KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Centrum
Artikel 4 Kantoor
Artikel 5 Verkeer - Verblijf
Artikel 6 Wonen - Gestapeld
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 13 Algemene Procedureregels
Artikel 14 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
Artikel 16 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling
1.2 Het Plan
1.3 Voorgaande Plannen
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Ruimtelijke Structuur
2.2 Stedenbouwkundig Plan
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Rijk
3.3 Provincie
3.4 Gemeente
Hoofdstuk 4 Thematische Beleidskaders
4.1 Inleiding
4.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand
4.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg
4.4 Volkshuisvesting
4.5 Groen En Speelruimte
4.6 Kantoren
4.7 Horeca
4.8 Detailhandel
4.9 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 5 Milieuaspecten
5.1 Inleiding
5.2 Milieueffectrapportage
5.3 Milieuhinder Bedrijven
5.4 Externe Veiligheid
5.5 Geluid
5.6 Lucht
5.7 Bodem
5.8 Natuur En Ecologie
Hoofdstuk 6 Wateraspecten
Hoofdstuk 7 Opzet Planregels
7.1 Inleiding
7.2 Hoofdstuk 1 Van De Regels: Inleidende Regels
7.3 Hoofdstuk 2 Van De Regels: Bestemmingsregels
7.4 Hoofdstuk 3 Van De Regels: Algemene Regels
7.5 Hoofdstuk 4 Van De Regels: Overgangs- En Slotregels
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
8.1 Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 9 Burgerparticipatie En Overleg
9.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro
9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
9.3 Burgerparticipatie
9.4 Zienswijzen
Bijlage 1 Bedrijvenlijst Functiemenging
Bijlage 2 Hogere Waardenbesluit
Bijlage 3 Luchtvaartverkeerszone-funnel
Bijlage 4 Parkeernormen
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 1 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 2 Kantorennota
Bijlage 3 Bedrijven En Milieuzonering
Bijlage 4 Luchtkwaliteitsonderzoek
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 6 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 7 Rapport Externe Veiligheid
Bijlage 8 Verantwoording Externe Veiligeheid
Bijlage 9 Gebiedsontheffing Flora- En Faunawet
Bijlage 10 Notitie Behandeling Zienswijzen

Spoorzone, 5e herziening (Burg. Stekelenburgplein)

Bestemmingsplan - gemeente Tilburg

Vastgesteld op 16-01-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlage(n).

1.2 plan:

Het bestemmingsplan Spoorzone, 5e herziening (Burg. Stekelenburgplein) met identificatienummer NL.IMRO.0855.BSP2016010-e001 van de gemeente Tilburg.

1.3 aanbouw

Een gebouw, dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 bar

  1. Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse, ook tussen 02:00uur en 06:00uur.

  2. gedeelte van een bedrijf deel uitmakend van horecavestigingen met accent op verstrekking van alcoholhoudende dranken.

1.7 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 bebouwingspercentage

Het percentage dat per bouwperceel bepaalt hoeveel procent van dat bouwperceel - binnen het aangegeven bouwvlak - ten hoogste mag worden bebouwd.

1.9 bed & breakfast

Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting, al dan niet met de mogelijkheid van ontbijt, kortstondig met een maximum van twee weken.

Hieronder wordt niet verstaan huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen.

1.10 bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op onder andere consumentverzorging, welke geheel of overwegend door middel van handwerk plaatsvinden.

1.11 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)

De totale oppervlakte van de ruimten binnen de bebouwing die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep of bedrijf, c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.12 beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.

1.13 bestaand

Bij bouwwerken:

Bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften.

1.14 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bijgebouw

Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.17 bouwen

Het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.18 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.19 bouwlaag

Een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkant van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5m in hoogte verschillen, zulks met uitzondering van een onderbouw of zolder.

1.20 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.21 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.22 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.23 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.24 bouwwerken van algemeen nut

Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen.

1.25 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)

De som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren - horizontale vlakken ter plaatse van trappen, hellingen en vides met een oppervlakte tot en met 4m² daaronder begrepen - voorzover de ruimten waarbinnen de vloeren zich bevinden een grotere inwendige hoogte hebben dan 1,5m.

1.26 cafetaria/snackbar

Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van ter plaatse bereide etenswaren, alsmede het bieden van gelegenheid tot het nuttigen van etenswaren ter plaatse.

1.27 café, eetcafé

Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van kleine etenswaren of maaltijden, gedurende beperkte delen van de dag, een en ander al dan niet ter plaatse bereid.

Hieronder worden in elk geval niet verstaan: discotheken, bars, cafetaria/snackbar, nachtclubs, erotisch gerichte horeca, speelautomatenhallen e.d.

1.28 calamiteit

Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk door overmacht: brand, overstroming, terroristische en/of oorlogshandelingen, aardbeving e.d.

1.29 cultuur en ontspanning

Voorzieningen gericht op cultuur en ontspanning, zoals atelier, bowlingbaan, casino, dierentuin, evenemententerrein, speeltuin, museum, creativiteitscentrum, dansschool, kinderboerderij, muziekschool, muziektheater, sauna, welness, schouwburg, bioscoop, theater.

Prostitutie, raamprostitutie/ raamexploitatie of seksinrichting is uitgesloten.

1.30 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkten. Tevens dient onder detailhandel te worden verstaan ondersteunende horeca als bijbehorende voorziening.

1.31 dienstverlening

Het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van detailhandel en seksinrichtingen.

1.32 discotheek/bardancing

Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van overwegend muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen.

1.33 dove gevel

  1. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33dB onderscheidenlijk 35dB, alsmede

  2. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.

1.34 erf

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels per bouwperceel aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.35 erker

Transparante, ondiepe uitbouw van een gebouw vóór de voorgevel, niet zijnde een entree.

1.36 erotisch gerichte horeca

Een bedrijf dat tot doel heeft het geven van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en tevens het bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.37 escortbedrijf

Het op bedrijfsmatige wijze bemiddelen in de totstandkoming van contacten tussen een prostituee en degene die van zijn/haar diensten gebruik wil maken.

1.38 evenement

Een activiteit in de openlucht dan wel in al dan niet (deels) tijdelijke onderkomens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, sportieve, toeristisch-recreatieve, commerciële, sociale, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden, alsmede kermissen, braderieën, snuffelmarkten, rommelmarkten, straatfeesten en festivals of daarmee te vergelijken activiteiten.

1.39 functionele eenheid

Hieronder wordt verstaan:

  1. een samenstel van activiteiten dat, gelet op de aard en de organisatie van die activiteiten alsmede op de plaats waar die activiteiten worden verricht, als een eenheid moet worden beschouwd;

  2. het complex van bebouwde en onbebouwde gronden waarop de hiervoor bedoelde activiteiten worden verricht.

1.40 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.41 geluidgevoelige objecten

Gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.42 geluidshinderlijke inrichtingen

Inrichtingen genoemd in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.

1.43 gemakswinkel

Een winkel voor kleine en snelle aankopen met een beperkt assortiment van dagelijkse of direct te gebruiken

artikelen met een maximale oppervlakte van 250 m2 verkoopvloeroppervlak (v.v.o).

1.44 gestapelde woning

Een woning, onderdeel uitmakende van een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en uit twee of meer bouwlagen bestaat, of waarbij (een deel van) de eerste bouwlaag van het gebouw voor andere met de betreffende bestemming in overeenstemming zijnde doeleinden wordt gebruikt.

1.45 groenvoorzieningen

Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair, e.d., alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.

1.46 hogere grenswaarde

Een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.47 hoofdgebouw of hoofdbebouwing

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.48 horeca

Onder horeca wordt verstaan het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccomodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

Bij horeca wordt onderscheid gemaakt in drie categorieën, te weten 'horeca van categorie 1', '1.50 horeca van categorie 2' en 'horeca van categorie 3'. Voor horecagelegenheden die bestaan op het moment van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan is de categorie van toepassing waarmee deze vestigingen zijn weergegeven op de verbeelding.

1.49 horeca van categorie 1

Tot horeca van categorie 1 worden gerekend: (eet)café, restaurant, brasserie, lunchroom, cafetaria, snackbar e.d. met een netto vloeroppervlak (n.v.o.) van ten hoogste 150m2. Tevens worden tot horeca van categorie 1 gerekend winkelondersteunende (d.w.z. op winkelend publiek gerichte) horecavoorzieningen die een onderdeel uitmaken van winkelwarenhuizen of inpandig gesitueerd zijn in besloten winkelpassages en waarvoor de winkelsluitingstijden worden aangehouden.

1.50 horeca van categorie 2

Tot horeca van categorie 2 worden gerekend dezelfde horecagelegenheden als onder horeca van categorie 1, maar dan met een netto vloeroppervlak (n.v.o.) van 150m2 tot maximaal 500m2 n.v.o, alsmede partycentra tot maximaal 500m2 n.v.o.

1.51 horeca van categorie 3

  1. Tot horeca van categorie 3 worden gerekend: discotheek/bardancing, (nacht)bar, hotel, en erotisch gerichte horeca (en - voor zover deze laatste tevens wordt aangemerkt als prostitutie-inrichting: escortbedrijf e.d. - alleen indien hiervoor vergunning is verleend ingevolge de APV);

  2. grootschalige horecagelegenheden, zoals vermeld onder horeca van categorie 1 of horeca van categorie 2 of combinaties hiervan met een netto vloeroppervlak (n.v.o.) van meer dan 500m2.

1.52 hotel

Een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het op commerciële basis bieden van overnachtingsmogelijkheden met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse. Daarnaast zijn wellnessfaciliteiten, voor zover deze ondergeschikt zijn en onderdeel uitmaken van het hotel toegestaan.

1.53 huishouden

Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren. Met een huishouden wordt gelijk gesteld:

  1. de huisvesting van maximaal 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);

  2. tijdelijke huisvesting in de vorm van logies aan maximaal 5 seizoenarbeiders;

  3. de huisvesting van maximaal 12 personen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, een psychiatrisch ziektebeeld of psychosociale problemen dan wel de huisvesting van maximaal 12 personen die tijdelijke opvang behoeven, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht, dit alles gericht op zelfstandige bewoning.

1.54 kantoor

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie. Hieronder wordt tevens begrepen bijbehorende en ondergeschikte kantines en restauratieve voorzieningen.

1.55 kortstondig

Aansluitende tijdsperiode van maximaal 12 uur.

1.56 langzaam verkeer

Voetgangers- en (snor/brom)fietsverkeer.

1.57 maatschappelijke voorzieningen

Hieronder worden verstaan:

  1. medische of paramedische voorzieningen, zoals ziekenhuis, kliniek, gezondheidscentrum, centrum voor dagbehandeling, consultatiebureau e.d.;

  2. welzijnsvoorzieningen, zoals verzorgingstehuis, verpleeghuis, inrichtingen voor mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking , tehuis voor daklozen e.d.;

  3. educatieve en sociaal-culturele voorzieningen, zoals basis-, voortgezet en wetenschappelijk onderwijs, beroepsonderwijs, kunstonderwijs, volksuniversiteit, cursuscentrum, onderwijsinstituten t.b.v. specifiek onderwijs, bibliotheken e.d.;

  4. voorzieningen t.b.v. kinderopvang zoals kindercrèche, peuterspeelzaal, speelterrein, kinderdagverblijf en (naschoolse) kinderopvangcentrum, al dan niet commercieel;

  5. openbare en bijzondere instellingen waaronder overheidsinstellingen zoals stadskantoren, politiekantoor e.d.;

  6. maatschappelijke voorzieningen zoals buurt- en clubhuis, wijkcentrum (o.a. Multi Functionele Accommodatie), sociëteit e.d.

1.58 maatvoeringsvlak

Een deel van een bestemmingsvlak dat van een ander maatvoeringsvlak wordt gescheiden door een maatvoeringsvlakgrens. Maatvoeringsvlakken onderscheiden zich door een met de maatvoeringsaanduiding aangegeven afwijking in goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en/of bebouwingspercentage.

1.59 netto vloeroppervlak (n.v.o.)

De som van de binnenwerks gemeten oppervlakten van de voor publiek toegankelijke verblijfsruimten binnen een horeca-inrichting van de categorie 1, 2 of 3, zoals café- en barruimte (inclusief bar), eetzaal, foyer, dansvloer / podium, entree e.d, met uitzondering van oppervlakten t.b.v. keuken, toiletgroepen, garderobe, opslag, dienstruimten e.d.

1.60 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties t.b.v. gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.

1.61 onbebouwd erf

Dat deel van het perceel, dat geen bouwvlak of erf betreft.

1.62 onderbouw

Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant is gelegen tussen peil en maximaal 1,20m boven peil.

1.63 ondergeschikte delen van een bouwwerk

Bouwdelen die ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa van het desbetreffende bouwwerk, zoals overstekende daken, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, trappen en trappenhuizen, liftkappen en lifthuizen, luchtbehandelings-/ventilatieinstallatie, bordessen, funderingen, goten, hijsinrichtingen, gevelreclames, gevelisolatie (al dan niet met bijbehorende ommanteling), draagconstructies e.d. Hieronder worden in elk geval niet verstaan entrees, erkers en ondergrondse bouwwerken.

1.64 onderkomen

Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, loodsen, keten en andere soortgelijke verblijfsmiddelen.

1.65 ondersteunende horeca

Horeca waarbij de horeca-activiteit ondersteunend is aan de hoofdactiviteit en daaraan ondergeschikt is en waarbij tevens:

  1. de oppervlakte van de horeca-activiteit maximaal 33% van het totale v.v.o. van het betreffende pand in beslag mag nemen. Ook een eventueel terras maakt hier deel van uit;

  2. de horeca-activiteit niet zelfstandig mag worden uitgeoefend. Toegang tot de horeca-activiteiten kan niet los van de hoofdfunctie plaatsvinden;

  3. de openingstijden van de horeca-activiteit gelijk zijn aan de openingstijden van de hoofdactiviteit;

  4. geen alcoholhoudende dranken mogen worden verstrekt zonder de benodigde vergunningen. Het gaat dus in alle gevallen om ondersteunende 'droge horeca'.

1.66 onzelfstandige wooneenheid/eenheden

Een (complex van) woonruimte(n) waarbij men wezenlijke voorzieningen, zijnde keuken, badkamer en toilet, gemeenschappelijk moet gebruiken en waarvan de deur van het privévertrek uitkomt op een gemeenschappelijke (verkeers)ruimte.

1.67 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.68 pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.69 peil (straatpeil)

Hieronder wordt verstaan:

  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

1.70 perceel

Een aaneengesloten stuk grond met kadastrale aanduiding.

1.71 plangrens

Een weergegeven lijn die de grens van het plan aanduidt.

1.72 prostitutie-inrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, al dan niet tegen betaling seksuele handelingen worden verricht. Onder een prostitutie-inrichting worden in elk geval verstaan: een parenclub en een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.73 restaurant

Een bedrijf, dat tot doel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse alsmede het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.74 rijstrook

Gemarkeerd gedeelte van de rijweg dat voldoende plaats biedt aan een enkele rij motorvoertuigen op meer dan twee wielen met uitzondering van in- en uitvoegstroken, voorsorteerstroken en fietspaden.

1.75 risicovolle inrichting

  1. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

  2. een AMvB-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/ of het gebruik van gevaarlijke stoffen;

  3. bedrijven waarvan de aantoonbare PR10-6/jaar contour is gelegen buiten de inrichtingsgrens.

1.76 speelvoorzieningen

Voorzieningen ten dienste van sport en spel.

1.77 sport

Het geheel van voorzieningen t.b.v. sportbeoefening, zoals: ijsbaan/-hal, (openlucht)zwembad, sportvelden, atletiekbaan, basketbalveld, handbalveld, jeu de boulesbaan, tennisbaan/-complex, sporthal, alsmede bijbehorende bebouwing zoals kleedruimten, clubhuis / verenigingsgebouw, opslagruimten, technische ruimten e.d.

1.78 straatpeil

Zie: peil (straatpeil).

1.79 uitbouw

Een gebouw, dat als vergroting van een bestaande ruimte is/wordt gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.80 veiligheidsafstand

Afstand die met het oog op de kwaliteit van het milieu voor zover het betreft externe veiligheid tenminste moet zijn gelegen tussen een inrichting als bedoeld in de artikelen 2.2.1, 2.2.2 en 3.2.1 van het Vuurwerkbesluit, of een onderdeel van een zodanige inrichting, dan wel een zodanige inrichting waarvoor het geldende bestemmingsplan verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk toelaat enerzijds en kwetsbare objecten en geprojecteerde kwetsbare objecten anderzijds.

1.81 verblijfsvoorzieningen

Besloten ruimten, bestemd voor het verblijven van mensen.

1.82 verkeersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer en verblijf

Hieronder wordt verstaan het openbaar wegverkeers- en verblijfsgebied waarbij de nadruk ligt op de erftoegangsfunctie (geleider van het bestemmingsverkeer) voor gemotoriseerd en langzaam verkeer en/of de verblijfsfunctie voor voetgangers met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier buurtstraten, woonstraten, woonerven, winkelerven en voetgangersgebied inclusief bijbehorende kunstwerken.

1.83 verkoopvloeroppervlak (v.v.o)

De oppervlakte van de geheel of grotendeels voor publiek toegankelijke ruimte die is bestemd en feitelijk ingericht voor de verkoop van goederen, waaronder begrepen showroom, uitstallingsruime, kassa's e.d. met uitzondering van magazijn, opslagruimte, kantoor e.d.

1.84 voorgevelrooilijn

De naar het openbaar gebied toegekeerde lijn, die het bouwvlak begrenst en aansluit aan het onbebouwd erf c.q. openbaar gebied.

1.85 water en waterhuishoudkundige voorzieningen

Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn t.b.v. een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten e.d.

1.86 weg

Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, waaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.87 Wet geluidhinder

De wet van 16 februari 1979, Staatsblad 99 (1979), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.

1.88 Wet milieubeheer

De wet zoals geplaatst in Staatsblad 551 (1992). Deze wet is in werking getreden op 1 maart 1993.

1.89 wonen

Hieronder wordt verstaan:

  1. het geheel van aan huis gebonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, zelfstandige wooneenheden e.d. ten dienste van het verblijven door mensen. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve dagverblijven;

  2. huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen, alsmede bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen (en ruimten) c.q. verzorgingsfaciliteiten;

  3. beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als 'aan huis verbonden beroep', zijnde beroepsactiviteiten van tenminste één bewoner, plaatsvindend in de betrokken woning en/of bijbehorend bijgebouw.

1.90 woning

Een (gedeelte van een) gebouw dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen een aan huis verbonden beroep.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 Afstand tot zijdelingse perceelgrens

Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Centrum

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 4 Kantoor

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 5 Verkeer - Verblijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 6 Wonen - Gestapeld

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.4 Specifieke gebruiksregels

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Ondergrondse bouwwerken

8.2 Parkeerregeling

  1. Ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's dient in, op of onder het gebouw dan wel op het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort in voldoende mate parkeergelegenheid aanwezig te zijn zoals opgenomen in de parkeerregeling in Bijlage Parkeernormen ", zoals die gelden ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan dan wel - indien deze parkeernormen gedurende de planperiode worden gewijzigd - aan die gewijzigde parkeernormen.

  1. en indien deze parkeernormen

  2. de in het eerste lid bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's en zijn afhankelijk van de situering van parkeerplaatsen. Aan deze eis wordt in ieder geval geacht te zijn voldaan indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimte voldoen aan de door het CROW hiervoor opgestelde richtlijnen, ASVV 2012 d.d. 13-12-2012;

  3. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a:

  1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, of;

  2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.

8.3 Monumenten

  1. Op panden, en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde en/of gronden met de 'specifieke bouwaanduiding-gemeentelijk monument' is de Monumentenverordening gemeente Tilburg (vastgesteld d.d. 1 oktober 2010) van toepassing;

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.

