhinder Bedrijven

Bij het beoordelen van de (binnen het plangebied of elders gelegen) bedrijven, die invloed hebben op het plangebied, is gebruik gemaakt de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. De VNG brochure is een richtlijn en vormt geen wettelijk kader. Er is voor deze richtlijn gekozen omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf. Deze richtafstanden gelden vanaf de perceelsgrens (of de opslagvoorziening of installatie) tot aan de gevel van woningen in een ´rustige woonwijk´. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen et cetera is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden.

In de directe omgeving zijn bedrijven aanwezig die met hun indicatieve milieucontour over het plangebied liggen. Daarnaast is er grond in gebruik voor teelt. Hier vinden spuitactiviteiten plaats. Zowel de bedrijvigheid als het gebruik van de gronden kunnen mogelijk van invloed zijn op de uit te werken bestemming wonen. Voordat gebouwd kan worden wordt aannemelijk gemaakt dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat bij de woningen. Om dit te bewerkstellingen is naar verwachting aanpassing nodig van de bedrijfsactiviteiten van enkele bedrijven.

5.3 Externe Veiligheid

5.3.1 Inleiding

Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's die mensen lopen ten gevolge van mogelijke ongelukken met gevaarlijke stoffen bij bedrijven en transportverbindingen (wegen, spoorwegen en waterwegen) en buisleidingen. Omdat de gevolgen van een ongeluk met gevaarlijke stoffen groot kunnen zijn, is in wetgeving bepaald wanneer risico's verantwoord moeten worden. Deze zogenoemde verantwoordingsplicht betekent dat in ruimtelijke procedure de keuzes moeten worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag.

Hierbij geeft het bevoegd gezag aan in te stemmen met de risico's en de betreffende situatie aanvaardbaar te vinden. De volgende besluiten zijn van belang bij ruimtelijke procedures:

  1. Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 2004 (sindsdien enkele keren aangepast);

  2. Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) van 1 april 2015;

  3. Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), 1 januari 2011.

Daarnaast heeft de gemeente Tilburg een beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld met de titel "Veilig en verantwoord ontwikkelen".

5.3.2 Verantwoordingsplicht

Bij het opstellen van een bestemmingsplan wordt beschreven of een ontwikkeling ligt in het invloedsgebied

van een risicobron. Per risicobron (transportas, buisleiding of inrichting) is in besluiten vastgelegd wanneer de verantwoordingsplicht moet worden ingevuld en is de inhoud van de verantwoording bepaald. Ligt een plangebied binnen het invloedsgebied dan wordt de verantwoording ingevuld. In dit geval ligt het plangebied binnen het invloedsgebied van het spoor en de N261 (Burgemeester Bechtweg). Aangezien het plan ligt binnen 200m van de Burgemeester Bechtweg, is een onderdeel van de verantwoording een groepsrisicoberekening.

5.3.3 Beleidsvisie externe veiligheid

In de beleidsvisie externe veiligheid zijn de spoorlijn Breda-Tilburg-Vught/Tilburg-Boxtel, de A58 en de N260/N261 aangewezen als transportasgebieden. Binnen 200m mogen geen nieuwe bijzonder kwetsbare objecten gerealiseerd worden. Onder bijzonder kwetsbare objecten wordt onder andere verstaan: zorgcomplexen, ziekenhuizen, basisscholen, peuterspeelzalen en kinderdagverblijven. Het plangebied ligt op minder dan 200m van de N261. De ligging van de veiligheidszone van 200m van de N261 is zichtbaar op onderstaand kaartje met een blauwe arcering. Met deze zone moet bij de uitwerking rekening worden gehouden.

[image]

Veiligheidszone vervoer gevaarlijke stoffen

5.3.4 Conclusies en restrisico

Conform de beleidsvisie mogen geen nieuwe bijzonder kwetsbare objecten worden gebouwd binnen 200m van transportassen zoals de N261. Daarnaast moet een groepsrisicoberekening worden gemaakt en de verantwoordingsplicht worden ingevuld.

5.4 Geluid

Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.

Binnen het bestemmingsplan worden woningen mogelijk gemaakt middels een uitwerkingsplan. Hiervoor wordt te zijner tijd een aparte ruimtelijke procedure doorlopen. Getoetst wordt aan de normen van de Wet geluidhinder/Besluit geluidhinder, waarmee wordt aangetoond dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en derhalve een goede ruimtelijke ordening.

Voor dit moment dient aannemelijk te worden gemaakt dat de nieuwe woningen akoestisch gezien mogelijk zijn. De nieuwe woningen zijn ten minste gelegen binnen de zone van het spoor, de Burgemeester Bechtweg en de Bosscheweg.

De optredende geluidbelasting t.g.v. weg- en railverkeer is indicatief berekend met het geluidkarteringsmodel VL 2022. Uit de indicatieve berekeningen blijkt dat de woningen akoestisch gezien mogelijk zijn. Wel dient bij de uitwerking van het plan rekening te worden gehouden met een overschrijding van een wettelijke voorkeurgrenswaarde van 48 dB t.g.v. de Burgemeester Bechtweg, voor zover maatregelen om de geluidbelasting terug te brengen tot aan de wettelijke voorkeurgrenswaarde geen oplossing biedt. Tevens dient rekening te worden gehouden met het doorlopen van een procedure hogere waarde voor ten minste wegverkeer. Daarbij vindt tevens toetsing plaats aan het gemeentelijk geluidbeleid.

