Spoorzone, 6e herziening (Mindlabs)
Bestemmingsplan - gemeente Tilburg
Vastgesteld op 10-09-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlage(n).
1.2 plan:
Het bestemmingsplan Spoorzone, 6e herziening (Mindlabs) met identificatienummer NL.IMRO.0855.BSP2017008-e001 van de gemeente Tilburg.
1.3 aan huis verbonden beroep
Die , die kunnen worden beschouwd als 'aan-huis-verbonden', waarbij:
-
degene die de activiteit uitvoert, tevens de bewoner is van de woning;
-
geen sprake is van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen, conform artikel 6.3 van de regels van dit plan;
-
voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
-
de beroepsuitoefening naar omvang ondergeschikt is aan het wonen, d.w.z. niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning (inclusief aan-, uit en/of bijgebouw) en totaal niet meer dan 80m² in beslag neemt;
-
de beroepsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;
-
geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;
-
op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.
1.4 aanbouw
Een gebouw, dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.5 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 additionele horeca
Horeca waarbij de horeca-activiteit ondersteunend is aan de hoofdactiviteit en daaraan ondergeschikt is en waarbij tevens:
-
de oppervlakte van de horeca-activiteit maximaal 5% van het totale v.v.o. van het betreffende pand in beslag mag nemen. Ook een eventueel terras maakt hier deel van uit;
-
de horeca-activiteit niet zelfstandig mag worden uitgeoefend. Toegang tot de horeca-activiteiten kan niet los van de hoofdfunctie plaatsvinden;
-
de openingstijden van de horeca-activiteit gelijk zijn aan de openingstijden van de hoofdactiviteit;
-
geen alcoholhoudende dranken mogen worden verstrekt zonder de benodigde vergunningen. Het gaat dus in alle gevallen om ondersteunende 'droge horeca'.
1.7 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.8 bedrijfsgebouw
Een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.
1.9 bedrijven
Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten die liggen op het vlak van industrie, groothandel met eventueel bijbehorende ondergeschikte showroom, ambacht, nijverheid, productie, distributie, logistiek, vervoer, opslag, reparatie (waaronder autoreparatiebedrijven al dan niet met bijbehorende en ondergeschikte showroom), e.d., alsmede brandweerkazerne. Detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van autohandel in combinatie met een autoreparatiebedrijf.
Tevens worden hiertoe gerekend bijbehorende kantoorruimten en installaties.
Niet tot bedrijven worden gerekend: kantoren, horeca, prostitutie inrichting, (perifere) detailhandel, nutsvoorzieningen, tank- en servicestations, autowasplaatsen, dienstverlening, recreatie, sport, agrarisch bedrijf, maatschappelijke instellingen en bedrijfspompen, zijnde pompen die zijn bedoeld voor de eigen brandstoffenvoorziening met uitzondering van bedrijfspompen behorende bij transportbedrijven.
(Bedrijf is de technische eenheid van onderneming, met dit laatste begrip is de economische eenheid bedoeld).
1.10 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.11 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.12 bijgebouw
Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.13 bouwen
Het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.14 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.15 bouwlaag
Een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkant van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5m in hoogte verschillen, zulks met uitzondering van een onderbouw of zolder.
1.16 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.17 bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel.
1.18 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.19 bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.20 bouwwerken van algemeen nut
Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen.
1.21 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)
De som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren - horizontale vlakken ter plaatse van trappen, hellingen en vides met een oppervlakte tot en met 4m² daaronder begrepen - voorzover de ruimten waarbinnen de vloeren zich bevinden een grotere inwendige hoogte hebben dan 1,5m.
1.22 calamiteit
Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk door overmacht: brand, overstroming, terroristische en/of oorlogshandelingen, aardbeving e.d.
1.23 Cultuur en Ontspanning
Voorzieningen gericht op cultuur en ontspanning, zoals atelier, bowlingbaan, casino, dierentuin, evenemententerrein, speeltuin, museum, creativiteitscentrum, dansschool, kinderboerderij, muziekschool, muziektheater, sauna, welness, schouwburg, bioscoop, theater.
Prostitutie, raamprostitutie/ raamexploitatie of seksinrichting is uitgesloten.
1.24 cultuurhistorische waarde
De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door een gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of gebied of door de wijze waarop daarin de ontwikkelingen tot uitdrukking komen van de esthetische opvattingen in de loop van de tijd.
1.25 cultuurhistorisch waardevolle bebouwing
Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is bebouwing die vanwege de kwaliteit van de verschijningsvorm, de ouderdom, authenticiteit of het cultuurhistorisch belang een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van het straatbeeld en aan het van rijkswege/gemeentewege beschermde stadsgezicht '..' in zijn algemeenheid.
1.26 dakhelling
Hoek die gevormd wordt door een schuin dakvlak en een horizontaal vlak die elkaar snijden op de goothoogte.
1.27 dienstverlening
Het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van detailhandel en seksinrichtingen.
1.28 dove gevel
-
een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33dB onderscheidenlijk 35dB, alsmede
-
een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.
1.29 erf
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels per bouwperceel aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.30 evenement
Een activiteit in de openlucht dan wel in al dan niet (deels) tijdelijke onderkomens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, sportieve, toeristisch-recreatieve, commerciële, sociale, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden, alsmede kermissen, braderieën, snuffelmarkten, rommelmarkten, straatfeesten en festivals of daarmee te vergelijken activiteiten.
1.31 functionele eenheid
Hieronder wordt verstaan:
-
een samenstel van activiteiten dat, gelet op de aard en de organisatie van die activiteiten alsmede op de plaats waar die activiteiten worden verricht, als een eenheid moet worden beschouwd;
-
het complex van bebouwde en onbebouwde gronden waarop de hiervoor bedoelde activiteiten worden verricht.
1.32 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.33 geluidgevoelige objecten
Gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.
1.34 geluidshinderlijke inrichtingen
Inrichtingen genoemd in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.
1.35 geluidsscherm
Geluidwerende voorziening van hard materiaal (beton, glas e.d.).
1.36 geprojecteerd kwetsbaar object
Nog niet aanwezig kwetsbaar object dat op grond van het voor het betrokken gebied geldende bestemmingsplan toelaatbaar is.
1.37 geurgevoelig object
Een gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en dat daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.
1.38 groenvoorzieningen
Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair e.d., alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.
1.39 Hogere grenswaarde
Een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.
1.40 hoofdgebouw of hoofdbebouwing
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.41 horecavestigingen met accent op verstrekking van alcoholhoudende dranken
Hiertoe worden gerekend: café, bar, eetcafé, grand café, brasserie, pool-/snookercafé e.d. alsmede hiermee gelijk te stellen: coffeeshop, theehuis e.d.
1.42 horecavestigingen met accent op verstrekking van maaltijden
Hiertoe worden gerekend: restaurant, partycentrum, cafetaria, snackbar, shoarmazaak, grillroom, lunchroom, broodjeszaak e.d.
1.43 Kantoor
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie.
1.44 kantoorachtige bedrijvigheid
Bedrijven met productieruimte en/of assemblageruimte, gecombineerd met kantoorruimte als onderdeel van het bedrijf waarin het ontwerpen en de voorbereiding van productie plaatsvindt, met een kantoorhoudenheid van maximaal 70%.
1.45 kantoorhoudendheid
Percentage van de bedrijfsvloeroppervlakte dat als kantoor wordt gebruikt.
1.46 kleinschalige dienstverlening, niet zijnde zakelijke dienstverlening
Dienstverlening, vallend onder ten hoogste categorie 2 van de bij dit plan gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten en gericht op het aan personen of dieren verlenen van diensten in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze of lichaamsverzorgende sfeer en andere vormen van dienstverlening die min of meer een openbaar karakter hebben, zoals (niet limitatief) een huisartsen- of tandartsenpraktijk, een praktijk voor fysiotherapie, een dierenartsenpraktijk, een nagelstudio, een kapsalon en een kinderopvangcentrum, uitgezonderd:
-
seksuele en erotische dienstverlening;
-
zakelijke dienstverlening met een kantoorfunctie, zoals (niet limitatief) rechtskundige en administratieve dienstverlening, architecten- en technische adviesbureaus, makelaarsbureaus, reclamediensten en uitzendbureaus;
-
detailhandel, met uitzondering van een beperkte verkoop, ondergeschikt aan de dienstverlening;
-
horeca.
1.47 kwetsbaar object
Object zoals omschreven in het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer'.
1.48 langzaam verkeer
Voetgangers- en (snor/brom)fietsverkeer.
1.49 maatschappelijke voorzieningen
Hieronder worden verstaan:
-
educatieve en sociaal-culturele voorzieningen in de zin van middelbaar, hoger en wetenschappelijk onderwijs (geen basisonderwijs), beroepsonderwijs, kunstonderwijs, volksuniversiteit, cursuscentrum, onderwijsinstituten t.b.v. specifiek onderwijs, bibliotheken e.d.;
-
openbare en bijzondere instellingen waaronder overheidsinstellingen zoals stadskantoren, politiekantoor e.d. met uitzondering van brandweerkazerne;
-
maatschappelijke voorzieningen zoals buurt- en clubhuis, wijkcentrum (o.a. Multi Functionele Accommodatie), sociëteit e.d.
1.50 monumentale boom
Een boom die is opgenomen in de gemeentelijke lijst van monumentale bomen, zoals die geldt op het moment van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan en als zodanig is aangeduid.
1.51 netto vloeroppervlak (n.v.o.)
De som van de binnenwerks gemeten oppervlakten van de voor publiek toegankelijke verblijfsruimten binnen een horeca-inrichting van de categorie 1, 2 of 3, zoals café- en barruimte (inclusief bar), eetzaal, foyer, dansvloer / podium, entree e.d, met uitzondering van oppervlakten t.b.v. keuken, toiletgroepen, garderobe, opslag, dienstruimten e.d.
1.52 nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties t.b.v. gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing,
waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.
1.53 onbebouwd erf
Dat deel van het perceel, dat geen bouwvlak of erf betreft.
1.54 onderbouw
Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant is gelegen tussen peil en maximaal 1,20m boven peil.
1.55 ondergeschikte delen van een bouwwerk
Bouwdelen die ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa van het desbetreffende bouwwerk, zoals overstekende daken, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, trappen en trappenhuizen, liftkappen en lifthuizen, luchtbehandelings-/ventilatieinstallatie, bordessen, funderingen, goten, hijsinrichtingen, gevelreclames, gevelisolatie (al dan niet met bijbehorende ommanteling), draagconstructies e.d. Hieronder worden in elk geval niet verstaan entrees, erkers en ondergrondse bouwwerken.
1.56 openlucht- en sportieve recreatie
Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. dag-, verblijfs- en sportieve recreatie, die geheel of grotendeels in de openlucht plaatsvindt, zoals een trim-/fitnessparcours, een jongerenhangplek e.d.
1.57 overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.58 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, ondersteund door palen of kolommen, eventueel maximaal aan twee zijden omsloten door wanden, die niet tot de constructie behoren.
1.59 pand
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.60 peil (straatpeil)
Hieronder wordt verstaan:
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
1.61 perceel
Een aaneengesloten stuk grond met kadastrale aanduiding.
1.62 plangrens
Een weergegeven lijn die de grens van het plan: aanduidt.
1.63 recreatief medegebruik en evenementen
Hieronder wordt verstaan:
-
incidenteel, kortstondig gebruik (enkele dagen) van complexen / voorzieningen t.b.v. evenement zoals rommelmarkten, antiek-, huishoud-, en computerbeurzen, tentoonstellingen, bedrijvencontactdagen e.d., mits men in het bezit is van een evenementenvergunning;
-
incidenteel -jaarlijks- gebruik gedurende een aantal dagen van stadsparken t.b.v. zomeractiviteiten, -spelen, theater, festival e.d.
1.64 risicovolle inrichting
-
een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
-
een AMvB-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/ of het gebruik van gevaarlijke stoffen;
-
bedrijven waarvan de aantoonbare PR10-6/jaar contour is gelegen buiten de inrichtingsgrens.
1.65 speelvoorzieningen
Voorzieningen ten dienste van sport en spel.
1.66 Sport
Het geheel van voorzieningen t.b.v. sportbeoefening, zoals: ijsbaan/-hal, (openlucht)zwembad, sportvelden, atletiekbaan, basketbalveld, handbalveld, jeu de boulesbaan, tennisbaan/-complex, sporthal, alsmede bijbehorende bebouwing zoals kleedruimten, clubhuis / verenigingsgebouw, opslagruimten, technische ruimten e.d.
1.67 straatpeil
Zie: peil (straatpeil).
1.68 uitbouw
Een gebouw, dat als vergroting van een bestaande ruimte is/wordt gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht
ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.69 verblijfsvoorzieningen
Besloten ruimten, bestemd voor het verblijven van mensen.
1.70 verkeersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer en verblijf
Hieronder wordt verstaan het openbaar wegverkeers- en verblijfsgebied waarbij de nadruk ligt op de erftoegangsfunctie (geleider van het bestemmingsverkeer) voor gemotoriseerd en langzaam verkeer en/of de verblijfsfunctie voor voetgangers met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier buurtstraten, woonstraten, woonerven, winkelerven en voetgangersgebied inclusief bijbehorende kunstwerken.
1.71 voorgevelrooilijn
De naar het openbaar gebied toegekeerde lijn, die het bouwvlak begrenst en aansluit aan het onbebouwd erf c.q. openbaar gebied.
1.72 water en waterhuishoudkundige voorzieningen
Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn t.b.v. een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten e.d.
1.73 weg
Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, waaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
1.74 wet geluidhinder
De wet van 16 februari 1979, Staatsblad 99 (1979), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.
1.75 wet milieubeheer
De wet zoals geplaatst in Staatsblad 551 (1992). Deze wet is in werking getreden op 1 maart 1993.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.2 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.5 Afstand tot zijdelingse perceelgrens
Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
-
een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de brandveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
-
de vorm, afmetingen en plaatsing van de bebouwing boven een hoogte van 10m boven het straatpeil in een strook ter diepte van 3m achter de voorgevelrooilijn in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld;
-
de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6m boven het straatpeil indien de maximale hoogte niet meer bedraagt dan 10m, zulks in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Verkeer - Verblijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
een goede landschappelijke inpassing;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
6.1 Ruimte tussen bouwwerken
6.2 Monumenten
Op panden, en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde en/of gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-gemeentelijk monument' is de Monumentenverordening gemeente Tilburg (vastgesteld d.d. 1 oktober 2010) van toepassing.
Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels
7.1 luchtvaartverkeerzone
7.2 veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen
In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen' de volgende regels:
-
binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen' mogen geen (beperkt) kwetsbare en bijzonder kwetsbare objecten worden opgericht;
-
het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in sub a. waarbij (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan en waarbij middels een onderbouwing is aangetoond dat er sprake is van een afname of gelijkblijvend groepsrisico;
-
het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in sub a. waarbij een wijziging of oprichting leidt tot een toename van het groepsrisico binnen de 'veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen' indien:
-
er geen sprake is van bijzonder kwetsbare objecten;
-
er een berekening is uitgevoerd waaruit de toename blijkt van het groepsrisico;
-
de verantwoordingsplicht conform het Bevt is ingevuld.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming
Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
9.1 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van maten
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
-
de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
-
gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
-
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
-
voldaan is aan de volgende voorwaarden:
-
de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet cumulatief worden gebruikt;
-
de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.
9.2 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van grenzen
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak, bestemmingsvlak, functie-aanduidingsvlak of maatvoeringsvlak, indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting e.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
-
de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
-
gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
-
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
9.3 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogten
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van utiliteitsvoorzieningen;
-
vrijstaande schoorstenen, torens en soortgelijke bouwwerken;
onder voorwaarde dat de maximale hoogte niet meer mag bedragen dan 30m.
9.4 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken van algemeen nut
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de bouwregels, opgenomen in de bestemmingsregels in Hoofdstuk 2, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van algemeen nut, met dien verstande dat:
-
de bouwhoogte niet meer dan 3,5m mag bedragen en;
-
de oppervlakte niet meer dan 50m² mag bedragen.
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
10.1 Wijzigingsbevoegdheid verwijderen aanduidingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, zodanig dat een weergegeven aanduiding wordt verwijderd indien de binnen deze aanduiding toegelaten functie is beeindigd en wordt omgezet in een binnen het ter plaatse geldende bestemmingsvlak toegelaten functie.
10.2 Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsvlakgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:
-
de in het plan begrepen bestemmingen die grenzen aan gronden met de bestemming 'Verkeer' (V), dan wel 'Verkeer-Verblijf' (V-VB) te wijzigen voor de indeling van gronden zoals ten behoeve van een herinrichting, een asverschuiving, herinrichting kruispunten, aanleg (mini)rotondes e.d., met dien verstande dat:
-
de bestemmingen mogen worden gewijzigd voor een verschuiving van de bestemmingsgrenzen van maximaal 25m;
-
de verwerkelijking van de in het plan begrepen bestemmingen gewaarborgd dient te blijven, dat wil zeggen dat de bestemmingen door de wijzigingnen niet onevenredig mogen worden aangetast;
-
bestemmingsgrenzen te wijzigen indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt noodzakelijk is voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijk ordening van het plan niet schaadt en zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.
10.3 Wijzigingsbevoegdheid bouwwerken van algemeen nut
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat bouwwerken van algemeen nut met een groter oppervlak dan 50m2 kunnen worden gebouwd, zulks tot een maximale oppervlakte van 100m2.
Artikel 11 Algemene Procedureregels
Op het stellen van nadere eisen op grond van enige bepaling van de regels van dit bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
Artikel 12 Overige Regels
12.1 Algemene regels inzake nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de aard en omvang van kantines, restauratieve voorzieningen e.d. die ondersteunend zijn voor (openlucht-)sport en recreatie en maatschappelijke voorzieningen teneinde de ondergeschiktheid van die voorzieningen veilig te stellen en/of ter bescherming van de woonfunctie en/of ter voorkoming van een onevenredige aantasting van andere functies in de omgeving;
-
de bereikbaarheid van gebouwen vanuit en de situering van de hoofdentree van gebouwen ten opzichte van de openbare ruimte;
-
de situering en afmetingen van groenvoorzieningen;
-
de situering en afmetingen van parkeergelegenheid, ook op eigen terrein;
-
de situering van toegangswegen en -paden tot gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en open erven.