9.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:

  1. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  2. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  3. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  4. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels

10.1 luchtvaartverkeerzone

10.2 veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' mogen geen functies met niet-zelfredzame personen zoals grote zorgcomplexen, ziekenhuizen, basisscholen, peuterspeelzalen en kinderdagverblijven worden gebouwd en in gebruik worden genomen.

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

11.1 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van maten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  1. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;

  2. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;

  3. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

  4. voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  1. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet cumulatief worden gebruikt;

  2. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.

Deze afwijkingsmogelijkheid mag niet worden toegepast voor de bouwhoogte binnen de bestemming Wonen Gestapeld.

11.2 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van grenzen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak, bestemmingsvlak, functie-aanduidingsvlak of maatvoeringsvlak, indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting e.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  1. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;

  2. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;

  3. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

11.3 Binnenplans afwijken t.b.v. parkeer- en stallingsvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van parkeer- en stallingsvoorzieningen met bijbehorende bovengrondse bouwwerken zoals in- en uitritten, in- en uitgangen, trappenhuizen, liften, hellingbanen, bewakings- /portiersloges e.d., onder de volgende voorwaarden:

  1. de maximale oppervlakte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 30m2 bedragen;

  2. de maximale hoogte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 4,5m bedragen.

11.4 Binnenplans afwijken t.b.v. aan-huis-verbonden beroep

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan voor wat betreft de voorwaarden, zoals beschreven in de begripsregels, waaronder overeenkomstig de desbetreffende bestemmingsomschrijving een aan huis verbonden beroep is toegelaten, indien door de aard van de werkzaamheden het beroep niet of bezwaarlijk anders dan aan huis of op de betreffende locatie kan worden uitgeoefend.

11.5 Binnenplans afwijken t.b.v. evenementen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van incidenteel en kortstondig afwijkend gebruik van particuliere percelen / bebouwing voor het plaatsen van tijdelijke onderkomens zoals (feest)tenten, kiosken e.d. ten behoeve van festiviteiten met een openbaar karakter (muziekfestival, zeskamp, sportwedstrijd, show/voorstelling, tentoonstelling, beurs, markt e.d.) voor de duur van een aantal (aaneengesloten) dagen (over het algemeen 3 á 4), met dien verstande dat aan deze omgevingsvergunning voorwaarden kunnen worden verbonden ter beperking van onaanvaardbare overlast van de (woon)omgeving, onder meer voor wat betreft parkeren, geluidhinder, situering van tijdelijke onderkomens e.d.

11.6 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken van algemeen nut

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de bouwregels, opgenomen in de bestemmingsregels in Hoofdstuk 2, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van algemeen nut, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte niet meer dan 3,5m mag bedragen en;

  2. de oppervlakte niet meer dan 50m² mag bedragen.

Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels

12.1 Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsvlakgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:

  1. de in het plan begrepen bestemmingen die grenzen aan gronden met de bestemming "Verkeer-Verblijf' (V-VB) te wijzigen voor de indeling van gronden zoals ten behoeve van een herinrichting, een asverschuiving, herinrichting kruispunten, aanleg (mini)rotondes e.d., met dien verstande dat:

  1. de bestemmingen mogen worden gewijzigd voor een verschuiving van de bestemmingsgrenzen van maximaal 25m;

  2. de verwerkelijking van de in het plan begrepen bestemmingen gewaarborgd dient te blijven, dat wil zeggen dat de bestemmingen door de wijzigingnen niet onevenredig mogen worden aangetast;

  1. bestemmingsgrenzen te wijzigen indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt noodzakelijk is voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijk ordening van het plan niet schaadt en zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.

12.2 Wijzigingsbevoegdheid bouwwerken van algemeen nut

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat bouwwerken van algemeen nut met een groter oppervlak dan 50m2 kunnen worden gebouwd, zulks tot een maximale oppervlakte van 100m.

Artikel 13 Algemene Procedureregels

Op het stellen van nadere eisen op grond van enige bepaling van de regels van dit bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

Artikel 14 Overige Regels

14.1 Algemene regels inzake nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. een goede landschappelijke inpassing;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de sociale veiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;

  2. de aard en omvang van de horecafunctie ter bescherming van de woonfunctie en/of ter voorkoming van onevenredige aantasting van andere functies in de omgeving;

  3. de bereikbaarheid van gebouwen vanuit en de situering van de hoofdentree van gebouwen ten opzichte van de openbare ruimte;

  4. de situering en afmetingen van groenvoorzieningen;

  5. de situering en afmetingen van parkeergelegenheid, ook op eigen terrein;

  6. de situering van toegangswegen en -paden tot gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en open erven.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;

  2. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  3. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;

  4. het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;

  5. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

  3. indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

  4. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Spoorzone, 5e herziening (Burg. Stekelenburgplein)

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling

Er is een plan ontwikkeld voor de invulling van een deel van de Spoorzone namelijk de westflank van de Lochal grenzend aan het Burgemeester Stekelenburgplein. Op deze locatie zal een appartementencomplex, een werkgebouw en een traverse gebouw worden gerealiseerd. Er komt ook een ondergrondse parkeergarage. Op grond van het geldende bestemmingsplan Spoorzone geldt hier de bestemming Centrum 1a uit te werken. De plannen passen niet in de uitwerkingsregels van dit bestemmingsplan omdat de toegelaten hoogte ter plaatse maximaal 25m ligt terwijl de hoogte van het woongebouw max. 59m zal zijn. Het plan ligt net naast het zoekgebied hoogbouw waar een hoogte van 100 meter is toegestaan.

[image]

Plan geprojecteerd op bestemmingsplan Spoorzone

1.2 Het Plan

Het plangebied omvat een deel van de Spoorzone, ten oosten van het Burgemeester Stekelenburgplein (het stationsplein) en ten westen van de Lochal, ten noorden van de spoorlijn Den Bosch / Eindhoven - Breda en ten zuiden van de Burg. Brokxlaan. Het terrein is nu grotendeels braakliggend. Een aan de hoofdmassa ondergeschikte westelijke aanbouw van de Lochal zal, ten behoeve van de nieuwbouw, gesloopt worden.

[image]

ligging plangebied in de stad

[image]

Ligging plangebied in spoorzone

1.3 Voorgaande Plannen

Dit bestemmingsplan vervangt:

  • het bestemmingsplan Spoorzone, vastgesteld 20 juni 2008, onherroepelijk geworden 20 januari 2010

Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied

2.1 Ruimtelijke Structuur

De locatie maakt onderdeel uit van de Spoorzone en daarbinnen het onderdeel d'n Atelier).

Voor dit gebied is op 25 juni 2012 het Masterplan De Werkplaats (van april 2011) incl. de kanttekeningen van 20 september 2011 vastgesteld als basis voor de verdere planontwikkeling en de gezamenlijk te starten grondexploitatie (PPS).

In het Masterplan zijn 4 deelgebieden aangewezen. Het plangebied maakt onderdeel uit van het deelgebied D'n Atelier van De Werkplaats. Over dit onderdeel staat in het Masterplan:

"De bebouwing van D’n Atelier heeft een duidelijk aaneengesloten karakter. Om die reden zijn er geen directe noord-zuid doorzichten, maar verlopen deze altijd via een ‘bajonet’. Er zijn drie van deze doorsteken aanwezig. De eerste is onderdeel van de Willem II route, de tweede verloopt via de Verensmederij en de derde gaat langs de Wagenmakerij. Het is toegestaan om deze routes te overbouwen als dit het beeld van de transversale werkplaats versterkt.

De oriëntatie van de bebouwing is zowel gericht op de Burg. Brokxlaan als ook op de spoorzijde. Nadrukkelijk is het de bedoeling dat de spoorzijde een aantrekkelijke voorkant wordt met voorzieningen en levendigheid in de plinten.

De bebouwing van D’n Atelier is 20-22m hoog, vergelijkbaar met de hoogte van de Lochal. Daarboven zijn ‘accenten’ mogelijk tot 45m. Op of nabij de Lochal komt een hoge XXL toren van max. 100m. "

Na verdere uitwerking van de stedenbouwkundige opzet is besloten nabij het Burgemeester Stekelenburgplein en nabij de Lochal een hoogteaccent toe te voegen. Dit wordt het woongebouw. Op de Lochal komt daarentegen geen hoogteaccent. De vorm en functie van de Lochal blijkt na nadere studie niet te verenigen met een toren. Aan het stationsplein is vanwege haar grootstedelijke afmetingen juist wel een hoogteaccent gewenst.

[image]

Uit: Masterplan De Werkplaats april 2011

De Spoorzone wordt gekenmerkt door een stoet aan industriële gebouwen, ieder met een eigen anatomie.

De karaktervolle bakstenen werkgebouwen zijn in de loop der tijd mooi verouderd en kennen een onverwoest patina. De gietijzeren kozijnen en de vele stalen gevelelementen refereren aan het verleden als Spoorweg Werkplaats met een eigen smederij. De diversiteit van gebouwen wordt bij elkaar gehouden door een 7,5m hoge, bakstenen plintbebebouwing met daarin de adressen en kantoren van de grotere functionele hallen daarachter. Deze hallen steken boven de plintbebouwing uit, zoals bijvoorbeeld de Koepelhal op de oostelijke kop van de Spoorzone en de Lochal aan de westelijke zijde.

2.2 Stedenbouwkundig Plan

Het stedenbouwkundig plan voor onderhavige locatie laat een rigide bouwenveloppe zien met twee afwijkingen in de strakke rooilijn. Een ter plaatse van de monumentale gevel aan de noordzijde en een verspringing van 4m aan het Burgemeester Stekelenburgplein. De locatie grenst pal aan de Lochal die boven de plintbebouwing wordt gekenmerkt door een alzijdig glazen volume, bedoeld om met zoveel mogelijk daglicht te kunnen werken. Dit transparante volume vraagt om stedenbouwkundige afstand van nieuwe flankerende bebouwing.

Het ontwerp voor de bebouwing in het plangebied zet daarom in op een samenspel van drie losse en zoveel mogelijk alzijdige gebouwen die net verschoven van elkaar staan; het woongebouw, het werkgebouw en de het traverse gebouw. Ze worden bij elkaar gehouden door de kenmerkende plinthoogte die de functie van piëdestal aanneemt. Samen met de Lochal definiëren ze een nieuwe stedelijke ruimte. Dit kan een informeel hof zijn voor privaat gebruik van de omwonenden, maar ook een nieuwe stedelijk hof waar de Lochal en de nieuwe gebouwen een adres kunnen krijgen. Door de gebouwen los van elkaar te houden, is een heldere fasering mogelijk en ontstaan bovendien uitnodigende doorzichten naar de Lochal, die zodoende steeds het perspectief sluit.

De drie gebouwen zijn als het ware de nieuwe kop aan de westzijde van d'n Atelier. Zij zijn als het ware het spiegelbeeld van de koepelhal, gelegen aan de oostzijde van de Werkplaats, zij het met een andere vorm en functie, afgestemd op de locatiespecifieke behoeften.

Het woongebouw reageert op de Burgemeester Brokxlaan, mede door haar meanderende vorm en gaat een directe relatie aan. Het werkgebouw reageert op de Lochal en het dak van het station. Mede door de architecturale verschijningsvorm wordt aansluiting gevonden met de glasarchitectuur van de Lochal en het meer robuustere karakter, hetgeen ontstaat door toepassing van metselwerk, van gebouwen zoals de koepelhal. Het traverse gebouw zorgt voor de doorgaande lijn van aaneengesloten bebouwing aan de Burgemeester Brokxlaan. Het woon- en werkgebouw vormen bovendien de nieuwe gevel aan het recent gerealiseerde Burgemeester Stekelenburgplein. De ruimte tussen beide gebouwen vormt een doorkijk naar het historische verleden van de werkplaats alwaar men de westgevel van de Lochal aanschouwt. De tussengelegen ruimte heeft het karakter van één van de vele binnentuinen in het werkplaatsgebied, waarmee de 'doorwaadbaarheid' mede vorm wordt gegeven en het aaneenrijgen van afzonderlijke vastgoedontwikkelingen leidt tot een interessante totale gebiedsontwikkeling.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een korte weergave van het bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde ruimtelijke beleidskader.

3.2 Rijk

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructurele beleid en schetst een beeld van Nederland in 2040. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructurele plannen het de komende jaren wil investeren en op welke wijze bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeenten krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Barro is een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB), die gestoeld is op de SVIR. In de AMvB zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen (denk hierbij aan onderwerpen als Mainportontwikkeling Rotterdam, de grote rivieren, het kustfundament en de Waddenzee en het Waddengebied). Het Barro is gericht op doorwerking van deze nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het Barro is in 2012 uitgebreid met de onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Daarmee is de juridische verankering van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) nagenoeg compleet. In het Barro staat aan welke regels (rijksbelangen) de gemeenten en provincies zich moeten houden, bijvoorbeeld bij het opstellen van een bestemmingsplan. In het verlengde van het Barro is ook de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) van kracht. Deze regeling bevat o.a. een uitwerking van het al eerder in het Barro gepubliceerde ruimtelijke regime rond radars voor militaire luchtvaart en een aanwijzing van reserveringsstroken ten behoeve van uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet.

3.2.3 Duurzame verstedelijking

Op grond van art. 3.1.6 Bro zijn provincies en gemeenten verplicht om in de toelichting van een ruimtelijk plan aandacht te besteden aan het aspect 'duurzame verstedelijking', wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. Art. 1.1.1. Bro definieert het begrip stedelijke ontwikkeling als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Overheden dienen op grond van art. 3.1.6 Bro nieuwe stedelijke ontwikkelingen te motiveren. In de eerste plaats geschiedt dat door de behoefte aan de desbetreffende stedelijke ontwikkeling te onderbouwen. Uitgangspunt is vervolgens dat, met het oog op een zorgvuldig ruimtegebruik, de nieuwe stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling daarentegen voorzien wordt buiten het bestaand stedelijk gebied, dan moet dat eveneens worden gemotiveerd in de plantoelichting.

Woningbouw en kantoren is al mogelijk in het geldende bestemmingsplan

Op basis van het vigerende plan is de ontwikkeling van woningbouw en kantoren mogelijk. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan Spoorzone met de bestemming Centrum 1-a uit te werken. Binnen deze uit te werken bestemming is onder andere detailhandel, kantoren, maatschappelijke instellingen, horeca I, II en III, binnen-recreatie en sport, zorg- en dienstverlening, bedrijven en wonen gestapeld toegestaan. De bouwhoogte is maximaal 25m. Daarnaast, ter plaatse van het Stekelenburgplein, is in het geldend bestemmingsplan een zoekgebied hoogbouw opgenomen met een maximale hoogte van 100m. In dit plan komt de bouwmogelijkheid voor de hoogbouw ter plaatse van het Burgemeester Stekelenburgplein te vervallen. Deze vervallen bouwmogelijkheid wordt (deels) gebruikt om de in het plan Spoorzone beperkte bouwmogelijkheid ter plaatse van het woongebouw en werkgebouw te vergroten. Er is per saldo sprake van verschuiving van bouwmogelijkheden.

Motivering behoefte kantoren

Tegen de achtergrond van een zorgvuldige ruimtelijke ordening is, eerder al bepaald dat de locatie Spoorzone - waarvan onderhavige ontwikkeling deel uitmaakt - voor Tilburg dé locatie is waar aan de ontwikkeling van kantoren en daarmee de dienstverlenende sector in de stad ruimte wordt geboden. De locatie is onlangs tevens opgenomen op de regionale kaart kansrijke kantoorgebieden die deel uitmaakt van de "Regionale afspraken kantoren Hart van Brabant" (RRO december 2016) (bijlage 2) waarin de regio als uitgangspunt neemt een keuze te maken voor kansrijke en toekomstbestendige bestaande en nieuwe kantoorlocaties. Hiertegenover spant zij zich in om het regionale overaanbod terug te gaan dringen. Deze keuze is mede gabseerd op het rapport "Naar een gezonde kantorenmarkt voor Hart van Brabant" (Stec groep mei 2015). Eén van de conclusies hieruit is dat er een actuele regionale behoefte is aan nieuwe kantoorruimte en het merendeel van die vraag gericht is op centrum / stationsmilieu. Desalniettemin is het ook van belang om bestaande verouderde kantoren te onttrekken van de markt en toe te werken naar een afname van de kantorenvoorraad en ook een afname van de leegstand naar frictie niveau.

Het werkgebouw omvat ca. 10.000m2. Het gebouw beschikt over grote vrij indeelbare vloervelden met een bovengemiddelde flexibiliteit voor een op de klant toegesneden indeling. De begane grond heeft een openbaar karakter waar de gebruikers en passanten elkaar ontmoeten en de voorzieningen met elkaar kunnen delen. De vide zorgt voor licht, visuele en fysieke verbinding tussen de gebruikers wat het contact en interactie tussen de gebruikers vergroot. In het traverse gebouw kunnen ook kleinschalige kantoren gerealiseerd worden waardoor

er in totaal circa 11.500m2 b.v.o. kantoren gerealiseerd zullen worden.

Het werkgebouw zal zich onderscheiden van de bestaande voorraad kantoren door de ligging zeer nabij het station, namelijk aan het Burgemeester Stekelenburgplein. Daarnaast is er sprake van een maximale flexibele indeling en is de zichtbaarheid en vindbaarheid onderscheidend. Daaraan bestaat grote behoefte, waarin de bestaande kantoorgebouwen niet kunnen voorzien. Dit wordt verder onderbouwd met de kwantitatief hoge interesse vanuit huurders en beleggers om in het werkgebouw te mogen participeren.

Bij de verhuur van de kantoren staat synergie tussen de gebruikers en de openheid van de organisatie voorop; men moet bereid zijn naast voorzieningen ook kennis te delen. Hierin wordt in de selectie van partijen ook op gelet. In het aanbieden van kantoorfaciliteiten wordt tevens gestuurd op zoveel mogelijk gemeenschappelijke voorzieningen als horeca en vergaderfaciliteiten in de onderste bouwlagen. Deze gemeenschappelijke voorzieningen entameren ontmoeting en samenwerking.

Dit sluit ook aan op de naastgelegen instituten in de gerenoveerde Lochal, waar naast de stadsbibliotheek ook onderwijsinstituten zich vestigen en over en weer synergie ontstaat, hetgeen de multifunctionaliteit in de Spoorzone onderstreept en completeert.

Het werkgebouw voorziet derhalve door de kwalitatieve toevoeging aan het bestaand kantorenareaal in Tilburg aan een regionale behoefte.

Geconcludeerd wordt dat uit onderzoek blijkt dat er behoefte is aan kantoorgebouwen nabij het station. Dat dit plan past in de regionale afspraken m.b.t. kantorenontwikkeling. Tevens blijkt dat het nieuwe gebouw onderscheidend is ten opzichte van bestaand aanbod en dat vrees voor structurele leegstand van bestaande kantoren niet terecht is omdat het enerzijds niet in onevenredige mate aan de orde is en anderzijds omdat transformatie naar een andere functie voor die panden op basis van vigerende bestemmingsplannen veelal mogelijk is. Uit de praktijk blijkt bovendien dat transformaties reeds plaatsvinden.

De toevoeging van de gemengde functies in de plinten van de gebouwen betreft een kleinschalige ontwikkeling die dienstbaar is aan de ontwikkeling van de Spoorzone en daarmee voorziet in een lokale behoefte.

Motivering behoefte woningbouw

Voor wat betreft de woningbouw geldt dat hierbij de afspraak is gemaakt dat de gemeente Tilburg tot 2026 mag voorzien in een uitbreiding van 9.700 woningen (kwantitatieve behoefte).

In de paragraaf Volkshuisvesting is weergegeven hoe de regionale woonbehoefte is toebedeeld aan de gemeente Tilburg. Op lokaal niveau is behoefte aan vormen van centrum-stedelijk wonen (plus). Het nu voorliggende plan voldoet hier aan. Door de bouw van de woningen voor onder meer starters op de woningmarkt en terugkeerders/empty nesters wordt voorzien in de lokale behoefte.