Met betrekking tot industrielawaai wordt opgemerkt dat aannemelijk is dat de woningen niet worden gerealiseerd binnen de (wettelijke) zone van industrieterrein Loven respectievelijk Loven

Noord I.

De zones van het militaire vliegveld Gilze-Rijen (de zogenaamde Ke-zones) liggen niet over de nieuwe woningen.

5.5 Lucht

Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan, dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand gehouden moet worden.

Omdat er geen nieuwe bestemmingen mogelijk worden gemaakt kan een toetsing aan de luchtkwaliteits- normen uit hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer achterwege blijven.

Vanuit de Wet milieubeheer bestaat dan ook geen bezwaar tegen dit plan.

5.6 Geur

5.6.1 Industriële geur

Het beleid voor industriële geurhinder (geur van bedrijven die niet tot de agrarische sector behoren) is samengevat in een brief van het ministerie van VROM van 30 juni 1995. Kort samengevat komt het erop neer dat afgestapt is van stringente geurnormen. De toets of een ontwikkeling toelaatbaar is zonder voor overmatige geurhinder te zorgen, is grotendeels overgelaten aan lokale overheden.

In de brief is een aantal algemene beleidsuitgangspunten gegeven, waarbij ´het voorkómen van nieuwe geurhinder´ voor de ruimtelijke ordening het belangrijkst is. Binnen de gemeente Tilburg worden deze algemene uitgangspunten gehanteerd.

Aannemelijk moet worden gemaakt dat de nabij gelegen bedrijven bij de uitwerking van het bestemmingsplan niet leiden tot nieuwe geurgehinderden. Voorzover hiervan sprake is, dienen bij de geur emitterende bedrijven maatregelen te worden getroffen.

5.6.2 Agrarische geur

Op bedrijven die tot de agrarische sector behoren (veehouderijen) is ten aanzien van het geurbeleid de Wet geurhinder en veehouderij (5 oktober 2006) en de bijbehorende Regeling geurhinder en veehouderij van toepassing. Deze regelgeving geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object. De geurbelasting wordt berekend en getoetst aan de hand van een verspreidingsmodel (V-Stacks model). Dit geldt alleen voor dieren waarvoor geuremissiefactoren zijn opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij. Voor dieren zonder geuremissiefactor gelden minimaal aan te houden afstanden. De wet geeft de mogelijkheid om op lokaal niveau gemotiveerd af te wijken van de wettelijk norm met een verordening. De gemeente Tilburg heeft vooralsnog geen verordening met afwijkende normen vastgesteld.

In de omgeving zijn diverse veehouderijen actief. Voor het plangebied wordt aannemelijk gemaakt dat er geen voorgrondbelasting ligt over het terrein waar woningbouw is gepland en dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat (achtergrondbelasting). Het is mogelijk dat hiervoor de bedrijfsactiviteiten van een aantal bedrijven worden aangepast.

5.7 Bodem

In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek.

Het voorliggende plan maakt ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk na uitwerking. Bij de uitwerking komt de bodemkwaliteit nader aan de orde.

5.8 Hoogspanningsverbinding

In het plangebied staat een 150kV-leiding (bovengrondse hoogspanningsverbinding). Het Rijk adviseert om rekening te houden met de magneetvelden van de bovengrondse hoogspanningsverbindingen. Dit vanwege statistische aanwijzingen dat de magneetvelden van bovengrondse hoogspanningsverbindingen van invloed kunnen zijn op de gezondheid van kinderen. Dit beleid is gebaseerd op het voorzorgprincipe. Aanvullend geeft het Rijk aan om, vanwege op het voorzorgprincipe, te voorkomen dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen (tot 15 jaar) langdurig worden blootgesteld aan magneetvelden van bovengrondse hoogspanningsverbindingen van meer dan 0,4 microTesla.

Gelet op het voorzorgprincipe is voor de 150kV-leiding een indicatieve zone bepaald van twee keer 80 meter. Het gaat om een afstandsmaat, waarbinnen sprake kan zijn van een magneetveld hoger dan 0,4 microTesla. Het voorzorgbeginsel is bedoeld ter bescherming van kinderen tot 15 jaar. Het voorzorgbeginsel speelt geen rol bij woonvormen voor andere doelgroepen, zoals bijvoorbeeld seniorenwoningen of zorgwoningen.

5.9 Natuur En Ecologie

Inleiding

Vanuit de huidige natuurwetgeving moet bij ruimtelijke ingrepen inzichtelijk zijn of er sprake is van beschermde natuurwaarden in het plangebied en in de beïnvloedingszone. Het gaat daarbij om beschermde natuurgebieden (Natuurbeschermingswet 1998 en het beschermingsregime van de Ecologische Hoofdstructuur en beschermde soorten (Flora- en faunawet).