12.2 Parkeerregeling
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
-
het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
-
het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
-
het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
-
indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
-
het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
De regels van dit bestemmingsplan worden aangehaald als regels van het het bestemmingsplan "Spoorzone, 6e herziening (Mindlabs)
Hoofdstuk 1 Plan En Plangebied
1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling
Er is een verzoek om herziening van het bestemmingsplan ingediend voor de realisatie van "Mindlabs" in de Spoorzone aan de Burgemeester Broxlaan te Tilburg.
De ontwikkeling is een gezamenlijk initiatief van Gemeente Tilburg, fontys hogescholen, Tilburg University, onderwijsgroep Tilburg en de Persgroep Nederland. De betrokken partijen zien in deze ontwikkeling een unieke kans om hun krachten te bundelen tot een mediacluster (Mindlabs). Mindlabs gaat plek bieden aan de verschillende partijen met een sterk gezamenlijk programma en inhoudelijke samenwerking gericht op media in de breedste vorm. Na onderzoek naar een tiental beschikbare centrumlocaties voor deze ontwikkeling is de keus gevallen op HAL70 in de Spoorzone. Kansen voor de locatie liggen in een programmatische en ruimtelijke samenwerking met de LOC-hal aan de westzijde en de bedrijvigheid aan de oostzijde.
Met deze toelichting wordt een basis gegeven voor de bestemmingsplanherziening waarmee medewerking kan worden verleend aan het initiatief. De toelichting geeft aan waarom de beoogde ontwikkeling past binnen de visie op het gebied. Er wordt nader ingegaan op de wijze waarop het initiatief aansluit op de plaatselijke situatie en het beleid dat de gemeente voorstaat. Tevens worden de (stedenbouwkundige) richtlijnen en randvoorwaarden welke aan de basis van de planontwikkeling hebben gestaan in de toelichting verwoord. De toelichting geeft ook de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken weer.
1.2 Het Plangebied
Luchtfoto plangebied
De locatie voor Mindlabs in onderdeel van stadscampus fase 1 van de NS werkplaats. In de oost-westrichting is de bouwplot gesitueerd tussen de Lochal, die nu getransformeerd wordt tot bibiotheek van de Toekomst en de binnentuin. In de noord-zuidrichting wordt de locatie begrensd door de Burg. Broxlaan en de zuidstrook, dit is de zone tussen de werkplaats en het spoortalud.
1.3 Voorgaande Plannen
Dit bestemmingsplan is een gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan Spoorzone, vastgesteld op 20 juni 2008 en onherroepelijk geworden op 20 januari 2010. In dit bestemmingsplan heeft de locatie de bestemming C-1a a(u) (centrum 1a Uit te werken). De ontwikkeling past niet geheel in de uitwerkingsrgels van dit bestemmingsplan.
Uitsnede verbeelding vigerend bestemmingsplan Spoorzone
1.4 Ruimtelijke En Functionele Structuur
Locatie.
De bouwlocatie voor Mindlabs is onderdeel van stadscampus fase 1 van de NS werkplaats.
In de oost- west richting is de bouwplot gesitueerd tussen de Lochal, die nu getransformeerd wordt tot bibliotheek van de Toekomst en de binnentuin.
In de noord-zuid richting wordt de bouwplot begrensd tussen de burgemeester Brokxlaan en de zuidstrook, dit is de zone tussen de werkplaats en het spoortalud.
Kenmerken van de NS Werkplaats.
De NS Werkplaats wordt gekenmerkt door een stoet aan industriële gebouwen, ieder met een eigen anatomie. De karaktervolle bakstenen werkgebouwen zijn in de loop der tijd mooi verouderd en kennen een onverwoest patina. De gietijzeren kozijnen en de vele stalen gevelelementen refereren aan het verleden als Spoorweg Werkplaats met een eigen smederij. De diversiteit van gebouwen wordt bij elkaar gehouden door een 7.5 meter hoge, bakstenen plintbebouwing met daarin de adressen en kantoren van de grotere functionele hallen daarachter. Deze hallen steken boven de plintbebouwing uit, zoals bijvoorbeeld de Koepelhal op de oostelijke kop van de Spoorzone en de Lochal aan de westelijke zijde
Planologische context.
In 2011 is het Masterplan Spoorzone vastgesteld.
Als gevolg van de financiële en economische crisis, de toegenomen waardering voor behoud van cultureel erfgoed, voortschrijdend inzicht ten aanzien van de parkeervraag en de betekenis van de werkplaats als kennis+ gebied, hebben ervoor gezorgd dat we in het najaar van 2017, in samenwerking met SDK, onze partner in de gebiedsontwikkeling, een nieuw stedenbouwkundig plan en ontwikkelvisie aan college en raad hebben voorgesteld.
Vooruitlopend op de vaststelling van deze vernieuwde visie is het de bedoeling het bestemmingsplan voor de locatie Mindlabs daarin te positioneren.
Voor het gebied stadscampus fase 1 zien we dat de lochal werd bestemd als parkeergarage met bijhorende woontoren van 100m. Ter plaatse van de locatie voor Mindlabs zien we woonvolumes waarbij het bestaande industrieel erfgoed (Hal 70) volledig is gesloopt.
In de huidige visie is Mindlabs opgevat als deel van een stoet van industriële gebouwen, worden belangrijke structuren behouden en passen de morfologische eigenschappen bij de oorspronkelijke ruimtelijke structuur.
Inpassing.
Mindlabs moet zodanig worden ingepast dat het ervaarbaar wordt als onderdeel van een zich vernieuwende werkplaats. De werkplaats wordt daarbij gezien als een samenhangend complex van hallen die door logistieke principes van schering en inslag zijn bepaald. Om die reden wordt niet alleen waarde gehecht aan het behoud van erfgoed maar ook aan het behoud van de karakteristieken van het complex, zijnde de werkplaats als een stoet van aaneengeregen gebouwen of hallen.
Tegelijkertijd zien we de transformatie van de werkplaats, waar Mindlabs aan bijdraagt, ook een transformatie van industriële (handen)arbeid naar een kennisintensief werkmilieu of nog een werkplaats voor huidig en vooral toekomstig werken.
Vanuit deze grondhouding is voor Mindlabs een bouwenvelop opgesteld waarbinnen zij hun programma kunnen realiseren (zie verder paragraaf 3.2 stedenbouwkundige aspecten).
Bouwenvelop Mindlabs
Hoofdstuk 2 Ruimtelijk Beleidskader
In dit hoofdstuk volgt een korte weergave van het bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde ruimtelijke beleidskader.
2.1 Rijk
2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructurele beleid en schetst een beeld van Nederland in 2040. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructurele plannen het de komende jaren wil investeren en op welke wijze bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeenten krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.
2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Barro is een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB), die gestoeld is op de SVIR. In de AMvB zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen (denk hierbij aan onderwerpen als Mainportontwikkeling Rotterdam, de grote rivieren, het kustfundament en de Waddenzee en het Waddengebied). Het Barro is gericht op doorwerking van deze nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het Barro is in 2012 uitgebreid met de onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Daarmee is de juridische verankering van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) nagenoeg compleet. In het Barro staat aan welke regels (rijksbelangen) de gemeenten en provincies zich moeten houden, bijvoorbeeld bij het opstellen van een bestemmingsplan. In het verlengde van het Barro is ook de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) van kracht. Deze regeling bevat o.a. een uitwerking van het al eerder in het Barro gepubliceerde ruimtelijke regime rond radars voor militaire luchtvaart en een aanwijzing van reserveringsstroken ten behoeve van uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet.
2.1.3 (Ladder voor) Duurzame verstedelijking
Op grond van art. 3.1.6 Bro zijn provincies en gemeenten verplicht om in de toelichting van een ruimtelijk plan aandacht te besteden aan het aspect 'duurzame verstedelijking', wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. Art. 1.1.1. Bro definieert het begrip stedelijke ontwikkeling als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Overheden dienen op grond van art. 3.1.6 Bro nieuwe stedelijke ontwikkelingen te motiveren. In de eerste plaats geschiedt dat door de behoefte aan de desbetreffende stedelijke ontwikkeling te onderbouwen. Uitgangspunt is vervolgens dat, met het oog op een zorgvuldig ruimtegebruik, de nieuwe stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling daarentegen voorzien wordt buiten het bestaand stedelijk stedelijk gebied, dan moet dat eveneens worden gemotiveerd in de plantoelichting.
Bedrijven, kantoren en maatschappelijke instellingen zijn al mogelijk in het geldende bestemmingsplan
Op basis van het vigerende plan is de ontwikkeling van Mindlabs reeds mogelijk. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan Spoorzone met de bestemming Centrum 1-a uit te werken. binnen deze uit te werken bestemming is onder andere detailhandel, kantoren, maatschappelijke instellingen, horeca I, II en III, binnenrecreatie en sport, zorg- en dienstverlening, bedrijven en wonen gestapeld toegestaan.
Motivering behoefte kantoren
Tegen de achtergrond van een zorgvuldige ruimtelijke ordening is eerder al bepaald dat de locatie Spoorzone - waarvan onderhavige ontwikkeling deel uitmaakt - voor Tilburg de locatie is waar aan de ontwikkeling van kantoren en daarmee de dienstverlenende sector in de stad ruimte wordt geboden. De locatie is onlangs tevens opgenomen op de regionale kaart kansrijke kantoorgebieden die deel uitmaakt van de "Regionale afspraken kantoren Hart van Brabant' (RRO december 2016) (bijlage 1) waarin de regio als uitgangspunt neemt een keuze te maken voor kansrijke en toekomstbestendige bestaande en nieuwe kantoorlocaties. Hiertegenover spant zij zich in om het regionale overaanbod terug te gaan dringen. De keuze is mede gebaseerd op het rapport "Naar een gezondere kantorenmarkt voor Hart van Brabant" (Stec groep mei 2015). Een van de conclusies hieruit is dat er een actuele regionale behoeft is aan nieuwe kantoorruimte en het merendeel van die vraag gericht is op centrum / stationsniveau. Desalniettemin is het ook van belang om bestaande verouderde kantoren te onttrekken van de markt en toe te werken naar een afname van de kantorenvoorraad en ook een afname van de leegstand naar frictie niveau.
Het concept mindlabs bestaat uit onderwijsvoorzieningen (met ondersteunde horeca) en kantoren/commerciële ruimten. Een gedeelte van de kantooromgeving wordt gehuurd door De Persgroep en een gedeelte maakt onderdeel uit van het commercieel programma van de belegger. In totaal wordt circa 4500 m2 voor kantoren voorzien. Het gebouw onderscheidt zich van de bestaande kantoren door de ligging zeer nabij het station. Daarbij is de zichtbaarheid en vindbaarheid onderscheidend. Daaraan bestaat grote behoefte, waarin de bestaande kantoorgebouwen niet kunnen voorzien. Dit wordt verder onderbouwd met de kwantitatieve hoge interesse vanuit huurders en beleggers om in dit concept te kunnen participeren.
Bij de verhuur van kantoren staat synergie tussen de gebruikers en de openheid van de organisatie voorop, naast het bieden van voorzieningen wordt ook kennis gedeeld. Het gedeelte dat door de Persgroep wordt gehuurd heeft een nauwe relatie met het soort onderwijsfunctie van de Fontys en Tilburg University. In het aanbieden van de kantoren wordt gestuurd op zoveel mogelijk gemeenschappelijke voorzieningen als horeca en vergaderfaciliteiten. Deze gemeenschappelijke voorzieningen entameren ontmoeting en samenwerking.
Het gebouw voorziet derhalve door de kwalitatieve toevoeging aan het bestaande kantorenareaal in Tilburg aan een regionale behoefte.
Motivering behoefte onderwijsfuncties
De ladder voor duurzame verstedelijking beoogt dat in regionaal verband de gezamenlijke ontwikkelingsbehoefte wordt bepaald. Als meerdere locaties aangewezen worden om in die behoefte te voorzien, is het aan de regio om de behoefte te verdelen over die locaties. Als de regionale behoefte voldoende is om een beoogde locatie te ondersteunen en in regionaal verband tevens deze locatie wordt geselecteerd om in de behoefte te voorzien, dan kan dit afdoende motivering vormen in de toelichting bij het bestemmingsplan.
De huisvesting van Fontys in Tilburg kenmerkt zich door twee goed functionerende locaties te weten:
-
De Kunsten, Zwijsenplein.
-
Campus Stappegoor.
Daarnaast heeft Fontys nog een minder goed functionerende locatie:
-
Prof. Gimbèrelaan
De eerste heeft als voordeel dat het gelegen is in het centrum van de stad, waarmee de verbintenis met het werkveld (o.a. schouwburg) zeer goed is en de OV-verbinding optimaal. Campus Stappegoor is gelegen aan de rand van de stad en is kwalitatief goed op orde. De derde locatie, de huidige locatie van Fontys Hogeschool Journalistiek (FHJ) is sterk verouderd en aan vervanging toe.
Vanuit de beleidslijn van Fontys 'concentratie tenzij…' is er in 2016 een business case opgesteld waarin onderzoek is gedaan naar de meest wenselijke locatie voor FHJ. In deze inmiddels vastgestelde business case is aangetoond dat een centrumlocatie voor FHJ in combinatie met structurele samenwerking binnen de driehoek Onderwijs, Onderzoek en Ondernemen, de beste optie is. Deze samenwerking heet MindLabs. Een locatieonderzoek heeft laten zien dat MindLabs het beste past op De Spoorzone en specifiek op de locatie van HAL 70, naast de LocHal.
De doelstelling voor de locatie Spoorzone (HAL 70) is realisatie van nieuwbouw om een nieuwe samenwerking te realiseren in de Spoorzone. In samenwerking met Onderwijsgroep Tilburg, Tilburg University en De Persgroep Nederland hoopt Fontys een nieuw ecosysteem te realiseren in de Spoorzone. De nieuwbouw moet in de toekomst inspelen op de toekomstige groei van studenten Journalistiek. De beoogde vierkante meters voor Fontys hebben voldoende capaciteit om deze toenemende vraag in de toekomst op te vangen in het beoogde nieuwbouwdeel in de Spoorzone.
De locatie in de Spoorzone in het centrum van de stad en OV-verbinding (grenzend aan station Tilburg) bieden veel potentie voor deze toekomstige ontwikkeling.
Demografische ontwikkeling studentenpopulatie
De ontwikkeling van de studentenpopulatie op middellange termijn is afhankelijk van onder andere demografische en sectorspecifieke factoren. Veronderstellingen over de ontwikkeling van studentenaantallen worden in deze paragraaf onderbouwd op basis van referentieramingen van Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), achtergrondinformatie van het CPB en ervaringscijfers van Fontys.
Er resteert echter een aantal onvoorspelbare elementen, zoals de impact van nieuw overheidsbeleid of het economisch klimaat.
Referentieraming OCW en demografische ontwikkelingen
De referentieraming van OCW geeft het volgende beeld van de ontwikkeling van het aantal studenten in het hbo:
Deze referentieraming is als richtinggevend kader gebruikt ter onderbouwing van de studentprognose van Fontys. Uit ervaringscijfers blijkt dat de referentieraming (zijnde een prognose van het ministerie) op jaarschijven niet altijd overeenkomt met de daadwerkelijke realisatiecijfers, maar de trend is een belangrijke indicator voor de te verwachten studentontwikkeling. Eens temeer omdat de trend ook onderbouwd kan worden met achtergrondinformatie uit algemene bronnen.
Overheidsbeleid heeft effect op de ontwikkeling van de studentenpopulatie:
-
De studentontwikkeling vertoonde in 2012 een daling die verklaard wordt door de onduidelijkheid over de aangekondigde en later ingetrokken langstudeerdersmaatregel.
-
De aangekondigde invoering van het studievoorschot zal naar verwachting tijdelijk een dempend effect hebben op de instroom in 2015.
Uit algemene bronnen blijkt dat er vanaf 1997 sprake is van een bevolkingsgroei, nadrukkelijk in de leeftijdscategorie van 17-25 jarigen. De groei van het aantal hbo-studenten in de afgelopen jaren komt voort uit de genoemde bevolkingsgroei, aangevuld met het feit dat het aantal hoger opgeleiden sterker is gegroeid dan de bevolkingsgroei en de verblijfsduur van studenten langer is geworden.
Naast de landelijke ontwikkelingen spelen regionale effecten een rol van betekenis. Specifiek de effecten van regionale krimp. Uit algemene informatie wordt duidelijk dat de demografische ontwikkelingen op regionaal niveau uiteenlopen. Er bestaat een patroon van groei naast krimp. Krimp komt vooral voor in de regio Limburg, terwijl de overige regio's redelijk stabiel blijven dan wel een groei vertonen (Eindhoven en Tilburg) in de periode 2010-2025.
Vertaling naar studentenaantallen voor Fontys
Het aantal ingeschreven studenten voor Fontys is afgeleid van de referentieraming OCW via het gemiddelde marktaandeel van het aantal bekostigde inschrijvingen over de afgelopen drie jaar.
De uitkomsten zijn eenmalig gecorrigeerd voor de afwijkende instroom per 01-10-2014. Het aantal inschrijvingen voor dit studiejaar lag hoger dan verwacht op basis van de referentieraming van OCW en het ervaringscijfer voor het marktaandeel. Verondersteld wordt dat deze afwijking een gevolg is van de aangekondigde -en uitgestelde -invoering van het studievoorschot.
