Reeshof Stationsgebied 2013, 1e herziening (Kronenbergstraat)
Bestemmingsplan - gemeente Tilburg
Vastgesteld op 15-05-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlage(n).
1.2 plan:
Het bestemmingsplan Reeshof Stationsgebied 2013, 1e herziening (Kronenbergstraat) met identificatienummer NL.IMRO.0855.BSP2017005-b001 van de gemeente Tilburg.
1.3 aan huis verbonden beroep
Die beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw, die kunnen worden beschouwd als 'aan-huis-verbonden', waarbij:
-
degene die de activiteit uitvoert, tevens de bewoner is van de woning;
-
geen sprake is van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen, conform artikel 8.2 van de regels van dit plan;
-
voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
-
de beroepsuitoefening naar omvang ondergeschikt is aan het wonen, d.w.z. niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning (inclusief aan-, uit en/of bijgebouw) en totaal niet meer dan 80m² in beslag neemt;
-
de beroepsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;
-
geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;
-
op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.
1.4 aanbouw
Een gebouw, dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.5 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 achtergevelrooilijn
De achterste, niet naar het openbaar gebied toegekeerde lijn die het bouwvlak begrenst.
1.8 afhankelijke woonruimte
Een aanbouw of bijgebouw, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
1.9 ambachtelijk bedrijf
Een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen.
1.10 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.11 bebouwingspercentage
Het percentage dat per bouwperceel bepaalt hoeveel procent van dat bouwperceel - binnen het aangegeven bouwvlak - ten hoogste mag worden bebouwd.
1.12 bed & breakfast
Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting, al dan niet met de mogelijkheid van ontbijt, kortstondig met een maximum van twee weken.
Hieronder wordt niet verstaan huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen.
1.13 bedrijfsgebouw
Een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.
1.14 bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op onder andere consumentverzorging, welke geheel of overwegend door middel van handwerk plaatsvinden.
1.15 beperkt kwetsbaar object
Object zoals omschreven in het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer'.
1.16 beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw
Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.
1.17 bestaand
Bij bouwwerken:
Bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften.
1.18 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.19 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.20 bijgebouw
Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.21 bijzonder kwetsbaar object
Kwetsbare objecten waarbij de aanwezige personen zichzelf moeilijk kunnen redden tijdens een incident, zoals basisscholen, ziekenhuizen en verzorgingscentra zoals omschreven in de Beleidsvisie externe veiligheid Tilburg ('veilig en verantwoord ontwikkelen').
1.22 bouwblok
Door openbare ruimte omsloten geheel van percelen (al dan niet -reeds- bebouwd), dat te beschouwen is als een stedenbouwkundige eenheid.
1.23 bouwen
Het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.24 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.25 bouwlaag
Een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkant van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5m in hoogte verschillen, zulks met uitzondering van een onderbouw of zolder.
1.26 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.27 bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel.
1.28 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.29 bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.30 bouwwerken van algemeen nut
Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen.
1.31 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)
De som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren - horizontale vlakken ter plaatse van trappen, hellingen en vides met een oppervlakte tot en met 4m² daaronder begrepen - voorzover de ruimten waarbinnen de vloeren zich bevinden een grotere inwendige hoogte hebben dan 1,5m.
1.32 calamiteit
Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk door overmacht: brand, overstroming, terroristische en/of oorlogshandelingen, aardbeving e.d.
1.33 dakhelling
Hoek die gevormd wordt door een schuin dakvlak en een horizontaal vlak die elkaar snijden op de goothoogte.
1.34 Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkten. Tevens dient onder detailhandel te worden verstaan ondersteunende horeca als bijbehorende voorziening.
Uitgezonderd zijn: postorderbedrijven, internetbedrijven e.d.
1.35 dienstverlening
Het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van detailhandel en seksinrichtingen.
1.36 dove gevel
-
een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33dB onderscheidenlijk 35dB, alsmede
-
een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.
1.37 erker
Transparante, ondiepe uitbouw van een gebouw vóór de voorgevel, niet zijnde een entree.
1.38 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.39 geluidgevoelige objecten
Gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.
1.40 geluidsscherm
Geluidwerende voorziening van hard materiaal (beton, glas e.d.).
1.41 geluidswal
Geluidwerende voorziening van aarde.
1.42 gestapelde woning
Een woning, onderdeel uitmakende van een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en uit twee of meer bouwlagen bestaat, of waarbij (een deel van) de eerste bouwlaag van het gebouw voor andere met de betreffende bestemming in overeenstemming zijnde doeleinden wordt gebruikt.
1.43 groenvoorzieningen
Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair e.d., alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.
1.44 grondgebonden woning
Een met de grond verbonden woning bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, daaronder begrepen beroep aan huis, met een zelfstandige ontsluiting op de begane grond en niet zijnde een gestapelde woning.
1.45 Hogere grenswaarde
Een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.
1.46 hoofdgebouw of hoofdbebouwing
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.47 huishouden
Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren. Met een huishouden wordt gelijk gesteld:
-
de huisvesting van maximaal 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);
-
tijdelijke huisvesting in de vorm van logies aan maximaal 5 seizoenarbeiders;
-
de huisvesting van maximaal 12 personen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, een psychiatrisch ziektebeeld of psychosociale problemen dan wel de huisvesting van maximaal 12 personen die tijdelijke opvang behoeven, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht, dit alles gericht op zelfstandige bewoning.
1.48 kleinschalige dienstverlening, niet zijnde zakelijke dienstverlening
Dienstverlening, vallend onder ten hoogste categorie 2 van de bij dit plan gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten en gericht op het aan personen of dieren verlenen van diensten in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze of lichaamsverzorgende sfeer en andere vormen van dienstverlening die min of meer een openbaar karakter hebben, zoals (niet limitatief) een huisartsen- of tandartsenpraktijk, een praktijk voor fysiotherapie, een dierenartsenpraktijk, een nagelstudio, een kapsalon en een kinderopvangcentrum, uitgezonderd:
-
seksuele en erotische dienstverlening;
-
zakelijke dienstverlening met een kantoorfunctie, zoals (niet limitatief) rechtskundige en administratieve dienstverlening, architecten- en technische adviesbureaus, makelaarsbureaus, reclamediensten en uitzendbureaus;
-
detailhandel, met uitzondering van een beperkte verkoop, ondergeschikt aan de dienstverlening;
-
horeca.
1.49 kortstondig
Aansluitende tijdsperiode van maximaal 12 uur.
1.50 kwetsbaar object
Object zoals omschreven in het 'Besluit externe veiligehied inrichtingen milieubeheer'.
1.51 langzaam verkeer
Voetgangers- en (snor/brom)fietsverkeer.
1.52 maatvoeringsvlak
Een deel van een bestemmingsvlak dat van een ander maatvoeringsvlak wordt gescheiden door een maatvoeringsvlakgrens. Maatvoeringsvlakken onderscheiden zich door een met de maatvoeringsaanduiding aangegeven afwijking in goot-, bouwhoogte, dakhelling en/of bebouwingspercentage.
1.53 mantelzorg
Mantelzorg is langdurige, intensieve niet georganiseerde zorg, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een zorgvrager door een of meer leden uit diens omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.
1.54 nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties t.b.v. gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.
1.55 onbebouwd erf
Dat deel van het perceel, dat geen bouwvlak of erf betreft.
1.56 onderbouw
Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant is gelegen tussen peil en maximaal 1,20m boven peil.
1.57 ondergeschikte delen van een bouwwerk
Bouwdelen die ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa van het desbetreffende bouwwerk, zoals overstekende daken, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, trappen en trappenhuizen, liftkappen en lifthuizen, luchtbehandelings-/ventilatieinstallatie, bordessen, funderingen, goten, hijsinrichtingen, gevelreclames, gevelisolatie (al dan niet met bijbehorende ommanteling), draagconstructies, geluidwerende voorzieningen e.d. Hieronder worden in elk geval niet verstaan entrees, erkers en ondergrondse bouwwerken.
1.58 onzelfstandige wooneenheid/eenheden
Een (complex van) woonruimte(n) waarbij men wezenlijke voorzieningen, zijnde keuken, badkamer en toilet, gemeenschappelijk moet gebruiken en waarvan de deur van het privévertrek uitkomt op een gemeenschappelijke (verkeers)ruimte.
1.59 overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.60 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, ondersteund door palen of kolommen, eventueel maximaal aan twee zijden omsloten door wanden, die niet tot de constructie behoren.
1.61 pand
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.62 peil (straatpeil)
Hieronder wordt verstaan:
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
1.63 perceel
Een aaneengesloten stuk grond met kadastrale aanduiding.
1.64 plangrens
Een weergegeven lijn die de grens van het plan: aanduidt.
1.65 rijstrook
Gemarkeerd gedeelte van de rijweg dat voldoende plaats biedt aan een enkele rij motorvoertuigen op meer dan twee wielen met uitzondering van in- en uitvoegstroken, voorsorteerstroken en fietspaden.
1.66 ruimtelijke ontwikkelingen
Bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist.
1.67 sociale huurwoning
Huurwoning met een aanvangsprijs onder grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, zoals omschreven staat in artikel 1.1.1 lid 1 onder d van het Besluit ruimtelijke ordening.
1.68 speelvoorzieningen
Voorzieningen ten dienste van sport en spel.
1.69 straatpeil
Zie: peil (straatpeil).
1.70 studentenhuisvesting
Woningen bestemd voor personen die voltijd studeren aan universiteit, hogeschool of MBO opleiding.
1.71 uitbouw
Een gebouw, dat als vergroting van een bestaande ruimte is/wordt gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.72 verblijfsvoorzieningen
Besloten ruimten, bestemd voor het verblijven van mensen.
1.73 verkeer- en vervoersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer
Hieronder wordt verstaan het (openbaar) wegverkeers- en wegvervoersgebied waarbij de nadruk ligt op de gebiedsontsluitingsfunctie voor gemotoriseerd en langzaam verkeer met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier hoofdverzamelwegen, verzamelwegen en wijkstraten.
1.74 verkeersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer en verblijf
Hieronder wordt verstaan het openbaar wegverkeers- en verblijfsgebied waarbij de nadruk ligt op de erftoegangsfunctie (geleider van het bestemmingsverkeer) voor gemotoriseerd en langzaam verkeer en/of de verblijfsfunctie voor voetgangers met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier buurtstraten, woonstraten, woonerven, winkelerven en voetgangersgebied inclusief bijbehorende kunstwerken.
1.75 voorgevelrooilijn
De naar het openbaar gebied toegekeerde lijn, die het bouwvlak begrenst en aansluit aan het onbebouwd erf c.q. openbaar gebied.
1.76 water en waterhuishoudkundige voorzieningen
Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn t.b.v. een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten e.d.
1.77 weg
Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, waaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
1.78 wet geluidhinder
De wet van 16 februari 1979, Staatsblad 99 (1979), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.
1.79 wonen
Hieronder wordt verstaan:
-
het geheel van aan huis gebonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, zelfstandige wooneenheden e.d. ten dienste van het verblijven door mensen. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve dagverblijven;
-
huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen, alsmede bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen (en ruimten) c.q. verzorgingsfaciliteiten;
-
beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als 'aan huis verbonden beroep', zijnde beroepsactiviteiten van tenminste één bewoner, plaatsvindend in de betrokken woning en/of bijbehorend bijgebouw.
1.80 woning
Een (gedeelte van een) gebouw dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen een aan huis verbonden beroep.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 Afstand tot zijdelingse perceelgrens
Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de ruimtelijke of landschappelijk inpassing;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Verkeer - Verblijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de situering en afmeting van bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
een goede landschappelijke inpassing;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Wonen - Gestapeld
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de brandveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
-
de vorm, afmetingen en plaatsing van de bebouwing boven een hoogte van 10m boven het straatpeil in een strook ter diepte van 3m achter de voorgevelrooilijn in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld;
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 6 Waarde - Archeologie (Dubbelbestemming)
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), mede bestemd voor bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken en de inrichting en het gebruik van de gronden voor zover de gronden zijn aangewezen voor Waarde - Archeologie (dubbelbestemming), indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming Waarde - Archeologie (dubbelbestemming) naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van archeologisch onderzoek, daartoe aanleiding geeft.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Hoofdtoegang woningen
8.2 Parkeerregeling
-
Ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's dient in, op of onder het gebouw dan wel op het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort in voldoende mate parkeergelegenheid aanwezig te zijn zoals opgenomen in de parkeerregeling in Bijlage 2 Parkeernormen, dan wel - indien deze parkeernormen gedurende de planperiode worden gewijzigd - te voldoen aan die gewijzigd vastgestelde parkeernormen;
-
de in het eerste lid bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's en zijn afhankelijk van de situering van parkeerplaatsen. Aan deze eis wordt in ieder geval geacht te zijn voldaan indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimte voldoen aan de door het CROW hiervoor opgestelde richtlijnen, ASVV 2012 d.d. 13-12-2012;
-
het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a:
-
indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, of;
-
voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
9.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming
Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
10.1 luchtvaartverkeerzone
10.2 geluidzone - spoor
In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone - spoor' de volgende regels:
-
voor het bouwen geldt dat geen nieuwe bouwwerken mogen worden gebouwd ten behoeve van geluidsgevoelige bestemmingen zoals bedoeld in 'Wet geluidhinder' en 'Besluit geluidhinder', met uitzondering van: ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw, in generlei opzicht wordt vergroot of veranderd; onder verbouwen wordt hier verstaan het bouwkundig veranderen van (een deel) van het gebouw en/of (een van) de daartoe behorende gevels; onder nieuwbouw wordt hier verstaan het geheel of nagenoeg geheel vernieuwen van een gebouw, waarbij de situering, bouwhoogte en bouwmassa geheel of nagenoeg geheel overeenkomen met het gesloopte gebouw; de bouw van een bijgebouw bij een woning of de uitbreiding van een bestaande geluidsgevoelige functie conform de in de basisbestemming voorgeschreven bebouwingsregeling;
-
het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in dit lid, onder a., indien:
-
is, of kan worden voldaan aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder, of indien;
-
ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is verleend;
-
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat de gebiedsaanduiding 'geluidszone - spoor' opgeheven wordt indien de bron van de geluidszone is opgehouden te bestaan.
10.3 veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen
In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen' de volgende regels:
-
binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen' mogen geen (beperkt) kwetsbare en bijzonder kwetsbare objecten worden opgericht;
-
het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in sub a. waarbij (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan en waarbij middels een onderbouwing is aangetoond dat er sprake is van een afname of gelijkblijvend groepsrisico;
-
het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in sub a. waarbij een wijziging of oprichting leidt tot een toename van het groepsrisico binnen de 'veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen' indien:
-
er geen sprake is van bijzonder kwetsbare objecten;
-
er een berekening is uitgevoerd waaruit de toename blijkt van het groepsrisico;
-
de verantwoordingsplicht conform het Bevt is ingevuld.
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
11.1 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van maten
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
-
de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
-
gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
-
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
-
voldaan is aan de volgende voorwaarden:
-
de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet cumulatief worden gebruikt;
-
de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.
11.2 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van grenzen
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak, bestemmingsvlak, functie-aanduidingsvlak of maatvoeringsvlak, indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting e.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
-
de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
-
gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
-
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
11.3 Binnenplans afwijken t.b.v. aan-huis-verbonden beroep
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan voor wat betreft de voorwaarden, zoals beschreven in de begripsregels, waaronder overeenkomstig de desbetreffende bestemmingsomschrijving een aan huis verbonden beroep is toegelaten, indien door de aard van de werkzaamheden het beroep niet of bezwaarlijk anders dan aan huis of op de betreffende locatie kan worden uitgeoefend.