Hieronder volgt een korte toelichting op het beleid voor gebiedsbescherming en soortenbescherming. Per beleidskader is een analyse van het plangebied en een conclusie vermeld.

Natura 2000

Het wettelijke toetsingskader van de gebiedsbescherming is verankerd in de Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet 1998), die op 1 oktober 2005 in werking is getreden. Internationale verplichtingen uit de Vogelrichtlijn en in de toekomst de Habitatrichtlijn zijn hiermee in de nationale regelgeving verankerd. Voor de habitatrichtlijngebieden geldt echter dat de overheid bij vergunningverlening de habitattoets dient uit te voeren conform de EU-HRL (Habitatrichtlijn), zolang het gebied nog niet formeel is aangewezen door het Ministerie van EZ. Op dit moment vallen de habitatrichtlijngebieden op grond van jurisprudentie nog onder de rechtstreekse werking van de Habitatrichtlijn. De VRL (Vogelrichtlijn) gebieden zijn in 2000/2003 wel formeel aangewezen en vallen derhalve onder de NB-wet 1998.

Om schade aan natuurwaarden waarvoor de zogenoemde Natura 2000-gebieden zijn aangewezen, te voorkómen, bepaalt de NB-wet 1998 dat projecten en andere handelingen die de kwaliteit van de habitats kunnen verslechteren of die een verstorend effect kunnen hebben op de soorten, niet mogen plaatsvinden zonder vergunning (artikel 19d, eerste lid). Ook plannen moeten getoetst worden op hun gevolgen voor de Natura 2000-gebieden (artikel 19j). Hiertoe dient de zogenaamde habitattoets.

In de oriëntatiefase wordt bepaald hoe de verdere procedure dient te worden doorlopen; dit is afhankelijk van de informatie over de mogelijke aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied. De hoofdvraag is of er een kans op een significant negatief effect bestaat.

Er zijn drie mogelijkheden:

  • Er is zeker geen negatief effect. Er is dan geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig.

  • Er is wel een mogelijk negatief effect, maar dit is zeker geen significant negatief effect. De verslechterings- en verstoringstoets moet worden doorlopen.

  • Er is een kans op een significant negatief effect. Een passende beoordeling is vereist.

Analyse plangebied

Het plangebied ligt op ruime afstand van Natura 2000-gebieden. Omliggende Natura 2000-gebieden zijn: de Regte Heide & Riels Laag, Kampina & Oisterwijkse Vennen en Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen. De Kampina & Oisterwijkse Vennen liggen het meest in de buurt: ruim 2,0 kilometer ten zuiden van het plangebied. Dit Natura 2000-gebied heeft een doelstelling voor 13 habitattypen, 4 habitatsoorten, 2 broedvogelsoorten en 1 niet-broedvogelsoort. Kampina en de naastgelegen Oisterwijkse vennen en bossen vormen samen een voorbeeld van het licht glooiende Brabants dekzandlandschap, met U-vormige paraboolduinen, met bossen, vennen, heide en overgangen naar schraalgraslanden in beekdalen. Kampina is een restant van het half natuurlijke Kempens heidelandschap, met droge en vochtige heidevegetaties, akkertjes, een meanderend riviertje, voedselarme vennen en blauwgraslanden. In de oeverzones van de vennen komt nog hoogveenvorming voor, in het zuiden liggen dopheidevelden. In het stroomdal van de vrij meanderende Beerze staan hoge populieren, elzenbroek, vochtige heide met gagelstruweel en blauwgraslanden. De vennen in het gebied zijn vaak langgerekt in zuidwest-noordoostelijke richting, de dominerende windrichting van de laatste ijstijd, toen dit landschap grotendeels werd gevormd. Vennen die in het gebied aanwezig zijn betreffen doorstroomvennen (o.a. de Centrale Vennen in de Oisterwijkse Bossen), geïsoleerde zure vennen, en vennen in beekdalflanken die (van oorsprong) onder invloed staan van inundatie met beekwater. De vennen in de Oisterwijkse bossen zijn merendeels ontstaan als uitgestoven laagten in een stuifzandlandschap, waar veentjes in ontstonden. Door vervening is hierin sinds de Middeleeuwen weer open water ontstaan. (Bron: Ministerie van Economische Zaken).

Conclusie

De met deze planherziening voorgestane ontwikkeling zal, gelet op het beperkte aantal woningen, geen negatief effect hebben op de Natura 2000-gebieden. De tussenliggende afstand is hiervoor ook te groot. En de mogelijke storende factoren door de voorgestane invulling zijn dusdanig van aard dat geen negatieve effecten op dit Natura 2000-gebied zijn te verwachten.