Dit resulteert in onderstaande studentenprognose voor Fontys:
Kortom: op basis van de referentieraming 2014 en uitgaande van een gemiddeld marktaandeel van Fontys in de bekostigde inschrijvingen van afgelopen drie jaren, lijkt een groei naar 45.500 studenten een realistisch scenario voor de. Deze groei zal gelijkmatig worden verdeeld tussen Eindhoven en Tilburg.
Vertaling naar studentenaantallen voor Fontys Hogeschool Journalistiek
Fontys Hogeschool Journalistiek heeft een redelijk constant aantal studenten. Een instroom van ca. 285 studenten per jaar en een totaal aantal studenten van ca. 950 studenten. De afgelopen jaren zien we wel enige verschuiving, soms wat minder , dan weer wat meer. De lange termijn prognose geeft een maximaal aantal studenten van 1000 stuks aan.
Geen structurele leegstand te verwachten
M.b.t. het leegkomende schoolgebouw geldt het volgende:
De Fontys locatie aan de Professor Gimbrerelaan 16 huisvest de Fontys Hogeschool voor Journalistiek. De locatie is gelegen ten westen van het centrum in de wijk De Reit en is bereikbaar via station Tilburg Universiteit (1,2km), station Tilburg Centraal (1,9km) en via Rijksweg A58 (2,0km). De directe omgeving betreft overwegend woningbouw. Eind 2013 is op het naastgelegen perceel het woon- en zorgcentrum Zonnehof opgeleverd met ca. 78 appartementen voor senioren, horeca, fysio en kinderdagverblijf. Voor deze locatie geldt dat er voldoende mogelijkheden zijn voor ontwikkeling, bijvoorbeeld voor woningbouw.
Voor de nieuwe locatie: HAL 70 (MindLabs) geldt het volgende:
Het Programma van Eisen(PvE) voor MindLabs is gebaseerd op de werkelijke behoefte van de verschillende partners van MindLabs. Voor FHJ is specifiek gekeken is naar de ontwikkelingen binnen het onderwijs en de journalistiek en welke consequenties een en ander heeft op de huisvestingsbehoefte. Dit heeft ertoe geleid dat de ruimtebehoefte nieuwbouw kleiner zal zijn ten opzichte van de huidige locatie bij een gelijkblijvend of licht stijgend aantal studenten. Van structurele leegstand zal derhalve geen sprake zijn.
Conclusie
Er is sprake van een regionale behoefte, die wordt opgevangen binnen het bestaand stedelijk gebied.
2.2 Provincie
2.2.1 Structuurvisie
Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die op 1 oktober 2010 werd vastgesteld door Provinciale Staten. Belangrijke onderwerpen zijn de realisatie van natuur en de transitie naar een zorgvuldige veehouderij in Brabant.
In de Structuurvisie geeft de provincie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie, maar bindt gemeenten niet rechtstreeks. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt.
Inhoud van de Structuurvisie
Deel A
Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Op basis van trends en ontwikkelingen heeft de provincie haar ruimtelijke belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. In haar sturing biedt zij gemeenten meer ruimte om afwegingen te maken in een aantal vooraf gestelde kaders. Daarnaast zet de provincie zelf een aantal ontwikkelingen in gang. De provinciale filosofie is: ‘Samenwerken aan kwaliteit’. De provincie realiseert haar doelen op vier manieren: door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.
Deel B
In deel B staan de ambities, het beleid en de uitvoering voor de vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Voor iedere structuur formuleert de provincie ambities en beleid. Per beleidsdoel is aangegeven welke instrumenten de provincie inzet om haar doelen te bereiken.
Uitwerking van de Structuurvisie
De provincie gaat geen aparte ruimtelijke visie op het landschap ontwikkelen, maar geeft die onder andere vorm in de Uitwerking gebiedspaspoorten. Daarin beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang vindt en hoe deze versterkt kunnen worden. Tilburg ligt in het gebiedspaspoort van De Meierij. Daarnaast zijn er deelstructuurvisies opgesteld. Deelstructuurvisies bevatten de onderbouwing van een locatiekeuze, visie op een thema of inrichting van een gebied. De huidige deelstructuurvisies zijn niet van toepassing op Tilburgs grondgebied.
2.2.2 Verordening Ruimte
Provinciale Staten hebben naast de Structuurvisie een Verordening ruimte vastgesteld. Deze wordt regelmatig gewijzigd en aangepast aan nieuw beleid. In de Verordening ruimte staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. In tegenstelling tot de provinciale Structuurvisie bindt de Verordening ruimte de gemeenten wèl rechtstreeks.
Relatie met de structuurvisie
De onderwerpen die in de verordening staan, komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat wat de provincie van belang vindt en hoe de provincie die belangen wil realiseren. De verordening is daarbij een van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen.
Inhoud
Belangrijke onderwerpen in de Verordening ruimte zijn:
-
ruimtelijke kwaliteit;
-
stedelijke ontwikkelingen;
-
natuurgebieden en andere gebieden met waarden;
-
agrarische ontwikkelingen, waaronder de zorgvuldige veehouderij;
-
overige ontwikkelingen in het buitengebied.
Voor een paar onderwerpen zijn in de verordening regels opgenomen die rechtstreeks doorwerken naar de vergunningverlening bij gemeenten.
Wijzigingen en ontheffingen
In de verordening is voor een aantal onderwerpen de mogelijkheid opgenomen om de grens van een gebied te wijzigen. Daarnaast is er een algemene ontheffingsmogelijkheid opgenomen.
In artikel 4.4 van de Verordening Ruimte zijn regels opgenomen voor de ontwikkeling van bedrijventerreinen en kantoorlocaties.
Artikel 4 Bestaand stedelijk gebied
4.1 Omschrijving
-
Het bestaand stedelijk gebied van de stedelijke structuur bestaat uit:
-
stedelijk concentratiegebied;
-
kernen in landelijk gebied.
4.2 Stedelijke ontwikkeling
Een bestemmingsplan dat voorziet in een stedelijke ontwikkeling is uitsluitend gelegen in bestaand stedelijk
gebied.
4.3 ....
4.4 Ontwikkeling van bedrijventerreinen en kantorenlocaties
-
De toelichting bij een bestemmingsplan gelegen in bestaand stedelijk gebied dat voorziet in een ontwikkeling of een uitbreiding van een bedrijventerrein of een kantorenlocatie bevat een verantwoording over de wijze waarop:
-
de afspraken die daarover zijn gemaakt in het regionaal ruimtelijk overleg als bedoeld in artikel
37.4, onder b, worden nagekomen;
-
het beoogde netto ruimtebeslag zich verhoudt tot de afspraken, bedoeld onder a, en tot de
beschikbare harde plancapaciteit voor bedrijventerreinen en kantorenlocaties;
-
zorgvuldig ruimtegebruik op het terrein of de locatie wordt bevorderd.
-
Onder harde plancapaciteit voor bedrijventerreinen en kantorenlocaties bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt verstaan de capaciteit voor aan te leggen of uit te breiden bedrijventerreinen en kantorenlocaties waarover een gemeente beschikt, die:
-
wordt uitgedrukt in het netto ruimtebeslag van bedrijventerreinen en kantorenlocaties;
-
is opgenomen in een vastgesteld bestemmingsplan waarvan de bestemming nog niet is verwezenlijkt.
-
De wijze waarop zorgvuldig ruimtegebruik bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt bevorderd, betreft in het bijzonder het opnemen van regels:
-
om een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag bij de inrichting van het bedrijventerrein of de kantorenlocatie te bevorderen;
-
die een doelmatige verdeling van het ruimtebeslag voor bedrijven in verschillende milieucategorieën bevorderen;
-
over de minimale omvang van de uit te geven bedrijfskavels;
-
over een op de aard van het bedrijventerrein of de kantorenlocatie aangepast bebouwingspercentage en bouwhoogte;
-
die oneigenlijk ruimtegebruik, gelet op de aard van het bedrijventerrein of de kantorenlocatie, tegengaan.
-
Onder oneigenlijk ruimtegebruik als bedoeld in het derde lid, onder e, wordt bij een middelzwaar- en zwaar bedrijventerrein verstaan het gebruik voor:
-
bedrijfswoningen;
-
bedrijfsmatige uitoefening van administratieve diensten, detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen en leisurevoorzieningen, tenzij deze direct verband houden met een of meer op het desbetreffende terrein gelegen bedrijven en deze zoveel mogelijk geclusterd zijn gesitueerd;
-
andere bedrijven dan bedoeld onder b en behorend tot de milieucategorie 1 en 2, met uitzondering van een bedrijf met een omvang van meer dan 5000 m2.
Dit bestemmingsplan voorziet in een gebouw met voornamelijk onderwijs- en kantoorfuncties in bestaand stedelijk gebied. Er wordt voldaan artikel 4.2 van de Verordening.
In paragraaf 3.6 van deze toelichting is aangegeven dat de realisatie van dit gebouw past in de regionale afspraken kantoren Hart van Brabant 15-12-2016. Door het intensief ruimtegebruik is er sprake van zorgvuldig ruimtegebruik.
Conclusie:
Het plangebied is gelegen in bestaand stedelijk gebied, stedelijk concentratiegebied. De ontwikkeling past in het provinciaal beleid en voldoet aan de Verordening ruimte.
2.3 Gemeente
2.3.1 Omgevingsvisie Tilburg 2040
Op 21 september 2015 heeft de Raad de Omgevingsvisie Tilburg 2040 vastgesteld.
De Omgevingsvisie richt zich op Tilburg als vitale, duurzame stad in een moderne netwerksamenleving. De ontwikkelingen in de economie, de maatschappij en de leefomgeving gaan niet ten koste van elkaar, maar sluiten op elkaar aan en versterken elkaar. People, planet en profit zijn in balans.
People: Het is prettig wonen en werken in Tilburg, een stad met veel verschillende woonbuurten en verschillende soorten werklocaties. De woonmilieus passen bij de leefstijl van de mensen.
Planet: We gaan voor een gezonde en leefbare stad, anticiperen op de effecten van klimaatverandering, zoals hitte, droogte en hogere temperaturen. In het economisch systeem wordt herbruikbaarheid van producten en grondstoffen steeds belangrijker. Verder krijgen groen en water een steeds prominentere rol in de stad. De grote natuurgebieden om de stad zijn met elkaar verbonden. Dat versterkt het ecologisch systeem en de veerkracht van de natuur.
Profit: Om ook in de toekomst sterk genoeg te zijn, wil Tilburg de kracht van BrabantStad benutten. Tilburg is een stad die mensen kansen biedt: op aangenaam werk en op een fijne woon- en leefomgeving.
Om antwoord te geven op de vraag hoe we dit gewenste toekomstbeeld samen met burgers en partners in de stad voor elkaar kunnen krijgen volgt de Omgevingsvisie Tilburg 2040 een strategie met drie sporen:
-
de Brabantstrategie
-
de Regiostrategie
-
de Stadsstrategie.
Brabantstrategie: Tilburg kiest voor de kracht van stedelijke samenwerking
Samen met de andere Brabantse steden wil Tilburg de kracht van het stedelijk netwerk BrabantStad versterken. Om de benodigde schaalsprong naar een stedelijk netwerk te kunnen maken, moet Tilburg aantrekkelijk bereikbaar en concurrerend zijn.
Aantrekkelijk: Tilburg wil een aantrekkelijke stad zijn waar mensen graag wonen en werken, en waar het voor bedrijven interessant is om zich te vestigen. Niet alleen moet het aanbod van voorzieningen in de stad zelf aansprekend en hoogwaardig zijn, ook de groene omgeving en religieus en historisch erfgoed zijn belangrijke factoren.
Bereikbaar: goede verbindingen (weg, water, rail én digitaal) met de andere Brabantse steden zijn essentieel voor een sterk stedelijk netwerk.
Concurrerend: En duurzame concurrentiekracht kent in Tilburg twee belangrijke pijlers, namelijk kennis & creativiteit en smart industries. Concreet richt de Brabantstrategie zich op vier stedelijke knooppunten en drie stadsregionale parken.
De vier stedelijke knooppunten:
-
Binnenstad van de 21e eeuw
-
Tilburg University Campus: kennisontwikkeling en -toepassing
-
Modern Industrieel Cluster Vossenberg-Loven
-
Modern Industrieel Cluster Midden-Brabant
De drie stadsregionale parken zijn:
-
Stadsregionaal park Moerenburg - Koningshoeven
-
Stadsregionaal park Stadsbos013
-
Stadsregionaal park Noord
De regiostrategie: de kracht van Tilburg als centrumstad
Bij de regiostrategie draait het om Tilburg in haar rol als centrumstad; Tilburg als belangrijke spil in de regio Hart van Brabant. Een goed bereikbare stad, waar bewoners uit de gehele omliggende regio graag komen voor werk, hoogwaardige medische zorg, uitstekend onderwijs, een compleet aanbod van winkels en spannende cultuur. Waar bedrijven hun ambities optimaal kunnen ontplooien. En waar het uitstekend (meerdaags) recreëren is. Een sterke stad kan niet zonder een sterke regio; omgekeerd geldt dat een sterke regio niet zonder een sterke stad kan. De regiostrategie richt zich op drie stedelijke knooppunten en twee regionale ecologische verbindingszones ten westen en oosten van de stad.
De drie stedelijke knooppunten zijn:
-
Bedrijvenpark Zuid
-
Zorgcluster Leijpark
-
Duurzaam energielandschap Noord
De twee ecologische verbindingszones:
-
Aan de oostzijde bestaat de verbinding uit ecologische stapstenen in het bestaande landschap en agrarisch productiegebied.
-
Aan de westzijde van de stad bestaat de verbinding uit een fijnmazig netwerk van ecologische verbindingszones langs wegen en waterlopen.
De stadsstrategie: leefbaarheid met oog voor de menselijke maat
De stadsstrategie richt zich op het realiseren van prettig leefbare wijken, dorpen en buitengebied.
Hoofdpunten van de stadsstrategie zijn:
-
Ruimte voor zelf- en samenredzaamheid in wijken en buurten
-
Basis op orde: wijken zijn schoon, heel en veilig
-
Vitale wijkeconomie: dynamiek en ondernemerschap in de wijk
-
Brandpunten in wijken zorgen voor dynamiek, ontmoeting en sociale binding.
-
Differentiatie in woonmilieus: aansluiten bij de leefstijlen van bewoners
-
Cultureel erfgoed: het verhaal van Tilburg centraal
-
Groen en water in de stad: toegankelijk en zichtbaar
-
Goede bereikbaarheid van wijken en buurten borgen
-
Betere verbinding stad en buitengebied: groene inprikkers
-
Economische vitaliteit van het landschap behouden en versterken
Functie van de Omgevingsvisie
De Omgevingsvisie Tilburg 2040 is een koers- en inspiratiedocument. Het is een kompas voor investeringen in
het fysieke domein. Een uitnodiging aan de stad om samen te werken aan de ontwikkeling van een stad waar het fijn wonen, werken, leven en recreëren is. De visie biedt burgers en bedrijven ruimte om initiatief te ontplooien en reikt de gemeente handvatten aan om haar strategie af te stemmen op het geschetste toekomstperspectief. De Omgevingsvisie Tilburg 2040 geeft ook richting aan de inzet van de gemeente; in welke onderdelen de gemeente haar geld, tijd en bestuurskracht investeert. En welke prioriteiten daarbij gelden.
Toets van het plan aan de omgevingsvisie
De Spoorzone is onderdeel van de Binnenstad van de 21e eeuw. De spoorzone is een van de vijf sfeergebieden, te weten hoogstedelijk gebied waar een kenniscampus met creatieve economie en kleinschalige bedrijvigheid de dragers zijn.
De Spoorzone biedt ruimte aan onderwijsfuncties en kantoorgebouwen. Delen van de Spoorzone zijn nog ruw, met oude, verlaten fabriekspanden. Cultuurhistorische kwaliteiten dienen als inspiratiebron voor ontwikkeling. Dankzij een hoogstedelijk, hip en creatief woonmilieu, met publieksgerichte voorzieningen en aandacht voor lifestyle, lukt het studenten, talenten en een jonge, hoog opgeleide beroepsbevolking aan te trekken en te behouden.
2.3.2 Gemeentelijk beleid Spoorzone
In april 2000 is het "Ontwikkelingsperspectief Spoorzone" (van bureau BVR/Riek Bakker) vastgesteld. Dit
perspectief heeft als strategisch raamwerk voor latere planstudies en planontwikkelingen gediend, zoals de
"Visie Spoorzone Tilburg" (september 2002) van het Atelier van de Rijksbouwmeester.
Aanleidingen om tot een herontwikkelingsvisie op de Spoorzone te komen liggen ondermeer in de volgende
gesignaleerde knelpunten:
-
het openbaar vervoerknooppunt beschikt over onvoldoende ruimte om het groeiend aantal passagiers en
-
materieel per spoor en weg te kunnen verwerken;
-
er bestaat een spanning tussen het transformeren van de Spoorlaan tot een stadsboulevard met een
-
aantrekkelijk verblijfsmilieu enerzijds en het behoud van de verkeersfunctie (auto, bus en vrijliggende
-
fietspaden) anderzijds;
-
de rommelige en verouderde ruimtelijk functionele structuur van de Spoorzone;
-
het spoor en aanverwante functies zijn een barrière tussen de noordelijke en de zuidelijke stadsdelen.
Daarnaast biedt de Spoorzone een aantal kansen en potenties om een wezenlijke bijdrage te leveren aan de
identiteit van Tilburg, de sociaal-economische structuur. Ook kan met de Spoorzone invulling gegeven worden
aan beleidsdoelstellingen van hogere overheden op gebied van mobiliteit en het versterken van stedelijke
knooppunten.
In 2009 is het Ambitiedocument Spoorzone vastgesteld en dat is aangescherpt in 2011. Het doel hiervan was
om aan de vooravond van de definitieve planontwikkeling de ambities en verwachtingen met betrekking tot
Wonen, Werken, Cultuur, Onderwijs en Leisure in het gebied Spoorzone inzichtelijk te maken. De aanscherping
concentreerde zich op het Kerngebied. Het accent werd daarbij gelegd op het Kennis Plus profiel.