Conclusie

Er is sprake van een regionale behoefte, die wordt opgevangen binnen het bestaand stedelijk gebied. Tevens wordt verwezen naar de motivering van de behoefte zoals opgenomen in bijlage 10 Notitie behandeling zienswijzen.

3.2.4 Crisis en herstelwet

De Spoorzone is aangewezen als ontwikkelingsgebied in het kader van de Crisis- en herstelwet (artikel 1 onder p juncto bijlage 13 besluit uitvoering Crisis- en herstelwet). De Crisis- en herstelwet biedt de mogelijkheid (artikel 2.3 lid 7) om tijdelijk af te wijken van normen uit onder andere de Wet geluidhinder. Voorwaarde is wel dat uiterlijk 10 jaar nadat het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden alsnog aan de wettelijk milieueisen wordt voldaan.

De Crisis- en herstelwet stelt aan een bestemmingsplan voor een ontwikkelingsgebied bepaalde eisen (artikel 2.3 Crisis- en herstelwet).

Het bestemmingsplan dient te bevatten:

  1. de voorgenomen maatregelen, projecten en werken ten behoeve van de optimalisering van de milieugebruiksruimte binnen het ontwikkelingsgebied;

  2. de noodzakelijke maatregelen, projecten en werken ter compensatie van het beslag op de milieugebruiksruimte door de in het bestemmingsplan voorziene ruimtelijke ontwikkelingen;

  3. zo nodig een fasering en koppeling bij de tenuitvoerlegging van de in de onderdelen a en b bedoelde maatregelen, projecten en werken;

  4. een raming van de kosten van uitvoering van het bestemmingsplan, een beschrijving van de wijze waarop daarin zal worden voorzien, alsmede een beschrijving van de wijze waarop het bereiken van de met het bestemmingsplan beoogde resultaten zal worden nagestreefd;

  5. een overzicht van de tijdstippen waarop burgemeester en wethouders aan de gemeenteraad een rapportage uitbrengen over de voortgang en de uitvoering van de in de onderdelen a en b bedoelde maatregelen, projecten en werken, die op verzoek tevens wordt verstrekt aan Onze Minister van Infrastructuur en Milieu.

Ten behoeve van het woongebouw geldt dat op dit moment niet aan de geluidnormen uit de Wet geluidhinder kan worden voldaan omdat de geplande afschermende bebouwing (het werkgebouw) nog niet gerealiseerd is. In dit bestemmingsplan wordt de bouw van dit werkgebouw mogelijk gemaakt.

Als het werkgebouw gerealiseerd is dan voldoet het woongebouw wel aan de hogere grenswaarden.

De planvorming m.b.t. het deelplan voor het werkgebouw is gaande. De ontwikkeling van het woon- en werkgebouw is in handen van dezelfde ontwikkelaar als het woongebouw, één van de partijen van de PPS. Dus het ligt in de macht van de PPS om t.z.t. tijdig het werkgebouw te realiseren.

Met de PPS is overeengekomen dat deze zorg draagt dat binnen 10 jaren na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan de afschermende bebouwing zal zijn voltooid. Deze eis is ook als kwalitatieve verplichting in het plan opgenomen. Er is tevens opgenomen dat een gelijkwaardige afschermende ook toegestaan is. Gelijkwaardige geluidwerende voorzieningen kunnen bijvoorbeeld zijn ter plaatse van de gronden met de bestemming "Kantoor" een lager gebouw in combinatie met daarboven een verder afscherming of gebouwgebonden voorzieningen aan het woongebouw, zoals een voorhangscherm of afsluitbare buitenruimtes. Ook is een combinatie van voormelde voorzieningen denkbaar.

3.3 Provincie

3.3.1 Structuurvisie

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die op 1 oktober 2010 werd vastgesteld door Provinciale Staten.

In de Structuurvisie geeft de provincie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie, maar bindt gemeenten niet rechtstreeks. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De visie geeft een ruimtelijke vertaling van de opgaven en doelen uit de Agenda van Brabant. Daarnaast ondersteunt de structuurvisie het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals het economisch-, mobiliteits-, sociaal-, cultureel-, milieu- en natuurbeleid.

De nieuwe structuurvisie is opgetrokken rondom drie onderwerpen. Dat zijn:

  • De kwaliteit van het landschap;

  • De ontwikkeling van het buitengebied;

  • De regionale verstedelijking.

Inhoud van de Structuurvisie


Deel A

Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Op basis van trends en ontwikkelingen heeft de provincie haar ruimtelijke belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. In haar sturing biedt zij gemeenten meer ruimte om afwegingen te maken in een aantal vooraf gestelde kaders. Daarnaast zet de provincie zelf een aantal ontwikkelingen in gang. De provinciale filosofie is: ‘Samenwerken aan kwaliteit’. De provincie realiseert haar doelen op vier manieren: door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.

Deel B

In deel B staan de ambities, het beleid en de uitvoering voor de vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Voor iedere structuur formuleert de provincie ambities en beleid. Per beleidsdoel is aangegeven welke instrumenten de provincie inzet om haar doelen te bereiken.


Deel C

Deel C betreft het deel van de Interimstructuurvisie, dat vanaf 1 januari 2011 van kracht blijft. Het is de onderbouwing voor locatiekeuze, nut en noodzaak van de concrete ontwikkelprojecten Logistiek Park Moerdijk (LPM) en Agro & Food Cluster West-Brabant (AFCWB).

Uitwerking van de Structuurvisie

De provincie gaat geen aparte ruimtelijke visie op het landschap ontwikkelen, maar geeft die onder andere vorm in de Uitwerking gebiedspaspoorten. Daarin beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang vindt en hoe deze versterkt kunnen worden. In de uitwerking beschrijft de provincie twaalf Brabantse landschapstypen. Voor elk landschapstype geeft zij de kenmerkende landschapskwaliteiten en haar ambitie om deze kwaliteiten te versterken bij nieuwe ontwikkelingen. Hiermee wil de provincie gemeenten en initiatiefnemers stimuleren om de kwaliteit van het Brabantse landschap te versterken. De Uitwerking gebiedspaspoorten is niet verplichtend, maar biedt een handreiking. Tilburg ligt in het gebiedspaspoort van De Meierij.

Daarnaast zijn er deelstructuurvisies opgesteld. Deelstructuurvisies bevatten de onderbouwing van een locatiekeuze, visie op een thema of inrichting van een gebied. De huidige deelstructuurvisies zijn niet van toepassing op Tilburgs grondgebied.

3.3.2 Verordening ruimte Noord-Brabant 2014

Provinciale Staten van Noord Brabant hebben in hun vergadering van 10 juli 2015 de Verordening ruimte 2014 opnieuw vastgesteld. Deze verordening is op 15 juli 2015 in werking getreden.

In de Verordening ruimte staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. In tegenstelling tot de provinciale Structuurvisie bindt de Verordening ruimte de gemeenten wèl rechtstreeks.

Relatie met de structuurvisie
De onderwerpen die in de verordening staan, komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat wat de provincie van belang vindt en hoe de provincie die belangen wil realiseren. De verordening is daarbij een van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen.

Inhoud
Belangrijke onderwerpen in de Verordening ruimte zijn:

  • ruimtelijke kwaliteit;

  • stedelijke ontwikkelingen;

  • natuurgebieden en andere gebieden met waarden;

  • agrarische ontwikkelingen, waaronder de zorgvuldige veehouderij;

  • overige ontwikkelingen in het buitengebied.

Voor een paar onderwerpen zijn in de verordening regels opgenomen die rechtstreeks doorwerken naar de vergunningverlening bij gemeenten.

Wijzigingen en ontheffingen
In de verordening is voor een aantal onderwerpen de mogelijkheid opgenomen om de grens van een gebied te wijzigen. Daarnaast is er een algemene ontheffingsmogelijkheid opgenomen. Ook kunnen gemeenten om wijziging van de begrenzing van gebieden verzoeken, zonder dat de verordening daarvoor regels stelt: de jaarlijkse actualisering.

In artikel 4 van de provinciale Verordening ruimte is het volgende bepaald:

Artikel 4 Bestaand stedelijk gebied

4.1 Omschrijving

Het bestaand stedelijk gebied van de stedelijke structuur bestaat uit:

  • stedelijk concentratiegebied;

  • kernen in landelijk gebied.

4.2 Stedelijke ontwikkeling

Een bestemmingsplan dat voorziet in een stedelijke ontwikkeling is uitsluitend gelegen in bestaand stedelijk gebied.

4.3 Nieuwbouw van woningen

  1. De toelichting bij een bestemmingsplan gelegen in bestaand stedelijk gebied dat voorziet in nieuwbouw van woningen bevat een verantwoording over de wijze waarop:

  1. de afspraken die daarover zijn gemaakt in het regionaal ruimtelijk overleg bedoeld in artikel 37.4, onder b, worden nagekomen;

  2. de beoogde nieuwbouw zich verhoudt tot de afspraken bedoeld onder a, en tot de beschikbare harde plancapaciteit voor woningbouw.

  1. Onder harde plancapaciteit voor woningbouw als bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt verstaan de capaciteit voor nieuw te bouwen woningen waarover een gemeente beschikt, die:

  1. wordt uitgedrukt in aantallen woningen;

  2. is opgenomen in een vastgesteld bestemmingsplan waarvan de bestemming nog niet is verwezenlijkt.

4.4 Ontwikkeling van bedrijventerreinen en kantorenlocaties

  1. De toelichting bij een bestemmingsplan gelegen in bestaand stedelijk gebied dat voorziet in een ontwikkeling of een uitbreiding van een bedrijventerrein of een kantorenlocatie bevat een verantwoording over de wijze waarop:

  1. de afspraken die daarover zijn gemaakt in het regionaal ruimtelijk overleg als bedoeld in artikel 37.4, onder b, worden nagekomen;

  2. het beoogde netto ruimtebeslag zich verhoudt tot de afspraken, bedoeld onder a, en tot de beschikbare harde plancapaciteit voor bedrijventerreinen en kantorenlocaties;

  3. zorgvuldig ruimtegebruik op het terrein of de locatie wordt bevorderd.

  1. Onder harde plancapaciteit voor bedrijventerreinen en kantorenlocaties bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt verstaan de capaciteit voor aan te leggen of uit te breiden bedrijventerreinen en kantorenlocaties waarover een gemeente beschikt, die:

  1. wordt uitgedrukt in het netto ruimtebeslag van bedrijventerreinen en kantorenlocaties;

  2. is opgenomen in een vastgesteld bestemmingsplan waarvan de bestemming nog niet is verwezenlijkt.

  1. De wijze waarop zorgvuldig ruimtegebruik bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt bevorderd, betreft in het bijzonder het opnemen van regels:

  1. om een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag bij de inrichting van het bedrijventerrein of de kantorenlocatie te bevorderen;

  2. die een doelmatige verdeling van het ruimtebeslag voor bedrijven in verschillende milieucategorieën bevorderen;

  3. over de minimale omvang van de uit te geven bedrijfskavels;

  4. over een op de aard van het bedrijventerrein of de kantorenlocatie aangepast bebouwingspercentage en bouwhoogte;

  5. die oneigenlijk ruimtegebruik, gelet op de aard van het bedrijventerrein of de kantorenlocatie, tegengaan.

  1. Onder oneigenlijk ruimtegebruik als bedoeld in het derde lid, onder e, wordt bij een middelzwaar- en zwaar bedrijventerrein verstaan het gebruik voor:

  1. bedrijfswoningen;

  2. bedrijfsmatige uitoefening van administratieve diensten, detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen en leisurevoorzieningen, tenzij deze direct verband houden met een of meer op het desbetreffende terrein gelegen bedrijven en deze zoveel mogelijk geclusterd zijn gesitueerd;

  3. andere bedrijven dan bedoeld onder b en behorend tot de milieucategorie 1 en 2, met uitzondering van een bedrijf met een omvang van meer dan 5000 m2.

Dit bestemmingsplan voorziet in de realisatie van een werkgebouw en een woongebouw in bestaand stedelijk gebied. Er wordt voldaan aan artikel 4.2. van de Verordening.

In paragraaf 4.4. is aangegeven dat deze woningbouw voldoet aan de kwantitatieve woningbouwopgave die regionaal is afgesproken.

In paragraaf 4.6. is aangegeven dat de realisatie van het werkgebouw past in de regionale afsprakenkantoren Hart van Brabant 15-12-2016. Door het intensief ruimtegebruik is er sprake van zorgvuldig ruimtegebruik.

Conclusie:

Het plangebied is gelegen in bestaand stedelijk gebied, stedelijk concentratiegebied. De ontwikkeling past in het provinicaal beleid en voldoet aan de Verordening ruimte.

3.4 Gemeente

3.4.1 Omgevingsvisie Tilburg 2040

Op 21 september 2015 heeft de Raad de Omgevingsvisie Tilburg 2040 vastgesteld.

De Omgevingsvisie richt zich op Tilburg als vitale, duurzame stad in een moderne netwerksamenleving. De ontwikkelingen in de economie, de maatschappij en de leefomgeving gaan niet ten koste van elkaar, maar sluiten op elkaar aan en versterken elkaar. People, planet en profit zijn in balans.

People: Het is prettig wonen en werken in Tilburg, een stad met veel verschillende woonbuurten en verschillende soorten werklocaties. De woonmilieus passen bij de leefstijl van de mensen.

Planet: We gaan voor een gezonde en leefbare stad, anticiperen op de effecten van klimaatverandering, zoals hitte, droogte en hogere temperaturen. In het economisch systeem wordt herbruikbaarheid van producten en grondstoffen steeds belangrijker. Verder krijgen groen en water een steeds prominentere rol in de stad. De grote natuurgebieden om de stad zijn met elkaar verbonden. Dat versterkt het ecologisch systeem en de veerkracht van de natuur.

Profit: Om ook in de toekomst sterk genoeg te zijn, wil Tilburg de kracht van BrabantStad benutten. Tilburg is een stad die mensen kansen biedt: op aangenaam werk en op een fijne woon- en leefomgeving.

Om antwoord te geven op de vraag hoe we dit gewenste toekomstbeeld samen met burgers en partners in de stad voor elkaar kunnen krijgen volgt de Omgevingsvisie Tilburg 2040 een strategie met drie sporen:

  • de Brabantstrategie

  • de Regiostrategie

  • de Stadsstrategie.

Brabantstrategie: Tilburg kiest voor de kracht van stedelijke samenwerking

Samen met de andere Brabantse steden wil Tilburg de kracht van het stedelijk netwerk BrabantStad versterken. Om de benodigde schaalsprong naar een stedelijk netwerk te kunnen maken, moet Tilburg aantrekkelijk bereikbaar en concurrerend zijn.

Aantrekkelijk: Tilburg wil een aantrekkelijke stad zijn waar mensen graag wonen en werken, en waar het voor bedrijven interessant is om zich te vestigen. Niet alleen moet het aanbod van voorzieningen in de stad zelf aansprekend en hoogwaardig zijn, ook de groene omgeving en religieus en historisch erfgoed zijn belangrijke factoren.

Bereikbaar: goede verbindingen (weg, water, rail én digitaal) met de andere Brabantse steden zijn essentieel voor een sterk stedelijk netwerk.

Concurrerend: En duurzame concurrentiekracht kent in Tilburg twee belangrijke pijlers, namelijk kennis & creativiteit en smart industries. Concreet richt de Brabantstrategie zich op vier stedelijke knooppunten en drie stadsregionale parken.

De vier stedelijke knooppunten:

  • Binnenstad van de 21e eeuw

  • Tilburg University Campus: kennisontwikkeling en -toepassing

  • Modern Industrieel Cluster Vossenberg-Loven

  • Modern Industrieel Cluster Midden-Brabant

De drie stadsregionale parken zijn:

  • Stadsregionaal park Moerenburg - Koningshoeven

  • Stadsregionaal park Stadsbos013

  • Stadsregionaal park Noord

De regiostrategie: de kracht van Tilburg als centrumstad

Bij de regiostrategie draait het om Tilburg in haar rol als centrumstad; Tilburg als belangrijke spil in de regio Hart van Brabant. Een goed bereikbare stad, waar bewoners uit de gehele omliggende regio graag komen voor werk, hoogwaardige medische zorg, uitstekend onderwijs, een compleet aanbod van winkels en spannende cultuur. Waar bedrijven hun ambities optimaal kunnen ontplooien. En waar het uitstekend (meerdaags) recreëren is. Een sterke stad kan niet zonder een sterke regio; omgekeerd geldt dat een sterke regio niet zonder een sterke stad kan. De regiostrategie richt zich op drie stedelijke knooppunten en twee regionale ecologische verbindingszones ten westen en oosten van de stad.

De drie stedelijke knooppunten zijn:

  • Bedrijvenpark Zuid

  • Zorgcluster Leijpark

  • Duurzaam energielandschap Noord

De twee ecologische verbindingszones:

  • Aan de oostzijde bestaat de verbinding uit ecologische stapstenen in het bestaande landschap en agrarisch productiegebied.

  • Aan de westzijde van de stad bestaat de verbinding uit een fijnmazig netwerk van ecologische verbindingszones langs wegen en waterlopen.

De stadsstrategie: leefbaarheid met oog voor de menselijke maat

De stadsstrategie richt zich op het realiseren van prettig leefbare wijken, dorpen en buitengebied.

Hoofdpunten van de stadsstrategie zijn:

  • Ruimte voor zelf- en samenredzaamheid in wijken en buurten

  • Basis op orde: wijken zijn schoon, heel en veilig

  • Vitale wijkeconomie: dynamiek en ondernemerschap in de wijk

  • Brandpunten in wijken zorgen voor dynamiek, ontmoeting en sociale binding.

  • Differentiatie in woonmilieus: aansluiten bij de leefstijlen van bewoners

  • Cultureel erfgoed: het verhaal van Tilburg centraal

  • Groen en water in de stad: toegankelijk en zichtbaar

  • Goede bereikbaarheid van wijken en buurten borgen

  • Betere verbinding stad en buitengebied: groene inprikkers

  • Economische vitaliteit van het landschap behouden en versterken

Functie van de Omgevingsvisie

De Omgevingsvisie Tilburg 2040 is een koers- en inspiratiedocument. Het is een kompas voor investeringen in

het fysieke domein. Een uitnodiging aan de stad om samen te werken aan de ontwikkeling van een stad waar het fijn wonen, werken, leven en recreëren is. De visie biedt burgers en bedrijven ruimte om initiatief te ontplooien en reikt de gemeente handvatten aan om haar strategie af te stemmen op het geschetste toekomstperspectief. De Omgevingsvisie Tilburg 2040 geeft ook richting aan de inzet van de gemeente; in welke onderdelen de gemeente haar geld, tijd en bestuurskracht investeert. En welke prioriteiten daarbij gelden.

Specifiek voor dit plan staat in de Omgevingsvisie

De Spoorzone is onderdeel van de Binnenstad van de 21e eeuw. De spoorzone is één van de vijf sfeergebieden te weten een hoogstedelijk gebied waar een kenniscampus met creatieve economie en kleinschalige bedrijvigheid de dragers zijn.

De Spoorzone biedt ruimte aan woon- en kantoorgebouwen. Delen van de Spoorzone zijn nog ruw, met oude, verlaten fabriekspanden. Cultuurhistorische kwaliteiten dienen als inspiratiebron voor ontwikkeling. Dankzij een hoogstedelijk, hip en creatief woonmilieu, met publieksgerichte voorzieningen en aandacht voor lifestyle, lukt het studenten, talenten en een jonge, hoogopgeleide beroepsbevolking aan te trekken en te behouden.

3.4.2 Gemeentelijk beleid Spoorzone

In april 2000 is het "Ontwikkelingsperspectief Spoorzone" (van bureau BVR/Riek Bakker) vastgesteld. Dit perspectief heeft als strategisch raamwerk voor latere planstudies en planontwikkelingen gediend, zoals de "Visie Spoorzone Tilburg" (september 2002) van het Atelier van de Rijksbouwmeester.

