Zand 2008, 4e herziening (Reitse Hoevenstraat - Bernardusplein)
Bestemmingsplan - gemeente Tilburg
Vastgesteld op 07-08-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlage(n).
1.2 plan:
Het bestemmingsplan Zand 2008, 4e herziening (Reitse Hoevenstraat - Bernardusplein) met identificatienummer NL.IMRO.0855.BSP2017001-e001 van de gemeente Tilburg.
1.3 aan huis verbonden beroep
Die beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw, die kunnen worden beschouwd als 'aan-huis-verbonden', waarbij:
-
degene die de activiteit uitvoert, tevens de bewoner is van de woning;
-
geen sprake is van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen, conform artikel 14 van de regels van dit plan;
-
voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
-
de beroepsuitoefening naar omvang ondergeschikt is aan het wonen, d.w.z. niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning (inclusief aan-, uit en/of bijgebouw) en totaal niet meer dan 80m² in beslag neemt;
-
de beroepsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;
-
geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;
-
op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.
1.4 aanbouw
Een gebouw, dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.5 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 achtergevelrooilijn
De achterste, niet naar het openbaar gebied toegekeerde lijn die het bouwvlak begrenst.
1.8 additionele horeca
Horeca waarbij de horeca-activiteit ondersteunend is aan de hoofdactiviteit en daaraan ondergeschikt is en waarbij tevens:
-
de oppervlakte van de horeca-activiteit maximaal 33% van het totale v.v.o. van het betreffende pand in beslag mag nemen. Ook een eventueel terras maakt hier deel van uit;
-
de horeca-activiteit niet zelfstandig mag worden uitgeoefend. Toegang tot de horeca-activiteiten kan niet los van de hoofdfunctie plaatsvinden;
-
de openingstijden van de horeca-activiteit gelijk zijn aan de openingstijden van de hoofdactiviteit;
-
geen alcoholhoudende dranken mogen worden verstrekt zonder de benodigde vergunningen. Het gaat dus in alle gevallen om ondersteunende 'droge horeca'.
1.9 ambachtelijk bedrijf
Een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen.
1.10 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.11 bebouwingspercentage
Het percentage dat per bouwperceel bepaalt hoeveel procent van dat bouwperceel - binnen het aangegeven bouwvlak - ten hoogste mag worden bebouwd.
1.12 bed & breakfast
Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting, al dan niet met de mogelijkheid van ontbijt, kortstondig met een maximum van twee weken.
Hieronder wordt niet verstaan huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen.
1.13 bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op onder andere consumentverzorging, welke geheel of overwegend door middel van handwerk plaatsvinden.
1.14 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)
De totale oppervlakte van de ruimten binnen de bebouwing die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep of bedrijf, c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.15 beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw
Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.
1.16 bestaand
Bij bouwwerken:
Bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften.
1.17 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.18 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.19 bijgebouw
Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.20 bouwblok
Door openbare ruimte omsloten geheel van percelen (al dan niet -reeds- bebouwd), dat te beschouwen is als een stedenbouwkundige eenheid.
1.21 bouwen
Het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.22 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.23 bouwlaag
Een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkant van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5m in hoogte verschillen, zulks met uitzondering van een onderbouw of zolder.
1.24 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.25 bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel.
1.26 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.27 bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.28 bouwwerken van algemeen nut
Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen.
1.29 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)
De som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren - horizontale vlakken ter plaatse van trappen, hellingen en vides met een oppervlakte tot en met 4m² daaronder begrepen - voorzover de ruimten waarbinnen de vloeren zich bevinden een grotere inwendige hoogte hebben dan 1,5m.
1.30 calamiteit
Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk door overmacht: brand, overstroming, terroristische en/of oorlogshandelingen, aardbeving e.d.
1.31 carport
Een aangebouwde of vrijstaand bijgebouw, bestaande uit een (semi) gesloten dakconstructie, ondersteund door palen of kolommen bedoeld voor het stallen van één of meerdere (motor)voertuig(en), met maximaal twee gesloten wanden; de wanden van de bebouwing waartegen wordt aangebouwd kunnen als ondersteuningsconstructie fungeren.
1.32 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Tevens dient onder detailhandel te worden verstaan additionele horecaals bijbehorende voorziening.
Uitgezonderd zijn: postorderbedrijven, internetbedrijven e.d.
1.33 dienstverlening
Het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van detailhandel en seksinrichtingen.
1.34 erf
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels per bouwperceel aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.35 erker
Transparante, ondiepe uitbouw van een gebouw vóór de voorgevel, niet zijnde een entree.
1.36 evenement
Een activiteit in de openlucht dan wel in al dan niet (deels) tijdelijke onderkomens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, sportieve, toeristisch-recreatieve, commerciële, sociale, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden, alsmede kermissen, braderieën, snuffelmarkten, rommelmarkten, straatfeesten en festivals of daarmee te vergelijken activiteiten.
1.37 functionele eenheid
Hieronder wordt verstaan:
-
een samenstel van activiteiten dat, gelet op de aard en de organisatie van die activiteiten alsmede op de plaats waar die activiteiten worden verricht, als een eenheid moet worden beschouwd;
-
het complex van bebouwde en onbebouwde gronden waarop de hiervoor bedoelde activiteiten worden verricht.
1.38 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.39 geluidgevoelige objecten
Gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.
1.40 geluidshinderlijke inrichtingen
Inrichtingen genoemd in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.
1.41 gestapelde woning
Een woning, onderdeel uitmakende van een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en uit twee of meer bouwlagen bestaat, of waarbij (een deel van) de eerste bouwlaag van het gebouw voor andere met de betreffende bestemming in overeenstemming zijnde doeleinden wordt gebruikt.
1.42 geurgevoelig object
Een gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en dat daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.
1.43 groenvoorzieningen
Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair e.d., alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.
1.44 grondgebonden woning
Een met de grond verbonden woning bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, daaronder begrepen beroep aan huis, met een zelfstandige ontsluiting op de begane grond en niet zijnde een gestapelde woning.
1.45 hogere grenswaarde
Een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.
1.46 hoofdgebouw of hoofdbebouwing
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.47 huishouden
Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren. Met een huishouden wordt gelijk gesteld:
-
de huisvesting van maximaal 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);
-
tijdelijke huisvesting in de vorm van logies aan maximaal 5 seizoenarbeiders;
-
de huisvesting van maximaal 12 personen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, een psychiatrisch ziektebeeld of psychosociale problemen dan wel de huisvesting van maximaal 12 personen die tijdelijke opvang behoeven, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht, dit alles gericht op zelfstandige bewoning.
1.48 kleinschalige dienstverlening, niet zijnde zakelijke dienstverlening
Dienstverlening, vallend onder ten hoogste categorie 2 van de bij dit plan gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten en gericht op het aan personen of dieren verlenen van diensten in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze of lichaamsverzorgende sfeer en andere vormen van dienstverlening die min of meer een openbaar karakter hebben, zoals (niet limitatief) een huisartsen- of tandartsenpraktijk, een praktijk voor fysiotherapie, een dierenartsenpraktijk, een nagelstudio, een kapsalon en een kinderopvangcentrum, uitgezonderd:
-
seksuele en erotische dienstverlening;
-
zakelijke dienstverlening met een kantoorfunctie, zoals (niet limitatief) rechtskundige en administratieve dienstverlening, architecten- en technische adviesbureaus, makelaarsbureaus, reclamediensten en uitzendbureaus;
-
detailhandel, met uitzondering van een beperkte verkoop, ondergeschikt aan de dienstverlening;
-
horeca.
1.49 langzaam verkeer
Voetgangers- en (snor/brom)fietsverkeer.
1.50 logies
Het gedurende een relatief kort tijdsbestek verstrekken van verblijf aan personen, die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.51 maatschappelijke voorzieningen
Hieronder worden verstaan:
-
medische of paramedische voorzieningen, zoals ziekenhuis, kliniek, gezondheidscentrum, centrum voor dagbehandeling, consultatiebureau e.d.;
-
welzijnsvoorzieningen, zoals verzorgingstehuis, verpleeghuis, inrichtingen voor mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking , tehuis voor daklozen e.d.;
-
educatieve en sociaal-culturele voorzieningen, zoals basis-, voortgezet en wetenschappelijk onderwijs, beroepsonderwijs, kunstonderwijs, volksuniversiteit, cursuscentrum, onderwijsinstituten t.b.v. specifiek onderwijs, bibliotheken e.d.;
-
voorzieningen t.b.v. kinderopvang zoals kindercrèche, peuterspeelzaal, speelterrein, kinderdagverblijf en (naschoolse) kinderopvangcentrum, al dan niet commercieel;
-
openbare en bijzondere instellingen waaronder overheidsinstellingen zoals stadskantoren, politiekantoor e.d. met uitzondering van brandweerkazerne;
-
maatschappelijke voorzieningen zoals buurt- en clubhuis, wijkcentrum (o.a. Multi Functionele Accommodatie), sociëteit e.d.
1.52 maatvoeringsvlak
Een deel van een bestemmingsvlak dat van een ander maatvoeringsvlak wordt gescheiden door een maatvoeringsvlakgrens. Maatvoeringsvlakken onderscheiden zich door een met de maatvoeringsaanduiding aangegeven afwijking in goot-, bouwhoogte, dakhelling en/of bebouwingspercentage.
1.53 mantelzorg
Mantelzorg is langdurige, intensieve niet georganiseerde zorg, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een zorgvrager door een of meer leden uit diens omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.
1.54 monumentale boom
Een boom die is opgenomen in de gemeentelijke lijst van monumentale bomen, zoals die geldt op het moment van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan en als zodanig is aangeduid.
1.55 netto vloeroppervlak (n.v.o.)
De som van de binnenwerks gemeten oppervlakten van de voor publiek toegankelijke verblijfsruimten binnen een horeca-inrichting van de categorie 1, 2 of 3, zoals café- en barruimte (inclusief bar), eetzaal, foyer, dansvloer / podium, entree e.d, met uitzondering van oppervlakten t.b.v. keuken, toiletgroepen, garderobe, opslag, dienstruimten e.d.
1.56 nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties t.b.v. gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing,
waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.
1.57 onbebouwd erf
Dat deel van het perceel, dat geen bouwvlak of erf betreft.
1.58 onderbouw
Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant is gelegen tussen peil en maximaal 1,20m boven peil.
1.59 ondergeschikte delen van een bouwwerk
Bouwdelen die ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa van het desbetreffende bouwwerk, zoals overstekende daken, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, trappen en trappenhuizen, liftkappen en lifthuizen, luchtbehandelings-/ventilatieinstallatie, bordessen, funderingen, goten, hijsinrichtingen, gevelreclames, gevelisolatie (al dan niet met bijbehorende ommanteling), draagconstructies e.d. Hieronder worden in elk geval niet verstaan entrees, erkers en ondergrondse bouwwerken.
1.60 onderkomen
Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, loodsen, keten en andere soortgelijke verblijfsmiddelen.
1.61 onzelfstandige wooneenheid/eenheden
Een (complex van) woonruimte(n) waarbij men wezenlijke voorzieningen, zijnde keuken, badkamer en toilet, gemeenschappelijk moet gebruiken en waarvan de deur van het privévertrek uitkomt op een gemeenschappelijke (verkeers)ruimte.
1.62 openlucht- en sportieve recreatie
Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. dag-, verblijfs- en sportieve recreatie, die geheel of grotendeels in de openlucht plaatsvindt, zoals een trim-/fitnessparcours, een jongerenhangplek e.d.
1.63 overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.64 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, ondersteund door palen of kolommen, eventueel maximaal aan twee zijden omsloten door wanden, die niet tot de constructie behoren.
1.65 pand
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.66 peil (straatpeil)
Hieronder wordt verstaan:
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
1.67 perceel
Een aaneengesloten stuk grond met kadastrale aanduiding.
1.68 plangrens
Een weergegeven lijn die de grens van het plan: aanduidt.
1.69 potentieel waardevolle boom
Een ingevolge de gemeentelijke Boomwaardekaart of het gemeentelijke bomenbeleid als zodanig aangeduide
boom.
1.70 productiegebonden detailhandel
Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.71 recreatief medegebruik en evenementen
Hieronder wordt verstaan:
-
incidenteel, kortstondig gebruik (enkele dagen) van complexen / voorzieningen t.b.v. evenement zoals rommelmarkten, antiek-, huishoud-, en computerbeurzen, tentoonstellingen, bedrijvencontactdagen e.d., mits men in het bezit is van een evenementenvergunning;
-
incidenteel -jaarlijks- gebruik gedurende een aantal dagen van stadsparken t.b.v. zomeractiviteiten, -spelen, theater, festival e.d;
1.72 rijstrook
Gemarkeerd gedeelte van de rijweg dat voldoende plaats biedt aan een enkele rij motorvoertuigen op meer dan twee wielen met uitzondering van in- en uitvoegstroken, voorsorteerstroken en fietspaden.
1.73 risicovolle inrichting
-
een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
-
een AMvB-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/ of het gebruik van gevaarlijke stoffen;
-
bedrijven waarvan de aantoonbare PR10-6/jaar contour is gelegen buiten de inrichtingsgrens.
1.74 ruimtelijke ontwikkelingen
Bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist.
1.75 speelvoorzieningen
Voorzieningen ten dienste van sport en spel.
1.76 sport
Het geheel van voorzieningen t.b.v. sportbeoefening, zoals: ijsbaan/-hal, (openlucht)zwembad, sportvelden, atletiekbaan, basketbalveld, handbalveld, jeu de boulesbaan, tennisbaan/-complex, sporthal, alsmede bijbehorende bebouwing zoals kleedruimten, clubhuis / verenigingsgebouw, opslagruimten, technische ruimten e.d.
1.77 straatpeil
Zie: peil (straatpeil).
1.78 studentenhuisvesting
Woningen bestemd voor personen die voltijd studeren aan universiteit, hogeschool of MBO opleiding.
1.79 uitbouw
Een gebouw, dat als vergroting van een bestaande ruimte is/wordt gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht
ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.80 verblijfsvoorzieningen
Besloten ruimten, bestemd voor het verblijven van mensen.
1.81 verkoopvloeroppervlak
De oppervlakte van de geheel of grotendeels voor publiek toegankelijke ruimte die is bestemd en feitelijk ingericht voor de verkoop van goederen, waaronder begrepen showroom, uitstallingsruime, kassa's e.d. met uitzondering van magazijn, opslagruimte, kantoor e.d.
1.82 voorgevelrooilijn
De naar het openbaar gebied toegekeerde lijn, die het bouwvlak begrenst en aansluit aan het onbebouwd erf c.q. openbaar gebied.
1.83 water en waterhuishoudkundige voorzieningen
Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn t.b.v. een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten e.d.
1.84 weg
Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, waaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
1.85 wet geluidhinder
De wet van 16 februari 1979, Staatsblad 99 (1979), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.
1.86 wet milieubeheer
De wet zoals geplaatst in Staatsblad 551 (1992). Deze wet is in werking getreden op 1 maart 1993.
1.87 wonen
Hieronder wordt verstaan:
-
het geheel van aan huis gebonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, zelfstandige wooneenheden e.d. ten dienste van het verblijven door mensen. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve dagverblijven;
-
huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen, alsmede bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen (en ruimten) c.q. verzorgingsfaciliteiten;
-
beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als 'aan huis verbonden beroep', zijnde beroepsactiviteiten van tenminste één bewoner, plaatsvindend in de betrokken woning en/of bijbehorend bijgebouw.
1.88 woning
Een (gedeelte van een) gebouw dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen een aan huis verbonden beroep.