Op 25 juni 2012 heeft de gemeenteraad besloten het Masterplan (van april 2011) incl. de kanttekeningen van
20 september 2011 vast te stellen als basis voor de verdere planontwikkeling en de gezamenlijk te starten
grondexploitatie. Het Masterplan is mede basis geweest voor de in 2013 tussen VolkerWessels en de gemeente
Tilburg overeengekomen Vaststellingsovereenkomst. Hierin is vastgelegd hoe partijen gezamenlijk diverse
locaties rondom het Burgemeester Stekelenburgplein ontwikkelen. Voorliggend bestemmingsplan maakt de
ontwikkeling van één van deze locaties mogelijk zoals eerder ook voor de locatie Clarissenhof is gebeurd.
Conclusie:
De ontwikkeling is geheel conform het gemeentelijk beleid.
Hoofdstuk 3 Thematische Beleidskaders
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.
3.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand
3.2.1 Hoogbouw
In de Omgevingsvisie Tilburg 2040 (vastgesteld op 21 september 2015 door de Raad) is de actualisering van de Handreiking Hoogbouw als thematische uitwerkingsopdracht aangekondigd. Deze Handreiking vervangt de Handreiking uit 2007.
Hoogbouw (gebouwen hoger dan 15 meter) is meer dan een hoog gebouw. Hoogbouw willen we realiseren op die locaties waar het meerwaarde oplevert voor de stad, in programmatische én in ruimtelijke zin. Hoogbouw kan positief bijdragen aan de 'leesbaarheid van de stad' door de oriëntatie en herkenbaarheid te vergroten en bij te dragen aan de identiteit van de stad. Met hoogbouw kunnen we verdichting mogelijk maken en daardoor de levendigheid in de stad en draagvlak voor stedelijke voorzieningen verbeteren. Maatschappelijke en economische ontwikkelingen bepalen mede op welke locaties hoogbouw gewenst is.
De Handreiking Hoogbouw is een praktisch en bruikbaar middel voor initiatiefnemers van hoogbouw. De Handreiking beschrijft de methodiek die gevolgd zal worden bij hoogbouwinitiatieven die niet passen binnen het vigerende bestemmingsplan/omgevingsplan.
Hoogbouwaspecten deze ontwikkeling
Het hoogteaccent van 26,5m houdt voldoende afstand tot de lochal, zodat de daglichttoetreding niet wordt gehinderd.
Voor het bestemmingsplan zijn schaduwberekeningen gemaakt. (zie bijlage 2). De hoogte ten opzichte van de binnentuin werpt pas in de late namiddag een schaduw op de tuin, maar hindert niet de bezonning van het terras bij de Boemel.
De tuin is verder groot genoeg dat bij deze hoogte voldoende bezonning in alle seizoenen is gegarandeerd.
De overheersende windrichting is het westen. In die richting staan een reeks gebouwen van vergelijkbare hoogte: Plan T, de lochal en het hoogte accent Mindlabs. Deze reeks heeft een positieve invloed de windstroming en vormt ten opzichte van de binnentuin eerder beschutting dan tochtwerking. In de noord-zuidrichting is het volume teruggetrokken ten opzicht van plintgebouwen tot 8m., wat bij deze opzet het beste antwoord is ter voorkoming van mogelijke valwinden.
De enige plek die bij de uitwerking verdere aandacht vraagt is de pocketruimte tussen lochal en Mindlabs.
Bij de afonding van het VO voor Mindlabs zullen schaduw- en windberekeningen worden gemaakt en zonodig nog bijkomende maatregelen en/of aanpassingen worden voorgesteld.
De overtuiging nu is dat er zich stedenbouwkundig geen fundamentele problemen zullen stellen, noch voor de zuidstrook, noch voor de binnentuin.
3.2.2 Welstand
Bouwplannen moeten worden getoetst aan ´redelijke eisen van welstand´, zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd. Nadien is de nota meerdere keren geactualiseerd (2010 en 2012). De afgelopen jaren heeft zich aantal ontwikkelingen voorgedaan waardoor actualisatie van het uitwerkingsdeel van de Welstandsnota noodzakelijk is. Zo zijn de Omgevingsvisie Tilburg 2040 en de structuurvisie Linten in de Oude Stad vastgesteld en zijn er verschillende nieuwe woonwijken gereed gekomen. De nota van 2012 is in navolging daarop aangevuld en bijgewerkt. Voor het overige zijn de kaarten samengevoegd, geactualiseerd en afgestemd op het kaartbeeld van de Omgevingsvisie. Op die manier beschikt de Omgevingscommissie over een actueel toetsingskader voor de beoordeling van (bouw)plannen.
Architectuur, stedenbouw, cultuurhistorie en landschap zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Onder het motto van de welstandsnota 'aandacht waar dat moet, vrijheid waar dat kan' streeft het stadsbestuur ernaar om op de plekken die er toe doen in te zetten op een hoge ruimtelijke kwaliteit.
Op 15 november 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders ingestemd met de actualisatie van de Welstandsnota 2012. De geactualiseerde nota is op 1 januari 2017 in werking getreden.
3.2.3 Stedenbouwkundige randvoorwaarden
Voor de locatie is een bouwenvelop gedefinieerd waarbinnen het programma voor Mindlabs moet gerealiseerd worden.
De belangrijkste randvoorwaarden en uitgangspunten daarbij zijn:
-
De noordgevel, de noordelijke kopgevels van de hallen 70 en de oostelijke zijgevel die de binnentuin begrensd blijven behouden.
De noordgevel is de enige monumentale wand in het verlengde van de Lochal. De gevelopeningen mogen aangepast worden, maar de samenhang van de gehele wand moet behouden blijven.
De noordelijke kopgevels zijn niet beschermd, maar worden beschouwd als inspirerende elementen die de ritmiek van hallen tot uitdrukking brengen. -
De ruimten van de hallen 76 en 79 die aansluiten op de oostelijke gevel blijven behouden. Deze behoren niet tot het domein van Mindlabs. Ze blijven onderdeel van de hallen 76 en 79.
-
De strook in de binnentuin tussen de oostelijke gevel tot het fietspad behoort tot de bouwenvelop tot een hoogte die aansluit op de gootlijn van hal 76.
daarmee wordt de gewenste inpassing van de uitbouw op schaal van de binnentuin verzekerd. -
De raamspiegels in de oostelijke tuinmuur mogen worden uitgebroken tot op maaiveld om zo ruimtelijke functionele samenhang te optimaliseren.
-
De hoogste portaalconstructie van hal 70 blijft behouden. De hal is deel van de bouwenvelop en behoort deels tot de buitenruimte.
-
Vanuit alle oriëntaties zijn entrees naar mindlabs mogelijk.
Belangrijk is dat de bouwenvelop de zichtbaarheid van de Lochal vanaf de uitgang bij de WillemII passage in voldoende mate verzekerd.
De belangrijke zichtelementen van de Lochal zijn het stadsbalkon (op hoogte) dat ten opzichte van de bestaande glazen zuidgevel nog ruim 5m naar voren komt en de oostgevel waar ook inkomdeuren te vinden zijn. Om die reden is bepaald dat de eerste beuk van hal 70 tussen de oostgevel van de lochal en de tweede beuk, waarvan staalstructuur behouden blijft, gedeeltelijk onderdeel blijft van de openbare ruimte. De derde en de vierde beuk kunnen opnieuw bebouwd worden tot het verlengde van de rooilijn van hal 79.
De maat is langs de oostgevel van de lochal is afgesproken tot 7 beukmaten van de lochal, maar is in onderling overleg nog in te korten tot 5 beukmaten.
Om dezelfde reden van zichtbaarheid en het behoud van de ruimtelijke structuur van de werkplaats is bepaald dat de laagbouw aansluit op de bestaande hoogte van de werkplaats, zijnde 8m. Die hoogte zien we ook terug aan de noordzijde van lochal en het traversegebouw van de westflank dat tegen de lochal aanstaat.
Het hoge volume staat in noord-zuid richting ruimt terug tenopzichte van de rooilijnen om de zowel aan de zuidzijde als de noordzijde de zichtbaarheid van de lochal te respecteren.
Het hoge volume wordt in oost-west richting beperkt tot de derde en vierde beukmaat van hal 70, zodat het passend blijft binnen de historische hallenstructuur.
De maximale hoogte is afgestemd op de balans tussen de bestaande en nog te ontwikkelen volumes zodanig dat dat de bijzonderheid van de lochal niet wordt weggedrukt. De hoogte, zijnde 26,5m, is inclusief alle nog te voorziene technische ruimten. De variabele ruimte van 10% is inzetbaar, maar geldt voor het gehele oppervlak, niet voor een gedeelte.
3.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg
3.3.1 Historische geografie
Gezien het feit dat Tilburg geheel in een zone met dekzandruggen ligt wordt verwacht dat in het plangebied ook sprake is van een dekzandlandschap. Op het Actueel Hoogtebestand Nederland is te zien dat er in het plangebied van west naar oost sprake is van een oplopend reliëf. Het plangebied lijkt daarnaast op de overgang te liggen van een hoger gelegen deel ten zuiden van de spoorlijn, naar een lager gelegen deel ten noorden daarvan.
Het plangebied maakte destijds deel uit van het voormalig open landschap tussen de nederzettingen Heuvel en Veldhoven, dat bestond uit de akkercomplexen van de Heuvelse Akkers en de Havervelden enerzijds en de naar het oosten uitstrekkende heidevelden van de Besterd. De grens tussen deze twee gebieden lag langs het Langepad, een voetpad dat de Heuvelstraat in het zuiden met de Veldhovenring in het noorden van de stad verbond.
De percelen in het plangebied waren t/m 19e eeuw m.n. in gebruik als bouwland (zie ook archeologie).
Op en aan weerszijden van de locatie van het plangebied ontwikkelde zich vanaf 1860 een werkplaats ten behoeve van de spoorwegen. Een besluit van de rijksoverheid in 1860 had voor de economie en de morfologie van Tilburg vergaande gevolgen. Er moest in het zuiden van Nederland een spoorlijn komen van Vlissingen naar Den Bosch, Venlo en Maastricht, met steden Breda en Tilburg als logische tussenstations. Nederlandse havens, het Ruhrgebied en Luik werden zo verbonden. Men koos voor spreiding en dus voor Zwolle en Tilburg als locaties voor nieuwe werkplaatsen. De Tilburgse gemeenteraad was al akkoord gegaan met de verkoop van de bedoelde grond in het midden van de stad. Hierdoor veranderde het landschap van karakter en werd ht deel van de stad. Voor een nadere omschrijving zie: 'De voormalige NS Werkplaats in cultuurhistorisch perspectief', Tilburg, juni 2015.
De komst van het spoor (dwars door de stad, van oost naar west) en van de werkplaats (een groot terrein tussen de kernen, met nieuwe arbeid, werknemers en gebouwen) had voor Tilburg een grote impact, sociaal-economisch én ruimtelijk. Die effecten zijn nog steeds herkenbaar en geven een bijzonder karakter aan het gebied en de omgeving.
Na het vertrek van de NS in 2011 wordt het gebied fasegewijs geschikt gemaakt voor herontwikkeling. De nieuwe Burgemeester Brokxlaan is gerealiseerd, een aantal gebouwen is aangewezen als gemeentelijk monumenten en een aantal is inmiddels gesloopt.
3.3.2 Archeologie
Doordat het plangebied binnen de bebouwde kom van Tilburg valt, is het niet gekarteerd voor de Bodemkaart of de Geomorfologische kaart van Nederland. Uit extrapolatie vanuit de omringende zones die wel gekarteerd zijn, kan een goede indicatie verkregen worden van de oorspronkelijke bodemopbouw. De westzijde van de bebouwde kom van Tilburg valt meer of minder samen met de zuidwest-noordoost lopende grens tussen haar- en veldpodzols (Code Hd21, respectievelijk Hn21), duinvaaggronden (code Zd21) en hoge enkeerdgronden (zEZ21) in leemarm zand ten westen, en laar- en veldpodzols (code cHn23 respectievelijk Hn23) en hoge enkeerdgronden (code zEZ23) in lemig zand ten oosten van deze grens. Het plangebied ligt ten oosten van deze grens, zodat ter plaatse waarschijnlijk een enkeerdgrond aanwezig is (geweest). Een enkeerdgrond kenmerkt zich door een tenminste 0,5 meter dikke minerale eerdlaag, die het oorspronkelijke maaiveld afdekt. Ook op de paleogeografische landschappenkaart regio Tilburg wordt de zone waarin het plangebied ligt aangeduid als een esdek op dekzand.
Het plangebied valt in een onderzoeksgebied (ARCHIS 2088386100). Het betreft een bureauonderzoek met terreininspectie en boringen, uitgevoerd door Bilan in 2004. In ARCHIS zijn geen resultaten opgenomen. In de directe omgeving van het plangebied zijn diverse boor- en gravende onderzoeken uitgevoerd. Op het terrein van de werkplaats, direct ten westen van het plangebied, heeft BAAC in 2013 een archeologische begeleiding van grondroerende werkzaamheden uitgevoerd. In ARCHIS zijn geen resultaten opgenomen. Vrijwel aangrenzend aan dit terrein in het noordwesten, liggen twee percelen waar Bilan in 2003 een booronderzoek heeft uitgevoerd. Uit het rapport blijkt dat er een verstoord esdek aanwezig is, variërend in dikte tussen 0,8 en 1,3 meter. Ten zuidwesten van het plangebied zijn in 2011 een aantal onderzoeken uitgevoerd, een booronderzoek door ArcheoPro en een proefsleuven onderzoek (ARCHIS 2330486100) door Transect (ARCHIS 2336561100). De bodem bleek grotendeels verstoord te zijn door bouw- en sloopwerkzaamheden in de negentiende en twintigste eeuw. Een deel van deze locatie is vervolgens door middel van proefsleuven onderzocht, in ARCHIS zijn echter geen resultaten opgenomen. Ten zuiden van het plangebied heeft Bilan in 2004 een booronderzoek uitgevoerd (ARCHIS 2087024100). Oorspronkelijk bleek hier een esdek te hebben gezeten, maar deze was door (recente?) ontwikkelingen verstoord. Het beeld dat uit deze – beperkte - resultaten naar boven komt, is dat de veronderstelling dat binnen dit deel van de gemeente Tilburg esdekken voorkomen, correct is.
Uit het plangebied en directe omgeving zijn geen archeologische waarnemingen of vondsten bekend.
In 2017 is door SWECO een verstoringsonderzoek uitgevoerd voor het plangebied Burgemeester Stekelenburgplein. In het onderzoek is ook de planlocatie van iets ten oosten daarvan gelegen mediacluster meegenomen: SWECO Archeologische Rapporten 2074, Archeologisch onderzoek Spoorzone, Historisch onderzoek bebouwing en gebruik locatie Spoorzone, 5e herziening Burgemeester Stekelenburgplein.
Op basis van de resultaten van het onderzoek wordt voor het plangebied geadviseerd dit vrij te geven voor ontwikkeling. De aard van de bebouwing en infrastructurele voorzieningen die binnen het plangebied aanwezig zijn of zijn geweest, is van dien aard dat de kans dat nog intacte bodems aanwezig kunnen zijn binnen het plangebied gering wordt geacht. De kans dat zich nog behoudenswaardige archeologische vindplaatsen binnen het plangebied kunnen bevinden, wordt dan ook eveneens gering geacht. Zelfs indien toch intacte bodems worden aangetroffen (met name buiten de zones met sporen), is de kans zeer groot dat deze zones versnipperd en verspreid zijn over het plangebied, de informatiewaarde zal derhalve gering zijn.
3.3.3 Cultuurhistorie, objecten en structuren, historisch groen
Het plangebied ligt in het centrum van de voormalige NS Werkplaats en ten noorden van het station.
In en aan de westzijde van het plangebied is in de jaren '30 van de 20e eeuw Gebouw 60 gerealiseerd. Het was een zeer belangrijke schakel precies in het hart van de NS Werkplaats. Hier werden locomotieven gerepareerd.
De onderdelen 60B en 60C en gehele noordwand zijn vanwege de bijzondere waarden beschermd als gemeentelijk monument.
Deels in het plangebied en direct aan de noord-, oost- en zuid-randen van het plangebied bevinden zich op grond van de Monumentenverordening van de gemeente Tilburg beschermde monumenten: de Lochal (Gebouw 60BC) aan oostzijde en de doorlopende muur aan noordzijde (aan Burgemeester Brokxlaan); ook het gebied aan zuidzijde valt onder bescherming van de Monumentenverordening, onder meer vanwege spoorartefacten zoals rails, bovenleidingen en dergelijke.
Andere onderdelen van de voormalige NS Werkplaats, in dit plangebied en aan de westzijde zijn inmiddels geamoveerd.
Nabij het plangebied bevinden zich op grond van de Monumentenverordening van de gemeente Tilburg beschermde monumenten: de Polygonale loods met draaischijf ten westen; het Deprezgebouw aan de Lange Nieuwstraat en het Ketelhuis wat verder weg aan de noordzijde.
3.3.4 Conclusie
Vanuit het oogpunt van monumentenzorg bestaan geen bezwaren tegen de geplande ontwikkeling, temeer daar er in de aanwijzingsprocedure van andere objecten reeds rekening is gehouden met toekomstige plannen op deze locatie. Wel moet zeer nadrukkelijk rekening worden gehouden met de aangrenzende, deels in het gebied gelegen beschermde monumenten en onderdelen. De contouren van de beschermde monumenten in en aan de rand van het plangebied moeten worden opgenomen in de plankaart en als te handhaven bebouwing worden aangemerkt.
Deze objecten, muren en structuren mogen niet worden aangetast.