Aanleidingen om tot een herontwikkelingsvisie op de Spoorzone te komen liggen ondermeer in de volgende gesignaleerde knelpunten:

  • het openbaar vervoerknooppunt beschikt over onvoldoende ruimte om het groeiend aantal passagiers en materieel per spoor en weg te kunnen verwerken;

  • er bestaat een spanning tussen het transformeren van de Spoorlaan tot een stadsboulevard met een aantrekkelijk verblijfsmilieu enerzijds en het behoud van de verkeersfunctie (auto, bus en vrijliggende fietspaden) anderzijds;

  • de rommelige en verouderde ruimtelijk functionele structuur van de Spoorzone;

  • het spoor en aanverwante functies zijn een barrière tussen de noordelijke en de zuidelijke stadsdelen.

Daarnaast biedt de Spoorzone een aantal kansen en potenties om een wezenlijke bijdrage te leveren aan de identiteit van Tilburg, de sociaal-economische structuur. Ook kan met de Spoorzone invulling gegeven worden aan beleidsdoelstellingen van hogere overheden op gebied van mobiliteit en het versterken van stedelijke knooppunten.

In 2009 is het Ambitiedocument Spoorzone vastgesteld en dat is aangescherpt in 2011. Het doel hiervan was om aan de vooravond van de definitieve planontwikkeling de ambities en verwachtingen met betrekking tot Wonen, Werken, Cultuur, Onderwijs en Leisure in het gebied Spoorzone inzichtelijk te maken. De aanscherping concentreerde zich op het Kerngebied. Het accent werd daarbij gelegd op het Kennis Plus profiel.

Op 25 juni 2012 heeft de gemeenteraad besloten het Masterplan (van april 2011) incl. de kanttekeningen van 20 september 2011 vast te stellen als basis voor de verdere planontwikkeling en de gezamenlijk te starten grondexploitatie. Het Masterplan is mede basis geweest voor de in 2013 tussen VolkerWessels en de gemeente Tilburg overeengekomen Vaststellingsovereenkomst. Hierin is vastgelegd hoe partijen gezamenlijk diverse locaties rondom het Burgemeester Stekelenburgplein ontwikkelen. Voorliggend bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van één van deze locaties mogelijk zoals eerder ook voor de locatie Clarissenhof is gebeurd.

Conclusie:

De ontwikkeling is geheel conform het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Thematische Beleidskaders

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.

4.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand

4.2.1 Hoogbouw

Het gemeentelijke hoogbouwbeleid is opgenomen in de Handreiking Hoogbouw die op 29 oktober 2007 is vastgesteld door de gemeenteraad.

De gemeente Tilburg staat positief tegenover hoogbouw. Hoogbouw stimuleert de bedrijvigheid, draagt bij aan functiemenging, zorgt voor herkenbaarheid, de leesbaarheid van de stad, kan bijdragen aan de verbetering van de openbare ruimte en zorgt voor het zuinig omgaan met ruimte.

Onder hoogbouw worden gebouwen hoger dan 15m verstaan. Hoogbouw kan niet overal in de stad. De gemeente Tilburg geeft in de Handreiking Hoogbouw aan waar zij in de stad op de lange termijn hoogbouw wenselijk acht. Dit is aangegeven op een prioriteitenkaart. Met rood is het voorkeursgebied aangegeven, met geel het gebied waar hoogbouw overwogen kan worden en met grijs de gebieden waar hoogbouw ongewenst is.

Locaties waar de gemeente graag hoogbouw ziet zijn: de Spoorzone tot aan de Universiteit van Tilburg, de Kempenbaan en het Laar.

De plekken waar hoogbouw het overwegen waard is, zijn gebieden langs de hoofdinfrastructuur zoals de Ringbanen, gebieden langs stadsranden en groenranden zoals de Piushaven, het St. Elisabeth Ziekenhuis en het Wandelbos en de (winkel)centra Wagnerplein, Paletplein, Heyhoef en De Knoop.

Bij bedrijventerreinen in de stad Tilburg wordt bebouwing tot 30 meter onder randvoorwaarden toegelaten.

[image]

Conclusie

De spoorzone is aangewezen als gebied waar hoogbouw gewenst is. Het plan past in het hoogbouw beleid.

4.2.2 Welstand

Bouwplannen moeten worden getoetst aan ´redelijke eisen van welstand´, zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd, onder de titel ´Welstandsnota 2004. Meer aandacht waar dat moet, meer vrijheid waar dat kan´.

Op 19 december 2011 heeft de gemeenteraad besloten tot actualisering van de Welstandsnota 2004. Voor een gedetailleerde beschrijving van de thans geldende regeling wordt verwezen naar de Welstandsnota 2004 en het raadsbesluit van 19 december 2011.

Verder heeft de raad in mei 2011 besloten om een omgevingscommissie in te stellen. Deze commissie is op 1 januari 2012 van start gegaan en vervangt drie voormalige adviescommissies, te weten de Welstandscommissie, de Monumentencommissie en de Adviescommissie Stedelijk Groen.

De plannen voor het woongebouw, het werkgebouw en het traverse gebouw zijn bij wijze van vooroverleg meerdere keren besproken in de Omgevingscommissie, onder andere op 21 oktober 2015, 4 november 2015 en 30 maart 2016. De commissie kan in hoofdlijnen instemmen met de plannen.

4.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg

Inventarisatie.

Historische geografie.

  • Gezien het feit dat Tilburg geheel in een zone met dekzandruggen ligt wordt verwacht dat in het plangebied ook sprake is van een dekzandlandschap. Op het Actueel Hoogtebestand Nederland is te zien dat er in het plangebied van west naar oost sprake is van een oplopend reliëf. Het plangebied lijkt daarnaast op de overgang te liggen van een hoger gelegen deel ten zuiden van de spoorlijn, naar een lager gelegen deel ten noorden daarvan.

  • Het plangebied maakte destijds deel uit van het voormalig open landschap tussen de nederzettingen Heuvel en Veldhoven, dat bestond uit de akkercomplexen van de Heuvelse Akkers en de Havervelden enerzijds en de naar het oosten uitstrekkende heidevelden van de Besterd. De grens tussen deze twee gebieden lag langs het Langepad, een voetpad dat de Heuvelstraat in het zuiden met de Veldhovenring in het noorden van de stad verbond.

  • De percelen in het plangebied waren t/m 19e eeuw m.n. in gebruik als bouwland. (zie ook archeologie)

  • Op en aan weerszijden van de locatie van het plangebied ontwikkelde zich vanaf 1860 een werkplaats ten behoeve van de spoorwegen. Een besluit van de rijksoverheid in 1860 had voor de economie en de morfologie van Tilburg vergaande gevolgen. Er moest in het zuiden van Nederland een spoorlijn komen van Vlissingen naar Den Bosch, Venlo en Maastricht, met steden Breda en Tilburg als logische tussenstations. Nederlandse havens, het Ruhrgebied en Luik werden zo verbonden. In 1863 stuurde de regering een brief naar de Maatschappij tot exploitatie van de Staatsspoorwegen. Medegedeeld werd dat “… bij de Regeering het voornemen [bestaat] om voor de Zuidelijke lijnen de werkplaatsen voor de herstellingen van rollend materieel te Tilburg te vestigen en met dat doel aldaar een ruime oppervlakte grond is aangekocht.” Staatsspoorwegen had het graag anders gezien, maar de regering had rekening te houden met meerdere, strategische overwegingen. Men koos voor spreiding en dus voor Zwolle en Tilburg als locaties voor nieuwe werkplaatsen. De Tilburgse gemeenteraad was al akkoord gegaan met de verkoop van de bedoelde grond in het midden van de stad. Hierdoor veranderde het landschap van karakter en werd het deel van de stad. Voor een nadere omschrijving zie: 'De voormalige NS Werkplaats in cultuurhistorisch perspectief', Tilburg, juni 2015:

  • De komst van het spoor (dwars door de stad, van oost naar west) en van de werkplaats (een groot terrein tussen de kernen, met nieuwe arbeid, werknemers en gebouwen) had voor Tilburg een grote impact, sociaal-economisch én ruimtelijk. Die effecten zijn nog steeds herkenbaar en geven een bijzonder karakter aan het gebied en de omgeving.

  • Na het vertrek van de NS in 2011 wordt het gebied fasegewijs geschikt gemaakt voor herontwikkeling. De nieuwe Burgemeester Brokxlaan is gerealiseerd, een aantal gebouwen is aangewezen als gemeentelijk monumenten en een aantal is inmiddels gesloopt.

Archeologie.

Er is een verstoringsonderzoek uitgevoerd (Archeologisch onderzoek Spoorzone Tilburg

Historisch onderzoek bebouwing en gebruik locatie Spoorzone, 5 herziening Burg. Stekelenburgplein

SWECO ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 2074) zie bijlage 1. De conclusie uit dit onderzoek is dat op basis van de resultaten van het onderzoek wordt voor het plangebied geadviseerd dit vrij te geven voor ontwikkeling. De aard van de bebouwing en infrastructurele voorzieningen die binnen het plangebied aanwezig zijn of zijn geweest, is van dien aard dat de kans dat nog intacte bodems aanwezig kunnen zijn binnen het plangebied gering wordt geacht. De kans dat zich nog behoudenswaardige archeologische vindplaatsen binnen het plangebied kunnen bevinden, wordt dan ook gering geacht. Zelfs indien toch intacte bodems worden aangetroffen (met name buiten de zones met sporen), is de kans zeer groot dat deze zones versnipperd en verspreid zijn over het plangebied, de informatiewaarde zal derhalve gering zijn. Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden toch onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de minister verplicht (vondstmelding via de bevoegde overheid).

Cultuurhistorie, objecten en structuren.

  • Het plangebied ligt in het centrum van de voormalige NS Werkplaats en ten noorden van het station.

  • In en aan de westzijde van het plangebied is in de jaren '30 van de 20e eeuw Gebouw 60 gerealiseerd. Het was een zeer belangrijke schakel precies in het hart van de NS Werkplaats. Hier werden locomotieven gerepareerd.

  • De onderdelen 60B en 60C en gehele noordwand zijn vanwege de bijzondere waarden beschermd als gemeentelijk monument.

  • Gebouw 60A gelegen in het plangebied was daar ook een onderdeel van: ruimtelijk en functioneel. Hier vond de voor de Tilburgse transversale werkplaats zeer kenmerkende overdwarse verplaatsing van de te repareren locomotieven plaats. Dit is nog steeds zeer herkenbaar in de verdiepte ligging t.b.v. de rolwagen die in noord-zuidelijke richting verplaatst werd. Met uitzondering van de zuid- en met name de noordgevel kent de hal zelf een andere opbouw dan de hal 60BC. Gebouw 60A is niet meegenomen in de bescherming (B&W-besluit 150714-17, Aanwijzing monumenten vm NS Werkplaats.

  • Deels in het plangebied en direct aan de noord-, oost- en zuid-randen van het plangebied bevinden zich op grond van de Monumentenverordening van de gemeente Tilburg beschermde monumenten: de Lochal (Gebouw 60BC) aan oostzijde en de doorlopende muur aan noordzijde (aan Burgemeester Brokxlaan); ook het gebied aan zuidzijde valt onder bescherming van de Monumentenverordening, onder meer vanwege spoorse artefacten zoals rails, bovenleidingen e.d..

  • Andere onderdelen van de voormalige NS Werkplaats, in dit plangebied en aan de westzijde zijn inmiddels geamoveerd.

  • Nabij het plangebied bevinden zich op grond van de Monumentenverordening van de gemeente Tilburg beschermde monumenten: de Polygonale loods met draaischijf ten westen; het Deprezgebouw aan de Lange Nieuwstraat en het Ketelhuis wat verder weg aan de noordzijde.

Advies

Vanuit het oogpunt van monumentenzorg bestaan geen bezwaren tegen de geplande ontwikkeling, temeer daar er in de aanwijzingsprocedure van andere objecten reeds rekening is gehouden met toekomstige plannen op deze locatie. Wel moet zeer nadrukkelijk rekening worden gehouden met de aangrenzende, deels in het gebied gelegen beschermde monumenten en onderdelen. De contouren van de beschermde monumentale muur in het plangebied is opgenomen op de verbelding en als te handhaven bebouwing aangemerkt.

4.4 Volkshuisvesting

Zorgvuldig ruimtegebruik (i.r.t. Ladder voor duurzame verstedelijking)

Conform Artikel 2.1 en 3.3 van de provinciale Verordening Ruimte dient een verantwoording opgenomen te worden hoe de planontwikkeling zorgt voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit, in het bijzonder beantwoordt aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Hierna wordt ingegaan op zorgvuldig ruimtegebruik.

De gemeente Tilburg maakt samen met zeven andere gemeenten deel uit van de regio Hart-van-Brabant. In deze regio maken de gemeenten jaarlijks in het "Regionaal Ruimtelijk Overleg" / RRO samen met de provincie Noord-Brabant afspraken over de kwantitatieve woningbouwopgave, dit voor een voortschrijdende tienjaarsperiode. Basis hiervoor vormt de periodiek door de provincie uitgebrachte bevolkings- en woningbehoefteprognose, waarvan de recentste dateert uit 2014.

In de planperiode 2016-2026 bedraagt de bouwopgave voor Tilburg circa 9.700 woningen. Hiermee wordt voorzien in de natuurlijke aanwas en de huishoudenverdunning van de gemeente, plus in de migratie afkomstig uit de regio (en daarbuiten). Wanneer en waar nodig worden er regionaal ook kwalitatieve afspraken gemaakt, getuige de afspraak waarbij Tilburg van de eigen opgave 730 woningen beschikbaar stelt aan een drietal buurgemeenten ter verwezenlijking van hun programmadoelen tot 2019.

Zeker tot omstreeks 2030 behelst de gemeentelijke woningbouwopgave gemiddeld zo’n 1.000 woningen per jaar, dit gecorrigeerd voor circa 200 won./jr. sloop. Echter, de effectieve vraag –uitgeoefend door de woonconsument– ondervindt nog wat na-ijleffecten van de crisis, in verband waarmee een gemeentelijke bouwprogramma van gemiddeld 850 woningen per jaar tot 2020 wordt aangehouden.

Hiermee is de regionale behoefte aangetoond en wordt voldaan aan de eerste trede van de Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6. Bro).

Woonvisie en Kwalitatief WoningBehoefteOnderzoek / KWBO

Het gemeentelijk woonbeleid volgt primair uit de vierjaarlijkse WoonVisie. Hierin komen thema's en trends in het wonen aan de orde, worden actuele knelpunten geduid en worden de woonopgaven voor de komende jaren benoemd. In de Woonvisie is aangegeven dat –ondanks accentverschuiving naar de bestaande woningvoorraad– de nieuwbouwopgave voor Tilburg nog steeds een belangrijk thema is, gegeven de natuurlijke aanwas, gezinsverdunning en immigratie.

Centraal in de Woonvisie Tilburg –met de horizon op 2020– staat de gemeentelijke opgave te voorzien in een compleet en gevarieerd palet aan woonmilieus als basis voor een voldoende gedifferentieerd woningaanbod, zodat zo veel mogelijk inwoners passende woonruimte kunnen vinden. Passend in relatie tot maatschappelijke ontwikkelingen en trends (w.o. demografie, individualisering, zelfredzaamheid & betaalbaarheid, identiteit/ beleving); dit geldt zowel de woning als de woonomgeving/woonmilieu.

De woningbouwopgave die Tilburg in voornoemde context heeft, kan en wordt vrijwel volledig binnen bestaand stedelijk gebied gerealiseerd. Echter de omvang van de bouwopgave, maar meer nog de kwalitatieve samenstelling daarvan (o.m. woonmilieudifferentiatie), maakt het nodig om ons –in beperkte mate– ook te oriënteren op locaties buiten het bestaand stedelijk gebied.

Om meer aansluiting te vinden bij de huidige en toekomstige woonbehoeften c.q. klantvraag wordt gebruik gemaakt van een woonmilieutypologie. Hierbij wordt, naar analogie van de rijksoverheid, onderscheid gemaakt in vijf woonmilieus: Centrum-Stedelijk, Stedelijk-buiten-centrum, Groen-Stedelijk, (Centrum-)Dorps en Landelijk), waarbij –in deze volgorde– sprake is van een afnemende woningdichtheid en nabijheid c.q. toegang tot voorzieningen, respectievelijk (OV-)bereikbaarheid. Deze indeling wordt waar nodig binnengemeentelijk verbijzonderd en/of verbonden met leefstijlkenmerken van bewoners.

De planlocatie Stekelenburgplein-Spoorzone ligt in bestaand stedelijk gebied. Het bouwplan dat ten tijde van het opstellen van voorliggend bestemmingsplan nog wordt uitgewerkt gaat uit van 130 tot maximaal 220 appartementen in de huur- en/of koopsector. Het plan is een duidelijk voorbeeld van binnenstedelijke (her)ontwikkeling, c.q. verdichting stedelijk gebied. Hierbij is ook sprake van productflexibiliteit, i.c. dat afhankelijk van de concrete klantvraag de verhouding grote–kleine appartementen kan wijzigen. In het plan is zo rekening gehouden met de woonmilieu(differentiatie)opgave, in dit geval het voorzien in de vraag naar centrum-stedelijk wonen, ofwel (gestapeld) wonen in vrij hoge dichtheid, veel functiemenging met (groot-)stedelijke voorzieningen, grootschalige (ruimtelijke) complexiteit, en een combinatie van sterke nabijheid en bereikbaarheid.

Het periodieke Kwalitatief WoningBehoefteOnderzoek/KWBO (elke vier jaar, meest recent 2012) toont de behoefte aan het Centrum-Stedelijk woonmilieu onmiskenbaar aan. Zo blijkt de woonvoorkeur onder de verhuisgeneigde Tilburgers in ruim 20% van de gevallen uit te gaan naar een (centrum-)stedelijk woonmilieu, waarmee burgers met specifieke leefstijlen beter worden bediend. Tot 2025 betreft dat een woningvraag van zo'n 2.200 woningen in dit woonmilieutype.

Met het vorenstaande is ook de vraag met betrekking tot trede-2 van de Ladder beantwoord, namelijk de vraag of (een deel van) de regionale behoefte op te vangen is binnen bestaand stedelijk gebied.

Woonkwaliteiten

Naast woonmilieudifferentiatie is meer variatie in het aanbod van nieuwbouwwoningen geboden. Enerzijds komt dit voort uit de maatschappelijke ontwikkelingen als individualisering, ontgroening & vergrijzing, anderzijds heeft dit te maken met de verander(en)de klantvraag, die ook steeds kwalitatiever van aard is. Aspecten waarop met name lokaal sturing plaatsvindt, zijn het aandeel appartementen in bouwplannen, het aandeel goedkope huurwoningen, de beschikbaarheid van kavels voor (collectief) particulier opdrachtgeverschap / eigenbouw, de levensloopbestendigheid van de nieuwbouw en het voldoen aan het Politiekeurmerk Veilig Wonen (PkVW).

  1. Leefstijl / "woonwereld"

Het KWBO biedt inzicht in de zgn. "harde" kenmerken (i.c. huishoudens- en woningkenmerken, verhuisplannen enz.). Complementair levert het leefstijlonderzoek van SmartAgent (2013) informatie over de drijfveren van mensen in het gedrag dat zij vertonen en de keuzes die zij maken, oftewel inzicht in de normen/waarden- en belevingsaspecten (de "zachte" kant) van burgers op de woningmarkt.

Samen bieden beide onderzoeken aanknopingspunten voor doelgroep-segmentatie/-specialisatie, uitmondend in zgn. "woonwerelden". Hiermee kunnen omgevings-/locatiekenmerken en consumentenvraag optimaal op elkaar worden afgestemd in het te ontwikkelen woonproduct(gamma).