Ecologische Hoofdstructuur

In de Verordening ruimte Noord-Brabant is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) begrensd. De EHS is een robuust netwerk van bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuurgebieden, verbindingszones en beheersgebieden. De provincie heeft in 2009 het Natuurbeheerplan vastgelegd, dat bestaat uit twee kaarten, respectievelijk de ambitie- en de beheertypenkaart. De beheertypenkaart laat de huidige situatie zien en de ambitiekaart geeft de gewenste situatie weer. Het Natuurbeheerplan vormt de basis voor subsidies met betrekking tot beheer en inrichting. In het nieuwe beleid van de provincie met betrekking tot de EHS is nog duidelijker als voorheen de lijn gevolgd van een aaneengesloten ecologische structuur. Kleine(re) bosgebieden die buiten deze structuur liggen en ook niet voldoen aan specifieke natuurwaarden, behoren niet tot de EHS.

Het hoofddoel van het ruimtelijk beleid voor de EHS is het bijdragen aan een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurlijke landschappen door bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige bijzondere waarden en kenmerken.

Indien de natuur- en landschapswaarden van de EHS worden aangetast, dienen mitigeerde maatregelen te worden getroffen waarmee de schade zoveel mogelijk wordt beperkt. Per saldo zal op plan niveau of beleidsniveau geen verlies mogen optreden van areaal, kwaliteit en samenhang. Indien er wel schade wordt veroorzaakt, dan dient natuur compensatie plaats te vinden.

Analyse plangebied

In het plangebied komen geen terreinen voor die begrensd zijn als Ecologische Hoofdstructuur. De dichtstbijzijnde EHS is ten noordwesten gelegen op ca. 735m afstand van het plangebied. Dit perceel heeft meerdere beheer typen: N12.02 Kruiden- en fauna rijk grasland, N05.01 Moeras, N06.05 Zwak gebufferd ven en N15.02 Dennen-, eiken- en beukenbos.

Conclusie

De met deze planherziening voorgestane ontwikkeling zal geen (significante) negatieve effecten hebben op de Ecologische Hoofdstructuur in de omgeving. Het plangebied ligt niet in de EHS en de gewenste invulling is dusdanig van aard dat dit geen negatieve gevolgen zal hebben voor de kwaliteit en kwantiteit van de dichtstbijzijnde EHS.

Groenblauwe mantel

De groenblauwe mantel vormt het gebied tussen het kerngebied groenblauw en het agrarisch gebied, alsook het stedelijk gebied. Het kerngebied groenblauw wordt ommantelen om kernen te versterken en te verbinden. De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit multifunctioneel landelijk gebied met grondgebonden landbouw. Binnen de groenblauwe mantel zijn ook de zogenaamde beheersgebieden van de ecologische hoofdstructuur opgenomen. Het beleid binnen de groenblauwe mantel is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, water systeem en landschap. Voor de natuur betekent dit vooral versterking van de leefgebieden voor plant- en diersoorten en de bevordering van de biodiversiteit buiten de EHS. Vanuit de water component wordt vooral ingezet op het kwantitatief en kwalitatief herstel van kwel stromen, zoals het wijst verschijnsel op de Peel rand breuk in Oost Brabant, in de beekdalen en op de overgangen van zand/veen naar klei in de zogenaamde Naad van Brabant. De groenblauwe mantel geeft naast de ontwikkeling van een robuust en veerkrachtig water- en natuur systeem ook ruimte voor de ontwikkeling van gebruiksstudies, zoals landbouw en recreatie, mits deze bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap: de “ja-mits benadering”. De groenblauwe mantel biedt echter geen ruimte voor stedelijke ontwikkeling of de ontwikkeling van nieuwe (kapitaal)intensieve vormen van recreatie en landbouw.

Analyse plangebied

In het plangebied komen geen terreinen voor die zijn begrensd als Groenblauwe mantel. De dichtstbijzijnde Groenblauwe mantel ligt ten zuiden van het plangebied op ruim 635m. afstand (Moerenburg).

Conclusie

De met deze planherziening voorgestane ontwikkeling zal geen (significante) negatieve effecten hebben op de Groenblauwe mantel. Het plangebied ligt niet in de Groenblauwe mantel en de gewenste invulling is dusdanig van aard dat dit geen negatieve gevolgen zal hebben voor de kwaliteit en kwantiteit van de dichtstbijzijnde Groenblauwe mantel.

Flora- en faunawet

Volgens de Flora- en faunawet is bij de ruimtelijke ingrepen de initiatiefnemer verplicht op de hoogte te zijn van mogelijke voorkomende beschermde flora en fauna binnen het plangebied. Het doel van de Flora- en faunawet is het in stand houden van de inheemse flora en fauna. Door, voorafgaand aan ruimtelijk ingrepen, stil te staan bij rekening te houden met aanwezige natuurwaarden, kan onnodige schade aan beschermde soorten worden voorkómen of beperkt.

Onder ruimtelijke ingrepen wordt verstaan het uitvoeren van werkzaamheden in de (buiten)ruimte. Een ontheffing is nodig op grond van artikel 75 van de Flora- en faunawet (derde lid, vijfde lid en zesde lid, onderdeel c) als er beschermde soorten leven op de plek waar de werkzaamheden worden uitgevoerd. Voor ruimtelijke ingrepen zijn de soorten ingedeeld in drie tabellen. Als in het plangebied alleen soorten leven uit de vrijstellinglijst in tabel 1, dan hoeft geen ontheffing aan te worden aangevraagd. Wel blijft de algemene zorgplicht van kracht. In tabel 1 staan de lichtst beschermde soorten en in tabel 3 de zwaarst beschermde soorten. In tabel 2 staan de overige soorten. Deze indeling geldt alleen voor ruimtelijke ingrepen. Naast de soorten in tabel 3 zijn ook alle vogels zwaar beschermd.