De aansluiting van het derde gebouw aan de Lochal en aan de beschermde muur aan de noordzijde komt zeer nauw. Ook bij eventuele sloopwerkzaamheden moeten maatregelen getroffen worden die schade aan of verdwijnen van beschermd historisch materiaal voorkomen.
Voor aanpassingen aan de noordgevel voor de nieuwe functie moet in het kader van monumentenzorg een vergunning worden aangevraagd.
Om het verhaal van Tilburg en in dit geval dat van de NS Werkplaats zichtbaar te houden wordt nadrukkelijk geadviseerd in de architectuur, maar ook in de verdere bebouwing en in richting van de openbare ruimte gebruik te maken van of te verwijzen naar dat verhaal en de sporen ervan.
Archeologie: gelet op de bevindingen van het in 2017 door SWECO uitgevoerde verstoringsonderzoek hoeft voor de planlocatie geen archeologisch vervolgonderzoek te worden uitgevoerd. De aard van de bebouwing en infrastructurele voorzieningen die binnen het plangebied aanwezig zijn of zijn geweest, is van dien aard dat de kans dat nog intacte bodems aanwezig kunnen zijn binnen het plangebied gering wordt geacht. De kans dat zich nog behoudenswaardige archeologische vindplaatsen binnen het plangebied kunnen bevinden, wordt dan ook eveneens gering geacht.
3.4 Groen En Speelruimte
3.4.1 Bomennota Tilburg boomT
Bomen staan steeds meer onder druk van de stad. De verwachting is dat in de loop van de tijd steeds meer bomen of zelfs complete bomenstructuren kunnen uitvallen als gevolg van deze stedelijke druk. Dit beeld is onwenselijk. Bomen dienen juist een toegevoegde waarde aan stedelijke ontwikkelingen te bieden. Om er niet te laat achter te komen dat er teveel bomen op cruciale plekken voor stedelijke ontwikkelingen zijn gesneuveld en om een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand te behouden is het noodzakelijk om belangrijke zaken rondom bomen goed te regelen en vast te leggen. Om deze reden is de Boomwaardezoneringskaart (Bwz-kaart) opgesteld, die deel uitmaakt van de Bomennota Tilburg boomT. Deze kaart doet uitspraken over de huidige openbare bomen in het stedelijk gebied van de gemeente Tilburg. Op de Bwz-kaart worden de boomzones die belangrijk zijn voor de structuur van de stad weergegeven; zones met bomen met een hoofdwaarde, nevenwaarde, basiswaarde of stadsecologie. Voor deze zones zijn criteria opgesteld o.a. met betrekking tot het verlenen van omgevingsvergunningen, onderhoud en beheer en straatbeeld. Door middel van de Bwz-kaart wordt duidelijk waar er kansen liggen voor openbare bomen; bomen die op de Bwz-kaart staan krijgen extra bescherming, intensiever onderhoud/beheer, bescherming tegen kap, herplantplicht e.d.
Boomwaardezoneringskaart
Maatregelen in bestemmingsplan
De Bwz-kaart dient gebruikt te worden als basis bij alle nieuwbouw-, herontwikkelings- of herstructureringsplannen in de bestaande stad waar huidige openbare bomen mee gemoeid zijn. In het bestemmingsplan wordt de Bwz-kaart aangeduid als Boomwaardekaart. Bomen met een hoofdwaarde, bomen van de 1e categorie en monumentale bomen zijn op een bijlagekaart (boomwaardekaart) bij dit bestemmingsplan opgenomen. In de regels wordt verwezen naar deze kaart. Bomen met een hoofdwaarde en bomen van de 1e categorie zijn daarop weergegeven als "potentieel waardevolle boom". Monumentale bomen staan als zodanig aangegeven. De juridisch-planologische bescherming bestaat uit een bouwverbod en een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen een straal van respectievelijk 8m en 15m vanuit het hart van de desbetreffende boom.
3.4.2 Nota Groen
De Nota Groen, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 april 2010, vormt de herziening van de Groenstructuurplannen uit 1992 en 1998. Tilburg wil zich in de toekomst blijven profileren als een groene stad waar het goed wonen en werken is. Tilburg moet in 2020 een stad zijn waar zowel haar inwoners, bezoekers als bedrijven een aantrekkelijk groene woon- en werkomgeving hebben en waar de recreatieve omgeving wordt ervaren als een kwaliteit van de gemeente. Tilburg streeft er dan ook naar een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur duurzaam te ontwikkelen en deze veilig te stellen binnen de stedelijke context. Om dit te bereiken wil het gemeentebestuur de Tilburgers letterlijk en figuurlijk dichter bij groen brengen. Op hoofdlijnen betekent dit:
-
Inzet op buitenstedelijke groengebieden en het groene netwerk;
-
het tot zijn recht laten komen van de verschillende karakters van het groen (klassiek-, recreatief- en natuurlijk groen);
-
het versterken en behouden van het natuurlijk groen.
In 2012 is het bijbehorende Uitvoeringsprogramma Groen en Biodiversiteit vastgesteld.
3.4.3 Nota biodiversiteit
Biodiversiteit omvat de totale verscheidenheid van alle levende planten en dieren op aarde. De biodiversiteit neemt wereldwijd af. Het doel van de nota is de biodiversiteit in de gemeente Tilburg te verhogen en beter te beschermen.
De visie is gericht op twee niveaus. Het eerste niveau is de flora & fauna, het tweede niveau is gericht op de
mensen. Voor de flora en fauna wordt ingestoken op drie strategieën, namelijk vergroten, verbinden en versterken. Voor de realisatie van duurzame habitatnetwerken zal vaak gekozen worden voor een combinatie van deze strategieën. In de eerste plaats is dat het vergroten van leefgebieden. In de tweede plaats kan een duurzaam netwerk ontstaan door gelijksoortige leefgebieden met elkaar te verbinden. Tenslotte kan ingezet worden op het verbeteren van de kwaliteit van leefgebieden.
Voor de mensen is natuurbeleving vooral ook van belang in de stad. Door middel van de groene lijnen en de groene gebieden in de stad, kunnen we dicht bij huis ook genieten van de natuur. Als de groene lijnen en groene gebieden helemaal op orde zijn kunnen de planten en dieren tot in de tuin of op het balkon waargenomen worden.
In de nota worden vijf verschillende landschapstypen onderscheiden (agrarisch landschap, beekdallandschap, heide- en boslandschap, landgoederenzone en stedelijk gebied). Per landschapstype wordt een algemene beschrijving gegeven met bijbehorende doelstellingen, maatregelen en knelpunten.
Doelstellingen nota biodiversiteit
De achteruitgang van de biodiversiteit stoppen vanaf 2010, voor het buitengebied én het bebouwde gebied.
In het voorjaar van 2010 is met een nulmeting bepaald aan de hand van de flora en faunagegevens die voor handen zijn. Hierna kan jaarlijks de verandering in de biodiversiteit worden bijgehouden.
Biodiversiteit 'tot aan de voordeur'.
Biodiversiteit verhogen in het openbaar gebied waardoor het letterlijk tot aan de voordeur/ de voortuin van de bewoners van Tilburg komt.
In 2020 zijn 50% van alle aangeplante bomen en struiken binnen de bebouwde kom ten gunste van de biodiversiteit.
Zo veel mogelijk gebruik maken van autochtoon plantmateriaal met een aanvulling van soorten die een bijdrage leveren aan biodiversiteit door middel van bv. nestgelegenheid, voedsel en/of schuilgelegenheid.
In 2016 is aanvullend op bovenstaand groenbeleid de 'agenda groen in de stad' vastgesteld (college 19-07-2016). De 'agenda groen in de stad' gaat samen met het 'beheerbeleidsplan Groen op Niveau' en de nota's groen en biodiversiteit (en het hieruit voortvloeiende uitvoeringsprogramma groen en biodiversiteit) over de toekomst van groen in de stad in inhoudelijke- en financiële zin. Er wordt aangegeven welke kaders gehanteerd worden om de impuls voor groen in de stad, conform het collegeakkoord en de omgevingsvisie Tilburg 2040, goed in te zetten. Uitgangspunt is het 'kleine en het grotere groen, voldoende bereikbaar voor iedereen'. Belangrijk hierbij zijn beleving van groen, klimaatadaptatie en biodiversiteit.
Essentieel is de kaart Stadsnatuur 2040. Op deze kaart staan de ecologische structuren en zones, stapstenen en ecologische corridors in de stad. Deze zijn nodig om de biodiversiteit in de stad te versterken ne op het juiste niveau te krijgen (voor biodiversiteit ligt de nadruk op het realiseren van ontbrekende schakels, het toepassen van biodiverser groen en ecologisch beheer).
3.5 Bedrijvigheid
3.5.1 Kadernota Ruimte voor Bedrijven
Het doel van de nota is het oplossen van de knelpunten op korte termijn en het reserveren van voldoende ruimte op langere termijn om in de vraag naar bedrijventerreinen te kunnen voorzien. In de nota is de behoefte aan bedrijventerreinen in kaart gebracht. De behoefte is sterk afhankelijk van de conjunctuur en alleen globaal te ramen. De feitelijke ontwikkelingen ten aanzien van de vraag naar en het aanbod van nieuwe bedrijventerreinen worden gevolgd door middel van voortgangsrapportages. Op basis daarvan wordt het ontwikkelingsprogramma voor nieuwe bedrijventerreinen periodiek geactualiseerd, zowel kwantitatief als kwalitatief.
In de Voortgangsrapportage Bedrijventerreinen 2004 is de segmentering enigszins aangepast. Nieuwe bedrijventerreinen worden in drie segmenten verdeeld (kwalitatief):
-
grootschalig gemengd (kavels groter dan 2ha): voor milieuhinderlijke bedrijven (t/m categorie 5) en voor bedrijven die veel verkeer aantrekken, zoals grote verladers, transport en distributie;
-
kleinschalig gemengd (kavels tot 2ha): voor industrie (t/m categorie 4), ambacht, bouw, reparatie, groothandel, perifere detailhandel en kantoorachtige bedrijven;
-
lokaal gemengd (kavels tot 5.000m2): voor bedrijvigheid met een lokale afzet- of arbeidsmarkt, zoals installatie- of reparatiebedrijven. Op deze bedrijventerreinen behoort werken aan huis ook tot de mogelijkheden.
Het segment lokaal gemengd is te zien als verbijzondering van het segment kleinschalig gemengd en is te vinden in de dorpen en in woonwerkgebieden in het stedelijke gebied. Binnen de typen grootschalig en kleinschalig gemengd worden twee subtypen onderscheiden en wel standaardterreinen en hoogwaardige terreinen.
3.5.2 Nota Verspreide Bedrijvigheid
Verspreide bedrijven zijn bedrijven die niet op bedrijventerreinen, binnenwijkse bedrijventerreinen of in het centrum zijn gevestigd. Het gaat dus om bedrijven in woongebieden of gemengde gebieden (nota Verspreide Bedrijvigheid, 2002). Verspreide bedrijvigheid is van wezenlijk belang voor de Tilburgse economie. Daar werken veel mensen en voor de zakelijke dienstverlening zijn woonmilieus en gemengde milieus zelfs de belangrijkste vestigingsplaats. Daarom is behoud en versterking van deze vestigingsplaatsen vanuit economisch oogpunt zeer gewenst. Vanuit de woonfunctie bezien blijkt dat de aanwezigheid van die typen bedrijvigheid tussen woningen goed is in te passen en maar weinig overlast veroorzaakt. Voor een bepaalde groep woonconsumenten geldt dat ze een duidelijke voorkeur hebben voor een woonmilieu met meer functiemenging en allerlei voorzieningen in de omgeving.
De grootste bijdrage van de gemeente aan het ontstaan en behoud van passende bedrijvigheid is het voeren van een planologisch beleid dat zoveel mogelijk ruimte biedt voor bedrijvigheid, zonder problemen in de woonomgeving te veroorzaken. Drie zaken zijn hierbij bepalend:
-
de aard van het bedrijf, en daarmee samenhangend de te verwachten hinder voor de omgeving;
-
het gewenste woonmilieu ter plaatse;
-
ruimte op basis van het bestemmingsplan.
De nota verspreide bedrijvigheid maakt bij nieuwe bestemmingplannen in dit opzicht onderscheid in verschillende soorten woongebieden:
-
woongebieden met lage functiemenging;
-
woongebieden met gemiddelde functiemenging;
-
woongebieden met hoge functiemenging;
-
concentratiegebieden.
In geografische zin wordt ernaar gestreefd om in élke woonwijk plekken aan te wijzen waar kleinschalige bedrijvigheid de ruimte krijgt. Onder andere bufferzones tussen woongebieden en bedrijventerreinen, de directe omgeving van winkelcentra of voorzieningenclusters en geluidsbelaste locaties zijn logische plekken waar bedrijvigheid kan worden toegelaten. Om tot concretisering van functiemenging te komen is een ´basiskaart functiemenging wonen en verspreide bedrijvigheid´ uitgewerkt, waarop zogenaamde ´kansenzones´ voor ruimtelijk-functionele mogelijkheden voor functiemenging zijn weergegeven. Deze kansenzones zijn bestaande straten of woonblokken waarin functiemenging met verspreide bedrijvigheid nadrukkelijk gewenst is. Op basis van deze informatie kan de gemeente nog gerichter sturen op een grotere functiemenging in die gebieden die zich daar voor lenen.
3.6 Kantoren
In 1998 heeft de gemeenteraad de nota Ruimte voor Kantoren tot 2015 vastgesteld. Deze nota bevat het gemeentelijk kantorenbeleid voor de periode tot 2015. Ontwikkeling van de Stationszone als hoogwaardige kantorenboulevard heeft hierin de hoogste prioriteit. Verder wordt gesteld dat buiten de Stationszone de gemeente zeer selectief is met het ontwikkelen van ruimte voor kantoren.
Na een evaluatie in 2001 is het beleid bijgesteld in de Nota Ruimte voor Kantoren 2001 omdat het slechts gedeeltelijk effect had. Belangrijke aandachtspunten hierbij zijn:
-
een zodanige differentiatie van het aanbod dat Tilburg aan de vraag in alle segmenten kan voldoen;
-
het loslaten van het restrictief beleid buiten de Stationszone en het ontwikkelen van locaties langs goed bereikbare uitvalswegen met acquirerend vermogen.
Doel van het kantorenbeleid is een zodanige kwalitatieve differentiatie van het aanbod van kantoorruimte dat er voldoende ruimte is voor de in het economisch beleid beoogde groei en versterking van de zakelijke dienstverlening. Verbreding van het aanbod zal plaatsvinden door het ontwikkelen van een aantal sterke kantorenmilieus aan de belangrijkste uitvalswegen.
Twee segmenten krijgen daarbij in het bijzonder aandacht:
-
kleine en middelgrote eigenaar-gebruikers die veel waarde hechten aan een eigen kantoorpand in een representatieve omgeving;
-
kantoorgebruikers in de auto-afhankelijke zakelijke dienstverlening die veel waarde hechten aan een goed per auto bereikbaar kantoorpand en voldoende parkeerruimte.
In het programma voor te ontwikkelen locaties aan de uitvalswegen is een accent gelegd op de A58-zone en met name op locaties rond de twee stadsentrees namelijk Kempenbaan (oostentree) en Het Laar (westentree). Naast de A58-zone zijn er mogelijkheden voor kantoorontwikkeling bij Station Reeshof en op een aantal binnenstedelijke herstructureringslocaties.
Na vaststelling van de nota Ruimte voor Kantoren 2001 zijn de ontwikkelingen op de kantorenmarkt in beeld gebracht door middel van voortgangsrapportages. Sindsdien heeft zich een aantal belangrijke ontwikkelingen voorgedaan die de vraag naar en het aanbod van nieuwe kantoren en kantoorlocaties hebben beïnvloed. Op basis van de in de voortgangsrapportages gesignaleerde ontwikkelingen wordt het ontwikkelingsprogramma voor nieuwe kantoorlocaties periodiek geactualiseerd, zowel kwantitatief als kwalitatief.
Regionale afspraken kantoren Hart van Brabant 15-12-2016
Omdat de kantorenmarkt in Brabant onder druk staat heeft de provincie aan de regio's verzocht op regionaal niveau afspraken te maken. De kantorenmarkt in de regio Hart van Brabant kampt met leegstand en overprogrammering, maar er is geen sprake van een groot regionaal probleem. Dat neemt niet weg dat er wel een opgave is, omdat we in de regio hechten aan een goed functionerende kantorenmarkt. Deze opgave ligt vooral op het bord van de grotere gemeenten met enig kantorenprofiel, maar gaat ook de overige gemeenten aan. Om die reden is afgesproken dat we in Hart van Brabant het regionale overaanbod gaan terugdringen waarbij we kijken naar plancapaciteit en aanbod en tevens meer vraaggericht gaan werken. Daarbij ligt de focus op een aantal kansrijke regionale kantoorlocaties die voor de regio als toekomstbestendig worden gezien. Op lokaal niveau vindt de uitwerking plaats. De afspraken zijn vastgelegd in het RRO van 15 december 2016 en hebben een looptijd van 4 jaar. Tenminste een keer per jaar wordt de voortgang besproken in de portefeuilehoudersoverleggen.
Specifiek voor dit bestemmingsplan
De Spoorzone waar onderhavige ontwikkeling deel van uit maakt is in het kantorenbeleid van de gemeente
aangewezen als dé locatie in Tilburg waar we de ontwikkeling van kantoren de ruimte bieden. De locatie is
tevens opgenomen op de regionale kaart kansrijke kantoorgebieden die deel uitmaakt van de "Regionale
afspraken kantoren Hart van Brabant" dd. december 2016 waarin de regio als uitgangspunt neemt een keuze
te maken voor kansrijke en toekomstbestendige bestaande en nieuwe kantoorlocaties.
Conclusie
De ontwikkeling past derhalve in het gemeentelijke en regionale kantorenbeleid.
3.7 Horeca
3.7.1 Algemeen
De raad heeft op 30 januari 2017 het horecabeleid vastgesteld. Daarin is de volgende doelstelling opgenomen.