1.89 zorgwoningen
Woningen bedoeld voor mensen met een verstandelijke beperking, die langdurig extramurale zorgverlening nodig hebben. Vanuit de woningen is zorg op afroep of 24-uurszorg beschikbaar vanuit een verpleeg- of verzorgingstehuis of woon-zorgcentrum.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.5 Afstand tot zijdelingse perceelgrens
Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Detailhandel
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
-
een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de brandveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de ruimtelijke of landschappelijk inpassing;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Wonen - Gestapeld
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de brandveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
-
de vorm, afmetingen en plaatsing van de bebouwing boven een hoogte van 10m boven het straatpeil in een strook ter diepte van 3m achter de voorgevelrooilijn in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld;
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Ondergrondse bouwwerken
7.2 Hoofdtoegang woningen
7.3 Onbebouwd terrein bij gebouwen
7.4 Ruimte tussen bouwwerken
7.5 Bouwen in nabijheid van monumentale en potentieel waardevolle bomen
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming
Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
9.1 veiligheidszone - lpg (PR 10-6)
In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg' de volgende regels:
-
binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg (PR 10-6)', zijn geen nieuwe beperkt kwetsbare objecten en bijzonder kwetsbare objecten toegestaan;
-
binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg' (PR 10-6) mag geen uitbreiding plaatsvinden van bebouwing indien daarbij sprake is van uitbreiding/wijziging van het aantal personen en voor zover sprake is van (beperkt) kwetsbaar object welke aanwezig is op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan. Uitgezonderd hierbij is bebouwing behorende tot en onderdeel uitmakende van het bedrijf;
-
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
-
de gebiedsaanduiding ´veiligheidszone - lpg (PR 10-6)´ opgeheven wordt, indien er geen sprake meer is van een risicovolle inrichting,
-
de gebiedsaanduiding ´veiligheidszone - lpg (PR 10-6)´ verkleind wordt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de PR 10-6/jaar contour als gevolg van een wijziging bij het LPG tankstation kleiner is geworden;
-
de gebiedsaanduiding ´veiligheidszone - lpg (PR 10-6)´ is/wordt gewijzigd door het verleggen van het vulpunt.
-
binnen de veiligheidszone - lpg (PR 10-6) is uitsluitend een beperkt kwetsbaar object mogelijk indien dit is onderbouwd.
-
daarnaast gelden ook de voorwaarden uit de regeling '9.2'.
9.2 veiligheidszone - aandachtsgebied lpg
In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - aandachtsgebied lpg' de volgende regels:
-
binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - aandachtsgebied lpg', mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten en geen bijzonder kwetsbare objecten worden opgericht;
-
het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in sub a. waarbij (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan en waarbij middels een onderbouwing is aangetoond dat er sprake is van een afname of gelijkblijvend groepsrisico;
-
het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in sub a. waarbij een wijziging of oprichting leidt tot een toename van het groepsrisico binnen het lpg aandachtsgebied indien:
-
er geen sprake is van nieuwe bijzonder kwetsbare objecten;
-
er een berekening is uitgevoerd waaruit de toename van het groepsrisico duidelijk wordt en de verantwoordingsplicht conform artikel 13 van het Bevi is ingevuld;
-
er geen sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van maten
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
-
de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
-
gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
-
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
-
voldaan is aan de volgende voorwaarden:
-
de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet cumulatief worden gebruikt;
-
de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.
10.2 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van grenzen
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak, bestemmingsvlak, functie-aanduidingsvlak of maatvoeringsvlak, indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting e.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
-
de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
-
gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
-
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
10.3 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogten
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van utiliteitsvoorzieningen;
-
vrijstaande schoorstenen, torens en soortgelijke bouwwerken;
onder voorwaarde dat de maximale hoogte niet meer mag bedragen dan 15m.
10.4 Binnenplans afwijken t.b.v. parkeer- en stallingsvoorzieningen
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van parkeer- en stallingsvoorzieningen met bijbehorende bovengrondse bouwwerken zoals in- en uitritten, in- en uitgangen, trappenhuizen, liften, hellingbanen, bewakings- /portiersloges e.d., onder de volgende voorwaarden:
-
de maximale oppervlakte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 30m2 bedragen;
-
de maximale hoogte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 4,5m bedragen.
10.5 Binnenplans afwijken t.b.v. vuurwerk
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten aanzien van de toelaatbaarheid van activiteiten ten behoeve van:
-
nieuwbouw van een bewaarplaats of een bufferbewaarplaats c.a. en de daaraan verbonden opslag en verkoop van consumentenvuurwerk;
-
de verbouwing, uitbreiding en/of verplaatsing van een bestaande bewaarplaats of een bufferbewaarplaats c.a. ten behoeve van opslag voor de verkoop van consumentenvuurwerk daar waar de aanduiding 'verkoop en opslag vuurwerk toegestaan' voorkomt.
Het bevoegd gezag stelt voorwaarden aan de omgevingsvergunning ter voorkoming van onaanvaardbare overlast en onveiligheid voor de (woon)omgeving onder meer voor wat betreft parkeren, verkeersaantrekkende werking, geluidhinder e.d. en veiligheidsafstanden zoals opgenomen in het Vuurwerkbesluit. Bij nieuwvestiging van verkooppunten en opslagen van consumentenvuurwerk wordt daarnaast te allen tijde aan de omgevingsvergunning de voorwaarde verbonden dat de veiligheidscontour zoals is opgenomen in het Vuurwerkbesluit (besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002)) op het eigen perceel gesitueerd dient te zijn tenzij de veiligheidscontour zich uitstrekt over groenvoorzieningen in openbaar gebied waarbij geen sprake is van kwetsbare en/of geprojecteerde kwetsbare objecten.
10.6 Binnenplans afwijken t.b.v. dienstverlening i.p.v. detailhandel
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van de vestiging van dienstverlening op gronden met de aanduiding 'detailhandel', indien de detailhandelsfunctie ter plaatse als gevolg autonome processen in de distributiestructuur is beëindigd.
10.7 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken van algemeen nut
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de bouwregels, opgenomen in de bestemmingsregels in Hoofdstuk 2, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van algemeen nut, met dien verstande dat:
-
de bouwhoogte niet meer dan 3,5m mag bedragen en;
-
de oppervlakte niet meer dan 50m² mag bedragen.
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
11.1 Wijzigingsbevoegdheid verwijderen aanduidingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, zodanig dat een weergegeven aanduiding wordt verwijderd indien de binnen deze aanduiding toegelaten functie is beeindigd en wordt omgezet in een binnen het ter plaatse geldende bestemmingsvlak toegelaten functie.
11.2 Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsvlakgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:
-
de in het plan begrepen bestemmingen die grenzen aan gronden met de bestemming 'Verkeer' (V), dan wel 'Verkeer-Verblijf' (V-VB) te wijzigen voor de indeling van gronden zoals ten behoeve van een herinrichting, een asverschuiving, herinrichting kruispunten, aanleg (mini)rotondes e.d., met dien verstande dat:
-
de bestemmingen mogen worden gewijzigd voor een verschuiving van de bestemmingsgrenzen van maximaal 25m;
-
de verwerkelijking van de in het plan begrepen bestemmingen gewaarborgd dient te blijven, dat wil zeggen dat de bestemmingen door de wijzigingnen niet onevenredig mogen worden aangetast;
-
bestemmingsgrenzen te wijzigen indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt noodzakelijk is voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijk ordening van het plan niet schaadt en zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.
11.3 Wijzigingsbevoegdheid bouwwerken van algemeen nut
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat bouwwerken van algemeen nut met een groter oppervlak dan 50m2 kunnen worden gebouwd, zulks tot een maximale oppervlakte van 100m2.
Artikel 12 Algemene Procedureregels
Op het stellen van nadere eisen op grond van enige bepaling van de regels van dit bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
Artikel 13 Overige Regels
13.1 Algemene regels inzake nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de bereikbaarheid van gebouwen vanuit en de situering van de hoofdentree van gebouwen ten opzichte van de openbare ruimte;
-
de situering en afmetingen van groenvoorzieningen;
-
de situering en afmetingen van parkeergelegenheid, ook op eigen terrein;
-
de situering van toegangswegen en -paden tot gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en open erven.
13.2 Algemene regels inzake omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 14 Parkeerregeling
14.1 Parkeren
-
Ten behoeve van het parkeren of stallen van (motor)voertuigen dient in, op of onder het gebouw dan wel op het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort in voldoende mate parkeergelegenheid aanwezig te zijn;
-
Hierbij moet worden voldaan aan de parkeernormen en rekenmethode, zoals neergelegd in de nota 'Nota parkeernormen 2017'. Indien deze parkeernota gedurende de planperiode wordt gewijzigd dient te worden voldaan aan de gewijzigde parkeernormen en rekenmethode;
-
De onder a. bedoelde plaatsen voor het stallen van voertuigen moeten afmetingen hebben die afgestemd zijn op gangbare (motor)voertuigen, zoals neergelegd in de nota 'Nota parkeernormen 2017'. Indien deze parkeernota gedurende de planperiode wordt gewijzigd dient te worden voldaan aan de desbetreffende wijzigingen.
14.2 Laden en lossen
Indien de bestemming van een bouwwerk of een terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen moet zijn verzekerd, dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende ruimte voor laden en lossen, zoals neergelegd in de CROW Kennisbank in ASVV 2012.
14.3 Afwijken van de regels
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van artikel 14.1en14.2 indien:
-
op andere wijze in de nodige laad- of losruimte wordt voorzien;
-
wordt voldaan aan de voorwaarden en vrijstellingsregels zoals neergelegd in de nota 'Nota parkeernormen 2017'. Indien deze parkeernota gedurende de planperiode wordt gewijzigd dient te worden voldaan aan de desbetreffende wijzigingen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
-
het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
-
het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
-
het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
-
indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
-
het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Zand 2008, 4e herziening (Reitse Hoevenstraat - Bernardusplein)
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling
Er is een verzoek om herziening van het bestemmingsplan ingediend voor de verplaatsing van de winkelstrip met supermarkt Aldi die nu aan het Bernardusplein is gevestigd naar de Reitse Hoevenstraat te Tilburg.
Aan het Bernarduplein in Tilburg is een winkelplint met supermarkt Aldi en een zestal kleinere winkels aanwezig. Het voornemen is deze winkelplint te verplaatsen naar de locatie op de hoek van de Reitse Hoevenstraat en de Lage Witsiebaan. Op deze locatie was voorheen een school gevestigd (Vakcollege) die inmiddels is verhuisd naar het plangebied Stappegoor.
Na de verplaatsing van de winkels vervalt de detailhandelsbestemming aan het Bernardusplein. De plint wordt dan ingevuld met woningen (appartementen).
De nieuwbouw aan de Reitse Hoevenstraat past niet in het vigerende bestemmingsplan. Daarnaast wordt in dit bestemmingsplan de aanduiding detailhandel aan het Bernardusplein verwijderd. Met deze toelichting wordt een basis gegeven voor de bestemmingsplanherziening waarmee medewerking kan worden verleend aan het initiatief. De toelichting geeft aan waarom de beoogde ontwikkeling past binnen de visie op het gebied. Er wordt nader ingegaan op de wijze waarop het initiatief aansluit op de plaatselijke situatie en het beleid dat de gemeente voorstaat. Tevens worden de (stedenbouwkundige) richtlijnen en randvoorwaarden welke aan de basis van de planontwikkeling hebben gestaan in de toelichting verwoord. De toelichting geeft ook de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken weer.
1.2 Het Plangebied
Het plangebied omvat een perceel aan de Reitse Hoevenstraat (nieuwbouw supermarkt en dagwinkels) en een perceel aan het Bernardusplein (verwijderen bestemming detailhandel).
Het perceel aan de Reitse Hoevenstraat wordt begrensd door de Ringbaan West en de Lage Witsiebaan. Op dit perceel wordt een supermarkt mogelijk gemaakt en een winkelplint met 6 kleinere dagwinkels. Ten westen van het perceel is een nieuwbouwontwikkeling voor appartementen in ontwikkeling.
Afbeelding: Ligging plangebied
Het perceel aan het Bernardusplein wordt begrensd door de Thomas van Aquinostraat, Don Boscostraat en Norbertusstraat. Op dit perceel zijn momenteel appartementen aanwezig en op de begane grond een supermarkt (Aldi) en dagwinkels. Deze winkels gaan verdwijnen. Om te verzekeren dat geen nieuwe winkels op deze locatie terugkomen wordt in dit bestemmingsplan de aanduiding Detailhandel verwijderd. In de bestaande winkelplint zullen appartementen worden ontwikkeld.
1.3 Voorgaande Plannen
Dit bestemmingsplan is een gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan 'Het Zand 2008', dat op 27 mei 2009 onherroepelijk is geworden. Zowel de locatie aan de Reitse Hoevenstraat als de locatie aan het Bernardusplein zijn in dit bestemmingsplan gelegen.
De locatie aan de Reitse Hoevenstraat heeft nu de bestemming 'maatschappelijk'. Detailhandel past niet in deze bestemming. Aan het Bernardusplein ligt de bestemming 'wonen' en de nadere aanduiding 'detailhandel'. In deze herziening wordt de aanduiding 'detailhandel' van deze locatie gehaald. Wonen is in deze bestemming nu al mogelijk.
1.4 Ruimteljke En Functione Structuur
Het plangebied aan de Reitse Hoevenstraat maakt onderdeel uit van een zowel in functioneel als ruimtelijk opzicht bijzondere zone die is gelegen tussen Ringbaan West, spoorlijn, Reitse Hoevenstraat en Rueckertbaan. In het verleden werd deze zone "De Groene Long" genoemd. In functioneel opzicht wordt deze zone gekenmerkt door veel niet-woonfuncties, waaronder onderwijs. In ruimtelijk opzicht wordt deze zone gekenmerkt door losse bouwblokken in de (al dan niet groene) ruimte. Hierdoor onderscheidt de stedenbouwkundige identiteit in deze zone zich bijvoorbeeld van die in de westelijk van de Reitse Hoevenstraat gelegen delen van de wijk, waar meer sprake is van een klassiek stratenpatroon. Bij de herontwikkeling van het plangebied is het beschreven ruimtelijke karakter met losse bouwblokken in de ruimte uitgangspunt. In het westelijke deel van het plangebied wordt dit vertaald in een carré met gestapelde woningen met een collectief binnenterrein. In het oostelijk deel van het gebied wordt dit vertaald in twee winkelblokken, waarvan één blok de Aldi betreft en het andere blok de overige winkels, e.e.a. georganiseerd rond het parkeerterrein.
Afbeelding: inrichting terrein
Een ander belangrijk ruimtelijk gegeven betreft de grote bomen en struiken langs de Reitse Hoevenstraat, de Lage Witsiebaan en de Ringbaan West. Deze bomen blijven behouden en vormen een krachtige groene rand rond het plangebied. Daarbinnen ligt een min of meer open "kamer" waarin de nieuwe bebouwing en nieuwe verhardingen geprojecteerd worden, op voldoende afstand van de bomen, e.e.a. conform de uitgangspunten van de Bijlage 2 Bomen effect analyse. Ook op de noordelijke grens staat een aantal bomen die behouden blijven.
Het westelijke plandeel, met de gestapelde woningbouw, wordt ontsloten vanaf de Lage Witsiebaan en vanaf de Reitse Hoevenstraat. Beide zijn wijkontsluitende wegen, die aantakken op het stedelijke hoofdwegennet. Daarbij dient opgemerkt te worden dat in de Reitse Hoevenstraat in de toekomst een snelfietsroute aangelegd zal worden, waardoor de straat éénrichtingsverkeer wordt.
Het oostelijk plandeel, met de Aldi en de overige winkels, wordt uitsluitend ontsloten vanaf de Lage Witsiebaan. Hierbij is sprake van twee inritten. De oostelijke inrit ontsluit het parkeerterrein voor de bezoekers. Ook de vrachtwagens die de supermarkt bevoorraden maken gebruik van deze inrit. De bevoorrading van de supermarkt en het manoeuvreren van de vrachtwagens vindt aan de noordzijde van het plangebied plaats, waardoor dit zo veel mogelijk gescheiden is van het bezoekersverkeer. De westelijke inrit is met name voor de bevoorrading van de kleinere winkels bedoeld. De vrachtwagens die de supermarkt bevoorraden maken hier geen gebruik van, om te voorkomen dat er te veel overlast ontstaat voor de toekomstige bewoners van het geplande woningblok in het westelijk plandeel.
Om sluipverkeer door het toekomstige woonmilieu te voorkomen, komt er geen verbinding voor autoverkeer tussen het westelijke en oostelijke plandeel.
Voor het plangebied aan het Bernardusplein geldt dat hier ruimtelijk geen wijzigingen plaatsvinden, omdat voor dit plandeel gedlt dat enkel de aanduiding detailhandel wordt verwijderd.
Hoofdstuk 2 Ruimtelijk Beleidskader
In dit hoofdstuk volgt een korte weergave van het bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde ruimtelijke beleidskader.
2.1 Rijk
2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructurele beleid en schetst een beeld van Nederland in 2040. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructurele plannen het de komende jaren wil investeren en op welke wijze bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeenten krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.