Het woongebouw biedt ruimte voor (hoog)stedelijk wonen, primair voor mensen behorend tot de rode leefstijl, en meer specifiek voor de "woonwereld" Stedelijk & authentiek. Door ook ruimte te bieden aan grotere, luxere appartementen wordt hier ook de blauwe leefstijl (woonwereld Ruim & hoogwaardig) bediend.

  1. Toetsingskader nieuwbouwappartementen

De gemeente stuurt nadrukkelijker op het aantal en soort nieuwbouwplannen voor appartementen om overaanbod tegen te gaan. Prioritering vindt plaats aan de hand van het in 2006 door de raad vastgestelde toetsingskader. Plannen worden getoetst aan het gewenste woonmilieu, de ruimtelijk-stedenbouwkundige inpassing, consumentgerichtheid en de vraag of het plan onderdeel uitmaakt van een voor de gemeente prioritaire gebiedsontwikkeling.

Het plan voor het woongebouw voldoet aan de toetsingscriteria voor nieuwbouwappartementen.

  1. Politiekeurmerk Veilig Wonen

Het Politiekeurmerk Veilig Wonen (PkVW) is een keurmerk dat afgegeven wordt voor woningen, complexen en buurten die voldoen aan een voorgeschreven pakket van eisen rond inbraak- en brandpreventie, sociale veiligheid en leefbaarheid. Het Politiekeurmerk Veilig Wonen bestaat eigenlijk uit twee keurmerken, namelijk een voor nieuwbouw en een voor bestaande bouw.

Als uitgangspunt voor alle nieuwbouwprojecten in Tilburg geldt dat het Politiekeurmerk dient te worden toegepast (i.c. certificering plaatsvindt), zowel op woningniveau, als ook op het niveau van de woonomgeving.

Het woongebouw zal aan het Politiekeurmerk voldoen.

4.5 Groen En Speelruimte

4.5.1 Bomennota Tilburg boomT

Bomen staan steeds meer onder druk van de stad. De verwachting is dat in de loop van de tijd steeds meer bomen of zelfs complete bomenstructuren kunnen uitvallen als gevolg van deze stedelijke druk. Dit beeld is onwenselijk. Bomen dienen juist een toegevoegde waarde aan stedelijke ontwikkelingen te bieden. Om er niet te laat achter te komen dat er teveel bomen op cruciale plekken voor stedelijke ontwikkelingen zijn gesneuveld en om een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand te behouden is het noodzakelijk om belangrijke zaken rondom bomen goed te regelen en vast te leggen. Om deze reden is de Boomwaardezoneringskaart (Bwz-kaart) opgesteld, die deel uitmaakt van de Bomennota Tilburg boomT. Deze kaart doet uitspraken over de huidige openbare bomen in het stedelijk gebied van de gemeente Tilburg. Op de Bwz-kaart worden de boomzones die belangrijk zijn voor de structuur van de stad weergegeven; zones met bomen met een hoofdwaarde, nevenwaarde, basiswaarde of stadsecologie. Voor deze zones zijn criteria opgesteld o.a. met betrekking tot het verlenen van omgevingsvergunningen, onderhoud en beheer en straatbeeld. Door middel van de Bwz-kaart wordt duidelijk waar er kansen liggen voor openbare bomen; bomen die op de Bwz-kaart staan krijgen extra bescherming, intensiever onderhoud/beheer, bescherming tegen kap, herplantplicht e.d.

[image]

Boomwaardezoneringskaart

Maatregelen in bestemmingsplan

In het plangebied zijn geen bomen aanwezig met uitzondering van de nieuwe aanplant op het stationsplein.

4.5.2 Nota Groen

De Nota Groen, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 april 2010, vormt de herziening van de Groenstructuurplannen uit 1992 en 1998. Tilburg wil zich in de toekomst blijven profileren als een groene stad waar het goed wonen en werken is. Tilburg moet in 2020 een stad zijn waar zowel haar inwoners, bezoekers als bedrijven een aantrekkelijk groene woon- en werkomgeving hebben en waar de recreatieve omgeving wordt ervaren als een kwaliteit van de gemeente. Tilburg streeft er dan ook naar een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur duurzaam te ontwikkelen en deze veilig te stellen binnen de stedelijke context. Om dit te bereiken wil het gemeentebestuur de Tilburgers letterlijk en figuurlijk dichter bij groen brengen. Op hoofdlijnen betekent dit:

  1. Inzet op buitenstedelijke groengebieden en het groene netwerk;

  2. het tot zijn recht laten komen van de verschillende karakters van het groen (klassiek-, recreatief- en natuurlijk groen);

  3. het versterken en behouden van het natuurlijk groen.

In 2012 is het bijbehorende Uitvoeringsprogramma Groen en Biodiversiteit vastgesteld.

4.5.3 Nota biodiversiteit

Biodiversiteit omvat de totale verscheidenheid van alle levende planten en dieren op aarde. De biodiversiteit neemt wereldwijd af. Het doel van de nota is de biodiversiteit in de gemeente Tilburg te verhogen en beter te beschermen.

De visie is gericht op twee niveaus. Het eerste niveau is de flora & fauna, het tweede niveau is gericht op de

mensen. Voor de flora en fauna wordt ingestoken op drie strategieën, namelijk vergroten, verbinden en versterken. Voor de realisatie van duurzame habitatnetwerken zal vaak gekozen worden voor een combinatie van deze strategieën. In de eerste plaats is dat het vergroten van leefgebieden. In de tweede plaats kan een duurzaam netwerk ontstaan door gelijksoortige leefgebieden met elkaar te verbinden. Tenslotte kan ingezet worden op het verbeteren van de kwaliteit van leefgebieden.

Voor de mensen is natuurbeleving vooral ook van belang in de stad. Door middel van de groene lijnen en de groene gebieden in de stad, kunnen we dicht bij huis ook genieten van de natuur. Als de groene lijnen en groene gebieden helemaal op orde zijn kunnen de planten en dieren tot in de tuin of op het balkon waargenomen worden.

In de nota worden vijf verschillende landschapstypen onderscheiden (agrarisch landschap, beekdallandschap, heide- en boslandschap, landgoederenzone en stedelijk gebied). Per landschapstype wordt een algemene beschrijving gegeven met bijbehorende doelstellingen, maatregelen en knelpunten.

Doelstellingen nota biodiversiteit

De achteruitgang van de biodiversiteit stoppen vanaf 2010, voor het buitengebied én het bebouwde gebied.

In het voorjaar van 2010 is met een nulmeting bepaald aan de hand van de flora en faunagegevens die voor handen zijn. Hierna kan jaarlijks de verandering in de biodiversiteit worden bijgehouden.

Biodiversiteit 'tot aan de voordeur'.

Biodiversiteit verhogen in het openbaar gebied waardoor het letterlijk tot aan de voordeur/ de voortuin van de bewoners van Tilburg komt.

In 2020 zijn 50% van alle aangeplante bomen en struiken binnen de bebouwde kom ten gunste van de biodiversiteit.

Zo veel mogelijk gebruik maken van autochtoon plantmateriaal met een aanvulling van soorten die een bijdrage leveren aan biodiversiteit door middel van bv. nestgelegenheid, voedsel en/of schuilgelegenheid.

4.6 Kantoren

In 1998 heeft de gemeenteraad de nota Ruimte voor Kantoren tot 2015 vastgesteld. Deze nota bevat het gemeentelijk kantorenbeleid voor de periode tot 2015. Ontwikkeling van de stationszone als hoogwaardige kantorenboulevard heeft hierin de hoogste prioriteit. Verder wordt gesteld dat buiten de stationszone de gemeente zeer selectief is met het ontwikkelen van ruimte voor kantoren.

Na een evaluatie in 2001 is het beleid bijgesteld in de Nota Ruimte voor Kantoren 2001 omdat het slechts gedeeltelijk effect had. Belangrijke aandachtspunten hierbij zijn:

  • Een zodanige differentiatie van het aanbod dat Tilburg aan de vraag in alle segmenten kan voldoen;

  • Het loslaten van het restrictief beleid buiten de stationszone en het ontwikkelen van locaties langs goed bereikbare uitvalswegen met acquirerend vermogen.

Doel van het kantorenbeleid is een zodanige kwalitatieve differentiatie van het aanbod van kantoorruimte dat er voldoende ruimte is voor de in het economisch beleid beoogde groei en versterking van de zakelijke dienstverlening. Verbreding van het aanbod zal plaatsvinden door het ontwikkelen van een aantal sterke kantorenmilieus aan de belangrijkste uitvalswegen.

Twee segmenten krijgen daarbij in het bijzonder aandacht:

  • kleine en middelgrote eigenaar-gebruikers die veel waarde hechten aan een eigen kantoorpand in een representatieve omgeving;

  • kantoorgebruikers in de auto-afhankelijke zakelijke dienstverlening die veel waarde hechten aan een goed per auto bereikbaar kantoorpand en voldoende parkeerruimte.

In het programma voor te ontwikkelen locaties aan de uitvalswegen is een accent gelegd op de A58-zone en met name op locaties rond de twee stadsentrees namelijk Kempenbaan (oostentree) en Het Laar (westentree).

Naast de A58-zone zijn er mogelijkheden voor kantoorontwikkeling bij Station Reeshof en op een aantal binnenstedelijke herstructureringslocaties.

Na vaststelling van de nota Ruimte voor Kantoren 2001 zijn de ontwikkelingen op de kantorenmarkt in beeld gebracht door middel van voortgangsrapportages. Sindsdien heeft zich een aantal belangrijke ontwikkelingen voorgedaan die de vraag naar en het aanbod van nieuwe kantoren en kantoorlocaties hebben beïnvloed. Op basis van de in de voortgangsrapportages gesignaleerde ontwikkelingen wordt het ontwikkelingsprogramma voor nieuwe kantoorlocaties periodiek geactualiseerd, zowel kwantitatief als kwalitatief.

Regionale afspraken kantoren Hart van Brabant 15-12-2016

Omdat de kantorenmarkt in Brabant onder druk staat heeft de provincie aan de regio's verzocht op regionaal niveau afspraken te maken. De kantorenmarkt in de regio Hart van Brabant kampt met leegstand en overprogrammering, maar er is geen sprake van een groot regionaal probleem. Dat neemt niet weg dat er wel een opgave is, omdat we in de regio hechten aan een goed functionerende kantorenmarkt. Deze opgave ligt vooral op het bord van de grotere gemeenten met enig kantorenprofiel, maar gaat ook de overige gemeenten aan. Om die reden is afgesproken dat we in Hart van Brabant het regionale overaanbod gaan terugdringen waarbij we kijken naar plancapaciteit en aanbod en tevens meer vraaggericht gaan werken. Daarbij ligt de focus op een aantal kansrijke regionale kantoorlocaties die voor de regio als toekomstbestendig worden gezien. Op lokaal niveau vindt de uitwerking plaats. De afspraken zijn vastgelegd in het RRO van 15 december 2016 en hebben een looptijd van 4 jaar. Tenminste een keer per jaar wordt de voortgang besproken in de portefeuilehoudersoverleggen.

Specifiek voor dit bestemmingsplan

De Spoorzone waar onderhavige ontwikkeling deel van uit maakt is in het kantorenbeleid van de gemeente aangewezen als dé locatie in Tilburg waar we de ontwikkeling van kantoren de ruimte bieden. De locatie is tevens opgenomen op de regionale kaart kansrijke kantoorgebieden die deel uitmaakt van de "Regionale afspraken kantoren Hart van Brabant" dd. december 2016 waarin de regio als uitgangspunt neemt een keuze te maken voor kansrijke en toekomstbestendige bestaande en nieuwe kantoorlocaties.

Conclusie

De ontwikkeling past derhalve in het gemeentelijke en regionale kantorenbeleid.

4.7 Horeca

4.7.1 Algemeen

De raad heeft op 30 januari 2017 het horecabeleid vastgesteld. Daarin is de volgende doelstelling opgenomen.

"Tilburg wil een gastvrije stad zijn. Met het nieuwe horecabeleid willen we een bijdrage leveren aan een horeca-aanbod dat aansluit bij de wensen van de bewoners en bezoekers van de stad. We kiezen voor horeca die een meerwaarde heeft voor de functie van gebieden, om daarmee de gastvrijheid van Tilburg te benadrukken. Daarnaast willen we binnen het beleid ruimte houden voor vernieuwing van het aanbod. De stad realiseert hiermee een horeca aanbod waarvoor mensen nu, en in de toekomst, naar Tilburg komen en er willen verblijven."

Ruimte voor vernieuwing/innovatie van het aanbod

Nieuwe horeca-initiatieven moeten de aantrekkelijkheid van bepaalde gebieden vergroten of behouden. Gebieden als de binnenstad en het buitengebied zijn van groot belang voor het woon- en leefklimaat en bezoekers, vanwege de vele voorzieningen en mogelijkheden voor recreatie en ontspanning. Door daar in te zetten op (vernieuwende) horeca(concepten) kunnen deze gebieden een grotere waarde krijgen voor inwoners en bezoekers. Onderscheidende horecaconcepten, al dan niet in combinatie met een bijzondere locatie, moeten ruimte kunnen krijgen in Tilburg.

Evenwichtig aanbod

Bij het vormgeven van het horecabeleid dient tevens een balans te worden gevonden met andere functies zoals de leefbaarheid in wijken of de mogelijkheid om te ondernemen (in andere sectoren). Ook bij de omvang van het aantal horecagelegenheden moet een balans worden gevonden. Het toevoegen van horeca komt de diversiteit en spreiding van het aanbod ten goede. Bij overaanbod kan het rendement van horecabedrijven onder druk komen staan. Dit kan tot gevolg hebben dat de kwaliteit afneemt en dat daardoor niet voldoende ruimte is voor vervangingsinvesteringen en het investeren in het vernieuwen van het concept.

4.7.2 Gewenste ontwikkeling per gebied

Binnenstad

De belangrijkste concentratie van horeca bevindt zich in de binnenstad in het horecaconcentratiegebied (HCG). Het HCG bestaat uit: Heuvel, Korte Heuvel, Piusplein, Heuvelring/Piusstraat, Paleisring, Oude Markt / Heikese Kerk. Hier is ruimte voor een ruim en divers aanbod van horeca, juist ook horeca die zich specifiek richt op uitgaand publiek.

[image]

HCG-gebied

In andere delen van de binnenstad zoals het Kernwinkelgebied, de Spoorzone, Veemarktkwartier, Piushaven en het Dwaalgebied heeft de horeca een ondersteunende functie en zijn andere functies zoals wonen, winkelen en werken de hoofdfunctie. Uitbreiding van horeca is in deze gebieden wenselijk als dit bijdraagt aan de sfeer en aansluit op de hoofdfunctie van het betreffende deelgebied. Hierbij blijft de balans met de andere functies van groot belang.

4.7.3 Ondersteunende horeca

Horeca is ook een zeer wenselijk onderdeel van andere (maatschappelijke) voorzieningen zoals een schouwburg, buurthuis of sportvoorziening. Deze horeca staat ten dienste van een andere hoofdfunctie. Deze hoofdfunctie is dan ook opgenomen in het bestemmingsplan. Het schenken van alcohol is toegestaan middels een Drank- en Horecavergunning.

4.7.4 Maatregelen in bestemmingsplan

De ontwikkeling van de Spoorzone geldt als een van de sleutelprojecten binnen de gemeente Tilburg. Centraal staat de ambitie van omvorming van het Spoorzone-gebied tot een hoogwaardig centrum-stedelijk gebied. De Spoorzone wordt niet ontwikkeld als nieuw stadscentrum, maar zal in zijn functionele invulling complementair dienen te zijn aan de bestaande binnenstad. Uitdrukkelijk wordt voorzien in een multi-functionele invulling, waarbij levendigheid en sociale veiligheid centrale uitgangspunten zijn.

Binnen het gehele Spoorzone-gebied zal ruimte geboden worden aan het beperkt ontwikkelen van functie-ondersteunende horeca in de categorie I en II. Hierbij wordt vooral gedacht aan formules gerelateerd aan het nieuwe centrale knooppunt van openbaar vervoer (take-awaybedrijven, lunchrooms, cafés en restaurants). Daarnaast kan gedacht worden aan formules die direct verband houden met de culturele functies die zich in het gebied zullen vestigen. Ook zal ruimte geboden worden aan het beperkt ontwikkelen van horeca in de categorie I en II die bijdragen aan de verlevendiging van het gebied, vooral aan de centrale as door het gebied, de Burgemeester Brokxlaan.

Binnen onderhavige locatie wordt horeca mogelijk gemaakt om zodoende bij te dragen aan de verlevendiging van het stationsplein. De oppervlakte is gemaximaliseerd op 1300 m2. Door het multifunctionele en hoogstedelijke programma, de centrale ligging en de nabijheid van een OV-knooppunt (station) zorgen er voor dat er veel bewoners, gebruikers en passanten te verwachten zijn op deze plaats. Deze bewoners, gebruikers en passanten hebben ook behoefte hebben aan ontspanning, winkels en horeca. Het centrale plein (Burgemeester Stekelenburgplein) is hiervoor de meest logische locatie doordat hier het meerendeel van de verkeersstromen samenkomen De plint van de geplande nieuwbouw ligt bovendien gunstig op de zon waardoor horeca in combinatie met terrassen zeer realistisch is en voorziet in de behoefte van bezoekers en horecaondernemers. De horeca is aanvullend op horeca elders in de stad en specifiek gericht op de bezoekers en gebruikers van dit gebied.

4.8 Detailhandel

4.8.1 Visie detailhandel

Uitgangspunten

In de visie Detailhandel gemeente Tilburg (2013) is de volgende doelstelling voor de detailhandel geformuleerd:

"Tilburg streeft naar een toekomstbestendige detailhandelsstructuur, gericht op kwaliteit en vitaliteit van detailhandelslocaties. Wij willen een antwoord geven op vragen uit de markt en vertalen consumentenbehoeften in maatregelen die nodig zijn om de detailhandelsstructuur attractief en vitaal te houden. Onze focus richt zich daarbij vooral op de bestaande structuur

In deze visie worden kwaliteit en vitaliteit van de detailhandelsstructuur centraal gesteld. Bij een kwalitatief hoogwaardige structuur voorzien de winkelgebieden samen in een aantrekkelijk aanbod, zodat inwoners en bezoekers voor al hun aankopen en bezoekmotieven (recreatief winkelen, thematisch winkelen, boodschappen doen, doelgerichte aankopen) terecht kunnen in de stad. Een vitale winkelstructuur kenmerkt zich door toekomstbestendige en ook op termijn krachtige en levendige kern- en ontmoetingslocaties die bijdragen aan het behoud en versterken van de winkelstructuur. Zowel bij kwaliteit als vitaliteit zijn de behoeften van de consument leidend. Uitgangspunt blijft de focus op de bestaande concentraties, waarbij voor perifere locaties de in eerdere beleidsnota's gekozen en in bestemmingsplan vastgelegde branchering het uitgangspunt blijft."

Winkelen en boodschappen doen

Traditioneel kennen we verschillende lagen in de detailhandelsstructuur. Afdalend in omvang en attractiviteit van een functie van regio- tot buurtniveau. Deze gelaagdheid is zowel voor de concept structuurvisie 2040 van Tilburg als deze Detailhandelsvisie het uitgangspunt. Voor de Binnenstad staat gastvrijheid en kwaliteit centraal. Bij de wijkcentra staat de functie winkelen centraal terwijl voor de buurtwinkelcentra ontmoeten centraal staat. Voor de linten is de nadruk gelegd op boodschappen doen in combinatie met bezoek aan speciaalzaken, waarbij ook verdere menging van functies mogelijk is. Naast detailhandel zijn dat andere op consumentengerichte functies als kapsalons en adviseurs, maar ook zorgverleners.