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
12.1 Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsvlakgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:
-
de in het plan begrepen bestemmingen die grenzen aan gronden met de bestemming 'Verkeer', dan wel 'Verkeer-Verblijf' te wijzigen voor de indeling van gronden zoals ten behoeve van een herinrichting, een asverschuiving, herinrichting kruispunten, aanleg (mini)rotondes e.d., met dien verstande dat:
-
de bestemmingen mogen worden gewijzigd voor een verschuiving van de bestemmingsgrenzen van maximaal 25m;
-
de verwerkelijking van de in het plan begrepen bestemmingen gewaarborgd dient te blijven, dat wil zeggen dat de bestemmingen door de wijzigingnen niet onevenredig mogen worden aangetast;
-
bestemmingsgrenzen te wijzigen indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt noodzakelijk is voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijk ordening van het plan niet schaadt en zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.
Artikel 13 Algemene Procedureregels
Op het stellen van nadere eisen op grond van enige bepaling van de regels van dit bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
Artikel 14 Overige Regels
14.1 Algemene regels inzake nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de bereikbaarheid van gebouwen vanuit en de situering van de hoofdentree van gebouwen ten opzichte van de openbare ruimte;
-
de situering en afmetingen van groenvoorzieningen;
-
de situering en afmetingen van parkeergelegenheid, ook op eigen terrein;
-
de situering van toegangswegen en -paden tot gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en open erven.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
-
het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
-
het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
-
het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
-
indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
-
het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Reeshof Stationsgebied 2013, 1e herziening (Kronenbergstraat)'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling
De afgelopen jaren is de druk op de woningmarkt toegenomen, vooral voor degenen die op zoek zijn naar een betaalbare woning. Om verschillende redenen neemt de behoefte aan woningen in het goedkope segment toe. In het convenant dat de gemeente Tilburg met de corporaties heeft gesloten voor de periode 2015-2020 (Convenant Wonen) is opgenomen dat partijen in deze periode de ambitie hebben om 800 woningen in het betaalbare segment toe te voegen. Hiervoor is de Taskforce Betaalbaar Wonen opgericht. Op 12 januari 2016 heeft het college besloten om de locatie aan de Kronenbergstraat aan te bieden voor ontwikkeling binnen de Taskforce. De convenantsperiode loopt van 2015 tot 2020.
De locatie aan de Kronenbergstraat is tot op heden niet bebouwd en ligt braak. In voorgaande bestemmingsplannen is reeds een bebouwingsmogelijkheid opgenomen ten behoeve van gemengde functies met uitzondering van het bouwen van appartementen. Om het bouwen van appartementen mogelijk te maken is er verzoek om herziening van het bestemmingsplan ingediend voor de realisatie van 78 appartementen op deze locatie. Het betreft het perceel sectie AF, nr. 6738 (omschrijving bouwplan)
Locatie plangebied aan de Kronenbergstraat
Met deze toelichting wordt een basis gegeven voor de bestemmingsplanherziening waarmee medewerking kan worden verleend aan het initiatief. De toelichting geeft aan waarom de beoogde ontwikkeling past binnen de visie op het gebied. Er wordt nader ingegaan op de wijze waarop het initiatief aansluit op de plaatselijke situatie en het beleid dat de gemeente voorstaat. Tevens worden de (stedenbouwkundige) richtlijnen en randvoorwaarden welke aan de basis van de planontwikkeling hebben gestaan in de toelichting verwoord. De toelichting geeft ook de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken weer.
1.2 Juridisch-planologische Situatie
Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan Reeshof Stationsgebied 2013, vastgesteld door de gemeenteraad op 10 maart 2014. Het perceel is binnen dit bestemmingsplan bestemd als Gemengd. Omdat binnen deze bestemming geen gestapelde woningen (appartementen) zijn toegestaan, is deze herziening van het bestemmingsplan opgesteld.
1.3 Het Plangebied
Het plangebied is gelegen tussen de spoorlijn Tilburg - Breda en de zuidzijde van de Kronenbergstraat en wordt aan de oostzijde begrensd door de bestaande voetbalvelden.
Situering plangebied binnen wijk Reeshof op luchtfoto
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Gebiedsbeschrijving
Het plangebied ligt in het Stationsgebied van stadsdeel Reeshof, in het deelgebied Knoop Campenhoef. Het Stationsgebied Reeshof is bedoeld voor andere functies dan wonen en voor andere, meer stedelijke woningtypes (gestapelde woningen), één en ander in aanvulling op de rest van Reeshof dat voor het overgrote deel uit grondgebonden woningen bestaat.
In het Stationsgebied Reeshof, dus ook in het plangebied, is stedelijkere bebouwing in een hogere bebouwingsdichtheid dan in de rest van Reeshof stedenbouwkundig gemotiveerd en gewenst. Dit blijkt ook met name uit het geldende bestemmingsplan Reeshof Stationsgebied 2013 waarin het voorgaande (rijks)beleid ten aanzien van spoorwegknooppunten is verwoord.
Reeshof Stationsgebied: Overzichtskaart
Knoop Campenhoef bestaat ook weer uit een aantal zones. Daarbij gaat het om, van west naar oost:
-
een toekomstige gemengde zone waar ook het stationsparkeren onderdeel van uitmaakt;
-
het onderhavige plangebied met twee bouwblokken voor gestapelde woningen (appartementen);
-
de voetbalvelden van Sportcomplex Campenhoef.
Deze drie zones in Knoop Campenhoef worden van elkaar gescheiden en verbonden door middel van zogenaamde "schakelparken".
Reeshof Stationsgebied: Stedenbouwkundig concept
2.2 Planbeschrijving
-
Bebouwing
Het plangebied voorziet in twee bouwblokken voor gestapelde woningen (appartementen). De maximale bouwhoogte van deze bouwblokken bedraagt 14,5 meter. In het vorige bestemmingsplan was sprake van een drietal deelvlakken met een maximale bouwhoogte van respectievelijk 10 en 15 meter. De nu geprojecteerde bouwblokken liggen geheel in het voormalige deelvlak met maximale bouwhoogte van 15 meter. Daarbij wordt de maximale bouwhoogte van 15 meter nu dus aangepast tot maximaal 14,5 meter hoog. Het voormalige deelvlak met maximale bouwhoogte van 10 meter vervalt in het nu voorliggende plan, waardoor de onbebouwde zone tussen de nu geprojecteerde bebouwing en de bestaande woningen in Campenhoef aanzienlijk wordt vergroot.
Binnen de maximale bouwhoogte van 14,5 meter kan het voorgenomen bouwplan, dat uit vier bouwlagen bestaat, gerealiseerd worden. Het hoogste punt van dit bouwplan, dat wil zeggen de bovenkant van de getekende "puntdaken", bedraagt 14 meter. Een bouwplan dat uit vijf bouwlagen bestaat is binnen een maximale bouwhoogte van 14,5 meter.
Mede gezien de grote afstand ten opzichte van de bestaande woningen in Campenhoef, i.c. ruim 30 meter, is e.e.a. ruimtelijk verantwoord. Daarbij heeft een bezonningsstudie aangetoond dat de schaduwwerking op de bestaande woningen zeer beperkt is. Ook de ruimte tussen de twee bouwblokken onderling en de ruimte ten opzichte van toekomstige bebouwing in de westelijk gelegen gemengde zone is stedenbouwkundig verantwoord.
Bij de huidige stedenbouwkundige opzet is, in tegenstelling tot in Knoop Witbrant, gekozen voor twee bouwblokken haaks op de spoorlijn. Deze positionering komt voort uit de opgave om de bouwblokken akoestisch verantwoord op te lossen in verband met spoorweglawaai. Dit bleek bij woonblokken evenwijdig aan het spoor niet mogelijk met behoud van een goede woonkwaliteit. Het bijkomend voordeel voor de bestaande woonwijk Campenhoef is dat er zo een opener bebouwingsstructuur gerealiseerd wordt in plaats van een lange wand. Omdat de koppen van deze bouwblokken naar de wijk en naar het spoor gekeerd staan, is de architectonische uitwerking hiervan van groot belang.
Op deze wijze speelt geluid een grote rol bij de stedenbouwkundige opzet. Daarnaast dient voor de woningen/appartementen in het plangebied ten opzichte van de voetbalvelden voldaan te worden aan de richtafstanden uit de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering waarbij een afstand van minimaal 30 meter dient te worden aangehouden. Ook andere milieuaspecten spelen hierbij een rol. Het plasbrandaandachtsgebied (PAG) bij de spoorlijn brengt een onbebouwde zone van minimaal 30 meter met zich mee. Bij de verdere uitwerking van het (bouw- en inrichtings-) plan spelen nadere milieuaspecten een belangrijke rol. Om het groepsrisico (externe veiligheid spoorlijn) te kunnen verantwoorden, is het bijvoorbeeld noodzakelijk om de entrees van de woonblokken in verband met adequate vluchtroutes aan de noordzijde, dat wil zeggen aan de zijde van de Kronenbergstraat, te situeren.
-
Groen
Behalve bebouwing speelt ook openbare (verblijfs-) ruimte een belangrijke rol in het Stationsgebied van Reeshof. In het nu voorliggende plan is dit in de eerste plaats vertaald in de twee grote "schakelparken" aan de beide uiteinden van het plan. Daarnaast wordt tussen de twee bouwblokken een kleiner plantsoen gerealiseerd. Dit plantsoen krijgt een intiemer karakter doordat aan de noordelijke en de zuidelijke rand een tuinmuur of haag gerealiseerd wordt, mogelijk in combinatie met bomen. Met name langs de Kronenbergstraat tenslotte is het de bedoeling om met behulp van een haag een visuele afscherming van het parkeerterrein te realiseren. Op deze wijze wordt met dit plan in ruime mate bijgedragen aan een passende verblijfskwaliteit en zal er sprake zijn van een relatief ontspannen woonmilieu met veel groen.
-
Verkeer
Het plangebied wordt voor autoverkeer ontsloten vanaf de Kronenbergstraat, waarbij een deel van het parkeren ten noorden van de bouwblokken opgelost wordt (aan de zijde van de Kronenbergstraat) en een deel ten zuiden van de bouwblokken (aan de zijde van de spoorlijn). Het zuidelijke parkeerterrein is bereikbaar door middel van een doorsteek centraal tussen de bouwblokken.
De belangrijkste overwegingen bij deze ontsluitingsstructuur voor het autoverkeer zijn:
-
Het bouwplan genereert dermate weinig (auto)verkeer dat dit probleemloos door de Kronenbergstraat en andere straten in Campenhoef afgewikkeld kan worden.
-
Vanuit het oogpunt van oriëntatie en herkenbaarheid is ontsluiting vanaf de Kronenbergstraat de beste oplossing voor de toekomstige bewoners van de nieuwe woonblokken, mede gezien het feit dat de entrees van de woonblokken ook aan de zijde van de Kronenbergstraat gesitueerd zullen (moeten) worden. Een ontsluiting vanaf de Ketelhavenstraat, via de westelijk van het plangebied gelegen toekomstige kantoren- en voorzieningenzone inclusief stationsparkeren, zou in dat verband suboptimaal zijn.
-
Er moet gewaakt worden voor een sluiproute voor autoverkeer door het plangebied tussen station en Campenhoef/Heijhoef.
-
In functioneel opzicht is het logisch om het plangebied, dat een woonbestemming krijgt, aan Campenhoef te koppelen en de toekomstige kantoren- en voorzieningenzone aan de Ketelhavenstraat.
-
De "schakelparken" voegen een waardevolle verblijfskwaliteit aan het plan toe. Vanuit het oogpunt van deze verblijfskwaliteit is het ongewenst om de "schakelparken" te doorsnijden met autowegen.
In aanvulling op de hiervoor geschetste ontsluitingsstructuur voor het autoverkeer, zal voor het langzaam verkeer (voetgangers en fietsers) aanvullend een padenstructuur gerealiseerd worden, ook door de schakelparken, zodat er voor langzaam verkeer een optimale, fijnmazige ontsluitingsstructuur gerealiseerd wordt.
Voor het parkeren zijn de parkeernormen van het TVVP van toepassing. Vanwege de doelgroep van de appartementen blijkt uit onderzoek dat de vastgestelde parkeernorm uit het TVVP van soortgelijke sociale woningbouw te hoog is. Op grond van het parkeerbeleid kan worden afgeweken van de parkeernorm indien voor een bepaalde functie een norm ontbreekt. Voor de aangepaste parkeernorm zal daarom de parkeernorm uit het CROW worden gehanteerd.
In de nieuwe parkeerkeernormen van Tilburg, die in de tweede helft van 2017 worden vastgesteld, wordt deze norm voor sociale woningbouw opgenomen.
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk volgt een korte weergave van het bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde ruimtelijke beleidskader.
3.2 Rijk
3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructurele beleid en schetst een beeld van Nederland in 2040. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructurele plannen het de komende jaren wil investeren en op welke wijze bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeenten krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.
3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Barro is een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB), die gestoeld is op de SVIR. In de AMvB zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen (denk hierbij aan onderwerpen als Mainportontwikkeling Rotterdam, de grote rivieren, het kustfundament en de Waddenzee en het Waddengebied). Het Barro is gericht op doorwerking van deze nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het Barro is in 2012 uitgebreid met de onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Daarmee is de juridische verankering van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) nagenoeg compleet. In het Barro staat aan welke regels (rijksbelangen) de gemeenten en provincies zich moeten houden, bijvoorbeeld bij het opstellen van een bestemmingsplan. In het verlengde van het Barro is ook de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) van kracht. Deze regeling bevat o.a. een uitwerking van het al eerder in het Barro gepubliceerde ruimtelijke regime rond radars voor militaire luchtvaart en een aanwijzing van reserveringsstroken ten behoeve van uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet.
3.2.3 Duurzame verstedelijking
Op grond van art. 3.1.6 Bro zijn provincies en gemeenten verplicht om in de toelichting van een ruimtelijk plan aandacht te besteden aan het aspect 'duurzame verstedelijking', wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. Art. 1.1.1. Bro definieert het begrip stedelijke ontwikkeling als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Overheden dienen op grond van art. 3.1.6 Bro nieuwe stedelijke ontwikkelingen te motiveren. In de eerste plaats geschiedt dat door de behoefte aan de desbetreffende stedelijke ontwikkeling te onderbouwen. Uitgangspunt is vervolgens dat, met het oog op een zorgvuldig ruimtegebruik, de nieuwe stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling daarentegen voorzien wordt buiten het bestaand stedelijk stedelijk gebied, dan moet dat eveneens worden gemotiveerd in de plantoelichting. Het is toegestaan om de motivering van de behoefte aan en de locatie van een nieuwe stedelijke ontwikkeling door te schuiven naar een eventueel uitwerkings- of wijzigingsplan.
Relatie met plangebied
Het plangebied is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied. De planlocatie Kronenbergstraat (Reeshof), 78 appartementen in 2 woongebouwen van 4 bouwlagen in het kader van de gemeentelijke opgave intensivering sociale woningbouw, betreft inbreiding bestaand stedelijk gebied. In het plan –gelegen naast NS-station Reeshof– is rekening gehouden met de woonmilieu-(differentiatie)opgave, in dit geval het voorzien in de vraag naar centrum-stedelijk wonen, ofwel (gestapeld) wonen in vrij hoge dichtheid, met/nabij functiemenging met stedelijke voorzieningen, ruimtelijke complexiteit, en een combinatie van sterke nabijheid en bereikbaarheid.