Activiteiten die een schadelijk effect hebben op soorten die beschermd zijn volgens de Flora- en faunawet zijn in principe verboden. Van dit verbod kan onder voorwaarden worden afgeweken, met een vrijstelling, door het werken volgens een goedgekeurde gedragscode of - indien geen of onvoldoende maatregelen genomen kunnen worden om schadelijke effecten te voorkomen - door een ontheffing aan te vragen voor artikel 75 Flora- en faunawet.

Analyse plangebied

Door een deskundige ecoloog van de gemeente Tilburg is het plangebied op basis van bronnenonderzoek (Nationale Databank Flora en Fauna) en een verkennend veldonderzoek (op 6-10-2015) op (potentieel) aanwezige beschermde soorten geanalyseerd. Het veldbezoek vond plaats vanaf alleen de openbare weg.

In dit plangebied ligt een 150kV hoogspanningsverbinding. Op deze gronden wordt een bestemming Wonen-Uit te werken en een bestemming Groen gelegd. De woningen waarvoor al omgevingsvergunning is verleend hebben een bestemming Wonen.

Het plangebied ligt aan de westzijde van Berkel - Enschot. In het plangebied zijn aanwezig: twee gebouwen (zijnde agrarische opstallen met bouwjaren 1928 en 1990), agrarische grond (boomkwekerij), braakliggende terrein (bestemd voor woningbouw), een depot (voornamelijk voor grondopslag) en een verharde weg aanwezig. De gebouwen hebben een platen zadeldak. Langs de openbare weg is (straat)verlichting. Open water op openbaar terrein is in het plangebied afwezig. Kelders onder de gebouwen kunnen niet worden uitgesloten. Bunkers en andere ondergrondse ruimten zijn voor zover bekend afwezig.

De aanwezigheid van groeiplaatsen, voortplantingsplaatsen, vaste rust- en verblijfplaatsen en essentieel functioneel leefgebied voor beschermde tabel 2 en 3 soorten en categorie 1-4 vogelsoorten zijn gebaseerd op het huidige habitat in het openbare deel van het plangebied op voorhand uit te sluiten. Habitats zijn afwezig of relevante soorten zijn niet aangetroffen. Voor de niet openbare terreinen zijn voortplantingsplaatsen en vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen, huismus, kerkuil en vaatplanten op voorhand niet uit te sluiten. Particuliere terreinen zijn tijdens het veldbezoek niet betreden, maar vanaf de openbare weg lijken ze voor deze soorten potentieel geschikt.

Diverse vleermuissoorten (voornamelijk gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger) zijn overvliegend en foeragerend het plangebied te verwachten. Voor beide functies heeft het plangebied geen essentiële betekenis. Veel vergelijkbaar habitat - als alternatief - rondom het plangebied is aanwezig.

Het plangebied is potentieel geschikt voor voortplantingsplaatsen en functioneel leefgebied van algemene vogels en categorie 5 algemene vogelsoorten. In dit type habitat worden bezette vogelnesten verwacht van voornamelijk gebouw-, struweel- en boombroedende vogelsoorten.

Het plangebied is potentieel geschikt voor Flora- en faunawet tabel 1 soorten. Het gaat om voornamelijk verblijfplaatsen en functioneel leefgebied voor grondgebonden zoogdieren en amfibieën. Door het habitat zijn potentieel te verwachten soorten: voornamelijk egel, huisspitsmuis en gewone pad.

Conclusie

De aanwezigheid van voortplantingsplaatsen, vaste rust- en verblijfplaatsen en essentieel functioneel leefgebied voor vleermuizen, huismus, kerkuil en vaatplanten zijn op voorhand niet uit te sluiten op niet openbaar terrein. Het complete plangebied is daarnaast potentieel geschikt voor voortplantingsplaatsen en functioneel leefgebied van algemene vogels en potentieel geschikt voor Flora- en faunawet tabel 1 soorten grondgebonden zoogdieren en amfibieën.

De aanwezigheid van groeiplaatsen, voortplantingsplaatsen, vaste rust- en verblijfplaatsen en essentieel functioneel leefgebied voor andere beschermde tabel 2 en 3 soorten en categorie 1-4 vogelsoorten is gebaseerd op het huidige habitat op voorhand uit te sluiten.

Dit plan maakt de bouw van 39 woningen mogelijk na het van kracht worden van een uitwerkingsplan. Ter voorkoming van schadelijke effecten op beschermde soorten, is het treffen van mitigerende maatregelen tijdens uitvoering van de geplande activiteiten nodig. De maatregelen dienen tevens invulling te geven aan de zorgplicht.

Hoofdstuk 6 Wateraspecten

Dit hoofdstuk geeft weer hoe wateraspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.