"Tilburg wil een gastvrije stad zijn. Met het nieuwe horecabeleid willen we een bijdrage leveren aan een horeca-aanbod dat aansluit bij de wensen van de bewoners en bezoekers van de stad. We kiezen voor horeca die een meerwaarde heeft voor de functie van gebieden, om daarmee de gastvrijheid van Tilburg te benadrukken. Daarnaast willen we binnen het beleid ruimte houden voor vernieuwing van het aanbod. De stad realiseert hiermee een horeca aanbod waarvoor mensen nu, en in de toekomst, naar Tilburg komen en er willen verblijven."
Ruimte voor vernieuwing/innovatie van het aanbod
Nieuwe horeca-initiatieven moeten de aantrekkelijkheid van bepaalde gebieden vergroten of behouden. Gebieden als de binnenstad en het buitengebied zijn van groot belang voor het woon- en leefklimaat en bezoekers, vanwege de vele voorzieningen en mogelijkheden voor recreatie en ontspanning. Door daar in te zetten op (vernieuwende) horeca(concepten) kunnen deze gebieden een grotere waarde krijgen voor inwoners en bezoekers. Onderscheidende horecaconcepten, al dan niet in combinatie met een bijzondere locatie, moeten ruimte kunnen krijgen in Tilburg.
Evenwichtig aanbod
Bij het vormgeven van het horecabeleid dient tevens een balans te worden gevonden met andere functies zoals de leefbaarheid in wijken of de mogelijkheid om te ondernemen (in andere sectoren). Ook bij de omvang van het aantal horecagelegenheden moet een balans worden gevonden. Het toevoegen van horeca komt de diversiteit en spreiding van het aanbod ten goede. Bij overaanbod kan het rendement van horecabedrijven onder druk komen staan. Dit kan tot gevolg hebben dat de kwaliteit afneemt en dat daardoor niet voldoende ruimte is voor vervangingsinvesteringen en het investeren in het vernieuwen van het concept.
3.7.2 Gewenste ontwikkeling per gebied
Binnenstad
De belangrijkste concentratie van horeca bevindt zich in de binnenstad in het horecaconcentratiegebied (HCG). Het HCG bestaat uit: Heuvel, Korte Heuvel, Piusplein, Heuvelring/Piusstraat, Paleisring, Oude Markt / Heikese Kerk. Hier is ruimte voor een ruim en divers aanbod van horeca, juist ook horeca die zich specifiek richt op uitgaand publiek.
Horeca Concentratiegebied
In andere delen van de binnenstad zoals het Kernwinkelgebied, de Spoorzone, Veemarktkwartier, Piushaven en het Dwaalgebied heeft de horeca een ondersteunende functie en zijn andere functies zoals wonen, winkelen en werken de hoofdfunctie. Uitbreiding van horeca is in deze gebieden wenselijk als dit bijdraagt aan de sfeer en aansluit op de hoofdfunctie van het betreffende deelgebied. Hierbij blijft de balans met de andere functies van groot belang.
3.7.3 Horeca bij winkels en dienstverlenende bedrijven (additionele horeca)
Door maatschappelijke en economische ontwikkelingen ontstaat er bij consumenten steeds meer een behoefte aan onderscheidende concepten in zowel winkels als horeca. Hoe meer een (winkel-)gebied gericht is op recreatief winkelen of verblijf, hoe groter de behoefte aan 'beleving'. Voorbeelden van deze ontwikkelingen zijn een lunchroom in een boekenwinkel, een kapsalon met een wijnbar (mits gescheiden ruimtes) of een lunchroom waar het gehele interieur te koop is. Deze ontwikkeling vindt op dit moment met name plaats binnen de detailhandel waar steeds meer 'horeca-elementen' een plaats krijgen.
Het is voor winkeliers mogelijk om binnen de bestaande regels maximaal 33% van de winkeloppervlakte in te richten voor horeca-activiteiten. Voor horecabedrijven die tevens alcohol verkopen gelden op grond van de Drank en Horecawet (DHW) aanvullende (inrichtings-)eisen. Deze eisen gelden in Tilburg ook voor bedrijven die geen alcohol schenken, maar wel langer geopend willen zijn dan op grond van de winkeltijdenverordening mogelijk is.
3.7.4 Ondersteunende horeca
Horeca is ook een zeer wenselijk onderdeel van andere (maatschappelijke) voorzieningen zoals een schouwburg, buurthuis of sportvoorziening. Deze horeca staat ten dienste van een andere hoofdfunctie. Deze hoofdfunctie is dan ook opgenomen in het bestemmingsplan. Het schenken van alcohol is toegestaan middels een Drank- en Horecavergunning.
3.7.5 Maatregelen in bestemmingsplan
De ontwikkeling van de Spoorzone geldt als een van de sleutelprojecten binnen de gemeente Tilburg. Centraal
staat de ambitie van omvorming van het Spoorzone-gebied tot een hoogwaardig centrum-stedelijk gebied. De
Spoorzone wordt niet ontwikkeld als nieuw stadscentrum, maar zal in zijn functionele invulling complementair
dienen te zijn aan de bestaande binnenstad. Uitdrukkelijk wordt voorzien in een multi-functionele invulling,
waarbij levendigheid en sociale veiligheid centrale uitgangspunten zijn.
Binnen het gehele Spoorzone-gebied zal ruimte geboden worden aan het beperkt ontwikkelen van
functie-ondersteunende horeca in de categorie I en II. Hierbij wordt vooral gedacht aan formules gerelateerd
aan het nieuwe centrale knooppunt van openbaar vervoer (take-awaybedrijven, lunchrooms, cafés en
restaurants). Daarnaast kan gedacht worden aan formules die direct verband houden met de culturele functies
die zich in het gebied zullen vestigen. Ook zal ruimte geboden worden aan het beperkt ontwikkelen van horeca
in de categorie I en II die bijdragen aan de verlevendiging van het gebied, vooral aan de centrale as door het
gebied, de Burgemeester Brokxlaan.
Op deze locatie is binnen het concept MindLabs ondersteunende (additionele) horeca mogelijk, gelinkt aan de functies die binnen het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.
3.8 Verkeer En Parkeren
3.8.1 Mobiliteitsaanpak Tilburg
De 'Mobiliteitsaanpak Tilburg, Samen op weg naar 2040' schetst een toekomst waarin slim en duurzaam vervoer centraal staat. Dat betekent: nieuwe technologieën toepassen, maar ook de gebruiker centraal stellen. Niet als doel op zich, maar om bij te dragen aan een leefbare stad. Daarnaast zetten we in op duurzaamheid: we houden nadrukkelijk rekening met toekomstige generaties.
Onze gemeentelijke mobiliteitsaanpak is het vervolg op het Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (TVVP). Dat ging vooral over verkeersstromen en vervoermiddelen. In onze nieuwe werkwijze vormt de mens het uitgangspunt: wat hebben onze inwoners, bezoekers en bedrijven nodig om van A naar B te komen? Met onze aanpak willen we meer dan alleen verkeersstromen in goede banen leiden. We willen de kwaliteit van leven in de stad behouden en verbeteren.
Mobiliteitsagenda 013
De hoofdlijnen uit de mobiliteitsaanpak zijn nu uitgewerkt in een agenda met concrete maatregelen en opgaven voor de korte, middellange en lange termijn. In een aantal Tilburgse proeftuinen wordt samen met onderwijs, bedrijfsleven en uiteraard de gebruikers gewerkt aan innovaties op het gebied van slimme mobiliteit. Deze MobiliteitsAgenda013 wordt jaarlijks geactualiseerd in september.
3.8.2 hoofdlijnennnotitie Parkeren 2016
Het gemeentelijk parkeerbeleid is vastgelegd in de Hoofdlijnennotitie Parkeren. Deze is april 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. Wij richten ons als stad op gastvrijheid voor de bezoeker, een betere leefkwaliteit voor bewoners en economische vitaliteit van de binnenstad. Wij willen de beschikbare parkeercapaciteit optimaal benutten. Daar hoort bij dat wij parkeerders op de juiste plek faciliteren, ook voor specifieke voorzieningen zoals deelauto’s, elektrische auto’s en andere doelgroepen. Het beter benutten van bestaande parkeercapaciteit van garages en terreinen leidt tot minder zoekverkeer en blik in de woonstraten en biedt kansen voor versterking van ruimtelijke kwaliteit en nieuw groen. De vastgestelde kaders voor het parkeervraagstuk bij bouwontwikkelingen zijn:
-
Voor het inschatten van de parkeerbehoefte bij nieuwe ontwikkelingen de CROW-richtlijn te hanteren;
-
In de toepassing van parkeernormen meer vrijstellingen te hanteren, zonder daarbij de (directe) omgeving van de ontwikkeling te belasten met (toekomstige) parkeeroverlast;
-
Het PPS-gebied in de Spoorzone aan te wijzen als een gebiedsontwikkeling die in zijn eigen parkeerbehoefte moet voorzien, waarbij alleen op (tijdelijke) piekmomenten de parkeercapaciteit in de directe omgeving een uitwijkmogelijkheid is, met name voor bezoekers;
-
Het basisprincipe te blijven hanteren dat een nieuwe ontwikkeling de parkeerbehoefte op eigen terrein oplost, maar wel de mogelijkheid te bieden af te wijken van deze verplichting zolang daar met voldoende zekerheid geen parkeeroverlast voor de omgeving uit volgt;
-
Indien wordt afgeweken van het basisprincipe daarvoor het instrument van een afkoopregeling in te zetten, waarmee de afkoopsom de gemeente de gelegenheid geeft om zo nodig maatregelen te treffen om (toekomstige) parkeeroverlast in de omgeving te voorkomen.
3.8.3 Nota parkeernormen 2017
In de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017' zijn de parkeernormen en berekeningsmethode vastgelegd.
Bij het hanteren van de parkeernormen wordt uitgegaan van een minimaal te realiseren aantal parkeerplaatsen. Deze parkeereis dient bij een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning vereist is, minimaal te worden gerealiseerd. De hoofdfunctie is bepalend voor de toe te passen parkeernorm. Het CROW kent voor een range aan functies een parkeernormen. Om de parkeernormen overzichtelijk te houden, is er voor gekozen om de belangrijkste functies die in gemeente voor komen, op te nemen.
Bij de berekening van de parkeerbehoefte wordt rekening gehouden met zaken als dubbelgebruik, regeling 'oud voor nieuw', rekenregels parkeervoorzieningen bij woningen en het beïnvloeden van de parkeerbehoefte door maatregelen als regulering en mobiliteitsplannen bij bedrijven.
Voor kleine bouwontwikkelingen wordt geen parkeereis gesteld. Kleine ontwikkelingen (ontwikkelingen met een (toename van de) parkeerbehoefte van maximaal 3 parkeerplaatsen) hebben in de regel een marginaal effect op een toename van de parkeerdruk in de omgeving. Dit geldt ongeacht de locatie van de ontwikkeling.
3.8.4 Specifiek voor dit plan
Ligging plangebied
Het plangebied ligt in Tilburg Spoorzone, tussen de LocHal en de Willem II passage.
Omliggende wegenstructuur
Aan de noordzijde ligt de Burgemeester Brokxlaan, een gebiedsontsluitingswegen met een maximaal toegestane snelheid van 50km/h. Aan de westzijde ligt het Willem II pad, de fietsverbinding tussen de Burgemeester Brokxlaan en de Willem II passage onder het spoor door. Het plangebied is aan de zuidzijde begrensd door de het spoor.
Ten westen van de aangrenzende LocHal en plan T ligt het Burgemeester Stekelenburgplein, het noordelijke stationsplein. Het Burgemeester Stekelenburgplein is voetgangersgebied.
Ontsluiting van het plangebied
Aan de noordzijde ligt de Burgemeester Brokxlaan. Voor het complex ligt aan deze zijde een kleine inrit die uitkomt op het Willem II pad. Deze inrit kan slechts enkele verkeersbewegingen per dag verwerken. Het Willem II pad aan de oostzijde is een fietsverbinding waarop autoverkeer niet is toegestaan. Aan de zuidzijde, tussen het spoor en het bouwplan ligt de betonbaan, een zone met name bedoeld voor langzaam verkeer. Op deze strook vindt in beperkte mate bevoorrading plaats en in geval van uitval van treinen wordt deze zone ingezet voor de NS bussen. Deze bussen rijden vervolgens via het Burgemeester Stekelenburgplein en de haal- en brengstrook weer naar de Burgemeester Brokxlaan.
Fietsroutes en -stalling
Op de Burgemeester Brokxlaan, ligt een sternetfietsroute met vrijliggende fietspaden. Aan de oostzijde van MindLabs ligt het Willem II pad en de Willem II passage. Deze vormen de sternetfietsverbinding tussen de Spoorzone (Burgemeester Brokxlaan) en de binnenstad ten zuiden van het spoor.
Goede voorzieningen voor het stallen van fietsen zijn nodig om het fietsgebruik te stimuleren. Voor het bepalen van het aantal in te passen fietsstallingsplaatsen dient een inschatting van de behoefte te worden gemaakt op basis van de kencijfers uit de Leidraad Fietsparkeren van de CROW (zie de CROW Kennisbank). Deze verwachte stallingbehoefte is een richtlijn. Bij het indienen van de vergunningsaanvraag voor een bouwplan moet de initiatiefnemer aangeven op welke manier wordt voorzien in voldoende fietsstallingsvoorzieningen. Daarbij kunnen openbare collectieve stallingsvoorzieningen in de nabijheid van de ontwikkeling een rol vervullen in het voorzien van de (toekomstige) stallingbehoefte.
Openbaar vervoer
Het gebied ligt op een openbaar vervoersknooppunt en is daarmee zeer goed bereikbaar.
Op loopafstand van het plangebied ligt het centraal station van de NS, wat vanaf het plangebied via het Burgemeester Stekelenburgplein is te bereiken. Op de Burgemeester Brokxlaan ligt ter hoogte van het plangebied een bushalte. Deze heeft voornamelijk een functie als uitstaphalte.
Aan de zuidzijde van het spoor ligt het busstation. Deze is via de stationspassage en de Willem II passage te voet te benaderen.
Laden en lossen
Laden en lossen mag niet plaatsvinden op de rijbaan van de Burgemeester Brokxlaan. Op plaatsen waar een servicestrook ligt en waar deze is aangeduid als laad en loshaven is dat wel toegestaan.
Rond het gebouw, in het voetgangersgebied, kan binnen venstertijden worden geladen en gelost. De exacte venstertijden moeten nog worden bepaald. Deze worden afgestemd op de voetgangersstromen in het gebied.
Voor de afvalinzameling gelden de richtlijnen zoals deze door het BAT zijn opgesteld.
Parkeren
De ontwikkelingen moeten voldoen aan het Parkeerkader Spoorzone.
Binnen de Gemeente Tilburg wordt een parkeervisie gehanteerd als beleidskader voor parkeervraagstukken. Deze is vastgelegd in de notitie parkeernormen. In de door de raad vastgestelde "Hoofdlijnennotitie parkeren Tilburg 2016" is opgenomen dat grootschalige stedelijke ontwikkelingen de vrijheid hebben een autonoom beleidskader op te stellen. Zo wordt maatwerk geleverd voor specifieke gebiedsontwikkelingen. Middels het "Parkeerkader Spoorzone" wordt hier voor de gebiedsontwikkeling "Spoorzone" invulling aan gegeven.
In het parkeerkader zijn de te hanteren parkeernormen opgenomen, alsmede het principe van "achter de vraag aan bouwen". In beginsel zullen maaiveldterreinen worden ingezet om de parkeervraag te faciliteren. Op het moment dat de vraag daar aanleiding toe geeft wordt gestart met de realisatie van parkeergarages.
Noodhulpdiensten
Het gebied moet bereikbaar zijn voor noodhulpdiensten volgens de bijbehorende bereikbaarheidseisen. Voor de brandweer moet het spoor altijd bereikbaar zijn.
Hoofdstuk 4 Milieuaspecten
4.1 Inleiding
Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.
4.2 Milieueffectrapportage
Nagegaan is of voor dit bestemmingsplan een Milieueffectenrapport of een M.e.r. beoordeling opgesteld moet
worden. Voor ruimtelijke plannen dient een m.e.r.(beoordeling) te worden opgesteld indien:
-
er sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteit op grond van de bijlagen bij het Besluit m.e.r.;
-
voor het plan een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet (Nbw) is vereist.
ad a.
In de bijlage bij het Besluit mer is opgenomen welke activiteiten mer-plichtig zijn (de C-lijst) en welke
activiteiten mer-beoordelingsplichtig zijn (de D-lijst). De activiteiten die dit bestemmingsplan mogelijk maakt
zijn op grond van de bijlagen bij het Besluit niet m.e.r. (beoordelings) plichtig. Dit project kan aangeduid
worden als een stedelijk ontwikkelingsproject (bijlage D 11.2). Een stedelijk ontwikkelingsproject is m.e.r.
beoordelingsplichtig indien het betreft een gebied met een oppervlakte van meer dan 100 hectare, of meer
dan 2000 woningen of meer dan 200.000 bruto vloeroppervlakte bevat. Aan al deze criteria voldoet het
plangebied (er komt maximaal 13.500m2 aan onderwijs en kantoren) niet dus op grond hiervan is geen m.e.r. nodig. Verder blijkt uit de in het vervolg van dit hoofdstuk genoemde onderzoeken dat er geen (mogelijke) belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, eventueel na het treffen van maatregelen, aanwezig zijn.
ad b.
Het plangebied ligt in stedelijk gebied en op ca. 4,4km van Natura 2000-gebied Kampina & Oisterwijkse
Vennen en op nog grotere afstand tot andere Natura 2000 gebieden.