In de paragraaf Volkshuisvesting is weergegeven hoe het aantal te bouwen woningen in de regio is toebedeeld aan de gemeente Tilburg. Hiermee is toepassing geven aan art. 3.1.6 Bro.
3.3 Provincie
3.3.1 Structuurvisie
Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die op 1 oktober 2010 werd vastgesteld door Provinciale Staten. Belangrijke onderwerpen zijn de realisatie van natuur en de transitie naar een zorgvuldige veehouderij in Brabant.
In de Structuurvisie geeft de provincie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie, maar bindt gemeenten niet rechtstreeks. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt.
Inhoud van de Structuurvisie
Deel A
Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Op basis van trends en ontwikkelingen heeft de provincie haar ruimtelijke belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. In haar sturing biedt zij gemeenten meer ruimte om afwegingen te maken in een aantal vooraf gestelde kaders. Daarnaast zet de provincie zelf een aantal ontwikkelingen in gang. De provinciale filosofie is: ‘Samenwerken aan kwaliteit’. De provincie realiseert haar doelen op vier manieren: door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.
Deel B
In deel B staan de ambities, het beleid en de uitvoering voor de vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Voor iedere structuur formuleert de provincie ambities en beleid. Per beleidsdoel is aangegeven welke instrumenten de provincie inzet om haar doelen te bereiken.
Uitwerking van de Structuurvisie
De provincie gaat geen aparte ruimtelijke visie op het landschap ontwikkelen, maar geeft die onder andere vorm in de Uitwerking gebiedspaspoorten. Daarin beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang vindt en hoe deze versterkt kunnen worden. Tilburg ligt in het gebiedspaspoort van De Meierij. Daarnaast zijn er deelstructuurvisies opgesteld. Deelstructuurvisies bevatten de onderbouwing van een locatiekeuze, visie op een thema of inrichting van een gebied. De huidige deelstructuurvisies zijn niet van toepassing op Tilburgs grondgebied.
3.3.2 Verordening Ruimte
Provinciale Staten hebben naast de Structuurvisie een Verordening ruimte vastgesteld. Deze wordt regelmatig gewijzigd en aangepast aan nieuw beleid. In de Verordening ruimte staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. In tegenstelling tot de provinciale Structuurvisie bindt de Verordening ruimte de gemeenten wèl rechtstreeks.
Relatie met de structuurvisie
De onderwerpen die in de verordening staan, komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat wat de provincie van belang vindt en hoe de provincie die belangen wil realiseren. De verordening is daarbij een van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen.
Inhoud
Belangrijke onderwerpen in de Verordening ruimte zijn:
-
ruimtelijke kwaliteit;
-
stedelijke ontwikkelingen;
-
natuurgebieden en andere gebieden met waarden;
-
agrarische ontwikkelingen, waaronder de zorgvuldige veehouderij;
-
overige ontwikkelingen in het buitengebied.
Voor een paar onderwerpen zijn in de verordenin regels opgenomen die rechtstreeks doorwerken naar de vergunningverlening bij gemeenten.
Wijzigingen en ontheffingen
In de verordening is voor een aantal onderwerpen de mogelijkheid opgenomen om de grens van een gebied te wijzigen. Daarnaast is er een algemene ontheffingsmogelijkheid opgenomen.
Relatie Verordening ruimte met plangebied.
Volgens de verordening ruimte is het plan gelegen binnen bestaand stedelijk gebied.
3.4 Gemeente
3.4.1 Omgevingsvisie Tilburg 2040
Op 21 september 2015 heeft de Raad de Omgevingsvisie Tilburg 2040 vastgesteld.
De Omgevingsvisie richt zich op Tilburg als vitale, duurzame stad in een moderne netwerksamenleving. De ontwikkelingen in de economie, de maatschappij en de leefomgeving gaan niet ten koste van elkaar, maar sluiten op elkaar aan en versterken elkaar. People, planet en profit zijn in balans.
People: Het is prettig wonen en werken in Tilburg, een stad met veel verschillende woonbuurten en verschillende soorten werklocaties. De woonmilieus passen bij de leefstijl van de mensen.
Planet: We gaan voor een gezonde en leefbare stad, anticiperen op de effecten van klimaatverandering, zoals hitte, droogte en hogere temperaturen. In het economisch systeem wordt herbruikbaarheid van producten en grondstoffen steeds belangrijker. Verder krijgen groen en water een steeds prominentere rol in de stad. De grote natuurgebieden om de stad zijn met elkaar verbonden. Dat versterkt het ecologisch systeem en de veerkracht van de natuur.
Profit: Om ook in de toekomst sterk genoeg te zijn, wil Tilburg de kracht van BrabantStad benutten. Tilburg is een stad die mensen kansen biedt: op aangenaam werk en op een fijne woon- en leefomgeving.
Om antwoord te geven op de vraag hoe we dit gewenste toekomstbeeld samen met burgers en partners in de stad voor elkaar kunnen krijgen volgt de Omgevingsvisie Tilburg 2040 een strategie met drie sporen:
-
de Brabantstrategie
-
de Regiostrategie
-
de Stadsstrategie.
Brabantstrategie: Tilburg kiest voor de kracht van stedelijke samenwerking
Samen met de andere Brabantse steden wil Tilburg de kracht van het stedelijk netwerk BrabantStad versterken. Om de benodigde schaalsprong naar een stedelijk netwerk te kunnen maken, moet Tilburg aantrekkelijk bereikbaar en concurrerend zijn.
Aantrekkelijk: Tilburg wil een aantrekkelijke stad zijn waar mensen graag wonen en werken, en waar het voor bedrijven interessant is om zich te vestigen. Niet alleen moet het aanbod van voorzieningen in de stad zelf aansprekend en hoogwaardig zijn, ook de groene omgeving en religieus en historisch erfgoed zijn belangrijke factoren.
Bereikbaar: goede verbindingen (weg, water, rail én digitaal) met de andere Brabantse steden zijn essentieel voor een sterk stedelijk netwerk.
Concurrerend: En duurzame concurrentiekracht kent in Tilburg twee belangrijke pijlers, namelijk kennis & creativiteit en smart industries. Concreet richt de Brabantstrategie zich op vier stedelijke knooppunten en drie stadsregionale parken.
De vier stedelijke knooppunten:
-
Binnenstad van de 21e eeuw
-
Tilburg University Campus: kennisontwikkeling en -toepassing
-
Modern Industrieel Cluster Vossenberg-Loven
-
Modern Industrieel Cluster Midden-Brabant
De drie stadsregionale parken zijn:
-
Stadsregionaal park Moerenburg - Koningshoeven
-
Stadsregionaal park Stadsbos013
-
Stadsregionaal park Noord
De regiostrategie: de kracht van Tilburg als centrumstad
Bij de regiostrategie draait het om Tilburg in haar rol als centrumstad; Tilburg als belangrijke spil in de regio Hart van Brabant. Een goed bereikbare stad, waar bewoners uit de gehele omliggende regio graag komen voor werk, hoogwaardige medische zorg, uitstekend onderwijs, een compleet aanbod van winkels en spannende cultuur. Waar bedrijven hun ambities optimaal kunnen ontplooien. En waar het uitstekend (meerdaags) recreëren is. Een sterke stad kan niet zonder een sterke regio; omgekeerd geldt dat een sterke regio niet zonder een sterke stad kan. De regiostrategie richt zich op drie stedelijke knooppunten en twee regionale ecologische verbindingszones ten westen en oosten van de stad.
De drie stedelijke knooppunten zijn:
-
Bedrijvenpark Zuid
-
Zorgcluster Leijpark
-
Duurzaam energielandschap Noord
De twee ecologische verbindingszones:
-
Aan de oostzijde bestaat de verbinding uit ecologische stapstenen in het bestaande landschap en agrarisch productiegebied.
-
Aan de westzijde van de stad bestaat de verbinding uit een fijnmazig netwerk van ecologische verbindingszones langs wegen en waterlopen.
De stadsstrategie: leefbaarheid met oog voor de menselijke maat
De stadsstrategie richt zich op het realiseren van prettig leefbare wijken, dorpen en buitengebied.
Hoofdpunten van de stadsstrategie zijn:
-
Ruimte voor zelf- en samenredzaamheid in wijken en buurten
-
Basis op orde: wijken zijn schoon, heel en veilig
-
Vitale wijkeconomie: dynamiek en ondernemerschap in de wijk
-
Brandpunten in wijken zorgen voor dynamiek, ontmoeting en sociale binding.
-
Differentiatie in woonmilieus: aansluiten bij de leefstijlen van bewoners
-
Cultureel erfgoed: het verhaal van Tilburg centraal
-
Groen en water in de stad: toegankelijk en zichtbaar
-
Goede bereikbaarheid van wijken en buurten borgen
-
Betere verbinding stad en buitengebied: groene inprikkers
-
Economische vitaliteit van het landschap behouden en versterken
Functie van de Omgevingsvisie
De Omgevingsvisie Tilburg 2040 is een koers- en inspiratiedocument. Het is een kompas voor investeringen in
het fysieke domein. Een uitnodiging aan de stad om samen te werken aan de ontwikkeling van een stad waar het fijn wonen, werken, leven en recreëren is. De visie biedt burgers en bedrijven ruimte om initiatief te ontplooien en reikt de gemeente handvatten aan om haar strategie af te stemmen op het geschetste toekomstperspectief. De Omgevingsvisie Tilburg 2040 geeft ook richting aan de inzet van de gemeente; in welke onderdelen de gemeente haar geld, tijd en bestuurskracht investeert. En welke prioriteiten daarbij gelden.
Hoofdstuk 4 Thematische Beleidskaders
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.
4.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand
4.2.1 Hoogbouw
Het gemeentelijke hoogbouwbeleid is opgenomen in de Handreiking Hoogbouw die op 29 oktober 2007 is vastgesteld door de gemeenteraad.
De gemeente Tilburg staat positief tegenover hoogbouw. Hoogbouw stimuleert de bedrijvigheid, draagt bij aan functiemenging, zorgt voor herkenbaarheid, de leesbaarheid van de stad, kan bijdragen aan de verbetering van de openbare ruimte en zorgt voor het zuinig omgaan met ruimte.
Onder hoogbouw worden gebouwen hoger dan 15 meter verstaan. Hoogbouw kan niet overal in de stad. De gemeente Tilburg geeft in de Handreiking Hoogbouw aan waar zij in de stad op de lange termijn hoogbouw wenselijk acht. Dit is aangegeven op een prioriteitenkaart. Met rood is het voorkeursgebied aangegeven, met geel het gebied waar hoogbouw overwogen kan worden en met grijs de gebieden waar hoogbouw ongewenst is.
Locaties waar de gemeente graag hoogbouw ziet zijn: de Spoorzone tot aan de Universiteit van Tilburg, de Kempenbaan en het Laar.
De plekken waar hoogbouw het overwegen waard is, zijn gebieden langs de hoofdinfrastructuur zoals de Ringbanen, gebieden langs stadsranden en groenranden zoals de Piushaven, het St. Elisabeth Ziekenhuis en het Wandelbos en de (winkel)centra Wagnerplein, Paletplein, Heyhoef en De Knoop.
Bij bedrijventerreinen in de stad Tilburg wordt bebouwing tot 30 meter onder randvoorwaarden toegelaten.
4.2.2 Welstand
Bouwplannen moeten worden getoetst aan ´redelijke eisen van welstand´, zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd. Nadien is de nota meerdere keren geactualiseerd (2010 en 2012). De afgelopen jaren heeft zich aantal ontwikkelingen voorgedaan waardoor actualisatie van het uitwerkingsdeel van de Welstandsnota noodzakelijk is. Zo zijn de Omgevingsvisie Tilburg 2040 en de structuurvisie Linten in de Oude Stad vastgesteld en zijn er verschillende nieuwe woonwijken gereed gekomen. De nota van 2012 is in navolging daarop aangevuld en bijgewerkt. Voor het overige zijn de kaarten samengevoegd, geactualiseerd en afgestemd op het kaartbeeld van de Omgevingsvisie. Op die manier beschikt de Omgevingscommissie over een actueel toetsingskader voor de beoordeling van (bouw)plannen.
Architectuur, stedenbouw, cultuurhistorie en landschap zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Onder het motto van de welstandsnota 'aandacht waar dat moet, vrijheid waar dat kan' streeft het stadsbestuur ernaar om op de plekken die er toe doen in te zetten op een hoge ruimtelijke kwaliteit.
Op 15 november 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders ingestemd met de actualisatie van de Welstandsnota 2012. De geactualiseerde nota is op 1 januari 2017 in werking getreden.
4.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg
4.3.1 Historische geografie
-
Het plangebied ligt aan de noordzijde van de spoorlijn Tilburg-Breda en wordt begrensd door de Kronenbergstraat in het noorden, en de spoorlijn in het zuiden.
-
De Knoop ligt ten zuiden van het voormalige landgoed Reeshof en ten oosten van de Bijster. Dit gebied ligt centraal in de voormalige Tilburgsche Heide, doorsneden door de Donge, en vormde het middendeel van een uitgestrekt heidegebied ten westen van Tilburg tussen de gemeenten Loon op Zand, Dongen, Hulten en Riel. Een restant van dit grote heidegebied is bewaard gebleven als de Hultensche Heide ten noorden van het spoor en Witbrant Oost;
-
De Tilburgse Heide was van oorsprong doorspekt met grote, relatief ondiepe vennen zoals de Blaak, de Witten Brand, De Hoge en lage Witsie, het Zwartven en het Leikeven, evenals talrijke kleinere drassige laagten zoals de Stoorblaak bij het Kraaiven. De locatie ligt ten oosten van het beekdal van de Donge;
-
De nattere gronden langs de Donge, ten westen en noordwesten van het plangebied, waren eertijds ruigte en werden gaandeweg in gebruik genomen als grasland, deze drassige Bijster (woeste, verwilderde, onvruchtbare grond) wordt reeds vermeld sinds begin zestiende eeuw;
-
Het hoger gelegen heidegebied werd eerst (her)ontgonnen in de jaren 1760. Het plangebied behoorde van dan af tot het landbouwareaal van de Reeshof. Op de historische kaart uit zijn duidelijk diagonale ontginningssloten ten noorden van het huidige spoor te zien. Na het wegkwijnen en de sloop van de Reeshofhoeve (ca. 1815) werd het landgoed letterlijk gevierendeeld en bleef het in gebruik als bos en weiland of heide. Tussen de jaren 1920-1980 werden door ruilverkaveling de verschillende agrarische percelen samengevoegd tot een grote kavel die voor de aanleg van het stadsdeel Reeshof nog in gebruik waren tbv de maïsteelt;
-
In het plangebied is geen historische bebouwing bekend.
-
In 1978 werd in een agrarisch gebied aan de westkant van Tilburg begonnen met de aanleg van de vinex-wijk De Reeshof. De wijk bestaat uit een tiental deelwijken. Aan de zuidelijke uitbreidingen Koolhoven en Witbrand wordt sinds enkele jaren gewerkt.
4.3.2 Archeologie
-
Het plangebied ligt op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) in een gebied met lage trefkans, de voetbalvelden ten noorden van de spoorlijn hebben deels een middelhoge archeologische trefkans;
-
Het plangebied ligt op de Archeologische Waarschuwingskaart Tilburg (ArWaTi) in een gebied met middelhoge verwachting;
-
Het plangebied ligt niet in of grenst niet aan een terrein dat vermeld staat op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK).