2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Barro is een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB), die gestoeld is op de SVIR. In de AMvB zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen (denk hierbij aan onderwerpen als Mainportontwikkeling Rotterdam, de grote rivieren, het kustfundament en de Waddenzee en het Waddengebied). Het Barro is gericht op doorwerking van deze nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het Barro is in 2012 uitgebreid met de onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Daarmee is de juridische verankering van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) nagenoeg compleet. In het Barro staat aan welke regels (rijksbelangen) de gemeenten en provincies zich moeten houden, bijvoorbeeld bij het opstellen van een bestemmingsplan. In het verlengde van het Barro is ook de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) van kracht. Deze regeling bevat o.a. een uitwerking van het al eerder in het Barro gepubliceerde ruimtelijke regime rond radars voor militaire luchtvaart en een aanwijzing van reserveringsstroken ten behoeve van uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet.
2.1.3 (Ladder voor) Duurzame verstedelijking
Op grond van art. 3.1.6 Bro zijn provincies en gemeenten verplicht om in de toelichting van een ruimtelijk plan aandacht te besteden aan het aspect 'duurzame verstedelijking', wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. Art. 1.1.1. Bro definieert het begrip stedelijke ontwikkeling als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Overheden dienen op grond van art. 3.1.6 Bro nieuwe stedelijke ontwikkelingen te motiveren. In de eerste plaats geschiedt dat door de behoefte aan de desbetreffende stedelijke ontwikkeling te onderbouwen. Uitgangspunt is vervolgens dat, met het oog op een zorgvuldig ruimtegebruik, de nieuwe stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling daarentegen voorzien wordt buiten het bestaand stedelijk stedelijk gebied, dan moet dat eveneens worden gemotiveerd in de plantoelichting. Het is toegestaan om de motivering van de behoefte aan en de locatie van een nieuwe stedelijke ontwikkeling door te schuiven naar een eventueel uitwerkings- of wijzigingsplan.
Met het bestemmingsplan wordt detailhandel mogelijk gemaakt ten behoeve van een supermarkt (Aldi) en een zestal dagwinkels. Deze winkels (inclusief supermarkt) zijn nu op het Bernardusplein gevestigd. De huidige supermarkt op het Bernardusplein is te klein, Aldi wil graag uitbreiden en kan dit niet op de huidige lcoatie. De huidige locatie is ongeveer 530 m2 bvo en deze voldoet niet meer aan de wensen en eisen van Aldi.
Concentratie en behoud van bestaande detailhandel en voorzieningen heeft vanuit economisch beleid de voorkeur. Vanwege het ontbreken van de mogelijkheden voor de noodzakelijke uitbreiding van de supermarkt is ervoor gekozen om alle winkels te verplaatsen in combinatie met de gewenste uitbreiding van de supermarkt. Met het vervallen van de mogelijkheden voor detailhandel op het Bernardusplein blijft het aantal winkellocaties hetzelfde, maar vindt er een kwalitatieve verbetering plaats door de modernisering van de winkels en verbeterde bereikbaarheid. Daarbij is een uitbreiding van de oppervlakte van met name de supermarkt noodzakelijk om aan de eisen van de tijd te kunnen blijven voldoen. Met het verplaatsen van de volledige winkelstrip wordt in dit geval de huidige wijkgerichte detailhandelsstructuur niet te veel verstoord en de afstand tot voorzieningen blijft acceptabel.
Ruimtelijk economisch onderzoek
Door de initiatiefnemer is een ruimtelijk economisch onderzoek uitgevoerd.(zie Bijlage 1 Ruimtelijk economisch onderzoek verplaatsing winkelcentrum Bernardusplein d.d. 13 juni 2017).
Voor wat betreft de behoefte is de conclusie van dit onderzoek dat de markt voldoende ontwikkelingsmogelijkheden biedt voor de beoogde uitbreiding van het winkelaanbod. Daarbij wordt geconcludeerd dat in de wijk en het verzoringingsgebied overwegend full-service supermarkten zijn gevestigd. De supermarkt Aldi voorziet de consumenten in zijn/haar (hard)discountaankopen. Het is van belang dat Aldi en de speciaalzaken behouden blijven in het verzorgingsgebied.
Daarnaast is geconcludeerd dat de huidige locatie van Aldi aan het Bernardusplein geen duurzame vestigingslocatie is voor een harddiscounter, vanwege het gebrek aan uitbreidingsmogelijkheden. De beoogde locatie aan de Lage Witsiebaan is een geschikt locatie voor de verplaatsing van het winkelcentrum. De locatie ligt centraal in het verzorgingsgebied en is goed bereikbaar voor meerdere wijken, maar ook voor woon- werkverkeer. Daarbij beschikt de locatie over voldoende ruimte voor de uitbreidingswens van de winkeliers aan het Bernardusplein en kan ook worden voldaan aan de minimale parkeernorm. Geconcludeerd wordt dat de beoogde verplaatsing voorziet in zorgvuldig ruimtegebruik en een goede ruimtelijke ordening in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking.
2.2 Provincie
2.2.1 Structuurvisie
Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die op 1 oktober 2010 werd vastgesteld door Provinciale Staten.
In de Structuurvisie geeft de provincie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie, maar bindt gemeenten niet rechtstreeks. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De visie geeft een ruimtelijke vertaling van de opgaven en doelen uit de Agenda van Brabant. Daarnaast ondersteunt de structuurvisie het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals het economisch-, mobiliteits-, sociaal-, cultureel-, milieu- en natuurbeleid.
De nieuwe structuurvisie is opgetrokken rondom drie onderwerpen. Dat zijn:
-
De kwaliteit van het landschap;
-
De ontwikkeling van het buitengebied;
-
De regionale verstedelijking.
Inhoud van de Structuurvisie
Deel A
Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Op basis van trends en ontwikkelingen heeft de provincie haar ruimtelijke belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. In haar sturing biedt zij gemeenten meer ruimte om afwegingen te maken in een aantal vooraf gestelde kaders. Daarnaast zet de provincie zelf een aantal ontwikkelingen in gang. De provinciale filosofie is: ‘Samenwerken aan kwaliteit’. De provincie realiseert haar doelen op vier manieren: door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.
Deel B
In deel B staan de ambities, het beleid en de uitvoering voor de vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Voor iedere structuur formuleert de provincie ambities en beleid. Per beleidsdoel is aangegeven welke instrumenten de provincie inzet om haar doelen te bereiken.
Deel C
Deel C betreft het deel van de Interimstructuurvisie, dat vanaf 1 januari 2011 van kracht blijft. Het is de onderbouwing voor locatiekeuze, nut en noodzaak van de concrete ontwikkelprojecten Logistiek Park Moerdijk (LPM) en Agro & Food Cluster West-Brabant (AFCWB).
Uitwerking van de Structuurvisie
De provincie gaat geen aparte ruimtelijke visie op het landschap ontwikkelen, maar geeft die onder andere vorm in de Uitwerking gebiedspaspoorten. Daarin beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang vindt en hoe deze versterkt kunnen worden. In de uitwerking beschrijft de provincie twaalf Brabantse landschapstypen. Voor elk landschapstype geeft zij de kenmerkende landschapskwaliteiten en haar ambitie om deze kwaliteiten te versterken bij nieuwe ontwikkelingen. Hiermee wil de provincie gemeenten en initiatiefnemers stimuleren om de kwaliteit van het Brabantse landschap te versterken. De Uitwerking gebiedspaspoorten is niet verplichtend, maar biedt een handreiking. Tilburg ligt in het gebiedspaspoort van De Meierij.
Daarnaast zijn er deelstructuurvisies opgesteld. Deelstructuurvisies bevatten de onderbouwing van een locatiekeuze, visie op een thema of inrichting van een gebied. De huidige deelstructuurvisies zijn niet van toepassing op Tilburgs grondgebied.
2.2.2 Verordening ruimte Noord-Brabant 2014
Provinciale Staten van Noord Brabant hebben in hun vergadering van 10 juli 2015 de Verordening ruimte 2014 opnieuw vastgesteld. Deze verordening is op 15 juli 2015 in werking getreden.
In de Verordening ruimte staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. In tegenstelling tot de provinciale Structuurvisie bindt de Verordening ruimte de gemeenten wèl rechtstreeks.
Relatie met de structuurvisie
De onderwerpen die in de verordening staan, komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat wat de provincie van belang vindt en hoe de provincie die belangen wil realiseren. De verordening is daarbij een van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen.
Inhoud
Belangrijke onderwerpen in de Verordening ruimte zijn:
-
ruimtelijke kwaliteit;
-
stedelijke ontwikkelingen;
-
natuurgebieden en andere gebieden met waarden;
-
agrarische ontwikkelingen, waaronder de zorgvuldige veehouderij;
-
overige ontwikkelingen in het buitengebied.
Voor een paar onderwerpen zijn in de verordening regels opgenomen die rechtstreeks doorwerken naar de vergunningverlening bij gemeenten.
Wijzigingen en ontheffingen
In de verordening is voor een aantal onderwerpen de mogelijkheid opgenomen om de grens van een gebied te wijzigen. Daarnaast is er een algemene ontheffingsmogelijkheid opgenomen. Ook kunnen gemeenten om wijziging van de begrenzing van gebieden verzoeken, zonder dat de verordening daarvoor regels stelt: de jaarlijkse actualisering.
Toets aan verordening ruimte
Artikel 4.7 van de Verordening ruimte geeft aan dat een bestemmingsplan kan voorzien in uitbreiding of ontwikkeling van een detailhandelslocatie ternzij deze ontwikkeling of uitbreiding leidt tot een bovenregionale detailhandelslocatie. Hiervan is in dit bestemmingsplan geen sprake. Daarbij voldoet dit bestemmingsplan aan de Ladder voor duurzame verstedelijking (zie paragraaf 2.1.3). Het plan voldoet aan de Verordening ruimte.
2.3 Gemeente
2.3.1 Omgevingsvisie Tilburg 2040
Op 21 september 2015 heeft de Raad de Omgevingsvisie Tilburg 2040 vastgesteld.
De Omgevingsvisie richt zich op Tilburg als vitale, duurzame stad in een moderne netwerksamenleving. De ontwikkelingen in de economie, de maatschappij en de leefomgeving gaan niet ten koste van elkaar, maar sluiten op elkaar aan en versterken elkaar. People, planet en profit zijn in balans.
People: Het is prettig wonen en werken in Tilburg, een stad met veel verschillende woonbuurten en verschillende soorten werklocaties. De woonmilieus passen bij de leefstijl van de mensen.
Planet: We gaan voor een gezonde en leefbare stad, anticiperen op de effecten van klimaatverandering, zoals hitte, droogte en hogere temperaturen. In het economisch systeem wordt herbruikbaarheid van producten en grondstoffen steeds belangrijker. Verder krijgen groen en water een steeds prominentere rol in de stad. De grote natuurgebieden om de stad zijn met elkaar verbonden. Dat versterkt het ecologisch systeem en de veerkracht van de natuur.
Profit: Om ook in de toekomst sterk genoeg te zijn, wil Tilburg de kracht van BrabantStad benutten. Tilburg is een stad die mensen kansen biedt: op aangenaam werk en op een fijne woon- en leefomgeving.
Om antwoord te geven op de vraag hoe we dit gewenste toekomstbeeld samen met burgers en partners in de stad voor elkaar kunnen krijgen volgt de Omgevingsvisie Tilburg 2040 een strategie met drie sporen:
-
de Brabantstrategie
-
de Regiostrategie
-
de Stadsstrategie.
Brabantstrategie: Tilburg kiest voor de kracht van stedelijke samenwerking
Samen met de andere Brabantse steden wil Tilburg de kracht van het stedelijk netwerk BrabantStad versterken. Om de benodigde schaalsprong naar een stedelijk netwerk te kunnen maken, moet Tilburg aantrekkelijk bereikbaar en concurrerend zijn.
Aantrekkelijk: Tilburg wil een aantrekkelijke stad zijn waar mensen graag wonen en werken, en waar het voor bedrijven interessant is om zich te vestigen. Niet alleen moet het aanbod van voorzieningen in de stad zelf aansprekend en hoogwaardig zijn, ook de groene omgeving en religieus en historisch erfgoed zijn belangrijke factoren.
Bereikbaar: goede verbindingen (weg, water, rail én digitaal) met de andere Brabantse steden zijn essentieel voor een sterk stedelijk netwerk.
Concurrerend: En duurzame concurrentiekracht kent in Tilburg twee belangrijke pijlers, namelijk kennis & creativiteit en smart industries. Concreet richt de Brabantstrategie zich op vier stedelijke knooppunten en drie stadsregionale parken.
De vier stedelijke knooppunten:
-
Binnenstad van de 21e eeuw
-
Tilburg University Campus: kennisontwikkeling en -toepassing
-
Modern Industrieel Cluster Vossenberg-Loven
-
Modern Industrieel Cluster Midden-Brabant
De drie stadsregionale parken zijn:
-
Stadsregionaal park Moerenburg - Koningshoeven
-
Stadsregionaal park Stadsbos013
-
Stadsregionaal park Noord
De regiostrategie: de kracht van Tilburg als centrumstad
Bij de regiostrategie draait het om Tilburg in haar rol als centrumstad; Tilburg als belangrijke spil in de regio Hart van Brabant. Een goed bereikbare stad, waar bewoners uit de gehele omliggende regio graag komen voor werk, hoogwaardige medische zorg, uitstekend onderwijs, een compleet aanbod van winkels en spannende cultuur. Waar bedrijven hun ambities optimaal kunnen ontplooien. En waar het uitstekend (meerdaags) recreëren is. Een sterke stad kan niet zonder een sterke regio; omgekeerd geldt dat een sterke regio niet zonder een sterke stad kan. De regiostrategie richt zich op drie stedelijke knooppunten en twee regionale ecologische verbindingszones ten westen en oosten van de stad.
De drie stedelijke knooppunten zijn:
-
Bedrijvenpark Zuid
-
Zorgcluster Leijpark
-
Duurzaam energielandschap Noord
De twee ecologische verbindingszones:
-
Aan de oostzijde bestaat de verbinding uit ecologische stapstenen in het bestaande landschap en agrarisch productiegebied.
-
Aan de westzijde van de stad bestaat de verbinding uit een fijnmazig netwerk van ecologische verbindingszones langs wegen en waterlopen.
De stadsstrategie: leefbaarheid met oog voor de menselijke maat
De stadsstrategie richt zich op het realiseren van prettig leefbare wijken, dorpen en buitengebied.
Hoofdpunten van de stadsstrategie zijn:
-
Ruimte voor zelf- en samenredzaamheid in wijken en buurten
-
Basis op orde: wijken zijn schoon, heel en veilig
-
Vitale wijkeconomie: dynamiek en ondernemerschap in de wijk
-
Brandpunten in wijken zorgen voor dynamiek, ontmoeting en sociale binding.
-
Differentiatie in woonmilieus: aansluiten bij de leefstijlen van bewoners
-
Cultureel erfgoed: het verhaal van Tilburg centraal
-
Groen en water in de stad: toegankelijk en zichtbaar
-
Goede bereikbaarheid van wijken en buurten borgen
-
Betere verbinding stad en buitengebied: groene inprikkers
-
Economische vitaliteit van het landschap behouden en versterken
Functie van de Omgevingsvisie
De Omgevingsvisie Tilburg 2040 is een koers- en inspiratiedocument. Het is een kompas voor investeringen in
het fysieke domein. Een uitnodiging aan de stad om samen te werken aan de ontwikkeling van een stad waar het fijn wonen, werken, leven en recreëren is. De visie biedt burgers en bedrijven ruimte om initiatief te ontplooien en reikt de gemeente handvatten aan om haar strategie af te stemmen op het geschetste toekomstperspectief. De Omgevingsvisie Tilburg 2040 geeft ook richting aan de inzet van de gemeente; in welke onderdelen de gemeente haar geld, tijd en bestuurskracht investeert. En welke prioriteiten daarbij gelden.
Detailhandel in de omgevingsvisie
Door de overbewinkeling, de dalende koopkracht, het lage consumentenvertrouwen en de toename van het aandeel internetverkopen, is het niet waarschijnlijk dat de omzet en werkgelegenheid in de fysieke detailhandel toenemen. Dat wil niet zeggen dat er geen nieuwe ontwikkelingen op stapel staan; in een krimpende economie zijn er altijd ondernemers die met nieuwe producten en diensten onderscheidend en succesvol zijn.