6.1 Bestaand Watersysteem

Het plangebied ligt in het stroomgebied van de Voorste Stroom en behoort zowel kwalitatief als kwantitatief tot het beheergebied van Waterschap de Dommel.

In het plangebied ligt een 150kV-hoogspanningsverbinding. Het plangebied zelf is nu nog overwegend in gebruik voor agrarische functies. Het plan maakt de bouw van 39 woningen mogelijk na het van kracht worden van een uitwerkingsplan. Er gelden diverse uitwerkingsregels. Voor acht woningen aan de Guldenroede en Kattedoorn is omgevingsvergunning verleend. Deze woningen zijn in deze planherziening positief bestemd (bestemming Wonen).

Het plangebied heeft de volgende gebiedskenmerken:

Kenmerk:

In plangebied:

Stroomgebied

Voorste Stroom

Waterbeheerders

Gemeente Tilburg (stedelijk watersyteem)

Waterschap De Dommel (zuivering vuil water)

Waterschap De Dommel (oppervlaktewater)

Bruto oppervlakte

28.853m²

Afvoerende oppervlakte

6000m²

Terreinhoogte

12.30m+ NAP

Gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG)

11,30m+ NAP

Ontwateringdiepte

1m (voldoende voor alle doelen)

Bodem

Zwakzandige leemlenzen dikker dan 1 meter

Riolering

Niet aanwezig

Afkoppelgebied

Niet van toepassing

Oppervlaktewater

NL 28 (leggerwatergang inclusief beschermingszones voor onderhoud)

Keur beschermde gebieden

N.v.t.

6.2 Duurzaam Waterbeheer

6.2.1 Beleidskader

Het waterschap De Dommel heeft het Waterbeheerplan 'Waardevol Water' 2016 - 2021 vastgesteld. Tevens is het Provinciale Milieu en Waterplan 2016 - 2021 door de provincie Noord Brabant vastgesteld. Beide plannen lopen parallel met de 2e termijn van de Kaderrichtlijn Water. Het Waterbeheerplan is opgesteld vanuit de insteek van het waterschap : samen met gebruikers en (maatschappelijke) organisaties meer waarde geven aan water. Dit doet het waterschap vanuit vier uitgangspunten: 1) beekdalbenadering; 2) gebruiker centraal; 3) samen sterker; 4) gezonde toekomst. Naast dit beheerplan beschikt het waterschap over verschillende beleidsregels en van de Keur waterschap De Dommel (datum intrede 1 maart 2015), die van belang is voor eventuele ontwikkelingen.

Het waterbeleid van de gemeente Tilburg is vastgelegd in het vGRP 2016-2020. Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. De Omgevingsvisie 2040 is in september 2015 vastgesteld. Daarin zijn alle uitgangspunten en opgaven voor de komende decennia vastgelegd. Daarin wordt de vastgestelde visie verder afgewikkeld. In het vGRP is verder invulling aan het lange termijn beleid dat gestart is met het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002) en voorgaande Gemeentelijk Rioleringsplannen.

6.2.2 Afwegingen

Het bestemmingsplan maakt het mogelijk dat er 39 grondgebonden woningen met een totale oppervlakte van 6000m² in het plangebied gerealiseerd kunnen worden. Daar zal nog een uitwerkingsplan voor worden opgesteld.

De volgende randvoorwaarden worden hiervoor meegegeven:

  • Bij eventuele bouwactiviteiten worden geen uitloogbare bouwmaterialen toegepast.

  • Ten aanzien van de grondwaterstanden dient de water- en vochtdichtheid van alle ondergrondse bouwdelen voldoende te zijn voor het gebruik van het bouwdeel.

  • In verband met duurzaam waterbeheer is draineren onder het gemiddeld hoogste grondwaterstand niet toegestaan.

  • Het vuilwater en het regenwater dienen gescheiden ingezameld te worden en aangesloten op bestaande (gescheiden) riolering.

Aangezien het plangebied volgens de 'Kaart bij beslisboom watertoets' (bijlage 12a bij het vGRP 2016-2019) buiten bestaand stedelijk gebied ligt, gelden de Algemene regels Keur Waterschap De Dommel 2016 voor het bepalen van de regenwateropgave.

Voor deze ontwikkeling geldt dat vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.6 van de Keur, voor het afvoeren van regenwater via toename verhard oppervlak of door afkoppelen van verhard oppervlak, naar een oppervlaktewaterlichaam voor zover:

De toename van verhard oppervlak tussen 2.000m² en 10.000m² is en compenserende maatregelen zijn getroffen om versnelde afvoer van hemelwater tegen te gaan, in de vorm van een voorziening met een minimale compensatie conform de rekenregel:

benodigde compensatie (in m³) = toename verhard oppervlak (in m2) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m)= 6000 x 1 x 0,06 = 360m³.

De voorziening voldoet aan de volgende eisen:

  • de bodem van de voorziening ligt boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG);

  • de afvoer uit de voorziening vindt plaats via een functionele bodempassage naar het grondwater en/of via een functionele afvoerconstructie naar het oppervlaktewater. Indien een afvoerconstructie wordt toegepast, dient deze een diameter van 4cm te hebben;

  • daarnaast moet er altijd een overloopconstructie zijn, om beschadiging van het oppervlaktewaterlichaam te voorkomen.