-
Als archeologische microregio is dit heide- en vengebied in hoofdzaak bekend om zijn rijke mesolithische vondstgeschiedenis. Langs en nabij de vennen in de Tilburgse Heide en in het beekdal van de Donge zijn diverse laatpaleolithische en mesolithische vondsten en sites bekend. De sites van Lepelare Zand en Kraaiven behoren zelf tot de grootste mesolithische sites van Nederland. Neolithische vondsten zijn bekend bij zowel de Hoge Witsie als bij de Voldijk. Echter geen steentijdvondsten zijn bekend in de directe omgeving van de Knoop;
-
Bij het Reeshofpark zijn de restanten van het landgoed Rey´s Hof of Reeshof, deels opgegraven. Op recente luchtfoto´s (2002-2003) zijn nog steeds lineaire landmarks in de begroeiing waarneembaar. Dit zijn mogelijk de aan het maaiveld onzichtbare restanten van de oude ontginningswegen en sloten van het landgoed die op historische kaarten zijn weergegeven tot in het plangebied;
-
Nabij het landgoed is een oudere vondst van twee bronzen bijlen bekend (bronstijd);
-
In 2007 werd door Fontys Hogescholen BILAN voor het plangebied Reeshof-Midden een archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek uitgevoerd: E. de Boer, H. van Dijk, Van De Kievit tot De Witten Brand. Tilburg (NB) –Reeshof-Midden. Archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek, BILAN 2007/125. Aan de bodem in het plangebied wordt een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde toegekend.
-
Fysieke kwaliteit: Het bodemarchief ter plekke van de voetbalvelden aan de Kronenbergstraat wordt te zwaar verstoord geacht door nivellerings- en draineringswerken. De noordwestelijke hoek aan de Kronenbergstraat bij station Reeshof is thans deels verstoord door de aanleg van een parkeerterrein en de Ketelhavenstraat/plein. Ook door de bouw van het Forum en la Vista Duna gelegen tussen de Reeshofweg en de Ketelhavenstraat is de bodem zwaar verstoord.
-
In het vigerende bestemmingsplan is aan de gronden van het plangebied de dubbelbestemming waarde archeologie toegekend.
4.3.3 Cultuurhistorie, objecten en structuren, historisch groen
-
In dit plangebied liggen geen beschermde monumenten, geen MIP-panden en geen panden of objecten van cultuurhistorische waarde.
-
Ruim ten noorden van het plangebied ligt het gemeentelijk monument Kamerikstraat 15; een boerderij die in oorsprong tot de late negentiende eeuw teruggaat.
-
De Reeshofweg, de spoorweg en het onbenoemd pad langs de westelijke rand van de Hultensche Heide (aan het oostelijk uiteinde van de Kronenbergstraat) worden op de CHW aangeduid als historisch-geografische lijnen met redelijk hoge waarde.
-
Cultuurhistorische Waardenkaart provincie Noord-Brabant.
-
Historisch groen: niet van toepassing op deze locatie.
4.3.4 Conclusie
Vanuit het oogpunt van cultuurhistorie bestaat geen bezwaar tegen de geplande ontwikkeling. Er worden geen historische objecten of structuren aangetast.
Voor wat betreft de archeologie is vanwege de archeologische verwachting op de planlocatie en de "dubbelbestemming waarde archeologie" inventariserend archeologisch onderzoek in de vorm van proefsleuven noodzakelijk. Afhankelijk van de uitkomsten daarvan zal worden bepaald of er nog een archeologisch vervolgtraject noodzakelijk is.
4.4 Volkshuisvesting
4.4.1 Zorgvuldig ruimtegebruik
Conform Artikel 2.1 en 3.3 van de provinciale Verordening Ruimte dient een verantwoording opgenomen te worden hoe de planontwikkeling zorgt voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit, in het bijzonder beantwoordt aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Hierna wordt ingegaan op zorgvuldig ruimtegebruik.
De gemeente Tilburg maakt samen met zeven andere gemeenten deel uit van de regio Hart-van-Brabant. In deze regio maken de gemeenten jaarlijks in het "Regionaal Ruimtelijk Overleg" / RRO samen met de provincie Noord-Brabant afspraken over de kwantitatieve woningbouwopgave, dit voor een voortschrijdende tienjaarsperiode. Basis hiervoor vormt de periodiek door de provincie uitgebrachte bevolkings- en woningbehoefteprognose, waarvan de recentste dateert uit 2014.
In de planperiode 2016-2026 bedraagt de bouwopgave voor Tilburg ruim 9.700 woningen. Hiermee wordt voorzien in de natuurlijke aanwas en de huishoudenverdunning van de gemeente, plus in de migratie afkomstig uit de regio (en daarbuiten). Wanneer en waar nodig worden er regionaal ook kwalitatieve afspraken gemaakt, getuige de afspraak waarbij Tilburg van de eigen opgave 730 woningen beschikbaar stelt aan een drietal buurgemeenten ter verwezenlijking van hun programmadoelen tot 2020.
Zeker tot omstreeks 2030 behelst de gemeentelijke woningbouwopgave gemiddeld zo’n 1.000 woningen per jaar, dit gecorrigeerd voor ca. 200 w/jr. sloop. De effectieve vraag –uitgeoefend door de woonconsument– ligt momenteel lager als gevolg van de crisis, in verband waarmee een gemeentelijke bouwprogramma van gemiddeld 850 woningen per jaar tot 2020 wordt aangehouden.
4.4.2 WoonVisie en Kwalitatief WoningBehoefteOnderzoek / KWBO
Het gemeentelijk woonbeleid volgt primair uit de vierjaarlijkse WoonVisie. Hierin komen thema's en trends in het wonen aan de orde, worden actuele knelpunten geduid en worden de woonopgaven voor de komende jaren benoemd. In de WoonVisie is aangegeven dat –ondanks accentverschuiving naar de bestaande woningvoorraad– de nieuwbouwopgave voor Tilburg nog steeds een belangrijk thema is, gegeven de natuurlijke aanwas, gezinsverdunning en immigratie.
Centraal in de WoonVisie –met de horizon op 2020– staat de gemeentelijke opgave te voorzien in een compleet en gevarieerd palet aan woonmilieus als basis voor een voldoende gedifferentieerd woningaanbod, zodat zo veel mogelijk inwoners passende woonruimte kunnen vinden. Passend in relatie tot maatschappelijke ontwikkelingen en trends (w.o. demografie, individualisering, zelfredzaamheid & betaalbaarheid, identiteit/ beleving); dit geldt zowel de woning als de woonomgeving/woonmilieu.
De woningbouwopgave die Tilburg in voornoemde context heeft, kan en wordt vrijwel volledig binnen bestaand stedelijk gebied gerealiseerd. Echter de omvang van de bouwopgave, maar meer nog de kwalitatieve samenstelling daarvan (o.m. woonmilieudifferentiatie), maken het nodig om ons soms ook te oriënteren op locaties buiten het bestaand stedelijk gebied.
Om meer aansluiting te vinden bij de huidige en toekomstige woonbehoeften c.q. klantvraag wordt gebruik gemaakt van een woonmilieutypologie. Hierbij wordt, naar analogie van de rijksoverheid, onderscheid gemaakt in vijf woonmilieus: Centrum-Stedelijk, Stedelijk-buiten-centrum, Groen-Stedelijk, (Centrum-)Dorps en Landelijk), waarbij –in deze volgorde– sprake is van een afnemende woningdichtheid en nabijheid c.q. toegang tot voorzieningen, respectievelijk (OV-)bereikbaarheid. Deze indeling wordt waar nodig binnengemeentelijk verbijzonderd en/of verbonden met leefstijlkenmerken van bewoners.
De planlocatie Kronenbergstraat (Reeshof), 78 appartementen in 2 woongebouwen van 4 bouwlagen in het kader van de gemeentelijke opgave intensivering sociale woningbouw, betreft inbreiding bestaand stedelijk gebied. In het plan –gelegen naast NS-station Reeshof– is rekening gehouden met de woonmilieu-(differentiatie)opgave, in dit geval het voorzien in de vraag naar centrum-stedelijk wonen, ofwel (gestapeld) wonen in vrij hoge dichtheid, met/nabij functiemenging met stedelijke voorzieningen, ruimtelijke complexiteit, en een combinatie van sterke nabijheid en bereikbaarheid.
Het periodieke Kwalitatief WoningBehoefteOnderzoek/KWBO (elke vier jaar, meest recent 2012 / actualisatie 2014) toont de behoefte aan het Centrum-Stedelijk woonmilieu onmiskenbaar aan. Zo blijkt de woonvoorkeur onder de verhuisgeneigde Tilburgers in ruim 20% van de gevallen uit te gaan naar een (centrum-) stedelijk woonmilieu, waarmee burgers met specifieke leefstijlen beter worden bediend. Tot 2025 betreft dat een woningvraag van zo'n 2.200 woningen in dit woonmilieutype.
4.4.3 Woonkwaliteiten
Naast woonmilieudifferentiatie is meer variatie in het aanbod van nieuwbouwwoningen geboden. Enerzijds komt dit voort uit de maatschappelijke ontwikkelingen als individualisering, ontgroening & vergrijzing, anderzijds heeft dit te maken met de verander(en)de klantvraag, die ook steeds kwalitatiever van aard is. Aspecten waarop met name lokaal sturing plaatsvindt, zijn het aandeel appartementen in bouwplannen, het aandeel goedkope huurwoningen, de beschikbaarheid van kavels voor (collectief) particulier opdrachtgeverschap / eigenbouw, de levensloopbestendigheid van de nieuwbouw en het voldoen aan het Politiekeurmerk Veilig Wonen (PkVW).
-
Leefstijl/"woonwereld"
Het KWBO geeft inzicht in de zgn. "harde" kenmerken (i.c. huishoudens- en woningkenmerken, verhuisplannen enz.). Aanvullend biedt het leefstijlonderzoek van SmartAgent (2013) informatie over de drijfveren van mensen in het gedrag dat zij vertonen en de keuzes die zij maken, oftewel inzicht in de normen/waarden- en belevingsaspecten (de "zachte" kant) van burgers op de woningmarkt.
Samen leveren beide onderzoeken aanknopingspunten voor doelgroep-segmentatie/-specialisatie, uitmondend in een achttal "woonwerelden". Aldus kunnen omgevings-/locatiekenmerken en consumentenvraag optimaal op elkaar worden afgestemd in het te ontwikkelen woonproduct1.
(1 = Begin 2014 is het eerste Regio-WBO Hart-van-Brabant uitgevoerd. Dit betreft onderzoekstechnisch gesproken een synthese van het Tilburgse KWBO en het SmartAgent leefstijlonderzoek. Met betrekking tot Tilburg zijn de data van de reeds plaatsgevonden lokale onderzoeken, resp. uit 2012 (KWBO) en 2013 (SmartAgent), nader bewerkt en getoetst om tot vergelijkbaarheid en (actuele) integratie in de Regio-WBO-rapportage te komen.)
Het bouwplan Kronenbergstraat biedt ruimte voor stedelijk wonen in de directe invloedssfeer van de NS-voorstadhalte en het voorzieningencluster ter plaatse; voornamelijk voor mensen behorend tot de rode leefstijl.
-
Toetsingskader nieuwbouw-appartementen
De gemeente heeft vanwege het surplus aan plannen voor de bouw van appartementen besloten nadrukkelijker sturing te geven aan de nieuwbouw van appartementen in Tilburg door bouwplannen te prioriteren. Prioritering vindt plaats aan de hand van het in 2006 door de raad vastgestelde toetsingskader. Plannen worden getoetst aan het gewenste woonmilieu, de ruimtelijk-stedenbouwkundige inpassing, consumentgerichtheid en de vraag of het plan onderdeel uitmaakt van een voor de gemeente prioritaire gebiedsontwikkeling.
Het plan Kronenbergstraat voldoet aan de toetsingscriteria voor nieuwbouwappartementen.
-
Aandeel goedkope huurwoningen
omvang en spreiding, als ook de kwaliteit van de voorraad aan goedkope/betaalbare (huur)woningen optimaal te houden, wordt bij –vooral grotere– gebiedsontwikkelingen aangestuurd op een per locatie te bepalen productie-aandeel goedkope woningen. Deze woningen maken specifiek deel uit van de intensiveringsopgave goedkope nieuwbouw (i.c. 'Taskforce sociale woningbouw')
-
Levensloopbestendige nieuwbouw (wonen met zorg)
De huisvesting van zorgbehoevenden (m.n. ouderen en gehandicapten), gemengd met de overige bevolking, is een belangrijk aandachtspunt van het Tilburgse woonbeleid. Ter bevordering van hun zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie streeft de gemeente Tilburg er naar dat nieuwbouwwoningen "levensloopbestendig" worden ontwikkeld, dan wel daartoe eenvoudig aanpasbaar zijn. Dat wil zeggen dat de "primaire ruimten", i.c. woonkamer, keuken, hoofdslaapkamer en badkamer/toilet, gelijkvloers (te maken) zijn op entreeniveau van de woning.
Daarenboven bestaat het streven dat er voldoende welzijns- en zorgdiensten in de nabijheid zijn, dan wel gerealiseerd worden. Hiertoe is het concept van de Servicewijken/woonservicezones ontwikkeld, waarbij woon-, welzijn- en zorgdiensten op gebiedsniveau optimaal op elkaar worden afgestemd. Bij nieuwe uitleglocaties dient invulling aan dit concept te worden geven.
In dit plan wordt aan de doelstelling van levensloopbestendige nieuwbouw invulling gegeven. Voor concrete ontwerphandreikingen wordt verwezen naar de 'Werkwijzer Levensloopbestendigheid & toegankelijkheid 2.1'.
-
Politiekeurmerk Veilig Wonen
Het Politiekeurmerk Veilig Wonen (PkVW) is een keurmerk dat afgegeven wordt voor woningen, complexen en buurten die voldoen aan een voorgeschreven pakket van eisen rond inbraak- en brandpreventie, sociale veiligheid en leefbaarheid. Het Politiekeurmerk Veilig Wonen bestaat eigenlijk uit twee keurmerken, namelijk een voor nieuwbouw en een voor bestaande bouw.
Als uitgangspunt voor alle nieuwbouwprojecten in Tilburg geldt dat het Politiekeurmerk dient te worden toegepast (i.c. certificering plaatsvindt), zowel op woningniveau, als ook op het niveau van de woonomgeving.
Het plan Kronenbergstraat zal aan het Politiekeurmerk voldoen.
4.5 Groen
4.5.1 Nota Groen
De Nota Groen, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 april 2010, vormt de herziening van de Groenstructuurplannen uit 1992 en 1998. Tilburg wil zich in de toekomst blijven profileren als een groene stad waar het goed wonen en werken is. Tilburg moet in 2020 een stad zijn waar zowel haar inwoners, bezoekers als bedrijven een aantrekkelijk groene woon- en werkomgeving hebben en waar de recreatieve omgeving wordt ervaren als een kwaliteit van de gemeente. Tilburg streeft er dan ook naar een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur duurzaam te ontwikkelen en deze veilig te stellen binnen de stedelijke context. Om dit te bereiken wil het gemeentebestuur de Tilburgers letterlijk en figuurlijk dichter bij groen brengen. Op hoofdlijnen betekent dit:
-
Inzet op buitenstedelijke groengebieden en het groene netwerk;
-
het tot zijn recht laten komen van de verschillende karakters van het groen (klassiek-, recreatief- en natuurlijk groen);
-
het versterken en behouden van het natuurlijk groen.