De nieuwe ontwikkelingen zetten de verzorgingsstructuur, die detailhandel van oudsher biedt onder druk. Het duidelijkst manifesteert zich dit in buurten en wijken. Door het online winkelen, schaalvergroting en branchevervaging in de winkel- en supermarktbranche, verliezen kleinere buurtwinkels met een beperkter assortiment de concurrentiestrijd. Mensen gaan sneller naar een plek waar het voorzieningenaanbod of het gemak groot is (multishopping). De vitaliteit van de verzorgingsstructuur in sommige buurten neemt af. Deze ontwikkelingen vragen om meer flexibiliteit, ook in bestemmingsplannen. Innovatieve, vaak kleinschalige detailhandelsconcepten krijgen hierdoor een kans van slagen en kunnen zo de vitaliteit op langere termijn borgen.
Toets van het plan aan de omgevingsvisie
Er is sprake van vervangende nieuwbouw met een beperkte uitbreiding. De nieuwbouw ligt in hetzelfde verzorgingsgebied. De uitbreiding is nodig om een kwaliteitsslag te maken om succesvol te blijven. Daarmee is het plan in overeenstemming met de omgevingsvisie.
2.3.2 Overige gemeentelijke structuurvisies
Hoofdstuk 3 Thematische Beleidskaders
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.
3.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand
3.2.1 Welstand
Bouwplannen moeten worden getoetst aan ´redelijke eisen van welstand´, zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd. Nadien is de nota meerdere keren geactualiseerd (2010 en 2012). De afgelopen jaren heeft zich aantal ontwikkelingen voorgedaan waardoor actualisatie van het uitwerkingsdeel van de Welstandsnota noodzakelijk is. Zo zijn de Omgevingsvisie Tilburg 2040 en de structuurvisie Linten in de Oude Stad vastgesteld en zijn er verschillende nieuwe woonwijken gereed gekomen. De nota van 2012 is in navolging daarop aangevuld en bijgewerkt. Voor het overige zijn de kaarten samengevoegd, geactualiseerd en afgestemd op het kaartbeeld van de Omgevingsvisie. Op die manier beschikt de Omgevingscommissie over een actueel toetsingskader voor de beoordeling van (bouw)plannen.
Architectuur, stedenbouw, cultuurhistorie en landschap zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Onder het motto van de welstandsnota 'aandacht waar dat moet, vrijheid waar dat kan' streeft het stadsbestuur ernaar om op de plekken die er toe doen in te zetten op een hoge ruimtelijke kwaliteit.
Op 15 november 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders ingestemd met de actualisatie van de Welstandsnota 2012. De geactualiseerde nota is op 1 januari 2017 in werking getreden.
3.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg
3.3.1 Historische geografie
Het plangebied bevindt zich op het westelijke deel van de hoge gronden waarop de verschillende nederzettingen van Tilburg lagen. Verder naar het westen lage de woeste gronden van Het Groot Goor (het Grote Moeras). Evenwijdig aan de oostgrens en langs de nederzetting de Hoeven liep de beek Zoe of Sloprijt die ontsprong nabij het gehucht Zand in het westen van het plangebied. Langs de zuidgrens stroomde De Werft die naar het westen stroomde. Het westelijke deel van het plangebied bleef tot ver in de negentiende eeuw onontgonnen en werd toen pas beplant met naaldbossen. Het oostelijke deel van het plangebied maakte deel uit van de akkers rond de nederzettingen De Hoeven en Hasselt. Hasselt is waarschijnlijk een zeer oude nederzetting (vroege Middeleeuwen of eerder).
De nederzetting De Hoeven (vermeld 1316) lag langs de Reitse Hoevenstraat. Belangrijkste gebouw in De Hoeven was de tiendschuur van de abdij van Tongerlo, beter bekend als Tongerlose Hoef. Tussen Hasselt en De Hoeven lag het gebied Die Tetenbraek dat pas in de veertiende eeuw werd ontgonnen. Overigens zijn er aanwijzingen dat langs de westgrens van het plangebied al eerder sprake is geweest van bewoning gezien de vondst van een urn uit de ijzertijd In het zuiden van De Hoeven lagen Bokhamer en Herstal die beide aan het begin van de vijftiende eeuw werden vermeld. In het westen, op de rand van de ontginningen en de overgang naar de woeste gronden, lag het gehucht Zand of ’t Sant. Het vormde de meest westelijke bewoning van het toenmalige Tilburg. De belangrijkste infrastructuur werd gevormd door de Reitse Hoevenstraat (De Hoeven) die evenwijdig aan de oostgrens van het plangebied loopt. Naar het noordoosten liep de route richting Dongen.
Tot ver in de twintigste eeuw bleef alleen het oostelijke deel van het plangebied een overwegend agrarisch gebied met bebouwing voornamelijk langs de Reitse Hoevenstraat. In het westen werden vanaf de negentiende eeuw naaldbossen aangeplant op de heidegronden. Na de Tweede Wereldoorlog onderging het een gebied een grote verandering met de aanleg van de woonwijk Het Zand en de uitvoering van het uitbreidingsplan Hasselt. Daarbij ging de oude structuur van het gebied geheel verloren en verdwenen ook de oude gehuchten en nederzettingen. Alleen van Bokhamer-Herstal, de Hoeven en Hasselt zijn als restanten bewaard gebleven.
De huidige wijk Het Zand is als twee partiële uitbreidingsplannen ontworpen door de afdeling Stadsuitbreiding van de Dienst Publieke Werken. Deze plannen, uitwerkingen van het in 1953 vastgestelde bestemmingsplan werden vastgesteld en goedgekeurd in de periode 1957-1959. De wijk werd gerealiseerd in de daaropvolgende jaren.
Het Zand diende als één groot wijkcentrum waarmee ook de aangrenzende wijken Wandelbos en De Reit bediend konden worden. In de wijk was ruimte voor drie rooms-katholieke parochies. De ruim opgezette hoofdstructuur van de wijk sluit aan op het Ringbanenstelsel.
3.3.2 Archeologie
AMK: in het plangebied is geen terrein gelegen dat opgenomen is op de Archeologische Monumenten Kaart.
Het plangebied Het Zand heeft op de Archeologische Waarschuwingskaart van Tilburg (ARWATI), vanwege de ligging op een relatief hooggelegen dekzandrug, deels een hoge archeologische verwachtingswaarde. Het betreft het oostelijke deel waar zich ook de nederzettingen bevonden. Deze verwachting geeft echter een historische situatie weer, waarbij geen rekening is gehouden met moderne en submoderne verstoringen waarmee de snelle urbanisatie van het plangebied in de twintigste eeuw gepaard is gegaan. Bij de aanleg van de wijk Het Zand en de uitvoering van het uitbreidingsplan Hasselt zullen delen van het plangebied zijn geëgaliseerd en/of afgegraven (funderingen), waardoor de kans op archeologische waarden sterk is verminderd of zelfs geheel is verdwenen. Deze delen van het plangebied hebben daardoor een lagere archeologische verwachting.
Bij door Fontys Hogescholen/Bilan in 2007 verricht archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek (Tilburg – Zand, Van Hoge Mart tot Stobblek. 1572-3194-2007) is aan de reeds bebouwde delen van het plangebied geen tot een lage archeologische verwachting toegekend. De onbebouwde delen van het plangebied kregen een middelhoge tot hoge verwachtingswaarde mee.
In het bestemmingsplan Zand liggen verder geen terreinen van bijzondere archeologische trefkans of waarde, waarvoor wordt aanbevolen om deze als primaire bestemming archeologie te geven en waarbij voor wijzigingen aan de bestemming een aanlegvergunning vereist is.
Het plan voor de supermarkt zal gerealiseerd worden op een terrein waarop zich een deel van een schoolgebouw bevond maar zal ook nieuwe bodemverstoring met zich meebrengen.
Iets ten noorden van het plangebied is in 2016 archeologisch onderzoek uitgevoerd door BAAC; Tilburg Plangebied Reitse Hoevenstraat 6, Archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase), BAAC Rapport V-16.0060, juni 2016.
Op basis van dit onderzoek mag geconcludeerd worden dat de archeologische verwachting middelhoog is voor de late middeleeuwen B tot en met de nieuwe tijd voor de zone direct langs de Reitse Hoevenstraat, en laag in de achterliggende delen. De bodemverstoring vindt plaats in het gebied met een lage archeologische verwachting.
Voor het Bernardusplein is (nog) geen concreet bouwplan bekend. Gelet op de verstoring door de huidige bebouwing en het BILAN-onderzoek uit 2007, is de archeologische verwachting in dit deel van het plangebied laag.
3.3.3 Cultuurhistorie, objecten en structuren, historisch groen
Objecten; in of in de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich op grond van de Monumentenwet 1988 of de gemeentelijke monumentenverordening geen beschermde monumenten of bebouwing uit de periode 1850-1940. Ten zuidwesten van het plangebied is het complex van de Tongerlose Hoef gelegen. Dit is een in oorsprong zeventiende-eeuws boerderijcomplex dat in het begin van de jaren zeventig van de twintigste eeuw grotendeels gereconstrueerd is. Het complex staat op de rijkslijst van beschermde monumenten.
Ten zuiden van het plangebied bevindt zich de eveneens als rijksmonument aangewezen Oliemeulen, een in oorsprong zeventiende-eeuwse boerderij die al enkele decennia benut wordt als kleinschalige dierentuin.
Voor de architectuur en stedenbouw uit de periode na de Tweede Wereldoorlog dient onderzoek door STOA uit 2005 als basis. De volgende waardevolle en/of kenmerkende naoorlogse objecten bevinden zich in Het Zand: Redemptoristenstraat, Reitse Hoevenstraat, galerijflats, Predikherenlaan: portiek- en galerijflats met garages, Karmelietenstraat 45: wijkgebouw voor Zuid-Molukkers, Lage Witsiebaan 91: Sint-Lucaskerk, Beneluxlaan 74: voormalige H. Pastoor van Arskerk, Dr Deelenlaan 5; Tweesteden Ziekenhuis.
Structuren; het plangebied werd tot ver in de twintigste eeuw doorkruist door een aantal wegen en paden, dat mogelijk teruggaat op een zeer oud padenpatroon. Bij de aanleg van de wijk Het Zand is een groot deel van het netwerk van wegen en paden verloren gegaan. Het tracé van enkele van deze wegen en paden is echter nog deels herkenbaar in het huidige wegenpatroon: Reitse Hoevenstraat – Bokhamerstraat – Hasseltplein;
Uit de periode 1940-1970 zijn de volgende kenmerken van bovengemiddelde waarde in het plangebied bewaard gebleven: het hiërarchische stratenpatroon bestaande uit een samenhangend netwerk aan stedelijke hoofdroutes (Rueckertbaan, Taxandriëbaan) en wijkontsluitingen (Lage Witsiebaan, Baden Powellaan/Westerpark, Wandelboslaan, Postelse Hoeflaan en Statenlaan).
Op de Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Brabant 2006 bevinden zich in de wijk de volgende historisch geografisch waardevolle vlakken en lijnen in de wijk; Hasseltplein: laatste restant van de herdgang Hasselt. De Reitse Hoevenstraat en het complex van de Tongerlose Hoef. Woonwijk Cornelius Wittestraat; groep van 44 Maycrete-noodwoningen. Spoorlijn Tilburg-Breda.
3.3.4 Conclusie
Vanuit het oogpunt van archeologie en cultuurhistorie bestaat geen bezwaar tegen de geplande ontwikkeling. Er worden geen historische objecten of structuren aangetast.
3.4 Groen En Speelruimte
3.4.1 Bomennota Tilburg boomT
Bomen staan steeds meer onder druk van de stad. De verwachting is dat in de loop van de tijd steeds meer bomen of zelfs complete bomenstructuren kunnen uitvallen als gevolg van deze stedelijke druk. Dit beeld is onwenselijk. Bomen dienen juist een toegevoegde waarde aan stedelijke ontwikkelingen te bieden. Om er niet te laat achter te komen dat er teveel bomen op cruciale plekken voor stedelijke ontwikkelingen zijn gesneuveld en om een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand te behouden is het noodzakelijk om belangrijke zaken rondom bomen goed te regelen en vast te leggen. Om deze reden is de Boomwaardezoneringskaart (Bwz-kaart) opgesteld, die deel uitmaakt van de Bomennota Tilburg boomT. Deze kaart doet uitspraken over de huidige openbare bomen in het stedelijk gebied van de gemeente Tilburg. Op de Bwz-kaart worden de boomzones die belangrijk zijn voor de structuur van de stad weergegeven; zones met bomen met een hoofdwaarde, nevenwaarde, basiswaarde of stadsecologie. Voor deze zones zijn criteria opgesteld o.a. met betrekking tot het verlenen van omgevingsvergunningen, onderhoud en beheer en straatbeeld. Door middel van de Bwz-kaart wordt duidelijk waar er kansen liggen voor openbare bomen; bomen die op de Bwz-kaart staan krijgen extra bescherming, intensiever onderhoud/beheer, bescherming tegen kap, herplantplicht e.d.
Boomwaardezoneringskaart
Maatregelen in bestemmingsplan
De Bwz-kaart dient gebruikt te worden als basis bij alle nieuwbouw-, herontwikkelings- of herstructureringsplannen in de bestaande stad waar huidige openbare bomen mee gemoeid zijn. In het bestemmingsplan wordt de Bwz-kaart aangeduid als Boomwaardekaart. Bomen met een hoofdwaarde, bomen van de 1e categorie en monumentale bomen zijn op een bijlagekaart (boomwaardekaart) bij dit bestemmingsplan opgenomen. In de regels wordt verwezen naar deze kaart. Bomen met een hoofdwaarde en bomen van de 1e categorie zijn daarop weergegeven als "potentieel waardevolle boom". Monumentale bomen staan als zodanig aangegeven. De juridisch-planologische bescherming bestaat uit een bouwverbod en een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen een straal van respectievelijk 8m en 15m vanuit het hart van de desbetreffende boom.
Bomeneffectanalyse
Voor het plan van de Aldi/dagwinkels en het naastgelegen woningbouwplan van Tiwos (niet in dit bestemmingsplan) is een Bomen effect analyse uitgevoerd. Hierin wordt aangegeven welke bomen vitaal zijn en inpasbaar in het plan. Ook geeft deze analyse een beeld van de knelpunten van bomen die bij de planvorming onder druk komen te staan.
Op basis van deze analyse is het ontwerp van de openbare ruimte bij deze ontwikkeling gemaakt. De volgende ontwerpuitgangspunten zijn gehanteerd; Aan de oostzijde van het parkeerterrein is 5meter vrij gehouden van verharding waardoor bestaande bomen duurzaam ingepast kunnen worden. Aan de noordzijde is ter plekke van de bomen een plantvak toegevoegd tbv duurzaam behoud van bomen.
Het eindresultaat van dit plan is dat er alleen bomen gekapt worden tbv de in-/uitrit en de bebouwing.
De zone met bomen en onderbeplanting aan de Lage Witsiebaan en Ringbaan-West wordt behouden. Ter plekke van de entree van de Aldi wordt de zichtbaarheid op de bebouwing gemaakt door hier onderbeplanting te verwijderen.
3.4.2 Nota Groen
De Nota Groen, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 april 2010, vormt de herziening van de Groenstructuurplannen uit 1992 en 1998. Tilburg wil zich in de toekomst blijven profileren als een groene stad waar het goed wonen en werken is. Tilburg moet in 2020 een stad zijn waar zowel haar inwoners, bezoekers als bedrijven een aantrekkelijk groene woon- en werkomgeving hebben en waar de recreatieve omgeving wordt ervaren als een kwaliteit van de gemeente. Tilburg streeft er dan ook naar een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur duurzaam te ontwikkelen en deze veilig te stellen binnen de stedelijke context. Om dit te bereiken wil het gemeentebestuur de Tilburgers letterlijk en figuurlijk dichter bij groen brengen. Op hoofdlijnen betekent dit:
-
Inzet op buitenstedelijke groengebieden en het groene netwerk;
-
het tot zijn recht laten komen van de verschillende karakters van het groen (klassiek-, recreatief- en natuurlijk groen);
-
het versterken en behouden van het natuurlijk groen.