Nieuwe ontwikkelingen

Trends, ontwikkelingen, consumentengedrag en de behoefte van retailers krijgen een prominente plek in de Tilburgse detailhandelsstructuur. Met dat in het achterhoofd stimuleren we het behoud van kansrijke gebieden, kijken we kritisch naar de ontwikkelrichting van kwetsbare gebieden en willen we zo komen tot een goede kwalitatieve en kwantitatieve spreiding van het aanbod over de stad. De blik is vooral gericht op de bestaande winkelgebieden. Als we de huidige markt willen volgen zullen we incidenteel zeker ook ruimte moeten kunnen bieden aan ontwikkelingen buiten de bestaande locaties. Onze doelstelling is daarmee de kwaliteit en vitaliteit van de bestaande structuur te versterken en te voldoen aan de wens van de consument.

Op trafficlocaties (zoals stations, bedrijventerreinen, ziekenhuizen of andere drukbezochte locaties waar veel mensen om andere redenen dan winkelen komen) blijft een beperkte mogelijkheid voor detailhandel aanwezig. In bijzondere gevallen kan de gemeente detailhandel buiten winkelcentra toestaan, stellen, bijvoorbeeld waar het gaat om beperkte detailhandelsactiviteiten betrekking hebbende op en ondergeschikt aan een sportinstelling zoals bij een ijsbaan of (voetbal)stadion.

Waar mogelijk worden afhaalpunten (van internetwinkels) gefaciliteerd binnen de bestaande structuur, daarbij wordt als uitgangspunt genomen dat bedrijventerreinen geen logische vestigingsplaats zijn voor internetwinkels.

[image]

Ruimtelijke vertaling

Binnen het plangebied wordt maximaal 1000 m2 detailhandel toegestaan. De detailhandel zal bijdrage aan de gewenste levendigheid die op deze plek aan het stationsplein gewenst is.

Het wenselijke toekomstbeeld van het Burgemeester Stekelenburgplein is dat van een enerzijds levendig en anderzijds prettig verblijfsklimaat waar gewoond en gewerkt kan worden. De plint van het woongebouw en het werkgebouw grenzen voor een deel aan het Burgemeester Stekelenburgplein. Detailhandel zal publiek aantrekken dat bijdraagt aan het levendig beeld.

In de regels is opgenomen dat indien er sprake is van een gemakswinkel dat deze maximaal 250m2 n.v.o. mag bedragen. Dit om te voorkomen dat er een reguliere supermarkt op deze locatie zich kan vestigen.

De doelgroep en de vorm van dit soort gemakswinkels is anders dan bij reguliere winkels c.q. supermarkten. Er zal m.n. gebruik van worden gemaakt door openbaar vervoer gerelateerde reizigers. Derhalve zal deze winkel een aanvulling zijn op het bestaande aanbod en naar verwachting nauwelijks tot geen effect hebben op het functioneren van bestaande reguliere supermarkten in de omgeving. Er is geen toename van leegstand te verwachten. Bij diverse stationslocaties in Nederland wordt een tweede gemakswinkel in de nabijheid van een in het stationsgelegen gemakswinkel geëxploiteerd. Steden die Tilburg voorgingen zijn o.a. Breda, Rotterdam, Arnhem, Schiedam, Amsterdam en Den Haag. De omvang varieert tussen de 180 en 349m2 vvo. In alle gevallen is tevens een AH (to go) of andere gemakswinkel in de nabijheid aanwezig.

4.9 Verkeer En Parkeren

4.9.1 Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (Mobiliteit in Balans)

Leefbaarheid en bereikbaarheid staan voorop in het Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (TVVP). Om zich verder te kunnen ontwikkelen moet de stad goed bereikbaar zijn per auto, fiets en openbaar vervoer. De planhorizon van het TVVP is 2015. De kern van de visie is dat de gemeente Tilburg als volgt wil omgaan met de mobiliteit.

Algemeen

  1. De gemeente accepteert een groei van verkeer. Echter, de groei mag zich niet overal in dezelfde mate voordoen: groei van het autoverkeer wordt alleen geaccommodeerd op het hoofdnet, waar de verkeersfunctie voorop staat. In de tussenliggende verblijfsgebieden is wonen, werken en winkelen het belangrijkst en moet het verkeer zich daaraan aanpassen. Het gebruik van fiets en openbaar vervoer wordt blijvend gestimuleerd. Tevens dient er meer samenhang te komen tussen de verschillende vervoerswijzen;

  2. alle vervoerwijzen moeten een rol kunnen spelen om de groei van de mobiliteit op te vangen. In de stad moeten openbaar vervoer en fiets een belangrijke rol spelen. Deze rol spelen zij ook als schakel in een vervoersketen. Voorwaarde voor succesvol ketenvervoer is een goede samenhang tussen deze vervoerwijzen. De gemeente heeft voor de verschillende vervoerwijzen hoofdnetten vastgesteld, waar een verdere groei van verkeer kan worden opgevangen (hoofdnet auto, hoofdnet openbaar vervoer, hoofdnet fiets, hoofdnet goederenvervoer). Op deze hoofdnetten wordt een goede doorstroming bevorderd. Tevens stelt de gemeente een basisprioriteit vast voor situaties waar de hoofdnetten elkaar kruisen. Voor deze hoofdnetten blijven duidelijke kaders gelden vanuit leefbaarheid en veiligheid.

Autoverkeer

  1. Bij de vormgeving van het hoofdnet autoverkeer is het principe 'van binnen naar buiten' leidend. Daarbij worden in de stad drie verkeersringen onderscheiden: de Cityring om de binnenstad, de ringbanen en tangenten/rijkswegen. Verkeer dat niet thuishoort op (delen van) een ring wordt gestuurd naar een ring van hogere orde;

  2. voor de ringbanen wordt een studie naar een aangepaste regelstrategie (herwaardering) uitgevoerd. Deze studie naar een betere benutting moet leiden tot uitvoering van maatregelen die de doorstroming op de ringbanen en invalswegen verbetert. Sinds 2010 wordt dynamisch verkeersmanagemental ingezet om de doorstroming te optimaliseren.

Parkeren

  1. Bij vestiging van nieuwe functies en intensivering van bestaande functies worden de parkeernormen en bijbehorend processchema gehanteerd zoals omschreven in de notitie Parkeernormen Tilburg 2011, vastgesteld juni 2012.

Goederenvervoer

  1. Tot 2015 groeit het goederenvervoer sterk. Tilburg heeft de ambitie om de regionale functie in overslag en logistiek verder uit te bouwen. Hierbij wordt ernaar gestreefd dat het goederenvervoer het stedelijk wegennet zo beperkt mogelijk belast. De tangenten zullen zo aantrekkelijk moeten zijn ten opzichte van de ringbanen dat het goederenvervoer vanzelf voor deze route kiest. Goederenvervoer over de weg met een herkomst of bestemming in de regio Tilburg moet waar mogelijk worden afgewikkeld om de stad Tilburg heen. De huidige overslagvoorzieningen zijn gevestigd op bedrijventerrein Loven. Daarnaast maakt een aantal bedrijven gelegen aan het Wilhelminakanaal rechtstreeks gebruik van vervoer over water. Tilburg streeft ernaar om de beschikbare multimodale voorzieningen te behouden en bij toenemende vraag verder uit te bouwen. De gemeente ontwikkelt hiertoe een hoofdnet goederenvervoer waarmee een goede uitwisseling tussen vervoerwijzen mogelijk wordt.

Mobiliteitsmanagement

  1. Om de automobiliteit te beperken probeert de gemeente Tilburg de vraag te beïnvloeden. Hierbij moet gedacht worden aan het verbeteren van het openbaar vervoer en fietsvoorzieningen en het vergroten van overstapmogelijkheden tussen vervoerwijzen. Daarnaast wordt aan vraagbeïnvloeding gedaan door het autoverkeer te reguleren via het doorrekenen van kosten of het opleggen van restricties (bijv. parkeerbeleid). Naast de inzet van de gemeente kunnen vooral bedrijven het nodige doen om de vervoerwijzekeuze voor hun medewerkers en/of bezoekers te beïnvloeden. Dit begint al bij de locatiekeuze van een bedrijf. De gemeente stimuleert de aandacht voor vervoermanagement. Via de wet worden eisen gesteld aan milieuprestaties door bedrijven, onder meer op het vlak van vervoer. De gemeente handhaaft door te controleren op de gestelde eisen. De gemeente stimuleert, faciliteert en handhaaft de uitvoering van vervoermanagement ten aanzien van bedrijven met een grote vervoersstroom, bedrijven in de oude stad (binnen- en aan de ringbanen) en bedrijven op nieuwe bedrijventerreinen.

[image]

Categorisering wegen

Specifiek voor dit plan.

Omliggende wegenstructuur:

Het plangebied is aan de zuidzijde begrensd door de het spoor. Aan de westzijde ligt het Burgemeester Stekelenburgplein, het stationsplein aan de noordzijde van het NS-station. Het Burgemeester Stekelenburgplein is voetgangersgebied. Aan de noordzijde ligt de Burgemeester Brokxlaan, een gebiedsontsluitingsweg met een maximaal toegestane snelheid van 50 km/h.

Ontsluiting van het plangebied:

Het plangebied ligt in een gebied waar slechts beperkt autoverkeer wordt toegestaan. Aan de zuidzijde, tussen het spoor en het bouwplan ligt de betonbaan, een zone met name bedoeld voor langzaam verkeer. Op deze strook vindt beperkte bevoorrading plaats en bij noodsituaties op het spoor wordt deze zone ingezet voor de NS bussen. Deze bussen rijden vervolgens via het Burgemeester Stekelenburgplein en de haal- en brengstrook weer naar de Burgemeester Brokxlaan.

De ontsluiting voor autoverkeer vindt rechtsreeks plaats op de Burgemeester Brokxlaan, via een particuliere inrit. Deze inrit moet ten oosten van het woongebouw worden ingepast met als uiterste grens strak tegen het woongebouw aan. Ter plaatse van de inrit blijft de middenberm in de Burgemeester Brokxlaan afgesloten voor autoverkeer, zodat bij deze inrit alleen rechtsafslaand verkeer mogelijk is. Om de inrit vanuit het oosten te bereiken kan gebruik worden gemaakt van de keerlus ter hoogte van het Burgemeester Stekelenburgplein.

Fietsroutes en -stalling:

Op de Burgemeester Brokxlaan, ligt een sternetfietsroute met vrijliggende fietspaden. Aan de oostzijde van het nog te realiseren Mediacluster ligt het Willem II pad en de Willem II passage. Deze vormen de sternetfietsverbinding tussen de Spoorzone (Burgemeester Brokxlaan) en de binnenstad ten zuiden van het spoor.

Ten zuiden van het plangebied, tegen het spoor aan (zowel aan de noord- als aan de zuidzijde van het spoor), wordt de fietsstalling van het station gerealiseerd. De (fietsers-)ingang van deze stalling ligt aan de oostzijde, ter hoogte van de Willem II passage. Deze stalling is ten behoeve van de treinreizigers en hoewel het een openbare fietsstalling wordt, is deze niet gedimensioneerd op medegebruik door de toe te voegen functies. In de fietsstalling voor deze functies zal elders moeten worden voorzien. Deze fietsstallingsplaatsen moeten op loopafstand worden gerealiseerd.

Openbaar vervoer:

Het gebied ligt op een openbaar vervoersknooppunt en is daarmee zeer goed bereikbaar.

Grenzend aan het plangebied ligt het centraal station van de NS, dat vanaf het plangebied via het Burgemeester Stekelenburgplein is te bereiken. Op de Burgemeester Brokxlaan ligt ter hoogte van het plangebied een bushalte. Deze heeft voornamelijk een functie als uitstaphalte.

Aan de zuidzijde van het spoor ligt het busstation. Deze is via de stationspassage rechtsreeks te voet te benaderen.

Laden en lossen:

Laden en lossen mag niet plaatsvinden op de rijbaan van de Burgemeester Brokxlaan. Op plaatsen waar een servicestrook ligt en waar deze is aangeduid als laad en loshaven is dat wel toegestaan.

Rond de gebouwen op onderhavige locatie, in het voetgangersgebied, kan binnen venstertijden worden geladen en gelost. De exacte venstertijden moeten nog worden bepaald. Deze worden afgestemd op de voetgangersstromen in het gebied.

Voor de afvalinzameling gelden de richtlijnen zoals deze door het BAT zijn opgesteld.

Parkeren:

De ontwikkelingen moeten voldoen aan de aanpak gebiedsparkeren in de Spoorzone.

De gemeenteraad van Tilburg heeft geconcludeerd dat voor de gebiedsontwikkeling Spoorzone een afwijkende parkeernorm mag worden gehanteerd, rekening houdend met het effect van de ligging aan het NS Station van Tilburg. De te hanteren parkeernormen zijn opgenomen in de aanpak gebiedsparkeren Spoorzone.

Voor het woongebouw betekent dit dat geparkeerd wordt in de te realiseren openbare parkeergarages.

Het bestemmingsplan biedt aanvullende de mogelijkheid om een parkeergarage te realiseren. Op loopafstand van het plangebied zijn de parkeergarage Zwijsen II en de parkeergarage Clarissenhof, met ongeveer 500 parkeerplaatsen, geprojecteerd.

De garage Clarissenhof wordt als eerste gerealiseerd en zal in 2018 middels een onherroepelijke omgevingsvergunning worden gebouwd.

In de aanpak gebiedsparkeren is aangegeven waar het parkeren eventueel tijdelijk kan worden opgelost zolang de gebouwde parkeercapaciteit nog niet beschikbaar is.

Noodhulpdiensten:

Het gebied zal bereikbaar zijn voor noodhulpdiensten volgens de bijbehorende bereikbaarheidseisen. Voor de brandweer is het spoor altijd bereikbaar.

Hoofdstuk 5 Milieuaspecten

5.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.

5.2 Milieueffectrapportage

Nagegaan is of voor dit bestemmingsplan een Milieueffectenrapport of een M.e.r. beoordeling opgesteld moet worden. Voor ruimtelijke plannen dient een m.e.r.(beoordeling) te worden opgesteld indien:

  1. er sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteit op grond van de bijlagen bij het Besluit m.e.r.;

  2. voor het plan een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet (Nbw) is vereist.

ad a.

In de bijlage bij het Besluit mer is opgenomen welke activiteiten mer-plichtig zijn (de C-lijst) en welke activiteiten mer-beoordelingsplichtig zijn (de D-lijst). De activiteiten die dit bestemmingsplan mogelijk maakt zijn op grond van de bijlagen bij het Besluit niet m.e.r. (beoordelings) plichtig. Dit project kan aangeduid worden als een stedelijk ontwikkelingsproject (bijlage D 11.2). Een stedelijk ontwikkelingsproject is m.e.r. beoordelingsplichtig indien het betreft een gebied met een oppervlakte van meer dan 100 hectare, of meer dan 2000 woningen of meer dan 200.000 bruto vloeroppervlakte bevat. Aan al deze criteria voldoet het plangebied (er komen maximaal 220 woningen en circa 11.500m2 bvo kantoor) niet dus op grond hiervan is geen m.e.r. nodig. Verder blijkt uit de in het vervolg van dit hoofdstuk genoemde onderzoeken dat er geen (mogelijke) belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, eventueel na het treffen van maatregelen, aanwezig zijn.

ad b.

Het plangebied ligt in stedelijk gebied en op circa 4,4 km van Natura 2000-gebied Kampina & Oisterwijkse Vennen en op nog grotere afstand tot andere Natura 2000 gebieden.

De gewenste ontwikkelingen in het plangebied zullen geen significant negatief effect hebben op het Natura 2000-gebied Kampina & Oisterwijkse Vennen. De tussenliggende afstand is hiervoor te groot en de externe factoren door de ontwikkelingen zijn dusdanig van aard zijn dat geen negatieve effecten op dit Natura2000-gebied zijn te verwachten.

Een rechtstreekse m.e.r.-(beoordelings-)plicht is derhalve niet aan de orde.

Er heeft een vormvrije mer beoordeling plaatsgevonden. Zie bijlage 6.

De conclusie van de m.e.r.-beoordeling is dat het plan geen belangrijke negatieve gevolgen zal hebben voor de kenmerken van het gebied zelf en voor het woon- en leefmilieu in de omgeving. Er worden geen negatieve effecten verwacht vanwege de ligging van het plangebied ten opzichte van gevoelige gebieden. Geconcludeerd wordt dat geen belangrijke nadelige milieugevolgen worden verwacht en dat het opstellen van een MER niet noodzakelijk wordt geacht.

5.3 Milieuhinder Bedrijven

Bij het beoordelen van (binnen het plangebied of elders gelegen) de bedrijven welke invloed hebben op het plangebied, is gebruik gemaakt de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. De VNG brochure is een richtlijn en vormt geen wettelijk kader. In de VNG-uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf. Deze richtafstanden gelden vanaf de perceelsgrens (of de opslagvoorziening of installatie) tot aan de gevel van woningen in een ´rustige woonwijk´. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen et cetera is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden.

De initiatiefnemer heeft onderzoek gedaan naar de bedrijven in en om het plangebied. Uit het onderzoek (Memo Bedrijven en milieuzonering bestemmingsplan "Spoorzone, 5e herziening (Burgemeester Stekelenburgplein)" d.d. 19 april 2017) (bijlage 3) blijkt dat omliggende bedrijven niet worden belemmerd in hun bedrijfsvoering en dat er voor de nieuwe woningen in het plangebied sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

5.4 Externe Veiligheid

Inleiding

Externe veiligheid beschrijft de risico's die kunnen ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit heeft betrekking op inrichtingen (bedrijven), transportroutes en buisleidingen. Omdat de gevolgen bij een calamiteit groot kunnen zijn, is in wetgeving bepaald wanneer risico's verantwoord moeten worden. Deze zogenoemde verantwoordingsplicht betekent dat in ruimtelijke procedure de keuzes moeten worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan in te stemmen met de risico's en de betreffende situatie aanvaardbaar te vinden.

De volgende besluiten zijn van belang bij ruimtelijke procedures:

  • Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 2004 (sindsdien enkele keren aangepast);

  • Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) van 1 april 2015;

  • Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van 1 januari 2011.

Daarnaast heeft de gemeente Tilburg een beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld met de titel "Veilig en verantwoord ontwikkelen".

Verantwoordingsplicht

Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet worden beschreven of een ontwikkeling ligt in het invloedsgebied van een risicobron. Per risicobron (transportas, buisleiding of inrichting) is in een besluit vastgelegd wanneer de verantwoordingsplicht moet worden ingevuld en is de inhoud van de verantwoording bepaald.

In bijlage Inventarisatie en verantwoording Spoorzone 5e herziening, Burgemeester Stekelenburgplein zijn de risicobronnen die relevant zijn (binnen het invloedsgebied liggen) geïnventariseerd. Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied ligt in het invloedsgebied van de A58 en de spoortrajecten Breda - Tilburg en Tilburg - Vught. De verantwoordingsplicht is hiervoor ingevuld.

Conclusies en restrisico

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de A58 en de spoortrajecten Breda - Tilburg en Tilburg - Vught. Personen in het plangebied worden aan externe veiligheidsrisico's blootgesteld, ook na maatregelen. Vanwege de ligging van het bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van deze risicobronnen is de verantwoordingsplicht ingevuld (zie bijlage 8). De brandweer Midden -en West Brabant heeft advies uitgebracht, de relevante onderdelen uit het advies zijn verwerkt in de verantwoording.

Uit het bovenstaande worden de volgende relevante conclusies getrokken:

  • Het plangebied ligt buiten de contour van het plaatsgebonden risico en buiten het plasbrandaandachtsgebied van het spoortraject Breda-Tilburg.

  • In de stedenbouwkundige opzet is rekening gehouden met externe veiligheid (afzijdige nooduitgangen en verkeersruimten, voldoende capaciteit trappenhuis van het woongebouw om tijdig het pand te kunnen verlaten, de meeste kwetsbare functie (de bewoners van het woongebouw) ligt het verst van het spoor af gesitueerd.