In 2012 is het bijbehorende Uitvoeringsprogramma Groen en Biodiversiteit vastgesteld.
4.5.2 Nota biodiversiteit
Biodiversiteit omvat de totale verscheidenheid van alle levende planten en dieren op aarde. De biodiversiteit neemt wereldwijd af. Het doel van de nota is de biodiversiteit in de gemeente Tilburg te verhogen en beter te beschermen.
De visie is gericht op twee niveaus. Het eerste niveau is de flora & fauna, het tweede niveau is gericht op de
mensen. Voor de flora en fauna wordt ingestoken op drie strategieën, namelijk vergroten, verbinden en versterken. Voor de realisatie van duurzame habitatnetwerken zal vaak gekozen worden voor een combinatie van deze strategieën. In de eerste plaats is dat het vergroten van leefgebieden. In de tweede plaats kan een duurzaam netwerk ontstaan door gelijksoortige leefgebieden met elkaar te verbinden. Tenslotte kan ingezet worden op het verbeteren van de kwaliteit van leefgebieden.
Voor de mensen is natuurbeleving vooral ook van belang in de stad. Door middel van de groene lijnen en de groene gebieden in de stad, kunnen we dicht bij huis ook genieten van de natuur. Als de groene lijnen en groene gebieden helemaal op orde zijn kunnen de planten en dieren tot in de tuin of op het balkon waargenomen worden.
In de nota worden vijf verschillende landschapstypen onderscheiden (agrarisch landschap, beekdallandschap, heide- en boslandschap, landgoederenzone en stedelijk gebied). Per landschapstype wordt een algemene beschrijving gegeven met bijbehorende doelstellingen, maatregelen en knelpunten.
Doelstellingen nota biodiversiteit
-
De achteruitgang van de biodiversiteit stoppen vanaf 2010, voor het buitengebied én het bebouwde gebied.
In het voorjaar van 2010 is met een nulmeting bepaald aan de hand van de flora en faunagegevens die voor handen zijn. Hierna kan jaarlijks de verandering in de biodiversiteit worden bijgehouden.
-
Biodiversiteit 'tot aan de voordeur'.
Biodiversiteit verhogen in het openbaar gebied waardoor het letterlijk tot aan de voordeur/ de voortuin van de bewoners van Tilburg komt.
-
In 2020 zijn 50% van alle aangeplante bomen en struiken binnen de bebouwde kom ten gunste van de biodiversiteit.
Zo veel mogelijk gebruik maken van autochtoon plantmateriaal met een aanvulling van soorten die een bijdrage leveren aan biodiversiteit door middel van bv. nestgelegenheid, voedsel en/of schuilgelegenheid.
In 2016 is aanvullend op bovenstaand groenbeleid de 'agenda groen in de stad' vastgesteld (college 19-07-2016). De 'agenda groen in de stad' gaat samen met het 'beheerbeleidsplan Groen op Niveau' en de nota's groen en biodiversiteit (en het hieruit voortvloeiende uitvoeringsprogramma groen en biodiversiteit) over de toekomst van groen in de stad in inhoudelijke- en financiële zin. Er wordt aangegeven welke kaders gehanteerd worden om de impuls voor groen in de stad, conform het collegeakkoord en de omgevingsvisie Tilburg 2040, goed in te zetten. Uitgangspunt is het 'kleine en het grotere groen, voldoende bereikbaar voor iedereen'. Belangrijk hierbij zijn beleving van groen, klimaatadaptatie en biodiversiteit.
Essentieel is de kaart Stadsnatuur 2040. Op deze kaart staan de ecologische structuren en zones, stapstenen en ecologische corridors in de stad. Deze zijn nodig om de biodiversiteit in de stad te versterken en op het juiste niveau te krijgen (voor biodiversiteit ligt de nadruk op het realiseren van ontbrekende schakels, het toepassen van biodiverser groen en ecologisch beheer).
4.5.3 Groen binnen het plangebied.
Bij de huidige stedenbouwkundige opzet is gekozen voor twee bouwblokken haaks gesitueerd op de spoorlijn. De appartementenblokken worden aan beide uiteinden ingeklemd in het groen die fungeren als 'schakelparken'. Tussen de twee bouwblokken wordt een kleiner plantsoen gerealiseerd. Bijkomend voordeel is dat er zo een open bebouwingsstructuur gerealiseerd wordt in plaats van een lange wand waarbij de appartementen in het groen zijn gesitueerd.
4.6 Verkeer En Parkeren
4.6.1 Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (Mobiliteit in Balans)
Leefbaarheid en bereikbaarheid staan voorop in het Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (TVVP). Om zich verder te kunnen ontwikkelen moet de stad goed bereikbaar zijn per auto, fiets en openbaar vervoer. De planhorizon van het TVVP is 2015. De kern van de visie is dat de gemeente Tilburg als volgt wil omgaan met de mobiliteit:
Algemeen
-
De gemeente accepteert een groei van verkeer. Echter, de groei mag zich niet overal in dezelfde mate voordoen: groei van het autoverkeer wordt alleen geaccommodeerd op het hoofdnet, waar de verkeersfunctie voorop staat. In de tussenliggende verblijfsgebieden is wonen, werken en winkelen het belangrijkst en moet het verkeer zich daaraan aanpassen. Het gebruik van fiets en openbaar vervoer wordt blijvend gestimuleerd. Tevens dient er meer samenhang te komen tussen de verschillende vervoerswijzen;
-
alle vervoerwijzen moeten een rol kunnen spelen om de groei van de mobiliteit op te vangen. In de stad moeten openbaar vervoer en fiets een belangrijke rol spelen. Deze rol spelen zij ook als schakel in een vervoersketen. Voorwaarde voor succesvol ketenvervoer is een goede samenhang tussen deze vervoerwijzen. De gemeente heeft voor de verschillende vervoerwijzen hoofdnetten vastgesteld, waar een verdere groei van verkeer kan worden opgevangen (hoofdnet auto, hoofdnet openbaar vervoer, hoofdnet fiets, hoofdnet goederenvervoer). Op deze hoofdnetten wordt een goede doorstroming bevorderd. Tevens stelt de gemeente een basisprioriteit vast voor situaties waar de hoofdnetten elkaar kruisen. Voor deze hoofdnetten blijven duidelijke kaders gelden vanuit leefbaarheid en veiligheid.
Autoverkeer
-
Bij de vormgeving van het hoofdnet autoverkeer is het principe 'van binnen naar buiten' leidend. Daarbij worden in de stad drie verkeersringen onderscheiden: de Cityring om de binnenstad, de ringbanen en tangenten/rijkswegen. Verkeer dat niet thuishoort op (delen van) een ring wordt gestuurd naar een ring van hogere orde;
-
voor de ringbanen wordt een studie naar een aangepaste regelstrategie (herwaardering) uitgevoerd. Deze studie naar een betere benutting moet leiden tot uitvoering van maatregelen die de doorstroming op de ringbanen en invalswegen verbetert. Sinds 2010 wordt dynamisch verkeersmanagemental ingezet om de doorstroming te optimaliseren.
Parkeren
-
Bij vestiging van nieuwe functies en intensivering van bestaande functies worden de parkeernormen en bijbehorend processchema gehanteerd zoals omschreven in de notitie Parkeernormen Tilburg 2011, vastgesteld juni 2012.
Goederenvervoer
-
Tot 2015 groeit het goederenvervoer sterk. Tilburg heeft de ambitie om de regionale functie in overslag en logistiek verder uit te bouwen. Hierbij wordt ernaar gestreefd dat het goederenvervoer het stedelijk wegennet zo beperkt mogelijk belast. De tangenten zullen zo aantrekkelijk moeten zijn ten opzichte van de ringbanen dat het goederenvervoer vanzelf voor deze route kiest. Goederenvervoer over de weg met een herkomst of bestemming in de regio Tilburg moet waar mogelijk worden afgewikkeld om de stad Tilburg heen. De huidige overslagvoorzieningen zijn gevestigd op bedrijventerrein Loven. Daarnaast maakt een aantal bedrijven gelegen aan het Wilhelminakanaal rechtstreeks gebruik van vervoer over water. Tilburg streeft ernaar om de beschikbare multimodale voorzieningen te behouden en bij toenemende vraag verder uit te bouwen. De gemeente ontwikkelt hiertoe een hoofdnet goederenvervoer waarmee een goede uitwisseling tussen vervoerwijzen mogelijk wordt.
Mobiliteitsmanagement
-
Om de automobiliteit te beperken probeert de gemeente Tilburg de vraag te beïnvloeden. Hierbij moet gedacht worden aan het verbeteren van het openbaar vervoer en fietsvoorzieningen en het vergroten van overstapmogelijkheden tussen vervoerwijzen. Daarnaast wordt aan vraagbeïnvloeding gedaan door het autoverkeer te reguleren via het doorrekenen van kosten of het opleggen van restricties (bijv. parkeerbeleid). Naast de inzet van de gemeente kunnen vooral bedrijven het nodige doen om de vervoerwijzekeuze voor hun medewerkers en/of bezoekers te beïnvloeden. Dit begint al bij de locatiekeuze van een bedrijf. De gemeente stimuleert de aandacht voor vervoermanagement. Via de wet worden eisen gesteld aan milieuprestaties door bedrijven, onder meer op het vlak van vervoer. De gemeente handhaaft door te controleren op de gestelde eisen. De gemeente stimuleert, faciliteert en handhaaft de uitvoering van vervoermanagement ten aanzien van bedrijven met een grote vervoersstroom, bedrijven in de oude stad (binnen- en aan de ringbanen) en bedrijven op nieuwe bedrijventerreinen.
Categorisering wegen
4.6.2 Verkeer en parkeren in het plangebied
-
Ligging plangebied:
Het plangebied ligt in het westen van Tilburg, In het stationsgebied van de wijk Reeshof .
-
Openbaar vervoer:
Het gebied is zeer goed met openbaar vervoer bereikbaar.
Aan de westzijde ligt op een afstand van 250m het NS-station Reeshof, waar ook bushaltes aanwezig zijn.
-
Fietsroutes:
Aan de westzijde ligt de Reeshofweg waarlangs een sternetfietsroute loopt. Ten oosten van het plangebied ligt een fietsverbinding onder het spoor door welke het plangebied via een fietstunnel verbindt met de woonwijk Witbrant.
-
Wegenstructuur:
Het plangebied is ontsloten door de Kronenbergstraat welke via de Katwoudestraat, Knegselstraat, Keizersveerlaan, Kerkdrielstraat, Katwijkstraat, Kruiningenstraat en Kasterenlaan aansluit op de Kijkduinlaan. Alle straten in het gebied zijn erftoegangswegen met een maximum toegestane rijsnelheid van 30km/h.
Op basis van de kencijfers van het CROW zullen de 78 woningen 258 motorvoertuigbewegingen per dag genereren. Dat zijn aankomsten en vertrekken samen, het betreft dus 129 auto’s per dag. Maximaal 10% van de verkeersbewegingen vindt plaats in het drukste uur, wat neerkomt op 26 voertuigbewegingen. Deze toename kan goed door de bestaande straten worden verwerkt.
Een nadere uitwerking is opgenomen in Bijlage 1 Verkeersontsluiting Knoop Reeshof Campenhoef.
-
Parkeren:
De ontwikkelingen moeten voldoen aan het parkeerbeleid van de gemeente Tilburg. Voor de toevoeging van het programma zijn de meest recent vastgestelde parkeernormen voor zone B van toepassing. Per appartement wordt 1 parkeerplaats op eigen terrein ingepast hetgeen neerkomt op 78 parkeerplaatsen. Deze norm wijkt af van de vastgestelde parkeernorm van de gemeente Tilburg uit 2012. Vanwege de doelgroep van de appartementen, waarbij de huurprijzen liggen onder de 1e aftoppingsgrens van € 592,55,- per maand (prijspeil 2017), blijkt de vastgestelde parkeernorm van 1,3 parkeerplaats per appartement te hoog. Dit blijkt mede uit nader onderzoek dat heeft plaatsgevonden bij soortgelijke appartementen van de corporaties binnen Tilburg. Op grond van het parkeerbeleid kan worden afgeweken van de parkeernorm indien voor een bepaalde functie een norm ontbreekt. Het betreffende kencijfer van het CROW is dan maatgevend waarbij voor middeldure / goedkope etagewoningen de norm van 1 parkeerplaats per appartement wordt gehanteerd.
In de nieuwe parkeerkeernormen van Tilburg, die in de tweede helft van 2017 worden vastgesteld, wordt deze norm voor sociale woningbouw opgenomen.
-
Calamiteitenverkeer:
Het openbaar gebied moet altijd bereikbaar zijn voor de noodhulpdiensten
-
Afvalinzameling:
In geval van individuele containers moet er worden voorzien in opstelruimtes in openbaar gebied. Deze opstelplaats moet goed bereikbaar zijn voor de BAT wagen.
Een wagen van het BAT moet altijd vooruit kunnen rijden, bij arriveren en bij het wegrijden.
-
Openbare ruimte:
Bij de inrichting van de openbare ruimte moet rekening gehouden woerden met bestaande, te handhaven, functionaliteiten en de functionaliteiten als hierboven beschreven.
Hoofdstuk 5 Milieuaspecten
5.1 Inleiding
Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.
5.2 Milieuhinder Bedrijven
Bij het beoordelen van (binnen het plangebied of elders gelegen) bedrijven welke invloed hebben op het plangebied, is gebruik gemaakt de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. De VNG brochure is een richtlijn en vormt geen wettelijk kader. Er is voor deze richtlijn gekozen omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf. Deze richtafstanden gelden vanaf de perceelsgrens (of de opslagvoorziening of installatie) tot aan de gevel van woningen in een ´rustige woonwijk´. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen et cetera is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden.
In de omgeving zijn naast woningen ook het spoor, een parkeerterrein en sportvelden aanwezig. Voor deze omgeving zijn de richtafstanden voor een rustige woonwijk gehanteerd. Voor de woningen in het plangebied wordt voldaan aan de richtafstanden.
Hiermee is voor de woningen sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
5.3 Externe Veiligheid
5.3.1 Inleiding
Externe veiligheid beschrijft de risico's die kunnen ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit heeft betrekking op inrichtingen (bedrijven), transportroutes en buisleidingen. Omdat de gevolgen bij een calamiteit groot kunnen zijn, is in wetgeving bepaald wanneer risico's verantwoord moeten worden. Deze zogenoemde verantwoordingsplicht betekent dat in ruimtelijke procedures de keuzes moeten worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan in te stemmen met de risico's en de betreffende situatie aanvaardbaar te vinden.
De volgende besluiten zijn van belang bij ruimtelijke procedures:
-
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 2004 (sindsdien enkele keren aangepast);
-
Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) van 1 april 2015;
-
Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van 1 januari 2011.
Daarnaast heeft de gemeente Tilburg een beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld met de titel "Veilig en verantwoord ontwikkelen".
5.3.2 Verantwoording groepsrisico
Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet worden beschreven of een ontwikkeling ligt in het invloedsgebied van een risicobron. Per risicobron (transportas, buisleiding of inrichting) is in een besluit vastgelegd wanneer de verantwoordingsplicht moet worden ingevuld en is de inhoud van de verantwoording bepaald. Voor het onderzoek wordt verwezen naar Bijlage 6 onderzoek externe veiligheid.
In Bijlage 2 Inventarisatie van risicobronnen en verantwoording zijn de risicobronnen die relevant zijn (binnen het invloedsgebied liggen) geïnventariseerd. Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied ligt in het invloedsgebied van Versteijnen's Internationaal Transportbedrijf B.V. , van de A58 en van het spoortraject Breda - Tilburg. Gezien de afstand tot het bedrijf en de A58 is de verantwoordingsplicht met name voor het de spoorlijn Breda-Tilburg ingevuld en opgenomen in de betreffende bijlage.