In 2012 is het bijbehorende Uitvoeringsprogramma Groen en Biodiversiteit vastgesteld.
3.5 Detailhandel
3.5.1 Visie detailhandel
Uitgangspunten
In de visie Detailhandel gemeente Tilburg (2013) is de volgende doelstelling voor de detailhandel geformuleerd:
Tilburg streeft naar een toekomstbestendige detailhandelsstructuur, gericht op kwaliteit en vitaliteit van detailhandelslocaties. Wij willen een antwoord geven op vragen uit de markt en vertalen consumentenbehoeften in maatregelen die nodig zijn om de detailhandelsstructuur attractief en vitaal te houden. Onze focus richt zich daarbij vooral op de bestaande structuur.
In deze visie worden kwaliteit en vitaliteit van de detailhandelsstructuur centraal gesteld. Bij een kwalitatief hoogwaardige structuur voorzien de winkelgebieden samen in een aantrekkelijk aanbod, zodat inwoners en bezoekers voor al hun aankopen en bezoekmotieven (recreatief winkelen, thematisch winkelen, boodschappen doen, doelgerichte aankopen) terecht kunnen in de stad. Een vitale winkelstructuur kenmerkt zich door toekomstbestendige en ook op termijn krachtige en levendige kern- en ontmoetingslocaties die bijdragen aan het behoud en versterken van de winkelstructuur. Zowel bij kwaliteit als vitaliteit zijn de behoeften van de consument leidend. Uitgangspunt blijft de focus op de bestaande concentraties, waarbij voor perifere locaties de in eerdere beleidsnota's gekozen en in bestemmingsplan vastgelegde branchering het uitgangspunt blijft.
Winkelen en boodschappen doen
Traditioneel kennen we verschillende lagen in de detailhandelsstructuur. Afdalend in omvang en attractiviteit van een functie van regio- tot buurtniveau. Deze gelaagdheid is zowel voor de Structuurvisie 2040 van Tilburg als deze Detailhandelsvisie het uitgangspunt. Voor de Binnenstad staat gastvrijheid en kwaliteit centraal. Bij de wijkcentra staat de functie winkelen centraal terwijl voor de buurtwinkelcentra ontmoeten centraal staat. Voor de linten is de nadruk gelegd op boodschappen doen in combinatie met bezoek aan speciaalzaken, waarbij ook verdere menging van functies mogelijk is. Naast detailhandel zijn dat andere op consumentengerichte functies als kapsalons en adviseurs, maar ook zorgverleners.
Grootschalige en perifere detailhandelsvestigingen
Naast winkels met het accent op dagelijkse boodschappen of meer recreatief en vergelijkend winkelen zijn er ook verschillende, verspreid gelegen, locaties voor grootschalige en perifere detailhandelsvestigingen die meer doelgericht worden bezocht. Het beleid ten aanzien van deze winkels is in 2016 vastgelegd in de nota Aanvulling detailhandelsbeleid: Perifere en Grootschalige detailhandel (PDV/GDV). Deze locaties bieden ruimte aan detailhandel in de sfeer van bijvoorbeeld woninginrichting, bouwmarkten en tuincentra. Op deze locaties zijn uitsluitend detailhandelsactiviteiten toegestaan die vallen onder de hoofdbranches: sport/spel, tuincentrum (plant en dier), bruin- & witgoed, fiets & auto-accessoires, doe-het-zelf/bouwmarkten, wonen, auto/boot/caravan. Daarnaast mogen de winkels in deze centra producten verkopen uit andere hoofdbranches, mits ze verwant zijn aan de hoofdactiviteit van de betreffende winkel en het van ondergeschikte betekenis is. Winkels in de centra dienen een minimale omvang te hebben van 1.000 m2 v.v.o. winkelruimte.
Ten aanzien van Perifere en Grootschalige detailhandel is de doelstelling het beperken van de mogelijkheden voor vestiging en/of uitbreiding van winkels, zowel in oppervlakte als aantal op perifere locaties. Om dit te bereiken worden de mogelijkheden voor vestiging van winkels op perifere locaties beperkt. Winkels in de branches Sport en Speelgoed en Wit- en bruingoed worden niet meer toegestaan op locaties waar (in oudere) bestemmingsplannen geen nadere branchering is opgenomen.
De belangrijkste PDV-locaties zijn:
-
Leypark/AaBé (woninginrichting, keukens, sanitair, doe-het-zelf/bouwmarkten, bruin- & witgoed, fiets auto-accessoires)
-
Vossenberg-Oost (doe-het-zelf/bouwmarkten, keukens, sanitair);
-
Kraaiven;(auto's en autogerelateerde detailhandel)
-
De Groene Kamer (tuincentrum en beperkt sport).
Daarnaast is perifere detailhandel op een aantal kleinere clusters toegestaan, waar het aantal toegestane branches beperkt is. Met de laatste aanpassing van het beleid zijn kringloopwinkels toegestaan op alle locaties met een bestemming 'perifere detailhandel'.
Nieuwe ontwikkelingen
Trends, ontwikkelingen, consumentengedrag en de behoefte van retailers krijgen een prominente plek in de Tilburgse detailhandelsstructuur. Met dat in het achterhoofd stimuleren we het behoud van kansrijke gebieden, kijken we kritisch naar de ontwikkelrichting van kwetsbare gebieden en willen we zo komen tot een goede kwalitatieve en kwantitatieve spreiding van het aanbod over de stad. De blik is vooral gericht op de bestaande winkelgebieden. Als we de huidige markt willen volgen zullen we incidenteel zeker ook ruimte moeten kunnen bieden aan ontwikkelingen buiten de bestaande locaties. Onze doelstelling is daarmee de kwaliteit en vitaliteit van de bestaande structuur te versterken en te voldoen aan de wens van de consument.
Op trafficlocaties (zoals stations, bedrijventerreinen, ziekenhuizen of andere drukbezochte locaties waar veel mensen om andere redenen dan winkelen komen) blijft een beperkte mogelijkheid voor detailhandel aanwezig. In bijzondere gevallen kan de gemeente detailhandel buiten winkelcentra toestaan, stellen, bijvoorbeeld waar het gaat om beperkte detailhandelsactiviteiten betrekking hebbende op en ondergeschikt aan een sportinstelling zoals bij een ijsbaan of (voetbal)stadion.
Waar mogelijk worden afhaalpunten (van internetwinkels) gefaciliteerd binnen de bestaande structuur, daarbij wordt als uitgangspunt genomen dat bedrijventerreinen geen logische vestigingsplaats zijn voor internetwinkels.
Kaart Detailhandelsvisie 2013
3.5.2 Toets ontwikkeling aan detailhandelsbeleid
De huidige supermarkt op het Bernardusplein is te klein, Aldi wil graag uitbreiden en kan dit niet op de huidige locatie. De huidige locatie is ongeveer 530m2 bvo en deze voldoet niet meer aan de wensen en eisen van Aldi. Aldi is op zoek naar een nieuwe locatie.
Concentratie en behoud van bestaande detailhandel en voorzieningen heeft vanuit economisch beleid de voorkeur. Vanwege het ontbreken van de mogelijkheden voor de noodzakelijke uitbreiding van de supermarkt is ervoor gekozen om alle winkels te verplaatsen in combinatie met de gewenste uitbreiding van de supermarkt. Met het vervallen van de mogelijkheden voor detailhandel op het Bernardusplein blijft het aantal winkellocaties hetzelfde, maar vindt er een kwalitatieve verbetering plaats door de modernisering van de winkels en verbeterde bereikbaarheid. Daarbij is een uitbreiding van de oppervlakte van met name de supermarkt noodzakelijk om aan de eisen van de tijd te kunnen blijven voldoen. Met het verplaatsen van de volledige winkelstrip wordt in dit geval de huidige wijkgerichte detailhandelsstructuur niet verstoord en de afstand van de woningen tot de voorzieningen blijft acceptabel.
3.6 Verkeer En Parkeren
3.6.1 Mobiliteitsaanpak Tilburg
De 'Mobiliteitsaanpak Tilburg, Samen op weg naar 2040' schetst een toekomst waarin slim en duurzaam vervoer centraal staat. Dat betekent: nieuwe technologieën toepassen, maar ook de gebruiker centraal stellen. Niet als doel op zich, maar om bij te dragen aan een leefbare stad. Daarnaast zetten we in op duurzaamheid: we houden nadrukkelijk rekening met toekomstige generaties.
Onze gemeentelijke mobiliteitsaanpak is het vervolg op het Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (TVVP). Dat ging vooral over verkeersstromen en vervoermiddelen. In onze nieuwe werkwijze vormt de mens het uitgangspunt: wat hebben onze inwoners, bezoekers en bedrijven nodig om van A naar B te komen? Met onze aanpak willen we meer dan alleen verkeersstromen in goede banen leiden. We willen de kwaliteit van leven in de stad behouden en verbeteren.
Mobiliteitsagenda 013
De hoofdlijnen uit de mobiliteitsaanpak zijn nu uitgewerkt in een agenda met concrete maatregelen en opgaven voor de korte, middellange en lange termijn. In een aantal Tilburgse proeftuinen wordt samen met onderwijs, bedrijfsleven en uiteraard de gebruikers gewerkt aan innovaties op het gebied van slimme mobiliteit. Deze MobiliteitsAgenda013 wordt jaarlijks geactualiseerd in september.
3.6.2 Hoofdlijnennotitie Parkeren 2016
Het gemeentelijk parkeerbeleid is vastgelegd in de Hoofdlijnennotitie Parkeren. Deze is april 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. Wij richten ons als stad op gastvrijheid voor de bezoeker, een betere leefkwaliteit voor bewoners en economische vitaliteit van de binnenstad. Wij willen de beschikbare parkeercapaciteit optimaal benutten. Daar hoort bij dat wij parkeerders op de juiste plek faciliteren, ook voor specifieke voorzieningen zoals deelauto’s, elektrische auto’s en andere doelgroepen. Het beter benutten van bestaande parkeercapaciteit van garages en terreinen leidt tot minder zoekverkeer en blik in de woonstraten en biedt kansen voor versterking van ruimtelijke kwaliteit en nieuw groen. De vastgestelde kaders voor het parkeervraagstuk bij bouwontwikkelingen zijn:
-
Voor het inschatten van de parkeerbehoefte bij nieuwe ontwikkelingen de CROW-richtlijn te hanteren;
-
In de toepassing van parkeernormen meer vrijstellingen te hanteren, zonder daarbij de (directe) omgeving van de ontwikkeling te belasten met (toekomstige) parkeeroverlast;
-
Het PPS-gebied in de Spoorzone aan te wijzen als een gebiedsontwikkeling die in zijn eigen parkeerbehoefte moet voorzien, waarbij alleen op (tijdelijke) piekmomenten de parkeercapaciteit in de directe omgeving een uitwijkmogelijkheid is, met name voor bezoekers;
-
Het basisprincipe te blijven hanteren dat een nieuwe ontwikkeling de parkeerbehoefte op eigen terrein oplost, maar wel de mogelijkheid te bieden af te wijken van deze verplichting zolang daar met voldoende zekerheid geen parkeeroverlast voor de omgeving uit volgt;
-
Indien wordt afgeweken van het basisprincipe daarvoor het instrument van een afkoopregeling in te zetten, waarmee de afkoopsom de gemeente de gelegenheid geeft om zo nodig maatregelen te treffen om (toekomstige) parkeeroverlast in de omgeving te voorkomen.
3.6.3 Nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'
In de nota 'Nota parkeernormen 2017' (bijlage 1 van de regels) zijn de parkeernormen en berekeningsmethode vastgelegd.
Bij het hanteren van de parkeernormen wordt uitgegaan van een minimaal te realiseren aantal parkeerplaatsen. Deze parkeereis dient bij een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning vereist is, minimaal te worden gerealiseerd. De hoofdfunctie is bepalend voor de toe te passen parkeernorm. Het CROW kent voor een range aan functies een parkeernorm. Om de parkeernormen overzichtelijk te houden, is ervoor gekozen om de belangrijkste functies die in gemeente voor komen, op te nemen.
Bij de berekening van de parkeerbehoefte wordt rekening gehouden met zaken als dubbelgebruik, regeling 'oud voor nieuw', rekenregels parkeervoorzieningen bij woningen en het beïnvloeden van de parkeerbehoefte door maatregelen als regulering en mobiliteitsplannen bij bedrijven.
Voor kleine bouwontwikkelingen wordt geen parkeereis gesteld. Kleine ontwikkelingen (ontwikkelingen met een (toename van de) parkeerbehoefte van maximaal 3 parkeerplaatsen) hebben in de regel een marginaal effect op een toename van de parkeerdruk in de omgeving. Dit geldt ongeacht de locatie van de ontwikkeling.
3.6.4 Verkeer en parkeren in het plangebied
De ontwikkeling aan de Reitse Hoevenstraat is deze getoetst aan de parkeernormen. In de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017' zijn parkeernormen opgenomen voor winkels en supermarkten.
Hoofdgroep Winkelen en boodschappen | Zone A | Zone B | Zone Zone Eenheid C D | Bezoekers- Opmerkingen aandeel |
Winkels binnenstad Tilburg (zone A) | 3,1 | nvt | nvt | nvt | per 100 m2 bvo | 99% |
Winkels wijkcentrum | nvt | 3,3 | 4,1 | nvt | per 100 m2 bvo | 80% | Vb. Heijhoef, Blaak, |
Westermarkt, Wagnerplein. | |||||||
Winkels buurtcentrum (incl. linten en | nvt | 2,1 | 2,7 | nvt | per 100 m2 bvo | 70% | Vb. Bredaseweg, Korvelseweg, |
solitaire winkels) | Berkel-Enschot |
Supermarkt | 2,5 | 3,6 | 4,4 | nvt | per 100 m2 bvo | 95% |
Supermarkt XL | 4,9 | 5,8 | 6,7 | nvt | per 100 m2 bvo | 85% | verkoopvloeroppervlak > 2.500 |
m2 | |||||||
Bouwmarkt | nvt | 1,5 | 2,0 | 2,2 | per 100 m2 bvo | 90% | verkoopruimte buiten dient te |
worden meegerekend. |
Tuincentrum | nvt | 2,0 | 2,3 | 2,6 | per 100 m2 bvo | 90% |
Meubelboulevard, woonboulevard, | nvt | 1,6 | 2,0 | nvt | per 100 m2 bvo | 95% |
woonwinkels |
Het plangebied ligt in zone C. Voor zone c is de parkeernorm voor een supermarkt 4,4 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo en de parkeernorm voor winkels wijkcentrum 4,1 parkeerplaatsen per 100 m2.
Dit houdt in dat voor de supermarkt van 1455 m2, 14,55 x 4,4 = 64 parkeerplaatsen en voor de winkels met een totale oppervlakte van 1081 m2, 10,81 x 4,1 = 44 parkeerplaatsen moeten worden aangelegd. In totaal zal er op het parkeerterrein plaats moeten zijn voor 108 parkeerplaatsen.
Voor de supermarkt is reeds een omgevingvergunning aangevraagd (gecoördineerde besluitvorming). Op de situatietekening behorende bij deze aanvraag staan op het terrein 136 parkeerplaatsen getekend. Het plan voldoet daarmee ruim aan de parkeernorm.
Voor het Bernardusplein geldt dat voor de nieuwe appartementen voldoende parkeergelegenheid aanwezig moet zijn. Op het plein zijn nu parkeerplaatsen aanwezig die mede gebruikt worden voor de winkels. Met het verdwijnen van de winkels kunnen deze parkeerplaatsen worden aangewend voor de woningen. Het plan zal te zijner tijd opnieuw worden ingericht. De benodigde parkeerplaatsen worden bepaald bij aanvraag omgevingsvergunning van de woningen.
situatietekening omgevingsvergunning
Door de initiatiefnemer is een mobiliteitstoets uitgevoerd (Bijlage 10 Mobiliteitstoets Lage Witsiebaan d.d. ... Rho adviseurs). Dit onderzoek geeft inzicht in de verkeersgeneratie en de verkeersafwikkeling op het omliggende wegennet. De conclusie van dit onderzoek is dat de locatie van de supeermarkt aan de Lage Witsiebaan, nabij de gebiedsaansluitende Ringbaan West, zeer geschikt is. Ook voor het langzame verkeer is de locatie goed bereikbaar.