6.3 Watertoets

De impact van dit plangebied op het watersysteem is significant. De aanpak volgt de beslisboom die de gemeente heeft vastgesteld in het verbreed gemeentelijke rioleringsplan 2016-2019. Het plan wordt voorgelegd aan de waterbeheerder, namelijk het waterschap De Dommel. Aangezien in deze fase slechts de randvoorwaarden worden geformuleerd zal het waterschap bij de verdere uitwerking nadrukkelijk betrokken worden.

Deze waterparagraaf is voorgelegd aan de waterbeheerder(s) via de mail van 2 februari 2016. De waterbeheerder reageert via de mail van 10 februari 2016. De gemeente houdt rekening met dit laatste voorlopig wateradvies, alvorens het opgenomen wordt in het ontwerpbestemmingsplan.

Hoofdstuk 7 Opzet Planregels

7.1 Inleiding

De indeling en inhoud van de regels bij dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de Tilburgse bestemmingsplansystematiek, welke primair is opgesteld ten behoeve van het actualiseren van bestemmingsplannen door de afdeling Ruimte van de gemeente Tilburg. De plansystematiek is vastgesteld door het gemeentebestuur en wordt doorlopend aangepast aan veranderende regelgeving en beleidsinzichten. De plansystematiek is gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en IMRO2012 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening). De systematiek is te vinden op www.tilburg.nl/ruimtelijkeplannen.

7.2 Hoofdstuk 1 Van De Regels: Inleidende Regels

Hoofdstuk 1 bevat de ´Inleidende regels´. Dit hoofdstuk omvat twee artikelen: een artikel met een aantal begripsomschrijvingen en een artikel over de wijze van meten.

7.3 Hoofdstuk 2 Van De Regels: Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 bevat de ´Bestemmingsregels´. In dit hoofdstuk komen aan bod de verschillende bestemmingen met bepalingen over bouwen en het gebruik van de gronden. Vaak is daarnaast sprake van een nadere eisen-regeling, een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, wijzigingsbevoegdheden e.d.

In het plan komen voor de bestemmingen Groen , Wonen en Wonen-Uit te werken.

De bestemming Groen ligt op het structurele groen.De groenstructuur bij de Enschotsebaan bestaat voornamelijk uit nieuwe of recent aangelegde groenelementen, veelal gecombineerd met de waterhuishoudkundige voorzieningen binnen het plangebied.

De bestemming Wonen ligt op de gronden waarop acht (reeds vergunde) woningen worden gebouwd.

De bouwregels bij de bestemming Wonen bevatten een uitgebreide regeling ten aanzien van het oprichten van gebouwen en overige bouwwerken in het plangebied (bouwvlak, erf, bouwhoogte, regeling bijgebouwen etc.). Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt in bouwregels voor (hoofd)gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en bouwwerken van algemeen nut.

De bestemming Wonen-Uit te werken regelt hoeveel woningen binnen een gebiedje kunnen worden gebouwd en geeft de maximale bouwhoogte aan. Op grond van deze bepaling wordt het bestemmingsplan uitgewerkt ten behoeve van woningen, in overeenstemming met de in dit artikel opgenomen uitwerkingsregels.

Verder liggen er nog twee dubbelbestemmingen in het plan namelijk de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding (dubbelbestemming) en de bestemming Waarde - Archeologie (dubbelbestemming) (zie hiervoor ook onder hoofdstuk 5.4 en 4.3).

Voor de 150kV hoogspanningsverbinding geldt de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding (dubbelbestemming), waarin een belemmeringenstrook van 2 x 26 meter is opgenomen.

De bestemming Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)is opgenomen ter bescherming van mogelijke archeologische waarden. Bij bodemingrepen (waaronder ook ophogingen) zijn door middel van een omgevingsvergunning bepaalde werkzaamheden verboden die de archeologische waarden kunnen aantasten, zonder dat hiervoor een vergunning van het bevoegd gezag is afgegeven. Indien de bodemingreep een groter oppervlak beslaat dan 50m2, is tevens archeologisch onderzoek vereist. Ook kunnen er in bepaalde gevallen voorwaarden aan de omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten worden verbonden ter bescherming van de archeologische waarden.

7.4 Hoofdstuk 3 Van De Regels: Algemene Regels

Hoofdstuk 3 bevat de ´Algemene regels´ ten aanzien van de volgende aspecten:

Anti-dubbeltelregel

Artikel 8 bevat een algemene anti-dubbeltelregel ter voorkoming van onbedoeld gebruik van de regels.

Algemene bouwregels

Artikel 9 bevat een aantal bouwregels die algemeen toepasbaar zijn. Het gaat hierbij om de regeling met betrekking tot ondergrondse bebouwing, de situering van de hoofdtoegang voor woningen, een regeling voor onbebouwde terreinen bij woningen en bij overige gebouwen, een regeling over de ruimte tussen gebouwen en een regeling voor het bouwen nabij op de verbeelding aangeduide bomen.