5.3.3 Beleidsvisie externe veiligheid
De spoorlijn Breda-Tilburg-Vught/ Tilburg-Boxtel, de A58 en de N260 zijn aangewezen als transportasgebieden waar binnen 200m geen nieuwe bijzonder kwetsbare objecten gerealiseerd mogen worden. (Onder bijzonder kwetsbare objecten wordt onder andere verstaan; grote zorgcomplexen, ziekenhuizen, basisscholen, peuterspeelzalen en kinderdagverblijven). Het plangebied ligt op minder dan 200m van de spoorlijn Breda-Tilburg. De veiligheidszone van 200m afkomstig van de spoorlijn is op de verbeelding opgenomen. Binnen deze veiligheidszone is in de planregels opgenomen dat er geen bijzonder kwetsbare objecten gebouwd mogen worden, en moet de verantwoordingsplicht worden ingevuld bij bouwactiviteiten die leiden tot een toename van het aantal personen.
5.3.4 Conclusies en restrisico
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de inrichting Versteijnen's Internationaal Transportbedrijf B.V., het spoortraject Breda - Tilburg en de A58.
Personen in het plangebied worden aan externe veiligheidsrisico's blootgesteld, ook na maatregelen. Vanwege de ligging van het bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van deze risicobronnen is de verantwoordingsplicht ingevuld (zie Bijlage 2 Inventarisatie van risicobronnen en verantwoording. De Brandweer Midden - en West Brabant heeft d.d. 25 april 2017 advies uitgebracht. De relevante onderdelen uit het advies zijn verwerkt in de verantwoording.
Uit het bovenstaande worden de volgende relevante conclusies getrokken:
-
De plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar van risicobronnen in de omgeving van het plangebied vormt geen belemmering voor het initiatief.
-
Het plangebied ligt buiten het plasbrandaandachtsgebied van de vervoersassen.
-
De ontwikkeling leidt tot een afname van het groepsrisico en blijft onder de oriënterende waarde van het groepsrisico.
-
In de stedenbouwkundige opzet is rekening gehouden met externe veiligheid (positionering, minimaal glasoppervlak spoorzijde, afzijdige nooduitgangen).
-
Bij de inrichting van de openbare ruimte is rekening gehouden met externe veiligheid (opstelgebied voertuigen hulpdiensten, bereikbaarheid spoor bij calamiteit, borging afwezigheid obstakels en niveauverschillen i.v.m. toegang hulpdiensten en vluchten bevolking).
-
De aanwezig aarden wal naast het spoor mitigeert aanzienlijk de effecten van plasbrand en deels die van een explosie.
-
Kleine ramen aan de spoorzijde zijn bestand tegen de effecten van een explosie- en brandscenario.
-
De brandweer voldoet met aan een acceptabele overschrijding aan de opkomsttijd conform het dekkings- en spreidingsplan.
-
Het plangebied en het spoor is in de toekomstige situatie goed bereikbaar.
-
Bewoners kunnen goed gealarmeerd worden via de WAS-palen of NL-alert.
-
Voor het bestrijden van een brand in het plangebied wordt de aanwezigheid van bluswater in het kader van de omgevingsvergunning getoetst aan het Bouwbesluit.
-
De bewoners worden verondersteld zelfredzaam te zijn.
-
De bewoners kunnen zich zelfstandig in veiligheid brengen.
-
Er zijn voldoende mogelijkheden om het gebied te ontvluchten.
-
Toekomstige bewoners worden geïnformeerd over effectieve handelingsperspectieven i.g.v. een incident, waaronder het uitschakelen van de ventilatie voor de woning.
Het bevoegd gezag accepteert de externe veiligheidsrisico's en neemt de verantwoording voor het groepsrisico.
5.4 Vuurwerk
Binnen het bestemmingsplan zijn geen bestaande verkooppunten en opslagen van consumentenvuurwerk en opslagen van professioneel vuurwerk aanwezig. Burgemeester en wethouders kunnen voor nieuw te vestigen verkoopruimten en opslagen van consumentenvuurwerk en ten behoeve van het uitbreiden, verbouwen en/of verplaatsen van bestaande (buffer)bewaarplaatsen onder voorwaarden ontheffing verlenen van het bestemmingsplan. Bij nieuwvestiging van vuurwerkverkooppunten en/of opslag van consumentenvuurwerk wordt te allen tijde als voorwaarde opgenomen dat de veiligheidscontour zoals opgenomen in het Vuurwerkbesluit op het eigen perceel gesitueerd dient te zijn tenzij de veiligheidscontour zich uitstrekt over openbaar gebied en hierbij geen sprake is van kwetsbare en/of geprojecteerde kwetsbare objecten. Op basis van de veiligheidsafstanden in het Vuurwerkbesluit (Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002), houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk) is het niet mogelijk om professioneel vuurwerk op te slaan (en te bewerken) in Tilburg. Er wordt daarom geen medewerking verleend aan nieuwvestiging van vuurwerkbedrijven van professioneel vuurwerk.
5.5 Geluid
Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.
5.5.1 Wegverkeerlawaai
Binnen het plangebied zijn geen geluidgevoelige bestemmingen gelegen die binnen de zones van wegen liggen, zoals bedoeld in hoofdstuk VI van de wet ("zones langs wegen"). De normen uit de Wet geluidhinder zijn hierdoor formeel niet van toepassing.
Vanuit "een goede ruimtelijke ordening" is de geluidbelasting vanuit aangrenzende 30 km/h wegen onderzocht. Uit het onderzoek (Peutz, HB 5891-1-RA-001 d.d. 13 juli 2017) blijkt dat de geluidbelasting ten hoogste 48 dB bedraagt. Zie hiervoor Bijlage 3 Akoestisch onderzoek.
Er is sprake van een acceptabel woon- en verblijfsklimaat.
5.5.2 Railverkeerlawaai
Binnen het plangebied zijn geluidgevoelige bestemmingen gelegen binnen de zone van het spoortraject Tilburg-Breda / Tilburg-Eindhoven / Tilburg-'s-Hertogenbosch. Het betreft 78 woningen.
Voor deze geluidgevoelige bestemmingen is een akoestisch onderzoek uitgevoerd en heeft een toetsing plaatsgevonden aan de normen uit hoofdstuk VII ("zones langs spoorwegen") van de Wet geluidhinder. Zie hiervoor Bijlage 3 Akoestisch onderzoek (Peutz, HB 5891-1-RA-001 d.d. 13 juli 2017).
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat voor een aantal geluidgevoelige bestemmingen de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. Er zijn maatregelen onderzocht om de geluidbelasting te reduceren. De resultaten staan in het akoestisch onderzoek. Bij afweging van de te nemen maatregelen bleek dat maatregelen aan de bron- of in de overdracht onvoldoende doelmatig zijn en stuiten op stedenbouwkundige en financiële bezwaren.
Vanwege het bovenstaande is besloten maatregelen aan het gebouw te treffen (toepassen dove gevel aan de zuidzijde, afsluitbare loggia onder buitenluchtcondities) zodat voldaan wordt aan wet - en regelgeving en een acceptabel woon- en leefklimaat gewaarborgd is.
Na het aanbrengen van deze maatregelen wordt bij de woonbebouwing op de zuidgevel en delen van de oost- en westgevels de maximale ontheffingswaarde van 68dB overschreden.
Voor de te realiseren woningen heeft het college van burgemeester en wethouders een Besluit hogere grenswaarden genomen. Dit besluit is bij dit bestemmingsplan gevoegd en maakt onderdeel uit van de regels.
Er is sprake van een acceptabel woon- en verblijfsklimaat.
5.5.3 Industrielawaai
In het plangebied is de vestiging uitgesloten van bedrijven die vallen onder Onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht. Hoofdstuk V "Zones rond industrieterreinen" van de Wet geluidhinder is hierdoor niet van toepassing.
5.5.4 Luchtvaartlawaai
Als gevolg van de nabijheid van het militaire vliegveld Gilze-Rijen gelden in delen van Tilburg geluidzones (de zogenaamde Ke-zones). Deze zones liggen niet over het plangebied.
5.6 Lucht
Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en daar waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden.
De bestemmingen in het plangebied zijn getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen uit hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Het plan voorziet in de realisatie van 78 woningen . Hierdoor kan het plan worden gekenmerkt als een "niet in betekenende mate"-project, zoals bedoeld in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen). Er zijn geen luchtgevoelige bestemmingen, zoals bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen).
Vanuit de Wet milieubeheer bestaat dan ook geen bezwaar tegen dit plan.
5.7 Geur
5.7.1 Industriële geur
In en om het plangebied is geen zware industrie toegestaan. Hier zal dus ook geen sprake zijn van industriële geurhinder.
5.7.2 Agrarische geur
In en om het plangebied zijn geen agrarische bedrijven toegestaan. Hier zal dus ook geen sprake zijn van agrarische geurhinder.
5.8 Trillinghinder
In Nederland bestaat geen wetgeving voor het voorkomen van hinder of schade door trillingen. Dit betekent niet dat bij het opstellen van ruimtelijke plannen het aspect trillingen geen aandachtspunt is. De beoordeling van het aspect trillingen vindt zijn grondslag in artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening. Hierin is de zorg voor een goede ruimtelijke ordening voorgeschreven. Daarvoor is het nodig om mogelijke trillingshinder in kaart te brengen en deze te betrekken in de beoordeling.
Voor het plangebied gelegen aan de Kronenbergstraat is onderzoek verricht . Uit de resultaten van het onderzoek volgt dat zowel in de horizontale als verticale richting voldaan wordt aan de grenswaarden uit de SBR Richtlijn B. Het onderzoek is als Bijlage 7 Trillinghinder toegevoegd aan het bestemmingsplan.
Er is sprake van een acceptabel woon- en verblijfsklimaat.
5.9 Bodem
-
Bodem
-
Op basis van reeds uitgevoerde bodemonderzoeken op onverdachte terreinen is de Tilburgse bodemkwaliteitskaart vastgesteld. Op de Tilburgse bodemkwaliteitskaart worden bodemkwaliteitszones onderscheiden. Per bodemkwaliteitszone is de gemiddelde bodemkwaliteit vastgesteld.
Ligging met contouren bodemlocaties en -rapporten SquitXO (links) en situatietekening BP (rechts)
-
Het bestemmingsplangebied is gelegen in de bodemkwaliteitszone wonen.
Binnen het bestemmingsplan zijn bij de gemeente Tilburg geen actuele onderzoeken beschikbaar.
In diverse delen van Noord-Brabant worden verhoogde gehalten aan zware metalen gemeten zonder dat daarvoor een duidelijke bron en oorzaak is aan te wijzen. De oorzaak ligt in dit soort gevallen meestal in een combinatie van factoren, waarbij de aanwezigheid van kalkarme zandgronden, verschillende vormen van antropogene belasting, zoals het jarenlang gebruik van meststoffen, bodemverbeterende middelen en bestrijdingsmiddelen en zure depositie een rol spelen. In sommige gevallen betreft het van nature aanwezige componenten. Het voorkomen van deze verontreinigingen levert vaak een heel heterogeen beeld op. Hierdoor spreekt men van een lokaal verhoogde achtergrondconcentratie.
Op de locatie zelf zijn voor zover bekend geen bodemonderzoeken uitgevoerd. Bovenleidingen van het naastgelegen spoor kunnen op de locatie grondverontreiniging met koper hebben veroorzaakt.
In de directe omgeving zijn in de periode 1990-2011 meerdere bodemonderzoeken uitgevoerd bij ontwikkelingen in de Reeshof (Kievit, Ketelhavenplein, Dongewijkdreef, Kronenbergstraat, Witbrant Oost, Station Reeshof).
Uit deze onderzoeken blijkt dat in de grond voor meerdere parameters licht verhoogde gehaltes zijn aangetoond. Bij station Reeshof is sterke grondverontreiniging met koper aangetoond.
In het grondwater zijn sterk verhoogde gehalten zware metalen (zoals nikkel, zink, arseen en cadmium) aangetroffen. Deze sterk verhoogde gehalten metalen betreffen natuurlijk verhoogde achtergrondwaarden.
(Voormalig) gebruik (luchtfoto's Infogis vanaf 1934)
De locatie is in gebruik als grasveld met oppervlaktewater.
Vorige gebruik:
1976 landbouwgrond (voor aanleg Reeshof)
2010 bouwplaats aannemer (keten en opslag grond)
1992-2016 heden grasveld
-
Dempingen
Uit historisch onderzoek is gebleken dat er op locatie een dempingen ligt.
-
Ondergrondse tanks
Uit historisch onderzoek is niet gebleken dat er op de locatie een bovengrondse tank aanwezig is (geweest).
-
Conclusie
Er is geen aanleiding te veronderstellen dat de gronden ongeschikt zijn voor woondoeleinden. Daarmee zijn ze geschikt voor de beoogde bestemming.
Uitvoering van bodemonderzoek is niet noodzakelijk voor de bestemmingsplan procedure, wel voor de omgevingsvergunning.
Bij onttrekking van grondwater worden verhoogde gehaltes zware metalen aangetrokken.
5.10 Natuur En Ecologie
Wettelijke kaders
De bescherming van de natuur is in Nederland wettelijk vastgelegd in de Wet Natuurbescherming. De Wet Natuurbescherming bestaat uit een hoofdstuk "Natura 2000-gebieden" (ter vervanging van de Natuurbeschermingswet), een hoofdstuk "soorten" (ter vervanging van de Flora- en faunawet) en een hoofdstuk "houtopstanden" (ter vervanging van de Boswet). De Wet Natuurbescherming voorziet ten opzichte van de oude wetten in een meer directe doorvertaling en interpretatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en andere internationale verdragen en overeenkomsten. Daarnaast is onder de nieuwe wet het bevoegd gezag van het rijk naar de provincies verschoven.
Het hoofdstuk Natura 2000-gebieden heeft betrekking op de Natura-2000-gebieden, die Nederland heeft aangewezen ter bescherming van natuurwaarden uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Als er door projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs significante effecten optreden op de natuurwaarden in deze gebieden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de aangewezen natuurwaarden van een Natura 2000-gebied zijn vergunningsplichtig. Als significante effecten aan de orde zijn, wordt slechts onder zeer strikte voorwaarden een vergunning verleend.
Het hoofdstuk Soorten heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën en op een aantal vissen, ongewervelde diersoorten en vaatplanten. Voor alle plant- en diersoorten geldt een zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer dat wat redelijkerwijs mogelijk is doet of nalaat om schade aan soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Voor de wettelijk beschermde soorten gelden bovenop de zorgplicht verbodsbepalingen voor schadelijke ingrepen. Voor het beoordelen van ruimtelijke ingrepen zijn de soorten in te delen in de volgende categorieën:
-
Vogels met een jaarrond beschermde nestplaats1
-
Overige inheemse broedvogels
-
Soorten vermeld in bijlage IV van de Habitatrichtlijn
-
Nationaal beschermde soorten zonder algemene vrijstelling2
-
Nationaal beschermde soorten met algemene vrijstelling.
1 Deze soorten zijn benoemd in het document "Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten ontheffing Flora- en faunawet ruimtelijke ingreep" (Dienst Regelingen, 2009). Hierin worden 4 categorieën vogels genoemd waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn, en een categorie 5 waarvan de nesten onder bepaalde voorwaarden jaarrond beschermd zijn.