Het bevoorradingsverkeer voor de supermarkt en winkels vindt plaats met een aparte route voor het wegrijden, achterlangs de winkelplint. Omdat het aanrijden via het parkeerterrein wordt afgewikkeld en hier voldoende ruimte is, is er voor de vrachtwagencombinaties ten allen tijde voldoende ruimte beschikbaar om te manoeuvreren.
Hoofdstuk 4 Milieuaspecten
4.1 Milieuhinder Bedrijven
Bij het beoordelen van (binnen het plangebied of elders gelegen) de bedrijven welke invloed hebben op het plangebied, is gebruik gemaakt de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. De VNG brochure is een richtlijn en vormt geen wettelijk kader. Er is voor deze richtlijn gekozen omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf. Deze richtafstanden gelden vanaf de perceelsgrens (of de opslag-voorziening of installatie) tot aan de gevel van woningen in een ´rustige woonwijk´. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen et cetera is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden.
Voor de woningen aan het Bernardusplein geldt dat in de omgeving overwegend woningen aanwezig zijn. Er liggen geen bedrijfsmatige activiteiten in de omgeving die een belemmering vormen voor het woon- en leefklimaat.
Voor de detailhandelfunctie aan de Reitse hoevenstraat geldt een richtafstand van 10 meter (voor geluid) ten opzichte van woningen in een rustige woonwijk. In de omgeving zijn vooral maatschappelijke functies aanwezig waarbinnen ook milieugevoelige bestemmingen mogelijk zijn. Daarnaast zijn er voor het westelijk perceel plannen in de maak voor woningbouw. Voor deze gevoelige bestemming wordt aan de richtafstanden voldaan. Omdat er sprake van een ontwikkeling met enige omvang is in het kader van een goede ruimtelijke ordening toch akoestisch onderzoek gedaan naar de geluiduitstraling van het initiatief (zie ook paragraaf 4.4).
4.2 Externe Veiligheid
4.2.1 Inleiding
Externe veiligheid beschrijft de risico's die kunnen ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit heeft betrekking op inrichtingen (bedrijven), transportroutes en buisleidingen. Omdat de gevolgen bij een calamiteit groot kunnen zijn, is in wetgeving bepaald wanneer risico's verantwoord moeten worden. Deze zogenoemde verantwoordingsplicht betekent dat in ruimtelijke procedure de keuzes moeten worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan in te stemmen met de risico's en de betreffende situatie aanvaardbaar te vinden.
De volgende besluiten zijn van belang bij ruimtelijke procedures:
-
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 2004 (sindsdien enkele keren aangepast);
-
Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) van 1 april 2015;
-
Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van 1 januari 2011.
Daarnaast heeft de gemeente Tilburg een beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld met de titel "Veilig en verantwoord ontwikkelen".
4.2.2 Verantwoordingsplicht
Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet worden beschreven of een ontwikkeling ligt in het invloedsgebied van een risicobron. Per risicobron (transportas, buisleiding of inrichting) is in een besluit vastgelegd wanneer de verantwoordingsplicht moet worden ingevuld en is de inhoud van de verantwoording bepaald.
In Bijlage 3 Inventarisatie risicobronnen en verantwoording externe veiligheid "Inventarisatie van risicobronnen en verantwoording groepsrisico Zand 2008 4e herziening - Aldi + winkels - Lage Witsiebaan" zijn de risicobronnen die relevant zijn (binnen het invloedsgebied liggen) geïnventariseerd. Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied ligt in de invloedsgebieden van de A58 en de spoortrajecten Breda - Tilburg en Tilburg - Vught. De verantwoordingsplicht is hiervoor ingevuld en opgenomen in bijlage 3. Er is een groepsrisicoberekening uitgevoerd door Peutz getiteld 'LPG Tankstation Lage Witsiebaan te Tilburg
Kwantitatieve risicoanalyse (QRA) in het kader van de planologische inpassing van detailhandel', rapportnummer O 15811-1-RA-004 d.d. 31 juli 2017 (Bijlage 4 Groepsrisicoberekening externe veiligheid).
4.2.3 Beleidsvisie externe veiligheid
In de beleidsvisie externe veiligheid wordt het gebied waarin het plangebied ligt aangemerkt als een luw gebied. Binnen een luw gebied gelden de volgende voorwaarden:
-
Kwetsbare objecten zijn overal mogelijk;
-
Geschikt voor bijzonder kwetsbare functies/objecten;
-
Bestaande risicovolle inrichtingen en kwetsbare objecten zijn onder voorwaarden mogelijk;
-
Bevi-inrichtingen zijn niet mogelijk;
-
Beheersbaarheid gericht op effecten van mogelijke calamiteiten op orde.
Aan bovengenoemde randvoorwaarden wordt voldaan. De ruimtelijke ontwikkeling is niet strijdig met het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid.
4.2.4 Conclusies en restrisico
Het plangebied aan de Reitse Hoevenstraat ligt binnen het invloedsgebied van het spoortraject Tilburg-Vught. Personen in het plangebied worden aan externe veiligheidsrisico's blootgesteld, ook na maatregelen. Vanwege de ligging van het bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van deze risicobronnen is de verantwoordingsplicht ingevuld (zie bijlage 3 Risico-inventarisatie en verantwoording "Inventarisatie van risicobronnen en verantwoording groepsrisico Zand 2008 4e herziening - Aldi + winkels - Lage Witsiebaan"). De brandweer Midden -en West Brabant heeft d.d. 31 augustus 2017 advies uitgebracht, de relevante onderdelen uit het advies zijn verwerkt in de verantwoording.
Uit het bovenstaande worden de volgende relevante conclusies getrokken:
De ruimtelijke ontwikkeling is niet strijdig met het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid.
De plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar van risicobronnen in de omgeving van het plangebied vormt geen belemmering voor het initiatief.
-
Het plangebied ligt buiten het plasbrandaandachtsgebied van de vervoersassen.
-
De ontwikkeling leidt tot een afname van het groepsrisico en blijft onder de oriënterende waarde van het groepsrisico.
-
In de vergunning voor het LPG-tankstation zijn voorschriften opgenomen ten behoeve van de veiligheid van de omgeving.
-
De nooduitgangen van de supermarkt voldoen aan de uitgangspunten voor bouwwerken. Deze uitgangen zijn van de bron af gelegen. Nooduitgangen van de winkelstrip zijn eveneens afzijdig van de bron af gelegen.
-
Op het geprojecteerde parkeerterrein is voldoende ruimte voor opstelplaatsen voor hulpdiensten.
-
Bezoekers kunnen binnen een kwartier tot op 200 meter van de bron komen. Daarnaast zal ontvluchting worden geborgd in de omgevingsvergunning voor bouwen waarbij het bouwwerk getoetst zal worden aan het Bouwbesluit. In dit besluit staan specifieke eisen over ontvluchting.
-
In de glazen gevel van de Aldi zal gelaagd veiligheidsglas toegepast. Echter slechts als blijkt dat aanwezigen niet binnen 90 minuten kunnen hebben vluchten in geval van een dreigende explosie vanuit een Bleve-resistant tankwagen bij het LPG-tankstation.
-
In de directe nabijheid van de risicobron en in het plangebied zijn voldoende effectieve bluswatervoorziening aanwezig.
-
De opkomsttijd van de brandweer is circa 6.3 minuten. Hiermee wordt voldaan aan de zorgnorm voor nieuwbouw.
-
De populatie aanwezige mensen binnen het plangebied bestaat hoofdzakelijk uit zelfredzame personen.
-
Het personeel van Aldi krijgt regelmatig trainingen (BHV, EHBO). Daardoor kunnen zij mensen instrueren en helpen indien zich een calamiteit voordoet. Zij kunnen bezoekers verwijzen naar de vluchtroutes in de winkel.
-
Daarnaast wordt door middel van duidelijk zichtbare vluchtrouteaanduidingen de zelfredzaamheid van de aanwezigen bevorderd.
-
WAS-sirenes en NL-alert zullen worden gebruikt om bezoekers te alarmeren.
Het bevoegd gezag accepteert de externe veiligheidsrisico's en neemt de verantwoording voor het groepsrisico.
4.3 Vuurwerk
Binnen het bestemmingsplan zijn geen bestaande verkooppunten en opslagen van consumentenvuurwerk en opslagen van professioneel vuurwerk aanwezig. Burgemeester en wethouders kunnen voor nieuw te vestigen verkoopruimten en opslagen van consumentenvuurwerk en ten behoeve van het uitbreiden, verbouwen en/of verplaatsen van bestaande (buffer)bewaarplaatsen onder voorwaarden ontheffing verlenen van het bestemmingsplan. Bij nieuwvestiging van vuurwerkverkooppunten en/of opslag van consumentenvuurwerk wordt te allen tijde als voorwaarde opgenomen dat de veiligheidscontour zoals opgenomen in het Vuurwerkbesluit op het eigen perceel gesitueerd dient te zijn tenzij de veiligheidscontour zich uitstrekt over openbaar gebied en hierbij geen sprake is van kwetsbare en/of geprojecteerde kwetsbare objecten. Op basis van de veiligheidsafstanden in het Vuurwerkbesluit (Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002), houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk) is het niet mogelijk om professioneel vuurwerk op te slaan (en te bewerken) in Tilburg. Er wordt daarom geen medewerking verleend aan nieuwvestiging van vuurwerkbedrijven van professioneel vuurwerk.
4.4 Geluid
4.4.1 Wegverkeerlawaai
Bernardusplein
Het bestemmingsplan maakt de bouw van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen aan het Bernardusplein in Tilburg mogelijk. Volgens het bestemmingsplan mogen hier geluidgevoelige bestemmingen (woningen/ appartementen) gerealiseerd worden tot 15 meter hoog.
De locatie ligt niet in de geluidzone van (50 km/h) wegen. Vanuit een "goede ruimtelijke ordening" is met het geluidmodel 2030 van de gemeente Tilburg een berekening gemaakt van de optredende geluidbelasting. Hierbij is name de Postelse Hoeflaan (verkeersintensiteit 3817mvt/etmaal) relevant.
Uit de berekening blijkt dat de optredende geluidbelasting maximaal 49 dB bedraagt. Deze geluidbelasting is exclusief de aftrek van 5 dB volgens art 110 g Wgh. Dit houdt in dat het akoestisch klimaat bij de woningen goed te noemen is. Vanuit wegverkeerslawaai zijn er geen bezwaren tegen dit initiatief.
In onderstaande afbeelding zijn voor de ontwikkeling aan het Bernardusplein de geluidbelastingen weergegeven op verschillende waarneemhoogtes (1,5-4,5-7,5-10,5 en 12,5 meter)
Cumulatieve geluidbelasting wegverkeerslawaai Lden (dB) gebaseerd op verkeersmodel 2030.
Reitse Hoevenstraat
Het bestemmingsplan maakt ter hoogte van de Reitse Hoevenstraat de ontwikkeling van Detailhandel mogelijk. Toetsing aan de normen voor wegverkeerslawaai is niet aan de orde.
4.4.2 Railverkeerlawaai
Binnen het plangebied aan het Bernardusplein en de Reitse Hoevenstraat zijn geen geluidgevoelige bestemmingen gelegen binnen de zone van het spoortraject Tilburg-Breda / Tilburg-Eindhoven / Tilburg-'s-Hertogenbosch. De normen uit hoofdstuk VII ("zones langs spoorwegen") van de Wet geluidhinder zijn hierdoor niet van toepassing.
4.4.3 Industrielawaai
In het plangebied aan het Bernardusplein en de Reitse Hoevenstraat is de vestiging uitgesloten van bedrijven die vallen onder Onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht. Hoofdstuk V "Zones rond industrieterreinen" van de Wet geluidhinder is hierdoor niet van toepassing.
Reitse Hoevenstraat "goede ruimtelijke ordening"
Vanuit een "goede ruimtelijke ordening" is de geluidstraling van de te realiseren detailhandel (o.a. vestiging Aldi) richting omliggende geluidgevoelige bestemmingen berekend en getoetst aan de richtwaarden uit de Brochure bedrijven en milieuzonering . Uit de onderzoeken blijkt dat het laden en lossen bepalend is.
Uitgangspunt van de onderzoeken vormt de komst van een Aldi en de nu nog aanwezige winkels op het Bernardusplein. Hierbij wordt de Aldi aan de noordzijde bevoorraad. De bevoorrading van de Aldi vindt uitsluitend plaats in de dag periode (7.00 uur-19.00 uur) en met piek gecertificeerde vrachtwagens. Voor de overige winkels in de winkelstrip is uitgegaan van bevoorrading met conventionele voertuigen.
Uit de Memo Rho adviseurs d.d 29-8-2017, leeswijzer akoestisch onderzoeken (bijlage 6) en de onderliggende akoestische onderzoeken van Kraaij adviseurs (bijlage 5: rapport BP.1713.R01 van 8 juni 2017) en Adviesburo Jos Reubsaet (bijlage 6: rapport 3552, d.d. 21-07-2017) blijkt dat zowel voor het nog te realiseren bouwblok aan de westzijde (Taskforce locatie betaalbaar wonen) en de Traverse locatie aan de noordzijde het aannemelijk is dat voldaan wordt aan de normen m.b.t. laden en lossen uit de brochure bedrijven en milieuzonering in de dagperiode. Dit betreft een norm voor piekgeluiden van maximaal 70dB(A) en voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau een norm van 50dB(A).
In de regels van het bestemmingsplan wordt vastgelegd dat laden en lossen uitsluitend mag plaatsvinden in de dagperiode (07.00-19.00 uur) . Aldi heeft aangegeven alleen met piek certificeerde vrachtwagens te laden en te lossen. Dit is de expliciete verantwoordelijkheid van de Aldi.
Voor wat betreft de technische installaties op de daken is een inschatting gemaakt van de optredende geluidbelasting. Hieruit blijkt dat er mogelijk aan het te realiseren bouwblok aan de westzijde en aan de noordzijde (Traverse gebouw) en de westzijde (Taskforce locaties) in de avond en nachtperiode overschrijdingen plaatsvinden van de richtwaarden uit de brochure bedrijven & milieuzonering .
Bepalende bron hierbij is de koelinstallatie van de Aldi (Traverse gebouw) en de koelinstallaties van de oostelijke winkel strip en eventuele condensor van de viswinkel.
Bij de realisatie van de gebouwen dient rekening te worden gehouden met de positie van deze bronnen. Eventueel kunnen afschermende voorzieningen worden geplaatst.
4.4.4 Luchtvaartlawaai
Als gevolg van de nabijheid van het militaire vliegveld Gilze-Rijen gelden in delen van Tilburg geluidzones (de zogenaamde Ke-zones). Deze zones liggen niet over het plangebied.
4.5 Lucht
Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en daar waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden.
Door Rho adviseurs (Bijlage 7 Memo luchtkwaliteit d.d. 29 maart 2017) is een Memo luchtkwaliteit opgesteld.
Uit het luchtonderzoek blijkt dat in alle gevallen wordt voldaan aan de normen voor het aspect luchtkwaliteit. Het effect van de beoogde ontwikkeling op de luchtkwaliteit is zeer beperkt. Omdat ter plaatse van de beschouwde wegvakken aan de normen wordt voldaan, zal dit ter plaatse van het gehele plangebied en directe omgeving het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt. De ontwikkeling vormt geen belemmering voor het aspect luchtkwaliteit en het aspect luchtkwaliteit vormt eveneens geen belemmering voor de ontwikkeling. Ter plaatse van zowel het plangebied als de omgeving zal na de ontwikkeling sprake zijn van een aanvaardbaar leefklimaat.
4.6 Geur
4.6.1 Industriële geur
In en om het plangebied is geen zware industrie toegestaan. Hier zal dus ook geen sprake zijn van industriële geurhinder.
4.6.2 Agrarische geur
In en om het plangebied zijn geen agrarische bedrijven toegestaan. Hier zal dus ook geen sprake zijn van agrarische geurhinder.
4.7 Bodem
In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek.
Bernardusplein (van detailhandel naar wonen):
Bodem
Op basis van reeds uitgevoerde bodemonderzoeken op onverdachte terreinen is de Tilburgse bodemkwaliteitskaart vastgesteld. Op de Tilburgse bodemkwaliteitskaart worden bodemkwaliteitszones onderscheiden. Per bodemkwaliteitszone is de gemiddelde bodemkwaliteit vastgesteld.
Het bestemmingsplangebied is gelegen in de bodemkwaliteitszone wonen.