De gewenste ontwikkelingen in het plangebied zullen geen significant negatief effect hebben op het Natura
2000-gebied Kampina & Oisterwijkse Vennen. De tussenliggende afstand is hiervoor te groot en de externe
factoren door de ontwikkelingen zijn dusdanig van aard zijn dat geen negatieve effecten op dit Natura2000-gebied zijn te verwachten. Een rechtstreekse m.e.r.-(beoordelings-)plicht is derhalve niet aan de orde.
Aangezien het plangebied onderdeel uitmaakt van het grotere ontwikkelgebied “Spoorzone Tilburg”, dienen de milieu-effecten van de voorgenomen ontwikkeling in zijn geheel bezien te worden. Ten behoeve van het in 2008 vastgestelde bestemmingsplan “Spoorzone” is een planMER opgesteld en in procedure gebracht. Die planMER is opgesteld voor de Spoorzone als geheel als stedelijk ontwikkelingsproject. In het bestemmingsplan “Spoorzone” is gemotiveerd hoe is omgegaan met de bevindingen in het planMER.
De mogelijke nadelige milieugevolgen ten gevolge van de voorgenomen ontwikkeling van Mindlabs hebben betrekking op de aspecten “externe veiligheid”, “bodem” en “luchtkwaliteit”. Ter onderbouwing van de milieukundige haalbaarheid van het bestemmingsplan is naar al deze aspecten onderzoek verricht. Op grond van deze onderzoeken is aangetoond dat de voorgenomen ontwikkeling milieukundig uitvoerbaar is en dat effecten op het milieu aanvaardbaar zijn.
De conclusie van de m.e.r.-beoordeling is dat het plan geen belangrijke negatieve gevolgen zal hebben voor de kenmerken van het gebied zelf en voor het woon- en leefmilieu in de omgeving. Er worden geen negatieve effecten verwacht vanwege de ligging van het plangebied ten opzichte van gevoelige gebieden. Geconcludeerd wordt dat geen belangrijke nadelige milieugevolgen worden verwacht en dat het opstellen van een MER niet noodzakelijk wordt geacht.
4.3 Milieuhinder Bedrijven
Bij het beoordelen van (binnen het plangebied of elders gelegen) de bedrijven welke invloed hebben op het plangebied, is gebruik gemaakt de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. De VNG brochure is een richtlijn en vormt geen wettelijk kader. Er is voor deze richtlijn gekozen omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf. Deze richtafstanden gelden vanaf de perceelsgrens (of de opslagvoorziening of installatie) tot aan de gevel van woningen in een ´rustige woonwijk´. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen et cetera is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden.
Het plan ligt in het gebied Spoorzone waar een levendige omgeving beoogd is. Voor de inrichtingen is aangesloten bij de lijst functiemenging. Hierbinnen zijn activiteit in een lage milieucategorie toegestaan zodat voor woningen en andere gevoelige functies binnen en buiten het plangebied een aangenaam woon- en verblijfsklimaat gegarandeerd kan worden.
4.4 Externe Veiligheid
4.4.1 Inleiding
Externe veiligheid beschrijft de risico's die kunnen ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit heeft betrekking op inrichtingen (bedrijven), transportroutes en buisleidingen. Omdat de gevolgen bij een calamiteit groot kunnen zijn, is in wetgeving bepaald wanneer risico's verantwoord moeten worden. Deze zogenoemde verantwoordingsplicht betekent dat in ruimtelijke procedure de keuzes moeten worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan in te stemmen met de risico's en de betreffende situatie aanvaardbaar te vinden.
De volgende besluiten zijn van belang bij ruimtelijke procedures:
-
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 2004 (sindsdien enkele keren aangepast);
-
Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) van 1 april 2015;
-
Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van 1 januari 2011.
Daarnaast heeft de gemeente Tilburg een beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld met de titel "Veilig en verantwoord ontwikkelen".
4.4.2 Verantwoordingsplicht
Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet worden beschreven of een ontwikkeling ligt in het invloedsgebied van een risicobron. Per risicobron (transportas, buisleiding of inrichting) is in een besluit vastgelegd wanneer de verantwoordingsplicht moet worden ingevuld en is de inhoud van de verantwoording bepaald.
In bijlage 3 "Inventarisatie van risicobronnen en verantwoording groepsrisico, spoorzone 2008, 6e herziening, mediacluster - MindLabs" zijn de risicobronnen die relevant zijn (binnen het invloedsgebied liggen) geïnventariseerd. Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van zowel de spoortrajecten Breda - Tilburg en Tilburg - Vught als de Rijksweg A58. De verantwoordingsplicht is hiervoor ingevuld en opgenomen in bijlage 3. Er is een groepsrisicoberekening uitgevoerd door ANTEA 'Spoorzone Tilburg: MindLabs - Beschouwing omgevingsveiligheid', projectnummer 0414525.00, 7 december 2017" (bijlage 4).
4.4.3 Beleidsvisie externe veiligheid
In de beleidsvisie externe veiligheid Tilburg wordt het plangebied spoorzone 2008, 6e herziening, mediacluster - MindLabs aangemerkt als een transportasgebied. Binnen een transportasgebied gelden de volgende voorwaarden:
-
Kwetsbare objecten zijn onder voorwaarden mogelijk;
-
Combinatie met gemengd of intensief gebied is mogelijk;
-
Niet geschikt voor bijzonder kwetsbare functies/objecten;
-
Beheersbaarheid spoor en gemeentelijke wegen op orde.
Aan bovengenoemde randvoorwaarden wordt voldaan. De ruimtelijke ontwikkeling is niet strijdig met het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid.
4.4.4 Conclusies en restrisico
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van zowel de spoortrajecten Breda - Tilburg en Tilburg - Vught als de Rijksweg A58. Personen in het plangebied worden aan externe veiligheidsrisico's blootgesteld, ook na maatregelen. Vanwege de ligging van het bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van deze risicobronnen is de verantwoordingsplicht ingevuld (zie bijlage 3). De brandweer Midden -en West Brabant heeft d.d. 6 december 2017 uitgebracht, de relevante onderdelen uit het advies zijn verwerkt in de verantwoording.
Uit de verantwoording groepsrisico voor dit plan worden de volgende relevante conclusies getrokken:
-
Het groepsrisico neemt toe ten gevolge van de ontwikkeling van Mindlabs, deze toename past binnen de beleidsmatig afgesproken ruimte voor het groepsrisico.
-
De noodzaak van deze ontwikkeling op deze locatie hangt samen met het locatiespecifieke beleid om de spoorzone te ontwikkelen tot een onderdeel van het stadscentrum.
-
De exploitatie is gericht op gebruik door zelfredzame groepen personen.
-
De hulpdiensten hebben protocollen om passend te handelen bij incidenten met gevaarlijke stoffen.
Op het moment van totstandkoming van deze verantwoording groepsrisico was het ontwerp voor het gebouw nog niet bekend. In de planregels zal worden opgenomen dat bij de verlening van de omgevingsvergunning verantwoord moet worden of en zo ja in hoeverre de in de verantwoording groepsrisico opgenomen gewenste organisatorische-, bouwtechnische- en installatietechnische maatregelen die de zelfredzaamheid van de toekomstige bewoners kunnen verbeteren, worden toegepast. Dit ter beoordeling van de Veiligheidsregio Midden West Brabant.
4.5 Vuurwerk
Binnen het bestemmingsplan zijn geen bestaande verkooppunten en opslagen van consumentenvuurwerk en opslagen van professioneel vuurwerk aanwezig. Burgemeester en wethouders kunnen voor nieuw te vestigen verkoopruimten en opslagen van consumentenvuurwerk en ten behoeve van het uitbreiden, verbouwen en/of verplaatsen van bestaande (buffer)bewaarplaatsen onder voorwaarden ontheffing verlenen van het bestemmingsplan. Bij nieuwvestiging van vuurwerkverkooppunten en/of opslag van consumentenvuurwerk wordt te allen tijde als voorwaarde opgenomen dat de veiligheidscontour zoals opgenomen in het Vuurwerkbesluit op het eigen perceel gesitueerd dient te zijn tenzij de veiligheidscontour zich uitstrekt over openbaar gebied en hierbij geen sprake is van kwetsbare en/of geprojecteerde kwetsbare objecten. Op basis van de veiligheidsafstanden in het Vuurwerkbesluit (Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002), houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk) is het niet mogelijk om professioneel vuurwerk op te slaan (en te bewerken) in Tilburg. Er wordt daarom geen medewerking verleend aan nieuwvestiging van vuurwerkbedrijven van professioneel vuurwerk.
4.6 Geluid
Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.
4.6.1 Wegverkeerlawaai
Binnen het plangebied zijn geluidgevoelige bestemmingen gelegen binnen de zones van wegen, zoals bedoeld in hoofdstuk VI van de wet ("zones langs wegen"). Het betreft de realisatie van Mindlabs.
Mindlabs is te zien als een mediacluster waar onderwijs en training , onderzoek en ondernemer schap samenkomen en in elkaar overlopen. Het planologisch uitgangspunt is dat binnen de bestemming gemengd onderwijsfuncties gerealiseerd kunnen worden. Het realiseren van woningen is uitgesloten.
Door adviesbureau Peutz (rapportnummer O 15875-1-RA-001 d.d. 16 november 2017, bijlage 5) is akoestisch onderzoek verricht naar de optredende geluidbelasting vanwege wegverkeerslawaai.
Uit het akoestisch onderzoek volgt dat de voorkeursgrenswaarde (48dB) op meerdere posities ter plaatse van de gevels van MindLabs ten gevolge van wegverkeer over de Burgemeester Brokxlaan en de Spoorlaan wordt overschreden. De maximale ontheffingswaarde (63dB) voor wegverkeerslawaai wordt niet overschreden. Er treden ten gevolge van wegverkeer over de Burgemeester Brokxlaan ter plaatse van de noordgevel geluidbelastingen op tot ten hoogste 59dB (inclusief aftrek conform artikel 110 g Wgh). Ten gevolge van wegverkeer over de Spoorlaan treden ter plaatse van de zuidgevel geluidbelastingen op tot ten hoogste
49dB (inclusief aftrek conform artikel 110 g Wgh).
In het akoestisch onderzoek is onderzocht of bron-, overdrachts- of maatregelen aan het gebouw zelf kansrijk dan wel doelmatig zijn of overwegende bezwaren ontmoeten. Uit het onderzoek blijkt dat het toepassen van gebouw gebonden maatregelen kansrijk zijn.
Voor Mindlabs heeft het college van burgemeester en wethouders een hogere waarde-besluit genomen. Dit besluit is bij dit bestemmingsplan gevoegd (bijlage 2 regels).
4.6.2 Railverkeerlawaai
Binnen het plangebied zijn geluidgevoelige bestemmingen gelegen. Het betreft de realisatie van Mindlabs. Mindlabs is te zien als een mediacluster waar onderwijs en training , onderzoek en ondernemer schap samenkomen en in elkaar overlopen. Het planologisch uitgangspunt is dat binnen de bestemming gemengd onderwijsfuncties gerealiseerd kunnen worden. Het realiseren van woningen is uitgesloten.
Door adviesbureau Peutz (rapportnummer O 15875-1-RA-001 d.d. 16 november 2017, bijlage 5) is akoestisch onderzoek verricht naar de optredende geluidbelasting vanwege railverkeerslawaai.
Uit het onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 55dB ter plaatse van de oost-, zuid- en westgevel wordt overschreden. De maximale geluidbelasting van 71dB treedt op ter plaatse van zuidgevel. De maximale ontheffingswaarde van 68dB wordt op meerdere plaatsen aan de oost- en zuidgevel overschreden. Dit betekent dat Mindlabs vanwege railverkeerslawaai aan de zuid- en oostgevel zeer hoog geluidbelast is.
In het akoestisch onderzoek is onderzocht of bron-, overdrachts- of maatregelen aan het gebouw zelf kansrijk dan wel doelmatig zijn of overwegende bezwaren ontmoeten. Uit het onderzoek blijkt dat het toepassen van gebouw gebonden maatregelen kansrijk zijn.
Voor Mindlabs heeft het college van burgemeester en wethouders een hogere waarde-besluit genomen. Dit besluit is bij dit bestemmingsplan gevoegd (bijlage 2 regels).
In het hogere waarde besluit is al voorwaarde gesteld dat een leslokaal, theorielokaal of theorievaklokaal indien mogelijk geluidluw gesitueerd moet worden. Dit om in ruimtes waarin concentratie en aandacht benodigd is vanuit geluid een acceptabel verblijfsklimaat te realiseren.
In de stedenbouwkundige uitwerking dient rekening gehouden te worden met deze eis.
4.6.3 Industrielawaai
In het plangebied is de vestiging uitgesloten van bedrijven die vallen onder Onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht. Hoofdstuk V "Zones rond industrieterreinen" van de Wet geluidhinder is hierdoor niet van toepassing.
4.6.4 Luchtvaartlawaai
Als gevolg van de nabijheid van het militaire vliegveld Gilze-Rijen gelden in delen van Tilburg geluidzones (de zogenaamde Ke-zones). Deze zones liggen niet over het plangebied.
4.7 Lucht
Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en daar waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden.
De bestemmingen in het plangebied zijn getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen uit hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Het plan voorziet in de realisatie van het mediacluster Mindlabs.
Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen)
De ontwikkeling van Mindlabs maakt onderdeel uit van de gehele ontwikkeling van Spoorzone Tilburg. Het project Spoorzone Tilburg is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (IB-nr 556 en 579). Op grond hiervan maakt de gezamenlijke ontwikkeling van in totaal 2.766 woningen en 188.000m2 kantoren in de spoorzone onderdeel uit van het NSL. De Spoorzone is als geheel opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.
Aangezien het project onderdeel uitmaakt van een NSL-project wordt derhalve voldaan aan voorwaarde d) uit artikel 5.16 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen).
Goed woon- en leefklimaat
Naast de effecten van de voorgenomen ontwikkeling op de luchtkwaliteit, dient te worden beoordeeld of er ter plaatse van de te realiseren appartementen voldaan kan worden aan een goed woon- en leefklimaat inzake luchtkwaliteit. Om te bepalen of de plaatselijke luchtkwaliteit voldoet aan de normen voor een goed woon en
leefklimaat is gebruik gemaakt van de NSL-Monitoringstool (2017). In de monitoringstool liggen een aantal rekenpunten nabij het plangebied Mindlabs.
In onderstaande figuur is dit weergegeven:
Uit deze figuur blijkt dat de optredende concentraties NO2 (27,5ug/m3) , PM10 (20,1ug/m3) en PM 2,5 (12,7ug/m3) ruimschoots voldoen aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Derhalve is ter plaatse van het plangebied Mindlabs betreffende luchtkwaliteit sprake van een goed woon- en leefklimaat.
Vanuit "een goede ruimtelijke ordening" is er dan ook geen bezwaar tegen de realisatie van Mindlabs.
4.8 Geur
4.8.1 Industriele geur
In en om het plangebied is geen zware industrie toegestaan. Hier zal dus ook geen sprake zijn van industriële geurhinder.
4.8.2 Agrarische geur
In en om het plangebied zijn geen agrarische bedrijven toegestaan. Hier zal dus ook geen sprake zijn van agrarische geurhinder.
4.9 Bodem
In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek.
Het plangebied ligt in ontwikkelingsgebied Spoorzone, waarvoor een overkoepelend raamsaneringsplan is vastgesteld. Binnen dit plan wordt per herontwikkeling een deelsaneringsplan uitgewerkt. Dat dient voor Mindlabs ook te gebeuren.
Ter plaatse van de ontwikkeling Mindlabs is ondermeer een sterke verontreiniging met oplosmiddelen aanwezig (VOCl) in grond en grondwater. De verontreiniging is opgenomen in het gebiedsgericht grondwaterbeheer Tilburg.
Bij de uitvoering van het plan dienen ontoelaatbare risico's voor volksgezondheid door uitdamping van oplosmiddelen uit het grondwater voorkomen te worden.
Ondanks dat er in het plangebied “Mindlabs” sprake is van ernstige bodemverontreinigingen met VOCl, vormt de milieuhygiënische bodemkwaliteit geen belemmering voor de (financiële) uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Bodembeleid gemeente Tilburg: in goede aarde
In deze nota valt te lezen hoe de gemeente Tilburg te werk gaat bij bodemsanering in Tilburg. De nota is opgebouwd uit vier delen, respectievelijk de hoofdlijnen van het beleid, het gemeentelijk beleid verder uitgewerkt, het maatregelenprogramma en het meerjarenprogramma bodemsanering.
4.10 Natuur En Ecologie
4.10.1 Wettelijke kaders
De bescherming van de natuur is in Nederland wettelijk vastgelegd in de Wet Natuurbescherming. De Wet Natuurbescherming bestaat uit een hoofdstuk "Natura 2000-gebieden" (ter vervanging van de Natuurbeschermingswet), een hoofdstuk "soorten" (ter vervanging van de Flora- en faunawet) en een hoofdstuk "houtopstanden" (ter vervanging van de Boswet). De Wet Natuurbescherming voorziet ten opzichte van de oude wetten in een meer directe doorvertaling en interpretatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en andere internationale verdragen en overeenkomsten. Daarnaast is onder de nieuwe wet het bevoegd gezag van het rijk naar de provincies verschoven.
Het hoofdstuk Natura 2000-gebieden heeft betrekking op de Natura-2000-gebieden, die Nederland heeft aangewezen ter bescherming van natuurwaarden uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Als er door projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs significante effecten optreden op de natuurwaarden in deze gebieden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de aangewezen natuurwaarden van een Natura 2000-gebied zijn vergunningsplichtig. Als significante effecten aan de orde zijn, wordt slechts onder zeer strikte voorwaarden een vergunning verleend.