2 De algemene vrijstellingen zijn door iedere provincie in verordeningen vastgelegd. In Noord-Brabant zijn de vrijgestelde soorten benoemd in de Verordening natuurbescherming Noord-Brabant.
Voor vogelsoorten met jaarrond beschermde nestplaats en soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn geldt het strengste beschermingsregime. Het is verboden dieren van deze soorten te doden, te vangen, opzettelijk te verstoren en tevens om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor planten geldt een verbod op plukken, ontwortelen en vernielen. Ontheffing van deze verboden is slechts mogelijk voor een beperkt aantal in de wet genoemde belangen en mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Om de gunstige staat van instandhouding te waarborgen is het bovendien in de meeste gevallen nodig om mitigerende en/of compenserende maatregelen te nemen. Voor vogels zonder jaarrond beschermde nestplaatsen gelden deze voorwaarden ook. Voor deze soorten kan overtreding van de verbodsbepalingen echter worden voorkomen door werkzaamheden uit te voeren buiten de broed- en nestperiode.
Voor nationaal beschermde diersoorten is het verboden om deze opzettelijk te doden of te vangen en om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor nationaal beschermde plantensoorten is het verboden om deze opzettelijk te plukken, ontwortelen of vernielen. De provincie kan ontheffing van de verboden verlenen voor ruimtelijke ontwikkelingen, mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Er geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen indien wordt gewerkt conform een goedgekeurde gedragscode.
Naast dit wettelijk kader vindt beleidsmatige bescherming van natuurwaarden plaats in het Nationaal Natuurnetwerk (voorheen bekend als ecologische hoofdstructuur - EHS), die is geïntroduceerd in het ‘Natuurbeleidsplan’ (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau is vastgelegd. De provinciale groenstructuur bestaande uit het Natuurnetwerk Brabant (NNB) en Groenblauwe Mantel is ruimtelijk vastgelegd in de Verordening ruimte 2014. Het Natuurnetwerk Brabant is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Het beleid binnen het Natuurnetwerk Brabant is gericht op behoud en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden via een "nee-tenzijbenadering". De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats via de uitwerking van het provinciaal beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen. De groenblauwe mantel vormt het gebied tussen het kerngebied groenblauw en het agrarisch gebied, alsook het stedelijk gebied. De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit multifunctioneel landelijk gebied met grondgebonden landbouw. Het beleid binnen de groenblauwe mantel is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. De groenblauwe mantel geeft ook ruimte voor de ontwikkeling van gebruiksfuncties, zoals landbouw en recreatie, mits deze bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap: de “ja-mitsbenadering”. De groenblauwe mantel biedt echter geen ruimte voor stedelijke ontwikkeling of de ontwikkeling van nieuwe (kapitaal)intensieve vormen van recreatie en landbouw.
Analyse plangebied
Voor de geplande ontwikkeling is een natuurtoets uitgevoerd door Ecoresult (2017). Voor deze natuurtoets is een verkennend veldbezoek en een bronnenonderzoek uitgevoerd. De volledige natuurtoets is opgenomen in Bijlage 4 Ecologisch onderzoek. De belangrijkste bevindingen en conclusies zijn hieronder weergegeven.
-
Natura 2000-gebieden
De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden zijn de Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen en de Regte Heide & Riels Laag (beiden op ca. 8 km afstand tot het plangebied). Invloeden (ook van buitenaf) mogen de instandhoudingsdoelen van de betreffende Natura 2000-gebieden niet in gevaar brengen. Negatief effect (door emissie, geluid, trilling of verlichting) op bovengenoemde gebieden valt uit te sluiten op basis va de afstand van deze gebieden tot het plangebied en de aard van de activiteiten (woningbouw) die hier zullen plaatsvinden. Aanvullend (veld)onderzoek is niet noodzakelijk. De wet wordt niet overtreden.
-
Natura 2000-gebieden
De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden zijn de Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen en de Regte Heide & Riels Laag (beiden op ca. 8 km afstand tot het plangebied). Invloeden (ook van buitenaf) mogen de instandhoudingsdoelen van de betreffende Natura 2000-gebieden niet in gevaar brengen. Negatief effect (door emissie, geluid, trilling of verlichting) op bovengenoemde gebieden valt uit te sluiten op basis va de afstand van deze gebieden tot het plangebied en de aard van de activiteiten (woningbouw) die hier zullen plaatsvinden. Aanvullend (veld)onderzoek is niet noodzakelijk. De wet wordt niet overtreden.
-
Soortenbescherming
Het plangebied bevat geen verblijfplaatsen en maakt geen onderdeel uit van essentieel functioneel leefgebied van vogels met jaarrond beschermde verblijfplaatsen. Aanvullend onderzoek is niet noodzakelijk. Het aanvragen van een ontheffing is niet nodig. De bergingspoel is wel geschikt voor voortplantingsplaatsen van algemene vogelsoorten waarvan de nesten niet jaarrond beschermd zijn. In gebruik zijnde nesten mogen in principe nooit worden verstoord. Werkzaamheden met effecten op de beplanting in de poel dienen buiten het broedseizoen (grofweg 15 maart - 15 juli) te worden uitgevoerd om schadelijke effecten op nesten van algemene vogels te voorkomen.
In het plangebied bestaat geen potentie voor de aanwezigheid van voortplantings- en vaste rust- en verblijfplaatsen en essentieel functioneel leefgebied van habitatrichtlijnsoorten. Deze soorten zijn op basis van habitatvoorkeur redelijkerwijs uit te sluiten. Aanvullend onderzoek is niet noodzakelijk, de wet wordt niet overtreden.
Het plangebied is enkel geschikt voor nationaal beschermde soorten waarvoor in de provincie Noord-Brabant een vrijstelling geldt. Aanvullend onderzoek naar deze soorten is niet noodzakelijk. Wel geldt te allen tijde de zorgplicht. Dit houdt in dat indien mogelijk schadelijke effecten op algemene soorten zoveel mogelijk dienen te worden voorkomen. Te denken valt aan het verplaatsen van dieren naar veilige locaties buiten het werkgebied indien zij aangetroffen worden tijdens werkzaamheden, of daar direct aan voorafgaand.
-
Conclusie
Werkzaamheden met effecten op de beplanting in de poel dienen buiten het broedseizoen (grofweg 15 maart - 15 juli) te worden uitgevoerd om schadelijke effecten op nesten van algemene vogels te voorkomen. Vanuit de Wet Natuurbescherming zijn geen andere beperkingen of voorwaarden aan het plan verbonden. Ook vanuit de natuurbeschermingsregels uit de Verordening Ruimte (Natuurnetwerk Brabant en Groenblauwe Mantel) zijn geen beperkingen of voorwaarden aan het plan verbonden.
Hoofdstuk 6 Wateraspecten
Aanleiding
Het voornemen is om in het stationsgebied van de Reeshof 78 appartementen te bouwen in 2 torens van 4 lagen. Hiertoe dient het bestemmingsplan 'Reeshof Stationsgebied 2013" aangepast te worden. De locatie van de planontwikkeling is weergegeven in figuur 1.
Figuur 1: ligging plangebied
6.1 Bestaand Watersysteem
Het Tilburgs stedelijke watersysteem is omschreven in het verbreed gemeentelijk rioleringsplan 2016-2019. De gebiedskenmerken van dit plangebied in de bestaande situatie zijn in tabel 1 weergegeven.
Het afvalwater wordt verzameld en getransporteerd naar de zuiveringsinstallatie Tilburg. Het regenwater van de wijk wordt gescheiden van het afvalwater ingezameld en stroomt af tot de vijvers in de wijk en vervolgens naar De Donge. De Donge watert via een aflaatwerk af op het Wilhelminakanaal met een maximaal debiet van 10 m3/s (conform vigerend WATAK). Volgens metingen wordt dit maximale debiet zelden of nooit gehaald.
Tabel 1. Gebiedskenmerken
Kenmerk | In plangebied |
Stroomgebied | Donge |
Waterbeheerders | Stedelijk watersysteem: gemeente Tilburg Zuivering afvalwater: waterschap De Dommel Oppervlaktewater: waterschap Brabantse Delta Wilhelminakanaal: Rijkswaterstaat |
Bruto oppervlakte | Ca 9.840 m² |
Terreinhoogte | Ca. 9,0 tot 9,4 m+NAP |
Gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) | Er zijn weinig gegevens beschikbaar over de GHG. Naar verwachting bevindt deze zich op enkele decimeters boven het zomerpeil van het naastgelegen oppervlaktewater. De GHG wordt geschat op 7,5 m+NAP. |
Ontwateringdiepte | Meer dan 1 m |
Bodem | Matig grof zand |
Riolering | Gescheiden stelsel |
Oppervlaktewater | Singel tussen Keizersveerlaan en Knegselstraat (streefpeil 7 m+NAP) Binnen plangebied: regenwaterberging van naastgelegen parkeerplaats |
Keur beschermde gebieden | Niet relevant |
De referentiesituatie wat de afvoerende oppervlakten betreft is de bestaande onverharde situatie. In tabel 2 zijn de bestaande afvoeroppervlakten weergegeven.
Tabel 2. Afvoerende oppervlakten in de bestaande referentiesituatie
Oppervlakten * | Niet-afvoerende oppervlakte (m²) | Afvoerende oppervlakte (m²) | Totaal (m²) |
Dak | 0 | 0 | 0 |
Verharding particulier | 0 | 0 | 0 |
Openbare ruimte | 9.839 | 0 | 9.839 |
Open water(berging) | 0 | 0 | 0 |
Totaal (m²) | 9.839 | 0 | 9.839 |
* Bron: gbk-T en luchtfoto
6.2 Beleidskader
Het waterschap De Brabantse Delta heeft het Waterbeheerplan 'Grenzeloos Verbindend' 2016 - 2021 vastgesteld op 14 oktober 2015. Tevens is het Provinciale Milieu en Waterplan 2016 - 2021 door de provincie Noord Brabant vastgesteld. Beide plannen lopen parallel met de 2e termijn van de Kaderrichtlijn Water. Het Waterbeheerplan is opgesteld vanuit de invalshoeken: Risico’s beheersen, Duurzame ontwikkeling, Maatschappelijk verantwoord en vernieuwend en Effectief en efficiënt. Een gezonde leefomgeving, met daarbij een goede balans tussen mens, milieu en economie (people, planet en profit). Inzet is gericht op het bereiken van de doelen: droge voeten, voldoende water, bevaarbare rivieren, gezonde natuur en schoon water, door samenwerking met partners.
Het waterschap heeft waar nodig toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema’s en speerpunten uit het waterbeheersplan en een eigen verordening: de keur en de legger. De keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. De legger geeft aan waar de waterstaatswerken plus bijbehorende beschermingszones liggen, aan welke afmetingen en vorm die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is.
Het waterschap hanteert bij nieuwe ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de ‘natuurlijke’ waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren. De technische eisen en uitgangspunten voor het ontwerp van watersystemen zijn opgenomen in de “beleidsregel Afvoer hemelwater door toename en afkoppelen van verhard oppervlak en de hydrologische uitgangspunten bij de keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen”
Het waterbeleid van de gemeente Tilburg in het vGRP 2016-2020, vastgesteld november 2016. Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. De Omgevingsvisie 2040 is in september 2015 vastgesteld. Daarin zijn alle uitgangspunten en opgaves voor de komende decennia vastgelegd. Daarin wordt de vastgestelde visie verder afgewikkeld. In het vGRP is verder invulling aan het lange termijn beleid dat gestart is met het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002), Structuurvisie Water en Riolering 2010-2015 en voorgaande Gemeentelijk Rioleringsplannen.
6.3 Duurzaam Watersysteem
De voorgenomen planontwikkeling met de twee bouwblokken is weergegeven in figuur 2. Aan zowel de oost- als de westkant is een groenstrook gepland.
Figuur 2: Situatieschets planontwikkeling
Grondwater en terrein (T) hoogte
De eigenaar van de grond bepaalt de hoogten van de terreinpeilen en de vloerpeilen binnen de perceelgrenzen. Deze peilen moeten afgewogen en gekozen worden aan de hand van de volgende factoren:
-
voldoende ontwateringdiepte;
-
de water- en vochtdichtheid van alle ondergrondse bouwdelen dient te allen tijde voldoende te zijn voor de nieuwe functie van de ruimte;
-
de vuil- en regenwaterafvoer moet mogelijk zijn via de aangeboden lozingspunten en dus op het juiste peil worden aangeboden;
-
aansluiten op de bestaande aangrenzende percelen en op de (toekomstige) terreinhoogte van de openbare ruimte ter plaatse van de grens (T-hoogte);
-
geen afvloeiend regenwater afwentelen buiten de (toekomstige) percelen;
-
afdoende bescherming tegen overstroming bij extreme neerslag.
De gemeente bepaalt de hoogte van de (toekomstige) openbare ruimte. Daarbij zijn verschillende factoren van belang, waaronder de ontwateringdiepte. In de bestaande situatie is de ontwateringdiepte voldoende voor de nieuwe functies. Hierom worden geen preventieve maatregelen vastgesteld om grondwater- of vochtoverlast te voorkomen. De bestaande terreinhoogte wordt gehandhaafd of verhoogd.
Door de bodemsamenstelling kan het regenwater lokaal stagneren in zijn neerwaartse weg naar het grondwater. In dat geval blijft het regenwater 'hangen' in de bodem. Er kunnen zogenaamde schijngrondwaterspiegels ontstaan. Dat water kan zorgen voor overlast. Om dat te voorkomen is het mogelijk ondiepe drainage aan te leggen binnen het plangebied. Deze drainage mag geen water afvoeren onder de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG), namelijk 7,5m+NAP De afvoer van het gedraineerde water wordt aangesloten op de regenwaterafvoer.
Compensatie berging huidig situatie
Op de locatie is momenteel een regenwaterberging aanwezig die het regenwater van de naastgelegen parkeerplaats en omliggend stedelijk gebied bergt. Deze berging heeft een inhoud van ongeveer 1.580 m3 (bepaald a.d.h.v. kadastrale kaart, AHN-kaart en drempelhoogte). De bodemdiepte van de huidige berging is ongeveer 7,3 m+NAP. De interne overstortdrempel in put UC150 heeft een drempelhoogte van 9,38 m+NAP. De berging zal bij de huidige ontwikkeling verwijderd moeten worden. Voor de hoeveelheid regenwater dient een compenserende berging te worden aangelegd.
Regenwater
Het plangebied is bij de referentiesituatie niet verhard. De omgeving van het plangebied wordt afgewaterd door middel van de bestaande gescheiden riolering.
In tabel 3 zijn deze oppervlakten weergegeven. De afvoerende oppervlakte neemt toe ten opzichte van de bestaande situatie met 5.712 m².
Tabel 3. Afvoerende oppervlakten in de plansituatie
Oppervlakten | Niet-afvoerende oppervlakte (m²) | Afvoerende oppervlakte (m²) | Totaal (m²) |
Dak | 0 | 2.116 | 2.116 |
Verharding particulier * | 0 | 0 | 0 |
Openbare ruimte (groen/water) | 4.102 | 3.596 | 7.698 |
Open water(berging) | 0 | 0 | 0 |
Totaal (m²) | 4.102 | 5.712 | 9.814 |
* Geschat: 20% watert af door verharde binnen terreinen, tuinen e.d. en / of toegestane opstallen
Het toepassen van uitloggende bouwmaterialen is uitgesloten om verontreiniging van bodem- en oppervlaktewater te voorkomen, als het regenwater valt op de afvoerende oppervlakten van daken en verharding en verder afstroomt.