Binnen het bestemmingsplan zijn bij de gemeente Tilburg geen actuele onderzoeken beschikbaar.
In diverse delen van Noord-Brabant worden verhoogde gehalten aan zware metalen gemeten zonder dat daarvoor een duidelijke bron en oorzaak is aan te wijzen. De oorzaak ligt in dit soort gevallen meestal in een combinatie van factoren, waarbij de aanwezigheid van kalkarme zandgronden, verschillende vormen van antropogene belasting, zoals het jarenlang gebruik van meststoffen, bodemverbeterende middelen en bestrijdingsmiddelen en zure depositie een rol spelen. In sommige gevallen betreft het van nature aanwezige componenten. Het voorkomen van deze verontreinigingen levert vaak een heel heterogeen beeld op. Hierdoor spreekt men van een lokaal verhoogde achtergrondconcentratie.
Bodemonderzoeken omgeving
Uit bodemonderzoek in de directe omgeving blijkt dat de bovengrond licht verontreinigd is met zink en het grondwater licht verontreinigd met tetrachlooretheen.
Verder is geen relevante verontreiniging aangetoond.
Gebruik
Op basis van luchtfoto's jaren blijkt dat de locatie tussen 1950 en 1976 bebouwd (huidige bebouwing, bouwvergunning 1958). Gezien het jaartal is het niet uitgesloten dat asbest in het gebouw is verwerkt.
Het huidige gebruik van de plint is detailhandel.
Dempingen
Uit historisch onderzoek is gebleken dat er op locatie geen dempingen hebben gelegen.
Ondergrondse tank
Uit historisch onderzoek is gebleken dat er op de locatie geen bovengrondse tank aanwezig is.
Conclusie
Er is geen aanleiding te veronderstellen dat de grond ongeschikt is voor woondoeleinden. Daarmee is deze geschikt voor de beoogde bestemming.
Uitvoering van bodemonderzoek voor de wijziging in gebruik in niet noodzakelijk. Wel is bodemonderzoek noodzakelijk voor verlening van een omgevingsvergunning voor de bouw van woningen.
Reitse Hoevenstraat (van school naar detailhandel):
Bodem
Op basis van reeds uitgevoerde bodemonderzoeken op onverdachte terreinen is de Tilburgse bodemkwaliteitskaart vastgesteld. Op de Tilburgse bodemkwaliteitskaart worden bodemkwaliteitszones onderscheiden. Per bodemkwaliteitszone is de gemiddelde bodemkwaliteit vastgesteld.
Het bestemmingsplangebied is gelegen in de bodemkwaliteitszone wonen.
Binnen het plangebied zijn bij de gemeente Tilburg geen actuele onderzoeken beschikbaar.
In diverse delen van Noord-Brabant worden verhoogde gehalten aan zware metalen gemeten zonder dat daarvoor een duidelijke bron en oorzaak is aan te wijzen. De oorzaak ligt in dit soort gevallen meestal in een combinatie van factoren, waarbij de aanwezigheid van kalkarme zandgronden, verschillende vormen van antropogene belasting, zoals het jarenlang gebruik van meststoffen, bodemverbeterende middelen en bestrijdingsmiddelen en zure depositie een rol spelen. In sommige gevallen betreft het van nature aanwezige componenten. Het voorkomen van deze verontreinigingen levert vaak een heel heterogeen beeld op. Hierdoor spreekt men van een lokaal verhoogde achtergrondconcentratie.
Bodemonderzoeken omgeving
Uit bodemonderzoek in de directe omgeving blijkt dat de grond en het grondwater licht is verontreinigd.
Verder is geen relevante verontreiniging aangetoond.
Gebruik
Op basis van luchtfoto's jaren blijkt dat de locatie na 1976 is bebouwd (huidige bebouwing, school Reitsehovenstraat 12, bouwvergunning 1979). Gezien het jaartal is het niet uitgesloten dat op niet bereikbare plaatse nog asbest in het gebouw is verwerkt.
Dempingen
Aan de zuidzijde van de locatie is een gedempte sloot gelegen.
Bij bodemonderzoek in 2005 is deze sloot aangetroffen, de grondmonsters bleken niet verontreinigd met de onderzochte parameters.
Ligging gedempte sloot:
Ondergrondse tank
Uit historisch onderzoek is gebleken dat er op de locatie geen bovengrondse tank aanwezig is.
Conclusie
Er is geen aanleiding te veronderstellen dat de grond ongeschikt is voor detailhandelsdoeleinden. Daarmee is deze geschikt voor de beoogde bestemming.
Uitvoering van bodemonderzoek voor de wijziging in gebruik in niet noodzakelijk. Wel is bodemonderzoek noodzakelijk voor verlening van een omgevingsvergunning.
Bodembeleid gemeente Tilburg: in goede aarde
In deze nota valt te lezen hoe de gemeente Tilburg te werk gaat bij bodemsanering in Tilburg. De nota is opgebouwd uit vier delen, respectievelijk de hoofdlijnen van het beleid, het gemeentelijk beleid verder uitgewerkt, het maatregelenprogramma en het meerjarenprogramma bodemsanering.
4.8 Natuur En Ecologie
4.8.1 Wettelijke kaders
De bescherming van de natuur is in Nederland wettelijk vastgelegd in de Wet Natuurbescherming. De Wet Natuurbescherming bestaat uit een hoofdstuk "Natura 2000-gebieden" (ter vervanging van de Natuurbeschermingswet), een hoofdstuk "soorten" (ter vervanging van de Flora- en faunawet) en een hoofdstuk "houtopstanden" (ter vervanging van de Boswet). De Wet Natuurbescherming voorziet ten opzichte van de oude wetten in een meer directe doorvertaling en interpretatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en andere internationale verdragen en overeenkomsten. Daarnaast is onder de nieuwe wet het bevoegd gezag van het rijk naar de provincies verschoven.
Het hoofdstuk Natura 2000-gebieden heeft betrekking op de Natura-2000-gebieden, die Nederland heeft aangewezen ter bescherming van natuurwaarden uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Als er door projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs significante effecten optreden op de natuurwaarden in deze gebieden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de aangewezen natuurwaarden van een Natura 2000-gebied zijn vergunningsplichtig. Als significante effecten aan de orde zijn, wordt slechts onder zeer strikte voorwaarden een vergunning verleend.
Het hoofdstuk Soorten heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën en op een aantal vissen, ongewervelde diersoorten en vaatplanten. Voor alle plant- en diersoorten geldt een zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer dat wat redelijkerwijs mogelijk is doet of nalaat om schade aan soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Voor de wettelijk beschermde soorten gelden bovenop de zorgplicht verbodsbepalingen voor schadelijke ingrepen. Voor het beoordelen van ruimtelijke ingrepen zijn de soorten in te delen in de volgende categorieën:
-
Vogels met een jaarrond beschermde nestplaats
-
Overige inheemse broedvogels
-
Soorten vermeld in bijlage IV van de Habitatrichtlijn
-
Nationaal beschermde soorten zonder algemene vrijstelling
-
Nationaal beschermde soorten met algemene vrijstelling.
Voor vogelsoorten met jaarrond beschermde nestplaats en soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn geldt het strengste beschermingsregime. Het is verboden dieren van deze soorten te doden, te vangen, opzettelijk te verstoren en tevens om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor planten geldt een verbod op plukken, ontwortelen en vernielen. Ontheffing van deze verboden is slechts mogelijk voor een beperkt aantal in de wet genoemde belangen, en mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Om de gunstige staat van instandhouding te waarborgen is het bovendien in de meeste gevallen nodig om mitigerende en/of compenserende maatregelen te nemen. Voor vogels zonder jaarrond beschermde nestplaatsen gelden deze voorwaarden ook. Voor deze soorten kan overtreding van de verbodsbepalingen echter worden voorkomen door werkzaamheden uit te voeren buiten de broed- en nestperiode.
Voor nationaal beschermde diersoorten is het verboden om deze opzettelijk te doden of te vangen en om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor nationaal beschermde plantensoorten is het verboden om deze opzettelijk te plukken, ontwortelen of vernielen. De provincie kan ontheffing van de verboden verlenen voor ruimtelijke ontwikkelingen, mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Er geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen indien wordt gewerkt conform een goedgekeurde gedragscode.
Naast dit wettelijk kader vindt beleidsmatige bescherming van natuurwaarden plaats in het Nationaal Natuurnetwerk (voorheen bekend als ecologische hoofdstructuur - EHS), die is geïntroduceerd in het ‘Natuurbeleidsplan’ (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau is vastgelegd. De provinciale groenstructuur bestaande uit het Natuurnetwerk Brabant (NNB) en Groenblauwe Mantel is ruimtelijk vastgelegd in de Verordening ruimte 2014. Het Natuurnetwerk Brabant is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Het beleid binnen het Natuurnetwerk Brabant is gericht op behoud en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden via een "nee-tenzijbenadering". De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats via de uitwerking van het provinciaal beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen. De groenblauwe mantel vormt het gebied tussen het kerngebied groenblauw en het agrarisch gebied, alsook het stedelijk gebied. De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit multifunctioneel landelijk gebied met grondgebonden landbouw. Het beleid binnen de groenblauwe mantel is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. De groenblauwe mantel geeft ook ruimte voor de ontwikkeling van gebruiksfuncties, zoals landbouw en recreatie, mits deze bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap: de “ja-mitsbenadering”. De groenblauwe mantel biedt echter geen ruimte voor stedelijke ontwikkeling of de ontwikkeling van nieuwe (kapitaal)intensieve vormen van recreatie en landbouw.
Om op een ontwikkelingsgerichte manier invulling te geven aan de wettelijke beschermingsstatus van gebouw bewonende diersoorten, heeft Gemeente Tilburg het Soortenmanagementplan Oude Stad Tilburg (hierna SMP) opgesteld. Hieraan is een gebiedsontheffing Flora- en faunawet gekoppeld, waar initiatiefnemers van bestemmingsplannen in de Oude Stad (het gebied begrensd door het Wilhelminakanaal, A58 en bosgebieden aan de westzijde van Tilburg) gebruik van kunnen maken. Initiatiefnemers van ontwikkelingen met mogelijke effecten op de gebouw bewonende soorten huismus, gierzwaluw en vleermuizen hoeven in dat geval niet meer afzonderlijk jaarrond onderzoek uit te voeren of een ontheffing aan te vragen. In plaats daarvan gelden een aantal voorwaarden uit het SMP, zoals het uitvoeren van een omgevingscheck voorafgaand aan de werkzaamheden, het werken volgens het "Ecologisch Werkprotocol SMP" en het aanbrengen van faunavoorzieningen in nieuwbouw.
4.8.2 Analyse plangebied
Natura 2000-gebieden
Het plangebied ligt op ruime afstand van wettelijk beschermde natuurgebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen op 5,6 km afstand. Gezien deze afstand en de zeer beperkte externe invloed van de geplande ontwikkeling kunnen negatieve effecten op dit Natura 2000-gebied op voorhand redelijkerwijs worden uitgesloten.
Natuurbescherming in Verordening Ruimte 2014
Het plangebied ligt buiten het Natuurnetwerk Brabant (voorheen Ecologische Hoofdstructuur) en de Groenblauwe Mantel, zoals begrensd op de kaarten van de Verordening Ruimte. De dichtstbijzijnde gebieden die tot het Natuurnetwerk Brabant behoren, liggen op circa 800 meter ten noordwesten van het plangebied. Externe effecten op het Natuurnetwerk Brabant, zoals benoemd in artikel 5.1 lid 6 van de Verordening Ruimte, zijn gezien deze afstand en de zeer beperkte externe invloed van de geplande ontwikkeling redelijkerwijs uit te sluiten.
Soortenbescherming
Voor de ontwikkeling is een quickscan beschermde planten- en diersoorten uitgevoerd (bijlage 8: Adviesbureau Mertens, 2017). Deze is als bijlage toegevoegd aan het plan. De belangrijkste bevindingen en conclusies zijn als volgt:
"In verband met de aanwezigheid van algemene broedvogels is het van belang om rooiwerkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. De aanwezigheid van vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen kan worden uitgesloten. Er kunnen daarnaast algemene nationaal beschermde amfibieën en grondgebonden zoogdieren aanwezig zijn. Voor deze algemene soorten bestaat een algemene vrijstelling in provincie Noord-Brabant.
Verder kan de aanwezigheid van vleermuizen (verblijfplaatsen, vliegroutes en foerageerplaatsen) niet worden uitgesloten, effecten op deze soortgroep kunnen dan ook niet worden uitgesloten. Op grond hiervan is een gerichte veldinventarisatie van belang om eventuele effecten en maatregelen op een adequate manier in te kunnen schatten. Pas na afronding van deze inventarisatie kan worden bepaald of verbodsbepalingen van de Wet Natuurbescherming worden overtreden en of ontheffing van de Wet natuurbescherming is vereist. Een dergelijk onderzoek dient uitgevoerd te worden in de periode half mei t/m september."
Het plangebied ligt binnen het gebied waar het "Soortenmanagementplan Oude Stad Tilburg" van toepassing is en gebruik gemaakt kan worden van de gebiedsontheffing voor huismus, gierzwaluw en vleermuizen. In voorliggend plan wordt voor de sloop van de aanwezige bebouwing gebruik gemaakt van deze gebiedsontheffing. Om te voldoen aan de ontheffingseisen dient men de maatregelen uit het "Ecologisch Werkprotocol SMP" in acht te nemen. Tevens worden voorzieningen voor gebouw bewonende soorten opgenomen in de nieuwbouw.
Conclusie
Vanuit de wettelijke gebiedsbescherming van Natura 2000-gebieden zijn geen beperkingen of voorwaarden aan het plan verbonden. Ook vanuit de natuurbeschermingsregels uit de Verordening Ruimte (Natuurnetwerk Brabant en Groenblauwe Mantel) zijn geen beperkingen of voorwaarden aan het plan verbonden.
Het bestemmingsplan kan in overeenstemming met de wettelijke soortenbescherming worden uitgevoerd, mits de volgende voorwaarden in acht worden genomen:
-
De sloop van de aanwezige bebouwing wordt uitgevoerd conform het Ecologisch Protocol SMP, gekoppeld aan het Soortenmanagementplan Oude Stad Tilburg. Tevens worden verblijfplaatsen voor huismus, gierzwaluw en/of vleermuizen gerealiseerd in de nieuwbouw.
-
Begroeiingen waarin vogels kunnen nestelen worden verwijderd buiten het broedseizoen.
Hoofdstuk 5 Wateraspecten
Ten behoeve van de ontwikkeling aan de Reitse Hoevenstraat is een waterparagraaf opgesteld.
5.1 Bestaand Watersysteem
Het Tilburgs stedelijke watersysteem is omschreven in het verbreed gemeentelijk rioleringsplan 2016-2019. De gebiedskenmerken van dit plangebied in de bestaande situatie zijn in tabel 1 weergegeven.
Tabel 1. Gebiedskenmerken
Kenmerk | In plangebied |
Waterbeheerders | Stedelijk watersysteem: gemeente Tilburg Zuivering afvalwater: waterschap De Dommel Oppervlaktewater: waterschap De Dommel Wilhelminakanaal: Rijkswaterstaat |
Bruto oppervlakte | ca. 10.500 m² |
Terreinhoogte | ca 13,5 m+NAP |
Gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) | ca 11,7 m+NAP |
Ontwateringdiepte | ca. 1,8 m |
Bodem | Sterkzandige leemlenzen dikker dan 1m |
Riolering | Gemengd stelsel |
Oppervlaktewater | n.v.t. |
Keur beschermde gebieden | Niet relevant |
De referentiesituatie wat de afvoerende oppervlakten betreft is de bestaande situatie. In tabel 2 zijn de bestaande afvoeroppervlakten weergegeven.