Algemene gebruiksregels

In artikel 10 staat een algemene gebruiksregel, inhoudende dat het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met een functie-aanduiding aangemerkt wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming.

Algemene afwijkingsregels
Algemene afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot geringe afwijkingen van de regels van het plan staan in artikel 11.

Algemene wijzigingsregels
Een algemene wijzigingsbevoegdheid staat in artikel 12 met betrekking tot wijziging van de bestemmingsgrenzen en het toelaten van utiliteitsvoorzieningen met een oppervlak groter dan 50m2.

Overige regels
Naast eventuele nadere eisen per bestemming zijn burgemeester en wethouders middels artikel 14 bevoegd om een aantal algemene nadere eisen te stellen. Algemene regels over het toelaten van werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning vereist is, staan eveneens in dit artikel.

7.5 Hoofdstuk 4 Van De Regels: Overgangs- En Slotregels

Het vierde en laatste hoofdstuk heet ´Overgangs- en slotregels´. Hier is het overgangsrecht te vinden met betrekking tot het bouwen van bouwwerken en het gebruik van gronden en opstallen. In de slotbepaling wordt de exacte naam van het bestemmingsplan gegeven.

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

8.1 Economische Uitvoerbaarheid

Onderzoek naar de economische uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen heeft in het algemeen betrekking op nieuwe ontwikkelingen waarvoor bestemmingsplanherzieningen nodig zijn. Het betreft hier een deel van het oorspronkelijke plan Enschotsebaan waarvoor exploitatieovereenkomsten met de ontwikkelaars zijn gesloten. Het kostenverhaal was hierdoor reeds verzekerd. De bestemmingsplanherziening gaat alleen over de gronden die vallen binnen de magneetveldzone van de 150kV hoogspanningsverbinding Enschotsebaan. Deze gronden krijgen deels een bestemming 'Wonen uit te werken'. Deze bestemming geeft uitwerkingsregels, waardoor alleen woningbouw kan worden gerealiseerd voor 'niet-kwetsbare groepen' conform het daarvoor door het Rijk afgegeven richtlijn. Voor de woningen waarvoor al omgevingsvergunning is verleend zal een directe bestemming Wonen worden opgenomen.

Op deze locatie is een particuliere grondexploitatie van toepassing. Alle nog te maken kosten voor het bouw- en woonrijpmaken alsmede de plankosten (inclusief de legeskosten voor de onderhavige bestemmingsplanherziening) komen voor rekening van de ontwikkelaar. De ontwikkelaar ontvangt ook de grondopbrengsten. Indien er naar aanleiding van de onderhavige bestemmingsplanherziening uitkeringen moeten worden verricht op basis van verzoeken om tegemoetkoming in schade (artikel 6.1 Wro), dan zullen deze ten laste van de algemene middelen worden gebracht. Naar verwachting zal evenwel geen planschade uitbetaald worden. Het plan is om deze reden economisch uitvoerbaar.

Gelet op het feit dat het een particuliere grondexploitatie betreft waarvoor reeds anterieure overeenkomsten zijn gesloten, is het niet nodig om een exploitatieplan vast te stellen.

Hoofdstuk 9 Burgerparticipatie En Overleg

9.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro

Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In dit geval is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan Enschotsebaan Hoogspanningsverbinding op 4 december 2015 gepubliceerd in het Gemeenteblad.

9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

Het plangebied ligt in bestaand stedelijk gebied / concentratiegebied en heeft geen ruimtelijke impact. Er zijn geen provinciale belangen aan de orde.

Met het waterschap de Dommel is afgesproken om in dit geval een vereenvoudigde procedure te volgen.

9.3 Burgerparticipatie

Ter uitvoering van het bepaalde in de door de raad vastgestelde Handreiking Burgerparticipatie heeft de gemeente in januari 2016 eigenaren in het plangebied, bewoners uit de nabije omgeving en de wijkraad schriftelijk geïnformeerd over de voorgenomen bestemmingsplanherziening.

Er zijn vier reacties ingekomen. Naar aanleiding van deze reacties is het onderhavige bestemmingsplan aangepast. Een deel van het plangebied heeft nu een bestemming Wonen-Uit te werken. Een samenvatting van de ingekomen opmerkingen en de reactie van de gemeente daarop is als bijlage bij de toelichting gevoegd (zie Bijlage 1 Verslag burgerparticipatie).

9.4 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), gedurende zes weken ter inzage gelegen, te weten van 28 maart 2016 tot en met 9 mei 2016. Tijdens deze periode zijn er twee zienswijzen ingediend. Deze worden in Bijlage 2 Notitie behandeling zienswijzen zakelijk weergegeven, met daarbij het uiteindelijke standpunt van het gemeentebestuur ten aanzien van die zienswijzen.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Parkeernormen

Bijlage 2 Parkeernormen

Bijlage 1 Verslag Burgerparticipatie

Bijlage 1 Verslag burgerparticipatie

Bijlage 2 Notitie Behandeling Zienswijzen

Bijlage 2 Notitie behandeling zienswijzen