  • - Bij de inrichting van de openbare ruimte is rekening gehouden met externe veiligheid (obstakelvrije vluchtwegen, ‘inprikkers’ haaks op het spoor, vloeistof kerende wand en opvangkorven ter plaatse van het riool).

  • Het woongebouw en het werkgebouw zullen conform het Bouwbesluit voldoen aan de eisen voor wat betreft brandcompartimentering. Deze maatregelen zijn niet primair gericht op mitigatie van de effecten van een calamiteit op het spoor met gevaarlijke stoffen.

  • Er wordt niet voorzien in aanvullende bouwtechnische voorzieningen ter verbetering van de zelfredzaamheid.

  • Het plangebied is voor hulpdiensten via verschillende kanten bereikbaar.

  • Het openbaar gebied wordt zodanig ingericht dat personen het gebied goed kunnen ontvluchten.

  • In de directe nabijheid van het plangebied zijn verschillende brandkranen en een brandput voorzien. Deze maatregelen voorzien in voldoende bluswater brandbestrijding op het spoor c.q. ten aanzien van brandbestrijding van gebouwen. Hierover vindt nader overleg plaats tussen de initiatiefnemer en de brandweer.

  • Er is voldoende ruimte voor opstelplaatsen van de hulpdiensten. De exacte locaties worden bepaald in overleg afgestemd met de brandweer.

  • Het woongebouw en het werkgebouw worden voorzien van een omroepinstallatie/ alarmeringssysteem. Dit kan bijdragen aan de zelfredzaamheid indien er sprake is van een gedegen BHV/huismeester die goed is geïnstrueerd.

  • Een brandmeldpaneel waarmee de luchtcirculatie bij een eventuele calamiteit centraal kan worden uitgezet door brandweer, BHV en huismeester: deze mogelijkheid wordt in overleg met de brandweer in het woongebouw en het werkgebouw aangebracht.

  • De brandweer voldoet qua opkomsttijd aan het dekkings- en spreidingsplan.

  • Bewoners kunnen goed gealarmeerd worden via de WAS-palen of NL-alert.

  • De bewoners zijn overwegend zelfredzaam.

  • Er zijn voldoende mogelijkheden om het gebied te ontvluchten.

Het bevoegd gezag accepteert de externe veiligheidsrisico's en neemt de verantwoording voor het groepsrisico.

5.5 Geluid

Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.

5.5.1 Wegverkeerlawaai

Het plan houdt in de realisatie van een woongebouw, een werkgebouw en een traversegebouw. In het woongebouw worden maximaal 220 appartementen gerealiseerd. In het werkgebouw en het traverse gebouw worden geen geluidgevoelige functies gerealiseerd.

Voor dit bestemmingsplan is door Aveco de Bondt een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het kenmerk van dit onderzoek is KLG/055/16.297 dd 22 februari 2017 (bijlage 5). In deze paragraaf zijn de belangrijkste conclusies kort weergegeven.

De toekomstige woningen zijn gesitueerd binnen de geluidzones van de Spoorlaan en de Burgemeester Brokxlaan (beide 50 km/uur). Derhalve dienen de geluidbelastingen getoetst te worden aan de Wet geluidhinder en het gemeentelijk geluidbeleid van de gemeente Tilburg. De Lange Nieuwstraat heeft een maximaal toelaatbare snelheid van 30 km/uur en behoeft niet getoetst te worden, aangezien een 30 km/uur weg geen wettelijke zone heeft. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is deze weg wel meegenomen in het akoestisch onderzoek.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de hoogste optredende geluidbelasting vanwege de Spoorlaan 49dB bedraagt. De hoogst optredende geluidbelasting vanwege de Burgemeester Brokxlaan bedraagt 56dB. Voor beide wegen geldt dat de voorkeursgrenswaarde van 48dB wordt overschreden.

Uit het onderzoek blijkt dat het treffen van bronmaatregelen om financiële en civieltechnische redenen niet mogelijk zijn. Overdrachtsmaatregelen zoals afstandsvergroting tot de bron is niet mogelijk. Het plaatsen van geluidsschermen langs wegen is stedenbouwkundig ongewenst en gezien de hoogte van het woongebouw praktisch niet uitvoerbaar.

Voor het betreffende bestemmingsplan is een hogere waarde besluit genomen. Bij het nemen van dit besluit is getoetst of het bouwplan voldoet aan het hogere waarde beleid van de gemeente Tilburg. Hiermee is een acceptabel woon en leefklimaat op deze locatie gewaarborgd.

5.5.2 Railverkeerlawaai

Het plan houdt in de realisatie van een woongebouw, een werkgebouw en een traversegebouw. In het woongebouw worden maximaal 220 appartementen gerealiseerd. In het werkgebouw en het traverse gebouw worden geen geluidgevoelige functies gerealiseerd.

Voor dit bestemmingsplan is door Aveco de Bondt een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het kenmerk van dit onderzoek is KLG/055/16.297 d.d. 22 februari 2017 (bijlage 5). In deze paragraaf zijn de belangrijkste conclusies kort weergegeven.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat het woongebouw hoog geluidbelast is vanwege spoorweg lawaai. De maximaal optredende geluidbelasting bedraagt 70dB op zowel de west- als zuidgevel van het gebouw.

Hierbij wordt zowel de voorkeursgrenswaarde (55dB) als de maximale ontheffingswaarde (68dB) overschreden.

In het akoestisch onderzoek zijn zowel bron- als overdrachtsmaatregelen onderzocht om de geluidbelasting te reduceren. Uit het onderzoek blijkt dat dit vanuit stedenbouwkundige en praktische uitvoering (plaatsing raildempers) niet mogelijk is.

Voor dit bestemmingsplan is een hogere waarde besluit genomen . Bij het nemen van dit besluit is getoetst of het bouwplan voldoet aan het hogere waarde beleid van de gemeente Tilburg. Hiermee is een acceptabel woon en leefklimaat op deze locatie gewaarborgd.

5.5.3 Toepassing Crisis- en herstelwet

Voor de ontwikkeling “Burgemeester Stekelenburgplein” geldt dat het woongebouw mogelijk eerder ontwikkeld wordt dan het naastgelegen werkgebouw. Op grond van de status van het ontwikkelingsgebied is in het akoestisch onderzoek wel gerekend met de akoestisch afschermende werking van het werkgebouw en het traverse gebouw.

Indien het werkgebouw en het traversegebouw later gerealiseerd worden dan het woongebouw, is de geluidbelasting afkomstig van het weg- en railverkeerslawaai gedurende deze tussenperiode hoger.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de afschermende werking van het kantoorgebouw met name vanwege railverkeerslawaai relevant is. De reductie van de geluidbelasting, door het werkgebouw, op de zuidzijde van de woontoren bedraagt maximaal 23dB.

Om de mogelijkheid open te houden het werkgebouw later dan het woongebouw te realiseren, is aangesloten bij de mogelijkheden uit de Crisis- en Herstelwet. De Crisis- en herstelwet verplicht dat na een periode van 10 jaar voldaan wordt aan de geldende wettelijke bepalingen. Het toepassen van de Crisis- en Herstelwet is noodzakelijk, aangezien zonder de afscherming van het werkgebouw niet voldaan kan worden aan de wettelijke eisen en het gemeentelijk beleid. In het bestemmingsplan is vastgelegd dat het werkgebouw uiterlijk 10 jaar na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan gerealiseerd moet zijn danwel een andere vorm van geluidwerende voorzieningen is getroffen.

5.5.4 Industrielawaai

In het plangebied is de vestiging uitgesloten van bedrijven die vallen onder Onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht. Hoofdstuk V "Zones rond industrieterreinen" van de Wet geluidhinder is hierdoor niet van toepassing.

5.5.5 Luchtvaartlawaai

Als gevolg van de nabijheid van het militaire vliegveld Gilze-Rijen gelden in delen van Tilburg geluidzones (de zogenaamde Ke-zones). Deze zones liggen niet over het plangebied.

5.6 Lucht

Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en daar waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden.

Ten aanzien van luchtkwaliteit door Aveco de Bondt een memo opgesteld. Dit memo heeft als kenmerk 16.1297, d.d. 19 april 2017. (bijlage 4).Uit de memo blijkt dat er zowel vanuit de Wet milieubeheer als vanuit een "goede ruimtelijke ordening" de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkelingen binnen dit bestemmingsplan.

5.7 Bodem

In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek.

Op basis van al uitgevoerde bodemonderzoeken op onverdachte terreinen is de Tilburgse bodemkwaliteitskaart vastgesteld. In de Tilburgse bodemkwaliteitskaart worden bodemkwaliteitszones onderscheiden. Per bodemkwaliteitszone is de gemiddelde bodemkwaliteit vastgesteld.

Binnen het bestemmingsplan zijn bij de gemeente Tilburg meerdere actuele onderzoeken beschikbaar die relevant zijn voor deze beoordeling.

Voor deze beoordeling worden vermeld:

  • Raamsaneringsplan Stationsomgeving Spoorzone Tilburg, R-RVAA-11.0771-V002-DEF, Aveco de Bondt, 8 mei 2012.

  • Beschikking op dit saneringsplan: 31 augustus 2012, gemeente Tilburg

  • Bodemparagraaf bestemmingsplan Spoorzone, 5e herziening (Burgemeester Stekelenburgplein), Aveco de Bondt, JWH/037 163.1297 17 november 2016.

  • Gebiedsgericht grondwaterbeheer Tilburg, gemeente Tilburg

Grondverontreiniging:

Het plangebied ligt binnen het geval van ernstige bodemverontreiniging van de voormalige NS-werkplaats. Er is sprake van een ophoog laag die verontreinigd is met zware metalen, polycyclische aromatische koolwaterstoffen en EOX. Daarnaast is de bodem sterk verontreinigd met chloorhoudende koolwaterstoffen (VOCl). Deze grondverontreiniging is deels gesaneerd tijdens de werkzaamheden voor het stationsplein (Burgemeester Stekelenburgplein). De grondverontreiniging kan ook aanwezig zijn ter plaatse van de aanwezig betonvloer onder de te slopen hal.

Grondwaterverontreiniging:

In het plangebied is een sterke grondwaterverontreiniging met VOCl aangetoond (geval van ernstige bodemverontreiniging, waarvoor sanering niet spoedeisend is). Deze grondwaterverontreiniging is ter plaatse van de nog te slopen hal ten westen van de Lochal nog niet in kaart gebracht. Het diepe grondwater van het plangebied is opgenomen in het Gebiedsgericht grondwaterbeheer Tilburg van de gemeente Tilburg.

Geschiktheid voor beoogde gebruik:

Het plangebied is gezien de aanwezige verontreinigingen in de huidige staat niet geschikt voor het beoogde gebruik wonen en kantoor.

Het raamsaneringsplan uit 2012 biedt de mogelijkheid om de maatregelen in een deelsaneringsplan uit te werken en dit ter goedkeuring aan het bevoegd gezag voor te leggen. Met saneringsmaatregelen mag verwacht worden dat de locatie geschikt is te maken voor het beoogde gebruik.

Raamsaneringsplan

Het deelsaneringsplan voor het plangebied zal voorzien in het geschikt maken van de grond en het ondiepe grondwater voor het beoogde gebruik. Daarbij worden ontoelaatbare risico's voor volksgezondheid en milieu weggehaald. Als gevolg van grondwateronttrekking kan verontreiniging worden verminderd of verplaatst. Van dit voornemen dient een melding artikel 28 Wet bodembescherming te worden gemaakt bij het bevoegd gezag (gemeente Tilburg).

Conclusie.

De locatie kan geschikt worden gemaakt voor het beoogde gebruik. De noodzakelijke sanering van grond is als onderdeel van de overeenkomst tussen VolkerWessels en de gemeente Tilburg gegarandeerd voorafgaand aan de uitgifte van grond ten behoeve van de ontwikkeling van het woongebouw, werkgebouw en traverse gebouw.

5.8 Natuur En Ecologie

Wettelijke kaders

De bescherming van de natuur is in Nederland wettelijk vastgelegd in de Wet Natuurbescherming. De Wet Natuurbescherming bestaat uit een hoofdstuk "Natura 2000-gebieden" (ter vervanging van de Natuurbeschermingswet), een hoofdstuk "soorten" (ter vervanging van de Flora- en faunawet) en een hoofdstuk "houtopstanden" (ter vervanging van de Boswet). De Wet Natuurbescherming voorziet ten opzichte van de oude wetten in een meer directe doorvertaling en interpretatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en andere internationale verdragen en overeenkomsten. Daarnaast is onder de nieuwe wet het bevoegd gezag van het rijk naar de provincies verschoven.

Het hoofdstuk Natura 2000-gebieden heeft betrekking op de Natura-2000-gebieden, die Nederland heeft aangewezen ter bescherming van natuurwaarden uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Als er door projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs significante effecten optreden op de natuurwaarden in deze gebieden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de aangewezen natuurwaarden van een Natura 2000-gebied zijn vergunningsplichtig. Als significante effecten aan de orde zijn, wordt slechts onder zeer strikte voorwaarden een vergunning verleend.

Het hoofdstuk Soorten heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën en op een aantal vissen, ongewervelde diersoorten en vaatplanten. Voor alle plant- en diersoorten geldt een zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer dat wat redelijkerwijs mogelijk is doet of nalaat om schade aan soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Voor de wettelijk beschermde soorten gelden bovenop de zorgplicht verbodsbepalingen voor schadelijke ingrepen. Voor het beoordelen van ruimtelijke ingrepen zijn de soorten in te delen in de volgende categorieën:

  • Vogels met een jaarrond beschermde nestplaats

  • Overige inheemse broedvogels

  • Soorten vermeld in bijlage IV van de Habitatrichtlijn

  • Nationaal beschermde soorten zonder algemene vrijstelling

  • Nationaal beschermde soorten met algemene vrijstelling.

Voor vogelsoorten met jaarrond beschermde nestplaats en soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn geldt het strengste beschermingsregime. Het is verboden dieren van deze soorten te doden, te vangen, opzettelijk te verstoren en tevens om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor planten geldt een verbod op plukken, ontwortelen en vernielen. Ontheffing van deze verboden is slechts mogelijk voor een beperkt aantal in de wet genoemde belangen, en mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Om de gunstige staat van instandhouding te waarborgen is het bovendien in de meeste gevallen nodig om mitigerende en/of compenserende maatregelen te nemen. Voor vogels zonder jaarrond beschermde nestplaatsen gelden deze voorwaarden ook. Voor deze soorten kan overtreding van de verbodsbepalingen echter worden voorkomen door werkzaamheden uit te voeren buiten de broed- en nestperiode.

Voor nationaal beschermde diersoorten is het verboden om deze opzettelijk te doden of te vangen en om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor nationaal beschermde plantensoorten is het verboden om deze opzettelijk te plukken, ontwortelen of vernielen. De provincie kan ontheffing van de verboden verlenen voor ruimtelijke ontwikkelingen, mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Er geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen indien wordt gewerkt conform een goedgekeurde gedragscode.

Naast dit wettelijk kader vindt beleidsmatige bescherming van natuurwaarden plaats in het Nationaal Natuurnetwerk (voorheen bekend als ecologische hoofdstructuur - EHS), die is geïntroduceerd in het ‘Natuurbeleidsplan’ (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau is vastgelegd. De provinciale groenstructuur bestaande uit het Natuurnetwerk Brabant (NNB) en Groenblauwe Mantel is ruimtelijk vastgelegd in de Verordening ruimte 2014. Het Natuurnetwerk Brabant is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Het beleid binnen het Natuurnetwerk Brabant is gericht op behoud en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden via een "nee-tenzijbenadering". De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats via de uitwerking van het provinciaal beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen. De groenblauwe mantel vormt het gebied tussen het kerngebied groenblauw en het agrarisch gebied, alsook het stedelijk gebied. De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit multifunctioneel landelijk gebied met grondgebonden landbouw. Het beleid binnen de groenblauwe mantel is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. De groenblauwe mantel geeft ook ruimte voor de ontwikkeling van gebruiksfuncties, zoals landbouw en recreatie, mits deze bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap: de “ja-mitsbenadering”. De groenblauwe mantel biedt echter geen ruimte voor stedelijke ontwikkeling of de ontwikkeling van nieuwe (kapitaal)intensieve vormen van recreatie en landbouw.

Analyse plangebied

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt op ruime afstand van wettelijk beschermde natuurgebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft Kampina en Oisterwijkse Vennen op 4.4 km. Gezien deze afstand en de zeer beperkte externe invloed van de geplande ontwikkeling kunnen negatieve effecten op dit Natura 2000-gebied op voorhand redelijkerwijs worden uitgesloten.

Verordening Ruimte 2014

Het plangebied ligt buiten het Natuurnetwerk Brabant (voorheen Ecologische Hoofdstructuur) en de Groenblauwe Mantel, zoals begrensd op de kaarten van de Verordening Ruimte. De dichtstbijzijnde gebieden die tot het Natuurnetwerk Brabant behoren, liggen op circa 2,9 km. Externe effecten op het Natuurnetwerk Brabant, zoals benoemd in artikel 5.1 lid 6 van de Verordening Ruimte, zijn gezien deze afstand en de beperkte externe invloed van de geplande ontwikkeling redelijkerwijs uit te sluiten.

Soortenbestemming

Het plangebied ligt binnen het gebied waar het "Soortenmanagementplan Oude Stad Tilburg" van toepassing is en gebruik gemaakt kan worden van de gebiedsontheffing voor huismus, gierzwaluw en vleermuizen. In voorliggend plan wordt voor de sloop van de aanwezige bebouwing gebruik gemaakt van deze gebiedsontheffing. De ontheffing is als bijlage bij het bestemmingsplan toegevoegd. Om te voldoen aan de ontheffingseisen dient men de maatregelen uit het "Ecologisch Werkprotocol SMP" in acht te nemen. Tevens worden In dit gebied 2 plekken met meerdere nesten (minimaal 8 nesten per plek) voor gierzwaluwen en 1 plek met meerdere nesten (minimaal 6 nesten) voor huismussen opgenomen in de nieuwbouw.

Conclusie

Vanuit de Natuurbeschermingswet zijn geen beperkingen of voorwaarden aan het plan verbonden. Ook vanuit de natuurbeschermingsregels uit de Verordening Ruimte (Natuurnetwerk Brabant en Groenblauwe Mantel) zijn geen beperkingen of voorwaarden aan het plan verbonden.

Het bestemmingsplan kan in overeenstemming met de Flora- en faunawet worden uitgevoerd, mits de volgende voorwaarden in acht worden genomen:

  • de sloop van de aanwezige bebouwing wordt uitgevoerd conform het Ecologisch Protocol SMP, gekoppeld aan het Soortenmanagementplan Oude Stad Tilburg;

  • tevens worden verblijfplaatsen voor huismus, gierzwaluw en vleermuizen gerealiseerd in de nieuwbouw.

Hoofdstuk 6 Wateraspecten

Op de locatie van de voormalige NS werkplaats komen een drietal panden met de functies, kantoor, horeca, centrum en wonen. De locatie is gelegen ten noorden van het centraal station van Tilburg.

Bestaand watersysteem

Afvalwater en hemelwater

Voorheen was op de locatie een werkplaats van de Nederlandse Spoorwegen. Het afvalwater en het regenwater worden gecombineerd ingezameld en getransporteerd tot de zuiveringsinstallatie Tilburg. Bij hevige neerslag treden de riooloverstorten in werking; het met regenwater verdund afvalwater wordt geloosd op het oppervlaktewater.

Grondwater en bodem

De gemiddeld hoogste grondwaterstand op de locatie ligt op NAP +12,0m. Het maaiveld ligt op ongeveer NAP +14,25m. De bodemopbouw is sterk lemig matig fijn zand.

Het Tilburgs stedelijke watersysteem is omschreven in het verbreed gemeentelijk rioleringsplan 2016-2019. De gebiedskenmerken van dit plangebied zijn de in de bestaande situatie in tabel 1 weergegeven.