Tabel 2. Afvoerende oppervlakten in de bestaande referentiesituatie
Oppervlakten * | Niet-afvoerende oppervlakte (m²) | Afvoerende oppervlakte (m²) | Totaal (m²) |
Dak | 0 | 3.855 | 3.855 |
Terreinverharding | 0 | 2.707 | 2.707 |
Groen en onverhard | 3.938 | 0 | 3.938 |
Totaal (m²) | 3.938 | 6.562 | 10.500 |
5.2 Beleidskader
Het waterschap De Dommel heeft in 2015 het 'Waterbeheerplan Waardevol Water 2016 - 2021' vastgesteld. Tevens is het Provinciale Milieu en Waterplan 2016 - 2021 door de provincie Noord Brabant vastgesteld. Beide plannen lopen parallel met de 2e termijn van de Kaderrichtlijn Water. Het waterbeheerplan is opgesteld vanuit de insteek van het waterschap: samen met gebruikers en (maatschappelijke) organisaties meer waarde geven aan water. Dit doet het waterschap vanuit vier uitgangspunten: 1) beekdalbenadering; 2) gebruiker centraal; 3) samen sterker; 4) gezonde toekomst. Naast dit beheerplan beschikt het waterschap over verschillende beleidsregels en de Keur waterschap De Dommel die van belang zijn voor eventuele ontwikkelingen.
Het waterbeleid van de gemeente Tilburg is vastgelegd in het vGRP 2016-2020, (vastgesteld november 2016). Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. In het vGRP is invulling gegeven aan het lange termijn beleid dat gestart is met het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002), de Structuurvisie Water en Riolering 2010-2015 en voorgaande Gemeentelijke Rioleringsplannen. Ook de Omgevingsvisie 2040 (vastgesteld september 2015) is van belang. In deze omgevingsvisie zijn alle uitgangspunten en opgaves voor de komende decennia vastgelegd.
5.3 Duurzaam Watersysteem
Het plangebied is bij de referentiesituatie deels verhard en wordt afgewaterd door middel van de bestaande gemengde riolering. De afvoerende oppervlakten in de toekomstige situatie zijn bepaald op basis van het ontwerp. In tabel 3 zijn deze oppervlakten weergegeven. Uit de tabellen 2 en 3 blijkt dat het afvoerende oppervlak ten opzichte van de referentiesituatie toeneemt met 2.686 m².
Tabel 3. Afvoerende oppervlakten in de plansituatie
Oppervlakten | Niet-afvoerende oppervlakte (m²) | Afvoerende oppervlakte (m²) | Totaal (m²) |
Dak | 0 | 2.545 | 2.545 |
Verharding | 0 | 6.703 | 6.703 |
Groen | 1.252 | 0 | 1.252 |
Open water(berging) | 0 | 0 | 0 |
Totaal (m²) | 1.252 | 9.348 | 10.500 |
Voor deze toename van verharding dient op het perceel een regenwatervoorziening gerealiseerd te worden. Deze wordt, conform het beleid van de gemeente Tilburg, ontworpen op een bui T=10+10%. De voorziening wordt getoetst op falen voor een bui T=100+10%. Bij deze laatste bui mag het water wel op straat staan maar geen schade veroorzaken.
Voor deze locatie is gekozen voor een ondergrondse berging die vertraagd afvoert naar het gemeentelijke rioolstelsel. Wanneer de blauwe ader is aangelegd kan de vertraagde afvoer hierop aangesloten worden.
De benodigde bergingscapaciteit bij de T=10+10% bui is vastgesteld op 112 m3. Hiervoor zal 177 meter betonriool met een diameter van 900 millimeter aangelegd worden (0,64 m³/m¹ effectieve berging).
Het ontwerp is getoetst op een bui T=100+10%. Bij deze bui mag 'water op straat' voorkomen maar geen waterschade aan gebouwen en dergelijke ontstaan. Indien in deze situatie het surplus aan regenwater op de parkeerplaats (oppervlakte 4.000 m2) blijft staan zorgt dit voor een waterschijf van ongeveer 1,2 cm. Dit is voor deze uitzonderlijke situatie acceptabel. Omdat het parkeerterrein lager wordt aangelegd dan het trottoir en de vloerpeilen wordt er geen schade verwacht.
De eigenaar van de grond bepaalt de hoogten van het terrein / vloerpeilen binnen de perceelgrenzen. Deze terreinhoogten moeten afgewogen en gekozen worden aan de hand van de volgende factoren:
-
Voldoende ontwateringdiepte;
-
De water- en vochtdichtheid van alle ondergrondse bouwdelen dient voldoende te zijn voor de functie van de ruimte
-
De vuil- en regenwaterafvoer moet mogelijk zijn via de aangeboden lozingspunten;
-
Aansluiten op de bestaande aangrenzende percelen en op de (toekomstige) terreinhoogte van de openbare ruimte ter plaatse van de grens (T-hoogte);
-
Geen afvloeiend regenwater afwentelen buiten de (toekomstige) percelen;
-
Afdoende bescherming tegen overstroming bij extreme neerslag.
In de bestaande situatie is de ontwateringdiepte voldoende voor de nieuwe functies. Daarom worden geen preventieve maatregelen vastgesteld om grondwater- of vochtoverlast te voorkomen. Om de aansluiting op nabije terreinhoogten optimaal te houden wordt de bestaande terreinhoogte ter plaatse van de perceelgrens (T-hoogte) gehandhaafd.
Door de bodemsamenstelling kan het regenwater lokaal stagneren in zijn neerwaartse weg naar het grondwater. In dat geval blijft het regenwater 'hangen' in de bodem. Er kunnen zogenaamde schijngrondwaterspiegels ontstaan. Dit kan zorgen voor overlast. Om dat te voorkomen is het mogelijk ondiepe drainage aan te leggen binnen het plangebied. Deze drainage mag geen water afvoeren onder de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG), namelijk 11,7 m+NAP. De afvoer van het gedraineerde water wordt aangesloten op de regenwaterafvoer.
Hemelwater dat in de laad- en loskuil van de supermarkt terecht komt, zal met behulp van een pomp afgevoerd worden op het vuilwaterriool.
Het toepassen van uitlogende bouwmaterialen is uitgesloten om verontreiniging van bodem- en oppervlaktewater te voorkomen.
De vuilwaterwater en het regenwater dienen inpandig gescheiden gehouden te worden. Het huishoudelijke afvalwater kan worden aangesloten op het gemeentelijke gemengde rioolstelsel.
De vertraagde afvoer uit de regenwaterberging moet in de tijdelijke situatie, totdat de blauwe ader aangelegd wordt, tijdelijk via de bestaande gemengde riolering plaatsvinden. Deze tijdelijke aansluiting wordt feitelijk ontkoppeld en op de blauwe ader aangesloten zodra deze aangelegd wordt.
Bij extreme neerslag is het bestaande watersysteem ontoereikend: als de afvoer- en bergingscapaciteit volledig benut zijn, stijgen de waterniveaus tot het maaiveld. De laag gelegen delen worden als eerst overstroomd. In eerste instantie wordt het regenwater in de openbare ruimte opgevangen (berging op straat). Hiervoor is het van belang dat de (toekomstige) openbare ruimte lager ligt dan de aangrenzende bebouwing. Afhankelijk van diverse factoren, zoals de locatie ten opzichte van het afvoersysteem, de maaiveldverloop, enz. kan deze overstroming hinder en zelfs schade veroorzaken. Uit de WOLK-verkenning kan men concluderen dat het plangebied bij extreme neerslag geen groot risico loopt voor water op straat. Desondanks adviseert de gemeente de initiatiefnemer om de vloerpeilen bij bebouwing minimaal 10 cm hoger dan de openbare ruimte ter plaatse van de perceelgrens (T-hoogte) te kiezen, om de kans op schade bij extreme neerslag zo veel mogelijk te verkleinen.
5.4 Watertoets
De ontwikkelaar heeft de waterparagraaf (opgesteld door Duwabo b.v. d.d. 28 november 2017) voor advies voorgelegd aan het waterschap De Dommel. Het waterschap reageert grotendeels positief op de waterparagraaf en geeft het volgende advies:
-
In deze waterparagraaf is, conform het tilburgse vGRP, gerekend met de buien T=10+10% en T=100+10%. Het waterschap adviseert hier te rekenen met een neerslaghoeveelheid van 60 mm (conform de waterschapskeur). Hierdoor zou een grotere regenwatervoorziening nodig zijn. Wij nemen dat advies in deze waterparagraaf niet over. De bergende regenwatervoorziening voert het water namelijk vertraagd af naar de blauwe ader en via die blauwe ader naar het waterpark. Zowel de blauwe ader als het waterpark hebben voldoende berging. Het is daarom niet doelmatig om een regenwatervoorziening op deze locatie te dimensioneren op 60 mm neerslag.
-
Het waterschap vraagt om het ontwerp nader uit te werken. In deze fase van de planvorming is dit nog niet gedaan maar in een later stadium zullen de ontwikkelaar en de gemeente het ontwerp verder uitwerken.
Hoofdstuk 6 Opzet Planregels
6.1 Inleiding
De indeling en inhoud van de regels bij dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de Tilburgse bestemmingsplansystematiek, die primair ten behoeve van het actualiseren van bestemmingsplannen (een autonoom proces waarbij uit de aard der zaak de nadruk ligt op beheer) door de afdeling Ruimte van de gemeente Tilburg is opgesteld. De plansystematiek is vastgesteld door het gemeentebestuur en wordt doorlopend aan veranderende regelgeving en beleidsinzichten aangepast. De plansystematiek is gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en IMRO2012 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening). De systematiek is te vinden op www.tilburg.nl/ruimtelijkeplannen.
6.2 Bestemmingen En Aanduidingen
In het bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:
-
Detailhandel
-
Groen
-
Wonen-gestapeld
Binnen de bestemming detailhandel mogen in het bouwvlak winkels en kleinschalige dienstverlening worden gebouwd. Ter plaatse van een gedeelte van het bouwvlak is de aanduiding supermarkt opgenomen. Alleen binnen dit bouwvlak mag een supermarkt worden gerealiseerd.
Aan het Bernardusplein is de bestemming 'wonen - gestapeld' overgenomen. In het vigerende plan lag tevens de aanduiding detailhandel over dit gedeelte van het plangebied. Deze aanduiding wordt in dit bestemmingsplan verwijderd.
In het bestemmingsplan is een kwalitatieve verplichting opgenomen, dat het gebruik voor detailhandel binnen de bestemming ' wonen-gestapeld' moet zijn gestaakt binnen 1 jaar na in gebruik nemen van de bestemming ' detailhandel' aan de Reitse Hoevenstraat.
Daarnaast ligt over het hele plangebied de dubbelbestemming 'waarde-archeologie'. In bepaalde gevallen dient, alvorens omgevingsvergunning kan worden verleend, onderzoek naar de archeologische waarden van het gebied te worden gedaan.
Over een gedeelte van het plangebied ligt de aanduiding veiligheidszone - aandachtsgebied lpg en veilgheidszone - lpg vanwege het naastgelegen benzinestation.
6.3 Bouw- En Gebruiksregels
Bouwregels
De bouwregels bevatten een uitgebreide regeling ten aanzien van het oprichten van gebouwen en overige bouwwerken in het plangebied (bouwvlak, erf, bouwhoogte, regeling bijgebouwen etc.). Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt in bouwregels voor (hoofd)gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en bouwwerken van algemeen nut.
De winkels mogen binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden opgericht, waarbij een gedeelte van het bouwvlak is bestemd voor een supermarkt. De bouwhoogte bedraagt maximaal 6 meter. Buiten het bouwvlak mogen enkel bouwwerken geen gebouwen worden gerealiseerd, bijvoorbeeld een overkapping voor fietsenstalling of winkelwagentjes. De maximale bouwhoogte bedraagt 3,5m en er geldt een maximaal bebouwingspercentage van 5% van het perceel.
Gebruiksregels
Bij de meeste bestemmingen worden regels omtrent het gebruik van gronden en bouwwerken gegeven, al dan niet aangevuld met een aantal afwijkingsmogelijkheden, wisselend per bestemming.
Wijzigingsbevoegdheid
Een aantal bestemmingsartikelen is aangevuld met een wijzigingsbevoegdheid t.a.v. bepaalde functies.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Uitvoerbaarheid
Artikel 3.1.6. van het Bro bepaalt dat in een vast te stellen bestemmingsplan een toelichting moet worden opgenomen, waarin (o.a.) de inzichten staan over de uitvoerbaarheid van het plan. Het onderhavige plan bevat een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. De grondexploitatiewet (afdeling 6.4 van de Wro) is om die reden van toepassing en in beginsel is dus een exploitatieplan vereist.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.12 lid 2 van de Wro hoeft in casu echter geen exploitatieplan te worden opgesteld. Dit bestemmingsplan wordt vastgesteld ten behoeve van een te realiseren ontwikkeling op gemeentelijke grond. Het verhaal van kosten die de gemeente moet maken is 'anderszins verzekerd' door de gemeentelijke gronduitgifte. Met betrekking tot de gemeentelijke plan- en apparaatskosten ten behoeve van het opstellen van dit plan zijn door de initiatiefnemer leges betaald. Daarnaast is met de initiatiefnemer een overeenkomst inzake het verhaal van tegemoetkomingen in planschade gesloten. In deze overeenkomst is bepaald dat schade als gevolg van dit bestemmingsplan, die op grond van afdeling 6.1. Wro voor vergoeding in aanmerking komt, zal worden vergoed door de initiatiefnemer.
Gelet op het voorgaande is het plan economisch uitvoerbaar.
Hoofdstuk 8 Omgevingsdialoog En Overleg
8.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro
Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan op 7 april 2017 gepubliceerd in het Gemeenteblad.
8.2 Burgerparticipatie
Door de initiatiefnemer is met omwonenden, winkeliers en vereniging van eigenaren een omgevingsdialoog gevoerd.
Op 2 februari 2016 heeft een winkeliersbijeenkomst plaatsgevonden met de winkeliers van het Bernardusplein. Deze bijeenkomst had als voornaamste doel te informeren over de voorgenomen ontwikkeling en de mogelijkheden te verkennen voor een eventuele verplaatsing. De aanwezigen gaven aan positief te zijn over de voorgenomen ontwikkeling.
Op 9 december 2016 heeft er overleg plaats gevonden met een afvaardiging van het bestuur van twee Verenigingen van Eigenaren van het Bernardusplein. Hierbij werd de voorgenomen herontwikkeling van de winkels tot woningen positief ontvangen. De aanwezigen wilden wel graag betrokken worden bij de verdere planuitwerking.
Op 28 maart 2017 is een informatiebijeenkomst voor de omwonenden van zowel het plangebied aan de Reitse Hoevenstraat als het plangebied aan het Bernardusplein georganiseerd. Tijdens deze bijeenkomst is een mondelinge toelichting gegeven op de plannen en zijn de eerste ontwerpen gepresenteerd van de nieuwbouw aan de Reitse Hoevenstraat en de herontwikkeling van de plint aan het Bernardusplein. De bijeenkomst was druk bezocht, waarbij voornamelijk positief werd gereageerd over de voorgenomen ontwikkelingen. Voor wat betreft de herontwikkeling Bernardusplein zijn wel opmerkingen / suggesties meegegeven over het ontwerp, zoals het tweezijdig oriënteren van de woningen, het dichtzetten van de onderdoorgang ter voorkoming van overlast en het aanpassen van de openbare ruimte rondom het Bernardusplein. De laatste twee punten zijn in overleg met de gemeente opgepakt. Het definitieve ontwerp van de woningen is op dit moment nog niet bekend.
Het volledige verslag van de omgevingsdialoog is opgenomen in bijlage Bijlage 9 Memo burgerparticipatie van deze toelichting.
8.3 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van maandag 12 maart 2018 tot en met 23 april 2018 ter inzage gelegen.
Bijlage 1 Nota Parkeernormen 2017
Bijlage 1 Nota parkeernormen 2017
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Boomwaardekaart
Bijlage 1 Ruimtelijk Economisch Onderzoek
Bijlage 1 Ruimtelijk economisch onderzoek
Bijlage 2 Bomen Effect Analyse
Bijlage 2 Bomen effect analyse
Bijlage 3 Inventarisatie Risicobronnen En Verantwoording Externe Veiligheid
Bijlage 3 Inventarisatie risicobronnen en verantwoording externe veiligheid
Bijlage 4 Groepsrisicoberekening Externe Veiligheid
Bijlage 4 Groepsrisicoberekening externe veiligheid
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 5 Akoestisch onderzoek
Bijlage 6 Leeswijzer Akoestisch Onderzoek
Bijlage 6 Leeswijzer akoestisch onderzoek
Bijlage 7 Memo Luchtkwaliteit
Bijlage 8 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 8 Quickscan flora en fauna
Bijlage 9 Memo Burgerparticipatie
Bijlage 9 Memo burgerparticipatie