Het hoofdstuk Soorten heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën en op een aantal vissen, ongewervelde diersoorten en vaatplanten. Voor alle plant- en diersoorten geldt een zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer dat wat redelijkerwijs mogelijk is doet of nalaat om schade aan soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Voor de wettelijk beschermde soorten gelden bovenop de zorgplicht verbodsbepalingen voor schadelijke ingrepen. Voor het beoordelen van ruimtelijke ingrepen zijn de soorten in te delen in de volgende categorieën:
-
Vogels met een jaarrond beschermde nestplaats
-
Overige inheemse broedvogels
-
Soorten vermeld in bijlage IV van de Habitatrichtlijn
-
Nationaal beschermde soorten zonder algemene vrijstelling
-
Nationaal beschermde soorten met algemene vrijstelling.
Voor vogelsoorten met jaarrond beschermde nestplaats en soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn geldt het strengste beschermingsregime. Het is verboden dieren van deze soorten te doden, te vangen, opzettelijk te verstoren en tevens om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor planten geldt een verbod op plukken, ontwortelen en vernielen. Ontheffing van deze verboden is slechts mogelijk voor een beperkt aantal in de wet genoemde belangen, en mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Om de gunstige staat van instandhouding te waarborgen is het bovendien in de meeste gevallen nodig om mitigerende en/of compenserende maatregelen te nemen. Voor vogels zonder jaarrond beschermde nestplaatsen gelden deze voorwaarden ook. Voor deze soorten kan overtreding van de verbodsbepalingen echter worden voorkomen door werkzaamheden uit te voeren buiten de broed- en nestperiode.
Voor nationaal beschermde diersoorten is het verboden om deze opzettelijk te doden of te vangen en om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor nationaal beschermde plantensoorten is het verboden om deze opzettelijk te plukken, ontwortelen of vernielen. De provincie kan ontheffing van de verboden verlenen voor ruimtelijke ontwikkelingen, mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Er geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen indien wordt gewerkt conform een goedgekeurde gedragscode.
Naast dit wettelijk kader vindt beleidsmatige bescherming van natuurwaarden plaats in het Nationaal Natuurnetwerk (voorheen bekend als ecologische hoofdstructuur - EHS), die is geïntroduceerd in het ‘Natuurbeleidsplan’ (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau is vastgelegd. De provinciale groenstructuur bestaande uit het Natuurnetwerk Brabant (NNB) en Groenblauwe Mantel is ruimtelijk vastgelegd in de Verordening ruimte 2014. Het Natuurnetwerk Brabant is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Het beleid binnen het Natuurnetwerk Brabant is gericht op behoud en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden via een "nee-tenzijbenadering". De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats via de uitwerking van het provinciaal beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen. De groenblauwe mantel vormt het gebied tussen het kerngebied groenblauw en het agrarisch gebied, alsook het stedelijk gebied. De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit multifunctioneel landelijk gebied met grondgebonden landbouw. Het beleid binnen de groenblauwe mantel is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. De groenblauwe mantel geeft ook ruimte voor de ontwikkeling van gebruiksfuncties, zoals landbouw en recreatie, mits deze bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap: de “ja-mitsbenadering”. De groenblauwe mantel biedt echter geen ruimte voor stedelijke ontwikkeling of de ontwikkeling van nieuwe (kapitaal)intensieve vormen van recreatie en landbouw.
4.10.2 Analyse plangebied
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt op ruime afstand van wettelijk beschermde natuurgebieden. Het dichtstbijzijnde Natura
2000-gebied betreft Kampina en Oisterwijkse Vennen op 4.4km. Gezien deze afstand en de zeer beperkte
externe invloed van de geplande ontwikkeling kunnen negatieve effecten op dit Natura 2000-gebied op
voorhand redelijkerwijs worden uitgesloten.
Verordening Ruimte 2014
Het plangebied ligt buiten het Natuurnetwerk Brabant (voorheen Ecologische Hoofdstructuur) en de
Groenblauwe Mantel, zoals begrensd op de kaarten van de Verordening Ruimte. De dichtstbijzijnde gebieden
die tot het Natuurnetwerk Brabant behoren, liggen op ca. 2,9km. Externe effecten op het Natuurnetwerk
Brabant, zoals benoemd in artikel 5.1 lid 6 van de Verordening Ruimte, zijn gezien deze afstand en de beperkte
externe invloed van de geplande ontwikkeling redelijkerwijs uit te sluiten.
Soortenbestemming
Het plangebied ligt binnen het gebied waar het "Soortenmanagementplan Oude Stad Tilburg" van toepassing is
en gebruik gemaakt kan worden van de gebiedsontheffing voor huismus, gierzwaluw en vleermuizen. In
voorliggend plan wordt voor de sloop van de aanwezige bebouwing gebruik gemaakt van deze gebiedsontheffing. De ontheffing is als bijlage bij het bestemmingsplan toegevoegd. Om te voldoen aan de
ontheffingseisen dient men de maatregelen uit het "Ecologisch Werkprotocol SMP" in acht te nemen. Tevens
worden In dit gebied 2 plekken met meerdere nesten (minimaal 8 nesten per plek) voor gierzwaluwen en 1
plek met meerdere nesten (minimaal 6 nesten) voor huismussen opgenomen in de nieuwbouw.
Conclusie
Vanuit de Natuurbeschermingswet zijn geen beperkingen of voorwaarden aan het plan verbonden. Ook vanuit
de natuurbeschermingsregels uit de Verordening Ruimte (Natuurnetwerk Brabant en Groenblauwe Mantel)
zijn geen beperkingen of voorwaarden aan het plan verbonden.
Het bestemmingsplan kan in overeenstemming met de Flora- en faunawet worden uitgevoerd, mits de
volgende voorwaarden in acht worden genomen:
-
de sloop van de aanwezige bebouwing wordt uitgevoerd conform het Ecologisch Protocol SMP, gekoppeld aan het Soortenmanagementplan Oude Stad Tilburg;
-
tevens worden verblijfplaatsen voor huismus, gierzwaluw en vleermuizen gerealiseerd in de nieuwbouw.
Hoofdstuk 5 Wateraspecten
5.1 Bestaand Watersysteem
De voorgenomen ontwikkeling betreft de vestiging van Fontys, Tilburg University en de mediagroep in de spoorzone. De locatie is in de huidige situatie geheel verhard.
Voor de ontwikkeling wordt de oude bebouwing bijna geheel gesloopt en vervangen door nieuwbouw. Alleen enkele gevels en stalen spanten blijven staan. De gebiedskenmerken van dit plangebied zijn weergegeven in tabel 1.
Tabel 1. Gebiedskenmerken
Kenmerk | In plangebied |
Waterbeheerders | Stedelijk watersysteem: gemeente Tilburg Zuivering afvalwater: waterschap De Dommel Oppervlaktewater: waterschap De Dommel |
Bruto oppervlakte | ca. 5.000 m² |
Terreinhoogte | ca. 14,0 m+NAP |
Gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) | ca. 11,9 m+NAP |
Ontwateringdiepte | ca. 2 m |
Bodem | Sterkzandige leemlenzen dikker dan 1m |
Riolering | Gescheiden stelsel |
Afkoppelgebied | In de omgeving van de locatie ligt een gescheiden stelsel. |
Keur beschermde gebieden | Niet relevant |
Het plangebied hoort tot de voormalige complex van de NS-werkplaats die herontwikkeld is bij de Spoorzone. Dat gebied is geheel verhard en voerde in het verleden het afval- en regenwater via een eigen gemengde riolering naar de gemeentelijke gemengde riolering. Inmiddels ligt in het gehele plangebied een gescheiden stelsel. De vuilwaterafvoer sluit aan op de gemeentelijke gemengde riolering; de regenwaterafvoer sluit aan op de regenwaterriolering voor afgekoppeld regenwater (blauwe ader Noordoost).
Het overtollige regenwater wordt opgevangen, geborgen en door de blauwe ader getransporteerd naar een centrale waterberging in het buitengebied ten noordoosten van het stedelijke gebied in Noordoost (landschapspark Pauwels). Bij hevige neerslag treedt een aantal nooduitlaten op het Wilhelminakanaal in werking.
5.2 Beleidskader
Het waterschap De Dommel heeft in 2015 het 'Waterbeheerplan Waardevol Water 2016 - 2021' vastgesteld. Dit plan is opgesteld vanuit de insteek van het waterschap: samen met gebruikers en (maatschappelijke) organisaties meerwaarde geven aan water. Dit doet het waterschap vanuit vier uitgangspunten: 1) beekdalbenadering; 2) gebruiker centraal; 3) samen sterker; 4) gezonde toekomst. Naast dit beheerplan beschikt het waterschap over verschillende beleidsregels en de Keur die van belang zijn voor eventuele ontwikkelingen.
Het Provinciale Milieu- en Waterplan 2016 - 2021 (PMWP) door de provincie Noord-Brabant vastgesteld. Zowel het PMWP als het waterbeheerplan lopen parallel met de 2e termijn van de Kaderrichtlijn Water.
Het waterbeleid van de gemeente Tilburg is vastgelegd in het vGRP 2016-2020, (vastgesteld november 2016). Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. In het vGRP is invulling aan het lange termijn beleid dat gestart is met het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002), de Structuurvisie Water en Riolering 2010-2015 en voorgaande Gemeentelijke Rioleringsplannen. Ook de Omgevingsvisie 2040 (vastgesteld september 2015) is van belang. In deze omgevingsvisie zijn alle uitgangspunten en opgaves voor de komende decennia vastgelegd.
5.3 Toekomstige Situatie
De eigenaar van de grond bepaalt de hoogten van de terreinpeilen en de vloerpeilen binnen de perceelgrenzen. Deze peilen moeten afgewogen en gekozen worden aan de hand van de volgende factoren:
voldoende ontwateringdiepte;
-
de water- en vochtdichtheid van alle ondergrondse bouwdelen dient te allen tijde voldoende te zijn voor de nieuwe functie van de ruimte;
-
de vuil- en regenwaterafvoer moet mogelijk zijn via de aangeboden lozingspunten en dus op het juiste peil worden aangeboden;
-
aansluiten op de bestaande aangrenzende percelen en op de (toekomstige) terreinhoogte van de openbare ruimte ter plaatse van de grens (T-hoogte);
-
geen afvloeiend regenwater afwentelen buiten de (toekomstige) percelen;
-
afdoende bescherming tegen overstroming bij extreem neerslag.
De gemeente bepaalt de hoogte van de (toekomstige) openbare ruimte. Daarbij zijn verschillende factoren van belang, waaronder de ontwateringdiepte. In de bestaande situatie is de ontwateringdiepte voldoende voor de nieuwe functies. Hierom worden geen preventieve maatregelen vastgesteld om grondwater- of vochtoverlast te voorkomen. Om de aansluiting op nabije terreinhoogten optimaal te houden wordt de bestaande terreinhoogte ter plaatse van de perceelgrens (T-hoogte) gehandhaafd.
De locatie is in de huidige situatie geheel verhard. De ontwikkeling zal dan ook niet leiden tot een toename van verhard oppervlak. Er hoeven geen maatregelen genomen te worden om hydrologisch neutraal te bouwen. Wel dient het regenwater gescheiden van het afvalwater te worden ingezameld. De regenwaterafvoer dient aan te sluiten op de bestaande regenwaterriolering in de Burgemeester Brokxlaan.
Het afvalwater dient net als in de huidige situatie afgevoerd te worden naar de gemeentelijke riolering aan de Burgemeester Brokxlaan.
5.4 Watertoets
De impact van deze ontwikkeling op het watersysteem is niet significant. Er wordt daarom, conform afspraken tussen waterschap De Dommel en de gemeente Tilburg, gekozen voor een verkort watertoetstraject. Deze waterparagraaf wordt direct opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan zonder voorlopig wateradvies. Het advies van het waterschap in het kader van de watertoets wordt verstrekt bij de terinzagelelegging.
Hoofdstuk 6 Opzet Planregels
6.1 Inleiding
De indeling en inhoud van de regels bij dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de Tilburgse bestemmingsplansystematiek, die primair ten behoeve van het actualiseren van bestemmingsplannen (een autonoom proces waarbij uit de aard der zaak de nadruk ligt op beheer) door de afdeling Ruimte van de gemeente Tilburg is opgesteld. De plansystematiek is vastgesteld door het gemeentebestuur en wordt doorlopend aan veranderende regelgeving en beleidsinzichten aangepast. De plansystematiek is gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en IMRO2012 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening). De systematiek is te vinden op www.tilburg.nl/ruimtelijkeplannen.
6.2 Bestemmingen En Aanduidingen
In het bestemmingsplan zijn de bestemmingen de volgende bestemmingen aanwezig:
-
Gemengd: binnen deze bestemming zijn bedrijven en kantoorachtige bedrijvigheid, kantoren, maatschappelijke voorzieningen, sport- en recreatie, dienstverlening en additionele horeca toegestaan. De gewenste functies passen allen in deze bestemming. De maximale bruto vloeropperlakte van kantoren is begrensd op ... m2.
-
Verkeer-Verblijf: binnen deze bestemming is de openbare ruimte (aan voor- en achterzijde van het gebouw) aangeduid. Hier mogen geen gebouwen worden opgericht, uitgezonderd bouwwerken van algemeen nut.
Binnen deze bestemmingen zijn de volgende aanduidingen gebruikt:
Gebiedsaanduidingen:
-
Luchtvaartverkeerzone: het plangebied ligt binnen de funnel van het vliegveld Gilze-Rijen. Binnen deze aanduding is het niet toegestaan om hoger dan 160m te bouwen.
-
Veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen: deze aanduiding is opgenomen in het kader van de externe veiligheid gezien de korte afstand van heb plangebied tot het spoor. Er mogen binnen deze aanduiding alleen (beperkt) kwetsbare objecten worden opgericht, wannee er een QRA berekening is gemaakt en de verantwoordingsplicht is ingevuld.
-
wetgevingszone - wijzigingsgebied: op een klein gedeelte van de bestemming ' verkeer-verblijf' is het mogelijk deze bestemming te wijzigen in de bestemming ' gemengd', waarbij de voorschriften van deze bestemming gelden.
Bouwaanduidingen:
-
specifieke bouwaanduiding - bouwwerk geen gebouw zijnde: ter plaatse van deze aanduiding zijn de bestaande spanten van de oorspronkelijke hal gesitueerd.
-
specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument: dit betreft een beschermde muur aan de noordzijde van het plangebied. Voor aanpassingen aan deze noordgevel moet in het kader van monumentenzorg een vergunnin worden aangevraagd.
6.3 Bouw- En Gebruiksregels
Bouwregels
De bouwregels bevatten een uitgebreide regeling ten aanzien van het oprichten van gebouwen en overige bouwwerken in het plangebied (bouwvlak, erf, bouwhoogte, regeling bijgebouwen etc.). Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt in bouwregels voor (hoofd)gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en bouwwerken van algemeen nut.
Gebruiksregels
Bij de meeste bestemmingen worden regels omtrent het gebruik van gronden en bouwwerken gegeven, al dan niet aangevuld met een aantal afwijkingsmogelijkheden, wisselend per bestemming.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
Artikel 3.1.6. van het Bro bepaalt dat in een vast te stellen bestemmingsplan een toelichting moet worden opgenomen, waarin (o.a.) de inzichten staan over de uitvoerbaarheid van het plan. Het onderhavige plan bevat een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. De grondexploitatiewet (afdeling 6.4 van de Wro) is om die reden van toepassing en in beginsel is dus een exploitatieplan vereist. Gelet op het bepaalde in artikel 6.12 lid 2 van de Wro hoeft in casu echter geen exploitatieplan te worden opgesteld, indien de kosten anderszins zijn verzekerd.
Dit bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van een private eigenaar mogelijk, en de gemeente heeft anterieur afspraken gemaakt teneinde haar kostenverhaal te verzekeren. In de overeenkomst zijn afspraken gemaakt over de invulling van het plan en derhalve zijn aanvullende locatie-eisen niet nodig. De bestemming wijzigt niet dusdanig dat de afspraken die in de anterieure overeenkomst zijn gemaakt dienen te worden aangepast. De economische uitvoerbaarheid van het plan is voldoende verzekerd
Hoofdstuk 8 Burgerparticipatie En Overleg
8.1 Omgevingsdialoog (Burgerparticipatie)
Op 14 september 2017 is ter uitvoering van het bepaalde in de door de raad vastgestelde Handreiking Burgerparticipatie een informatieavond gehouden in Hall of Fame in de Spoorzone in Tilburg. Op deze avond heeft de gemeente, in samenwerking met de partners van Mindlabs, uitleg gegeven over het concept en de plannen voor de nieuwe locatie in de Spoorzone. Op de avond waren een tiental omwonenden en geïnteresseerden aanwezig. Er zijn op deze avond geen noemenswaardige opmerkingen over het bestemmingsplan en de ontwikkeling gemaakt.
8.2 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro
Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan op 3 april 2017 gepubliceerd in het Gemeenteblad.
8.3 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), gedurende zes weken ter inzage gelegen, te weten van maandag 5 februari 2018 tot en met maandag 19 maart 2018. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.
Ambtelijk is besloten het bestemmingsplan te wijzigen ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan. Op de verbeelding zijn 2 deelgebieden opgenomen (overige zone -deelgebied-1 en overige zone-deelgebied-2). Binnen deze gebieden mag in afwijking van de regels worden gebouwd tot een maximale hoogte van, ter plaatse van deelgebied-1, respectievelijk 10 en 14 meter (vermeerderd met maximaal 10%) en, ter plaatse van deelgebied-2, met een maximale hoogte van 9 meter. Daarnaast is de deelvlakgrens tussen de maximum bouwhoogte van 8 en 10 meter aan de oostzijde aansluitend aan de LocHal met ca. 2 meter verschoven.
Bijlage 1 Regionale Afspraken Kantoren
Bijlage 1 Regionale afspraken kantoren
Bijlage 2 Slagschaduw
Bijlage 3 Inventarisatie Risicobronnen En Verantwoording Groepsrisico
Bijlage 3 Inventarisatie risicobronnen en verantwoording groepsrisico
Bijlage 4 Groepsrisicoberekening
Bijlage 4 Groepsrisicoberekening
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 5 Akoestisch onderzoek