Tabel 1. Gebiedskenmerken

Kenmerk

In plangebied

Stroomgebied

Voorste Stroom

Waterbeheerders

Stedelijk watersysteem: gemeente Tilburg

Zuivering afvalwater: waterschap De Dommel

Oppervlaktewater: waterschap De Dommel

Bruto oppervlakte

0,6 ha

Terreinhoogte

Ca NAP +14,3m

Gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG)

NAP +12,0m

Ontwateringdiepte

2,25m

Bodem

Sterk lemig, matig fijn zand

Riolering

Gemengd stelsel

Afkoppelgebied

Niet van toepassing

Oppervlaktewater

Keur beschermde gebieden

Binnen contouren beregeningbeleid

De referentiesituatie wat de afvoerende oppervlakten betreft is de bestaande situatie. Hierbij is uitgegaan van de situatie met de werkplaats van de Nederlandse Spoorwegen. Deze is inmiddels verwijderd. Momenteel ligt het terrein grotendeels braak. In tabel 2 zijn de afvoeroppervlakten van de uitgangssituatie weergegeven.

Tabel 2. Afvoerende oppervlakten in de bestaande referentiesituatie

Oppervlakten *

Afvoerende

oppervlakte (ha)

Dak

0,6

Verharding particulier

0

Openbare ruimte

0

Open water(berging)

0

Totaal (m²)

0,6

* Bron: gbk-T en luchtfoto 2009

Beleidskader

Het waterschap De Dommel heeft het Waterbeheerplan 'Waardevol Water' 2016 - 2021 vastgesteld. Tevens is het Provinciale Milieu en Waterplan 2016 - 2021 door de provincie Noord Brabant vastgesteld. Beide plannen lopen parallel met de 2e termijn van de Kaderrichtlijn Water. Het Waterbeheerplan is opgesteld vanuit de insteek van het waterschap : samen met gebruikers en (maatschappelijke) organisaties meer waarde geven aan water. Dit doet het waterschap vanuit vier uitgangspunten: 1) beekdalbenadering; 2) gebruiker centraal; 3) samen sterker; 4) gezonde toekomst. Naast dit beheerplan beschikt het waterschap over verschillende beleidsregels en van de Keur waterschap De Dommel (datum intrede 1 maart 2015), die van belang is voor eventuele ontwikkelingen.

Het waterbeleid van de gemeente Tilburg in het vGRP 2016-2020, vastgesteld november 2016. Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. De Omgevingsvisie 2040 is in september 2015 vastgesteld. Daarin zijn alle uitgangspunten en opgaves voor de komende decennia vastgelegd. Daarin wordt de vastgestelde visie verder afgewikkeld. In het vGRP is verder invulling aan het lange termijn beleid dat gestart is met het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002), Structuurvisie Water en Riolering 2010-2015 en voorgaande Gemeentelijk Rioleringsplannen.

Duurzaam watersysteem

De eigenaar van de grond bepaalt de hoogten van het terrein- / vloerpeilen binnen de perceelgrenzen. Deze terreinhoogten moeten afgewogen en gekozen worden aan de hand van de volgende factoren:

  • voldoende ontwateringdiepte;

  • de water- en vochtigheid van alle ondergrondse bouwdelen dient te allen tijde voldoende voor de nieuwe functie van de ruimte;

  • de vuil- en regenwaterafvoer moet mogelijk zijn via de aangeboden lozingspunten;

  • aansluiten op de bestaande aangrenzende percelen en op de (toekomstige) terreinhoogte van de openbare ruimte ter plaatse van de grens (T-hoogte);

  • geen afvloeiend regenwater afwentelen buiten de (toekomstige) percelen;

  • afdoende bescherming tegen overstroming bij extreem neerslag.

De gemeente bepaalt de hoogte van de (toekomstige) openbare ruimte. Daarbij zijn verschillende factoren van belang, waaronder de ontwateringdiepte. In de bestaande situatie is de ontwateringdiepte voldoende voor de nieuwe functies. Hierom worden geen preventieve maatregelen vastgesteld om grondwater- of vochtoverlast te voorkomen. Om de aansluiting op nabije terreinhoogten optimaal te houden wordt de bestaande terreinhoogte ter plaatse van de perceelgrens (T-hoogte) gehandhaafd.

Het plangebied is bij de referentiesituatie volledig verhard en wordt afgewaterd door middel van de bestaande gemengde riolering. De afvoerende oppervlakten in de nieuwe situatie zijn bepaald op basis van de verbeelding en bijhorende regels en aannames voor oppervlakten waarvan een variabele oppervlakte afgewaterd kan worden. In tabel 3 zijn deze oppervlakten weergegeven. De afvoerende oppervlakte blijft daarbij gelijk.

Tabel 3. Afvoerende oppervlakten in de plansituatie

Oppervlakten

Niet-afvoerende oppervlakte (ha)

Afvoerende

oppervlakte (ha)

Totaal

(ha)

Dak

0,36

0

0,36

Verharding particulier

0

0

0

Openbare ruimte

0

0,24

0,24

Open water(berging)

0

0

0

Totaal (m²)

0,36

0,24

0,6

Het toepassen van uitloggende bouwmaterialen is uitgesloten om verontreiniging van bodem- en oppervlaktewater te voorkomen, als het regenwater valt op de afvoerende oppervlakten van daken en verharding en verder afstroomt.

Naast vasthouden van het gebiedseigen water is het bergen (inzamelen) van regenwater uitgewerkt in de Tilburgse aanpak. De impact van deze ontwikkeling op het watersysteem is niet significant: de toename van afvoerende oppervlakte is minder dan 2.000m². Daarom wordt er geen bijzondere compensatiemaatregelen / (bergings)eisen vastgesteld voor deze ontwikkeling. De vuil- en regenwaterafvoer kan direct aansluiten op het bestaande watersysteem. Als de vuil- en waterafvoer van het plangebied in een later stadium ontvlecht wordt, dan is het beter als het vuil- en regenwater binnen het plangebied ook inpandig gescheiden worden. Tot dat moment worden beide afvoerstromen bij de perceelgrens gecombineerd en via de gemengde riolering verder verwerkt.

Klimaatverandering

Het klimaat verandert! In Nederland krijgen we volgens de meest recente KNMI-modellen in de toekomst te maken met meer extreme weersomstandigheden zoals langere droge periodes, heftigere buien (met mogelijk meer onweer, hagel en wind) en gemiddeld zal de temperatuur stijgen. Door hierop tijdig te anticiperen en aanpassingen door te voeren aan de fysieke leefomgeving van de stad en adaptief gedrag van haar inwoners te ondersteunen, blijft de stad van de toekomst veilig en leefbaar.

Neerslag

Bij extreme neerslag is het bestaande watersysteem ontoereikend: als de afvoer- en bergingscapaciteit volledig benut zijn, stijgen de waterniveaus tot het maaiveld. De laag gelegen delen worden als eerst overstroomd. In eerste instantie wordt het regenwater in de openbare ruimte opgevangen (berging op straat). Hiervoor is het van belang dat de (toekomstige) openbare ruimte lager ligt dan de aangrenzende percelen. Afhankelijk van diverse factoren, zoals de locatie ten opzichte van het afvoersysteem, de maaiveldverloop, enz. kan deze overstroming hinder en zelfs schade veroorzaken. Uit de verkenning met berekeningen met extreme neerslag (WOLK) kan men concluderen dat nabij het plangebied wateroverlast kan ontstaan. (bijlage 2). Daarom adviseert de gemeente de initiatiefnemer om de vloerpeilen bij bebouwing minimaal 15cm hoger dan de openbare ruimte ter plaatse van de perceelgrens (T-hoogte) te kiezen, om de kans op onacceptabele schade zo veel mogelijk te verkleinen bij extreme neerslag.

Daarnaast kan het plangebied dusdanig worden ingericht dat hemelwater zo min mogelijk afstroomt naar het gemengd rioolstelsel maar lokaal wordt geborgen en verwerkt.

Hitte

Op de hittekaart die de gemeente Tilburg heeft laten maken is te zien dat de locatie weinig verkoeling geeft in en daarmee geen prettige verblijfplaats als de temperatuur flink gaat stijgen. De herontwikkeling van het plangebied biedt kansen voor een klimaatadaptieve inrichting. Hierdoor kan ook in de toekomst de functie van het plangebied gewaarborgd worden.

Vooral het planten van bomen en het aanleggen van groen zorgt voor verkoeling. Voor bomen is het belangrijk dat ze voldoende ondergrondse groeiruimte krijgen en altijd van voldoende water zijn voorzien.

Voor een klimaatadaptieve inrichting van het plein kan aan de volgende aspecten worden gedacht:

  • Waterdoorlatende verharding gebruiken, bijvoorbeeld voor parkeervakken

  • planten van bomen met voldoende groeiruimte

  • afgekoppeld regenwater zichtbaar afvoeren.

  • afgekoppeld regenwater inzetten voor de bomen.

  • nieuwe gebouwen voorzien van groene daken.

Belangrijk hierbij is het betrekken van bewoners en gebruikers.

Watertoets

De impact van dit plangebied op het watersysteem is beperkt. De aanpak volgt het maatwerk dat de gemeente heeft vastgesteld in het verbreed gemeentelijke rioleringsplan 2016-2019. Het bij het proces van de watertoets bijhorende wateroverleg wordt daarom maximaal verkort gevolgd. De opzet van het watersysteem is omschreven in deze waterparagraaf en direct verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan. Het waterschap heeft dan ook geen voorlopig wateradvies verstrekt. Het advies van het waterschap in het kader van de watertoets, wordt dan ook (direct) verstrekt bij de terinzagelegging.

Hoofdstuk 7 Opzet Planregels

7.1 Inleiding

De indeling en inhoud van de regels bij dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de Tilburgse bestemmingsplansystematiek, die primair ten behoeve van het actualiseren van bestemmingsplannen (een autonoom proces waarbij uit de aard der zaak de nadruk ligt op beheer) door de afdeling Ruimte van de gemeente Tilburg is opgesteld. De plansystematiek is vastgesteld door het gemeentebestuur en wordt doorlopend aan veranderende regelgeving en beleidsinzichten aangepast. De plansystematiek is gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en IMRO2012 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening). De systematiek is te vinden op www.tilburg.nl/ruimtelijkeplannen.

7.2 Hoofdstuk 1 Van De Regels: Inleidende Regels

Hoofdstuk 1 bevat de ´Inleidende regels´. Dit hoofdstuk omvat twee artikelen: een artikel met een aantal noodzakelijke begripsomschrijvingen en een artikel inzake de wijze van meten. Hieronder volgt een korte toelichting op enkele essentiële begrippen.

7.3 Hoofdstuk 2 Van De Regels: Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 bevat de ´Bestemmingsregels´. In dit hoofdstuk komen de verschillende bestemmingen met bijbehorende bouwregels en gebruiksregels aan bod. Soms is daarnaast sprake van een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, wijzigingsbevoegdheden e.d.

In dit bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:

  • Wonen - Gestapeld voor het geplande woongebouw. Voor dit gebouw is geregeld dat naast wonen er op de begane grond en eerste verdieping en op de eerste ondergrondse laag commerciële functies in de vorm van dienstverlening, kantoren en detailhandel in kleine units mogelijk is. Dit is opgenomen om levendigheid te verkrijgen. Door middel van het hanteren van de bedrijvenlijst functiemenging wordt voorkomen dat deze functies overlast voor de omgeving en de appartementen zullen veroorzaken. Door het opnemen van de aanduiding is hier ook Horeca toegestaan.

  • Kantoor voor het geplande werkgebouw. Voor dit gebouw is geregeld dat naast kantoorruimte er op de begane grond en eerste verdieping en op de eerste ondergrondse laag commerciële functies in de vorm van dienstverlening en detailhandel in kleine units mogelijk is. Dit is opgenomen om levendigheid te verkrijgen rondom het stationsplein. Door middel van het hanteren van de bedrijvenlijst functiemenging wordt voorkomen dat deze functies overlast voor de omgeving zullen veroorzaken. Door het opnemen van de aanduiding is hier ook Horeca toegestaan.

  • Centrum voor het gebouw dat tegen de Lochal gebouwd zal worden. Hier kunnen commerciële voorzieningen komen en door het opnemen van de aanduiding Horeca 2 zijn hier ook horeca gelegenheden mogelijk.

  • Verder kent het bestemmingsplan de bestemming Verkeer - Verblijf voor het aan te leggen openbare gebied en het Burgemeester Stekelenburgplein. De bestemming Verkeer - Verblijf kent de aanduiding parkeergarage om de parkeergarage mogelijk te maken.

  • Voor de muur van de Lochal is een aanduiding gemeentemonument opgenomen en in de regels is bepaald dat de Monumentenverordening gemeente Tilburg van toepassing is.

Bouwregels
De bouwregels bevatten een uitgebreide regeling ten aanzien van het oprichten van gebouwen en overige bouwwerken in het plangebied (bouwvlak, erf, bouwhoogte, regeling bijgebouwen, etc.). Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt in bouwregels voor (hoofd)gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en bouwwerken van algemeen nut.

Nadere eisen enomgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels
Het college heeft de bevoegdheid om met in achtneming van de daarvoor geldende voorwaarden nadere eisen aan bouwplannen te stellen of afwijking van de bouwregels toe te staan.

Gebruiksregels
Bij de bestemmingen worden regels omtrent het gebruik van gronden en bouwwerken gegeven, al dan niet aangevuld met een aantal afwijkingsmogelijkheden, wisselend per bestemming.

7.4 Hoofdstuk 3 Van De Regels: Algemene Regels

Hoofdstuk 3 bevat de ´Algemene regels´ ten aanzien van de volgende aspecten:

Anti-dubbeltelregel

Dit artikel bevat een algemene anti-dubbeltelregel ter voorkoming van onbedoeld gebruik van de regels.

Algemene bouwregels

Dit artikel bevat een aantal bouwregels die algemeen toepasbaar zijn. Het gaat hierbij om de regeling met betrekking tot ondergrondse bebouwing, een regeling voor onbebouwde terreinen bij woningen en bij overige gebouwen, een regeling over de ruimte tussen gebouwen.

Algemene gebruiksregels

In dit artikel staat een algemene gebruiksregel, inhoudende dat het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met een functie-aanduiding aangemerkt wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming.

Algemene aanduidingsregels

In dit artikel zijn de algemene aanduidingsregels opgenomen. Op de verbeelding voorkomende gebiedsaanduidingen zijn hier geregeld. Het betreft hier een luchtvaartverkeerszone en de zone voor vervoer gevaarlijke stoffen.

Algemene afwijkingsregels

Algemene afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot geringe afwijkingen van de regels van het plan staan in dit artikel.

Algemene wijzigingsregels

Dit artikel bevat een algemene wijzigingsbevoegdheid.

Overige regels

Burgemeester en wethouders zijn middels dit artikel bevoegd om een aantal algemene nadere eisen te stellen. Algemene regels over het toelaten van werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning vereist is, staan eveneens in dit artikel.

7.5 Hoofdstuk 4 Van De Regels: Overgangs- En Slotregels

Het vierde en laatste hoofdstuk heet ´Overgangs- en slotregels´. Hier is het overgangsrecht te vinden met betrekking tot het bouwen van bouwwerken en het gebruik van gronden en opstallen. In de slotbepaling wordt de exacte naam van het bestemmingsplan gegeven.

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

8.1 Uitvoerbaarheid

Medio jaren negentig is de gemeente Tilburg gestart met de herontwikkeling van de Spoorzone. De afgelopen jaren heeft deze herontwikkeling meer vorm gekregen. De gemeente heeft een structuurplan laten ontwikkelen en in 2008 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan Spoorzone vastgesteld.

De ontwikkeling van het woongebouw, het werkgebouw en het traversgebouw maakt deel uit van de totale gebiedsexploitatie Spoorzone. Voor de gewenste ontwikkeling verkoopt de gemeente de grond aan de BV Wijkontwikkelingsmaatschappij Tilburg De: Werkplaats (WOM), welke een publiek-private samenwerking (PPS) betreft. De verantwoordelijkheid en het risico van de grondexploitatie ligt hier bij de WOM, welke de grond bouwrijp maakt en uitgeeft aan de ontwikkelaar, die vervolgens de gebouwen realiseert. Het omliggend openbaar gebied wordt door de WOM aanlegt. De kosten die met deze ontwikkeling gepaard gaan worden verhaald via de gronduitgifte. Eventuele planschade zal ten laste worden gebracht van de WOM-grondexploitatie. Daartoe is een planschadeverhaalsovereenkomst gesloten. De financiële afspraken liggen vast in de tussen de gemeente Tilburg en Werkplaats Ontwikkelingsbedrijf BV overeengekomen vaststellingsovereenkomst Herontwikkeling De: Werkplaats uit 2013.

Het kostenverhaal (alsmede de financiële uitvoerbaarheid) is anderszins verzekerd waardoor er geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro is opgesteld. Gelet op bovenstaande is het onderhavige plan economisch uitvoerbaar.

Hoofdstuk 9 Burgerparticipatie En Overleg

9.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro

Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan op 1 april 2016 gepubliceerd.

9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

Omdat er geen provinciale of andere regionale belangen aan de orde zijn is het concept-ontwerpbestemmingsplan niet verzonden aan overleginstanties.

9.3 Burgerparticipatie

Op 14 februari 2017 is ter uitvoering van het bepaalde in de door de raad vastgestelde Handreiking Burgerparticipatie een inloopavond gehouden in het Deprez gebouw. Tijdens deze informatieavond is een toelichting gegeven op de aard en het doel van het bestemmingsplan. Daarnaast is het eerste concept van de verbeelding gepresenteerd. Tevens is de gelegenheid gegeven tot het stellen van vragen en het maken van opmerkingen. De vragen die gesteld werden hadden vooral betrekking op de architectuur van de gebouwen. De burgerparticipatie is geen aanleiding om het plan aan te passen.

9.4 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), gedurende zes weken ter inzage gelegen, te weten van 10 juli tot en met 21 augustus 2017. Tijdens deze periode is er één zienswijzen ingediend. Deze worden in de bijlage 10 zakelijk weergegeven, met daarbij het uiteindelijke standpunt van het gemeentebestuur ten aanzien van die zienswijzen.

N.B: in verband met de toepassing van de Wet bescherming persoonsgegevens zijn de zienswijzen van natuurlijke personen geanonimiseerd weergegeven (zulks o.a. n.a.v. een bericht van de VNG van 2 oktober

Bijlage 1 Bedrijvenlijst Functiemenging

Bijlage 1 Bedrijvenlijst functiemenging

Bijlage 2 Hogere Waardenbesluit

Bijlage 2 Hogere Waardenbesluit

Bijlage 3 Luchtvaartverkeerszone-funnel

Bijlage 3 Luchtvaartverkeerszone-Funnel

Bijlage 4 Parkeernormen

Bijlage 4 Parkeernormen

Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 5 Akoestisch onderzoek

Bijlage 1 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 1 archeologisch onderzoek

Bijlage 2 Kantorennota

Bijlage 2 kantorennota

Bijlage 3 Bedrijven En Milieuzonering

Bijlage 3 Bedrijven en milieuzonering

Bijlage 4 Luchtkwaliteitsonderzoek

Bijlage 4 Luchtkwaliteitsonderzoek

Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 5 Akoestisch onderzoek

Bijlage 6 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Bijlage 6 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Bijlage 7 Rapport Externe Veiligheid

Bijlage 7 Rapport externe veiligheid

Bijlage 8 Verantwoording Externe Veiligeheid

Bijlage 8 Verantwoording externe veiligeheid

Bijlage 9 Gebiedsontheffing Flora- En Faunawet

Bijlage 9 Gebiedsontheffing Flora- en Faunawet

Bijlage 10 Notitie Behandeling Zienswijzen

Bijlage 10 Notitie behandeling zienswijzen