Op de locatie is momenteel een waterberging aanwezig die aangelegd is ten behoeve van de naastgelegen parkeerplaats. Deze waterberging zal moeten worden verwijderd voor de realisatie van het plan en binnen of buiten het huidige plan moeten worden gecompenseerd.
Wateropgaaf
Om een bui van 60 mm te bergen is een berging met een inhoud van 343 m3 nodig. Ook dient er compensatie gevonden te worden voor 1.580 m3 regenwater die in de huidige berging op de locatie wordt opgevangen. De totale wateropgaaf is (1.580 m3+ 343 m3 =) 1.923 m3. Bij een waterbergende schijf van 1 m is hier een oppervlak van ongeveer 2.000 m2 voor nodig.
Locatie waterberging
Aan de oost- en de westzijde van de bouwblokken is een groenstrook aanwezig. Deze groenstroken zijn bestemd voor groen en waterberging. De groenstroken zijn ca. 30 meter breed en 90 meter lang. Het oppervlak van beide stroken samen is 5.400 m2. Hieruit kan worden geconcludeerd dat er ruim voldoende ruimte is voor het realiseren van de benodigde waterberging.
Indien bij extreme neerslag het peil in de waterberging te hoog wordt kan het surplus aan regenwater overstorten naar het regenwaterstelsel in de wijk. Uiteindelijk wordt dit water via de singels en De Donge met een vast maximaal debiet afgevoerd naar het Wilhelminakanaal. Er is dan ook geen sprake van extra belasting van Wilhelminakanaal.
De regenwaterafvoer kan vanaf de panden naar de oppervlakkige berging gevoerd worden. Dat betekent voor het plangebied dat de vuil- en regenwaterstromen inpandig gescheiden ingezameld moeten worden tot de perceelgrens. De afvoer naar de berging wordt bij voorkeur oppervlakkig aangelegd en de bergingen worden bij voorkeur droog aangelegd (boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand).
Bij extreme neerslag is het bestaande watersysteem ontoereikend: als de afvoer- en bergingscapaciteit volledig benut zijn, stijgen de waterniveaus tot boven het maaiveld. De laag gelegen delen worden als eerst overstroomd. In eerste instantie wordt het regenwater in de openbare ruimte opgevangen (berging op straat). Hiervoor is het van belang dat de (toekomstige) openbare ruimte lager ligt dan de aangrenzende percelen. Afhankelijk van diverse factoren, zoals de locatie ten opzichte van het afvoersysteem, de maaiveldverloop, enz. kan deze overstroming hinder en zelfs schade veroorzaken. Daarom adviseert de gemeente de initiatiefnemer om de vloerpeilen bij bebouwing minimaal 15 cm1 hoger dan de openbare ruimte ter plaatse van de perceelgrens (T-hoogte) te kiezen, om de kans op onacceptabele schade zo veel mogelijk te verkleinen bij extreme neerslag.
Afvalwater
Het afvalwater wordt aangesloten op het vuilwaterstelsel van de wijk De Reeshof en wordt uiteindelijk afgevoerd naar de RWZI Tilburg van waterschap De Dommel.
6.4 Watertoets
De impact van dit plangebied op het watersysteem is significant. Het plan is daarom in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan de waterschap Brabantse Delta. Het waterschap heeft op 2 juni per email een positief wateradvies uitgebracht.
Hoofdstuk 7 Opzet Planregels
7.1 Inleiding
De indeling en inhoud van de regels bij dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de Tilburgse bestemmingsplansystematiek, die primair ten behoeve van het actualiseren van bestemmingsplannen (een autonoom proces waarbij uit de aard der zaak de nadruk ligt op beheer) door de afdeling Ruimte van de gemeente Tilburg is opgesteld. De plansystematiek is vastgesteld door het gemeentebestuur en wordt doorlopend aan veranderende regelgeving en beleidsinzichten aangepast. De plansystematiek is gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en IMRO2012 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening). De systematiek is te vinden op www.tilburg.nl/ruimtelijkeplannen.
7.2 Hoofdstuk 1 Van De Regels: Inleidende Regels
Hoofdstuk 1 bevat de ´Inleidende regels´. Dit hoofdstuk omvat twee artikelen: een artikel met een aantal noodzakelijke begripsomschrijvingen en een artikel inzake de wijze van meten. Hieronder volgt een korte toelichting op enkele essentiële begrippen.
7.2.1 Bouwvlak en erf
De Tilburgse plansystematiek maakt onderscheid tussen het bouwvlak en het erf. In dit bestemmingsplan is alleen sprake van een bouwvlak. Bij appartementen ontbreekt namelijk het erf dat als achtertuin gebruikt wordt bij grondgebonden woningen.
Hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden opgericht. Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen er eveneens worden gebouwd, uiteraard slechts voor zover deze passen binnen de bestemming en de bouwregels. Soms mag het bouwvlak volledig worden volgebouwd, soms niet. Het eerste blijkt normaliter uit de planregels, het tweede wordt in de regel op de verbeelding weergegeven met een maatvoeringsaanduiding.
7.2.2 Bouwhoogte
De volgende gebiedstypen worden onderscheiden, waarbij het onderscheid wordt gevormd door een verschillende maximale bouwhoogte:
-
structuurvisie Linten oude stad, onderverdeeld in:
-
bedrijvige linten;
-
rustige linten;
-
hoofdstructuur nieuwe gebieden;
-
overige gebieden.
Ingevolge de 'Structuurvisie Linten in de oude stad' is, zowel binnen bedrijvige linten als rustige linten, de maximaal toelaatbare hoogte 11m. Langs de 'Hoofdstructuur nieuwe gebieden' is een bouwhoogte van maximaal 15m toelaatbaar, terwijl in de overige gebieden maximaal 10m is toegestaan. Bij afwijkende woningtypes en bijzondere situaties wordt van deze hoogteregels afgeweken en ´op maat´ bestemd.
Binnen dit bestemmingsplan is sprake van een bijzondere situatie in die zin dat het plangebied is gelegen binnen het Stationsgebied Reeshof. Binnen dit gebied is sprake van een stedelijkere bebouwing die daarbij uitgaat van hogere bebouwing dan normaliter binnen woongebieden gehanteerd wordt. Zie ook de beschrijving in hoofdstuk 2.
Structuurbeeld Plansystematiek
7.2.3 Goothoogte
De toegelaten hoogte is in het algemeen gerelateerd aan de afstand tot de meest nabije gevels. In de meeste gevallen komt dit neer op een goothoogte die gelijk is aan de bouwhoogte. In de regels wordt de goothoogte dan ook meestal gelijk gesteld aan de bouwhoogte, tenzij op de verbeelding met een maatvoeringsaanduiding een andere goothoogte wordt weergegeven. Bij afwijkende woningtypes en in bijzondere situaties wordt van deze hoogteregels afgeweken en ´op maat´ bestemd.
Binnen het plangebied is geen goothoogte opgenomen en is de goothoogte gelijk aan de bouwhoogte. De bouwhoogte bedraagt maximaal 14,5m volgens de regels. Deze hoogte is gekozen omdat het realiseren van een extra bouwlaag van 4 in 5 bouwlagen hiermee niet mogelijk wordt gemaakt.
7.3 Hoofdstuk 2 Van De Regels: Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 bevat de ´Bestemmingsregels´. In dit hoofdstuk komen de verschillende bestemmingen met bijbehorende bouwregels en gebruiksregels aan bod. Soms is daarnaast sprake van een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, wijzigingsbevoegdheden e.d.
In dit bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:
-
Groen
-
Verkeer - Verblijf
-
Wonen - Gestapeld
-
Waarde - Archeologie
Bouwregels
De bouwregels bevatten een uitgebreide regeling ten aanzien van het oprichten van gebouwen en overige bouwwerken in het plangebied (bouwvlak, bouwhoogte, etc.). Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt in bouwregels voor (hoofd)gebouwen en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en bouwwerken van algemeen nut.
Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels
Vaak geeft het plan het college de bevoegdheid om afwijking van de bouwregels toe te staan.
Gebruiksregels
Bij de meeste bestemmingen worden regels omtrent het gebruik van gronden en bouwwerken gegeven, al dan niet aangevuld met een aantal afwijkingsmogelijkheden, wisselend per bestemming.
Gezien het feit dat de woningen behoren tot de Taskforce Betaalbaar Wonen is in de gebruiksregels een specifiek gebruikvoorschrift opgenomen dat de woningen moeten worden gerealiseerd als sociale huurwoningen behorende tot deze specifieke doelgroep.
Omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
Soms is een bestemmingsartikel is aangevuld met een vergunningplicht t.a.v. bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde (denk bijvoorbeeld aan graafwerkzaamheden).
Binnen de bestemming Waarde - Archeologie is het verlenen van Omgevingsvergunning nodig bij het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,50m en indien sprake is van een oppervlakte van > 500m².
7.4 Hoofdstuk 3 Van De Regels: Algemene Regels
Hoofdstuk 3 bevat de ´Algemene regels´ ten aanzien van de volgende aspecten:
Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 bevat een algemene anti-dubbeltelregel ter voorkoming van onbedoeld gebruik van de regels.
Algemene bouwregels
Artikel 8 bevat een aantal bouwregels die algemeen toepasbaar zijn. Het gaat hierbij om de regeling met betrekking tot de situering van de hoofdtoegang van de gebouwen en de parkeerregeling .
Algemene gebruiksregels
In artikel 9 staat een algemene gebruiksregel, inhoudende dat het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met een functie-aanduiding aangemerkt wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming.
Algemene aanduidingsregels
In artikel 10 zijn de algemene aanduidingsregels opgenomen. Op de verbeelding voorkomende gebiedsaanduidingen zijn hier geregeld.
Met name zijn in dit artikel regels opgenomen in verband met de aanvliegroute van vliegveld Gilze en rijen en met de ligging van het plangebied ten opzichte van de spoorlijn Tilburg - Breda vanwege externe veiligheid en geluid.
Algemene afwijkingsregels
Algemene afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot geringe afwijkingen van de regels van het plan staan in artikel 11.
Algemene wijzigingsregels
Een algemene wijzigingsbevoegdheid staat in artikel 12.
Overige regels
Burgemeester en wethouders zijn middels artikel 14 bevoegd om een aantal algemene nadere eisen te stellen. Algemene regels over het toelaten van werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning vereist is, staan eveneens in dit artikel.
7.5 Hoofdstuk 4 Van De Regels: Overgangs- En Slotregels
Het vierde en laatste hoofdstuk heet ´Overgangs- en slotregels´. Hier is het overgangsrecht te vinden met betrekking tot het bouwen van bouwwerken en het gebruik van gronden en opstallen. In de slotbepaling wordt de exacte naam van het bestemmingsplan gegeven.
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
De financieel-economische uitvoerbaarheid
De eis van economische en financiële uitvoerbaarheid houdt in dat het realistisch moet zijn om te verwachten dat tijdens de “levensduur” (10 jaar) van het bestemmingsplan de ontwikkelingen die door het plan mogelijk worden gemaakt, ook daadwerkelijk (kunnen) worden gerealiseerd. Onderzoek naar de economische uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen heeft in het algemeen betrekking op nieuwe ontwikkelingen waarvoor bestemmingsplanherzieningen nodig zijn. Het betreft hier een perceel gemeentegrond langs de spoorlijn Tilburg/Breda. De herziening heeft betrekking op de bouw van gestapelde woningen in het gebied. In het kader van de Taskforce Betaalbaar Wonen worden hier 78 gestapelde woningen gerealiseerd om te voorzien in de grote vraag naar sociale huurwoningen. De woningbouwcorporatie die eigenaar wordt van de woningen heeft reeds in de vorm van een intentieovereenkomst aangegeven deze woningen te willen realiseren. Gezien er voldoende behoefte is naar woningen in het betaalbare segment en de intentie door de woningbouwcorporatie reeds is uitgesproken, wordt het plan financieel-economisch uitvoerbaar geacht.
Kostenverhaal
Bij nieuwe ontwikkelingen moet onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) tegelijk met het bestemmingsplan
een exploitatieplan worden vastgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door
middel van gemeentelijke gronduitgifte of een anterieure overeenkomst.
De gronden zijn reeds eigendom van de gemeente en de infrastructuur om het perceel te ontsluiten is reeds aanwezig. Op deze locatie is een gemeentelijke grondexploitatie van toepassing. Alle nog te maken kosten voor het bouw- en woonrijpmaken, geluidwering alsmede de plankosten (inclusief de legeskosten voor de onderhavige bestemmingsplanwijziging) komen voor rekening van de gemeente. De gemeente ontvangt de grondopbrengsten van de uit te geven gronden. De raad heeft voor dit project in 2016 een grondexploitatie geopend waarbij sprake is van een exploitatietekort. Het gehele exploitatietekort (inclusief eventuele planschadeclaims) wordt gedekt uit de beschikbaar gestelde herstructureringsmiddelen voor de Taskforce Betaalbaar Wonen.
Het plan is om deze redenen economisch uitvoerbaar en is het kostenverhaal verzekerd.
Hoofdstuk 9 Burgerparticipatie En Overleg
9.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro
Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan Reeshof Stationsgebied 2013, 1e herziening (Kronenbergstraat) op 20 januari 2017 gepubliceerd in Gemeenteblad.
9.2 Burgerparticipatie
Op 16 mei 2017 hebben gesprekken olaatsgevonden met dieverse stakeholders waaronder SV Reeshof, Wijkraad Reeshof en de ondernemingsvereniging Forum. Hierbij is een toelichting gegeven op de plannen en zijn de vragen beantwoord.
Daarnaast is op 22 mei 2017 en 10 juli 2017 ter uitvoering van het bepaalde in de door de raad vastgestelde Handreiking Burgerparticipatie een informatieavond gehouden in wijkcentrum Heyhoef. De bewoners/omgeving is uitgenodigd via bewonersbrieven, publicaties in Tilburgse Koerier en de plaatselijke wijkkrantjes. Ook is de uitnodiging verspreid via social media m.n. via de app Omgevingsalert.
Tijdens deze informatieavond is een toelichting gegeven op de aard en het doel van het bestemmingsplan. Tevens is de gelegenheid gegeven tot het stellen van vragen en het maken van opmerkingen.
Voor het verslag van de bewonersavonden wordt verwezen naar Bijlage 5 Verslag Burgeparticipatie bewonersavonden.
9.3 Zienswijzen
P.M.
Bijlage 1 Besluit Hogere Grenswaarden
Bijlage 1 Besluit hogere grenswaarden
Bijlage 2 Parkeernormen
Bijlage 3 Luchtvaartverkeerzone-ihcs
Bijlage 3 Luchtvaartverkeerzone-IHCS
Bijlage 4 Luchtvaartverkeerzone-ils
Bijlage 4 Luchtvaartverkeerzone-ILS
Bijlage 5 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 5 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Verkeersontsluiting Knoop Reeshof Campenhoef
Bijlage 1 Verkeersontsluiting Knoop Reeshof Campenhoef
Bijlage 2 Inventarisatie Van Risicobronnen En Verantwoording
Bijlage 2 Inventarisatie van risicobronnen en verantwoording
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 3 Akoestisch onderzoek
Bijlage 4 Ecologisch Onderzoek
Bijlage 4 Ecologisch onderzoek
Bijlage 5 Verslag Burgeparticipatie Bewonersavonden
Bijlage 5 Verslag Burgeparticipatie bewonersavonden
Bijlage 6 Onderzoek Externe Veiligheid
Bijlage 6 onderzoek externe veiligheid